Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle...

6
groeien weer ‘met de curve mee’. Daarnaast verlicht sondevoeding voor de patiënten en hun ouders de evengoed zware lasten van de ziekte (een badbeurt en een verbandwissel duurt 2-3 uur, ook vóór schooltijd). Patiënten met epidermolysis bullosa kunnen steun heb- ben aan lotgenotencontact via de patiëntenvereniging (www.debra.nl). Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract From gene to disease; epidermolysis bullosa due to mutations in proteins in or around the hemidesmosome. – Epidermolysis bul- losa is a group of hereditary mechanobullous dermatoses in which detachment of the skin and mucosa in or around the epi- dermal basement membrane takes place from birth on. The clinical manifestations vary from abnormalities in the nails to painful mutilation of the skin, eyes, mouth, throat, oesophagus and locomotor apparatus. Ten genes have been identified that can cause a form of epidermolysis bullosa. These genes code for proteins in or around the hemidesmosome, the site of anchorage of the basal cell to the basement membrane. The prevalence of epidermolysis bullosa is about 1 in 22,000. The diagnosis is on the basis of the medical history, clinical findings, immunofluorescence microscopy, electron microscopy and DNA studies. The current treatment is still primarily sympto- matic and prophylactic. literatuur 1 Fine JD, Eady RA, Bauer EA, Briggaman RA, Bruckner-Tuderman L, Christiano A, et al. Revised classification system for inherited epidermolysis bullosa: report of the Second International Consensus Meeting on diagnosis and classification of epidermolysis bullosa. J Am Acad Dermatol 2000;42:1051-66. 2 Rijssen A van, Molier L, Vrijlandt AJW, Jonkman MF. Bulleuze dermatitis artefacta. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1465-9. 3 Fine JD, Bauer EA, McGuire J, Moshell A. Epidermolysis bullosa: clinical, epidemiologic, and laboratory advances and the findings of the national Epidermolysis Bullosa registry. Baltimore: The Johns Hopkins University Press; 1999. 4 Jonkman MF. Epidermolysis bullosa. In: Oranje AP, Waard-van der Spek FB de, redacteuren. Handboek kinderdermatologie. Utrecht: De Tijdstroom; 1996. p. 236-50. 5 Jonkman MF. Hereditary skin diseases of hemidesmosomes. J Dermatol Sci 1999;20:103-21. Aanvaard op 6 februari 2003 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1113 Appendices epiploicae zijn kleine gesteelde vetaan- hangels aan de buitenzijde van het colon (figuur 1). De exacte functie van deze appendices is onbekend, maar gedacht wordt aan een rol bij het afdekken en het in- perken van een lokale ontsteking, vergelijkbaar met de functie van het omentum, en aan vetopslag als energie- reserve. 1 Door torsie of knikken van de steel van de appendix of door spontane veneuze trombose kan een appendix epiploica ischemisch worden en infarceren. 23 Vanwege de daaropvolgende steriele ontsteking is dit ziektebeeld ‘appendicitis epiploica’ genoemd, maar om verwarring te voorkomen met ontsteking van de appen- dix vermiformis wordt dit vaak vervangen door ‘appen- dagitis epiploica’. 2 De klinische presentatie van patiënten met appenda- gitis epiploica is beschreven als aspecifiek, vergelijkbaar met die van vaak voorkomende acute buikaandoenin- gen zoals appendicitis of sigmoïddiverticulitis. 34 Het is dan ook begrijpelijk dat de juiste diagnose op basis van klinische bevindingen slechts zelden wordt gesteld. Een foutieve diagnose kan resulteren in operatie, zieken- huisopname of antibiotische therapie. Geen van deze behandelingen lijkt geïndiceerd, aangezien het natuur- lijk beloop van appendagitis epiploica als goedaardig is beschreven, 4-6 hoewel er in de literatuur ook een enkele patiënt gemeld is met een gecompliceerd verloop. 78 Met echografie en computertomografie is men goed in staat appendagitis epiploica te diagnosticeren. 1 5 6 9 Toenemende aandacht voor de aandoening in de radio- logische literatuur suggereert dat appendagitis epiploi- ca, tot voor kort beschouwd als zeer zeldzaam, vaker voorkomt dan algemeen wordt aangenomen. Wij verrichtten onderzoek met als doel het beschrij- ven van de klinische bevindingen en het vaststellen van het natuurlijke beloop van deze aandoening. patiënten en methoden In ons ziekenhuis (een algemeen perifeer stadszieken- huis met 600 bedden) is het beleid erop gericht om in Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde Ziekenhuis, Post- bus 432, 2501 CK Den Haag. Afd. Radiologie: A.C.van Breda Vriesman, assistent-geneeskundige (thans: radioloog, Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp); dr.J.B.C.M.Puylaert, radioloog. Afd. Chirurgie: dr.J.C.A.de Mol van Otterloo, chirurg. Correspondentieadres: dr.J.B.C.M.Puylaert. Oorspronkelijke stukken Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende acute buikaandoening a.c.van breda vriesman, j.c.a.de mol van otterloo en j.b.c.m.puylaert Samenvatting: zie volgende bladzijde.

Transcript of Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle...

Page 1: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

groeien weer ‘met de curve mee’. Daarnaast verlichtsondevoeding voor de patiënten en hun ouders deevengoed zware lasten van de ziekte (een badbeurt eneen verbandwissel duurt 2-3 uur, ook vóór schooltijd).Patiënten met epidermolysis bullosa kunnen steun heb-ben aan lotgenotencontact via de patiëntenvereniging(www.debra.nl).

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geengemeld.

abstractFrom gene to disease; epidermolysis bullosa due to mutations inproteins in or around the hemidesmosome. – Epidermolysis bul-losa is a group of hereditary mechanobullous dermatoses inwhich detachment of the skin and mucosa in or around the epi-dermal basement membrane takes place from birth on. Theclinical manifestations vary from abnormalities in the nails topainful mutilation of the skin, eyes, mouth, throat, oesophagusand locomotor apparatus. Ten genes have been identified thatcan cause a form of epidermolysis bullosa. These genes codefor proteins in or around the hemidesmosome, the site ofanchorage of the basal cell to the basement membrane. The

prevalence of epidermolysis bullosa is about 1 in 22,000. Thediagnosis is on the basis of the medical history, clinical findings,immunofluorescence microscopy, electron microscopy andDNA studies. The current treatment is still primarily sympto-matic and prophylactic.

literatuur1 Fine JD, Eady RA, Bauer EA, Briggaman RA, Bruckner-Tuderman

L, Christiano A, et al. Revised classification system for inheritedepidermolysis bullosa: report of the Second International ConsensusMeeting on diagnosis and classification of epidermolysis bullosa.J Am Acad Dermatol 2000;42:1051-66.

2 Rijssen A van, Molier L, Vrijlandt AJW, Jonkman MF. Bulleuzedermatitis artefacta. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1465-9.

3 Fine JD, Bauer EA, McGuire J, Moshell A. Epidermolysis bullosa:clinical, epidemiologic, and laboratory advances and the findings ofthe national Epidermolysis Bullosa registry. Baltimore: The JohnsHopkins University Press; 1999.

4 Jonkman MF. Epidermolysis bullosa. In: Oranje AP, Waard-van derSpek FB de, redacteuren. Handboek kinderdermatologie. Utrecht:De Tijdstroom; 1996. p. 236-50.

5 Jonkman MF. Hereditary skin diseases of hemidesmosomes. JDermatol Sci 1999;20:103-21.

Aanvaard op 6 februari 2003

Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1113

Appendices epiploicae zijn kleine gesteelde vetaan-hangels aan de buitenzijde van het colon (figuur 1). Deexacte functie van deze appendices is onbekend, maargedacht wordt aan een rol bij het afdekken en het in-perken van een lokale ontsteking, vergelijkbaar met defunctie van het omentum, en aan vetopslag als energie-reserve.1 Door torsie of knikken van de steel van deappendix of door spontane veneuze trombose kan eenappendix epiploica ischemisch worden en infarceren.2 3

Vanwege de daaropvolgende steriele ontsteking is ditziektebeeld ‘appendicitis epiploica’ genoemd, maar omverwarring te voorkomen met ontsteking van de appen-dix vermiformis wordt dit vaak vervangen door ‘appen-dagitis epiploica’.2

De klinische presentatie van patiënten met appenda-gitis epiploica is beschreven als aspecifiek, vergelijkbaarmet die van vaak voorkomende acute buikaandoenin-gen zoals appendicitis of sigmoïddiverticulitis.3 4 Het is

dan ook begrijpelijk dat de juiste diagnose op basis vanklinische bevindingen slechts zelden wordt gesteld. Eenfoutieve diagnose kan resulteren in operatie, zieken-huisopname of antibiotische therapie. Geen van dezebehandelingen lijkt geïndiceerd, aangezien het natuur-lijk beloop van appendagitis epiploica als goedaardig isbeschreven,4-6 hoewel er in de literatuur ook een enkelepatiënt gemeld is met een gecompliceerd verloop.7 8

Met echografie en computertomografie is men goedin staat appendagitis epiploica te diagnosticeren.1 5 6 9

Toenemende aandacht voor de aandoening in de radio-logische literatuur suggereert dat appendagitis epiploi-ca, tot voor kort beschouwd als zeer zeldzaam, vakervoorkomt dan algemeen wordt aangenomen.

Wij verrichtten onderzoek met als doel het beschrij-ven van de klinische bevindingen en het vaststellen vanhet natuurlijke beloop van deze aandoening.

patiënten en methodenIn ons ziekenhuis (een algemeen perifeer stadszieken-huis met 600 bedden) is het beleid erop gericht om in

Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde Ziekenhuis, Post-bus 432, 2501 CK Den Haag.Afd. Radiologie: A.C.van Breda Vriesman, assistent-geneeskundige(thans: radioloog, Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp); dr.J.B.C.M.Puylaert,radioloog.Afd. Chirurgie: dr.J.C.A.de Mol van Otterloo, chirurg.Correspondentieadres: dr.J.B.C.M.Puylaert.

Oorspronkelijke stukken

Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende acutebuikaandoening

a.c.van breda vriesman, j.c.a.de mol van otterloo en j.b.c.m.puylaert

Samenvatting: zie volgende bladzijde.

Page 2: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

principe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten. Jaarlijks worden om deze reden ongeveer 1500buikechografieën verricht, waarbij in de regel de gehelebuik wordt onderzocht.

Wij verrichtten een retrospectieve analyse van de kli-nische gegevens uit de dossiers van alle patiënten in onsziekenhuis bij wie de diagnose ‘appendagitis epiploica’gesteld werd in de periode juni 1988-oktober 2001. Bijalle patiënten in onze studiegroep werd de diagnoseechografisch gesteld en met CT bevestigd. De patiëntenwerden voor beeldvormende diagnostiek verwezen doorde huisarts of door een arts van de afdeling Spoed-eisende Hulp. Het klinische beloop werd bij een deel vande patiënten door een chirurg poliklinisch gevolgd, eenander deel werd terugverwezen naar de huisarts met deafspraak contact op te nemen met het ziekenhuis bijverandering, toename of aanhouden van de klachten.Bij meerdere patiënten werd het beloop tevens echo-grafisch gecontroleerd.

Patiënten werden geïncludeerd indien: (a) de bevin-dingen bij echografie en CT karakteristiek waren voorappendagitis epiploica, (b) er geen aanwijzingen warenbij echografisch onderzoek of bij CT voor een alter-natieve diagnose zoals appendicitis of diverticulitis, en(c) er zich in het verdere beloop geen andere diagnoseaandiende.

De karakteristieke echografische bevinding bij ap-

pendagitis epiploica is een 1 tot 4 cm grote intra-abdo-minaal gelokaliseerde massa van echorijk ontstoken vet-weefsel, dat vastzit aan het colon, exact op de plek vande meeste pijnklachten (figuur 2).5 9 Met CT bevestigtmen de diagnose door het aantonen van een karakteris-tieke dense ring in of rondom het ontstoken vetweefsel(figuur 3), hetgeen overeenkomt met oedemateus ver-dikt visceraal peritoneum rondom de ontstoken appen-dix epiploica.5 6 9

resultatenDe studiegroep bestond uit 49 patiënten met appenda-gitis epiploica en was opgebouwd uit 38 mannen en 11vrouwen, met een mediane leeftijd van 41 jaar (uiter-sten: 13-73). De klinische bevindingen bij de patiëntenstaan in de tabel. Alle patiënten hadden klachten vanlokale buikpijn, met een mediane periode van 2 dagentussen het begin van de klachten tot aan het consulterenvan een dokter (uitersten: 1-16). De pijn werd aangege-ven in het linker onderkwadrant door 34 patiënten(69%), in het rechter onderkwadrant door 8 patiënten(16%), in het rechter bovenkwadrant door 6 patiënten(12%) en in het linker bovenkwadrant door 1 patiënt(2%). Behoudens klachten van misselijkheid en brakenbij 2 patiënten (4%) waren andere klachten afwezig.Geen van de patiënten noemde een duidelijke oorzaakvoor de klachten of een luxerende activiteit die vooraf-ging aan de klachten.

Lokale loslaatpijn als teken van peritoneale prikke-ling was aanwezig bij 26 patiënten (53%). De lichaams-temperatuur, het leukocytengetal en de bezinkings-snelheid van de erytrocyten (BSE) werden gemeten bij34 patiënten. Bij de overige 15, die allen door de huis-arts direct voor echografisch onderzoek waren verwe-zen, werden deze parameters niet gemeten. De medianelichaamstemperatuur was 37,3°C (uitersten: 36,4-37,9).Het mediane leukocytengetal was 8,6 × 109/l (uiter-sten: 4,8-14,8) en bij 7 patiënten (21%) was het leuko-cytengetal hoger dan 10 × 109/l. De mediane BSE was14 mm/1e uur (uitersten: 1-38) en bij 9 patiënten (26%)was de BSE hoger dan 20 mm/1e uur.

De klinische waarschijnlijkheidsdiagnose voordat echo-grafie en CT werd verricht, luidde ‘sigmoïddiverticulitis’bij 32 patiënten (65%), ‘appendicitis’ bij 10 patiënten(20%), ‘cholecystitis’ bij 2 patiënten (4%), ‘salpingitis’bij 2 patiënten (4%), ‘appendagitis epiploica’ bij 2 pa-tiënten (4%) en ‘nefrolithiasis’ bij 1 patiënt (2%).

Beloop. Alle 49 patiënten werden conservatief be-handeld, waarbij er geen medicijnen werden voorge-schreven. Geen van de patiënten werd geopereerd of terobservatie in het ziekenhuis opgenomen. Bij 32 patiën-ten werd het beloop poliklinisch gecontroleerd door eenchirurg; bij allen trad er een spontaan herstel op zondercomplicaties, waarbij de klachten volledig verdwenen naeen mediane periode van 9 dagen, gerekend vanaf hetbegin van de klachten (uitersten: 3-44). Met de overige17 patiënten werd afgesproken om contact op te nemenmet het ziekenhuis bij aanhouden of veranderen van deklachten. Geen van deze patiënten werd voor klinischeherbeoordeling in het ziekenhuis teruggezien, wijzend

1114 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)

samenvattingDoel. Beschrijven van de klinische bevindingen en het vast-stellen van het natuurlijke beloop bij patiënten met appenda-gitis epiploica.

Opzet. Retrospectief.Methode. Onderzoek van de klinische gegevens uit de medi-

sche dossiers van alle patiënten met appendagitis epiploica, bijwie met echografie en CT de diagnose werd gesteld in hetMedisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde, in de perio-de juni 1988-oktober 2001.

Resultaten. De studiegroep bestond uit 49 patiënten, 38mannen en 11 vrouwen, met een mediane leeftijd van 41 jaar.De hoofdklacht was focale buikpijn met een mediane diagnos-tische vertraging bij de patiënt van 2 dagen, gelokaliseerd inhet linker onderkwadrant (n = 34), rechter onderkwadrant (n = 8), rechter bovenkwadrant (n = 6), of linker boven-kwadrant (n = 1) van de buik. Behalve misselijkheid en brakenbij 2 patiënten waren andere klachten afwezig. Leukocytose enverhoogde bezinkingssnelheid van de erytrocyten werden ge-vonden bij respectievelijk 21 en 26% van de patiënten, entekenen van peritonitis bij 53%. Bij 2 patiënten werd de juistediagnose op klinische gronden overwogen. Bij alle patiënten waser een ongecompliceerd spontaan herstel onder conservatievebehandeling; het merendeel was klachtenvrij binnen 9 dagen.

Conclusie. Door toegenomen gebruik van beeldvormendediagnostiek bij patiënten met acute buikklachten wordt appen-dagitis epiploica aanzienlijk vaker gediagnosticeerd dan voor-heen. Klinisch wordt de aandoening meestal niet onderkenddoor de afwezigheid van onderscheidende symptomen. Deziekte heeft een goedaardig natuurlijk beloop, en een juistediagnose met echografie en CT voorkomt een onnodige ope-ratie en behandeling.

Page 3: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

op een ongecompliceerd spontaan herstel ook in dezegroep.

Bij 19 patiënten (39%) werd echografisch controle-onderzoek verricht na een mediane periode van 5 dagenna het stellen van de diagnose (uitersten: 1-67). In dezeperiode werd een langzame afname van de omvang vande ontstoken vetmassa waargenomen. Na 8 weken wasde massa volledig verdwenen (n = 2).

beschouwingWanneer een patiënt zich presenteert met een ‘acutebuik’, ziet de clinicus zich voor een complex, maar uit-dagend probleem geplaatst. De differentiaaldiagnosevan acute buikpijn is zeer uitgebreid, waarbij de geïndi-ceerde behandeling, afhankelijk van de aandoening, kanvariëren van een spoedoperatie tot geruststelling van depatiënt. Bovendien is de klinische presentatie van een

Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1115

figuur 1. CT-snede van de onderbuik met niet-afwijkende appendices epiploicae bij het sigmoïd, zichtbaar omdat ze bij dezepatiënt omgeven worden door ascitesvloeistof.

appendices epiploicae (met vetweefsel)ascitesvloeistof

rectum sigmoïd(met gas)

figuur 2. Echografische afbeelding van appendagitis epiploica. Links onder in de buik, op de plek van de meeste pijn, wordt bijdeze patiënt echorijk ontstoken vetweefsel gevonden, vastzittend aan het sigmoïd, dat op zich niet-afwijkend is en zonder diver-tikels.

ontstokenvetweefsel

sigmoïd

buikwand

Page 4: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

acute buikaandoening vaak atypisch en is een zekerediagnose, alleen op basis van klinisch onderzoek, langniet altijd mogelijk. Om deze redenen wordt bij deze pa-tiëntengroep in toenemende mate aanvullend beeldvor-mend onderzoek verricht, waarmee afwijkingen zowelkunnen worden aangetoond als uitgesloten.10 11 Dit rui-mere gebruik van echografie en CT bij acute buikklach-ten heeft geleid tot nieuwe inzichten omtrent de epide-miologie en het natuurlijke beloop van verschillendeziektebeelden.

Betekenis van de radiologie voor de epidemiologie vanappendagitis epiploica. In het tijdperk voor introductievan echografie en CT kwamen veel buikaandoeningenmet een zelflimiterend karakter nooit aan het licht;wanneer de klachten niet ernstig genoeg werden geachtom een laparotomie te rechtvaardigen, werd de juistediagnose vaak niet gesteld. In de huidige tijd, metlaagdrempelig beeldvormend onderzoek, worden dezeaandoeningen vaak wel opgespoord. Appendagitis epi-ploica lijkt een goed voorbeeld van deze ontwikkeling.De aandoening is voor het eerst beschreven aan hetbegin van de vorige eeuw,12 maar is daarna weinigbekend gebleven. Na de eerste vermelding van de diag-nose, gesteld met CT 15 jaar geleden,13 heeft appen-dagitis epiploica toenemend aandacht gekregen in deliteratuur en is ook in dit tijdschrift enkele jaren geledenbeschreven, toen nog als ‘appendicitis epiploica’.14 Totvoor kort werd de aandoening als zeer zeldzaam be-schouwd, met in totaal slechts 110 gevallen beschrevenin de medische literatuur tot 1960,15 maar recent is dui-delijk geworden dat de aandoening meer voorkomt dan

voorheen werd aangenomen.5 6 9 In ons ziekenhuis stel-den wij de diagnose bij 49 patiënten in 160 maanden tijd,omgerekend ongeveer eens per 3 maanden. Deze rela-tief hoge frequentie sluit aan bij publicaties waarbijappendagitis epiploica werd gevonden bij 2,3 tot 7,1%van de patiënten met een klinische diagnose ‘sigmoïd-diverticulitis’ en bij 0,3 tot 1% van de patiënten met eenklinische diagnose ‘appendicitis’.6 15

Kliniek. Appendagitis epiploica kan op alle leeftijdenvoorkomen, met een hoogste incidentie onder volwasse-

1116 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)

figuur 3. CT-afbeelding van appendagitis epiploica bij een patiënt met klinische aanwijzingen voor appendicitis. Deze opnamevan de onderbuik toont een karakteristieke dense ring, overeenkomend met verdikt visceraal peritoneum, omgeven door geringontstoken vetweefsel, grenzend aan het coecum. De appendix vermiformis is niet-afwijkend en derhalve werd de geplandeappendectomie afgezegd.

coecum

appendagitisepiploica

psoas-spier

iliacale vaten

appendix

Klinische bevindingen in een groep van 49 patiënten met appendagitisepiploica

klinische manifestatie aantal patiënten (%)(n = 49)

lokale buikpijn 49 (100)linker onderkwadrant 34 (69)rechter onderkwadrant 8 (16)rechter bovenkwadrant 6 (12)linker bovenkwadrant 1 (2)

peritoneale prikkeling 26 (53)verhoogde BSE (� 20 mm/1e uur) 9/34 (26)leukocytose (� 10 × 109/l) 7/34 (21)misselijkheid/braken 2 (4)

klinische waarschijnlijkheidsdiagnosesigmoïddiverticulitis 32 (65)appendicitis 10 (20)cholecystitis 2 (4)salpingitis 2 (4)appendagitis epiploica 2 (4)nefrolithiasis 1 (2)

Page 5: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

nen mannen.2 3 Onze jongste patiënt was 13 jaar. In deliteratuur is gesuggereerd dat de aandoening vaak voor-komt na een grote lichamelijke inspanning, maar geenvan onze patiënten gaf deze of een andere oorzaak voorde klachten aan.5 Het belangrijkste symptoom is lokaleacute of subacute buikpijn (zie de tabel), meestal linksof rechts onder in de buik gelokaliseerd, hetgeen over-eenkomt met de positie van het sigmoïd en het coecum,waar zich de meeste appendices epiploicae bevinden.1

Overige klachten zijn in de regel afwezig en de patiëntmaakt geen zieke indruk.

Ruim de helft van onze patiënten had peritoneale-prikkelingsverschijnselen en de ontstekingsparametersin het bloed waren bij ongeveer een kwart van de pa-tiënten verhoogd. Deze bevindingen zijn aspecifiek enbootsen de kliniek na van vaak voorkomende aandoe-ningen zoals appendicitis en diverticulitis, hetgeen ookin onze studie leidde tot een foutieve klinische diagnosebij vrijwel alle patiënten. Alleen bij 2 patiënten, met pijnin het linker onderkwadrant en die te jong werdengeacht voor diverticulitis, was de klinische waarschijn-lijkheidsdiagnose ‘appendagitis epiploica’. Een moge-lijke verklaring voor de juiste klinische diagnose bij deze2 patiënten is de inmiddels grotere bekendheid van declinici in ons ziekenhuis met dit ziektebeeld; 1 van de2 patiënten was namelijk assistent-geneeskundige enhad de appendagitis epiploica op grond van de klinischeverschijnselen bij zichzelf reeds vermoed.

Radiologische diagnose. In tegenstelling tot de klini-sche diagnose is de radiologische diagnose van appen-dagitis epiploica betrouwbaar.1 5 6 9 Echografie is bij uit-stek geschikt als eerste aanvullend onderzoek bij acutebuikpijnklachten omdat deze goedkoop, niet-invasief enweinig belastend voor de patiënt is. Bij appendagitisepiploica kunnen de echografische bevindingen echtersubtiel zijn en vooral bij onbekendheid met de aandoe-ning kan men haar over het hoofd zien. CT is minder on-derzoekerafhankelijk dan echografie en heeft een grotesensitiviteit en specificiteit voor het diagnosticeren vanappendagitis epiploica, maar impliceert het gebruik vanioniserende stralen.5 6 Het (geringe) risico van de bloot-stelling aan deze straling dient steeds zorgvuldig te wor-den afgewogen tegenover het belang van de te verkrij-gen diagnostische informatie.16 Bij patiënten met acutebuikklachten, bij wie een onjuiste diagnose belangrijkegevolgen kan hebben voor het beleid en de prognose,speelt deze afweging in de regel een mindere rol.11

De radiologische differentiaaldiagnose van appenda-gitis epiploica is beperkt, met het omentuminfarct alsbelangrijkste aandoening.5 Het onderscheid tussen beideis klinisch van weinig belang, aangezien de behandelinghetzelfde is.17 Ontsteking van een appendix epiploicakan ook optreden als gevolg van een locoregionale ont-steking, meestal veroorzaakt door sigmoïddiverticulitis.Deze kan met echografie en CT worden uitgesloten alsmen daarbij geen lokaal ontstoken divertikel vindt.18

Behandeling. In het verleden, toen appendagitis epi-ploica vrijwel alleen bij laparotomie werd gediagnosti-ceerd, bestond de behandeling uit het operatief verwij-deren van de ontstoken appendix epiploica. In de perio-

de dat de diagnose non-invasief gesteld kan worden, isduidelijk geworden dat de behandeling veilig primairconservatief kan zijn, met geruststelling van de patiënten zelfmedicatie met analgetica ‘zo nodig’. Met ditbeleid hadden al onze patiënten een volledig spontaanherstel, meestal binnen 9 dagen.

Onze studie had tekortkomingen, deels inherent aande retrospectieve studieopzet. Niet alle patiënten wer-den in het ziekenhuis gecontroleerd. Bij de recenterepatiëntengroep werd poliklinische controle niet meernodig geacht, op basis van onze voorgaande ervaringenmet het zelflimiterende karakter van de aandoening.Verder was het niet mogelijk het aantal fout-positieveuitslagen te bepalen (dat wil zeggen het aantal malen datmet echografie en CT de diagnose ‘appendagitis epi-ploica’ werd gesteld terwijl de patiënt een andere ziektehad), mede door de afwezigheid van pathologischebevestiging van de diagnose. Het verkrijgen van chirur-gisch of histologisch bewijs zou een onverantwoordebelasting voor de patiënten zijn geweest bij deze aan-doening die spontaan herstelt. Wij menen dat de diag-nose bij al onze patiënten juist was, aangezien zowelechografie als CT werd verricht, en waarbij de diagnosewerd gesteld op basis van radiologische kenmerkenwaarvan uit de literatuur bekend is dat ze karakteristiekzijn voor pathologisch bewezen appendagitis epiploica.

conclusieAppendagitis epiploica wordt klinisch vrijwel nooitherkend. De aandoening heeft geen specifieke klinischekenmerken die onderscheid mogelijk maken met ap-pendicitis of sigmoïddiverticulitis. Alleen bij jonge pa-tiënten met lokale buikpijn in het linker onderkwadrantzonder andere ziekteverschijnselen kan de diagnose opklinische gronden worden gesteld. De ziekte heeft eengoedaardig natuurlijk beloop en een onjuiste diagnoseof onbekendheid met de aandoening bij de behandelendarts kan daardoor leiden tot onterechte ziekenhuis-opname, operatie, of onnodige medicamenteuze behan-deling. Met echografie is men in staat de aandoening opte sporen en, bij aanvulling met CT, een specifieke diag-nose te stellen waarmee overbehandeling kan wordenvoorkomen. Door toegenomen beeldvormend onder-zoek in de huidige tijd is duidelijk geworden dat appen-dagitis epiploica aanzienlijk minder zeldzaam is danalgemeen wordt aangenomen.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geengemeld.

abstractEpiploic appendagitis: an underestimated self-limiting acuteabdominal condition

Objective. To describe the clinical findings in patients withepiploic appendagitis and to evaluate its natural course.

Design. Retrospective.Method. A review of the medical records was carried out for

all patients who were diagnosed with epiploic appendagitisusing ultrasonography and computed tomography (CT), duringthe period June 1988-October 2001, at the Haaglanden MedicalCentre (Westeinde site), The Hague, the Netherlands.

Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23) 1117

Page 6: Appendagitis epiploica: een onderbelichte zelflimiterende ... · PDF fileprincipe bij alle patiënten met acute of subacute buik-pijnklachten aanvullend echografisch onderzoek te ver-richten.

Results. The study group consisted of 49 patients, 38 men and11 women, with a median age of 41 years. The main symptomwas focal abdominal pain, with a median diagnostic delay in thepatients of 2 days, located in the left lower quadrant (n = 34),right lower quadrant (n = 8), right upper quadrant (n = 6) orleft upper quadrant (n = 1) of the abdomen. No other com-plaints were present with the exception of nausea and vomitingin two patients. Leucocytosis was found in 21% of patients,the erythrocyte sedimentation rate was elevated in 26% of thepatients, and signs of peritoneal irritation were found in 53%of the patients. Epiploic appendagitis was correctly includedin the clinical differential diagnosis of 2 patients. All of thepatients made a complete and uncomplicated recovery underconservative treatment; the majority were symptom-freewithin 9 days.

Conclusion. Due to the increased use of diagnostic imagingin patients with acute abdominal symptoms, epiploic appenda-gitis is much more frequently diagnosed than before. Present-ing symptoms of epiploic appendagitis are non-specific, leadingto misdiagnosis in most cases. Epiploic appendagitis has abenign natural course and if patients are correctly diagnosedusing ultrasonography and CT, unnecessary surgery and medi-cal treatment may be avoided.

literatuur1 Ghahremani GG, White EM, Hoff FL, Gore RM, Miller JW, Christ

ML. Appendices epiploicae of the colon: radiologic and pathologicfeatures. Radiographics 1992;12:59-77.

2 Thomas JH, Rosato FE, Patterson LT. Epiploic appendagitis. SurgGynecol Obstet 1974;138:23-5.

3 Carmichael DH, Organ jr CH. Epiploic disorders. Conditions of theepiploic appendages. Arch Surg 1985;120:1167-72.

4 Rao PM, Rhea JT, Wittenberg J, Warshaw AL. Misdiagnosis ofprimary epiploic appendagitis. Am J Surg 1998;176:81-5.

5 Rioux M, Langis P. Primary epiploic appendagitis: clinical, US, andCT findings in 14 cases. Radiology 1994;191:523-6.

6 Rao PM, Wittenberg J, Lawrason JN. Primary epiploic appenda-gitis: evolutionary changes in CT appearance. Radiology 1997;204:713-7.

7 Lee MP. Small bowel obstruction due to epiploic appendagitis. AmJ Gastroenterol 1990;85:771-2.

8 Romaniuk CS, Simpkins KC. Case report: pericolic abscess second-ary to torsion of an appendix epiploica. Clin Radiol 1993;47:216-7.

9 Molla E, Ripolles T, Martinez W, Morote V, Rosello-Sastre E.Primary epiploic appendagitis: US and CT findings. Eur Radiol 1998;8:435-8.

10 Puylaert JBCM. When in doubt, sound it out. Radiology 1994;191:320-1.

11 Gore RM, Miller FH, Pereles FS, Yaghmai V, Berlin JW. Helical CTin the evaluation of the acute abdomen. AJR Am J Roentgenol2000;174:901-13.

12 Briggs WA. Torsion of appendices epiploicae and its consequences.Am J Med Sci 1908;135:864-70.

13 Danielson K, Chernin MM, Amberg JR, Goff S, Durham JR.Epiploic appendicitis: CT characteristics. J Comput Assist Tomogr1986;10:142-3.

14 Meulen PH ter, Prakken WJ, Ooms HWA. Appendicitis epiploica.Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:159-61.

15 McGeer PL, McKenzie AD. Strangulation of the appendix epiploica:a series of 11 cases. Can J Surg 1960;3:252-7.

16 Dixon AK, Dendy P. Spiral CT: how much does radiation dosematter? Lancet 1998;352:1082-3.

17 Breda Vriesman AC van, Mol van Otterloo AJC de, PuylaertJBCM. Epiploic appendagitis and omental infarction. Eur J Surg2001;167:723-7.

18 Hollerweger A, Macheiner P, Rettenbacher T, Brunner W, Gritz-mann N. Colonic diverticulitis: diagnostic value and appearance ofinflamed diverticula-sonographic evaluation. Eur Radiol 2001;11:1956-63.

Aanvaard op 24 december 2002

1118 Ned Tijdschr Geneeskd 2003 7 juni;147(23)

Trends in incidentie van kanker en overleving vanpatiënten kunnen worden bestudeerd aan de hand vangegevens van regionale kankerregistraties, waarvanNederland er 9 telt. De kankerregistratie van het Inte-graal Kankercentrum Zuid (IKZ) beschikt al over gege-vens sinds 1955.1 Bij het 45-jarig bestaan van deze regi-stratie presenteren wij in dit artikel de trends in inci-dentie, sterfte en overleving voor de afzonderlijke tu-morsoorten per geslacht en bespreken wij de invloed

van blootstelling aan risicofactoren, vervroegde opspo-ring en verbeteringen in behandeling op deze trends.Daarnaast bespreken wij het effect van deze trends opde prevalentie als indicator van de zorgvraag.

patiënten en methodenGegevens. Voor dit onderzoek werden gegevens ge-bruikt van alle patiënten bij wie kanker werd gediag-nosticeerd in de periode 1970-1999 in het registratiege-bied van het IKZ. Deze kankerregistratie begon in 1955in 3 ziekenhuizen in Eindhoven. Eind jaren zestig van devorige eeuw werd het registratiegebied uitgebreid methet noordoostelijk deel van Noord-Brabant en het noor-den van Limburg en vanaf 1986 met het westelijk deel

Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ), Postbus 231, 5600 AE Eind-hoven.Mw.dr.M.L.G.Janssen-Heijnen, mw.ir.W.J.Louwman, mw.dr.L.V.vande Poll-Franse, dr.A.C.Voogd (thans: Universiteit Maastricht, Capaci-teitsgroep Epidemiologie, Maastricht) en mw.dr.S.Houterman, epide-miologen; dr.J.W.W.Coebergh, arts-epidemioloog (tevens: ErasmusMedisch Centrum, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotter-dam).Correspondentieadres: mw.dr.M.L.G.Janssen-Heijnen ([email protected]).

Oorspronkelijke stukken

Trends in incidentie en prevalentie van kanker en in overleving van patiënten inZuidoost-Nederland, 1970-1999

m.l.g.janssen-heijnen, w.j.louwman, l.v.van de poll-franse, a.c.voogd, s.houterman enj.w.w.coebergh

Samenvatting: zie volgende bladzijde.