Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

2

Click here to load reader

Transcript of Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

Page 1: Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

7/25/2019 Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

http://slidepdf.com/reader/full/apuntate-3-wb-u1-jugarunpapel 1/2

79

Anexo | Jugar un papel

JUGAR UN PAPEL | EEN ROL SPELEN

Alumno/-a A

setenta y nueve

Unidad 1, ejercicio 12, p. 8

De vakantie is voorbij. Je praat met je vriend(in) overde volgende vakantie.

Unidad 3, ejercicio 6, p. 25

 Je zoekt je dagboek. 

Unidad 4, ejercicio 11, p. 33

 Je vriend(in) is drie weken in Mexico geweest.  Je stelt

hem / haar een paar vragen.

Unidad 2, ejercicio 5, p. 12

 Je staat voor het loket in de metro in Madrid en wilt eenkaartje kopen.

1. Je begroet je vriend(in) en vraagt wanneerhij / zij van vakantie is teruggekomen.

2. Je antwoordt dat hij / zij dan geluk gehadheeft, want jij bent de hele vakantie inMadrid geweest en hebt je kapot verveeld.

3. Je antwoordt dat het klopt dat je je inMadrid prima kunt vermaken, maar alleenals je vrienden ook in de stad zijn. Maar jewas alleen in Madrid deze vakantie.

4. Je vraagt of het in het zomerhuis niet saaiis en wat je daar dan allemaal kunt doen.

5. Je zegt dat dat je leuk lijkt, en dat je aan jeouders gaat vragen of dat mag. Oké?

1. Je gaat naar je broer / zus en vraagt ofhij / zij je rode schrift heeft gezien.

2. Je zegt dat het het schrift is dat je tweemaanden geleden op de markt hebtgekocht.

3. Je zegt dat je verbaasd bent en vraagt hoede ander weet wat jij in je schrift schrijft.Het is tenslotte JOUW schrift!

4. Je vraagt wat de ander met je schrift heeftgedaan.

5. Je zegt dat als de ander jouw schrift nietteruggeeft, je tegen jullie ouders zultzeggen dat hij / zij gisteren te laat opschool was.

6. Je bent blij en zegt je broer / zus dat hij / zij

van je spullen af moet blijven.

1. Je begroet je vriend(in) en vraagt hoe het

was in Mexico.2. Je vraagt op welke plekken hij / zij is

geweest.3. Je begrijpt niet wat D. F. betekent en vraagt

ernaar.4. Je vraagt hoe het weer was.5. Je vraagt hoe het eten in Mexico was.6. Je wilt weten wat je vriend(in) het lekkerste

eten vond.7. Je zegt dat dat inderdaad heel lekker is.

Dan vraag je wat hij / zij allemaal gezienheeft in Mexico-Stad in die drie weken.

1. Je begroet degene achter het loket envraagt wat een kaartje kost van AlonsoMartínez (een metrohalte) naar Sol.

2. Je koopt een tienrittenkaart, omdat je toch

vaker met de metro zult gaan. Je vraagtmeteen hoe je van Alonso Martínez naarSol komt.

3. Ook vraag je hoe je van Puerta del Sol naarCasa de Campo komt. Je wilt het parknamelijk graag gaan bekijken.

4. Je bedankt en groet degene achter hetloket.

Page 2: Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

7/25/2019 Apuntate 3 WB U1 JugarUnPapel

http://slidepdf.com/reader/full/apuntate-3-wb-u1-jugarunpapel 2/2

80 ochenta

JUGAR UN PAPEL | EEN ROL SPELEN

Alumno/-a B

Unidad 2, ejercicio 5, p. 12

 Je werkt in het loket in de metro van Madrid en beantwoordt de vragen van klanten. Bekijk de platte-

grond van de metro in het tekstboek, p. XX35. Je

gesprekspartner begint.

1. Je zegt dat een kaartje voor zone A € 1,90kost, maar dat een tienrittenkaart goedko-per is.

2. Je kijkt op de plattegrond van de metro enlegt uit hoe de klant naar Sol kan gaan.

3. Je kijkt nog eens op de plattegrond van demetro en legt uit hoe hij / zij naar Casa deCampo kan gaan.

4. Je zegt de klant gedag.

Unidad 1, ejercicio 12, p. 8

De vakantie is voorbij. Je praat met een vriend(in) overde volgende vakantie. Je gesprekspartner begint.

1. Je begroet je vriend(in) en vertelt dat jevanochtend bent teruggekomen van julliezomerhuis. Je hebt het er geweldig naar jezin gehad.

2. Je zegt dat dat je verbaast, omdat hij / zijzich altijd prima vermaakt in Madrid.

3. Je zegt dat hij / zij gelijk heeft en dat het

saai is om zoveel tijd te hebben terwijl jevrienden er helemaal niet zijn. Je zegt dat

 je een idee hebt: de volgende vakantiemag je vriend(in) met jou en je familie meenaar jullie zomerhuis.

4. Je zegt dat daar een heleboel dingen tedoen zijn. En dat je zus en jij elke avondmet de fiets naar het dorp gaan om daar tekletsen met de andere jongeren.

5. Oké!

Unidad 3, ejercicio 6, p. 25

 Je bent de broer / zus van je gesprekspartner.  Je gesprekspartner begint.

1. Je vraagt welk rode schrift hij / zij bedoelt.2. Je zegt dat je nu weet over welk schrift hetgaat: dat schrift waar hij / zij alles overzichzelf in schrijft.

3. Je zegt dat dat niet expres was. Gisterenhad hij /zij het schrift open op tafel latenliggen.

4. Je antwoordt dat je er niets mee gedaanhebt en dat je niet weet waar het nu is.

5. Je zegt dat je het niet hebt maar dat jedenkt dat het in de woonkamer onder debank ligt.

Unidad 4, ejercicio 11, p. 33

 Je bent drie weken in Mexico, waar een tante van je

woont. Vertel je Spaanse vriend(in) hoe het was.

1. Je begroet je vriend(in) en zegt dat hetgeweldig was in Mexico.

2. Je legt uit dat de zus van je moeder in D.F.

woont en dat jullie daar drie weken geweestzijn.3. Je legt uit wat D. F. betekent.4. Je zegt dat het in december in D. F. nog best

koud is 's nachts.5. Je vertelt wat de mensen in Mexico zoal eten.

6. Je zegt dat je tante heel goed kan koken endat jullie steeds lekker gegeten hebben. Hetlekkerst vind je de enchiladas. Dat zijn tortillasmet kaas en vlees.

7. Je geeft je vriend(in) antwoord. (Als je nietskunt bedenken, kijk dan nog eens in het boekop p. 52–53 en in het Pequeño diccionario op

p. 205–207.)