ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk...

84
ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME Faculteit der Technologische Wetenschappen EEN STUDIE NAAR POST-HARVEST VAN PADIE Effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijding op de kwaliteit, het aantal en de diversiteit van voorraadinsecten in opgeslagen padie Een afstudeerverslag ingediend ter afronding van de studie Bachelor of Science (BSc.) in Agrarische Productie, oriëntatie: Landbouw Door: Shailendra Sewradj Oktober 2012 Paramaribo, Suriname

Transcript of ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk...

Page 1: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME

Faculteit der Technologische Wetenschappen

EEN STUDIE NAAR POST-HARVEST VAN PADIE

Effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijding op de kwaliteit, het aantal en de diversiteit van voorraadinsecten in

opgeslagen padie

Een afstudeerverslag ingediend ter afronding van de studie Bachelor of Science (BSc.) in Agrarische Productie, oriëntatie: Landbouw Door: Shailendra Sewradj Oktober 2012 Paramaribo, Suriname

Page 2: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

i

ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME

Faculteit der Technologische Wetenschappen

EEN STUDIE NAAR POST-HARVEST VAN PADIE

Effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijding op de kwaliteit, het aantal en de diversiteit van voorraadinsecten in

opgeslagen padie

Naam : Shailendra Sewradj Opleidingsinstituut : AdeKUS Onderzoeksinstituut : SNRI/ADRON Faculteitsbegeleider : R. Kross, Phd. Praktijkbegeleider : L. Soerdjan, MSc. Medebegeleider : J. Muller, MSc. Richtingscoördinator: R. Tjien Fooh, MSc. Studierichting : Agrarische Productie Oriëntatie : Landbouw

Page 3: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

ii

ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME

Faculteit der Technologische Wetenschappen

GOEDKEURING EINDVERSLAG

Goedkeuringsverklaring eindverslag

De begeleidingscommissie verklaart hiermede, voor wat betreft de stijl en intellectuele inhoud, haar goedkeuring te hebben gegeven aan het afstudeerverslag geschreven door:

Sewradj Shailendra,

Met als titel:

EEN STUDIE NAAR POST-HARVEST VAN PADIE

Effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijding op de kwaliteit, het aantal en de diversiteit van voorraadinsecten in

opgeslagen padie

Derhalve wordt deze voorgelegd ter verdere afhandeling en beoordeling. Paramaribo,

Namens de begeleidingscommissie,

Faculteitsbegeleider: R. Kross, Phd.

Praktijkbegeleider: L. Soerdjan, MSc.

Page 4: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

iii

VOORWOORD Ter afronding van het curriculumonderdeel - afstudeerproject uit het Bachelorprogramma van de studierichting Agrarische Productie op de Anton de Kom Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is verricht in de periode oktober 2011 – maart 2012 onder begeleiding van de heer L. Soerdjan, MSc., directeur van ADRON, de heer R. Kross, Phd.(hoofdbegeleider) en mevrouw J. Muller, MSc. (medebegeleider). Voorraadinsecten kunnen zowel kwantitatieve als kwalitatieve verliezen teweegbrengen bij de opslag van padie. Tegenwoordig gebruiken zowel de ISO-gecertificeerde- als de niet ISO-gecertificeerde pelmolens regelmatig chemische middelen gedurende de opslagperiode ter bestrijding van de voorraadinsecten in padie, wat dus nadelig kan zijn voor de gezondheid van de mens. Het is dus noodzakelijk om een ander manier te zoeken om voorraadinsecten in padieopslag te bestrijden. Het is ook belangrijk om te weten welke verliezen de voorraadinsecten teweegbrengen en hoe ze bestreden worden zowel in een opslag silocel (gesloten opslagsysteem) als een opslagloods (open opslagsysteem). Hiervoor zijn er padiemonsters genomen bij twee rijstverwerkingsbedrijven t.w. M.L.A. Mahawatkhan en Nanni N.V. Het streven is om middels dit onderzoek een bestrijdingsplan op te stellen, waarbij middels droogtemperaturen en preventieve bestrijding, de verliezen door voorraadinsecten in padieopslag kunnen worden voorkomen.

Hierbij dank ik mijn praktijkbegeleider, dhr. L. Soerdjan en faculteitsbegeleiders dhr. R. Kross (hoofdbegeleider) en mevr. J. Muller (medebegeleider) die mij de gelegenheid hebben geboden om dit afstudeerproject succesvol te voltooien. Een speciaal woord van dank gaat uit naar Ir. R. Elmont (Consultant van het programma Post-harvest op het ADRON) en mevr. J. Verwey, BSc. (Coördinator van het programma Post-harvest op het ADRON) voor hun positieve ondersteuning gedurende het onderzoek. Verder dank ik dhr. N. Gajadin, BSc.,  coördinator van het programma Gewasmanagement op het ADRON, voor zijn ondersteuning. Ook dank aan dhr. Kasanmoesdiran, MSc. voor zijn ondersteuning en bijdrage bij de statistische verwerking. Een speciaal woord van dank gaat uit naar staf en personeel van het ADRON voor de prettige werksfeer en medewerking. Verder wil ik mijn dank betuigen aan staf en personeel van de twee rijstverwerkingsbedrijven voor hun vriendelijke hulp en medewerking. Ik wil ook het gezin, waarvan ik deel uitmaak, van harte dank zeggen voor hun ondersteuning. Tenslotte wil ik een ieder bedanken die mij op welke wijze dan ook hebben ondersteund bij dit onderzoek.

Sewradj Shailendra

Paramaribo, oktober 2012

Page 5: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

iv

SAMENVATTING De twee padie oogsten per jaar in Suriname leidt ertoe dat men genoodzaakt is om padie na het drogen gedurende enkele maanden op te slaan. Voorraadinsecten kunnen tijdens deze bewaarperiode kwantiteits- en kwaliteitsverliezen teweegbrengen doordat ze zich voeden met de padiekorrels. Om de voorraadinsecten te bestrijden maken de rijstverwerkingsbedrijven regelmatig gebruik van chemische middelen zoals Malathion en Phostoxin. Op deze manier wordt getracht de voorraadinsecten te bestrijden, maar in de praktijk is het gebruik van deze chemische middelen bewezen weinig effect te hebben en het continu gebruik hiervan kan een negatieve invloed hebben op de gezondheid van de mens. Het is dus essentieel om onderzoek te verrichten naar preventieve en effectieve bestrijdingsmethoden. Recent onderzoek heeft aangetoond dat men door middel van hogere (droog)temperaturen, de ontwikkeling van voorraadinsecten geremd werd. De tendens de laatste jaren bij de meeste rijstbedrijven is dat er, mede op advies van ADRON, tegenwoordig veel lagere droogtemperaturen worden aangehouden kan mogelijk de oorzaak zijn van de toename van voorraadinsecten in vele bedrijven gedurende de laatste seizoenen. Het doel van dit onderzoek was om na te gaan (1) hoe droogtemperaturen en preventieve chemische bestrijdingsmethoden de ontwikkeling van voorraadinsecten en de kwaliteit van opgeslagen padie beïnvloeden, en (2) hoe effectief de bestrijding van de voorraadinsecten plaatsvond bij zowel een opslagloods als een opslag silocel. Er wordt daarom dit onderzoek verricht met verschillende droogtemperaturen en preventieve bestrijdingsmethodes. Het is hierbij ook van belang om kennis te vergaren over de bestrijding van voorraadinsecten in padie in een opslagloods en in een opslagsilo, vandaar dat er onderzoek in bedrijven met beide opslagmethoden is verricht. In dit onderzoek werd nagegaan wat het effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijdingsmethoden is op de kwaliteit en de ontwikkeling van voorraadinsecten in opgeslagen padie. De verliezen die de voorraadinsecten teweegbrengen werden ook gekwantificeerd en verder werd er ook gekeken hoe de insectenontwikkeling en hoe effectief de insectenbestrijding plaatsvindt in zowel een opslag silocel als een opslagloods. Uit de verkregen resultaten van dit onderzoek welke werd uitgevoerd bij ADRON kan ten eerste geconcludeerd worden dat ze helaas geen concreet beeld hebben kunnen verschaffen m.b.t. het effect van de droogtemperaturen alsook de combinatie daarvan met de preventieve bestrijdingsmethode op de ontwikkeling van de voorraadinsecten. Theoretisch was nl. verwacht dat een hogere hittebehandeling in combinatie met een vergassingsbestrijdingsmethode de beste resultaten zou opleveren, welke dus bij dit experiment eventueel gekwantificeerd zouden kunnen worden. Ten tweede kan ook nog vastgesteld worden dat de insectenbesmetting naar alle waarschijnlijkheid plaatsvindt bij de drogers, vanwege de onhygiënische omstandigheden, namelijk in de stof die zich in de drooglucht kanalen van de drogers gedurende het seizoen verzameld en blijkbaar niet regelmatig wordt verwijderd. Ten derde is ook gebleken dat een bestrijdingsmethode gebaseerd op een structureel preventie programma en met gebruik van Phostoxin betere resultaten levert.

Page 6: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

v

Ten vierde kan worden vastgesteld dat de bestrijding van de voorraadinsecten door de pelmolens (met een opslagloods en met een opslagsilocel) niet effectief plaatsvindt. Tenslotte kan geconcludeerd worden dat het voor zowel een bedrijf met een opslagloods als een bedrijf met een opslag silocel noodzakelijk is om ook nog een gedegen bestrijdingsprogramma te hanteren, waarbij er sprake is van een verbeterde hygiëne in de drogers gekoppeld aan preventieve vergassing/behandeling met Phostoxin of andere organische bestrijdingsmiddelen, aanvullend op een aangepast bestrijdingsschema en betere vergassingsfaciliteiten voor de opgeslagen padie om zodoende optimale resultaten te bereiken.

Page 7: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

vi

INHOUDSOPGAVE

 GOEDKEURING EINDVERSLAG ............................................................................. ii  

VOORWOORD ........................................................................................................... iii  

SAMENVATTING ....................................................................................................... iv  

INHOUDSOPGAVE .................................................................................................... vi  

LIJST VAN TABELLEN .......................................................................................... viii  

LIJST VAN FIGUREN.............................................................................................. viii  

LIJST VAN AFKORTINGEN EN SYMBOLEN ........................................................ ix  

1 INLEIDING ................................................................................................................ 1  

Achtergronden en probleemstelling .............................................................................. 1  

Probleemstelling……………. ....................................................................................... 3  

Doel……………………… ........................................................................................... 3  

Methode van onderzoek ................................................................................................ 3  

Opbouw verslag…….. ................................................................................................... 4  

2 LITERATUUR ........................................................................................................... 5  

2.1 Morfologie………. .................................................................................................. 5  

2.1.1 Structuur van de rijstkorrel ............................................................................ 5  

2.1.2 Kwaliteitsnormen ........................................................................................... 6  

2.2 Drogen en opslag van padie .................................................................................... 8  

2.2.1 Drogen van padie in Suriname ...................................................................... 8  

2.2.1 Opslag van padie in Suriname ....................................................................... 8  

2.2 Post-harvest verliezen bij padie ............................................................................. 10  

2.3 Voorraadinsecten ................................................................................................... 11  

2.3.1 Voorraadinsecten in padie-opslag ............................................................... 11  

2.3.2 Voorraadinsecten in opslagpadie in Suriname ............................................ 13  

2.4 Bestrijding van voorraadinsecten .......................................................................... 19  

2.4.1 Het gebruik van Malathion ter bestrijding van voorraadinsecten in padie .. 20  

2.4.1 Het gebruik van Aluminiumphosphide ter bestrijding van voorraadinsecten in padie ............................................................................ 20  

3 ONDERZOEK .......................................................................................................... 22  

3.1 Experiment 1: Droog en opslag experiment met natte padie ................................ 23  

Page 8: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

vii

3.1.1 Materiaal en methode .................................................................................. 23  

3.1.2 Resultaten en discussie ................................................................................ 30  

3.2 Experiment 2: Experiment met droge padie van twee rijstverwerkingsbedrijven.36  

3.2.1 Materiaal en methode .................................................................................. 36  

3.2.2 Resultaten en discussie ................................................................................ 39  

3.3 Experiment 3: Bepalen van kwaliteit en aantallen en diversiteit van voorraadinsecten in opslagpadie van twee rijstverwerkingsbedrijven ............................................................. 46  

3.3.1 Materiaal en methode .................................................................................. 46  

3.3.2 Resultaten en discussie ................................................................................ 49  

4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ................................................................... 53  

4.1 Conclusie……. ............................................................................................ ……..53  

4.2 Aanbevelingen. ...................................................................................................... 53  

REFERENTIES ........................................................................................................... 55  

BIJLAGEN .................................................................................................................... 1  

Bijlage 1. Procedure analyse droge padie bij ADRON ................................................. 1  

Bijlage 2. Gemiddelde data van experiment 1 .............................................................. 7  

Bijlage 3. Gemiddelde data en ANOVA test bij experiment 2 ................................... 11  

Bijlage 4. Gemiddelde data en Grafieken van experiment 3 ....................................... 16  

Page 9: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

viii

LIJST VAN TABELLEN Tabel 1. De kwaliteitsnormen voor padie Tabel 2. De kwaliteitsnormen voor cargorijst Tabel 3. De kwaliteitsnormen voor geslepen rijst Tabel 4. Codering van de factoren Tabel 5. Proefopzet van het experiment met natte padie Tabel 6. ANOVA test van totaal aantal insecten Tabel 7. ANOVA test van Head Rice Yield Tabel 8. ANOVA test van slijpmeel Tabel 9. Codering van de pelmolens en factoren Tabel 10. Proefopzet van het experiment met droge padie Tabel 11. De droogparameters van de pelmolens Tabel 12. ANOVA test van het totaal aantal voorraadinsecten Tabel 13. Totaal aantal insecten in de tijd Tabel 14. ANOVA test van het insect Oryzaephilus surinamensis Tabel 15. ANOVA test van Head Rice Yield Tabel 16. Gemiddelde Head Rice Yield Tabel 17. ANOVA test van slijpmeel Tabel 18. Opslagfaciliteiten van de pelmolens

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1. Structuur van de rijstkorrel Figuur 2. Opslagloods met padie Figuur 3. Opslagsilo met een vlakke bodem Figuur 4. Volwassen Sitotroga cerealella uit padiekorrel Figuur 5. Sitotroga cerealella Figuur 6. Rhyzopertha dominica Figuur 7. Sitophilus oryzae Figuur 8. Oryzaephilus surinamensis Figuur 9. Tribolium castaneum Figuur 10. Cryptolestes ferrugineus Figuur 11. Palorus subdepressus Figuur 12. Malathion Figuur 13. Aluminium Phosphide Figuur 14. Het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie Figuur 15. Verdelen van de padie met boernerverdeler Figuur 16. Drogen van de padie in droogovens Figuur 17. Meten van vochtgehalte met vochtmeter (merk Kett) Figuur 18. Balans die gebruikt werd om de padie te wegen Figuur 19. Monsters in papierenzakjes Figuur 20. Overschenken van monsters in containers Figuur 21. Monsters van de blanco behandeling Figuur 22. Monsters in houtenbak met Phostoxin tablet Figuur 23. Bespuiten van de monsters met Malathion-oplossing Figuur 24. Opgeslagen monsters

Page 10: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

ix

Figuur 25. Datalogger Figuur 26. Tellen van de insecten Figuur 27. Contour plot van HRY bij Blanco behandeling Figuur 28. Contour plot van HRY bij Phostoxin behandeling Figuur 29. Contour plot van HRY bij Malathion behandeling Figuur 30. Contour plot van Slijpmeel bij Blanco behandeling Figuur 31. Vochtgehalte in padiemonsters gedurende de bewaarperiode Figuur 32. Contour plot van Slijpmeel bij Phostoxin behandeling Figuur 33. Contour plot van Slijpmeel bij Malathion behandeling Figuur 34. Droge padie van de pelmolens Figuur 35. Totaal aantal insecten bij pelmolen A Figuur 36. Totaal aantal insecten bij pelmolen B Figuur 37. Aantal Oryzaephilus insecten bij pelmolen B Figuur 38. Het verloop van het vochtgehalte Figuur 39. Head Rice Yield bij pelmolen A en B Figuur 40. Slijpmeelopbrengsten bij pelmolen A en B Figuur 41. Nemen van monsters uit een silocel Figuur 42. Nemen van monsters met de hand in een opslagloods Figuur 43. Nemen van monsters met een steekboor in een opslagloods Figuur 44. Padiemonsters Figuur 45. Het tellen van de levende insecten Figuur 46. Totaal aantal insecten in 100 gram padie van pelmolen A en B Figuur 47. Aantal Triboleum castaneum insecten in 100 gram padie van pelmolen

A en B Figuur 48. Head Rice Yield van pelmolen A en B Figuur 49. Slijpmeel van pelmolen A en B

LIJST VAN AFKORTINGEN EN SYMBOLEN AdeKUS – Anton de Kom Universiteit van Suriname ADRON – Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie ANOVA – Analysis of Variance CARICOM – Caribbean Community DF – Vrijheidsgraden (Degrees of Freedom) F – F statistic (vaststellen van vergelijkingen binnen en tussen factoren) FAO – Food and Agricultural Organization of the United Nations FTeW – Faculteit der Technologische Wetenschappen IRRI – International Rice Research Institute ISO – International Organization for Standardization LD50 – Lethal Dosage 50 percent kill LSD – Least Significant Difference MS – Gemiddeld kwadraat (Mean Squares) P – P waarde Ppm – Parts per million SML – Stichting ter ontwikkeling van de Machinale Landbouw in Suriname SNRI – Stichting Nationaal Rijstonderzoeks Instituut SS – Kwadraat sommen (Sum of Squares) USDA – United States Department of Agriculture

Page 11: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

1

1 INLEIDING Achtergronden en probleemstelling Rijst (Oryza sativa) behoort tot de familie Poaceae (vroeger Gramineae) en is het basisvoedsel voor meer dan de helft van de bevolking (Juliano, 1993 en Elmont, 2010). De consumptie van rijst in de wereld wordt geschat op 431 miljoen ton witte rijst per jaar in 2007, dat is ongeveer 58 kg per inwoner per jaar. Rijst fungeert als hoofdvoedsel in Suriname en de consumptie per inwoner per jaar bedraagt ca. 65 kg witte rijst. Economisch gezien is rijst heel belangrijk voor Suriname, omdat (Elmont, 2010):

• Rijst een belangrijke bijdrage levert bij het genereren van deviezen (export van zowel cargo rijst als witte rijst naar voornamelijk de Europese Unie en de CARICOM);

• De productie en verwerking van rijst werkgelegenheid biedt voor duizenden personen;

• Rijst de Surinaamse bevolking voorziet in haar basisvoedsel; • De bijproducten van de verwerking van rijst zoals slijpmeel en breukrijst

gebruikt wordt door de lokale industrie voor vee; • Witte gebroken rijst verder ook gebruikt wordt voor de bierbrouwerij.

Rijst is een seizoensproduct dat in Suriname maximaal twee keren per jaar verbouwd en geoogst wordt als het voldoende afgerijpt is (bij een vochtgehalte van 20-23%). De geoogste padie wordt ongeveer zes maanden opgeslagen om in de voedselbehoefte te voorzien. Om gedurende de opslagperiode de biologische en microbiologische activiteit in de korrels af te remmen moet men zo snel mogelijk de padie drogen tot een vochtgehalte (14%), waarbij de kans op kwaliteitsderving en bederf minimaal is. Hierna kan de padie worden opgeslagen. De opslag moet beschermd worden tegen het weer, micro-organismen, vocht, insecten, vogels en elke andere vorm van bederf (Elmont, 2010). Achteruitgang in kwaliteit en kwantiteit van opgeslagen granen kan veroorzaakt worden door (Appert, 1987):

1. Fysisch: Temperatuur, vochtigheid, water en gas; 2. Biologisch: Microflora (bacteriën, schimmels, gisten etc.), arthropoden

(insecten en mijten) en vertebraten (knaagdieren en vogels); 3. Technisch: Opslag (condities, methode, duur, etc.), de staat van het graan

(gebroken, verontreinigingen, residuen, etc.).

Head Rice Yield Head Rice Yield (HRY) is één van de belangrijkste parameters om de economische- en verwerkingswaarde van padie te bepalen. Het wordt gedefinieerd als de massa percentage van ruwe rijstkorrels die een lengte gelijk aan ¾ van de gemiddelde korrellengte of groter hebben. Opbrengsten van andere rijstfracties die geproduceerd worden tijdens het verwerkingsproces zijn ook relevant bij experimenten of commerciële industrieën van bijproducten (Lanning, 2011).

Page 12: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

2

Voorraadinsecten in opslagpadie kunnen de kwaliteit van padie negatief beïnvloeden, doordat ze zich voeden met padiekorrels. Door consumptie van de padiekorrels kunnen voorraadinsecten zorgen voor:

• Gewichtsafname (Elmont, 2010); • Vernietiging van de kiem, waardoor calorieafname optreedt (Elmont,

2010); • Onaangename geur bij het eindproduct (Prakash et al., 1987); • (Indirecte) groei van schimmels in opgeslagen padie, doordat ze warmte

ontwikkeling stimuleren in de opslagpadie. Hierdoor kan het endosperm van de padiekorrels vergelen (Ramdaras, 1987).

Het beheren van voorraadinsecten kan door middel van een efficiënt controlesysteem. Dit houdt in (Elmont, 2010):

• Oogsten, schonen, drogen en opslaan van schone padie; • Desinfecteren van opslagsystemen; • Controle of preventie van insectenbesmetting gedurende de opslagperiode.

Voorraadinsecten in granen De klasse Insecta kan men onderverdelen in meer dan 20 orden, maar slechts twee van deze soorten beschadigen opgeslagen granen, namelijk (Appert, 1987 ):

1. Coleoptera: Van deze groep hebben de insecten een paar harde vleugels (vb. kevers).

2. Lepidoptera (motten). Van de Lepidoptera soorten tast alleen de larven het graan aan. In het pas geoogste graan kunnen de larven reeds aanwezig zijn. De Coleopterasoorten worden tot de (economisch) belangrijkste groep van voorraadinsecten gerekend (Sallam, 1999).

Hygiëne in het bedrijf om kruis- of herbesmetting te voorkomen is van groot belang, naast het preventief bestrijden van voorraadinsecten met veilige bestrijdingsmiddelen. Onderzoek geeft echter aan dat hogere droogtemperaturen boven 45 °C de ontwikkeling van voorraadinsecten kunnen voorkomen. Bij temperaturen boven 42 °C en onder 14 °C neemt de ontwikkeling van voorraadinsecten af en de meeste insecten zullen sterven beneden 5 °C en boven 45°C. De optimumtemperatuur voor de ontwikkeling van de meeste voorraadinsecten ligt tussen 25°C en 32°C in de tropen (Elmont, 2010 en IRRI, 2009). Een methode van bestrijding moet worden toegepast als er meer dan vier voorraadinsecten in één kilogram padie voorkomen (IRRI, 2009). Uit onderzoek door de USDA in 2007 is gebleken dat verhitten van besmette (met de voorraadinsecten Sitotroga cereallela en Rhyzopertha dominica) droge padie met radiomagnetische straling bij 50 tot 60o C voor twee uren, resulteerde in 100 % controle van de voorraadinsecten voor een periode van 120 dagen (Lagunas-Solar et al., 2007). Recent onderzoek naar voorraadinsecten in padie heeft uitgewezen dat de rijstpelmolens in Nickerie veel last hebben van voorraadinsecten (Salarbaks, 2011). Bij een lagere droogtemperatuur van 40 o C is dus de kans op voorraadinsecten groter dan bij hogere droogtemperaturen en aangezien de pelmolens steeds meer gebruik maken van droogtemperaturen van 40 o C om een beter rendement aan hele korrels tijdens het slijpen te kunnen realiseren hebben ze daardoor waarschijnlijk veel meer last van voorraadinsecten. Naast droogtemperaturen is ook de vraag naar voren gekomen, of preventieve behandeling van de padie een daling in het aantal van

Page 13: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

3

voorraadinsecten kan opleveren. Gekozen wordt om de meer traditionele behandeling met chemicaliën uit te voeren in combinatie met hogere droogtemperaturen. Het effect van deze droogtemperaturen en preventieve behandelingen op de Head Rice Yield moet ook worden bepaald om een zo goed mogelijk oordeel te geven over de kwaliteit van geslepen padie. Probleemstelling De ISO-gecertificeerde- als de niet ISO-gecertificeerde rijstpelmolens in Nickerie gebruiken insecticiden bij de opslag van padie voor de bestrijding van voorraadinsecten. Het continue gebruik van chemicaliën in de opgeslagen padie heeft in de praktijk bewezen weinig effect te hebben en kan de gezondheid van de mens in gevaar brengen. Om de kwaliteit van de opslagpadie te behouden en de verliezen te reduceren is het erg belangrijk om de voorraadinsecten in padie preventief te bestrijden. Het is dus noodzakelijk dat het effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijdingsmethoden op het voorkomen van voorraadinsecten in opslagpadie worden onderzocht. De vraag die hierbij gesteld wordt is:

Wat is het effect van droogtemperaturen en preventieve bestrijdingsmethoden op de kwaliteit en de ontwikkeling van voorraadinsecten in opgeslagen padie?

Doel Het doel van dit afstudeeronderzoek was om na te gaan (1) hoe droogtemperaturen en preventieve chemische bestrijdingsmethoden de ontwikkeling van voorraadinsecten en de kwaliteit van opgeslagen padie beïnvloeden, en (2) hoe effectief de bestrijding van de voorraadinsecten plaatsvond bij zowel een opslagloods als een opslag silocel.

De onderzoeksvragen zijn: ! Wat is de beste droogtemperatuur, preventieve bestrijdingsmethode en een

combinatie van beide, waarbij de verdere ontwikkeling van voorraadinsecten in opslagpadie kan worden voorkomen en de kwaliteit van padie niet achteruitgaat?

! Wat is de beste preventieve bestrijdingsmethode van voorraadinsecten in langdurig opgeslagen padie afkomstig van de drogers van twee pelmolens?

! Hoe effectief vindt de bestrijding van voorraadinsecten plaats in een bedrijf met een opslagloods en een bedrijf met een opslag silocel?

Methode van onderzoek Bij het onderzoek werd eerst een literatuurstudie gedaan. Na de literatuurstudie werd het onderzoek voortgezet met behulp van drie experimenten t.w. experiment 1: Droog en opslag experiment met natte padie; experiment 2: Experiment met droge padie van twee rijstverwerkingsbedrijven en experiment 3: Bepalen van kwaliteit en aantallen en diversiteit van voorraadinsecten in opslagpadie van twee rijstverwerkingsbedrijven. Bij experiment 1 werd veldwerk gecombineerd met labactiviteiten, waarbij natte

Page 14: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

4

padie van een pelmolen naar ADRON was gebracht, gedroogd, behandeld met chemische middelen en opgeslagen. Bij experiment 2 werd ook veldwerk gecombineerd met labactiviteiten, waarbij droge padie van de drogers van twee pelmolens naar ADRON werd gebracht, behandeld met chemische middelen en opgeslagen. En bij experiment 3 werd veldwerk gedaan, waarbij steeds monsters genomen werden van twee pelmolens (één met een opslagloods en de andere met een opslag silocel). Uiteindelijk werden er van de padiemonsters van de drie experimenten analyses van insecten en kwaliteitsanalyses gedaan bij ADRON. Na de uitvoering van het onderzoek werden de verkregen data van de analyses statistisch en grafisch verwerkt en gerapporteerd. Opbouw verslag In hoofdstuk twee wordt informatie over de volgende aspecten gegeven: padie, drogen en opslag van padie, post-harvest verliezen van padie, voorraadinsecten in opslagpadie en bestrijding van de voorraadinsecten. In hoofdstuk drie worden materiaal en methoden van de experimenten, verkregen resultaten en discussie behandeld. Tenslotte wordt in hoofdstuk vier de conclusie en aanbevelingen behandeld.

Page 15: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

5

2 LITERATUUR 2.1 Morfologie Rijst (Oryza sativa L.) is het belangrijkste agrarische product in Suriname en is tevens het hoofdvoedsel van de Surinaamse bevolking. Verder is rijst het basisvoedsel voor meer dan de helft van de wereldbevolking van 6,6 miljard, in het bijzonder de Aziatische landen zoals India, Thailand, China, Pakistan en Vietnam (Elmont, 2010). 2.1.1 Structuur van de rijstkorrel De rijstkorrel (padiekorrel) bestaat uit een beschermende laag, kaf, en de caryopsis (bruine rijst). De caryopsis bestaat uit het pericarp (1-2%), een aleuronlaag plus nucellus en zaadhuid (4-6%), kiem (1%), scutellum (2%) en het endosperm (90-91%). Het endosperm bestaat uit de aleuronlaag, de sub-aleuronlaag en het zetmeel endosperm (starchy endosperm - Eng). Het kaf maakt ongeveer 16-18% deel van het gewicht van ruwe rijst. Geslepen rijst (witte rijst) bestaat over het grootste deel uit koolhydraten in de vorm van zetmeel (ca. 90% van het drooggewicht) gevolgd door eiwitten (51-56%) en lipiden (1,5-1,7%) (Juliano, 1993).

Figuur 1. Structuur van de rijstkorrel (Encyclopaedia Brittanica, 1996) De rijstkorrel is hygroscopisch, vanwege het hoge zetmeelgehalte en kaf dat in staat is vocht te absorberen en af te staan (Juliano, 1993 en Braunbeck, 1998). Rijstkaf heeft meestal een vochtgehalte van ca. 3% na het drogen van de padie. Onder vochtige omstandigheden kan het vocht absorberen tot een vochtgehalte van ca. 15,3% (Braunbeck, 1998).

Page 16: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

6

2.1.2 Kwaliteitsnormen Volgens de Uitvoerwet (rijststandaarden) artikel 13, moet rijst veilig en geschikt zijn voor menselijke consumptie, vrij zijn van abnormale smaken, geuren, levende of dode insecten, delen van insecten en mijten en moet voldoen aan de volgende eisen (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008):

• Vrij zijn van muffe en zure geuren; • Geen commercieel bezwaarlijke vreemde geuren (geuren van messtoffen,

olieproducten, etc.); • Vrij van vreemd materiaal (zaden, steentjes, zand, etc.); • Hygiëne: bereiding en behandeling moet volgens de eisen van de CODEX

Alimentarius Commission, General Principles of Food Hygiëne; • Vitaminen, mineralen en andere substanties kunnen aan rijst worden

toegevoegd conform de beperkingen vermeld in tabel 7 van artikel 16; • Vrij zijn van zware metalen; • Voldoen aan de maximale limieten voor pesticidenresiduen, vastgesteld door

de CODEX Alimentarius Commission; • Voldoen aan microbiologische vereisten.

Bij rijst die bestemd is voor de verwerking (export) wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende kwaliteitscategorieën: Extra A; A; B; C en D. De kwaliteitsnormen van padie, cargorijst en geslepen rijst zijn in tabel 1, 2 en 3 weergegeven (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008). Tabel 1. De kwaliteitsnormen voor padie (de waarden zijn maximaal met uitzondering van waar minimaal is vermeld) (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008) Factor Extra A

(%) A (%) B (%) C (%) D *

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0 Beschadigde korrels (enkel of gecombineerd)

1,0 2,0 2,5 3,5

Rode korrels 1,0 2,5 3,5 5,5 Hitte beschadigde korrels 0,1 0,2 0,6 1,5 Groene korrels 2,0 3,0 4,0 6,0 Kalkachtige korrels 2,0 3,0 4,0 6,0 Slijprendement (minimaal)

55,0 50,0 45,0 40,0

Totaal slijprendement (minimaal)

70,0 67,0 65,0 63,0

Page 17: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

7

Tabel 2. De kwaliteitsnormen voor cargorijst (de waarden zijn maximaal met uitzondering van waar minimaal is vermeld) (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008) Factor Extra A

(%) A (%) B (%) C (%) D *

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0 Beschadigde korrels (enkel of gecombineerd)

1,0 2,5 3,0 4,0

Rode korrels 1,0 2,5 3,5 5,5 Gele korrels 0,1 0,2 0,6 1,5 Amber korrels 0,5 0,8 1,0 2,0 Groene korrels 2,0 3,0 4,0 6,0 Padie 0,5 1,0 1,5 2,0 Slijprendement (minimaal)

72,0 71,0 70,0 65,0

Totaal slijprendement (minimaal)

88,0 86,0 82,0 80,0

Breuk 6,0 8,0 12,0 15,0 Kalkachtige korrels 2,0 3,0 4,0 6,0 Totaal vreemd materiaal 0,5 1,0 1,0 1,0 Organisch 0,5 1,0 1,0 1,0 Anorganisch 0,0 0,0 0,0 0,0 Tabel 3. De kwaliteitsnormen voor geslepen rijst (de waarden zijn maximaal met uitzondering van waar minimaal is vermeld) (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008) Factor Extra A

(%) A (%) B (%) C (%) D *

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0 Beschadigde korrels (enkel of gecombineerd)

0,5 1,0 2,0 3,0

Roodgestreepte korrels 0,1 0,5 1,0 2,5 Gele korrels 0,1 0,2 0,6 1,5 Amber korrels 0,5 0,8 1,0 2,0 Kalkachtige korrels 2,0 4,0 6,0 8,0 Totale breuk 4,0 7,0 15,0 20,0 Chips 0,0 1,0 2,0 3,0 Padie 0,0 0,1 0,5 0,5 Totaal vreemd material 0,1 0,2 0,5 0,5 Organisch 0,1 0,2 0,5 0,5 Anorganisch 0,0 0,0 0,0 0,0 D*: Tot kwaliteitsklasse D behoren padie, cargorijst en geslepen rijst die (Resolutie Standaarden Rijstuitvoer, 2008):

• Niet voldoen aan de normen die gelden voor de klassen Extra A t/m C; • Niet van een goedgekeurd ras is; • Een muffe of zure geur heeft; • Een onaangename geur heeft;

Page 18: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

8

• Besmet is met insecten of van een duidelijk lage kwaliteit is.

2.2 Drogen en opslag van padie 2.2.1 Drogen van padie in Suriname Bij het drogen van granen wordt het vochtgehalte verlaagd, waardoor ze veilig opgeslagen kunnen worden. De pas geoogste padie in Suriname heeft een vochtgehalte dat ligt tussen 18 en 23%. Als men deze padie niet gaat drogen kan het bederven, vanwege de natuurlijke ademhaling die plaatsvindt bij hoge vochtgehaltes. Hoge percentages vocht stimuleren ook de groei van insecten en schimmels die schadelijk kunnen zijn voor mensen (Elmont, 2010). Schimmels kunnen niet groeien in goed gedroogde producten, waardoor er dan ook geen mycotoxinen geproduceerd kunnen worden (CTA, 1997). Het vochtgehalte moet rond de 12,5 – 14% zijn als men padie wil opslaan (Elmont, 2010 en Van Dijk et al.,1976). Er zijn verschillende droogsystemen van padie (Elmont, 2010 en Van Dijk et al.,1976):

1. Zondroging: • Wanneer de rijpe padie nog in het veld staat; • Na het oogsten op betonnen droogvloeren of zeilen.

2. Kunstmatige/mechanische droging: • Continue drogers (kolomdrogers) met meestal drie droogtemperaturen en

passages bv. met de droogtemperaturen van 50-55-70 °C en een verblijfsduur van 30 minuten per passage.

• Batchdrogers (bin drogers) met droogtemperaturen tussen 39-42 °C met een duur van 20 tot 30 uren.

Aangezien padie een hygroscopisch product is, speelt de relatieve luchtvochtigheid bij het drogen en opslag een belangrijke rol. De relatieve luchtvochtigheid in Suriname varieert tussen minimaal 67 en maximaal 100%. De maandelijkse gemiddelde luchtvochtigheid varieert van 86-97%, terwijl de temperatuur varieert van 22,9-32,4% (Elmont, 2010). 2.2.1 Opslag van padie in Suriname Bij de opslag van padie kan de kwaliteit niet worden verbeterd, men kan deze wel behouden. Om de kwaliteit te handhaven heeft men een goed managementsysteem nodig dat moet letten op de volgende factoren: oogsten, verwerking en opslagequipement, vochtgehalte, vochtmanagement, bestrijding van besmetting door insecten en schimmels en het monitoren van de conditie van de padie (Elmont, 2010). Tijdens de opslag van droge padie wordt de kwaliteit beïnvloed door (Elmont, 2010):

• Fysiologische en chemische veranderingen in de korrel; • Externe oorzaken die zorg dragen voor kwaliteitsderving of bederf; • Aantasting door dieren zoals ratten; • Aanwezigheid van verontreinigingen in de padie zoals stenen, graszaden, klei

en stro. Bij de opslagfaciliteiten worden onderscheid gemaakt in opslagloodsen (horizontale opslag) en silocellen (verticale opslag) (Elmont, 2010).

Page 19: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

9

Opslagloodsen Opslagloodsen zijn meestal gebouwd van de materialen hout, beton en staal. De padie wordt in zakken en/of in bulk opgeslagen. In Suriname wordt er bij de meeste verwerkingsbedrijven gebruik gemaakt van opslagloodsen, waarbij padie in bulk wordt opgeslagen. Opslag van padie vindt alleen in jute zakken of big bags plaats om de padie te scheiden of beter te kunnen storten in de opslagloodsen. De loodsen kunnen gedeeltelijk of geheel geautomatiseerd worden met banden of kettingtransporteurs en kleine rupstrekkers met rupsbanden.

Figuur 2. Opslagloods met padie (Sewradj, 2011) Nadeel: Ondanks de mechanisering is er toch nog sprake van extra personeelskosten ten opzichte van silo’s (Elmont, 2010). Silo’s De silo’s kunnen gebouwd worden van materialen als gegalvaniseerd metaal, beton en hout. Meestal worden er gegalvaniseerde of betonnen silo’s gebruikt om padie langdurig op te slaan. Galvaan silo’s kunnen een vlakke (plat)- of een conische (kegelvormig) bodem hebben. De padie wordt in silo’s uitsluitend in bulk opgeslagen. Het in- en uitladen van een silo is geheel geautomatiseerd, waardoor er geen handenarbeid nodig is (Elmont, 2010).

Page 20: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

10

Figuur 3. Opslagsilo met een vlakke bodem (Sewradj, 2011) Zowel bij opslagloodsen als silo’s dienen de volgende punten regelmatig te worden gecontroleerd (Elmont, 2010):

• Graanoppervlak voor condensatie, korsten, natte plekken, schimmels en insecten.

• Dak van silo’s of pakhuis voor condensatie en lekken. • Graanmassa voor afwijkende temperaturen, plekken met hoog vochtgehalte,

schimmels en insecten. • Afwijkende geuren.

Als men schade bij opslagpadie wil voorkomen dan moet er gelet worden op (Elmont, 2010):

• Een goed ontworpen opslagfaciliteit met adequate temperatuurmeting en beluchtingcapaciteit.

• Een goed werkend opslagbeheerssysteem voor vocht en temperatuur. • Schoonmaak- en bestrijdingsprogramma’s. • Alleen opslaan van schone en goed gedroogde en gekoelde padie. • Regelmatige controle van de conditie van de padie en de tijdige correctie van

afwijkingen.

2.2 Post-harvest verliezen bij padie Verliezen treden bij alle fasen van de post-harvest keten op, waarbij de kwantiteitsverliezen gemakkelijker te bepalen zijn dan kwaliteitsverliezen. De kwantiteitsverliezen variëren van 10 tot bijna 40% en kunnen ingedeeld worden in verliezen bij oogsten 1-3%, behandelen 2-7%, dorsen 2-6%, drogen 1-5%, opslag 2-6% en slijpen 2-10% (Juliano, 1993). Verliezen kunnen verminderd worden door oogsten en drogen van schone padie, geschikt transportmateriaal, goede opslag management, adequate hygiënische condities en controle of preventie van insectenbesmetting gedurende de opslagperiode (Juliano, 1993 en Elmont, 2010). Plagen in de padieopslag (insecten en micro-organismen) en knaagdieren kunnen zowel kwantiteits- als kwaliteitsverliezen veroorzaken (Juliano, 1993).

Page 21: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

11

Insecten kunnen de volgende schade veroorzaken in granen (Appert, 1987): • Dient als voedsel voor de volwassenen en larven van de insecten: Ze eten

meestal het endosperm of kiem en soms beiden, en resulteren in (verlaging van de marktwaarde van het product) gewichtsverlies, reductie van nutriënten, achteruitgang van de kwaliteit en reductie van kiemingsvermogen.

• Sommige insecten eten de kernen van de padie korrels bijna leeg, waarbij alleen het pericarp overblijft. De overgebleven (aangetaste) kernen bevatten bijna geen essentiële nutriënten. Hierdoor daalt de voedingswaarde van het graan, terwijl het niveau van de verteerbare vezels stijgt in het aangetast graan. Door het consumeren van granen die aangetast zijn door insecten kan het een stimulans zijn voor ondervoeding (FAO, 1983).

• Contaminatie: de aanwezigheid van voorraadinsecten in een product betekent dat contaminatie onvermijdelijk wordt vanwege uitwerpselen van de insecten, lege eitjes, vellen van larven, lege poppen en dode insecten.

• Broei: Bij het metabolisme van insecten worden warmte en vocht geproduceerd. Hierdoor ontstaan er ‘hotspots’ in de opslag, waardoor meestal de larven doodgaan en migreren. Het temperatuursverschil tussen de ‘hotspots’ en de buitenlucht leidt tot een beweging van buitenlucht in de opslag. Wanneer de warme en de koude lucht met elkaar in aanraking komen, treedt er condensatie op, waarbij het water op het graan komt. Hierdoor vindt er een snelle toename plaats van toxine producerende schimmels en tenslotte bederf van het graan.

• Overdracht van ziekten: Insecten kunnen dragers zijn van bacteriën en pathogenetische Protozoa. Ze kunnen ook allergieën veroorzaken vanwege de onzuiverheden die ze in granen veroorzaken. Hun aanwezigheid in granen kunnen ook zorgen voor het voorkomen van mijten en schimmels.

• Achteruitgang van het zaad, vanwege het consumeren van het endosperm en/of de kiem van het zaad door insecten. Bij het eten van de kiem gaat het zaad niet kiemen, terwijl bij de consumptie van het endosperm het zaad wel kiemt, maar niet voldoende voedselreserve bevat om te ontwikkelen.

• Oorsprong van besmettingen: Oude gecontamineerde partijen granen kunnen soms zorgen voor contaminatie van nieuwe partijen.

2.3 Voorraadinsecten 2.3.1 Voorraadinsecten in padie-opslag De klasse Insecta kan men onderverdelen in meer dan 20 orden, maar alleen twee van deze soorten beschadigen opgeslagen producten, namelijk Lepidoptera en Coleoptera (Appert, 1987 ). Besmetting van insecten in granen kan buiten (voor het opslaan) en/of binnen in de opslagruimte plaatsvinden. Er zijn verschillende besmettingsmogelijkheden van insecten (Appert, 1987):

• Horizontale besmetting (Sitotroga en Sitophilus): Besmetting die plaatsvindt in de velden. Dit is alleen mogelijk bij bepaalde specifieke soorten insecten, maar deze vormen de meest belangrijkste en kunnen ook in verborgen vormen voorkomen. Specifieke soorten beginnen eitjes te leggen tijdens het rijpen van padie (voor het oogsten) of tussen de periode van oogsten en opslag. Bv. de

Page 22: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

12

snuitkever Sitophilus oryzae (waarvan de volwassenen kunnen vliegen) legt eitjes op granen voor en tijdens de opslagperiode. Besmetting tijdens het transporteren: Partijen granen die van de velden naar de opslagruimtes worden getransporteerd in karren of trucks kunnen gecontamineerd worden met insecten die in de hoeken, spleten, openingen van de planken of in overblijfselen van voorgaande ladingen schuilen.

• Verticale besmetting: Besmetting die plaatsvindt in de opslag van de pelmolens, zoals: ! Besmetting door insecten die van buiten naar binnen in de opslagruimtes

vliegen; ! Besmetting door de opslagruimtes, zakken en containers, wanneer ze na

gebruik niet goed worden schoongemaakt en daarna weer worden gebruikt;

! Besmetting vanwege het opslaan van een nieuwe partij graan in gecontamineerd graan.

Factoren die kunnen zorgen voor de snelle groei van insecten (Appert, 1987):

• Temperatuur en vochtigheid: De optimale temperatuur voor de meeste plagen ligt rond de 30 °C en ideale relatieve luchtvochtigheid tussen 40 en 80%. Beneden 40% luchtvochtigheid wordt de reproductie van de insecten geremd.

• Vochtgehalte van het graan: Bij een vochtgehalte beneden 9% is het moeilijk voor voorraadinsecten om zich in het graan te vestigen, maar tussen 10 en 20% is het gunstig voor de insecten om zich te ontwikkelen. Als het vochtgehalte van het graan boven 17% is, dan kan men meer last hebben van schimmels dan voorraadinsecten.

• Methode van opslag: Lange termijn opslag, waarbij het graan niet wordt behandeld, geeft de plaag de mogelijkheid om zich exponentieel te ontwikkelen. Dus hoe sneller het graan wordt geconsumeerd of verwerkt, hoe lager de kans op hevige besmetting.

• Opslaghygiëne en fytosanitaire bescherming: Bewaarruimtes, zakken en containers moeten goed schoongemaakt worden voor gebruik of hergebruik.

• Karakteristieken van het graan: De variëteitkarakteristieken zoals vorm, grootte, hardheid van het graan, chemische samenstelling en voedingswaarde hebben een effect op de besmettingsnelheid van insecten.

• Distributie van verschillende insecten: Sommige insecten kunnen vanwege hun bouw dieper in de padieopslag penetreren dan andere, waarbij hun distributie afhangt van temperatuur, vochtigheid, zuurstofgehalte en karakteristieken van het graan.

Leefomstandigheden van de voorraadinsecten: De optimale groeitemperatuur van de meeste voorraadinsecten liggen tussen 25 en 32 °C,maar zij kunnen omgevingstemperaturen verdragen tussen 14 en 42 °C. Beneden 5 °C en boven 45 °C gaan de voorraadinsecten dood. De optimale relatieve luchtvochtigheid waarbij de voorraadinsecten goed kunnen leven ligt rond de 70%. Het minimum van de luchtvochtigheid ligt tussen 25 en 40% en het maximum ligt tussen 80 en 100% (IRRI, 2009). De optimale temperatuur en relatieve luchtvochtigheid van insectenontwikkeling bedragen respectievelijk 30 °C en 70% (FAO, 2012).

Page 23: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

13

2.3.2 Voorraadinsecten in opslagpadie in Suriname Er zijn ongeveer 20 soorten voorraadinsecten in padie aangetroffen (Geijskes, 1940). Overheersend komen de volgende voorraadinsecten in opslagpadie van Suriname voor (Geijskes, 1940 en van Dinther, 1960):

1. De primaire voorraadinsecten, zoals: • Sitotroga cerealella; • Sitophilus oryzae; • Rhyzopertha dominica; • Oryzaephilus surinamensis.

2. De secundaire voorraadinsecten, zoals:

• Tribolium castaneum; • Cryptolestes ferrugineus (vroeger Laemophloeus ferrugineus); • Palorus subdepressus; • Carpophilus dimidiatus; • Lophocateres pusillus; • Laemophloeus minutes (Cryptolestes pusillus).

2.3.1.1 De primaire voorraadinsecten

• Orde Lepidoptera ! Gelechiidae - Sitotroga cerealella Olivier, 1789.

Algemene naam: Angoumois grain moth; Graanmotje; Paddy moth (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: rijst, maïs, tarwe, gierst etc. De motten kunnen ca. 6-9 mm lang worden met een vleugelspanwijdte van 10-15 mm (Appert, 1987). Deze motten kunnen zich al voor het oogsten van de padie al infesteren en de larven kunnen alle graansoorten beschadigen (FAO, 2012). De vrouwtjes kunnen dus zowel in het veld als in de opslag eitjes (ca. 100-200) leggen (Appert, 1987). De larven boren een gat in de korrels en ontwikkelen zich in de korrel, waarbij de inhoud wordt opgegeten (zaadvlies blijft over). Verpopping vindt in de korrels onder het zaadvlies plaats. Tenslotte komen de volwassenen naar buiten (IRRI, 2009).

Page 24: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

14

Figuur 4. Volwassen Sitotroga cerealella uit padiekorrel (Sewradj, 2011) De ontwikkelingsperiode van larve tot volwassen hangt af van de temperatuur. In koude gebieden is het maar één generatie per jaar, terwijl in warme gebieden ze tot enkele generaties per jaar kunnen ontwikkelen (Cave, 2011).

Figuur 5. Sitotroga cerealella (Goutham, 2011)

Schade: Bijna alle schade vindt tijdens de opslag plaats, maar het is moeilijk om de schade te kunnen zien, omdat de inhoud van de padiekorrels van binnen worden opgegeten door de larven. Deze motten kunnen gewichtsafname, kwaliteitsverliezen en ook secundaire aantastingen veroorzaken (Appert, 1987). Zwaar aangetaste granen kunnen ook een onaangename geur en smaak hebben (Cave, 2011).

• Orde Coleoptera

! Bostrichiidae: Dinoderinae – Rhyzopertha dominica Fabricius, 1775. Algemene namen: Lesser grain borer, Australian wheat weevil (Geijskes, 1940).

Page 25: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

15

Aangetaste producten: rijst, cassave, blom, andere graanproducten etc. (Appert, 1987). Oorspronkelijk komt dit insect voor in Zuid-Amerika, maar is nu wereldwijd te vinden in de warmere streken. De volwassenen kunnen ca. 2-3 mm lang worden. Bij een omgevingstemperatuur van 34 °C zijn de vrouwtjes in staat ongeveer 500 eieren te leggen. De eieren worden op de korrels gelegd. De larven penetreren in de korrels en kunnen zich daarin ontwikkelen (Appert, 1987 en Sallam, 1999). De larven kunnen ook buiten de korrels leven (Sallam, 1999). De optimale temperatuur en relatieve luchtvochtigheid bedragen respectievelijk 34 °C en 60-70%. De levenscyclus van deze insecten ligt tussen 20-84 dagen (IRRI, 2009).

Figuur 6. Rhyzopertha dominica (Mason et. al., 2010)

Schade: Het endosperm wordt door zowel de volwassenen als de larven gegeten, waarbij er poederachtige korrels achterblijven (Sallam, 1999).

! Curculionidae: Rhynchophorinae – Sitophilus oryzae Linnaeus, 1763. Algemene namen: Rice weevil (rijst snuitkever); Corn weevil; Black weevil (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: Rijst, maïs, sorghum (alle graan soorten), droge cassave etc. (CAB International, 2006). De volwassenen van de rijstsnuitkever worden ca. 3 mm lang. Ze kunnen alleen ontwikkelen bij temperaturen tussen de 13 en 34 °C en kunnen al in het veld eieren leggen in de korrels (waarvan de kelkkafjes nog niet vast aan elkaar zit) (Appert, 1987). Ze kunnen ook eieren leggen in korrels waar het kaf na bloei nog open staat en ook in korrels die bezig zijn te rijpen. Er wordt eerst een gat gemaakt door het vrouwtje en daarna wordt een ei hierin gelegd. Vervolgens wordt het gat gedicht met een afscheidingsproduct (CAB International, 2006). Een vrouwtje kan ca. 500 eieren leggen gedurende haar levensduur (Sallam, 1999). De levenscyclus varieert van ongeveer 35 dagen tot 110 dagen onder ongunstige omstandigheden (CAB International, 2006).

Page 26: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

16

Figuur 7. Sitophilus oryzae (Mason et. al., 2010)

Schade: de S. oryzae is een heel schadelijk insect voor graangewassen. De schade is te vergelijken met die van het graanmotjes (S. cerealella) (Appert, 1987).

! Silvanidae - Oryzaephilus surinamensis Linnaeus, 1767.

Algemene naam: Saw-toothed grain beetle (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: rijst, tarwe, sorghum, andere voedselproducten (droge vruchten, noten, macaroni) etc. (Appert, 1987 en ). De volwassenen zijn ca. 3 mm lang en de vrouwtjes leggen ongeveer 200 tot 300 eitjes over een periode van 10 weken (Appert, 1987). De optimale temperatuur en relatieve vochtigheid van de insecten bedragen respectievelijk 30-35°C en 70-90%. De levenscyclus is ongeveer 20 dagen (IRRI, 2009).

Figuur 8. Oryzaephilus surinamensis (Mason et. al., 2010)

Schade: Deze insecten eten beschadigde korrels, waarbij de larven zich voeden met het endosperm en embryo van de korrels (Appert, 1987).

Page 27: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

17

2.3.1.2 De secundaire voorraadinsecten

• Orde Coleoptera. ! Tenebrionidae - Tribolium castaneum Herbst.

Algemene naam: Rust-red flour beetle (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: gemalen producten De vrouwtjes kunnen ongeveer 500 eieren leggen gedurende hun levensduur. De optimale temperatuur en relatieve vochtigheid van de insecten bedragen respectievelijk 35°C en 75% (IRRI, 2009). De levenscyclus is ongeveer 26-48 dagen (FAO, 1987).

Figuur 9. Tribolium castaneum (Mason et. al., 2010)

Schade: de volwassenen en larven eten gebroken korrels en beschadigen geen hele korrels (IRRI, 2009). Besmetting van T. castaneum zorgen voor onaangename geuren van de rijst (FDA, 2012).

! Cucujidae - Cryptolestes ferrugineus Stephens, 1831.

Algemene naam: Rust red grain beetle (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: beschadigde granen (deze insecten voeden zich ook met hun eigen eieren en eieren, larven en poppen van andere insecten) (USDA, 1998). Volwassenen worden ca. 1,5-2,0 mm lang en de vrouwtjes leggen gedurende hun levensduur ongeveer 200-500 eieren (Appert, 1987).

Page 28: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

18

Figuur 10. Cryptolestes ferrugineus (Mason et. al., 2010)

! Tenebrionidae - Palorus subdepressus Wollaston, 1864.

Algemene naam: Depressed flour beetle (Geijskes, 1940). Aangetaste producten: beschadigde rijstkorrels en beschimmelde rijst. Volwassenen worden ca. 2,5 mm lang en de vrouwtjes leggen gedurende hun levensduur ongeveer 650 eieren (Appert, 1987).

Figuur 11. Palorus subdepressus (Romagna, 2009)

! Nitidulidae: Carpophilus dimidiatus (F).

Algeme naam: Corn sap beetle. Aangetaste producten: mais (opslag). Volwassenen worden ca. 2-4 mm lang (Appert, 1987).

Page 29: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

19

2.4 Bestrijding van voorraadinsecten De insecten die opgeslagen granen beschadigen zijn afkomstig van twee bronnen (Appert, 1987):

1. Ze zijn afkomstig van de velden en infesteren in het graan, voordat het is opgeslagen. Sommige soorten insecten (kevers en motten) ontwikkelen zich dan volledig in de opslag en planten zich dan voort in het opgeslagen graan, terwijl anderen hun levenscyclus in de opslag voltooien en daarna weer naar de velden terugkeren.

2. Ze komen alleen voor binnen de opslagruimtes, waar ze overleefd hebben in installaties, verpakkingen en constructies, welke niet goed schoongemaakt waren en van welke de insecten niet verwijderd waren.

Kunstmatig drogen van het graan vernietigt (vanwege hitte) de insectensoorten van de eerste categorie die aanwezig zijn in het nat graan, maar kan de preventie tegen contaminatie van de soorten van de tweede categorie niet garanderen. Het is belangrijk dat het graan dat moet worden opgeslagen vrij is van insecten en dat als het graan al eenmaal opgeslagen is, niet beschadigd wordt door voorraadinsecten (Appert, 1987). Er zijn verschillende methoden van insectenbestrijding (Appert,1987):

1. Traditionele technieken die door kleine boeren worden gebruikt. Deze technieken zijn goedkoop, eenvoudig en ongevaarlijk, maar ze zijn moeilijk toe te passen bij commerciële opslag van producten. Deze technieken kunnen onderverdeeld worden in: • Mechanische en fysische methoden van insectcontrole (drogen, sorteren en

zeven); • Het toevoegen van vreemde substanties aan het graan ter voorkoming van

insectbesmetting (mineralen en plantsubstanties); • Culturele praktijken en condities van opslag (gewasrotatie, oogsttijd,

selectie van het product dat moet worden opgeslagen en opslagcondities). 2. Behandelen van producten met contactinsecticiden (zoals Malathion). 3. Behandelen van producten door te vergassen (ontsmetten) (zoals Phostoxin

tabletten en methylbromide). 4. Behandelen van lege bewaarruimtes, installaties en apparaten. Dit kan door het

bespuiten met vloeibare chemische middelen of door te vergassen (ontsmetten). Hiervoor worden de volgende middelen aanbevolen (IRRI, 2009): • Vergassen met Aluminium Phosphine; • Malathion (50 EC), 5 ml/20 l water (20 ml/m2); • Fenitrothion (50 EC), 5 ml/20 l water (20 ml/m2); • Deltamethrin (2.5% WP), 1,5 gr./ l water (20 ml/m2).

In Suriname wordt door de rijstverwerkingsbedrijven gebruik gemaakt van het insecticide Malathion (a.i. malathion) (Ramadien, 2011 en Karsodimedjo, 2011) en het vergassingsmiddel Phostoxin (a.i. aluminium phosphide) (Karsodimedjo, 2011) om voorraadinsecten te bestrijden. Wandbespuiting van de opslagruimtes met Baygon kan ook een alternatief zijn, omdat zich in kieren bevindende insecten dan worden gedood (Van Dijk et al.,1976).

Page 30: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

20

2.4.1 Het gebruik van Malathion ter bestrijding van voorraadinsecten in padie Malathion behoort tot de groep van organische fosforinsecticiden. Het actieve ingrediënt in Malathion is malathion. Malathion is zeer actief tegen insecten en weinig giftig voor zoogdieren (LD50 2800 mg/kg). Vanwege de aanwezigheid van de carboxylester groep in malathion, wordt malathion in organismen waarin carboxylesterase (enzym) voorkomt snel gehydrolyseerd. In insecten wordt het door oxidasen geoxideerd, tot malaoxon, dat meer actief is (Burke, 2009). Malathion wordt heel vaak gebruikt tegen voorraadinsecten en wordt beschouwd als een van de veiligste organofosforinsecticiden, omdat het niet giftig is voor de mens en snel afbreekt onder tropische omstandigheden. Malathion kan niet penetreren in hopen opslagpadie. Gebruik van Malathion wordt niet aanbevolen, maar het is toch legaal om granen te behandelen met Malathion tot en met een concentratie van 8 ppm. Als een partij graan behandeld wordt met Malathion mag het pas na minimaal 7 dagen verkocht worden en ook niet binnen 60 dagen gegeten worden (IRRI, 2009 en FAO, 1989)

Figuur 12. Malathion (Sewradj, 2011) Malathion in vloeibare- en poedervorm kan gebruikt worden om padie en bewaarruimtes te behandelen ter voorkoming/bestrijding van voorraadinsecten. Hierbij moet rekening worden gehouden met het percentage actief ingrediënt (Appert, 1987). Op de padie kan worden gespoten met Malathion 50% E.C. in een dosering van 1 liter middel op 50 liter water. Deze hoeveelheid wordt dan gespoten op 30 ton padie. Malathionpoeder kan ook worden gebruikt (met nadruk op percentage actieve stof) (Van Dijk et al.,1976). 2.4.1 Het gebruik van Aluminiumphosphide ter bestrijding van voorraadinsecten in padie AluminiumPhosphide (Phostoxin) is een vergassingsmiddel met het actieve ingrediënt aluminiumphosphide (Cave, 2011). Phostoxin is in de meeste ontwikkelingslanden, meer in landen met een tropisch klimaat, geïntroduceerd om insecten te bestrijden in

Page 31: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

21

opgeslagen producten. Maar in de ontwikkelingslanden zijn de meeste gevallen van insectenresistentie tegen dit middel geobserveerd (Taylor et al., 1996). Exportrijst kan worden vergast met Phostoxin tabletten, maar de bewaarruimte moet hermetisch dicht zijn. Om een ton rijst te vergassen kan 2-5 Phostoxin tabletten worden gebruikt (Van Dijk et al.,1976).

Figuur 13. Aluminium Phosphide (Sewradj, 2011) Voordelen van vergassen t.o.v. andere methoden (Appert, 1987):

• Alle fasen waarin de insecten verkeren worden gedood bij het vergassen; • Het laat geen residuen achter in het product; • De effectiviteit van deze middelen is uitstekend, want het dringt door de massa

heen; • Door te vergassen worden ratten ook uitgeroeid; • Vergassen kan op een simpele manier worden uitgevoerd, zonder hoge

investeringen. Nadelen van vergassen t.o.v. andere methoden (Appert, 1987):

• Het is zeer giftig voor de mens; • De mensen die met deze middelen omgaan, moeten kennis hebben over het

gebruik van deze middelen; • Vereiste is dat de bewaarruimtes hermetisch dicht moeten zijn als men deze

middelen wilt gebruiken; • Nawerking van het vergassingsmiddel als een onveranderd residu in het

eindproduct van het vergast product (FAO, 1983); • Reactie van het eindproduct met het vergassingsmiddel, waardoor de

voedingswaarde kan worden beïnvloed (FAO, 1983).

Page 32: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

22

3 ONDERZOEK Het onderzoek vond plaats bij het Anne van Dijk Rijst Onderzoekscentrum Nickerie te Europolder noord serie 2 no. 16 en bij twee rijstverwerkingsbedrijven in Nickerie. Het experiment werd uitgevoerd in de periode oktober 2011 tot en met februari 2012.

Figuur 14. Het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (Sewradj, 2011) Het onderzoek bestond uit drie experimenten:

1. Droog en opslag experiment met natte padie Bij dit experiment werd natte padie gedroogd bij drie droogtemperaturen, behandeld en opgeslagen. Het effect van droogtemperatuur, chemische bestrijding en bewaarperiode werd nagegaan op de kwaliteit en insectpopulatie in opgeslagen padie.

2. Experiment met droge padie van twee rijstverwerkingsbedrijven Hierbij werd nagegaan of postharvestbehandeling en droogmethode effect had op de kwaliteit en insectontwikkeling van padie in de tijd. Er werd gedroogde padie van twee geselecteerde rijstverwerkingsbedrijven genomen, behandeld en opgeslagen in vitro. Het behandelen en opslaan vond op dezelfde manier plaats als bij experiment één, maar in dit experiment met padie die afkomstig was van de pelmolens.

3. Bepalen van kwaliteit en aantallen en diversiteit van voorraadinsecten in opslagpadie van twee rijstverwerkingsbedrijven Hierbij werd nagegaan hoe efficiënt de insectenbestrijding in padie plaatsvindt bij twee verwerkingsbedrijven met verschil in opslagmethode en management t.w.: (1) een bedrijf waarbij de gedroogde padie werd opgeslagen in een opslagloods en (2) een bedrijf waarbij opslag van gedroogde padie in een silocel geschiedde door de kwaliteit en aantallen en diversiteit van voorraadinsecten te bepalen gedurende een periode van vier maanden.

Page 33: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

23

3.1 Experiment 1: Droog en opslag experiment met natte padie 3.1.1 Materiaal en methode Het experiment werd opgezet volgens het splitplot model met de droogtemperaturen (40 °C, 50 °C en 60 °C) als mainplot en de combinatie preventieve behandeling x bewaarperiode als subplot. Er waren drie preventieve behandelingen (Blanco, Phostoxin en Malathion), vijf bewaarperioden (dag 0, 30, 60, 90 en 120) en drie herhalingen. Experimentele data werd verwerkt met een ANOVA (Analysis of variance) met p-waarde van 0,05 m.b.v. Sigma Stat 3. De LSD (Least Significant Difference) werd ook toegepast voor verschillen tussen de behandelingen. Methodologie

• Het aantal levende insecten in natte padie werd eerst bepaald. Totaal werd er 198 kg natte padie (pas geoogste padie met een vochtgehalte van ca. 19 – 21%) van een op dat moment verkregen lading natte padie van een rijstverwerkingsbedrijf genomen. Hieruit werd 16 kg van de padie afgewogen op een weegschaal en dan met een Boernerverdeler (monsterverdeler) opgedeeld in monsters van één kg.

Figuur 15. Verdelen van de padie met boernerverdeler (Sewradj, 2011) Van deze monsters van één kg werden dan het aantal levende insecten (volwassen insecten dat met het blote oog zichtbaar was) per soort geteld. Na het tellen van de insecten werd de 16 kg padie weer bij de beginhoeveelheid gezet.

• Opdelen van de partij natte padie. Vervolgens werd deze hoeveelheid padie opgedeeld in drie partijen van 66 kg, die bij een temperatuur van resp. 40 ⁰C, 50 ⁰C en 60 ⁰C zal worden gedroogd. Er werd gewerkt met 66 kg natte padie i.p.v. 64 kg, omdat bij de

Page 34: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

24

vochtbepaling tijdens het drogen, padie zal worden gebruikt die dan niet terug komt in de oorspronkelijke partij.    

• Drogen van de partijen natte padie tot een vochtgehalte van 13% De drie partijen van 66 kg werden als volgt gedroogd:

! Partij 1 drogen bij T= 40 ⁰C ! Partij 2 drogen bij T= 50 ⁰C ! Partij 3 drogen bij T= 60 ⁰C

De drie partijen werden in (aluminium) bakken gedroogd in de droogovens.

Figuur 16. Drogen van de padie in droogovens (Sewradj, 2011) Tijdens het drogen werd het vochtgehalte (om het aantal minuten, afhankelijk van het beginvochtgehalte en vorige gemeten waarde van het vochtgehalte tijdens het droogproces) gemeten m.b.v. de korrelvochtmeter van het merk Kett.

Figuur 17. Meten van vochtgehalte met vochtmeter (merk Kett) (Sewradj, 2011)

Page 35: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

25

Als het vochtgehalte van de padie ongeveer 13% bedroeg werd het droogproces stopgezet. De andere partijen werden op dezelfde manier gedroogd, maar bij verschillende droogtemperaturen.

• Afwegen van padie. Na het droogproces werden partij 1, 2 en 3 (van 64 kg) afgewogen ten einde het experiment voort te zetten.

Figuur 18. Balans die gebruikt werd om de padie te wegen (Sewradj, 2011)

• Voorbehandeling van de monsters. M.b.v. de Boerner (monsterverdeler) werd de totale hoeveelheid van 64 kg padie van de eerste partij opgedeeld in 64 monsters van 1kg en in papieren zakjes gezet en genummerd.

Figuur 19. Monsters in papierenzakjes (Sewradj, 2011) Hiervan werden 36 monsters gebruikt voor de bewaarproef en 3 monsters voor een kwaliteitsanalyse (beginanalyse). Dit werd herhaald voor de andere partijen.

Page 36: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

26

• Overschenken en coderen van de monsters. Na het verdelen van de padie werd het vochtgehalte van de 117 monsters (van de partijen 1, 2 en 3) met de vochtmeter van het merk Kett bepaald. De monsters werden vervolgens in containers overgeschonken en gecodeerd.

Figuur 20. Overschenken van monsters in containers (Sewradj, 2011)

Tabel 4 en 5 geven de codering van de monsters weer. Tabel 4. Codering van de factoren Temperatuur Bestrijdingsmethode Bewaarperioden T1 = 40 °C I1 = blanco B1= 30 dagen T2 = 50 °C I2 = behandeling met Phostoxin B2= 60 dagen T3 = 60 °C I3 = behandeling met Malathion B3= 90 dagen B4= 120 dagen Tabel 5. Behandelingscombinaties bij experiment 1

No. Herh. 1 Herh. 2 Herh. 3 1 T1-I2-B2-1 T1-I1-B2-1 T3-I2-B1-1 T3-I3-B1-2 T1-I2-B1-2 T1-I2-B3-2 T2-I1-B2-3 T1-I1-B4-3 T2-I1-B4-3 2 T3-I2-B4-1 T2-I1-B2-1 T2-I2-B2-1 T2-I2-B1-2 T3-I2-B1-2 T2-I3-B1-2 T3-I2-B1-3 T2-I1-B3-3 T3-I3-B4-3 3 T3-I1-B4-1 T1-I1-B4-1 T2-I1-B3-1 T1-I1-B4-2 T2-I2-B2-2 T3-I3-B2-2 T2-I2-B2-3 T2-I3-B1-3 T1-I3-B1-3 4 T3-I3-B2-1 T3-I1-B2-1 T1-I2-B1-1 T2-I3-B3-2 T2-I2-B3-2 T2-I3-B2-2 T1-I3-B2-3 T1-I2-B3-3 T3-I2-B2-3 5 T2-I1-B4-1 T3-I3-B1-1 T2-I3-B1-1 T1-I3-B1-2 T3-I2-B4-2 T2-I1-B3-2 T1-I2-B4-3 T3-I1-B3-3 T3-I2-B3-3 6 T2-I2-B4-1 T1-I3-B3-1 T2-I2-B1-1 T1-I3-B4-2 T1-I2-B4-2 T1-I2-B2-2 T2-I2-B1-3 T1-I2-B1-3 T3-I1-B4-3 7 T1-I3-B2-1 T2-I1-B1-1 T1-I3-B1-1 T3-I1-B3-2 T3-I1-B4-2 T3-I2-B3-2 T2-I2-B4-3 T2-I1-B1-3 T3-I3-B2-3 8 T2-I3-B3-1 T2-I2-B3-1 T3-I2-B3-1 T1-I3-B3-2 T3-I1-B2-2 T1-I1-B2-2 T2-I3-B4-3 T2-I3-B2-3 T1-I3-B4-3 9 T3-I2-B2-1 T3-I3-B3-1 T3-I1-B3-1 T1-I1-B1-2 T3-I3-B3-2 T1-I3-B2-2 T3-I3-B3-3 T1-I3-B3-3 T3-I1-B2-3 10 T1-I3-B4-1 T1-I1-B1-1 T3-I3-B4-1 T3-I2-B2-2 T2-I3-B4-2 T2-I2-B4-2 T3-I2-B4-3 T1-I2-B2-3 T2-I2-B3-3 11 T1-I2-B3-1 T3-I1-B1-1 T2-I3-B4-1 T3-I3-B4-2 T3-I1-B1-2 T1-I1-B3-2 T1-I1-B3-3 T3-I3-B1-3 T1-I1-B2-3 12 T2-I3-B2-1 T1-I1-B3-1 T1-I2-B4-1 T2-I1-B4-2 T2-I1-B2-2 T2-I1-B1-2 T3-I1-B1-3 T1-I1-B1-3 T2-I3-B3-3

• Behandelen van de monsters.

De behandeling van de monsters geschiedde conform de volgende procedure:

Page 37: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

27

! De eerste behandeling was een blanco behandeling. Hierbij werden 12 containers van partij 1 (van 40 ⁰C) dichtgemaakt met chiffon stof en elastiekjes. Dit werd herhaald voor partij 2 en partij 3. g

Figuur 21. Monsters van de blanco behandeling (Sewradj, 2011) Fi

! Bij de tweede behandeling werden 12 monsters van elke partij in een houten bak (inhoud= 255 liter) gezet. Hierna werd in het centrum van de bak (met 36 monsters) tussen de monsters een petrischaal met één Phostoxin tablet (dosering: 3 – 10 tabletten/1000 kg padie) gezet.

Figuur 22. Monsters in houtenbak met Phostoxin tablet (Sewradj, 2011) Daarna werd de bak direct met het deksel dichtgemaakt en dichtgeschroefd. Na drie dagen werd de bak buiten geplaatst en opengemaakt. Vervolgens werden na drie uren de monsters weggehaald en dichtgemaakt met chiffon stof en elastiek.

! Bij de derde behandeling werden eerst 36 monsters van de drie partijen naast elkaar gezet. Hierna werden de monsters bespoten met een spuitfles met een Malathion-oplossing (met een concentratie van 8 ppm).

Page 38: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

28

Figuur 23. Bespuiten van de monsters met Malathion-oplossing (Sewradj, 2011) De bak met monsters werden een tijdje gelaten totdat de bespoten Malathion-oplossing al verdampt was en vervolgens werden de containers dichtgemaakt met chiffon stof en elastiek.

• Opslag van de monsters. De containers werden bij kamertemperatuur opgeslagen in een opslagkamer van het ADRON gedurende 30, 60, 90 en 120 dagen.

Figuur 24. Opgeslagen monsters (Sewradj, 2011) Gedurende de opslagperiode werd elke 2 uren de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid van de bewaarruimte automatisch gemeten en opgeslagen door een datalogger van het merk Oakton.

Page 39: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

29

Figuur 25. Datalogger (Oakton, 2012)

• Analyse van de monsters. Tenslotte werd na elke bewaarperiode (na 30 dagen) 27 monsters (9 van elke behandeling) weggehaald. Van deze monsters werden eerst de aanwezige levende insecten geteld en daarna vond een kwaliteitsanalyse van de monsters plaats.

Figuur 26. Tellen van de insecten (Sewradj, 2011)

Bij de kwaliteitsanalyse werd steeds de volgende kwaliteitsparameters bepaald: • Vochtgehalte (%); • Cargo heel (%); • Cargo breuk (%); • Pelrendement (%); • Slijpmeel (%);

• Witte rijst heel (%); • Witte rijst breuk (%); • Slijprendement (%); • Head Rice Yield.

Voor gedetailleerde informatie over de kwaliteitsanalyse zie bijlage 1. De padie waarvan gebruik werd gemaakt bij dit experiment was ADRON-125.

Page 40: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

30

3.1.2 Resultaten en discussie Voor de statistische analyse van de experimentele data werd gebruik gemaakt van de Software SigmaStat 3.5. De gemiddelde data van dit experiment is weergegeven in bijlage 2. Uit tabel 6 blijkt dat de droogtemperatuur, preventieve behandeling en bewaarperiode geen significante invloed hebben op het totaal aantal insecten. Tabel 6. ANOVA test van totaal aantal insecten Source of Variation DF SS MS F P Temperatuur 2 24299,574 12149,787 0,997 0,374 Behandelingen 2 24299,574 12149,787 0,997 0,374 Bewaarperiode 3 36736,111 12245,370 1,005 0,396 Temperatuur X Behandelingen 4 48790,315 12197,579 1,001 0,413 Temperatuur X Bewaarperiode 6 72898,722 12149,787 0,997 0,434 Behandelingen X Bewaarperiode 6 72898,722 12149,787 0,997 0,434 Temperatuur X Behandelingen X Bewaarperiode

12 146370,944 12197,579 1,001 0,457

Residual 72 877078,667 12181,648 Total 107 1303372,630 12181,053 De insecten werden uitsluitend waargenomen bij 3 monsters van de bewaarperiode van 120 dagen. Alleen één van de monster van de combinatie van de droogtemperatuur van 40 °C met blanco behandeling had 1147 insecten van de soort Sitophilus oryzae . Bij de combinatie van de droogtemperatuur van 60 °C met malathion behandeling werden bij twee monsters 3 insecten waargenomen (2 van de soort Sitotroga cerealella en 1 van de soort Sitophilus oryzae). De literatuur geeft aan dat de insecten van de soorten Sitotroga cerealella en Sitophilus oryzae de padie reeds in het veld kunnen besmetten, voordat de padie geoogst is. De padiekorrels van de monster van de combinatie van de droogtemperatuur van 40 °C met blanco behandeling waren in het veld besmet en zijn niet doodgegaan bij het droogproces, waardoor ze zich gedurende de opslagperiode hebben kunnen vermenigvuldigen. De literatuur geeft aan dat een temperatuur van 40 °C binnen de grenzen ligt voor de groei van voorraadinsecten. Bij de twee padiemonsters van de combinatie van de droogtemperatuur van 60 °C met malathion behandeling werden er slechts drie insecten waargenomen. De literatuur geeft aan dat een temperatuur van 60 °C ver boven de grens ligt voor de groei van voorraadinsecten, wat dus gezorgd heeft voor de minimale groei. De resultaten van de statistische analyse voor de Head Rice Yield (HRY) zijn weergegeven in tabel 7.

Page 41: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

31

Tabel 7. ANOVA test van Head Rice Yield Source of Variation DF SS MS F P Temperatuur 2 278,485 139,242 10,095 <0,001 Behandelingen 2 39,521 19,760 1,433 0,245 Bewaarperiode 3 2059,551 686,517 49,771 <0,001 Temperatuur X Behandelingen 4 46,639 11,660 0,845 0,501 Temperatuur X Bewaarperiode 6 165,713 27,619 2,002 0,076 Behandelingen X Bewaarperiode 6 29,358 4,893 0,355 0,905 Temperatuur X Behandelingen X Bewaarperiode

12 325,492 27,124 1,966 0,040

Residual 72 993,128 13,793 Total 107 3937,886 36,803 Uit de resultaten blijkt dat er een statistische significante interactie is tussen de drie variabelen te weten droogtemperatuur, bestrijdingsbehandeling en bewaarperiode. Bij de interactie tussen de drie variabelen droogtemperatuur, bestrijdingsbehandeling en bewaarperiode blijkt dat de combinatie van een droogtemperatuur van 50 °C met een blanco behandeling en opgeslagen gedurende 30 dagen, significant hogere HRY (61,5 ± 1,0%) opbrengsten oplevert dan de overige combinaties. Bij een droogtemperatuur van 50 °C zijn de HRY opbrengsten (53,2 ± 1,1%) veel hoger dan bij de andere geteste droogtemperaturen respectievelijk van 40 (50,9 ± 2,0%) en 60 °C, waarbij de laagste HRY opbrengsten (49,7 ± 1,9%) geconstateerd werden bij een droogtemperatuur van 60 °C. Theoretisch was te verwachten dat juist bij een lagere temperatuur, in dit specifiek geval bij 40 oC, de hoogste HRY waarden verkregen zouden worden. De hoogste HRY waarden bij een droogtemperatuur van 50 oC is waarschijnlijk een gevolg van het uitvallen van de droogoven tijdens het droogproces bij 50 oC. De droogoven (bij 50 oC) was tijdelijk uitgevallen nadat het droogproces al 24 uren was ingezet, waardoor er sprake was van een rustperiode van bijkans 8 uren. Deze rustperiode heeft volgens diverse droogonderzoeken een positieve invloed op het rendement, waardoor deze constatering de hypothese van de PH-deskundigen in Suriname dat het inbouwen van een rustperiode zonder droging in de bindroger een positief effect zal hebben op het slijprendement ondersteunt en verder onderzocht moet worden door ADRON. Verder is te constateren dat de HRY (56,5 ± 1,2%) bij een bewaarperiode van 30 dagen significant hoger is dan de andere bewaarperioden, waarbij ook te vermelden is dat tijdens een bewaarperiode van 120 dagen de laagste HRY (44,8 ± 1,8%) opbrengsten werden verkregen. Het afnemen van de HRY na 30 dagen van opslag kan een gevolg zijn van de fysiologische veroudering welke veroorzaakt wordt door de enzymatische reacties, waarbij de eiwitten, koolhydraten en vetten afgebroken worden. Dit typisch gedrag m.b.t. de stijgende en dalende trend van de HRY, welke hierboven beschreven is, zal dus steeds terugkomen bij de hierna volgende grafieken, omdat alle monsters per proef steeds uit één batch afkomstig waren. Experimentele data van de HRY, slijpmeel en breuk (figuur 1, 2 en 3 in bijlage 2) werden geplot m.b.v. de Software Statsoft Statistica 7.0 voor de 3D Contour Plots. Deze grafieken zijn hieronder weergegeven.

Page 42: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

32

Head rice yield bij blanco (%)

58 56 54 52 50 48 46 44 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120Pe

riode

(dgn

)

Figuur 27. Contourplot van HRY bij Blanco behandeling De HRY is bij de blanco behandeling maximaal rond een droogtemperatuur van 50 °C en een bewaarperiode van 30 dagen (zie figuur 27).

Head rice yield bij phostoxin (%)

56 52 48 44 40

40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Perio

de (d

gn)

Figuur 28. Contourplot van HRY bij Phostoxin behandeling Bij de Phostoxin behandeling vertoont de HRY maximale waarden bij een droogtemperatuur van 50 °C en een bewaarperiode van 30 dagen (zie figuur 28).

Page 43: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

33

Head rice yield bij malathion (%)

56 54 52 50 48 46 44 42

35 40 45 50 55 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120Pe

riode

(dgn

)

Figuur 29. Contourplot van HRY bij Malathion behandeling

De maximale opbrengsten voor de HRY bij deze Malathion behandeling werden verkregen bij een droogtemperatuur van 50 °C en een bewaarperiode van 30 dagen (zie figuur 29).

Over het algemeen kan derhalve gesteld worden dat de hoogste HRY waarden verkregen werden, ongeacht de preventieve insecten bestrijdingsbehandeling, bij een droogtemperatuur van 50 °C en een bewaarperiode van 30 dagen. Deze waarden zijn respectievelijk 61,5 ± 1,0; 59,9 ± 0,4 en 60,0 ± 0,5% bij de Blanco-, Phostoxin- en Malathion behandeling. De resultaten van de statistische analyse voor de slijpmeelopbrengsten zijn weergegeven in tabel 8. Tabel 8. ANOVA test van slijpmeel Source of Variation DF SS MS F P Temperatuur 2 4,709 2,354 1,801 0,173 Behandelingen 2 4,764 2,382 1,822 0,169 Bewaarperiode 3 578,689 192,896 147,541 <0,001 Temperatuur X Behandelingen 4 7,734 1,933 1,479 0,218 Temperatuur X Bewaarperiode 6 12,220 2,037 1,558 0,172 Behandelingen X Bewaarperiode 6 6,123 1,020 0,781 0,588 Temperatuur X Behandelingen X Bewaarperiode

12 11,897 0,991 0,758 0,690

Residual 72 94,133 1,307 Total 107 720,269 6,731

Uit deze analyse blijkt dat de bewaarperiode wel degelijk invloed heeft op de slijpmeelopbrengsten.

Page 44: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

34

De hoeveelheid slijpmeel is bij de bewaarperiode van 120 dagen (17,5 ± 1,3%) significant hoger dan de rest van de bewaarperioden, waarbij ook nog te constateren is dat bij een bewaarperiode van 30 dagen de hoeveelheid slijpmeel (11,0 ± 0,1%) het laagst is.

Slijpmeel bij blanco (%)

18 16 14 12 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 30. Contourplot van Slijpmeel bij Blanco behandeling De hoeveelheid slijpmeel vertoont maximale opbrengsten rond een droogtemperatuur van 40 °C en een bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 30). Het feit dat de slijpmeelopbrengsten hoger zijn bij bovenstaande bewaarperiode kan verklaard worden als men het vochtgehalte bij deze ook in acht nemen. Dit gedrag is duidelijk waar te nemen in figuur 31.

Page 45: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

35

0 30 60 90 12011,8

12,0

12,2

12,4

12,6

12,8

13,0

13,2

13,4

13,6

13,8

14,0

14,2

Voc

htge

hale

(%)

Droogtemperatuur 40 oC Droogtemperatuur 50 oC Droogtemperatuur 60 oC

(dgn) Figuur 31. Vochtgehalte in padiemonsters gedurende de bewaarperiode Gezien het feit dat de slijpmeelopbrengsten direct gerelateerd kunnen worden met het vochtgehalte, waarbij deze opbrengsten toenemen bij verhoogde vochtgehaltes zijn de verkregen resultaten derhalve conform bovengenoemde stelling. Dit ongeacht de droogtemperatuur en de preventieve insecten bestrijdingsmethode.

Sli jpmeel bij phostoxin (%)

18 17 16 15 14 13 12 11 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 32. Contour plot van Slijpmeel bij Phostoxin behandeling Bij de monsters die een Phostoxin behandeling hebben ondergaan blijkt dat bij een bewaarperiode van 120 dagen de maximale opbrengsten voor slijpmeel werden

Page 46: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

36

verkregen (zie figuur 32). Dit is immers ook geconstateerd bij de statistische analyse, waarbij slechts de bewaarperiode invloed heeft op de opbrengsten. Verder kan ook gesteld worden dat de hoeveelheid slijpmeel toeneemt naarmate het langer opgeslagen wordt.

Slijpmeel bij malathion (%)

18 17 16 15 14 13 12 11 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 33. Contour plot van Slijpmeel bij Malathion behandeling Bij de Malathion behandeling blijkt dat de maximale slijpmeelopbrengsten werden aangetroffen bij een opslagperiode van 120 dagen (zie figuur 33). De hoeveelheid slijpmeel neemt hierbij toe naarmate het langer wordt opgeslagen. Opmerkelijk is het feit dat het temperatuursinterval in de opslagruimte binnen de gunstige omstandigheden valt voor de groeiontwikkeling van de voorraad insecten (zie figuur 3 in bijlage 3).

3.2 Experiment 2: Experiment met droge padie van twee rijstverwerkingsbedrijven 3.2.1 Materiaal en methode Het experiment werd opgezet volgens het splitplot model met de pelmolens (pelmolen A en pelmolen B) als mainplot en de combinatie preventieve behandeling x bewaarperiode als subplot. Er waren drie preventieve behandelingen (Blanco, Phostoxin en Malathion), vijf bewaarperioden (30, 60, 90 en 120) en drie herhalingen. De verkregen data van het experiment werden geanalyseerd op basis van een ANOVA (Analysis of Variance) met p-waarde van 0,05. De LSD (Least Significant Difference) werd ook toegepast voor verschillen tussen de behandelingen. De software waarvan gebruik werd gemaakt voor de statistische analyse is SigmaStat 3.5 en voor het plotten van de grafieken werd gebruik gemaakt van de Software Statsoft Statistica 7.0.

Page 47: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

37

Methodologie 1. Collecteren van droge padie van de pelmolens.

In totaal werd er 128 kg droge padie van twee pelmolens gecollecteerd (64 kg van elke pelmolen). Deze padie werd gelijk na het droogproces verzameld bij de pelmolens. Tijdens het drogen bij de pelmolens werden de navolgende parameters geregistreerd: ! Het beginvochtgehalte (m.b.v. een korrelvochtmeter merk Kett); ! Droogtemperatuur (afgelezen van hun droger); ! De laagdikte van de te drogen natte padie (gemeten met een liniaal); ! Het eindvochtgehalte (m.b.v. korrelvochtmeter merk Kett)

Figuur 34. Droge padie van de pelmolens (Sewradj, 2011)

2. Voorbehandeling van de monsters. Met behulp van de Boernermonsterverdeler werd de totale hoeveelheid van 64 kg droge padie van elke pelmolen opgedeeld in 64 monsters van 1 kg. Van beide pelmolens werd dat in totaal 128 monsters van 1 kg. Voor het experiment werden er 78 monsters gebruikt, waarvan 72 monsters bestemd waren voor de bewaarproef en 6 monsters voor een kwaliteitsanalyse van de padie van de twee pelmolens (Beginanalyse). De monsters werden in papierenzakjes gezet en genummerd.

3. Onderzoek naar insecten. Hierbij werden 10 willekeurige monsters getrokken uit de 64 monsters van één pelmolen. Hiervan werden de aanwezige levende insecten geteld. Deze procedure werd herhaald voor de monsters van de andere pelmolen.

4. Overschenken en coderen van de monsters. Eerst werden de 72 monsters van beide pelmolens in containers gezet en gecodeerd. De codering vond conform de proefopzet plaats:

Page 48: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

38

Tabel 9. Codering van de pelmolens en factoren Pelmolens Bestrijdingsmethode Bewaarperioden Pelmolen 1 = A I1 = blanco B1= 30 dagen Pelmolen 2 = B I2 = behandeling met

Phostoxin B2= 60 dagen

I3 = behandeling met Malathion

B3= 90 dagen

B4= 120 dagen Tabel 10. Behandelingscombinaties bij experiment 2 No. Herh. 1 Herh. 2 Herh. 3 1 A-I1-B3-1 B-I3-B4-1 A-I1-B3-2 B-I1-B3-2 B-I3-B2-3 A-I1-B3-3 2 A-I3-B2-1 B-I3-B2-1 B-I1-B1-2 A-I2-B4-2 B-I1-B2-3 B-I1-B4-3 3 B-I1-B3-1 A-I3-B4-1 B-I3-B1-2 A-I1-B1-2 A-I2-B3-3 A-I3-B2-3 4 B-I2-B3-1 B-I2-B1-1 A-I3-B1-2 B-I1-B2-2 B-I2-B4-3 A-I2-B2-3 5 A-I2-B4-1 A-I3-B1-1 B-I3-B4-2 B-I2-B2-2 B-I1-B3-3 B-I3-B4-3 6 A-I1-B2-1 A-I1-B4-1 A-I2-B3-2 A-I2-B2-2 B-I3-B1-3 A-I2-B1-3 7 B-I3-B3-1 A-I3-B3-1 A-I3-B4-2 A-I3-B3-2 B-I2-B2-3 A-I1-B4-3 8 B-I3-B1-1 A-I2-B3-1 B-I2-B3-2 B-I2-B4-2 B-I2-B3-3 A-I2-B4-3 9 B-I1-B2-1 A-I2-B1-1 B-I3-B3-2 A-I3-B2-2 B-I3-B3-3 B-I2-B1-3 10 A-I2-B2-1 B-I2-B2-1 A-I2-B1-2 B-I1-B4-2 A-I3-B4-3 A-I3-B1-3 11 B-I2-B4-1 B-I1-B1-1 A-I1-B2-2 B-I3-B2-2 A-I1-B2-3 A-I3-B3-3 12 A-I1-B1-1 B-I1-B4-1 B-I2-B1-2 A-I1-B4-2 B-I1-B1-3 A-I1-B1-3

5. Behandelen van de monsters.

De behandeling van de monsters geschiedde conform de volgende procedure: ! De eerste behandeling was een blanco behandeling. Hierbij werden 12

containers van elke pelmolen dichtgemaakt met chiffon stof en elastiekjes. Hierna werden de containers gecodeerd. Dit werd herhaald voor 12 monsters van de andere pelmolen.

! Bij de tweede behandeling werden 12 monsters van elke pelmolen gecodeerd en in een houten bak (inhoud= 255 liter) gezet. Hierna werd in het centrum van de bak (met 24 monsters) tussen de monsters een petrischaal met één Phostoxin tablet (dosering: 3 – 10 tabletten/1000 kg padie) gezet. Daarna werd de bak direct met het deksel dichtgemaakt en dichtgeschroefd. Na drie dagen werd de bak buiten geplaatst en opengemaakt. Vervolgens werden na drie uren de monsters weggehaald en dichtgemaakt met chiffon stof en elastiek.

! Bij de derde behandeling werden eerst 24 monsters van de twee pelmolens gecodeerd en daarna naast elkaar gezet. Hierna werden de monsters bespoten met een spuitfles met een Malathion-oplossing (met een concentratie van 8 ppm ). De bak met monsters werden een tijdje gelaten totdat de bespoten Malathion-oplossing al verdampt was en vervolgens werden de containers dichtgemaakt met chiffon stof en elastiek.

6. Opslag van de monsters. De containers werden bij kamertemperatuur opgeslagen in een opslagkamer van het ADRON gedurende 30, 60, 90 en 120 dagen. Gedurende de opslagperiode werd om de 2 uren de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid van de bewaarruimte automatisch gemeten en opslagen door een datalogger van het merk Oakton.

Page 49: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

39

7. Kwaliteitsanalyse van de monsters. Tenslotte werd na elke bewaarperiode (na 30 dagen) 18 monsters (9 van elke pelmolen) weggehaald. Van deze monsters werden eerst de aanwezige levende insecten geteld en daarna vond een kwaliteitsanalyse van de monsters plaats.

Bij de kwaliteitsanalyse werd steeds de volgende kwaliteitsparameters bepaald: • Vochtgehalte (%); • Cargo heel (%); • Cargo breuk (%); • Pelrendement (%); • Slijpmeel (%);

• Witte rijst heel (%); • Witte rijst breuk (%); • Slijprendement (%); • Head Rice Yield.

Voor gedetailleerde informatie over de kwaliteitsanalyse zie bijlage 1. Beide pelmolens waren gecertificeerd en beide hadden een bindroger. De padie die uit de drogers van beide pelmolens is genomen was de lijn ADRON-125. Voor een overzicht van het droogproces van de twee pelmolens wordt verwezen naar tabel 11. Tabel 11. De droogparameters van de pelmolens Parameter Pelmolen A Pelmolen B Het beginvochtgehalte 19,5% 19,2% Droogtemperatuur ± 40 °C ± 40 °C De laagdikte 70-75 cm 75-80 cm Het eindvochtgehalte 10,7% 12,5%

3.2.2 Resultaten en discussie Voor de statistische analyse van de experimentele data werd gebruik gemaakt van de Software SigmaStat 3.5. De gemiddelde experimentele data van dit experiment en ANOVA resultaten van de insecten Sitotroga cerealella en Tribolium castaneum zijn weergegeven in bijlage 3. Bij de analyse van de voorraadinsecten die bij de proef inzet plaatsvond werden er geen voorraadinsecten uit de 10 padiemonsters waargenomen. De resultaten van de statistische analyse voor het totaal aantal insecten is weergegeven in tabel 12. Tabel 12. ANOVA test van het totaal aantal voorraadinsecten Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 1369,389 1369,389 0,766 0,386 Behandelingen 2 8751,028 4375,514 2,446 0,097 Bewaarperiode 3 15177,444 5059,148 2,828 0,048 Pelmolen X Behandelingen 2 5028,861 2514,431 1,406 0,255 Pelmolen X Bewaarperiode 3 1109,389 369,796 0,207 0,891 Behandelingen X Bewaarperiode 6 28382,306 4730,384 2,645 0,027 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 4072,028 678,671 0,379 0,889

Residual 48 85859,333 1788,736 Total 71 149749,78 2109,152

Page 50: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

40

Uit deze analyse is waar te nemen dat bij het totaal aantal insecten er een significante interactie bestaat tussen de factoren preventieve bestrijdingsbehandeling en bewaarperiode. Tabel 13. Totaal aantal insecten in de tijd

Totaal aantal voorraadinsecten Insect Bewaarperiode (dagen)

30 60 90 120 Sitotroga cerealella 0 5 85 46 Tribolium castaneum 0 4 12 31 Oryzaephilus surinamensis 0 1 106 68 Sitophilus oryzae 0 0 0 0 Tot. aant. insecten 0 10 204 144 Er is in de tijd een zekere mate van toename geconstateerd bij het totaal aantal insecten (zie tabel 13). Bij de interactie tussen de bestrijdingsbehandeling en bewaarperiode is het te constateren dat het gemiddeld totaal aantal insecten (146) bij de combinatie van de blanco behandeling met een bewaarperiode van 90 dagen significant hoger is dan de rest van de combinaties (zie tabel 1 in bijlage 3). Experimentele data van het totaal aantal insecten en het aantal Oryzaephilus surinamensis insecten werden geplot m.b.v. de Software Statsoft Statistica 7.0 voor de 3D Raw Data Plots (Columns). Deze grafieken zijn hieronder weergegeven.

Malathion

Phostoxin

Blanco Periode (dagen)

Aan

tal i

nsec

ten

030

12090

102030405060708090

60

Figuur 35. Totaal aantal insecten bij pelmolen A

Page 51: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

41

Bij pelmolen A is het gemiddeld aantal insecten (85) maximaal bij de combinatie van de blanco behandeling met een bewaarperiode van 90 dagen (zie figuur 35).

Periode (dagen)Phostoxin

Blanco

Malathion

Aan

tal i

nsec

ten

030

6090

120

20

40

60

80

100

120

Figuur 36. Totaal aantal insecten bij pelmolen B Bij pelmolen B is het gemiddeld aantal insecten (103) maximaal bij de combinatie van de Malathion behandeling met een bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 36). Opmerkelijk bij de analyse van de waargenomen resultaten m.b.t. het totaal aantal insecten is het feit dat conform de statistische analyse (Zie tabel 12) er bij de combinatie van de blanco behandeling met een opslagperiode van 90 dagen, het hoogst aantal insecten werd geteld. Verwacht werd dat het totaal aantal insecten juist een stijgende trend zou vertonen naar verloop van tijd, echter is dat totaal afhankelijk van de omstandigheden waarin de insecten zich bevinden en daarnaast ook nog de experimentele beperkingen waarbinnen deze proef heeft plaatsgevonden. Een ander belangrijk gegeven uit dit experiment is het feit dat ook grafisch vastgelegd kan worden dat met de preventieve bestrijdingsbehandeling m.b.v. Phostoxin de beste resultaten bereikt werden, namelijk dat er gemiddeld slechts één (1) insect werd waargenomen gedurende de hele proefperiode. Dit resultaat is totaal overeenkomstig de verwachtingen, omdat Phostoxin zich onderscheidt van Malathion vanwege het feit dat Phostoxin in gasvorm een veel grotere mobiliteit en efficiëntere permeabiliteit heeft vergeleken met Malathion, welke in vloeibare vorm als aerosol wordt gespoten op de te behandelen padie batch. Daarnaast wordt Phostoxin ook nog gekenmerkt door de potentie om alle metamorfosevormen van insecten te vernietigen. De resultaten van de statistische analyse voor het aantal insecten van de soort Oryzaephilus surinamensis zijn weergegeven in tabel 14.

Page 52: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

42

Tabel 14. ANOVA test van het insect Oryzaephilus surinamensis Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 3842,722 3842,722 5,640 0,022 Behandelingen 2 2468,111 1234,056 1,811 0,174 Bewaarperiode 3 4100,944 1366,981 2,006 0,126 Pelmolen X Behandelingen 2 2468,111 1234,056 1,811 0,174 Pelmolen X Bewaarperiode 3 4100,944 1366,981 2,006 0,126 Behandelingen X Bewaarperiode 6 5107,889 851,315 1,249 0,298 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 5107,889 851,315 1,249 0,298

Residual 48 32704,667 681,347 Total 71 59901,278 843,680 Uit deze analyse blijkt dat de variabele pelmolen wel een rol speelt op het aantal Oryzaephilus insecten. Het gemiddeld aantal insecten van de soort Oryzaephilus surinamensis is bij pelmolen B (176) significant hoger dan bij pelmolen A (0) (Zie tabel 1, 2 en 3 in bijlage 3).

Periode (dagen)

Blanco Phostoxin Malathion

Aantal oryzaephylus insecten

030

6090

10

120

20

304050

6070

80

Figuur 37. Aantal Oryzaephilus insecten bij pelmolen B Uit figuur 37 constateert men dat bij pelmolen B de meeste insecten (115) van de soort Oryzaephilus surinamensis aangetroffen werden bij de combinatie van de Malathion behandeling met een bewaarperiode van 120 dagen. De drie variabelen pelmolen, behandeling en bewaarperiode hadden geen invloed op de Sitotroga cerealella – en Tribolium castaneum insecten (zie tabel 4 en 5 in bijlage 3).

Page 53: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

43

De resultaten van de statistische analyse voor de Head Rice Yield (HRY) zijn weergegeven in tabel 15. Tabel 15. ANOVA test van Head Rice Yield Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 744,669 744,669 45,160 <0,001 Behandelingen 2 21,180 10,590 0,642 0,531 Bewaarperiode 3 4309,578 1436,526 87,118 <0,001 Pelmolen X Behandelingen 2 38,112 19,056 1,156 0,323 Pelmolen X Bewaarperiode 3 37,061 12,354 0,749 0,528 Behandelingen X Bewaarperiode 6 165,884 27,647 1,677 0,147 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 83,000 13,833 0,839 0,546

Residual 48 791,497 16,490 Total 71 6190,981 87,197 De factoren pelmolen en bewaarperiode hebben wel invloed op de Head Rice Yield (HRY) waarden (zie tabel 15). De HRY is bij pelmolen A (50,9 ± 2,8%) significant hoger dan bij pelmolen B (45,1 ± 3,0%) (zie tabel 16). Bij een bewaarperiode van 90 dagen is de HRY (53,7 ± 1,0%) significant hoger dan bij de overige bewaarperioden, waarbij de laagste HRY (33,5 ± 5,4%) geconstateerd werd bij een bewaarperiode van 120 dagen (zie tabel 16). Het is gebleken dat de preventieve insecten bestrijdingsbehandeling geen invloed uitoefent op de HRY. Tabel 16. Gemiddelde Head Rice Yield Head Rice Yield (%) Pelmolen Bewaarperioden (dgn)

30 60 90 120 A 55,2 50,0 56,4 36,4 B 46,3 44,3 51,1 30,6

Na een bewaarperiode van 90 dagen neemt de HRY sterk af (zie tabel 16). Deze afname van de HRY kan een gevolg zijn geweest van de grote aantallen voorraadinsecten die bij een bewaarperiode van 90 dagen werden waargenomen. De literatuur geeft aan dat de voorraadinsecten zich voeden met de padie korrels, waardoor de breukopbrengsten toenemen (zie figuur 1 en 2 in bijlage 3) en de HRY opbrengsten afnemen. De voorraadinsecten in padie veroorzaken vochtopname door de padiekorrels, doordat ze warmte produceren tijdens hun metabolisme. De vochtopname (figuur 38) resulteert in lagere HRY waarden. Experimentele data van de Head Rice Yield (HRY), slijpmeel, vochtgehalte en breukopbrengsten (figuur 1 in bijlage 3) werden geplot m.b.v. de Software Statsoft Statistica 7.0 voor de 3D Raw Data Plots (Ribbons en line). Deze grafieken zijn hieronder weergegeven.

Page 54: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

44

0 30 60 90 12010,5

11,0

11,5

12,0

12,5

13,0

13,5

14,0

14,5

Voc

htge

halte

(%)

Vochtgehalte pelmolen A Vochtgehalte pelmolen B

dgn Figuur 38. Het verloop van het vochtgehalte

HRY Pelmolen B

HRY Pelmolen A

0

120906030

Hea

d R

ice

Yie

ld (%

)

(dgn)

56

32

36

40

44

48

52

Figuur 39. Head Rice Yield bij pelmolen A en B De Head Rice Yield (HRY) is maximaal bij een bewaarperiode van 90 dagen en minimaal bij een bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 39). Bij een opslagperiode van 90 dagen vertoonde de HRY waarde een stijgende trend, welke naar alle waarschijnlijkheid het gevolg is geweest van een experimentele afwijking, omdat dit resultaat infeite niet overeenkomstig is met de gecollecteerde data, waarbij er ook een zekere groei van het totaal aantal insecten geconstateerd was en dus in tegenstrijd is met de stijgende trend van deze HRY, daar deze insecten juist

Page 55: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

45

zouden moeten leiden tot een zekere mate van afname van de kwaliteit met name dus ook de HRY. De resultaten van de statistische analyse voor de slijpmeelopbrengsten zijn weergegeven in tabel 17. Tabel 17. ANOVA test van slijpmeel Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 74,827 74,827 101,863 <0,001 Behandelingen 2 1,541 0,771 1,049 0,358 Bewaarperiode 3 768,508 256,169 348,728 <0,001 Pelmolen X Behandelingen 2 1,618 0,809 1,101 0,341 Pelmolen X Bewaarperiode 3 1,917 0,639 0,870 0,463 Behandelingen X Bewaarperiode 6 1,427 0,238 0,324 0,921 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 2,048 0,341 0,465 0,831

Residual 48 35,260 0,735 Total 71 887,146 12,495 De variabelen pelmolen en bewaarperiode hebben wel invloed op de slijpmeelopbrengsten (zie tabel 17). De slijpmeelopbrengsten is bij pelmolen B (14,6 ± 1,8%) significant hoger dan bij pelmolen A (13,1 ± 1,7%). Verder is te constateren dat de slijpmeelopbrengsten (19,9 ± 1,6%) bij een bewaarperiode van 120 dagen significant hoger is dan bij de andere bewaarperioden. Dit resultaat is nogal vanzelfsprekend, omdat te verwachten is dat de kwaliteit bij niet optimale opslagcondities zal afnemen, en daarmede dus ook de laagste HRY opbrengsten naar verloop van tijd.

Slijpmeel Pelmolen ASlijpmeel Pelmolen B

0

120906030

Slijp

mee

l (%

)

22

12

14

16

18

20

(dgn)

Figuur 40. Slijpmeelopbrengsten bij pelmolen A en B

Page 56: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

46

Bij pelmolen A en B zijn de slijpmeelopbrengsten maximaal bij een bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 40). Opmerkelijk is het feit dat het temperatuursinterval in de opslagruimte binnen de gunstige omstandigheden valt voor de groeiontwikkeling van de voorraad insecten (zie figuur 2 in bijlage 3).

3.3 Experiment 3: Bepalen van kwaliteit en aantallen en diversiteit van voorraadinsecten in opslagpadie van twee rijstverwerkingsbedrijven

3.3.1 Materiaal en methode

! Er werd gedurende een periode van vier maanden (acht keren) monsters genomen op drie willekeurige plaatsen van de opgeslagen padie bij twee pelmolens (pelmolen A en pelmolen B). Bij pelmolen A werd de padie opgeslagen in een loods, terwijl bij pelmolen B de padie in een silocel werd opgeslagen.

Figuur 41. Nemen van monsters uit een silocel (Sewradj, 2011)

! Op elke plaats werden er twee monsters genomen, als volgt: één uit de bovenlaag (oppervlakte) van de opgeslagen padie en het andere uit een doorsnede van ongeveer 30 – 40 cm (op drie plaatsen werden dus in totaal 6 monsters genomen per pelmolen).

! De bemonstering uit de bovenlaag geschiedde op handmatige basis en werd direct in een plasticzak overgezet, dichtgeniet en gecodeerd. Er werden monsters van ongeveer 1 kg genomen.

Page 57: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

47

Figuur 42. Nemen van monsters met de hand in een opslagloods (Sewradj, 2011)

! De monsters uit een doorsnede van 30-40 cm werden m.b.v. een steekboor genomen, waarbij de volgende procedure gehanteerd werd: De (dichtgedraaide) steekboor werd tot ongeveer 40 cm in de opslagpadie gestoken, opengedraaid, weer dichtgedraaid en omhooggetrokken. Hierna werd de padie in de steekboor direct in een plasticzak overgeschonken.

Figuur 43. Nemen van monsters met een steekboor in een opslagloods (Sewradj, 2011) Dit werd een aantal keren herhaald totdat een monster van ca. 1 kg werd verkregen en tenslotte dichtgeniet en gecodeerd.

Page 58: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

48

Figuur 44. Padiemonsters (Sewradj, 2011)

! Vervolgens werden de monsters naar ADRON gebracht en daar werd 100 gram van elk monster op een bovenweger afgewogen.

! Uit 100 gr padie van de monsters werden de aanwezige levende insecten geteld.

Figuur 45. Het tellen van de levende insecten (Sewradj, 2011)

! Tenslotte vond de kwaliteitsanalyse van de padie monsters plaats. Bij de kwaliteitsanalyse werd steeds de volgende kwaliteitsparameters bepaald: • Vochtgehalte (%); • Cargo heel (%); • Cargo breuk (%); • Pelrendement (%); • Slijpmeel (%);

• Witte rijst heel (%); • Witte rijst breuk (%); • Slijprendement (%); • Head Rice Yield.

Voor gedetailleerde informatie over de kwaliteitsanalyse zie bijlage 1. De padie die steeds na 15 dagen bij pelmolen A en B genomen werd, was uitsluitend ADRON-125. De opslagfaciliteiten gedurende onderzoeksperiode van de pelmolens A en B zijn in tabel 18 weergegeven.

Page 59: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

49

Tabel 18. Opslagfaciliteiten van de pelmolens Pelmolen

Opslagsysteem

Bestrijdingsmethode

Bestrijdingsmiddel

Dosering Op hoeveelheid padie

Bestrijding

A Loods Bespuiten als aerosol op de opslagpadie

Malathion 50 %

50 ml Malathion 50% in 10 liter water

2000 ton Steeds na 7 dagen

B Silo Vergassen Aluminium Fosfide (Phostoxin)

50 tabletten van 3 gram

150 ton Na het waarnemen van voorraadinsecten (uit ervaring). Vergast na 23, 62 en 108 dagen van inzet

3.3.2 Resultaten en discussie De gemiddelde data van dit experiment en grafieken van de insecten Tribolium castaneum en Oryzaephilus surinamensis zijn weergegeven in bijlage 4. Experimentele data van het totaal aantal insecten, aantal Triboleum castaneum insecten, aantal insecten, de Head Rice Yield (HRY), Slijpmeel en Breuk (Figuur 2 in bijlage 4) werden geplot m.b.v. de Software Statsoft Statistica 7.0 voor de 2D Line Plots. Deze grafieken zijn hieronder weergegeven.

0 15 30 45 60 75 90 105 1200

5

10

15

20

25

30

35

40

Aan

tal i

nsec

ten

Tot. aantal insecten A Tot. aantal insecten B

(dgn)

Page 60: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

50

Figuur 46. Totaal aantal insecten in 100 gram padie van pelmolen A en B Het totaal aantal insecten bij beide opslagfaciliteiten neemt in de tijd toe (zie figuur 46). Over het algemeen kan op de eerste plaats gesteld worden dat bij pelmolen A er vrijwel vanaf het begin een zekere mate van groei van de insecten heeft plaatsgevonden met uitzondering van de opslagperiode gedurende 105 dagen. Vermeldenswaard is dat bij pelmolen A wekelijks gespoten werd met Malathion, hetgeen dus ook geleid zou kunnen hebben tot het geconstateerde resultaat bij 105 dagen. Daarentegen bij pelmolen B constateert men dat er een onwillekeurige spreiding is (dispersie) van de data, waarbij dus niet duidelijk gesteld kan worden als er eventueel sprake is van een stijgende, dalende of constant gedrag tijdens de opslagperiode van 120 dagen. Bij pelmolen B, zoals reeds vermeld, werd er geen preventieve bestrijdingsprogramma gehanteerd en slechts vergast bij het visueel waarnemen van insecten. In dit geval werd de voorraad padie behandeld met Phostoxin bij de opslagperiode van 23, 62 en 108 dagen, waarbij uit het figuur te merken is dat er daarna wel een dalende trend ontstond met uitzondering van de eerste keer dat er werd vergast. Over het algemeen kan dus wel bevestigd worden dat een niet structureel bestrijdingsprogramma niet efficiënt is, hetgeen duidelijk blijkt uit de resultaten, vooral als die vergeleken worden met die van pelmolen A, waar er wel een structurele aanpak had m.b.t. het bestrijden van de insecten. Theoretisch zou infeite verwacht worden dat een bestrijdingsmethode m.b.v. Phostoxin veel bevredigende resultaten zouden opleveren, echter is het dus feit dat elke methode die gehanteerd wordt wel op een structurele basis uitgevoerd moet worden. Daarnaast werden ook nog andere procedurele afwijkingen waargenomen, waarbij bijvoorbeeld ook de opslagsilocellen geen hermetisch gesloten systeem is, met alle gevolgen van dien, omdat de Phostoxin in gasvorm vanwege de eigenschappen van gassen dan heel makkelijk kan ontsnappen en het vergassingsproces niet adequaat uitgevoerd wordt. IRRI geeft aan dat een methode van bestrijding toegepast moet worden als er meer dan vier voorraadinsecten in padie voorkomen. Het gemiddeld aantal insecten bij de pelmolens A en B liggen gedurende de hele proefperiode ver boven de limiet van vier voorraadinsecten. Dit geeft aan dat de bestrijding van de voorraadinsecten door de pelmolens A en B niet effectief plaatsvindt.

0 15 30 45 60 75 90 105 120

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

22

24

Aan

tal i

nsec

ten

Aantal Tribolium castaneum A Aantal Tribolium castaneum B

(dgn)

Page 61: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

51

Figuur 47. Aantal Triboleum castaneum insecten in 100 gram padie van pelmolen A en B Het aantal insecten van het soort Triboleum castaneum is met de tijd toegenomen (zie figuur 47). De toename van deze insecten kan ook een gevolg zijn van bovengenoemde oorzaken bij totaal aantal insecten.

0 15 30 45 60 75 90 105 12044

46

48

50

52

54

56

58

60

Hea

d R

ice

Yie

ld (%

)

HRY A (%) HRY B (%)

(dgn) Figuur 48. Head Rice Yield van pelmolen A en B De Head Rice Yield (HRY) van pelmolen A (44,7%) en B (45,5%) is minimaal bij de bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 48). Een enorme daling van de HRY wordt na een bewaarperiode van 90 dagen geconstateerd. Deze trend kan een gevolg zijn van:

• de fysiologische veroudering zoals eerder ook al uitgelegd werd; • het feit dat de totale hoeveelheid voorraad padie op dit tijdstip (90 dagen) al

aanzienlijk was aangetast door aanwezige voorraad insecten; • de verhouding van de voorraadinsecten in relatie tot de totale hoeveelheid

voorraadpadie van dien aard was dat er meer insecten per gewichtseenheid padie aanwezig waren dan voorheen.

Page 62: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

52

0 15 30 45 60 75 90 105 120

10

12

14

16

18

20Sl

ijpm

eel (

%)

(dgn)

Slijpmeel A (%) Slijpmeel B (%)

Figuur 49. Slijpmeel van pelmolen A en B De slijpmeelopbrengsten van pelmolen A (19,3%) en B (18,8%) zijn maximaal bij de bewaarperiode van 120 dagen (zie figuur 49). De hoeveelheid slijpmeel vertoont een enorme stijging na een bewaarperiode van 90 dagen, hetgeen dus naar alle waarschijnlijkheid een gevolg is van hetgeen al eerder werd uitgelegd.

Page 63: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

53

4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 4.1 Conclusie Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat:

• De verkregen resultaten van het experiment welke werd uitgevoerd bij ADRON helaas geen concreet beeld hebben kunnen verschaffen m.b.t. het effect van de droogtemperaturen alsook de combinatie daarvan met de preventieve bestrijdingsmethode op de ontwikkeling van de voorraadinsecten. Theoretisch was nl. verwacht dat een hogere hittebehandeling in combinatie met een vergassingsbestrijdingsmethode de beste resultaten zou opleveren, welke dus bij dit experiment eventueel gekwantificeerd zouden kunnen worden.

• Voorts kan ook nog vastgesteld worden dat de insectenbesmetting naar alle waarschijnlijkheid plaatsvindt bij de drogers, vanwege de ongunstige hygiënische omstandigheden. Vanwege deze besmetting zijn er dus bij experiment 2 (gedroogde padie van pelmolens) wel voorraadinsecten waargenomen, terwijl er bij experiment 1 (gedroogde padie bij ADRON) bijna geen insecten werden geobserveerd.

• Een bestrijdingsmethode gebaseerd op een structureel preventie programma en met gebruik van Phostoxin levert betere resultaten.

• De bestrijding van de voorraadinsecten door de pelmolens (met een opslagloods en met een opslagsilocel) niet effectief plaatsvindt.

• Voor zowel een gesloten (silocel) als een open (loods) opslagsysteem is noodzakelijk om ook nog een gedegen bestrijdingsprogramma te hanteren, waarbij er sprake is van een verbeterde hygiëne in de drogers gekoppeld aan preventieve vergassing/behandeling met Phostoxin of andere organische bestrijdingsmiddelen, aanvullend op een aangepast bestrijdingsschema en betere vergassingsfaciliteiten voor de opgeslagen padie om zodoende optimale resultaten te bereiken.

4.2 Aanbevelingen

• Herhalen van de experimenten 1 en 2 De experimenten moeten nu in de pelmolens uitgevoerd worden op grote schaal. In plaats van de containers kan men werken met kleine hoopjes padie die in opslagplaatsen van de pelmolens worden behandeld en separaat worden opgeslagen onder de normale hygiënische omstandigheden en dezelfde behandelingen ondergaan als de rest van de opgeslagen padie.

• Invloed van temperatuur op insecten

Om de invloed van temperatuur op het voorkomen van insecten te testen moet een proef gedaan worden waarbij besmette padie uit een opslag bij verschillende temperaturen wordt verwarmt in een droogstoof. Hierna kan dan worden gekeken naar de ontwikkeling van de insecten in die opslagpadie. Pas gedroogde padie in een oven kan ook op een kunstmatig wijze besmet worden met voorraadinsecten en daarna worden verwarmd bij diverse temperaturen.

Page 64: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

54

• Onderzoek naar preventief vergassen met Phostoxin Er moet meer onderzoek gedaan worden op het gebied van preventief vergassen met Phostoxin. Er moet gewerkt worden met hermetisch gesloten opslagruimtes bij het vergassen van padie. De resistentie van het middel Phostoxin tegen de voorraadinsecten moet hierbij ook onderzocht worden.

• Meer onderzoek op het gebied van voorraadinsecten in padie

! Dit onderzoek is vooral van belang omdat Suriname twee seizoenen heeft en er twee keren per jaar padie wordt geoogst en opgeslagen. De experimenten kunnen gedurende de seizoenen uitgevoerd worden om te kijken wat voor rol seizoen speelt in de ontwikkeling van voorraadinsecten.

! Verder moet er ook onderzoek gedaan worden wat de effecten zijn van voorraadinsecten op de gewichtsafname van padie.

• Onderhoud van opslagruimten en drogers De opslagruimten en de drogers moeten goed onderhouden worden. Voor het te gebruiken moet het goed schoongemaakt worden. Deze ruimten moeten eerst bespoten worden met chemicaliën om zodoende de volwassen, larven en eitjes van de voorraadinsecten te vernietigen. Onder de drogers kan er ook stofophoping plaatsvinden waarin zich eitjes, larven of volwassen voorraadinsecten kunnen bevinden. Hierdoor kan er een directe besmetting plaatsvinden van een nieuwe partij padie tijdens het drogen.

• Onderzoek op het gebied van resistentie van voorraadinsecten tegen chemicaliën in opslagpadie Dit is van belang omdat anders de pelmolens de opgeslagen padie blijven bespuiten met chemicaliën, zonder dat de ontwikkeling van de voorraadinsecten worden verhinderd. Consumptie van die padie kan dus negatieve gevolgen teweegbrengen voor de gezondheid van de mens. De pelmolens die ISO 22000 gecertificeerd zijn maken gebruik van een bestrijdingsschema waarbij er wekelijks bespoten worden met chemicaliën. Dit schema moet worden aangevuld schoonmaak en preventief vergassen.

• Meer onderzoek naar biologische middelen (planten extracten), die de chemische middelen kunnen vervangen Met de biologische middelen kan men dan de padie milieuvriendelijker te behandelen en is de consument ook minder bang om dat product te consumeren.

Page 65: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

55

REFERENTIES

1. Appert, J. 1987. The Storage of Food Grains and Seeds. The Tropical Agriculturalist. London, CTA MacMillan.

2. Braunbeck, C.M. 1998. Development of a Rice Husk Furnace for Preheating of the Drying Air of a Low-Temperature Drying system.Germany, Hohenheim. P. 17.

3. Burke, K. 2009. Presentatie van Cursus Gewasbescherming: Pest Management Strategies. Paramaribo, Anton de Kom Universiteit van Suriname.

4. CAB International. 2006. Crop Protection Compendium 2006 Edition: Sitophilus oryzae. Nickerie, Anne van Dijk Rijst Onderzoekscentrum Nickerie.

5. Cave, W. 2011. Degesch America Inc.: Phostoxin pellets and tablets. http://www.degeschamerica.com/docs/USA/Phostoxin%20Tablet-Pellet%20manual.pdf. Geraadpleegd op 16 februari 2012.

6. CTA (Technical Centre for Agricultural and Rural Cooperation). 1997. Technical Leaflet No. 3: Mycotoxins in Grain. Wagenningen, Nederland. P. 8.

7. Elmont, R. J. 2010. Handleidingen Training Post-harvest Technologie en Kwaliteitsanalyse Rijst. In: Handboek Drogen en Opslag van Padie in Suriname. Nickerie, Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum.

8. Encyclopaedia Brittanica. 1996. http://www.google.com/imgres?imgurl=http://media.web.britannica.com. Geraadpleegd op 21 februari 2012.

9. FAO. 1983. Food and Nutrition Paper 29: Post-harvest losses in quality of food grains. Rome.

10. FAO. 1989. Insect pests of stored products. Mycotoxin prevention and control in foodgrains. http://www.fao.org/docrep/x5036e/x5036E0y.htm. Geraadpleegd op 17 februari 2012.

11. FAO. 1994. Grain storage techniques - Evolution and trends in developing countries. http://www.fao.org/docrep/T1838E/T1838E1f.htm. Geraadpleegd op 16 februari 2012.

12. FDA (U.S. Food and Drug Administration). 2012. Appendix A: Principal Stored Grain Insects. http://www.fda.gov/ICECI/Inspections/IOM/ucm127497.htm. Geraadpleegd op 20 februari 2012.

13. Geijskes, D.C. 1940. Voorraadinsecten van rijst in Suriname met aanwijzingen ter bestrijding. Landbouwproefstation in Suriname, Bulletin No. 55.

14. Goutham. 2011. Agriculture Entomology Insect Pests. Stored Grains Pests Photos: Angoumois grain moth. http://mrgoutham.blogspot.com/2011/06/stored-grains-pests-photoes.html. Geraadpleegd op 21 februari 2012.

15. Hahn, J., Jesse L. and Pellitteri P. 2012. Insect pests of stored foods. Sawtoothed grain (Oryzaephilus surinamensis; the University of Minnesota): beetles.

Page 66: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

56

http://www.extension.umn.edu/distribution/horticulture/m1314.html. Geraadpleegd op 20 februari 2012.

16. IRRI. 2009. Insects: Storage pests. http://www. knowledgebank.irri.org. Geraadpleegd op 2 februari 2012.

17. Juliano, O. 1993. Rice in human nutrition. Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO). Rome.

18. Lagunas-Solar, M.C., Pan, Z., Zeng, N.X., Truong, T. D., Khir, R. and Amaratunga, K.S.P. 2007. USDA: Applied Engineering in Agriculture . http://naldc.nal.usda.gov/download/12543/PDF. Geraadpleegd op 10 oktober 2012.

19. Lanning, S. 2011. SOP MILL 005 Calculation of HRY and Other Rice Fractions. http://uarpp.uark.edu/pdf_files/SOP/SOP-MILL-005%20Calculation%20of%20HRY%20and%20Other%20Rice%20Fractions.pdf. Geraadpleegd op 9 oktober 2012.

20. Mason L.J. and Obermeyer J. 2010. Stored Grain Insect Pest Management. Purdue Extension. http://www.extension.purdue.edu/store/. Geraadpleegd op 21 februari 2012.

21. Oakton. 2012. Oakton RH/TEMPLOG Humidity Temperature Data Logger. http://www.instrumentation2000.com/oaktonrhtemplogdatalogger.aspx. Geraadpleegd op 15 oktober 2012.

22. Prakash, A., Mathur, K.C., Rao, J. and Pasalu, I.C. 1987. Rice Storage and Pest Management. B.R. Publishing Corporation Delhi.

23. Ramdaras, D.I. 1987. Post-harvest Technologie bij Rijst, in het bijzonder in Suriname. Anton de Kom Universiteit van Suriname.

24. Romagna E. 2009. http://www.entomologiitaliani.net/public/forum/phpBB3/viewtopic.php?f=11&t=559. Geraadpleegd op 21 februari 2012.

25. Salarbaks, J. 2011. Voorraadinsecten in padie in Nickerie. Paramaribo, Anton de Kom Universiteit van Suriname.

26. Sallam, N. 1999. Insect Damage: Damage on Post-harvest. International Centre of Insect Physiology and Ecology. http://www.fao.org/fileadmin/user_upload/inpho/docs/Post_Harvest_Compendium_-_Pests-Insects.pdf. Geraadpleegd op 16 februari 2012.

27. Staatsblad van de Republiek Suriname. De Resolutie Standaarden Rijstuitvoer (No. 3404/08). 2008. Artikel 13, 14 en 15. Regering van Suriname, De Minister van Binnenlandse Zaken.

28. Taylor, R. W. D. en Gudrups, I. 1996. Using Phosphine as an Effective Commodity Fumigant (Natural Resources Institute). Chatham, United Kingdom. P. 6.

29. USDA. 1998. Rusty grain beetle (Cryptolestes ferrugineus): http://www.ars.usda.gov. Geraadpleegd op 20 februari 2012.

Page 67: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

57

30. Van Dijk, Van Huis en Zalmijn. 1976. Handleiding voor de rijstteelt in Suriname. Paramaribo, Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. P. 48-54.

31. Van Dinther, J. B. M. 1960. Insect Pests of Cultivated Plants in Surinam. Wageningen, Nederland.

Persoonlijke Communicatie:

1. Dhr. Karsodimedjo. 2011. Bedrijfsleider van Nanni N.V.

2. Dhr. Ramadien. 2011. Bedrijfsleider van Rijstbedrijf Mahawatkhan.

Page 68: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

1

BIJLAGEN Bijlage 1. Procedure analyse droge padie bij ADRON 1. Doel Het analyseren van monsters droge padie ter bepaling van de laboratoriumrendementen en enkele kwaliteitsfactoren. 2. Ontvangst monsters (Gecodeerde) monsters droge padie worden door een operator afgegeven aan het laboratorium. 3.1. Begrippen Gebroken korrels (brokens) Korrels waarvan delen van de korrels zijn afgebroken met een lengte kleiner dan ¾ van de gemiddelde korrellengte. Crack Hele korrels die diverse haarscheuren vertonen welke het gevolg zijn van weersomstandigheden, drogen en de verdere verwerking van de rijst. Het percentage crack kan een maat zijn voor de pel- en slijprendementen van een partij padie of cargorijst. Groene/onvolgroeide korrels (green/immature) Een hele of gebroken korrel rijst die niet volledig is ontwikkeld en soms groen van kleur is. Pelrendement hele rijst (yield head rice): Het percentage hele korrels groter of gelijk aan ¾ van de gemiddelde korrellengte welke ontstaat bij het pellen van padie tot cargorijst. Slijprendement hele rijst (milling yield-head rice): Het percentage hele plus gebroken korrels groter of gelijk aan ¾ van de gemiddelde korrellengte die geproduceerd wordt bij het slijpen van hele cargorijst tot goed geslepen witte rijst met een witheid van 38-39%. 3.2. Verkleinen van laboratoriummonsters tot werk(analyse) monsters De ontvangen mengmonsters worden met een monsterverdeler verkleind. De grootte van het werkmonster is afhankelijk van de factoren die moeten worden bepaald. Voor het bepalen van de verontreinigingen (kaf/voos, stro, onkruid) worden monsters gebruikt van 500 gram. De monstergrootte bij de bepaling van het vochtgehalte hangt af van de gebruikte methode en apparatuur maar bedraagt in dit geval 50 gram. Het pelrendement van padie wordt bepaald met monsters van 200 gram. Het slijprendement wordt bepaald met monsters van 100 gram cargo. 3.3. Analyses Stap 1: Monster prepareren Het ontvangen monster wordt allereerst goed gemengd. Daar wordt een hoeveelheid padie (300 gram) geschoond met een padieschoner. Kaf, voos, stro en vreemde bestanddelen worden uit de padie verwijderd.

Page 69: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

2

Figuur 1. Schonen van de padie met een padieschoner (Sewradj, 2012) Het restant monster wordt bewaard. Stap 2: Vochtgehalte Nadat kaf, voos, stro en vreemde bestanddelen zijn verwijderd, wordt van de geschoonde padie het vochtgehalte bepaald met de Kett of Brabender vochtmeter. Voor de vochtbepaling wordt circa 50 gram schone padie gebruikt.

Figuur 2. Vochtbepaling met Brabender vochtmeter (Sewradj, 2012) Stap 3: Bepalen van 100 korrelgewicht Er wordt circa 50 gram padie van de restant van de monster geschoond met de padieschoner. Hiervan wordt dan drie keren (triplo) 100 korrels geteld en afgewogen. Met deze gegevens wordt dan de (gemiddelde) 100 korrelgewicht bepaald.

Page 70: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

3

Figuur 3. Tellen van 100 korrels (Sewradj, 2012) Stap 4: Afwegen van de padie voor het pellen Uit de hoeveelheid schone padie wordt 200 gram afgewogen op een bovenweger.

Figuur 4. Afwegen van de padie op een bovenweger (Sewradj, 2012) Stap 5: Analyse droge padie Van de restant schone padie worden 100 korrels met de hand gepeld om het crackpercentage te bepalen.

Figuur 5. Bepalen van crack met een Diaphanoscoop (Sewradj, 2012)

Page 71: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

4

Stap 6: Analyse gepelde padie De laboratoriumpelmachine dient zodanig te worden afgesteld met een proefhoeveelheid dat cargokorrels niet beschadigd zijn, en er geen padie in het kaf of kaf in de cargo aanwezig is. In principe moet na de eerste pelling 10 – 15% padie in de cargo aanwezig zijn. Deze padie wordt verwijderd en ook gepeld. De afgewogen 200 gram padie wordt vervolgens gepeld met de laboratoriumpelmachine. Van de gepelde padie worden bepaald: kaf, breuk en hele rijst.

Figuur 6. Pellen van padie met de laboratoriumpelmachine (Sewradj, 2012) Stap 7: Bepalen van beschadigde of aangetaste korrels Na het pellen, wordt er 50 gram cargo afgewogen en hiervan wordt dan de beschadigde of aangetaste korrels bepaald. Stap 8: Berekening percentages Formule 1: Kaf (voze korrels): 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭  𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  (𝐠𝐫𝐚𝐦)  ×𝟏𝟎𝟎  

𝟓𝟎𝟎

Formule 2: Stro: 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭  𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  (𝐠𝐫𝐚𝐦)  ×𝟏𝟎𝟎  

𝟓𝟎𝟎

Vochtgehalte wordt gemeten met een vochtmeter van het merk Kett of Brabender. Formule 3: Breuk: 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭  𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  (𝐠𝐫𝐚𝐦)  ×𝟏𝟎𝟎  

𝟏𝟎𝟎

Formule 4: Onvolgroeide en groene korrels: 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭  𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  (𝐠𝐫𝐚𝐦)  ×𝟏𝟎𝟎  

𝟏𝟎𝟎

Formule 5: Crack: 𝐀𝐚𝐧𝐭𝐚𝐥  𝐤𝐨𝐫𝐫𝐞𝐥𝐬  𝐦𝐞𝐭  𝐡𝐚𝐚𝐫𝐬𝐜𝐡𝐞𝐮𝐫𝐞𝐧  𝐨𝐟  𝐠𝐞𝐛𝐫𝐨𝐤𝐞𝐧  𝐢𝐧  𝐤𝐚𝐟

𝟏𝟎𝟎  𝐤𝐨𝐫𝐫𝐞𝐥𝐬

Formule 6: Kaf na pellen: 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭  𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  𝐤𝐚𝐟  (𝐠𝐫𝐚𝐦)  ×𝟏𝟎𝟎  

𝟐𝟎𝟎

Formule 7: Percentage heel uit padie (pelrendement):    𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  𝐡𝐞𝐞𝐥  ×𝟏𝟎𝟎%

𝟐𝟎𝟎:

Formule 8: Percentage breuk uit padie (cargo breuk): 𝐠𝐞𝐰𝐢𝐜𝐡𝐭𝐟𝐫𝐚𝐜𝐭𝐢𝐞  𝐛𝐫𝐞𝐮𝐤  ×𝟏𝟎𝟎%

𝟐𝟎𝟎

Page 72: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

5

3.4 Slijprendement cargo rijst uit padie Slijprendement van de cargo rijst wordt bepaald met de gepelde hele cargo volgens de volgende methode. Voorbewerking = bepaling slijpduur: Een hoeveelheid van 100 gram wordt in de gekozen laboratoriumslijpmachine gedurende 30 seconden geslepen. M.b.v. de Statake witheidsmeter, wordt de witheid gemeten. Deze dient 38-39 % te bedragen. Indien de witheid na 30 sec nog niet minimaal 38% bedraagt, wordt de rijst in intervallen van 15 sec verder geslepen totdat de witheid van minimaal 38% is bereikt. Voor de betreffende partij wordt dan de totale tijd (T sec) die nodig is om een witheid van minimaal 38% te bereiken als slijptijd voor het slijprendement gebruikt. Stap 1 100 gram cargorijst wordt geslepen gedurende T sec in een Colombini polisher.

Figuur 7. Slijpen van cargorijst (Sewradj, 2012) Stap 2 Het totaal gewicht aan rijstproducten wordt hierna gewogen. Het gewicht van het slijpmeel wordt vastgesteld. Stap 3 Na het slijpen wordt 50 gram geslepen rijst afgewogen en hiervan wordt dan het aantal gele korrels bepaald m.b.v. een fel blauw papier.

Page 73: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

6

Figuur 8. Bepalen van geel (Sewradj, 2012) Stap 4 Van de witte rijst wordt m.b.v. de handsorteerder het gewicht aan hele rijst en breukrijst bepaald.

Figuur 9. Bepalen van breuk en hele rijst m.b.v. de handsorteerder (Sewradj, 2012) Wh: gewicht geslepen korrels groter of gelijk aan ¾ korrel. Formule 9: 𝐒𝐥𝐢𝐣𝐩𝐫𝐞𝐧𝐝𝐞𝐦𝐞𝐧𝐭 = 𝑾𝒉  ×𝟏𝟎𝟎%  

𝟏𝟎𝟎

Bepalingen De bepalingen worden in duplo uitgevoerd. Het eindresultaat is het gemiddelde van deze resultaten.

Formule 10: 𝐇𝐞𝐚𝐝  𝐫𝐢𝐜𝐞  𝐲𝐢𝐞𝐥𝐝   = 𝐏𝐞𝐥𝐫𝐞𝐧𝐝𝐞𝐦𝐞𝐧𝐭×𝐒𝐥𝐢𝐣𝐩𝐫𝐞𝐧𝐝𝐞𝐦𝐞𝐧𝐭  𝟏𝟎𝟎%

Page 74: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

7

Bijlage 2. Gemiddelde data van experiment 1 Tabel 1. Gemiddelde aantal insecten bij een opslagperiode van 120 dagen bij experiment 1 Bewaarperiode van 120 dagen Gemiddelde aantal insecten Temperatuur

(⁰C) Behandeling Sitotroga

cerealella Tribolium castaneum

Oryzaephilus surinamensis

Sitophilus oryzae

Tot. aant.

Insecten 40 blanco 0 0 0 382 382 40 phostoxin 0 0 0 0 0 40 malathion 0 0 0 0 0 50 blanco 0 0 0 0 0 50 phostoxin 0 0 0 0 0 50 malathion 0 0 0 0 0 60 blanco 0 0 0 0 0 60 phostoxin 0 0 0 0 0 60 malathion 1 0 0 0 1

Tabel 2. Gemiddelde Head Rice Yield bij experiment 1 Head Rice Yield (%) Bewaarperiode (Dagen) Temperatuur (⁰C)

Behandeling 0 30 60 90 120

40 blanco 53,6 55,6 44,7 51,4 41,3 40 phostoxin 53,6 55,3 54,7 46,4 39,7 40 malathion 53,6 56,9 45,9 53,7 43,6 50 blanco 57,1 61,5 52,5 53,6 46,5 50 phostoxin 57,1 59,9 44,8 52,2 47,6 50 malathion 57,1 60,0 50,0 51,9 47,3 60 blanco 52,1 54,1 46,9 48,9 44,6 60 phostoxin 52,1 51,4 46,4 49,3 43,6 60 malathion 52,1 53,5 49,7 50,7 45,9

Page 75: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

8

Tabel 3. Gemiddelde Slijpmeelobrengsten bij experiment 1 Slijpmeel (%) Bewaarperiode (Dagen) Temperatuur (⁰C)

Behandeling 0 30 60 90 120

40 blanco 11,4 11,5 14,1 14,1 18,6 40 phostoxin 11,4 10,9 14,2 13,9 17,8 40 malathion 11,4 11,1 14,6 14,0 18,2 50 blanco 10,6 11,1 13,3 14,1 17,1 50 phostoxin 10,6 11,0 15,5 13,7 18,6 50 malathion 10,6 10,5 13,3 13,9 18,0 60 blanco 11,0 10,9 14,6 14,4 16,5 60 phostoxin 11,0 11,0 14,5 14,2 17,9 60 malathion 11,0 10,7 14,1 13,7 14,9

Tabel 4. Gemiddelde Breukopbrengsten bij experiment 1 Breuk (%) Bewaarperiode (Dagen) Temperatuur (⁰C) Behandeling 0 30 60 90 120

40 blanco 9,5 7,5 20,2 15,3 22,4 40 phostoxin 9,5 8,6 7,4 19,5 26,1 40 malathion 9,5 7,8 17,7 8,5 19,6 50 blanco 6,1 4,7 8,2 11,9 15,7 50 phostoxin 6,1 4,9 15,3 12,8 13,6 50 malathion 6,1 4,8 9,9 13,3 15,2 60 blanco 8,2 8,0 13,2 15,0 18,3 60 phostoxin 8,2 8,9 12,4 13,4 18,2 60 malathion 8,2 8,2 9,7 12,3 17,8

Tabel 5. ANOVA test van breuk Source of Variation DF SS MS F P Temperatuur 2 315,854 157,927 8,251 <0,001 Behandelingen 2 42,545 21,272 1,111 0,335 Bewaarperiode 3 1799,763 599,921 31,343 <0,001 Temperatuur X Behandelingen 4 43,152 10,788 0,564 0,690 Temperatuur X Bewaarperiode 6 129,913 21,652 1,131 0,353 Behandelingen X Bewaarperiode 6 67,869 11,312 0,591 0,736 Temperatuur X Behandelingen X Bewaarperiode

12 497,601 41,467 2,166 0,023

Residual 72 1378,133 19,141 Total 107 4274,830 39,952

Page 76: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

9

Breuk bij blanco (%)

28 24 20 16 12 8 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 1. Contour plot van Breuk bij Blanco behandeling

Breuk bij phostoxin (%)

35 30 25 20 15 10 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 2. Contour plot van Breuk bij Phostoxin behandeling

Page 77: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

10

Breuk bij malathion (%)

22 20 18 16 14 12 10 8 6 40 50 60

Temp (oC)

0

30

60

90

120

Per

iode

(dgn

)

Figuur 3. Contour plot van Breuk bij Malathion behandeling

Page 78: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

11

Bijlage 3. Gemiddelde data en ANOVA test bij experiment 2 Tabel 1. Gemiddelde aantal insecten bij Blanco behandeling van experiment 2 Gemiddelde aantal insecten bij Blanco behandeling Pelmolen

Bewaarperiode (dgn)

Sitotroga cerealella

Tribolium castaneum

Oryzaephilus surinamensis

Sitophilus oryzae

Totaal aantal insecten

A 0 0 0 0 0 0 A 30 0 0 0 0 0 A 60 0 0 0 0 0 A 90 85 0 0 0 85 A 120 0 0 0 0 0 B 0 0 0 0 0 0 B 30 0 0 0 0 0 B 60 0 0 0 0 0 B 90 0 0 61 0 61 B 120 0 0 0 0 0 Tabel 2. Gemiddelde aantal insecten bij Phostoxin behandeling van experiment 2 Gemiddelde aantal insecten bij Phostoxin behandeling Pelmolen

Bewaarperiode (dgn)

Sitotroga cerealella

Tribolium castaneum

Oryzaephilus surinamensis

Sitophilus oryzae

Totaal aantal insecten

A 0 0 0 0 0 0 A 30 0 0 0 0 0 A 60 0 0 0 0 0 A 90 0 0 0 0 0 A 120 0 0 0 0 0 B 0 0 0 0 0 0 B 30 0 0 0 0 0 B 60 0 0 0 0 0 B 90 0 1 0 0 1 B 120 0 0 0 0 0

Page 79: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

12

Tabel 3. Gemiddelde aantal insecten bij Malathion behandeling van experiment 2 Gemiddelde aantal insecten bij Malathion behandeling Pelmolen

Bewaarperiode (dgn)

Sitotroga cerealella

Tribolium castaneum

Oryzaephilus surinamensis

Sitophilus oryzae

Totaal aantal insecten

A 0 0 0 0 0 0 A 30 0 0 0 0 0 A 60 0 0 0 0 0 A 90 0 0 0 0 0 A 120 13 28 0 0 42 B 0 0 0 0 0 0 B 30 0 0 0 0 0 B 60 5 3 1 0 10 B 90 0 11 46 0 57 B 120 32 3 68 0 103 Tabel 4. ANOVA test van het insect Sitotroga cerealella bij experiment 2 Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 465,125 465,125 0,436 0,512 Behandelingen 2 1382,694 691,347 0,648 0,528 Bewaarperiode 3 2374,486 791,495 0,742 0,532 Pelmolen X Behandelingen 2 2487,583 1243,792 1,166 0,320 Pelmolen X Bewaarperiode 3 3370,486 1123,495 1,053 0,378 Behandelingen X Bewaarperiode 6 8012,972 1335,495 1,252 0,297 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 5183,639 863,940 0,810 0,567

Residual 48 51200,667 1066,681 Total 71 74477,653 1048,981 Tabel 5. ANOVA test van het insect Tribolium castaneum bij experiment 2 Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 11,681 11,681 0,110 0,741 Behandelingen 2 517,583 258,792 2,443 0,098 Bewaarperiode 3 293,486 97,829 0,923 0,437 Pelmolen X Behandelingen 2 31,194 15,597 0,147 0,863 Pelmolen X Bewaarperiode 3 387,931 129,310 1,221 0,312 Behandelingen X Bewaarperiode 6 595,639 99,273 0,937 0,477 Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 742,028 123,671 1,167 0,339

Residual 48 5085,333 105,944 Total 71 7664,875 107,956

Page 80: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

13

Tabel 6. Gemiddelde Head Rice Yield bij experiment 2 Head Rice Yield (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen Behandeling 0 30 60 90 120 A blanco 56,7 54,5 50,4 55,8 38,2 A phostoxin 56,7 54,9 49,4 56,7 35,2 A malathion 56,7 56,3 50,3 56,6 35,9 B blanco 53,4 42,0 48,4 51,7 33,8 B phostoxin 53,4 48,9 43,7 50,9 32,2 B malathion 53,4 48,1 40,9 50,5 25,7 Tabel 7. Gemiddelde Percentage Slijpmeel bij experiment 2 Slijpmeel (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen Behandeling 0 30 60 90 120 A blanco 12,3 10,2 11,8 12,2 18,4 A phostoxin 12,3 10,7 11,9 12,2 19,4 A malathion 12,3 10,5 12,1 12,0 18,6 B blanco 11,3 12,8 13,5 13,7 20,7 B phostoxin 11,3 12,6 14,2 13,4 20,7 B malathion 11,3 12,7 14,6 13,8 21,8 Tabel 8. Gemiddelde Percentage Breuk bij experiment 2 Breuk (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen Behandeling 0 30 60 90 120 A blanco 5,7 8,4 10,2 7,2 27,7 A phostoxin 5,7 7,8 10,2 7,6 29,8 A malathion 5,7 7,3 9,7 6,8 30,7 B blanco 10,0 20,9 11,9 10,8 30,1 B phostoxin 10,0 12,6 17,0 11,6 32,7 B malathion 10,0 12,9 18,9 11,2 40,6

Page 81: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

14

Tabel 9. ANOVA test van breuk Source of Variation DF SS MS F P Pelmolen 1 574,605 574,605 22,985 <0,001 Behandelingen 2 24,597 12,298 0,492 0,614 Bewaarperiode 3 5889,694 1963,231 78,531 <0,001 Pelmolen X Behandelingen 2 24,618 12,309 0,492 0,614 Pelmolen X Bewaarperiode 3 31,576 10,525 0,421 0,739 Behandelingen X Bewaarperiode

6 232,170 38,695 1,548 0,183

Pelmolen X Behandelingen X Bewaarperiode

6 128,105 21,351 0,854 0,535

Residual 48 1199,973 24,999 Total 71 8105,338 114,160

Breuk Pelmolen ABreuk Pelmolen B

40

120

Bre

uk (%

)

(dgn)

030

6090

5

10

15

20

25

30

35

Figuur 1. Breukpercentages bij pelmolen A en B De omgevingsomstandigheden werden tijdens de bewaarexperimenten, respectievelijk experiment 1 en 2, van de behandelde padiemonsters in een opslagkamer te ADRON ook gemeten. Het betreft bij deze de variabelen temperatuur en de luchtvochtigheid, welke in figuur 2 weergegeven zijn.

Page 82: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

15

Figuur 2. Temperatuur (rood) en luchtvochtigheid (blauw) van de bewaarruimte De gemiddelde temperatuur gedurende de bewaarperiode in de opslagruimte bedroeg 27,6 oC, met een minimum van 26,0 en een maximum van 29,7 oC. Daarnaast was de Relatieve Vochtigheid (RH) 85,5% met een minimum van 75,5 en een maximum waarde van 91,5%.

Page 83: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

16

Bijlage 4. Gemiddelde data en Grafieken van experiment 3 Tabel 1. Gemiddeld aantal insecten in 100 gram droge padie Gemiddeld aantal insecten in 100 gram droge padie Bewaarperiode (Dagen) Insectensoort Pelmolen 15 30 45 60 75 90 105 120 Sitotroga cerealella

A 0 0 1 1 0 0 0 0 B 0 0 0 0 0 1 2 2

Tribolium castaneum

A 3 8 12 14 20 21 15 23 B 6 9 12 16 14 22 16 14

Oryzaephilus surinamensis

A 0 0 0 4 1 0 1 1 B 3 3 2 6 6 3 1 1

Sitophilus oryzae

A 0 0 0 0 0 0 0 0 B 0 0 0 5 0 10 19 9

Totaal aantal Insecten

A 2 5 12 17 21 21 15 23 B 9 11 14 26 18 35 37 25

0 15 30 45 60 75 90 105 120

0

1

2

3

4

5

6

Aan

tal i

nsec

ten

Aantal Oryzaephylus surinamensis A Aantal Oryzaephylus surinamensis B

(dgn) Figuur 1. Aantal Oryzaephilus surinamensis insecten in 100 gram padie van pelmolen A en B Tabel 2. Gemiddelde Head Rice Yield bij experiment 3 Head Rice Yield (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen 0 15 30 45 60 75 90 105 120 A 56,7 57,5 56,4 57,2 55,8 56,3 57,0 49,7 44,7 B 53,4 58,4 57,3 58,3 53,2 56,8 57,6 49,9 45,5

Page 84: ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME...Universiteit van Suriname, heb ik op het Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie (ADRON) mijn onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is

17

Tabel 3. Gemiddelde Slijpmeel bij experiment 3 Slijpmeel (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen

0 15 30 45 60 75 90 105 120

A 12,33 10,9 11,2 10,2 11,9 12,6 11,9 13,9 19,3 B 11,3 11,8 10,7 10,8 12,1 12,9 11,8 14,3 18,8 Tabel 4. Gemiddelde Breuk bij experiment 3 Breuk (%) Bewaarperiode (Dagen) Pelmolen

0 15 30 45 60 75 90 105 120

A 6,0 5,1 6,5 5,3 7,4 8,3 16,1 15,1 B 6,1 5,9 5,7 5,5 6,5 6,9 7,3 16,4 14,1

0 15 30 45 60 75 90 105 1204

6

8

10

12

14

16

18

Bre

uk (%

)

(dgn)

Breuk A (%) Breuk B (%)

Figuur 2. Breuk bij pelmolen A en B