Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/26 Archeologische · 2016. 11. 6. · Archeologische...
Transcript of Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/26 Archeologische · 2016. 11. 6. · Archeologische...
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/26 Archeologische begeleiding in het kader sanering Stadhuis Culemborg projectnr. 201097 revisie 01 oktober 2012
auteur(s) I.M.J. Vossen
Opdrachtgever Gemeente Culemborg Postbus 136 4100 AC Culemborg
datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave
22‐11‐2012 definitief I.M.J. Vossen H. Koopmanschap
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 2 van 22
Colofon Titel: Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/26. Archeologische begeleiding in het kader sanering Stadhuis Culemborg Auteur(s): I.M.J. Vossen, ISSN: 1570‐6273 © Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 3 van 22
Inhoud blz. Administratieve gegevens ........................................................................................................... 4 Samenvatting............................................................................................................................... 5 1 Inleiding....................................................................................................................................... 7 2 Vooronderzoek............................................................................................................................ 9 2.1 Bureauonderzoek ........................................................................................................................ 9 2.2 Veldonderzoek door middel van boringen................................................................................ 10 2.3 Proefsleuvenonderzoek............................................................................................................. 11 3 Onderzoeksopzet....................................................................................................................... 12 3.1 Doel‐ en vraagstelling................................................................................................................ 12 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze ................................................................................................ 12 4 Onderzoeksresultaten ............................................................................................................... 15 4.1 Bodemopbouw.......................................................................................................................... 15 4.2 Sporen en structuren................................................................................................................. 15 4.3 Vondstmateriaal ........................................................................................................................ 18 4.3.1 Aardewerk en keramisch bouwmateriaal ................................................................................. 18 4.3.2 Overig vondstmateriaal ............................................................................................................. 19 5 Conclusies.................................................................................................................................. 21 Literatuur en geraadpleegde bronnen....................................................................................................... 22
Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ‐cyclus 3 Sporen‐ en determinatielijst Kaarten 187705‐S1 Boorpuntenkaart karterend booronderzoek 187705‐A Aanbevelingskaart 201097‐S1 Allesporenkaart proefsleuvenonderzoek 201097‐S2 Allesporenkaart archeologische begeleiding
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 4 van 22
Administratieve gegevens OW Projectnummer 201097 OM-nummer 37972 Provincie Gelderland Gemeente Culemborg Plaats Culemborg Toponiem Stadhuis Kaartblad
Coördinaten Error! Unknown document property name.1125 143755Error! Unknown document property name.441105
143840Error! Unknown document property name.441085 143775Error! Unknown document property name.441060 Kadaster Opdrachtgever Gemeente Culemborg Uitvoerder Oranjewoud Datum uitvoering november 2009 Projectteam I.M.J. Vossen (projectleider) I.M.J. Vossen (senior KNA‐archeoloog) A. Vissinga (KNA‐archeoloog) Bevoegd gezag Gemeente Culemborg Beheer documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot Provinciaal Depot Gelderland, Nijmegen Afbeelding 1 Locatie plangebied (Topografische Kaart 1:25.000 (niet op schaal), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 5 van 22
Samenvatting In opdracht van de gemeente Culemborg heeft Ingenieursbureau Oranjewoud in maart en in mei 2011 een archeologisch begeleiding (bij beperkte verstoring) in Culemborg uitgevoerd. De gemeente wil het oude stadhuis ingrijpend verbouwen, waarbij het oudste deel van het stadhuis wordt gerenoveerd en recentere aanbouwsels aan de achterzijde worden gesloopt. Hiervoor in de plaats zal een nieuwe raadszaal worden gerealiseerd. In 2008 is voor het plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Hierbij zijn een aantal aanbevelingszones gedefinieerd. Uiteindelijk zouden binnen twee aanbevelingszones verstoringen plaatsvinden; voor deze zones is dan ook vervolgonderzoek uitgevoerd. In november 2009 is reeds een proefsleuf ter hoogte van aanbevelingszone 1 aangelegd. De archeologische begeleiding ter plekke van aanbevelingszone 4 is in overleg met de gemeente uitgesplitst in twee fasen. Fase 1 betrof de begeleiding van de sloop. Deze heeft plaatsgevonden begin maart 2011. Daarnaast bleek een deel van het plangebied verontreinigd, waardoor een bodemsanering moest worden uitgevoerd. Fase 2 betrof dan ook de archeologische begeleiding van deze sanering. Deze is uitgevoerd in begin mei 2011. In het vlak dat na afgraving in het kader van de sanering is gedocumenteerd (op ca. 5,10 m +NAP) zijn slechts weinig archeologische sporen aangetroffen. Het gaat om drie ophogingslagen, waarvan spoor 10 wat betreft datering mogelijk overeenkomt met Laag 2 die op een iets dieper niveau in de proefsleuf is aangetroffen. Het aardewerk dat buiten deze laag is aangetroffen geeft blijk van een enigszins verstoorde context met een dientengevolge ruime datering van de 15e eeuw tot in de 19e eeuw (en mogelijk 20e eeuw). In spoor 10 zijn twee beerputten ingegraven, die na in onbruik geraakt te zijn met schoon zand c.q. mortel en puin zijn opgevuld. Tot slot is geconstateerd dat het voormalige politiebureau gedeeltelijk gefundeerd is op een oudere, gezien het baksteenformaat mogelijk 14e eeuwse fundering. Restanten van deze fundering zijn ook enkele dagen eerder waargenomen bij de sloopwerkzaamheden. Hieruit bleek dat deze fundering heeft toebehoort aan een gebouw van 8 bij (minimaal) 8 m. Over de functie van dit gebouw is niets bekend. Het betreft mogelijk een voorganger van het 17e eeuwse stadhuis. De gedocumenteerde resten zullen onder de huidige nieuwbouw bewaard blijven.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 6 van 22
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 7 van 22
1 Inleiding In opdracht van de gemeente Culemborg heeft Ingenieursbureau Oranjewoud in maart en in mei 2011 een archeologisch begeleiding (bij beperkte verstoring) in Culemborg uitgevoerd. De gemeente wil het oude stadhuis ingrijpend verbouwen, waarbij het oudste deel van het stadhuis wordt gerenoveerd en recentere aanbouwsels aan de achterzijde worden gesloopt. Hiervoor in de plaats zal een nieuwe raadszaal worden gerealiseerd. In 2008 is voor het plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek zes aanbevelingszones aangeduid waarvoor geadviseerd is vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven c.q. archeologische begeleiding van de sloopwerkzaamheden uit te laten voeren (zie kaart 187705‐A in de kaartenbijlage voor de ligging van deze aanbevelingszones). De vigerende plannen voorzien echter niet in verstoring van de ondergrond ter plaatse van alle aanbevelingszones, zoals aanbevelingszone 1 ter plaatse van het huidige parkeerterrein en aanbevelingszone 4, ter hoogte van de huidige aanbouw van het stadhuis. Voor deze zones is dan ook geadviseerd een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren, gecombineerd met een archeologische begeleiding van de sloop van de diverse 20e‐eeuwse toevoegingen aan het stadhuis. In november 2009 is een proefsleuf ter hoogte van aanbevelingszone 1. Voor een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek, wordt verwezen naar paragraaf 2.3. De archeologische begeleiding ter plekke van aanbevelingszone 4 is in overleg met de gemeente uitgesplitst in twee fasen. Fase 1 betrof de begeleiding van de sloop. Deze heeft plaatsgevonden begin maart 2011. Daarnaast bleek een deel van het plangebied verontreinigd, waardoor een bodemsanering moest worden uitgevoerd. Fase 2 betrof dan ook de archeologische begeleiding van deze sanering. Deze is uitgevoerd begin mei 2011. Het Programma van Eisen (PvE) voor het proefsleuvenonderzoek/archeologische begeleiding is opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud. 1 Het PvE is goedgekeurd namens het bevoegd gezag, door dhr. J.A.M. Smits en mevr. drs. Channa Cohen‐Stuart (senior‐archeoloog) van de Gemeente Culemborg (21‐09‐2009). Het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Ligging onderzoekslocatie Het plangebied is lange tijd in gebruik geweest als parkeerterrein voor het aanliggende "Oude Stadhuis" en de ABN‐AMRO. Hiernaast zijn in het oostelijk deel van het plangebied enkele bijgebouwen van het stadhuis aanwezig alsmede een binnentuin (zie afbeeldingen 1 en 2 en kaartbijlagen 187705‐S1). Het "Oude Stadhuis" staat onder beheer van de stichting Escape (Erfgoed Stadhuis Culemborg Alternatieve Particuliere Exploitatie). Ten tijde van de begeleiding werden/waren overigens de meeste 20e‐eeuwse aanbouwsels gesloopt.
1 Spoelstra & Koopmanschap 2009
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 8 van 22
Afbeelding 2. Locatie plangebied (bron luchtfoto: Google Maps)
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 9 van 22
2 Vooronderzoek In september 2008 heeft Advies‐ en Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd.2 Dit heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een booronderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn meegenomen in de onderzoeksstrategie zoals vastgelegd in het PvE. In november 2009 is vervolgens een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (overigens bestaande uit één proefsleuf).3
2.1 Bureauonderzoek
Uit het archeologisch bureauonderzoek komt naar voren dat het plangebied op de kaart van Berendsen en Stouthamer op of nabij de rand van de Redichem‐stroomgordel ligt, die gedateerd wordt tussen 272 v. Chr. en 1023 na Chr.4 Eventuele archeologische vindplaatsen uit de Late IJzertijd of later kunnen worden aangetroffen in de top van de oeverafzettingen van deze stroomgordel.. In het oosten van het plangebied bevindt zicht het "Oude Stadhuis". In de 16e eeuw stonden hier een raadhuis, een wisselkantoor voor kooplieden en een dingbank. In 1533 werd in opdracht van Anthonis van Lalaing en zijn vrouw Elisabeth begonnen aan de bouw van het huidige stadhuis. Het ontwerp van dit stadhuis is van de bekende bouwmeester Rombout Keldermans.5 In de loop van de eeuwen heeft een aantal verbouwingen aan dit stadhuis plaatshad. Daarbij wijzigde het aanzicht van het gebouw; het grondplan is nauwelijks gewijzigd. Het gebied ten westen van de bouwmassa van het stadhuis wijzigde in de loop van de tijd wel, zoals onder meer blijkt uit de kadastrale minuut van de gemeente Culemborg uit 1826. Hieruit blijkt dat in de periode na 1826 enkele gebouwen zijn afgebroken, samengevoegd of toegevoegd. In het zuidwesten van het plangebied is, aangeduid met nummer 885, een gebouw te zien. Ook in het oostelijk deel van het plangebied blijken verbouwingen te hebben plaatsgevonden. Het is dan ook niet uitgesloten dat resten van funderingen nog in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Op basis van de hiervoor geschetste ontwikkelingen aan de hand van historisch kaartmateriaal is het wellicht mogelijk de aangetroffen sporen en structuren te dateren. Ten noorden van het stadhuis is momenteel een schuur aanwezig. De kadastrale minuut laat ook op deze locatie een eerder bouwsel zien. Voorts blijkt uit de kadastrale minuut dat het zuidelijk deel van de huidige binnentuin eveneens bebouwd was met een deel van de bouwmassa van het stadhuis. Met uitzondering van de stegen die op de Kattenstraat uitlopen en het stadhuis, ligt het plangebied in een zone waar vermoedelijk geen voorname stedelijke gebouwen hebben gestaan. De oudste huizen zullen zijn gebouwd direct aan de Oude Markt en de Kattenstraat en de achter de huizen liggende percelen zullen doorgaans als achtererf in gebruik zijn geweest waar zich (moes)tuinen bevonden of waar uiteenlopende ambachtelijke activiteiten werden uitgevoerd. Dit sluit niet uit dat er in latere fasen na de bouw van de eerste huizen aan de Oude Markt en de Kattenstraat alsnog gebouwen werden opgericht (zoals die onder andere op de kadastrale kaart zijn te zien) maar deze zullen vermoedelijk veel meer een secundair karakter hebben gehad; bijgebouwen die vermoedelijk minder zwaar en diep zijn gefundeerd geweest dan de huizen aan de straatzijde. Op de stadsplattegrond van Blaeu uit 1649 is nog weinig van bebouwing te zien op de achtererven (afbeelding 3). Er lijken alleen tuinen aanwezig. Eventuele gebouwen van betekenis hadden waarschijnlijk wel op de plattegrond gestaan als die er waren. Op basis van de plattegrond van Blaeu is het aannemelijk dat de gebouwen die op de kadastrale minuut achter de huizen aan de straten staan, vrijwel zeker dateren uit de periode na het midden van de 17e
2 Sophie & Teekens 2008 3 Vossen 2011 4 Berendsen & Stouthamer 2001, Appendix 3 no. 145. 5 Beltjes & Schipper 1988, p. 129; Heunks 2007
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 10 van 22
eeuw. Op de kaart van Van Deventer uit ca. 1560 lijkt er binnen dit blok ook sprake van tuinen, waarbij echter in het oostelijke deel meer bebouwing is aangegeven dan dat op de kaart van Blaeu het geval is. De kaart van Van Deventer is echter veel schetsmatiger van opzet dan die van Blaeu. Opvallend is bijvoorbeeld dat het stadhuis, dat er ook rond 1560 al moet hebben gestaan, op de kaart van Van Deventer min of meer haaks ten opzichte van de werkelijke situatie is aangeduid.
Afbeelding 3. Uitsnede uit de kaart van Blaeu (ca. 1649). Locatie palngebied is rood omcirkeld (bij benadering). Voor de twintigste eeuw zijn nog enkele aanvullingen te maken voor de hiervoor beschreven historische situatie. De belangrijkste was wel de jam‐ annex conservenfabriek, die vanaf 1932 gevestigd was aan de Kattenstraat 20 (in het uiterste noordwesten van het plangebied). Hiernaast hebben binnen het plangebied bijgebouwen gestaan van deze voormalige stadsboerderij. Het een en ander heeft ertoe geleid dat de eerste 1 à 2 m van het bodemprofiel is verstoord. Het gaat om een ophogingslaag met veel baksteenresten en puin. Verder hebben er in directe omgeving van en binnen het plangebied verschillende bedrijven gezeten waaronder autobedrijven, werkplaatsen, een bakkerij, een spuiterij en een schildersbedrijf. Deze bedrijven waren vanaf het tweede kwart van de 20e eeuw gevestigd aan de Kattenstraat 4, 10, 16, 18 en 20 en aan de Herenstraat 10, 14, 20 en 28. Tot slot dient vermeld te worden dat binnen het plangebied zelf, de Markt tussen nummer 1 ‐ 3, een politiebureau was gevestigd. Op basis van het archeologisch bureauonderzoek werden binnen het plangebied, naast de hiervoor beschreven Laat‐Middeleeuwse en latere situatie, ook archeologische waarden verwacht uit de Romeinse tijd (op de afzettingen van de Stroomrug van Redichem). Deze zouden zich dan moeten bevinden onder de Laat‐Middeleeuwse ophogingslagen waarvan verwacht mag worden dat hier in ieder geval sprake moet zijn van één puinhoudende ophogingslaag.
2.2 Veldonderzoek door middel van boringen
Het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen toonde aan dat de top van de Redichem Stroomgordel is verstoord en dat er geen aanwijzingen zijn dat hierin/hierop bodemvorming en archeologische waarden aanwezig zijn (geweest). Het merendeel van het aangetroffen materiaal is
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 11 van 22
afkomstig uit de ophogingslaag. In de boringen 012 en 017 werden enkele fragmenten aardewerk en bot aangetroffen in het veen (op een diepte van respectievelijk 2 ‐ 3 en 2,1 ‐ 3 m – mv). Gezien de aard van dit veen (sterk kleiig met veenlaagjes) en de aanwezigheid van archeologische indicatoren, kan niet worden uitgesloten dat hier sprake is van een opgevulde waterput of beerput. In het ophogingspakket lijken twee fases te onderscheiden. Op het veen of de natuurlijke kleilaag ligt een pakket humeuze donkergrijze klei met puin‐ en baksteenresten. Daarop ligt een zandlaag waarin in een paar boringen een wat donkerder laag onderin is te onderscheiden. Ook deze laag is doorgaans puin‐ en baksteenhoudend. Een onderscheid in datering van de lagen is niet goed aan te brengen, maar vermoedelijk is de zandlaag van recente of subrecente ouderdom. De ophoging met klei zal vermoedelijk al in de Late Middeleeuwen zijn aangevangen.
2.3 Proefsleuvenonderzoek
Ter hoogte van aanbevelingszone 1 is op 26 november 2009 één proefsleuf aangelegd. Over een oppervlakte van ca. 10 bij 6 m is het eerste vlak aangelegd op een diepte van ca. 1 m ‐mv (ca. 4,80 m +NAP). Dit vlak (vlak 1) betreft echter een tussenvlak omdat het is gelegen in een ophogingslaag en nog niet in het vlak waar archeologische sporen worden verwacht. Vlak 2 is vervolgens aangelegd over een oppervlakte van ca. 2,5 bij 8 m. Het beperkte oppervlak dat door middel van de proefsleuf is opgegraven maakt een interpretatie van de aangetroffen resten lastig. Duidelijk is in elk geval dat het terrein in het verleden een aantal maal is opgehoogd. Ook recentelijk, bij de aanleg van de parkeerplaats met een laag cunetzand van 0,3 m. Daarvoor – of mogelijk ook in samenhang met de aanleg van de parkeerplaats – is het terrein eveneens met een zandpakket opgehoogd, zij het dat dit pakket matig puinhoudend is. Aan het einde van de Middeleeuwen is het terrein ook al een keer opgehoogd met een pakket van 0,4 ‐ 0,8 m ter hoogte van de aangelegde sleuf. Het aardewerk uit de laag dateert in elk geval van ca. 1450‐1550 na Chr. Het is waarschijnlijk dat het aanbrengen van deze laag ook uit deze periode dateert, omdat jonger materiaal volledig lijkt te ontbreken. Het niet onwaarschijnlijk dat Laag 2 samenhangt met de bouw van het nieuwe stadhuis rond 1530, direct ten oosten van de ligging van de proefsleuf en de daaraan voorafgaande sloop van gebouwen ter plaatse van de nieuwbouw. Het ophogingspakket zal dan hebben bestaan uit klei met zowel sloopmateriaal als bouwafval, gemengd met regulier stadsafval. Hoewel ophogingslagen in stedelijke contexten een normaal verschijnsel zijn, vormt de aanwezigheid van een oudere restgeul binnen het plangebied een extra reden voor ophoging. Restgeulen blijven immers tot lange tijd na het inactief raken van de betreffende riviertak een laaggelegen zone in het landschap. Tegelijkertijd biedt een dergelijke laagte ook de ruimte en mogelijkheid om te dienen als stortlocatie voor bouw‐, sloop‐ en stadsafval. Ook voorafgaand aan de ophoging van Laag 2 heeft al een ophoging plaatsgevonden. Dit pakket bevat veel minder puin en afval en zal daarom eerder ophoging dan dump tot doel hebben gehad. De vier sporen van voor ca. 1900 die zijn aangetroffen, zijn alle ingegraven in Laag 2. De datering van het vondstmateriaal uit de sporen S2, S3 en S4 valt echter samen met die Laag 2. Over de aard en onderlinge samenhang van deze sporen kan weinig worden gezegd. De vulling van S2 en S3 wijst zeker niet in de richting van een functie van de sporen als beerput. Voor S4 is dat ook niet waarschijnlijk, maar een functie als afvalkuil is aannemelijk. Het plangebied ter hoogte van Aanbevelingszone 1 ‐ dat in feite overeenkomt met de omvang van de proefsleuf ‐ kan na uitvoering van dit proefsleuvenonderzoek worden vrijgegeven. Een waardering van de vindplaats in zijn geheel blijkt op basis van een proefsleuf echter niet mogelijk. Geadviseerd wordt de waardering van de vindplaats te laten afhangen van de informatie die de archeologische begeleiding van de sloop toevoegt. Indien hieruit blijkt dat de vindplaats als behoudenswaardig kan worden gewaardeerd, dan kan een opgraving dan wel behoud in situ (mogelijk door planaanpassing) noodzakelijk blijken. Dit ter beoordeling van de bevoegde overheid.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 12 van 22
3 Onderzoeksopzet
3.1 Doel‐ en vraagstelling Het doel van het uitgevoerde archeologische begeleiding (bij beperkte verstoring) bestaat enerzijds uit een begeleiding van de sloop, teneinde onnodige diepe verstoring tegen te gaan (dieper dan gewenste bouwvlak). Daarnaast dienen archeologische sporen en vondsten bij het na sloop vrijgekomen bouwvlak te worden gedocumenteerd.
3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze Datum uitvoering 7‐11 maart 2011 (Fase 1), 2 mei (Fase 2)
Veldteam I. Vossen (senior KNA‐archeoloog) en Albert Vissinga (KNA‐archeoloog)
Weersomstandigheden Beide perioden droog en zonnig.
De eerste fase betrof de archeologische begeleiding van de sloop vanaf maaiveld. De sloop van de diverse 20e‐eeuwse aanbouwsels vond plaats van eind februari tot de eerste week van maart 2011. In deze laatste week vond ook de sloop beneden maaiveld plaats. Bij een eerste inspectie op 7 maart bleek dat de waarnemingsmogelijkheden echter zeer beperkt waren. Bovendien bleek de ondergrond tot aan onderkant sloopniveau verstoord (Afbeelding 4). In overleg met de gemeente is dan ook afgezien van een continue begeleiding. Wel is in deze week de sloop nog twee maal geïnspecteerd (Afbeelding 5).
Afbeelding 4. Sloopwerkzaamheden aan achterzijde stadhuis d.d. 7‐3‐2011. Foto richting ZW.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 13 van 22
Afbeelding 5. Onderkant sloopniveau aan achterzijde stadhuis d.d. 11‐3‐2011. Foto richting ZO.
Afbeelding 6. Gedocumenteerde vlak tijdens sanering d.d. 2‐5‐2011. Foto richting O. Ter plaatse van de binnentuin en aanbouwsels aan de noordoostzijde van het plangebied was de bodem zodanig verontreinigd, dat hier een sanering moest worden uitgevoerd. Deze is uitgevoerd in de laatste week van april en eerste week van mei 2011. Aanvankelijk zouden hierbij alleen de recente ophogingslagen worden verwijderd, waarbij geen begeleiding noodzakelijk zou zijn. De verontreiniging bleek echter dieper te gaan dan verwacht, waardoor ook dieper is afgegraven dan voorzien. Dit is helaas deels zonder archeologische begeleiding uitgevoerd. Wel heeft door de regio‐archeoloog de heer H.‐J. van Oort en E. Verhelst (archeoloog bij RAAP, die toevallig naast het plangebied woont)een inspectie
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 14 van 22
plaatsgevonden (d.d 28‐4‐2011). Hierbij zijn waarnemingen gedaan van onder andere een muurfundering/uitbraaksleuf en er zijn diverse vondsten gedaan.6 Hierop is op 2 mei 2011 de onderkant van het saneringsvlak alsnog door Oranjewoud gedocumenteerd (gefotografeerd, getekend 1:50), waarbij uit de spaarzaam aanwezige sporen (ophoogpakketten, funderingssleuf, fundering, twee beerputten) vondsten zijn geborgen. Behalve het vrijleggen in het vlak van een beerput, is nergens dieper gegraven dan dit niveau, teneinde geen diepere verstoring teweeg te brengen. De alhier geplande nieuwbouw voorziet ook niet in een diepere verstoring: het terrein zal worden opgehoogd met schoon zand, waarin funderingssleuven worden uitgegraven. Het veldwerk is onder saneringsomstandigheden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de veldwerkers gekeurd moesten zijn voor werken onder saneringsomstandigheden en met saneringsoveralls en ‐ handschoenen het veldwerk moesten verrichten. Toegang tot het saneringsgebied geschiedde via een zogenaamde deco‐unit.
6 Deze vondsten zijn op 23‐10‐2012 door E. Verhelst overgedragen aan Oranjewoud en onder de vondstnummers V15 t/m V18 opgenomen in de documentatie. De waarneming van de fundering/uitbraaksleuf is onder spoornummer S14 aan de documentatie toegevoegd.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 15 van 22
4 Onderzoeksresultaten
4.1 Bodemopbouw Hoewel bij de sanering dieper is afgegraven dan de recente ophogingspakketten, is het bij het sleuvenonderzoek aangetroffen ophogingspakket (Laag 2) uit ca. 1450‐1550 hier niet aangesneden. Gezien de hoogte van de onderkant sanering (ca. 5,10 m +NAP) kan het zijn dat deze hier wel nog op een dieper niveau aanwezig is. Ter plekke van de proefsleuf lag de bovenkant van dit pakket op ca, 4,80 m +NAP. Ook het boven dit pakket gelegen zandpakket (Laag 1) met puinfragmenten is ter plekke op de saneringslocatie niet meer aangetroffen. De ophogingslaag die tijdens de sanering is aangetroffen (spoor 8) komt wat betreft samenstelling wel in de buurt (matig fijn zand met veel puinfragmenten, zij het dat het veel siltiger is dan Laag 1 uit de proefsleuf). Uit spoor 8 is echter behalve bouwpuin geen aardewerk afkomstig. Uit een tweede ophogingslaag (spoor 10) is wel aardewerk afkomstig. Gezien de (zij het vrij ruime) datering ervan kan dit spoor mogelijk wel gelijktijdig met Laag 2 worden gedateerd. Spoor 10 is echter veel lichter van kleur, minder humeus en minder siltig dan Laag 2. In het uiterste westen van het vlak is nog een derde laag aanwezig (spoor 11), bestaande uit matig grof, sterk puinhoudend zand.
4.2 Sporen en structuren Er zijn in het vlak slechts een paar sporen aangetroffen. Dit betreft in de eerste plaats de drie hierboven besproken ophogingslagen (sporen 8, 10, 11), een beerput (spoor 6), een houten beer‐ of waterput (spoor 7) en twee funderings‐/uitbraaksleuven (sporen 9 en 14) en funderingen (sporen 12 en 13). In ophogingslaag spoor 7 zijn twee putten ingegraven (sporen 6 en 7; afbeelding 6). Het gaat om een ronde, gemetselde beerput (spoor 6; baksteenformaat 25 x 14 x 7 cm) en een ronde water‐ en/of beerput met houten beschoeiing (waarschijnlijk is het een tonput). Spoor 6 was opgevuld met schoon zand, waarin een weinig bouwpuin; spoor 7 is opgevuld met mortelresten. Het is niet meer duidelijk of de beerput met een rond gewelf overkoepeld is geweest en of deze dan bij de sanering is verwijderd of (wat waarschijnlijker is) eerder. Gezien de datering van de ophogingslaag (15e ‐ 17e eeuw) zullen beide putten 17e eeuws of later zijn. Voor de bouw van de 19e eeuwse uitbouw (voormalige politiebureau/cellenblok) van het stadhuis is een funderingssleuf gegraven (spoor 9), waarbij mogelijk ook een oude fundering is verwijderd. Deze oude fundering is namelijk wel nog aangetroffen onder de noordwestelijke en zuidwestelijke hoeken van de uitbouw (resp. spoor 12 en 13). Deze oude fundering is hier dus hergebruikt. Ertussen, aan de korte zijde van het gebouw, is destijds een nieuwe fundering gemetseld, waarbij naar alle waarschijnlijkheid geen oude fundering is verwijderd. Ook ten oosten van spoor 12, aan de noordelijke lange zijde van de uitbouw is een nieuwe fundering gemetseld, maar hier is het niet geheel duidelijk of daarbij eerst een oude fundering is gesloopt. De oude fundering (spoor 12 en 13) is gemetseld met grote bakstenen: 28,5‐29,5 x 14 x 7 (lxbxh).7 Gezien deze afmetingen is een datering in de 14e eeuw mogelijk. Bij de inspectie door de heren Van Oort en Verhelst zijn ook ten westen van het voormalige politiebureau nog resten van de fundering en uitbraaksleuven waargenomen. Deze waarneming is als spoor 14 gereconstrueerd weergegeven op tekening 201097‐S2 in de bijlage. Deze, mogelijk dus 14e eeuwse, funderingsresten zijn de restanten van een ca. 8 bij (minimaal) 8 m metend gebouw. Het is niet bekend wat de functie is geweest van het gebouw. Het betreft mogelijk een voorganger van het 16e eeuwse stadhuis.
7 Eén exemplaar is als monster meegenomen (V16)
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 16 van 22
Afbeelding 7. Sporen 6 (voorgrond) en 7 (rechts naast fotobord). Foto richting N.
Afbeelding 8. Hergebruikte fundering (spoor 12) bij 19e eeuwse aanbouw. Foto richting Z.
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 17 van 22
Afbeelding 9. Fundering zuidwestelijke korte zijde voormalig politiebureau met hergebruikte fundering (spoor 13). Foto richting ZO.
S13
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 18 van 22
4.3 Vondstmateriaal Er is een beperkte hoeveelheid aardewerk verzameld van het vlak, voor het merendeel uit spoor 10 (ophogingslaag) afkomstig. Van de inspectie van 28 april zijn meer vondsten afkomstig. Determinatie Aantal Gewicht (gr.) Keramiek 84 5770 incl. keramisch bouwmateriaal, waaronder 1
complete baksteen van fundering S14 Glas 2 10 Metaal 1 36 Mortel 2 17 Dierlijk bot 1 13 Natuursteen 2 175
Tabel 1. Totalen per vondstcategorie Archeologische Begeleiding/Inspectie
4.3.1 Aardewerk en keramisch bouwmateriaal Het weinige aardewerk dat op het vlak is aangetroffen is voornamelijk afkomstig uit spoor 10 (V10) (ophogingslaag). Het betreft onder andere twee fragmenten steengoed (Raeren?) en niet nader determineerbaar grijs‐ (3x) en roodbakkend geglazuurd aardewerk (6x). Het aardewerk kent een datering in de periode LMEB‐NT(A). Daarnaast zijn uit deze laag twee fragmenten van plavuizen afkomstig. Uit spoor 8 (V11) zijn nog minder fragmenten geborgen: twee fragmenten bouwkeramiek (roodbakkend baksteen) en 1 scherfje roodbakkend, geglazuurd aardewerk. Van de stort, aan de westzijde van spoor 10 (V12), is een bovenkant (zonder hals) van een steengoed kan (met glazuur) afkomstig. Het bij de inspectie op 28 april aangetroffen aardewerk is voornamelijk afkomstig van het vlak ten zuidwesten van de uitbraaksleuf/fundering spoor 14 (V15). Hierbij zijn 49 fragmenten keramiek aangetroffen met een totaal gewicht van 1,4 kg. Van deze 49 fragmenten waren er 2 fragmenten bouwmateriaal, zijnde fragmenten fayence tegel. De overige fragmenten bestonden uit gebruiksaardewerk. Dit gebruiksaardewerk bestaat voornamelijk uit laatmiddeleeuws grijsbakkend en roodbakkend aardewerk en steengoed. Over het algemeen genomen kunnen deze fragmenten worden gedateerd in de periode 1375‐1450. Er zijn echter ook recentere fragmenten aangetroffen zoals het witbakkende, en het fayence. Deze kunnen worden gedateerd in de periode 1600‐1750. Daarnaast is er een fragment industrieel wit aardewerk aangetroffen uit de periode 1850‐1950. Deze scherf kan echter als opspit worden beschouwd. Samenvattend hebben we hier mogelijk te maken met vondstcomplexen uit twee periodes, één uit 1375‐1450, en één uit 1600‐1750. Omdat hier sprake is van een vondst die niet tijdens een archeologisch onderzoek is gedaan, is niet bekend of er vondsten uit verschillende lagen afkomstig zijn, of er ook voor de vondsten uit de periode 1600‐1750 sprake is van opspit, of dat er inderdaad meerdere vondstcomplexen aanwezig zijn. Verder zijn bij de inspectie ten noordwesten het voormalige politiebureau na de sloop van het daar aanwezige gebouwtje vondsten gedaan (V17 en V18). Ook hier gaat het voornamelijk om roodbakkend, geglazuurd aardewerk, waaronder twee randen (één met oor) van hoogstwaarschijnlijk grapes/driepoten en enkele fragmenten steengoed. Een zevental scherven behoort tot één exemplaar van een vergiet met witte horizontale en verticale slibsikkels.8
8 Cf. Bartels 2004, no. 712 (1450‐1500).
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 19 van 22
4.3.2 Overig vondstmateriaal Het vondstmateriaal bestond daarnaast uit (grotendeels recent) bouwpuin, met name baksteen en mortel‐ en cementresten. Van de oude fundering spoor 14 is één baksteen als monster meegenomen (V16). Determinatie Aantal Fragmenten Gewicht Glas 2 10 Vlak groen gekleurd Metaal 1 36 Scherpe punt vlak, mes
punt? Mortel 2 17 Natuursteen 1 25 leisteen Natuursteen 1 150 kalksteen
Tabel 2. Determinatie overig vondstmateriaal
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 20 van 22
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 21 van 22
5 Conclusies In het vlak dat na afgraving in het kader van de sanering is gedocumenteerd (op ca. 5,10 m +NAP) zijn slechts weinig archeologische sporen aangetroffen. Het gaat om drie ophogingslagen, waarvan spoor 10 wat betreft datering mogelijk overeenkomt met Laag 2 die op een iets dieper niveau in de proefsleuf is aangetroffen. Het aardewerk dat buiten deze laag is aangetroffen geeft blijk van een enigszins verstoorde context met een dientengevolge ruime datering van de 15e eeuw tot in de 19e eeuw (en mogelijk 20e eeuw). In spoor 10 zijn twee beerputten ingegraven, die na in onbruik geraakt te zijn met schoon zand c.q. mortel en puin zijn opgevuld. Tot slot is geconstateerd dat het voormalige politiebureau gedeeltelijk gefundeerd is op een oudere, gezien het baksteenformaat mogelijk 14e eeuwse fundering. Restanten van deze fundering zijn ook enkele dagen eerder waargenomen bij de sloopwerkzaamheden. Hieruit bleek dat deze fundering heeft toebehoort aan een gebouw van 8 bij (minimaal) 8 m. Over de functie van dit gebouw is niets bekend. Het betreft mogelijk een voorganger van het 17e eeuwse stadhuis. De gedocumenteerde resten zullen onder de huidige nieuwbouw bewaard blijven. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, februari/oktober 2012
AB Stadhuis Culemborg Projectnr. 201097 oktober 2012, revisie 01
blad 22 van 22
Literatuur en geraadpleegde bronnen Bartels, M. 1999: Steden in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250‐1900). Beltjes, P. & P. Schipper. 1988. Culemborg, beeld van een stad. Culemborg, Koolhof. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine Meuse delta, the Netherlands. Assen, Van Gorcum. Heunks, E. 2007. Gemeente Culemborg; toelichting op de archeologische verwachtingskaart. Amsterdam, RAAP (RAAP‐rapport 1438) Lägers, H. (red.), z.j. Kleine geschiedenis van Culemborg. Voor iedereen die meer wil weten over de historie van de stad. Amersfoort+, Van Amerongen. Sophie, G. & P. Teekens, 2008. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Markt 1‐3 te Culemborg (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/104). Spoelstra, A. & H. Koopmanschap, 2009. Programma van Eisen Oude Stadhuis Culemborg (Archeologische begeleiding en IVO‐P). Vossen, I., 2010. Error! Unknown document property name. (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2010/15).
Bijlage 1: Archeologische perioden
Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum (300.000‐8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager‐verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager‐verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum (8800‐4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager‐verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum (5300‐2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager‐verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd (2000‐800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd (800‐12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid‐Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen (450‐1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450‐1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.
Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ)
• schematisch overzicht AMZ • verklarende woordenlijst AMZ
Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ)
Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar‐, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoek‐overig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek ‐ overig (IVO‐o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek ‐ overig door middel van boringen (IVO‐o) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek ‐proefsleuven (IVO‐p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek ‐ verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek ‐ karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de
verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek ‐ proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.
Bijlage 3: Sporen‐ en determinatielijst
Spo
ornu
mm
erV
lak
Dat
umS
poor
defin
itie
Opm
erki
ngen
Die
pte
(cm
.)N
AP
-hoo
gte
Spor
enlij
st
Laag
besc
hrijv
ing
Von
dstn
rs.
WP
2010
97
Cul
embo
rg S
tadh
uis
3797
2Pr
ojec
tnum
mer
:
Proj
ectn
aam
:
OM
-nr:
Loca
tiege
geve
ns:
Cul
embo
rg o
ude
stad
huis
(oud
e vi
smar
16
beer
put
wer
kput
2 =
arc
heol
ogis
che
bege
leid
ing
5,1
2
17
beer
-/wat
erpu
tw
erkp
ut 2
= a
rche
olog
isch
e be
gele
idin
g5,
12
18
laag
wer
kput
2 =
arc
heol
ogis
che
bege
leid
ing
5,1
21
z3s3
pu4b
a3br
ligr
11
19
laag
wer
kput
2 =
arc
heol
ogis
che
bege
leid
ing;
fund
erin
gs- e
n/of
ui
tbra
aksl
euf
5,1
21
z4pu
2gr
110
laag
wer
kput
2 =
arc
heol
ogis
che
bege
leid
ing
5,12
21
kz4
h1pu
3ba
3br
drgr
10
111
laag
wer
kput
2 =
arc
heol
ogis
che
bege
leid
ing
5,1
21
z4pu
3gr
112
muu
rwer
kw
erkp
ut 2
= a
rche
olog
isch
e be
gele
idin
g; fu
nder
ing
21
113
muu
rwer
kw
erkp
ut 2
= a
rche
olog
isch
e be
gele
idin
g; fu
nder
ing.
21
16
114
uitb
raak
sleu
fw
erkp
ut 2
= a
rche
olog
isch
e be
gele
idin
g0
2
Pag
ina
1 va
n 1
23-1
1-20
12
Determ
inatielijst
Vondst-
numm
erM
ateriaalC
at.nr.A
lgemeen (A
BR
)E
inddatreing (A
BR
)O
pmerkingen
Specifiek (A
BR
)B
akselType
Begindatering
(AB
R)
Aantal
VormG
ewicht
(gr.)
201097
Culem
borg Stadhuis
37972Projectnum
mer:
Projectnaam:
OM
-nr:
Locatiegegevens:C
ulemborg oude stadhuis (oude vism
ar
10K
ER
1S
TGN
TLM
E---
210
10K
ER
4TE
GE
LN
TLM
EP
LAV
UIS
2678
10K
ER
3R
OO
DN
TLM
EB
GLAZU
UR
6190
10K
ER
2G
RS
NTA
LME
B---
3185
11K
ER
2B
AK
STE
EN
NT
LME
---2
111
11K
ER
1R
OO
DV
AT
NT
LME
B---
183
12K
ER
1S
TGK
AN
schouder met ooraanzet
NTA
LME
B---
1165
15K
ER
7S
TGLM
EB
LME
B---
11202
15K
ER
2R
OO
DN
TALM
EB
---22
918
15K
ER
6W
ITN
TBN
TB---
13
15K
ER
1G
RS
NTA
LME
B---
11254
15K
ER
5IN
DU
SW
ITR
EC
EN
TN
TC---
11
15K
ER
3FA
YEN
CE
NTB
NTB
DELFTS
111
15K
ER
4TE
GE
LN
TBN
TBW
AN
DM
AJ
216
16K
ER
1B
AK
STE
EN
LME
BLM
EB
BA
KV
OL1
13500
17KER
5S
TGL
NTA
LME
B---
115
17K
ER
1R
OO
DG
IET
cf. Bartels no. 712; m
et slibsikkels; 1450LM
EB
LME
B---
7260
17K
ER
2R
OO
DG
RA
PN
TALM
EB
---2
350
17K
ER
3R
OO
Ddiverse exem
plarenN
TLM
EB
GLAZU
UR
8200
17K
ER
4FA
YEN
CE
NT
NT
DELFTS
16
18K
ER
2S
TGLM
EB
LME
B---
117
18K
ER
3S
TGL
kruik of bekerLM
EB
LME
B---
256
Pagina 1 van 2
27-11-2012
Det
erm
inat
ielij
st
Von
dst-
num
mer
Mat
eria
alC
at.n
r.A
lgem
een
(AB
R)
Ein
ddat
rein
g (A
BR
)O
pmer
king
enS
peci
fiek
(AB
R)
Bak
sel
Type
Beg
inda
terin
g (A
BR
)A
anta
lVo
rmG
ewic
ht
(gr.)
2010
97
Cul
embo
rg S
tadh
uis
3797
2Pr
ojec
tnum
mer
:
Proj
ectn
aam
:
OM
-nr:
Loca
tiege
geve
ns:
Cul
embo
rg o
ude
stad
huis
(oud
e vi
smar
18K
ER
4R
OO
DN
TLM
EB
GLA
ZUU
R1
10
18K
ER
1S
TGLK
RK
NTA
LME
B---
19
Pag
ina
2 va
n 2
27-1
1-20
12
Kaartenbijlage
20
20
22
11
18 16
Oude Vismarkt
2
Kattenstraat
I4657
I4870
I4650
I4710
I4925
I4709
I3824
I2428
I3909
I4152I3391
I3665
I4616
I3541
I3498
I3046
I2826
I3000
I862
I4924
I4615
I2222
I2883
I863
I2518
I876
I906
I2827
I873
I879
I3427I4871
I4872
I4869
I4614
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
!(
Oude Stadhuis
Keuken
Binnentuin
Schuur
Reproruimte
Halletje
Fietsstalling
Halletje012
002
019
018
017
016
015
014
013
011
009
008
007
006
003
143750
143750
143775
143775
143800
143800
143825
143825
4410
25
4410
25
4410
50
4410
50
4410
75
4410
75
4411
00
4411
00
4411
25
4411
25
4411
50
4411
50
Tekenaar
PROJECTLEIDER
SCHAAL
FORMAAT
KAARTNUMMER WIJZ.NR
BLAD IN BLADEN
STATUS
PROJECTOMSCHRIJVING
OPDRACHTGEVER
KAARTTITEL
A4
DATUMNR WIJZIGING GET.00 MY13-10-2008 definitief
(t:\00185000\00187705\Archeologie\187705-S1.mxd)
P.C.Teekens
P.C.Teekens
definitief
Gemeente Culemborg
00187705-S1
1 IN 1IVO Markt 1-3 te Culemborg
Situatie met boorpunten en bodemopbouw
°
Legenda:Boorpunten met nummer en bodemopbouw!( Met cunetzand en oude ophogingslaag op klei (en veen)!( Met cunetzand en oude ophogingslaag op leem!( Met cunetzand en oude ophogingslaag op veen (en klei)!( Gestaakt op puin
PlangebiedTopografie
1:500
20
20
22
11
18 16
Oude Vismarkt
2
Kattenstraat
I4657
I4870
I4650
I4710
I4925
I4709
I3824
I2428
I3909
I4152I3391
I3665
I4616
I3541
I3498
I3046
I2826
I3000
I862
I4924
I4615
I2883
I863
I2518
I876
I906
I2827
I873
I879
I3427I4871
I4872
I4869
I4614
4 3
56 2
1
5
143750
143750
143775
143775
143800
143800
143825
143825
4410
25
4410
25
4410
50
4410
50
4410
75
4410
75
4411
00
4411
00
4411
25
4411
25
4411
50
4411
50
Tekenaar
PROJECTLEIDER
SCHAAL
FORMAAT
KAARTNUMMER WIJZ.NR
BLAD IN BLADEN
STATUS
PROJECTOMSCHRIJVING
OPDRACHTGEVER
KAARTTITEL
A4
DATUMNR WIJZIGING GET.00 MY13-10-2008 definitief
(t:\00185000\00187705\Archeologie\187705-S2.mxd)
P.C.Teekens
P.C.Teekens
definitief
Gemeente Culemborg
00187705-A
1 IN 1IVO Markt 1-3 te Culemborg
Situatie met aanbevelingszones
°
Legenda:PlangebiedAanbevelingenTopografie
1:500
E
E
E
E
E
ES1
S2
S4S3
4,96
4,82
4,41
4,56
4,09
4,33
V3-V5
V2-V4
GIS-specialist
PROJECTLEIDER
SCHAAL
FORMAAT
KAARTNUMMER WIJZ.NR
BLAD IN BLADEN
STATUS
PROJECTOMSCHRIJVING
OPDRACHTGEVER
KAARTTITEL
A4
DATUMNR WIJZIGING GET.00 MM27-04-2007 definitief
(t:\00170000\00170918\ArcGIS\170918-S1.mxd)
I. Vossen
I. Vossen
definitief
Gemeente Culemborg
00201097-S1
1 IN 1IVO-P Uitbreiding StadhuisCulemborg
Overzichtskaart
°
Legenda:vlakWerkputSporen
1:50
0 2,4 m
#
#
#
#
#
#
#
#
D
D
D
D
DD
D
D
D
D
S10
S8
S9
S14
S11
S1S2
S6
S4S3
S12
S7
S13
5,1m
+
5,12m
+
4,82m
+4,4
1m +
4,56m
+4,0
9m +
4,33m
+
V18
V17
V15
V16
V13
V10
V11
V3-V
5
V2-V
4
1437
8014
3790
1438
0014
3810
1438
20441080441090441100441110
GIS-
spec
ialist
PROJ
ECTL
EIDER
SCHA
AL
FORM
AAT
KAAR
TNUM
MER
WIJZ
.NR
BLAD
IN BL
ADEN
STAT
US
PROJ
ECTO
MSCH
RIJV
ING
OPDR
ACHT
GEVE
R
KAAR
TTITE
L
A4
DATU
MNR
WIJZ
IGIN
GGE
T.00
IV22
-10-20
12de
finitie
f
(r:\00
2000
00\00
2010
97\Ar
cGIS\
MXD\
2010
97-S
1.mxd
)
I. Vos
sen/L
. vd H
aar
I. Vos
sen
defin
itief
Geme
ente
Culem
borg
0020
1097
-S2
1 IN
1IVO
-P en
AB U
itbrei
ding S
tadhu
isCu
lembo
rg
Overz
ichtsk
aart
°Le
gend
a: Werkp
ut IVO
-Pbe
staan
de/ge
sloop
te be
bouw
ingSp
oren
subre
cent
ca. 1
450-1
550 n
a Chr.
lagen
beer-
/wate
rput
uitbra
ak-/fu
nderi
ngss
leuf
funde
ring
recon
struc
tie ui
tbraa
ksleu
f
1:200
08m