Antenne - deMens.nu...Antenne 4 december 2010 Een werkelijk geworden nachtmerrie is het syndroom...

56
ISSN 0772-6627 • Afgiftekantoor Brussel X Verantwoordelijke uitgever: Sonja Eggerickx Verschijnt driemaandelijks 2010 - 28 ste jaargang nr. 4 Antenne

Transcript of Antenne - deMens.nu...Antenne 4 december 2010 Een werkelijk geworden nachtmerrie is het syndroom...

  • ISSN

    077

    2-66

    27 •

    Afg

    iftek

    anto

    or B

    russ

    el X

    Vera

    ntw

    oord

    elijk

    e ui

    tgev

    er: S

    onja

    Egg

    eric

    kx

    Vers

    chijn

    t dr

    iem

    aand

    elijk

    s

    2010

    - 2

    8ste

    jaar

    gang

    nr.

    4A

    nten

    ne

  • KernredactieFranky Bussche

    Sonny Van de SteeneMarina Van Haeren

    CoördinatorSonny Van de Steene

    Lay-out GrafiekGroep

    Cover www.zazou.tv

    DE STANDPUNTEN WEERGEGEVEN IN DE BIJDRAGEN,VERTOLKEN ENKEL DE MENING VAN DE AUTEUR

    EN ZIJN NIET NOODZAKELIJK DE VISIE VAN UVV.

    AbonnementenAntenne wordt gratis verspreid

    binnen de Vrijzinnige Gemeenschap

    UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN vzw

    Federaal Secretariaat

    Brand Whitlocklaan 87

    1200 Sint-Lambrechts-Woluwe

    Tel. 02 735 81 92

    Fax 02 735 81 66

    E-mail: [email protected]

    www.unievrijzinnigeverenigingen.be

    Aan alle geadresseerden van dit tijdschrift vragen wij of de naam en het adres, zoals afgedrukt op het etiket van de voorpagina, correct zijn.

    Is dit niet zo, gelieve dan het Federaal Secretariaat schriftelijk of tele fonisch te verwittigen.

    Reacties op dit nummer kan u steeds doormailen naar [email protected], deze worden, na overleg en goedkeuring door de kernredactie, geplaatst op de website

    bij de rubriek ‘Reacties’ van de desbetreffende Antenne.

    Lid van de Unievan de Uitgevers van

    de Periodieke Pers

    CONFORM DE WET TOT BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENS-

    SFEER TEN OPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

    (8 DECEMBER 1992) DELEN WIJ U MEE DAT EEN AANTAL VAN UW PER-

    SOONSGEGEVENS OPGENOMEN WORDEN IN ONS ADRESSENBESTAND.

    UVV ZAL, ALS HOUDER VAN DIT BESTAND, UW GEGEVENS VERWERKEN

    IN HET KADER VAN VOLGEND DOELEIND: VERSPREIDEN VAN PUBLICATIES

    EN INTERNE COMMUNICATIE.

    OP SCHRIFTELIJK VERZOEK, GERICHT AAN MEVROUW MARINA VAN

    HAEREN, SECRETARIS-GENERAAL, BRAND WHITLOCKLAAN 87 TE

    1200 SINT-LAM BRECHTS -WOLUWE, KAN U EEN OVERZICHT KRIJGEN

    VAN DE DOOR UVV OVER U OPGESLAGEN PERSOONSGEGEVENS.

    ONJUISTE GEGEVENS VERBETEREN WIJ OP UW VERZOEK.

  • december 2010 3

    Slapen: we besteden er ongeveer een derde van ons levenaan en tegelijk is onze aandacht voor dit mysterieuze feno-meen paradoxaal genoeg eerder bescheiden. Het betreftnochtans een levensnoodzakelijke behoefte en eveneensunieke activiteit waarbij onze geest volledig uit de bol gaat.Wat gebeurt er met lichaam en geest tijdens die nachtelijkeuren en welke implicaties heeft dat voor ons wakendbestaan? Persoonlijke interesses en cliëntenverhalen uit demorele bijstand brachten deze vragen regelmatig op devoorgrond, het leek ons dus zeker zinvol om het themaslaap en droom eens onder de loep te nemen. Te meeromdat de media ons aanhoudend bestoken met bizarrenieuwtjes en de bibliotheekkasten uitpuilen met droomen-cyclopedieën en andere betwistbare literatuur. Je zou debomen nog amper door dit dichte en/of pseudoweten-schappelijke bos zien staan! Deze Antenne is het resultaatvan onze sprokkeltocht naar diverse wetenschappelijke, cre-atieve en multidisciplinaire antwoorden. Reist u met onsmee op deze dromerige -maar hopelijk niet slaapverwek-kende- expeditie? Slaapmutsen niet verplicht…

    Een eerste uitstapje in de biologie maken we samen metjournaliste Gwenaëlle Ansieau, die ons iets vertelt over deaanstekelijke bode van de slaap: het geeuwen.Waarom geeuwen wij? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 5

    Vervolgens neemt psycholoog Paul Gheskiere ons mee omuitgebreid kennis te maken met de vele wetenschappelijkefacetten van de slaap. Slaap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 7

    Moreel consulent Mieke Werbrouck schuimt de eeuwen afom na te gaan hoe de vormgeving, het gebruik en de bete-kenis van het bed geëvolueerd zijn. Verrassend wat dat leertover onze cultuur en onszelf.Een kleine bedgeschiedenis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 13

    Slaapstoornissen vormen dan weer het onderzoeksveld vanprof. Raymond Cluydts. Hij geeft tekst en uitleg bij dezeaandoeningen, en staat in het bijzonder stil bij slapeloos-heid. Ook gaat hij dieper in op de behandelingsmogelijkhe-den, boeiend voor hulpverleners én patiënten. Slaap, slaapstoornissen en hun behandeling. . . . . . . p. 15

    Slaapcoach dr. Bruno Ariens schotelt ons aansluitend eenkort maar krachtig glossarium voor om de resterende gaat-jes in onze slaapstoorniscultuur te dichten.Slaapstoornissen - een overzicht.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 21

    We duiken daarna van het historische naar het medischebed, vergezeld van prof. dr. Johan Verbraecken. Hij ontra-felt voor ons de raadselen van het slaaplaboratorium.De zandman binnenste buiten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 24

    Muzikante Eva Schampaert en archeoloog Bas Bogaertsvoeren ons binnen in het nostalgische rijk van een miskendstukje immaterieel erfgoed: de slaapliedjes. Ze vertellen onsiets over hun boeiende onderzoek en hun kennismakingmet Ninna.Ninna Oh, slaapliedjes rond de Middellandse Zee. . p. 28

    Rond slaap bestaan echter ook trieste liedjes, bijvoorbeelddat van het chronisch vermoeidheidsSyndroom. Dr. Eddy DeMoerloose en Mieke Niess lichten ons vanuit hun ervaringtoe wat deze vaak onbegrepen diagnose inhoudt en hoehulpverlening een steun kan bieden.Chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie, eencontroversiële problematiek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 30

    Een ander dissonant liedje is dat van de overmatige slaap-middelenconsumptie in België. De FOD Volksgezondheidheeft hieromtrent al meerdere campagnes gevoerd en deelthaar tips en kennis ook met ons. Slaap- en kalmeringsmiddelen slik je niet zomaar. . . p. 34

    Moreel consulent Magali de Jonghe spit de sociologische kantvan het slaapverhaal uit en stelt enkele pertinente, ethischeen maatschappijkritische vragen omtrent het recht op slapen.Slapen, een recht? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 36

    Na alle slaperige exploraties is het de hoogste tijd om onste verliezen in de wondere wereld van de droom. Moreelconsulent Anne-Flor Vanmeenen verkent de heersendedroomtheorieën aan de hand van het werk van psycholoogVictor Spoormaker. Een tipje van de droomsluier gelicht... . . . . . . . . . . . . . p. 39

    Sprookjesexperte Harlinda Lox verhaalt ons vervolgens ietsover feeërieke dutjes en dromen bij de gebroeders Grimm.Het motief van de slaap in de sprookjes van de gebroe-ders Grimm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 44

    Samen met therapeute Mieke Serruys gooien we het danweer over een heel andere boeg: het creatief omspringenmet onze nachtelijke hersenspinsels. Hebben dromen ons ietste vertellen en hoe komen we de boodschap op het spoor? Een brug naar je dromen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 47

    Magali de Jonghemoreel consulent PCMD Brugge

    Anne-Flor Vanmeenenmoreel consulent CMD Roeselare

    Katrien Vanlerbergheassistent-moreel consulent CMD Roeselare

    van deRedactie

  • Ant

    enne

    4 december 2010

    Een werkelijk geworden nachtmerrie is het syndroom wie-gendood. Veel onmacht en onwetendheid omringen dezedodelijke aandoening. Dr. Koen Quaegebeur gaat in op risi-cofactoren, de frequentie en de preventie. Wiegendood. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 50

    Ten slotte benaderen we de dood ook op symbolische wijze.Slaap en dood zijn namelijk ook als begrippenpaar zeer ver-want. Katharina Haemers grasduint in verscheidene tijd-perken en culturen om deze verbondenheid te illustreren.De droom, de Slaap en de Dood, beelden van het Leven. . p. 52

    Uiteraard hebben we hiermee slechts een selectie aaninvalshoeken kunnen belichten rond dit ongelooflijke veel-zijdige dubbelthema. We hopen dat dit een uitnodiging kanzijn om de tocht zelf verder te zetten.

    Doorheen de Antenne hebben we ter afwisseling enkeleintermezzo’s gezocht onder de vorm van weetjes, citatenen gedichten. Lawrence van Studio Zazou (www.zazou.tv)stopte deze voor ons in een dromerig grafisch kleedje. Bijdeze willen we hem en alle andere auteurs en medewer-kers van deze editie, van harte bedanken voor hun inzet.Tot slot nog een apart woord van dank voor onze collegaKatrien, die onvermoeibaar en dapper alle teksten heeftnagezien.

    We hebben er misschien af en toe wel een schaapje meervoor moeten tellen, maar we zijn blij u deze editie eindelijkte mogen voorleggen. We hopen dat ze enkele begrippenuitgeklaard heeft en tegelijk uw kijk op slaap en droomheeft mogen verrijken. Veel leesplezier en alvast een goedenacht!

  • Ant

    enne

    Net na het opstaan, na een lekkere maaltijd...Soms moeten we zo hard geeuwen dat onzekaken haast kraken. Het is een heel banalereflex waaraan we uiteindelijk -zo discreet

    mogelijk- moeten toegeven en waar in de loop der eeu-wen tal van theorieën aan werden gewijd. Maar watweten we er echt over? Er bestaat vandaag nog veelonduidelijkheid over het fenomeen geeuwen. Toch is er aliets meer over gekend.

    Volautomatisch en in drie fases

    U voelt een geeuw opwellen? Die mag nog zo vreselijkongelegen komen, u zult hem niet kunnen onderdrukken.In het beste geval slaagt u erin uw mond min of meerdicht te houden en het incidentje op die manier onopval-lend te laten verlopen. "Maar een geeuw zet talloze spie-ren aan het werk," zegt de Brusselse kno-arts dr. Desuter."Mondspieren uiteraard, maar ook spieren van de hals,het ademhalingsstelsel en het gelaat. En eens de geeuwopkomt, valt hij niet meer te bedwingen."

    Geeuwen verloopt altijd in drie fases: eerst ademen wediep in met de mond wijd open, vervolgens blokkeren weonze ademhaling en tot slot ademen we langzaam uit...Dat gebeurt allemaal in 3 tot 5 seconden. We ontspannenons en voelen ons goed: bij het gapen komt er namelijkendorfine vrij, ook wel het gelukshormoon genoemd. Bijsommige geeuwen -vooral dan 's ochtends- rekken weons ook nog eens zalig uit. Soms geeft dit aanleiding toteen iets te lage bloeddruk, waardoor we de indruk krijgendat het ons even duizelt voor de ogen. Die kunnen begin-nen te prikken omdat door het geeuwen de traanklierenworden gestimuleerd. Niet enkel mensen gapen: het is een oerreflex die demens gemeen heeft met de meeste gewervelde dieren(van katten en honden tot slangen en vogels).

    Wanneer geeuwen we?

    Over het nut van geeuwen bestaan er allerhande theo-rieën. Lange tijd ging men ervan uit dat we onze hersensop die manier van een extra dosis zuurstof voorzien. Maarinmiddels heeft de wetenschap aangetoond dat dit niet

    Gwenaëlle Ansieau

    journaliste

    december 2010 5

    GWENAËLLE ANSIEAU

    Waarom geeuwen wij?

  • Ant

    enne

    6 december 2010

    klopt. Gapen zou een soort van antislaapsignaal zijn."Geeuwen is een mechanisme dat de spierspanning doettoenemen," legt dokter Desuter uit. "Het countert hetfenomeen van de dalende spierspanning (hypotonie) datzich in diverse omstandigheden voordoet. Slaperigheid isde uitgelezen toestand om te geeuwen. Beeld u in dat una een lekkere maaltijd in een verduisterde en oververhit-te zaal een lezing bijwoont met dia's die elkaar in eenregelmatig tempo opvolgen... Het zal niet lang duren vooruw spieren zich ontspannen en daardoor gaat u geeuwen.Idem dito in de wagen: de monotonie van de witte lijnenop de weg, geen prikkels, een iets te hoge temperatuur,eventueel ook wat te weinig licht en... u begint te geeu-wen. In dit geval is het een alarmsignaal: u bent minderwaakzaam! De hoogste tijd om u te herpakken, wantanders dommelt u gegarandeerd in."

    Geeuwen we uit verveling? Jazeker en ook dan is het eensignaal dat onze waakzaamheid afneemt. Soms hebben we de indruk dat we gapen van de honger.Eigenlijk hebben we dan een te lage bloedsuikerspiegeldie, zonder dat daar een duidelijke verklaring voor is, hetgeeuwmechanisme in gang zet. Diabetespatiënten wetener alles van: een geeuwsalvo is een van de tekenen dathun bloedsuikerspiegel te sterk daalt.

    Allemaal samen!

    Geeuwen is geen virus en toch is het ongelooflijk besmette-lijk. Dat hebben we allemaal al ervaren, maar waarom is datzo? Omdat we elkaars gedrag zo graag kopiëren: specialistennoemen dit imitatiegedrag. Elkaar nabootsen doen we evenautomatisch en onopzettelijk als het geeuwen zelf. Nietalleen wie iemand ziet geeuwen, krijgt zin om het te doen,maar ook wie iemand hoort gapen. En nog subtieler: ookgeeuwen ter sprake brengen, kan hetzelfde effect hebben.Deze tekst lezen, kan in principe al volstaan! "Uiteraard moetuw waakzaamheid dan wel dermate afgenomen zijn dat uvatbaar bent voor geeuwen," benadrukt dr. Desutter. "Wie opscherp staat, zal wellicht ongevoelig zijn voor het fenomeen." Geeuwen kan dus wel degelijk besmettelijk zijn. Maar doenalsof we geeuwen, kunnen we niet. "Een geeuw activeertspieren met een tegenovergestelde werking: de ene opentde mond, de andere doet hem opnieuw dicht. Alleen bij eenechte geeuw kunnen we die elkaar tegenwerkende spierenspannen. De opeenvolgende fases van de geeuwreflexbewust nabootsen kunnen we daarom niet."

    Noot

    Een uitgebreidere versie van dit artikel verscheen eerder in Plus Magazine nr.

    245, januari 2009.

    WW

    W.Z

    AZO

    U.TV

  • Ant

    enne

    SlaapSlaap

    Slaap

    Wat is slaap?

    De slaap is al bij al een ingewikkelde toestand. Eeuwenlangheeft men de slaap beschouwd als een inerte toestand vanrust die we nodig hadden om te kunnen overleven. Dromenwaren boodschappen van de goden of reizen van de zielnaar verre oorden. Men beschouwde de slaap als het tegen-deel van de waaktoestand. Tegenwoordig weet men dat deslaap een ingewikkelde en actieve toestand is. Slapenbestaat zelfs uit cycli die geregeld herhaald worden enwaarbij bepaalde zenuwcentra geactiveerd worden. Het isdus een complexe, heterogene reeks van wisselende fasen,die van grote invloed zijn op ons dagelijks functioneren.

    Tijdens de slaap vertoont de hersenactiviteit niet alleen eengeleidelijke daling, maar er komen ook perioden voor meteen zeer intense hersenactiviteit. De algemene neurale acti-viteit vermindert slechts met zo'n tien procent. Ook deademhaling, de spieractiviteit, de lichaamstemperatuur, dehartslag en de bloeddruk, de hormonale activiteit en zelfsde genitale prikkeling vertonen variaties, die niet uitsluitendop een passief gebeuren wijzen.Tijdens de slaap treedt er een toestand van verminderdbewustzijn op. Deze toestand is ook omkeerbaar: de per-soon die slaapt, kan op elk moment wakker worden of wak-ker gemaakt worden. Dank zij deze eigenschap kunnen weeen onderscheid maken tussen de slaap en de toestandenwaarin men het bewustzijn verliest, zoals coma, flauwvallenenzovoort. Slaap onderscheidt zich van bewusteloosheid:hierbij is er een totale afwezigheid van bewustzijn, doorprikkels van buitenaf kan men niet worden gewekt.

    Men kan de slaap nauwkeuriger observeren dankzij het con-tinu registreren van onder andere de elektrische activiteitvan de hersenen, de oogbewegingen en de spierspanningmet behulp van een polysomnograaf. Dit is een instrumentdat gebruikt wordt om neurofysiologische metingen te ver-richten. Men ziet dan een registratie van golven waarvan dedimensies variëren in functie van de soort activiteit. Aan dehand daarvan heeft men de slaap in twee soorten slaaptoe-standen kunnen onderverdelen: • De N-REM-slaap (non-rapid eye movement). Deze kenmerkt

    zich door een geleidelijke vertraging van de hersengolven.Deze slaap kan naar gelang het moment lichter of dieper zijn.

    • De REM-slaap (rapid eye movements). Deze wordt geken-merkt door snelle bewegingen van de ogen en geeft

    Paul Gheskiere

    klinisch psycholoog, psychotherapeut

    december 2010 7

    PAUL GHESKIERE

    Slaap

  • Ant

    enne

    8 december 2010

    gewoonlijk aan dat de slaper op dat moment droomt. Dehersenactiviteit is nagenoeg niet te onderscheiden vandeze in waaktoestand.

    Deze twee soorten slaap komen alleen voor bij de meestgeëvolueerde levende wezens, die rustiger kunnen slapenomdat ze allerlei vormen van bescherming ontwikkeld heb-ben tegen de gevaren uit hun omgeving: bijvoorbeeld roof-dieren, koude enzovoort. Vandaar dat de REM-slaapoptreedt bij vogels, zoogdieren en bij de mens, maar niet bijvissen, amfibieën en reptielen.

    De structuur van de slaap

    Waarom hebben we slaap nodig? Een voor de hand liggendantwoord kan zijn: om ons lichaam te laten uitrusten. Demeeste lichaamsfuncties echter kunnen best zonder slaap:ons hart, onze ademhaling… vallen gelukkig niet in slaap!Om onze geest tot rust te laten komen lijkt een beterereden. In laboratoriumsituaties heeft men geprobeerd men-sen lang wakker te laten blijven: ze vertoonden na een tijd-je geheugenverlies en kwamen zelfs tot licht paranoïde toe-standen.

    De laatste decennia zijn er veel onderzoeken gedaan rondslapen en slaapstoornissen en men stelde vast dat we gedu-rende de nacht verschillende fasen doorlopen. Uit dat onder-zoek weten we dat de slaap in cycli verloopt. Tijdens de nor-male nachtrust maken we een vijftal cycli door. Daarnaast iselke cyclus nog eens onderverdeeld in vier stadia: de slaap-fasen. Deze zijn een onderdeel van de N-REM-slaap.

    Wanneer men de slaap registreert, begint men met dewakende toestand. Men wil hierbij informatie verzamelenover de manier waarop de proefpersoon inslaapt. De perio-de tussen het begin van de registratie, namelijk hetmoment waarop men nog wakker is en het eerste stadiumvan de slaap, wordt de latentie van het inslapen genoemd.De duur van de latentie van het inslapen verandert met deleeftijd en hangt af van allerlei psychologische factoren enomstandigheden waarin men zich bevindt.

    Na dit korte voorstadium komt men in: • Het doezelstadium (S1). Deze overgangsfase duurt onge-

    veer een halve minuut tot zeven minuten. Tijdens dezefase vermindert het vermogen al om op prikkelingen vanbuitenaf te reageren. Onze geest dwaalt van de enegedachte naar de andere. We kunnen onze ogen nogmoeilijk openhouden en zonder dat we het merken, val-len we dieper in slaap. Soms voelen we tijdens deze faseeen of andere spiertrekking, alsof we in een diepe putvallen. Dit is een normale reflex van de spieren. Bij hetplotseling ontspannen bij het inslapen reageert hetlichaam in een reflex door weer te spannen. Dit is eencontrolefunctie om niet op gevaarlijke/verkeerde plaat-sen in te slapen. Zo’n spierschok is dus enkel een tekendat we ons ontspannen en ons klaar maken om te slapen.

    In deze fase worden we nog snel wakker. We zullen dik-wijls beweren dat we niet geslapen hebben. In deze fasegaat ook het hart wat langzamer slaan en treden er lang-zame oogbewegingen op.

    • Het sluimerstadium (S2) vormt een overgang naar dediepe slaap. Het is de eerste echte slaap, waarin nog frag-menten van gedachten kunnen voorkomen. Bij een geluidvan middelmatige sterkte worden we opnieuw wakker.Het EEG (grafische weergave van hersengolven) vertoontenkele uitbarstingen van activiteit, in het Engels spindels(slaapspoelen) genoemd. Dit zijn golven van twaalf totveertien trillingen per seconde die op een weefspoel lij-ken. Zeven en een halve minuut voor het verschijnen vande slaapspoelen houdt men op met bewegen in bed. Dezebeweegloosheid vermindert de spierspanning en de prik-keling van de hersenstam, wat slaapbevorderend werkt.

    • De diepe slaap (S3). Op dit moment registreert het EEGuitsluitend trage golven. De spindels verdwijnen en in deplaats verschijnen lange deltagolven. De slaper is in ditstadium moeilijk te wekken, tenzij door een heel hardgeluid. Dit stadium wordt bereikt ongeveer dertig minu-ten na het inslapen. Bij de meeste mensen omvat dit sta-dium voor een gehele nacht gemiddeld drie tot vier uurvan de nachtrust.

    • De deltaslaap (S4). Dit is ook een diepe slaap die zichalleen van stadium drie onderscheidt door een verschil inhersenactiviteit. Als we in deze fase wakker gemaaktworden, weten we vaak niet waar we zijn. In dit stadiumkomen ook de parasomnia (slaapwandelen, nachtmer-ries…) voor.

    • De REM-slaap (S5). Deze treedt op ongeveer negentigminuten na het inslapen. Men slaapt schijnbaar ondiep,maar het blijft moeilijk de slaper op dit moment te wek-ken. Indien men gewekt wordt, zal de slaper beweren dathij heel diep aan het slapen was. Meestal herinnert hijzich dan heel duidelijk wat hij aan het dromen was. In ditstadium treden snelle oogbewegingen op: rapid eyemovements (REM), de ademhaling en de hartslag wordensneller en onregelmatiger, de bloeddruk stijgt en we woe-len in bed. Tijdens de REM-slaap krijgen mannen vaak eenerectie; terwijl vrouwen een zwelling van de clitoris, eensterkere vaginale bloedtoevoer en baarmoedercontractiesvertonen. Dit is ook het moment waarop we dromen enmen neemt aan dat deze dromen een grote schoonmaakhouden in ons psychisch en gevoelsleven. Let wel: in allefasen van de slaap kunnen dromen voorkomen, maar tij-dens de REM-slaap komen ze het vaakst voor en zijn zemeestal ook levendiger en emotioneler dan de dromen inandere slaapfasen.

    Tellen we bij volwassen personen de hoeveelheid REM-slaap samen, dan blijkt dat ongeveer twintig procent vande slaaptijd in de REM-fase wordt doorgebracht. De diepeslaap omvat ook ongeveer twintig procent van de slaaptijd,terwijl de overige zestig procent bestaat uit doezel- en slui-merstadia.

  • Na deze REM-slaap vangt een tweede cyclus aan en zakkenwe doorheen de verschillende stadia terug in een diepeslaap, waarna we weer naar de oppervlakte komen met eendroomfase tijdens de REM-slaap.

    Onze slaap is bezaaid met microslaaponderbrekingen. Dit zijnplotse overgangen van de diepe naar de lichtere slaap en zelfsnaar het wakker worden, door van houding te veranderen ofdoor het lawaai. Deze minuscule slaaponderbrekingen gaan

    gepaard met bewegingen en met een toename van de spier-spanning en hartslag. Deze duren slechts een halve secondetot een vijftiental seconden. Meestal herinneren we ons er 'smorgens niets van. Alleen wanneer we langer dan drie minu-ten wakker worden, kunnen we ons vaag nog wat herinneren.

    Het hierboven geschetste slaappatroon is dit van een nor-male jonge volwassene. We weten dat er niet zoiets bestaatals een normale of gemiddelde mens en zo is er ook nietéén universeel slaappatroon waaraan iedere mens zichmoet houden.

    Het belang van de diepe slaap en de REM-slaap

    De diepe slaap is van belang voor het lichamelijk welzijn,vooral voor herstel en groei. Er is een grotere bloedtoevoernaar de spieren, dat zorgt voor het lichamelijk herstel. De

    lichaamstemperatuur daalt, wat energiebehoud betekent.De stofwisseling is minimaal, wat bevorderlijk is voor degroei en het herstel van het weefsel. Door de hypofysewordt tijdens de diepe slaap 70% van het groeihormoon uit-gescheiden dat in 24 uur door het menselijk lichaam wordtgeproduceerd. Dit speelt een rol bij de aanmaak van eiwit-ten in ons lichaam en bij het herstel van onze weefsels, metandere woorden, het bouwt onze energiereserves weer open bevordert zo de recuperatie.

    Recent onderzoek onder andere door dr. M. Inwin, wees uitdat slaaptekort ook de immunologische afweer vermindert,met name tegen virusinfecties (verkoudheden, griep).

    De REM-slaap is belangrijk voor het opslaan, het bewaren,het ordenen en hergroeperen van herinneringen, voor deleerfunctie en het algemeen functioneren. De uitdrukking ereen nachtje over slapen weerspiegelt de functie van deREM-slaap: de dagelijkse gedachten en gebeurtenissen wor-den aan een kritische toets onderworpen.

    Een vloed van stroomstootjes vanuit de hersenstam verzorgthet opslaan en oproepen van herinneringen van informatie.Die stroomstootjes bewerkstelligen veranderingen in deeiwitstructuur van de neuronen of zenuwcellen Dit geheelvan structuren vormt de opslagplaats van alles wat weweten, onze herinneringen en onze gedachten. Helaas kun-nen we ons niet alles herinneren, omdat hersencellen enneuronen in de loop van de jaren in verval geraken. Neuralenetwerken die niet regelmatig geprikkeld worden, wordenzwakker en de daarin opgeslagen informatie gaat verloren.De REM-slaap verstrekt de circuits waar herinneringen wor-den bewaard, zoals gewichtheffen de spieren verstrekt. Hetis een kwestie van contact houden en de REM-slaap helpt decontacten in stand te houden.

    Zoals computerbestanden in mappen worden opgeslagen,zo worden tijdens de REM-slaap herinneringen geordend enherschikt. Dit verklaart wellicht gevallen waarin we in onzedromen problemen oplossen. Daarbij worden we niet doorde buitenwereld afgeleid. Tijdens de REM-slaap wordt erwellicht ook een rangorde opgemaakt: belangrijke herinne-ringen worden geconsolideerd, onbelangrijke verwijderd.De REM-slaap werkt zo ook in op het vermogen om metstress om te gaan. De informatie die overdag is opgeslagen,wordt eerst verwerkt en ontcijferd, wat het leerproces ver-sterkt.

    Welke mechanismen regelen de slaap?

    Specialisten zijn het nog niet helemaal eens over de mecha-nismen van de slaap. Volgens de meest verspreide hypothe-se bestaat één van onze interne mechanismen uit eenwaaksysteem, dat ons belet dat we in slaap vallen. Om wak-ker te blijven moet dit systeem gestimuleerd worden doorsignalen die van buitenaf komen, zoals licht, geluid…

    december 2010 9

  • Ant

    enne

    10 december 2010

    De betrokken hersenstructuren zijn voornamelijk de reticu-laire formatie, een groep hersencellen en zenuwverbindin-gen die zich uitstrekt van het grensgebied tussen de hersensen het ruggenmerg naar de tussenhersenen en bepaaldezenuwkernen gelegen aan de basis van de voorhersenen,maar ook in de middenhersenen. De neurotransmitters ofchemische stoffen die de contacten tussen de zenuwenregelen, die belangrijk zijn, zijn: serotonine, noradrenaline,dopamine, acetylcholine, histamine.

    In verband met de slaap spreekt men vaak van biologischeklokken in ons lichaam. Biologische klokken zorgen ondermeer voor goed waken en goed slapen, voor het produce-ren en uitscheiden van hormonen op het meest effectievemoment, zodat honger, dorst, urineproductie en dergelijkeadequaat verlopen. Door de werking van de biologischeslaap-waakklok reageert ons organisme op de juiste wijzeop het juiste moment van de dag of de nacht en wel meteen grote mate van flexibiliteit zodat de levensverrichtingenharmonieus verlopen. Al deze biologische processen staanonder de regie van het licht. Het zonlicht is een zeer belang-rijke factor voor het ontstaan van ritmiciteit en periodiciteit.De biologische slaap-waakklok bestaat uit twee kleine centra inde middenhersenen, de suprachiasmatische kern genaamd(nucleus supra chiasmaticus). Zij regelt het dagelijks ritme vanons waken en slapen en wordt ook circadiaans ritme genoemd.Circadiaans is afgeleid van het Latijn: circa = rond, dies = dag.Het is dus een periodiciteit van ongeveer vierentwintig uur. Elkedag is er een automatische synchronisatie. Het slaap-waakme-chanisme vertoont in de loop van de dag fluctuaties.

    De hoeveelheid slaap

    Over slapen en slaapbehoeften bestaan allerlei volkswijshe-den: wij horen dikwijls beweren dat iedereen acht uur moet

    slapen, dat je van een stevig maal slaperig wordt, dat eenhapje eten voor het slapengaan niet goed is enzovoort.Wellicht een van de meest hardnekkigste is deze dat deuren vóór middernacht dubbel zouden tellen als het om sla-pen gaat. Deze theorie komt voort uit de experimenten vande pedagoog Görlotz, die stelde dat een gezonde levenswij-ze sterk natuurgebonden moet zijn. Dat zou er dan op neer-komen dat wij alleen goed zullen slapen als wij met de kip-pen op stok gaan. Deze theorie mist wetenschappelijke fun-dering.

    Het aantal uren slaap is voor ieder mens verschillend. Erzijn mensen die met vier uur slaap voldoende uitgerustzijn en er zijn anderen die daarvoor weer meer dan tienuur nodig hebben. De gemiddelde slaapbehoefte ligt tus-sen zes en een half en acht en een half uur. Hiertoebehoort vijfenzestig procent van de bevolking. We kunnenonze behoefte aan slaap niet afmeten aan iemand anders.Iemand die in goede conditie is, zal minder slaap nodighebben. Zo zullen we bij grote activiteit ook minder slaapbehoeven dan bij passiviteit. We weten ook dat we in dewinter meer slapen dan in de zomer, omdat het zonlichten de energie hieraan verbonden een stimulerende wer-king heeft op ons organisme.

    Het kort of lang slapen is genetisch bepaald en dus is erook geen algemene richtlijn dat mensen acht tot tien uurslaap nodig hebben. Zodra je weet hoeveel uur slaap jenodig hebt, moet je je leven daarop inrichten. Er is maarweinig aan te doen, iedereen heeft een persoonlijkebehoefte aan slaap. Proberen minder te slapen, is netzoals schoenen dragen die een maat te klein zijn. Het luktwel, maar het is verre van comfortabel. Onze slaapbe-hoefte hangt af van de kwaliteit of efficiëntie van onzeslaap. Kortslapers liggen ‘s nachts minder lang wakker

    WW

    W.Z

    AZO

    U.TV

  • dan langslapers. Ze hebben evenveel diepe slaap, maarminder REM-slaap en lichte slaap. Er is feitelijk maar éénmanier om te bepalen hoeveel slaap men nodig heeft:wie zich 's morgens fris en uitgerust voelt, heeft genoeggeslapen.

    Ook een ochtend- of avondmens ben je voor je leven.Onderzoek wijst uit dat slechts vijftien procent van debevolking zich extreem als ochtend- of als avondmenskan bestempelen. We hebben ook allemaal een heeleigen natuurlijk ritme met tijdstippen waarop we maxi-maal kunnen presteren en slappe momenten. Deze tijdenhangen samen met onze biologische klokken. Nietteminproberen we ons ook altijd aan te passen aan wat deomgeving van ons verwacht. Bijkomende inhaalslaapjes nemen meestal de vorm aanvan een verlengde nachtelijke slaap of van een middag-dutje. Beiden hebben echter een uiteenlopend effect opde stemming en het cognitief functioneren. Verschillendeonderzoekers wezen op de negatieve effecten van hetuitslapen. Er zou een grotere subjectieve slaperigheid(suf gevoel) vastgesteld worden negentig minuten na hetontwaken, er werd een lagere algemene activiteit vast-gesteld, op aandachtstests maakt men meer fouten, dereactietijden zijn groter, de geheugentests minder goed.

    Is een middagdutje dan meer aan te bevelen? Het hangtonder andere af van de leeftijd. Baby's doen het spon-taan. Voor jonge kinderen is het ook heel belangrijk datze in het begin van de namiddag even kunnen slapen.Ook bejaarden rusten vaak op dat moment uit. Een mid-dagdutje kan voor volwassenen helpen om te recupere-ren, maar het kan anderzijds ook tot ongemakken leiden:de globale behoefte om te slapen vermindert en het ver-andert de slaap-waakcyclus. Als je 's nachts moeilijk inslaap valt, kan je overdag beter geen dutjes doen.Anderzijds, als je 's nachts niet lang genoeg aan een stukdoorslaapt om de hele dag helder wakker te zijn, danheeft een middagdutje wel zin. Onderzoek toont eendaling van de slaperigheid na een middagdutje, het ver-mindert ook de stress. Middagdutjes zouden ook zeerbevorderlijk zijn om aandacht aan details te schenken endoordachte beslissingen te kunnen nemen. Ons lichaamheeft overigens halverwege de middag de biologischbepaalde neiging om te rusten. Wil je een dutje doen,doe het dan consequent en maak er een dagelijksegewoonte van. Je inwendige klok wordt er anders doorverstoord.

    Hier volgen een paar regels:• stel vast hoe lang je een dutje wil doen, een halfuur-

    tje is zeker voldoende;• doe je dutje op een vaste tijd; • doe je dutje in bed, niet in een zetel;• zet je wekker, zodat je op tijd wakker wordt en sta dan

    meteen op.

    Slaaptekort

    Algemeen kan men stellen dat slaapgebrek tot uiting komtin langzame horizontale oogbewegingen, het gevoel vanloodzware oogleden, knikkebollen door slappe nekspieren,branderige ogen, verhoogde neiging tot geeuwen, moeiza-mer lopen en schrijven, en slordige spraak. Andere indicatoren zijn:

    • doezeligheid overdag, een kleine inzinking na de mid-dag. Het zijn niet de omstandigheden (middageten,wijn, een vervelende voordracht) die oorzaak zijn vanje slaperigheid, maar ze brengen de fysiologische sla-perigheid aan het licht;

    • microslaap: korte momenten van een paar seconden,maar die wel tot ongelukken kunnen leiden…;

    • stemmingswisselingen, sombere buien, prikkelbaar-heid, verlies van humorgevoel;

    • stress, toename van zorgen, problemen en frustraties,negativisme;

    • het mijden van sociale contacten;• gewichtstoename doordat we eten en drinken om

    wakker te blijven;• rillerigheid bij lang opblijven;• grotere vatbaarheid voor ziekten en virusinfecties;• apathie, lusteloosheid;• verminderde cognitieve functies en reactiesnelheid;• uiteindelijk kunnen ook hallucinaties optreden en fou-

    tieve interpretaties van de werkelijkheid.

    Velen van ons zijn al zo lang slaperig overdag, dat ze nietmeer weten wat het is om helder wakker te zijn. De mees-ten van ons hebben elke nacht minstens een uur slaap meernodig dan we krijgen.

    Welke factoren beïnvloeden de slaap?

    De leeftijd Het begint al in mama's buik. De foetus slaapt al in de baar-moeder. Na twintig weken zwangerschap wordt de slaap-toestand onderbroken door onrustige momenten. Het ritmewaarop de foetus actief is, loopt helemaal niet gelijk methet slaap-waakritme van de moeder. Ook droomt de foetusen men neemt aan dat de REM-slaap zijn hersenen voorbe-reidt op het verwerven van de vitale functies vanaf zijngeboorte, zoals de ademhaling, de zuigreflex enzovoort. Een pasgeboren baby slaapt meer dan twintig uur per dagtijdens de eerste levensweken. Al die rust hebben ze bij hetbegin van hun leven blijkbaar nodig, terwijl het lichaam delaatste hand legt aan de vorming van de hersenen en ande-re organen. Het kindje is zeer kwetsbaar; ademen, eten, zijnbehoeften doen en groeien kosten enorm veel energie. Een zuigeling komt toe met ongeveer zeventien tot acht-tien uur slapen gedurende een dag. De slaapperiodenworden onderbroken door zeer korte wakkere periodes,die vooral door de honger worden bepaald. In tegenstel-ling tot de volwassenen komen zuigelingen direct terecht

    december 2010 11

  • Ant

    enne

    12 december 2010

    in de REM-slaap zonder de andere stadia te doorlopen. Gelukkig voor de ouders zal de baby uiteindelijk alleen maar's nachts meer slapen en neemt hij het dagnachtritme aan.Tijdens de diepe slaap wordt groeihormoon geproduceerden bij baby’s komt de diepe slaap in een hoog percentagevoor, terwijl dit bij ouderen maximaal een vijfde van de tijdbedraagt. De slaapduur vermindert snel in de kleutertijd totnog maar tien tot twaalf uur. Geleidelijk zal het slaapje kor-ter worden. Het proces verloopt heel natuurlijk en is gene-tisch bepaald. Maar de omgeving waarin het kind opgroeiten de opvoeding die het krijgt, hebben een grote invloed opzijn slaapgewoonten.Tijdens de puberteit is de hoeveelheid slaap verminderd totnegen à tien uur. Al zal de gemiddelde tiener je ervan probe-ren te overtuigen dat hij twaalf uur slaap nodig heeft en daar-om ‘s morgens niet uit zijn bed kan geraken. Een jonge vol-wassene heeft genoeg aan zes-en-een-half à acht-en-een-half uur slaap en een oudere persoon zal nog minder slapen. Senioren zijn eerder moe dan jongeren omdat inspanninghen meer moeite kost. Bovendien is de nachtelijke slaapvan ouderen niet altijd efficiënt genoeg. Ze vertonen vaakeen langere inslaaptijd en worden ’s nachts ook veel vakerwakker. Oudere mensen hebben minder REM-slaap en heb-ben vrijwel geen deltaslaap.

    GeslachtTot veertig jaar is er weinig verschil tussen mannen en vrou-wen, uitgezonderd de zwangerschapsperiode. Door hormo-nale veranderingen slapen vrouwen dan dieper, althans inhet begin. Tussen veertig en vijftig jaar neemt de slaapbe-hoefte van een man af, bij een vrouw pas tussen vijftig enzestig jaar.

    De omgevingEen vertrouwde omgeving bevordert de slaap. De slaapka-mer moet een oase zijn van rust. Te veel licht of lawaai ver-storen de slaap. Probeer ook het roken in de slaapkamer temijden, je slaapt des te beter. Verder laten ook de tempera-tuur, de vochtigheidsgraad, onze nachtkledij en de inrichtingvan de slaapkamer hun invloed gelden.

    Kies een goede slaaphouding. Niet alleen onze cellen, maarook onze rug recupereren tijdens de nacht van onze activi-teiten van de vorige dag. Het is de bedoeling dat onze tus-senwervelschijven zich herstellen en dat het kraakbeen inde rug gevoed wordt. Dat vergt een goede slaaphouding eneen goed bed dat het lichaam correct ondersteunt. Besteeddus ook zorg aan de keuze van je bed en let onder andereop de juiste afmeting, vering, matras en dergelijke. Bedenkook dat één persoon per nacht zo'n colaflesje zweet pernacht verliest, verluchting is dus essentieel.

    Verder draagt de keuze van je dekens, linnengoed en hoofd-kussen veel bij tot de kwaliteit van je slaap. Laat je begelei-den door degelijk advies bij een aankoop, aangepast aanjouw gewoontes en behoeften.

    SlaapgewoontenZodra je de slaapkamer binnenstapt, moet je het knopje inje hoofd omdraaien en je geest helemaal leegmaken. Wemoeten de moed hebben om ons aan de slaap over tegeven en aanvaarden dat we onszelf niet meer onder con-trole hebben. Iedereen heeft zo zijn eigen signalen om hetmechanisme van de slaap in te schakelen. Onze slaapritue-len stellen ons gerust en helpen ons om onze onbewusteangst voor de nacht te bezweren. Belangrijk hierbij is dat jealle handelingen in dezelfde volgorde uitvoert. Roep ooktelkens dezelfde leuke gedachte op voor je inslaapt!Slaapproblemen kunnen ontstaan doordat men om de eenof andere reden van zijn vaste slaapgewoonten afwijkt, bij-voorbeeld door op een andere tijd naar bed te gaan of opte staan. Maar ook slaapproblemen kunnen invloed hebbenop vaste slaapgewoonten, zodat een vicieuze cirkel ont-staat.

    Psychologische en emotionele factorenStress, bijvoorbeeld veroorzaakt door persoonlijke proble-men of door spanningen op het werk, kan leiden tot slechtslapen. Deze zogenaamde reactieve slapeloosheid komt ergveel voor. Ook bepaalde karaktereigenschappen en per-soonlijke reacties op gebeurtenissen kunnen hun invloedhebben op het slapen. Een psycholoog kan je hierbij deskun-dig helpen om de oorzaken van het slaapprobleem aan tepakken. Maar ook prettige vooruitzichten kunnen ertoe lei-den dat iemand slecht slaapt. Zo kunnen een feest, een ver-jaardag, een gezellige bijeenkomst, een eerste afspraakje…ertoe leiden dat je minder slaapt.

    Tot slot

    De slaap is dus een vrij ingewikkeld mechanisme en eenmeer actieve toestand dan wij soms denken. Het is belang-rijk er zorgvuldig mee om te springen en niet zomaar medi-catie te nemen, bijvoorbeeld zonder voorschrift… een pille-tje van mama. Er zijn andere manieren om van slaapproble-men af te raken. Regelmaat en orde zijn van groot belangom het dagelijks ritme van rust en arbeid op een gezondewijze te kunnen volhouden. Velen nemen een loopje metdie regelmaat! Geen wonder dat dan slaapklachten optre-den. Vechten tegen een slaapprobleem kan het probleem alleenmaar vergroten. In plaats daarvan is acceptatie het sleutel-woord. Neem een meer ontspannen houding aan tenopzichte van het slapen. Blijf erop letten dat je activiteitenen hobby’s onderneemt die je energie geven en je inspire-ren. Deze zorgen ervoor dat je minder stilstaat bij je ver-moeidheid en dat je niet in een vicieuze cirkel belandtwaardoor je vanwege het slechte slapen steeds minderonderneemt en je slaap mede daardoor verder achteruitgaat.

    Meer informatie

    Paul Gheskiere, De slaap, je tweede leven!, uitgegeven door Globe.

  • Ant

    enne

    Heb jij veel slaap nodig, zoals Descartes en Schopenhauer ofweinig zoals Napoleon? Ben je een avondmens of eerdereen vroege vogel?Een duidelijk antwoord op de vraag hoeveel slaap een mensnodig heeft, bestaat niet. Wel zijn we de laatste halve eeuwkorter gaan slapen, een goeie zeven uur in plaats van ruimacht.Lang opblijven om vervolgens lang uit te slapen is een men-selijke neiging, maar vroeg opstaan werd in alle westerseculturen altijd hoog aangeschreven. De morgenstond heeftgoud in de mond, zo luidt het. Sommige mensen, zelfs heleculturen, zien genieten van de levensbehoefte die slaap is,als een bron van ledigheid en wellust, als een zonde van detijd.En wat vertelt je slaaphouding? Ben je een buikslaper of ligje liever op je zij of op je rug?Hoe dan ook, wij zijn ervan overtuigd dat horizontaal slapenhet best is, maar wist je dat er tot 100 jaar geleden mensenzittend sliepen? Er bestaan de vreemdste verklaringen voor- zoals krom zijn van het harde werken - maar men was hetnu eenmaal zo gewoon en het menselijk lichaam past zichaan. Ook over horizontaal slapen is het laatste woord nogniet gezegd. Last van snurken? Het hoofdeinde omhoog ver-gemakkelijkt de ademhaling en gaat geronk tegen.

    Met slapen en snurken, is allesbehalve alles verteld. Je bedis ook waar je leest of tv kijkt.Heb jij in je kindertijd vaak stiekem lang blijven lezen, in degeborgenheid van je bed? En ben je bang geweest voor demonsters eronder? Die angst moet zo oud zijn als kinderbed-den op pootjes. Als je klein bent, is de nacht nog zoveeldonkerder. Misschien daarom dat het dagelijks bedritueel,de verhaaltjes en de nachtzoen en de momenten dat je bijmama en papa in het grote bed mocht, levendig gegriftstaan in vele jeugdherinneringen.

    De meeste mensen in de geschiedenis deelden de slaapka-mer of zelfs het bed, omdat ze geen andere keuze hadden.In middeleeuwse kastelen sliep iedereen, van hoog tot laag,in de grote zaal. Zo staat ook te lezen in de legende vanTristan en Isolde. Meer nog, zelfs publieke bedden, zoals inhet ziekenhuis of de herberg, werden zonder erg doorvreemden samen beslapen. Zou je het je kunnen voorstel-len: je bed delen met iemand anders dan je levenspartner?Waar ruimte en middelen in overvloed waren, ging de voor-keur altijd naar afzonderlijke slaapkamers. Vanaf de jaren

    JE BED IS HEEL JE LEVEN. JE WORDT ER GEBOREN, JE HEBT

    ER LIEF EN JE STERFT ER.

    HET IS DE PLAATS WAAR JE JE TOONT ZOALS JE BENT. DIE

    IETS ZEGT OVER WIE JE BENT.

    Mieke Werbrouck

    moreel consulent CMD Ieper

    december 2010 13

    MIEKE WERBROUCK

    MORGENSTUNDE - MORITZ VON SCHWIND - HTTP://NL.WIKIPEDIA.ORG/WIKI/BESTAND:MORITZ_VON_SCHWIND_004.JPG

    Een kleine bedgeschiedenisToon me je bed en ik zeg wie je bent

  • Ant

    enne

    14 december 2010

    1850 streefden verlichte geesten ernaar dat ook in werk-manswoningen ouders, broers en zussen apart zouden sla-pen, gedreven door hygiënische bezorgdheid. Zoals op vele terreinen bracht de 19de eeuw evenzeerbelangrijke veranderingen voor echtgenoten. Terwijl hetidee van de privacy zich over steeds bredere lagen van debevolking verspreidde, gingen ook in hogere kringen manen vrouw vaker de slaapkamer delen. Eén bed bleek uitein-delijk de beste formule tot tederheid en conversatie, elkaarwerkelijk begrijpen en aanvoelen. Alleszins een romanti-scher opvatting dan de plechtige en tegelijk plastische roldie het echtelijk bed nog gespeeld heeft bij huwelijksplech-tigheden. Met veel ceremonieel werden bruid en bruide-gom erin gelegd en soms werd het huwelijk zelfs voltrokkenin de slaapkamer waar het vervolgens zou worden geconsu-meerd.

    Het bed werd in alle tijden een onheilsplek als ziekte ofdood zich aankondigde. Al sinds de oudheid is slaap geasso-cieerd met de dood, het bed als sterfbed volgt die traditie.De overledene opbaren in een rouwkamer is een gebruikdat ook wij nog kennen. Het is een van de weinige varian-ten op het pronkbed die de eeuwen heeft getrotseerd. Tochkent het publieke bed af en toe nog een heropleving: denk

    aan het bed van waaruit John Lennon en Yoko Ono in 1969de wereldpers ontvingen.

    Tot slot hebben zelfs je lakens een verhaal. Stralend wit alswaarborg voor hygiëne? Rood als vorstelijke kleur en tege-lijk de blos van schaamte die je onschuld bewijst? Of roze enbeige pasteltinten om de frisse lucht overal door te laten?Vandaag de dag geven dekbedovertrekken in allerlei kleu-ren je slaapkamer een nieuwe look in een handomdraai.

    De plaats die een bed inneemt in je huis en in je leven, zegtiets over een cultuur en over jezelf. Wat je vanzelfsprekendvindt, is vaak veelzeggend.Het interessante van alle historische ontwikkelingen entechnische mogelijkheden is, dat er niet één beste receptbestaat. Andere tijden hebben andere gewoonten die somseen paar eeuwen later, onbegrijpelijk worden. De laatste100 jaar is er zo veel veranderd... Dromen over slapen in detoekomst is vrij van grenzen.

    Meer lezen?

    Tussen stro en veren (Inmerc, 2006) van Ileen Montijn, een fraai geïllustreerde

    geschiedenis van het bed, die tegelijk een geschiedenis is van intimiteit en privacy,

    mode en welvaart.

    WW

    W.Z

    AZO

    U.TV

  • Ant

    enne

    Slaap, een vitale functie

    De meeste mensen denken bij het horen van het woordslaap aan rusten en herstelfunctie. We gaan ’s avonds sla-pen als we moe zijn en worden ’s morgens uitgerust enopgewekt wakker. Onderzoek toont aan dat slaap evenweleen zeer actieve toestand van onze hersenen is en dat er inde hersenen tijdens onze slaap heel wat werk wordt verrichtom deze rust en dit herstel te bereiken. Slaap is dus zeerzeker geen passieve toestand.Slaap vervult minimaal twee levensbelangrijke functiesvoor onze hersenen. Ten eerste is er de herstelfunctie,nodig na de cerebrale activiteit geleverd tijdens de waak-periode (Tononi et al., 2006). Ten tweede vindt er een reor-ganisatie plaats die in consolidatie van de geheugensporenresulteert (Dang-Vu TT et al. 2006) en in een cerebrale encognitieve efficiëntie tijdens de daaropvolgende dag(Carskadon et al. 2004). Slaap is dus niet alleen nodig voorde harmonieuze ontwikkeling van kinderen en jongeren,maar ook voor volwassenen. Slaaptekort of slaapfragmen-tatie resulteert steeds in consequenties overdag. Debelangrijkste zijn cognitieve disfuncties zoals alertheid,geheugen en prestatievermogen, alsook veranderingen ingemoedstoestanden. Daarnaast is er de toegenomen slape-righeid, die het functioneren en het welbevinden overdagernstig negatief kan beïnvloeden. Het is dan ook niet ver-wonderlijk dat we tijdens ons leven zo een derde van onzetijd slapend doorbrengen. Kinderen tot drie jaar hebben opdat ogenblik meer geslapen dan ze wakker op de wereldwaren! Als slaap geen bijzonder belangrijke vitale functiezou hebben, dan was het een van de grote flaters van deevolutie!Epidemiologisch onderzoek leert ons dat een groot deel vande bevolkingsgroep problemen heeft met het initiëren ofhet volhouden van de slaapperiode. Daar waar dit acuut bijvrijwel iedereen eens voorkomt (een positieve of negatie-ve stressperiode), blijkt zo’n 10 tot 25% (afhankelijk vangeslacht en leeftijd) van de bevolking geplaagd te wordendoor chronische slaapproblemen (Morphy et al., 2007).

    Slaapstoornissen – insomnie

    De medische wereld onderscheidt een 80-tal verschillendeslaapstoornissen, meestal onderverdeeld op basis vanklachten, verschijnselen en oorzaken. Zo kennen we onder-meer de in- en doorslaapmoeilijkheden, overdreven slape-

    Raymond Cluydts

    gewoon hoogleraar Faculteit voor Psychologie en Educatiewetenschappen

    Vrije Universiteit Brussel

    Elke De Valck

    docent Faculteit voor Psychologie en Educatiewetenschappen

    Vrije Universiteit Brussel

    Aisha Cortoos

    dr. Psychologie

    Universitair Ziekenhuis Brussel

    december 2010 15

    RAYMOND CLUYDTS

    EDDIE CAN’T SLEEP VAN KRISTI DAWN CLARKE - WWW.KRISTICLARKE.COM

    Slaap, slaapstoornissen en hun behandeling

  • Ant

    enne

    16 december 2010

    righeid overdag, circadiane slaap-waakproblemen enabnormaal gedrag tijdens de nacht. Het spreekt voor zichdat we deze 80 stoornissen niet binnen dit kader kunnenbespreken. De 4 meest voorkomende zijn evenwel insom-nie, slaapapneu, het syndroom van de rusteloze benen ennarcolepsie. Slaapapneu is een ademhalingsgerelateerdeslaapstoornis die resulteert in overdreven slaperigheidoverdag, bijvoorbeeld tijdens het autorijden. Bekendesymptomen zijn ademhalingspauzes tijdens het slapengevolgd door hevig naar lucht happen en inspiratoir luidsnurken. Bij niet behandeling kunnen er zich ernstige medi-sche problemen ontwikkelen. Bij het syndroom van derusteloze benen voelt de slaper een moeilijk te bedwingenbehoefte om steeds weer de benen te bewegen. Dit kan inhet begin of in het midden van de nacht voorkomen. Het(vaak ritmisch) schoppen met de benen tijdens de slaap isook een teken van dit syndroom. Patiënten (vooral vrou-wen) klagen van een kriebelend, jeukend gevoel ter hoog-te van de kuiten, de dijen of voeten; dit kan zich ook tijdensde waakperiode voordoen. Net als bij slaapapneu is debedpartner meestal de beste bron van informatie over dezeverschijnselen. Bij narcolepsie hebben we te maken meteen constellatie van 4 symptomen: om te beginnen is er(vrij plots) optredende slaperigheidsaanvallen tijdens dedag, waarbij de patiënt haast verplicht wordt een dutje tedoen waarna hij/zij zich opnieuw fris en helder voelt (totde volgende aanval). Daarnaast zijn kenmerkend: heftigedromen tijdens deze dutjes, die zelfs inzetten bij het inslaap vallen (hallucinaties), verlies van de spiertonus welkemen cataplexie noemt, en moeilijkheden met bewegenwanneer men ontwaakt uit het dutje (slaapparalyse). Dezeverschijnselen kunnen uitgelokt worden door een hevigeemotie als lachen of schrikken.De absolute nummer één bij de slaapstoornissen is even-wel insomnie. We concentreren ons verder in deze bijdrageop deze stoornis waarvan de klachten ons allemaal al eensovervallen, maar gelukkig meestal van tijdelijke aard zijn.Spijtig genoeg is dit laatste niet voor iedereen het geval.Wat is nu insomnie? Insomnie wordt gedefinieerd als eenklacht over onvoldoende of niet-restauratieve slaapondanks voldoende gelegenheid tot slapen. Deze definitieomvat dus moeilijkheden met het inslapen, met het inslaap blijven, te vroeg definitief wakker worden of klachtenover een niet verkwikkende slaap. De definitie sluit ookeen zelf geïnduceerd slaaptekort (deprivatie) uit.Bovendien spreekt men pas van insomnie wanneer duide-lijke gevolgen op het dagelijks functioneren tot uitingkomen, zoals slaperigheid, aandachtsproblemen, irriteer-baarheid en een negatieve gemoedstoestand (Summers etal., 2006). Er zijn meerdere oorzaken van insomnie. De meest bekendezijn de reeds hierboven aangehaalde chronische slaappro-blemen die gerelateerd zijn aan externe of interne stresso-ren (Jansson et al., 2006), die ofwel niet direct controleer-baar zijn voor de patiënt of waarbij de patiënt niet over ade-quate vaardigheden beschikt om er mee om te gaan. Deze

    factor wordt bij vrijwel alle epidemiologisch onderzoek alseerste oorzaak aangegeven. Dit type wordt aangeduid metprimaire insomnie.Naast de primaire vormen zijn er vele insomnieën die zichvoordoen naast (comorbiditeit) en ten gevolge van (secun-daire insomnie) andere medische en psychiatrische stoor-nissen. Het onderscheid tussen deze twee vormen vaninsomnie is evenwel meestal zeer moeilijk te maken.Namelijk, vrijwel alle psychiatrische en vele neurologischeaandoeningen resulteren in een slaapverstoring. Depressie,angststoornissen, psychotische aandoeningen, ook bipolairestoornissen en het obesessief-compulsiefsyndroom brengenslaapverstoring met zich mee. De slaapstoornis zelf is vaakeen essentieel deel van de diagnose, maar draagt slechtszelden bij tot de differentiële diagnose. Neurologische aan-doeningen als de ziekte van Alzheimer en Parkinson houdenallemaal een slaapverstoring in. Een van de meest opmerkelijke ontdekkingen van de laat-ste jaren is evenwel de omgekeerde relatie: men heeft aan-getoond dat niet behandelde slaapstoornissen leiden toteen groter risico voor het ontwikkelen van psychiatrischeaandoeningen, in de eerste plaats depressie. Patiënten metinsomnie die niet adequaat behandeld worden, hebben tot3 maal meer kans om een depressie te ontwikkelen.Patiënten die in remissie zijn van een depressie en in dieperiode toch nog slecht slapen, hebben meer kans om tehervallen in een volgende depressieve periode (Peterson etal., 2006).

    Slaap en slaapstoornissen bij ouderen

    Bij de bespreking van slapeloosheid bij ouderen zijn er eenaantal bijkomende factoren die in overweging moetengenomen worden. Aangezien onze slaaparchitectuur, ofopbouw van de slaap, verandert met toenemende leeftijd,zal deze mee bepalen wat als een normaal of verstoordslaappatroon wordt gezien. Een veranderend slaap-waak-patroon heeft ook gevolgen voor het dagelijks functione-ren, en resulteert in lichamelijke (zenuwstelsel, hormonaalenzovoort) en psychologische (geheugen, aandachtsfunc-ties enzovoort) veranderingen. Concreet betekent dit datzulke wijzigingen ook met de leeftijd mee evolueren enniet per se te wijten zijn aan een pathologisch slaappa-troon. Bij ouderen zien we vaak een verschuiving die lijktop het advanced phase syndrome, met name vroegergaan slapen en vroeger wakker worden. Dit fenomeendient echter niet gezien te worden als een medische aan-doening en aldus is een behandeling ook niet noodzake-lijk. Daarnaast merken we ook een toename in het aantaldutjes overdag, hetgeen de kwaliteit van de slaap tijdensde nacht niet ten goede komt (Bliwise, 1993).

    Eén van de belangrijkste criteria bij het stellen van dediagnose van insomnie, is de aanwezigheid van een dui-delijke belemmering in het dagelijks functioneren te wij-ten aan de slaapklachten. We weten namelijk dat een

  • slechte nacht gevolgen met zich meebrengt voor de vol-gende dag. Het gevoel van alertheid neemt af, ons geheu-gen en aandachtsystemen werken niet optimaal en vaakzullen we prikkelbaar en humeurig zijn.

    Ongeveer 20%-40% van de oudere bevolking (+60) lijdtaan slapeloosheid, waarbij de specifieke klachten voorna-melijk het doorslapen en het te vroeg wakker worden inde ochtend betreft. Algemeen kunnen we stellen datoudere mannen meer veranderingen in het slaappatroonondergaan in vergelijking met oudere vrouwen. Meer spe-cifiek zien we een daling van de diepe slaap, toename vanlichte slaap en wakkere periodes doorheen de nacht. Ditresulteert in een meer onderbroken slaappatroon en eengevoelige daling van de geconsolideerde slaap.

    Zelfs wanneer men van echte slapeloosheid kan spreken,blijft het moeilijk om vast te stellen om welke soort hetgaat. Dit wordt ook duidelijk bij een eenvoudig literatuur-onderzoek: het gros van de insomnie-onderzoeken spreektover comorbide insomnie en niet over primaire insomniebij ouderen! Zo zou het frequent ontwaken bij ouderenvaak te wijten zijn aan de aanwezigheid van een medischeaandoening, zoals musculoskeletaire aandoeningen, pros-taatproblemen bij mannen en hart- en longaandoeningen.Daarnaast hebben we nog het frequenter voorkomen vanpsychiatrische aandoeningen, zoals depressie en angst.Sociaal isolement, pensionering, verlies van partner zijneen aantal van de belangrijkste oorzaken voor depressiebij ouderen. Ook neurologische aandoeningen zoalsdementie, Parkinson en Alzheimer, hebben een groteimpact op de slaap. Bij dementie zien we vooral inslaap-en doorslaapproblemen door het veelvuldig wakker wor-den tijdens de nacht. Daarnaast zien we ook een toenamevan de slaperigheid overdag naarmate de ziekte verderevolueert. Parkinson resulteert ook in frequente ontwakin-gen en moeilijkheden bij het terug inslapen, alsook hetvoorkomen van nachtmerries en beenbewegingen(Wolkove et al., 2007).Naast deze medische en psychiatrische aandoeningenkomen primaire slaapstoornissen, zoals periodieke been-bewegingen, het rusteloze benensyndroom en het apneu-syndroom, ook vaak voor bij ouderen. Periodieke beenbewegingen is een motorische stoornis enkenmerkt zich door spiercontracties van de onderste lede-maten tijdens de nacht. Onderzoek toont aan dat het voor-komen van deze problematiek toeneemt met de leeftijden ongeveer bij 45% van de ouderen zou voorkomen.Wanneer patiënten rapporteren dat ze vaak een onaange-naam tintelend gevoel ervaren in de benen en deze moei-lijk kunnen stilhouden, verwijst dit naar het rustelozebenensyndroom. Het verschil met periodieke beenbewe-gingen is dat deze tijdens de nacht voorkomen en door-slaapproblemen veroorzaken, terwijl het rusteloze benen-syndroom bij het naar bed gaan optreedt en voornamelijkresulteert in inslaapproblemen.

    Behandeling van slaapstoornissen

    Idealiter wordt de behandeling van slaapstoornissen gezienals zijnde multidisciplinair, waarmee men bedoelt dat zezowel farmacologische (bijvoorbeeld slaapmiddel voor-schrijven, ijzertekort opheffen...), gedragsmatige (10 kilo-gram gewicht verminderen, neusmasker met continueluchtdruk dragen), als cognitieve technieken (herdefiniërenvan wat men aan slaap kan verwachten) kan omvatten. Ditgeldt in het bijzonder voor zuivere primaire, secundaire encomorbide insomnie. Een slaapprobleem installeert zichimmers maar zelden acuut en bekomt vaak een chronischkarakter (Jansson et al., 2006). Mensen hebben de neigingom hun gedrag in respons op de slaapproblemen aan tepassen, maar dit resulteert niet altijd in een daling van hetprobleemgedrag. Een klein voorbeeld: wanneer ze een tijdslecht slapen, zien we dat vele patiënten bijvoorbeeld hunslaapkamer gaan aanpassen in de richting van waken inplaats van slapen. Zo verschijnen er radio en zelfs televisiein de slaapkamer, komen er boeken om de tijd die menwakker ligt te doden. Al deze aanpassingen zijn natuurlijkcontraproductief aan het gewenste gedrag slapen. Een aan-pak op de verschillende betrokken domeinen van het func-tioneren, zijnde medisch, gedragsmatig en cognitief, is danook meestal noodzakelijk. Recent (Aloia et al. 2005) erkentmen dat er ook bij andere slaapstoornissen sprake is van hetontstaan van contraproductieve gedragingen en overtuigin-gen die de in- en doorslaapproblemen op lange termijngaan bestendigen en doen toenemen. Bij de ademhalings-gebonden slaapstoornissen werd onder meer beklemtoonddat de therapietrouw bijzonder laag ligt en relateert men ditaan de onvoldoende aandacht die besteed wordt aan depsychosociale aspecten die CPAP-behandeling (continuouspositive airway pressure) bij gebruik kunnen optimaliseren.Basis educatieve interventies en een gedragsmatige aanpakworden geadviseerd om hier aan tegemoet te komen.We stellen helaas vast dat ook in Vlaanderen deze multidis-ciplinaire aanpak niet of zelden in de eerste of tweede lijnvan de zorgsector wordt toegepast, maar dat het nemenvan slaapmiddelen op de eerste plaats staat bij de behan-deling (Morin et al., 2002). Gedragsmatige en psychologi-sche behandelingstechnieken komen ver achter omwillevan meerdere redenen: artsen kennen ze vaak niet, ze wor-den niet courant of helemaal niet aangeboden, er is eentekort aan opgeleide therapeuten voor de toepassing vandeze methoden, de werkzaamheid van sommige (soms eso-terische) technieken is niet aangetoond, er is vaak geenkwaliteitscontrole, patiënten zijn eerder bereid de snellepassieve oplossing van medicatie te kiezen in plaats van eenintensievere, actieve cognitief-gedragsmatige behandeling,ze vereisen vaak een aanpassing/verandering in de levens-loop van de patiënt enzovoort. Het is dus niet verwonderlijkdat er dus zo vaak naar slaapmiddelen wordt gegrepen.Omdat deze reflex echter niet altijd de juiste of meest vol-ledige oplossing biedt, stellen we graag enkele alternatieveof aanvullende behandelingen voor.

    december 2010 17

  • Ant

    enne

    18 december 2010

    Cognitieve gedragstherapie

    Sinds de jaren ’80 is de gedragsmatige benadering binnenhet internationale slaaponderzoek het dominante behande-lingsmodel bij insomnie (Morin, 1993). Dit model vertrektvan individuele verschillen in de gevoeligheid voor insom-nie, zonder dat dit bij aanvang aanleiding geeft tot slaap-klachten. Het voorbije decennium werd deze verhoogdegevoeligheid voor stress en de sensitiviteit van de slaapvoor de effecten van stress bevestigd door de vaststellingvan verschillende vormen van hyperactivatie bij mensenmet insomnie in vergelijking met gezonde slapers. Bij de confrontatie met een stressvolle levensgebeurteniservaren vele mensen, maar vooral diegenen met deze extragevoeligheid, de eerste klachten van slapeloosheid (tijdelij-ke insomnie). Waar bij de meeste mensen de slaapklachtenlangzaam verdwijnen, naarmate de uitlokkende gebeurte-nis verdwijnt of men zich aanpast aan de stressvolle situa-tie, is dit bij mensen die later chronische insomnie ontwik-kelen, niet het geval. De situatie leidt bij hen tot een gevoelvan controleverlies over een voorheen vanzelfsprekendesituatie. Men ontwikkelt angst voor het slapen en dan voor-namelijk angst voor het niet kunnen slapen. Daarnaast zalmen strategieën ontwikkelen in een poging het slaapprocesopnieuw op gang te trekken, maar die vaak niet adequaatzijn, waardoor deze vaak de slaapproblemen ondersteunenen in stand houden. Zo zal men bijvoorbeeld vroeger naarbed gaan, ook al voelt men zich niet slaperig, en dit vaakvanuit de gedachte dat men zo kan compenseren voor hetwakker liggen en toch aan voldoende uren slaap kankomen. Het gevolg is dat men langer wakker ligt in bed enhierdoor ook meer angst ontwikkelt omdat het slaapprocesmeer en meer verstoord raakt. Ondanks het verdwijnen vanof de aanpassing aan de oorspronkelijke uitlokkende stress-volle situatie, blijven de slaapklachten aanhouden (chroni-sche insomnie). De slaapkamer en het tijdstip van slapen,die normaal geassocieerd worden met rust en slaap, rakennu verbonden met angst, frustratie en wakker liggen. Ditfenomeen noemt men conditionering en leidt tot een toe-name van de hyperactivatie en tot chronische slapeloosheid.Deze hyperactivatie komt voornamelijk tot uiting in lichame-lijke spanningsklachten (somatische arousal) en mentalealertheid of opwinding (cognitieve arousal).

    Binnen de cognitieve gedragsmatige therapie (CBT) han-teert men volgende interventietechnieken om de besprokengedragsmatige, cognitieve en spanningsproblemen tebehandelen (Morin, 1993).

    • Stimuluscontrole Dit omvat een reeks instructies gericht op het elimineren vande gedragingen die incompatibel zijn met de slaap, alsook hetslaap-waakritme ontregelen. Volgende instructies wordenonder andere gegeven: enkel naar bed gaan indien men zichslaperig voelt, elke morgen op hetzelfde uur opstaan ongeachthoeveel uur men geslapen heeft, geen dutjes doen overdag...

    Het geheel van deze maatregelen zorgt ervoor dat het tijd-stip van slapen en de slaapkamer terug de betekenis krijgenvan slaap en ontspanning in plaats van wakker zijn en frus-tratie.

    • Slaaprestrictie Hierbij wordt er een beperking opgelegd in termen vanhet aantal uur dat men in bed mag liggen. Er wordt eenzogenaamd slaapvenster bepaald, waarvan de lengtegelijk is aan de totale slaapduur die men tot dan toe rap-porteert. Enkel binnen dit vooraf bepaalde venster magworden geslapen, op voorwaarde dat men daarbij derichtlijnen uit de vorige paragraaf hanteert. Bijvoorbeeld,wanneer een persoon rapporteert dat hij slechts 5 uurslaapt van de 8 à 9 uur in bed, wordt de opdracht gege-ven dat de persoon vanaf nu slechts 5 uur in bed mag lig-gen om te slapen. Wanneer de slaapefficiëntie binnen ditslaapvenster toeneemt, met name groter is dan 85% (ver-houding totale slaapduur ten opzichte van totale tijd inbed), wordt het slaapvenster langzaam aan uitgebreid.Deze procedure wordt herhaald tot men de optimale tijdin bed bereikt: de tijd in bed waarbij men aan een maxi-male hoeveelheid ononderbroken slaap komt. Verdereuitbreiding van het slaapvenster leidt op dat momentenkel tot langer wakker liggen in bed en is dus contrapro-ductief.

    • Cognitieve herstructurering De doelstelling van het cognitieve luik van CBT is mensenmet insomnie ertoe aan te zetten hun opvattingen over sla-peloosheid en de veronderstelde oorzaken en gevolgenervan te herevalueren. Het gaat hierbij niet om het ontken-nen van de aanwezigheid van de slaapproblemen of deimpact daarvan op hun dagelijks leven, maar wel om hetbekijken van de slapeloosheid vanuit een realistischerstandpunt. Op deze manier kunnen zelfvervullende opvat-tingen, zoals “Waarom zou ik gaan slapen”, “Het zal metoch niet lukken”, en contraroductieve gedachten, zoals “Ikmoet vroeger gaan slapen, zodat ik toch aan voldoendeuurtjes slaap kom, anders ben ik morgen niet in staat tefunctioneren”, die de prestatie-angst enkel doen toenemen,worden bijgesteld. Waar de gedragsmatige procedures op korte termijn duide-lijk succes boeken, zijn de cognitieve maatregelen bijzonderbelangrijk in het voorkomen van herval, bij het later ervarenvan een occasionele slechte nacht, waarmee iedereenonvermijdelijk af en toe geconfronteerd wordt.

    • Relaxatie Dit beoogt een vermindering van de lichamelijke en cogni-tieve/mentale hyperactivatie. De relaxatieprocedures zijnvoornamelijk gericht op het verminderen van de lichamelij-ke spanning, terwijl de aandachtsgerichte procedures totdoel hebben de gedachtestroom en negatieve cognitiesonder controle te krijgen en dus voornamelijk gericht zijn opde mentale activatie.

  • • Psycho-educatie: slaaphygiëne Deze interventie is gericht op algemene gezondheidsaspec-ten en omgevingsfactoren die een negatieve, dan wel eenbevorderende invloed kunnen hebben op het slaappatroon.Onderwerpen zoals de invloed van daglicht, nicotine enlichaamsbeweging op de slaap komen aan bod. Deze aspec-ten vormen zelden het hoofdprobleem bij mensen metinsomnie. Toch merkt men dat ze er -vaak ondanks hun ken-nis ervan- veelal geen rekening mee houden in hun dage-lijks leven en dat dit een optimaal effect van de therapie inde weg kan staan.

    Onderzoek toont aan dat cognitieve gedragstherapie eenuitgesproken positieve invloed heeft op klachten van slape-loosheid. De inslaaptijd daalt gevoelig, het wakker zijn nahet initieel inslapen vermindert, de slaapefficiëntie stijgt endit bij 74 tot 81% van de patiënten in vergelijking met con-trolegroepen (Smith et al., 1980). Verder heeft men ookaangetoond dat de effecten van CBT duurzaam zijn en bijeen follow-up na 6 maanden nog steeds aanwezig zijn ofnog verder toenemen, dit in tegenstelling tot de farmacolo-gische behandelingen (McClusky et al., 1991) Ongeveer20% van de mensen met insomnie blijkt echter niet ofonvoldoende te reageren op deze interventie. Dit doet ver-moeden dat bij deze groep de focus op lichamelijke en cog-nitieve de-activatie ontoereikend is om een antwoord tebieden op de slaapproblemen, wat ons brengt bij de recen-te onderzoeken die aantonen dat er nog een derde belang-rijke component is, de corticale arousal, die onze aandachtverdient.

    Mindfulness

    Mindfullness is een aandachtsgerichte cognitieve training,dewelke kan opgedeeld worden in twee grote luiken.

    Mindfulness/aandachtstraining:• Het trainen in het aandacht geven aan dat wat er is

    vanuit een niet-oordelende houding in het huidigemoment.

    • Met een beginners-mind aanwezig zijn. Kijken naarwat is, in plaats van uw best doen en te streven naarbeter en meer.

    Cognitieve therapie:• Leren hoe positieve veranderingen kunnen aange-

    bracht worden in de huidige levensstijl.• Het leren verbanden leggen tussen gedachten,

    gevoelens en lichamelijke sensaties en hoe dezeelkaar beïnvloeden.

    Mindfulness blijkt een efficiënte therapie te zijn voor recidi-verende majeure depressies, maar de toepassing bij acutedepressie wordt afgeraden aangezien daar meerdere bijko-mende factoren een rol spelen die de effectieve toepassingvan deze techniek bemoeilijken (Teasdale et al., 2000).

    Verder zou mindfulness ook resulteren in een daling vangevoelens van droefheid en stijging in positieve gedachten(Jain et al., 2007). De toepassing bij andere problematieken,zoals slaapproblemen, is nog niet wetenschappelijk onder-zocht.

    Relaxatie

    In de klinische praktijk worden soms enkel relaxatietechnie-ken aangeleerd voor de behandeling van insomnie. Uitwetenschappelijk onderzoek blijken deze technieken superi-eur aan placebo, met een reductie van de inslaaptijd met41% en het wakker liggen ’s nachts met 41%. Methodengericht op cognitieve relaxatie, zoals meditatie, hebben eeniets groter positief effect dan lichamelijke relaxatietrainin-gen (Woolfolk et al., 1983). Desondanks heeft men nog nietkunnen aantonen dat de effecten van relaxatietrainingeneffectief te wijten zijn aan een daling van de lichamelijkeen/of cognitieve activatie. Deze interventie lijkt het meestgeschikt voor angstige mensen met insomnie, maar zou bijsommige patiënten de prestatie-angst enkel nog doen toe-nemen (Morin, 1993).

    Neurofeedback

    De toepassing van deze methode bij mensen met insomniebevindt zich op dit moment in een experimentele fase,maar is bijzonder beloftevol, zowel als aanvullende compo-nent bij de bestaande cognitief-gedragsmatige therapieën,als voor therapieresistente patiënten.

    Neurofeedback is een zelfregulatiemethode gebaseerd opleertheorieën en meer specifiek op het paradigma van deoperante conditionering. Tijdens deze behandeling wordthet EEG gemeten en krijgt de patiënt onmiddellijk informa-tie (auditief en/of visueel) over zijn of haar hersenfunctio-neren. Het doel van deze training is het normaliseren vanbepaalde hersenfuncties door middel van het remmen ofbekrachtigen van bepaalde hersengolven.Begin jaren ’80 werden reeds twee onderzoeken uitgevoerdnaar de toepassing van verscheidene neurofeedbackproce-dures en biofeedback (spierspanning)training bij mensenmet insomnie (Hauri 1981; Hauri et al.,1982). De verschil-lende behandelingen bleken toen even efficiënt te zijn.

    Besluit

    Ondanks het feit dat insomnie waarschijnlijk de meest voor-komende slaapstoornis is, tonen verscheidene internationa-le studies aan dat deze problematiek vaak ondergediagnos-ticeerd en niet goed begrepen wordt (Everitt D.E. & Avorn J.,1990; Hoghagen F. et al., 1993). Het is duidelijk dat eengoede behandeling pas kan opgestart worden indien eenjuiste diagnose werd gesteld in de vroegste fase van de pro-blematiek, bij voorkeur wanneer deze nog niet chronisch isgeworden.

    december 2010 19

  • Ant

    enne

    20 december 2010

    Onderzoek toont aan dat ongeveer 70% van de patiëntenhun slaapklachten niet melden bij hun huisarts en datslechts één op vier artsen regelmatig het slaappatroonnavraagt bij patiënten. Dit zorgt er voor dat enerzijds insom-nie ondergediagnosticeerd wordt, en anderzijds patiëntenpas hulp zoeken wanneer de slaapklachten chronisch zijn endus moeilijker te behandelen. Daarnaast kunnen slaapklach-ten ook een symptoom of indicatie zijn van andere sluime-rende aandoeningen, dewelke op die manier ook over hethoofd worden gezien en pas later worden behandeld. Eenmaal een diagnose gesteld, kan een aangepaste behan-deling van start gaan.

    Referenties

    • Aloia MS, Arnedt JT, Stepnowsky C, Hecht J, Borrelli B. (2005). Predicting treatmentadherence in obstructive sleep apnea using principles of behavior change. Journalof Clinical Sleep Medicine, 15, 1(4), 346-53

    • Ancoli-Israel, .Cooke JR. (2005). Prevalence and comorbidity of insomnia andeffect on functioning in elderly populations. JAGS, 53, S264-S271

    • Belanger L., Vallieres A., Morin C.M.(2006). Insomnia and increased use of sleepmedication in the elderly. Candadian Family Physician, 52, 968-973

    • Bliwise, D.L. (1993). Sleep in normal aging and dementia. Sleep, 16, 40-81• Bonnet M.H., Arand D.L. (1995). 24-Hour metabolic rate in insomniacs and

    matched normal sleepers. Sleep, 18: 581-588.

    • Bonnet M.H., Arand D.L. (1998). Heart rate variability in insomniacs and matchednormal sleepers. Psychosomatic Medicine, 60: 610-615.

    • Buysse DJ, Browman KE, Monk TH, Reynolds III CF, Fasiczka AL, Kupfer DJ.Napping and 24-h sleep/wake patterns in healthy elderly and young adults.J Am Geriatr Soc 1992;40:779–86.

    • Carskadon M. (2004). Regulation of adolescent sleep: implications for behavior.• Annals of the N Y Academy of Sciences, 1021, 276-91• Chesson Jr.A., Hartse K., McDowell Anderson W., Davila D., Johnson S., Littner M.,

    Wise M., Rafecas J. (2000). Practice Parameters for the evaluation of ChronicInsomnia, Sleep, 23, 1-5

    • Cluydts R. (2003). Comparing the effects of sleep loss after experimental sleepdeprivation and in clinical patients. Sleep Medicine Reviews, 7(4), 293-5 Dang-VuTT, Desseilles M, Peigneux P, Maquet P. (2006). A role for sleep in brain plasticity.Pediatr Rehabilitation, 9(2), 98-118

    • Egner T. & Gruzelier J. (2001). Learned self-regulation of EEG frequency componentsaffects attention and event-related brain potentials in humans. Neuroreport, 12,4155-4160

    • Egner T. Zech T.F., Gruzelier J. (2004). The effects of neurofeedback training onthe spectral topography of the electroencephalogram. Clinical Neurophysiology,115, 2452-2460

    • Everitt D.E. & Avorn J. (1990). Clinical decision-making in the evaluation andtreatment of insomnia. Amer J Med, 89, 357-362

    • Feinberg, I. (1974). Changes in sleep cycles patterns with age. J Psychiatr Res,10, 283-306

    • Foley, D. Monjan,A, Brown, SL, Simonsick, M; Wallace, RB, Blazer, DG. (1995).Sleep Complaints Among Elderly Persons: An Epidemiologic Study Of ThreeCommunities. Sleep, 18, 425-432

    • Fox D.J., Tharp D.F., Fox L.C. (2005). Neurofeedback: an alternative and efficacioustreatment for attention deficit hyperactivity disorder. Applied Psychophysiologyand Biofeedback, 30, 365-373

    • Goldman, SE, Hall, M. (2008). Association between Nighttime Sleep andNapping in Older Adults. Sleep, 31, 733-740

    • Goldman, SE, et al. (2008). Association between Nighttime Sleep and Nappingin Older Adults. Sleep, 31, 733-740

    • Hammond D.C. (2005). Neurofeedback treatment of depression and anxiety.Journal of Adult Development, 12, 131-138

    • Hauri P. (1981). Treating psychophysiologic insomnia with biofeedback. Archiveof General Psychiatry, 38, 752-758

    • Hauri P., Percy L., Hellekson C., Hartman E., Russ D. (1982). The treatment ofpsychophysiologic insomnia with biofeedback: a replication study. Biofeedbackand Self Regulation, 1982, 223-235

    • Hohagan F., Rink K., Kappler C., et al. (1993). Prevalence and treatment ofinsomnie in general practice. A longitudinal study. Eur Arch Psychiatry ClinNeurosci, 242, 329-336

    • Irwin M., Clark C., Kennedy B., Christian G.J., Ziegler M. (2003). Nocturnalcatecholamines and immune function in insomniacs, depressed patients, andcontrol subjects. Brain Behavior and Immunity, 17: 365-372.

    • Jain S., Shapiro S.L., Swanick S., Roesch S.C., Mills P.J., Bell I., Schwartz G.E.R.(2007). A Randomized Controlled Trial of Mindfulness Meditation VersusRelaxation Training: Effects on Distress, Positive States of Mind, Rumination, andDistraction. Annals of Behavioural Medicine, 33, 11-21

    • Jansson M, Linton SJ. (2006). Psychosocial work stressors in the developmentand maintenance of insomnia: a prospective study. Journal of OccupationalHealth Psychology, 11(3), 241-8

    • Jansson M, Linton SJ. (2006). The development of insomnia within the first year:a focus on worry. British Journal of Health Psychology, 11(3), 501-11

    • Kropotov J.D., Grin-Yatsenko V.A., Ponomarev V.A., Chutko L.S., Yakovenko E.A.,Nikishena I.S. (2005). ERP correlates of EEG relative beta training in ADHD children.International Journal of Psychophysiology, 55, 23-34

    • McCall, V. (2005). Diagnosis and management of insomnia in older people. J AmGeriatr Soc 53:S272–S277

    • McClusky H.Y., Milby J.B., Switzer P.K., Williams V., Wooten V. (1991). Efficacy ofbehavioral versus triazolam treatment in persistent sleep-onset insomnia.American Journal of Psychiatry, 148: 121-126.

    • Merica H., Blois R., Gaillard. J.-M. (1998). Spectral characteristics of sleep EEG inchronic insomnia. European Journal of Neuroscience, 10, 1826-1834

    • Morphy H, Dunn KM, Lewis M, Boardman HF, Croft PR. (2007). Epidemiology ofinsomnia: a longitudinal study in a UK population. Sleep, 30(3), 274-80

    • Morin AK, Jarvis CI, Lynch AM. (2007). Therapeutic options for sleep-maintenanceand sleep-onset insomnia. Pharmacotherapy, 27(1), 89-110

    • Morin C.M. (1993). Insomnia: Psychological assessment and management. NewYork: The Guilford Press.

    • Nofzinger E.A., Buysse D.J., Germain A., Price J.C., Miewald J.M., Kupfer D.J.(2004). Functional neuroimaging evidence for hyperarousal in insomnia.American Journal of Psychiatry, 161, 2126-2129

    • Ohayon MM, Carskadon MA, Guilleminault C, et al. Meta-analysis of quantitativesleep parameters from childhood to old age in healthy individuals: developingnormative sleep values across the human lifespan. Sleep 2004; 27:1255–1273

    • Perlis M.L., Giles D.E., Mendelson W.B., Bootzin R.R., Wyatt J.K. (1997).Psychophysiological insomnia: the behavioural model and a neurocognitiveperspective. Journal of Sleep Research, 6, 179-188

    • Perlis M.L., Smith M.T., Orff H., Andrews P., Giles D.E. (2001). Beta/gamma activityin patients with insomnia and good sleepers controls. Sleep, 24, 110-117

    • Peterson MJ, Benca RM. (2006). Sleep in mood disorders. Psychiatric Clinics ofNorth America 29(4), 1009-32

    • Redline S., Kirchner H.L., Quan S.F., Gottlieb D.J., Kapur V., Newman A. (2004).The Effects of Age, Sex, Ethnicity, and Sleep-Disordered Breathing on SleepArchitecture. Arch Intern Med, 164, 406-418

    • Sivertsen B., Omvik S., Pallesen S., Bjorvatn B., Havik O.E., Kvale G., Nielsen G.H.,NordhusI.H.(2006). Cognitive Behavioral Therapy vs Zopiclone for Treatment ofChronic Primary Insomnia in Older Adults: A Randomized Controlled Trial. JAMA,295, 2851-2858

    • Smith M.L., Glass G.V., Miller T.L. (1980). The benefits of psychotherapy.Baltimore: Johns Hopkins University Press.

    • Sterman M.B., Howe R.C., McDonald L.R. (1970). Facilitation of spindle-burstsleep by conditioning of electroencephalographic activity while awake. Science,167, 1146-1148

    • Summers M.O., Crisostomo M.I., Stepanski E.J. (2006). Recent developments inthe classification, evaluation, and treatment of insomnia. Chest., 130(1), 276-86

    • Teasdale J.D., Williams J.M.G., Soulsby J.M., Segal Z.V., Ridgeway V.A., Lau M.A.(2000). Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68, 615-623

    • Tononi G., Cirelli C. (2006). Sleep function and synaptic homeostasis. SleepMedicine Reviews, 10(1), 49-62

    • Vernon D. (2005). Can neurofeedback enhance performance? An evaluation ofthe evidence with implications for future research. Applied Psychophysiologyand Biofeedback, 30, 347-364

    • Vernon D., Egner T., Cooper N., Compton T., Neilands C., Sheri A., Gruzelier J.(2003). The effect of training distinct neurofeedback protocols on aspects ofcognitive performance. International Journal of Psychophysiology, 47, 75-85

    • Walker J.E. & Kozlowski G.P. (2005). Neurofeedback treatment of epilepsy. Childand Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 14, 163-176

    • Wolkove N., Elkholy O., Baltzan M., Palayew M. (2007). Sleep and aging: 1.Sleep disorders commonly found in older people, CMAJ, 176, 1299-1304

    • Woolfolk R.L., McNulty T.F. (1983). Relaxation treatment for insomnia: A componentanalysis. Journal of Consulting and Clinical Psychology 51: 495-503

  • Ant

    enne

    Hypersomnia of hypersomnolentie

    Bij hypersomnia ervaart de patiënt dagelijks meermaals epi-soden van enorme slaperigheid. Men voelt zich dus nietgewoon moe of vermoeid, maar wordt bij momenten over-mand door de slaap. Dit komt vooral tot uiting in permissie-ve omstandigheden: zittend werk, tv-kijken, autorijden…Zolang men actief in beweging is, zal men minder geneigdzijn in slaap te vallen. Vaak is hypersomnolentie geen aan-doening op zich, maar het gevolg van een ander probleemzoals apneu, restless legs, psychiatrische ziekten, infectie-ziekten, schildklierproblemen…

    Narcolepsie

    Niet te verwarren met hypersomnia is de neurologischestoornis narcolepsie. De voornaamste symptomen zijnslaapaanvallen (van 10-30 minuten) waarbij je naast eenoverdreven slaperigheid overdag regelmatig plots, bij-voorbeeld tijdens een gesprek, ongecontroleerd in slaapvalt. Daarnaast heb je bij narcolepsie ook aanvallen vanopeens in elkaar zakken door een plotse kortdurende ver-slapping van de spieren (kataplexie), meestal uitgeloktdoor intense emoties of opwinding. Een derde kenmerkzijn de hypnagoge hallucinaties of het waarnemen (voor-al tijdens het inslapen) van extreem levendige droom-beelden die soms nauwelijks van de werkelijkheid teonderscheiden zijn. Deze hallucinaties gaan dikwijlsgepaard met slaapverlamming (zie verder). Er is eenmedicamenteuze behandeling van symptomen mogelijk,maar voorlichting van familie en werkgever, en aanpassenvan het levensritme zijn belangrijk. Deze aandoening issociaal zeer invaliderend.

    Insomia

    Insomnia of slapeloosheid houdt in dat men regelmatig pro-blemen ervaart bij het inslapen of doorslapen. Het is eenveelvoorkomende aandoening met belangrijke gevolgenvoor de levenskwaliteit, die vele oorzaken kan kennen. Wespreken van slapeloosheid als er klachten zijn van de slaap,met gevolgen overdag (bijvoorbeeld slaperigheid, concen-tratieproblemen, prikkelbaarheid, problemen met je geheu-gen…) Slapeloosheid is dus altijd een 24-uren-probleem.Wie klaagt van slaapproblemen maar overdag perfect func-tioneert, slaapt waarschijnlijk meer uren dan hij of zij zelf

    SLAAPSTOORNISSEN KOMEN IN ALLERHANDE GEDAANTEN

    VOOR, HIER EN DAAR KOMEN ENKELE AAN BOD IN DEZE

    ANTENNE. SOMS ZOU JE ECHTER HET SPOOR WAT BIJSTER

    RAKEN TUSSEN AL DIE DUBBELE EN SOMS EXOTISCH TER-

    MEN. IK ZET DE VOORNAAMSTE DAAROM EVEN KORT, MET

    WAT TOELICHTING, OP EEN RIJTJE.

    Bruno Ariens

    huisarts, slaapcoach

    december 2010 21

    BRUNO ARIENS

    Slaapstoornissen– een overzicht

  • Ant

    enne

    22 december 2010

    inschat. We spreken hier van vermeende slapeloosheid.Voor meer uitleg verwijzen kun je terecht bij het artikel‘Slaap, slaapstoornissen en hun behandeling’.

    Parasomnia

    De term parasomnia staat voor een waaier aan aandoenin-gen die getypeerd worden door ongewenste fysieke feno-menen tijdens de slaap. Ze spreken vaak tot de verbeelding

    en zijn meestal goed gekend bij de bevolking. We noemenenkele van de voornaamste.

    SlaapwandelenDit gedrag stelt zich vooral één tot drie uur na het inslapenen duurt gemiddeld slechts een kwartier. De slaapwande-laar, al dan niet met geopende ogen, beweegt zich rond enstelt automatische en soms complexe handelingen, zoalspianospelen, maar heeft geen controle over zijn gedrag enverkeert in diepe slaap. Hij heeft problemen om vlot deovergang van een diepe slaapfase naar een meer opper-vlakkige fase te nemen en blijft als het ware tussen beidehangen. Slaapwandelaars zijn moeilijk te wekken en herin-neren zich de volgende dag vrijwel niets van hun escapade.

    We zien dit gedrag meestal bij jonge kinderen en vaak ver-dwijnt het vanzelf. Belangrijk is te zorgen voor een regelma-tig slaappatroon, oververmoeidheid te mijden en de ruimtesveilig te maken (hoeken inkapselen, ramen sluiten…)

    Praten in de slaapDit is een goedaardig verschijnsel dat weinig gevolgenheeft, tenminste zolang de bedpartner de nachtelijke onzinniet voor waar aanneemt. Sommige mensen mompelen,

    andere vertellen hele verhalen. Het beste is om de praatgra-ge slaper met rust te laten en geen gesprek proberen aan tegaan.

    SlaapstuipBij een slaapstuip heeft men het gevoel in een put te vallenen gaat er een soort schok door je heen, doorgaans tijdensde fase van het inslapen. Het artikel ‘Slaap’ vertelt er ietsmeer over.

    Nachtangst of pavor nocturnusKinderen die hieraan lijden, meestal tussen 2 en 12, ontwa-ken zeer bruusk, angstig en vaak gillend uit hun slaap. Ditontwaken is echter onvolledig en het kind blijft gedeeltelijk

  • diep in slaap, waardoor het verward en vrij onaanspreek-baar is. Dit fenomeen komt voor tijdens de eerste uren vande slaap. In tegenstelling tot bij nachtmerries, zijn hier geendromen de oorzaak van de angst. Een kind dat ontwaakt uiteen nachtmerrie is goed wakker en dus wel aanspreekbaarzodat het kan getroost worden. De volgende ochtend herin-nert het kind zich niets. Oorzaak nummer 1 van pavor noc-turnus is vermoeidheid. Andere uitlokkende factoren zijnangst of spanningen, maar ook koorts of medicatie kannachtangst veroorzaken Het beste is de slaper rustig en een-voudig toe te spreken. Je kunt proberen om deze aanvallente voorkomen door het kind voldoende te laten slapen, eengoed bedtijdritueel in te lassen en op te letten met stimule-rende drankjes of activiteiten voor het slapengaan.

    Ritmische bewegingsstoornissenDeze term slaat op een parasomnie die eveneens typisch isvoor jonge kinderen en vaak met de jaren verdwijnt. Meestvoorkomend zijn hoofdbonken en wentelen.

    Tandenknarsen of bruxisme Deze benaming verklaart zichzelf. De slaper maakt malendebewegingen met de kaken of schuurt de tanden over elkaar.Het kan leiden tot spierpijnen, slijtage aan de tanden engewrichten, hoofd- en aangezichtspijn. De oorzaken zijn ergdivers en dus moeilijk te achterhalen. Een tandarts of fysio-therapeut kan wel helpen de schade te beperken.

    NachtmerriesWe spreken van nachtmerries wanneer men dromen beleeftmet een angstwekkende inhoud. Meer uitleg vind je in hetartikel ‘Een tipje van de droomsluier gelicht’.

    REM-slaapgedragsstoornisHier schort er iets met het mechanisme dat de bewegingonderdrukt tijdens de REM-slaap. Een aantal bewegingen,vaak passend bij de droominhoud, worden dan uitgevoerdwaardoor de slaper een gevaar voor zichzelf en de bedpart-ner kan worden.

    Slaapverlamming of slaapparalyseSlaapverlamming heeft dan weer betrekking op het omge-keerde fenomeen: gedurende enkele minuten na het ont-waken (of voor het inslapen) kan men zich niet bewegen.Soms wordt ook een druk op de borst ervaren. Omdat deoogspieren niet verlamd zijn, kan het helpen om snel metde ogen heen en weer te rollen. Mensen die onder zwarestress staan, narcoleptici en personen met bepaalde psychi-atrische problemen zijn er extra gevoelig voor.

    Restless legs

    Onder deze noemer verstaan we vervelende, tintelendegewaarwordingen in de ledematen, meestal de benen. Menheeft voortdurend de behoefte om de benen te bewegen enkan moeilijk inslapen. Door de benen te bewegen, verdwijnt

    het vervelende gevoel. Het treedt vrijwel uitsluitend ‘savonds of ’s nachts op en alleen maar als je rustig in je zetelzit of op je bed ligt. Als deze kenmerken aanwezig zijn, vol-staat dit bijna zeker om de diagnose te kunnen stellen. Dezeaandoening geeft een flinke verstoring van de slaap zodateen behandeling absoluut geen overbodige luxe is. Praatdaar over met je huisarts.

    Periodieke beenbewegingen of PLMS

    Bij periodic limb movement syndrome (PLMS) maakt hetbeen korte, reflexachtige bewegingen met een regelmatiginterval. Het kan bij één of beide benen voorkomen en kanleiden tot insomnie en hypersomnolentie omdat het deslaap verstoort. Het gebeurt tijdens de slaap, dus je weet ditzelf niet. Hier is de uitleg van de eventuele bedpartner ergbelangrijk voor de diagnose.

    Apneusyndroom

    Apneu is een aandoening waarbij men tijdelijk (+/- 10 secon-den) geen adem krijgt tijdens de slaap, en dat op herhaal-de basis. De oorzaak is ofwel te zoeken bij de reguleringvan de ademhaling in de hersenen (centraal apneu) ofwelbij een afsluiting van de luchtwegen (obstructief apneu).Vooral deze laatste vorm kenmerkt zich door snurkgeluiden.De ademhalingspauzes verhinderen een diepe slaap, waar-door insomnie en hypersomnolentie kunnen optreden. Inde bijdrage ‘De zandman binnenste buiten’ vind je er meerover.

    Slaap-waakstoornissen

    Vervroegde of vertraagde slaapfasesyndroomWanneer men zo uitgesproken respectievelijk ochtend- ofavondmens is dat men moeilijk of niet meer kan functione-ren, spreekt men van deze syndromen.

    Ploegenwerksyndroom en jetlag Wie op onregelmatige of ongebruikelijke tijden gaat slapen,bijvoorbeeld door ploegenwerk of verplaatsing over ver-schillende tijdzones, kan slaapstoornissen ontwikkelen dooreen ontregelde interne klok. Deze ontregeling kan nog jarenaanhouden, zelfs na het stoppen van ploegenwerk, zodataandacht geven aan een goede planning en beschermingvan de slaap noodzakelijk is.

    Meer lezen? • www.uitgeslapenwakker.be• Bruno Ariens, Uitgeslapen wakker worden (Standaard Uitgeverij, 2010). Dit is

    een praktisch zelfhulpboekje voor jongeren en volwassen en met