’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de...

16
’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 1 Een lofzang op Den Haag uit 1668 ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN VERMAECKLIJCKHEDEN Een lofzang op Den Haag uit 1668 Frans Holtkamp In 1668 verschijnt in Den Haag de berijmde stadsbeschrijving 's Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden door ‘Jacob van der Does, Rechtsgeleerde’. 1 Het fenomeen ‘stadsbeschrijvingen’ komt in de zeventiende eeuw pas goed op stoom. 2 De wortels van dit genre liggen bij de zestiende-eeuwse huma- nisten. Lodovico Guicciardini (Florence, 19 augustus 1521 – Antwerpen, 22 maart 1589) is er een van. Naast koopman in Antwerpen profileert hij zich als geschied- schrijver en schrijft onder andere Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, een complete geschiedenis van de Nederlanden, in 1567 in Ant- werpen door Willem Silvius uitgegeven. Het boek, al snel vertaald in het Duits en het Frans, wordt binnen één eeuw 33 maal uitgegeven! Later verschijnen een Nederlandse, Engelse, Latijnse en Spaanse vertaling. In dit boek worden vier bladzijden aan Den Haag gewijd, volgens de auteur het mooiste en rijkste dorp van Europa. In de zeventiende eeuw neemt chorografie – dit is de topografisch-historische beschrijving van een land, streek of stad – hier te lande een hoge vlucht. Zij is nauw verbonden met de in die tijd toenemende belangstelling voor en studie van de Oud- heid. In de stadbeschrijvingen van de zeventiende eeuw zal deze liefde voor de klassieken blijven meeklinken. In 1611 bijt Johannes Isacius Pontanus met zijn in het Latijn geschreven geschiedenis van Amsterdam Rerum et urbis Amstelodamensium historia de spits af. Daarna volgt in de Verenigde Nederlanden een lange reeks stadsbeschrijvingen, meestal op rijm. Om enkele voorbeelden te noemen: drie jaar na de verschijning van Pontanus’ Am- sterdamse stadsbeschrijving publiceert Jan Jansz Orlers Beschrijvinge der stad Leyden. In 1628 verschijnt Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: in Rym bearbeyd van Samuel Ampzing. Als dominee, zo blijkt uit het werk, heeft hij meer op met het christelijk geloof dan met de Oudheid. En alleen al uit de titel ’t Begin van Hollant in Dordrecht (1640) van Johan van Beverwijck, stadsdokter aldaar, blijkt de trots van de auteur op de oudste stad van Holland. En dán verschijnt in 1668 Jacob van der Does’ berijmde stadsbeschrijving van Den Haag. Wie is deze man? Daarover gaat de volgende biografische schets. Daarna volgt een beschrijving van en een bloemlezing uit zijn 's Graven-Haghe. BIOGRAFIE VAN JACOB VAN DER DOES Jacob van der Does wordt op 4 mei 1641 te ‘s-Gravenhage geboren. Zijn ouders zijn Mr. Willem van der Does (1617-1668) en Wilhelmina van den Honert (1608-1689). De grootouders van vaderszijde zijn Jacob van der Does (1574-1630) en Beatrix van Sypesteyn (1593-1163). Dat betekent twee dingen: opa Jacob, ooit griffier en raad van de Prins van Oranje, is al niet meer onder de levenden als zijn kleinzoon met dezelfde voornaam geboren wordt en oma Beatrix schenkt de familie Van der Does blauw bloed.

Transcript of ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de...

Page 1: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 1 Een lofzang op Den Haag uit 1668

’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN VERMAECKLIJCKHEDEN

Een lofzang op Den Haag uit 1668

Frans Holtkamp In 1668 verschijnt in Den Haag de berijmde stadsbeschrijving 's Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden door ‘Jacob van der Does, Rechtsgeleerde’. 1 Het fenomeen ‘stadsbeschrijvingen’ komt in de zeventiende eeuw pas goed op stoom. 2 De wortels van dit genre liggen bij de zestiende-eeuwse huma-nisten. Lodovico Guicciardini (Florence, 19 augustus 1521 – Antwerpen, 22 maart 1589) is er een van. Naast koopman in Antwerpen profileert hij zich als geschied-schrijver en schrijft onder andere Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, een complete geschiedenis van de Nederlanden, in 1567 in Ant-werpen door Willem Silvius uitgegeven. Het boek, al snel vertaald in het Duits en het Frans, wordt binnen één eeuw 33 maal uitgegeven! Later verschijnen een Nederlandse, Engelse, Latijnse en Spaanse vertaling. In dit boek worden vier bladzijden aan Den Haag gewijd, volgens de auteur het mooiste en rijkste dorp van Europa. In de zeventiende eeuw neemt chorografie – dit is de topografisch-historische beschrijving van een land, streek of stad – hier te lande een hoge vlucht. Zij is nauw verbonden met de in die tijd toenemende belangstelling voor en studie van de Oud-heid. In de stadbeschrijvingen van de zeventiende eeuw zal deze liefde voor de klassieken blijven meeklinken. In 1611 bijt Johannes Isacius Pontanus met zijn in het Latijn geschreven geschiedenis van Amsterdam Rerum et urbis Amstelodamensium historia de spits af. Daarna volgt in de Verenigde Nederlanden een lange reeks stadsbeschrijvingen, meestal op rijm. Om enkele voorbeelden te noemen: drie jaar na de verschijning van Pontanus’ Am-sterdamse stadsbeschrijving publiceert Jan Jansz Orlers Beschrijvinge der stad Leyden. In 1628 verschijnt Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: in Rym bearbeyd van Samuel Ampzing. Als dominee, zo blijkt uit het werk, heeft hij meer op met het christelijk geloof dan met de Oudheid. En alleen al uit de titel ’t Begin van Hollant in Dordrecht (1640) van Johan van Beverwijck, stadsdokter aldaar, blijkt de trots van de auteur op de oudste stad van Holland. En dán verschijnt in 1668 Jacob van der Does’ berijmde stadsbeschrijving van Den Haag. Wie is deze man? Daarover gaat de volgende biografische schets. Daarna volgt een beschrijving van en een bloemlezing uit zijn 's Graven-Haghe. BIOGRAFIE VAN JACOB VAN DER DOES Jacob van der Does wordt op 4 mei 1641 te ‘s-Gravenhage geboren. Zijn ouders zijn Mr. Willem van der Does (1617-1668) en Wilhelmina van den Honert (1608-1689). De grootouders van vaderszijde zijn Jacob van der Does (1574-1630) en Beatrix van Sypesteyn (1593-1163). Dat betekent twee dingen: opa Jacob, ooit griffier en raad van de Prins van Oranje, is al niet meer onder de levenden als zijn kleinzoon met dezelfde voornaam geboren wordt en oma Beatrix schenkt de familie Van der Does blauw bloed.

Page 2: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 2 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Een dag na zijn geboorte, 5 mei 1641, wordt Jacob gedoopt in de Grote of Sint-Jacobskerk. Hij volgt een klassieke studie en beheerst in ieder geval het Latijn, zoals uit 's Graven-Haghe blijkt. Twee geleerde ooms van moederszijde zien op zijn studie toe: Mr. Thomas – hij is ‘wagenmeester-generaal’ ofwel een hoge officier die verant-woordelijkheid draagt voor de verschillende wagenmeesters in het leger – en Johan van den Honert, die vaak deelneemt aan diplomatieke buitenlandse zendingen en die onder andere raadsheer is in het Hof van Holland. Eerstgenoemde inspireert Jacob tot het schrijven van gedichten. In 1667 huwt Jacob met Hester, dochter van Anthonie Pieterson, thesaurier en burge-meester van 's-Gravenhage, en Catharina Coenen. De huwelijksakte vermeldt ‘advo-caat voor den Hove van Hollandt’. Jacob noemt zich rechtsgeleerde, maar over een universitaire studie is niets met zekerheid bekend. Hij woont aan het Voorhout en heeft een buitenverblijf, ‘het Wilthof’ geheten, te ‘s-Gravenzande. Met Hester krijgt hij geen kinderen. Een jaar na zijn huwelijk met Hester beleeft 's Graven-Haghe zijn eerste druk ‘by HERMANNUS GAEL, Boeckverkooper woonende in de Hof-straet, in den Koningli-jcken Bybel, 1668. Met Privilegie’. Een privilege of octrooi is in die tijd een door de overheid verleende bescherming tegen nadrukken of ‘roofdruk’, een soort voorloper van ons huidige auteursrecht. Opmerkelijk genoeg verschijnt Jacobs’ dichtwerk het-zelfde jaar nog eens, nu bij ‘Joh. Tongerloo, Boeckverkooper woonende in de Venes-

traat in de Thien geboden’. Aan de titel is toegevoegd: ‘en met verscheyde Coopere Plaa-ten, verciert’. Er zijn nu vijf geëtste prenten aan het boek toegevoegd: 'het Voor Hout', 'het Hoff', 't huijs te Riswijck', 'De Nieuwe Kerck' en 'Sche-velinck'. Klapstuk is de schit-terende plattegrond van de stad met minutieus gegraveerde huisjes en bomen, voorzien van de wapens van Holland en Den Haag en die van de zitten-de Haagse regenten. Die plat-tegrond meet veertig bij veer-tig centimeter en moet dus opengevouwen worden. Al dit fraais is van de hand van Cor-nelis Elandts, die tussen 1660 en 1670 in Den Haag werk-

zaam is als schilder, etser en tekenaar. 3 Jacob van der Does wil wéten dat hij dichter is, want op één van de eerste bladzijden in het boek schrijft hij:

Van der Does, uit der Poëten Stam gesproten, toont, dat hy Ook is goddelyk bezeten Van den geeft der Poëzy;

Plattegrond van Den Haag van C.Elandts, 1666, opnieuw uitgegeven door Carel Allard (Wikimedia Commons)

Page 3: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Die ‘goddelijke bezetenheid’ levert in de loop der jaren heel wat dichtwerk op, zoals Mengeldichten (‘s-Gravenhage, 1661), Tragedie ofte ongeluckige liefde van de Ko-ninginne Dido, gelyck die voor de eerste mael vertoond is in Gravenhage (Amsterdam, 1662), Geestelyck en wereldlyck Tijt-verdrijf (‘s-Gravenhage, 1663) en Het Houwe-lyck tusschen Aeneas ende Lavinia (‘s-Gravenhage, 1663). Stadhouder Willem III benoemt Jacob op 3 september 1672 tot thesauriër, zeg maar: penningmeester, van Den Haag. In zijn aanstelling wordt hij met Mr. betiteld. Het ambt vervult hij tot aan zijn dood in 1680. Opvallend genoeg zwaait Jacob ná die benoeming zijn broodheer in nieuwe dichtwerken met zeer lange titels alle lof toe. Een voorbeeld: Geluckwenschinge van de Haegsche schutterye aan Z.K.H. den Heere Prince van Orange, wederkeerende in 's Gravenhage na het veroveren van verscheyde Steden en sterckten ('s-Gravenhage, 1673). Hester overlijdt in 1675. In 1678 treedt Jacob met Sara Popta (1643-1705) in het huwelijk, die aardig wat charmes en geld inbrengt. Christiaan Huygens maakt hiervan gewag in zijn Oeuvres complètes. Tome VIII. Correspondance 1676-1684 onder nummer 2147: ‘J'aij oublie de vous parler du Mariage considerable de Treureman van der Does qui a sceu obtenir les bonne graces d'une Desmoiselle Popta D'Amsterdam autre fois. Elle estoit sur le point de se Marier avec Monsieur de More; l'on dit qu'elle est laidde autant qu'on le peut estre; mais qu'elle a de l'Esprit et un fort beau Trait de Visage, se sont trois Tonne D'or, qu'elle possedde pour le moins’. 4 Sara schenkt Ja-cob twee kinderen: één ervan – zijn of haar naam is niet bekend – overlijdt jong en het andere, Jacoba Catharina (1681-1703), zal ook niet oud worden. Vader Jacob deelt dit lot: hij overlijdt op 18 november 1680, slechts 39 jaar oud. Vijf dagen later wordt hij in de Grote Kerk begraven. Maar ….. in 1700 beleeft zijn hoofdwerk 's Graven-Haghe de ‘Tweeden druck’ bij Abraham Troyel. De plattegrond van ’s-Gravenhage door C. Elandts is eraan toege-voegd. En in 1747 geeft Joh. Smits te Amsterdam in één band alle gedichten van Ja-cob uit, met uitzondering van het huwelijksgedicht op Willem III en Maria II. 's GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN VERMAECKLIJCKHEDEN

Na het titelblad – de gegevens zijn hierboven al ver-meld – en een kort ‘Extract uyt de Privilegie’ die vijftien jaar geldig is, richt hij zich tot de ‘Schouth, Borgemeesteren, Schepenen ende Regeerders’ in de vorm van een brief waarin hij de geadresseerden én Den Haag al bij voorbaat de hemel in prijst en die hij ondertekent met ‘Alderootmoedigsten dienaer Jacob van der Does’. Maar de ‘alderootmoedigsten dienaer’ weet verduveld goed wie hij is: hij laat zich al bij voorbaat door verschillende heren lof toe zwaaien voor zijn onderneming Den Haag als dichter te beschrijven, waaronder ‘Constanter’ – vermoedelijk Constantijn Huygens – en Jacob Westerbaen in hun hoedanigheid van dichter.

Titelblad (eigen foto)

Page 4: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 4 Een lofzang op Den Haag uit 1668

De ‘alderootmoedigsten dienaer’ laat vervolgens overduidelijk weten, dat hij het Latijn beheerst en de klassieke schrijvers kent. In zijn voetnoten citeert hij veelvuldig uit het werk van Romeinse schrijvers, zoals Cicero, Juvenalis, Ovidius, Seneca en Vergilius. De lezer moet het zonder vertaling doen: kennelijk is zijn doelgroep de geletterde bovenlaag van de samenleving. Bovendien vertrouwt hij, niet geheel van eigen voortreffelijkheid als stadsbeschrijver gespeend, op pagina 13 zijn lezers toe:

Want schoon dat zy (Den Haag – red.) heeft veel Poëten voortgeteelt, Zy is van niemant noch naer ‘t leven afgebeelt. ‘t Is Waer, dat Huygens het Voorhoudt wel heeft beschreven, Een aen die lindelaen het eeuwich groen gegeven: Dat hy den Haeg, en al die Steden van ons Landt In ‘t kleyn heeft afgebeelt, maer noyt heeft dat verstant Sich ingelaeten, om in ‘t breet haer af te maelen; Of al, wat dat men in den Haeg vindt, te verhaelen. Ick zal wat verder gaen, en stellen ieder een Voor oogen, al dat my verwond’rens waerdigh scheen.

Van der Does wil Den Haag ‘breet afmaelen’ en ‘naer ‘t leven’ afbeelden. ‘Breet’ neemt hij letterlijk, zoals op pagina 13 blijkt:

Den Haeg dan is een plaets in ‘t Zuyder deel gelegen Van Hollandt, daermen in kan komen door vier wegen, Van’t Oost, van ‘t Zuyd, van ‘t West, en van de Noorder kant, Van waermen in een uer kan wand’len op het strant. Aen ‘t Zuyden heeft zy Delft, aen ‘t Oosten heeft zy Leyden, Aen ‘t Westen Koorenlandt, en Klaverrijcke weyden, En menich Dorp, dat niet zou wijcken voor een Stadt: Indien het was begracht, en Wal of Poorten hadt.

Hij giet zijn beschrijving van Den Haag in de vorm van een denkbeeldige wandeling tijdens welke hij de lezer door de stad gidst. Hij spreekt zijn medewandelaars meestal aan met ‘u’ en geeft hen een enkele keer een fictieve naam. Soms richt hij zich tot de ‘Leser’. Ondertussen geeft hij hen tal van wijze levenslessen mee, vaak van theolo-gische en huwelijkse aard. De gids voegt de daad bij het woord: hij doorloopt héél de stad, in alle windrichtingen. 5 Waar hij onderweg aandacht voor heeft, vinden we ook op genretaferelen in de zeventiende-eeuwse schilderkunst, onder andere bij zijn stadsgenoot Adriaen van de Venne en Jan Steen: verkoop van koren, groenten, fruit, vis, ossen, koeien, varkens, bloemen – ja, zelfs fruitbomen – op diverse markten in de stad, eten en drinken in her-bergen, minnekozende paartjes enzovoort. Vooral de liefde, het minnekozen en het belang van een echtverbintenis voor vrouwen – als vrijster missen ze de veilige haven van het huwelijk – hebben zijn aandacht. Al die uitweidingen bij elkaar opgeteld beslaan meer dan de helft van het boek. Zijn beschrijving van Den Haag is dus niet alleen ‘breet’ maar ook ‘naer ‘t leven’.

Page 5: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 5 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Overigens kan ‘breet’ ook figuurlijk worden opgevat: Van der Does wijdt graag uit. Tijdens de wandeling komt veel vaderlandse geschiedenis ter sprake en behandelt hij de actuele politieke situatie onder raadspensionaris Johan de Witt. Héél het boek ademt trots op de Republiek als erkende zelfstandige natie 6 en de ongekende econo-mische voorspoed. De hete adem van de op de Lage Landen loerende Franse vorst Lodewijk XIV wordt nog niet gevoeld. Vier jaar later zou de toon vermoedelijk heel anders zijn. En door héél het boek heen komen talloze grote mannen aan bod: uiteraard de dap-pere prinsen Maurits en Frederik Hendrik, maar ook zeehelden als Tromp, Van Heemskerck en Van Galen. Bij Jacob van Wassenaar van Obdam staat hij uitgebreid stil, als hij zijn fictieve medewandelaars door de Sint-Jacobskerk rondleidt en hen wijst op het nog kersverse praalgraf van deze luitenant-admiraal die tijdens de Tweede Nederlands-Engelse Oorlog op zee in 1665 het leven laat. Steeds vergelijkt hij onze vaderlandse helden met die uit de oudheid. Kortom, hij schetst een beeld van een stad vol groen en bedrijvigheid op straat, een stad die met grote namen verbonden is. In zijn persoonlijke beleving is betrekkelijk weinig aandacht voor gebouwen. Daarin wijkt hij af van de beschrijvingen van andere Hollandse steden. Illustratief zal de afbeelding van ‘het Voor Hout’ van Cornelis Elandts in de tweede uitgave zijn: geen gevels van de panden aan deze deftige laan, maar wél de beroemde bomen, koetsen en wandelend publiek. Terug naar de opbouw van het boek: na de loftuitingen van Constanter, Westerbaen en nog drie anderen op zijn be-schrijving van Den Haag volgt het gedicht OP DE AF-BEELDINGH Van ’sGRA-VENHAGE. Met ‘afbeeldingh’ wordt de kaart van Den Haag bedoelt, die Cornelis Elandts (1641-1687), ‘een practisijn in de geometrische const’, in 1666 vervaardigt, die vervol-gens verloren gaat, maar in 1681 een heruitgave beleeft. Van der Does begint als volgt: ‘Hier siet ghy in het kleyn ‘t juweel van Nederlandt, Den Haeg, de woonplaets, en ‘t verblijf van d’oude GRAVEN …..’ Voorzover bekend bevat de eerste druk van de stadsbeschrijving die hier bespro-ken wordt nog niet de uitvouwbare plattegrond van Den Haag en moet de lezer die kennelijk naast het boek hebben liggen. Maar hetzelfde jaar 1668 nog, bij de tweede druk, wordt zijn boek verrijkt met die plattegrond en de vijf prenten van het Binnen-hof, het Lange Voorhout, de Nieuwe Kerk, Huis ter Nieuburgh in Rijswijk en Sche-veningen.

Afbeeldinge van 's Graven-Hage, gelyck de selve nu gelegen is inden iare 1666 (Haagse Beeldbank gr. 0261)

Page 6: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 6 Een lofzang op Den Haag uit 1668

EINDELIJK OP PAD Na veertien bladzijden ‘vormelijkheden’ begint de eigenlijke beschrijving van Den Haag, een wandeling waarin Van der Does náást het vermelden van feiten vooral zijn fantasie de vrije loop laat. Maar al in de eerder genoemde brief of ‘dedicatie’ aan de edelachtbare heren van Den Haag schrijft hij ‘alderootmoedigst’: ‘Het is waer, dat ik den Haeg van straet tot straet niet heb doorwandelt ….’ Minstens enkele anderen moeten hem ingefluisterd hebben wat er zoal in zijn geboorte- en woonplaats te ge-nieten is. En dat is niet weinig! Om de unieke situatie van Den Haag extra te bena-drukken, zet hij die af tegen de ondergang van ‘het machtigh Roomen’ en ‘het oude Grieckenlandt’ en de opkomst van Holland. Op pagina 5 schrijft hij:

Nu is ‘t een Vrijen Staet, die overvloeyt van zegen, En tot een hoogen top van voorspoet is gestegen …..

Daarna hij pent hij nog drie bladzijden vol over het onvolprezen Holland en merkt vervolgens op pagina 10, niet geheel van zelfkennis gespeend, op:

Nae dat ick voel ick ben wat van de wegh geweken; Maer van het Vaderlant is ‘t noyt ontijdigh spreken: Ick kom’ dan weer daer ick terstont gebleven ben, En sal u door den Haegh gaen leijden met mijn pen.

Pas híer begint de eigenlijke wan-deling door ‘’t Beroemste Dorp of Vleck van gansch Europa’, met een vette knipoog naar Lodovico Guicciardini. Van der Does kijkt door de bril van deze Italiaanse humanist: hij zoomt vooral in op het groen van de stad en haar ka-rakter als ‘lust-hof’. De wandeling begint veelzeggend in het oosten, in het Haagse Bos: de ‘koninklijke weg’ voert langs Huis ten Bosch, een meesterwerk van Pieter Post, en gaat richting Lange Voorhout,

toen al beroemd om zijn bomen. Dat beschrijft hij zeer uitgebreid. Niet de statige panden aan weerszijden maar de levendigheid op deze laan heeft zijn aandacht: er wordt geflaneerd, de nieuwste mode wordt er gedemonstreerd en koetsen met hoog-geplaatsten rijden af en aan. ‘t Voorhout als uitgaansgebied, precies zoals Elandts dat tekent. Uitgebreid gaat Van der Does in op de jongemannen die ‘s avonds vanaf negen uur – het is zomer – meisjes het hof maken. Hun ‘liefde’ lijdt vaak schipbreuk:

Een ander, die hier niet veel beter is gevaren, Die komt en klaeght zijn noodt en ongeluck de blaren, En zeyt, ‘t is dezen boom, daer ick dat droevig woordt Van neen, heb uyt den mondt van Isabel gehoort. (pagina 19)

Wandelaars en koetsiers op het Lange Voorhout, gezien vanaf het Tournooiveld (Haagse Beeldbank kl.B 1037)

Page 7: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 7 Een lofzang op Den Haag uit 1668

RIJSWIJK Nadat Van der Does het oosten van de stad verkend heeft, gaat hij zuidwaarts. Som-mige Haagse straten zijn in de jaren zestig van de zeventiende eeuw al bestraat. Van alle inkomende en uitgaande wegen is met zekerheid bekend, dat de inmiddels aan-gelegde Scheveningseweg – naar een plan van Constantijn Huijgens – van klinkers voorzien is. Hetzelfde geldt voor wat nú de Rijswijkseweg en Haagweg heet vice ver-sa. Over die weg wandelt onze stadsbeschrijver met zijn ‘toeristen’ zuidwaarts om eens goed rond te kijken in Rijswijk. Hij schrijft op pagina 55 en 56:

Aen ‘t Zuyden heeft den Haegh vermaeckelijke Landen, Veel Clav’re Weyden, en veel weelderige Sanden, 3 En onder anderen een Wech, die is gestraet, Dat veel gemack geeft aen een yeder diese gaet. Voor desen plegen in dit Sant en gulle Spooren, By heete Soomer tijdt de Paerden schier te smooren: Voor dezen wierden in dit slijck en vuyle nat, By koude Winter de Paerden afgemat. Nu draeft mer over heen, en een Paert kan meer trecken Als vier voor desen deên, hoe dat men haer sach recken: Nu kan den Huysman met syn wagen vol gelaen Van Fruyt, of Suyvel naer de Haegsche Marct toe gaen: Nu kan den Adel met haer Koetsen hier gaen rijden, En haer verlustigen by soete Somer tijden, 1 Of naer het Princen-huys door Rijswijck heenen gaen, En sien dat schoon gebouw met een verwond’ringh aen; Dit pleegh den Lusthof van dien grooten Prins te wesen: Den dapp’ren Maurits, die syn Vyant dede vreesen Voor het geluyt alleen van syn beroemde Naem: (Soo klonck door ‘s Weerelts ront syn loffelijcke faem) Hadt hier syn Paerde-stal, en alsmen noch geen steden Belegert hadt, of niet te Veldt en was getreden, Soo ging hy daeg’lycx hier een uer twee drie besteen, 3 Aen de Zuyd-zyde van den Haegh is de Wegh tot Rijswijck, zynde een Dorp een half uer van den Haeg gelegen tot groot gerief van alle Passagiers gestraet. 1 Dat kostelijck Gebouw, dat Prins Frederick Henderick buyten het Dorp van Rijswijck heeft doen setten.

Huis ter Nieuburch te Rijswijk (Haagse Beeldbank kl.B 4676)

Page 8: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 8 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Het lijkt alsof de bestrating van de Rijswijkseweg te danken is aan de koninklijke be-sognes van Maurits en Frederik Hendrik te Rijswijk, de één vanwege de paarden die hij er hield, de ánder vanwege het paleis Huis ter Nieuburch dat hij er liet bouwen. De wandelaar laat zijn gedachten over de grote daden van beide prinsen nog even de vrije loop en vervolgt dan op pagina 57:

En zijt gy wat vermoeyt van al te lang te gaen, Gy rust wat onder weegh, en spreeckt 4 Romeyn eens aen: Die sal u dadelijck op ‘t aengenaemst verfrissen, Die geeft u Wijn Françoy, om uwen dorst te slissen, Of van Moerellen, of Framboosen toegemaeckt, Die by de Somer tijt heel koel en lieflijck snaeckt. Die sal op staende voet, indien gy ‘t wilt betalen Met alderhande fruyt op ‘t cierlijckst’ u onthalen En ‘t schoonste boom gewas, dat in het Westlandt is, Staet in een oogenblick gepluckt, en op den disch. Is ‘t inde Mey, gy sult voor u en uwe vrinden Een starrekorsje, of een kievits eytjen vinden, Een graesde boertjen, Asperjes, en al ‘t geen De tijt geeft, eer men in de Somer is getreen. Maer of’ er yemant quam, die kostlijckheyt begeerden, En dat sy hem met spijs, ‘t zy vleys, of vis tracteerden, Die hoeft het maer een dach te vooren de Waerdin Te laten weten, en vindt alles naer zijn sin. Een lustige Waerdin, die niet alleen de smaecken Voldoet, maer die een gansch geselschap kan vermaecken: En wie beklaeght zijn gelt, schoon hy wat veel betaelt, Die vrolijck is geweest, en lecker is onthaelt? 4 Een bekende Waert tot Rijswijck

De wandelaar wijdt nog een bladzijde lang uit over wat er in de bekende Rijswijkse herberg verder te genieten is en fantaseert hoe de denkbeeldige bezoekers naar Den Haag terugkeren, nú in een winterse en amoureuze ambiance:

Hebt gy een wafeltjen of pannekoeck gegeten, Zijn u de leden warm, soo maeckt u weder ree, Om met u Vrijster te gaen stappen na de slee. 2 Gy moet om haer self in het minste te behagen, Sorgh voor een heete stoof, en versche koolen dragen, Waer door zy voor de kou en avont wert beschut, Haer kussen dient oock weer verschickt, en opgeschut, Op dat het nergens haer mach aen gemack ontbreken; Heeft zy haer Mof van doen om d’handen in te steken, Soo hout haer d’uwen voor haer aengesicht, en maeckt, Dat haer van ond’ren noch van boven kou genaeckt. Soo kond gy langhs die weg weer naar den Haegh toe rijden, En spreken onderweeg van het gevoelich lijden Dat u haer liefde geeft, maer maeckt dat sy gelooft Dat door de groote kou, uw’ vlam niet werd gedooft.

Page 9: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 9 Een lofzang op Den Haag uit 1668

2 Parva leves capiunt animos, fuit utile multis Pulvinum facili composuisse manu. Ovid.lib.I.de art.amand. 7

Tijdens de terugreis naar Den Haag wordt uitgeweid over het ‘genoegen van het Huwelijck’ en wordt de ‘Juffer’ ingeprent: ‘Hoe lieflijck dat het is te slapen in de er-men Van yemandt, die u kan beminnen en beschermen’. Onderweg zijn de wandelaars getuige van schaatsers die zich vermaken op wat we tegenwoordig een ijsbaan zouden noemen: Want daer voor eene maent de koey noch liep in ‘t gras,

Daer leyt nu over ‘t landt een Kristalijne plas. Hier rijdt men over heen, en schoon ‘t quam te gebeuren, Dat door de swaerte ‘t ys mocht van malkand’ren scheuren, Soo werdt men selden meer als tot de knie toe nat, Schoon het een maendt of twee aen een geregent hadt.

Speelt dit tafereel zich af langs de straatweg naar Den Haag? Of zíjn we al in Den Haag, mogelijk bij ‘t ‘Siecken’? Eigenlijk doet die vraag er niet toe: Van der Does schrijft immers graag ‘naer ‘t leven’. DE NIEUWE KERK Van der Does bespreekt vervolgens het Spui, de rechtzinnigheid van predikant Vol-lenhove, de Veerkades en de voortreffelijkheden van architect Pieter Post. Vervolgens wijdt hij enkele zinnen aan de Nieuwe Kerk (pagina 70):

Maer Leser, laet ons van die groote geesten scheyden, Want soo ick breeder in haer lof quam af te weyden, Ick dwaelden in dat veldt: maer laet ons wat ontrent De Veeerkaey blyven, en besien haer tot aen ‘t endt. In ‘t midden wert sy van twee straten doorgesneden,

Nieuwe Kerk aan het Spui (Haagse Beeldbank kl.B 398)

Page 10: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 10 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Waer van men door de 1 een kan naer de Bierkaey treden, Door d’and’re gaet men na de nieuw gebouwe Kerck, Dat geestelijck Paleys, dat kostelijcke werck; Dat swaer gebouw, het geen geen steunsels 2 of pilaren Heeft onder sijn gewelf; en evenwel de jaren Soo wel sal uytstaen, naer ‘t gevoel der Timmerlien, Al of ‘t met steunsels, en pilaren was voorsien. Dit is een vreucht voor Godt, een lof voor d’ Overheden, Dat men de Kercken siet vermeerd’ren in de Steden. En dat de Godtsdienst, die een zuyl is van ons Landt, Met Waerheyt werd geleert, en yver voort geplant. 1 Te weten de Kraen-straet die op de Bierkaey uytkomt. 2 De Nieuwe Kerck is gebouwt sonder een eenige Pilaer, dat een wonder schijnt voor alle vreemde Bouwmeesters.

Na enkele uitweidingen slaat Van der Does met zijn denkbeeldige wandelaars de Spu-istraat in. Hij beschrijft de drukte:

………………………………………………………… maer laet Ons wederom van haer gaen na de Spuye straet. Hier is een groot gewoel, hier is geduerig leven Van Koetsen, en van volck, die gins, en herwaerts sweven: En die by Brussel haer, of by Parijs gelijckt, My dunckt niet, dat hy ver uyt ‘t spoor der waerheyt wijckt. 1 Het eynd van dese straet, dat pleegh niet langh voor desen Het eynde van den Haech aen dese kand te wesen: En daer doen de Kapel stont van de heyl’ge Maecht, Leyt nu een brugge, die 2 de selve naem noch draegt. Gaet ghy voor by die brugh, soo komt ghy in de Pooten; 1 T’ eynde dese straet pleegh te wesen de Capel van Sinte Mary, daer den Haegh doen ter tijdt eyndichde. 2 Want die Brugge werdt op desen huydighen dagh noch ghenoemt de Cappelle Brugge.

Dan houdt Van der Does de pas weer in om uitgebreid stil te staan bij wat ooit de moestuin van het grafelijk hof was:

Maer om den Haeg noch met meer luyster te vergrooten, Soo heeft men aen het eyndt van dese straet geplant Een pleyn, dat in vermaek geen plaets en wijckt van ‘t lant Dit pleech voor dese tijt een tuyn van ‘t Hof te wesen, Om groene kruyden voor de keucken uyt te lesen; En ‘t is geen vijftich Iaer, dat hier op dese grondt Niet een gebouw, of niet een lindeboom noch stont. Nu is ‘t een heerlijck Pleyn, soo vol vermaeck’lijckheden, En kost’lickheyt, dat al die komen uyt de steden Hier opgetrocken, en verwondert overstaen, En twijffelen of s’in een Stadt of lusthof gaen. Van binnen is ‘t rontom beplant met groene boomen, Die nu alreede tot die hoochte zijn gecomen Dat het den wandelaer voor een prieel verstreckt, ‘t Geen hem voor heete son, of kouden regen deckt.

Page 11: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 11 Een lofzang op Den Haag uit 1668

In ‘t midden van dit perck, dwers door de boomen heenen Daer loopt een kruys wech, net bestraet met klinkerstenen, Om die daer over wil te dienen voor een padt, Daer hy kan treen bevrijt van vuylicheyt en nat. Langs dese straet soo staen weer wasselijcke Linden Geplant, om metter tijdt oock schaduw hier te vinden: En buyten dit geboomt, soo hebt ghy weeld’rich gras, Of’t midden in een bos, of klaver weyde was: Van buyten is’t bebouwt in’t vierkant, en besloten Met huysen, die haer top schier aen de wolcken stoten: Soo heerelijck, soo vol cieraet, soo rijck in pracht, Dat niemant dit kan sien , die ‘t voor geen wonder acht.

Daarna beschrijft Van der Does de verschillende panden aan de oost- en zuidzijde van het Plein, waaronder de logementen van de Amsterdamse en Rotterdamse afgevaar-digden naar de Staten. Eén pand biedt weer aanleiding om uit te weiden:

In ‘t Westen staet dat huys dat 2 Constantijn deed setten, Voorwaer wel waert, om daer naukeurich op te letten; Want al het geen de kunst tot noch toe heeft bedocht, Dat is in dit gebouw op ‘t heerlijckst uytgewrocht: Daer woont dien grooten man, met negen sang-godinnen, Die altemael om strijdt hem achten, en beminnen: Om dat haer Helicon door sijn verheven geest, Nu soo veel jaren lang verheerlijckt is geweest. 8 In ‘t midden van ‘t geraes van Tromm’len, en Trompetten, Heeft hy die Susters noyt ter zyden willen setten: Maer in die sorg, en in dat over groot gewicht Van saken, schreef hy noch by wijl een braef gedicht. Wanneer den Veltheer quam sijn vyandt t’overwinnen, Hij wist terstont voor hem een lof dicht te beginnen. Dan zegepraelt men met een dobb’le glans van eer, Als ‘t werck geroemd werdt, en den vyant raeckt ter neer. Soo dêên de Griecken voor den strijt haer offerhanden, Voor Mars alleen niet, maer haer sang godin oock branden: Want ‘t was haer niet genoech te winnen het gevecht, Ten zy haer lof oock wiert, voor eeuwich opgerecht. Haer grootsten 1 Coning die door wapens en den degen, De heele werelt had in zijn gewelt gekregen, Bleef voor Achilles graf, vol van verwondringh staen, En sprack op ‘t laetst zijn geest met dese woorden aen: Geluckigh Prins: die sulck een Schrijver hebt gevonden, Om uw manhafticheyt, en daden te verkonden: Gy blijft onsterffelijck, daer onse naem en lof Sal mog’lick haest als wy, vernietight zijn tot stof. 2 Aen de West-zyde staet dat schoone huys van dien vermaerden Heer Constantinus Huygens, door sijn boecken en Poësie genoech bekent, en geroemt. 1 Alexander de Groote.

Page 12: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 12 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Mijmerend op het Plein gaat Van der Does zo nog even door. Na het noemen van de ‘Korte-Poote’, wendt hij de steven naar het westen. Hij beschrijft de vaarwegen waar-langs de waren uit het ‘vette Westlandt’ naar de ‘Princelijcke Gracht’ worden ver-voerd. Langs die ‘schoonste Gracht’ bevinden zich tal van markten. Ze worden leven-dig beschreven. Hij kan het niet laten aan zijn beschrijving van de bloemenmarkt een memento mori toe te voegen:

Hoe menigh is’er die de bloemtjes gaet bekijcken, En met een stil gemoet haer self daerby gelijcken: Die denckt, gelijck die bloem seer haestich sal vergaen, Soo sal’t oock met mijn Jeught seer schielijck sijn gedaen.

WESTEINDE In het Westeinde is iets heel bijzonders te beleven:

Soo yemant soeckt zijn huys op ‘t aerdichst te stofferen Met cierelick behangh van goud of silv’re leren, Die hoeft maer weynich het west eynden in te treen, Daer vint men alle soort in overvloet by een: Hier staen d’afdrucksels ree voor hondert sinlijckheden, Hier hangen kamers vol van boven tot beneden Van allerhande werck, van allerhande gelt, Na dat een yeders beurs, of sinnen zijn getelt. Maer mogelijck sal my den leser hier op vragen: Waer toe op dese konst soo grooten roem gedragen? Wert oock in and’re steen geen goude leer bereyt? Soo dient hier op in ‘t kort tot antwoort en bescheyt: ‘t Wert overal gemaeckt, maer geen Stadt soo bedreven Ontrent dit werck, die ‘t soo kan maecken naer het leven, Soo vol verandering, soo aengenaem, soo goet, En daer ‘t verloop van tijt soo weynich schae op doet.

In diezelfde straat woont ook de kunstschilder Johannes Mijtens. 9 Wandelend naar de Grote of Sint-Jacobskerk worden en passant ook de kunstschilders Adriaen Han-neman en Jan de Baen genoemd. In de kerk wijst de ‘gids’ op de wapenborden van de Ridders van het Gulden Vlies en het grafmonument van Jacob van Wassenaar van Obdam. Daarna worden weer diverse markten bezocht, waarvan de vismarkt het le-vendigst beschreven wordt:

‘T is een vermaeck om sien, hoe dat de menschen woelen, En ondereen, wanneer het vis-dagh is, krioelen: Hier hoor je 1 Nies, die roept, so veel sy roepen kan: Hoe! ouwe kennis, soo voorby? spreeckt doch eens an: ‘K heb wat voor jou bewaert; sie daer! dat benne Tongen! Dat is Bruyts-hooft-doeck: maer se worden al edongen. 10 Of soeck je schoone Schol, of Terrebot, of Griet? Hier heb ick noch wat puycks, as klare wrongel, siet!

Page 13: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 13 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Het hooft krimt aen de staert. Hoe! sou ick jou bedriegen? Mijn outste klant? wis niet: Neel Davits die mach liegen: Mijn zegel is mijn woordt: ick ben een Vrouw met eer: En heb je beter oyt gehadt, soo komt noyt weer. Daer komt 2 Neel Davits, en set oock een keeltje open: Die nu wat goets soeckt, die dient niet voorby te lopen: Hier heb ick Schellevis! siet kinders! dat ‘s wat raers; Gekrompen als een Ael, en dat om dees tijdt ‘s jaers: Maar ‘t stuk, al was ‘t mijn broer, die moet een gulden gelden En deucht se niet, ick laet my voor een hoer uytschelden. 1 Een van de principale Vissch-verkoopsters. 2 Een andere Vissch-verkoopster.

Met het stadhuis in zicht, beschrijft Van der Does het voortreffelijke werk van de ‘vroetschap’, ‘borgemeesteren’ en ‘schepens’. Daarna wordt op de ‘groote mart’ fruit, groenten en wild bewonderd. Van der Does vervolgt:

Maer Leser, het is tijdt om van de mart te scheyden: Nu soud’ick u wel voort naer ‘t Buyten-hof geleyden, En soo naer ‘t Binnen-Hof, maer ‘t heele Noorder-endt Van ‘sGravenhage, dat is u nog onbekend.

WONDER-WERCK En zo beginnen de wandelaars de laatste windrichting te verkennen: het noorden. De nog nieuwe Scheveningseweg wordt als eerste beschreven:

In ‘t Noorden heeft den Haegh geen lustige Waranden, Geen bossch, noch Wey, maer Zee en aengenaeme Stranden, En Duynen, daer voor dees’ in grooten overvloet ‘T Konijn tot spijs, en tot vermaeck wierdt aengevoedt.

De Scheveningseweg in 1668, maar niet opgenomen in de tweede uitgave van ’s Graven-Hage (Haagse Beeldbank kl.B 1451)

Page 14: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 14 Een lofzang op Den Haag uit 1668

Nu ister uytgeroeyt, op dat het aen geen Bomen Die langs de straet-wegh staen, by hongers noodt sou komen, En schenden ‘t jonge hout, dat moog’lijck metter tijdt Een schaduw geven sal, daer niemant hette lijdt. Dit is een Wonder-werck, dat sulcke hooge sanden Geeffent zyn, gelijck een vloer, door menschen handen; En dat die Bergen zyn verandert in een straet: Die van den Haegh tot aen het eyndt van Schev’ling gaet.

De nieuwe weg naar Scheveningen is breed: twee of drie koetsen kunnen er naast el-kaar rijden. Vissers kunnen Den Haag nu sneller bedienen. Het is natuurlijk ook aan-genaam de weg te bewandelen. Maar dat Van der Does niet. Hij gaat richting Noord-einde. DE WANDELING VOLTOOID Blikvanger in die straat is het Oude Hof, nú het werkpaleis van koning Willem-Alexander. Er wordt niet zozeer op het bouwwerk zelf ingezoomd, alswel op de hoog-geplaatsten die er gewoond hebben of ontvangen zijn. Van der Does vergelijkt ver- volgens de Hoogstraat met de Warmoesstraat in Amsterdam met z’n nering en ge-woel van mensen. Maar híer zijn het vooral de ‘juffers’ uit Den Haag en omgeving die in de ‘Kramers Winckels’ de vurig begeerde aanvullingen op hun natuurlijke

schoonheid komen kopen. Via het Buitenhof komen de denkbeeldige wandelaars aan op het Binnenhof, slot en apotheose van de sightsee-ing door Den Haag. De beschrijving van de ‘schoone Saal’, voor ons de Ridderzaal, is kort. Maar Van der Does ontbreekt het bijna aan woorden om de voortreffelijkheden van de Oranjes en een favoriete bezigheid van hen, de jacht, voor het voetlicht te brengen.

Scheveningen vanuit de zee gezien (Haagse Beeldbank kl.B 49)

Hofvijver en Binnenhof (Haagse Beeldbank kl.B 1657)

Page 15: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 15 Een lofzang op Den Haag uit 1668

SLOT Hoe 's Graven-Haghe nu te waarderen? Niet geheel van realiteitszin gespeend, schrijft Van der Does op de voorlaatste bladzijde:

Ick eyndig maer wat staet my nu van ‘t Werck te wachten? Ick denck, de grootsten hoop sal ‘t laecken en verachten; D’een zegge, dat er geest aen het Gedicht ontbreeckt, Een ander, dat in ‘t Rijm geen lieflijckheyt en steeckt. Een derde, dat men soo t’onnut den tijt laet varen, Een vierde, dat men 1 het papier behoort te sparen. Een ander, dat het goed voor peperhuysjes is, Of, om in plaats van hout te stoocken onder vis. Een ander, heb ick hier mijn gelt voor uytgegeven, Daer soo veel boecken zijn vol kruym en pit geschreven? Maer wie heeft reden dat hy sich die koop beklaeg? Die voor soo kleynen prijs geraeckt is aen den Haeg? 1 Stultus est clementia, cum tot ubique Vatibus occurras, periture parcere charte. Iuvenal, Satyr.I.

De literaire kwaliteit van 's Graven-Haghe laat ik graag in het midden. De vraag of het een goede stadsbeschrijving is eveneens. We zien Den Haag anno 1668 met de ogen van een man die trots is op zijn stad, die vooral beschrijft hoe hij de stad beleeft. Dat maakt het lezen van zijn boek meer dan waard. Het slotwoord is aan Van der Does:

Gaet heen dan Haegje, en vertoont u aen de menschen, Al wie u siet, die sal naer u vermaecken wenschen. Geen aengenamer Plaets, bedeckt het blaeuw gewelf: Al is het Rijm dan slecht, den Haeg die prijst haer self.

Page 16: ’s GRAVEN-HAGHE, MET DE VOORNAEMSTE PLAETSEN EN … · 2020. 9. 25. · ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 3 Een lofzang op Den Haag uit 1668 Die

’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAETSEN En Vermaecklijckheden 16 Een lofzang op Den Haag uit 1668

1 ’s Graven-Haghe, Met de VOORNAEMSTE PLAATSEN En Vermaecklijkheden door Jacob van der Does, Rechtsgeleerde. In ’s GRAVEN-HAGE, by HERMANNUS GAEL, Boeckverkooper woonende in de Hof-straet, in den Koninglijcken Bybel, 1668. Met Privilegie. Het boek is online beschikbaar onder de link: https://books.google.nl/books?id=A1piAAAAcAAJ&pg=PP16&lpg=PP16&dq=jacob+van+der+does+voornaemste+plaetsen&source=bl&ots=7ISjP_28u1&sig=LkxiFER6aSxq_PVotoSL1nFnK1g&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwiy6tDZobzXAhXL-qQKHVlVBsgQ6AEIODAE#v=onepage&q=jacob%20van%20der%20does%20voornaemste%20plaetsen&f=false 2 Haitsma Mulier, E.O.G., De eerste Hollandse stadsbeschrijvingen uit de zeventiende eeuw, in de ‘digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren’ (dbnl), http://www.dbnl.org/tekst/_zev001199301_01/_zev001199301_01_0011.php (14 november 2017) 3 Cornelis Elandts (Den Haag, gedoopt 20 september 1641 – Den Haag, begraven 3 maart 1687) was een Haagse landmeter, cartograaf, prentkunstenaar, kunstschilder en tekenaar. In het Haags Historisch Museum hangt een schilderij met een plattegrond van Den Haag zoals de stad er vermoedelijk in 1570 heeft uitgezien. Dit jaartal wordt op het schilderij vermeld. Het werk is een kopie naar een schilderij dat verloren is gegaan. In het jaar dat deze kopie door Cornelis Elandts werd vervaardigd – uit een stadsrekening blijkt dat de magistraat hem verzocht de plattegrond van 1570 voor een bedrag van 65 pond te ‘copieren ende cunstich schilderen’ – hing het origineel nog in de Burgemeesterskamer van het Oude Stadhuis. Zeer waarschijnlijk heeft het bestuur van Den Haag een kopie besteld, omdat het origineel op dat moment niet langer in goede staat verkeerde. De figuratieve kaart van Den Haag, een plattegrond van de stad met randtaferelen met bouwwerken in en rond Den Haag, die Cornelis Elandts, ‘een practisijn in de geometrische const’, in 1665 vervaardigt toont ook een inzet van de zojuist besproken kopie onder de titel Haga comitis in Hollandia anno 1570. Aan deze kaart wijdt Jacob van der Does het gedicht OP DE AFBEELDINGH Van ’sGRAVENHAGE in zijn boek over Den Haag. Deze kaart is echter verloren gegaan. In 1681 volgt een tweede uitgave. Het grondoppervlak van de stad is daarbij recht van boven weergegeven, terwijl de gebouwen zijn afgebeeld in een schuine projectie. Ter verhoging van de ruimtelijke werking, werd de projectie daarbij zo gekozen dat van zo veel mogelijk straatgevels een aan-zicht werd verkregen. De kaart is linksboven verfraaid met het wapen Holland, geflankeerd door de zinnebeelden van welvaart (hoorn des overvloeds) en wijsheid (Pallas Athene); rechtsboven zien we het stadswapen met ooievaar, geflankeerd door putti die rechtvaardigheid voorstellen (een putto met een weegschaal en een putto met een zwaard). Rechtsonder is de kaart opgedragen aan (stadhouder) Willem III (prins van Oranje en koning van Engeland, Schotland en Ierland). 4 http://www.dbnl.org/tekst/huyg003oeuv08_01/huyg003oeuv08_01_0065.php (14 november 2017) 5 Wijsenbeek, Th. En E. Van Blankenstein, red. Den Haag, GESCHIEDENIS VAN DE STAD, deel 2, De tijd van de Republiek, Waanders Uitgeverij, Zwolle, z.j., pagina 11-13 6 Vanaf de Vrede van Münster in 1648. 7 Hoewel ik geen latinist ben, vermoed ik dat er zoiets staat als: het is nuttig kleine dingen te doen die anderen als groot ervaren, zoals het vaardig plaatsen van een kussen. 7 De Helikon is een berg in Boeotië, vlak bij de kust van de Golf van Korinthe, waar volgens de Griekse mythologie de muzen woonden. 9 Johannes Mijtens schilderde portretten, genrestukken en historische taferelen. Bekend is het gezinsportret van mr. Willem van den Kerckhoven, raadsheer bij het Hof van Holland, en zijn vrouw Reijmerick de Jonge. 10 Er staat echt ‘edongen’. Het heeft alles weg van een drukfout. Daarvan zijn er meer in de tekst. De kwaliteit van drukken laat ook te wensen over. Soms staan woorden die los geschreven horen te worden zó dicht bij elkaar dat je in de verleiding komt er één woord in te zien. Latijnse citaten lijken ook niet altijd correct weergegeven.