Arbeidsmarktanalyse Gehandicaptenzorg 2010 · zien dat vooral het aantal verstandelijk...
Transcript of Arbeidsmarktanalyse Gehandicaptenzorg 2010 · zien dat vooral het aantal verstandelijk...
Arbeidsmarktanalyse gehandicaptenzorg 2010
Januari 2011
2/21
INHOUD
1 Inleiding ...................................................................................................................3
2 De branche gehandicaptenzorg .................................................................................4
2.1 Zorgaanbod .................................................................................................. 4
2.2 Zorggebruik .................................................................................................. 4
3 Werkgelegenheid......................................................................................................6
3.1 Omvang van de werkgelegenheid .................................................................... 6
3.2 Samenstelling werkgelegenheid naar dienstverband .......................................... 6
3.3 Samenstelling werkgelegenheid naar leeftijd .................................................... 7
3.4 Samenstellingen werkgelegenheid naar etniciteit .............................................. 7
3.5 Samenstelling werkgelegenheid naar functie .................................................... 8
3.6 Samenstelling werkgelegenheid naar opleiding ................................................. 8
4 Arbeidsmobiliteit ......................................................................................................9
4.1 Instroom....................................................................................................... 9
4.2 Doorstroom................................................................................................. 10
4.3 Uitstroom ................................................................................................... 10
5 Aanbod vanuit het onderwijs ..................................................................................11
5.1 Instroom in initiële opleidingen...................................................................... 11
5.2 Studie- en sectorrendement .......................................................................... 11
5.3 Beroepspraktijkvorming ............................................................................... 12
5.4 Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt ............................................................... 13
6 Kwaliteit van arbeid en personeelsbeleid ................................................................15
6.1 Arbeidstevredenheid .................................................................................... 15
6.2 Arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim ...................................................... 15
6.3 Personeelsbeleid.......................................................................................... 16
7 Huidige en toekomstige knelpunten ........................................................................18
7.1 Vacatures ................................................................................................... 18
7.2 Belangrijke ontwikkelingen ........................................................................... 18
7.3 Middellange termijn verwachting .................................................................. 20
7.4 Lange termijn verwachtingen ........................................................................ 20
3/21
1 Inleiding
De Stichting Arbeidsmarkt Gehandicaptenzorg (StAG) zet zich ervoor in dat de gehandicaptenzorg een
aantrekkelijke en gezonde branche is en blijft om in de werken. Deze arbeidsmarktanalyse biedt sociale
partners input voor de beleidsplanning van de StAG.
Eerst wordt een beeld geschetst van de branche zelf om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt beter te
kunnen plaatsen. Vervolgens wordt de werkgelegenheid en de ontwikkelingen daarin in kaart gebracht,
waarna de in-, door- en uitstroom in de branche wordt besproken. Om een beeld te krijgen bij de
toekomstige instroom komt het aanbod vanuit de verschillende zorgopleidingen aan bod. Hierna wordt
aandacht besteed aan de kwaliteit van de arbeid en het personeelsbeleid in de branche. Dit alles geeft een
beeld van de huidige arbeidsmarkt in de gehandicaptenzorg. In het laatste deel van deze
arbeidsmarktanalyse zal ook worden gekeken naar de toekomst van de arbeidsmarkt in de
gehandicaptenzorg ten behoeve van het meerjaren beleidsplan van de StAG.
Doordat het onderzoeksprogramma Arbeid in Zorg en Welzijn vanaf 2010 door een andere partij wordt
uitgevoerd dan de jaren hiervoor is ten tijde van het schrijven van deze arbeidsmarktanalyse nog geen
actuele informatie uit dit programma beschikbaar. Dit betekent dat belangrijke gegevens over de
arbeidsmarkt in de gehandicaptenzorg nog niet zijn geactualiseerd ten opzichte van de informatie die
beschikbaar was voor de arbeidsmarktanalyse 2009. Daardoor zullen om toch een zo volledig mogelijk
beeld te geven, gegevens die in de vorige arbeidsmarktanalyse zijn gebruikt in deze analyse worden
herhaald.
4/21
2 De branche gehandicaptenzorg
Eerst wordt een beeld gegeven van de gehandicaptenzorg door de ontwikkelingen in het zorgaanbod en
zorggebruik te bespreken. Deze ontwikkelingen zijn van grote invloed op de vraag naar personeel in de
gehandicaptenzorg.
2.1 Zorgaanbod
De schatting van het CBS van het aantal bedrijven1 dat actief is in de gehandicaptenzorg komt uit op 450
bedrijven. De afgelopen vier jaar is het aantal bedrijven flink toegenomen, door een toename van het
aantal kleine bedrijven met maximaal 10 personen.
Tabel 2.1: Aantal instellingen naar bedrijfsgrootte (afgerond op vijftallen)
Werkzame personen 2006 2007 2008 2009
1 40 65 80 95
20 tot 10 70 110 145 210
10 tot 50 30 35 25 30
50 tot 100 20 15 15 10
100 of meer 115 110 105 105
Totaal aantal bedrijven 275 335 370 450
Bron: CBS Tabel Bedrijven; economische activiteit, grootte en rechtsvorm
Onder deze 450 bedrijven waren in 2008 151 ondernemingen die ZVW/AWBZ gefinancierde
gehandicaptenzorg leverden. In het Jaarboek werknemers in de zorg 20102 wordt gesproken over 174
werkgevers in de gehandicaptenzorg.
2.2 Zorggebruik
Het aantal mensen dat gebruik maakt van de gehandicaptenzorg is tussen 2002 en 2008 toegenomen met
gemiddeld 6,3% per jaar3. In 2008 maakten naar schatting ruim 157.000 cliënten gebruik van de
gehandicaptenzorg. Dit is een stijging van 11.000 cliënten ten opzichte van 2007. De grootste stijging deed
zich voor in het aantal extramurale cliënten (11%), gevolgd door cliënten met dagbesteding (5%) en
intramurale cliënten (4%). In 2009 is het aantal intramurale plaatsen met behandeling met 5% gestegen ten
opzichte van 2008, daarmee zet de stijgende trend vanaf 2007 door. Het aantal intramurale plaatsen
zonder behandeling daalde echter tussen 2008 en 2009 met 3%, terwijl deze tussen 2006 en 2008 nog
steeg.
Tabel 2.2: Capaciteit en productie in de ZVW/AWBZ gefinancierde gehandicaptenzorg
2006 2007 2008 2009a
Capaciteit
Intramur. plaatsen met behandeling GHZ 40.735 40.771 42.320 44.410
Intramur. plaats. zonder behandeling GHZ 22.047 23.300 24.320 23.690
Productie (x 1.000)
Klinische verpleegdagen GHZ 14.593 14.668 15.123 15.868
Klinische verzorgingsdagen GHZ 7.692 8.188 8.532 8.289
Dagdelen groepsgewijze dagactiviteiten 12.754 13.206 13.456 13.575 a Voorlopige cijfers
b Niet alleen dagactiviteit door instellingen voor gehandicaptenzorg worden meegeteld, maar ook die door instellingen voor geestelijke
gezondheidszorg en voor verpleging en verzorging. Bron: CBS Tabel Zorginstellingen; financiën, personeel, productie en capaciteit naar SBI
1 Volgens de definitie van het CBS kan een bedrijf meer dan één vestiging omvatten, maar ook meer dan één juridische eenheid. Andersom komt het voor dat binnen een juridische eenheid verschillende onderdelen te onderscheiden zijn die afzonderlijk als bedrijf worden aangemerkt. 2 Geradt, L. (2010), Jaarboek werknemers in de zorg 2010. Leiden, Stichting publicatie jaarboeken. 3 Kwartel, A. van der (2010), Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009. www.vgn.nl.
5/21
De productie in dagen is ook gestegen. Het aantal klinische verpleegdagen is met 5% gestegen tussen 2008
en 2009. De klinische verzorgingsdagen zijn in dezelfde periode met 3% afgenomen en het aantal dagdelen
dagactiviteiten bleef nagenoeg gelijk. Tussen 2007 en 2008 steeg het aantal dagdelen nog met bijna 2%.
Het aantal cliënten steeg in die periode met 5%. Dit geeft aan dat meer cliënten niet een evenredig grote
groei in het werk betekent. Hierbij spelen ook de intensiteit en complexiteit van de zorgvraag mee als ook
de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit.
Uit cijfers van het CVZ (college voor zorgverzekeringen)4 blijkt dat 87% van de kosten betaald vanuit de
AWBZ in de gehandicaptenzorg naar zorgzwaartepaketten voor verstandelijk gehandicapten gaat. De rest
gaat naar lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten. Schattingen van het aantal cliënten naar deelsector laten
zien dat vooral het aantal verstandelijk gehandicapten stijgt. Onderzoek van het Sociaal Cultureel
Planbureau (SCP) laat zien dat er een duidelijke toename is in het aantal verstandelijk gehandicapte
jongeren dat zorg vraagt5. Voor een deel wordt deze groei verklaard door de rugzak-leerlingen die naar het
reguliere basisonderwijs gaan in plaats van het speciaal onderwijs en daar begeleiding ontvangen. Een
andere verklarende factor kunnen de hogere eisen zijn die de hedendaagse maatschappij stelt ten aanzien
van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid. Eisen waar (licht)verstandelijk gehandicapte jongeren
steeds moeilijker aan kunnen voldoen6. Echter, ook onder oudere verstandelijk gehandicapten stijgt de
vraag, omdat hun levensverwachting stijgt. De vraag naar begeleiding en kortdurend verblijf laten de
grootste stijging zien7.
4 http://www.zorgcijfersdata.cvz.nl. 5 Ras, M., Woittiez, I., Kempen, van H. en Sadiraj, K (2010), Steeds meer verstandelijk gehandicapten? Den Haag, Sociaal Cultureel
Planbureau. 6 Kwartel, A. van der (2010), Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009. www.vgn.nl. 7 Ras, M., Woittiez, I., Kempen, van H. en Sadiraj, K (2010), Steeds meer verstandelijk gehandicapten? Den Haag, Sociaal Cultureel
Planbureau.
6/21
3 Werkgelegenheid
3.1 Omvang van de werkgelegenheid
De werkgelegenheid in de gehandicaptenzorg is de afgelopen jaren net als het zorggebruik gegroeid. In
2008 waren er in de gehandicaptenzorg ruim 167.000 werkzame personen. Over de jaren 2003-2008
groeide dit aantal gemiddeld met 5,1% per jaar. Uitgaande van deze groei zou in 2009 de
gehandicaptenzorg ongeveer 176.000 werkenden tellen.
Tabel 3.1: Ontwikkeling van het personeelsbestand in de gehandicaptenzorg
2003 2004 2005 2006 2007 2008
Gem. groei
per jaar
Aantal werkzame personen . . . 151.320 158.940 167.300 5,1%
-waarvan in loondienst 128.298 135.831 140.614 141.730 148.250 156.000 4,0%
Aantal arbeidsplaatsen . . . 92.920 98.570 103.800 5,7%
-waarvan in loondienst 83.009 85.084 85.668 88.680 92.570 97.400 3,2%
Omvang gemiddelde werkweek 64,7% 62,6% 60,9% 62,6% 62,4% 62,4% -0,7%
Gemiddelde leeftijd (in jaren) 38 38 39 39 39 39 0,7%
Aandeel 50-plussers 16,6% 17,3% 19,2% 20,6% 22,7% 24,1% 7,8%
Aandeel vrouw 80,4% 81,1% 81,5% 81,8% 82,4% 83,1% 0,7%
Duur dienstverband (in jaren) 6,6 6,8 7,3 7,4 . .
Brutoverloop 12,9% 12,1% 11,2% 14,0% 12,8% 8,7% -7,7%
Nettoverloop 4,6% 5,2% 4,5% 5,8% 4,7% 3,2% -7,2%
Ziekteverzuim 6,5% 6,0% 5,7% 5,3% 5,4% 5,2% -4,3%
*Werkgelegenheid in 2007 is geschat o.b.v. de groei van werkzame personen tussen 2006-2007 in PGGM database
Bron: Arbeid in Zorg en Welzijn 2009 (cijfers afkomstig van CBS, PGGM, Vernet en Exitinterviews)
De groei in het aantal zelfstandigen in de gehandicaptenzorg komt ook uit deze tabel naar voren uit het feit
dat het aantal werkzame personen de afgelopen jaren harder is gestegen dan het aantal werknemers. Toch
is het maar 0,1% van alle werkenden in de gehandicaptenzorg een zelfstandige. Het merendeel is in vaste
dienst (89%). Ongeveer 5% heeft een tijdelijk dienstverband, 6% is oproepkracht en 0,3% is uitzendkracht8.
3.2 Samenstelling werkgelegenheid naar dienstverband
Uit tabel 3.1 blijkt ook dat de afgelopen jaren de omvang van de gemiddelde werkweek licht is gedaald. Op
basis van het onderzoek naar werk- en rusttijden en jaarurensystematiek uitgevoerd door IVA
beleidsonderzoek in opdracht van de StAG kan een beeld worden gegeven van de contractgrootte en de
daadwerkelijk gemaakte uren in verschillende levensfases. Daaruit blijkt dat 42% van de medewerkers een
contract van tussen de 25-32 uur heeft en nog eens 42% van minder dan 25 uur.
In de gemaakte uren is te zien dat 38% tussen de 25-32 uur werkt, 37% minder dan dit en een kwart meer
dan 32 uur per week. Per saldo wordt er dus iets meer gewerkt dan je op basis van de contracten zou
verwachten. Dit verschilt echter wel per levensfase, waarin de werknemer zich bevindt. Hoewel het
percentage werknemers met een contract voor 32-40 uur het hoogst is in de groep werknemers van boven
de 50 (mogelijkhedenfase), werken zij relatief gezien minder vaak meer dan hun contract dan werknemers
onder de 40 (ontwikkelfase en spitsuurfase). In deze laatste groep komt een contract van 32 uur of meer
met 5% het minst vaak voor onder degenen met kinderen (spitsuurfase), maar meer dan twee keer zoveel
maakt in werkelijkheid meer uren. Werknemers tot 40 jaar zonder kinderen (ontwikkelfase) hebben in 18%
van de gevallen een contract voor 32 uur of meer en een derde werkt 32 uur of meer. Daarmee is dit de
grootste groep die meer dan 32 uur werkt.
8 Prismant (2009), RegioMarge 2009. Utrecht: Prismant.
7/21
Tabel 3.2: Contractgrootte en daadwerkelijk gemaakte uren naar levensfase in de gehandicaptenzorg
levensfase
ontwikkel-fase spitsuurfase balansfase
mogelijk-
hedenfase Totaal
N 392 277 505 370 1544
Contractgrootte
0 t/m 24 uur 26% 66% 45% 38% 42%
25 t/m 32 uur 56% 30% 39% 41% 42%
32 t/m 40 uur 18% 5% 17% 21% 16%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100%
Gemaakte uren
0 t/m 24 uur 24% 56% 41% 33% 37%
25 t/m 32 uur 44% 33% 34% 42% 38%
> 32 uur 33% 12% 25% 25% 25%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100%
Bron: Onderzoek naar werk- en rusttijden en jaarurensystematiek, nog te verschijnen
Naast levensfase verschilt het aantal contracturen ook naar geslacht. Mannen hebben over het algemeen
grotere contracten. Uit de werknemersenquête van Prismant9 blijkt dit ook het geval is in de
gehandicaptenzorg, maar in vergelijking met andere zorgbranches hebben mannen met patiëntgebonden
functies in de gehandicaptenzorg kleinere contracten. De gemiddelde deeltijdfactor onder vrouwen in deze
functies is in dit onderzoek 70% en onder mannen 89%.
Uit de werknemersenquête van Prismant komt naar voren dat meer dan driekwart van de medewerkers
met een patiëntgebonden functie in de gehandicaptenzorg tevreden is met de arbeidsduur per week. Van
het kleine kwart dat ontevreden is, wil 55% minder werken in plaats van meer. Dit betekent dat ongeveer
10% van alle medewerkers met een patiëntgebonden functie meer uren wil werken. Belemmeringen voor
deze groep om ook echt meer te gaan werken zijn de werkgever die niet wil dat de medewerker meer gaat
werken en roostertechnische onmogelijkheden. In het kader van de Taskforce Deeltijd+ zijn er in de
gehandicaptenzorg pilots gestart, waarin manieren om deeltijdcontracten uit te breiden zijn onderzocht.
De resultaten van deze pilots zijn nog niet openbaar gemaakt.
3.3 Samenstelling werkgelegenheid naar leeftijd
De gemiddelde leeftijd van het personeel is tussen 2003 en 2008 toegenomen van 38 naar 39 jaar. Ook het
aandeel 50 plussers onder de medewerkers in de gehandicaptenzorg stijgt. Sinds 2003 is dit met 7,5
procentpunt gestegen naar 24,1% in 2008. Daarmee heeft de gehandicaptenzorg het kleinste aandeel 50
plussers van alle zorgbranches.
In de laatste Regiomarge van Prismant wordt geschat dat dat aandeel tot en met 2018 zal stijgen naar
ongeveer een derde.10
3.4 Samenstellingen werkgelegenheid naar etniciteit
In de gehandicaptenzorg is ongeveer 3% van de werknemers van allochtone afkomst.11
Een kwart van de
instellingen heeft actief beleid gericht op allochtone medewerkers. Het gaat dan vooral om activiteiten
gericht op instroom en behoud van allochtoon personeel. Ook het aantal allochtone cliënten is relatief laag
9 Smeets, R.C.K.H., Albers, D.A., &, Windt, W., van der. (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: Een monitor van de
kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. Utrecht: Prismant. 10
Bron: Prismant (2009), Arbeid in Zorg en Welzijn 2009. Zie www.azwinfo.nl/publicaties. 11
Prismant (2007), Arbeid in zorg en welzijn 2009. Zie www.azwinfo.nl/publicaties.
8/21
in de gehandicaptenzorg, maar dit neemt toe. Van de werkgevers ontwikkelt bijna 15% activiteiten ten
behoeve van allochtone cliënten.
3.5 Samenstelling werkgelegenheid naar functie
Het merendeel van het personeel in de gehandicaptenzorg werkt in een verpleegkundige of verzorgende
functie12
. Dit aantal neemt elk jaar toe met ongeveer 3% per jaar. De grootste groep daarna zijn de overige
patiënt- en bewonergebonden functies, waaronder agogen. Dit aantal steeg tussen 2006 en 2009 met
gemiddeld 4% per jaar.
Tabel 3.3: Aantal werknemers in de gehandicaptenzorg uitgesplitst naar functie
2006 2007 2008 2009a
Algemene en administratieve functies 9.990 10.840 11.090 11.560
Hotelfuncties 10.100 10.360 10.200 10.400
Terrein- en gebouwgebonden functies 1.070 1.080 1.100 1.170
Verpleegkundig en verzorgend personeel 94.890 98.400 100.190 103.540
Medisch en sociaal-wetenschappelijke functies 2.590 2.630 2.750 3.030
Overige patiënt- en bewonergebonden functies 18.390 19.160 20.600 20.960
Leerling-verpleegkundig en -verzorgende functies (BBL) 2.960 3.540 4.040 4.610
Overig personeel in loondienst 1.730 2.240 2.810 3.440
Totaal werknemers 141.720 148.250 152.780 158.710 a Voorlopige cijfers
Bron: CBS Tabel Zorginstellingen; financiën, personeel, productie en capaciteit naar SBI
Tussen 2006 en 2009 is vooral het aantal overige personeelsleden in loondienst en leerlingen (BBL)
gestegen. Het afgelopen jaar lijkt met name het aantal medische en sociaal-wetenschapelijke functies meer
gestegen te zijn dan de jaren ervoor.
3.6 Samenstelling werkgelegenheid naar opleiding
Figuur 3.1 geeft een overzicht van de verdeling van het verpleegkundige, verzorgende en agogisch
personeel naar kwalificatieniveau. De verdeling laat zien dat 40% van het personeel een verpleegkundige of
verzorgende opleiding heeft afgerond en bijna 50% een sociaal-agogische opleiding. Bijna een kwart van
het personeel heeft een sociaal-agogische opleiding op niveau 4 afgerond.
Figuur 3.1: Verdeling verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel in de gehandicaptenzorg naar kwalificatieniveau
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Vpl5 Vpl4 Vz3 Hlp2 Zhlp1 SPH5 SAW4 SAW3 Anders
Bron: Prismant (2009), RegioMarge 2009.
12 In onderzoek wordt over het algemeen gesproken over verplegend en verzorgend personeel. In de gehandicaptenzorg gaat het dan
veelal om groepsbegeleiders.
9/21
4 Arbeidsmobiliteit
4.1 Instroom
Van het verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel was, voordat ze bij de huidige werkgever in de
gehandicaptenzorg gingen werken, 35% werkzaam in een baan binnen de sector Zorg en Welzijn, Jeugdzorg
en Kinderopvang (WJK) 8% had een baan buiten de sector en 4% had een uitzendbaan13
. Daarnaast had
17% geen baan, waarvan de helft ook geen uitkering had. Een kwart van het personeel is direct vanuit de
opleiding in de gehandicaptenzorg gestroomd. Voor nieuwe instroom van buiten de Zorg en Welzijn in de
branche zijn dus vooral pas afgestudeerden en uitkeringsgerechtigden en nuggers belangrijke bronnen.
Vanuit de andere zorgbranches weet de gehandicaptenzorg verpleegkundig, verzorgend en sociaal-
agogisch personeel aan te trekken uit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de verpleging, verzorging en
thuiszorg (VVT).
Daarbij moet worden opgemerkt dat naarmate het gevraagde opleidingsniveau van een functie hoger is
deze functie vaker wordt opgevuld door iemand van binnen de Zorg en Welzijn of door een schoolverlater.
Op lagere functieniveaus stormen vaker uitkeringsgerechtigden of nuggers in. Helaas is niet bekend hoe
groot de instroom van werknemers in de gehandicaptenzorg is.
In de onderstaande figuur staat weergegeven om welke redenen medewerkers die voor het in dienst
komen niet in de gehandicaptenzorg werkten gekozen hebben voor deze branche. De veruit belangrijkste
reden is interessanter werk. Voor meer dan 30% is dat de reden geweest om te willen werken in de
gehandicaptenzorg. Vergeleken met alle mensen die in de sector Zorg en Welzijn zijn ingestroomd, is dit
belangrijker voor instromers in de gehandicaptenzorg. Carrière- en ontplooiingsmogelijkheden zijn iets
belangrijker voor hen dan voor diegenen die in andere Zorg- en Welzijnsbranches instromen.
Figuur 4.1: Redenen om te gaan werken in de gehandicaptenzorg
Bron: Werknemersonderzoek 2009, Prismant
13
Prismant (2009), RegioMarge 2009. Utrecht: Prismant.
0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0
Interessanter w erk
Carrière- en ontplooiingsmogelijkheden
Anders, namelijk:
Werk met meer zekerheid en toekomst
Veranderde omstandigheden thuis
Gevraagd om er te komen w erken
Betere afstemming met thuis
Werk dichter bij huis
Betere w erksfeer
Af lopen van tijdelijk contract of uitzendcontract
Reorganisatie of sluiting bedrijf (sonderdeel)
Mogelijkheid om meer uren te w erken
Een verhuizing
Meer gezinsinkomen
Een fusie van de organisatie w aar ik w erkteq
Ontslag om andere redenen
Gunstigere arbeidsvoorw aarden
Seizoensw erk
10/21
4.2 Doorstroom
Van de verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal-agogen in de gehandicaptenzorg die hun werkgever
verlaten blijft 21% in de gehandicaptenzorg werken14
. Dit is beduidend lager dan in de ziekenhuizen en de
GGZ, maar hoger dan in de VVT. Deze doorstroom binnen de branche bestaat voor 88% uit vrouwen en is
gemiddeld 33 jaar. Met een gemiddelde leeftijd in de branche van 39 jaar en een totaal aandeel vrouwen
van 83%, stromen jongeren en vrouwen iets vaker door van de ene werkgever in de branche naar de
andere dan ouderen en mannen.
4.3 Uitstroom
Het brutoverloop is het percentage werknemers dat jaarlijks uit een organisatie uitstroomt. In de
gehandicaptenzorg lag dit percentage op 8,7% in 2008 (zie tabel 3.1). Oftewel 8,7% van het personeel in de
gehandicaptenzorg verliet in 2008 de werkgever. Dit percentage is scherp gedaald en lag in 2008
beduidend lager dan de jaren ervoor. In 2008 bleven mensen dus vaker bij de huidige werkgever.
In de vorige paragraaf zagen we echter dat onder de uitstromende verpleegkundigen, verzorgenden en
sociaal-agogen één op de vijf binnen de gehandicaptenzorg blijft. Vanuit branche oogpunt is het vooral
interessant om te kijken naar de bestemming van de groep die de gehandicaptenzorg de rug toe keert. Dit
wordt het nettoverloop genoemd en dat lag voor de gehandicaptenzorg in 2008 op 3,2% (zie tabel 3.1) voor
alle werkenden in de gehandicaptenzorg. Dit is het laagste niveau sinds jaren, wat aanduidt dat de branche
haar werknemers beter heeft weten te behouden. Wellicht dat de economische crisis hierin een rol heeft
gespeeld.
Van alle verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal-agogen die hun werkgever in de gehandicaptenzorg
hebben verlaten in 2008 (dus inclusief diegenen die in de branche blijven) vindt 38% een baan in een
andere Zorg en Welzijnsbranche. Eén op de zes stopt met werken en één op de zeven is daarna werkloos.
Slechts 9% gaat in een andere sector dan de Zorg en Welzijn werken. Degenen die vertrekken bij hun
werkgever zijn over het algemeen jongeren. Zij zijn mobieler dan oudere werknemers.
In het werknemersonderzoek 2009 van Prismant15
is aan zittende werknemers gevraagd of zij op zoek zijn
naar een andere baan. In de gehandicaptenzorg zegt 13,5% van de werknemers uit te kijken naar een
andere baan. Daarvan heeft 52% daadwerkelijk actie ondernomen. De belangrijkste redenen om op zoek te
gaan naar een andere baan is toe zijn aan een nieuwe uitdaging (61%) en beter betaald werk willen (42%).
Deze laatste reden wordt in de gehandicaptenzorg beduidend meer genoemd dan in de andere branches in
Zorg en Welzijn. Gemiddeld ligt dit percentage op 30%. Andere redenen die werknemers in de
gehandicaptenzorg meer dan gemiddeld noemen zijn: meer uren willen maken, persoonlijke redenen,
ontevredenheid over zorg, geestelijk zwaar werk.
Als werknemers in de gehandicaptenzorg op zoek gaan naar een nieuwe baan dan zoeken ze die vooral
binnen de sector zorg (52%). Ongeveer 30% overweegt (ook) een overstap naar de welzijnssector en 21%
kijkt ook buiten Zorg en Welzijn. Iets minder dan één op de vijf heeft geen voorkeur voor een sector.
14 Prismant (2009), RegioMarge 2009. Utrecht: Prismant. 15
Smeets, R.C.K.H., Albers, D.A., &, Windt, W., van der. (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: Een monitor van de
kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. Utrecht: Prismant.
11/21
5 Aanbod vanuit het onderwijs
5.1 Instroom in initiële opleidingen
De instroom in de opleidingen Zorg en Welzijn fluctueert. Waar deze vanaf 2005 steeg, daalde deze licht in
2008. Gegevens over 2009 zijn op dit moment alleen beschikbaar voor de hbo-opleidingen. Voor de mbo
opleidingen zijn de meest recente cijfers uitgesplitst naar opleiding uit 2008. Het CBS geeft wel aan dat de
instroom in alle mbo opleidingen met de richting gezondheidszorg en welzijn na de daling tussen 2007 en
2008 is gestabiliseerd.
Tabel 5.1: Instroom in initiële opleidingen Zorg en Welzijn
2005 2006 2007 2008 2009
HBO Sociaal pedagogische hulpverlening 4.646 4.703 4.896 4.798 4.831
HBO Maatschappelijk werk en dienstverlening 3.083 3.291 3.449 3.423 4.036
HBO Creatieve therapie 486 508 467 440 440
HBO Culturele en maatschappelijke vorming 922 846 927 832 962
HBO Verpleegkunde 3.577 3.599 3.607 3.586 3.714
MBO 4 Sociaal cultureel werk 1.446 1.804 1.853 1.760
MBO 4 Pedagogisch werk 5.854
MBO 4 Maatschappelijke zorg 9.834 8.612 7.680
876
MBO 4 Verpleegkunde 7.005 663 7.311 6.569
MBO 3 Pedagogisch werk 12.726
MBO 3 Maatschappelijke zorg 11.885 12.318 14.272
4.082
MBO 3 Sociale dienstverlener 1.080 1.088 1.229 1.102
MBO 3 Verzorging 9.315 9.308 9.973 10.386
Bron: Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009 en HBO-raad
In 2009 is de instroom in de hbo opleidingen Zorg en Welzijn gestegen. Vooral de instroom in de opleiding
maatschappelijk werk en dienstverlening is gegroeid. Sinds 2008 is de opleiding sociaal pedagogisch werk
op niveau 3 en 4 opgesplitst in de opleidingen pedagogisch werk (niveau 3 en 4) en de opleiding
maatschappelijke zorg (niveau 3 en 4). In 2008 steeg mede door de splitsing van deze opleidingen de
instroom in deze richting op niveau 316
. De andere opleidingen uitgezonderd verzorging op niveau 3 kenden
een daling van de instroom.
5.2 Studie- en sectorrendement
Van de agogische opleidingen op niveau 3 is het aantal gediplomeerden gestegen met 14% ten opzichte
van 2004 naar respectievelijk 6.550 in 2008. Op niveau 4 is het aantal agogisch gediplomeerden sinds 2004
gedaald met 5% naar bijna 6.500. Het aantal gediplomeerden van de agogische opleidingen op niveau 5 is
zeer sterk gestegen met 61% naar 5.500 tegenover iets meer dan 3.400 in 2004.
Het aantal gediplomeerden van de opleidingen verzorging en verpleegkunde niveau 4 daalt sinds 2004. 17
In 2008 studeerden ongeveer 5.500 studenten af als verzorgende niveau 3, een daling van 15% ten opzichte
van 2004. Het aantal afgestudeerden als verpleegkundige op niveau 4 daalde met 7% naar bijna 3.700. Het
aantal gediplomeerden van de opleiding verpleegkunde niveau 5 is sinds 2004 gestegen met 10% naar
2.200 in 2008.
De vraag is echter hoeveel van de gediplomeerden ook daadwerkelijk beschikbaar komen op de
arbeidsmarkt. Calibris heeft daar onderzoek naar gedaan voor de mbo-gediplomeerden. Daaruit blijkt dat
van de gediplomeerden aan een zorgopleiding op mbo-niveau 71% gaat werken en iets meer dan een kwart
doorleert. Een minimaal percentage raakt werkloos of gaat iets anders doen. Onder de gediplomeerden
van een welzijnsopleiding op mbo-niveau is het gebruikelijker om door te leren, 44% kiest hier voor en 53%
gaat werken. Verder blijkt dat naarmate het niveau van de opleiding hoger is de kans groter is dat
16 Sinds 2008 wordt de opleiding pedagogisch werk op niveau 3 en 4 opgesplitst in de variant pedagogisch werker (niveau 3 en 4) en
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3 en 4). 17 Kwartel, A. van der (2010), Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009. www.vgn.nl.
12/21
gediplomeerden gaan werken. De kans dat ze doorleren of werkloos worden neemt juist af. Niet
verwonderlijk is het percentage dat gaat werken onder gediplomeerden van de BBL-leerweg groter dan de
BOL.
Uit de MBO-Kaart 200818
wordt duidelijk dat van de mbo gediplomeerde verpleegkundigen 81% gaat
werken. Een op de tien gaat werken in de gehandicaptenzorg. Van de gediplomeerde verzorgenden gaat
4% in de gehandicaptenzorg werken en van zowel de helpenden als de zorghulpen 1%. Van de
gediplomeerde sociaal-agogen gaan vooral gediplomeerden SPW4 in de gehandicaptenzorg werken (29%).
Gediplomeerden SPW3 kiezen maar in 4% van de gevallen voor de gehandicaptenzorg. De percentages van
de overige opleidingen zijn nog lager.
Voor de hbo-gediplomeerden zijn alleen algemene cijfers beschikbaar voor de opleidingssectoren Hoger
gezondheidszorg onderwijs en Hoger sociaal-agogisch onderwijs uit de HBO-monitor 200919
. Van de
gediplomeerden in het schooljaar 2007-2008 van een opleiding in de opleidingssector Hoger
gezondheidszorg onderwijs had in 2009 81% een baan en 7% studeerde door. De anderen gingen iets
anders doen. De gediplomeerden van een opleiding in de opleidingssector Hoger sociaal-agogisch
onderwijs hadden ook in 81% van de gevallen een baan en 9% studeerde door.
5.3 Beroepspraktijkvorming
De stage of beroepspraktijkvorming (BPV) vormt een belangrijk onderdeel in zowel de mbo als hbo Zorg en
Welzijnsopleidingen. Het aantal BPV-plaatsen in de gehandicaptenzorg is tussen 2007 en 2008 sterk
gegroeid, mede door de stimulering via het stagefonds. Het aantal BOL-plaatsen is gestegen met gemiddeld
26% en het aantal BBL-plaatsen met 18%. Deze groei bestaat voor een groot deel uit plaatsen voor de
nieuwe posities medewerkers maatschappelijke zorg 3 en medewerker gehandicaptenzorg 420
.
In 2009 zijn er in de gehandicaptenzorg ruim 6.000 BPV-plaatsen voor leerlingen aan een mbo
zorgopleiding21
en bijna 9.400 voor mbo-leerlingen sociaal-agogisch werk22
. Het merendeel van de BPV-
plaatsen is voor de opleiding tot pedagogisch werker op niveau 4 gevolgd door pedagogisch werker niveau
3. Voor de leerlingen aan een zorgopleiding is de meeste plaats beschikbaar voor maatschappelijke zorg 4
en verpleegkundige.
Tabel 5.2: Aantal BPV-plaatsen mbo zorgopleidingen en sociaal-agogische opleidingen
2009
Zorghulp 1 54
Helpende Zorg en Welzijn 2 585
Verzorgende 3 1.218
Maatschappelijke zorg 3 1.132
Maatschappelijke zorg 4 1.633
Verpleegkundige 4 1.490
Zorgopleidingen totaal 6.112
Sociale dienstverlener 3 15
Pedagogisch werker 3 2.977
Pedagogisch werker 4 6.370
Sociaal cultureel werker 4 26
Sociaal-agogische opleidingen totaal 9.388
Totaal 15.500
Bron: Rapportage arbeidsmarkt en onderwijsinformatie 2009-2010, bewerking CAOP
18
Calibris (2010), Rapportage arbeidsmarkt en onderwijsinformatie 2009-2010. www.calibris.nl. 19
HBO-raad (2010), HBO-monitor 2009: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. www.hbo-raad.nl. 20 Kwartel, A. van der (2010), Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009. www.vgn.nl.. 21 Hieronder valt ook de kwalificatie Helpende Zorg en Welzijn. 22 Calibris (2010), Rapportage arbeidsmarkt en onderwijsinformatie 2009-2010. www.calibris.nl.
13/21
Calibris heeft een schatting gemaakt van het benodigde BPV-volume in 2010 en het beschikbare volume. Ze
gaan daarbij uit van de vraag vanuit het onderwijs aan BPV-plaatsen en een volledige benutting van het
potentieel aan plaatsen. Daaruit blijkt dat voor de zorgopleidingen het grootste tekort van 5.000 plaatsen
zal ontstaan voor maatschappelijke zorg 3. Aangezien in 2009 73% van de plaatsen voor deze opleiding zich
in de gehandicaptenzorg bevond, zal de vraag naar plaatsen vooral worden gedaan aan deze branche. Voor
de andere opleidingen zal er een overschot aan plaatsen zijn. Echter, voor de opleidingen verzorgende 3 en
maatschappelijke zorg 4 bestaat dit overschot alleen voor BOL-plaatsen. Voor BBL-plaatsen wordt een
tekort verwacht van 240 voor verzorgende 3 en 770 voor maatschappelijke zorg 4. Voor deze laatste
opleiding voorzag de gehandicaptenzorg in 2009 in 71% van de plaatsen. Het verwachte overschot aan
BOL-plaatsen voor deze opleiding bedraagt 1.350.
Voor de sociaal-agogische opleidingen worden in 2010 overschotten aan BPV-plaatsen verwacht. De
grootste overschotten worden verwacht voor de opleidingen pedagogisch werker 3 en 4 met
respectievelijk 7.350 en 5.500. Echter ook hier zijn de verschillen tussen BOL en BBL groot. Waar het
geschatte overschot aan BOL-plaatsen pedagogisch werker 3 ruim 9.000 is, wordt het tekort aan BBL-
plaatsen voor deze opleiding geschat op 1.750. Voor de opleiding pedagogisch werker 4 wordt het tekort
aan BBL-plaatsen geschat op 100 en het overschot aan BOL-plaatsen op 5.600.
5.4 Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt
Tabel 5.3 laat zien in hoeverre werknemers vinden dat hun functie aansluit op hun opleiding. Werknemers
uit de gehandicaptenzorg vinden dat hun functie minder goed aansluit bij hun opleiding dan werknemers
uit andere zorgbranches.
Tabel 5.3: Aansluiting tussen functie en opleiding, uitgesplitst naar meest voorkomende functies binnen het primaire proces in de
gehandicaptenzorg
10 De kolom ‘Totaal’ geeft de cijfers weer van alle werknemers binnen het primaire proces (dus niet alleen van de functies die in de voorgaande
kolommen zijn genoemd).
14/21
Vermoedelijk komt dit omdat in de gehandicaptenzorg minder werknemers het idee hebben dat het niveau
van de functie aansluit bij het opleidingsniveau. Dit idee leeft het sterkst bij begeleidende/agogische
functies. Van hen vindt minder dan 70% dat de functie goed aansluit op de kennis en vaardigheden. Voor
ongeveer 12% levert de mismatch tussen opleiding en functie ook daadwerkelijk knelpunten op.
Een mogelijke oorzaak van het ervaren van knelpunten is de verwachting ten aanzien van pas
gediplomeerden bij collega’s. Uit onderzoek van Nivel komt het beeld naar voren dat met name in de
gehandicaptenzorg de verwachtingen hoog gespannen zijn23
. Leden van het panel Verpleging en Verzorging
van het Nivel werkzaam in de gehandicaptenzorg geven bijna allemaal aan dat zij van pas afgestudeerden
verwachten dat zij direct als volwaardige beroepskrachten kunnen meedraaien. Volgens meer dan 90%
verwachten ook hun collega’s en leidinggevenden dat van de gediplomeerden. Daarmee zijn de
verwachtingen in de gehandicaptenzorg significant hoger dan in de andere zorgbranches waar gemiddeld
85% dit verwachtingspatroon heeft. Daar staat tegenover dat 88% van de leden uit de gehandicaptenzorg
vindt dat pas gediplomeerden goed voorbereid zijn op de praktijk. Ook dit is significant hoger dan in de
andere zorgbranches.
23 Veer, A.J.E de, Verkaik R. & Francke, A.L.Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden.Utrecht:Nivel 2010.
15/21
6 Kwaliteit van arbeid en personeelsbeleid
6.1 Arbeidstevredenheid
Verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen in de gehandicaptenzorg zijn over het algemeen
tevreden over hun werk. Het meest tevreden zijn ze met de werkbeleving, waarbij vooral de inhoud en
omstandigheden van het werk als (zeer) positief worden gewaardeerd24
. Het enige dat de positieve
werkbeleving enigszins hindert is de ervaren werkdruk. Buiten de werkbeleving zijn de verpleegkundigen,
verzorgenden en sociaalagogen tevreden met de werktijden. Daarover zijn ze namelijk met een score van
4,1 op een schaal van één tot vijf (heel) tevreden. Het minst tevreden zijn ze met het loon.
Echter, voor het behoud van personeel is niet alleen tevredenheid van belang, maar ook betrokkenheid. Uit
het werknemersonderzoek 200925
blijkt dat de betrokkenheid in de gehandicaptenzorg lager is dan in de
andere branches in de Zorg en Welzijn. Ook ervaren werknemers in de gehandicaptenzorg, na de
ziekenhuizen, de minste steun van de organisatie.
6.2 Arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim
Werknemers in de gehandicaptenzorg ervaren hun werk als werk met veel verantwoordelijkheid (70%) en
geestelijk zwaar (39%). Ten opzichte van de andere branches in Zorg en Welzijn ervaren ze bovengemiddeld
agressie en geestelijk zwaar werk26
.
Een ander aspect van de arbeidsomstandigheden is de toenemende toepassing van techniek in de zorg aan
cliënten. In de gehandicaptenzorg is de inluisterverbinding voor zorg op afstand al jaren gemeengoed. Deze
wordt de laatste jaren steeds meer aangevuld met domoticatoepassingen als deurvergrendeling,
camerabewaking, bedmat-sensoren, halszenders en oproepdrukkers27
. Een zorgprofessional in een
zorgcentrale ontvangt de signalen van deze toepassingen via computerschermen. Een bijkomend voordeel
van deze ontwikkeling in de toepassing van technieken in de zorg, is dat bij een goede invulling van de
zorgcentrale de zorgprofessional op de werkvloer een vergroot gevoel van veiligheid ervaart omdat er een
collega meekijkt. Goede huisvesting en een goede werkomgeving zijn voor deze medewerkers extra van
belang door het langdurige beeldschermwerk en de vele signalen die zij moeten verwerken.
Omdat het merendeel van de functies patiëntgebonden is, gaat over het algemeen veel aandacht uit naar
de arbeidsomstandigheden in deze functies. Dit was aanleiding voor de Arbeidsinspectie om de
arbeidsomstandigheden van ondersteunende diensten in de zorg in kaart te brengen. Uit de resultaten van
dit inspectieproject blijkt dat van de 22 onderzochte instellingen in de gehandicaptenzorg 15 instellingen in
overtreding waren en er in totaal 74 overtredingen zijn geconstateerd28
. De gehandicaptenzorg kende het
hoogste gemiddeld aantal overtredingen per instelling met een overtreding van alle zorgbranches. Als er
dus iets mis was met de arbeidsomstandigheden voor de ondersteunende diensten dan waren er vaak
meerdere overtredingen. De meeste overtredingen zijn gemaakt op het gebied van veiligheid, gevolgd door
het arbobeleid.
Het ziekteverzuimpercentage in de gehandicaptenzorg lag in 2009 net als in 2008 op 5,2%. Daarmee is de
daling die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan gestagneerd. De vraag is hoeveel van dit verzuim
24 Smeets, R.C.K.H., Albers, D.A., &, Windt, W., van der. (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: Een monitor van de
kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. Utrecht: Prismant. 25 Smeets, R.C.K.H., Albers, D.A., &, Windt, W., van der. (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: Een monitor van de
kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. Utrecht: Prismant. 26 Smeets, R.C.K.H., Albers, D.A., &, Windt, W., van der. (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: Een monitor van de
kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn. Utrecht: Prismant. 27 Nictiz (2009). Zorg op afstand: Het perspectief van de zorgprofessional i de langdurige zorg. Den Haag: Nictiz. 28 Arbeidsinspectie (2010). Projectrapportage inspectieproject facilitaire diensten in de zorg. Utrecht: Arbeidsinspectie.
16/21
werkgerelateerd is. In het werknemersonderzoek 2009 is dit gevraagd aan werknemers die in het afgelopen
jaar langer dan 2 weken achtereen ziek zijn geweest. In de gehandicaptenzorg gaat het dan om 18% van het
personeel. Van hen geeft 36% aan dat de oorzaak van de ziekte (gedeeltelijk) in het werk moet worden
gezocht. Een te hoge werkdruk en de arbeidsomstandigheden spelen hen het meeste parten, gevolgd door
de omgang met cliënten.
6.3 Personeelsbeleid
De vijf belangrijkste knelpunten die instellingen voor gehandicaptenzorg in 2009 in hun personeelsbeleid
ondervinden zijn weergegeven in tabel 6.1.
Tabel 6.1: Top vijf knelpunten en maatregelen in het personeelsbeleid in de gehandicaptenzorg
Knelpunten en maatregelen 2007 2009
Beheersing van de werkdruk 48% 69%
Overige maatregelen 20%
Werkdrukanalyse 15%
Extra personeel aantrekken 10%
Stressmanagement training 10%
Aantrekken van nieuw personeel 49% 65%
Werving via andere kanalen 54%
Extra werving via gebruikelijke kanalen 39%
Geen maatregelen genomen 19%
Zelf opleiden van (nieuw) personeel 19%
Onder- of overkwalificatie van personeel 28% 52%
Extra scholing 37%
Geen maatregelen genomen 9%
Aanpassing takenpakket 5%
Aantrekken van juist gekwalificeerd personeel 5%
Beperkingen als gevolg van arbeidstijdenregeling 25% 49%
Geen maatregelen genomen 17%
Aanpassing van de roosters 12%
Overige maatregelen 7%
Tijdelijk minder strikte naleving van de regelingen 5%
Onvoldoende beschikbaarheid van personeel door verlof/vakanties 31% 48%
Inzetten uitzendkrachten 23%
Geen maatregelen genomen 8%
Aanpassing individuele afspraken met medewerkers 8%
Pool opgezet 5% Bron: Werkgeversenquête 2009
Opvallend is dat alle knelpunten vaker worden genoemd door werkgevers dan in 2007. De onder- of
overkwalificatie van personeel en beperkingen door de arbeidstijdenregeling worden zelfs door bijna een
kwart meer werkgevers genoemd. Dit zijn ook de knelpunten die in vergelijking met andere branches vaker
worden genoemd in de gehandicaptenzorg.
Kijkend naar de top vier maatregelen die worden genomen per knelpunten valt op dat in die top vier
regelmatig het antwoord ‘geen maatregelen genomen’ terugkomt. Het lijkt erop dat veel instellingen het
probleem dan wel zien, maar niet de middelen (bijvoorbeeld kennis, tijd of geld) hebben om er ook iets aan
te doen.
In 2007 stonden in de top vijf naast het beheersen van werkdruk en het aantrekken van nieuw personeel,
vergrijzing van het personeel (36%), ziekteverzuim (35%) en vasthouden van zittend personeel (34%). In de
voorgaande hoofdstukken is gebleken dat het verloop uit de gehandicapten beduidend lager is geworden.
Het ziekteverzuim is de afgelopen jaren al scherp gedaald. Wellicht dat daardoor deze aspecten minder als
een knelpunt worden gezien. De vergrijzing is echter geen halt toegeroepen. Dit kan de branche ook niet.
17/21
Het enige wat ze kan doen is beleid maken om de werknemers zo lang mogelijk inzetbaar te houden. Uit
het werkgeversonderzoek van Prismant blijkt dat in de gehandicaptenzorg 30% van de werkgevers nog
geen beleid heeft geformuleerd op het gebied van levensfasebewust personeelsbeleid. Ongeveer één op de
vijf heeft hiervoor plannen en nog eens één op de vijf heeft er beleid voor geschreven. Iets meer dan een
kwart is het aan het implementeren of heeft het geïmplementeerd.
In de CAO Gehandicaptenzorg 2009-2011 hebben CAO-partijen ondersteuning bij de duurzame
inzetbaarheid van de werknemer in alle levensfasen vormgegeven middels het Persoonlijk Budget
Levensfase (PBL). Dit is ingevoerd in januari 2010. Met deze invoering zijn de leeftijdsgerelateerde
verlofregelingen komen te vervallen. Het budget loopt tussen 2010 en 2013 op van 20 uur naar 35 uur per
jaar. De werknemer heeft de mogelijkheid om de toegekende PBL-uren (geheel of gedeeltelijk) op te
nemen of te sparen. Sparen kan hierbij via tijdsparen bij de werkgever of via de levensloopregeling. Het
PBL kan door de werknemer worden aangewend voor bestedingsdoelen in tijd. Met het PBL beogen CAO-
partijen duurzame inzetbaarheid bij de werknemer in alle levensfasen te ondersteunen 29
.
29
www.arbeidsmarktgehandicaptenzorg.nl
18/21
7 Huidige en toekomstige knelpunten
7.1 Vacatures
Om een beeld te krijgen bij de ontwikkeling van de vraag naar arbeid wordt gekeken naar de trend in het
aantal openstaande vacatures van de afgelopen jaren (zie figuur 7.1). Het aantal openstaande vacatures is
het aantal vacatures waar aan het einde van het jaar nog geen personeel voor is gevonden.
Sinds 2004 is het aantal openstaande vacatures in Zorg en Welzijn sterk toegenomen. Deze stijging bereikte
zijn piek in 2008. In 2009 is dit aantal vacatures weer sterk gedaald. In 2009 zijn voor het eerst sinds 2003
meer vacatures vervuld dan ontstaan. Dit is een duidelijk teken dat de arbeidsmarkt in de Zorg en Welzijn
zich heeft ontspannen.
Figuur 7.1: Aantal openstaande vacatures in Zorg en Welzijn (x 1.000)
0
5
10
15
20
25
30
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Bron: CBS Vacatures; SBI2008 particuliere bedrijven en overheidssectoren
Aangezien deze arbeidsmarktanalyse onderdeel uitmaakt van een meerjarenbeleidsplan voor de StAG is
het van belang om te kijken naar de toekomst van de arbeidsmarkt in de gehandicaptenzorg. Daartoe
worden hieronder enkele ontwikkelingen geschetst die van invloed zullen zijn op de arbeidsmarkt in de
gehandicaptenzorg.
7.2 Belangrijke ontwikkelingen
Economische crisis
Figuur 7.1 laat zien dat de ontwikkeling in het aantal vacatures in Zorg en Welzijn wordt beïnvloed door het
economische tij. Tijdens de crisis van 2002-2004 is te zien dat er minder vacatures openstonden en ook in
2009 daalde het aantal vacatures scherp. Andere mogelijke effecten van de crisis die we in de voorgaande
analyse hebben gezien zijn de teruggang van het verloop en de groei van het aantal studenten aan een
zorgopleiding. Een duidelijk voelbaar effect is dat de arbeidsmarkt minder krap is geworden, ondanks de
groei van de werkgelegenheid. Ten eerste omdat mensen in een crisis minder snel van baan veranderen en
anderzijds omdat de relatieve baanzekerheid van de zorg mensen aantrekt. De crisis lijkt daarmee vooral
19/21
gunstige effecten te hebben gehad op de arbeidsmarkt in de branche. Het is echter ook de aanleiding voor
een gevaar waarvan de exacte gevolgen nog ongewis zijn, namelijk bezuinigingen.
Bezuinigingen
Vanaf het begin van 2010 was duidelijk dat Nederland moest gaan bezuinigen. Met de val van het kabinet
Balkenende IV, de verkiezingen en de lange formatieperiode was het lange tijd onduidelijk waarop en
hoeveel er zou worden bezuinigd. Met de komst van het regeer- en gedoogakkoord tussen VVD, CDA en
PVV is duidelijk geworden dat het nieuwe kabinet op alle collectieve sectoren bezuinigt en alleen investeert
in de zorg. Dit gaat echter gepaard met ingrijpen in de AWBZ. Het kabinet wil de financiering per handeling
vervangen door financiering van resultaten. Het persoonsgebonden budget wordt wettelijk verankerd.
Wonen en zorg worden gescheiden en de functies dagbesteding en begeleiding zullen worden
overgeheveld naar de WMO. Verder wordt het recht op gehandicaptenzorg voor cliënten met een IQ boven
de 70 geschrapt.
In de afgelopen jaren is de zorgvraag in de gehandicaptenzorg gegroeid. De vraag is welke invloed de
bezuinigingen hierop gaan hebben. Door het schrappen van het recht op gehandicaptenzorg voor cliënten
met een IQ boven de 70 kan de vraag in dit segment kleiner worden. De grootste groei in zorgvraag kwam
namelijk de afgelopen jaren van de verstandelijk gehandicapten.
Ingrijpen in op de AWBZ en het persoonsgebondenbudget kan de vraag nog verder doen teruglopen, maar
ook wordt voorzien dat cliënten die nu zelfstandig en/of kleinschalig wonen door de bezuinigingen toch
weer aangewezen zijn op een instelling. Initiatieven voor deze woonvormen zijn vaak afhankelijk van het
persoonsgebonden budget van de bewoners. Wellicht dat hierdoor de groei van het aantal zorgaanbieders
wordt geremd, die tot nu toe vooral toe te schrijven was aan de groei van kleine bedrijven.
Het effect van het overhevelen van dagbesteding en begeleiding naar de WMO is moeilijk in te schatten. In
de media zijn vanuit verschillende kanten zorgen geuit over het feit dat daardoor gemeenten de
dagbesteding en begeleiding moeten gaan regelen, terwijl de gemeenten zelf ook gekort worden op hun
budget. Daarnaast is er de angst dat de uitvoering van deze activiteiten zullen worden aanbesteed. Dat zal
voor een verschuiving in het aanbod van zorg zorgen, die ook werknemers in de gehandicaptenzorg zal
raken30
. Uit deze analyse is gebleken dat de groei in de zorgvraag het grootst was voor begeleiding en
kortdurend verblijf. Welk effect de overheveling ook zal hebben, het zal in ieder geval ook van invloed zijn
op de groei in de zorgvraag.
Naast de voorgenomen beleidsveranderingen in de zorg zullen bezuinigingen in de sociale zekerheid zoals
het verlagen van de Wajong-uitkering en het verminderen van het aantal sociale werkplaatsen, ook
gevolgen hebben voor gehandicapten. In hoeverre dit de arbeidsmarkt in de gehandicaptenzorg zal
beïnvloeden is nu nog moeilijk te zeggen.
Vergrijzing en ontgroening
De demografische ontwikkeling in Nederland heeft tot gevolg dat het aantal 50-plussers in de
gehandicaptenzorg zal blijven toenemen. Verwacht wordt dat in 2018 een derde van het personeel 50-plus
is. Binnen afzienbare tijd zullen grote groepen oudere werknemers met pensioen gaan. Dit betekent niet
alleen een uitstroom van arbeid, maar ook van kennis en kunde. Daar staat tegenover dat de ontgroening
er op termijn voor zal zorgen dat zeker in bepaalde regio’s de aanwas van nieuw personeel kleiner zal
worden.
Om er voor te zorgen dat de negatieve impact van deze demografische ontwikkelingen zo klein mogelijk zal
zijn, is het van belang dat daarop wordt geanticipeerd. Strategische personeelsplanning is hierbij cruciaal.
De instellingen moeten goed in beeld hebben welke gevolgen de uitstroom van oudere werknemers gaat
hebben op de kennis en kunde die zij in huis hebben en hoe ze deze op peil kunnen houden. Door de
ontgroening zal de branche enerzijds in moeten spelen op de arbeidsmarktwensen van de nieuwe
generatie werknemers om aantrekkelijk te blijven voor het schaarser wordende arbeidspotentieel.
Anderzijds zal zij ook op zoek moeten blijven naar mogelijkheden om de arbeidsproductiviteit te verhogen.
ICT kan hierbij helpen, maar dan moet ook worden meegenomen dat een verdere invoering daarvan ook de
30 www.zorgvisie.nl
20/21
eisen aan de competenties van het personeel kunnen veranderen. Een andere mogelijkheid is het verhogen
van de deeltijdfactor. Uit de analyse blijkt dat in de gehandicaptenzorg ongeveer 10% van het personeel
met een patiëntgebonden functie meer uren zou willen werken. Driekwart van het personeel met een
patiëntgebonden functie is echter tevreden met de arbeidsduur per week. In de gehandicaptenzorg wordt
per saldo wel meer gewerkt dan de vastgelegde contracturen.
7.3 Middellange termijn verwachting
Helaas zijn er geen recente ramingen beschikbaar over personeelstekorten of –overschotten in de
gehandicaptenzorg ten opzichte van de vorige arbeidsmarktanalyse.
Echter, op basis van de aangekondigde bezuinigingen is het zogenoemde lage scenario, waarin rekening
wordt gehouden met een vermindering van de beschikbare middelen, meer waarschijnlijk geworden. In dit
scenario is de verwachting dat de werkgelegenheid in de gehandicaptenzorg in 2010 krimpt om in 2011 en
2012 weer te groeien met 2,5% en 2%.
Verder wordt verwacht dat het verloop, de deeltijdfactor en het ziekteverzuim gelijk zullen blijven. Samen
met het rendement uit de opleidingen leidt dit tot de voorspelling dat tot en met 2013 in de
gehandicaptenzorg geen grote tekorten aan verpleegkundig, verzorgend en sociaalagogisch personeel
worden verwacht31
. Er wordt een klein overschot van 200 personen verwacht.
Voorwaarde is wel dat de huidige inspanningen op het gebied van werving en opleiden op peil blijven. Het
is erg verleidelijk om in een meer ontspannen arbeidsmarkt de inspanningen op het gebied van werving en
(intern) opleiden te verminderen. Deze verleiding wordt met de aangekondigde bezuinigingen misschien
nog wel groter. Echter, met de aankomende uitstroom van oudere werknemers blijft het van belang om
een aantrekkelijke branche te blijven onder het aanwezige arbeidspotentieel. De vorige crisis heeft
namelijk laten zien dat diegene die ook in een ruimere arbeidsmarkt blijft werken aan zijn profilering als
werkgever anderen een slag voor is op het moment dat de arbeidsmarkt krapper wordt.
Wat wel dreigt is een kwalitatief tekort aan sociaal-agogen op niveau 4 van 4400 personen in 2013. De
instroom in deze opleiding daalt. Er wordt echter een overaanbod verwacht aan sociaal-agogen op niveau 3
(bijna 3500 personen) en sociaal-pedagogisch hulpverleners op niveau 5 (2700 personen). De instroom in
deze opleidingen blijven namelijk stijgen. Het doorscholen van niveau 3 naar niveau 4 kan dus een
oplossing zijn voor de problemen op niveau 4, evenals het creëren van meer werk op niveau 5. Een andere
mogelijkheid is om gediplomeerden op niveau 4 als ze willen doorleren naar niveau 5 aan te sporen dit te
doen via een duaal-traject, vergelijkbaar met een BBL-traject in het mbo. Zo zijn ze toch eerder beschikbaar
op de arbeidsmarkt en wellicht dat dit hen een beeld geeft van de arbeidsmarktmogelijkheden op niveau 4.
Daarnaast is het dan wel belangrijk dat de branche deze gediplomeerden ook weet aan te trekken en te
behouden. Uit de analyse blijkt dat ongeveer 30% van de afgestudeerde sociaal-agogen op niveau 4 voor de
gehandicaptenzorg kiest. Een verhoging van dit percentage met 5% levert de branche al honderden extra
sociaal-agogen niveau 4 op per jaar.
7.4 Lange termijn verwachtingen
Ramingen naar personeelstekorten of -overschotten kijken vaak niet verder dan een paar jaar vooruit. De
vraag naar en het aanbod van personeel zijn van zo veel factoren afhankelijk dat een betrouwbare
schatting daarvan meer dan enkele jaren vooruit moeilijk te maken is. Toch zijn er de afgelopen jaren
enkele pogingen gedaan om een beeld te schetsen van de toekomstige arbeidsmarkt in Nederland op de
langere termijn. Enkele daarvan nemen daarbij (ook) de zorgsector mee. De gehandicaptenzorg wordt in
deze ramingen niet apart onderscheiden. In 2010 heeft Prismant in het kader van het
onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn een verkenning gedaan naar de vraag naar en het
aanbod van arbeid in de zorgsector op basis van de ramingen, schattingen en onderzoeken die over deze
sector de afgelopen jaren zijn verschenen 32
.
31 Prismant (2009), RegioMarge 2009. Zie ww.azwinfo.nl/publicaties. 32
Prismant (2010). De lange termijn vraag naar en het aanbod van personeel in de zorg. Zie ww.azwinfo.nl/publicaties.
21/21
Alle door hen onderzochte ramingen van de vraag naar zorgpersoneel over een grotere periode dan 5 jaar
laten een toename zien. Gemiddeld komt deze toename uit op iets minder dan 2% per jaar. Wat betreft het
aanbod voorzien ze als gevolg van het beleid om mensen langer te laten doorwerken een uitstel in de
stijging van de vervangingsvraag. Echter, de stijging komt eraan door het uitreden van de
babyboomgeneratie. Verwacht wordt dat de vervangingsvraag zal stijgen van nu 4% per jaar naar ruim 6%
per jaar. Mede daardoor verwacht het CPB dat het aanbod aan personeel vanaf 2019 zal gaan krimpen in
Nederland.
Om de groeiende vraag naar zorg en zorgpersoneel op te kunnen vangen zal het aandeel werkenden in de
zorg ten opzichte van het totaal aantal werkenden moeten toenemen. Prismant (2010) berekent dat op
basis van toekomst scenario’s van het CPB in 2030 het aandeel zorg- en welzijnpersoneel 17-23% moet
bedragen om – bij ongewijzigd beleid – de vraag aan te kunnen. Nu wordt dit aandeel nog geschat op
13%33
, maar inmiddels zijn in sommige regio’s van Nederland dergelijke percentages al gesignaleerd.
Echter, met het actuele aanbod zal het lastig worden om deze percentages te behalen, omdat het
landelijke aandeel dan moet groeien, terwijl ook een groter deel van het personeel vervangen moet
worden als gevolg van de vergrijzing.
Er zal daarom in de zorg en daarmee ook de gehandicaptenzorg, beleid moeten komen wat zich richt op het
vergroten van de instroom en het behoud van personeel. Het vergroten van de participatie en
productiviteit kunnen de dreigende kloof tussen vraag en aanbod verkleinen zo lang maatregelen op dit
gebied niet ten kosten gaan van de kwaliteit van arbeid. Daarnaast moet optimaal gebruik worden gemaakt
van het aanbod door het huidige personeel te blijven ontwikkelen en door te zoeken naar mogelijkheden
om via functiedifferentiatie het werk aan te laten sluiten bij het beschikbare arbeidspotentieel.
33 Zorginnovatieplatform (2009). Zorg voor mensen, mensen voor de zorg. Arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector richting 2025. Advies
van het Zorginnovatieplatform. Zie zorginnovatieplatform.nl.