ARCHIEFNUMMER 325

148
ARCHIEFNUMMER 325 REGESTENLIJST BEHORENDE TOT DE INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET KAPITTEL VAN SINT WALBURGIS 1059-1606 TOELICHTING Deze lijst bevat regesten van oorkonden die berusten in het archief van het kapittel van Sint Walburgis in Zutphen. Een regest laat zich omschrijven als een analyse van een akte. De oorkonden zijn ter inzage in de studiezaal van het Regionaal Archief Zutphen en incidenteel maar toenemende mate ook als scan via de website. Een akte kunt u aanvragen door op de aanvraagkaartjes het inventarisnummer en het regestnummer te vermelden. Het inventarisnummer staat genoteerd bij het regest. De meeste regesten hebben betrekking op oorspronkelijke akten, andere hebben betrekking op akten die zich in afschrift in bijvoorbeeld een cartularium bevinden. Bij het regest is vermeld in welke publicatie(s) de akte is opgenomen. Voor een geschiedenis van het kapittel en verdere informatie wordt verwezen naar de inventaris. REGESTENLIJST 1 1059 Wilhelmus, bisschop [van Utrecht], oorkondt dat het langdurig geschil tussen zijn voorgangers en de heren van het oppidum Sutphania over zekere tienden is opgelost als volgt: hij heeft aan graaf Godescalcus, diens vrouw Adelhaida en hun zoons Gebehardus en Otto de tiend van Lochem toegekend, en de tiend van hun gebied, "siellandorum" geheten, een en ander ten gebruike van de

Transcript of ARCHIEFNUMMER 325

ARCHIEFNUMMER 325

REGESTENLIJST BEHORENDE TOT DE INVENTARIS

VAN HET ARCHIEF VAN

HET KAPITTEL VAN SINT WALBURGIS

1059-1606

TOELICHTING Deze lijst bevat regesten van oorkonden die berusten in het archief van het kapittel van Sint Walburgis in Zutphen. Een regest laat zich omschrijven als een analyse van een akte. De oorkonden zijn ter inzage in de studiezaal van het Regionaal Archief Zutphen en incidenteel maar toenemende mate ook als scan via de website. Een akte kunt u aanvragen door op de aanvraagkaartjes het inventarisnummer en het regestnummer te vermelden. Het inventarisnummer staat genoteerd bij het regest. De meeste regesten hebben betrekking op oorspronkelijke akten, andere hebben betrekking op akten die zich in afschrift in bijvoorbeeld een cartularium bevinden. Bij het regest is vermeld in welke publicatie(s) de akte is opgenomen. Voor een geschiedenis van het kapittel en verdere informatie wordt verwezen naar de inventaris.

REGESTENLIJST

1 1059 Wilhelmus, bisschop [van Utrecht], oorkondt dat het langdurig geschil tussen zijn voorgangers en de heren van het oppidum Sutphania over zekere tienden is opgelost als volgt: hij heeft aan graaf Godescalcus, diens vrouw Adelhaida en hun zoons Gebehardus en Otto de tiend van Lochem toegekend, en de tiend van hun gebied, "siellandorum" geheten, een en ander ten gebruike van de

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 2 van 148

kanunniken in Sutphania; als vergoeding hiervoor hebben genoemde heren aan St. Martinus en de bisschop twintig horigen en tien hoeven overgedragen; de bisschop schenkt aan de kerk van St. Petrus en St. Walburgis in Sutfenne de tienden van de weerden van Renus en Isla van Riine tot Arnen en van Arnen tot Daventria, alsmede de ban over haar roerend en onroerend goed. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 127). Het opgedrukt zegel van de bisschop is verloren gegaan. b) Geïnsereerd in de brief d.d. 1339 september 17 (Reg. nr. 62). c) Afschrift in de rol met het opschrift “Privilegia ecclesie Zutphaniensis” (Inv. nr. 1). d) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 12v. en Liber camerae (Inv. nr. 3), f. 84 r. e) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 37r. f) Gedrukt: Bondam, Charterboek I, 1, nr. 89; Sloet, Oorkondenboek I, nr. 173; Van Spaen,

Inleiding II, Codex Diplomaticus, nr. XIII; De Vries, p 235, bijlage III; Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326, nr. 1059.07.16 (na 1058.12.25).

g) Tadama, Tijdrekenkundig register I no. 2 p. 1 en II nr. 939 p. 1. h) Afschrift op papier van notaris Reynerus Buyck van Zutphania (Inv.nr. 127). 2 1064 Wilhelmus, bisschop van Traiectum, oorkondt dat graaf Otto aan het hof en ten overstaan van de keizer en rijksvorsten de voogdij over horigen en horige hoeven van de kerk van Sutphania op bepaal-de voorwaarden heeft opgedragen aan heer Constantinus de Melegarde, terwijl hij aan zichzelf de voogdij over de hoven en wastinsigen voorbehouden heeft; de graaf heeft van de keizer het recht verkregen dat vrijen zich en hun goed aan de kerk mogen schenken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 128). Met fragment van het opgedrukte zegel van de bisschop in

bruinverkleurde witte was. b Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). c) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 12r-v en in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 75v -

76r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 37 v - 38 r. e) Gedrukt: Bondam, Charterboek I, 2, nr. 1; Sloet, Oorkondenboek I, nr. 174; De Vries, pp. 237-

239 bijlage IV; Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen, nr. 1064.12.31. f) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 3 p 1. 3 1105 Burchardus, bisschop van Traiectum, hernieuwt en bevestigt bij de wijding van de door graaf Otto herbouwde kerk van St. Petrus en St. Walburgis de voorrechten van de kerk, noemt haar vier hoven: Sutphene, Bruchehove, Horstlare en Rislo, en bevestigt de voorschriften door graaf Godschalk gemaakt ten aanzien van de voogdij over de tien hoeven. a) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1) b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 54r - 55r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 38r-v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 38v - 39r. e) Gedrukt: Bondam I, 2 pp 159-160; Sloet, I pp 206-208; De Vries, pp 240-241,bijlage V,

Harenberg, nr. 1105.12.25. f) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 4 p. 2. g) Cartularium Proosdij (Archiefnummer 466) inv.nr. 1) f. 34 r. 4 1107 december 28 (Aquisgrani V kalendas Januarii) Henricus V, Roomskoning, oorkondt dat hij op verzoek van graaf Otto van Sutfenne en diens zoon Heinricus aan de kerk van Sutfenne het recht heeft gegeven dat vrijen zich en hun goed aan haar mogen schenken; aan de proost heeft hij rechtsmacht gegeven en regelt diens bevoegheden en die van zijn schout; voorts bevestigt hij de graaf in de volledige rechtsmacht over zijn mannen, "malmanne" geheten, in de volledige rechtsmacht in Menardinghamme, en in de wildban aan beide zijden van de Isla, welk bezit de graaf en diens voorgangers op grond van eigendomsrecht en niet ingevolge een koninklijke schenking bezaten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 129). Met het monogram van de koning; het opgedrukt zegel is

verloren gegaan. b) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). c) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 13v. en Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 78r.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 3 van 148

d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 38v - 39r. e) Gedrukt: Bondam, Charterboek I, 2, nr. 15; Sloet, Oorkondenboek I, nr. 214; De Vries p 242-

243 bijlage VI; Harenberg, nr. 1107.12.28. e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 5, p. 2 (gedateerd 1108). 5 1118-1127 Theodericus, episcopus Mimigardevordensis, maakt bekend dat hij, zitting houdend in 's proosten hof in Zutphania, Constantinus de Berge en Udo vervallen heeft verklaard van de voogdij, omdat Constantinus de laatste daarmee op onwettige wijze had beleend, maar dat hij deze voogdij naderhand weer aan Constantinus heeft teruggeschonken. a) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). b) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 13r. c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3 ), f. 55r-v. d) Gedrukt: Bondam I, 2 pp. 166-167; Sloet pp. 224-225 nr. 18; De Vries p. 244 bijlage VII;

Harenberg nr. 1127.o2-28 (na 1118.12.06). e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 6, p. 2. 6 1127-1131 De bisschop van Traiectum oorkondt dat graaf Gerhardus en zijn zoon Henricus, met toestemming van Gerhardus' vrouw Ermengardis, voor hun zieleheil en dat van hun voorouders in de kapel te Ellenchem zal worden gebeden en daartoe alle tienden hebben geschonken aan de kerk in Sutfenia als prebende voor de daar verblijvende broeders. Getuigen: Adam de Brunchorst, Bernhard de Buchorst, Udo de Sutfene, Pilegrim a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 130).Met sporen van het opgedrukt zegel van de bisschop in witte was. b) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 76r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 47v. e) Gedrukt: Bondam, Charterboek I, 2, nr. 25; Sloet, Oorkondenboek I, nr. 246; Van Spaen,

Inleiding II, Cod. Dipl. nr. XX; De Vries p. 245 bijlage VIII; Harenberg, nr. 1132.12.31 (na 1129.10.16).

f) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 8, p. 2. 7 1134 Andreas, bisschop van Traiectum, oorkondt dat gravin Ermengardis, erfgename van de stad Suthfania, tezamen met haar echtgenoot Cunradus, graaf van Lucelenburg, en haar zoon Henricus de kerk in Lochem met de tienden en inkomsten heeft geschonken aan het kapittel van de kerk van Suthfania, dit voor het zieleheil van haar [eerste] echtgenoot Gerardus en andere verwanten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 131). Met sporen van het opgedrukte zegel van de bisschop in witte

was. b) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). c) Geïnsereerd in de brieven d.d. 1400 februari 7, april 10 en 14e eeuw (Reg. nrs. 216-218). d) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 53 v - 54 e) Gedrukt: Bondam I, 2 pp. 180-181 nr. 29; Van Spaen, Inleiding II Codex dipl. nr. XXI pp. 43-45

(Van Spaen heeft de vidimus uit 1400 gebruikt); De Vries, pp. 246-247 bijlage IX; Harenberg, nr. 1134.02-02.

f) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 11 p. 3. 8 1186/1187 maart 20 (Veronae XIII kalendis Aprilis) Paus Urbanus III bevestigt het kapittel van Sutfania in het bezit van zijn goederen en in het voorrecht - geschonken door Henricus Quintus, Romanorum rex - dat vrije lieden zichzelf en hun bezittingen aan de kerk aldaar mogen schenken. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31) f. 47 v. b) Gedrukt: Harenberg, nr. 1187.03.20. 9 1203-1216

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 4 van 148

Engelbertus, proost van de Dom in Colonia, proost van Daventria en Sutphania, draagt zijn goederen in Trimethe op voor een jaarlijks verschuldigde pachtsom aan het kapittel in Sutphene. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 132). Met het geschonden zegel van de proost in witte was. b) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 7, p. 2. c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek I, pp. 411-412 nr. 402; Heeringa OS Utrecht II p. 26 nr. 562;

Harenberg, nr. 1216.02.29 (na 1203.04.09). 10 1207 (Zutphanie) Gerhardus, graaf van Gelria en Zutphania, draagt - in overleg met zijn moeder Richardis en zijn broers Otto, proost in Xancten, en Lodewicus op - aan de kerk van St. Walburg in Zutphania een hoeve in Tuchterde met twee horigen, voorts alle novale tienden in Lochem met andere inkomsten, onder meer uit het ploeggeld, het ruimgeld en de belasting op de erven in Zutphania, een en ander voor het zieleheil van zijn vader Otto en op voorwaarde dat de "fratres" daarvoor bepaalde kerkdiensten zullen verrichten en uit de opbrengst van de tienden brood aan de armen zullen uitreiken. a) Geïnsereerd in de brieven d.d. 1339 september 17 en 1477 maart 11 (Reg. nrs. 62 en 379). b) Afschrift in de rol (Inv. nr. 1). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 75r. d) Gedrukt: Bondam I, 2 pp. 304-305 nr. 100; Spaen, Inleiding II Codex pp 63-65 nr. XXX; De

Vries, pp 250-251 bijlage XI; Harenberg nr. 1207.12.31 (na 1207.08.25). e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 15, p. 4. f) Huberts II nr. 941 p. 3 11 (1209) maart 27 (Laterani sexto kalendis aprilis pontificatus nostri anno duodecimo) Paus Innocentius III bevestigt het privilege, door de bisschop van Traiectum aan het kapittel van Zutphania geschonken, betreffende de tienden van de aan- en opwassen in de Rijn van Rhenen tot de Hunnepe (ten zuiden van Deventer). a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) , f. 65r en 84r. b) Vidimus d.d. 1365 november 29 (Reg. nr. 139). c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31) f. 37r en f. 43v. d) Gedrukt: Bondam I, 2 p. 310 nr. 104; Sloet, Oorkondenboek I, p. 432; Heeringa

Oorkondenboek Sticht Utrecht (OSU) II, p. 58 nr. 594; Harenberg nr. 1209.03.27. e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 16 p. 4. 12 1212 Gerardus, graaf van Gelria, oorkondt dat Peregrinus, kanunnik van Sutphania, en Alexander de Horst een overeenkomst geheten "mutsone" hebben gesloten inzake het geschil tussen beiden over twee hoeven in Eschete met eigenlieden, die Hugo de Horst en zijn vrouw Aleidis aan de kanunniken in Sutphania hebben opgedragen; Alexander wilde zich hieraan niet houden, zodat Peregrinus door een eed met twee van zijn medekanunniken, als eedhelpers, Alexanders opzet teniet heeft gedaan. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 133). Het zegel van de graaf is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 75 r-v. c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek Io 17 p. 5. 13 1227 juli 9 (Daventrie) Otto II, bisschop van Traiectum, erkent het recht van de kerk van Zutphania op de visserij "sive tractus aquarum" bij Campi (Kampen), hoewel hij aanvankelijk meende dat hij deze - met alle inkomsten van de graaf van Gelria in Sallandia - had gekocht, hetgeen ontkend werd door de graaf en diens moeder, abdis van Roremunde, die verklaren hierop geen recht te hebben gehad. a) Geïnsereerd in de brief van 1383 juni 5 (Reg. nr. 189, Inv. nr. 249). b) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek I, p. 510 nr. 508. Heeringa OSU II, p. 203 nr. 766; Harenberg

nr. 1227.07.09. 14 1232 september 10 (IIII idus septembris) Giselbertus, nobilis van Brunchorst, sluit met het kapittel in Sutphania een overeenkomst over de novale tiend van een waard, die zich uitstrekt van de oude waard te Brunchorst (ten nootdwesten van

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 5 van 148

Steenderen) tot Nierstat. Giselbertus erkent het eigendomsrecht van het kapittel en verzoekt de tiend te mogen ontvangen tegen een jaarlijkse afdracht van tien malder koren genaamd "halfspille" (half gerst, half haver). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 134). De zegels van de oorkonder Giselbertus, zijn vrouw Conegundis

en van Otto, graaf van Gelria, zijn verloren gegaan. Oorspronkelijk hingen er twee zegels aan). In dorso: ... Et preter hanc litteram habet capitulum adhuc aliam litteram de eisdem X maldris. Registrata est (Notering die op meerdere oorkonden voorkomt en die waarschijnlijk heeft gediend als geheugensteun om eraan te herinneren, dat de oorkonden in een register zijn genoteerd).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 67 r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1 r. d) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, pp. 558-559 no, 556.; Harenberg, nr. 1232.09-10. e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 25, pp. 6-7. 15 1232 november 20 (XII kalendas decembris) Gerardus, deken, H. scolasticus en magister Andreas, deken en scholaster en kanunniken van Embrica, op pauselijk gezag tot "confirmatores" gedelegeerd, doen uitspraak tussen het kapittel van Sutphania en Thidericus, ridder van Heteren, over de tienden van de waard van Heteren: laatstgenoemde zal de tienden van het kapittel in pacht houden tegen twaalf malder koren genaamd "halfspindecorn" per jaar, Arnhemse maten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 135). De zegels van de kerk van Embrica en van de oorkonder zijn

verloren gegaan. In dorso: Notandum qoud dominus Johannes de Muerze miles adeptus est nunc anno Domini MCCC LXVI insulam de Heteren. Et est obligatus solvere capitulo hec XII maldras ordei iuxta litteras novas super hoc confectas in scrinio capitulo repositas.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 36 v.

c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, pp. 561-562 nr. 559; Heeringa OSU II pp. 265-266 nr. 844; Spengler-Refffgen, Emmericher Urkundenbuch, pp. 55-56 nr. 54; Harenberg, nr. 1232.11.20.

d) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 26, p. 7. 16 1235 augustus (mense augusto) Otto II, graaf van Gelria en Sutphania, oorkondt dat Otto, kanunnik in Sutphania, zijn goed in Osterhusen tot een jaarlijkse memorie voor zich en zijn broeder Conradus aan de graaf ten gebruike van het kapittel in Sutphania heeft opgedragen, en bovendien een jaarrente van twee pond uit de gruit in de stad Sutphania, op voorwaarde dat het kapittel uit deze twee pond jaarlijks twee penningen zal uitkeren aan de dochter van Conradus. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 136). Het zegel van de graaf is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 27v. c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, pp. 590-591 nr. 582; Heeringa OSU II, p. 299 no,. 887;

Harenberg, nr. 1235.08.31 (na 1235.09.00). d) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 32, p. 8. 17 1245 Gerlach?, thesaurier van Embrica, gedelegeerd richter van O[tto], elect van Traiectum, wijst op grond van de opdracht door bisschop Wilhelmus van Traiectum de tienden van de waard, die eertijds toebehoorde aan Bertoledus en naderhand aan diens zoon Rodolfus, aan deken en kapittel in Sutphania toe. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 137). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, p. 657 nr. 649; Heeringa OSU dl II pp. 400-401 nr. 1037;

Spengler-Reffgen, Emmericher Urkundenbuch, p. 80 nr. 74; Brom, Regesten Sticht Utrecht, dl I p. 198 nr. 1051.Harenberg nr. 1245.06.24 (na 1245.00.00).

c) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 8, no. 37. Tadama heeft de datum verkeerd geinterpreteerd op 1250 en ten onrechte een vidimus genoemd.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 6 van 148

18 1255 september 2 (in crastino beati Egidii confessoris apud Traiectum) Henricus I, bisschop van Traiectum, draagt de tienden van vier huizen, namelijk Sikkink, Harmelink, Saesink en Kemink, gelegen in Werken, parochie Warnesvelde, hem opgedragen door Stephanus, ridder van Landorpe, over aan deken en kapittel van Sutphania. In dorso: Registrata est; De decimis IIII domorum in Werken, scilicet Zickinc, Hermanninc, Zeghesinc et Kyeminc (XIVe eeuwse archiefaantekening), aantekeningen in Registrum omnium bonorum Inv. nr. 619 f. 412 en 430 over deze goederen van latere datum. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 138). Het zegel van de bisschop is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3 ), f 88r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1v. d) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek dl. II pp. 760-761 nr. 774; Ketner OSU dl. III p. 137 nr. 1360;

Brom, Regesten Sticht Utrecht dl I. P. 247 nr. 1316. Harenberg nr. 1255.09.02. e) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 42 p. 9. 19 1265 juni (in ecclesia nostra mense junio) Deken en kapittel van de kerk van Zutphania stellen regels vast voor de bestemming van de opbrengsten uit de prebenden in het eerste jaar na het overlijden van de laatste bezitter en de inkomsten die uitsluitend bedoeld zijn voor de aanwezige geestelijken. Wanneer een kanunnik op eigen kosten een viering heeft ingesteld op een bijzondere kerkelijke feestdag, zijn zijn ërven” verplicht zich daaraan te houden. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. f. 87v en f. 62v-63r. De tekst is geïnsereerd in dit

afschrift d.d. 06-11-1307. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 56v. c) Gedrukt: Harenberg nr. 1265.06.30 (na 1265.06.00). 20 1267 maart 17 (in die beate Gertrudis) Herbordus, thesaurarius van de kerk van Sutphania, draagt de “aream beate Walburgis" aldaar - door hem tegen betaling van een jaarlijkse tijns van het kapittel verworven - aan het kapittel op, onder voorwaarde dat hij van verdere tijnsbetaling vrij zal zijn en levenslang het vruchtgebruik zal hebben. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 139). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in witte

was; de zegels van Herbordus, van het kapittel en van Willem, ridder van Vorden, richter van de graaf, zijn verloren gegaan.

b) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, pp. 875-876 nr. 899; Harenberg nr. 1267.03.17 c) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 45 p. 10. 21 1272 juli 19 (feria tertia ante festum Marie Magdalene) Deken en kapittel van Sutphania maken statuten betreffende de residentieplicht, de bestemming van de legaten "fructus post mortem", beleggen van donaties voor de viering van feestdagen en jaargetijden in jaarrenten en de uitkering daarvan aan de kanunniken (de presentiegelden) en het beheer van de vrijgekomen prebenden en distributie van graan en geld uit de prebenden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 140). Met fragment van het kapittelzegel in groene was; de zegels van

Henricus, deken, Giselbertus, scolasticus, Everardus Bukenoge, Goswinus Roweder, Wolbertus, kapelaan van Sint Margareta, Bartoldus de Vurden, Johannes de Alfen, Wilhelmus, kapelaan van de gravin, Conradus de Steynwik, Wenemarus en Christianus, kanunniken, zijn verloren gegaan. In dorso: Registrata. Quedam antiqua statuta ecclesie de residentia facienda, de fructibus percipiendis post mortem, de presentiis distribuendis et de quibusdam aliis. Registrata est.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 56v-57r. c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek dl. II, pp. 906-907 nr. 940; Harenberg nr. 1272.07.19. d) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 49 pp. 10-11. 22 1273 april 10 (in crastino dominice Resurrectionis)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 7 van 148

Johannes I, elect van Traiectum (Utrecht), geeft deken en kapittel van Sutphania macht om de van de kerk vervreemde tienden, die door leken in leen worden gehouden, aan dezen in pandrecht te onttrekken. Voorts bevestiging van eerder verworven tienden en gunt het kapittel de inkomsten hieruit, voor zover leenroerig aan de Utrechtse kerk. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 141). Het zegel van de elect is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 84 r-v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 41r. d) Tadama, Tijdrekenkundig register I. no. 51, p. 11; Brom, Regesten, dl. II p. 24 nr. 1758. e) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, p. 912 nr. 945; Ketner, OSU dl. IV. pp. 102-103 nr. 1839;

Harenberg nr. 1273.04.10. 23 1273 juli 14 (in vigilia Divisionis apostolorum) Deken en kapittel van Sutphania dragen hun goed genaamd Salenkenc in erftijnsrecht op aan Gerardus genaamd Santerel, voor een tijns van vijf schellingen per jaar, terwijl Heidenricus dit goed levenslang in vruchtgebruik zal bezitten. Heidenricus zal de vijf schellingen tijns aan Gerardus als tussenpersoon betalen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 142). Het kapittelzegel is verloren gegaan; met fragment van het

stadszegel in gele was. In dorso: De V solidis de bonis Zalenkenc in die beati Martini in parrochia de Nede.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 7v.

c) Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek II, p. 917 nr. 949; Harenberg, nr. 1273.07.14B. d) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 52 p. 11. 24 1287 december 12 (in vigilia beate Lucie virginis) Richter en schepen van Sutphania oorkonden dat Conradus, scolasticus van de kerk van Zutphania, aan die kerk zijn goed in Backerwert (ten westen van Baak) heeft vermaakt, dat hij verworven had van Theotricus dictum iudeus (die Joede). a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 55v. b) Oud Archief Zutphen Inv. nr. 1537 Beschrijving van de inventarissen van de archieven van

deken en kapittel, vicarissen en kloosters door de stadssecretaris van Lennep in 1593. c) Gedrukt: Harenberg, nr. 1287.12.12 25 1290 september 24 (dominica proxima post festum beati Mathei apostoli) Johannes genaamd Wolf, ridder, en zijn zoon Ricaldus verklaren, dat de twist tussen deken en kapittel van Sutphania en over een rente uit de tienden van de Ossenweirt en Hosdenrewert (beiden onder Opheusden) is bijgelegd, in die zin dat zij eeuwigdurend jaarlijks twaalf schepels gerst, genaamd "halfspilcoren" aan het kapittel zullen opbrengen en daarvoor de tienden ten eeuwigen dage zullen bezitten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 143). De zegels van Johannes Wolf van het kapittel in Davantria en

van de prior van Mons sancti Nicolai (Bergkerk in Deventer) zijn verloren gegaan. In dorso: Ossenwert et Hoesdenrewert XII maldra ordei presentandra Arnhem infra Martini et octavas Epyphanie sub pena amissionis ipsorum bonorum si per triennium dicta pactio detineretur

b) Geïnsereerd in de brief van 1455 april 13 (Reg. nr. 328). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 73r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 35 r-v. e) Gedrukt: Ketner, OSU dl. IV, p. 612 nr. 2450; Harenberg, nr. 1290.09.24; Bijsterbos, Register

Overijsselse oorkonden dl. I nr. 43; Brom, Regesten Sticht Utrecht dl. II p. 134 nr. 2367; Ter Kuile, Oorkondenboek Overijssel dl. II p. 106 nr. 418.

f) Tadama, Tijdrekenkundig register I, no. 63 p. 13; 26 1297 juli 24 (in vigilia beati Jacobi apostoli) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Egbertus, zoon van wijlen Rothardus de schoenmaker, aan Johannes Kare, schoenmaker, een jaarrente heeft verkocht van tien schellingen,

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 8 van 148

gaande uit het erf van Johannes Rensonis, welke verkoop wordt bevestigd door Johannes Rensonis, Rensekinus clericus en Reynerus, broeders en hun moeder Walburgis. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 144). Met het geschonden zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: op 12 maart 1299 werd de rente verkocht aan magister Johannes Saevus, priester. Johannes Saevus was vermoedelijk vicaris aan de Sint Walburgis. Zie voor Joannes Saevus (mr. Jan de Wilde) Harenberg nr. 1299.04.23. Hij identificeerde Jan de Wilde als de stadsschrijver van Zutphen. De combinatie stadsschrijver/vicaris danwel notaris kwam wel vaker voor.

b) Tadama, Tijdrekenkundig Register I, no. 74 p. 14. Bevat foutieve datering en verkeerd gelezen namen.

c) Gedrukt: Harenberg, nr. 1297.07.24. Harenberg heeft twee aparte beschrijvingen gemaakt van 1297.07.24 en 1299.04.03. Het betreft echter één perkamenten stuk aan beide zijden beschreven over twee nauw aan elkaar verwante zaken.

27 1302 augustus 10 (feria sexta in die beati Laurentii martyris) Wolterus, deken van de kerk van Sutphania, en het kapittel verklaren dat zij Helegerus genaamd Bruncrinc en zijn kinderen uit de wastinsigheid ontslaan en het huis Bruncrinc, gelegen in de parochie Hengelo "super Goye" overdragen aan Helegerus. Helegerus en de zijnen vestigen ten behoeve van de kerk een jaarlijkse rente van twee pond kleine penningen te Zutphen. Elger en zijn kinderen zullen zich na hun vrijlating tot de graaf van Gelria moeten wenden om het "ius ministeriale" te ontvangen, d.w.z. om in de ministerialenstand (dienstlieden) te worden opgenomen. Helegerus behoudt het goed Timmonc in de mark van Hertgerus (Hattemermark tussen Zelhem en Hengelo) gelegen, dat eveneens aan het kapittel behoort, onder bepaalde voorwaarden en naar tijnsrechten voor drie pond kleine penningen per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 145). Het kapittelzegel is verloren gegaan. Met het zegel en

contrazegel van de stad in groene was. In dorso: De tribus libris ex bonis Brincrinc super Goye in parrochia de Henghelo ad capitulam spectantibus.

b) Oorspronkelijk (Inv. nr. 145). Tweede oorkonde over dezelfde transactie, die waarschijnlijk bedoeld was voor Helegerus Bruncrinc. Dit stuk is foutief gedateerd: anno domini millesimo CCC tricesimo secundo etc. Deze oorkonde is gehecht aan het stuk van 1335 juli 16 (Reg. nr. 57).

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 76r - 77r in 92v - 93v. d) In de marge met een 16

e-eeuwse hand: Possessores huius praedii longo tempore non

solverunt censum eorum etc. e) Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619) f. 438r. f) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 38 r-v. g) Tadama, Tijdrekenkundig Register I, no. 81 p. 15; Huberts II no. nr. 960 pp. 5-6 (gedateerd

15-08-1332); h) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. i) Gedrukt: Harenberg 1302.08.10; Nijhoff, Gedenkwaardigheden dl I. p. XCIII noot 3; Maris, Niet

riddermatige dienstlieden, pp 85-88. 28 1305 september 21 (ipso die beati Mathei apostoli et ewangeliste) Lambertus Mathie en Garlacus de Dozeborch, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Aleydis Gelinc ten behoeve van de kerk van Zutphania afstand heeft gedaan van alle rechten, die zij had op het goed Gelinc, gelegen in de parochie Verssevelt. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 88r. Marge aantekening: littera de bonis Gelinc tho

Versevelde. 29 1306 mei 7 (crastino beati Johannis ante portam latinam) Wolterus, deken van de kerk van Zutphania, magister Johannes, thesaurier van de kerk van Daventria, en de kanunniken van Zutphania leggen een geschil bij, dat onder de kanunniken was gerezen over de hun toekomende prebenden en de "licentia exeundi", het absentiereglement.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 9 van 148

a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 62r. Marge: Summa quaedam habita inlite inter canonicos huius ecclesie super quibusdum statutem.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 57r-v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179 voor een transcriptie van de

tekst. d) Gedrukt: Harenberg, nr. 1306.05.07. 30 1306 september 2 (in crastino beati Egidii) De officiaal van de curie van Traiectum oorkondt dat Jacobus, zoon van Mathias, kanunnik van de kerk in Sutphania, syndicus en procurator van deken en kapittel, en vrouwe Berta, weduwe van heer Johannes genaamd Wolf, ridder, hun geschillen over de novale tienden in de parochie Opheusden in Utrechts land gelegen en behorend tot het castrum Horst, hebben bijgelegd. Partijen beloven op straffe van excommunicatie en een boete van 50 pond Tournoois zich te houden aan de uitspraak. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1312 maart 8 (Inv. nr. 150, Reg. nr. 39). b) Afschrift van de prior van het Predikherenklooster te Zutphen d.d. 1312.03.09. c) Huberts II, no. 944 p. 4. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. e) Gedrukt: Harenberg, nr. 1306.09.02. 31 1307 october 20 (feria sexta post Luce ewangeliste) Aleydis, weduwe van Fredericus de Steynre, wijst aan deken en kapittel van Sutphania de jaarlijkse opbrengst van een halve malder tarwe toe uit het huis en goed Spaenswert, gelegen in de buurschap Rode, parochie Steynre, voor het houden van memorie- en jaargetijdendiensten voor haar overleden echtgenoot. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 146). De zegels van heer Theodericus de Steynre, ridder en van heer

Wolterus de Bake zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 62v. Marge: De ½ maldro tritici pro memoria Aleidis

de Steenre. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 2r. d) Afschrift in Gelders Archief familiearchief van Spaen tak Biljoen Inv. nr. 2; Schimmelpenninck

van der Oije, Inventaris archief Van Spaen huis Biljoen, p. 46 nr. 1. e) Gedrukt: Harenberg nr. 1307.10.10. 32 1307 november 6 (feria secunda post Omnium Sanctorum) Guido, bisschop van Traiectum, confirmeert het statuut inzake de prebenden en absenties, dat deken en kapittel in juni 1265 hebben vastgesteld (Reg. nr.19) a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 62v - 63r en f. 87v. b) Afschrift ca.1579 in een ontvangstbewijs van door de stad Zutphen aan het kapittel

teruggegeven oorkonden, die in 1572 bij de inname van Zutphen in beslag waren genomen en in 1575 door de stad waren terugontvangen van de Gelderse Rekenkamer. Zie OAZ Inv. nr. 594.

c) Gedrukt in: Harenberg, nr. 1307.11.06. 33 1307 november 20 (feria secunda post octavas Martini hyemalis) Deken en kapittel van de kerk in Sutphania beloven graaf Reynaldus voor het zieleheil van zijn ouders missen en getijden met de voltallige geestelijkheid te doen lezen op de zaterdag na Pinksteren, de daaropvolgende zondag (Trinitatis) en maandag. Voor de betaling zal de opbrengst uit de tiend van de waarden en opwassen te Rheden worden gebruikt. Over deze tiend waren in het verleden tussen de graaf en het kapittel onenigheden geweest. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 147). Het kapittelzegel is verloren gegaan.

In dorso: De decimis de Reden distribuendis in choro in festo Trinitatis. b) Gelders Archief archief graven en hertogen van Gelre en Zutphen, graven van Zutphen (in het

vervolg GAHA), afschriften in “dat alste register” Inv. nr. 102 f. 116 , daterend van 1484 – ca. 1486; ook afschriften in “Oldste register” van ca. 1519 f. 92v – 93r; GAHA archief van de Leenkamer Inv. nr. 102; GAHA Aanwinsten 1941, 1 a-1. ca.1520 “Alste register” f. 89v.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 10 van 148

c) Huberts II, no. 945 p. 4; d) Gedrukt: Van Doorninck/Van Veen, Acten Gelre en Zutphen I van 1107-1415, pp. 387-389;

Nijhoff, Gedenkwaardigheden dl. I, p. 101 nr. 97.Harenberg nr.1307.11.20. 34 1309 februari 17 (feria secunda post Invocavit) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Bernardus genaamd de Quaetwyck volgens zijn verklaring van deken en kapittel het goed Osterbuecke (te Steenderen) tegen een jaarlijkse erfpacht van drie pond kleine penningen heeft ontvangen. a) 16

e-eeuws afschrift (Inv. nr. 110);

b) Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619) f. 433r. Latijnse tekst met Nederlandse vertaling. c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 59v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 7v. e) Huberts II no 946 p. 4. f) Gedrukt in: Harenberg nr.1309.02.17. 35 1309 mei 7 (Avinione septimo idus Maii) Paus Clemens verzoekt onder belofde van indulgenties (toezeggingen) allen om abt, broeders en afgezanten van het hospitaal van de H. Anthonius van de Augustijnerorde in het diocees Vienna behulpzaam te zijn. a) 16

e-eeuws gewaarmerkt afschrift (Inv. nr. 21).

36 1309 december 3 (feria quarta post beati Andree apostoli) Guydo, bisschop van Traiectum, draagt een stuk land in de Bakerwert uit zijn hof Tammingh op aan deken en kapittel van Sutphania en ontvangt daarvoor terug het goed van hun kerk, gelegen in Tyone (Tjoene) bij Deventer. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 148). Met fragment van het zegel van de bisschop in groene was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f 58v - 59r. c) Huberts II, no. 947 p. 4. d) Van deze oorkonde bestaat een tegenhanger in het Rijksarchief Utrecht bisschoppelijk archief

Inv. nr. 318. e) Gedrukt bij: Bijsterbos, Overijsselse oorkonden, dl I nr. 47; Berkelbach van der Sprengel,

Regesten bisschoppen van Utrecht, p. 62 nr. 157; Ter Kuile, OB Overijssel III, pp. 55-56 nr. 569; Harenberg nr. 1309.12.03.

37 1310 augustus 19 (feria quarta post Assumtionem beate virginis Marie) Gwydo, bisschop van Traiectum, bevestigt voor deken en kapittel van de kerk van Zutphania het bezit van de tienden in Lochem en die van de weerden van Renen tot Arnem en van Arnem tot Deventer, zoals die hun waren toegekend door zijn voorganger, bisschop Wilhelmus. a) Geïnsereerd in de brief van 1339 september 17 (Reg. nr. 62). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 41 r-v. c) Vermeldt in archivalia (1593) t.b.v. de administratie der geestelijke goederen OAZ Inv. nr.

1537. d) Huberts II, no. 948 p. 4. e) Gedrukt: Van Heussen, Historia episcopatuum Belgii, II pars 3, pp 75-76, vertaald in het

Nederlands door H. Van Rijn, Oudheden en gestichten bisdom Deventer dl I pp 433-435; Van Spaen, Inleiding , II, Codex diplomaticus, p. 91-93, Van Schilfgaarde, Archief huis Bergh, regestenlijst oorkonden dl I nr. 46 p. 14; Berkelbach van der Sprengel, Regesten bisschoppen van Utrecht pp 82-83 nr. 204; Ter Kuile, OB Overijssel, III p. 61 nr. 582nr. XXXIX; De Vries, Opkomst Zutphen, p. 257 bijlage nr. XV; Harenberg nr. 1310.08.19.

38 1311 maart 17 (feria quarta post dominicam Oculi) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Berwoldus de Mersghe, burger van de stad, bekend heeft van deken en kapittel voor de duur van zijn leven de tiende van de weerd in Mersghe te

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 11 van 148

hebben gepacht voor 58 malder gerst genaamd "halfspildecoren" per jaar, onder de voorwaarde dat het de tiende van het oudhoevig land betreft. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 149). Het stadszegel is verloren gegaan.

In dorso: Littera de LVIII maldris ordei quod capitulum de decimis insule in Merssche olim habere consueverit. Registrata est.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 127r. Marge: de decimis opten Marsch prope Zutphaniam.

c) Afschrift in hs. Kreynck, Geestel. Brieven f. 2. d) Huberts II, no. 949 p. 4. e) Gedrukt: Harenberg nr. 1311.03.17. 39 1312 maart 9 (feria quarta post Letare) De prior van het Predikherenklooster in Sutphania geeft vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1306 september 2 (Reg. nr. 30). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 150). Met fragment van het zegel van de prior in groene was. b) In dorso: Originale huius copie est in scrinio capituli, daaronder: Copia sub sigillo prioris de

compromisso facto coram officialem per capitulum et Bertam relictam Iohannis Wolfs militis super decimis de Huesden scilicet alluvionem Zantbutendiics et etiam alluvionum existentium in terra Traiectensi ad dominum castri de Horst spectantium.

c) Huberts II no. 944 p. 4 noemt als datum 8 maart 1312. d) Gedrukt: Harenberg nr. 1312.03.09. Harenberg leest feria quinta post Letare, dan zou de

datering 10 maart moeten zijn. 40 1312 april 2 (Dominica Quasi modo) Amelyus de Billen, richter van Velua, wijst op bevel van de graaf van Gelria aan deken en kapittel van Sutphania de novale tienden in Lochem toe. De graaf heeft zich van hun recht laten overtuigen door onderzoek te doen aan de desbetreffende privilegebrieven op 12 maart 1312 in het klooster Bethleem bij Doetinchem. In opdracht van de graaf zal de richter de ten onrechte geïnde tienden restitueren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 151). Met fragmenten van de zegels van de richter en van Nycolaus,

pastoor in Lochem, en het geschonden zegel van Johannes, proost van Elst, in groene was. In dorso: Littera Amelii de Billen super decimis novalibus in Lochem adiucta capitulo per dominum comitem Gelrensem. Registrata est.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 89r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 38 v. d) Afschrift in Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619) los katern. e) Huberts II, no. 950 p. 4. f) Gedrukt: De Vries, p. 259 bijlage XVI; Harenberg nr. 1312.04.02. 41 1312 november 11 (in die beati Martini hyemalis) Reynaldus, graaf van Gelria, kent aan het kapittel van de kerk in Zutphania de novale tiend in Logeheym toe omdat kerk en kapittel zich steeds door velerlei diensten aan de graaf ondergeschikt hebben gemaakt. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1339 september 17 (Reg. nr. 62). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 42v. Marge: privilegium comitis Reynoldi super de

decimis in Logehem en f. 68v - 69r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 41v. d) Afschrift in hs. Kreynck, Geestel. brieven f. 39r. e) Gelders Archief, archief van de Rekenkamer, Inv. nr. 7203. f) Huberts II no. 951 p. 4. g) Gedrukt: Van Spaen, Inl., II, Cod. Dipl. nr. XL; De Vries, Opkomst p. 261 bijlage XVII;

Harenberg nr. 1312.11.11. 42 1314 september 21 (in die beati Mathei apostoli et evangeliste)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 12 van 148

Schepenen van Lochem oorkonden, dat Gerardus Dengerinc levenslang aan de kanunniken van Sint Walburgis kerk in Sutphania zeven molder rogge jaarlijks zal opbrengen uit de tienden van zijn oude land. Hij zal dit koren leveren in Lochem. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 91v. Marge: VII moldra ziliginis de Dengerinck b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 39 r. c) Afschrift in Cartularium van de proosdij Inv. nr. 1a f. 11v – 12r. d) Gedrukt in: Harenberg nr. 1314.09.21. 43 1315 februari 25 (crastino beati Mathie apostoli) De deken van het kapitel te Daventria, gevolmachtigd richter van de bisschop van Traiectum, oorkondt dat Arnoldus genaamd de Bare, knaap, bekend heeft dat de tienden van de aanwassen van zijn eigen goederen en van de goederen door hem gekocht van Theodericus dicto Munter de Arnem en gelegen in de parochie Vellepe, toekomen aan deken en kapittel van Sutphania. a) Geïnsereerd in de brief van 1325 augustus 19 (Reg. nr. 51, Inv. nr. 156).

In dorso: De decimis alluvionum de Velpe ad capitulum spectantibus. Registrata est. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 2 v. c) Vermeldt in OAZ Inv. nr. 594. d) Registrum omnium bonorum Inv. nr. 619 aantekening op f. 438v. e) Huberts II no. 952 p. 4. f) Gedrukt in: Berkelbach van der Sprengel, Regesten bisschoppen van Utrecht pp. 127-128 nr.

312; Ter Kuile, OB Overijssel dl III, pp 91-92 nr. 653; Harenberg nr. 1315.02.25. 44 1315 mei 19 (feria secunda post octavam Pentecostes) Jacobus, bisschop van Suden en wijbisschop van Utrecht, als plaatsvervanger van Guido, bisschop van Traiectum, maakt bekend, dat hij in de kerk van Zutphania een altaar heeft gewijd ter ere van Sint Marie en Johannes Ewangeliste. De wijdingsdag is vast gesteld op 4 juli en zal worden herdacht op de zondag na Translatio Sint.Martini (dus na 4 juli) en waaraan een aflaat van 40 dagen is verbonden. Op verzoek van deken en kapittel is de kerkwijdingsdag gesteld op de zondag vóór het feest van Sint.Bartholomeus (voor 24 augustus) en de wijdingsdag van het kooraltaar op het octaaf van Pasen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 84v. b) Gedrukt: Van Heussen, Historia episcopatuum Belgii, II pars 3 p. 82; Van Heussen/Van Rijn,

Oudheden en gestichten bisdom Deventer, dl. I pp. 461-462, Van Heussen/Van Rijn, Kerkelijke historie, dl VI p. 540. Harenberg, nr. 1315.05.19.

46 1315 october 6 (feria secunda post Remigii) Otto de Borclo, kanunnik van de kerk in Sutphania, bekent dat hij aan het kapittel een jaarrente van negen pond schuldig is, gaande uit zijn huis dat vroeger van heer Herbertus was. Bovendien schenkt hij aan het kapittel het huis waarin hij placht te wonen om daarvoor een memorie voor hemzelf en zijn ouders te houden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 153). met de zegels van Otto en van de deken van Sutphania in

groene was; dat van Reynoldus, heer van Kovorden, "mei fratris", is verloren gegaan. In dorso: De IX libris ex domo quondam Ottonis de Borclo canonici quam nunc anno MCCCLIX possidet et tenet a capitulo Ludolphus de Altinis thesaurarius Zutphaniensis pro X libris perpetuiter, et pro II libris, quas cum X marcis paratis emere potest. Registrata est.

b) Gedrukt: Harenberg nr. 1315.10.06. 47 1318 mei 17 (feria quarta post Servatii) Richter en schepenen van Zutphania wijzen, wegens afbraak van het huis van de deken op het kerkhof, aan deken en kapittel een jaarrente toe van drie pond en tien schellingen kleine penningen, gaande uit het huis Rondeell. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1401 december 10 (Reg. nr. 223, Inv. nr. 272). b) Archief Kerkmeesters Inv. nr. 62 nr. 33/2. c) Huberts II (Rondeel) nr. 1350 p. 59.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 13 van 148

48 1319 mei 25 (octavo kalendas Junii scilicet in festo beati Urbani martyris) Reynaldus, zoon van de graaf van Ghelria, oorkondt dat Henricus genaamd van der Welle, Wilhelmus genaamd Grywel, en Everardus genaamd Blake van deken en kapittel van Sutphania in erfpacht hebben ontvangen akkers en goederen waaruit een tiend van 20 malder tarwe jaarlijks moet worden betaald. Mocht de pacht niet op tijd worden voldaan, dan mag het kapittel met toestemming van Reynaldus, als leenheer en richter, beslag worden gelegd op de goederen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 154). Met fragmenten van het zegel van de oorkonder in groene was.

In dorso: De XX maldris tritici ex insula Bakerwert solvendis Epyphania sub certis penis. Registrata est.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 2v.

c) Registrum omnium bonorum Inv. nr. 619 f. 18r. d) Tadama, Tijdrekenkundig register I nr. 101 p. 18. e) Gedrukt in: Harenberg nr. 1319.05.25. 49 1319 mei 25 (octavo kalendis Junii scilicet in festo Urbani martiris) Deken en kapittel van de kerk van Zutphania verklaren dat zij hun tienden van de landen in Bakerweert (Steenre) hebben opgedragen aan Henricus genaamd van der Welle, Wilhelmus genaamd Grywell en Everardus genaamd Blake tegen jaarlijkse betaling van 20 malder weit in bepaalde verdeling onder hen drieën en op bepaalde voorwaarden. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 96r. Marge: van den XX malder weytz yn

Baeckerweert. b) Gedrukt in: Harenberg 1319.05.25B. 50 1324 juli 12 (in vigilia beate Margarete virginis) Gerardus, proost van Daventria, draagt de deken van zijn kapittel op om recht te spreken in een geschil tussen deken en kapittel van de kerk in Zutphania en Otto, rector van de kerk in Loghem, en Henricus genaamd Svederinck, de door Otto gepresenteerde geestelijke aangaande het patronaatsrecht over de kerk in Roderlo (Ruurlo), tot een goed einde te brengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 155). Het zegel van de proost is verloren gegaan. Deze brief is

gehecht aan die van 1326 juli 23 (Reg. nr. 51). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 55v. Marge: De jure pratronatus ecclesie Ruerloe. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 42r. d) Huberts II nr. 955 p. 5. e) Gedrukt in: Van Heussen, Historia episcopatum Belgii, II pars 3 p. 195; Van Heussen/Van

Rijn, Oudheden en gestichten bisdom Deventer, II p. 591; Bijsterbos, Register Overijsselsche oorkonden I nr. 51; Ter Kuile, OB. Overijssel III p. 138 nr. 765; Harenberg nr. 1324.07.12.

51 1325 augustus 19 (feria secunda post Assumptionem beate Virginis) Johannes de Brunchorst, proost en aartsdiaken van de kerk van Sint.Salvator in Traiectum, geeft een vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1315 februari 25 (Reg. nr. 43). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 156). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 92r. Marge: recognitio super decimis bonorum

Theodricus de Baer sitorum in Velp. 52 1326 juli 23 (feria quarta post festum beate Marie Magdalene) De deken van de kerk van Daventria, door de proost en aartsdiaken van die kerk tot richter aangewezen, beëindigt de zaak over het patronaatsrecht van de kerk in Roderlo, gerezen tussen deken en kapittel van Sutphania, hun syndicus en Ludolphus de Stocke, priester - door hen aan de aartsdiaken tot die kerk gepresenteerd - enerzijds, en Otto, rector in Loghem, en Henricus Svederinc - door Otto gepresenteerd- ter andere zijde, en verklaart dat patronaats- en collatierecht over de kerk van Roderlo meer dan veertig jaren toebehoort aan de kapittelkerk te Zutphen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 157). Het zegel van de deken is verloren gegaan.

In dorso: Instrumentum de iure patronatus in Roderlo. b) Aan deze brief is gehecht die van 1324 juli 12 (Reg. nr. 49).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 14 van 148

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 55v - 57r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 42r - 43r. e) Registrum omnium bonorum Inv. nr. 619. f) Huberts II nr. 816 pp. 32-33. g) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179 Transcriptie van de tekst. h) Gedrukt: Van Heussen, Historia episcopatuum Belgii, II pars 3 pp 195-196; Van Heussen/Van

Rijn, Oudheden en gestichten bisdom Deventer, II pp 591-593; Van Heussen/Van Rijn, Kerkelijke Historie, dl. VI, pp 728-729; Ter Kuile OB Overijssel, dl IV pp 32-33 nr. 816. Harenberg nr. 1326.07.23.

53 1326 december 22 (in crastino beati Thome apostoli) Johannes ten Velde, schout van Sutphania, oorkondt dat Wilhelmus genaamd Gomenynck en zijn vrouw Aleydis met hun kinderen, aan de kerk te Wigtmunden de "sante Lugersacker", gelegen over de Ysila op de Wigmunderweerd hebben verkocht, in tegenwoordigheid van de proost van Sint Salvator te Utrecht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 158). De zegels van de schout en van Wilhelmus zijn verloren gegaan;

met fragment van zegel en contrazegel van heer Johannes de Brunchorst, proost van Sint Salvator te Traiectum.

In dorso: der kercke to Wichmonde Sint Lutgers acker opgedragen. 54 1327 december 2 (feria quarta post Andree apostoli) Gerardus, proost van de kerk te Deventer en aartsdiaken in ecclesia Traiectensis, bevestigt de schikking, getroffen tussen deken en kapittel te Zutphania - voor wie, Henricus de Kedichem kanunnik te Zutphen optreedt - en Otto, (plebanus) pastoor van de kerk in Loghem, betreffende het patronaatsrecht van de kerk in Roderlo en de novale tienden in de parochie Loghem, waarbij de laatste belooft deken en kapittel hierover niet lastig te vallen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 159). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 50r - 51r. Marge: de ecclesie in Roederloe. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 43 r/v. d) Huberts II nr. 956 p. 5. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 55 1329 september 18 (crastino beati Lamberti) Jacobus, zoon van Gyso, en Conradus de Endie, schepenen van Daventria, oorkonden dat Gebba, zuster van wijlen Johannes Insulfi, bekend heeft dat Gerardus, proost en aartsdiaken, Hertwicus Hodans, vicaris in de kerk van Daventria, Hermannus Splitolf en Johannes de Arnem, executeurs van het testament van eerstgenoemde Johannes, met haar volle instemming aan Gerlacus, deken van de kerk in Sutphania, verkocht heef de grove en smalle tiende, gelegen in de parochie Gorstlo, die Johannes hield van Jordanus de Bake. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 160). De zegels van beide schepenen zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 3r. c) Huberts II nr. 958 p. 5. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. 56 1334 februari 22 (in die beati Petri ad cathedram) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Gerardus Sculle en zijn vrouw Aleydis bekend hebben aan Andreas Albus een jaarrente van 20 schellingen kleine penningen te hebben verkocht, gaande uit een huis in Novym Oppidum. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 161). Met fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: instrumentum de 1 libra ex domo que nunc est filiorum Wilhelmi Gomelinc in platea Lokenstrate in Novo Opido cuius dumdietas debetate causis et altas dumdietas vicariis pro memorio Berte sororis domini Johannis Reyns vicarii et … hec libra resignata et data ipsis canonicis et vicariis pro domini Johanni predicti coram? tabellione. Registrata est.

b) Gehecht aan de brief van 1353 augustus 27 (Reg. nr. 102). c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 15 van 148

57 1334 augustus 19 (feria sexta post festum Assumptionis beate virginis Marie) Richter en schepenen van Sutphania geven een vidimus van de oorkonde van Reynalt, graaf van Gelria, d.d. 1312 november 11 (Reg. nr. 41) betreffende de novale tiende in Logheym. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 39r. 58 1335 juli 16 (dominica post festum beate Margarete virginis) Lambertus Mathie en Gerardus genaamd Cremer, schepenen van Sutphania, oorkonden op verzoek van deken en kapittel van de kerk van Sutphania, dat Helegerus genaamd Bruncrinc aan Henricus de Kedichem, kanunnik te Zutphania, het goed Wymmonc alias "up den Brenke", gelegen in de Hertersmark - dat hij in tijnsrecht van de kerk van Sutphania hield - in gebruik heeft gegeven. a) Oorspronkelijk (Inv. nr.145). De zegels van beide oorkonders zijn verloren gegaan. b) Dit stuk is zwaar beschadigd en gehecht aan de brief d.d. 1302 augustus 10 (Reg. nr. 27). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 93v. In de marge: Hertersmarck. 59 1335 september 21 (ipso die beati Mathei apostoli et evangeliste) Lambertus Mathye en Gerlacus de Dozeborch, schepenen van Sutphania, oorkonden dat Aleydis Gelinc afstand doet van alle recht dat zij had op het goed Gelinc, gelegen in de parochie Verssevelt, welk goed toebehoort aan de kerk van Zutphania. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f.88r. Marge: litera de bonis Gelinc tho Versevelde en f.

92r. Marge: renuncia juris super bonis Gelinc in prochia de Verssenfelde copia huis litere……super folio LXXXVIIJ

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 7v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 60 1335 oktober 18 (in die beati Luce ewangeliste) Deken en kapittel van Sutphania stellen vast dat elke leerling voortaan aan de magister of rector zeven Tournooise (Turonis) groten per jaar zal betalen, welke regeling met goedvinden van de scolasticus en van schepenen en raden van de stad is gemaakt om het misbruik van giften tegen te gaan. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 162). Beide zegels zowel van het kapittel als dat van de stad zijn

verloren gegaan. b) 15

e-eeuws afschrift (Inv. nr. 23).

c) Boven staat: Copia de precio scholarum magistro dando; in dorso: gebrecke dess capittels op anseggen sraiths ingelacht.

d) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 53 r-v. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 61 1337 april 16 (feria quarta post Palmas) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Wighardus genaamd Wolfardinck en zijn vrouw Ella hebben verklaard van deken en kapittel van Zutphania het goed Wolfardinck ontvangen te hebben, gelegen in de parochie Gurstloe bij Eschede, dit tegen betaling van een jaarlijkse erfpachtsom van tien malder "kustbaer rogge" en tien malder "kustbaer halfspilde coern", Zutphense maten. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 28r-v. b) Hs. Kreynck, Geestel. brieven f. 17v – 18r. 62 1339 juni 23 (in vigilia beati Johannis baptiste) Arnoldus de Drynen en zijn vrouw Hessa de Drynen dragen aan deken en kapittel van de kerk van Sutphania een jaarente van vier pond 14 kleine penningen op, gaande uit het huis van Henricus Loken in de Spiegelsstraat, uit dat van Wilhelmus Junghe in dezelfde straat, uit dat van Humboldus in Novum Oppidum op de hoek van de Halrestraat bij de put, en uit dat van Robertus Faber in Novo

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 16 van 148

Oppido, een en ander in ruil voor Boldewinus genaamd Avercamp, die aan het kapittel "jure proprietario seu servili" toebehoorde en nu aan Arnoldus en zijn vrouw wordt overgedragen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 163). Met een fragment van het zegel van Arnoldus in groene was.

In dorso: de iiij libris xiiij denarii ex dominibus Henrici Loken, Wilhem Jonghe, Humboldi et Roberti Fabri datis capitulo per Boldewinio Avercamp ipsius capituli ….. proprio. Registrata est.

63 1339 september 17 (in die beati Lamberti episcopi et martiris) Reynaldus, hertog van Gelria etc. verklaart dat hij na inzage van de hier geïnsereerde oorkonden d.d. 1059, 1207, 1310 augustus 19 en 1312 november 11 (Reg. nrs. 1, 10, 37 en 41) tot de overtuiging is gekomen dat de novale tiende in Lochem aan het kapittel in Zutphania toekomt en niet aan hem. a) 16

e-eeuws afschrift (waarin de laatste acte niet is opgenomen) (Inv. nr. 616).

b) Geïnsereerd in de brief van 1495 december 20 (Reg. nr. 476) en in die van 1346 maart 11 (Reg. nr. 73).

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 67v - 69r. d) Gedrukt: Van Spaen, Inl., II, Cod. Dipl., nr. XXXXIV. e) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 49r-v. f) Huberts II nr. 961 p. 6. 64 1339 november 8 (feria sexta post Omnium Sanctorum) Deken en kapittel van Sutphania ontslaan Evesa genaamd Rolofhinck van Stockem en haar kinderen Svederus, Wolbertus, Fredericus en Evesa uit de horigheid en geven haar in erfpacht het goed Rolofhinck bij Stockem in de parochie Marclo tegen betaling van vijf schellingen kleine penningen per jaar. a) Geïnsereerd in de brief uit de 14

e eeuw (Inv. nr. 264, Reg. nr. 214).

b) Origineel volgens: P.N. van Doorninck, Catalogus der archieven van het Grote (vroeger Heilige Geesten) en Voorster gasthuis te Deventer nr. 25.

c) Huberts II nr. 962 p. 6. 65 1340 juni 3 (vigilia Pentecostes) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Johannes genaamd Zvolleken en zijn vrouw Ghesa aan Henricus de Hucene een jaarrente hebben verkocht van twee pond kleine penningen, gaande uit het huis dat zij bewonen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 164). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: de ij libris ex domo Petri Cellatoris in platea Corenmerct sita. b) Door deze brief zijn gestoken de brieven van 1342 juni 16 en 1350 juli 30 (Reg. nrs. 68 en 86). 66 1341 september 14 (ipso die Exaltacionis sancte Crucis) De officiaal van de proost en aartsdiaken van Daventria oorkondt dat Otto de Essche, pastoor in Lochem, en Hillebrandus de Hastelborgh, priester, een altaar in de kerk van Lochem hebben gesticht ter ere van de H. Drievuldigheid, de Elfduizend Maagden en Alle Heiligen; de pastoor van deze kerk zal hiervan collator zijn. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 165). Met een fragment van het zegel van de officiaal in groene was;

dat van Otto de Essche is verloren gegaan en het geschonden zegel van Hillebrandus in groene was. In dorso: fundatio vicarie xjm virginis in Lochem et quod capitulum tamquam pastores in Lochem est collator eiusdem. Mogelijk is de brief bij de incorporatie van de Lochemse kerk (1474) aan het Zutphense kapittel gekomen.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 107r. c) Onder de acte in het Liber camerae staat een aantekening betreffende de presentatie van de

vicarie van Maria Magdalena in het gasthuis van Lochem in 1517. De presentatie zou, volgens de daarvan bestaande brieven, toekomen aan deken en kapittel van Zutphen als pastoors van de parochiekerk van Lochem, aan de erven van de heren van Verwolde en aan de schepenen van Lochem. Deken en kapittel hebben op grond hiervan in 1517 Hermannus Korten aan de officiaal van Deventer gepresenteerd.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 17 van 148

67 1342 januari 7 (des naesten daigs nha Derthienen daige) Ude van Meeckeren, richter van Veluwe, oorkondt dat Gysberth van Elden van heer Gherlog heer Mathyszoon, deken te Zutphen, en Werner van Oldenzele, vicaris van het Sint Nycolausaltaar in de kerk aldaar, negen morgen land in de Sulermark in de Soeventien hoven in erfpacht heeft ontvangen. a) 16

e-eeuws afschrift op papier (Inv. nr. 89).

In dorso: Copyen pro domino decano et vicari sancti Nycolai de VII libri in usum pauperum ex bonis quibusdam ther Wolde in Velua et est erffpacht voer IX mergelle lants.

b) Dit stuk is gehecht aan het afschrift van 1482 februari 22 (Reg. nr. 397). c) Huberts II nr. 963, p. 6. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 68 1342 juni 16 (in crastino beati Viti) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Harmannus ten Walle en zijn vrouw Lubburgis aan Lubburgis de Hucene een jaarrente hebben verkocht van twee pond, gaande uit het huis van Petrus Cellator, gelegen op "forum salis" (Zoutmarkt). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 164). Met een fragment van het zegel en contrazegel van de stad in

groene was. b) Deze brief is gestoken door die van 1340 juni 3 en 1350 juli 30 (Reg. nrs. 65 en 86).

Gecancelleerd. Een aantekening boven de tekst van de oorkonde vermeldt, dat wegens een brand het kapittel sinds 1357 geen recht meer had op de rente (Nota dum quod capituli nunc videlicet ab anno mccclvij nichil hic etc).

69 1342 juni 25 (?) (datum, Avinione VII? [kal.] julii pontificatus nostri anno primo) Paus Clemens VI beveelt de proost van Sint Petrus (waarschijnlijk is de proost van het domkapittel van Utrecht bedoeld) en Henricus de Veyda, kanunnik te Traiectum, om Gerardus, dictus de Drinen, te voorzien met een vacant komend kerkelijk beneficie in de stad of het diocees Traiectum, dat ter begeving staat van de proost van Sint Petrus. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 166) Het loden zegel van de paus ontbreekt. In dorso: Gerardus de Drinen clericus Trajectensis d[iocese] ... ac plebani Sancti Martini. b) Oud Archief Zutphen (Archiefnummer 1), inv. nr. 704, waar het als omslag van het

Kondichboek is gebruikt. 70 1342 november 15 (Sutphanie in loco capitulari dicte ecclesie Sutphaniensis, feria post sexta festum obitus beati Martini episcopi) Notaris Gerardus Lapicide de Sutphania instrumenteert dat Wilhelmus de Sutphania genaamd Ver Nannenzoon, pastoor van de kerk in Wadenoyn, de helft van de grove tiende, die hij in erfpacht hield van Sint Peter in Traiectum, aan deken, kapittel, vicarissen en chorisocii van de kerk in Sutphania heeft geschonken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 167). Het zegel van Wilhelmus is verloren gegaan. Met de signatuur

van de notaris. Dit stuk was oorspronkelijk gehecht aan de brieven d.d.1342 november 15 en 16 (Reg. nrs.71 en 72).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 80r-v. c) Huberts II nr. 965 p. 6. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 71 1342 november 15 (feria sexta post festum obitus beati Martini que fuit quintadecima dies mensis Novembris) Notaris Gerardus Lapicide de Sutphania instrumenteert dat Wilhelmus de Sutphania genaamd Ver Nannenzoon, pastoor van de kerk in Wadenoyn, voor het houden van memoriediensten aan deken, kapittel, vicarissen en chorisocii van de kerk in Sutphania de helft geeft van de grove tiend, die hij in erfpacht hield van Sint Peter in Traiectum; hij draagt het beheer daarvan op aan de deken en de vicaris van het altaar van Sint Matheus en Andreas.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 18 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 167) Met fragmenten van de zegels van Wilhelmus en het kapitte,l het eerste in rode én groene was, het tweede met contrazegel in groene was en de signatuur van de notaris. In dorso: de legatis canonicis et vicariis pro dominum Wilhelmum Ver Nannen soen investiti ecclesie de Wadenoyen pro duabus memoriis suis. Registrata sunt.

b) Dit stuk was oorspronkelijk gehecht aan de brieven d.d. 1342 november 15 en 16 (Reg. nrs. 70 en 72). In dorso: Registrata est cum suis transfixis.

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 79v - 80r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 70v - 71r. e) Huberts II nr. 965 p. 6. f) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 72 1342 november 16 (sabbato post festum obitus beati Martini episcopi) Deken en kapittel van Sutphania oorkonden dat Wilhelmus de Sutphania genaamd Vernannenzoon, pastoor van de kerk in Wadenoyn, hun de helft van zijn grove tiend opdraagt, zoals in een instrument vermeld is, met een tweede waaraan deze brief gehecht was. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 167). Het zegel van de deken Gerlacus is verloren gegaan. De stukken

waaraan deze brief blijkbaar gehecht waren, zijn die d.d. 1342 november 15 (Reg. nrs. 70-71). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 80v. c) Huberts II nr. 966 p. 6. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst). 73 1344 maart 5 (feria sexta post Reminiscere) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden, dat Andreas Flemynck en zijn vrouw Ghesa aan Wysse van Ostenenche, dienstmaagd van heer Gerlacus, deken, een jaarrente van een pond kleine penningen hebben verkocht, gaande uit het huis van Lubbertus van Odele, gelegen in de Molenstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 168). Met een fragment van het stadszegel in groene was. In dorso: Wysse van Ostenenck een pond uyt Lubbert de Odelen huis inde Molenstrate. 74 1346 maart 11 (Zutphanie in hospicio domini Gerardi de Brunchorst canonici ecclesie Zutphaniensis Traiectensis diocesis) Notaris Reymboldus de Beynem geeft op verzoek van Gerlacus, deken van de kerk van Zutphania, vidimus van de hier geïnsereerde privilegebrief van hertog Reynald d.d. 1339 september 17 (Reg. nr. 63) inzake het recht van het kapittel van deze kerk op de novale tienden in de parochie Lochem. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 169). Het zegel van Johannes de Brunchorst, proost van Sint Salvator

in Traiectum, is verloren gegaan. Met de signatuur van de notaris. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 63r - 64r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 60r - 61v. 75 1347 juli 3 (in loco capitulari ecclesie Sutphaniensis predicte, mensis julii die tertia) Notaris Gerardus Lapicide de Sutphania instrumenteert dat heer Martinus Alfardi, kanunnik en thesaurier van de kerk van Sutphania, heeft bekend aan deken en kapittel een jaarrente van acht pond kleine penningen te hebben verkocht, gaande uit twee huizen, nl. uit het huis achter dat van heer Gerlacus Mathie, deken, drie pond, en vijf pond uit dat van hemzelf in Novum Oppidum in de Hallerstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 170). Met de signatuur van de notaris. Het zegel van Martinus is

verloren gegaan. In dorso: de viij £ debitis per domini Martino Mathii nostrum canonicum. Registrata est.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcripie van de tekst. 76 1347 juli 6 (in loco capitulari dicte ecclesie Sutphaniensis, mensis julii die sexta) [Notaris Gerardus Lapicide de Sutphania] instrumenteert, dat Heymericus de Hellu, kanunnik en scolasticus van de kerk in Sutphania het claustrale huis waarin hij woont en waarvoor hij aan deken en kapittel jaarlijks drie pond kleine penningen betaalt, aan dezen onder bepaalde voorwaarden

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 19 van 148

vermaakt, met name voor het houden van memoriediensten. Als het huis verkocht wordt, dan moet een deel van de opbrengst gebruikt worden voor de aanschaf van “hoc ad libros et ornamenta” (boeken en kerksieraden) voor de kerk. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 171). De signatuur van notaris Garadus de Lapicide en het zegel van

Heymericus zijn eraf geknipt. In dorso: Instrumentum quod Heymericus de Hellu canonico et scolastico ecclesie zutphaniensis ordinant domus suam et bona sua provenanda.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 71r-v. c) Huberts II nr. 971 p. 7. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst). 77 1347 juli 21 (in vigilia Marie Magdalene) Deken en kapittel van de kerk in Sutphania oorkonden, dat zij aan hun medekanunnik en thesaurier Martinus hebben toegestaan, de jaarrente van acht pond kleine penningen, hun toekomende en gaande uit twee huizen van Martinus, af te kopen voor 40 mark. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 172). Met het geschonden zegel en contrazegel van het kapittel in

groene was. 78 1347 december 1 (in castino beati Andree apostoli) Martinus, thesaurarius van de kerk van Zutphania en officiatus van de proost Ricoldus de Hesewich, verklaart dat Gerardus Gerwerdinch en zijn oudste zoon Albertus hem 22 mark schuldig zijn van achterstallige pacht, en daarvoor aan de proost afstand doet van een stuk land, gelegen in Emermersch. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 91r-v. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. Met

de aantekening dat in het Cartularium van het Capittel te Utrecht op f. 91v de akte ook te vinden is.

79 1348 november 26 (in crastino beate Katerine) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Henricus Friso heeft bekend van heer Henricus de Maleya, Cristianus Wedelynck, zijn vrouw Beatrix en haar dochter Ermegardis in erfpacht te hebben ontvangen een erf buiten de Larepoort voor 13 schellingen brabants en een tijnshoen per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 173). Met een fragment van het zegel en contrazegel van de stad in

groene was. In dorso: de LII solidis et uno pullos domo Henrici Vriese Fabri extra Laerporte quorum XII solidos et pullos dominus Henricus de Maleyen dedit capitulo pro memoria sua. Reliquos XL solidos vendidit capitulo.

b) Volgens de in dorso vermelding heeft Henricus de Maleyen een gedeelte van de jaaropbrngst van deze erfpacht geschonken aan het kapittel en het andere deel verkocht aan het kapittel.

80 1349 februari 14 (in die beati Valentini martiris) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Gheisa, weduwe van Magharius, heeft bekend, dat Cristianus Wedelynck, zijn vrouw Beatrix en hun kinderen jaarlijks drie schellingen kleine penningen zullen hebben uit de rente van vier pond, die Gheisa trekt uit het huis van Henricus Frisonis buiten de Larepoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 174). Het stadszegel is verloren gegaan.

In dorso: de tribus solidis ex domo Henrici Vriese fabri exta Laerporte; datis capitulo per dominum Henricum de Maleyen, canonico pro memoria sua.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 81 1349 maart 12 (in die beati Gregorii) Richter en schepenen van Sutphania oorkonden dat Engelbertus, zoon van wijlen Engelbertus Scerpynck, aan Johannes ter Clusen een jaarrente van tien schellingen kleine penningen heeft verkocht, gaande uit het huis van zijn vader buiten de Larepoort.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 20 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 175). Met het geschonden zegel en contrazegel van de stad in groene was. In dorso: Ista littera fuit empta ab Alphardo Drineman anno MCCCLXXIX. Voorts in een 17

e-eeuwse hand: X schellingen uyten Engelbert Scherpinghe huis in de

Laerpoorte. b) Zie ook Inv. nr. 238. 82 1349 juni 1 (in crastino die sancte Pentecostes) Richter en schepenen van Sutphania, en Wilhelmus Zibardynck, schout binnen en buiten Sutphania, oorkonden dat Carstianus de Puteo bekend heeft aan deken en kapittel van Sutphania zes malder rogge en zes malder gerst jaarlijks als pacht schuldig te zijn uit het goed "toe Grother Horst", bij Eschede, Ricele en Galgenbergh gelegen, zoals hij en zijn voorgangers gewend waren die op te brengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 176). De zegels van de stad en de schout zijn verloren gegaan.

In dorso: de vj maldra siligris et vj maldra ordei ex bonis Grotehorst capitulo solvendis in die Martini. Registrata est.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 9v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 84 1350 maart 5 (in loco capitulari ecclesie Zutphaniensis antedicte) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat heer Gerardus de Brunchorst, kanunnik van de kerk van Zutphania, met zijn medekanunnik heer Arnoldus Pelegrini, deken van de kerk, een overeenkomst heeft gesloten betreffende het huis van Arnoldus waarin hij nu woont. Als Gerardus vóór Arnoldus sterft, zal laatstgenoemde levenslang een jaarrente van vijf pond uit het huis hebben. Na zijn dood vervalt de rente aan deken en kapittel om daaruit memoriediensten voor hem te houden. In het andere geval zal Gerardus deze rente binnen een jaar aan deken en kapittel doen toekomen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 177). Met de signatuur van de notaris en het zwaar geschonden zegel

van Gerardus de Brunchorst in groene was. In dorso: In memoriam de V libris annuis legatis capitulo per dominicam Arnoldum Pelegrinum ex domo domini Gerardi de Bronchorst canonici Zutphaniensis pro memoriis ipsius Arnoldi et patris sui Pelegrini predicti. Registrata est.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 85 1350 juli 6 (in domo habitacionis Hertgheri Cupekini opidani Sutphaniensis, mensis julii die sexta) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Hessa en Aleydis, dochters van Mille Scerpinck, en de gemachtigden van haar zuster Fenna aan deken en kapittel van Sutphania een jaarrente hebben verkocht van een pond kleine penningen, gaande uit het huis van wijlen Engelbertus Scerpinck, gelegen naast dat van Essekini dicti de Blinda aan de ene zijde en dat van Johannis Trumpemaker aan de andere zijde, in ruil voor alle rechten waarop de heren ten aanzien van de drie zusters aanspraak maken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 178). Met de signatuur van de notaris Reymboldus de Beynem. Deze

brief is gehecht aan die van 1354 juni 9 (Reg. nr. 103). In dorso: de I libra ex domo nunc Henrici ter Brugghen prope Laerporte. Registrata est. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 86 1350 juli 30 (feria sexta post beati Jacobi apostoli) Essekinus Werneri en Fredericus Steynbicker, schepenen van Sutphania, oorkonden dat Johannes, zoon van Everardus Spaen, Ulricus ton Hesewinkele, Mechteldis Lansinc en Bernardus de Buerlo vanwege Jutta, weduwe van Henricus genaamd "des, scoelmeysters", bekend hebben dat de twee brieven, waardoor deze zijn gestoken, en de daarin vermelde rente door broederscheiding gekomen zijn aan Reynerus Odekunc. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 164).De drie zegels aan het document zijn verloren gegaan. Deze brief

is gestoken door die van 1340 juni 3 en 1342 juni 16 (Reg. nrs. 65 en 68). b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 21 van 148

87 1350 juli 31 (in domo habitationis domini Wilhelmi Otterman canonici ecclesie Sutphaniensis predicti…. tercia mensis julii die ultima) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Reynerus Odekinck bekend heeft aan deken en kapittel van Zutphania een jaarrente van vier pond kleine penningen verkocht te hebben, zoals beschreven in de brieven waardoor deze zijn gestoken, en Reynerus zijn vererfd van zijn zuster Lubburgis de Husene. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 164). Met de signatuur van de notaris. Deze brief is losgeraakt van de

brieven d.d. 1350 juli 30, 1342 juni 16 en 1340 juni 3 (Reg. nrs. 86, 68 en 65). In dorso: Plures littere contransfixe de duabus libris ex domo que nunc est Bernardi de Buerlo in Novo Opido in platea Lokenstrate. Item de duabus libris ex domo quondam Petri Cellatoris in platea Zantmerct super angulo sita (deze zin is doorgestreept) hec due novis sive libre perierunt capitulo propter incendium domus. Registrata sunt omnes.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 88 1351 februari 26 (in loco capitulari ecclesie Sutphaniensis predicte ...quarta mensis februarii die vicesima sexta) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Heymericus de Hellu, kanunnik en scolasticus van de kerk van Zutphania, het geschil tussen de deken Johannes Bollevegher en het kapittel, in het bijzonder over de giften toekomende aan de subdiaconale prebenden, die de deken voor zich opeiste, heeft bijgelegd. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 179). Het zegel van Heymericus is verloren gegaan, met de signatuur

van de notaris. Door deze brief is gestoken die van 1352 mei 9 (Reg. nr. 95). In dorso: Instrumentum compostionis intra decanum et capitulum facte super quibusdam consuetudinibus ecclesie Sutphaniensis.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 18r - 21r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 57v - 59v. d) Huberts II nr. 972 p. 7. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de teksten. 89 1351 april 9 (opten Paelmavont) Wynant en Dyderic van Arnhem, ridders, beloven het kapittel in het ongestoord bezit te laten van de tienden van het land van Resande. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 180). De zegels van de beide oorkonders zijn verloren gegaan. In dorso: De decimis capituli in Ryzande prope Arnhem. Registrata est. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 35r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30) f. 31r. d) Huberts II nr. 973 p. 7. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 90 1351 juni 25 (In crastino beati Johannis baptiste) Martinus, thesaurarius van Ricoldus de Hezewich, proost van de kerk van Zutphania, maakt bekend dat Tydemannus gezegd ter Maleyen, leek van Zutphania en wastinsig aan de proostdij, aan handen van de proost en ten behoeve van de kerk afstand heeft gedaan van de goederen, die hij van vaders-zijde en van wijlen Gerardus de Wesse had geerfd, namelijk Hassync en Wassermaet (sic) in Eme, parochie Wernevelt, en Emesgoed in Rodde, Rade, Rha in de parochie Steynre. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 10v - 11r. 91 1351 september 17 (op sunte Lambertsdach) Richter en schepenen van Sutphen verklaren dat zij een brief hebben gezien, die de 29e juni 14 jaar oud was, en waarin Pielegrinus Willemszoon en zijn vrouw Fye een jaarrente van 10 schellingen kleine penningen hebben uit het huis dat van Geert "Assen neve" was geweest, gelegen op de hoek van de Cupekenstraat tegenover het huis van Lambertus Berwoldzoons en hun aanbestorven van Coenraed Yseren. Voorts blijkt uit bedoelde brief dat de oudste dochter, Bate van Helberghen, van haar lijftocht aan die rente afstand heeft gedaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 22 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 181). Het stadszegel is verloren gegaan. Deze brief is gehecht aan die van 1366 maart 25 (Reg. nr. 142).

In dorso: Gerardi Assers. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 92 1351 october 16 (op sunte Gallendach) Herman van Utrecht, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Henric Honekonc en zijn zoon Henric bekennen aan Gert van de Welle tien mark schuldig te zijn, voor welke schuld zij hem in onderpand geven het goed te Honekonc, gelegen in Vyracker, kerspel Warnsvelt, om daar jaarlijks een losrente van een mark uit te ontvangen. In dorso: van Honeconch. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 182). Het zegel van de schout is verloren gegaan. 93 1352 maart 23 (feria sexta post Gertrudis) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Johannes de Halle en zijn vrouw Hessa hebben bekend aan Hertgherus Kupeken een jaarrente verkocht te hebben van twee pond kleine penningen uit hun deel van een huis in Novum Oppidum en van een huis buiten de Laerpoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 183). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: de II libris ex domo Johannis de Halle et de I libra ex domo filiorum Werenboldi Lyndemaker, assignatis per Hertgherum Cupekyn capitulo Zutphaniensis.

94 1352 april 30 (In vigilia beate Walburgis) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat heer Robertus Kupeken en zijn broeder Hermannus bekend hebben aan Hermannus Kype, zoon van Gerardus de Drynen, een jaarrente te hebben verkocht van 35 schellingen kleine penningen, gaande uit het huis van wijlen heer Johannes de Oeldenzele, priester, in de "platea pistorum" met aan de ene zijde het huis van Tydemanni ten Poerte en aan de andere zijde dat van Gerardi Lanchals. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 184). Met fragment van het stadszegel in groene was. Aan deze brief

is gehecht een perkamenten strook, inhoudend dat van deze 35 schellingen uit het huis van Henric Vaec in de Beckerstraat de vicarissen er 10 zullen hebben en de kanunniken 25, waarvan er 20 door Hermannus Cupe bestemd zijn tot het houden van een memorie voor zijn broeder heer Gerardus de Drynen, koster van de kerk, en zijn zuster Bya. In dorso: de XXXV

ta solidis ex domo Henricus Vaec in dye Beckerstate resignatis capitulo pro

Hermannus Cupe quorum X solidi ad vicarios. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 95 1352 mei 9 (feria quinta post dominicam qua cantatur Cantate) Johannes, bisschop van Traiectum, ratificeert de uitspraak gedaan in het geschil tussen de deken Johannes Bollevegher en het kapittel van Zutphania, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 179). Met fragment van het zegel van de oorkonder in rode was. Deze

brief is gestoken door die van 1351 februari 26 (Reg. nr. 88). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 59v. c) Afschrift In Liber aureus f. 37r – v. (Inv. nr. 1A). 96 1352 mei 17 (des dunredaghes na sente Servaes dach) Heymeric van Hellu, scholaster en kanunnik van de kerk in Sutfen, oorkondt dat Aleyt Hotinghes verklaart heeft geen recht te hebben op het goed Hotinc, gelegen in het kerspel Vorden, waarna het kapittel haar neef Herman Hoetinc met dit goed heeft beleend met een jaarlijkse tijnsbetaling van 7 schellingen oud geld. Op de plica staat geschreven: des brieves hevet dat capitelle van Zutphen een weder scrift ende een uutscrift. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 185). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

In dorso met een eigentijdse hand: littera de Hoetinc en met een 17e-eeuwse hand: van den

goede Hotynck in Voorden den Capittel toecoemende.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 23 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 52r/v. c) Tadama, Tijdrekenkundig register I nr. 167 p. 27 en Huberts II nr. 975 p. 7. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 179. Transcriptie van de tekst. 97 1352 augustus 10 (in die beati Laurentii martyris) Henricus Hoghe en Egbertus van den Ryne, schepenen van Zutphania, oorkonden dat Theodericus Maes en zijn vrouw Lubborgis aan Everardus ten Walle een jaarlijkse opbrengst hebben verkocht, genaamd "stedicheyt' van een malder rogge en een malder haver, Zutphense maat, die zij in de stad Lochem hebben uit het huis en hof genaamd Vengerinch, gelegen bij het huis van wijlen Brynkeman, en bovendien tien kleine penningen per jaar, die zij hebben in genoemde stad uit de hof genaamd Lunsinch, gelegen bij het huis van wijlen Johannes Grave. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 44v - 45r. In originali was door deze brief gestoken die van 1356 januari 21 (zie Reg. nr. 106).

99 1353 februari 20 (feria quarta post beati Valentini) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Truda Tyghelers en haar broeder Berwicus aan Wise ten Broeke een jaarrente hebben verkocht van één pond kleine penningen, gaande uit een huis op het Want (oppen Wande) bij het huis van Hoedemans. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 187). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: de II libris et XVI solidis ex domo Trude Tychghelers quorum quidem X solidi spectant ad vicarios pro memoria Wyse ten Broeke que obiit in vigilia Lucie et reliqui XLVI solidi spectant ad capitulum.

100 1353 juni 28 (feria sexta post nativitatem beati Johannis baptiste) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Jacobus Gerlaci bekend heeft, dat de jaarrente van zes pond en vier schellingen kleine penningen die hij heeft uit het huis van meester Gerardus, apotheker, één pond toekomt aan heer Arnoldus Pelegrini, kanunnik van de kerk van Zutphania. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 188). Met het geschonden zegel en contrazegel van de stad in groene

was. 101 1353 augustus 22 (up sente Thymotheus ende Sinforiansdach) Gherloch Willams, sone heer Mathyes, scholt binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Aleyt to Hotinc van haar neef Herman Hoteman 36 oude gouden schilden heeft ontvangen voor de uitkoop van het goed to Hotinc. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 189). Het zegel van de schout is verloren gegaan. In dorso: de bonis Hoetinc. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 52v. c) Huberts II nr. 975 p. 7. 102 1353 augustus 27 (in ecclesia Zutphaniensi predicta… augusti die vicesima septima) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat heer Johannes Rensekini, vicaris perpetui van de kerk in Zutphania, voor het zieleheil van zijn zuster Berta Andree aan deken en kapittel een jaarrente van tien schellingen kleine penningen heeft gegeven, gaande uit een huis in Novum Opidum gelegen naast het huis van Andree Ceynonis aan de ene zijde en aan de ander zijde dat van Gerardi de Wyck, welke rente de helft is van de 20 schellingen, die Berta bezat en waarvan de andere helft door Johannes aan de vicarissen geschonken is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 161). Met de signatuur van de notaris. Aan deze brief is gehecht die

van 1334 februari 22 (Reg. nr.56). In dorso: instrumentum de I liber ex domo que nunc est filiorum Wilhelmi Gomelinc in platea Lokenstrate in Novo Opido quius quidam liber medietatia? causis reliqua vicariis pro memoria Berte sororis domini Johannis Reyns vicarii Zutphanie.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 72r/v.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 24 van 148

103 1354 juni 9 (in domo habitacionis Hertgheri sepedicti, mensis junii die nona) Notaris Henricus de Gruesbeke de Novimagio instrumenteert, dat Hertgherus Cupeken en zijn vrouw Aleydis aan Wilhelmus Otterman en Arnoldus Last, kanunniken van Zutphania, ten behoeve van deken en kapittel een jaarrente hebben gegeven van 20 schellingen kleine penningen, gaande uit het huis van Henricus ter Brugghen bij de Laerpoort naast dat van Willekini Peyneken aan de ene zijde en dat van Eskini Balte aan de andere zijde. In dorso: Instrumentum de XX solidii ex domo Henrici ter Brugghen prope portam decam Laerporte. Registrata est. a) Oorspronkelijk (Inv. no 178). Met de signatuur van de notaris en het zegel van Hertgherus

Cupeken in groene was. Deze brief is gehecht aan die van 1350 juli 6 (Reg. nr. 85). b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 104 1354 augustus 30 (in ecclesia Zutphaniensis predicta videlicet in capella beatorum Petri et Pauli apostolorum, augusti die penultima) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Hermannus Cupeken, zoon van Gerardus de Drynen, aan deken en kapittel van Zutphania een jaarrente van 20 schellingen kleine penningen heeft gegeven, gaande uit het huis van Henricus Vaec in de "platea pistorum" gelegen naast dat van Theodrici de Porta aan de ene zijde en aan dat van Gerardi Lanchals aan de andere zijde. De jaarrente is gegeven om een jaarlijkse memoriedienst te houden voor Gerardus de Drynen, priester, en zijn zuster Bye. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 190). Met het geschonden zegel van Hermannus Cupeken in groene

was en de signatuur van de notaris. In dorso: de J libra ex domo Henrici Vaec in platea Beckerstrate et porta illam libram haec capitulam V solidii ex eadem domo emptas postea et vicarii habent X solidii ex eadem concessa et et littera a capitulo super acquitatione cum XIJ facienda de sola predic ta libra. Registrata est.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 105 1354 december 19 (feria sexta post beate Lucie virginis) Jacobus de Swipe en Cesarius Cesarii, schepenen van Zutphen, stellen Wilhelmus Otterman, kanunnik van de kerk van Zutphania, ten behoeve van deken en kapittel in het bezit van een erf aan het kerkhof, naast dat van Gerardi de Brunchorst aan de ene zijde en dat van Nycolai Mummenhof aan de andere zijde, wegens een achterstallige jaarrente van twee jaren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 191). Met fragmenten van zegels van beide schepenen in groene was. In dorso: de area Mommenhof. b) Huberts II nr. 977 p. 7. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 106 1356 januari 21 (op sente Agneten dach) Everaert van den Wal, burger van Zutphen, verklaart dat hij aan deken en kapittel van Zutphen de jaarrenten van zaad en geld, vermeld in de brief waardoor deze is gestoken (Reg. nr. 96), heeft afgestaan aan deken en kapittel van Zutphen ten behoeve van memoriediensten voor zijn grootouders, de alde Jan den Wysen en Trude des Wysen, voor zijn vrouw Lubborch en hemzelf. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 45r. 107 1356 januari 21 (op sunte Agnietendach) Arnt van Utrecht Hermanszoon, burger van Zutphen, verklaart dat Evert ten Walle van hem in pacht houdt een stuk land “te Honekonch” in het kerspel Warnsveld "opten Oesten Enghe" voor een kleine penning als tijns, welk land gekomen is uit het goed Honekonch. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 192). Met het zegel van Arnt van Utrecht in groene was. Deze brief is

gehecht aan die van 1356 januari 24 en 21 (Zie Reg. nrs. 108-109). 108 1356 januari 24 (dominica post beate Agnetis virginis)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 25 van 148

Richter en schepenen van Zutphania en Gerardus ten Toerne, schout binnen en buiten Zutphania, oorkonden dat Gerardus Loendinch en zijn vrouw Aleydis aan Everardus ten Walle een stuk land verkocht hebben, gelegen in de parochie Warensvelde op de plaats genaamd "oppen Oesteneinghe". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 192). Met de geschonden zegels van de stad en de schout in groene

was. Deze brief is gehecht aan die van 1356 januari 24 en 21(zie Reg. nrs. 107 en 109). In dorso: dese brieve syt van den stuck landes op Oesternengghe. Met een latere hand: opdrachts und ... brieve van een stuck landes opten Oesterenck.

109 1356 januari 24 (dominica post beate Agnetis virginis) Gerardus ten Toerne, schout binnen en buiten Zutphania, Henricus Louwer en Johannes Spaen, schepenen van Zutphania, oorkonden dat Gerardus Loendinch en zijn vrouw Aleydis wegens een schuld van 34 gouden schilden aan Everardus ten Walle hun stuk land hebben afgestaan, gelegen in de parochie Warensvelde op de plaats genaamd "oppen Oestenenghe", welk land met 34 gouden schilden losbaar is “in enen rechten weddestaete”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 192). Met de zegels van schout en schepenen in groene was, dat van

Johannes Spaen is geschonden. Deze brief is gehecht aan die van 1356 januari 24 en 21 (Zie Reg. nrs. 107-108).

110 1356 maart 14 (in domo habitationis domini Arnoldi Last canonici ecclesie Zutphaniensis predicte, die decimaquarta) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat Hertgherus Cupeken, burger van Zutphania, met toestemming van zijn vrouw Aleydis aan deken en kapittel van de kerk in Zutphania een jaarrente van zes pond kleine penningen heeft gegeven, gaande uit het huis van Hermannus Kuper in de Hofstraat naast de “taberna dictam Utrecht” aan de ene zijde en het huis van Amilius Barbitonsor aan de andere zijde, uit dat van Johannes de Halle buiten de Larepoerte naast dat van Johannis van der Zee en uit een deel van een huis in Novum Opidum naast dat van Conradi de Etruncte, voor welke rente de schenker in de kerk zal worden begraven, terwijl er twaalf memoriediensten voor hem zullen worden gehouden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 193). Met de signatuur van de notaris; het zegel van Hertgherus

Cupeken is verloren gegaan. In dorso: de sex libras assignatis per Hertgerus Cupekyn pro XIJ memoriis suis quarum sunt ex domo Hermanni Cupe prope tabernam Utrecht due ex domo Johannis de Halle extra Laerparte et una ex domo quondam Werenboldi Lyndemaker in Novo Opido. Et notandum quod preter predicti tres libras ex domo Hermanni Cupe capitulam habuit antea et habet adhuc duas libras. Registrata est.

b) Collectie Meinsma (Inv. nr.180). Transcriptie van de tekst. 111 1356 mei 4 (feria quinta post octavas Pasche) Fredericus Stienbicker en Johannes Stuerman, schepenen van Zutphania, oorkonden dat Johannes Spaen en zijn vrouw Cristina aan Arnoldus Bolleken een jaar rente hebben verkocht van een pond kleine penningen, gaande uit het huis van wijlen Theodericus Brune in de Berleheze bij het huis ofwel de toren van de stad genaamd Apenstert. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 194). Het zegel van de eerste oorkonder is verloren gegaan; met het

geschonden zegel van Johannes Stuerman in groene was. Aan dit stuk is gehecht een perkamenten strookje met een aantekening van 1369 september 21, inhoudende dat Aleydis Spaen, weduwe van Arnoldus Bollekyn en later van Arnoldus Brune, deze rente van 20 solidi bestemd heeft voor memoriediensten voor haar en haar tweede man.

In dorso: de XX solidii ex domo Theodrici Brunnen prope Apenstert. 112 1356 september 14 (Zuytphanie in sacristia dicta Zuytphaniensis ecclesie in loco capitulari, mensis septembris die decimaquarta) Notaris Henricus de Gruesbeke van Novimagium instrumenteert dat Ghyselbertus genaamd Coc, proost van de kerk in Zuytphania en opvolger van wijlen Wilhelmus Otterman heeft bekend, dat hij op bepaalde voorwaarden zijn prebende heeft ontvangen in tegenwoordigheid van deken Johannes

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 26 van 148

Bollevegher, Heymericus de Campo, scholasticus, Gerard van Bronchorst, Arnold Last, Johannes Doernic en Henricus de Maleyen, kanunniken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr.195). Met de signatuur van de notaris, het zegel van de proost is

verloren gegaan. In dorso: recognitio facta per G[hyselberto] Koc, propositum quum ad prebendam canonicalem admissus fuit.

b) Huberts II nr. 978 p. 7. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 113 1356 september 23 (feria sexta post beati Lamberti) Richter en schepenen van Zutphania en Engelbertus de Horstlo, schout binnen en buiten Zutphania, oorkonden dat Gesa, weduwe van Lambertus Mathye, en haar zoons Lambertus en Mathyas ten behoeve van deken en kapittel afstand hebben gedaan van alle recht dat zij hadden op de tienden van de goederen genaamd Zickinck, gelegen in Werken, parochie Warensvelt, en op drie huizen aldaar, waartegenover het kapittel hun de pacht kwijtscheldt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 196). De zegels van de stad en van de schout zijn verloren gegaan.

In dorso: de decimis bonorum Zickinc in Werken et aliarum trium domorum ibidem Hermaninc, Zeghesinc et Kyeminc. Registrata est.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 88 c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 3r. d) Huberts II nrs. 980 en 981, p. 8. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 114 1356 october 7 (feria sexta post beati Remigii) Andreas Creynck en Cesarius Cesarii, schepenen van Zutphania oorkonden, dat Cristianus ten Putte aan deken en kapittel van de kerk van Zutphen acht malder gerst schuldig is wegens achterstallige pacht van een malder jaarlijks uit zijn goed Noertvene, bij Zutphania gelegen, en dat hij bij wijze van boete bovendien vier malder “ordei” extra zal opbrengen. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 109r. 115 1357 februari 5 (op sente Agathendach) Aernt Neudenzoon "in der Eemer" verklaart, dat hij van deken en kapittel van Zutphen voor vijf malder koren per jaar in erfpacht heeft ontvangen de grove en smalle tienden van Ymmegriet en van het goed dat hij in de Eemer in het kerspel Brummen heeft liggen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 198). De zegels van Aernt Neudenzoon, Herman Oppenweerde en

Johan Spaen van Steenre zijn verloren gegaan. In dorso: de quinque maldris ordei qui …terra Arnoldus Neudensoen in der Emer; de quarta parte decimarum nostrarum in der Emer.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 86v. Marge: V molder halffspilde koern ex bonis inder Emer.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 3r-v.

d) Huberts II no. 982 p. 8. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 116 1357 juni 25 (des zonnendaghes na sente Johans daghe baptiste te middezomer) Richter en schepenen van Lochem oorkonden, dat Gheryt die Gruter van Lochem en zijn vrouw Ryclant van deken en kapittel van Zutphen vijf “midsaets” land, gelegen in de "Nye Coppele" in het kerspel Lochem, in pacht hebben genomen tegen een opbrengst van zeven malder haver per jaar Zutphense maten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 199). De zegels van de schout Gumpertus de Bingarden en van

Lochem zijn verloren gegaan. In dorso: de VIJ modiis avene de terris capituli in der Nyer Coppele apud Lochem per Gerardum dye Gruter. Registrata est.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 27 van 148

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 39r-v.

c) Huberts II nr. 983 p. 8. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 873 1359 januari 9 (feria quarta post Epyphania Domini) Richter en schepenen van Zutphania en Gerardus de Bake de jongen, gezegd de Hacverden, schout binnen en buiten Zutphania, oorkonden dat Johannes en Wilhelmus Tieselinch, gebroeders, van proost, deken en kapittel van de kerk van Zutphania het goed Onekock, gelegen in de parochie Wernesvelt, in erftijns heeft ontvangen, tegen een jaarlijkse betaling aan de proostdij van twee pond kleine schellingen. a) Afschrift in Lib.Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 4r- 5r. 117 1358 mei 1 (op sente Walburghen dach in den Meye) Ludekyn Spaen van Holthusen verklaart dat hij van deken en kapittel van Zutphen de tiende grof en smal van zijn goed in de Emer, kerspel Brummen, in erfpacht heeft ontvangen tegen betaling van zes malder "halfspildecorns", Zutphense maten per jaar. Medebezegelaars waren de beide broers van Ludekyn, Evert en Ingram van Holthuysen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 90r/v. Marge: littera de VJ maldris halffspildekorns de

insula dicta Luyken Spaensweert inden Emer. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 3v. 118 1359 mei 26 (Colonie in hospitio habitationis Theodori de Walle notarii predicti et infrascripti, may die vicesima sexta). Martinus Alphardi de Sutphania, kanunnik van de kerk van Daventria en eertijds lange jaren kanunnik in de kerk van Sint Walburgis in Sutphania, schenkt bij notarieel instrument al zijn goederen en renten in de buurschap Eme in de parochia Warnesvelt, en elders aan deken en kapittel van de kerk van Sutphania, opdat zij daarvan presentiegelden uitdelen aan degenen die op bepaalde dagen en uren in het koor aanwezig zijn. Deze presenties zullen nog vermeerderd worden na de dood van zijn zoon Petrus en zijn dochter Gertrudis, en voorts dienen enkele renten in graan en geld te worden voorbehouden aan deken en kapittel zelf, aan de proost, aan Gerardus Lubbertuszoon van Drynen, aan de begijnen in het Hospitaal en anderen. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 10v - 11v. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 874 1359 juni 19 (des woensdags up des heylighen Sacraments avent) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat Henric Tastlare volgens zijn verklaring van proost, deken en kapittel van Zutphen het goed Tastlare, gelegen in het kerspel Almen, tot een erftijnsgoed heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van 20 schellingen kleine penningen.

Afschrift in Liber Camerae (Kapittel Inv.nr. 3), f. 14 r-v. N.B. in margine: … XX schillinc thyns pro preposito. 119 1360 februari 8 (des manendaghes na onser Vrouwen Lichtmisse) Alphart van Weyenberch, burger van Zutphen, verklaart dat hij van deken en kapittel van Zutphen de tiende uit een "horninc" (hoek) van Weyenbergher kamp, gelegen bij het goed Weyenberch in het kerspel Lochem, heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van een schepel rogge, Lochemse maten, aan de heren te leveren op hun "spiker" (centrale verzamelplaats voor de graanoogst), te Lochem of elders. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 90v - 91r. Marge: ex bonis dictis Weyenborch to

Lochem IIIJ moldris rogghen terminus Martini. 875

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 28 van 148

1360 juli 14 (des naesten daghes nae sunte Margreten daghe) Lubbert van Drienen, richter te Zutphen, oorkondt, dat heer Mertyn Alphertszoon

1, priester, aan de

proostdij van Zutphen een maat heeft opgedragen, gelegen in het kerspel Wernesvel[t], mark Eme, en geheten “Groenloecs maete”, behoudens recht van wederkoop voor Henric Gronloec en zijn erven. a) Afschrift in Liber Camerae (Kapittel Inv.nr. 3), f.17r.

1) van Druinen 120 1361 februari 25 (in cimiterio ecclesie Zutphaniensis predicte iuxta portam mansionis domini decani ecclesie eiusdem, mensis februarii die vicesima quinta) Notaris Henricus de Gruesbeke instrumenteert, dat Jutta, weduwe van Rutgherus Scherpinc, heeft verkregen van deken en kapittel van de kerk in Zutphania het verwonnen pand, het huis van Arnoldus Rutgheri van Noviomagium, kanunnik, gelegen buiten de Laerpoort met aan de ene zijde het huis van Gerardi Meyers en Henricus Goyman en aan de andere zijde dat van Gerardi Nywenhuys, tegen 14 schellingen per jaar, waarvan er vijf aan heer Ludolphus de Vreden, vicaris, zullen worden gegeven ten behoeve van de huisarmen.. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 200). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: Instrumentum de XXXVJ solidis ex domo Jute Scherpinc extra Laerpoert ad capitulam spectantibus. Nota quod Jutta postea dimisit domum et dominus Henricus de Maleya recepit eam a capitulo pro XXX solidis heriditarie

b) Huberts II nr. 985 p. 8. N.B. foutieve datering. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 121 1361 maart 3 (datum Davantrie, feria quarta post dominicam qua cantatur Oculi in ecclesia Dei) Johannes [van Arkel], bisschop van Traiectum, gelast de pastoor van Novum Opidum in Zutphania en wie het verder aangaat om Egbertus de Eze, Johannes de Dornic en anderen aan te zeggen zich binnen een bepaalde tijd te doen wijden, aangezien zij geweigerd hebben de wijdingen, rebelles fuerin,t verbonden aan de hogere prebenden te ontvangen. De bisschop draagt deken en kapittel op in deze zaak de decretale (verordening) van paus Clemens V te volgen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 201). Het zegel van de bisschop is verloren gegaan. Door deze brief is

gestoken die van 1361 maart 14; het transfix d.d. 1365 mei 17 is losgeraakt (zie Reg. nrs. 122 en 135). In dorso: Processus episcopi super decretali ut hi qui divinis ..conservandus in scrinio capituli pro memoriali perpetuo.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 49r - 50r. Marge: processus super decretalii ut hi qui in divinis.

122 1361 maart 14 (ipsa die dominica qua cantatur in ecclesia Dei Judica) Jacobus Clincke, pastoor van de kerk van Novum Opidum in Zutphania, bericht de bisschop van Traiectum, dat hij diens mandaat, waardoor deze brief is gestoken, ten uitvoer heeft gebracht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 201). Met het geschonden zegel van Jacobus Clincke in groene was.

Deze brief is gestoken door die van 1361 maart 3 (zie Reg. nr. 121), het transfix d.d. 1365 mei 17 (zie Reg. nr. 135) is losgeraakt.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 50r. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcritpie van de tekst. 123 1361 juni 28 (in vigilia beatorum Petri et Pauli apostolorum) Deken en kapittel van Zutphania verklaren dat zij van heer Martinus Alphardi van Drens verscheidene bezittingen hebben gekregen, waarvan na zijn dood presenties betaald moeten worden, behoudens 60 pond kleine penningen per jaar voor Martinus en na diens dood voor zijn zoon Petrus. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 202). Met fragment van het kapittelzegel in groene was. Aan deze brief

is gehecht die van 1370 mei 1 (Reg. nr. 151). In dorso: de presentys domini Martini b) Huberts II nr. 988 p. 8. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 124

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 29 van 148

1362 Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Henricus Stuerman en zijn vrouw Fenna aan Johannes Gerlacuszoon een jaarrente hebben verkocht van 15 schellingen kleine penningen, gaande uit het huis van wijlen Luesebeye op het Want op de hoek van de “Drynrestieghe”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 203). Het stadszegel is verloren gegaan (Zie Reg. nr. 182). Geen

datum ingevuld. In dorso: dese brief hoert den capitel Zutphen toe. 125 1363 september 9 (sabbato post festum Nativitatis beate et gloriose virginis Marie ) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Volkerus de Drynen van deken en kapittel van Zutphania een stuk grond in Novum Oppidum heeft ontvangen tegen een jaarrente van tien schellingen kleine penningen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 204). Met het geschonden zegel en contrazegel van de stad in groene

was. 875 1363 september 20 (up sente Matheus avent) Herman Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Arnt Musekin en zijn vrouw Aleyt volgens hun verklaring aan de proostdij van Zutphen jaarlijks schuldig zijn acht pond kleine penningen uit de maat geheten “Wessermaet”, gelegen in Eme, kerspel Wernesvelt. a) Afschrift in Liber Camerae (Kapittel Inv.nr. 3), f. 17 r-v.

N.B. onder de akte een aantekening dat uit deze maat bovendien aan de proostdij betaald moest worden twee schellingen, zes penningen en en hoen, wat “per negligentiam” in de akte eruit was gelaten.

126 1363 october 20 (feria sexta in vigilia sacrarum undecim milium virginum martirum) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden, dat Gesa Uterlo en haar zoons Rodolphus en Henricus ten behoeve van deken en kapittel afstand doen van alle recht dat zij hebben op de grote en kleine tienden van hun goed Zickinck, gelegen bij Werken in de parochie Warnesveldt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 205). Met fragment van het stadszegel in groene was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 80v. Marge: de decimis uxor? domorum in Wercken. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1v. d) Huberts II nr. 990 p. 9. 127 1363 december 4 (in ecclesia Zutphaniensi predicta scilicet in capella beatorum Petri et Pauli apostolorum, decembri die quarta) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat Jacobus de Zvipe en zijn vrouw Fenna aan deken en kapittel van Zutphania een jaarrente hebben geschonken van 30 schellingen kleine penningen, waarvan 20 zullen gaan uit het huis van Ermegardis de Zvipe in de Waterstraat en 10 uit dat van Gyselbertus Carpentarius in Novum Oppidum naast dat van Johannis Sartor zoon van Wilhelmi en Henrici genaamd Smedeken. De schellingen zijn bedoeld om memoriediensten te houden voor Gerardus de Turre en Hilla de Lichtenberghe. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 206). Met het zegel van Jacobus de Zvipe in groene was en de

signatuur van de notaris. In dorso: de XX solidis ex domo Ermengardis de Swype in dye Waterstate et X solidis ex domo Ghyselberti Carpentarii in Novo Opido.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 128 1363 december 17 (dominica post diem beate Lucie virginis) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Gerardus die Deker van Hadewygis, dochter van Arnoldus Volberti, haar erf gelegen in Novum Oppidum bij de oliemolen van Gerardus in erfpacht heeft ontvangen tegen tien schellingen kleine penningen per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 207). Met fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: pro memoria Hadewigis de Drynen beghine de X solidii ex ares Gerardi Deker prope molendino olei pro Johanni Ripen vacat.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 30 van 148

876 1364 juni 14 (feria sexta post diem beati Odulphi confessoris) Gerardus ten Brincke en Johannes Creying, schepenen van Zutphania oorkonden dat Hermannus Huginc en zijn vrouw Fenne Odincks ten behoeve van de proostdij van de kerk van Zutphania hun drie stukken land, gelegen op de “Zutphense Enghe, hebben verkocht aan heer Ludolphus de Altinis, thesaurarius van de kerk en officiatus van proost, heer Ghyselbertus genaamd Koc. Oorspronkelijk hielden de verkopers het land in erftijns van de proostdij. a) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 9 r-v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke

instellingen” (Inv.nr. 30), f. 12r. 877 1364 juli 2 Notaris Henricus de Vinen instrumenteert, dat Andreas de Ampsen de Oude, inwoner van Zutphania, en zijn vrouw Evesa in handen van heer Ludolphus de Altinis, kanunnik en thesaurarius van de kerk van Zutphania en officiatus van proost, Ghisebetus Coc, ten behoeve van de proostdij en kerk afstand hebben gedaan van alle recht, dat zij hadden op het goed Oesinch, gelegen in de parochie Wernesvelt en in de mark Angherum. a) Afschrift in Liber Camerae (Kapittel Inv.nr. 3), f. 13v. 129 1364 augustus 30 (des anderen daghes na sente Jans daghe Baptiste decollatio) Vrederic van Rechteren, ridder en leenheer van Nortphen, geeft Kerstiaen ten Put toestemming, om aan deken en kapittel van Zutphen een jaarrente van 13 pond te betalen in plaats van één malder koren dat hij hun schuldig was uit het goed Nortphen, gelegen bij Galghenberch in het kerspel Zutphen, en van de zes malder rogge en zes malder koren uit het goed "dye Grotehorst" eveneens in het kerspel Zutphen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 208). De zegels van de oorkonder en van Kerstiaen ten Put zijn

verloren gegaan. In dorso: de XIIJ libris ex bonis Grotehorst etiam Nortphen. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 51r/v. Marge: met een 17

e-eeuwse hand solvuntur per

N. Raesshorn c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 12r. d) Huberts II no. 991 p. 9. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst). 130 1364 september 2 (Zutphanie in choro ecclesie supradicte Zutphaniensis) Notaris Henricus de Vynen instrumenteert dat Lubburgis genaamd Bollekyns, weduwe van Lubbertus genaamd Langhelubbert, aan deken en kapittel van de kerk van Zutphania en aan de kapelaan een jaarrente heeft geschonken van zes pond kleine penningen, gaande uit het huis van Lubburgis bij de Hospitaalspoort op de hoek waar Arnoldus Bollekyn (angulo platea ex una) woont en het huis van Aleydis Bollekyn aan de andere kant. Van deze rente zullen kapelaan en deken en kapittel respectievelijk 5 ½ en een ½ pond hebben, behoudens de lijftocht voor Lubburgis. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 209). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: instrumentum de sex libras legatis pro Lubbergin Bollekyns capitulo ac capellano et pauperbus. Registrata est. Cap. B.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 131 1364 september 22 (Zutphanie in aula hospitii habitacionis claustralis domini Arnoldi Last scolastici et canonici supradicti, mensis septembris die vicesima secunda) Notaris Henricus de [Vinen] instrumenteert, dat Henricus Lower senior, burger van Zutphania, volgens zijn verklaring het goed Garwardinch in de parochie Warensvelt, tot dusver een horig goed van proostdij en kerk van Zutphania, als erfpachtsgoed van proost, deken en kapittel heeft ontvangen tegen een jaarlijkse betaling van twee in een halve malder rogge, genaamd "kustbare rogghe", en twee malder en drie schepel gerst, genaamd "halfspilde coerne", Zutphense maten, en voorts 20 schellingen kleine penningen.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 31 van 148

a) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 20 r/v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 70v - 71r. c) Collectie Meinsma (Inv.nr 180). Geen volledige transcriptie van de tekst. 132 1364 september 29 (ipso die beati Michaelis archangeli) Ghiselbertus Coc, proost, en deken en kapittel van de kerk in Zutphania, verklaren dat zij hun goed Garwardinck, behorend tot de proostdij en gelegen in de parochie Warnesvelt, aan Henricus genaamd Louwer, seniore opidano Zutphaniensis, in erfpacht “vulgaritur dictum te pachtes goede recht” geven tegen twee malder rogge, genaamd "kustbar rogge", twee malder en drie schepel gerst, genaamd "halfspilde corne" en 20 schellingen gangbaar geld in Zutphen voor de proost en deken en kapittel. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 210). De zegels van beide oorkonders zijn verloren gegaan. In dorso: de bonis Garwerdinck toe Henr. L[ouwer] verpacht. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3 ), f. 87r/v. Marge: de bonis Garwerdingh c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 16v - 17r. d) Huberts II, no. 993 p. 9. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 134 1365 maart 22 (sabbato post dominicam qua cantatur Oculi) De officiaal van de curie van Traiectum gelast de priesters in Arnhem, dat zij Stephanus Ploech en zijn mensen moeten aanmanen aan deken en kapittel van Zutphania de tienden te restitueren uit waarden en aanwassen in Renus en Ysila van Redichem tot Wagheninghen, die zij deken en kapittel gedurende drie jaren hebben onthouden tot een waarde van 120 goudguldens. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 212). Het zegel van de officiaal is verloren gegaan. In dorso: processus Wolterus contra Stephanum Ploech. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 27v - 28r. c) Huberts II or. 995, p. 9. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 135 1365 mei 17 (sabbato post dominicam qua cantatur in ecclesia Dei cantate) Johannes, bisschop van Traiectum, ratificeert wat door zijn voorganger Johannes de Arkel is gedaan, als vermeld in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 201). Het zegel van de bisschop is verloren gegaan. Dit stuk is

gestoken geweest door de brieven van 1361 maart 3 en maart 14 (Reg. nrs. 121-122). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f 50r. c) Collectie Meinsma (Inv.nr, 180). Transcriptie van de tekst. 136 1365 september 22 (in castro dicto Hoest, mensis septembris die secunda) Notaris Wilhelmus Priem de Clivis instrumenteert, dat Theodricus Belhof de Bellinchaven, ridder, in handen van deken en kapittel van de kerk van Zutphania afstand heeft gedaan ten behoeve van Berhardus de Duven, ridder, van het goed gelegen in de parochie Heteren, dat hij als tijnsgoed van deken en kapittel heeft gehouden. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 87v. 137 1365 september 27 (des saterdaghes nae sunte Mauricius daghe) Dideric van Bellinchaven, ridder, en Johan en Maes van Bellinchaven, knapen en zoons van Dideric, verklaren dat zij aan deken en kapittel van Zutphen, ten behoeve van Johan van Moerse, ridder, de tiende te Heteren hebben opgedragen, die zij van het kapittel in erfpacht hielden. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 91v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 37r. c Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 32 van 148

138 1365 september 28 (op sente Michiels avont) Johan van Moerse, ridder, verklaart dat hij van deken en kapittel van Zutphen voor twaalf malder koren (halfspilde coerns Arnhemse maten) per jaar in erfpacht heeft genomen de tienden in de waard van Heteren in de Betouwe, zoals heer Dideric van Heteren die had bezeten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 213). Met fragment van het zegel van Johan in groene was.

In dorso: de IJ maldris ordei de decimis in Heteren pro domino Johanni de Muerze et suos herides.

b) 15e-eeuws afschrift op papier.

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 36v - 37r. In de marge: XIJ molder halffspilde koren vanden thienden to Heteren in Betuwen sed sunt iam capituli decime huiusmodi.

d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 37r.

e) Huberts II no. 996 p. 11. Met foutieve datering van 7 mei. f) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 139 1365 november 29 (sabbato in vigilia beate Andree apostoli) Richter en schepenen van Zutphania geven vidimus van de bevestiging door paus Innocentius III van de schenking aan het kapittel door de bisschop van Traiectum gedaan (datum Laterani sexto kalendas aprilis pontificatus nostri anno duodecimus…), betreffende de tienden van de waarden langs de Renus van Rhenen tot Hunnepe. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 67 r/v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 43v. 140 1366 januari 12 (feria secunda post Epiphaniam eiusdem) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Egidius, zoon van Egidius Tymmermans, en zijn vrouw ALeydis aan Jacobus de Beynem junior een jaarrente hebben verkocht van 17 schellingen en 6 kleine penningen, gaande uit het huis van Johannes Spleter en zijn vrouw Margareta, naast dat van de “sitas rectra domini dominum nostri dominum ducis Gelriae , dus achter het huis van de hertog van Gelre gelegen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 214). Met een fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: Joannis Pleechers huis XVIJ sch[ellingen] VJ d[enarien] 141 1366 maart 25 (in domo habitacionis dicti Pelegrini et ad maiore firmitate... marcii die vicesima quinta) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Pelegrinus Wilhelmuszoon, zijn vrouw Sophia en hun dochter Aleydis bekend hebben aan deken en kapittel van de kerk van Zutphania een jaarrente te hebben verkocht van drie pond kleine penningen, voor de helft gaande uit het huis van Gerardus genaamd "Assen neve" op de hoek van de Cupekenstraat tegenover dat van Lamberti Berwoldi en heer Henrici de Marclo, voor de andere helft uit dat van Andreas Losenbeye op het kleine Wand op de hoek van de Drinersteghe en bij het huis van Henrici Holeken; hun zoon Conradus zal de opdracht doen zodra hij thuisgekomen is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 181). Met de signatuur van de notaris. Het zegel van Pelegrinus in

groene was is eraf gevallen. Aan deze brief is gehecht die van 1351 september 17 (Reg. nr. 91). In dorso:de iij libras emptis erga Pelegrinus ex domo Gerardi quondam Assen neve in platea Cupekynstrate et ex domo nunc Gerardi de Hellevort in angulo vici dicti Drynersteghe oppen cleyne Wande prope domum Henrici Holekyn.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 142 1366 november 20 (in choro ecclesie Zutphaniensis sepedicte …novembris die vicesima). Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat heer Henricus de Maleye, kanunnik in de kerk van Zutphania, aan deken en kapittel een jaarrente heeft verkocht van 2½ pond kleine penningen, gaande uit twee stukken land in de parochie Wernesfelt, groot negen en zes schepel zaad naast het land van Herman van Utrecht en dat van Nycolai Onekinc. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 215). Met de signatuur van de notaris. In dorso: de iij libras ex terris de Henrici de Malaye sitis in Warnsvelde.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 33 van 148

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 12v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 143 1367 april 29 (in crastino beati Vitalis martiris) Deken en kapittel van de kerk in Zutphania stellen de inkomsten van de officiatus vast, Hij zal die hebben uit de “vinicopiis” van de tienden van Wagheninghen, Rysande Ellichem, Lochem, Dochterden, Werken en Wertelt, alsmede een regeling van zijn verplichtingen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 216). Met fragment van het kapittelzegel in groene was.

n dorso: de salario officiati et de multis aliis ordinationibus et statutis pro capitulum factis. Registrata est.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 59 r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 144 1368 februari 24 (up sente Mathyes avont) Gherloch Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Johan van den Zande aan proost en kapittel verkocht heeft zijn tienden gelegen in het kerspel Wichmunt, terwijl het kapittel jaarlijks uit die tiende vijf malder pachtrogge zal hebben in plaats van de vijf malder die het had uit het deel van het goed Pillinc, dat Johan met zijn vrouw, dochter van Ghyselbert van Olden, aan zich heeft genomen en mocht er meer dan vijf malder uit deze tiende komen dan was het overschot voor de proost. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 217). De zegels van de schout en van Johans vrouw Lutgart van Olde

zijn verloren gegaan. In dorso: de decimis in Wichmonden ad propositam spectantibus quondam Johannis vanden Zande de quibus capitilum habeat ante omnia V maldris siligiris. Pour le chapitre de Zutphen(!).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3). f. 46v - 47r. Marge: de V maldris ziligris ex decimis Wichmonde; notus pro provoste.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 3v - 4r.

d) Huberts II no. 1368 p. 10. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie, met de

aantekening dat in het Cartularium van de proost de datum van deze brief op Sente Michaelsavent is gedateerd.

145 z.j. [1368 februari 24] Kopie van een akte waarin het kapittel en de proost het oneens waren geworden over het gebruik van het goed “the Pellyng” te Wichmond en de daaruit voortvloeiende verplichting om vijf malder rogge jaarlijks te leveren, dat door de ruil met Johan van den Sande aan het licht was getreden. Het geschil werd behandeld door Johannes Koch, decretorum doctor et legum licentiato, en Henrico Hecht. a) Afchrift op papier (Inv. nr. 87).

In dorso: decisio doctorum super quinquis moldris siligiris ex decimus proposti Wychmonde b) Huberts II no. 999 p. 10. 146 1368 april 16 (in ecclesia Zutphaniensi predicta) ALeydis, weduwe van Hermannus Hotinc, Hermannus, diens zoon, en Albertus, zoon van Aleydis, eigenlieden van de heer van Voerst, verklaren bij notarieel instrument en met toestemming van Wilhelmus van Almen, officiatus van genoemd heer, het goed Hoetinc in de parochie Vorden verkocht te hebben aan deken en kapittel van de kerk van Zutphania. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 89r. Marge: litera de allodio Hotinck. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 13r. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 147 1368 juni 6 (in crastino Bonifatii et sociorum eius)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 34 van 148

Deken en kapittel van de kerk van Zutphania verklaren een som van zes oude schilden schuldig te zijn aan de heren Theodericus de Elten, vicaris in de kerk van Daventria, zijn broer Johannes, curatus in Rheden, en hun verwant Albertus Duffelar, priesters. a) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 18v. Onderaan de acte de aantekening welke

kanunniken dit geld uit hun prebenden dienen te betalen; "de hoc sunt littere in cista capituli vel earum prebendas possidentes nosterum", en bovenaan de acte: "dit en hoert den praveste nyet to".

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 148 1368 juli 14 (in consistorio nostro Traiectensi) De officiaal van de curie van Traiectum verklaart dat de tienden uit de waard in de parochie Rhenen aan deken en kapittel van Zutphania toekomen en niet aan Elbertus de Vliedert, en zijn vrouw Lommoedis, die zich gedurende 30 jaar op onrechtmatige wijze daarvan in het bezit hebben gesteld. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 218). Het zegel van de officiaal is verloren gegaan. b) Huberts II no. 1001 p. 10 (met foutieve datering). c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 878 1368 juli 24 (up sente Jacos avonde) Steven van Roderlo verklaart dat hij aan proost en kapittel van Zutphen heeft verkocht zijn goed Ymmekunc, gelegen in het kerspel Steenre en hen zal vrijwaren tegen overlast, en voorts dat hij mede heeft verkocht de Eyerpasch, die bij het genoemde goed ligt. a) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 16v. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30), f. 12v. 149 1368 november 24 (up sente Katerynen avend) Richter en schepenen van Sutphene oorkonden dat Johan Clevesche en zijn vrouw Alyd hebben verklaard, dat zij aan Arent Scuteman een jaarrente schuldig zijn van een pond kleine penningen, gaande uit een huis in de Kalenstraat, met aan de ene zijde het huis van zalige Everts dochter then Toerne en aan de andere zijde het huis van Geseken Wybben. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 236).Met het geschonden zegel en contrazegel van de stad in groene

was. Deze brief is gestoken door die van 1377 april 23 (Zie Reg. nr.173). In dorso: ex domo Clevesche I libra pro…

150 1368 [nove]mbris 19 (in hospicio habitacionis predicti domini scolastici in camera sua dormitionis inferiori, novembris die decima nona) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert, dat vrouwe Aleydis Stoeps, weduwe van Hertgherus Cupekyn, bekend heeft aan deken en kapittel van Zutphania verkocht te hebben alle jaarrenten, die zij had uit verscheidene met name genoemde huizen, in totaal 48 pond per jaar, na haar dood aan te wenden tot het houden van memories en de dagelijkse presenties daarvoor. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 219). Met de signatuur van de notaris. Datum door beschadiging

weggevallen .....mbris. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 11v - 12r. c) Huberts II no. 1003 p. 10. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 151 1369 augustus 7 (Zutphanie in hospicio habitacionis ipsius testatricis in camera dormicionis eiusdem…augusti die septima) Notaris Gerardus, zoon van wijlen Johannes de Borkelo, instrumenteert dat Aleydis Stoeps, weduwe van Hertgherus Cupekyn, burger van Zutphania, haar testament heeft gemaakt en tot haar executeurs heeft aangewezen Arnoldus Last, scholasticus en kanunnik, Johannes de Zonne en Henricus de Vinem, perpetuos vicarios. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 221). Met de signatuur van de notaris. In dorso: Testamentum Aleydis constitutionum executorum manus quibus fidelitur b) Huberts II no. 1003 p. 10.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 35 van 148

152 1370 mei 1 (op sente Walburghendaghe in den Meye) Deken en kapittel van Zutphen oorkonden dat zij door heer Aernt Last, scolaster en executeur van het testament van Aleyde, weduwe van Hertgher, Cupekyn, een jaarrente hebben ontvangen van 30 oude gouden schilden en 13 pond kleine penningen, op voorwaarde dat zij er 219 pond van maken en deze som volgens bepaalde regels bestemmen voor de bekostiging van presentiegelden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 202). Het kapittelzegel is verloren gegaan. Deze brief is gehecht aan

die van 1361 juni 28 (Reg. nr. 123). In dorso: Ordinantia de presentiis cotidianis ad omnes horas quasmodo et qualiter debeant deserviri.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 60v - 62r. Marge:de cotinianis presentiis pro Arnoldum Last impetratum.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 153 1370 augustus 1 (op sente Petersdach ten ingaenden oghest dye men heyt ad vincula) Deken en kapittel van Zutphen leggen het geschil dat tussen hen en Peter van Steenberghen bestond over het goed "ten Merssche", gelegen bij Luzenbossche in het kerspel Voerst op de Velu, in die zin bij, dat zij hem - boven de tien pond en tien schellingen kleine penningen die Roelant van Zynderen van hunnentwege gedurende tien jaar zal geven - nog negen pond en tien schellingen tien jaar lang zullen opbrengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 220). Het kapittelzegel en dat van Peter van Steenberghen zijn

verloren gegaan. In dorso: Concordia de bonis ten Mersche in Velua prope Lutzenbosche in parochia de Vorst.

b) Huberts II no. 1004 p. 10. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 154 1370 december 9 (Zutphanie in maiori aula habitacionis claustralis venerabilis viri Henrici de Steenberghen prepositus Zutphaniensis ecclesie predicte, decembris die nona) Notaris Johannes genaamd Scoteler van Daventria instrumenteert dat Johannes de Enchusen en zijn vrouw Stina volgens hun verklaring geen recht meer hebben op het goed geheten "in den Wolde alias Vriendenborch", gelegen in de parochie Steenre, buurschap Baeck, dat zij hebben overgedragen aan deken en kapittel van de kerk van Zutphania. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 59v - 60r. Marge: de bonis Vriendenborch. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 155 1371 maart 25 (op onser Vrouwendach Anunnciatio in der Vasten) Deken en kapittel van Zutphen oorkonden dat zij de jaarrente van zes pond, die zij schuldig zijn aan “der stomme” Beerten Deelkini Hertghersdochter, na haar dood geven zullen ter vermeerdering van de "daghelycsche presentie" in het koor, dit op advies van de scholaster, heer Aernt Last. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 222). Het kapittelzegel is verloren gegaan.

In dorso: quod sex libra que debentur Berte mute ad vitam suas applicentur post mortum suam ad distributiones cotidianas in choro in horis canonicis.

b) Huberts II no. 1005 p. 10. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 156 1371 maart 27 (te Zutphen int capittelhuys der heren voorscreven, op den seven ende twintigste dach van meerte) Notaris Johannes genaamd Scoteler de Daventria instrumenteert dat Jan van Enghusen, schout van Steenre, en zijn vrouw Styne Zyberdincs boven de jaarrente van 26 oude gouden schilden, door hen uit het goed ten Wolde, geheten Vriendenborch en gelegen in de buurschap Bake, kerspel Steenre, aan heer Aernt Last, scholaster en kanunnik te Zutphen verkocht, nu uit hetzelfde goed tien schilden verkocht hebben aan deken en kapittel, zodat dezen alle opbrengst van het goed tot een waarde van genoemde 36 schilden zullen genieten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 223). De zegels van Jan van Enghusen en zijn vrouw zijn verloren

gegaan. Met de signatuur van de notaris.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 36 van 148

In dorso: de XXXVJ scutis antiquas ex bonis ten Wolde dictis Vriendenborch. b) Huberts II no. 1006 p. 10. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 157 1371 maart 31 (op den lesten dach vanden Meerte) Deken en kapittel van Zutphen staan Johannes van Enghusen en zijn vrouw Styne Ziberdinc toe de jaarrente van tien oude gouden schilden, gaande uit het goed ten Woldem geheten Vriendenborch, af te kopen binnen drie jaren met 120 oude gouden schilden “ munten des keysers van Romen (keizer van de Duitse landen) of des conincs van Vrancryke”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 224). Het kapittelzegel is verloren gegaan. In dorso: pro Johanne de Enghusen de X scutis antiquas. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 158 1371 september 4 (Zutphaniae in aula habitationis seu domus claustralis domini Arnoldi Last scolastici ecclesiae Zutphaniensis antedictae, septembris die quarta) Notaris ... instrumenteert dat heer Albertus de Asewyn, presbiter et perpetuus vicaris in de Grote Kerk, en altarist van het altaar Beatorum Innocentium martirum, aan deken en kapittel - ten behoeve van hemzelf en zijn opvolgers, zolang zij altaristen van dit altaar zullen zijn - een jaarrente heeft verkocht van twee pond kleine penningen uit zijn huis en erf door hem bewoond, gelegen aan het kerkhof van genoemde kerk, tussen het woonhuis van heer Gerardus de Bronchorst, kanunnik, en het erf geheten Mommenhof, nu van Henricus de Mommenhof. a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 73v - 74r. Zie

ook de oorkonde van 19 december 1354 Inv. nr. 191, Reg. nr. 105. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 159 1371 november 25 (op sente Catherinen dach) Reynout, hertog van Gelren enz. geeft aan de kerk van Zutphen de tiende te Rheden, gelegen op de Havickerweert, waarover herhaaldelijk twist tussen hem, wijlen zijn “boele” (broeder, maar kan ook zwager betekenen) hertog Eduard en de kerk van Zutphen had bestaan. In dorso: littera de decimis in Reden op ten Havicherwert. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 225). Met fragment van ’s hertogen zegel in rode was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 92r Marge: avergifft van Havickerwert en 129v.- 130r:

onder dit afschrift staat geschreven: excopiate et collationate per me Henricum de Zedem, notarium publicum et approbate et concordat cum originali qui protestor hiis scriptis manus mei propriis.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 6r.

d) Tadema I nr. 210 p. 33. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 160 1372 mei 19 (Zutphanie in domo dicta vulgariter Ghelre sita in angulo platea dicte Loghenbrugghe, maii die decima nona) Notaris Johannes genaamd Scoteler de Daventria instrumenteert dat Hermannus uit den Weerde senior heeft verklaart dat de tienden van zijn land, genaamd "dat Zidevelt op der Eemer" en gelegen bij het dorp Steinre in de parochie Brummen, aan deken en kapittel van Zutphania behoren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 226). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: instrumentum quod Hermannus uut den Weerde senior recognovit decime terre sue dicte dat Zidevelt site prope Steenre spectare ad capitulum.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 14v.

c) Huberts II no. 1007 p. 11. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. 161 1372 juli 5 (Zutphanie infra hospicium habitacionis claustralis supradicti domini Ludolphi thesaurarii prope puteum eiusdem hospicii, julii die quinta)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 37 van 148

Notaris Johannes genaamd Scoteler de Daventria instrumenteert dat Johannes Avercamp de Eme, zijn vrouw Bertradis en hun zoons Gerardo, Everardo, Rodolphus en Henrico aan deken en kapittel van Zutphania het goed Naminc, gelegen in de buurschap Eme, parochie Warensvelt, hebben verkocht, behoudens drie malder rogge en drie malder koren genaamd ‘halfspilde corne’ uit dat goed voor de proostdij, en het recht van de proost dit goed binnen zes weken te kopen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 227). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: Instrumentum de bonis Namync ad capitulum spectantibus salvis inde prepositure tribus maldris siligiris et tribus maldris ordei et una libra …

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 14v - 15r.

c) Huberts II no. 1008 p. 11. d) Collectie Meinsma (Inv.nr 180). Transcriptie van de tekst. 162 1372 november 14 (dominica die post festum beati Martini hyemalis) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat heer Ludolphus van den Stocke, priester en procurator van het armenhuis, het huis van wijlen Johannes de Halle buiten de Laerpoort op de hoek, waarin hij gerechtigd was, openbaar heeft doen verkopen en het zelf heeft verworven ten behoeve van de huiszittende armen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 228). Het stadszegel is verloren gegaan. Door deze brief is gestoken

die van 1373 februari 20 (Reg. nr. 164). In dorso: de domo capituli extra Laerporte que quondam fuit Johannis de Halle. b) Collectie Meinsma (Inv.nr 180).Transcriptie van de tekst. 163 1372 december 9 (Zutphanie in maiori aula habitacionis claustralis venerabilis viri Henrici de Steenberghen prepositi Zutphaniensis ecclesie predicti, mensis decembris die nona) Notaris Johannes genaamd Scoteler instrumenteert, dat Johannes de Enghehusen en zijn vrouw Stina bekennen geen aanspraken te hebben op het erve genaamd "in den Wolde", anders geheten Vriendenborch en gelegen in de parochie Steenre, buurschap Baec, maar dat dit toebehoort aan deken en kapittel van Zutphania. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 229). De zegels van Johannes de Enghehusen en zijn vrouw zijn

verloren gegaan. Met de signatuur van de notaris. In dorso: de bonis Vriendenborch. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 13 r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 164 1373 februari 20 (ipso die dominca post diem Valentini martiris) Henricus Louwer en Gherardus de Drynen Alphardus' zoon, schepenen van Zutphen, oorkonden dat heer Ludolphus van den Stocke, priester en provisor van het huis der huiszittende armen, aan deken en kapittel van Zutphen het huis heeft verkocht dat beschreven is in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 228). Met fragment van het zegel van de eerste oorkonder en dat van

Gherardus de Drynen in groene was. Deze brief is gestoken door die van 1372 november 14 (Reg. nr. 162).

165 1373 december 28 (op Alre kynder daghe) Jan van Enghehuzen en zijn vrouw Stine Zyberdincs beloven deken en kapittel van Zutphen, dat zij goed ten Wolde, genaamd Vryendenborch, gelegen in de buurschap Bake, kerspel Steenre, binnen drie jaren mogen kopen, maar niet later. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 230). Met fragmenten van de zegels van beide oorkonders in groene

was. In dorso: de bonis Vriedenborch. 166 1374 mei 1 (up sente Walburgen dach)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 38 van 148

Henric van Stienbergen, proost, deken en kapittel van Zutphen, maken bekend dat Evert Widute afstand heeft gedaan van het volschuldig eigen proostdijgoed Thankinc, gelegen in Eme, kerspel Waernsfelt, terwijl hij aan de proostdij wastinsig blijft. Het goed werd tot een tijnsgoed gemaakt ten behoeve van Lubbert uppen Kelre, die daarvoor jaarlijks aan de proostdij betalen zal zeven molder half rogge en half koren. Terwijl de tijns per jaar vier schellingen bedraagt. a) Afschrift in Cartularium Proosdij (Inv. nr. 1), f. 28r. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 66r. Marge: de bonis Tanckynck. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 75v. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 167 1374 september 28 (up sente Micheels avont) Rolof van Vierackeren, zijn moeder Tresiana en zijn zuster Jutte dragen aan deken en kapittel van Zutphen op de jaarlijkse opbrengst van twee malder rogge, een malder koren en een malder haver uit het goed "ten Lutteken Brinke", gelegen in het kerspel Roderlo, in ruil voor vier malder rogge en vijf schellingen uit het goed Hastelborch in het kerspel Logghem. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 231).Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan; met het

geschonden zegel van Ghiselbert van Bronchorst, heer van Borclo, in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 15r. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 168 1374 november 24 (op sente Katherinen avent) Frederick, graaf van Muerse en heer van Bare, ontslaat Roeloyff van Vyerackeren van leenrecht en heerlijkheid inzake een opbrengst uit het goed "ten Luttinken Brincke" die Roeloyff van hem in leen hield, zodat voortaan deken en kapittel die opbrengst vrij kunnen genieten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 232). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 37r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 15r. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 169 1375 juni 12 (in ecclesia Zutphaniensi predicta, junii die duodecima ) Notaris Reymboldus de Beynem instrumenteert dat Engelradis, weduwe van Henricus Hoge, aan deken en kapittel van Zutphania een jaarrente van tien schellingen kleine penningen heeft gegeven, gaande uit een “area horrei", gelegen in Novum Opidum bij de poort, om een memorie te houden voor Otto de Traiecto, zoon van Volbortus. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 233). Met de signatuur van de notaris. In dorso: de X solidi ex quondam area horrei situs in Novo Opido apud portam. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 171 1376 maart 12 (op sunte Gregorius dach) Gerloch Kempinc, ambtman van de proostdij van Zutphen, en Herman Kempinc, schout aldaar, oorkonden dat Lubbert uppen Kelre aan zijn schoonzoon Andries Otterman het goed Tankinc heeft opgedragen als medegave voor zijn dochter Jutte. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 66r/v. Marge: de eisdem bonis. Transfix van de

oorkonde d.d. 1374 mei 1 (Reg. nr. 166). 172 1376 juli 27 (des naesten sondages na sent Jacobsdach apostels) Mechtelt, hertogin van Gelre, gravin van Bloys en Zutphen, doet uitspraak tusssen deken en kapittel van Zutphen en heer Berndt van den Doerenwerde, waarbij het kapittel de ban over heer Berndt en zijn vrienden doet opheffen en dat heer Berndt gedurende drie jaar acht malder "twyspiltcorns tot Arnhem opt Sant” en voorts drie jaren lang de achterstallige pacht tien malder per jaar en in het laatste jaar 11 malder koren voor de deken zal opbrengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 235). De zegels van de hertogin en van Berndt zijn verloren gegaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 39 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 88v. Marge: littera de Dorenwert. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 28r/v. d) Tadama, Tijdrekenkundig register I nr. 225 p. 35. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 173 1377 april 23 (up sente Georgiusdach) Arnout Scuteman, burger van Zutphen, verklaart dat hij aan het kapittel aldaar de jaarrente van een pond - zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken - schenkt tot het houden van een memorie voor zich en zijn vrouw Aleit, “also dat dei broderscap zoelen hebben eweliken in den goetshus te Zutphen”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 236). Met het geschonden zegel van Arnout in groene was. Deze brief

is gestoken door die van 1368 november 24 (Reg. nr. 149). 174 1377 juli 25 (up sunte Jacops dach des apostels) Dirc van Keppel verklaart, dat hij met deken en kapittel van de kerk van Zutphen een overeenkomst heeft bereikt inzake de betaling van twaalf oude “brabantsche [groten] tijns uit het goed Draefsloe, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Duchterden, tot welke tijns zijn ouders en hij gerechtigd waren. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 22v. 175 1378 november 6 (des saterdaghs nae Alre Heiligen dach) Willem van Gulyc, hertog van Ghelre enz., oorkondt dat Andries Yseren, burger van Zuytphen, de tien malder rogge, tien malder koren en 20 pond penningen, waarvoor hij de hof te Angeren, gelegen in het kerspel Warensvelt heeft gepacht, aan Henricus Stureman Johanszoon zal betalen zolang deze leeft. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 237). Met fragment van het zegel van de hertog in rode was. b) Tadama, Tijdrekenkundig register I no. 232 p. 36. 176 1379 februari 5 (up sunte Agathendage) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Heine Vriese, verwaarder van huis en goed der huisarmen in Zutphen, aan deken en kapittel van de Grote Kerk een jaarrente van een pond heeft verkocht, gaande uit Scherpinx hofstede, gelegen buiten de Laerpoort bij de “des haves gaerde” van Marcelis en de leegstaande “steden” van het armenhuis aan de andere kant. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 238). Het stadszegel is verloren gegaan.

In dorso: de XX solidi domiadum pauperum extra Laerporte …Scerpinx hoffstede apud domiadum Mercelys et canonici.

177 1379 maart 22 (feria tercia post dominicam Letare) De officiaal van de curie van Traiectum geeft aan alle onder hem staande geestelijken te kennen dat hij Bernardus van Keken en zijn vrouw Margareta, en Henricus ter Quadewich en diens vrouw excommuniceert, omdat zij hem noch Gherlacys Kemping hebben voldaan; hij gelast dit bekend te maken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 239). De zegels van de officiaal en van ? zijn verloren gegaan. 178 1379 juli 14 (feria quinta post beate Margarite virginis) De officiaal van de curie van Traiectum gelast bepaaldelijk de priesters in Rhenen en Wageningen om vrouwe Jutta, weduwe van heer Henricus de Loenresloet, ridder, heer Splinterus de Loenresloet, ridder, en anderen aan te manen dat zij deken en kapittel van Zutphania in het ongestoord bezit laten van de tienden van de waard genaamd Vliederwert, gelegen in de parochie Rhenen, waar Elbertus de Vliedert placht te wonen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 240). De zegels van de officiaal en van twee anderen zijn verloren

gegaan. Zie ook Reg. nr. 181.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 40 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 69r - 70r. In de marge: processus de Derics Vlederweert in parrochia de Renen.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 29 r/v.

d) Huberts II no. 1010 p. 11. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 179 1380 januari 8 (in choro sepedicte ecclesie Zutphaniensis januarii die octava) Notaris Johannes de Dorenborgh instrumenteert dat Mechtildis de Ghenepe, vroeger dienstmaagd van kanunnik Henricus de Maleya aan deken en kapittel van Zutphania haar huis aan het kerkhof en achter aan de "platea carnificum" tegenover het huis van Johannes ten Walle, aan deken en kapittel vermaakt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 241). Met de signatuur van de notaris. b) Huberts II no. 1011 p. 11. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 180 1380 juni 5 (op sente Bonifaesdach) Jut van Lienden, vrouw van Loenresloet, verklaart dat zij van deken en kapittel van St. Walburg in Zutphen de tienden, die zij hebben uit de waard waar Elbert van Vliedert placht te wonen, geheten "Snodegravenweert", gelegen bij Huesden en hun bij vonnis van de officiaal van Utrecht zijn toegewezen, voor het leven heeft gepacht voor 20 pond per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 242). Het zegel van de vrouwe is verloren gegaan.

In dorso: de pensione ex Vliderwerde. Registrata est in libro duorum decane et capituli ecclesie Sancte Walburge Zutphaniensis.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 71v - 17r. c) Afschrift in hs. Kreynck, Geest brieven, f. 29v - 30r. d) Huberts no. 1012 p. 11. e) Collectie Meinsma (Inv.nr. 180). Transcriptie van de tekst. 181 1380 augustus 23 (op sente Bartholomeus avont) Herman van Enghusen belooft dat hij deken en kapittel geen hinder zal toebrengen aan hun tienden, die liggen in de Ghevekensmate binnen- en buitendijks, en in "dat Overken" buitendijks,endie gepacht zijn door Wolter Arnt van Gheze. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 243). Het zegel van Herman is verloren gegaan.

In dorso: de decimis Gevekensmaete et Overkens. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 66v - 67r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 15. d) Huberts II no. 1013 op. 11. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 182 1380 november 25 (ipsa die Katerine virginis) Theodericus ... van het Duitse Huis, pastoor van de kerk in Rhenen, deelt de officiaal van de curie in Traiectum mee dat hij diens mandaat, waardoor dit stuk is gestoken, ten verzoeke van deken en kapittel in Zutphania ten uitvoer heeft gebracht tegen vrouwe Jutta, weduwe van heer Henricus de Lonersloet. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 240). Het zegel van Theodericus is verloren gegaan. Het stuk,

waardoor deze brief blijkbaar gestoken is geweest, is niet meer aanwezig. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 70r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. d) Huberts II nr. 1014 p. 11. 183 1381 augustus 21 (in hospicio habitacionis mei notarii subscripti … augusti die vicesima prima) Notaris Johannes de Dorenborgh instrumenteert dat Gesa, weduwe van Johannes Gerlachi, bekend heeft aan deken en kapittel van St. Walburg in Zutphania een jaarrente van 15 schellingen te hebben

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 41 van 148

verkocht, gaande uit het huis van wijlen de zo genoemde “Luesebeye oppen Wande” op de hoek naast de Drynresteghe en nu bewoond door Henricus Smalevelt. In dorso: de XV solidi ... ex domum Smalevelt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 244). Met de signatuur van de notaris. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 184 1381 october 17 (des donredaghes na sunte Gallendach) Herman Kempinc, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Reynolt van Steenberghe en Heyne Vriese, ambtman en "verwaerre" van Heren Borrenhof "gheheiten der huusarmen huus", Lubbert opten Kelre, ambtman en "verwaerre" van de jonkvrouwen in het Spitaal, en anderen, mede namens vrouwe Jutte van Nyenbeke, volgens hun verklaring aan meester Andries Kreync een stuk land hebben verkocht, gelegen in het kerspel Wichmont, in Wichmonderweert in de Loewiker mark en aan de Ysele. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 58r/v. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 185 1381 october 21 (in ecclesia collegiata beate Walburgis in capella beatorum Petri et Pauli apostolorum… octobris die vicesima prima) Notaris Johannes de Dorenborgh instrumenteert dat Andreas Creinc, "magister Parisiensis in artibus en kanunnik ad Gradus beate Marie in Colonia”, aan deken en kapittel van Zutphania een stuk land in de parochie Wichmont en in de Loewicker marke vermaakt en aan de vicarissen een half oud schild, gaande uit de weide genaamd Ulneseers, in de parochie Brummen, buurschap Cortenover, welk legaat zij zullen moeten verdienen met bepaalde memoriediensten ten behoeve van magister Andreas. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 245). Met de signatuur van de notaris. In dorso: de IIJ libris que deservientur in die Barbare virginis. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 77r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 56 r/v. d) Huberts II no. 1016 p. 12. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 186 1382 juni 5 (up Bonifacii) Willem, heer van Bronchorst, ambtman in het land van Zutphen, oorkondt dat Jorden van Bake en zijn vrouw Lutgart aan deken en kapittel van Zutphen een jaarrente hebben verkocht van vijf oude gouden schilden, gaande uit het goed Bakerweert en Zassenweert, gelegen bij het goed van Nese Kelremans; Willem van Bake stelt mede zijn goed hiervoor tot onderpand. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 246). Met een fragment van het zegel van de oorkonders, Henric

Wesselingh in groene was; het zegel van Gert van Leesten is verloren gegaan. Door deze brief is gestoken die van 1432 januari 5 (Reg. nr. 271).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 24v - 25v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 15 r/v. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcripties van de teksten

van 1382 en 1432. 187 1382 october 9 (op sente Dyonisiusdach) Herman van Weylhusen, richter in Arnhem en Veluwenzoom, oorkondt dat Deyne Vrouwynszoon aan heer Johan Rutgherszoon, “kerchere “ (pastoor) te Brummen, ten behoeve van het kapittel van St. Pieter te Utrecht heeft opgedragen "Hoevenersgoet", gelegen in kerspel en buurschap Brummen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 247). Het zegel van de richter is verloren gegaan.

In dorso: Sancte Pieter Tutrecht opdracht Hoevernesrgoet. 188 1383 februari 21 (in cripta sepedicte ecclesie, februarii die viciesima prima) Notaris Johannes de Dorenborgh instrumenteert dat Metta Novidis bij testamentaire beschikking, alsmede Gotfridus Rodebaert, Hadewigis, zijn vrouw, Fenna, haar moeder, en Margareta Cruven aan

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 42 van 148

deken en kapittel van Zutphania en de vicarissen een jaarrente van vijf pond en tien schellingen hebben geschonken, gaande uit de huizen “dicte mercte”, gesitueerd op de hoek van de "platea carnificum" en van Rodentornsstraat van Metta Novidis en dat van Glardi Keymans in de Cupekensstraat en uit het huis waarin Gese de Halle woont “opden Wande” tegenover Johannes Siberitinc, een en ander behoudens lijftocht voor de genoemde personen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 248). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: de quinquas libras et X solidi ex domis diversis personas divisas? donatas. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 189 1383 juni 5 (in choro ecclesie Zutphaniensis, junii die quinta) Notaris Johannes de Dorenborgh instrumenteert dat heer Johannes de Steenberghen, kanunnik van de St. Walburgkerk in Zutphania, hem heeft verzocht om ten behoeve van het kapittel van deze kerk een afschrift te geven van de hier geïnsereerde brief d.d. 1227 “XXVIJ ydus julii” (Reg. nr. 13). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 249). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: de pistoria apud Campis ad capitili spectante. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 72v - 73r. In dit afschrift staat Johannes van

Steenbergen vermeld als thesaurius van het kapittel. In de marge: de decimis insule in Hekeren.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 190 1383 november 13 (op sente Brixiusdach) Willem van Gulich, hertog van Gelre enz., gaat met de kerk van St. Walburg in Zutphen een ruil aan, waarbij hij Roeversweert in Cortenoever afstaat in ruil voor de tienden van de Redermersch, die het kapititel “van alden tyden hier toe gehadt hebben: “want die vurscreven tienden sunderlinge wail gelegen is onser huysinge ende wonynge then Rosendaile” a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 250). Met het geschonden zegel van de hertog in rode was.

In dorso: Littera de Roverswerde was vyff capitulli ; capittelthyent. Registrata est. b) Gewaarmerkt afschrift einde 15e eeuw (Inv. nr. 20). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 60 r/v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 47v - 48r. en

‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’ (Inv. nr. 30), f. 4r. e) Tadama, Tijdrekenkundig register I no. 1383 p. 37. f) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 191 1384 juli 4 (up sunte Mertensdach translatio) Willem, heer van Bronchorst, en zijn zoons Ghisebert en Vrederic verklaren dat zij van deken en kapittel in Zutphen de tienden van hun waarden tussen Wichmont en Dyderen in erfpacht hebben genomen voor 15 malder koren (halfspildecoerns) 's jaars. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 251). Met het geschonden zegel van Willem van Bornchorst en

fragmenten van die der beide zoons in groene was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 21v.

In dorso: Registra est. Met andere hand Anno 42 Bronkhorst sumptie 15 malder koerns c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1r. d) Huberts II no. 1020 p. 12. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie met foutieve

datering van 4 juni). 192 1384 october 21 (up der Elfdusent megedendach) Deken en kapittel van St. Walburg in Zutphen geven Johannes van Dorenborgh en zijn vrouw Mette "rechte bruderscap" en volle memorie, nadat zij van hen een jaarrente van een oude gouden schild hebben ontvangen, gaande uit het houten huis van Johan Kyeminc alwaar "der stat weker" in de Rodentoernsstraat woont, en te beuren na hun dood. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 252). Met fragment van het kapittelzegel in groene was. In dorso: Van onser memorien in der kircken. b) Huberts II no. 1021 p. 12.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 43 van 148

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 193 1385 augustus 26 (des saterdags nae Bartholomei) Dirc van Keppel maakt bekend dat hij aan deken en kapittel te Zutphen een jaarlijkse erftins van drie oude groten heeft verkocht, die hij had uit het goed te Draefsloe, gelegen in Duchterden in het kerspel Lochem. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 22 r/v. In de marge: IIJ groot thuyn (muntsoort) uyt

Draiffzloe. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 40r. 194 1386 februari 24 (op sente Mathyas dach des heilighen apostels) Frederich, graaf van Muerss en heer van Bare, en Walborch van Sarwarden, gravin en vrouw van genoemde landen, beloven dat zij Arnt van Hessen de koop van de hof en tienden te Ghent in de Overbetuwe, door hem van eerstgenoemden gekocht, zullen bevestigen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 253). Met de geschonden zegels van graaf Frederich en gravin

Walborch van Sarwarden. 195 1386 april 1 (op den sondach as men [singet] Letare Jherusalem) Arndt van Poelwick verklaart dat jonker Frederick, graaf van Meurs en heer van Baer, hem de tienden te Ghent heeft afgelost. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 254). Met het geschonden zegel van Arndt van Poelwick in groene

was. 879 1386 april 14 (up Palm avent) Herman Kempinc, schout te Zutphen, oorkondt dat Gezeken, weduwe van Dirc Ficke, volgens haar verklaring van Gheryt Avercamp het goed Avercamp, gelegen in het kerspel Warensvelt, buurschap Eme, heeft gekocht, welk goed zij van de proostdij van Zutphen als een erftijnsgoed zal houden voor twee pond kleine penningen per jaar die zij aan de proost zal betalen. a) Afschrift in Lib. Cam . (Kapittel Inv.nr. 3), f. 14v – 15r. 196 1386 augustus 15 (op onser Liever Vrouwen dach Assumptio) Johan, heer van Homoit, knaap, verklaart dat deken en kapittel van de kerk te Zutphen hem de tienden van zijn waard en van Steven Ploechswaard voor 19 jaar hebben verpacht, en dat hij hun daarvoor jaarlijks tien pond aan pacht zal betalen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 34v - 35r. 197 1387 september 17 (des anderen daechs na sinte Lamberts dach) Willem van Bake en zijn vrouw Mechtelt verklaren dat zij voor hun leven van deken en kapittel van Zutphen de tiende hebben gepacht van Jordens waard van Bake ons “bolen" (broer/zwager) voor acht molder koren en acht molder haver jaarlijks. Bij niet tijdige betaling mocht er gepand worden door de bode van het kapittel. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 36r/v. In de marge: Jordensweert van Baeck VIIJ

molder koerns ende VIIJ molder haveren. 198 1388 augustus 3 (up dach ende hoechtyt des heylighen martelers sunte Stephans inventio) Enghelbert van Steenre verklaart dat hij van deken en kapittel van St. Walburg in Zutphen de tiende in erfpacht heeft ontvangen, die zij jaarlijks hebben uit zijn goed, gelegen in de Emer, kerspel Brummen, dit tegen twaalf malder "half spildes koerns", Zutphense maat per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 255). Met fragment van het zegel van Enghelbert in groene was.

In dorso: littera de duodecimi maldris ordei ex bonis Engelberti de Steenre iam Arnoldi de Middachten, militis.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 44 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 51v - 52r. en 91r. Marge: XIJ malder korns in Emer geheiten Lubbertz wert van Remen.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 5v.

d) Huberts II nr. 1023 p. 12. n.b. foute datering 26 december. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 199 1389 januari 25 (up sente Pauwels dach conversio) Henrick van Kriekenbeke, ambtman van het land van Zallandt, oorkondt dat Rolof die Kremer Rolofsz en zijn vrouw Conegondt van deken en kapittel van St. Walburgskerk te Zutphen het goed Middeldorp in het kerspel “Weespe” (Wesepe) in erfpacht hebben ontvangen tegen betaling van jaarlijks 13½ molder winterrogge geheten "kuysbaer" rogge”, Deventer maat en in Deventer te leveren. Bij niet tijdige levering van de winterrogge werd een boete van 10 schellingen opgelegd. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 35v - 36r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 16 r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Trancriptie. 200 1389 februari 15 Wynant van Aernhem, heer Dircxzoon, verklaart aan deken en kapittel van de kerk van Zutphen tien jaar lang pacht schuldig te zijn voor de tiende van zijn waard van Resande, namelijk vier jaar vijf oude schilden en vervolgens zes jaar lang zeven oude schilden. Na tien jaar kreeg het kapittel de tiende terug. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 35r. 201 1391 maart 19 (Rome apud sanctum Petrum) Paus Bonifacius gelast de deken van de kerk van St. Lebuinus in Daventria om het bezit van de St. Walburgkerk in Zutphania terug te geven hetgeen aan proost, deken en kapittel van deze kerk ten onrechte was vervreemd. a) Geïnsereerd in de brief van 1391 september 2 (Zie Reg. nr. 202). 202 1391 september 2 (in crastino beati Egidii abbatis) Everardus, deken van de St. Lebuinuskerk in Daventria, aangewezen tot richter en conservator van de goederen van proost, deken en kapittel van Zutphania, draagt in de eerste plaats aan de priesters in Lochem op Henricus de Ampsen, Lambertus Menning en Albertus Hadeking te gelasten aan het kapittel van Zutphania te restitueren de novale tienden in de parochie Lochem, in de buurschap Ampsen of Ampsemerbroek, door hen onrechtmatig aangetast; hem was dit door het kapittel verzocht onder overlegging van de hier geïnsereerde pauselijke brief d.d. 1391 maart 19 (Reg. nr. 201). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 256). Met het zegel van Everardus, deken van de Sint Lebuinus, in

groene was. In dorso: processus indicti... … super bonis ecclesie Zutphaniensis. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 40 r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst. 203 1392 januari 14 (up sunte Poncianusdach) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Johan Raem en zijn vrouw Alebert van Gherit Boleken en Henric Buleken de gaarde buiten de Hospitaelspoort voor drie pond 'per jaar in erfpacht hebben genomen, behoudens het recht van lossing. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 257). Door deze brief zijn gestoken de brieven van 1413 mei 24 en

1529 maart 18 (Reg. nrs. 244 en 620). In dorso: Keppel canonicus. 204 1392 augustus 10 (decima die mensis augustii)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 45 van 148

Wilhelmus de Guylick, hertog van Gelria, oorkondt dat, ter beslechting van de onenigheid tussen deken en kapittel van St. Walburgskerk in Zutphania en het Predikherenconvent aldaar over de kanonieke portie, voor hem verschenen zijn de kanunniken Bernhardus Gobelini en Theodericus Kalcarman enerzijds en namens het convent broeder Henricus, prior, en dat hij prior, broeders en convent voornoemd heeft opgelegd als kanonieke portie aan het kapittel jaarlijks vier pond te betalen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 128v - 129r. 205 1392 november 28 (Perusii IIIJ kalendas decembris) Paus Bonifacius verleent een aflaat van twee jaar en tweemaal veertig dagen aan alle berouwvolle personen, die de mis hebben gehoord en een gift hebben gegeven voor éen van de altaren in de kerk van St. Walburgis in Zutphania, aangezien de inkomsten daarvan sterk zijn teruggelopen door het interdict, dat enige malen op de stad is gelegd, en door het slechte geld dat in die streken in omloop is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 258). De loden bul is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 76r/v. c) Huberts II nr. 1026 p. 13. n.b. Huberts dateert de oorkonde in 1393. d) Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht (dl. 9 1881), pp. 402-404

transcriptie van de tekst. De datering is hier eveneens 1393. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie van de tekst.

Meinsma dateert de oorkonde in 1392. 206 1393 februari 4 (des dinx[taghes nae] sunte Blasius [dach] Willem van Bake en Johan van Steenberghen Reynoltszoon beloven aan deken en kapittel van Zutphen dat Aelt van Steenbergen, proost van Zutphen, en zijn broeder Peter van Steenbergen ten behoeve van de proostdij de tienden "op de Praest" in de Betuwe, die nu verpand staan aan Johan van Laecmonden, zullen lossen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 259). De zegels van de beide oorkonders zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 34v. c) Huberts II nr. 1024 p. 12. dateert de oorkonde ‘des donnerdachs nae sinte Blasius’ = 6

februari. d) Collectie Meinsma (Inv.nr 180). Transcriptie van de tekst. 207 1393 juni 5 (op sunte Bonyfaciusdaghe) Steven van Vurden, pastoor van de kerk van Lochem, en Reynalt van Keppel gaan ten overstaan van "ghebuyren ende boerghenoten" een overeenkomst aan, waarbij heer Steven zal hebben Reynalts maat in de Gaspet naast de Veltermaet en daarvoor zal Reynalt hebben de Wedemen Slach, die uitgepaald is uit de Weyenbergher slag en tiendplichtig is aan de kapittelheren van Zutphen; beide stukken land zijn gelegen in de mark tussen Westerholte en Horstloe; de tiendplicht komt nu voor rekening van Reynalt van Keppel op de Wedemenslag. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 260). Met de zwaar geschonden zegels van de oorkonders in groene

was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 40r/v. In de marge: de decimo van den Wedemer

slach die verbuet is. c) Huberts II nr. 1025 p. 12. 208 1393 november 3 (des naesten dinxtaghs nae Alre heyligen dach) Deken en kapittel van Zutphen gaan met heer Steven van Vorden, pastoor van Lochem een ruil van tienden aan, waarbij onder meer wordt bepaald dat het kapittel aan de pastoor de tiende zal betalen uit het land van de kinderen van Dirc Schaden, gelegen bij de Crauwelsmaat, en uit de maat in de Gaspet, die hij had geruild met Reynoldt van Keppell. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 260). Het kapittelzegel is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 51r. c) Huberts II nr. 1025 p. 12. d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180 dateert de oorkonde op 4

november, hetgeen onjuist is.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 46 van 148

209 1393 november 3 (des naesten dinxedaghes na Alre hilghen daghe) Steven van Vorden, pastoor van de kerk van Sancte Gudele te Lochem, gaat met deken en kapittel van Zutphen een ruil van tienden aan: hij zal voortaan tienden betalen uit twee stukken land achter Westerholte "in den Wiltbrukede", en uit de Gravenmaat bij de Sprokelsteghe, in plaats van die uit het land van Dirc Scadens kinderen bij de Crauwelsmaat. Bovendien zal de pastoor de tiend geven uit de maat in de Gaspet, die hij gewisseld had met Reynold van Keppel. Het kapittel zal daartegenover uit het land van Reynold van Keppel de tiende verkrijgen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 260). Het zegel van de pastoor is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 40v - 41r. 211 1398 maart 17 (des sondaighs in der Vasten als men singet in der heiliger kercken Letare Jherusalem) Willem, heer van Bronchorst, verklaart dat de tiende van "Geryt Lansings nyenslagen lande", gelegen tussen Rade en Olborgh in het kerspel Steynre, niet hem toekomt, maar deken en kapittel in Zutphen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 262). Het zegel van Willem van Bronchorst is verloren gegaan.

In dorso: recognitu decimarum Garrit Lansinck inter Olbergo et Rade in Steendere per dominum Wilhelmum de Bronckhorst.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 21v. Marge: quod prope Rade in Steenre non spectant ad Bronchorst.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 1v.

d) Huberts II nr. 1030 p. 13. e) Collectie Meinsma (Inv.nr 180). Transcriptie van de tekst. 212 1399 april 4 (des vridaghes nae Paeschdach) Gheryt die Boese, drost van het land van Zutphen, oorkondt dat in tegenwoordigheid van heer Dirc Calker, ambtman van de proostdij en kanunnik te Zutphen, heer Johan Kreync, priester, Lubbert uppen Kelre en Katherine uppen Kelre aan deken en kapittel het goed Tankinc hebben verkocht, dat op hen vererfd was door de dood van Herman Otterman. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 66v. Oorspronkelijk een transfix door de oorkonden

d.d. 1376 maart 12 en 1374 mei 1 (Reg. nrs. 171 en 166). 213 1399 april 27 (des sonnendaghes na sente Marcus dach ewangeliste) De proost en aartsdiaken van de Sint Lebuinis te Deventer oorkondt, dat magister Goswinus Maquardi, kanunnik, een eigenhandige kopie heeft gemaakt van een document dat Willem van Bronchorst hem heeft getoond aangaande het goed te Helbergen (Brummen). a) Collectie Meinma (Inv. nr. 180). Transcriptie van de tekst tezamen met die van 17 maart 1450

(Reg. nr. 319), met de opmerking dat in het Cartularium van het kapittel te Utrecht f. 84v-86v. een afschrift zou zijn. En de opmerking dat een groot deel van het originele stuk als omslag om een familierekening van Aetsack zou zijn gebruikt.

214 14

e eeuw

Het convent van de Predikheren in Sutphania geeft vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1134 ïndictione VIIJ

a ...(Zie: Reg. nr. 7).

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 263). Het conventszegel van de Predikheren is verloren gegaan. Datering ontbreekt. In dorso: transsumptum eusdem litteram? conventus fratrum sancti Dominici opidi zupthaniensis.

215 14

e eeuw

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 47 van 148

Richter en schepenen van Sutphania geven vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1339 november 5 (Zie Reg. nr. 64). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 264). Het stadszegel is verloren gegaan. Datering ontbreekt. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 57r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 8r. 216 1400 februari 6 (feria sexta post diem Purificationis nostre Domine) Burgemeesters, schepenen en raden van Zutphania geven ten verzoeke van Theodericus Calker, kanunnik en officicaal van de proost van de kerk in Zutphania, vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1134 (Reg. nr. 7). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 265). Het stadszegel is verloren gegaan.

In dorso: transsumptum donationem et confirmationem capitulo zutphaniensis fratrum opido zutphaniensis

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 65v. 217 1400 februari 7 (sabbato post festum Purificationis nostre Domine) Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem geven ten verzoeke van Johannes ter Porthen, priester/kanunnik van St. Walburgskerk in Zutphania, een transsumpt van de hier geïnsereerde brief d.d. 1134 (Reg. nr. 7). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 266). Met het geschonden zegel van de stad in groene was. b) 15

e-eeuws afschr. (Inv. nr. 267).

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3, f. 57v - 58r. d) Collectie Meinsma (Inv. nrs. 180-181). Transcripties. 218 1400 april 10 (Rome apud sanctum Petrum) Paus Bonifacius bevestigd de hier geïnsereerde brief d.d. 1134 (Reg. nr. 7). hem door deken en kapittel van Zutphania getoond. a) Geïnsereerd in de brief van 1400 juni 22 (Inv. nr. 269, Reg. nr. 221). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 39v. 219 1400 april 10 (Rome apud sanctum Petrum) Paus Bonifacius incorporeert opnieuw de kerk van Lochem bij het kapittel van Zutphania, dat na de dood van de tegenwoordige pastoor in hun bezit zal komen, terwijl het dan een nieuwe functionaris zal mogen aanstellen. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1400 juni 22 (Inv. nr. 269, Reg. nr. 221). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 39v - 40r. 220 1400 mei 16 (des sonnendaghs nae sunte Servaesdach des heiligen byscops) Jacop Heye, proost, Johan Baliu, deken, en het kapittel van St. Walburg in Zutphen oorkonden dat Alebert to Horstloe, zijn vrouw Bertraet en zijn zuster Alit hun ten behoeve van Aernt ter Brake het erf "luttike Horstlo", gelegen in het kerspel Warnsveld, buurschap Horstloe, hebben opgedragen, welk goed - vroeger volschuldig aan de proostdij - nu tot tijnsgoed wordt verklaard. Als tijnsgoed moeten jaarlijks twaalf kleine penningen worden betaald en twee malder winterrogge Zutphense maten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 268). De zegels van proost en kapittel zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 129 r/v. c) Afschrift in Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619), f. 420 r/v. d) Huberts II nr. 1033 p. 13. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181. Transcriptie van de tekst. 221 1400 juni 22 (Zutphanie in loco capitulari ecclesie Zutphaniensis, vicesima secunda mensis junii) Notaris Arnoldus de Vorden instrumenteert dat Ditmarus de Manher, pastoor van de kerk in Lochem, op grond van de hier geïnsereerde brieven d.d. 1400 april 10 (Reg. nrs. 217 en 218) ten behoeve van

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 48 van 148

deken en kapittel van Zutphania afstand heeft gedaan van de kerk in Lochem, terwijl dezen hem institueren tot vicaris perpetuus van die kerk, enj hem voor 25 oude schilden per jaar verpachten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 269). Met de signatuur van de notaris; het kapittelzegel is verloren

gegaan. In dorso: pro parte arrendarii ecclesie Lochemiensis cum instructione vicarius ac nove previsione dicte ecclesie Lochemensis pro Bonifatii IX facte pro pacte capitulo.

b) Gelijktijdig exemplaar, ook zonder kapittelzegel. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 41r - 42v. d) Huberts II nr. 1032 p. 13. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181. Transcriptie van de tekst. 222 1400 augustus 24 (up sunte Bartolomeus dach apostoli) Johan van Steinberghen, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Gertruyt Louwers aan deken en kapittel van St. Walburg het goed "tot Gherwardingh", gelegen in het kerspel Warensvelde, buurschap Eme, verkocht heeft en dat Dirck van Calker, kanunnik en ambtman van de proostdij, heeft verklaard dat deze verkoop met zijn toestemming is geschied, omdat het tijnsgoed van de proostdij was geweest, maar niet door de proosdij als eerste gegadigde werd gekocht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 270). De zegels van de schout en van Dirck van Calker zijn verloren

gegaan. Zie ook Reg. nrs. 218- 219. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 47v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 17r. d) Huberts II nr. 1034 p. 15. e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181. Transcriptie van de tekst. 880 1401 januari 3 (des manendags nae Jaersdach) Lambert Smeyers en Arnt van den Kolke, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Jacob Slateken en zijn vrouw Hillle voor deken en kapittel hebben verklaard binnen zes jaren en op boete van 100 oude schilden de jaarrente van 2 ½ oude schilden zullen lossen, die zij aan Eveze Brands hebben verkocht uit het goed Egginch dat zij van de proost van Zutphen in leen houden. a) Afschrift in Lib. Cam. (Kapittel Inv.nr. 3), f. 16v. N.B. In margine: Egginck bonum feudale prepositi en: vacat. 223 1401 juni 12 (up den sonnendach Oldulphi) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Willem Schoildeman wegens renteschuld een huis van de kerk aan de Zaltmarkt tussen het huis van Johan van Vlienden aan de ene zijde en dat van Stine van Beynhem aan de andere zijde heeft doen verkopen en dat verworven is door Henric van Lochem. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 271). Het zegel van de stad is verloren gegaan. 224 1401 december 10 (des saterdachs nae onser Vrouwen dach concepcionis) Richter en schepenen van Zutphania oorkonden dat Henricus de Ockenbroeck genaamd Voerstman en Renso Creyngh, meesters en provisoren van de kerkfabriek in Zutphania, aan deken en kapittel van de grote kerk drie pondenen tien schellingen per jaar schuldig zijn uit de inkomsten van de kerkfabriek, zoals deken en kapittel die blijkens de geïnsereerde brief d.d. 1318 mei 17 (Reg. nr. 47) vroeger uit het huis Rondeel hebben getrokken; het Rondeel zal voortaan hiervan vrij zijn. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 272). Met het zwaar geschonden zegel en contrazegel van de stad in

groene was. In dorso: capituli habet ex Rondeel IIJ ½ pond que pro magistri fabrice nostre ecclesie dantur.

b) Gelijktijdig afschrift en vertaling van deze brief in het archief van het Rondeel, Inv. nr. 30. c) Huberts II nr. 1035 p. 15. 225 1402 october 2 (feria secunda post festum beati Remigii)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 49 van 148

De officiaal van de curie van Traiectum gelast de priesters te Tyela Theodericus Doys de Avenzaet, aldaar woonachtig en vallend onder de parochie van Tiel, te manen om deken en kapittel van de kerk van “beati Lievini (!) in Zutphania niet verder lastig te vallen bij de inning van hun tienden in de Calverweert in de rivier de Renus onder de parochie Wagheninghen - wat hij al zes jaar lang heeft gedaan - en hiervoor schadevergoeding te geven. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 273). Met fragment van het zegel van de officiaal in groene was. Door

deze brief is gestoken die van 1402 october 3 (Reg. nr. 225). In dorso: Mandatum officialis Trajectensie in causa decimarum In Wageninge ad capitulum spectantuum contra refragantei et decimas…

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 30v - 31r.

c) Huberts II nr. 1036 p. 14 226 1402 october 3 (feria tercia post festum beati Remigii) Bernardus Uten Enghe, clericus, deelt de officiaal van de curie van Traiectum mee dat hij aan de inhoud van het mandaat, waardoor deze brief is gestoken, zal voldoen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 273). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. Deze brief is

gestoken door die van 1402 october 2 (Reg. nr. 225). b) Huberts II nr. 1036 p. 14. 227 1403 maart 21 (des wonsedaghes in der Vasten) Heer Herman, overpriester (?) en rentmeester van Lucia van Karven, abdis van Elten, ontslaat Griete, dochter van heer Mackins (?), uit de horigheid ten behoeve van deken en kapittel van Zutphen, en ontvangt in ruil voor haar terug Wysse, dochter van Johan van Munster, wonende in het kerspel Hengel. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 274). Met het zegel van heer Herman in groene was.

In dorso: een wisselinge van horige luden. 228 1403 maart 27 (des naesten dynsdaeghs na onser Vrouwendaghe Annunciacionis) Wolter van Keppel geheyten van Oelde, richter te Lochem, oorkondt dat Heynriic van Netelhorst, zijn vrouw Jutte en hun kinderen aan het kapittel te Zuytphen de tienden hebben verkocht van een stuk land, gelegen "opter Weynge" in het kerspel Lochem. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 275). De zegels van de richter en van Heynric zijn verloren gegaan.

In dorso: Capittels thyenden van een stuck landes opter Wynge inden scholtampte Lochem en Tenden opter Weijnge onder Lochem

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 42 v.

c) Huberts II nr. 1037 p. 14. 229 1403 november 29 (op sente Andries avont apostoli) Johan van Steenberghen, schout te Zutphen, oorkondt dat Scouwe Mynnen en haar twee zoons Wenemaer en Aernt met deken en kapittel van St. Walburg in Zutphen een erfwissel zijn overeengekomen van enige landerijen, onder meer van een stuk land van tien schepel zaad, geheten "die Woert", waarvoor deken en kapittel hun de betaling van drie molder zaad, half rogge half koren, uit hun goed Nyersingh in het kerspel Warnesvelt, buurschap Eme kwijtschelden en voorts van zes schepel zaad uit een stuk land gelegen tussen dat van de huisarmen van Borrenhof en het goed Garwerdinck. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 86r/v. Marge: de quadam pe… terre dicta die Woort

pro cambio adepta. 230 1404 januari 12 (des saterdaghs nae dertyendendach) Andries Yseren en Johan van Drynen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Henric Seris, Lambert die Meyer en Alebert ter Voerst, verwaarders van de huisarmen in Heer Borrenhof, een ruil hebben aangegaan met deken en kapittel van Zutphen: de eersten krijgen een stuk land van “Tanckingh” en

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 50 van 148

“Garwerdingh”, en de laatsten een groot stuk land bij de "Spittaelremaet" en een stuk “kercken lande van Warnvelde”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 276). De zegels van de beide oorkonders zijn verloren gegaan. In dorso: wisselinge van landen. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 48r/v. Marge: een erfwyssell tuischen den capittell

unnd Bornhoff van etzlicke landen genaemdt Tanckinck und Garwerdinck. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 17r/v. d) Huberts II nr. 1038 p. 14. 231 1404 januari 12 (des saterdaghes na dertienen dach) Henric Serys en Johan van Drynen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Andries Yseren, Gheryt Kreyng, Henric Reghelant en Johan Blotenkamp volgens hun verklaring een ruil hebben aangegaan met deken en kapittel van Zutphen: de eersten krijgen onder meer land uit Garwerding en Naeminch, en de laatstgenoemden onder meer land uit Hassing. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 48v - 49r. 232 1404 juni 2 (des manendags nae des heyligen Sacraments dach Gades Lichnam) Herman van Apeldoern, burger van Deventer, verklaart dat hij aan deken en kapittel van Zutphen een half pond gelds, vijf molder gerst genaamd "halfspildecoern" en vijf molder bonen aan erfpacht schuldig is uit het goed geheten Oefze, gelegen in “Twenloe”. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 22r. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 17v. 233 1404 december 26 (des vridags nae Kerstdach) Henric Serys en Lambert die Meyer, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Andries Yseren en Gheryt Kreyngh met deken en kapittel een ruil van landerijen hebben aangegaan: de eerstgenoemden krijgen onder meer de "Tuynacker" uit het goed Tanckingh en de laatsten onder meer de "Weytacker" gelegen tussen Gherwerdinc en Beckekingh. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 277). De zegels van de beide oorkonders zijn verloren gegaan. In dorso: cambio terrarum in Garwerdinck. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3 ), f. 48r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 17v. d) Huberts II nr. 1039 p. 14. 234 1406 october 13 (des wonsdags nae Victoris) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Fenne, weduwe van Herman Smit, aan Gerlegh Stureman een jaarrente heeft verkocht van een pond, gaande uit haar gaarde buiten de Nyestadspoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 278). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. Door deze brief is gestoken die van 1438 juli 31 (Reg. nr. 301). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 77v. 235 1406 december 7 (in camera ipsius domini Petri de Steenberch testatoris) Notaris Fredericus Vannificus instrumenteert dat Petrus de Steenberghe, kanunnik in de kerk van Zutphania, bij testament voor verschillende personen, onder meer zijn natuurlijke dochter en deken en kapittel van de kerk, beschikkingen treft, nadat hij de 22

e october van hetzelfde jaar hiertoe executeurs

heeft aangewezen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 279). Met de signatuur van de notaris. 236 1407 april 21 (Rome apud sanctum Petrum)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 51 van 148

Paus Gregorius verzoekt de bisschop van ….. en de dekens van de Grote Kerk en de kerk van St. Salvator in Traiectum om de uitspraak te publiceren door de pauselijke auditores gedaan in de zaak tussen deken en kapittel van St. Walburg in Zutphania en Wernerus Glasemeker, waarbij eerstgenoemden in het bezit blijven van de kerk in Lochem. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1407 september 7 (Reg. nr. 238). 237 1407 juli 25 (up sunte Jacobs dach apostoli) Pelgrym van Putten maakt bekend dat hij aan Berwolt toe Westerbroeke en zijn vrouw Mette voor hun leven zijn hof en goed geheten Cobbinck in het kerspel Voerst, buurschap Empe, heeft verpacht voor een pachtsom van 28 gulden 's jaars. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 28v - 29r. 238 1407 september 7 (Traiecti in domo habitationis nostre infra emunitatem ecclesie Traiectensis situata) Alardus de Wyringia Andreaszoon, notaris, instrumenteert dat Hermannus de Lochorst, deken van Traiectum, op grond van de pauselijke bul d.d. 1407 april 21 (Reg. nr. 236), hem gegeven door Johannes de Stramprade, kanunnik van St. Walburg in Zutphania en procurator van deken en kapittel aldaar, welke bul hier is geïnsereerd, Wilhelmus de Keppel in Traiectum ter verantwoording roept. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 280). Met het geschonden zegel van Hermannus de Lochorst in

groene was en met de signatuur van de notaris. Aan deze brief is gehecht die van 1407 september 12 (Reg. nr. 239).

239 1407 september 12 (in domo dotis parochialis ecclesie de Lochem) Notaris Henricus de Damme instrumenteert dat hij, nadat Egbertus Giseberti Steenmesselers hem de citatiebrief van Hermannus de Lochorst getoond heeft, Wilhelmus de Keppel heeft opgeroepen om in Traiectum te verschijnen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 280). Met de signatuur van de notaris. 240 1410 october 26 (apud castrum sancti Petri Bononiensis diocesis) Paus Johannes draagt ten verzoeke van Reynoldus, hertog van Julia en Gelria, en van deken en kapittel van Zutphania aan de proost van St. Jan in Traiectum op om, indien hij na informatie te hebben genomen bevindt dat de voorouders van Reynoldus patroon van de kerk in Lochem zijn geweest en haar bij het kapittel hebben geïncorporeerd, deze incorporatie te hernieuwen, aangezien Wilhelmus de Keppel daarop inbreuk had gemaakt door zich in het bezit van die kerk te stellen. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1411 februari 8 (Inv. nr. 281, Reg. nr. 241). 241 1411 februari 8 (mensis februarii die octavaTraiecti in capella Duodecim Apostolorum sita in ecclesia Traiectensi mensis februarii die octava) Notaris Gerardus van der Brug maakt een instrument van de aanzegging gedaan door Arnoldus de Tricht, proost van St. Jan in Traiectum, door de paus tot executeur en commissaris toegewezen aan de bisschop van Traiectum, aan de boeren op de goederen van de kerk in Lochem, aan de parochianen aldaar en allen die het aangaat, dat hij de hier geïnsereerde pauselijke brief d.d. 1410 october 26 (Reg. nr. 240), hem overhandigd door Theodericus Kalkerman, kanunnik van St. Walburg, ten uitvoer brengt en hun gelast zich aan de inhoud daarvan te houden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 281). Het zegel van de proost is verloren gegaan; met de signatuur

van de notaris. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 42v - 44v. 243 1412 juli 22 (up sunte Marien Magdalenen dach) Gaedert Bernher, schout binnen en buiten Zuytphen, oorkondt dat Johan Schelewart, zijn zoon Geryt en zijn vrouw Griete bekend hebben aan deken en kapittel van St. Walburg jaarlijks vier malder rogge schuldig te zijn uit hun goed te Noerden in het kerspel Warensvelt, buurschap Evede, dit in plaats van

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 52 van 148

de vier malder die laatstgenoemden hadden uit het goed Huerningh in hetzelfde kerspel en buurschap. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 282). De zegels van de schout en Johan Schelewart zijn verloren

gegaan. In dorso: IIIJ malder rogge stedicheit ex Noirden.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 47r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 5v. 244 1413 mei 24 (des wonsdags nae Cantate) Evert van den Mersche en Gerligh van der Capellen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Esse Buelekens en zijn vrouw Alit, en Alit, weduwe van Ludolff van Dorenbergh, bekend hebben dat de drie pond, vermeld in de brief waardoor deze is gestoken, uitsluitend toebehoren aan Fenne Boelekens en dat deze hun rechten heeft afgekocht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 257). Met fragmenten van de zegels der beide oorkonders in groene

was. Deze brief is gehecht aan de brieven d.d. 1392 januari 14 en 1529 maart 18 (Reg. nrs. 203 en 620).

245 1415 Afschrift van de statuten van het Keppelmanshuis. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 78 - 79. 246 1416 februari 9 (des sonnendags nae sunte Aghatendach) Andries Kreyngh Johanszoon, burger van Zutphen, verkoopt aan deken en kapittel van St. Walburg Griete Johansdochter ten Elshave, die hem volschuldig eigen was. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1416 februari 11 (Reg. nr. 247). 247 1416 februari 11 (des dinxtagh nae Scolastice virginis) Andries Pelegrim geheten Leringh, schout te Zutphen, geeft vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1416 februari 9 (Reg. nr. 245) en verklaart dat hem bekend is, dat deken en kapittel de in die brief genoemde Griete aan de hertog hebben overgedragen, in ruil tegen vrouw Wise, dochter van Heyne Gyesingh, verloofd met Sweder Swederingh die een horige van deken en kapittel is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 283). Het zegel van de schout is verloren gegaan. 248 1417 october 25 (des manendags nae Elffduysent meghedendach Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Fenne Sanders bekent aan deken en kapittel aldaar een jaarrente schuldig te zijn van een pond, gaande uit haar huis aan de Zaltmarkt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 284). Met fragment van zegel en contrazegel van de stad in groene

was. 249 1419 september 19 (des dinxtags nae sunte Lambertsdach) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Alit Berniers bekent voor de rente, groot drie oude schilden en haar door Willem Leringh ten behoeve van jonkvrouwe van Johan van Steynbergen zijn afgelost, een andere rente met een gelijk bedrag hebben gevestigd op haar gaarde buiten de Nyer Merscher poort aan de stadsdijk, dit ten behoeve van Lisebet, natuurlijke dochter van heer Peter van Steynbergen als lijftocht, en dat deze rente na de dood van Lisebet en Alit zal vervallen van vicarissen, kanunniken en kapittel. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 285). Met fragment van zegel en contrazegel van de stad in groene

was. 250 1420 juni 11 (up sunte Odulphus avont des heyligen confessoers)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 53 van 148

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat Geryt Engelbertszoon aan heer Gheryt ter Buten, pastoor van de Niestadskerk, een stuk land heeft verkocht, geheten "die Aenwende" en gelegen op de Zutphener Engh. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 286). Met het zwaar geschonden zegel en contrazegel van de stad in

groene was. 251 1421 mei 4 Goedeken Golt verklaart dat deken en kapittel van St. Walburgskerk in Zutphen het goed Soderynck "mytten Gristelslaege in den Ruwendamme", gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Swypp, van de keurmedigheid bevrijd hebben en gemaakt tot een tynsgoed, dit tegen jaarlijkse betaling van twee molder rogge aan pacht. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 104v. 256 1424 februari 18 (desvrydages na Valentini martiris) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat broeder Thonys van Goch, terminarius, aan heer Gerit ter Buten een jaarrente schuldig is van een pond, gaande uit een gaarde op de Nyestat bij de Bovenberg. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 288). Met fragment van het stadszegel in groene was. 257 1424 februari 21 (op sanct Peters avondt ad cathedram) Deken en kapittel van St. Walburgskerk in Zutphen verklaren dat zij Arnt Heyendaill en Johan Meseler, kopers van een deel van de landen genaamd "die Horst" en gelegen in het kerspel Ellinchem, ambt Veluwezoom, hebben gemachtigd de achterstallige stedigheid van vier molder rogge, vier molder gerst en drie molder haver - door de vorige eigenaar Helmich van Schevich jaren lang onbetaald gebleven - in te vorderen; zelf zullen zij beiden in het vervolg deze stedigheid aan deken en kapittel jaarlijks afdragen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 122v - 123r. 258 1425 juli 22 (op sunte Marien Magdalenendach der hilghen juncvrouwen) Ghysebert van Netelhorst, richter te Lochem, oorkondt dat Alfert Yseren en zijn vrouw Margariete aan Gheert Wentinck en diens vrouw Stine de grove en smalle tiende van het goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Duchterden, hebben verkocht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 289). Dit stuk is zwaar beschadigd.

In dorso: dient het capittel een koepbrieff vanden thienden groff ende smalen aver dat guet Wentynck dairmit datselve guet den capittel thientvry verkofft is.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 134v - 135r. 259 1426 maart 16 (des saterdaghes na Midvastene) Gysbert van Netelharst, richter te Lochem, oorkondt dat hij van verschillende personen het getuigenis heeft gehoord betreffende de tientbaarheid van het land in de marke, dat aan de heer van Voerst toebehoort en tiendplichtig is aan de "heren van Zutphen". a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 39v - 40r. 260 1426 october 1 (op sunte Remigius confessoris) Henric, heer van Homoit, verklaart van deken en kapittel van Zutphen de tiende van zijn waarden gepacht te hebben, gelegen in de Rijn tegenover zijn slot ter Nyerborch - waarop nu Engbert van Couden woont - dit tegen een pachtsom van "vyff quartier" oude schilden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 290). Het zegel van Henric van Homoit is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 34v. In margine aantekening over de renuntiatie van

deze tiende op 1485 juni 9 (Reg. nr. 412). c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 34v. 261

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 54 van 148

1427 september 11 (des donredags nae Nativitatis beate Marie virginis) Deken, proost en convent van St. Salvatorsmunster in Pruemen maken bekend dat zij met deken en kapittel te Zutphen een overeenkomst hebben gesloten inzake de tiende van Arnhemmerweert, gelegen voor de Zabelspoort [in Arnhem], waarover lange tijd onenigheid tussen beiden had bestaan: onder zekere voorwaarden zal de tiende aan de heren van Pruemen blijven. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 3 r - 33r en 97r/v. 262 1428 juni 16 (des neisten dags nae Viti et Modesti) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Andries Kreyng aan deken en kapittel van St. Walburgskerk volgens zijn verklaring schuldig is een jaarrente van vijf molder rogge, Zutphense maat, en twee pond uit zijn stukken land, gelegen op de Worf. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 24r. In margine: vacat. 263 1428 augustus 4 (des wondesdags nae Ad vincula Petri) Grete van Putten Pelgrymsdochter verklaart dat zij Arnt Weisterbroick voor zijn leven in lijftocht heeft verpacht die "Kobbynck maet", de "Scharpe hove", de Blekene brynck" en de waar op de gemene mark, gelegen in het kerspel Voerst, buurschap Empe, en behorend onder het goed Kobbinck, een en ander tegen een jaarlijkse betaling van zes pond aan haarzelf, en twee molder rogge en twee molder gerst aan de "koerheren" van Zutphen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 29v. 264 1428 augustus 22 (des sonnendages op andach onsser Vrouwen Assumpcionis) Giesbert van Mekeren, overste rentmeester van het land van Gelre, oorkondt dat de hertog de kanunniken van St. Walburgis in Zutphen op hun verzoek te Rosendale bescherming van hun privileges heeft belooft betreffende de tienden in en langs de Rijn, en dat hij op bevel van de hertog een einde maakt aan de hinder die zij ondervinden bij de tiende geheten "den Heterenweerdt" en de tiende die vroeger van Henrich van Brienen was en nu behoort aan Otto van Laer. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 291). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f 37r/v. 265 1429 januari 18 (des dinxedags nae sunte Anthonius dach) Andries Kreyng verklaart dat hij al zijn bezit tot onderpand stelt voor de goede betaling van de rente van vijf molder rogge en twee pond, zoals omschreven in de brief waardoor deze gestoken was. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 24r/v. In margine: vacat. 266 1430 januari 28 (op den XXVIIJ janaurii) Artikelen en punten beschreven in een compromis, dat gesloten werd tussen deken en kapittel der karcken tho Zutphen en sommige burgers van Lochem: Henrick Mol, Johan to Haestelberch, Meynt tho Harckeler, Henrick van Echt, Gert Volckerinck, Willem Negelvort, Evert Pelser, Henrick van Vorden, Henrick Hurninck, Derick ter Linden, Werner Muller, Henrick Vos, Lambert die Neringe, Herman Loderinck en Hille Hulsinck en schepenen van de stad Lochem aangaande de tienden uit de weiden geheten Stichgoer aan de zijde van de Osselerhorst. De twee partijen zijn meerdere keren gehoord in tegenwoordigheid van een niet met name genoemde notaris. Voor het kapittel traden op als gemachtigden Derick Barsse en Arnt van Voerden, kanunikken, voor Lochem waren dat Henrick Mol en Johan Hastelberch. a) Afschrift 15

e eeuw (Inv. nr. 605).

b) Huberts II nr. 1052 p. 16. 267 1430 maart 6 (des manadages na des sonnendages na Invocavit) Geryt van Bronchoerst, bastaard, drost van het land van Zutphen, oorkondt op last van jonker Henrick, heer van Wyssch, dat Bartollt ter Haer en zijn vrouw Gertrud aan heer Derych Boegynck, kerkheer te Voirde, onder meer hebben verkocht de helft van een maat geheten de Bleckeers, gelegen in de buurschap Delden, kerspel Vorden.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 55 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 292). Met een fragment van het zegel van de oorkonder in groene was. In dorso: Gerrit Boeginx opdracht van ennich landt too Vorden inde bourschap Delden 1430.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3, f. 30v - 31v. In margine: Bleckers mait. 268 1430 mei 11 (tot Oyhusen ... op sunte Pancracius avont martiris) Gyeryt van Wye, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat heer Johan van den Bilant, ridder, en Herbergen van Oy bekend hebben, dat zij aan heer Reyner Yegher en heer Johan van Grolle, kanunniken, ten behoeve van het kapittel van Zutphen een jaarrente schuldig zijn van twee oude schilden, gaande uit alle tienden die zij hebben liggen in de maalschap Oyhusen en Laecmont in het ambt Overbetuwe. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 293).Met fragment van het zegel van de richter in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 34v - 35r. 269 1430 juli 1 (ipso die octavorum (sic) Johanns) Gerhardus Meyer, procurator van heer Lambertus Meyer, rector van de parochiekerk in Lochem, alsmede burgemeesters en schepenen van de stad Lochem vermeerderen het officium van de vroegmis in deze kerk door in de plaats van de overleden rector van dit officium, heer Theodericus de Haestelberch, twee priesters aan te stellen, nl. Assvverus Anstoet en Johannes Coelsmyt, van welke de eerste deze mis dagelijks op het hoogaltaar zal vieren en de ander op zaterdagen op het altaar van Maria Virgo; de collatoren wijzen de inkomsten voor beide rectoren aan en verzoeken de goedkeuring van Swederus, bisschop van Traiectum, voor hun fundatie. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 120r - 121r. 270 1430 september 16 (op sunte Lamberts avent) Gysbert van Netelhoerst, richter te Lochem, oorkondt dat Zweder Hadekinck aan de "heren van Zutphen" het recht op de tienden van het goed Zwyckeler bevestigt en hun het ongestoorde genot daarvan toezegt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 294). De zegels van de richter en van Zweder Hadekinck zijn verloren

gegaan. Dit stuk is zwaar beschadigd. In dorso: Zwyckeler in Lochem.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 39r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 45r. 271 1431 januari 28 - juni 22 (in opido Lochem in domo scabinatus) Notaris Johannes Schade de Lochem instrumentee,t dat wegens een langdurig conflict tussen deken en kapittel van St. Walburg in Zutphania en stad en burgerij van Lochem - ten behoeve van hun kerk en armengasthuis - over de tienden van verschillende landerijen in Lochem partijen de zaak hebben opgedragen aan magister Wilhelmus Keencamp, kanunnik van St. Lebuinus in Daventria en Johannes de Groulo, kanunnik van St. Walburg in Zutphania als arbiters, die vervolgens het tiendrecht van deken en kapittel op genoemde landerijen hebben bevestigd, bij welke uitspraak Hermannus de Keppel, ridder, zich naderhand ten aanzien van de landen in zijn bezit heeft aangesloten (in villa Willip et in hospicio habitacionis domini curati eiusdem loci). a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 42v - 46r. (Zie ook Regest nr. 287). 273 1432 januari 5 (op den heiligen Dertienden avondt) Wilhem van Baeck en Wilhem van Baeck Jordenszoon stellen tot onderpand voor de rente van vijf schilden, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken, "die twe hoeycloet" toebehorende aan het "smale water", aangezien het vroegere onderpand in Bakerweerd op hun verzoek van de pandschap is gevrijd. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 246). De zegels van Willem van Baeck en zijn zoon zijn verloren

gegaan. Deze brief is gestoken door die van 1382 juni 5 (Reg. nr. 185). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 25v - 26r.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 56 van 148

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 15v.

274 1432 mei 31 (des saterdaigs na ons Heren Hemelvairtsdach) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Johan Scholt en zijn vrouw Fenne aan Jacob Mumme een jaarrente hebben verkocht van 1½ pond, gaande uit hun huis buiten de Laerpoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 296). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. Door deze brief zijn gestoken die van 1450 mei 6 en 1451 maart 3 (Reg. nrs. 320 en 324).

275 1432 juni 10 (des dinsdags nae den heiligen Pinxterdage) Geryt van der Voerst en Gheryt Ulrix, schepenen van Zutphen, geven vidimus van een brief van Pelgrym van Putten d.d. 1407 juli 25 (Reg. nr. 236). a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 28v - 29v. 276 1432 juli 24 (op onsen slate ten Rosendale ... des donresdaighs op sent Jacobsavende des heylgen apostels) Arnolt, hertog van Gelre enz., belooft de aan het kapittel te Zutphen gegeven privileges te houden en te doen houden, waaronder het recht dat het kapittel en zijn goederen niet voor een andere rechtbank gedaagd mogen worden dan voor de hertog zelf en zijn "camer". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 297). Het zegel van de hertog is verloren gegaan. b) 16

e-eeuws afschr. op papier (Inv. nr. 297).

c) Geïnsereerd in de brief d.d. 1547 maart 11 (Reg. nr. 694). d) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 33r/v, 92v en 97v. Open brief van de hertog van

dezelfde inhoud, gedateerd (25 juli op sent Jacops dage). e) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 44r. f) Afschrift in Cartularuim Proosdij (Inv.nr. 1), f. 34v 277 1433 mei 6 (op sente Johansdach ante portam latinam dat was doe des guedensdages nae den sonnendach Jubilate) Walraven van Moirsse, heer van Bair, belooft door tussenkomst van Johan van Zairwerden, bastaard, Johan die Gruter Stevenszoon en heer Elbert van Gelre, kanunnik te Zutphen, dat hij aan deken en kapittel van St. Walburg aldaar de pacht van de tienden van Havickerweert en Ingeraemsmate, ten bedrage van 14 malder gerst zal betalen zoals vanouds, vemeerderd met de achterstallige opbrengst over twaalf jaren. Een en ander dient aan de kraan te Zutphen te worden afgeleverd. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 298). Het zegel van Walraven van Moers is verloren gegaan.

In dorso: van den tyenden tot Reden; Dit is die brieff van juncker Walraven van Moirse als van IIJ Malder gersten.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 52v - 53r en 129v - 130r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 5v - 6r. 278 1433 augustus 23 (op sente Bartholomeus avondt) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Aernt by den Kirckhoff, priester aan deken en kapittel een jaarrente van een pond heeft gegeven, gaande uit het achterhuis van Geryt Krutken aan de Boedickerstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 299). Met fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: 1 pont in die Boedickerstraet ex domo quondam Glaesmaker vel Mandemaker. 279 1433 september 12 (des saterdaghes na onser Liever Vrouwendaghe nativitatis) Deric van Arnhem, ridder, verklaart dat hij aan deken en kapittel van St. Walburgskerk gedurende zijn leven en dat van zijn oudste zoon Wynant een jaarrente van elf oude Franse schilden schuldig is, waarvoor hij de tiende pacht die het kapittel heft van Derics weerd van Rosande. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 300). Het zegel van Deric van Arnhem is verloren gegaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 57 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 35r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 31r/v. 280 1433 december 27 (datum Basilae VI kalendis Januarii) De generale synode van Basilia (Basel) bevestigt proost, deken en kapittel van St. Walburg in Zutphania in al hun rechten en privileges. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 301). Met de loden bul van de synode. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 44 v. 281 1434 februari 5 (des vriedages na onser Liever Vrouwendage purificacionis) Gerit van Bronchorst, bastaard, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Gertruyt Rasinx met haar zoon Gerit Lambertszoon aan deken en kapittel van St. Walburg het goed Wolferdinck, gelegen in het kerspel Gurstloe bij Eschede, hebben opgedragen, en dat zij het weer aan Geryt Rasinck in erfpacht geven. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 302). Het zegel van de schout is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 27r - 28r. (Zie ook Reg. nr. 61). c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 17v - 18r. 282 1434 juli 3 De officiaal van de aartsdiaken van Daventria gelast allen die het aangaat om Nicolaas de Swynsberghen, clericus van de curie van Leodium, die Fenna Stuvenberch, burgeres van Sutphania ervan beschuldigde een geheim huwelijk te hebben aangegaan, voor hem te brengen, teneinde getuige te zijn van de vrijspraak van Fenna inzake deze beschuldiging. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 303) Met het geschonden zegel en contrazegel van de officiaal in

bruine was. Onderdaan aantekening betreffende de tenuitvoerlegging van het mandaat door Otto Gysen (?), kapelaan van St. Walburgis in Zutphania. In dorso: moeilijk leesbare aantekening over de behandeling van deze zaak.

283 1434 augustus 15 (datum Basilee XVIII kalendis Septembris) De generale synode in Basilia verzoekt de dekens van St. Andreas in Colonia, St. Ludgerus in Monasterium (Munster) en St. Lebuinus in Daventria te zorgen dat proost, deken en kapittel van Zutphania niet - in strijd met hun voorrechten - met lasten worden bezwaard. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 304). Met de loden bul van de synode. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 44v - 46r. 284 1434 november 14 (datum Basilee XVIII kalendis Decembris) De generale synode in Basilea staat proost, deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphania toe de kerkdienst te hervatten, zodra geëxcommuniceerde personen de stad hebben verlaten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 305). Met de loden bul van de synode. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 46v. c) Huberts II nr. 1057 p. 16. d) Archief voor de geschiedenis van het aartsbidom Utrecht dl. 9 1881, pp. 404-412 transcriptie

van de tekst. 285 1435 april 1 (des vrydags na den sonnendage in der Vasten als men in der heyliger kircken singet Letare Jherusalem) Deken en kapittel van St. Walburgis en burgmeesters, schepenen en raad van Zutphen verklaren een overeenkomst te hebben gesloten inzake de tienden van de stadslanden aan beide zijden van de Ysselle. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 26r - 27r. 286

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 58 van 148

1435 april 1 (des vrydaigs na den sonnendage in der Vasten als men in der heiliger kircken singet Letare Jherusalem) Deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen en de stad treffen een overeenkomst aangaande de collatie van de drie nieuwe vicarieën in de Grote Kerk, namelijk die van St. Fabianus en Sebastianus in de nieuwe kapel achter het koor, die van de "Vier leerre" en die van St. Adrianus en Erasmus. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 306). Met het geschonden kapittelzegel en fragment van met

stadszegel in groene was. In dorso: Collacie van drie vicarien genombt Fabiani en Sebastiani; die tweede den Vier Leeraren; die derde Sanct Adrian en St. Erasmus die tuschen capittel ende magistra by beurte to vergonnen staen.

b) 16e-eeuwse kopie (Inv. nr. 307).

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 41r - 42v. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 80v - 81v. 287 1435 september 30 (ipso die sancti Jeronimi doctoris et confessoris) Wilhelmus Kyncamp, kanunnik van St. Lebuinus en curatus Daventriensis, en Johannes de Groulo, kanunnik van Zutphania, bevestigen de door hen gedane uitspraak in dit notarieel instrument vastgelegd, met dien verstande dat Jacobus de Heckere, ridder, heeft verklaard als vruchtgebruiker van zijn goederen geen toestemming tot de oplossing te kunnen geven, en dat beide arbiters niet aanwezig zijn geweest bij de verhandeling met Hermannus de Keppel, ridder. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f.46r/v. Blijkbaar transfix geweest door de oorkonde d.d.

1431 januari 28 - juni 22 (Reg. nr. 271). 288 1436 mei 3 (des donredaigs nae den sonnendaige als men singt in der heiliger kirchen Jubilate etc.) Aernt Gruter, richter te Aernhem en ambtman van Veluwenzoem, oorkondt dat Andries Huginck en zijn vrouw Baete aan Derick Bersse, kanunnik, ten behoeve van deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen het hun toebehorende land verkocht hebben, gelegen in het kapittelsland Roeversweert, kerspel Brummen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 308). Met het geschonden zegel van de oorkonder in groene was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 22v - 23r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f.4r/v. 289 1436 juli 25 (op sente Jaconsdach des heiligen apostels) Johan van Angeren belooft de tienden in zijn weerd geheten "Snoeygreven weerdt" aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen te zullen opbrengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 309).Met het zwaar geschonden zegel van Johan in groene was. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 72r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 30r. 290 1437 juni 13 (des neesten donresdaiges post Odulphi confessoris) Johan van Angeren Johanszoon verklaart dat hij van deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen voor vier jaar de tienden heeft gepacht van zijn weerd geheten "Snoden greven weerdt', gelegen achter Wageningen bij de Rijn, voor een bedrag van zes oude Franse schilden per jaar. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 310). Het zegel van Johan is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 72r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 30r. 291 1437 juni 23 (op sente Johans avondt Baptiste geheiten te Midsomer) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Aleit Berniers volgens haar verklaring aan deken en kapittel van de kerk van Zutphen, vanwege haar overleden broeder Peter van Steenbergen, kanunnik aldaar, drie oude schilden jaarlijks schuldig is uit haar huis in de Hofstraat, geheten "den

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 59 van 148

Swaen", welke schilden gelijkelijk verdeeld moeten worden onder deken en kapittel, de vicarii en de armen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 90v. In margine: ... ex domo Wessell Deynck ... dit is

geloist. 292 1437 juli 3 (des dinxdaghes na Visitacionis Marie virginis) Heynric, heer van Wisch, drost en rentmeester 's lands van Zutphen, oorkondt dat Huge ter Brake overeenkomstig het afgelegde getuigenis inzake de tiende in de marke het recht van deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen op deze tiende erkent, zoals bepaald in de brief waardoor deze was gestoken. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 40r. 293 1437 juli 13 (op sonte Margaretendach) Henrich Westhues belooft jaarlijks aan deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen vijf schepel winterrogge te zullen opbrengen uit "die Huve" bij de Middelersvoert, door hem gepacht van Ludeken Wenekinc, dit in plaats van de grove en smalle tiende uit dit land. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 311). Met het geschonden zegel van Johan van Eerde, richter te

Lochem, in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 45r/v. 294 1437 augustus 10 (up sente Laurentiusdach des hillighen mertelers) Willem die Roede van Heker en zijn vrouw Griete verklaren geen recht te hebben op de tienden van "Bruggynchslach", gelegen in Swiperbroke, maar dat het kapittel van Zutphen hiertoe gerechtigd is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 312). Met fragmenten van de zegels van Willem die Roede en van

Herman van Keppel. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 39r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 45v. 295 1437 augustus 11 (op sinte Tiburcius dach) Johan van Eerde verklaart dat, aangezien deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen de tienden hebben van alle "nyslaghen ende nyghebraket" land in het kerspel Lochem, zij evenzeer recht hebben op de tiende van het slag land in de marke van Swype, hem door de geërfden van die mark toegewezen, en dat ligt tussen Swiperbroke en de Stoltenborch. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 38 r/v. 296 1437 augustus 11 (up sunte Tiburciusdach) Lambertus Meier, pastoor te Lochem, en Gert en Henrich Mol, gebroeders, verklaren dat de twist tussen deken en kapittel van de kerk in Zutphen en Johan Rolevynch over tienden achter Nettelhorst in Lochemerkerspel, geheten "dat Ebelyncstert", in die zin is opgelost dat Johan jaarlijks deze tiende aan het kapittel zal opbrengen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 40v. 297 1437 september 14 (up des hilghen Crucesdach Exaltatio) Johan van Eerde en Wolter Dempighe leggen op bevel van jonker Henric, heer van Wysch de twist tussen deken en kapittel van de kerk in Zutphen en Ghert Thoen bij, over land door de laatste achter de buurschap Langhen gekocht, in die zin dat deken en kapittel van dit land "den twyntigesten gast" zullen hebben, maar niet de smalle tiende. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 314).Het zegel van Johan van Eerde is verloren gegaan; met het

geschonden zegel van Wolter in groene was. In dorso: Concordia super decimas terram norali nu in legione de Langen in parochia de Lochem.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 60 van 148

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), 38v - 39r. In margine: Zweder Hadekinghs lant tusschen der older beken to Langhen.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 45v.

298 1437 october 31 (op Alreheiligen avondt) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Henricus van Zedem, secretaris der stad, aan Lubbert van Herwen een jaarrente heeft verkocht van een oude gouden schild, gaande uit zijn huis in de Kalenstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 315). Met fragment van het stadszegel in groene was. Door deze brief

zijn gestoken die van 1437 november 1 en 1459 december 18 (Reg. nrs. 299 en 345). 299 1437 november 1 (op Alreheiligen dach) Henricus van Zedem stelt al zijn goederen aan Lubbert van Herwen tot onderpand van een jaarrente van een oud schild, gaande uit zijn huis in de Kalenstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 315). Met fragment van het zegel van Henricus in groene was. Deze

brief is gehecht aan de brieven d.d. 1437 31 oktober en 1459 18 december (zie Reg. nrs. 298 en 345).

301 1438 juli 31 (op sente Peters avondt ad vincula) Wermbolt Stuvenbergh en Wermbolt Stuerman dragen aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk de rente van een pond op, zoals die beschreven is in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv nr. 278). Met het zegel van Warmbolt Stuvenbergh en fragment van dat

van Wermbolt Stuerman in groene was. Deze brief is gestoken door die van 1406 october 13, (Reg. nr. 234).

302 1438 augustus 1 (op sente Peters avont ad vincula) Wermbolt Stuvenberch en Wermbolt Stuerman verklaren dat zij aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen een pond hebben opgedragen (als vermeld in de brief waardoor deze is gestoken), waartegenover zij hem de 18 schellingen rente hebben kwijtgescholten, die hij hun jaarlijks schuldig was uit zijn huis in de Veersteeg, eertijds van wijlen Johan van den Ryn. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 77v 78r. Gestoken geweest door de brief van 1406

october 13 (Reg. nr. 234). 303 1438 augustus 1 (op sente Peters dach ad vincula) Deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen verklaren dat Wermbolt Stuvenberch hun een jaarrente van een pond heeft opgedragen, gaande uit een tuin buiten de Niestatspoort, waarvoor zij hem de 18 schellingen jaarlijks hebben kwijtgescholten uit zijn huis in de Veersteeg. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 60v. 304 1438 september 25 (des donredages post Mathei apostoli et ewangeliste) Reynalt van Homoit, heer van Dorenweert, verklaart van deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen gepacht te hebben alle kapitteltienden van alle weerden, gelegen in de heerlijkheid Dorenweert, van de Ae tot Redinchem, tegen tien malder "twyspelt" koren Arnhemse maat per jaar, af te dragen aan hun rentmeester te Arnhem "opt Sandt", en op voorwaarde dat hetgeen eertijds door bemiddeling van "de vrouwe van Beloys" overeengekomen is tussen heer Geryt van den Dorenweert en Reynalts voorvaderen, nu vervalt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 317). De zegels van Reynalt, van vrouwe Steven, vrouw van Homoit,

en Johan, heer van Homoit en Wyssch, zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 34r/v. In margine: gelosset ad. [15] 73. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 28v. 305

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 61 van 148

1439 februari 27 (des vrydaigs na den sonnendage Invocavit) Arnolt, hertog van Gelre enz. geeft aan deken en kapittel van de kerk in Zutphen voor vijf pond per jaar zijn tiende geheten 'Bentinckstiende" in erfpacht, gelegen naast Bentincks tiende van het kapittel in het ambt Voerst. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 318). Het zegel van de hertog is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 24v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 31v. 306 1440 januari 31 (des sonnendaigs nae sente Pauwelsdaige conversio des heiligen apostols) Aernt Gruter, richter te Aernhem en ambtman van Brummen en Veluwenzoon, oorkondt dat Herman van Mekeren Gysbertszoon en zijn vrouw Mechtelt aan Henrick Mauwer en Johan van Grolle, kanunniken te Zutphen, ten behoeve van deken en kapittel het land verkopen dat hun toebehoort in het land van het kapittel, genaamd Roversweert en gelegen in het kerspel Brummen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 319).Met het geschonden zegel van de richter in groene was.

In dorso: erve gekocht tot Roeverswert. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 23r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 4v. 307 1440 maart 16 (op sunte Ghertruden avent der heiliger joncfrou) Heer Dirck Bueginck, pastoor te Zelhem op het Goy, verklaart dat hij aan Kunne Wassinck, weduwe van Wolbert Wassinck, een stuk land in Voirden heeft verkocht, met name de Bleeckeers in de buurschap Delden - waarvan hij Kunne ook de oude brieven heeft overgegeven - alsmede een kampje land tegenover de Weedemhoff in het kerspel Vorden, en een koolhof bij het dorp gelegen. a) Oorspronkelijk (Inv. Nr. 320) b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 31v - 32r. In margine: Bleckers mait. 308 1440 november 27 (des sonnendaigs na sente Katherinendach virginis) Andries Iseren Alphartszoon, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Konegont, weduwe van Wolter [of: Wolbert] Wassing, en haar kinderen Willem, Claes en Beernt aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen een stuk land hebben verkocht, geheten "den Bleckeers" met nog een stukje land, gelegen in het kerspel Vorden, buurschap Delden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 320).Met fragment van het zegel van de schout in groene was.

In dorso: Erfkopsbriefs van einen stuck landes geheiten den Blekers gelegen in den karspel van Vorden in die borsschap van Delden.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 30r/v. In margine: Bleckers maet. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 26r. 309 1440 december 20 (op sente Thomas avondt apostoli) Zele Keppellman, Johan van Voerthusen en Henric van Voerthusen verkopen aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk "Keppelmansmaetken", gelegen in het kerspel Wernesvelt, buurschap Eme. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 321). De drie zegels zijn verloren gegaan.

In dorso: Keppelmans mate. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 36v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 19r/v. 310 Ca. 1440 Notariële akte van de Instructie voor de camerarius. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 443). Zwaar beschadigd. 311 1441 december 13 (op sente Luciendach virginis et martiris)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 62 van 148

De hertog van Gelre enz. gelast Gysbert van Mekeren, voogd van de kinderen van zijn broeder Herman van Mekeren, aan het kapittel de tienden te betalen die het bezit van de Grevenweert tussen Brummen en Spankeren. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 322). Met sporen van het opgedrukt zegel van de hertog in

rode was. b) Geïnsereerd in de brief van 1459 april 17 (Reg. nr. 343). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 81r. 312 1442 maart 17 (Embrice in ecclesia sancti Martini Traiectensis diocesis infra turrim) Notaris Johannes Vuyst de Werthusen instrumenteert dat Henricus de Heservolden en zijn vrouw Helena aan broeder Thomas de Leydis hun huis in Embrica tegenover het hospitaal hebben verkocht, en daarvoor tot onderpand stellen hun huis in de Wullenweverstraat; uit het verkochte huis gaat een jaarlijkse tijns van 12 solidi ten behoeve van de rector van het H. Kruisaltaar in de St. Aldegundiskerk. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 323). Met het officialaatszegel van Embrica in groene was en de

signatuur van de notaris. 313 1445 april 19 Rodolphus, bisschop van Traiectum, ratfdiceert en bevestigt de overeenkomst omschreven in de brief waardoor deze is gestoken. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 42v b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 81v. 314 1446 april 3 (op den heligen sonnendach in der vasten war men singhet in der kerken Judica) Berend Bueginck oorkondt dat hij met Berent Wolterdinck land heeft geruild, zoo dat de laatste zal hebben “Bueginck voerland” ende de beide Wolterdincken “Wolterdinck wynckel”. a) Oorspr. (Inv.nr. 604). De zegels van Gysbert van Baer, heten Dymmingdal en Johan to Waerle

zijn verloren gegaan. 316 1447 maart 18 (sabbato post dominicam qua cantabatur in ecclesia Dei pro introitu misse Oculi) De officiaal van de curie van Traiectum gelast in het bijzonder de priesters in Wageningen en Rhenen om Gerardus Ruusch, burger van Wageningen, voorts schout, schepenen en andere wereldlijke rechters in Rhenen aan te zeggen dat zij deken en kapittel van Zutphania in het ongestoord bezit laten van de tienden in Wageningen, onder verbod hen nog eens daarover voor het wereldlijk gerecht te dagen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 326). Met fragment van het zegel van de officiaal in groene was. 317 1448 januari 5 (opten heiligen Dertiendenavondt) Deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen geven aan hun mede-kanunnik Johan van Meer een huis aan het kerkhof in lijftocht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 327). Het kapittelzegel is verloren gegaan. 318 1449 juni 23 (op sinte Johans avont babtisten gheheiten nativitas) Deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen maken bekend dat zij aan gastmeesters en "verwaerres" van het nieuwe gasthuis van St. Elisabeth in de Oude stad op hun verzoek toestemming hebben gegeven daarin een altaar te doen wijden, op voorwaarde dat deken en kapittel hiervan de collatie zullen hebben indien het een beneficium wordt; blijft het een officium, dan zullen de beheerders van het gasthuis hun een priester presenteren, en voorts zal het gasthuis aan het kapittel jaarlijks een oud schild hiervoor betalen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 328). Met fragment van het kapittelzegel en de zegels van Anthonis

Iseren en Gherit van der Voerst in groene was; dat van Engelbert Kreyng is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 37r - 38r. 319

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 63 van 148

1450 maart 17 (in opido daventriense predicto in loco iudiciali dicto die halle contiguo dicte ecclesie daventriensis) De officiaal van de proost en aartsdiaken van de kerk van St. Lebuinus in Daventria geeft vidimus van een notarieel instrument inhoudende een bevestiging van een oorkonde, gedateerd 1399 april 27 (des sonnendaghes na sente Marcus dach ewangeliste) waarin Willem, heer van Bronchorst, verklaart dat tussen Cheryt Hughinc en Jan van der Capellen een erfscheiding is overeengekomen ten aanzien van het goed Helberghen dat zij tot dusver ongedeeld plachten te bezitten en dat Jan van der Capellen nu van de hertog van Gelre in leen zal houden; Gheryt zal zijn deel van Jan in achterleen houden, en laatstgenoemde zal aan deken en kapittel 6½ oud schild jaarlijks betalen voor de weerd bij Helberghen die eertijds hun toebehoorde. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 84v - 85r. In margine: de 6½ scutis antiquis ex bonis

Arntz ten Walle, en in 17e- eeuwse hand: Redempta sunt. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 180. Transcriptie tezamen met de

tekst van 27 april 1399 (Reg. nr. 213). 320 1450 mei 6 (up wonsdach na dominica Cantate) Zelle Keppelman en Johan Huernynck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Goessen Klumper en zijn vrouw Mette aan Thonys Iseren en Geryt van der Voerst, kerkmeesters in de Grote Kerk, ten behoeve van "Onser liever Vrouwen tymmeringe" de rente van 1½ pond hebben opgedragen, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 296). Met de geschonden zegels van de schepenen in groene was.

Deze brief is gehecht aan die van 1432 mei 31 en 1451 maart 3 (Reg. nrs. 274 en 324). 322 1450 december 20 (op sente Thomas avondt apostoli) Deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen maken bekend dat zij voortaan op alle zaterdagen en andere bepaalde dagen van het jaar met alle kanunniken, vicarissen, chorisocii en "die scoelmeister mit den scoelres" het Salve Regina zullen zingen, met klokgelui en orgelspel, en dat zij daartoe van Andries Iseren geld hebben ontvangen en hem een jaarrente hebben verkocht van 43 Zutphense ponden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 329). Met fragment van het kapittelzegel in groene was.

In dorso: ordinantio de princies et salve regina … b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 89v - 90r. c) Huberts II nr. 1083 p. 19. d) Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht dl 9 1881, pp. 412-415.

Transcriptie van de tekst. 323 1451 januari 22 (des dages nae sunte Agnietendaghe) Henrick Jacobszoon en zijn vrouw Eveze geven aan Sweder Zweverinck en zijn vrouw Gheze het recht van wederkoop van de jaarlijkse opbrengst van zes malder rogge, gaande uit het goed “toe Sweveringk”, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Duchterden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 331). Het zegel van Henrick is verloren gegaan. 324 1451 maart 3 Thoenys Iseren en Geryt van der Voerst, kerkmeesters van de Grote Kerk te Zutphen, verkopen aan deken, kapittel en vicarissen van die kerk de rente van 1½ pond, die beschreven is in de brieven waardoor deze is gestoken, op voorwaarde dat zij die 1½ pond, de 3½ pond rente uit het huis van Lambert Loedewich buiten de Spittaelspoort en de vier oude herenschilden uit het goed Klosscamp, samen acht Rijnse guldens, zullen verdienen met donderdags de mis te lezen, zoals beschreven in de brief die de stichter Johan Kreynck daarvan heeft. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 296). De zegels van de beide kerkmeesters zijn verloren gegaan. Deze

brief is gestoken door die van 1432 mei 31 en 1450 mei 6 (Reg. nrs. 274 en 320). 325 1451 juli 12 (op sente Margarieten avondt virginis et martiris) Willem van Baeck, Andries Kreyng, Cele Keppelman en Evert van der Voerst, vanwege schepenen van Zutphen verwaarders van huis en huisarmen van heer Borrenhof, geërfden - met name genoemd

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 64 van 148

van het kerspel Wichtmont, Johan van Voerthusen als mede-geërfde en kerkmeester, en Herman Wollert als medekerkmeester van de kerk van Wichtmont verkopen aan deken en kapittel van St. Walburgis "sente Luygerslandt" in het kerspel Wichtmont, ambt Brummen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 332). De zegels van de oorkonders (voor de laatstgenoemde zegelde

Herman Berner) zijn verloren gegaan. Door deze brief zijn gestoken de brieven van 1455 november 21 (Reg. nrs. 333-334).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 93v - 94r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 4v. 326 1453 januari 15 (des manendaigs na sente Pontianusdach martiris) Alphart Schymmelpenning, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Aernt Wenekinck en zijn vrouw Aleit, en Aelbert Wenekinck, broeder van Aernt, aan Johan Nusincks verkocht hebben een jaarlijkse opbrengst van drie molder winterrogge uit het goed Wenekinck, gelegen in het kerspel Gorsele, buurschap Eesschede. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 333). Het zegel van de schout is verloren gegaan.

In dorso: Johan Nusynck heefft angekofft IIJ molder roggen stedicheit van Arnt Wennekinck opt syn erff genoempt Wenekinck.

327 1453 januari 15 (op maendach nae Pontiani martyris) Henrick, heer van Wissche, ridder, dorst 's lands van Zutphen, oorkondt dat Bernt, Henrick en Geryt, zoons van wijlen Beernt te Verlehorst, Wolbert Hoevinck en zijn vrouw Lutgert, en Johan van Reess en zijn vrouw Jutte aan heer Henrick Hoeveken van Monster, priester, hun land geheten Verlehorster weert, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Dochterden, hebben verkocht, welk land gelegen is tussen Boevinckweerd en Drafsloerweerd, grenzend aan de marke en aan Draefsloer land "in de Becke". a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 46. 328 1454 augustus 1 (op sente Peters dach af vincula) Steven Ploich en Johan van Brienen, schepenen van Arnhem, oorkonden dat Arnt Lodewichszoon en zijn vrouw Belie aan heer Geryt Vaick, kanunnik [Sint Walburg] in Arnhem, hun huis aan de Cattenpoil hebben opgedragen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 334). Met de geschonden zegels van de schepenen in groene was. 329 1454 october 20 Proost, deken en kapittel, burgemeesters, schepenen raden en inwoners van de stad Zutphania verzoeken de paus om voor de broeders van de orde van St. Franciscus, die de observantie volgen, een klooster bij de stad te mogen stichten. a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 24). 330 1455 april 13 (dominica Quasimodo) Richter en schepenen van Zutphen geven vidimus van de brief d.d. 1290 september 24 (Reg. nr. 25). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 335).Met het zwaar geschonden geheimzegel van de stad in groene

was. In dorso: van Wychart ten Have. Vidimus literarum de Ossenwerdt et Hueserwerdt.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 130v – 131r. 331 1455 september 10 (des guedesdaiges na onser Liever Vrouwen dage Nativitatis) Arnolt, hertog van Gelre enz., geeft aan Gerit en Wilhem Pelgrim geheten Lerinck, gebroeders, zijn hof te Angeren in de buurschap Angeren, kerspel Wernsfelt, in vruchtgebruik, behoudens tien malder rogge, tien malder koren en 24 pond jaarlijks aan de rector van de door hem te begeven vicarie in de Nyestat.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 65 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 336). De zegels van de hertog en die van Henrich, heer van Wisch, zijn verloren gegaan.

b) Gelijktijdig notarieel afschrift van notaris Gerardus Roitbart. 332 1455 november 21 (upp vrydach mae sent Elisabet vidue) Roloph Kreynck verklaart voor zich en als voogd van zijn onmondige broeder Geryt, dat hij - aangezien zijn vader Andries Kreynck voor de bezegeling van de erfkoopsbrief d.d. 1451 juli 12 (Reg. nr. 325) overleden is - zijn goedkeuring hecht aan de transactie daarin vermeld. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 94r/v. Het origineel was blijkbaar gestoken door

bedoelde erfkoopsbrief. Deze brief was gehecht aan de brieven d.d. 1451 juli 12 (Reg. nr. 325) en 1455 november 21 (Reg. nr. 333-334).

333 1455 november 21 (up vrydach nae Elizabeth vidue) Bele, weduwe van Andries Iseren Gerytszoon, geeft voor zover het haar aangaat haar toestemming inzake de erfkoopsbrief d.d. 1451 juli 12 (Reg. nr. 325). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 332). Met fragment van het zegel van Willem Schoeldeman in groene

was. Deze brief is gehecht aan de brieven d.d. 1451 juli 12 (Reg. nr. 325) en 1455 november 21 (Reg. nr. 332 en 334).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 94v. 334 1455 november 21 (up vrydach na sunte Elizabethendach vidue) Willem, zoon van wijlen Ludeken ter Ryt, geeft voor zover het hem aangaat zijn toestemming inzake de erfkoopsbrief d.d. 1451 juli 12 (Reg. nr. 325). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 332). Het zegel van Willem is verloren gegaan. Deze brief is gestoken

door de brieven van 1451 juli 12 (Reg. nr. 325) en 1455 november 21 (Reg. nrs. 332-333). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 94v. 335 1455 november 22 (des satersdages post Elyzabet) Gorselis van den Gruythuys, richter te Arnhem en van Veluwenzoom, oorkondt dat Meensse Smedeken en Herman Wollert, kerkmeesters van Wychmont, op bevel van de gemene geërfden aan meester Henrick van Goch ten behoeve van het convent van St. Walburgis in Zutphen "sente Luygerslant" hebben verkocht, gelegen bij Cortenoever en Roeverswert. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 337)

In dorso: van den heiligen lant. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 95r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 4v en 5r. 336 1456 maart 12 (Zutphanie) De officiaal van Traiectum gelast te citeren Johannes de Vurden om hem de uitspraak te doen horen in de zaak tussen hem en Menta Tolners. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 338).Met sporen van het opgedrukt zegel van de officiaal in

groene was. 337 1456 juli 1 (op onser Liever Vrouwen avondt Visitacionis) Dirick van Schedelick, proost van Vaerler in het sticht Monster, geeft deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen het recht van lossing van twee jaarrenten ten bedrage van acht en van tien Rijnse guldens, die zij hem verkocht hebben uit hun goed Gerwerdinck. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3). f. 95r/v. 338 1456 juli 21 (op sente Marien Magdalenen avondt)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 66 van 148

Henric Velkener verklaart van deken en kapittel van Zutphen de grove en smalle tiend over de weerd geheten "Snoedegrevenweerdt" gepacht te hebben, gelegen "te Hoesden aver aen der syd”. De zegels van Henric en van Johan van Ryenen zijn verloren gegaan. a) Oorspronkelijk (Inv. nr.339).

In dorso: Snodegrevenweert. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 96r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 30r/v. 339 1456 october 16 Judocus, bisschop van Jeropolis, professor in de theologie en vicaris generaal "in pontificalibus" van bisschop Davidus de Burgundia, verleent een aflaat van 20 of 40 dagen aan degenen die het door hem gewijde beeld van de H. Theobaldus in de kerk in Sutphania vereren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 340). Met fragment van het zegel van de wijbisschop in rode was. 340 1457 juli 3 (op sente Martens avondt translationis) Otto van Staden, ambtman in Overbetuwe, oorkondt dat hij van deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen hun tiende in erfpacht heeft genomen van het goed "to Meynerswick", gelegen tegenover Arnhem op de Praest in Overbetuwe, dit tegen betaling van acht malder gerst en acht malder haver aan goed pachtkoren jaarlijks, te leveren in Arnhem "aen den kraen". a) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 35r. 341 1457 juli 21 (op sente Marien Magdalenen avondt) Diderich van Schedelick, proost van Vaerler in het sticht Monster, geeft deken en kapittel van St. Walburgiskerk te Zutphen het recht van lossing van de jaarrente van tien Rijnse guldens, die zij hem uit hun goed Gerwerdinck hebben verkocht. a) Afschrit in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 95v - 96r. 881 1457 september 30 (op Sint Remigius avont episcopi et confessoris) Sweder van Apeltoern, proost van Zutphen, verklaart dat hij aan Henrick Kreynck voor zeven molder rogge per jaar de maat van de proostdij, geheten “Sunte Walburghen maet” in erfpacht heeft gegeven, zoals die gelegen is aan het einde van de Zutphense Enck” met de ene zijde langs de beek en grenzend aan het stadsland van Zutphen. a) Afschrift in Lib. Cam (Kapittel Inv.nr. 3), f. 139v. 342 1458 maart 7 (des dinxdages na Oculi) Notitie waarin deken en kapittel van Suncte Walburch en de raad van de stad Zutphen een overeenkomst zijn aangegaan ten aanzien van het loon voor de rector van de school en hoeveel elke leerling daaraan dient bij te dragen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 23) b) Collectie Meinsma (Inv. nr. 110) 343 1459 april 17 (des dynsdaeges nae dominica Jubilate) Richter en schepenen van Zutphen geven vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1441 december 13 (Reg. nr. 308). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 341). Het geheimzegel der stad is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 6v. 345 1459 december 18 (op dynsdach nae sunte Luciendaege virginis)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 67 van 148

Henrick Kreynck en Aernt Iseren, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Lubbert van Herwen en zijn vrouw Fye aan deken en kapittel - ten behoeve van een lamp op het koor - de jaarrente van een schild hebben opgedragen, die beschreven is in de brief waardoor deze is gestoken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 315). Met fragmenten van de zegels der beide oorkonders in groene

was. Deze brief is gestoken door die van 1437 october 31 en november 1(Reg. nrs. 298-299). 348 1461 augustus 30 (tArnhem des sonnendaiges nae sunte Johans dach decollatione Brief van hertog Arnold aan deken en kapittel van onser kercken tot Zutphen waarin een Minderbroeder van Deventer in de kerken aldaar de ban heeft uitgesproken tegen de kerk van Zutphen. De hertog beveelt deken en kapittel zich daar niet om te bekommeren tot dat de zaak met beide partijen is besproken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel van de hertog in rode was is verloren gegaan. 349 1461 [september 9] (des guedesdages na onser Liever Vrouwendaich gheheyten Nativitatis) Heer Asswerus Ainstoet bezitter van de kapel te Laerne, geeft met toestemming van Wolter van Keppell van Verwoelde aan Henrick Wentingh en zijn vrouw Wyse een stuk land in erfpacht, geheten "die Verwoelder maet" en gelegen in de buurschap Duchterden, voor een gouden Rijnse gulden 's jaars. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 345). Het zegel van Wolter van Keppell is verloren gegaan. Het stuk is

zwaar beschadigd. Uit een aantekening in dorso blijkt dat het kapittel de erfpacht moet betalen aan de vicaris van de kapel in Laren.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 134v. 350 1462 april 12 (op maendach nae den heiligen Palmdaege) Deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen sluiten een overeenkomst met heer Alphert Stuerman, vicaris, Henrick Kolsack en Andries Iseren Tonysz, verwaarders van Borrenhof, waarbij de laatsten toestaan dat Aernt Lansinck, bouwman van het kapittel op Gerwerding, "Gerwerdings kirckhoff" mag afsluiten, en de eersten toestemming geven tot het uitdiepen van "des capittels graeven" aan het eind van het erf "de Plichtert". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 346). Dit stuk is een chirograaf. b) Afschrift in Reg. Omn. Bon. (Inv. nr. 619). 351 1462 mei 3 (in domo conventus fratrum minorum opidi Daventriensis Traiectensis diocesis in camera magistri Henrici de Werle ministri alterius compromissariorum) Notaris Johannes Avekonck instrumenteert dat Henricus de Werle, magister in de theologie en minister der Minderbroeders in de provincie Colonia, en Arnoldus Heymrici de Clivis, deken van St. Victor in Xancten, als scheidslieden uitspraak hebben gedaan in het geschil gerezen tussen deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphania enerzijds en de gardiaan en het convent van de Minderbroeders in Daventria ter andere zijde, onder meer over het horen van de biecht en het vieren van de mis in St. Walburgiskerk door een afgevaardigde van laatstgenoemden, en over de voortdurende residentie van deze persoon in die kerk. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 347). De zegels van de beide arbiters en dat van het convent zijn

verloren gegaan; met het zwaar geschonden zegel en contrazegel van het kapittel in groene was en de signatuur van de notaris.

353 1464 november 24 (op sunte Katherinen avent der hilgen joncfern) Henrick Wentinck en zijn vrouw Wytze verkopen aan Johannes van Graes en diens vrouw Jutte een jaarlijkse opbrengst van een malder winterrogge, gaande uit het goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap Duchterden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 349). Met het zegel van Sander van Presinchave, richter te Lochem, in

groene was. In dorso: Dit molder rogge hefft het capittel geloist uyt Wentynck mit XVI golden gulden IJ stuver brabants, I oirt stuver valuiertz geltz, den gulden op XXVIII stuver valuiert gereckent, die achterstedicheit ingereckent. Actum anno 1538. Van Thonis van Graes.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 68 van 148

355 1465 juli 12 (op sunte Margrieten avent virginis et martiris) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Lodewich Lambertszoon en zijn vrouw Wysse aan Wendele Buedelmaekers een jaarrente hebben verkocht van drie gouden Rijnse guldens, gaande uit hun huis buiten de Spittaelspoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 351). Met fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: van IIJ golt gulden uyt eyn huyss byden Hospitaelsporte en o.m. celebrant. 356 1466 mei 14 (op onses Hern Hemelvaerts avent) Henrich Wentinck en zijn vrouw Wytse verklaren dat zij aan Bernd ten Kodyck en diens vrouw Alheid jaarlijks een malder winterrogge uit hun goed Wentinck zullen opbrengen zolang zij zekere schuld van 12 Rijnse guldens niet hebben afgedaan. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 352). Met fragment van het zegel van Reynd van Keppell, richter te

Lochem, in groene was. In dorso: Geert Plaeterinck capittel geloest een molder roggen met XIJ golt gulden van gewicht ende IJ golden gulden voir affterstedicheit pro florina XXX stuver brabants valueert, actum anno 1538 up Wentinck

357 1466 augustus 5 (des dinxsdaiges neest sente Petersdage ad vincula) Adolph, hertog van Gelre enz. draagt aan deken en kapittel van Zutphen een jaarrente van 70 Rijnse guldens op, gaande uit zijn land op de Veluwe in het ambt Voirst, aangezien zij hem in zijn strijd met de hertog van Cleve en de heer van Egmont met 1000 Rijnse guldens hebben geholpen, die zij van verscheidene Zutphense burgers hadden opgenomen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 353). De zegels van de hertog en van Johan van Hulss zijn verloren

gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 20v - 21r. 358 14[66?] augustus 5 (op dinxdach nae sunte Peters dach ad vincula ) Gysbert Lansinck, schout te Zutphen, oorkondt dat heer Sweder van Aepeldoern, proost, heer Rodolph Bitter, deken, en met name genoemde kanunniken van de St. Walburgiskerk aan Willem Renzen Lubbertsz en zijn vrouw Bele alsmede aan Willem Veer Lensenzoon een jaarrente van 50 gouden Rijnse guldens hebben verkocht, gaande uit hun goed Gerwerdinck, gelegen in het kerspel Wernsfelt, buurschap Eyme, en uit de zes kapittelhuizen genaamd de "Sess Wedome", gelegen aan "den groeten Kirckhaeve" te Zutphen en bewoond door proost, deken en met name genoemde kapittelheren en vicarissen, a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 354). Met geschonden zegel en contrazegel van het kapittel en dat van

de schout. Het stuk is gecancelleerd geweest en zeer geschonden; de losgeraakte zegels zijn er weer aan bevestigd.

359 1466 augustus 10 (op sunte Laurencius dach martiris) Werner Tolner en Johan Kreynck Alphertsz, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Willem Rense, zijn vrouw Bele en Willem Veer Lensenzoon aan proost, deken en kapittel van St. Walburg het recht van wederkoop en lossing hebben gegeven van de rente van 50 gouden Rijnse guldens, gaande uit hun goed Gerwerding, gelegen in het kerspel Wernsfelt, buurschap Eyme, en uit hun zes huizen "an den groeten kirckhaeve", geheten de "Sess Wedome". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 355). Met het zegel van de eerste en fragment van het zegel van de

tweede oorkonder. 360 1467 maart 23 (op maendach nae den heiligen Palmdaege) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Johan van Zueren en zijn vrouw Gertruut aan Reynt Weydeman een jaarrente hebben verkocht van twee gouden Rijnse guldens, gaande uit hun huis buiten de Hospitaelspoort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 356). Met fragment van het stadszegel in groene was.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 69 van 148

In dorso: vyer ₤ buten die Spitaels porte van wegen Herman Weydemans huys. Item dese twee Rynsche gulden zyn byden frunden bededingt op vier pont jairlix en de aantekening d.d. 1506, vermeldende dat Harman Weydeman genoemde rente aan kanunniken en vicarissen heeft vermaakt.

361 1467 juni 26 ( datum et actum Trajecti in ecclesiam maiory vicesima sexta mensis junii) Notariële akte opgemaakt door notaris Walterus Bernardus Regelynck waarin Theodricus uter Weer, decretorum doctor canonicus ecclesie trajectensis en Anthonio de Grassis, utriusque juris doctor canonico bononiensis uitvoering geven aan de excommunicatie van Wolter van Keppel o.a. van wege zijn geschillen met Wolfardus van Ittersum. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 113) 1 stuk tezamen met het afschrift over dezelfde kwestie d.d. 8

april 1468 (Reg. nr. 363). 363 1468 april 8 (datum et actum traiecti in ecclesie maiory octava mensis aprilis) Notarieel afschrift van een akte over de excomunicatie van Wolter van Keppel en zijn geschillen met Wolfardus van Ittersum. De tekst van deze akte is voor de helft niet meer aanwezig. a) Oorspronkelijk (Inv.no 113). Zie ook Reg. nr. 361. 365 1468 september 23 (op vrydach nae Lamberti) Evert en Johan van Greffnynckhom, gebroeders, bekennen jaarlijks schuldig te zijn aan Gerret Venraets negen gouden Rijnse guldens uit hun erf en goed in het kerspel … in de buurtschap ter Eeffse van Zutphen. Mochten de betalingen niet tijdig worden gedaan, dan kreeg Gerret het recht om de gebroeders in leisting te manen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). Het stuk is door inktvraat slecht leesbaar. 366 1471 mei 11 (up suncte Sarvatii episcopi) Gysbert van Baer, geheten Dymmingdal, Harmen Waerle, Clawes Steverdinck en Henrick Cleftinck oorkonden dat zij als scheidslieden optreden in zake de geschillen tussen Wynolt Wolterdinck, Bernt Bannyng en Henrick Klump over de verdeling van het goed Wolterdynck. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). Met de beschadigde zegels van Ghysbert van Baer en Harmen

to Waerle. De andere scheidslieden hadden geen zegel voor handen. 367 1471 september 17 (up sunte Lamberts dach des heligen buscops) Ghysbert van Baer geheten Dymmingdal, Harman to Waerle, Johan ten Sande aan de ene zijde en Harman Gerdinck, Henrick Elfftinck, geheten Hobbinck, aan de andere zijde treden op als scheidslieden in de zaak tussen Wynolt Wolterdinck en zijn neef Henrick Wolterdinck, de zoon van Wynolts vader broer, over de verdeling van het goed Wolterdynck . a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). Met de enigszins beschadigde zegels in zwarte was van

Ghysbert van Baer, Harmen to Waelre, Harmen Gerdinck en Johan to Waerle (de laatste zegelde op verzoek van de andere scheidslieden).

368 1473 januari 8 (Rome apud Sanctum Petrum sexto Idus januarii) Paus Sixtus IV staat het kapittel van Sint Walburgis toe inkomsten uit bepaalde altaren o.a uit die van Sint Petrus te reserveren voor het uitbetalen van prebenden aan de kanunniken. De paus staat bovendien de incorporatie van de vicarie op het altaar van Sint Georgius in de parochiekerk van Wien? toe. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 504). Het document is niet volledig, de bovenste strook is eraf

gesneden. Zowel aan de voorzijde als de achterzijde van het document zijn allerlei aantekeningen gemaakt aangaande betalingen van uitgaven voor vicarissen, aan ijzerwerk in de kerk, renten en inkomsten van rogge en gerst in de jaren 1506-1510. In dorso: Conscripto cedulam prebendarum certorum annorum et canonicarum illam cedulorum.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 70 van 148

369 1473 maart 3 (Rome apud sanctum Petrum quinto Idus martii) Paus Sixtus incorporeert opnieuw de kerk van Lochem - aangezien door allerlei omstandigheden de vanouds bestaande incorporatie te niet was gegaan - bij de "mensa capitularis" van St. Walburgis in Zutphania en stelt vast dat na de dood van de tegenwoordige pastoor de dienst door een der kanunniken of een geestelijke, door hen aan te stellen, zal worden waargenomen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 359). Met de pauselijke loden bul. N.B. Twee exemplaren. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 50r - 51r en

‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’ (In.v nr. 30), f. 49r/v. c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.Transcriptie van de tekst. 370 1473 mei 2 (am tweden dage may) Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem schrijven aan deken en kapitttel dat door het overlijden van de vicaris heer Antonio de vicarie van “der fromissen” in de kerk vacant is gekomen. Het kapittel heeft het recht om de pastoor te benoemen. Kapittel en de stad Lochem hebben beiden als collataren van de vicarie het recht om een nieuwe vicaris op de voordracht te zettten. Lochem wenste dat Gerryt, de zoon van de stadssecretaris meester Dirxzoon, werd voorgedragen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101) Met het secreet zegel van de stad in groene was. 371 1473 juli 24 (op sunte Jacobs aevent in den boewe) Richter en schepenen verkopen met goedvinden van gemeenslieden aan deken en kapittel van St. Walburgis, voor het memoriegeld dat zij met hun koordienst verdienen, een jaarrente ten bedrage van zes pond. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 360). Met fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: ses ₤ jairlix voer deken ende capittel uit die domeinen der stadt Zutphen. 372 1474 februari 4 (in dei stat van Zutphen den vyrden dach Februarii int jair onss Heren dusent vyrhondert dry ende tsoventich nae gewonte dess haves) Gouverneur en raden van de hertog van Burgondien, geordineerd tot de justitie en zaken van het land en graafschap Zutphen, bevelen ten verzoeke van deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen en de drost om Jacob van Enghusen en Andries Yseren te gelasten hun belofte na te komen, namelijk dat zij deken en kapittel schadeloos zouden houden van de 1000 Rijnse guldens hoofdsom waarvoor laatstgenoemden in 1466 hun huis hadden belast aan handen van Willem Renschen, zijn vrouw Belie en zijn neef Willem Veer Lensschenzoon, dit namens en op bevel van heer Adolph van Gelre. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 361). Het zegel van de oorkonders is verloren gegaan. Aan deze brief

zijn gehecht de stukken d.d. 1474 februari 9, februari 12 en maart 12 (Reg. nrs. 373-375). 373 1474 februari 9 (IX

ten dach februarii int jaer duisent IIIJ

c LXXIIJ N.B. De Bourgondische kanselarij

gebruikte de paasstijl) De rijdende gezworen bode van de Bourgondische hertog Jan van Balen oorkondt dat hij op verzoek van deken en kapittel op 6 en 9 februari naar Jacob van Enghuysen en Andries Yseren is geweest om hen eraan te herinneren dat zij destijds borg stonden voor de 1.000 Rijns guldens met een jaarlijkse rente van 50 Rijnse guldens, die het kapitttel in 1466 geleend had aan hertog Adolf, om de heren op 13 februari te laten verschijnen voor gouverneur en raden van Gelre. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 361) Met het zegel van de rijdende bode in rode was. Als transfix aan

de oorkonde van 1474 februari 2 (Reg. nr. 372 ). 374 1474 februari 12 (XIJ

ten ffebruarii int jaer dusent vyrhondert dryendetsoventich. De Bourgondische

kanselarij gebruikte de paasstijl) Gouverneur en raden van de hertog van Bourgondië, gecommitteerd voor het graafschap Zutphen, in Zutphen aanwezig om te horen de geschillen tussen deken en kapittel van Sint Walburgis aan de ene zijde en Jacob van Enghusen en Andries Yseren aan de andere zijde aangaande hun borgstelling voor de lening van 1.000 Rijnse guldens en de jaarlijkse rente van 50 Rijnse guldens met als onderpand hun onroerende goederen. De onroerende goederen waren door Van Enghusen en Yseren

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 71 van 148

aan Willem Renssen en zijn vrouw Bele verpand, zodat de heren meenden de schuld te hebben afgelost. De raad wenst nader onderzoek in deze zaak. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 361). Met een fragment van het zegel in rode was van gouverneur

Karel de Grote. Als transfix aan de oorkonde van 1474 februari 2 (Reg. nr. 372). 375 1474 maart 12 (die twellefte dach maent mercii int jaer vyrhondert drieeendetsoventich) Gouverneur en raden van de Bourgondische hertog in Gelre geven Jacob van Enhgusen en Andries Yseren bevel om zich aan hun afspraken te houden en de 1.000 guldens met de renten aan het kapittel af te lossen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 361). Met het zegel in rode was van gouverneur Karel de Grote. Als

transfix aan de oorkonde 1474 februari 2 (Reg. nr. 372). 376 1474 februari 21 (up sencte Peters avent ad cathedram) Wylhelm Scholdeman, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Gerit van Hacfarden volgens zijn verklaring aan deken, kapittel en vicarissen ten behoeve van het kapittel een jaarrente van zes Rijnse guldens schuldig is, te betalen uit zijn goed, huis en hof geheten Grouwelskamp, gelegen in het kerspel Vorden. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 96. 377 1474 december 15 (tot Zutphen) Kaerle de Groete, raad en meester der rekesten van de hertog van Burgondien, eerste stadhouder in zijn "gouvernancy" Zutphen, legt de twist bij tussen deken en kapittel van de kerk in Zutphen enerzijds en burgemeesters en schepenen van Lochem anderzijds over de tienden van Lochem, en wel in die zin dat eerstgenoemden deze zullen mogen heffen zoals hun dit toekomt volgens hun oude privileges en op grond van de uitspraak gedaan door Willem Kynkamp, kanunnik in Deventer, en Johan van Grolle, kanunnik in Zutphen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 362). Met het zegel van de oorkonder in rode was.

In dorso: arbritalis sententia rota Loghemensis in causa Striechger zide Osseler etc. cum suis annexis definita per gubernatore cometatis et magistrum libellariam supplicunt curiae Gelricae et transfixum publicationis et imitationis huius decreti etc.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 49v.

378 1475 februari 1 (op onser Liever Vrouwen avent Purificationis) Henrich, heer van Ghemen en Wevelkaven, enerzijds en deken en kapittel van de kerk in Zutphen anderzijds oorkonden dat zij een overeenkomst hebben getroffen inzake zekere acht malder gerst die het kapittel als tiende heft uit het goed Havickerwert. a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 362a). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 109v. 379 1475 juni 28 (oppe sancte Peters unde Pauwels avent der twyer hilligen apostelen) Henrick van Keppel, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck aan Ghert Toppe en diens vrouw Ghese 25 Rijnse guldens schuldig is, waarvoor hij hem het goed “Zweverinck” tot onderpand stelt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 363). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

In dorso: Item desse brieff is geloeset ind gevryt op tyendehalven golden gulden nae dye welke die karckemeisters van Lochem van den heren dess capittels van Zutphen hebben ind leveren sullen dat Marie Zweverinck soe beliefft ind aver gegeven heefft ind dye heren vurss. an oeren gelde korten moegen.

380 1475 juli 20 (des yrsten donredaghes nae sente Margrietendach) Ghysbert Lanssinck, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Henric van Esschede en zijn vrouw Truede volgens hun verklaring ten behoeve van deken en kapittel zullen houden de punten beschreven iin zekere schoutenbrief waardoor deze gestoken is; zij verklaren voorts dat het goed

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 72 van 148

Wolferdinck vanouds twee waren (stukken land) heeft in de Esscheder weide - dat een leen is van de heerlijkheid Gelre en graafschap Zutphen - en dat degene die het goed bezit ook deze twee waren zal hebben. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 364). Het zegel van de schout is verloren gegaan. De brief waardoor

deze gestoken zal zijn geweest, is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1 r/v. 381 1475 september 9 (ipso die Gorgonii martiris) Johannes Schelwert, pastoor der parochiekerk, en de magistraat van Lochem verzoeken David de Burgundia, bisschop van Traiectum, om bevestiging van de stichting van een vicarie ter ere van de H. Drievuldigheid, Maria, Johannes de Doper, St. Antonius en St. Barbara, in genoemde kerk, waartoe enige landerijen en korenrenten zijn geschonken te Lochem buiten de "porta Montis" en in de buurschap Laerne, terwijl de collatie aan de magistraat en de pastoor gezamenlijk zal toekomen; op grond hiervan dragen zij Hermannus Rost als vicaris voor. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 365). Met de geschonden zegels van Johannes Schelwert en van de

stad Lochem in groene was. Met transfix d.d. 1475 september 22 (Reg. nr. 382). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 106r/v. c) Onder de acte aantekening betreffende de begeving van St. Anthonisvicarie door deken en

kapittel als pastoors en de stad Lochem "alternatis vicibus". 382 1475 september 22 (septembris vicesima secunda) David de Burgundia, bisschop van Traiectum, bevestigt de stichting van een vicarie of kapelanie door Johannes Schelwert, pastoor van de kerk te Lochem, en de magistraat van Lochem, zoals vermeld in de brief d.d. 1475 september 9 (Reg. nr. 381) waardoor deze is gestoken, en beveelt dat Hermannus Rost in het bezit van deze vicarie zal worden gesteld. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 365). Met het geschonden zegel van de bisschop in rode was. Deze

brief is gestoken door die van 1475 september 9 (Reg. nr. 381). b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 106v. 383 1476 januari 26 (in dicta ecclesia Lochemensi) Notaris Lubbertus Tollener instrumenteert dat hij Johannes Keppelman als procurator van St. Walburgiskerk in Zutphania, krachtens de acte d.d. 1474 maart 3, waarbij de kerk van Lochem door paus Sixtus in het kapittel van Zutphania werd geïncorporeerd, in het feitelijk bezit heeft gesteld van het pastoraat van die kerk, waar Johannes Schelwert het laatst pastoor was. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 366). Met de signatuur van de notaris. 384 1476 januari 29 (des manendaigs nae sente Pouwelsdach conversionis) Johan van Rossem, richter in Nederbetuwe, oorkondt dat Wychairt then Have gerechtelijk heeft doen verkopen hetgeen deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen in het kerspel Huesden, ambt Nederbetuwe bezaten, en wel wegens een schuld van 300 en 200 Rijnse guldens aan onbetaalde tienden, en dat Adriaen Egbertszoon koper is geworden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 367). De zegels van de oorkonder, van Gysbert van Randwick en

Johan van Eck zijn verloren gegaan. In dorso: Verwynbrieve Wychart then Have guet in Nederbetuwe.

385 1476 januari 31 (des guensdaiges nae sente Pouwelsdach conversionis) Johan van Rossem, richter in de Nederbetuwe, stelt krachtens een hem getoonde "richterswinbrief" Adriaen Egbertszoon in het bezit van alle goederen die deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen hebben in het kerspel Huesden, ambt Nederbetuwe. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 368). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan; met fragment

van dat van Ceris van Haeren en het geschonden zegel van Steven Janszoon in groene was. 386 1476 april 8 (Rome apud sanctum Petrum)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 73 van 148

Paus Sixtus beveelt de bisschop van Nuceria, de proost van de H. Geestkerk te Ruremunda en de officiaal van Traiectum om Gerardus Dreses de Grollis, geestelijke uit het diocees Monasterium en "abbreviator litterarum apostolicarum" in het bezit te stellen te stellen van het pastoorsambt en de daaraan verbonden rechten en inkomsten te Lochem, welk ambt was opengevallen door de dood van Johannes Schelewert. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 369). Met de pauselijke loden bul. Dit stuk is vermoedelijk samen met

het mandaat van 1477 october 2 en de pauselijke oorkonde van 1479 april 29 in het Zutphense kapittelarchief terecht gekomen.

387 1476 mei 10 Deken en kapittel van Zutphen, Roeloff Bitter en Johan van Meer enerzijds en juffer Henrick, weduwe van Wilhem van Baeck anderzijds, verklaren voor gouverneur en raden van de hertog van Burgondien, gecommitteerd tot de zaken van het land van Zutphen, dat zij zich inzake hun geschil over de waarde van de door juffer Henrick verschuldigde oude schilden, gaande uit haar goed Baeckerweert en Zassenweert, zullen houden aan de uitspraak van meester Kaerell de Groete, president van het land van Gelre, eerste stadhouder te Zutphen. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1476 october 10 (Reg. nr. 390). 388 1476 mei 20 (tot Zutphen) Gouverneur en raden van de hertog van Burgundien, gecommitteerd tot de zaken van het land van Zutphen, gelasten de deurwaarder om ten verzoeke van deken en kapittel van St.Walburgiskerk in Zutphen de regering van de stad Lochem te dagvaarden, die zich niet houdt aan de uitspraak van meester Karel de Grote, president van het land van Gelre enz., inzake de betaling van de tienden, tegen deze uitspraak had het stadsbestuur niet geappelleerd. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 370). Met fragment van het zegel van de oorkonders in rode was. Aan

deze brief is gehecht die van 1476 mei 22 (Reg. nr. 389). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 50r. 389 1476 mei 22 Jan Potter, deurwaarder, verklaart voor gouverneur en raden van de hertog van Bourgondien dat hij krachtens het hier aangehechte mandement de regering der stad Lochem heeft gedagvaard en haar heeft aangezegd, dat zij deken en kapittel in Zutphen de hun toekomende tienden moeten doen uitkeren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 370). Met fragment van het zegel van de oorkonder in rode was. Deze

brief is gehecht aan die van 1476 mei 20 (Reg. nr. 388). 390 1476 october 10 (tZutphen den thienden dach octobris) Meester Kaerell die Groette, president van het land van Gelre, eerste stadhouder te Zutphen, legt het geschil bij, bestaande tussen deken en kapittel van de kerk in Zutphen enerzijd en de jonkvrouwe van Baeck anderzijds, waarin zij de uitspraak, krachtens de hier geïnsereerde brief d.d. 1476 mei 10 (Reg. nr. 388), aan hem hebben overgelaten. De jonkvrouwe zal aan het kapittel vijf schilden, elk ter waarde van 1½ gouden Rijnse guldens, opbrengen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 371). Met fragment van het zegel van de oorkonder (?) in rode was.

In dorso: Zassenweert de scutis estimatio fit scuti antique in his litteris. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 16r. 391 1477 januari 14 (op sente Ponciensdach) Henrick Yseren en Gaedert Berner, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Alphert Yseren en Wilhem Lerinck het goed Ylberdinck, gelegen in het kerspel Gorssell, buurschap Eschede, uit de horigheid hebben vrijgemaakt en dat Alyt Ylberdincks en haar kinderen voortaan "rechte dienstlude" zullen zijn van heer Henrick van Hoemoet en Wisch. a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1548 februari 23 (Reg. nr. 701).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 74 van 148

392 1477 maart 11 Richter en schepenen van Zutphania geven vidimus van de hier geïnsereerde brief uit 1207 (Reg. nr. 10) en van enkele clausules uit het inkomstenregister van het kapittel. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 372). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: vidimus civitatis super decimas in Lochem.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 40v - 41r. 393 1477 april 24 (Daventrie in domo habitacionis mei notarii subscripti sita in platea vulgariter de Waterstrate) Notaris Henricus Spegel instrumenteert dat Johannes de Burem, vicaris, belast met de zorg van de parochiekerk in Lochem, namens deken en kapittel te Sutphania, meester Johannes de Arsem, proost van Ruremunda, en meester Arnoldus Grundiick, deken van St. Johannes te Osnaburga, heeft aangewezen om samen met Johannes de Gerona, Johannes de Petra, Bernardus Momme en Tylmannus Brandus als zijn procureurs op te treden in het proces dat gevoerd zal worden over die kerk voor de curie te Roma tegen Johannes ter Schoet. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 373). Met de signatuur van de notaris. 394 1477 juli 31 (Rome apud sanctum Petrum) Petrus de Ferrera, doctor in beide rechten, deken van Auria, kapelaan van de paus, "auditor causarum sacri palatii apostolici" gelast Gerardus Dreses en Johannes ter Schoet, vicarissen in Lochem, naar aanleiding van het tussen hen en deken en kapittel van Zutphania bestaande geschil te dagvaarden; notaris Thomas ... maakt hiervan een instrument. a) Oorspronkelijk (Inv. nr.374). Met het enigszins geschonden zegel van de oorkonder in rode

was in ongesloten houten doosje en met de signatuur van de notaris. Dit stuk is nagenoeg onleesbaar; de inhoud is naar die van het transfix gereconstrueerd. Met transfix d.d. 1477 october 2 (Reg. nr. 395).

395 1477 october 2 (in opido Daventriensi in domo habitationis nostre) Johannes Towsleger de Daventria, decretorum doctor, deken van de kerk van St. Plechelmus in Aldenzale, commissaris in deze zaken, gelast allen die het aangaat om voor hem te ontbieden Gerardus Dreses en Johannes ter Schoet c.s., gelijk hem verzocht is in de hier aangehechte brief van Petrus de Ferrera, hem door Henricus Spegell, procureur overhandigd. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 374). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. Deze brief is

gestoken door die van 1477 juli 31 (Reg. nr. 394). In dorso notariële verklaringen dat dit mandaat aan de kerkdeuren in Zutphen, Lochem en Deventer is aangeslagen respectievelijk op 6, 7 en 5 october 1477.

396 Ca. 1477 Voorwaarden voor de nieuwe koster van de Sint Walburgiskerk Wilhelmo vander Heyden zoals die destijds waren aangegaan met de overleden koster Claes van Rade. De voorwaarden bevatten een twaalftal instructies voor de nieuwe koster. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 84). In dorso: Vandie custerye te bedienen bynnen onser kercken to Zutphen. b) Van Heel, Drie middeleeuwse notariële protocollen, pp 24-25 (Reg. nrs. 17-18). c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181. Transcriptie van de tekst. 397 1478 october 31 (op Alre Hilligen avent) Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marriken geven Roloff Kakentyt en zijn vrouw Trude, hun zuster, voor de hun wegens een magescheid verschuldigde 25 gouden Rijnse guldens de Raedekamp in onderpand, met name voor de jaarlijkse opbrengst van 2½ malder rogge daaruit. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 375). De zegels van Henrick Guderick en Henrick Wedeken zijn

verloren gegaan. Door deze brief is gestoken die van 1482 mei 13 (Reg. nr. 410).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 75 van 148

398 1478 october 21 (opten Ilffdusent Megdendach) Deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen oorkonden dat zij jaarlijks aan de vier koorzangers zes gouden Rijnse guldens en een oort zullen betalen en bij gebreke van deze aan de kerkmeesters, welke rente afkomstig is uit de nalatenschap van de kanunniken Peter Pyn en van Johan van Meer. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 376). 399 1478 Deken en kapittel van St. Walburgisin Zutphen oorkonden dat - wanneer er geen vier koorzangers op het koor zullen zijn - zekere jaarrente van zes Rijnse guldens uit de nalatenschap van heer Gerit Genseken komen zal aan deken, kapittel, vicarii en chorisocii, die daarvan weitebrood zullen laten bakken dat zij op zes tijdstippen in het jaar zullen kunnen verdienen met het houden van missen en vigiliën. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 377). Met het geschonden kapittelzegel in groene was. De datum is

niet ingevuld. 400 1479 april 29 (Rome apud sanctum Petrum tertio kalendis Maii) Paus Sixtus incorporeert opnieuw de kerk in Lochem bij het kapittel van St. Walburgis in Zutphania en bevestigt daarbij het vonnis van Johannes Didacis de Coca, bisschop van Calaguris, in het geschil daarover tussen het kapittel en Johannes Terschoet, Johannes Wertz en Gerardus Dreses de Grollis. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 378). Met de pauselijke loden bul. b) Afschrift in hs. Kreynck, Fundatién, f. 51r. en Geest. brieven, f. 50r - 51v. 401 1479 juli 6 (des dynxdaeges nae Translacionis Martini episcopi) Willem Lerinck, Henrick Kreyng, Evert Schoeldeman en Andries van Mermueden vanwege deken en kapittel van Zutphen enerzijds en Wolter van Keppell, Henrick van Diepenbroeck, Derick van Keppell en Peter Mooll vanwege burgemeesters van Lochem ter andere zijde beslechten verscheidene twistpunten tussen beide partijen en bepalen onder meer dat het kapittel de pastoor te Lochem aanstelt, tenzij de burgerij van het kerspel de benoemde met reden afwijst. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 379). De zegels van het kapittel, de stad Lochem en van de acht

oorkonders zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 49v - 50r en

‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’ (Inv. nr. 30), f. 51r - 51v. 404 1481 october 27 (up avent Symonis et Jude apostolorum) Aerndt van Middachten, ridder, neemt van deken en kapittel in Zutphen voor vier pond in erfpacht een tiende uit de "Papenkuyll"', gelegen bij zijn huis "then Weirde". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 382). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 130v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 6v - 7r. 405 1482 februari 22 (omtrynt suncte Petersdach ad Cathedram) Gherrit Vos, deken te Zutphen, en heer Wolter Onmaet, vicaris van St. Nycolausaltaar enezijds en Aernt Blouters anderzijds sluiten een overeenkomst betreffende negen morgen land in de "Soeventien hoven', in die zin dat Aernt zeven pond jaarlijks zal betalen. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 383). b) 16

e-eeuws afschrift op papier (Inv. nr. 89).Dit stuk is gehecht aan een afschrift van 1342

januari 7 (Reg. nr. 67) en een notering van de jaarlijkse erfpacht uit de negen morgen land in de Buler mark en 12 hoeven in het kerspel “Vander Wolde” in Veluwe . In dorso: Ad decanum et vicarium S. Nicolai nonens terrarum jugera in Emphilensim? exposita pro VIJ libris etc.

406 1482 april 3 (op sancte Ambrosius avent)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 76 van 148

Henrick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marriken aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen twee malder winterrogge jaarlijks verkocht hebben uit hun goed Zweverinck, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 384). Met de zwaar geschonden zegels van de richter en Henrick

Wedeken in groene was; dat van Peter Moll is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 46 - 47r. 407 1482 april 3 (op sancte Ambrosius avent) Henrick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marriken aan deken en kapittel van St. Walburigskerk in Zutphen de tiende hebben verkocht van het goed “Zweverinck”, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 385). Met fragmenten van de zegels van de oorkonder van Peter Moll

en Gosen Wernsinck in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 46r/v. 408 1482 april 3 (des woensdaigs nae Palmdach) Bernt van Holthuysen, schout te Zutphen, oorkondt dat Gert Smeynck en zijn vrouw Fye verklaren te hebben gehoord dat de tiende van een stuk land in de buurschap Werken, behorend tot het goed Keminck, vanouds deken en kapittel in Zutphen toebehoort en dat zij er dus ten behoeve van dezen afstand van doen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 386). Het zegel van de schout is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 1v. - 2r. 409 1482 april 6 (des saterdages nae sancte Ambrosius dach) Deken en kapittel van St.Walburgiskerk in Zutphen oorkonden, dat zij aan Bernt Zweverinck en zijn vrouw Mariken het recht van wederkoop geven van de tienden die zij hen hebben afgekocht van het goed “Zweverinck”. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 387). Het kapittelzegel is verloren gegaan. b) Afschrift in hs. Kreynck, Geest, brieven, f. 46v. 410 1482 mei 13 (op sancte Zervaesdach) Henrick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Roloff Kakentyt en zijn vrouw Trude bekennen aan Henrick Brouwer en diens vrouw Ermgart 25 gouden Rijnse guldens schuldig te zijn, waarvoor zij hun tot onderpand geven de brief waardoor deze is gestoken en waarmee zij hun de daarin beschreven 2½ malder rogge per jaar opdragen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 375). Het zegel van de schout is verloren gegaan. Deze brief is

gestoken door die van 1478 october 31 (Reg. nr. 397). In dorso: Een briff uyt Sweverinck geloist. 412 1483 januari 24 (op sancte Pouwelsavent conversionis) Henrick van Keppel, schout binnen Lochem, oorkondt dat Roloff Vockinck en zijn vrouw Maria het recht van het kapittel op de tiende tussen Zwiperbroeck en de Stoltenberch gelegen in het kerspel Lochem erkennen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 388). Het zegel van de schout is verloren gegaan. b) Gewaarmerkt afschrift van notaris Gerardus Roitbart (Inv. nr. 389). c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 115v - 116r. d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 52 r. 413 1483 september 22 (des maendages nae sancte Mathysdage des hilligen apostels)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 77 van 148

Henrick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marriken aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen een jaaropbrengst van twee malder rogge verkocht hebben, gaande uit het goed “Zweverinck”, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 390). Met de geschonden zegels van de richter en van Volcker

Wedeken; dat van Peter Moll is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 47r/v. 414 1483 december 13 (op sancte Luciendach der hilliger joncfrouwen) Henrick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marryken aan Derick in der Esen en zijn vrouw Mechtelt 36 Rijnse guldens schuldig zijn, voor welke schuld zij tot onderpand stellen twee stukken land uit het goed “Zweverinck”, het ene geheten Zweve Zubbelen en het andere gelegen bij Vrylincksmaet. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 391). Het zegel van de richter is verloren gegaan. 416 1484 mei 25 (op sancte Urbanus dach) Hermen die Roede van Heeker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Merryken bekennen schuldig te zijn aan hun broeder Werner Zweverinck en diens vrouw Alyt 21 Rijnse guldens, waarvoor zij zeven schepel rogge jaarlijks zullen opbrengen en het goed Zweverinck tot onderpand stellen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 393). Met de geschonden zegels van de richter en Peter Moll, en een

fragment van dat van Willem to Haestelberg in groene was. In dorso aantekening van ca. 1495 betreffende de lossing.

417 1484 juni 15 (des naesten dinxdaiges post festum sancte Trinitatis) Johan van Gemen, bastaard, stadhouder van het drostambt van het land van Zutphen, oorkondt dat Johan Gharkynck aan deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen een slag land heeft verkocht, gelegen in het kerspel Steenre, buurschap Baick, en geheten "die Kairnynghe". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 394). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 13v. 418 Ca.1485 Twee afschriften: ten eerste van deken en kapittel der collegiaten kerken van Sunte Wolbergen bynnen Zutphen en ten tweede van de schepenen Wilhem Leringh en Derick then Wall namens de stad Zutphen en als provisoren van het convent geheten het Rondeel, de zusters van het convent toestemming geven om in de ruimte van de Sint Walburgiskerk geheten ‘inder krufften’ op Driekoningendag een mis te laten lezen waartoe enige devote personen een erfrente van twee en halve schelling (is een half oort van een stadspond) hebben gedoneerd. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2). b) Zie Huberts II no. 1124 p. 23. d) Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht dl. 9 1881 pp. 441-442. 420 1485 mei 3 (op shilligen Grucesdach Inventionis) Henrick Ass en Werner Kaelsaick, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Johan van Honnepell en zijn vrouw Henrica deken en kapittel van Zutphen ten behoeve der "chorale" een schoutenbrief van 18 Rijnse guldens jaarlijks tot onderpand stellen voor een stadsbrief van zes gouden Rijnse guldens en een oort jaarlijks, gaande uit het huis van Derick Otte en zijn vrouw Lysken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 396). Met het zegel van Werner Kaelsaick in groene was; dat van de

eerste oorkonder is verloren gegaan. 421 1485 juni 9 (op dach octavarum Sacramenti)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 78 van 148

Henrick, heer van Homoit en Wyssch enz., verklaart dat hij geen recht heeft of gehad heeft op de tienden van het kapittel bij zijn slot Nyenborch in en aan de Rijn, tenzij in zekere jaren pachtsgewijze. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 397). Met sporen van het opgedrukt secreetzegel van de

oorkonder in groene was. In dorso: Nyenborch in Betua.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 128r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 34v. 422 1485 juni 21 (op der Thyndusent Marteler avent) Hermen die Roede van Heeker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Zweverinck en zijn vrouw Marryken aan Henrick Huessman en diens vrouw Ghertruut, en aan Ghert op den Hagen en diens vrouw Ghertruut beloven, dat zij binnen vier jaar zekere rente van twee malder winterrogge, jaarlijks op te brengen aan Luyken ten Oldenhave zullen aflossen, en zo zij dit niet doen aan hun goed gepand mogen worden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 398). De zegels van de richter en Peter Moll zijn verloren gegaan; met

een fragment van dat van Hilbrant Gruter in groene was. 423 1486 januari 13 (op sancte Ponciens avent) Hermen die Roede van Hecker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Ghert Wentinck en zijn vrouw Lutgart aan de zusters in het Grote Zusterhuis een jaarlijkse opbrengst van twee malder rogge hebben verkocht, gaande uit hun goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 399). Met het zegel van de richter en met fragmenten van de zegels

van Henrick van Keppell en Willem to Haestelberg in groene was. Door deze brief is gestoken die van 1531 september 7 (Reg. nr. 638). In dorso aantekening betreffende de lossing door het kapittel in het jaar 1538.

424 [14]86 februari 11 (sabbato post Scholastice virginis) Jonkvrouw Johanna Borren, weduwe van Peter Borren, verklaart dat zij geen recht heeft op de tiende van "des Greven weert", waarop zij aanspraak had gemaakt, welke weerd toebehoort aan heer Joest van Hemert, ridder, en verpacht is aan Marcelys van Helsen en Cornelys van Oemeren. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 105v. (ontleend aan het schepenboek van

Wageningen). 425 1486 maart 12 (in onser stede van Brugge) Maximiliaen, Roomskoning etc. en Philips, hertog van Oistenryck etc., gelasten de "duerwardere" om ten verzoeke van deken en kapittel van Zutphen en rentmeester van het land van Zutphen Alphert Schymmelpenninck aan te zeggen dat hij de tienden en renten van Vierhaven (!) in het kerspel Warnsfelt en van het land in het kerspel Lochem aan de supplianten uitbetaalt; zo niet, dan dient hij zich voor stadhouder en raden van Gelre te verantwoorden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 400). Met het zwaar geschonden zegel en contrazegel van

Maximiliaan en Philips in rode was. Aan deze brief is gehecht die van 1487 juni 8 (Reg. nr. 443).

b) Huberts II no. 1126 pp 23-24. 426 1486 juni 13 (des dynxedages nae sunte Odulphusdage des heyligen confessoeren) Deken en kapittel van St. Walburg verpachten door bemiddeling van Wyllem Leerynck en Henrick Kreyngk aan de geërfden van de buurschap Gorsselo hun tienden aldaar voor 12 Rijnse guldens 's jaers. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 401). De zegels zijn Wyllem Leerynck en Henrick Kreyngk zijn verloren

gegaan. 427 1486 juli 26

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 79 van 148

Maximiliaen, Roomskoning, aartshertog van Oistenryck etc. neemt in het voetspoor van zijn voorvaderen de goederen en rechten van deken en kapittel van de kerk in Zutphen in bescherming en machtigt zijn stadhouder van Gelre en de drost van het graafschap Zutphen tot het geven van gerechtelijke bijstand in desbetreffende zaken. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 402). Met het opendrukt secreetzegel van de Roomskoning

in rode was onder papieren ruit. Geïnsereerd in de brief van 1486 augustus 10 (Reg. nr. 428). 428 1486 augustus 10 (op sunte Laurenciusdach des hilligen martelers) Burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen geven vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1486 juli 26 (Reg. nr.427). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 403). Het geheimzegel ad causas van de stad is verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 46v - 47r. 429 1486 september 4 (opten manendach nae sente Egidiusdach) Wichart ten Have belooft jaarlijks aan deken en kapittel van de kerk in Zutphen de tienden - zes malder gerst en zes malder haver - van de Ossenweert en de Hoesdenreweert op te brengen, en zich te zullen houden aan de punten vervat in de brief, die daarover vroeger is opgesteld door Johan Wolff, ridder, en zijn zoon Richolt enerzijds en het kapittel anderzijds. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 404). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 132 r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 36r/v. 430 1486 september 5 (opten dinxdach na sente Egidiusdach abbatis) Garselis van Scharpenzeell, richter van Arnhem en Veluwenzoom, Wilhem Leerinck, Gysbert van Mekeren, Harmen van Wye, Zeell Keppelman en Johan Kreynck als scheidslieden in de zaak, hangende tussen deken en kapittel in Zutphen ener- en Wichart ten Have anderzijds, leggen het geschil in die zin bij, dat Wichart aan het kapittel de tienden van twee waarden in de Betuwe, nl. de Ossenweert en de Hoesdenreweert, 12 malder gerst jaarlijks zal opbrengen benevens de achterstallige opbrengst, aangezien het kapittel daartoe krachtens een brief d.d. 1290 september 24 gerechtigd is. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 405). De zegels van de zes oorkonders zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 131 r/v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen,

(Inv. nr. 30),f. 35v-36r. 432 1486 november 29 (op sunte Andres avont des hilligen apostels) Burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen vergunnen deken en kapittel van St. Walburgiskerk, die hun gedurende drie jaar hun tienden van Helbergen hebben afgestaan ter tegemoetkoming in de kosten voor de bouw van een nieuwe brug over de Ysel, om deze tienden, die de stad dit jaar voor vier jaar nog heeft verpacht, vanaf het vierde jaar voortaan altijd zelf te verpachten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 407). Het secreetzegel ad causas van de stad is verloren gegaan.

Gewaarmerkt door notaris Reynerus Buyck. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f 1 v en in Register omnium bonorum (Inv. nr. 618), f. 460r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 7r. 433 Ca. 1486-1488 Brief van de stad Zutphen aan Johannes de Wytsellenberch, deken te Nijmegen, aangaande de stad Buderick waarin het kapittel van St. Walburgis eertijds twee brieven van de paus had verworven. De één was voor de deken bestemd en de ander voor de stad Zutphen. De brieven zijn naar de bisschop in Utrecht gebracht als bewijsmateriaal en zijn aldaar zoekgeraakt. Verzoek aan Johannes Wytsellenberch om zijn best te doen de originele brieven terug te krijgen.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 80 van 148

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 2). Zie voor deze zaak ook het OAZ (Inv. nr. 739, Reg. nrs. Smelt nrs. 1209, 1218, 1225 en Doornink Reg. nr. 630a).

434 1487 februari 14 (In domo capittulari predicte ecclesie Zutphaniensis) Notaris ... instrumenteert dat hij aan Gerardus Vos, deken, Johannes Keppelman, meester Andreas Buerlo en andere kanunniken van de St. Walburgiskerk in Zutphanaia op hun verzoek een pauselijk geschrift heeft verschaft, waarmee zij in hoger beroep kunnen gaan bij paus Innocentius of bij Hermannus, aartsbisschop van Colonia, tegen het verbod op straffe van interdict van David, bisschop van Traiectum, om zich te houden aan de uitspraak van de heer van Ghemen, door de Roomskoning daartoe aangewezen, inzake zekere twist tussen het kapittel en de stad Daventria. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 408). Dit stuk is blijkbaar niet voltooid. 435 1487 februari 25 (opten sonnendach nae sunte Peters dach ad cathedram des hillighen apostels) Burgemeesters, schepenen en raden van Zutphen geven vidimus van de brieven d.d. 1059, 1310 augustus 19 en 1486 juli 26 (Reg. nrs. 1, 37 en 427). a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 125r - 126v. 436 1487 maart 14 Bisschop David de Burgondia legt de stad Zutphania een interdict op wegens de gevangenneming van Bertoldus then Haghen, de uitvoerder van zijn mandaten tegen het kapittel. a) Gewaarmerkt gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 99). 437 1487 maart 16 (Zutphanie in domo capitulari iam dicte ecclesie Zutphaniensis ) Notaris Theodricus Roever de Doesborch instrumenteert dat Gerhardus Voss, deken, Johannes de Mera, Johannes Keppelman, meester Andreas Burloe en andere kanunnken van St. Walburgis in Zutphania een verklaring hebben afgelegd betreffende de voorvallen in verband met het interdict, hun door bisschop David van Traiectum opgelegd, inzake zeker geschil tussen het kapittel en de stad Daventria. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 410). Met de signatuur van de notaris. 438 1487 maart 23 (in domo providi viri magistri Gherardi de Wezalia decretorum bacclarii procuratoris causarum venerabilis curie Coloniensis jurati sita in platea sancti Marcelli civitatis Coloniensis). Notaris Theodericus de Broick instrumenteert dat meester Willibrordus de Bonyngerhoff, kanunnik van St. Walburgis in Zutphania en sindicus van deken en kapittel, bij paus Innocentius of diens legaat de aartsbisschop van Colonia, appel aantekent tegen het interdict, door bisschop David van Traiectum ten onrechte aan de stad opgelegd wegens de arrestatie van Bertoldus ten Haghen. a) Gelijktijdig gewaarmerkt afschrift (Inv. nr. 99) 439 1487 april 11 (in Arnhem in cimiterio ecclesie parochialis) Notaris Otto de Reno instrumenteert dat Willibrordus Bonyngerhoff, sindicus van deken en kapittel van Zutphania, van de priester Godfridus Dronckeler een zeker instrument van appellatie heeft geëist, dat de laatste ten verzoeke van deken en kapittel aan de officiaal van Traiectum heeft doen toekomen en dat hij weigert te geven, tenzij hem eerst de kosten worden vergoed die hij in verband hiermee heeft gemaakt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 99). Met de signatuur van de notaris.

In dorso: Item van die pleit ind process tusschen onssen capittell end der stat Deventer angaende Ffennenoirt end die andere drie werden. Instrumentum protesta syndici et procuremcali Zutphaniensis super caprentatem rapationis … et traiecto detenti.

440 1487 april 12 (op den hilligen donresdach nae Palmen)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 81 van 148

Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Deventer geven geleide voor degenen die op dinsdag na Pasen "ter Hoenop" zullen komen ter bespreking van het geschil tussen de bisschop van Utrecht en de stad Deventer enerzijds en deken en kapittel van Zutphen anderzijds. a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 99). Met het opgedrukte secreetzegel van de stad in groene

was onder papieren ruit. Zeer beschadigd. Klad geschreven door de scholaster van het kapittel.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181 brief van dezelfde datum van het kapittel aan de proost van Zutphen Johan Byspinck over de zaak Fenneroort met Deventer.

441 1487 april 12 (opten donredach cena domini (witte donderdag) Deken en kapittel van Sante Walburg bynnen Zutphen schrijven aan heer Johan Byschpynck, proost van de kerk te Zutphen, dat de komende dinsdag een bijeenkomst plaats vindt in het klooster te Hunnepe met de stad Deventer aangaande de geschillen die het kapittel heeft met de stad Deventer over de tienden uit de waard bij Fenneroort. De proost wordt verzocht om het kapittel te vertegenwoordigen. a) Eigentijdse minuut (Inv. nr. 2). N.B. Verkeerde datum 1587 met potlood op de brief genoteerd.

Zie ook Reg. nr. 430 over deze zaak. 442 1487 juni 4 (des manendages nest den hilgen pinxterdage) Henrick van Ghemen en Wevelinckhoven, stadhouder van Gelre en drost van het land van Zutphen schrijft aan Herman de Rode, scholt van Lochem dat onderdanen uit zijn ambt in de buurschappen Laren, Dochteren, Barchem en Langen de pacht van de landerijen die zij van het kapittel hebben, niet voldoen. De scholt wordt verzocht maatregelen te nemen om desnoods met een pander de betalingen te laten geschieden. Bij deze brief moet een “cedule” zijn ingesloten geweest over deze zaak. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). 443 1487 juni 8 Evert van Hekeren, deurwaarder van de Roomskoning in de landen van Gelre en Zutphen, oorkondt dat hij krachtens mandaat van de vorst Bernt van Holthuesen, schout van Zutphen, en Peter van Steenbergen, procuratoren van Alphert Schymmelpenninck, op deze en de voorgaande dag heeft bevolen aan deken en kapittel van Zutphen de tienden en renten van de vier hoven in het kerspel Warnsfelt en van land in het kerspel Lochem uit te betalen, en dat hij hen, omdat zij dit weigerden, heeft gedagvaard voor stadhouder en raden van Gelre. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 400). Met het geschonden zegel van de oorkonder in groene was.

Deze brief is gehecht aan die van 1486 maart 12 (Reg. nr. 425). 444 1487 juni 28 (in profesto beatorum Petri et Pauli apostolorum) Meester Johan Bispinck, proost te Zutphen, en deken en kapittel van St. Walburgis aldaar, leggen een geschil over 246 molder pachtgerst bij door bemiddeling van heer Andries van Anzom, proost van Belheem, en heer Arnt van Hoicklom, prior van Monnickhuesen. a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 26). 445 1487 augustus 18 (dess saterdages post assumptione Marie) Deken en kapittel der collegiaten kercken tZutphen schrijven aan de heer van Ghemen, drost van het land van Zutphen over de kwestie van het geschil dat zij hebben met de stad Deventer over de tienden uit Fenneroort. Het kapittel kan bewijzen, dat zij reeds driehonderd jaren het gebruiksrecht van de waard van de Gelderse graven/hertogen bezitten zoals uit hun registers blijkt. Het kapittel verzoekt de drost om hun bestaande priviliges hiervan te bevestigen om tegen de stad Deventer te gebruiken. a) Minuut (Inv. nr. 2). De potloodaantekening op de minuut met het jaartal 1587 is onjuist. 446 1488 februari 23 ( gegeven in onzer stadt van Gorinckem den XIIJ

en dach in februario)

Brief van de Rooms-koning Maximiliaan van Oostenrijk aan deken en kapittel van ‘der kercken van Sente Walbergen’ waarin de Rooms-koning het kapittel beveelt de rechtszaak die zij voor het geestelijk gerecht in het Oversticht van Utrecht tegen de waardijn van Gelre Wichart ten Hove zijn

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 82 van 148

begonnen ten aanzien van de goederen, die hij exploiteert en waarop deken en kapittel menen de rechten te bezitten, met onmiddellijke ingang stop te zetten. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het secreetzegel van de Rooms-koning is verloren gegaan. 447 1487 october 31 (op Alre hilligen avont) Deken en kapittel van Sint Walburgis in Zutphen enerzijds en Bernt en Andreas van Holthuessen, gebroeders anderzijds, leggen de twist bij die tussen hen bestond over de waard, door deken en kapittel volgens stroom- en waterrecht gewonnen van hun "oilthoevigh" land te Koirtenover, genaamd “Roeversweert”, waarvan zij een brief van hertog Wilhem hebben: zij verpachten aan de gebroeders deze waard tegen zes Rijnse guldens in "lyffgewyn". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 414). De zegels van de twee laatste oorkonders zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 105v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 5r. 448 1489 januari 24 (op sunte Pauwels avent convercio) Herman dye Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Berent Zweverinck en zijn vrouw Marie aan Berent Toppe en zijn vrouw Gryete een jaaropbrengst van twee malder winterrogge hebben verkocht, gaande uit het goed “Zweverinck”, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 415). De zegels van de richter, van Dirck toe Haestelberch en Gheert

Moll zijn verloren gegaan. 449 1489 februari 1 (op onser Lyever Vrouwen avent toe Lechtmissen) Berent Top en zijn vrouw Gryte geven Berent Zweverinck en zijn vrouw Marie het recht van wederkoop van de jaarlijkse opbrengst van twee malder winterrogge. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 416). Het zegel van Gheert Moll is verloren gegaan. 450 1489 augustus 9 (op sunct Laurens avent) Arent van den Lawick verklaart dat hij voor één jaar en niet langer de tiende van het kapittel "to Nyerborch" in Overbetuwe heeft gepacht van heer Johan Lieveldinck, scholaster en rentmeester van het kapittel van Zutphen, dit tegen betaling van acht Rijnse guldens. a) Afschrift in Register omnium bonorum (Inv. nr. 619), f. 24v. 451 1489 december 7 (Rome apud sanctum Petrum ... septimo idus Decembris) Paus Innocentius bevestigt de overeenkomst gemaakt tussen deken en kapittel van St. Walburgis enerzijds en de regering van Zutphania anderzijds betreffende het patronaatsrecht van zes vicarieën, (nl. die van St. Fabianus en Sebastianus achter het koor, van de Quatuor Doctores, van St. Adrianus en Erasmus, van St. Servatius, Pancratius en Christoforus, van de apostel Thomas en de confessores Antonius en Blasius, en van St. Cornelius, Quirinus, Hubertus en Leonardus), waarbij de stad aan het kapittel het recht toewijst om deze aan burgerzonen te verlenen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 417). De pauselijke bul is verloren gegaan. b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 108r - 109r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 84v - 85v. d) Huberts II no. 1137 p. 25. e) Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, dl.9 1881, pp. 415-420, transcriptie

van de tekst. 452 1489 december 15 (feria tercia post Lucie virginis) Wylbrordus Bonyngerhoeff en Arnoldus van Herwerden, kanunniken van de kerk in Zutphen, enerzijds en Adrianus de Mera, vicaris generaal in deze provincie van de orde der Predikheren, en Wilhem Lering, burgemeester, ter andere zijde maken als scheidslieden een vergelijk tussen deken en kapittel en de prior en het gemeen convent der Predikheren in Zutphen betreffende verscheidene punten, onder meer over het houden van vigiliën en het begraven.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 83 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 418). De zegels ad causas van het kapittel en het convent zijn verloren gegaan.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 103r - 104r. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 65r - 66r. 452A 1489 Stukken betreffende het conflict tussen het kapittel van St. Walburgis en het convent van de Predikheren aangaande het recht op begraven, het houden van vigiliën, de betalingen van kanonieke porties, het toedienen van het heilige sacrament zonder toestemming van het kapittel en hun plaats in een processiestoet. Voorts een stuk betreffende een overeenkomst waarin de stad Zutphen zich het recht voorbehoudt om de pater van het Adamanshuis te benoemen. a) Afschriften (Inv. nr. 97). Zie ook Reg. nr. 452 voor deze zaak. b) Archief Adamanshuis (Archiefnummer 209) (Inv. nr. 11). c) Huberts II no. 1138 p. 25. 453 1490 maart 18 (op den doenredach na den sonnendach Oculy) Bernt van Holthuesen, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat Henrick van Eisschede en zijn vrouw Grieta aan deken en kapittel als onderpand stellen hun goed Wienekinck, gelegen in het kerspel Goirssell, buurschap Eisschede, op dezelfde voorwaarden als het goed Wolferinck aldaar, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken, aangezien zij deken en kapittel tekort gedaan hebben bij de verpanding van laatstgenoemd goed inzake het houthakken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 364). Het zegel van de schout is verloren gegaan. Deze brief is

gestoken door die van 1475 juli 20 (Reg. nr. 380). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 18 v. 454 1490 juni 15 (op sunte Vitesdach des hilgen martelers) Herman de Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Berent Zweverinck en zijn vrouw Marie aan Zweder Wentinck een jaarrente schuldig zijn van 22 Rijnse guldens, waarvoor zij tot onderpand stellen hun stuk land op de Meckeldam. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 419). Het zegel van de richter is verloren gegaan. Door deze brief is

gestoken die van 1496 februari 5 (Reg. nr. 454). 455 1490 oktober 11 (up wonsdach na sunte Victoer) Deken en kapittel enerzijds en Peter Kreinck, meester Anthonius van Buyrlo, Willem Stuyrman, Gelmer then Wall, Henrick Kalsack en Alfert Kribbe ter andere zijde leggen door bemiddeling van de raad van Zutphen een geschil bij over een kribbe, die het kapittel heeft gelegd en waardoor de tegenpartij zich in hun grondbezit benadeeld achten. a) Minuut op papier (Inv. nr. 27). In dorso: ghescheit tuschen den capittel ende Willem Stuyrman ende Gelmer then Wall. 456 1490 oktober 18 (opten XVIIJ dach dess maents octobris) Burgemeesters, schepenen en raden van de steden Kampen en Zwolle aan Adolph, graeven van Nassauwe, heer tot Wysbaden, statholder slantz van Gelre haeffmeister etc. De steden hebben de kopie van de brief van het kapittel betreffende het geschil dat Deventer met het kapitel had over de inkomsten uit ‘zekere’ tienden [van de waard Fenneroirt] gelezen en ter beoordeling aan de bisschop van Utrecht doorgezonden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). De steden Kampen en Zwolle hebben het zegel in groene was

van Kampen gezamenlijk voor deze brief gebruikt, hetgeen zwaar beschadigd is. 457 1490 oktober 27 (Arnhem op goensdach nae Crispini und Crispiniani) De stadhouder in Gelre voor de Rooms-koning, Adolf van Nassau, schrijft aan deken en kapittel ‘der collegiaten kercken tZutphen’ dat hij de brieven die hij had ontvangen van “onss heren van Utrecht”

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 84 van 148

(bisschop van Utrecht) en de steden Zwolle en Deventer had ontvangen, aan hen toezendt om hun mening te geven en te retoureneren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel van Adolf van Nassau in rode was is verloren gegaan.

Zie ook Reg. nr. 444. b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 181 Transcriptie van de brief. 458 Ca. 1490 Verpachting van de tienden door de rentmeester van het kapittel Derick, te Helbergen, Wertsleghe, s’ Gravenwert, de Cortentiende, Roevestiende, Tonderwert, Leystensland, Bentincksmersch, tiende te Wercken, de Eyschede en de Elshorst. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 98). 459 1491 juli 21 (op sent Marien Magdalenenavont) Richter en de twee schepenen Arnt Yseren en Jacob Schymmelpennynck van Zutphen oorkonden dat de rentmeester van Sint Walburgiskapittel te Zutphen de tienden mag verpachten op de manier zoals beschreven in deze akte. Wie in gebreke bleef met de betalingen aan het kapittel mocht door het kapittel worden vervolgd. De onkosten voor de verpachting kwamen voor rekening van de pachter. Hierna volgen de namen van de pachters en voor welk bedrag bij de uitgaande brandende kaars de diverse tienden waren verpacht. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 98). 460 1491 juli 31 (op sunte Peters avent ad vyncula) Herman dye Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Geert Wentinck en zijn vrouw Lutgart aan Henrick ther Moetstege een jaarlijkse losbare opbrengst van 2½ malder winterrogge hebben verkocht, gaande uit hun goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 421). Met fragment van het zegel van de richter in groene was.

In dorso: aantekening betreffende de lossing in 1540. 461 1491 augustus 9 (op sunte Laurencius avent des hilgen martelers) Henrick ther Moetstege verklaart dat hij aan Geert Wenting en diens vrouw Lutgart het recht van wederkoop geeft van de jaarlijkse opbrengst van 2½ malder rogge. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 422). Het zegel van Geert Moll is verloren gegaan. In dorso: … IIJ molder rogge uyt Wentynck. 462 1492 maart 21 (up sente Benedictus dach) Peter Kreynck verklaart dat hij ingevolge de uiterste wil van wijlen heer Reyner van Lutynghen, kanunnik, en met een som gelds van hem ontvangen aan deken, kapittel, vicarissen en chorisocii een jaarrente heeft verkocht van zes Rijnse guldens en een oort, gaande uit zijn "maittken" land, gelegen buiten de Nygestatpoort in de stadsvrijheid, grenzend onder meer aan de Hesmarckt en "an den ghemeynen dyck buyten der haymeyden"; voor dit geld moeten jaarlijks vier feesten plechtig met gezang en orgelspel in de kerk worden gevierd, en wel op de naamdagen van de heiligen Jeronimus, Liborius en Christoforus. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 105r. 463 1492 april 14 (op den hilgen Pallem avent) Herman dye Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Geert Wentinck en zijn vrouw Lutgart aan Geert ter Moetstege een jaarlijkse opbrengst hebben verkocht van twee malder winterrogge, gaande uit het goed Wentinck, gelegen in de buurschap Dochteren, kerspel Lochem. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 423). Met fragment van het zegel van de oorkonder in groene was.

Door deze brief is gestoken die d.d. 1492 april 25 (Reg. nr. 464). In dorso aantekening betreffende de lossing in 1539.

464

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 85 van 148

1492 april 25 (op sunte Markus dach ewangeliste) Geert ther Moetstege verklaart dat hij de jaarlijkse opbrengst van twee malder rogge - zoals die beschreven staat in de brief waardoor deze is gestoken - opdraagt aan degene in wiens huis hij zal sterven. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 423).Met het geschonden zegel van Geert Moll in groene was. Deze

brief is gestoken door die van 1492 april 14 (Reg. nr. 463). 465 1492 juni 23 (op sunte Johans avent nativitatis) Herman dye Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Geert Wentinck en zijn vrouw Lutgart aan Gosen ther Moetstege een jaarrente hebben verkocht van twee koopmansguldens, met als onderpand het goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, marke en buurschap Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 424). Het zegel van de richter is verloren gegaan.

In dorso aantekening betreffende de lossing in 1539. 466 1492 october 9 (op sunt Victoirs avent) Richter en schepenen van Zutphen verkopen aan deken en kapittel van St. Walburgis een jaarrente van zes gouden Rijnse guldens en een oort. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 425). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was. 467 1492 october 15 (op manendach na Victoris) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Zeell Evertszoon en zijn vrouw Hadewich aan Wyze en heer Johan Meyerynck een jaarrente van 15 gouden Rijnse guldens hebben verkocht, gaande uit hun drie huizen in de Hoffstraat. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 426). Met fragment van zegel en contrazegel van de stad in groene

was. In dorso: aantekening betreffende een gedeeltelijke lossing in 1516.

468 1492 november 11 (op sinte Mertensdach in den wynter) Deken, kapittel, vicarissen en chorisocii van St. Walburgiskerk in Zutphen stellen ten verzoeke van Henrick Kreynck, zijn vrouw Griete en hun zoon Johan en ingevolge het testament van hun zoon Andries Kreynck een dagelijkse erfmis in voor diens ziel, waarvoor eerstgenoemden een jaarrente zullen ontvangen van 16 gouden Rijnse guldens. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 427). Met fragment van het kapittelzegel in groene was. 469 1493 maart 11 (upten manendach nest den sonnendach Oculi) Deken en kapittel van de kerk in Zutphen enerzijds en de stad Doesborch ter andere zijde leggen de twist bij over de tienden van de waard, geheten "der stat gemente" en aangewonnen in de IJssel voor Doesborch, welke tiende de stad tegen de zin van het kapittel voor twee jaar had verpacht en waarvoor zij voor de geestelijke rechter was gedaagd: de stad erkent dat het kapittel tot de tienden gerechtigd is, maar zij zal de pacht mogen behouden. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 428). Het kapittelzegel ad causas en het stadszegel ad causas zijn

verloren gegaan. b) Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 123v - 124v. c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 22r/v. 470 1493 december 7 (op onser Liever Vrouwen avent Concepcionis) Arnt van der Lawick, richter in Overbetuwe, wijst aan Ludolph van Haeren, kanunnik te Sutphen, ten behoeve van het kapittel aldaar en na vonnis van gerichtslieden de tienden van de Heterse waard toe, gelegen in het kerspel Heteren, ambt Overbetuwe, na ze aan Arnt, heer van Blitterswyck, te hebben ontzegd.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 86 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 429). De zegels van de richter en van Gysbert Bartoltsz. zijn verloren gegaan; met dat van Walraven Mom in groene was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen (Inv. nr. 30), f. 37v.

471 1494 februari 14 (op sunte Valentynsdach) Dirck in dye Es[e] en zijn zwager Peter bekennen, dat zij aan Geert van Bulderen en zijn vrouw Styne 13 pond schuldig zijn, waarvoor zij als onderpand geven twee koeweiden in "Duchterenre meden". Zij stellen als onderpand het goed “Zweverinck” dat Geert en zijn vrouw gedurende drie jaar, en voorts zolang de schuld niet is betaald, kunnen gebruiken. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 430). Met het geschonden zegel van Geert Moll in groene was. Dit stuk

is zwaar beschadigd. 472 1494 april 30 (op Meyavent) Johannes van Loen alias Duykinck, priester en vicaris van de kerk te Lochem, bepaalt bij testament o.m. dat zijn huis aldaar, de Galgenkamp achter de Zydenenge en enige korenrenten bestemd zullen worden voor het stichten van een vicarie op het altaar in de St. Gudilenkapel ter ere van St. Niclaeus en St. Landerick, waarvan de eerste gift zal staan aan zijn executeurs testamentair en vervolgens aan de "waerachtigen pastoer" en aan de rector "des meesten susterhueses" binnen Lochem. a) Geïnsereerd in de brief van 1494 mei 1 (Reg. nr. 473). Blijkens de "Acta Visitationis" van

Aegidius de Monte (ed. Mr. R.E. Hattink) stond de vicarie van St. Hendericus (lees: Lendericus) ter collatie van het Zutphense kapittel en de pater van het Grote Convent te Lochem.

b) Zie ook A.J. Maris, ‘De geestelijke en kerkelijke instellingen in Lochem’in: Bijdragen en Medelingen Gelre 1935 (38), transcriptie van de tekst op pp 124-127.

473 1494 mei 1 (in Lochem in domo et habitacione eiusdem domini Johannis) Notaris Gerardus Moll instrumenteert dat heer Johannes Duikinck alias de Loen het hier geïnsereerde testament heeft gemaakt in dato 1494 april 30 (Reg. nr. 472). a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 431). Met de signatuur van de notaris. Met transfix d.d. 1495 januari 31

(Reg. nr.473). 474 1494 mei 6 (up dinxedach nae des hilgen Cruces daege invencionis) Hermen die Roede van Heker, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Maeryken Zweverinck, weduwe van Bernt Zweverinck, met haar voogd Wenemer Zweverinck, en haar dochter Wyese Zweverinck met haar voogd Reynt Zweverinck, aan deken en kapittel van Sint.Walburgiskerk in Zutphen het goed Zweverinck hebben verkocht, gelegen in het kerspel Lochem, in de buurschap en mark Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 432). Met fragment van het zegel van de schout in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 47v - 48r. 475 1495 januari 31 David de Burgondia, bisschop van Traiectum, geeft ten verzoeke van Bernardus Maess, biechtvader van het Grote zusterhuis te Lochem, Nicolaus de Herwen, vicaris van het altaar van Petrus en Paulus, en Theodricus Sibbe, vicaris van de vroegmis op het hoogaltaar in de St. Gudulakerk aldaar, executeurs-testamentair van Johannes Duyckinck de Loen, in leven vicaris van het altaar van Magnus en Katherina in die kerk, toestemming tot het stichten van een vicarie ter ere van Maria, Nicolaus en Landericus, zoals omschreven in de brief van 1494 mei 1 (Reg. nr. 449), waardoor deze is gestoken, en beveelt dat Johannes de Loen, priester en voorheen kapelaan der kerk te Lochem, in het feitelijk bezit van dit beneficie zal worden gesteld. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 431). Met het geschonden zegel ad causaus van de bisschop in rode

was. Deze brief is gestoken door die van 1494 mei 1 (Reg. nr. 473).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 87 van 148

476 1495 december 20 (up sunte Thomasavent des hilgen apostels) Burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen geven vidimus van de hier geïnsereerde brief van 1339 september 17 (Reg. nr. 63), waarbij hertog Reinoud van Gelre de novale tiend in Lochem in 1339 aan het kapittel in Zutphen toewees. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 433). Met het geschonden secreet zegel van de stad in groene was. 477 1496 februari 3 (op sunte Blasius dach) Herman dye Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Gheert Wentinck en zijn vrouw Geertrud aan Henric ther Aert en diens vrouw Lamme 24 gouden Rijnse guldens schuldig zijn, waarvoor zij als onderpand stellen een stuk land van twee koeweiden, gelegen in de "Hoege vrede" in Duchteren. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 434). Met het geschonden zegel van de richter in groene was. Door

deze brief is gestoken die d.d. 1531 april 25 (Reg. nr. 633). In dorso aantekening, waarin Gert Wentinck bekent drie goudguldens boven de genoemde som van Henrick ther Aert te hebben ontvangen. Voorts: "Jan te Wegelhorst capittel geloist II koeweide mit XXXIX golden guldens gehoerende in Wentynck. Actum anno 1538".

478 1496 februari 5 (op sunte Agetendach virginis) Henrick ther Art en zijn vrouw Lamme Wentinck verkopen aan meester Gheert Voss, deken van de kerk in Zutphen, de brief waardoor deze is gestoken, hun aanbestorven van hun zwager en broeder Zweder Wentinck. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 419) Het zegel van Geert Moll is verloren gegaan. Deze brief is

gestoken door die van 1490 juni 15 (Reg. nr. 454). 479 1496 maart 17 (op sunte Gertrude dach toe mydde meerte) Herman de Roede van Heker, richter binnen en buiten Lochem oorkondt dat Geert Wentinck, zijn vrouw Geertrud en Geerts voorkinderen Johan en Henrick aan Johan Vriling en zijn vrouw Lumme verkopen de jaarlijkse opbrengst van twee malder rogge, gaande uit hun goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem, mark en buurschap Duchteren, welke opbrengst losbaar is met 20 gouden Rijnse guldens. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 435). Met het geschonden zegel van de richter in groene was. Door

deze brief is gestoken die van 1536 juli 12 (Reg. nr. 652). 480 1496 mei 2 (in domo nostro capitulari) Notaris Johannes Hoefsmyt instrumenteert dat deken en kapittel nieuwe statuten hebben opgesteld voor de kerk, die toegevoegd moeten worden aan de statuten geschreven in "nostro libro aureo". a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 436). Het kapittelzegel is verloren gegaan. Met de signatuur van de

notaris. Door deze brief is gestoken die van 1515 juli 28 (Reg. nr. 554). b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 60v - 62v. 481 1496 mei 5 (op sunte Johansavent ante portam latinam) Deken en kapittel in Zutphen verkopen aan Johan Meyerinck, kanunnik, en zijn moeder Wysse een jaarrente van zes gouden Rijnse guldens en een oort, gaande uit het goed Garwerdinck, gelegen in het kerspel Warnsfeld, buurschap Eme. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 437). Met fragment van het kapittelzegel in groene was. 482 1497 juli 8 (des saterdages na translatione Martini episcopi) Antwoord van deken en kapittel op de supplicatie aan hertog Karel van Gelre van de raad van Zutphen aangaande de opengevallen patoorsplaats in de kapel te Borkulo om hulp in deze zaak. Door de dood van Gylaerts van Hekeren te Rome was de functie vrijgekomen. De paus had intussen aan meester Andries van Venray de plaats vergeven, hetgeen volgens heer Frederick van Bronckhorst en

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 88 van 148

Borculo tegen het ‘jus patronatus localis’ was. Zijn kandidaat meester Jacob Klynck werd hiermee benadeeld. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2). b) Zie voor deze zaak ook OAZ Inv. nr. 1718 Reg. nrs. Smelt 1426 en 1448. 483 1498 juni 23 (op suncte Johans avent toe middesomer) Jacob van Hacfort, leenheer van het goed Luttike Wenekynck, gelegen in het kerspel Vorden, buurtschap Mossell, oorkondt dat Henrick Wenekynck en zijn vrouw Alyt aan Henrick Scroder en zijn vrouw Styne het goed Lutteke Wenekynck hebben verkocht. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 438). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. 484 1498 september 10 (opten maindach nae onser Liever Vrouwen dach Nativitatis) Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem stemmen erin toe dat de collatie van het St. Anthonysaltaar voortaan zal geschieden om beurten door de magistraat en door deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen als pastoors van de kerk van Lochem; zij hebben ter voorziening in de vacature ontstaan door de dood van heer Willem Smeding, Gerardus ter Marsche geheten "Meister Dirckess" aangewezen, waarbij deken en kapittel zich neerleggen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 439). Met fragment van het stadszegel ad causas in groene was. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 66 en ‘Akten

betreffende Geestelijke instellingen’ (Inv. nr. 30), f. 52 r/v. 485 1499 mei 23 (up donresdach nha den hylligen Pynxsterdach) Kairle, hertog van Gelre enz., oorkondt dat hij als onderpand voor de 50 goudguldens, die deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen hem hebben geleend "tot onsen dagelixschen huyskost", hun de vijf herenponden jaarlijks heeft verschreven, die zij hem plegen te betalen uit hun tienden geheten Bentynckmersch, gelegen in het ambt Voirst en kerspel Wilp; hij gelast zijn rentmeester op Veluwen hun die ongehinderd te doen toekomen. a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 135v - 135 bis r. Gewaarmerkt door notaris Mathias

Setther. 486 1499 mei 25 (des satersdaiges neist nae den heligen Pinxsterdach) Gerit van Mekeren, drost en richter van de Veluwe, oorkondt dat Henrick Bentinck deken en kapittel van de St. Walburgiskerk in Zutphen schadeloos zal houden van de 100 Rijnse guldens, die zij vanwege hertog Kairl aan de broeders van Heer Florenshuis in Deventer aan hem schuldig zijn, terwijl hij [Bentinck] als onderpand het goed Oesterhoff in ambt en kerspel Epe stelt. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 440). De akte is bezegeld geweest. b) Huberts II nr. 1159 p. 27. 487 1499 augustus 8 (dess donredages nae sunte Petersdach ad vincula) Goissen van Bemmell, richter in de Overbetuwe, stelt Ludolph van Haren, kanunnik te Zutphen, op diens verzoek namens het kapittel aldaar, in het bezit van de tienden van de Heterse waard, na dit bezit aan Derick van Blitterswyck te hebben ontnomen. a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 441). De zegels van de richter, van Johan Engbertsz. en Claes Jansz.

zijn verloren gegaan. b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen

(Inv. nr. 30), f. 37v - 38r. c) Huberts II no. 1160 p. 28.

488

15e eeuw

Petrus Schalpype, deken van de kerk van St. Victor in Xancten, beveelt alle geestelijken die het

aangaat de schoenmaker Petrus Roerich aan.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 31). In duplo, maar niet geheel gelijkluidend. Eén van beide

stukken minuut.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 89 van 148

489

15e eeuw

Gysbert Lansynck, scholt binnen en buiten Zutphen oorkondt dat Griet vander Horst voor een som

geld haar goed Massynck in het kerspel Warnsveld in de buurschap Kyssel, dat een leen van de

heerlijkheid “Damme” placht te zijn, heeft overgedragen aan Alphart Pijll.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 114).

In dorso: aantekeningen over betalingen in natura en geld door twee verschillende

handen geschreven met een getekend familiewapen.

490

15e eeuw

Kopie van een brief van bisschop Martinus van Utrecht gericht aan de prior en ‘monastery’ van Beate

Marie te Windesheim betreffende het afnemen van de biecht en andere zaken, waarbij gewag wordt

gemaakt van het visiteren van kloosters. De visistatie zou zich o.a. richten op de naleving van de

kloosterregels.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 121).

491

Eind 15e eeuw

Aantekeningen van [meester Ludolphus van Haren] ‘ista notitia ex registro scholastici per capitulum

per copiam” over de inkomsten en uitgaven waarvan een aantal in het register als bijlagen moeten zijn

bijgestoken en een post over “dat corpus” waaraan verder niet is gewerkt, maar waarvoor de kosten in

zijn rekenschap werden verantwoord.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 125).

492

Eind 15e eeuw

Rekening van uitgaven gedaan in het kader van de verkoop van de tienden bij de brandende kaars in

Ellecom, Zutphen, Wageningen, Heteren en Oosterbeek, waarin een postulaatgulden en een hoorns

gulden voor 21 stuivers werden berekend.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 126).

493

Eind 15e eeuw

Verpachting van een tiental tienden: de slag van Kortenoever, de Papenweert, de slag van Eesten,

Werken, de slag van Bentincksmars, Lebbynck, Tonderweerd, Roeverweert, Rijsweert en

sGrevenweert van het kapittel door Arnt Yseren en Andriess van Holthuysen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 31a). Dit stuk staat beschreven in het Oud Rechtelijk Archief

(Archiefnummer 10), Inv. nr. 878, maar is daar niet meer aanwezig.

494

Ca. 1500

Aantekeningen over de tienden in Ukenoy in het kerspel Brummen en Wapsen. Onduidelijk is voor wie

de aantekeningen bedoeld waren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 88).

495

1500 maart 21 (des saeterdages nae den soendaege dat men singet Reminiscere)

Herman die Roede van Heker, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Goesen en Luyken

Zweverinck, gebroeders, voor 25 gouden Rijnse guldens aan deken en kapittel van St. Walburgis in

Zutphen twee stukken land hebben overgedragen, gelegen op de Duchterse Eng en voor

“Zweverinck” op de kamp, die wijlen hun vader Gert als kindsdeel met het goed “Zweverinck” waren

aangekomen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 444). Met het geschonden zegel van de schout in groene was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 48 r/v.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 90 van 148

c) Huberts II no. 1163 p. 28.

496

1501 juli 8 (donresdach na translatione sancti Martini)

Richter en de schepenen Gerlich Stuerman en Arnt ten Walle oorkonden dat, heer Johan Lieveldinck,

scholaster, kanunnik en rentmeester van het kapittel van St. Walburgis te Zutphen de tienden zal

verpachten op de manier in deze akte beschreven. In de akte is de waarde van het Zutphens pond

gelijkgesteld aan die van de Gelderse hertog. Anderhalve schild wordt voor een enkele gouden gulden

of anderhalve Wilhelmus schild voor 1 schild gerekend. Dit soort vermeldingen zijn bedoeld voor de

boekhoudingen, die in rekenmunt (ponden) rekenden.

Hierna volgen de tienden en de bedragen waarvoor zij zijn verpacht.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 98).

497

1501 october 2 (des daterdaiges nae Remigii den anderen dach van der maent octobris)

Bernt van Holthuessen, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt dat meester Johan Byspinck,

proost van St. Walburgiskerk in Zutphen, door zijn vertegenwoordiger het eigendomsrecht van deken

en kapittel ten aanzien van het goed "die Brandenborch", een leen in het goed Esinck en gelegen in

het kerspel Vorden, buurschap Lynde, heeft bevestigd, met de bepaling dat de pacht van het goed

alleen aan een residerende proost "in onderholdenge synre eirlicker taeffelen" zal worden uitbetaald.

a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 121v 122r.

498

1502 december 8 (Daventrie in domo capitulari ecclesie sancti Lebuini)

Hermannus de Utherwyck, doctor iuris, deken van de kerk van St. Lebuinus in Daventria, judex en

subconservator vanwege rector en arme scholieren van het collegium van St. Nicolaus of bursa van

de kardinaal de Cusa, roept uit kracht van privilegebrieven van Thomas, abt van St. Maximinus in

Treveri (Trier), judex en conservator van het gasthuis van St. Nicolaus in Cusa, en van paus Paulus,

Jacobus Schymmelpenninck, Johannes Kreynck, Gerardus de Broickhuesen, Wilhelmus Yseren,

Andreas Lerinck, Gerardus de Voirthuesen, Henricus de Berka en Johannes Schymmelpenninck

Conradus' zoon, schepenen, rentmeesters en burgers van de stad Zutphania, op om binnen een week

voor hem te verschijnen ter zake van zekere jaargelden die zij aan de bursa te Daventria onthouden.

a) Gewaarmerkt gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 445). Zeer beschadigd.

In dorso: Inventa est affixa valvis ecclesie sancte Walburgis Zutphaniensis dominica post

Ponciani martiris anno domini Mo quinquigentesimo et tercio.

500

1503 september 18 (opten manendach post Lamberti)

Jacob Schynnelpennynck en Gerrit van Voirthuysen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Derick

Voigell en zijn vrouw Alidt als onderpand voor de jaarrente van 16 gouden Rijnse guldens uit hun huis

aan de Zaltmarkt en een erf in de Polsbroick, verkocht hebben aan kanunniken en vicarissen van de

Grote Kerk.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 446). De zegels van beide oorkonders zijn verloren gegaan.

501

1503 november 10 (op sunt Martens avent)

Richter en schepenen van Zutphen verkopen aan Hermen ter Hegge een jaarrente van 2½ gouden

Rijnse guldens.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 447). Het stadszegel is verloren gegaan.

Deze brief was samengebonden met die van 1506 november 10, 1535 september 9, 1537

februari 16 en 1565 februari 26 ( Reg. nrs. 515, 650, 654 en 773).

In dorso aantekening betreffende de lossing.

502

1504 januari 28 (des sonnendaichs na sent Pauwelsdach conversionis)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 91 van 148

Kairle, hertog van Gelre enz. verkoopt aan zijn raad en kanselier doctor Eustacius van Nyvers, proost

van St. Walburgis te Zutphen, en aan deken en kapittel zijn goed geheten "den hoff to Angeren",

gelegen in het kerspel Warnsfelt, buurschap Eeffde.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 448). Het geheimzegel van de hertog is verloren gegaan.

In dorso: Nota dat die thiende aver dat guet toebehoirt der praistyen ende plege te doen XI

molder.

b) Afschrift in Inv. nr. 33.

c) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 109v.

d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 23r.

e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

503

1504 januari 28 ( op onsen burcht to Nymegen des sonnendaichs post Pauli conversionis)

Kairle, hertog van Gelre en graaf van Zutphen oorkondt aan deken en kapittel, dat hij op verzoek en

ter vermeerdering en verbetering van de proosdij zijn kanselier en proost het goed geheten “to

Angeren” gelegen in het kerspel Warnveld aan de proosdij heeft gegeven, zoals deken en kapittel

kunnen vernemen uit de brief, die de hertog aan Henrick Panser had geschreven. Voorts dat het

kapittel 400 enkele guldens aan de procureur [Henrick Panser] betaalt, die voor de prior van het

klooster Monninkhuizen (bij Arnhem) bedoeld waren. De hertog beveelt tevens aan dat zijn

secretaris/kapelaan van de hertog Peter vanden Bosch in de open plaats van de “scholastery” wordt

benoemd.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 101). Het zegel van de hertog in rode was is verloren

gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst. N.B.

Opmerking onderaan de bladzijde: Boek brieven van hertog Karel. Bedoeld wordt het

brievenboek OAZ, Inv. nr. 498 waarin deze brief oorspronkelijk heeft gezeten.

504

1504 maart 20 (Zutphanie in domo nostro capitulari opten guesdach post Letare Jherusalem)

Vicedeken en kapittel van St. Walburgis in Zutphen oorkonden dat Henricus Hegelen, executeur van

het testament van Wilhelmus Yseren en zijn vrouw Wilhelme [Wilhelmina van Arkel], en heer Gerit

Roetbaert, notaris getuigenis hebben afgelegd ten verzoeke van meester Wilhelmus Scholdeman,

procurator van het convent Bethlehem, over de nagelaten goederen van Wilhelmus Yseren en zijn

vrouw.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 449). Met de sporen van het opgedrukt secreetzegel van het

kapittel in groene was.

505

1504 juni 4 (quarta junii)

Brief van Ludolphus de Haren, deken het kapittel van Sint Walburgis, aan Johannes van der Weyden,

licentiaat in de rechten, raad en rekenmeester van hertog Karel, waarin van der Weyden een jaarrente

van 15 goudguldens uit de kapittelgoederen waren toegezegd.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2).

506

1504 augustus 9 (in opido Daventriensi)

Broeder Henricus Monasteriensis de Laer, rector of confessor, Yda Vosses, rectrix of mater, Jutta

Rueren, Styna Hughen, Gertrudis ter Spenck en de andere zusters van het Grote Convent in Lochem,

beloven jaarlijks als schadevergoeding aan deken en kapittel van Zutphania vier gouden Rijnse

guldens te betalen "in signum subiectionis ac recompensam dimembrationis ac separationis".

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 450). Het zegel van heer Gherardus de Busco is verloren gegaan.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 107v.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 52v.

d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182).Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 92 van 148

507

1504 augustus 13 (to Arnhem op onssen liever vrouwen avont assumptione)

Hertog Karel aan deken en kapittel ‘onsser collegiaeten kercken to Zutphen’. Verzoek om enige

“dieneren” a.s zondag te zenden met de bewijzenstukken over de verwerving van de tienden in de

“[Aver]Betuwen”, die het kapittel van Derck van Blitterwyck had verworven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101) Het secreet zegel van de hertog in rode was is verloren gegaan.

Deze brief heeft oorspronkelijk in het brievenboek van hertog Karel van Gelre gezeten: OAZ,

Inv. nr. 498.

508

Ca. 1504 Verzoekschrift van Stephanus de Nyenfelt, commendatoris domus beate Katharine viriginis traiectensis, Johannes de Nyenfelt, ridder, Gerardus en Franciscus de Nyenfelt, Henricus de Ghent, domino de Ghent [raadsheer hertog Karel], Wilhelmus de Langh, [kanselier hertog Karel] en proost van het Sint-Walburgkapittel, Herman Kiespenninck, artium medicine doctorem [raadsheer hertog Karel], Johannes de Leghe, magister domestici curae, Petri de Morsa, capellani hertog Karel en Petrus van Suchtelen, secretaris hertog Karel, aan de paus om hen vrij te stellen van het opgelegde interdict en hen toe te staan een draagbaar altaar te hebben, 1504. Minuut. 1 stuk. a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 34)

509

1505 maart 5 (des guesdages post Letare Jherysalem in der Vasten)

Elsa van Duenen, Rijngravin, abdis van Elten, bevestigt Fenne, weduwe van Johan Boedinx Henrixsz.

de koop van het goed Grote Smedinck, tijnsgoed van de abdij en gelegen in het kerspel Lochem,

buurschap Zwype, nadat Fenne haar de twee brieven heeft getoond waarin Wolter van Ceppell van

Verwoilde aan Johan Bodinx en Fenne dit goed heeft opgedragen, resp. voor keurnoten en

tijnsgenoten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 451). Met het geschonden zegel van Elsa van Duenen in groene was.

510

1505 april 9

Fredericus, markgraaf van Baden, bisschop van Traiectum, verzoekt deken en kapittel van Zutphania

om Johannes Yseren, rector van de vicarie van St. Paulus, Ludgerus en Kunera in de St.

Walburgiskerk, te stellen in het bezit van de kanonieke prebende, verkregen door ruil met Willibrordus

Buningherhoff, kanunnik van St. Lebuinus in Daventria en deken van St. Walburgis.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 452). Het zegel ad causas van de bisschop is verloren gegaan.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 110v - 111r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.. Transcriptie van de tekst.

511

1505 april 14 (op manendach na Jubilate)

Richter en schepenen van Zutphen verkopen aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk een

jaarrente van zeven gouden Rijnse guldens.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 453). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was.

In dorso: ... ex parte magistri Gerardi Bruens.

512

1505 juni 9 (die lunae post Bonifaty)

Brief van Andries Yseren aan Wilhelmo Yseren, artium magistro canonico Zutphaniensis suo fratri

multum dilecto, Coloni in domo novita aechiepisco Coloniensis, waarin Andries nieuws vraagt uit

Keulen o.a. over magister Gherardus Keteler, doctor theologie en over de begeving van een prebende

te Emmerich.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met sporen van groene was aan de adreszijde.

513

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 93 van 148

1506 februari 8 (opten sondach post Agathe virginis)

Gerrit van Buyrloe en Andries Lerrynck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Anthonis van

Buyrloe, vicaris, en Maricken Swreden, executeurs van het testament van Herman Weidman en diens

vrouw Griete, aan kanunniken en vicarissen een jaarrente van vier pond hebben opgedragen om

daarvan op Hermans sterfdag brood aan de celebranten te doen uitdelen, gelijk deze rente

beschreven is in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 454). Met fragment van het zegel van de eerste oorkonder; dat van de

tweede is verloren gegaan. De brief waardoor deze gestoken was, is verloren gegaan.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 87v - 88r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de brief.

514

1505/1506 12 november (duodecimo kalendas novembris)

Brief van Thomas Emrice, quem scitis, schrijft aan magistro Wilhelmo Yseren, ecclesie Zutpheniensis

canonico, o.a. naar een vrijgekomen prebendeplaats.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.Trancriptie van de brief.

515

1506 november 10 (sent Martens avont)

Jan Kreynck en Arnt Slindewater, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Gairt ter Heggen, mede

namens de andere kinderen van wijlen Herman ter Heggen, aan Bernt Sibolt en zijn vrouw Neze de

rente van 2½ gulden opdraagt, beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 447). Met het zegel van Jan Kreynck en fragment van dat van de

tweede oorkonder in groene was. De brief was samengebonden met die van 1503 november

10, 1535 september 9, 1537 februari 16 en 1565 februari 26 (Reg. nrs. 501, 650, 654 en 773).

516

1506 juli 25 ( gescreven myt ther haest tArnhem in vigilie Santi Jacobi)

Deken en kapittel dess collegiaten [van Sante Walburgen] bynnen Arnhem aan deken en kapittel van

Sant Walburgen bynnen Zutphen. Het Arnhemse kapittel verzoekt aan dat van Zutphen om

behulpzaam te zijn bij het verminderen dan wel teniet doen van de belasting op de geestelijke

goederen door ‘dingtaelen ende anderen onrait’. Het Arnhemse kapittel verzoekt dit mede uit naam

hun beider patroonheilige ‘der heiligen jonckfrouwen Sunt Walborch’.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101) Het secreet zegel van het Arnhemse kapittel in groene was is

grotendeels verloren gegaan.

517

1514 november 14 (op zaetersdach nae Sante Merthyns dach)

Swederus de Kerve (Kervenhem), vicecuratus van de kerk van Lochem aan deken en kapittel van

Sant Walburgen bynnen Zutphen. De vicecureit schrijft over de schade en overlast die een troep

knechten (huursoldaten) hebben aangericht onder de bevolking van Lochem. Ook de “wedeme”

(behuizing van de kerkelijke dienaren) in Lochem heeft schade geleden. Verzoek om de schade te

bekijken en mee te werken aan de reparatie.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel van Swederus de Kerve in bruine was is verdwenen.

518

1507 mei 27 (Rome apud sanctum Petrum etc. sexto Kalendas Julii)

Paus Julius gelast de proost van St. Cunibertus in Colonia en de dekens van St. Severinus aldaar en

van Maria in Reessia om Wesselus Hotman, proost van laatstgenoemde kerk en executeur van het

testament van Johannes Wassinck, pastoor in Etten, wiens nalatenschap wordt aangetast door

kwaadwilligen, behulpzaam te zijn.

a) Geïnsereerd in de brief d.d. 1507 october 12 (Reg. nr. 519).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.. Transcriptie van de tekst.

519

1507 october 12

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 94 van 148

Henricus Magelsom, deken van de Mariakerk in Reessia, richter en uitvoerder in de hiervoor

genoemde zaak, geeft uitvoering aan de pauselijke brief d.d. 1507 mei 27 (Reg. nr. 518), hier

geïnsereerd en hem getoond door Wesselus Hotman, proost van genoemde kerk.

a) Gelijktijdig gewaarmerkt afschrift (Inv. nr. 37). Met aantekening inzake de uitvoering van het

mandaat.

520

1508 april 9 (op sonnendach Judica)

Kairle, hertog van Gelre enz., staat de St. Walburgiskerk toe onder zijn naam en wapen door een

goudsmid munten te doen slaan en de sleischat ten profijte van de kerk te gebruiken.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 456). Met het opgedrukt secreetzegel van de hertog in rode

was onder een papieren ruit en zijn handtekening.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 47r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

521

1508 mei 3 (dinxdach nae Sunte Walburgent dach)

Brief van Andries Yseren aan zijn moeder Alyt [Yseren] waarin hij haar medelingen doet over de

familie en voorts meldt dat hij ernstig ziek is geweest. Verzoek om aan de brenger van de brief een

hoeveelheid (loep) zout mee te geven en aan zijn broer te vragen om de honderd “roetschaer” te

bezorgen en het bijgevoegde briefje aan nichtje Dorothea Yseren te doen toekomen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 105)

522

1508 mei 2 (in domo capitulari)

Notaris Henricus Schilt instrumenteert dat deken en kapittel in Zutphania aan de kanunnik meester

Henricus then Koer verlof geven tot 2 september afwezig te zijn.

a) Gelijkt. afschr. (Inv. nr. 457).

524

1509 april 12 (op donredach neest den heiligen paesch dach)

Brief van burgemeester, schepenen en raad van Emrick aan Aelheyt Yserens, weduwe. De ouders

van Alyt Yserens hadden in het verleden een “weydmathe” verkocht aan Johan Berck, raadslid van

Emmerich, waarover nu moeilijkheden waren ontstaan. Johan Berck wil dat Alyt Yseren zich voor het

gerecht te Emmerich verantwoord over de gang van zaken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 105). Het zegel van de stad Emmerich in bruine was is verloren

gegaan.

526

1509 juni 22 (up der Thiendusent martelairen dach)

Deken en kapittel van St. Walburgis verklaren dat zij aan Fenne Boevinges, weduwe van Johan

Boevinck, de ruil hebben toegestaan die Johan was aangegaan met Albert Boerinck, namelijk van een

stuk land gelegen "opgen weynge", voor vijf schepel zaad tientbaar aan het kapittel, tegen een stuk

land gelegen in Johans Tieggelkamp, welke vijf schepel tiendvrij in erfpacht zijn genomen voor een

half molder winterrogge uit haar goed Smedinck in het kerspel Lochem, behoudens daaruit het kapittel

al toekomende drie molder rogge en een molder gerst.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 38).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

527

1509 juni 26 (op dinxdach na sunte Johansdach nativitatis)

Wilhem Meyerinck en Gerit Optenoirde, schepenen van Doesborch, oorkonden dat Henrick van

Eschede en zijn vrouw Truyde voor de erfpacht van 10 malder rogge en 10 malder koren, jaarlijks aan

het kapittel te Zutphen verschuldigd uit het goed Wolfferdynck, gelegen in het kerspel Gorsseloe, aan

het kapittel dit goed hebben opgedragen, terwijl zij beloven het goed Wevelinck bij eerstgenoemd

goed te zullen laten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 461). De zegels der beide oorkonders zijn verloren gegaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 95 van 148

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 18v - 19r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

528

1509 september 17 (up sante Lambertz dach des hilgen bisschopes)

Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem oorkonden, dat Johan Poirter, stadstimmerman, zijn

vrouw Wyze en zijn schoonzuster Styne van Bulderen van deken en kapittel van St.Walburgis in

Zutphen 25 gouden Rijnse guldens ontvangen hebben, waarmee deze een stuk land gelost hebben,

gelegen in de Duchterense Eng, behorende tot het goed “t Zweverinck” en Wyse's moeder Mette als

kindsdeel toegewezen, zodat zij generlei aanspraak meer hebben op het goed “Zweverinck”.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 462). Het stadszegel is verloren gegaan.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 48v.

c) Huberts II no. 1163 p. 50.

529

1510 januari 30 (Embrica ipso die Sente Aldegonde virginis)

Brief van Andries Yseren aan zijn broer Wilhelmo Yseren, artium magistro canonico Zutphaniensis.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het zwaar beschadigde zegel in groene was van

Andries Yseren.

530

1510 januari 30 ( op sunte Aldegnaden dachint jair tyen)

Brief van Andries Yseren aan zijn moeder juffer Alyt Yseren weduwe. Andries schrjift aan zijn moeder,

dat hij zo spoedig mogelijk de inkomsten uit de maten in Leest zal innen. Hij zendt haar alvast 12

hoorns guldens en zal haar in de komende vastentijd bezoeken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 105).

532

1510 juni 18 (in unser stadt Deventer)

Frederick, bisschop van Utrecht, staat "wedersate" toe tussen de goederen van St. Lebuinus in

Deventer en van St. Walburgis in Zutphen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 464). Met het zegel van de bisschop in rode was onder een

papieren ruit met zijn handtekening.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

533

1510 juni 22

Kairle [hertog van Gelre] enz. vergunt "wedersate, veylicheit ende vryonge" tussen de goederen van

St. Lebuinuskerk in Deventer en die van St. Walburgiskerk in Zutphen. Het is een ontwerpbrief waarin

de goederen waar het omgaat worden aangeduid. Beide kapittels krijgen de gelegenheid hun tienden

te verpachten met de garantie dat hun ambtlieden niet zullen worden aangevallen.

a) Minuut (Inv. nr. 465).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

536

1510 november 8 (ex Daventrie 8 novembris)

Brief van Willebrordus Bonyngerhoff, decaan Sint Lebuinus en kanunnik te Zutphen aan magistro

Wilhelmo Yseren, canonico Zutpheniensis. De brief handelt over de benoeming van een nieuwe

proost voor Zutphen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het zwaar beschadigde secreet zegel in rode was

van Wilhelmus Bonyngerhoff.

537

1510 december 19

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 96 van 148

Charolus, hertog van Gelria etc. verzoekt deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphania om

Wilhelmus de Lanck, zijn kanselier, in het bezit te stellen van de "prebenda prepositure", vacerend

door de dood van Eustathius de Nyvariis.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 468). Met fragment van het zegel van de hertog in rode was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

539

1512 januari 21 (am gudensdaghe na Anthonii confessoris)

Brief van Reyner Jodenvelt en Ludger ton Brincke aan domdeken, kapittel en burgemeesters en raad

van de stad Munster. Uitvoerige verantwoording over de gang van zaken ten aanzien van de

uitvoering van het testament van Fenne Listige en de bestrijding van de klachten, die de vicaris

Conrait Vorhelm van de collegiaten kercke to Zutphen over hen heeft gedaan. Conrait Vorhelm

meende aanspraak te kunnen maken op de goederen in het testament vermeld. Het kapittel van

Zutphen heeft zich met deze zaak bemoeid en uitvoerige brieven aan stad en kapittel van Munster

gestuurd. Verzoek van de briefschrijvers om tot een vergelijk te komen.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 101)

b) Zie ook Reg. nr. 540 d.d. 26 januari 1512.

540

1512 januari 26 (crastino conversionis Pauli)

Domdeken en kapittel, burgemeester en raad van de stad Munster schrijven aan vicedeken en kapittel

van St. Walburgis te Zutphen dat zij met de zaakgelastigden van het testament van Fenne Listigen,

Reyner Yodevelde en Ludger to Brincke hebben afgesproken een dag te houden met heer Conrait

Vorhelm om tot een oplossing te komen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). De brief zou volgens de bijbehorende aantekening van Mevr.

Doornink-Hoogenraad oorspronkelijk in de brievencollectie hebben gezeten van het OAZ, Inv.

nr. 241.

541

1512 juni 19 (saterdach post Viti et Modesti)

Brief van hertog Karel vermoedelijk gericht geweest aan burgemeesters, schepenen en raad van

Zutphen, dat zij de goederen van het kapittel moeten beschermen dan wel met rust laten, waar zij zich

ook mogen bevinden. De brief vermeld geen geadresseerde.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Brief heeft oorspronkelijk in het brievenboek van hertog Karel

gezeten, OAZ, Inv. nr. 498.

542

1512 juli 2 ( myt ther haest tArnhem santi in crastinem visitiatione gloriose virginis Marie)

Deken en kapittel van St. Walburg te Arnhem schrijven aan de vicedeken, kanunniken van het kapittel

van Sunt Walborgen te Zutphen, dat zij de stadhouder Floris [van Egmond] rechtstreeks het verzoek

hebben gedaan om vermindering van de schatting die zij opgelegd hebben gekregen. Het antwoord

van de stadhouder was oorspronkelijk bij deze brief gevoegd. (antwoord niet meer aanwezig).

Blijkbaar heeft het Arnhemse kapittel een betaling gedaan aan de schattingen van 24 Philips guldens.

De brief was wellicht bedoeld om het Zutphense kapittel een richtlijn te geven voor hun betalingen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

543

1513 februari 5 (ex Daventrie sabbato duodecim quinquagesimo)

Brief van W. Bonyngerhoff, decano et confrater voster, aan Wilhelmo Yseren, ecclesie Sancte

Walburgis Zutphaniensis canonico, waarin aan heer Petro de Sugtelen is geschreven om aan de

hofmeester van de hertog Henricus de Gendt een verzoek aan de hertog te doen over het huis Bergh?

Het zegel van Wilhelmus Bonyngerhoff in rode was is verloren gegaan.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103).

544

1513 februari 27 (op sonnendach Oculi)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 97 van 148

Henrick, heer van Ghent, erfhofmeester enz., en Willibrordus Bonigerhoff, officiaal en kanunnik te

Deventer, doen als scheidslieden uitspraak in het geschil dat een tijdlang heeft bestaan tussen wijlen

Wilhem, graaf van den Berghe, juffer Anna van Egmont, gravin van den Berghe, als voogdes van haar

zoon jonker Oeswald enerzijds en deken en kapittel van Zutphen aan de andere zijde over twee

malder gerst als tiende uit de Beynemerweert bij Doesborch: zij kennen deken en kapittel de twee

malder gerst per jaar toe en de betaling van de achterstallige tienden.

a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 111r.

545

1513 juli 25 (op sent Jacobz dach apostoli)

Kairle, hertog van Gelre enz. beslecht de twist tussen deken en kapittel van de kerk van Zutphen

enerzijds en Wolter die Rode ter andere zijde over de tienden van de kerk in Swyperbroick, behorende

in het goed Oehuysem en Eertmanslach en Eertmankamp "buyten dat Broick" in het kerspel Lochem

in die zin, dat deze tienden aan de kerk toebehoren; hij gelast voorts de drost van het land van

Zutphen en schout van Lochem de kerk daarin te handhaven.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 469). Met fragment van het opgedrukt geheimzegel van de

hertog in rode was en zijn handtekening. Het stuk is door notaris Petrus de Suchtelen

gewaarmerkt.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 104v.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 52v - 53r.

d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

546

1513 juli 29 ( op vridach post Jacobi apostele)

Brief van Anna van Egmont, gravin the Berghe, vrouw the Bylant ind tot Hedell aan Andries Yseren,

officiaal te Emmerich. De gravin was door heer Wylhem Doyss bezocht om over de plaats in de kerk

van Etten te spreken, die hem was beloofd door wijlen graaf Wylhem then Berghe.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 104). Met het geschonden zegel van de gravin in bruine was.

547

1513 september 12 ( op vrydach post Laurency marteris)

Brief van Anna van Egmont aan Andries Yseren, canonyck en officiaell [te Emmerich]. Uitnodiging om

in het Observantenklooster [bij ’s Heerenbergh] besprekingen te voeren met vrienden van de gravin.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 104). Met sporen van het zegel van de gravin in groene was.

548

1514 mei 17 (Rome apud sanctum Petrum in palatio causarum apostolico in quo jura reddi solent etc.)

Dominicus de Jacobatiis, bisschop van Lucca, door de paus tot richter in de hier volgende zaak

aangewezen, beveelt op grond van het hier geïnsereerde verzoekschrift van Joannes de Brempt,

proost van de kerk van St. Walburgis in Zutphania - welke preposituur met de daaraan verbonden

kanonieke prebende die hij door ruil met de nu overleden Eustachius de Minariis (sic!) [de Nyvaer] met

pauselijke goedkeuring heeft verworven, maar door de oorlogstoestand tussen keizer Maximilianus en

Carolus, hertog van Gelria etc., niet in bezit heeft kunnen nemen – aan deken en kapittel van St.

Walburgis heer Joannes niet meer te hinderden nu hem binnen een aangegeven termijn in het bezit

van de preposituur te stellen en een procurator aan te wijzen.

a) Gelijktijdig afschrift van het notariëel instrument (Inv. nr. 39).

b) Zie ook OAZ (Inv. nr. 239, Reg. nr. Doornink 2105).

c) Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 290-291). In één katern met een onvolledig afschrift van

een ander notariëel instrument betreffende deze zaak.

549

1514 [juni] 16 (Colonie in domo mei notarii infrascript sita ibidem apud conventum monasterii

Predicatorum)

Notaris Swederus Tenckinck instrumenteert dat Franciscus de Arnhem, baccalaureus in de vrije

kunsten van de universiteit van Colonia, tot zijn procuratoren aanstelt Theodericus de Woerden en

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 98 van 148

Godefridus Herebe[erti?], vicarissen, om voor hem de kanonieke prebende te aanvaarden,

opengevallen door de dood van Ludolphus de Haeren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 471). Met de gedeeltelijke signatuur van de notaris. Dit stuk is een

fragment en eerder gebruikt als omslag voor een stuk uit het archief van het Sacramentsgilde.

550

[c. 1514] [Colonie?]

Notaris Gotfridus Spormecker de Lunen instrumenteert dat heer Willibrordus [Boningerhoff], deken

van St. Walburgis in Zutphania, verklaard heeft de preposituur aldaar niet aan heer Joannes [de

Brempt] te durven overdragen uit vrees voor repercussies van hertog Karolus, en dat hij daarom op

grond van de hem getoonde mandaten met Leonardus, heer Joannes' procurator, de kerk van St.

Walburgis is binnengegaan en op het koor de formele overdracht van de preposituur heeft

geëffectueerd, maar dat de deuren van het kapittelhuis en de - leegstaande - proostdij voor hem

gesloten zijn gebleven.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 39). Onvolledig afschrift in één katern met de acte van 1514 mei

17 (Reg. nr. 548).

b) Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619, f. 290-291).

c) Zie ook OAZ (Inv. nr. 239, Reg. nr. Doornink 2105).

551

1515 januari 27 (dess saterdaeges nae sunte Pauwelsdach conversionis)

Steven van der Capellen, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Henrick van Munster aan Johan

Engelbertsz. zijn koop- en verwinbrief van de tienden toebehorend aan het kapittel in Zutphen heeft

opgedragen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 472). De zegels van de oorkonder, van Egbert van Tuyll en van Derick

Dibbitss zijn verloren gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

552

1515 (januari 27)

Steven van der Capellen, richter in de Overbetuwe, stelt volgens inhoud van de gerechtelijke

verwinbrief Johan Engelbersz. in het bezit van de tienden van het kapittel te Zutphen, gelegen in de

kerspelen Heteren en Randwick.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 473). Met de geschonden zegels van de richter en van Egbert van

Tuyll? in groene was; dat van Derick Dibbitss? is verloren gegaan.

b) Collectie Meinsma (Inv. nr. 182). Transcriptie van de tekst.

c) Tweede gerichtelijke verwin brief (Inv. nr. 473) Verkorte tekst van de eerste verwinbrief met

datering 27-01-1515 (dess saterdaeges nae sunte Pauwels daege conversione).

553

1515 juli 7 (op saterdachs post Visitationis Mariae)

Raden van de hertog van Gelre, in diens afwezigheid de zaken waarnemend, gelasten Johan Schull,

rentmeester, aan de heren van het kapittel in Zutphen ongehinderd de tienden over te laten van de

landen van Henrick Bentinck en de weduwe Busshoff, die tegenover Zutphen gelegen zijn.

a) Afschrift in Registrum omnium bonorum (Inv. nr. 619), f. 44v.

554

1515 juli 28

Fridericus de Baden, bisschop van Traiectum, ratificeert de door deken en kapittel in Zutphania

gemaakte nieuwe statuten, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 436). Met fragment van het zegel ad causas van de bisschop in rode

was en de signatuur van de notaris. Deze brief is gestoken door die van 1496 mei 2 (Reg. nr.

480).

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 62v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

555

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 99 van 148

1516 juni 22 (22 mensis junii)

Brief van Johan Venraydt aan magistros Wilhelmo Yseren, canonico et Arnoldo de Herderwyck,

capelanus collegiate ecclesie Zutphaniensis, waarin hij vermeldt, dat hij aan de kanselier (van hertog

Karel?) heeft geschreven.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het verloren gegane zegel in rode was van Johan

Venraydt.

556

1517 februari 3 ( IIJ dach februario)

Brief van Geryt Yseren aan magister Wyllem Yseren, canoninck Zutphen mynen lyffe broder, waarin

Geryt Yseren zijn broer de kanunnik vraagt om een kopie van de schepenbrief van de 700 guldens en

aan broer Thomas Yseren wil zeggen dat hij eerdaags naar Zutphen kan komen om zijn geld te halen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het kleine zegel van Geryt Yseren in bruine was is

verloren gegaan.

557

1517 augustus 9 (up sant Laurencyus aevent des hilgen mertelers)

Dierick van Keppell, richter binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Aelbert Boerinck en zijn vrouw

Gertruede aan deken en kapittel van St. Walburg in Zutphen een jaarlijkse opbrengst van vijf malder

rogge schuldig zijn uit hun goederen Ziegerdinck en Boerinck, met welke opbrengst de tiend van het

eerstgenoemde goed is gelost.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 474). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. Gewaarmerkt

door notaris Gerardus Roitbart.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 115r/v.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 53r.

559

1517 september 17 (op sanct Lamberts dach episcopi et martiris)

Deken en kapittel van de kapittelkerk van St. Walburg te Zutphen oorkonden dat zij met de stad

Deventer een overeenkomst gesloten hebben inzake de tienden van Ffennenoirdt in de Ysel gelegen,

waarover tussen hen onenigheid heeft bestaan: de stad zal deze en andere weerden mogen

gebruiken en - indien zij bezaaid worden - voor deze tienden jaarlijks twaalf herenponden betalen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 475). Met het zwaar geschonden zegel van het kapittel in groene was,

dat van de stad Deventer is verloren gegaan. Gewaarmerkt door notaris Gerardus Roitbart.

In dorso: die stat Deventer XIJ [stat]ponden van die Xen

van Fenneroirt ende anderen weerden.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr.3), f. 114v - 115r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

561

1518 april 28 (sgonsdages post Jubilate in die Vitalis)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat meester Aelt Schelwart, kanunnik, meester Arnt

van Harderwick, kapelaan, en heer Jan Opten Oever, vicaris, executeurs van het testament van

meester Ludolph van Haeren, aan de kanunniken ten behoeve van het kapittel het huis van de erflater

aan het kerkhof in de straat "van den vyff huyzen" hebben verkocht.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 476) Met een fragment van het stadszegel in groene was.

In dorso: Transportatio domus quo ... Magistri Ludolphi de Haeren ad usum capituli

Zutphaniensis.

562

1518 mei 19

Kairll, hertog van Gelre enz. nomineert heer Johan Slacheck tot de eerste kanonieke prebende die in

de St. Walburgiskerk zal openvallen en presenteert hem aan vicedeken en kapittel.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 477). Met het opgedrukt secreetzegel van de hertog in rode

was onder papieren ruit en zijn handtekening.

563

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 100 van 148

1518 september 21 (die XXJ menisis septembris)

Brief van Henricus Gruy[nyn]gen , deken [van het kapittel van] Emmerich aan magistro Wilhelmo

Iseren, zutphaniensis ecclesie canonico domino colonienis, over een betaling van 29 ½ albus boven

een betaling van 24, hetgeen 32 stuiver minus 3 ½ albus moet zijn. Aan Wilhelmus Iseren junior?

moet nog 47 ½ Philippus stuiver worden betaald. Voorts maakt de brief melding van Henricus

Inghenwinkel, perpetuis [vicarios] te Keulen die te Xanten op 26 september is overleden en in

Emmerich is begraven.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het zwaar beschadigde zegel van Henricus

Gruynyngen in groene was.

564

1518 november 12 (up sant Lebuynusdach des hilgen confessoers)

Henrick en Johan Wentynck, gebroeders, bekennen dat zij hun zwager Johan toe Wegelhaerst en

diens vrouw Mette 15 guldens schuldig zijn, waarvoor zij een stuk land op de Duchterense Eng, drie

schepel groot, tot onderpand stellen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 478) .Met fragment van het zegel van Werner Huegen in groene was.

In dorso: Jan te Wegelhorst; capittel geloist XV gulden van IIJ scepel saet lantz in Wentynck

gehoirende. Actum 1538.

565

1518 november 17

De officiaal van de curie van Traiectum, verzoekt meester Hermannus de Uterwyck, deken in

Daventria, een onderzoek in te stellen naar getuigen en stukken in de zaak, hangende tussen het

kapittel in Zutphania enerzijds en juffer Margareta, weduwe van Costen Pieck en hun zoon

Walrammus ter andere zijde over de tienden van Wolffzweert in de parochie Wageningen, en

daarover bericht uit te brengen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 479). Beschadigd, met het zegel van de curie in groene was.

Gewaarmerkt door notaris Franciscus Beyer. Onder het stuk de acte d.d. 1519 april 4, waarin

mr. Willibrordus Bonyngerhoff, deken, Altetus Schelwart, Petrus de Zuchtelen en Petrus de

Moerza, kanunniken van St. Walburgis, de deken magister Hermannus Uytterwyck namens

het kapittel verzoeken het onderzoek in deze zaak op zich te nemen en als gevolmachtigde te

mogen stellen Wybrandus ……..

In dorso: commissio ad examinandum tester pro parte dominorum decani et capituli

Zutphaniensis contra.

b) Afschrift in Reg. omnium bonorum (Inv. nr. 619 f. 406r.).

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

566

Ca. 1519

Deken en kapittel schrijven aan bannerheren, ridderschap en steden te Nijmegen ter dagvaart

vergaderd, over de “tienden van novalien ende weerden op beide stromen Ryn ind Yssel gelegen van

Rhenen tot Arnhem en van Arnhem tot Deventer”, die het kapittel in de loop der eeuwen van de

Utrechtse bisschoppen en de hertogen en graven van Gelre hadden verworven. De tiende van de

Wolfswaard bij Wageningen werd het kapittel al geruime betwist door de familie Pieck. De zaak bleef

zich voortslepen. Het kapittel verzoekt de landdag een uitspraak te doen.

a) Minuut (Inv. nr. 2).

567

1519 februari 3 (op sunt Blasys dach)

Brief van Geryt Yseren aan meyster Wyllem Yseren, kanonynck Zutphen mynen lyffe broder’. In de

laatste bijeenkomst met zijn broer en vrienden was afgesproken dat een betaling aan Herman Strick

van 500 guldens in twee termijnen zou worden voldaan. Geryt Yseren voldeed aan dit verzoek, maar

kennelijk niet tot tevredenheid van Herman Strick.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het zwaar beschadigde zegel in bruine was van

Geryt Yseren.

568

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 101 van 148

1519 april 7 (Ex urbe corsurie septima mensis aprilis)

Brief van Johannes Slacheck aan deken en kapittel van Zutphen waarin Slacheck aan de kanselier

(van hertog Karel) had geschreven om de opengevallen prebende te verkrijgen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel in rode was van Johannes Slacheck is geschonden.

Zie over Johannes Slacheck: B. van den Hoven van Genderen, De heren van de Kerk, de

kanunniken van Oudmunster te Utrecht in de late Middeleeuwen, Zutphen 1997, o.a. pp. 307-

309. Slacheck verrichtte naast functies bij de curie te Utrecht ook die van procurator bij hertog

Karel van Gelre.

569

1519 november 3 (op donderdach post Omnium Sanctorum)

Warner Hueghen verklaart dat hij een aantal jaren voor de heren van het kapittel in Zutphen hun

tiende, genaamd de Groote tiende en gelegen in Lochem, zonder moeilijkheden heeft ingevorderd; hij

specificeert welke landerijen onder deze tiende behoren.

a) Afschrift in Reg.omnium bonorum (Inv. nr. 619), f. 406r.

570

[15]19 november 7/8 (sevendagen post Omnium Sanctorum)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Andries Obbekinck op verzoek van meester

Wilhem Yseren, kanunnik, namens het kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen gerechtelijk heeft

getuigd steeds tiend te hebben geheven en ontvangen van een aantal met namen genoemde

goederen.

a) Afschrift in Reg. omn. bon. (Inv. nr. 619), f. 406v.

571

Ca. 1520

Brief van de kapelanen, deken en kapittel ‘uwer furstiche genaden kercke bynnen Zutphen’ aan Karel,

hertog van Gelre en Gulik en graaf van Zutphen etc. dat zij bij de setting van de vier pondschattingen

in de hoogste categorie zijn aangeslagen voor 100 gouden guldens. Het kapittel wenst vrijstelling, op

grond van de in het verleden verkregen privileges en de vele grote betalingen die het heeft verricht ten

dienste van de hertog.

a) Niet verzonden minuut (Inv. nr. 2).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

572

1520 juni 24 (op sunte Johannes dach mitsomer)

Brief van Gherit van Hackfort aan meister Wylhem Yseren, canonick ende mynen lieven heren ende

zwager. Van Hackfort vraagt de bemiddeling van Wylhem Yseren over een schuld die op 25

goudgulden was begroot, maar door de drost Reyncken op 28½ goudgulden was komen te staan en

aan Johan en Andries van Trier moest worden voldaan.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met resten van sporen van een zegel in rode was.

573

1520 juli 5 (up donredach nae sunte Martens dach translationis)

Egbert van Heckeren, stadhouder van het richterambt Lochem voor Derick van Keppell, oorkondt dat

meester Willem Yseren, kanunnik en rentmeester van het kapittel van Zutphen, op grond van

uitspraken vermeld in het gerichtsboek ten behoeve van het kapittel in het bezit is gesteld van de

tienden van het goed "toe Zwickeler", hetgeen het kapittel bestreden was door de landheer van dat

goed, heer Bernt Ellekinck, pastoor van Giesteren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 480). Met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder in groene

was.

In dorso: Capittels tiende bij Swyckder inden scholtampte Lochem.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 53v - 54r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

574

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 102 van 148

1520 augustus 11 (satersdages post Laurencii)

Henrick Sturman en Thomas Yseren, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Peter van Apeltarn en

zijn vrouw Andrea aan meester Wilhem Yseren, kanunnik en senior van het kapittel, hebben verkocht

hun erfpaarden- en koeienwaar, die zij op het stadsland hebben bezeten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 481). Met fragment van het zegel van de eerste oorkonder, en dat van

Thomas Yseren in groene was. In dorso: van die perdewaer op den Marss.

575

Ca.1520

Kopie van een brief “copia bulle sacre” aan magistro Wilhelmo Iseren en magistro Harmanno Berner,

canonici ecclesie sancta Walburgis, in zake het ten onrechte onthouden van een prebende. In de brief

is sprake van een’officium altaris Anne?’ en dat het officio door Alberto Esselinck zou worden bezet.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 116).

576

1521 januari 21 (ex Daventie in ... Sancti Agneti)

Wilhelmus Bonyngerhoff, deken aan vicedeken en kapittel van Zutphen. De deken van Sint Lebuinus

biedt aan bij de problemen die zich heden ten dag voordoen te helpen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101) Het zegel in rode was van Wilhelmus Bonyngerhoff is verloren

gegaan.

577

1521 april 25 (op sunte Marcus dach des hilligen evangelisten)

Dirick van Keppel, richter binnen en buiten Lochem. oorkondt dat Hinrick Wentynck en zijn vrouw

Engelle aan Willem Schroeder een jaarlijkse opbrengst van drie malder winterrogge hebben verkocht,

gaande uit het goed Wentynck.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 482). Het zegel van de richter is verloren gegaan.

In dorso: Capittel hefft geloisst dese drie molder roggen van Wilhem Schroder te Lochem mit

XXXVIJ ryder gulden achterstedicheit ingeloist uyt Wentynck, Actum 1538.

578

1521 september 21 (ex Embrica XXJ septmebris)

Brief van Abelingus? Gaem aan magistro Wylhelmo Yseren, zutphaniensis canonico et preceptori. De

brief vermeldt de kwestie over de afwijzing [in 1513] van Johannes Brempt als proost voor het kapittel

van Sint Walburgis.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met sporen van het zegel van de afzender in rode was.

Zie ook de brief hierna.

579

1521 augustus 23 (Rome apud sanctum Petrum)

Paus Leo X hecht zijn goedkeurig aan de plechtige viering van het feest van Compassio beate Marie

op de vrijdag volgend op de zondag Misericordia Domini, door Carolus, hertog van Gelria, voor zijn

landen toegestaan, en verbindt daaraan een aflaat.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 112).

580

1521 september 23 (in domo capitulari eiusdem ecclesiae)

Notarissen Henricus Schilt de Zutphania en Nicolaus Casselman alias Tonneken instrumenteren dat

magister Wilhelmus Iseren, senoir, Altetus Schelwart, Johannes Iseren, Hermannus Bernar, licentiaat

in de rechten, Petrus de Suchtelen en Petrus de Morsa, kanunniken van St. Walburgiskerk in

Zutphania, namens het kapittel hebben verklaard dat zij heer Johannes de Brempt noch diens

procurator heer Johannes Bolt, clericus coloniensis, het onmogelijk hebben gemaakt hun de

pauselijke brieven betreffende de praeposituur van de kerk van Zutphania te overhandigen; dat zij

daartoe niet tevoren een poging hebben ondernomen; dat zij bereid zouden zijn hem op grond van de

pauselijke brieven de praeposituur over te dragen, maar zonder enige praejuditie van Carolus, hertog

van Gelria, die patroon van de praeposituur en de kanonikaten is; tenslotte schelden partijen elkaar

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 103 van 148

kwijt alle onwettige handelingen die in de loop van deze zaak zijn geschied en waarvan de proost nog

een gezegelde verklaring zal afgeven.

a) Afschrift in Reg. omnium bonorum. (Inv. nr. 619), f. 290r - 291v.

581

1521 november 4 (die lune quarta novembris)

Brief van Johannes Brempt, priester aan domino Wilhelmo Yseren, seniori canonico Zutphaniensis

confratri et preceptori colendo. Van Brempt vraagt opheldering omtrent zijn afwijzing en wenst met

name de rol van Petrus van Suchtelen belicht te zien.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met nog minimale sporen van het rode waszegel van

Johannes Brempt.

582

1521 november 12 (Ex Daventrie in … Sancti Lebuini)

Brief van Wihelmus Bonyngerhoff, deken van de Sint Lebuinus te Deventer aan de vicedeken en

kapittel van Sint Walburgis te Zutphen over de problemen die zich nu voordoen binnen het Zutphense

kapittel.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). De brief is voorzien van een rood zegeltje.

583

1522 februari 8 (op sunte Appolonyen avent der hilligen jufferen)

Dirick van Keppell, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Hinrick Wentinck en zijn vrouw

Engelle aan Henrick van Vloethen een jaarlijkse opbrengst van drie malder winterrogge hebben

verkocht, gaande uit het goed Wentynck, gelegen in het kerspel en ambt Lochem, buurschap en mark

Duchteren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 484). Met het zegel van de schout in groene was.

In dorso aantekening betreffende de lossing door het kapittel in 1538. "Capittels guet".

584

1522 maart 25 (opten XXV marti)

Henrick die Groeff, erfvoogd van Erckelens en landrentmeester (van hertog Karel van Gelre) aan

deken en kapittel van Sente Walburgen bynnen Sutphen. Het kapittel was gelast om een goed

uitgeruste kar ‘opten huyse vur Deventer’ te sturen, hetgeen het kapittel had nagelaten. Bevel om

opnieuw een kar te zenden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

585

1522 juni 24 (op sant Jansdach to mitsomer)

Los stuk zonder ondertekening, noch geadresseerde. Ondanks de wapenstilstand waren diverse

goederen, die onder de “stilzaete” (neutraliteit) vielen, toch aangeslagen voor de zogeheten

“dingtalen” (oorlogsboeten). Hen werd verzocht donderdag naar Deventer voor de Brinkpoort te

komen om hierover met de meijer van Deventer te spreken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

586

1522 april 13 (in oppido Zutphaniensi ipso die Palmarum)

Magister Dominicus de Urbe Veteri, minderbroeder, professor theologiae en commissaris van het

Hospitaal van de H. Geest in Saxia van de stad ..., biedt aan om deken en kapittel van Zutphen het

derde deel af te staan van de aalmoezen die hij in die kerk voor genoemd gasthuis zal ontvangen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 485). Met sporen van het opgedrukt zegel van het gasthuis

in rode was.

b) Huberts II no. 1191 p. 31.

587

1522 maart 25 (XXIJ ipso die annunciacionis gloriosissime virginis Marie)

Notitie van: “Wy pipherinck? unde perpetuis mandatarius” aan meyster Willem Iseren, canonick van

Sunte Walburgen karke tot Zutphen. Heer Aelbert die Rueter, officiant van onsen karken, had haver

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 104 van 148

van wege de kerk in het huis van Willem Iseren gebracht. Vriendelijk verzoek om de meier Hermen

Evertssoen, brenger van de brief, te voldoen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103).

588

1522 october 18 (op saterdach nae sant Gallendach)

Bernt van Hackffort, drost van het land van Zutphen, oorkondt dat Derick Schoelwick en zijn vrouw

Clara aan deken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen "Schoelwix broeckslach" in het kerspel

Stienre hebben verkocht.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 486). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan. Gewaarmerkt

door notaris Rodolphus Roick. Onder de acte een aantekening over de transfixbrief van hertog

Karel d.d. 1532 augustus 29. Door deze brief is gestoken die van 1532 augustus 29 (Reg. nr.

643).

In dorso: van Scholdewyckerslach in Baeckerbroick in Steynre.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 117r/v.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 13v - 14r.

d Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

589

1522 september 22 (op sent Lambertus dach)

Brief van Egidius, … humilis servitor in … aan meister Willem Iseren, deken toe Zutphen. De

briefschrijver wil zich aan de overeenkomst met Willem Iseren houden namelijk over de betaling van

13 hoorns guldens per jaar, maar dat hij geen klooster bereid heeft gevonden om voor hem borg te

staan ‘sub penis camere obligeren’. Hij is bereid zijn prebende en vicarie daarvoor aan te bieden.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met sporen van groene zegelwas.

590

1522 december 23 (XXIIJ decembris)

Brief van Jo[hannes] Virssen, kanunnik/scholaster en [secretaris hertog Karel] aan Wilhelmo Yseren,

“canonico et decano Suphaniensis et preceptori meo colendo”, waarin de deken Virssen vraagt om

het kapotte glas in de “nye getymmer” te willen financieren in ruil voor een glasraam met de wapens

van Virssens familie.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 103). Met het beschadigde zegel van Johannes Virssen in rode was.

592

1523 februari 16

De officiaal van de proost en aartsdiaken van St. Lebuinuskerk in Daventria gelast de priesters in

Twello en voorts allen die het aangaat te proclameren dat heer Andreas de Steenre wettig is

gepresenteerd tot het pastoraat van Twello, opengevallen door de resignatie van meester Altetus

Schelwoirt.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 487). Met het geschonden zegel van de officiaal in groene was. In

margine aantekening betreffende de uitvoering van het mandaat.

593

1523 februari 27 (in onser stat Arnhem op vridach post Invocavit)

Brief van hertog Karel aan deken en kapittel van onser collegiater kercken bynnen onser stat Sutphen.

De hertog schrijft aan het kapittel over de zaak tussen zijn raadsheer/kanselier meester Willem van

Lanck en meester Johan van Brempt aangaande de opengevallen plaats van de proost van Sint

Walburgis. De zaak is naar Rome gestuurd en heeft daar een tijdlang onbehandeld gelegen van wege

het overlijden van Anthonis de Trivulscys, richter inder saeken, maar nu door Merturus de Vipera

verder zal worden voortgezet. De hertog geeft het kapittel bevel een brief te schrijven aan heer

Johannes Bronckhorst, onsen ondersaet, die een tijdlang bij de heer Vipera heeft gediend en blijkbaar

nog te Rome verblijft, om spoed achter de benoeming te zetten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met secreet zegel. De brief heeft oorspronkelijk in het

brievenboek van hertog Karel OAZ Inv. nr. 498 gezeten.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 105 van 148

594

1523 maart 6

De officiaal van de proost en aartsdiaken van St. Lebuinuskerk in Daventria geeft aan de priesters in

Twello en voorts aan allen die het aangaat te kennen, dat hij heer Andreas de Steenre begiftigt met

het pastoraat aldaar, opengevallen door de resignatie van meester Altetus Schoelweert, terwijl hij hun

opdraagt hem in het bezit van de kerk te stellen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 488). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

595

1524 maart 26 (Rome in camera apostolica)

Franciscus Armelinus Medites, kardinaal-priester van St. Calixtus en camerarius van de paus,

oorkondt dat Vincentius, bisschop van Othoniana (?), namens hem Andreas Steenre, kanunnik van St.

Walburgiskerk in Sutfania, in Rome tot priester heeft gewijd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 489). Met het zegel van het officium camerariatus in rode was in een

blikken doosje.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst

c) Huberts II nr. 1192 p. 31.

596

1524 mei 12 (op sunte Pancratiusdach martiris)

Dirick van Keppell, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt Moll, burgemeester van

Lochem, en zijn vrouw Gertrudt aan deken en kapittel van Zutphen een malder rogge per jaar schuldig

zijn, o.m. gaande uit hun kamp geheten "den Tornkamp" en gelegen "achter Lochemerbarge”,

waarmee de tiende over die kamp is gelost.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 490). Met het geschonden zegel van de oorkonder in groene was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 54r/v.

597

1524 (Ex Gelria in de theodery)

Brief van Tilman Schull aan Wilhelmo Yseren, deken ind canonico, waarin Schull

de deken verzoekt om een goed woord voor hem te doen bij de magistraat van Zutphen om zijn

terugkeer te bewerkstelligen. [Tilman Schull was stadssecretaris van Zutphen. In 1519 ontstonden er

moeilijkheden van wege het onrechtmatig gebruik van het stadsbrandijzer door de broer van Tilman,

Johan Schull,[rentmeester van de Gelderse hertog].

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het zegeltje van Tilman Schull in groene was is

verdwenen.

598

1525 januari 7 (altera trium regum)

Brief van Tilman Schull aan Gwilhem Yseren, deken ind canonick toe Zutphen. Schull had onlangs

een brief van zijn zwager Jan van Lochteren, doctor medicus gehad, waarin de laatste hem op de

hoogte had gebracht over de stand van zaken inzake het proces van de stad Zutphen tegen hem en

zijn broer. Vraagt opnieuw bemiddeling van de deken om in genade naar Zutphen terug te kunnen

keren om zijn zaken aldaar te behartigen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het zegeltje in groene was van Tilman Schull is

verloren gegaan.

In dorso: Anno 1525: Tylman Schul anden deken toe Zutphen m[eister] Wylhem Yseren dat

hie genaede begert super excessibus suis quos regnoscit.

599

1525? januari 9 (to Arnhem altera conceptionis Marie)

Brief van Anthonis van Eversdyc, doirwairder, aan meister Willhem Yseren, doctor, waarin van

Eversdyc wil vernemen wie de pacht van “Westenbroick” van 2½ guldens en 7½ stuiver brabants dient

te innen en hoeveel de gehele tijns bedraagt. Voorts dat zijn schoonvader hem een varken heeft

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 106 van 148

ontnomen “baeven manier van rechten”. De deurwaarder vraagt meester Willem Yseren om

bemiddeling in deze zaak.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het zegel in rode was van Anthonis Eversdyc is

verloren gegaan.

600

1525 februari 3 (altera die purificatione beate Marie)

Wilhelmus van Lanck, doctor ind canceller, aan meyster Willem, deecken ind canonick, waarin de

kanselier de brief van meester Wilem aanhaalt met de mededeling over de boeken, die hij [Willem]

had ontvangen “beruerende die luthersche kettery”. De kanselier had opdracht van de hertog

gekregen om een ieder, die zulke boeken in zijn bezit kreeg onmiddellijk aan de raden van de hertog

ter hand te stellen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met sporen van het zegel van de kanselier in rode was.

601

1525 maart 8

De officiaal van de curie van Traiectum draagt alle priesters en anderen die het aangaat op om

Reygerus Witte en Johannes Remunde, inwoners van Zutphania. aan te manen zich geen rechten

aan te matigen op de nagelaten goederen en inkomsten van heer Hermannus Pothoven, maar die aan

de executeurs van diens testament, met name de vicecurati van de kerk van sanctus Nicolaus in

Traiectum, Cornelis Bonser en Petrus Hoptman, en de burgers van Traiectum Petrus Ludolphi en

Jacobus Ghysberti over te laten.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 42).

602

1525 maart 15 (op gonstag na sint Gregoryss dach)

Briefje van [Rutger van den] Knippenborch, [dijkgraaf] aan meyster Wyllem Yseren, deken tZutphen,

Er was blijkbaar hout gekapt in Bentinckweerd. De dijkgraaf wil dit hout verkopen in Kampen en zou

daarover a.s maandag met meester Willem een onderhoud willen hebben.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het zegel in groene was van Van den Knippenborch is

grotendeels verloren gegaan.

603

1525 september 28 (den XXVIIJ dach septembris)

Brief van Rense van Holthuysen, [secretaris hertog Karel], aan meister Wyllem Yseren, deken te

Zutphen. Van Holthuysen bericht over het overlijden van zijn zwager Johan van Lege [huishofmeester

van hertog Karel en schout te Zutphen]. Zijn weduwe mag het recht op het ambt (van schout)

behouden en het door haar broer, tevens neef van de briefschrijver laten bedienen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 103). Het secreetzegel in rode was van Rense van Holthuysen is nog

aanwezig.

604

1525 november 30 (op sunt Andreasdach apostoli)

Johan van Keppell, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Bernt ten Wittensande en zijn

vrouw Hinrica aan deken en kapittel van Zutphen een jaarlijkse opbrengst van ½ malder rogge

schuldig zijn, gaande uit hun erf “tho Wittensande”, waarmee zij de tienden hebben gelost van het

nieuw ontgonnen land genaamd "dat Vlier".

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 492). Het zegel van de schout is verloren gegaan.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3) f. 123r.

605

1525 december 3 (opden IIJen

dach decembris)

Brief van Willem van Lanck, doctor ind canceller, aan Willem Yseren [deken] to Zutphen, waarin de

kanselier de deken vraagt de twee zusters van het “Observantynnen cloester” te Harderwijk

behulpzaam te zijn bij de afwikkeling van de goederen, die Wendel vander Borch, begijn, heeft

nagelaten.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met resten van het kanselierszegel in rode was.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 107 van 148

606

1525

Cedule van de verpachting van de oliemolen te Warnsveld aan de drost Rentken Raeshorn en zijn

zoon Everwijn met voorwaarden waarop het gebruik van de molen en gereedschappen en de

verdeling van de olie door de drost en ene Imcken van den Bryck.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 118).

608

1526 mei 1 (dinxdach post cantate [domini]

Brief van Tilman Schull aan Wilhem Yseren, deken en kanunnik, waarin Schull bedankt voor de

bemiddeling, die de deken heeft verleend voor het verkrijgen van een dag waarop zijn zaak zal

voorkomen. Hij stuurt de deken tevens opnieuw zijn bekentenis met dezelfde bewoordingen als

destijds. Hij is bereid een boete van 100 tonnen kalk en 10.000 stenen te betalen om weer in genade

in de stad te worden aangenomen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 103). Met het secreetzegel van Tilman Schull in groene was.

609

1526 november 28 (op guensdach post Katherine virginis)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Johan van Arssen en zijn vrouw Anthonia aan heer

Peter van Ercklentz, kanunnik van de St. Walburgiskerk, een jaarrente hebben verkocht van een

gouden Rijnse gulden, gaande uit hun huis in de Torffstraat.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 494). Het stadszegel is verloren gegaan. Door deze brief is gestoken

die van 1531 september 1 (Reg. nr. 637).

In dorso: … ex domo Joh[annis de] Arssen by die Lairporte.

610

1526 december 8 (op saterdach ipso [die] conceptionis)

Briefje van Bernt Moll [schepen van Lochem] aan Willen Iseren, deken tZutphen. Moll heeft Wolter van

Keppel [stadhouder schoutambt van Lochem] niet tot een zaak weten te brengen. Verzoek aan de

deken om te bemiddelen zoals “idt myt recht behoiren”.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met sporen van het zegeltje in bruine was van Bernt

Moll.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

613

1527 juni 16 (den XVJ dach juny)

Brief van Geryt Yseren aan meyster Wyllem Yseren, kanonick to Zutphen mynen lyffen broder, waarin

Geryt Yseren melding maakt van een brief over de kapel van Sunte Mariënborych (Emmerich),

waarvan heer Lambert Krop het zegel in tweëen had gebroken. Verzoek aan Willem Yseren om de

brief opnieuw bezegeld te krijgen en wat de kosten betrof, was Geryt bereid die te betalen. Volgens

broer Geryt had heer Lambert Krop ten onrechte renten geïnd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 103). Met het secreet zegel van Geryt Yseren in groene was.

b) Zie ook OAZ (Inv. nr. 256, Reg. nr. Doornink 3262).

614

1527 juni 20 (den hyllegen sacramenst dach)

Brief van Reynolt van Apeltoern aan Wyllem Yseren, deken toe Sutphen myenen bysonderen leve

neve. Reynolt van Apeltoern vroeg de brieven en rekenschappen aan hem terug te bezorgen door

Johan Goubels, die hij destijds aan de deken had opgezonden.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Brief is niet bezegeld geweest.

615

1527 september 20 (op sunt Matheusavont)

Brief van Bernt van Haickffort, landdrost van de graafschap Zutphen en bevelhebber te Hasselt, aan

m[eester] Wyllem Ysseren, deken thot Zutphen mynen fruntlicken zwager. Van Hackfort schrijft dat hij

de vijf gouden kronen die hij en wijlen Dorothea Ysseren hem schuldig waren, afkomstig van 150

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 108 van 148

gouden guldens die Hackfort van zijn zwager had geleend. Hackfort verzoekt zijn zwager om meester

Luyken en “syn geselschap” twee kronen te geven, meester Geryt de timmerman twee Emder

guldens.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het secreet zegel van de drost in bruine was.

616

1527 november 23 (opden XXIIJ dach november)

Johan Kettel, scout to Colmescate, aan deken en kapittel te Zutphen. De schout beklaagt zich, dat

gisternacht twee “meyers” van hem zijn gevangen genomen in weerwil van hun vrijgeleide (baeven

goder dyncktal). En voorts dat er ‘lakenen van arme wychter’ waren genomen. Verzoek aan het

kapittel om zich met de raad van Zutphen te verstaan over deze zaak.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

b) Zie ook OAZ, Inv. nr. 256.

617

1527 november 25 (op sunte Katerynen dach)

Briefje van Evert van Lyntello [drost te Bredevoort] aan meyster Willem Yseren, deken. Verzoek om

zijn dienaar Johan, de dienaar te geloven, die hem mondeling de zaak uit de doeken zal doen

waarvoor hij zijn hulp vraagt.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 103). Het secreet zegel van Van Lintelo is verloren gegaan.

618

1528? (ex Zutphanie octava pasche)

Brief van [notaris] Gerardum Roitbart aan magistro Wilhelmo Yseren, canonico Zutphaniensis, waarin

een aantal punten zoals die in de statuten van het kapittel zijn opgetekend in het boek met de Statuten

en het Liber aureaus opnieuw tegen het licht dienen te worden gehouden om toekomstige kanunniken

te onderwijzen. Voorts dat Laurentius Zuderhues voor het feest van pasen terug zal zijn.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het zegeltje van Roitbart in bruine was is verdwenen.

619

1529 januari 12

Gerlich van der Capelle Hendrikszoon en Derick ten Walle, schepenen van Zutphen, oorkonden dat

Derick, weduwe van Andries Obbekinck aan Derick van Boickholt, priester, een lijfrente van 150

Rijnse guldens heeft vermaakt.

a) Oorpsr. (Inv.nr. 497). De zegels van de beide oorkonders zijn verloren gegaan.

620

1529 maart 18 (op donredach post Judica)

Garrit van Broickhusen en Johan van Vorthusen, schepenen van Zutphen oorkonden dat Reint van

Keppell Johansz. als gemachtigde van zijn moeder Fenna van Keppell, aan deken en kapittel van

Zutphen de rente van drie pond heeft opgedragen, beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 257). Met fragmenten van de zegels der beide schepenen in groene

was. Deze brief is gestoken door die van 1392 januari 14 en 1413 mei 24 (Reg. nrs. 203 en

244).

In dorso: ... in die Spittaelspoerte uyth lange Bartholz huys ...

621

1529 september 9 (up den nesten donredach nae unser Liever Frouwen dach Nativitatis)

Dierick van Keppell, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Esken ten Wynckell en zijn vrouw

Eeffse bekennen, dat deken en kapittel van Sint Walburgis in Zutphen de smalle tienden zullen

behouden uit het goed Wunderinck of Wynckell, gelegen in het kerspel Lochem, buurschap

Duchteren, terwijl zij in plaats van de grove tiend acht malder rogge jaarlijks uit dat goed zullen

ontvangen, waarbij zowel dit goed als ook Lansinck, gelegen in hetzelfde kerspel, buurschap

Berchem, tot onderpand worden gesteld.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 498). Het zegel van de schout is verloren gegaan.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 127r - 128r.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 109 van 148

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 54r - 55r.

d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.

622

1529 september 13

Carolus, hertog van Gelria etc., presenteert aan deken en kapittel van Sint Walburgis in Zutphania

Wilhelmus Ront tot de "capella castrensis", overgebracht naar het altaar van Sint Margareta in

genoemde kerk, welk officie vaceert door de dood van Johannes de Holthuysen.

a) Gelijktijdig gewaarmerkt afschrift (Inv. nr. 499).

623

1529 september 14 (den XIIIJen

septembry)

Brief van hertog Karel aan meister Wilhem Yseren, doctor ind deecken tZutphen. Verzoek van de

hertog om aan Bernt van Hackfordt 25 gouden guldens uit te reiken, die de deken van de hertog in

bewaring had.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het secreet zegel van de hertog is verloren gegaan.

624

1529?(ipso [die] Laurentii)

Briefje van Boene Reeden aan meyster Wyllem Yseren, canonick tZutphen waarin de briefschrijver

Yseren verwittigt over de tienden uit de waard van de heer van Egmondt en hoe die moeten worden

geïnd. De bouwman van de waard toonde Reeden een brief, waarvan de inhoud op hetzelfde blad is

geschreven.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103).

625

ca. 1529/1530 (Ex Redinchem conventu nostro feria quarta quia fuit altera Frederici episcopi)

Brief van frater Martinus aan magistro Wilhelmo de Yseren, decano ecclesie Sancte Walburgis

Zutphaniensis.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Met het beschadigde zegel in groene was van frater

Martinus.

626

Ca. 1529/1530

Brief zonder datum van Geryt Ysseren aan meyster Wyllem Ysseren, kanunnik te Zutphen mynen lyff

broder. Geryt zond met Jacob Huerman uit ’s Heerenbergh een hoeveelheid wijn. Hij zou later nog

meer zenden, wannneer dat weer mogelijk was.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103).

627

Ca. 1529/1530

Brief van zijn broer [Andries Yseren?] aan domino Wilhelmo (Willem) Yseren, artium magistro

canonico Zutphaniensis. De briefschrijver had de correspondentie van zijn broeder Willem goed

ontvangen. De betaling van de schuld van Henrick Berck onsen “neven” mocht nog worden uitgesteld.

De 35 guldens die Geryt Yseren nog tegoed had, zou voor een deel door Rutger de rentmeester

worden betaald. Vriendelijk verzoek van de briefschrijver om te bemiddelen in de koop van een vette

os en brandhout voor zijn keuken.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 103). Het onderste deel van de brief ontbreekt waardoor een

deel van de tekst verloren is gegaan inclusief datum en afzender.

628

1530 november 3 (opten donredach post Omnium Sanctorum)

Henrick Kaelsack en Garrit Kreynck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Garrit

Schimmelpenninck aan deken en kapittel van de Grote Kerk de jaarrente van zes guldens en een oort

heeft verkocht, zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 110 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 500). Met het zegel van Henrick Kaelsack en fragment van dat van de

tweede oorkonder in groene was. De brief waardoor deze gestoken zal zijn geweest, is

verloren gegaan.

629

1530 juni 29 (op sunt Pauwels avent conversis)

Aantekenen over de verkoop door het kapittel van hout uit het goed Hoetinck.

a) Afschrift eigentijds (Inv. nr. 2).

630

1530 november 30

Kairll, hertog van Gelre enz., staat als patroon en collator van de kerk in Sutphen toe dat zij slechts

schatting behoeft op te brengen wanneer hijzelf het haar beveelt, dit naar aanleiding van het feit dat

het stadsbestuur het aandeel van deken, kapittel en vicarissen in de "grote penning" van dit jaar ten

bedrage van 1000 goudguldens voor het kapittel op 100 guldens had getaxeerd.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 501). Met het opgedrukt zegel van de hertog in rode was

onder een papieren ruit.

631

Ca. 1530

Klachtenlijst van kapelanen, deken en kapittel der collegiaten kercken bynnen Zutphen gericht aan

hertog Karel van Gelre over de gedragingen van hun medekanunnik en vicecureit te Lochem Sweder

van Kervenhem.

a) Afschrift met doorhalingen eigentijds (Inv. nr. 2).

632

Ca. 1530

Lijst met de verpachting van de tienden van het kapittel van Sint Walburgis: die Heze, Brumholt,

Holthusen, Sesskempe, de smalle tiende, Emp, Westerlant, den Vorndt, die meden, den hoigen Dick,

Wapsen, den Intken Enck, Doirt en Genze, Schuttenwerff, Schoeten, den Budden, Voirtenck en Bele.

Onderaan het eerste blad staat geschreven: Eirsame bysunder guede Aerndt (hiermee zal

vermoedelijk de rentmeester van het kapittel zijn bedoeld.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 98).

633

1531 april 25 (up sant Mercus dach des hilgen ewangelisten)

Henrick Wentynck en zijn vrouw Engelle verklaren dat zij aan Johan toe Wegelhairst en diens vrouw

Mette 39 gouden Rijnse guldens schuldig zijn, waarvoor zij als onderpand stellen twee koeweiden,

zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 434). Met het zegel van Werner Huegen in groene was. Deze brief is

gestoken door die d.d. 1496 februari 3 (Reg. nr. 477).

634

1531 augustus 19

Raden van de hertog van Gelre doen ten overstaan van magister Herman Barner, licentiaat in de

rechten, en magister Johannes Vierssen, scholaster, en kanunniken van Sutphen, uitspraak in een

geschil tussen het kapittel aldaar en Gerrit Kuser, burger van Zutphen, over de Bloemensdael (sic)

tiende te Wichmont, die door de laatstgenoemde wordt opgeëist voor een vicarie.

a) Afschrift in Reg. Omn. bon. (Inv. nr. 619), f. 92v.

635

1531 september 1 (op fridach post decollatione Johannis)

Henrick van Vorden en Garrit Kreinck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat meester Wilhem

Iseren, deken, heer Peter van Suchtelen, kanunnik, en heer Johan van Ercklens, vicaris, en Welter en

Biele Muster, gemachtigden van hun moeder Marie, zuster van wijlen heer Peter van Ercklens, allen

als diens executeuren, aan deken en kapittel de rente van een gulden hebben opgedragen, die

beschreven is in de brief waardoor deze is gestoken.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 111 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 494). Met fragment van de zegels der beide oorkonders in groene was.

Deze brief is gestoken door die d.d. 1526 november 28 (Reg. nr. 609).

637

1531 september 1 (opten fridach post Johannis decollationis)

Henrick van Vorden en Garrit Kreinck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat meester Wilhem

Iseren, deken, heer Peter van Suchtelen, kanunnik, heer Johan van Ercklens, vicaris, executeurs, en

Welter Muster en zijn zuster Biele, gemachtigden van hun moeder Marrie, zuster van heer Peter van

Ercklens, als executeurs en erfgenamen van wijlen heer Peter van Ercklens aan kanunniken, deken

en kapittel (sic) hebben opgedragen de jaarrente van vijf guldens, beschreven in de brief waardoor

deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 502). Met de zwaar geschonden zegels der beide oorkonders in

groene was. De brief waardoor deze eens gestoken was, is verloren gegaan.

638

1531 september 7 (op onser Liever Frouwen avont nativitatis)

Henrick Wentinck en zijn vrouw Engelle verklaren dat zij met de pater van het convent in Lochem

overeengekomen zijn dat hij - tot zij hem 30 gouden Philippusguldens zullen hebben betaald wegens

niet geleverde rogge - een stuk land van vijf schepel op de Mygkeldam mag gebruiken, behorende in

het goed Wentinck, terwijl zij beloven de proost hiervan schadeloos te zullen houden, aangezien dit

land een leen van de proost is.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 399). Met het geschonden zegel van Geryt Meysterderix in groene

was. Deze brief is gestoken door die van 1486 januari 13 (Reg. nr. 423).

In dorso; van zyn stuck lantz ut Wentinck, dit hefft dat capittel geloist; dat bouwet Esken to

Wynkel.

639

1531 november 16 (in onsen stat Arnhem den XVJen

novembrii)

Hertog Karel schrijft aan deken en kapittel van onsen collegiater kercken tot Zutphen dat zijn familielid

Joachim van Gelre, kanunnik van Sint Walburgis zijn “provanden” niet heeft ontvangen. De kanunnik

had kennelijk schulden, die eerst afbetaald moest worden. De hertog bemiddelt voor zijn familielid en

eist van het kapittel dat zij hem de volle provanden betalen opdat hij zelf zijn schuld kan afdoen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met het zwaar geschonden secreet zegel van de hertog in rode

was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

640

1531 november 22 ( opten XXIJ novembris)

Afschrift van een brief van deken en kapittel van Sente Walburgen kercke aan de raadsheren van

hertog van Gelre met klachten over hun medekanunnik Joachim van Gelre (bastaard van Gelre), die

een prebende had verkregen door het overlijden van Franss van Arnhem. De kanunnik hield zich

echter niet aan de statuten en privileges van het kapittel door o.a. het “expextantiejaar” niet te willen af

te wachten en nu al de inkomsten, verbonden aan de prebende, te willen ontvangen.

a) Afschr. op papier (Inv. nr. 2). Zie ook reg. 610, Inv. nr. 101.

641

1532 april 3 (in oppido nostro de Arnhem)

Carolus, hertog van Gelria etc. verzoekt deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphania om

Johannes Oertken in het bezit te stellen van de kanonieke prebende vacerend door de dood of de

resignatie van magister Wilhelmus de Lanck, zijn kanselier.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 503). Met het geheimzegel van de hertog in rode was.

In dorso: aantekening omtrent de inbezitneming namens de begunstigde door magister

Johannes Wythhoeven, kanunnik te Nijmegen, op 18 april 1532; presentatio Johannis Oertken

ad prebendam in sutphanie.

642

1532 april 4 (opten donderdach ... post Passche)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 112 van 148

Johan van Holthuysen, schout binnen en buiten Zutphen oorkondt dat het gerichtsboek in dato 1532

april 4 inhoudt, dat heer Zweder van Karvenhem, proost, tot zijn procureur aanstelt Derick van Zulen,

richter te Vorden.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 100). Met het opgedrukt zegel van de oorkonder in groene

was onder papieren ruit).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

643

1532 augustus 29

Kairll, hertog van Gelre enz., maakt ten verzoeke van deken en kapittel van Sutphen het door hen

gekochte goed "Scholdewyckx broickxslach" in Baickerbroick tot een vrij eigen goed.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 486). Met fragment van het geheimzegel van de hertog in rode was.

Deze brief is gestoken door die van 1522 october 18 (Reg. nr. 588).

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 14 r.

645

1533 juli 3 (opten donredach nae Visitationis Marie virginis)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Garrit Byerman en zijn vrouw Ricke aan meester

Herman Barner, deken, meester Ailt Schelwart, senior, en het kapittel van St. Walburgis hun huis aan

de Saltmarkt hebben verkocht.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 506). Met fragment van het stadszegel in groene was.

646

1534 october 23 (op vrydach post Luce)

Johan van der Lauwyck, richter te Waegeninghe, Johan van Rens, Frerick Peterss en Anthonus van

der Hornst, schepenen aldaar, oorkonden dat jonker Luebert Toerick door zijn gemachtigden

Ghiesbert van Tyel en Johan van Manen een vergelijk heeft doen treffen met Kernsten van Hekeren,

gemachtigde van deken en kapittel in Zutphen, waarbij aan laatstgenoemden wordt toegewezen de

smalle tiende uit een uiterwaard, waaraan Kernsten namens het kapittel had doen panden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 507). Het kleinzegel van de stad is verloren gegaan.

In dorso: guetlicke kennisse ende averdracht van den smalen thiende aver den uyterwert by

Waegenyngen heren Johans van Hemert ritters off Lubbert Torck.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 34 r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

647

1534 december 15 (op dinxdach post Lucie virginis)

Ludolph van Achtevelt, stadhouder en richter van Johan van Keppell, schout binnen en buiten

Zutphen, oorkondt dat Johan Addinck en zijn vrouw Wysse aan deken en kapittel van Zutphen een

jaarrente van twee gouden Rijnse guldens hebben verkocht, gaande onder meer uit hun goed

Elmerinck, gelegen in het kerspel Vorden, buurschap Veltwyck, terwijl Welmair Jebbekynck en diens

vrouw Mechtelt waarschap hebben beloofd en tot onderpand daarvan o.m. hun stuk land geheten

“Havesbroick” stellen, gelegen in het kerspel Vorden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 508). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 23 r/v.

648

1535 juli 8 (opten donredach nae translatione Martini)

Afschrift van een akte waarbij meester Aelt Schelewert, senior kanunnik en ambtman/rentmeester van

het kapittel van Sint Walburgis gerechtelijk de tienden van het kapittel heeft verpacht op voorwaarden

zoals in de akte beschreven. Voor een gouden schild zal men rekenen anderhalve gouden Rijnse

guldens of anderhalve Wilhelmus schild.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 98).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 113 van 148

649

1535 augustus 6

Kaerll, hertog van Gelre enz., bevestigt verschillende privileges van het kapittel.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 509).

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 137r - 138v.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Fundatiën’ (Inv. nr. 31), f. 48v - 49r.

650

1535 september 9 (opten donredach nae nativitatis Marie virginis)

Andries Kreinck en Luleff to Ryth, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Derick van Horst of Koick

en zijn vrouw Johanna aan heer Henrick ten Khoir, kanunnik in de Grote Kerk, als gevolmachtigde van

zijn moeder Else Holthouwers, een jaarrente hebben opgedragen van 2½ gouden Rijnse guldens,

zoals beschreven in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 447). De zegels van beide schepenen zijn verloren gegaan. Deze brief

was samengebonden met die van 1503 november 10, 1506 november 10, 1537 februari 16 en

1565 februari 26 (Reg. nrs. 501, 515, 654 en 773).

651

1536 februari 21 (op avent Petri ad cathedram)

Burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen oorkonden dat deken en kapittel hun voor vier jaar

de tienden van Helbergen afstaan tegen betaling van tien goudguldens per jaar, aangezien het

stadsbestuur voor vier jaar van Helbergen bouwland in plaats van weiland wil maken, dit ter

bevestiging van de stad.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 510). Het zegel ad causas van de stad is verloren gegaan.

b) 16e eeuwse afschriften in OAZ (Inv. nr. 1485).

c) Afschrft in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 133v, en Register omnium bonorum. (Inv. nr. 619), f.

462r.

d) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 7r.

e) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

652

1536 juli 12 (op sunte Margarieten avont der hilliger juncfrouwen)

Henrick van Kervenhem, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Andries Bisselinck heeft

verklaard dat zijn moeder van Grieta toe Harsteloe, weduwe van Hinrick toe Harsteloe, de hoofdsom

heeft ontvangen van de rente die beschreven staat in de brief d.d. 1496 maart 17 (Reg. nr. 479),

waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 435). Het zegel van de schout is verloren gegaan.

654

1537 februari 16 (opten frydach nae Esto mihi)

Andries Kreinck en Mathys van Broickhuesen, schepenen van Zutphen oorkonden dat heer Henrick

van den Koer, kanunnik, aan Johan van Goich en zijn vrouw Elssken de rente van 2½ guldens heeft

verkocht, die beschreven staat in de brief waardoor deze is gestoken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 447). Met het zegel van Andries Kreinck in groene was; dat van de

tweede oorkonder is verloren gegaan.

b) Deze brief was samengebonden met die van 1503 november 10, 1506 november 10, 1535

september 9 en 1565 februari 26 (Reg. nrs. 501, 515, 650 en 773).

656

1538 oktober 16 ( geschiet bynnen Zutphen op sente Gallen dach)

Afschrift van een verkoopakte van het goed Wentinck, gelegen in het kerspel Lochem in de

buurtschap Dochteren, door Henrick Wentinck en zijn vrouw Engele aan deken en kapittel van Sente

Walburgen kercke bynnen Zutphen voor de somma van 700 gouden guldens ad 38 stuivers brabants,

zijnde tiendvrij, tijnsvrij en vrij van horigheid. Van de oorspronkelijk akte zijn twee exemplaren door

een notaris vervaardigd, waarvan de een voor het echtpaar Wentinck bestemd was en de ander voor

deken en kapittel.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 114 van 148

a) Afschrift (Inv. nr. 2).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Zie ook Reg. nr. 661.

657

1538

Extract uit het verslag van de Landdag (de verzamelde afgevaardigden van de vier kwartieren van

Gelre), die te Nijmegen in 1538 werd gehouden. De Landdag behandelde de klacht van Joist van

Swieten over de aflossing en afkoop van de tienden te Hien en Heteren waaraan het kapittel en de

inmiddels overleden graaf van Doerninck niet mee wilden werken.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 96).

In dorso: vanden Xen

to Heteren inden dachfart to Nymegen suppliciert anno ’38.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

658

1539 april 9 (op wondesdach na den hilligen Paisschedach)

Adolph van Keppell, schout binnen en buiten Lochem, oorkondt dat Johan van Keppell tot Ampzen en

zijn vrouw Elisabeth aan deken, kapittel en vicarissen van St. Walburgiskerk in Zutphen ten behoeve

van het officie, gesticht dor wijlen heer Johan then Kalfzeler, een jaarrente hebben verkocht van 7½

goudguldens, gaande uit hun goed "Huntelers guet", gelegen in het ambt en kerspel Lochem,

buurschap en mark Ampzen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 513). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 55r/v.

659

1539 april 14 (op donredach post octava mensis pasche)

Verslag van de kanunnik van het kapittel Petrus van Zuchtelen in de functie van ambtman/rentmeester

(de kanunniken moesten eenmaal per drie jaren de functie van rentmeester/ambtman bedienen) over

de verpachting van de tienden met de brandende kaars te Ellecom. Met aantekeningen wie de

verschillende tienden hebben aangenomen.

a) Eigentijdse klad (Inv. nr. 96). Het geschrift bevat veel doorhalingen en bijschrijvingen.

In dorso: gerichtlicken pachtgelde der thienden om Ellinckhem.

660

1539 april 17 (op donredach post dominicam Quasimodo)

Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem oorkonden dat hun gerichtelijk signaat d.d. 1538

november 17 inhoudt dat Sweder Wentinck e.a. verklaard hebben van Henrick Wentinck en diens

vrouw Engelle het versterf van het goed Wentinck en van wijlen Jacob Wentinck te hebben

ontvangen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 514). Met sporen van het opgedrukt secreetzegel van de

stad in groene was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

661

1539 april 30 (op sancte Philippus ende Jacobus alias Meyavent genant)

Aernt Strubbe verklaart dat Henryck Wenttynck hem het goed Wenttynck, gelegen in het kerspel

Lochem, buurschap Tochterten, opdraagt en dat hij er vervolgens deken en kapittel van St. Walburgis

te Zutphen mee beleent.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 515). Met fragment van het zegel van de oorkonder in groene was.

b) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), voor f. 1.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 39v. - 40r.

d) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

662

1540 juli 17

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 115 van 148

Wilhelmus, hertog van Julia, Gelria, Clivia en Berg, markgraaf van Zutphania etc., verzoekt deken en

kapittel van de kerk in Zutphania Petrus van Steynbergen in het bezit te stellen van de kanonieke

prebende, vacerend door de dood van Altetus Schelwart.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 517). Met het geheimzegel van de hertog in rode was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 97r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

664

1540 september 22 (op dach Mauricii et sociorum eius)..

Heer Iskan upter Duende [pastoor in Zellem], Henryek 't Waille en Gerrit Weterdinck(?) als

dedingslieden vanwege Bernt Wolterdinck enerzijds en heer Henrex [ther Hoffsted, priester], Johan

Dynmandael en Johan Wentynck vanwege Aelbert, Lambert, Gertrucht en Aelydt Wolterdinck

anderzijds oorkonden, dat zij een magescheid gemaakt hebben betreffende het door de ouders

Wolterdinck nagelaten goed.

a) Oorspronkelijk ( Inv. 618) met fragment van het zegel van de 1e oorkonder, de geschonden

zegels van Freryck Efftynor en Rense Sestynct, Johan Wentunck, Johan Ruesinck en Henrick

Henrick Jaelkynck en Henrick Ubbekynck in groene was. Dit stuk is zwaar beschadigd.

665

Ca. 1540

Aantekeningen over de verkoop van het goed Wentinck gelegen in het kerspel Lochem in de

buurschap van Dochteren door Henrick Wentinck en zijn vrouw Engell aan deken en kapittel van St.

Walburgis te Zutphen voor de somma van 700 gouden guldens, de gulden gerekend voor 28 stuivers,

en andere verkoopaantekeningen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 623).

668

1541 januari 9 (vrydach post epiphanie)

Deken en kapittel van den collegiaten kercke des heyligen Gheystz bynnen Ruremunde schrijven aan

heer Petrus van Suchtelen, deken en kapittel der collegiate kercken van sente Walburgen bynnen der

stat Zutphen over de onlangs op de Landdag te Arnhem aangenomen pontschatting. De stad

Roermond had nieuwe schatcedulen gemaakt en de kanunniken van het Roermondse kapittel gezet

op vier oude schilden of zes goudguldens. De vraag van het Roermondse kapittel was op hoeveel de

kanunniken in Zutphen waren gezet. Alles zou discreet behandeld worden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). De ondertekening is beschadigd. Het zegel in groene was van

het kapittel is verloren gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst plus

tekening van het zegel, dat er ten tijde van de archivaris Meinsma nog aan moet hebben

gezeten.

669

1541(op avont sancte …ast)

Afschrift van een brief, geschreven door Petrus van Suchtelen, deken van het kapittel van St.

Walburgis, aan deken en kapittel van de collegiaten kercken des heiligen geystes bynnen

Rueremunde. De deken vraagt aan het kapittel van Roermond hoe de verdeling van de schatting (een

belastingheffing), die op de Landdag te Arnhem was goedgekeurd, over de vier kwartieren van Gelre

was verdeeld.

a) Origineel afschrift (Inv. nr. 2).

670

1542 februari 16 (up donresdach nae sanct Valentiensdach)

Berndt van Vorden, richter der heerlijkheid Borckelloe vanwege Joest, graaf van Bronckhorst en heer

van Borckelloe, oorkondt dat Arnt van Trier de Jonge. en zijn vrouw Maria aan deken, kapittel en

vicarissen van St. Walburgis in Zutphen ten behoeve van de mis voor heer Johan Yseren een

jaarrente hebben verkocht van vijf goudguldens, gaande uit hun kamp land geheten "die Enteler

weert", gelegen in de heerlijkheid Borckelloe, kerspel Geistren, buurschap tho Huer.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 116 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 521). Met fragmenten van de zegels van de oorkonder, van Thies

Goicker en Peter Boinck in groene was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 112r/v.

672

1542

Kopie van de supplicatie die deken en kapittel van St. Walburgis zond aan de raad van de stad

Zutphen waarin het kapittel opheldering vroeg over de gang van zaken betreffende de behuizing van

hun kapelaan en koster. De kerkmeesters van de St. Walburgiskerk hadden het huis van kapelaan en

koster afgebroken, terwijl het kapittel meende vanouds de eigenaar van het huis te zijn.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 51).

673

Ca. 1542

Minuut van een brief gericht aan burgemeesters en raad van de stad Zutphen aangaande de

voorgaande supplicatie over de behuizing van de kapelaan.

a) Eigentijdse minuut. (Inv. nr. 2).

674

1543 12 februari (geschreven te Ghendt den XIJen

februario)

Marie, byder gracie godts coninginne douaigiere van Hongarien van Bohemen ende regente, aan

deken en kapittel vander collegiaten kercke binnen der stadt Zuytphen. Keizer Karel V had Henryck

Verheyden, zoon van Nicolais Verheyden secretaris van de stad Deventer, begiftigd met het

kanunnikaat en de prebende, die door het overlijden van Johan Yseren was vrijgekomen. Bevel van

de koningin douarière om Henrick Verheyden in het rustig bezit van prebende en kanunnikaat te laten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met het secreet zegel van de koningin in rode was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

675

1543 februari 22 (op St. Peters dagh ad cathedram)

Wolter die Rode van Heckeren, schout binnen en buiten Lochum, oorkondt dat Arndt ten Broeckhues

bekent het convent van St. Agnes te Lochum 300 goudguldens schuldig te zijn, waarvoor hij onder

meer tot onderpand stelt Warnsinck, Ipersswertt en een vierde deel van het halve goed Smedinck,

waaruit het kapittel jaarlijks 4½ schepel rogge heeft.

a) Gewaarmerkt afschrift (Inv. nr. 52).

676

1543 mei 26 (opten saterdach nae Sacramenti)

Andries Schimmelpenninck en Mathysz. van Broickhuesen, schepenen van Zutphen, oorkonden dat

heer Henrick ther Hoeve, kanunnik, en zijn zuster Armgart elkander aan hun beider goed tuchten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 524). Met een fragment van de tweede oorkonder in groene was

677

1544 april 24 (geschreven te Brussele den XXIIIJ dach Aprilis)

Kopie van een brief van de stadhouder van Gelderlandt Philips van Lalaing, grave van Hoichstrate

aan deken en kapittel van St. Walburgis. De stadhouder heeft op verzoek van de gedeputeerden van

de stad Zutphen toegezegd, dat de zoon van meester Alphart Till, raad van Zutphen, de tweede

opengevallen plaats voor een kanunnikenplaats zal worden toegekend. De eerstvolgende plaats was

reeds gereserveerd voor Henrick Kuenretorff.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

678

1544 mei 16 (opten frydach post Cantate)

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 117 van 148

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat heer Johan Besselinck aan deken, kapittel en

vicarissen in de Grote Kerk een jaarrente heeft verkocht van vijf goudguldens, gaande uit zijn huis in

de Torffstraat.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 525). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was.

In dorso met latere hand: Dit is vermoedelick 't huis van Pouell Spitholt.

679

1544 mei 30 (tho Arnhem penultima maij)

Philips van Lalaing, grave tho Hoichstraten, her tho Schorisse etc. rooms keyserlicke maiestait

stadtholder generael der furtstendomb Gelre ind graeffschap Zutphen aan deken en gemeyn cappittel

der collegiater kercken binnen Zutphen. De koningin-regentesse (Maria van Hongarije) had aan de

stadhouder van Gelderland geschreven dat één van de zonen van Alphart Thil genomineerd stond

voor een prebendeplaats, mocht er een vrijkomen, zoals beschreven in de bijgevoegde kopie.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101), zie Reg. nr. 569 d.d. 24 aprii 1543.

In dorso: Alphart van Till.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

680

1544 september 13

Georgius de Egmont, bisschop van Traiectum, verzoekt deken en kapittel van St. Walburgis in

Zutphania Andreas Iseren in het bezit te stellen van de kanonieke prebende in die kerk, door hem

verkregen door ruil met Johannes Kyspenninck, die rector wordt van de vicarie van St. Georgius en

Blasius in de St. Nicolaaskerk in Traiectum.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 526). Met fragment van het zegel ad causas en het contrazegel van de

oorkonder in rode was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 97v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

683

1545 juni 21 (opten XXJen

dach junii)

Minuut brief van deken en kapittel van Sente Walburgen aan Ghysbert van Wisch, rentmeester van de

abt van Prüm, over de achterstallige betaling van een tiende uit de waard bij Arnhem, die de abdij nog

schuldig was. Het kapittel dreigde nu met panding.

a) Oorspronkelijk minuut op papier (Inv. nr. 2).

684

1545 october 29 (des daigs nae sunte Symonis ende Juden dach apostelen)

Joachim van Keppel van de Wolbeck en zijn vrouw juffer Engele verklaren aan deken en kapittel van

de kerk van Zutphen jaarlijks schuldig te zijn een erfstedigheid van zes schepel winterrogge,

Lochemer maat, uit twee stukken land, een in de mark van Laerne en het andere in de Blyck , allen

gelegen in het kerspel van Lochem.

a) Afschrift in Register omnium bonorum (Inv. nr.619), f. 40r.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 55v - 56r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

d) Afschrift op papier (Inv. nr. 2). Op de keerzijde afschrift van het kapittel. Zie Reg.nr.

685

685

1545 oktober 29 (dess daigz nae sente Symonis ende Juden dach apostelen (datum die is

doorgestreept: op sente Jacobs avont apostels)

Deken en kapittel oorkonden dat zij aan Joachim van Keppel en zijn vrouw twee stukken land in

tiendpacht hebben uitgegeven, gelegen in de mark te Laerne en in de Blyck, gelegen in het kerspel

Lochem. De jaarlijkse tiende bestond uit zes schepel goede winterrogge, te leveren op Sint Maarten.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2). Op een blad met Reg. nr. 684.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 118 van 148

686

1545 november 23 (die Sancti Clementis)

Memorie van Petrus van Suchtelen, dat de zegels en de brieven van de vicariëen van sente Nyclaes

ind Zanderic in de parochiekerk in Lochem zijn gedeponeerd in handen van het kapittel van Zutphen,

omdat deze in het verleden aan het kapittel behoorden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 102).

687

1545 december 17 (opten XVIJ dach decembris)

Aantekeningen van de stad Zutphen en deken en kapittel aangaande de financiering van het loon van

de rector, preceptoren en lectoren van de school te Zutphen, de behuizing van de kapelaan en koster

van de kerk. De oorspronkelijk bewoning is door de kerkmeesters van de kerk afgebroken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 23).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 110.

688

1546 april 8 (opten VIIJen

dach aprilis)

De deken Petrus van Suchtelen schrijft in deze ‘cedelen’, dat deken en kapittel het salaris van

meester Johannes Straten, ‘doctor inden rechten, rait der roemsch keyserlicke maiesteit’, hebben

goedgekeurd tot een bedrag van 12 gouden guldens voor zijn werkzaamheden aan de ‘groeter

schoelen’ te Zutphen en dat hem een behuizing is toegezegd.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 23). Op een blad met Reg. nr. 689.

b) OAZ, Inv. nr. 276, Reg. nr. Doornink 4254.

c) Collectie Meinsma (Inv. nr. 110).

689

1546 april 9 (actum 9 aprilis)

Joannes Stratius bevestigt, dat hij de cedule van de deken heeft gelezen, die de burgemeesters

Holthuysen en Thomas Bers hem hebben voorgehouden en gaat accoord met de behuizing.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 23). Op een blad met Reg. nr. 688.

b) Met de handtekening van Joannes Stratius.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 110.

690

1546 april 8 (opten VIIJen

dach aprilis)

Dezelfde tekst over de aanstelling van de nieuwe schoolmeester als in regestnr. 688. Op een blad met

een zevental punten aangaande betalingen van en aan het kapittel: zoals de lening van 800 daalders

aan de hertog van Kleef, [Willem van Gulik, hertog van Kleef, Gulik en Gelre]; de tienden uit

Helbergen en de Ossenweerd en de lening die de stad nog schuldig was aan het kapittel.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 23).

b) Een tweede notarieel afschrift met dezelfde tekst van notaris Mathias Sengher.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 110.

691

1546 juni 2 (opten gonszdach nae Vocem jocunditatis)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Anna, weduwe van Harman Baynck, aan de

kanunniken en vicarissen van Zutphen ten behoeve van een jaarlijkse mis voor heer Johan van Mens

een jaarrente heeft verkocht van vijf Joachimdaalders, gaande uit haar huis in de Barleheze.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 529). Met fragment van het zegel en contrazegel van de stad in groene

was.

692

1546 juni 2 (opten gondzdach nae vocem jocunditatus)

Otth Keyen en Gerit Raesynck, schepenen van Zutphen, oorkonden dat Anna, weduwe van Harman

Baynck, tot onderpand voor de jaarrente van vijf Joachimdaalders, door haar aan deken en vicarissen

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 119 van 148

van Zutphen verkocht ten behoeve van de erfmis voor heer Johan van Mensz en gevestigd op haar

huis in de Barleheze en andere goederen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 530). Met het zegel van Otth Keyen en het geschonden zegel van Gert

Raesinck in groene was.

693

1546 juli 12 (den XIJ july)

Gysbert van Wisch, ambtman [van de heren van Prüm], aan deken en kapitel van Sant Walbergen

binnen Zutven. De ambtman wilde schriftelijk van het kapittel weten of de stad Arnhem hen tevreden

had gesteld ten aanzien van de tienden uit de waard bij Arnhem en wanneer en hoe die ‘gevryt wurt’.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met het secreet zegel van Gysbert van Wisch in groene was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

694

1547 maart 11 (opten fridach nae dem sondaige Reminiscere)

Burgemeesters, schepenen en raad geven ten verzoeke van deken en kapittel der St. Walburgiskerk

vidimus van de hier geïnsereerde brief d.d. 1432 juli 24 (Reg. nr. 276).

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 531). Het stadszegel ad causas is verloren gegaan.

b) Kentenissen fol. 221r-22v.

695

1547 juni 28 (am avende Petri et Pauli apostolorum)

Thomas Werdt, stadhouder en richter van Goessen van Raesfeldt, schout binnen en buiten Zutphen,

laat deken, proost en convent van St. Salvatormunster in Proemen [Prüm] weten dat deken en kapittel

van St. Walburgis te Zutphen hebben laten panden aan het gerede goed en vee op het stuk land de

"Brunckhorster mathe" in het kerspel Wichmund.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 532). Met sporen van het opgedrukt zegel van de oorkonder

in groene was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

696

1547 juli 30 (ylent opden darthichten dach des maentz july)

Gysbert van Wisch, ambtman [van de heren van Prüm], aan deken en kapittel van Sant Walbergen

binnen Zutven. De magistraat van de stad Arnhem zou voor een dag naar Zutphen komen, doch had

om uitstel verzocht. De ambtman van de heren van Prüm stelde voor om hieraan te voldoen, omdat hij

wist dat de heren van de stad op dit moment niet “byhant sinnen, dan hyr ind daer op oer goeden”

waren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

697

1547 februari 4 (upten fridaeges post purificationis beate Marie virginis)

Akte waarbij Bernt Becker als gevolmachtigde van het kapittel uit de behuizing van de proost elf

goudguldens heeft geïnd als achterstallige betaling. De proost Herman, vrijheer van Rennenberg, is

hiervan op de hoogte gesteld. De akte is ondertekend door de stadssecretaris Marsilius Blanckebiell.

a) Minuut (Inv. nr. 91).

698

1548 februari 7 (actum VIJ february)

Afschrift van de supplicatie gezonden aan kanselier en raden van Gelre die deken en kapittel van St.

Walburgis in zake de geschillen tussen hen en de overleden proost Zweder van Kervenhem over de

openstaande betaling van 324 Carolus guldens en 8 stuivers. Het origineel was bedoeld voor de

richter van Steenre en Hengelo, Derick van Zoelen, die als executeur-testamentair hierop werd

aangesproken.

a) Minuut op papier (Inv. nr. 100).

In dorso: den VIJ february anno ’48 supplicacie aen die rede.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 120 van 148

699

1548 februari 11 (den XJden

der maent ffebruary )

Brief van Derick van Suylen, richter Steenre en Hengelo, aan deken en kapittel in zake de supplicatie

van kanselier en raden van Gelre die van Suylen had ontvangen over de schulden van de overleden

proost Sweder van Karvenhem. Van Suylen was zaakgelastigde van de proost. Met drie bijlagen: 1.

kosten gemaakt door het kapittel in de zaak tegen Derick van Zuelen 1548-1551. 2. kosten gemaakt

door het kapittel te Arnhem en te Steenre. 3. kopie van de supplicatie aan Derick van Zoelen van

kanselier en raden van Gelderland, den XJ february anno 48 vertoent ende gesant.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100). Met sporen van een opgedrukt zegel in groene was.

In dorso: Den weerdigen aindechtegenn ernntfesten erberen vrommen wyzen ind vursichtigen

deeken ind capittell der Collegiaten kercken bynnen Zutphen mynen gunstigen gebedende

hernn ind frund denstlichgen.

700

1548 februari 16 (opten XVJ dach february)

Kopie van een brief van deken en kapittel der collegiate kerk binnen Zutphen aan Derick van Zoelen,

richter to Steenre ende Hengel, waarin het kapittel de richter aanmaant te betalen op basis van de

uitspraak van kanselier en raden van Gelre.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100).

In dorso: den XVJ february anno ’48 dat capittel aen Zoelen.

701

1548 februari 23 (opten donredach nae sent Petersdach ad cathedram)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat in het stadsportokol d.d. 1525 dominica

Quasimodo [april 23] vermeld is, hoe aan Andries Schimmelpenninck en Jacob Huerninck, schepenen

van Zutphen, door Johan van Vorthuysen hun medeschepen, de hier geïnsereerde brief d.d. 1477

januari 14 (reg. 391) is getoond.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 533). Met het geheimzegel van de stad in groene was.

In dorso: Ad capitulum. De presentia Vernannen de predio Wilhelmi ten Knoeff stedicheit uyt

het goed IIberdinck.

702

1548 mei 25

De officiaal van de proost en aartsdiaken van de St. Lebuinuskerk in Daventria gelast allen die het

aangaat om zeker vonnis, ten onrechte door het wereldlijk gericht tegen deken en kapittel van

Zutphania gewezen inzake de novale tienden in Lochem, buurschap Swype, niet ten uitvoer te

brengen, en om aan Wolterus die Roede de Hekeren, schout te Lochem, en zijn plaatsvervanger

Johannes Eelfferinck en andere wereldlijke richters te Lochem aan te zeggen, dat zij de door hem

uitgevaardigde dagvaardigingen tegen deken en kapittel moeten annuleren.

a) Gelijktijding afschrift (Inv. nr. 534). Het stuk wordt gevolgd door een verklaring d.d. 1548 mei

29 van notaris Mathias Setter betreffende de uitvoering van het mandaat tegen de persoon

van Johannes Elfferinck.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

703

1548 mei 26 (in oppido nostro Arnhemensi)

Carolus, Romanum imperator enz., verzoekt deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphania om

Henricus a Till, zoon van Alphardus, in het bezit te stellen van de kanonieke prebende, vacerend door

de dood van Riquinus de Voirst.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 535).

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 98r.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

d) Huberts II no. 1217 p. 33.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 121 van 148

704

1548 juni 18

De officiaal van de proost en aartsdiaken van de kerk van St. Lebuinus in Deventer maakt aan de

priesters in Lochem en voorts allen die het aangaat bekend, dat hij Johannes Elfferinck, stadhouder

van de schout van Lochem, excommuniceert, aangezien deze ondanks uitdrukkelijk verbod een

rechtszaak betreffende tienden, waarin deken en kapittel van St. Walburgis in Zutphania betrokken

waren, voor het schoutengericht heeft gedaagd, en dit niet zoals dat behoorde aan het geestelijk

gericht heeft overgelaten.

a) Drie gelijktijdig, gelijkluidende, gewaarmerkte afschriften van respectievelijk notaris Mathias

Zetther en notaris Wilhelmus Leppinck (Inv. nr. 56).

705

1548 augustus 28 (opten XXVIIJ augusti)

Kladbrief van deken en kapittel van St. Walburgis aan kanselier en raden van de keizer te Arnhem in

zake de betaling van de 324 Carolus guldens en 8 stuivers, die Derick van Soelen als “borchtocht” in

twee termijnen mocht betalen, en waarvan tot nu toe niets was verschenen. Het kapittel drong aan op

tussenkomst van kanselier en raden.

a) Oorspronkelijk minuut op papier (Inv. nr. 100).

706

1548 augustus 30 (den XXXten

augusti)

Kopie van een brief aan Derick van Soelen, richter tot Steenre, van kanselier en raden van

Gelderlandt, waarin het kapittel zich beklaagt nog steeds geen betaling van de richter te hebben

ontvangen. Indien Van Soelen niet tijdig betaalde, volgde in beslagneming van zijn goederen.

In dorso: den XXXX augusti anno ’48 pro die rede (raad) aen Zoelen.

a) Gelijktijdig afschrift op papier (Inv. nr. 100).

707

1548 september 23 (opten XXIIJten

dach septembry)

Afschrift van een brief, bestemd voor kanselier en raden keyserlicke maiesteyt tArnhem in zake de

tienden te Lochem en de zaak tegen de richter van Steenre Derick van Zoelen. Verzoek om de

landdrost van Zutphen te mogen inschakelen in beide zaken.

a) Gelijktijdig afschrift op papier (Inv. nr. 100).

In dorso: den XXIIJ septembry anno ’48 capitel ain die rede.

708

1548 october 6 (opten saterdach nae Remigii episcopi)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat in het stedelijk gerichtsboek op voornoemde datum

een verklaring voorkomt, afgelegd op verzoek van Gerit Tengnegell namens het kapittel door Derick

Knynnenbusch, betreffende de verhandelingen tussen het kapittel en Dericks landheer, voorgevallen

in de jaren 1542-1546 met betrekking tot de tienden van een stuk land genaamd "dat Gryt" aan de

Issell.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 55). Met het opgedrukt secreetzegel van de stad in groene

was onder een papieren ruit.

In dorso: … van den thienden opt Griet tot Cortenoever in Veluwenzoem.

709

1548 december 15 (den XVten

dach decembri)

Kopie van een brief van kanselier en raden [van Gelderland] aan Derick van Soelen, richter tot

Steenre. De richter werd gemaand zo snel mogelijk te betalen. Bij niet tijdige betaling wordt de richter

verzocht op 10 januari 1549 in Arnhem te verschijnen voor het Hof in tegenwoordigheid van

afgevaardigden van het kapittel om de reden van zijn weigering toe te lichten. Indien Van Soelen of

een afgevaardigde namens hem niet verschijnt, volgt onmiddelijke inbeslagneming van zijn goederen.

a) Gelijktijdig afschrift op papier (Inv. nr. 100).

In dorso: den XV dach decembry anno ’48 die rede(raad) ain Zoelen.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 122 van 148

710

1549 januari 8 (den VIIJten

januarii)

Brief van de raden van de keizer in Gelderland te Arnhem aan deken en kapittel van Zutphen waarin

zij de dag voor de zaak tegen Derick van Zoelen a.s 15 januari wensen uit te stellen in verband met de

afwezigheid van kanselier en raden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100). Met een secreet zegel van het Hof in rode was.

In dorso: den weerdigen erbaeren deken ende capittel van Zutphen onsen besunderen

gueden vrunden. Den VIIJ in januario anno ’49 die rede aen Zoelen.

711

1549 februari 8 (die octava mensis februarii)

Notitie van deken en kapittel van de kerk van Zutphen aangaande meester Johannes Visbeek, dekaan

van Oldenzaal, die hen zal vertegenwoordigen op de bijeenkomst (synode) van bisschop Georgium de

Egmonde in februari te Utrecht.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2). Opschrift: procuratorium.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

712

1549 februari 21 (Aldus geschiet tot Arnhem den eenentwintichsten dach februarii)

Kanselier en raden van Gelre verklaren, dat door hun bemiddeling een accoord is gemaakt tussen

deken en kapittel te Zutphen enerzijds en Peter Boinck, Andries Schroer en Engelbert int Kornegoir ter

andere zijde, waarbij laatstgenoemden jaarlijks rogge zullen opbrengen in plaats van de tienden van

hun nieuw aangeslagen land in Zwipe; het proces hierover was op verzoek van deken en kapittel

overgebracht, nadat Gerrit Nyerlaar in het schoutengericht van Lochem een voor hen afwijzend vonnis

had gewezen, terwijl deze tegelijkertijd "inhabill" wordt verklaard om in enig gericht te zitten of oordeel

te wijzen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 538). Met opgedrukt keizerlijk geheimzegel onder een papieren ruit.

In dorso: Sententie Petri Boyncks contra privilegia ecclesie Zutphaniensis en per medium

provisionis de nullitate est declarata.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 56r/v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

713

1549 april 1 (opten eersten dach aprilis)

Afschrift van een brief van deken en kapittel aan kanselier en raden van de keizer te Arnhem waarin

het kapittel opnieuw aandringt de richter tot betaling van de schulden van Zweder van Kervenhem te

dwingen.

a) Gelijktijdig afschrift op papier (Inv. nr. 100).

In dorso: den eersten dach aprilis anno ’49 capittel aen die Rede. Met een andere hand:

werdigen erbaeren und fromen heren deken [ind] capittel der collegiate kercke binnen Zutphen

gunstigen heren und frunden. Het afschrift lijkt te zijn geschreven op een stuk papier dat

afkomstig was van een eerdere brief van kanselier en raden van Gelderkant. Het opgedrukte

zegel van het Hof is verloren gegaan. Het papier vertoont nog sporen van de rode was.

714

1549 april 4 (tott Arnhem den IIIJten

dach aprilis)

Brief van kanselier en raden des keyzers in Gelderlandt aan deken en kapittel der collegiater kercken

van Sancte Walburgen binnen Zutphen. Alvorens kanselier en raden tot “condemptie” van Derick van

Zoelen van wege de nalatenschap van Zweder van Kervenhem konden overgaan, kreeg Van Zoelen

een ongeluk. Binnenkort zou het pasen zijn en dan plachten kanselier en raden “vacantien” te houden,

zodat de zaak na zondag misericordia moest worden uitgesteld.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100). Met het zwaar beschadigde zegel van de kanselier in rode was.

In dorso: den IIIJden

aprilis anno ’49 die Rede aent capitel.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 123 van 148

715

1549 augustus 19 (den XIX augusto)

Supplicatie van het kapittel aan kanselier en raden van de keizer in Gelderland waarin het kapittel zich

beklaagd al drie jaren lang Derick van Zoelen, richter te Steenre, te hebben aangemaand over de

trage afwikkeling van de schulden van wijlen de proost van Zutphen, Zweder van Kervenhem. De

geplande dag voor een bijeenkomst op 19 juli j.l. werd afgesteld, omdat Van Zoelen blijkbaar zich tot

de hoge Raad van de keizer te Utrecht had gewend.

a) Origineel niet bij de stukken over de nalatenschap van Van Kervenhem in Inv. nr. 100, wel

afschift in Inv. nr. 2.

In dorso: den XIX augusto anno ’49 supplicacie des capittels aen die Rede.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

716

1549 mei 13 (gescreven tot Arnhem den XIIJ may)

Kopie van de brief van kanselier en raden aan Derick van Zoelen. Op “hefftich” verzoek van het

kapittel van Zutphen ontbieden kanselier en raden Dierick van Zoelen om op 9 juli a.s. in Arnhem te

komen om nu eindelijke de nalatenschap van de proost Zweder van Kervenhem af te handelen.

a) Gelijktijdig afschrift op papier (Inv. nr. 100).

In dorso: den XIIJ may anno ’49 die Rede aen Zoelen.

717

1549 september 4 ( den IIIJen

septembris)

Kopie van de brief van kanselier en raden aan Derick van Zoelen. Deken en kapittel van de collegiate

kerk te Zutphen lieten weten, dat zij gaarne op de hoogte gesteld wilden worden, over hetgeen in de

hoge Raad van de keizer te Utrecht is besproken over de zaak Derick van Zoelen.

Met een postscriptum van 12 september waarin deken en kapittel door Johannes Besselinck

mondeling zijn ingelicht over het verhandelde te Utrecht.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr.100).

In dorso: den IIIJden

septembris anno ’49 die Rede aen Zoelen.

718

1550 juli 12

Deken en kapittel van Zutphen maken de tienden van een stukje land, gelegen bij de Stoelkamp "aan

die Bosshorne" (?) in het kerspel Lochem, toebehorend aan Henrick Stoelkamp en zijn vrouw, vrij

tegen een schepel rogge per jaar.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 539). Met fragment van het secreetzegel van het kapittel in groene

was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 56v.

719

1550 juli 12

Deken en kapittel van de kerk in Zutphen geven hun recht op de tienden van een stukje land,

toebehorend aan de erven van Henrick die Cock, nl. Gerrit then Koirngoer en zijn vrouw Inghe, en

gelegen in het kerspel Lochem, op tegen een jaarlijkse opbrengst van een schepel rogge.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 540). Met het geheimzegel van het kapittel in groene was.

b) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141), ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv. nr. 30), f. 56v.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

720

1550 september 10

Vicedeken en kapittel van St. Walburgiskerk in Zutphen verklaren dat heer Peter van Suchtelen, hun

deken en medekanunnik, acht Rijnse guldens jaarlijks heeft geschonken als loon voor vier

"chorailzjongen", die dag en nacht in de kerk dienst zullen doen; deken en kapittel zullen dit betalen uit

hun goed Garwerdinck in Warnsfelt, boven het "loen off solarium" dat de jongens van het kapittel

plegen te ontvangen.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 124 van 148

a) Afschrift in Liber Camerae (Inv. nr. 3), f. 135r/v.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

721

1550 oktober 20 (den XXen

octobris)

Kopie van een brief van kanselier en raden des keizers in Gelderland aan Derick van Zoelen, richter te

Steenre. Vandaag 20 oktober werd de zaak van Derick van Zoelen aan het Hof te Arnhem behandeld.

De richter was niet verschenen. De afgevaardigde van het kapittel had de ganse middag op hem

gewacht. De gedaagde bleek achteraf ziek te zijn. Het kapittel wilde echter, dat de gemaakte kosten

door Van Zoelen werden betaald en bovendien die van de proceskosten.

a) Gelijktijdig afschrift (Inv. nr. 100).

In dorso: den XXen

dach octobris anno ’L die Rede aen Zoelen.

722

1550 oktober 29 ( tot Arnhem den XXIXen

octobris)

Op verzoek van het kapittel aan kanselier en raden van Gelre om Derick van Zoelen de schuld van

324 Karolus gulden en acht stuivers te laten betalen, afkomstig uit de nalatenschap van proost

Sweder van Kervenhem. Derick van Zoelen was als verwante van de proost borg voor de betaling

gebleven, doch bracht de zaak voor het hof van keizer te Utrecht. Het oorspronkelijke vonnis dateerde

reeds van 30 april 1547.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100).

In dorso: Dyet syn die brieve der ra[eden]. Met een andere hand: ben..? multum usum [est].

723

1550 oktober 29 (tot Arnhem XXIX octobris)

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 100). Gelijkluidend aan voorgaande brief met Reg. nr. 722.

724

1550 november 11 (op Martinii)

Supplicatie ven deken en kapittel van Zutphen aan burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen,

waarin het kapittel zich beklaagd nog 300 goudguldens te moeten ontvangen. In 1543 was zoals op

de kwartiersdag afgesproken, dat het kapittel 800 goudguldens betaalde voor de oorlog tussen de

keizer [KarelV] en hertog Willem van Gulik, hertog van Gelre, die naderhand gerestitueerd zouden

worden.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

725

Ca. 1550

Stuk betreffende de inkomsten van 12 stuivers brabants uit een tijnsgoed waarvan het kapittel van

Sint Marie te Utrecht meent, dat het kapittel van St. Walburgis te Zutphen die ten onrechte int. De

kwestie is aan keizer Karel V voorgelegd, die het kapittel heeft gemaand om haar tijnsboeken te laten

inspecteren. 1 stuk zonder datum.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 117).

726

1551 januari 28 (XXVIIJ january)

Brief van kanselier en raden van de keizer in Gelderlandt aan deken en kapittel van Sancte

Walburgen kercke binnen Zutphen waarin zij melden net de brief van het kapittel te hebben

ontvangen. Het Hof zond tegelijkertijd een oproep aan Derick van Zoelen om naar Arnhem te komen

en aldaar ten huize van Wolter van Dyem in gijzeling te worden genomen ten einde de achterstallige

betalingen af te dwingen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100). Het zegel van het Hof van Gelre is verloren gegaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 125 van 148

727

1551 februari 5 (den Ven

february)

Op 5 februari is voor kanselier en raden van de keizer in Gelderland verscheen Johan Horstinck in

naam van Derick van Zoelen met verzoek om veertien dagen uitstel te verlenen voor de betaling van

324 Carolus guldens en acht stuivers, afkomstig van wijlen Zweder van Kervenhem. Johan Horstinck

had geen schriftelijke volmacht bij zich toen hij werd gehoord. Hij zou deze zo spoedig mogelijk in de

“cantzelrie” te Arnhem laten bezorgen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100).

728

1551 april 8 (wonsdach den achsten aprilis)

De heren van het kapittel van St. Walburgis hebben tezamen met de raadsvrienden van Zutphen bij

gebrek aan een goede organist aangenomen meister Johan Moleth voor de tijd van acht jaren. De

organist diende op alle hoogtijdagen, feestdagen en de “gewoentlichen daigen ind getijden spoelen”.

Het loon van de organist werd op 34 daalders ad 38 stuivers per jaar begroot. De akte is ondertekend

door Andries van Steenre, senior kanunnik van de Sint Walburgis, Herman Berner, oudste

kerkmeester van de Sint Walburgis, en de organist Johannes Morlet.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 606)

b) Huberts II no. 1223 p. 34.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 145. Transcriptie van de

tekst.Volgens Meinsma werd in 1559 het contract van de organist voor acht jaren verlengd.

729

1551 mei 4 (opten IIIJden

mei)

Deken en kapittel schrijven aan Frederick Torck, heer te Synderen, dat onlangs hun medekanunnik

Henrick Schetter bij hem geweest was om de jaarlijkse pacht van gerst en haver te innen. De gerst

was niet voldaan. Het kapittel eistte nu betaling ervan “nae merckganck”.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2). Het stuk is door muizenvraat beschadigd.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

730

1551 mei 15 (XVen

may)

Antwoord van Derick van Zulen, richter tho Steenre, aan kanselier en raden waarin hij schreef naar

aanleiding van de onbillijke eis waarmee de heren van het kapittel te Zutphen hem confronteerden,

om de onkosten voor het voeren van het proces op hem te verhalen. Hij stond weliwaar borg voor de

schulden van wijlen de proost van Zutphen, maar niet voor de onkosten die het eventueel met zich

mee zou brengen.

a) Kopie van de oorspronkelijke brief. (Inv. nr. 100).

731

1551 mei 21 (actum tot Arnhem den XXJ may)

Het Hof te Arnhem had de onkostenrekening (reg.nr.730) van het kapittel gezien, maar wenst daar

nog geen uitspraak over te doen. “Copie gecollationeerd tegens des originaele appostille”.

a) Kopie notitie (Inv. nr. 100).

732

1551 oktober 9 (up Sunt Victoris aventh)

Walraven Pieck en Anna zijn huisvrouw bekennen aan deken en kapittel van de St. Walburgiskerk te

Zutphen jaarlijks een bedrag van 6 Karolus guldens schuldgd zijn, te betalen op St. Victorsdag (10

oktober), in ruil waarvoor zij worden vrijgesteld van de betaling van novale tienden, rustend op hun

goed Wolffzwerth, gelegen aan beide zijden van de Rijn, in het kerspel Wageningen en in het kerspel

Huesden; bovendien betalen zij nog een 25 Karolus guldens in eens.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 541)

In dorso: ex domo Walraven Pyck in Wageningen loci decimarum in Wolfsweert.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1225 p. 34.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 126 van 148

733

1551 december 14 (die deciam quarta decembrii)

Georgius van Egmondt, bisschop van Utrecht, aan deken en kapitel van Zutphen, dat de dekaan en

officiaal Joannes de Visbecke toestemming heeft om de priesters en pastoors in het bisdom Utrecht te

bezoeken om na te gaan of de regels van het concilie worden nageleefd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

734

1552 april 24 (die vigesima quarta mensis aprilis)

Georgius van Egmont, bisschop van Utrecht, draagt deken, vicedeken en kapittel van St. Walburgis

op om aan Petrus van der Vecht, vroeger rector van het Heilig Kruis vicarie te Hulst, in het bezit te

stellen van de prebende, verkregen door een ruil, aangegaan door Johannes Neijgen, alias Vierssen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 542). Het zegel ad causas van de bisschop is verloren gegaan

b) Huberts II no. 1226 p. 34.

735

1552 mei 22 (opten sondach Vocem Jocundidatis)

Akte van overeenkomst, gesloten tussen deken en kapittel der collegiater kercken te Zutphen aan de

ene zijde en de kerkmeesters derselver karcken aan de andere zijde, over de afbraak van het huis op

last van de kerkmeesters, waarin destijds de kapelaan en de koster van het kapittel waren gehuisvest.

Het kapittel meende, dat het de oudste rechten op de bebouwing had, omdat de behuizing voortijds

gebruikt was als opslagplaats en onderkomen voor de arbeiders voor de herbouw na de grote

torenbrand. De kapelaan en koster werden elders in de stad ondergebracht. De overeenkomst werd

met toestemming van burgemeesters, schepenen en raad van Zutphen gesloten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 543). Het zegel van het kapittel in groene was is verloren gegaan. Het

zegel ad causas van de stad in groene was is enigszins beschadigd.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1228 p. 35.

737

1552 mei 30 (opten manendach nae den sondaege exaudi)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Gisbert van Mekeren en zijn vrouw Anna een

jaarrente verkochte hebben van aan Belien van Ambstel van 8 ½ goudguldens, elke gulden tot dertig

stuivers gerekend, uit hun huis gelegen aan de “Kaernmarckt”, grenzend met de ene zijde aan het

huis van wijlen Henrick Kaelsack en met de andere zijde aan dat van Andries Aitsack achteruitkomend

op de Kaelenstrate. Tevens uit de schuur met het “haefken” gelegen aan de Kaelenstrate dat met de

ene zijde aan Herman Busschofsschuur grensde en aan de andere zijde aan Herman Barner’s huis en

met de achterzijde aan Andries Aitsack grensde.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 545). Het stadszegel in groene was is verloren gegaan.

738

1552 juli 29 (Arnhem den negentwintichsten dach julij)

Kaerll van Goides genaden Roomsch Keyser altyt vermeerder Srycx, coninck van Germanien, van

Castillien, van Leon, Grenade etc. ontbiedt “seniori und capittel onser collegiater kercken tho sent

Walburg binnen onse stadt Zutphen”, de prebende die is vrijgekomen door de dood van de deken

Petrus van Zuchtelen aan Jasper Kreynck, baccalauriaat baccalarium, te verlenen. Deze doctorale

prebende was eertijds (1469) door hertog Adolf ingesteld. De keizer had als rechtsopvolger van de

graven en hertogen Gelre het recht om de prebende te begeven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 546). Het zegel van de keizer is verloren gegaan. Op de plica staat

geschreven: byden keyzer ter relation van syner Maiestato generaell stadtholder cantzler ende

raeden Gelderlandt verordent.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1229 p. 35.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 127 van 148

739

1553 juli 17 (opten manendach nae divisionum apostolorum)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Henrick van Cranenborch Janszoon en zijn vrouw

Mechtelt aan deken, kapittel en vicarissen “in der groiter kercken van sent Walburgen binnen Zutphen”

ten behoeve van een memoriemis van “Meierincks presentie” hebben verkocht een rente van vijf

gouden guldens jaarlijks uit hun huis aan de Bredestraat, dat met de ene zijde aan dat van wijlen

Cornelis Heynckshuis grenst en uitgaande aan de Rodetorenstraat.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 547). Met het beschadigde uithangende zegel van de stad in

groene was.

In dorso: pro canociis et vicariis, en V florenis pro memorie Meyrincks.

740

1553 augustus 17 (17 die mensis augusti)

Akte waarbij de proost Herman Rennenburch aan deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen

voorstelt om aan Marsilius Blanckebiell, secretaris te Zuphan, de prebende genaamd de ”loterij” te

geven, die vacant was gekomen door de dood van magister Joannes Tenkinck.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 548). Met het zwaar geschonden zegel in rode was van de proost.

741

1553 oktober 31 (in oppido nostro Bruxellense die ultimo mensis octobris)

Carolus, Romanorum Imperator semper Augustus etc. verzoekt aan deken en kapittel van sancti

Walburgis oppidi de Zutphen, om Maximiliano de Helfestain, clerico (niet ingevuld het diocees waar hij

onder viel) de prebende, die door de dood van Everardus Kunretorf vacant was geraakt, te geven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 549). Zie ook Reg. nr. 743.

In dorso: vidimus coram Rycke Reyners januarii quinta, anno XVc LIII stilo brabanticiae.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1230 p. 35.

742

1553 november 3 (op fridach post Omnium Sanctorum)

De stadhouder van richter en scholt van Zutphen Goessen van Raesfelt, Reyndt Meyerinck oorkondt

dat Henrick Staerinck de oude, Gerrit Staerinck de jonge en Engele Staerinck, huisvrouw Henrick

Staerinck, aan deken en kapittel van St. Walburgis kekck binnen Zutphen hebben verkocht een tiende

uit een stuk land met een opbrengst van 1 malder zaad, gelegen “int Mollegen” in het kerspel

Warnsveld in de buurschap Werken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 550). Het zegel van de stadhouder-richter is verloren gegaan.

In dorso: Opdraecht van een moelder zaets reynde toe Wercken aen Staring.

743

1554 januari 5 (mensis januarii die quinta)

Burgemeesters en schepenen van de stad Leuven in het hertogdom Brabant onder het diocees van

Luik verzoeken uit naam van de keizer (brief van de keizer geincorporeerd in deze brief van ultimo

octobris reg.nr. 693) aan deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen om de vacante kanonieke

prebende van Everardus Kuinretorf aan Maximilianum de Helfestain, clerico Cameracensis (Kamerrijk)

toe te kennen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 549). Zie ook Reg. nr. 741.

b) Collectie Meinsma (Inv. nr.182) Transcriptie van de tekst.

744

1554 juni 8 (in oppido nostro Bruxellensis die octavo)

Keizer Karel verzoekt deken en kapittel van de collegiate kerk te Zutphen om de kanonieke prebende

aan Henricus Coen, rector van het St. Gregorius-altaar te Leuven, te verlenen. De prebende was

oorspronkelijk aan Maximilianus de Helfenstain begeven. De laatste wenste een ruil met Henricus

Coen aan te gaan.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 551).

b) Huberts II no.1236, p. 35.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 128 van 148

745

1554 augustus 2 opten donredach nae Vincula Petri)

Schepenen van Zutphen oorkonden, dat Belie, weduwe van Arnt van Amstell, Nieze en Griete van

Amstell met hun mombers Berndt van Amstell en Meus Hessell, verkopen aan deken en kapittel een

jaarrente van 7½ gouden guldens. De bijbehorende transfixbrief waarover in de akte sprake is, is niet

meer aanwezig.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 552).

b) Huberts II no. 1237 p. 35.

747

1554 november 8 (desen donredaiges voir sunt Martins dach)

Richter en schepenen van Lochem oorkonden dat Henrick Hoeyer en Jutte, zijn vrouw, aan deken en

kapittel van Sunt Walburgen kercke binnen Zutphen jaarlijks schuldig zijn een malder klare droge

winterrogge uit het land geheten “dat Koeslach” gelegen in de buurschap Netelhorst [schependom

Lochem]. Deze “obligatie ofte vestenisse” was in de plaats gekomen van een tiende uit de

Nyhenkamp gelegen in de buurschap Ampsen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 554). Het stadzegel van Lochem is verloren gegaan.

In dorso: van een malder rogge stedicheyt buyten dat Koeyschlag in den scholtampt Lochem

buyrschap Nettelhorst gelegen dat Henrick Hoeyer den capittel voorden thyent toe scheiden.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Afschrift in Collectie Kreynck (Archiefnummer 141) ‘Akten betreffende Geestelijke instellingen’

(Inv.nr. 30) f. 57.

749

1555 december 13 (op dach Lucie virginis et martiris)

Burgemeesters, schepen en raad van Lochem oorkonden, dat Henrick Heerdinck en zijn vrouw Aleith

een jaarrente van één malder rogge uit hun goed geheten “die Marcke” gelegen in de buurschap

Duchteren schuldig zijn aan deken en kapittel binnen Zutphen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 556). Het zegel van de stad Lochem is verloren gegaan.

In dorso: een malder roggen uyt die Marcke by Muitstege gelegen per Henrick Herdinck.

b) Huberts II no. 1240 p. 36.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

750

1556 maart 30 ( am dertichsten daege mensis martii)

Johan Schenck, gezworen stadhouder van Wolter de Roede van Heeckeren, scholt binnen en buiten

Lochem oorkondt dat Henrick Westerholt en zijn vrouw Woltera van Kervenhem aan deken en kapittel

van Sancte Walburgenkercke hun halve goed en erf geheten “Groten Smedinck”, gelegen in de

buurschap Swyppe in het ambt Lochem. De andere helft van het goed behoorde aan de dochter van

het echterpaar, wonende te Zutphen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 557). Het zegel van de stadhouder-scholt is verdwenen.

751

1556 april 17 (op vridach post dominicam quasimodo)

Richter en schepenen van Zutphen oorkonden dat Cracht van Scharpenstein en zijn vrouw Lubbe

verkocht hebben aan Ailbert Oirschatt, priester, hun huis gelegen met de ene kant “opten Aldewanth”

en met de andere zijde aan de “Hangen” en achter het huis van meester Gerrit Messemaeckers te

Zutphen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 558). Met het zwaar beschadigde zegel van de stad Zutphen in groene

was.

In dorso: Her Albert Areschott op den brieff van een huis opten Oldewanth.

752

1556 mei 20 (in onsen stad van Brussele den XXen

dach van meye)

Koning Philips van Castilien, van Leon, van Arragon, van Engelant, van Vranckryck, van Canarie, van

Napels etc. staat toe dat er een tweede kapelaan wordt aangesteld om de grote aanwas in de

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 129 van 148

parochie van St. Walburgis te kunnen bedienen in zake ziekenzorg, de biecht etc. Voor het onderhoud

van de tweede kapelaan vraagt de vorst aan de bisschop om de incorporatie van de twee vicariëen

namelijk die van Philippus, Jacobus, Innocentius en die van Gereon, Victor en Lambertus te

bwerkstelligen zodat beide kapelaans hieruit betaald kunnen worden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 559). Met het zwaar geschonden groot zegel en contrazegel van

koning Philips in rode was.

b) Huberts II no. 1242, p. 36.

753

1557 februari 5 ( opten vridach nae Blasiii)

Richter en schepenen van de stad Zutphen oorkonden, dat de kerkmeesters van de grote kerk

Herman Barner en meester Conrait Schlindewaeter het huis overdragen aan deken en kapittel van St.

Walburgis dat eertijds aan Peter Brandenborch heeft toebehoord, gelegen aan de Fischenmarckt, met

aan de ene zijde aan het huis van de inmiddels overleden jonker van Bronckhorst en met de andere

zijde aan dat van Henrick Vogelkens en met de achterzijde grenzend aan dat van wijlen Reiner

Broickens.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 560). Met het groot zegel en contrazegel van de stad in groene was.

754

1557 maart 29 (in onse stadt Arnhem den negenendetwintichsten dach martii)

Philippus, koning van Castilien, van Leon, van Aragon, van Vranckryck, van Navarre etc. geeft via zijn

stadhouder, kanselier en raden in Gelre en Zutphen te kennen, dat het verzoek van de kanunnik van

St. Walburgis meester Jasper Kreynck om zijn prebende, zijnde één van de drie doctorale prebenden

te willen ruilen met meester Henrick Golsteynder, baccalaureus in de rechten, voor zijn geestelijke

beneficie, is goedgekeurd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 561). Het grootzegel van de koning is verloren gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1244 p. 36.

755

1557 maart 30 (to Arnhem den lesten martii)

Kanselier en raden van Gelderland aan deken en kapittel der collegiater kercken van St. Walburgis

binnen Zutphen schrijven dat er door Gelre een zekere som geld is betaald voor “der onderhaldong

und betalongh der doctoren ende geistelicken personagien soe to dem consilio to Trenten”, welke

gelden zijn geïnd door de prelaat van Perck te Leuven en accoord bevonden. Desondancks wenst de

koning (Philips II), dat a.s zondag na quasi modo een afgevaardigde van het kapittel naar Brussel zal

worden gezonden om de rekening van de prelaat in de Rekenkamer met de rekenmeester Roelant

Longen aldaar te komen afhoren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 100). Met het secreet zegel van de koning in rode was

755a

1557 april 8 (actum den VIII ten

aprilis)

Reynolt en Zweder van Apeldoren en Henrick Mulert als gevolmachtigde van Johanna van Apeldoren

oorkonden dat Peter van Apeldoren, juris doctor, en meester Johan van Dorpe machtigen in hun zaak

tegen het kapittel. Kopie van een procuratie vervaardigd door de secrataris van het Hof van Gelre T.

Roos.

a) Afschrift (Inv. nr. 65).

756

1557 november 22 (manendach den twie und twintichsten marty)

Notariële akte van deken en kapittel van St. Walburgis, opgesteld door notaris Mathias Sengher, ten

behoeve van Joest Hoyer, pastoor van de [Sint Gudula] kerk te Lochem dat hij voor de tijdsduur van

zes jaren het beheer van de kerk naar behoren zal uitoefenen tezamen met een daartoe aangestelde

kapelaan. Dat hij geen plaatsvervanger zonder toestemming van het kapittel zal aanstellen. De

pastoor mag de renten, die tot de kerk behoren gebruiken, behalve de halve molder rogge uit het goed

Anekinck en de kanonieke portie uit het Zusterconvent te Lochem.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 130 van 148

In dorso: Schedula arrenda ecclesie Lochemiensis pro domino Judoco Hoeyer anno 1557.

b) Huberts II no. 1243 p. 36.

757

1557 december 14 (opten viertinsten dach decembris

Herman van Boickholt, landdrost van Zutphen en scholt binnen en buiten Lochem, oorkondt dat op 17

april 1554 de gevolgmachtigde van deken en kapittel Herman Tengnagel en vervolgens Johan van

Rede, het goed Reimerdinck, gelegen in de buurschap Langen in het ambt Lochem met recht hebben

gepand afkomstig van Christina van Raesfelth, weduwe van Derick van Keppel. Daarna is ook het

“huysken Lambertinck” gepand. De weduwe heeft om pandkering verzocht. Deken en kapittel zijn door

het gerecht in het bezit gesteld van beide goederen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 562). Met het zegel van de landdrost in groene was.

In dorso: die verwins brieff van Reymerdinck unnd Lampertinck.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

758

1557?

Verzoek van Henricus Conradus Becker, kanunnik van de Sint Walburgkerk te Zutphen aan de

stadhouder- en kapitein-generaal voor koning Philips II in Gelre en Zutphen Claudio [=Gilles]

Barlaimont, vrijheer in Hautepaine, Perwijs en Hyrgis, om de vrijgekomen kanunnikenplaats met

prebende aan Johannes Hoyer, pastoor te Lochem te gunnen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Minuut zonder vermelding van jaar en plaats.

759

1558 november 29 (mensis novembris die penultima)

Notariële akte waarbij Hermannus de Rennenbergh, kannunik te Luik en proost te Zutphen, Johannes

Moerlet begiftigt met het officie van de ‘lotterye’ der kerk, vacant gekomen door de dood van Marcelis

Blanckebyell. Morlet was in 1551 aangesteld tot organist.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 563). Het zegel in rode was van de proost is verloren gegaan. Zie Inv.

nr. 606.

b) Huberts II no. 1248 p. 36.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

760

1559 februari 10 (datum van ontvangst)

Deken en kapittel verzoeken aan de kanselier en raden van Gelre om de commissaris, die door het

Hof was aangesteld doctor Hieronimus Lettin, naar Zutphen te zenden om de Bentinckmars ‘oculair’ te

inspecteren, van wege het geschil over de tienden met Reiner van Apeldoern. Het verzoek is niet

ondertekend. Het Hof heeft de supplicatie ontvangen en laten registreren door de secretaris T. Roos.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 573). Zie ook Reg. nr. 789 d.d. 13-12-1568.

763

1559 oktober 28 (opten saterdach sent Simon ind Jude der heiliger apostelen dach)

Uitspraak gedaan door vrienden van deken en kapittel van Sunte Walburgen te Zutphen enerzijds en

Herman Busschoff, ridder, aan de andere zijde over hun geschil aangaande een aanwas van zand,

veroorzaakt door de IJssel tegen het land van Busschoff. Het kapittel mag vanaf 1560 het land vijf

jaren gebruiken en daarna vijf jaren de heer Busschoff. Er zal een kribbe in de rivier worden gelegd en

van het nieuw gewonnen land zal op een kaart worden aangetekend.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 60).

764

1561 februari 10 (den 10.ten

des Monats Februarii)

Herman, graaf van Neuwenar en Moers, heer te Bedbur etc. geeft zijn “maeg” Karl von Nieuwenar

volmacht te handelen in de zaken aangaande zijn goederen in de Over-Betuwe.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 566). Met het zwaar geschonden zegel van de graaf in bruine was.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 131 van 148

765

1561 mei 29 (op XXIX dach mey)

Deken en kapittel van St. Walburgis en Evesche vander Golde, weduwe van Randolph Veeren en

haar dochter Anne Veeren, echtgenote van Mant Smalevelt, oorkonden dat zij de geschillen met het

kapittel over de tienden in de heerlijkheid Baer buurschap Giesbeek, de tienden geheten de

“Overkens en Weerdtackers” en de tiende uit de Crommemaet waarvan de grond aan die van de

fraters van Doesburg grenst, hebben bijgelegd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 567).

In dorso: De Overkens et Crommemate prope Doesborch per modum concordia.

b) Huberts II no. 1252 p. 37.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

766

1562 juli 1 ( den yersten dach julii n.b. datum volgens marge)

Wilhelm Schevick aan kanselier en raden van de koning in Gelre en Zutphen, beklaagt zich over de

“koerheren van Zutphen” die hem ten onrechte tienden willen laten betalen uit het goed Haerst, dat

gedeeltelijk door Jacop de goltsmyt wordt gebruikt. Wilhelm Schevick kan met bezegelde brieven

bewijzen dat het ene deel tenminste 200 jaren en het andere deel 190 jaren nooit door de koorheren

(kapittel van St. Walburgis) zijn gebruikt. Verzoek aan kanselier en raden om in de zaak te

bemiddelen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

b) In de marge staat geschreven met de hand van de kanselarijsecretaris te Arnhem T. Roos:

Sie wederomb gestelt in handen des capittels van Zutphen om hierop wederomb to segghen

wess denselven guedt dunckt sall, actum tho Arnhem den yersten dach julii XVc LXIJ.

767

1562 oktober 7 (die vero mercurii septima mensis octobris)

Notarële akte van notaris Franciscus Buser waarin Henrick Bentinck, priester en perpetuus vicarius

van het altaar van St. Andreas en Matheus de apostelen in de collegiate kerk van Zutphen, zijn vicarie

neerlegt ten gunste van de kanunnik en scholasticus van dezelfde collegiate kerk Petrus van de

Vecht.

a) Oorspronkelijk (Inv,.nr. 568). Met het notarieel signet van Franciscus Buser.

b) Huberts II no. 1254 p. 37.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

882 1562 februari 9 (opten maendach nae den sondach Esto mihi) Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat Fije Loedwigs haar huis en hof in de Waeterstraat naast des Grevenhoff, verkocht heeft aan Harman Barner en Evert van der Capellen, kerkmeesters in Sint Walburgenkerk binnen Zutphen a) Oorspr. (inv.nr. 610). Het stadszegel is verloren gegaan.

768

1562 oktober 7 (die septima mensis octobris)

Frederick van Tautenburg, aartsbisschop van Utrecht, geeft bevel aan deken kapittel van St.

Walburgis om Henrick Bentinck in het bezit te stellen van de kanonieke prebende, die hij geruild heeft

met Wilhelmus Middeldorp voor het rectoraat van de vicarie van Georgius en Blasius in de

Nicolaaskerk.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 569). Met het geschonden zegel in rode was van Frederick van

Tautenburg.

b) Hubert II no. 1255 p. 37.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

769

1564 januari 7 (des dages nae hilleger dry koeningen dach)

Uitspraak aangaande de geschillen tussen deken en kapittel van St. Walburgis en Carolus van

Steenbergen, erfgenaam en broer van wijlen Petrus van Steenbergen, kanunnik van het kapittel,

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 132 van 148

aangaande zijn nalatenschap. Het kapittel zou goederen en inkomsten uit de vicarie van Trium Regum

verkocht en in beslag hebben genomen van de gestorven kanunnik. Partijen werden gescheiden door

heer Peter van Apeltern, der rechten doctor en raadsheer van het Hof van Gelre, en Henrick vander

Capellen. Uit de overeenkomst werd o.a. een bedrag van honderd daalders gereserveerd voor het

vervaardigen van een miskleed met twee “dienrocken” met de wapens van de familie Steenbergen ter

nagedachtenis aan Petrus van Steenbergen. De overeenkomst werd geaccordeerd door de deken van

het kapittel Petrus van der Vecht en Carolus van Steenbergen.

a) Afschrift (Inv. nr. 2).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Meinsma meent ten onrechte dat de datum 1584 is.

770

1564 juli 10 (actum Duesborch den thienden july)

Deken en kapittel van Zutpen en Thomas then Barch leggen hun geschillen bij ten aan zien van een

stuk land geheten “den olden tichelaevent” gelegen aan de “olden staetz tichelaevent”, de akker van

Derick ther Stegen en het land van Thomas then Barch en de IJsselstrang. Then Barch mag het land

zes jaren gebruiken en levert daarvoor het kapittel per jaar een half malder gerst.

a) Twee gelijktijdige afschriften. (Inv. nr. 61).

In dorso: pacht cedula Thomas van den Barghe tho Doesborch.

771

1564 september 1 (prima die septembris)

De deken van het kapittel, Rodolphus Bitter, deelt mee dat Johannes Denssen te Moelenbrugge een

pelgrimage gaat maken naar ‘Jacobi apostoli in Compostella’ (Santiago de Compostella) en andere

plaatsen.

a) Afschrift (Inv. nr. 2).

772

1564 oktober 10 (op Sint Victoirs dach)

Johan van Hessemz. en zijn vrouw Henrick van Tongeren oorkonden, dat zij hun hof, geheten het

“Loehoff” met de tienden gelegen in het schependom Gendt in de Over-Betuwe, oorspronkelijk in het

bezit van hun voorvader Arnt van Hessem, heer Ottenszoon van Hessem, hebben overgedragen aan

Karl vann Nuenar (Nieuwenaar), de zaakgelastigde van graaf Frederick van Moers.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 570). Met de enigszins geschonden zegels van Johan van Hessem en

zijn vrouw Henrick van Tongeren en de handtekeningen van beide echtelieden op de plica.

773

1565 februari 26 (opten maenendach nae Petri ad Cathedram)

Alphart van Till en Henrick van der Capellen, schepenen te Zutphen oorkonden, dat Arnt Meyerinck en

zijn vrouw Gerritgen in erfkoop hebben verkocht aan Gerrit Meyerinck, vicaris, een jaarrente van twee

en half gouden Rijnse guldens ad 2 hoorns gulden. Met transfixbrieven van 10 november 1503, 10

november 1506, 9 september 1535 en 16 februari 1537 (Reg. nrs. 501, 515, 650 en 654).

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 447). De zegels van de schepen zijn verloren gegaan.

774

1565 maart 27 (dingsdach XXVIJsten

martii)

Deken en kapittel van Sunte Walburgen bynnen Zutphen geven te kennen, dat het huis aan de

Saltmarckt tegen dat Spittaell aan de ene zijde, langs het muntmeesterssteegje en aan de andere

zijde het huis en hof van heer Peter vander Vecht achter het kerkhof, verkocht hebben aan hun

medekanunnik heer Frans van Thill voor 140 gouden guldens. Met de handtekeningen van Franciscus

van Thill en Mathias Zetther, notaris van het kapittel.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 607).

In dorso: Koipzcedell van heer Franss van Thills huysonge.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 133 van 148

775

1565 juli 23 (op manendach post Magdalene)

Deken en kapittel der collegiater kercken bynnen Zutphen verpachten voor zes jaren aan heer Johan

van Cruchten, pater van het convent te Renkum, de tienden van negen morgen land gelegen te

Renkum voor 26 stuivers per malder per jaar.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 62). Chirograaf met de letters A, B, C en D uit elkaar gesneden. De

helft voor het kapittel is eigenhandig getekend door Jan van Cruchten, rector te Renkum.

776

1565 augustus 31 (am XXXJ dach augusti)

Aantekeningen gemaakt tijdens de ondervraging door de schepenen Tonyss Hoyer en Johan Hoevell

(Lochem?) van Herman Hoeits over de rentbetalingen van de kerk te Lochem? aan diverse personen.

a) Minuut (Inv. nr. 93).

777

1565 november 28

Aantekeningen van Gerrit Tengnagel als gevolmachtigde van deken en kapittel van St. Walburgis voor

de kosten, die hij ontvangen had van de kanunnik/rentmeester Willem Barner voor drie reizen naar

Lochem in de zaak tussen het kapittel en de gebroeders Joest en Reijnder van Keppel. Met aan de

achterzijde aantekeningen over de inkomsten van rogge in 1557.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 62).

778

1566 juni 4 (op den vierden dach van junii)

Deken en kapittel van St. Walburgis binnen Zutphen namen op donderdag 28 maart in hun

kapittelhuis een getuigenis af in zake het opstellen van het testament van heer Peter Heydenrick,

waarbij Cairll van Airssen, vicaris van het kapittel, aanwezig was en waarin hij werd aangesproken

over de juiste toedracht van een aantal punten in het testament. Heer Herman Heydenrick, broer van

Peter Heydenrick, vocht de geldigheid van het testament mede namens zijn halfbroers en zusters aan.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 63). Met het secreet zegel van het kapittel in bruine was onder een

papieren ruit.

779

1566 juni 10 (op manendach den thienden junii)

Deken en kapittel van St. Walburgis binnen Zutphen oorkonden dat in hun kapittelhuis is verschenen

meister Goesen Sluijsken, oom en gevolmachtigde van de nagelaten kinderen van Warner

Heydenrick, die kapelaan Henrick Maessen en Heer Cairll van Airssen, vicaris, op een negental

punten aansprak in zake de ware toedracht van Peter Heidenricks testament.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 63). Met het secreet zegel van het kapittel in bruine was onder een

papieren ruit.

780

1566 juni 11 (binnen onse stadt Arnhem den elffden dach juny)

Philips, koning van Castillien, Leon, Arragon etc. doet via zijn kanselier en raden in Gelre uitspraak in

het geschil over de Bentincksweert, gelegen in het kerspel Gorssel, tussen Reyner en Sweder van

Apeldoorn, Henrick Mulart als echtgenoot en momber van Johanna van Apeldoorn als eisers ter ener

zijde en deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen als verweerders aan de andere zijde. Het Hof

besliste ten gunste van de familie van Apeldoorn. De akte vermeldt de voorgeschiedenis vanaf de gift

van de tiende in 1465 door hertog Arnold aan Peter van Apeldoorn.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 573). Met het groot- en contrazegel van de vorst in rode was.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1256 p. 57.

781

1567 februari 19 (wonsdach nae den sonnendaige invocavit)

Johan van Voorthuysen Gerritszoon, als leenheer van het land Oesinck te Vieracker, oorkondt dat hij

beleend heeft ten Zutphense rechte heer Peter van Stienbargen, deken der collegiate kerk te Zutphen

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 134 van 148

met het goed “Groite Brandenborch”, gelegen in het kerspel Vorden in de buurschap Linde, met een

pond te verheergewaden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 572). Het zegel van de oorkonder is verloren gegaan.

b) Huberts II no. 1257, p. 37.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

782

1567 september 10 (am Xen

septembris)

Burgemeesters, schepenen en raad van Lochem aan deken en kapittel van Sancta Walburga bynnen

Zutphen. Tussen de magistraat van Lochem als medecollator van de “vroemissen”-vicarie Lochem en

de heer Conrado thoe Vendt was onenigheid ontstaan over zijn opvolging. Het kapittel had onlangs

een kandidaat gepresenteerd de vice-pastoor van “Roellz brueder”. De magistraat van Lochem had

een andere kandidaat op het oog, de zoon, van de onlangs gestorven koster, Henrick Mastbrueck.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

In dorso: Missive vanden paayes op dach Lamberti episcopi an dat capittel gescreven anno

etc. 67.

783

1567 na september 17 (am daeghe … rest niet meer leesbaar)

N (de ondertekening is verdwenen en het papier is afgescheurd) aan deken en kapittel van Zutphen.

N. had blijkbaar gesolliceerd voor een opengevallen vicarieplaats. N. kan zich, volgens zijn zeggen,

het volgende jaar in de geestelijke stand begeven. N. zou niet gaarne zien, dat een ander met de

vicarie werd begeven zonder zijn medeweten. Er waren blijkbaar ook valse geruchten omtrent zijn

persoon in omloop.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met sporen van een zegel in bruine was.

784

1567 november 26 (am seess unnd twintichsten daege dess maentz novembris)

Ffloryss Raeven, gezworen stadhouder van de landdrost Johan van Meekeren van de graafschap

Zutphen en scholt te Lochem, oorkondt dat Reijner van Keppel, pastoor “indat Nyebruck”, zuster Anna

Boedinckz, conventuaal en zuster in het Heer Henrickhuis op de Nieuwstad te Zutphen, zuster Eefze

van Emden, procuratrice van heer Henrickhuis, Anthonia Hoevelz, weduwe van Tonijs Gruesinckzoon,

Johanna van Keppel en Gertken Hoeijers, verkopen de helft van het goed “Grothe Smedinck”,

gelegen in het ambt Lochem buurschap Swype, met alle toebehoren aan Hillebrande then Polle en

zijn vrouw Stynen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 574). Met de geschonden zegels van Johan van Meekeren de de

stadhouder Fflorys Raeven.

In dorso: aantekening van latere tijd: coopbrieff vanden helfft van dess guedts grote Smedinck

inden kerspel van Lochem buyrschap Swype gelegen.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1260, p. 37.

785

Ca. 1567

Aantekeningen voor de proost van het kapittel van St. Walburgis over de jaarlijkse verdeling onder de

twaalf kanunikken en de koster van rogge en gerst.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 86).

786

1568 maart 24 (in oppido nostro Bruxella die vicesima quarta mensis martii)

Philippus, rex Castelle, Legionis, Aragonum, Navarre etc. verzoekt het kapittel om Alberti a Thil in het

bezit te stellen van de kanonieke prebende van het kapittel, die zijn broer Theodoricus a Thil,

kanunnik van St. Walburgis, heeft neergelegd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 575). Met het zwaar geschonden grootzegel en contrazegel van de

vorst in rode was.

b) Huberts II no. 1261, p. 37.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 135 van 148

787

1569 april 28 (28 aprille)

Brief van Henricus Verhey aan Conradus Becker, kanunnik te Deventer over de studie die magister

Henricus Becker wil gaan volgen.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 94). Door waterschade is het stuk slecht leesbaar.

788

1568 juni 23 (den 23 junii)

Kopie van een akte, vervaardigd door notaris Mathias Setther, waarin Kairll van Brimeu, graaf te

Megen, heer tho Humbrecourt, heer tho Hoensen, ridder van het Gulden Vlies en stadhouder en

kapitein-generaal voor Gelre en Zutphen, Friesland, Overijssel, Groningen en Lingen, oorkondt dat

heer Wolter van Kerckhoven, kanunnik van St. Walburgis te Zutphen, zijn prebende aan meester

Henrick Becker met toestemming van de stadhouder overdoet.

a) Eigentijdse kopie (Inv. nr. 66). Gecollationeerd door Mathias Setther, openbaar notaris.

789

1568 december 13 (den XIIJden

decembris)

Kopie van een akte aangaande de twist die er was tussen deken en kapittel enerzijds en heer doctor

Peter van Apeltorn, raadsheer van de koning van Spanje in Gelre met zijn broers en zussen aan de

ander zijde aangaande het misbruik van de tienden van de Frouwenweerdt en die van Bentinckmars.

De onenigheden sleepten zich reeds tien tot elf jaren voort. Door interventie en overleg met Henrick

vander Capellen en Jacob Slindewater, raadsvrienden van Zutphen, werd de zaak als volgt opgelost.

De familie van Apeltern betaald het kapittel 30 daalders voor de tienden en voor de schade en andere

onkosten 74 daalders, de daalder gerekend voor 30 stuivers. De overeenkomst werd getekend door

de deken van het kapitte,l Peter van Steenbergen, en Peter van Apeltorn op dinsdag 22 april 1567.

a) Eigentijdse kopie (Inv. nr. 573). De akte is naar het origineel gecollationeerd door notaris

Mathias Setther.Zie Reg. nr. 760 d.d. 10-02-1559.

In dorso: Copia obligationis doctor Peters van Apeltoeren met die obligatie der wytfrouwen

ende Sweders van Apeltorn.

b) Huberts II no. 1262 p. 38.

790

1569 maart 9 (die vero mercurii nona mensis)

Notariële akte waarin de kanunnik van de St. Walburgiskerk Henricus Becker zich tijdens zijn

studiejaar laat vertegenwoordigen door de heren Henricus Verheyden en Peter vander Vecht. Zijn

diensten voor het kapittel werden waargenomen door de vicaris van de St. Walburgis Joannes

Setther. De akte is opgesteld in tegenwoordigheid van de vicarissen Theodorico Wichartz. en

Bernardo de Moersa en door notaris Mathias Setther vervaardigd. Met het notarieel signet van

Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 608).

In dorso: Procuratorium ad intimandum literas studii.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van een deel van

de tekst.

793

1570 juli 4 (am virden daege julii)

Kopie van een akte, die is afgeschreven door de secretaris van het Hof van Gelre voor het kapittel. In

de akte getuigen burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Lochem dat de erfgenamen van

het Stichgoer en de Groene mate (huisweiden van de burgers van Lochem) de rechten op de tienden

hieruit bezaten, hetgeen hen door het kapittel van St. Walburgis te Zutphen werd betwist. De zaak is

bij het Hof van Gelre aanhangig gemaakt. Als procureur stelden de erfgenamen van het Stichgoer en

de Groene mate aan Bernt Ffriesen.

a) Eigentijdse kopie (Inv. nr. 609).

b) Collectie Meinsma (Inv. nr. 182). Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 136 van 148

794

1570 augustus 1 (datum Deventer den eirsten augustii)

Mathias Senger aan Peter van Stienbargenn, deken en kannunik der collegiater kercken tot Zutphen.

Mathias Senger was onlangs opnieuw als dienaar van het kapittel aangenomen. Zijn moeder, die te

Deventer woonde, had hem echter bewogen aldaar zijn heil te zoeken. Senger zag zich verplicht om

zijn aanstelling op te zeggen, maar hoopte in de toekomst nog voor het kapittel van dienst te zijn.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel van Mathias Senger in bruine was is verloren gegaan.

795

1570 augustus 3 (tertio idus augusti)

Kopie van het mandaat van bisschop Aegidius de Monte om de besluiten van het concilie van Trente

af te kondigen in de kerken, waarin o.a. melding wordt gemaakt dat er streng diende te worden

opgetreden tegen ketters. Mandaat is vervaardigd door Mathias Senger, openbaar notaris, op 8 maart

1571.

a) Eigentijdse kopie (Inv. nr. 101).

In dorso: Copia mandati primi ut primi episcopi Daventriensis Aegidii de Monte: obs. 10 martii

anno 1571 mandato capitulo aut decano Zutphaniensis.

796

1570 oktober 2 (am tweeden dach octobris)

De stadhouder van landdrostambt van Zutphen roept Johan Kettel, scholt te Lochem, en het kapittel

van St. Walburgis op om zich binnen veertien dagen te komen verantwoorden in het gericht van

Lochem over hun geschillen in zake de inkomsten uit het goed Groot Smedinck, gelegen in het ambt

Lochem in de buurtschap Swyppe. Scholt Johan Kettel had beslag op het goed gelegd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 70). Met het zegel van het landdrostambt onder een papieren ruit. De

eerste vier regels van de tekst ontbreken.

In dorso: Ontfangen den derden octobris den naemiddage am 1 ure pro Jasper Volkerynck.

797

1570 december 30 (op saterdach voir den nyen jairss dach)

Deken en kapittel van St. Walburgen kercke bynnen Zutphen schrijven aan meester Johan Dorp,

raadsheer aan het Hof van Gelre in Arnhem om uitstel te verlenen voor de dag waarop de zaak zou

dienen tussen de proost van het kapittel en Herman van Mekeren. De proost was tijdelijk afwezig.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 2). Deze brief is niet verzonden; resten van een zwaar beschadigd

zegel in groene was zijn nog aanwezig.

798

1571 december 29 (ex Daventria mensis decembris die 29)

Mandaat op last van bisschop Aegidius de Monte geschreven aan deken en kapittel [Sal]ve Walburgis

waarin hij van hen eist, dat zij in de geest van de besluiten van het concilie van Trente zullen handelen

ten aanzien van de ketters en wel volgens het decreet 25a caput 14 en 24 caput 8. Onderaan de brief

staat dat het mandaat door de notaris Johannes Besselinck voor het kapitel in het kapittelhuis te

Zutphen is verzorgd op die altera Pontiani annum 1571 (=15 januari).

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel in rode was van de bisschop is verloren gegaan.

799

1571 april 6 (1571 tertia aprilis)

Mandaat van Joes Bogart, officiatus van de proost van Sancti Petri Trajectensis aan deken en kapittel

van Sancti Walburgis Zutphaniensis. Klachten over aantasting van de goederen van het kapittel van

Sint Pieter in Gelre.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Niet bezegeld.

800

1571 april 15 (datum Daventrie aprilis quinta)

Mandaat van Aegidius de Monte, bisschop van Utrecht aangaande de “abuses” en de “ignorantia” in

de bediening van de sacramenten. De bisschop wenst hierover opheldering.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101) Brief niet bezegeld.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 137 van 148

801

1571 augustus 22 (ex Daventria 22 augusuti)

Mandaat van Franciscus de Monte, vicarius-generalis te Deventer aan deken en kanunniken van St.

Walburgis in oppido Zutphaniensis.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel in rode was is verloren gegaan.

802

1572 maart 20 (die mensis vigesima mensis martii)

Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, bevestigt de nieuwe statuten voor deken, kapittel en

vicarissen van St. Walburgis te Zutphen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 577). Met het zwaar beschadigde zegel van de bisschop en dat van

het kapittel in rode was.

In dorso: Statuta novisima canonicos quo atque vicarios correctientia, aucthoritate episcopi

Egidius de Monte confirmata.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1267 p. 38.

803

1573 maart 21 (die sabbato mensis martii vigesima prima)

De bisschop van Deventer, Aegidius de Monte, bevordert Johannes Hoyer tot subdiaken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 578).

805

1573 april 17 (die vero decimaseptima mensis aprilis)

Akte waarbij Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, aan Johannes Hoeyer de vicarie van de

heilige Catharina in de kerk te Vasen opdraagt. Akte is opgesteld door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 579). Met het zegel in rode was van de bisschop.

806

1573 april 22 (die mensis aprilis vigesima secunda post baptiste et Evangeliste)

Aegidius de Monte, bisschop van Deventer verzoekt deken en kapittel van St. Walburgis Theodoricus

Wichartzoon, genaamd Stenderick, in het bezit te stellen van de kanonieke prebende, door hem

verkegen door ruil met de kanunnik Henricus Verheiden, die nu vicaris wordt bij het altaar van St.

Johannes in de kerk te Grollo. De akte is opgesteld door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 580). Met het beschadigde zegel van de bisschop in rode was.

b) Huberts II no. 1269 p. 38.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.

807

1573 april 23 (in oppido nostro Bruxellensis die vigesimo tercio mensis aprilis post pascha)

Philips, koning van Castelle, Legionio, Arragonum, Navarre, Neapolio, Sicillie etc. draagt deken en

kapittel van St. Walburgis op om de vacante prebende aan Baptistam de Berty te geven. De prebende

was vrij gekomen door de dood van Henricus Schetter.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 581). Met het zwaar beschadigde groot zegel en contrazegel van de

koning.

b) Huberts II no. 1270 p. 38.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

808

1573 april 30 (ascensionis domini)

De [kanselier] Berty schrijft aan deken en kapittel, dat hij afschriften van brieven, afkomstig van de

“hertogen aan de heren van Aenholt” heeft gestuurd. De kanselier heeft blijkbaar deken en kapittel om

advies in de zaak aangaande een prebende en kanonikaat voor zijn zoon [Baptist de Berty] gevraagd,

waarvoor hij de heren bedankt. Onderaan: der baede is al geloont.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het secreetzegel in rode was is niet meer aanwezig en door

inktvraat zijn bovendien stukken tekst verloren gegaan.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 138 van 148

b) Huberts II no. 1269 d.d. 22-04-1573 p. 38.

809

1573 mei 20 (die mercuri mensis may vigesima)

Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, stelt Carolo de Airssen, priester, in het bezit van de

vicarie van de prima misse in de kerk van Lochem. De vacante plaats was ontstaan door de dood van

Anthonius Nyerlaer. De akte is opgesteld door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 582) Het zegel ad causas van de bisschop is verloren gegaan.N.B. Zie

ook Reg.nr. 829.

810

1573 mei 23 (mensis maii die vigesima tercia)

Franciscus de Monte, aartsdiaken en kannunik van de kathedrale kerk te Deventer, deelt aan de

pastoor te Lochem mee, dat de opengevallen plaats van de vicarie van de Elfduizend maagden in de

Sancte Gudele kerk te Lochem aan Johannes Hoeyer is toegewezen. De plaats was door vrijwillige

afstand van Henricus Cantzen ontstaan. De akte is opgesteld door notaris Johannis Triesman.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 583). Met het beschadigde zegel van Franciscus de Monte in rode

was.

In dorso: Dit mandaat is geschreven door mij Henricus Lesingius, sacellanus te Lochem

geschreven op decima quarta junii anno 73.

811

1573 juni 19 (die vero veneris decima nona mensis junii)

Franciscus de Monte, aartsdiaken en kanunnik van de kathedrale kerk te Deventer, laat aan deken en

kapittel weten, dat Henricus Hoyer in het bezit is gesteld van de vicarie van de Elfduizend Maagden in

de kerk te Lochem. De plaats was vacant gekomen door vrijwillige afstand van Henricus Cantzen. De

akte is opgesteld door notaris Johannes Triesman.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 584). Met het zegel van Franciscus de Monte in rode was onder een

papieren ruit.

812

1573 juni 22 (vicesima secunda die mensis junii)

Notarieel instrument van notaris Honorius Hortonic voor Johannes Hoeyer, priester van het diocees

van Deventer, voor zijn definitieve installatie als vicaris van het altaar van de Elfduizend Maagden in

de kerk te Lochem door de aartsdiaken Franciscus de Monte. De akte is opgemaakt in

tegnwoordigheid van Jodocus Hoeyer en Adolphus Klumper, respectievelijk pastoor en vicaris in de

kerk te Lochem.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 585). Met het signet van de notaris.

In dorso: Instrumentum inductionis honorabilis domini Johannis Hoeyer.

813

1573 oktober 26 (die mensis octobrs vigesimo sexta)

Franciscus de Monte, kanunnik en aartsdiaken van de kathedrale kerk te Deventer, oorkondt dat,

Johannes Hoeyer, subdiaken van de kerk de Deventer, in het bezit wordt gesteld van de vicarie van

de heilige Anthonius in de kerk te Vorden, dat is vrijgekomen door het overlijden van Anthonius

Addinck. Notariële akte opgemaakt door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 586). Met het zwaar beschadigde zegel van de aartsdiaken in rode

was.

In dorso: Executur est presens mandatum pro vir dominum Zacheriam Scraur, pastorem in

Vorden et prima proclamatio facta est ipso die Simonis et Jude apostolorem. secunda tertia

die post festum prodictum, tertia ipso die animarum ut …

814

1573 november 4 (die mercurii mensis novembris quarto)

Franciscus de Monte, kannunik en aartsdiaken van de kathedrale kerk te Deventer oorkondt, dat hij

Johannes Hoeyer, subdiaken in het bezit stelt van de vicarie van de heilige Anthonius te Vorden,

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 139 van 148

waarvan de collatoren zijn Mauritius Ripperdas, heer te Vorden en Jacobus Hackfort. De akte is

opgemaakt door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 587). Met het zegel van de aartsdiaken in rode was.

In dorso: op 5 november 1573 is door notaris Theodoricus Cootwick de akte bevestigd.

815

1573 november 16 (decima sexta mensis novembris)

Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, bevestigt de regeling, die het kapittel heeft gemaakt ten

aanzien van de instelling van het zogeheten “annus gratiae”, dat bij het overlijden van een kannunik

vrijkomt. Met deze regeling komen inkomsten uit de vicariegoederen vrij voor de verarmde kerkfabriek

van 70 goudguldens. Voorts dragen de kanunniken een jaar inkomsten uit hun prebenden bij. De akte

is opgemaakt door notaris Johannes Triesman.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 588). Het zegel van de bisschop is verloren gegaan.

In dorso: Admissio episcope daventriensis Egidii de Monte … unius anni gratie.

b) Huberts II no. 1271 p. 39.

816

1573 december 19 (die Sabbati mensis decembris decima nona)

Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, bevordert Johannes Hoeyer tot diaken. Akte opgemaakt

door notaris Mathias Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 589). Met het zegel van de bisschop in rode was.

817

1573

Drie stukken, waarvan het eerste een beschrijving voor N. geeft van de stukken land waaruit de

tienden, die N. van het kapittel had gepacht en die onderdeel vormden van het goed Boeninck,

Muersteghe en de Swype. In de aanhef wordt vermeldt, dat Wyllem Bouninck op verzoek van de

kapittelheren op 7 juli 1564 heeft verklaard, dat dit de tienden zijn van het goed Boeninck. De twee

andere stukken bevatten de verpachting van de andere tienden zoals die van Cortenoever, de

Roeversweert, s’Grevenweerd etc. van het kapittel.

a) Drie eigentijdse afschriften (Inv. nr. 98).

In dorso op het laatste blad: opten XVJ julii XVe LXXIIJ voor richtere Willem Middeldorp ende

Johan vander Leu. Inden jaer voorscreven.

818

1574 april 7 (am soevenden daege maentz aprilis)

Burgemeester, schepenen en raad van Lochem geven een certificaat af met de getuigenverklaring

van heer Joest Hoeyer, pastoor van Lochem en zijn zuster Johanna Hoeyer, respectievelijk oom en

tante van Johannes Hoeyer, waarin zij bevestigen dat laatsgenoemde op 25 maart 24 jaar oud was.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Het secreetzegel van de stad Lochem in groene was is

verloren gegaan.

819

1574 april 10 (die mensis aprilis decimo)

Aegidius de Monte bevordert zijn diaken Johannes Hoeyer tot priester. Akte opgemaakt door Mathias

Setther.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 590). Met het zwaar beschadigde bisschoppelijke zegel in rode was.

820

1573 april 14 (mensis aprilis die decima quarta)

Notareeël afschrift, waarin de twee vicarissen van de St. Walburgis te Zutphen Andreas de Luchteren

en Guilielmus Aetsack gemachtigd werden namens paus Gregorius XIII de prebende en het

kanonikaat te aanvaarden, dat bestemd was voor Baptista de Bertii, clericus te Mechelen. Notaris

Johannes Bachusius vervaardigde het afschrift.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 611).

In dorso: ad capiend. possessem.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 140 van 148

821

1574 april 22 (die mensis aprilis decimasecunda)

Aegidius de Monte, bisschop van Daventria, oorkondt dat hij aan Carolus de Airssen, vicaris in

Lochem, toestaat om zijn testament te maken met tevens de macht om dit later te wijzigen.

a) Oorspr. (inv.nr. 591). Met het geschonden zegel ad causas van Aegisius de Monte in rode

was. N.B. zie ook reg.nrs. 809 en 829.

822

1574 juni 17 (in oppido nostro Bruxellensis die septima junii)

Philips, koning van Castilië, Leon, Arragon, Navarra, Napels, Sicilië etc. verzoekt deken en kapittel

van St. Walburgis te Zutphen om de prebende, die is vrijgekomen door de dood van Andreas

Esselinck, aan Rutger Zwertz., priester, te begeven. De akte is niet door de vorst ondertekend, maar

door Berty, zijn secretaris.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 592).

b) Huberts II no. 1272 p. 39

823

1574 juni 30 (den lesten junii)

Chirograaf, waarin de vrouwe van Middachten, de weduwe Margreta van Vysbeck, en de deken van

het kapittel, Peter vander Vecht, een compromis aangaan ten aanzien van het gebruik en de

inkomsten uit een ‘nieuwe waard of zand’ in de IJsselstroom. Het kapittel meende de oudste rechten

op de waard te hebben, die hertog Karel van Gelre in zijn regeringsperiode (1492-1538) nog bevestigd

had. Het kapittel was echter niet bij machte de oorsponkelijke brief te tonen, die wellicht in het

oorlogsgeweld en de plundering van kerken en kloosters onder de Spaanse bezetting (1572) van de

stad verloren was gegaan. De chirograaf is voor het kapittel uiteengesneden met de letters G E R FT.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 612).

b) Huberts II no. 1273 p. 39.

824

1574 juli 23 (die mensis july vicesimo tertio)

Notarieel afschrift van een akte waarin Maximilianus ab Ens, kannunik van Sint Lebuinus te Deventer

afstand doet van zijn rechten op het kanonicaat en prebende in de St. Walburgis, die door de dood

van Petrus van Steenbergen waren vrijgekomen.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 106).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

825

1574 september 29 (op Sint Michaels dach)

Diderich van Keppell en Voerst, markerichter, en Henrick vander Capellen en Willem Valcken,

markegenoten en erfgenamen in de buurschap Eefde in het scholtambt Zutphen oorkonden, dat zij

verkocht hebben aan proost, deken en kapittel der collegiater kerk van St. Walburgis te Zutphen, een

halve waar (stuk land) van het goed geheten Valcken in de buurschap Eefde.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 593). De zegels van de oorkonders zijn verdwenen. Met de

handtekeningen van de drie oorkonders.

b) Huberts II no. 1276 p. 39.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

826

1575 maart 8 (opden 8. martii)

De stadssecretaris van Zutphen, Egbertum van Lannep, heeft een kopie gemaakt van een

overeenkomst inzake de verpachting van de Roeversweerd van deken en kapittel van Zutphen voor

de duur van acht jaren ingaande 11 november 1575. De pachtsom werd begroot op 220 daalders ad

dertig stuivers per jaar. De pachtovereenkomst specificeerde het gebruik van de Roeversweerd in

weidegrond en korenvelden. Bovendien kreeg het kapittel het recht om de op- en aanwassen (de

Roeversweerd lag immers aan de IJssel) zelf af te palen en daar rechten aan te ontlenen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 75). De akte moet oorspronkelijk ook in het Zutphense stadsprotocol

zijn ingeschreven.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 141 van 148

828

1575 september 30 (in onser stadt van Arnhem den laetsten dach septembris)

Philips, coninck van Castillien, van Leon, van Arragon, van Navarre etc. draagt zijn kanselier en raden

in Gelre op om te zorgen, dat deken en kapittel der collegiater kercken van Sinte Walburgen en

burgmeesters, schepenen en raad van Zutphen op om de doctorale prebende, die is vrijgekomen door

de dood van Henrick ter Hoeven, aan Derick Aetsack te begeven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 594). Het groot zegel van kanselier en raden van Gelre is verloren

gegaan. Met een in het Latijn geinsereerde notariële akte van dezelfde datum.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1277 p. 39.

829

1575 oktober 12 (duodecimo octobris)

Deken en kapittel van de kerk van Zutphen bevestigen dat, Carolus de Artzem, kanunnik te Zutphen

en vicaris te Lochem, de inkomsten uit de altaren van Sancte Agnetis en de Elfduizend maagden in de

kerk te Lochem mag ontvangen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 595). Met het zwaar geschonden zegel van het kapittel in bruine was.

N.B. Zie ook Reg.nr. 809.

830

Ca. 1576

Ongedateerde brief van het kapittel aan monseigneur dHirges (Hierges) gouverneur en kapitein-

generaal van Gelre om de kanunniken en vicarissen van het kapittel van St. Walburgis behulpzaam te

zijn bij de gouverneur van Zutphen, Christophle Vaques, om hun graan binnen Zutphen te verkrijgen.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2).

831

1577 april 1 (in oppido Bruxellensis die primo mensis aprilis)

Philips, koning van Castellae, Legionis, Arragonum, Navarrae, Neapolis etc. draagt deken en kapittel

van de collegiate kerk van Sancta Walburgis op om de kanonieke prebende, die door de dood van

Henrick Bentinck is vrijgekomen, te begeven aan Andreas Bentinck. Het zegel en contrazegel van de

vorst in rode was zijn zwaar beschadigd.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 596).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.

c) Huberts II no. 1277 p. 39.

832

1577 oktober 28 (den acht und twintichsten octobris)

Richter en schepenen van de stad Zutphen oorkonden, dat Steeven Rotbeek en zijn vrouw Aeltgenn

verkopen aan heer Claes Meckinck een jaarrente van twee goede daalders ad 30 stuivers uit een huis

aan de Nieuwstad met aan de ene zijde “dye gemeine strate bylancks denn kerckhoeff”, met aan de

andere zijde het erf van Johann ter Clocken en aan de achterzijde het erf van Hebbinx. Onderaan de

opmerking waarin heer Nicolaus Meckinck verklaart, dat de eerste brief met dezelfde datum pas op

Petri ad Cathedram (22 februari) 1558 is bezegeld.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 597). Met het geschonden zegel en contrazegel van Zutphen in groene

was.

833

1577 december 14 (den vierthienden dach decembris)

Johan Frederich, stadhouder van Coenraet Westerholt, richter en scholt van Zutphen, oorkondt dat

Alphert te Brandenborch en zijn vrouw Aleyt Schuerich voor een vast bedrag in erfkoop hebben

verkocht aan deken en kapittel der collegiate kercken van Sancte Walburgen binnen Zutphen een

katerstede, gelegen in het kerspel Vorden in de buurschap Linden.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 598). Het zegel van de stadhouder-richter is verloren gegaan.

b) Huberts II no. 1279 p. 39.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 142 van 148

834

1578 augustus 20 (den 20 augustii)

Johan, graff zu Nassau Catzennelnbogenss, stadhouder [van Gelre], aan deken en kapittel tho

Suttphen. De graaf had de brief van deken en kapittel gelezen waarin zij hun aandeel van vierhonderd

gulden die zij, die voor de betaling van de soldaten en voor “der gemeinen welfart” bereid waren te

betalen en die hen door de Landschap (vertegenwoordigend lichaam van de vier kwartieren van

Gelre) was opgelegd, aan de brenger van de brief mee zullen geven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het secreet zegel in rode was is verloren gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

835

1579 januari 9 (Arnem 9 january)

Johann, graff tho Nassow Catzennellnbogen, [Vianden und Dietz, heer thoe Bylstein], stathollder in

Gelldern und der graffschap Suttphen, schrijft aan deken en kapittel van Zutphen, dat alle grote en

kleine beneficiën ter begeving staan aan de koning van Spanje, en nu is voorbehouden aan de

stadhouder en gubernator van Gelre. Dietrich van Dort was begiftigd met de vacante plaats van de

proost. Bevel om geen andere kandidaat met deze plaats te begiftigen. Onderaan: Ontfanghen op

avent Pontianii wesendt den 13. januarii anno 79.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het secreet zegel van de graaf is losgeraakt.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.

836

1579 januari 22( die vigesimo secunda)

Theodoricus a Dorth legt de eed af voor de vertegenwoordiger van koning Philips II van Spanje op zijn

benoeming tot proost van het kapittel van St. Walburgis. De plaats van de proost was vrijgekomen

door het overlijden van Johannes Schetter, gevolgd door een verklaring van de nieuwe proost.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 599). Het zegel van de vorst in rode was is verloren gegaan. De akte is

slecht leesbaar geworden. Zie ook Inv. nr. 614, Reg. nr. 837.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

c) Huberts II no. 1281 p. 40.

837

1579 janauri 22 (vicesimo secundo januarii)

Op 22 januari hora prima post meridiam vond de installatie plaats van Thedoricus à Dordt tot proost

van het kapittel van St. Walburgis. Door het overlijden van Johannis Schetter was de proosdijplaats

immers vrijgekomen. Het extraat, waarvan hier sprake is, is opgesteld in het huis van het kapittel en

wel door notaris Welmarus Schuld in het bijzijn van de heren Cornelio Anthonio en Joannes Velthoen,

virgiferis et ministris civitatis Zutphanie. Op een blad met de begeving van de inkomsten uit de vicarie

te Brummen aan Theodoricus à Dordt. De vicarieplaats was vrijgekomen door de dood van Joannis

Schetter. Beide extracten zijn afkomstig uit het: Extractum ex libro prothocollarum pro me Welmarum

Schuld.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 614). Zie ook Inv. nr. 599, Reg. nr. 836.

b) Huberts II no. 1280 p. 39.

838

1579 februari 14 (am 14 february)

Seyno van Dorth, heer zu Dorth und lantdrost der graffschafft Berghe aan deken en kapittel te

Zutphen. De landdrost had op 10 februari zeven kopiëen ontvangen over de privileges van het

kapittel. Van de stadhouder van Gelre had de drost vervolgens eveneens brieven met privileges van

het kapittel ontvangen, die van de stad Doesburg, de richter van Steenre en de scholt van Brummen

afkomstig waren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegel van de landdrost in rode was is verloren gegaan.

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 143 van 148

839

1580 februari 4 (die quarta mensis februarii)

Philippus, koning van Hispaniarum, Castellae, Leonis, Arragonum Navarre, Neapolis etc. verzoekt

deken en kapittel om Theodoricus de Dorth in het bezit te stellen van de preposituur, vrijgekomen door

het overlijden van proost Johannes Schetter.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 600). Met het zwaar geschonden zegel en tegenzegel in rode was van

de koning.

840

1579 februari 23 (uuyt Antwerpen den XXIIJen

februarii)

Matthias, aarthertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië, gouverneur en kapitein-generaal van de

Nederlanden, verzoekt aan de deken en het kapittel van St. Walburgis te Zutphen, Thiery van Lienden

in het bezit te stellen van de proosdij van Zutphen. Het kapittel had iemand anders (Theodoricus van

Dordt) de vrijgekomen plaats gegegeven, zonder ruggespraak. De kapitein-generaal beveelt, dat het

kapittel onmiddellijk Van Lienden in het bezit van de proosdij stelt.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 615). Het secreet zegel in rode was van Matthias van Oostenrijk is

verloren gegaan. Zie ook Reg. nrs. 836, 837 en 839

b) Huberts II no. 1282 p. 40.

841

1581 juni 20 (den 20den

junii)

Deken en kapittel van St. Walburgis binnen Zutphen verzoeken Goessen Tengnagell om met hun

gevolmachtigde Arnt Kuiper na de gaan de bij de gerechtelijke verkoop van de goederen op de

Veluwe van Peter Fockinck het juiste aantal jaren vast te stellen, die Fockinck nog achterstallige was

te betalen. Blijkbaar had de overste landschrijver van de Veluwe, Botter, een verkeerd getal

opgeschreven, vier in plaats van negen jaren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 78).

842

1581 juli ? (to Embrick den … dach juli 1581)

Deken en kapittel, in de troebelen van de Opstand gevlucht naar Emmerich, richten zich met een

supplicatie tot de hertog van Kleef en Gulik, graaf van der Mark en Ravensberg en heer van

Ravenstein, om bijstand in hun noodzakelijk onderhoud. De proost Derick van Dorth en het kapittelver

zoeken de hertog hen te helpen bij de inning van de renten uit hun goederen.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 2).

843

1582 januari 27 (uth Lochem 27 january)

Brief van heer Leonardus Luimans, “pater tho Lochem” aan Johannes Hoeyer, pastoor binnen

Lochem. Verzoek van de briefschrijver aan Hoeyer om zo spoedig mogelijk naar Lochem te komen,

hetgeen ook de jonker van Haefften gaarne zou zien. Met een post scriptum: verzoek om aan de

brenger van de brief een schriftelijke antwoord mee terug te geven.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Het zegel van de briefschrijver in rode was is verloren

gegaan.

844

1582 februari (manendach voir ……)

Acht ondertekenaars, waarvan de namen niet meer leesbaar zijn, doen hun beklag aan waarschijnlijk

de kanselier van het Hof van Gelre over de panding aan hun goederen door Berntt Mockinck,

rentmeester over de kerkelijke en geestelijke goederen. De rentmeester heeft de zaak voor de

schepenen Henrick vander Capell en Wilhem Bentinck Sanderss. gebracht. De zaak is volgens de

aantekening onderaan de brief op 22 december 1582 terug verwezen aan de schepenbank om “met

manieren ten rechte te procederen”.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 144 van 148

845

1582 juli 12 (opten 12. julii)

Aantekeningen over de verpachting van de tienden te Warckem, Wychmond, Cortenweerd,

sGrevenweerd, de hoegen Griet (Cortenoeverse tienden), Roeversweerd, de Papenweerd,

Achtenveld, Kreyncweerd, de Vrouwenweerd en de Ommeloepstiende. De verpachting werd gedaan

voor Johan Kreynck en Wyllem Buyker. De laatste deed dit in plaats van Van Heeckeren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 79).

846

1584 maart 3 ( dessen IIJen

dach in meerte 1584 an baril? der rue Sanct Martin)

Godevourt Bertralmeuss aan deken en kapittel der kercken van Zutphen nu residerende tot Emmerick.

Op 1 maart had Bertralmeuss een brief van 23 janauri ontvangen van de kapittelheren, waarin zij hem

verzochten moeite te doen om de prebende te verkrijgen voor Hendrick Holscher, tweede kapelaan

van de St. Walburgis te Zutphen. Er was een rapport uitgebracht aan zijn ‘Alteze’ (Alexander Farnese,

hertog van Parma). De briefschrijver was niet erg gerust over de uitslag, omdat zijn Alteze maar “luttel

de nederlansche ende duijtsche tale kan verstaen”. De aanbeveling moest eerst in de Franse taal

worden “getranslateert”. Voorts nog berichten over een wisselbrief en een transactie met een

koopman uit Luik geheten Charlis Coen.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegeltje in rode was van de afzender is verloren gegaan.

847

1584 mei 12 (in oppido nostro Tornacensi die decima secunda may)

Philippus rex Castellae, Legionis, Arragonum, Navarrae etc. oorkondt, dat deken en kapittel van de

collegiate kerk te Zutphen Hermanno Berner in bezit dienen te stellen van de vrijgekomen kanonieke

prebende, opengevallen door de dood van Andreas Bentincq.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 601). Het zegel van de vorst is verloren gegaan.

b) Huberts II no. 1283 p. 40.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

847A

Ca. 1585

Request van kapittel van St. Walburgis en de andere kloosters en conventen van Zutphen aan zijn

hoogheit (de landvoogd, de hertog van Parma) om hulp en bijstand in hun nood, die was ontstaan

door de inval van vijandelijke troepen in de stad, waardoor velen hadden moeten vluchten naar Kleef

en elders.

a) Afschrift (Inv. nr. 77).

848

1586 maart 31 (den letzen marty)

Brief van Johannes? aan Johannes Hoyer, pastoor te Lochem. De briefschrijver antwoord blijkbaar op

een klacht van de pastoor over een levering van een “brothkasst”.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Met het secreetzegel in groene was van de

briefschrijver.

849

1587 januari 15 (Leodii 15 januarii)

Theodoricus de Lienden, amicus et confrater, schrijft aan deken en kapittel van St. Walburgis te

Zutphen over de opengevallen plaats voor een vicaris.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr.101).

b) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182.

850

1587 februari 15 (tot Brusselle dese XVden

dach februario)

Alexander, hertog van Parma en, Plaisan, ridder vander ordre, stadtholder gouverneur van Gelre, aan

deken en andere luyde vanden capitel van der kercke van Walburgen bynnen der stadt Zutphen. De

stadhouder heeft de klaagbrief van het kapittel van 13 januari j.l. gelezen en hoopt nu de reductie van

de stad Deventer heeft plaats gevonden, dat dit soelaas biedt aan de Zutphense kapittelheren.

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 145 van 148

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101).

851

1587 mei 1 (Deventer den 2 may anno 87)

Brief van Johan Tiesselinck aan Johannes Hoyer. De inhoud van de brief is door inktvraat praktisch

niet meer leesbaar geworden. Uit de tekst is nog enigszins op te maken dat het, zoals uit een lateer

brief blijkt, om een leverantie van boter gaat.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Het zegel van de briefschrijver in rode was is verloren

gegaan.

853

1587 november 19 (den 19 novembris anno 87)

Brief van Johannes Thiesselinck aan Johan Hoyer, pastor tho Lochem. De leverantie van een aantal

vaten boter was lang blijven liggen. Briefschrijver wil nu opheldering wat Hoyer uiteindelijk had

ontvangen zodat de rekening kon worden opgemaakt.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 109). Met sporen van het opgedrukte zegel van briefschrijver in rode

was.

854

1587 november 22 (datum ynghen cloister Graff den 22 novembris anno 87)

Brief van Johannes Thiesselinck aan Johan Hoijer, pastoren zu Lochem. Briefschrijver kaart opnieuw

de levering van boter aan.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 109). Het opgedrukte zegel in rode was is verloren gegaan.

855

1587?

Niet ondertekende brief aan Johannes Hoyer. Uit de tekst valt op te maken dat het een neef van

Johannes Hoyer moet. De briefschrijver verzoekt de pastoor om te bemiddelen voor een aantal

personen om hun beesten op gunstige voorwaarden ergens onder te brengen.

a) Oorspronkelijk op papier (Inv. nr. 109). Aan de adreszijde eigentijse aantekingen over ‘die van

Nettelhorst’. Het zijn betalingen voor twee maanden beestenstalling.

856

1588 januari 22 (mensis januari die vicesima secunda)

Akte van notaris Gregorius Beeckman uit naam van deken en kapittel van de kathedrale kerk te Luik

waarin zij het kapittel van St. Walburgis oproepen om mee te werken aan de afwikkeling van de

nalatenschap van hun overleden proost Herman, graaf van Rennenberg. De graaf van Rennenberg

was tevens kanunnik van het kapittel te Luik.

Op een blad met een afschrift van notaris Mathias Nyes over de belangen van de erfgenamen de

familie de Lalaing, graven van Hoogstraten.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 122).

b) Onvolledig afschrift (Inv. nr. 101).

857

1588 februari 14 (Deventer den XIIIJ februarii)

Mathias Senger schrijft aan deken en kapittel van Sente Walburgen kercke binnen Zutphen. Mathias

Senger bericht het kapitel dat Johan Strubbe het verzuimde leengoed Wentinck heeft aangeslagen,

waarvan de hulder al drie jaren oveleden was. Wentinck was een leengoed van het kapittel. De

briefschrijver waarschuwde het kapittel om te proberen de zaken ten goede te laten keren.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegeltje in groene was van Mathias Senger is verloren

gegaan.

858

1588 februari 14 (Leodii XIIIJ februarii)

Mathias?… aan deken en kapittel van St. Walburgis te Zutphen. Mandaat uit Luik voor de afhandeling

van de nalatenschap van de voormalige proost van het kapittel, de graaf van Rennenberg, voor zijn

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 146 van 148

familielid de graaf van Hoogstraten. Zie daarvoor de aantekenen op het tweede blad van deze brief.

De ondertekening van de brief is niet goed meer leesbaar.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Het zegeltje in rode was van de afzender is verloren gegeaan.

859

1588 december 6 (Deventer den VJ decembrii stilo correcto anno d. 88)

Mathias Senger aan de deken van Zutphen. De heer Johan Strubbe was bij Senger geweest om hem

te zeggen dat hij bereid was het kapittel een “redelicken penninck te schencken” voor het goed dat hij

onlangs te leen had verkregen. De heer Strubbe wenset een schriftelijk antwoord hierop. Met een p.s.

dat erop geantwoord is over de aflossing van het leen en dat er nog nader over zal worden

gesproken.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met het geschonden zegeltje van Mathias Senger in bruine was.

860

Ca. 1588?

Brief of kwitantie van S B V S aan de deken van het kapittel, dat hij 25 Emder guldens ontvangen had

van het huis van Grolle volgens een kwitantie van ene Clawss. Het andere geld was nog in Grolle

gebleven en waaover de briefschrijver niets wist. Verzoek aan de pater? om hem hulp en bijstand te

geven.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Met het geschonden zegeltje in groene was van de afzender.

861

1590 februari 5 en 15 (actum Deventer then vifften februarii en actum Zutphen den 15en februarii)

Twee akten waarbij het kapittel van St. Walburgis binnen Zutphen en de erfgenamen van de

Epserwaard, gelegen in het scholtambt Zutphen, als personen onder de parochie van de Nicolaaskerk

opten Berch binnen Deventer resorterend, een compromis hebben aangegaan. Het kapittel

verdedigde haar rechten op de Epserwaard met privileges van de Gelderse hertogen. De erfgenamen

van de Epserwaard voerden als gebruikers van de waard, dat het kortgeleden nieuw ontstane land

langs de IJssel, niet meer tot de op- of aanwassen behoorde, omdat de rivier op dat punt was verland

en dus niet meer onder het recht van “olthoevig landt” viel. De uitspraak werd gedaan door kanselier

en raden van het Hof van Gelre en de raadsheer van de vorst in Gelderland meester Peter van

Appeltern.

a) Eigentijdse afschriften (Inv. nr. 80).

In dorso: Concept dessen comprimisse tusschen deken ende capitel to Zutphen und den

erfgenamen vanden Epserweert.

862

1591 maart 1 (in oppido nostro Bruxellensi die primo mensis martii)

Philips, koning van Castellae, Arragonia, Legionis, utriusque Siciliae, Hierosolymae, Portugaliae etc.

beveelt deken en kapittel van de collegiate kerk van Sancte Walburgis om Johannus Mentsinck,

clericus van een diocees waarvan de naam niet is ingevuld, in het bezit te stellen van de kanonieke

prebende, vacerend door de dood van meester Franciscus van Thil.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 603). Het vorstelijke zegel in rode was is verloren gegaan.

b) Huberts II no. 1284 p. 40.

c) Zie ook Collectie Meinsma (Archiefnummer 138), Inv. nr. 182. Transcriptie van de tekst.

863

1591 november 3 (actum den 3 novembris anno 1591 nae den olden stijll)

Diederich van Dordt, proost der collegiate kercken binnen Zutphen oorkondt, dat er groot verloop is

van het proosdijland in het scholtambt Zutphen en met name in de buurschap Ritele aan de IJssel

gelegen. Geerlich vander Cappellen, raadsheer van het Hof van Gelre, had land, gelegen boven en

beneden de proosdijlanden aan de IJssel. De proost staat toe, dat Geerlich vander Cappelen de

nieuwe op- en aanwassen (sanden ofte weerden), die naast de proosdijlanden opkomen, mag

gebruiken zonder “befaringhe nae waterrecht”.

a) Eigentijds afschrift (Inv. nr. 81).

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 147 van 148

864

1596 juli 13

Akte waarbij het kapittel van St. Walburgis enerzijds en Henrick Buschoff anderzijds een schikking

aangaan ten aanzien van de tienden uit de waard Cortenoever. Voor het kapittel trad op de deken,

Peter van der Vecht.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 622).

865

15.. maart 11(anno viffthienhondert ende vie … den elfften martii)

Bernt Meyntinck en zijn vrouw Eeffse oorkonden, dat zij met hun broer Bernt Wolterdinck zijn

overeengekomen over de betaling van hun erfdeel uit het goed Wolterdinck, gelegen in het kerspel

Zelhem en de buutschap Oestryck, afkomstig van hun vader Wynolt Wolterdinck.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). De zegels van Wolter Horstinck en Rick.. ... Zijn verloren gegaan.

Aan één zijde is het perkament weggevreten waardoor er tekstverlies is ontstaan.

866

15.. augustus 29 (… opten XXIX augusti)

Ailbert Wolterdinck en zijn vrouw Fenne, Lambertz. Wolterdinck, Essele Wolterdinck, weduwe van

Everts Stenderinck (Meyntinck) en Aleith Wolterdinck, weduwe van Wolter? Wonninckz. oorkonden,

dat zij een overeenkomst hebben gesloten ten aanzien van de erfenisverdeling van het goed

Wolterdinck met hun broer Bernt Wolterdinck.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). De zegels van Wolter Horstinck en Johan van ... in groene was

zijn beschadigd.

867

Ca. 1590

Memorie voor de deken van het kapittel afkomstig van Derick Aessack, canonich. De kannnunik

schrijft aan de deken dat vrouw Honraedts haar papieren nog niet op orde heeft van wege de

gevaarlijke toestand.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 101). Door inktvraat is de tekst slecht leesbaar geworden.

868

Eind 16e eeuw

Deken en kapittel van St. Walburgis verzoeken aan de gedeputeerden van de Landdag van Gelre te

Arnhem bijeen om de kapittelgoederen in bescherming te nemen. Het kapittel voegde een memorie

hierbij, ondertekend door de landdrost Zeyno van Dort, waarin “byde hoege averheyt zekere

sequestratien verordent zyn” om de goederen van de uitgeweken kanunniken te confisceren. Het

kapittel deed bij de afgevaardigden een beroep op de vrijheden, privileges en het gewoonterecht van

Gelre, die immers in de overeenkomsten van ridderschap en steden van Gelre met hun vorsten een

zo belangrijke rol hadden gespeeld.

a) Minuut (Inv. nr. 82).

869

Begin 1600

Memorie opgesteld door de licentiaat Gherardus de Killensteyn in zake de begeving van een

prebende. Onduidelijk is of het om een prebende van de St. Walburgis gaat. De memorie was

geconfirmeerd door meester Hermannus Droem, decretum doctore, deken van de Utrechtse kerk

Beate Marie en Wilhelmo Paedze, kanunnik, decretorum doctore judicio te Utrecht.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 123).

870

1602 januari 15 (opten viffthienden dach des monatz januarii)

Seyno van Dordt, heer tho Dordt, landdrost van Zutphen en scholt van Lochem, oorkondt dat voor zijn

stadhouder voor het gericht, Willem opten Nordt, de verkoop heeft plaatsgevonden van het erf en

goed van Derreck Wolterdinck en zijn vrouw Anna aan Willem Gerretzoen en zijn vrouw Geirtrudt

Mockincks. Het goed Wolterdinck lag in het kerspel Selm (Zelhem) in de buurschap Oesterwick en

Archiefnummer 325 (regestenlijst) Pagina 148 van 148

werd als een edel vrij goed verkocht, behalve de inkomsten van vijfenhalve schepel rogge

Doesburgse maten, een halve molder gerst, een halve malder haver en een schepel moltrogge.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604). Met de geschonden zegels van de landdrost Van Dordt en de

stadhouder van het gericht Willem opten Noordt. Tekstverlies door een gat in het perkament.

871

1606 november 30

Kopie van een leenbrief, gecollationeerd door notaris Johan Delen, waarin Gisbert van Dorth te

Vieracker als leenheer aan Thomas Middeldorp, optredend als momber voor de onmondige Thomas

van Boirlo, met de ene helft van het goed Sweverinck in het kerspel Vorden beleent en de andere helft

aan Thomas Middeldorp als hulder voor het Sint Annagilde. Met een kwitantie van de kosten voor de

leenverheffing van 7 Karolus guldens en 2 stuivers.

a) Oorspronkelijk (Inv. nr. 604).

872

1624 november 19

Kopie van een akte opgemaakt door de stadssecretaris van Deventer waarbij de geschillen tussen

deken en kapitttel van St. Walburgis en de stad Deventer over de waard de Fenneroirt worden

bijgelegd. De komende twaalf jaren zal de magistraat van de stad Deventer jaarlijks 12 goudguldens

ad 28 stuivers betalen aan de rechtsopvolgers van deken en kapittel van Zutphen.

a) Kopie op papier (inv.nr. 99).