Angst voor terugkeer van borstkanker na genezing: de rol van somatosensore amplificatie en trekangst

5
NOTITIE Angst voor terugkeer van borstkanker na genezing: de rol van somatosensore amplificatie en trekangst Katrien Verhoeven Geert Crombez Stefaan Van Damme Summary Fear of breast cancer recurrence: The role of somatosensory amplification and trait anxiety This study investigates the fear of breast cancer recur- rence and its relationship with trait anxiety and somato- sensory amplification. Fifty-six former Belgian breast cancer patients participated in a questionnaire study which included theFear of Recurrence Questionnaire(Northouse, 1981), theSomatosensory Amplification Scale(Barsky et al., 1988) and theState-Trait Anxiety Inventory(Spielberger et al., 1983). Results indicated that the majority experienced fear of cancer recurrence. Participants who were more vigilant to somatic arousal, reported more fear of disease recurrence. Results are dis- cussed in terms of the prevention of fear of recurrence. Inleiding Borstkanker is een van de meest voorkomende kankers in Vlaanderen en Nederland (Van Eyken, 1998; Visser, Coeberg, Van Dijck, & Siesling, 2002). Efficie¨nte behan- delingsvormen zorgen ervoor dat steeds meer patie¨nten de ziekte overwinnen. Hierdoor dringt zich een wijziging in focus op. In het verleden ging alle interesse uit naar de behandeling en het overleven. Stilaan wordt echter dui- delijk dat ook aandacht besteed moet worden aan de levenskwaliteit van de ex-patie¨ nt. Angst voor terugkeer van de ziekte kan de levenskwa- liteit op een negatieve wijze beı¨nvloeden (Mulan, 1984; Muzzin, Anderson, Figueredo, & Gudelis, 1994; Welch- McCaffrey, Hoffman, Leigh, Loescher, & Meyskens, 1989). Na de behandeling wordt de ex-patie¨nt immers geconfronteerd met de onzekerheid omtrent zijn gezond- heidsstatus. De ziekte is dan wel overwonnen, maar de patie¨nt heeft geen enkele garantie dat de kanker niet opnieuw zal toeslaan. Deze onwetendheid kan het gevoel van zelfcontrole aantasten en roept angst op. In welke mate ex-kankerpatie¨nten dergelijke angsten ervaren, is nog onduidelijk (Lee-Jones, Humphris, Dixon, & Hat- cher, 1999). De ervaring van lichamelijke gewaarwordingen speelt mogelijk een rol in het uitlokken van ‘angst voor terug- keer’ (Easterling & Leventhal, 1989; Somerfield, Stefa- nek, Smith, & Padberg, 1999). Sommige personen zijn sterker gefocust op lichamelijke sensaties dan anderen. Bepaalde persoonlijkheidsfactoren zoals ‘somatosensore amplificatie’ (Barsky, Goodson, Lane, & Cleary, 1988) en ‘negatieve affectiviteit’ (Watson & Pennebaker, 1989) zouden hierbij een rol spelen. Personen die hoog scoren op deze constructen zijn hypervigilant voor somatische en viscerale sensaties en zijn meer geneigd om deze sen- saties als bedreigend te interpreteren. Verwacht wordt dat deze personen meer lichamelijke symptomen zullen rapporteren, deze sneller als bedreigend zullen interpre- teren en bijgevolg meer ‘angst voor terugkeer’ zullen ervaren (Somerfield et al., 1999). Deze hypothese werd tot op heden niet getoetst. Deze studie heeft als doel om na te gaan in hoeverre een proefgroep van Belgische ex-borstkankerpatie¨ nten ‘angst voor terugkeer’ ervaart. Daarnaast zal het ver- band onderzocht worden tussen ‘angst voor terugkeer’, ‘somatosensore amplificatie’ en ‘negatieve affectiviteit’. Katrien Verhoeven, en, (*) Alle auteurs zijn werkzaam bij de Vakgroep Experimenteel- Klinische en Gezondheidspsychologie, Universiteit Gent, Belgie¨. Correspondentieadres: Katrien Verhoeven, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie, Universiteit Gent, Henri Dunantlaan 2, 9000 Gent, Belgie¨. E-mail: [email protected] gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23 DOI 10.1007/BF03071046 13

Transcript of Angst voor terugkeer van borstkanker na genezing: de rol van somatosensore amplificatie en trekangst

NOTITIE

Angst voor terugkeer van borstkanker na genezing: de rol van

somatosensore amplificatie en trekangst

Katrien Verhoeven � Geert Crombez � Stefaan Van Damme

Summary Fear of breast cancer recurrence: The role of

somatosensory amplification and trait anxiety

This study investigates the fear of breast cancer recur-

rence and its relationship with trait anxiety and somato-

sensory amplification. Fifty-six former Belgian breast

cancer patients participated in a questionnaire study

which included the‘Fear of Recurrence Questionnaire’

(Northouse, 1981), the’Somatosensory Amplification

Scale’ (Barsky et al., 1988) and the‘State-Trait Anxiety

Inventory’ (Spielberger et al., 1983). Results indicated

that the majority experienced fear of cancer recurrence.

Participants who were more vigilant to somatic arousal,

reported more fear of disease recurrence. Results are dis-

cussed in terms of the prevention of fear of recurrence.

Inleiding

Borstkanker is een van de meest voorkomende kankers

in Vlaanderen en Nederland (Van Eyken, 1998; Visser,

Coeberg, Van Dijck, & Siesling, 2002). Efficiente behan-

delingsvormen zorgen ervoor dat steeds meer patienten

de ziekte overwinnen. Hierdoor dringt zich een wijziging

in focus op. In het verleden ging alle interesse uit naar de

behandeling en het overleven. Stilaan wordt echter dui-

delijk dat ook aandacht besteed moet worden aan de

levenskwaliteit van de ex-patient.

Angst voor terugkeer van de ziekte kan de levenskwa-

liteit op een negatieve wijze beınvloeden (Mulan, 1984;

Muzzin, Anderson, Figueredo, & Gudelis, 1994; Welch-

McCaffrey, Hoffman, Leigh, Loescher, & Meyskens,

1989). Na de behandeling wordt de ex-patient immers

geconfronteerd met de onzekerheid omtrent zijn gezond-

heidsstatus. De ziekte is dan wel overwonnen, maar de

patient heeft geen enkele garantie dat de kanker niet

opnieuw zal toeslaan. Deze onwetendheid kan het gevoel

van zelfcontrole aantasten en roept angst op. In welke

mate ex-kankerpatienten dergelijke angsten ervaren, is

nog onduidelijk (Lee-Jones, Humphris, Dixon, & Hat-

cher, 1999).

De ervaring van lichamelijke gewaarwordingen speelt

mogelijk een rol in het uitlokken van ‘angst voor terug-

keer’ (Easterling & Leventhal, 1989; Somerfield, Stefa-

nek, Smith, & Padberg, 1999). Sommige personen zijn

sterker gefocust op lichamelijke sensaties dan anderen.

Bepaalde persoonlijkheidsfactoren zoals ‘somatosensore

amplificatie’ (Barsky, Goodson, Lane, & Cleary, 1988)

en ‘negatieve affectiviteit’ (Watson & Pennebaker, 1989)

zouden hierbij een rol spelen. Personen die hoog scoren

op deze constructen zijn hypervigilant voor somatische

en viscerale sensaties en zijn meer geneigd om deze sen-

saties als bedreigend te interpreteren. Verwacht wordt

dat deze personen meer lichamelijke symptomen zullen

rapporteren, deze sneller als bedreigend zullen interpre-

teren en bijgevolg meer ‘angst voor terugkeer’ zullen

ervaren (Somerfield et al., 1999). Deze hypothese werd

tot op heden niet getoetst.

Deze studie heeft als doel om na te gaan in hoeverre

een proefgroep van Belgische ex-borstkankerpatienten

‘angst voor terugkeer’ ervaart. Daarnaast zal het ver-

band onderzocht worden tussen ‘angst voor terugkeer’,

‘somatosensore amplificatie’ en ‘negatieve affectiviteit’.

Katrien Verhoeven, en, (*)Alle auteurs zijn werkzaam bij de Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie, Universiteit Gent,Belgie. Correspondentieadres: Katrien Verhoeven, FaculteitPsychologie en Pedagogische Wetenschappen, VakgroepExperimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie,Universiteit Gent, Henri Dunantlaan 2, 9000 Gent, Belgie.E-mail: [email protected]

gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23

DOI 10.1007/BF03071046

13

Verwacht wordt dat personen die hypervigilant zijn voor

somatische en viscerale sensaties (somatosensore ampli-

ficatie) en die deze sensaties eerder als bedreigend gaan

ervaren (negatieve affectiviteit), meer ’angst voor terug-

keer’ zullen ervaren.

Methode

Deelnemers

De deelnemers werden gecontacteerd via de Belgische

borstkankerzelfhulpgroep ‘Leven zoals Voorheen’.

Deze zelfhulpgroep wordt gedragen door 33 vrijwilligers,

zelf ex-borstkankerpatienten, die lotgenoten met steun

en raad bijstaan. Alle vrijwilligers kregen een pakket

toegestuurd met drie vragenlijstenveloppen. Een enve-

loppe was bestemd voor de vrijwilliger zelf, de twee

andere waren voor lotgenoten, die eveneens de ziekte

overwonnen hadden. In totaal werden 57 van de 99 enve-

loppen teruggestuurd (58%). Bij de verwerking werden

de gegevens van 1 mannelijke respondent buiten

beschouwing gelaten, zodat de onderzoekspopulatie uit-

sluitend uit vrouwelijke ex-borstkankerpatienten

bestond (N=56). De leeftijd van de respondenten vari-

eerde van 38 tot 75 jaar (M=57.70, SD=8.83). Het

merendeel was gehuwd (73.2%) en had kinderen

(82.2%). Bij 62.5% werd de kankerdiagnose 5 jaar of

langer geleden gesteld. 83.9% kende geen herval. Verdere

sociodemografische gegevens staan vermeld in Tabel 1.

Meetinstrumenten

Angst voor terugkeer

Angst voor terugkeer van de kanker werd gemeten met

de ‘Fear of Recurrence Questionnaire’ (FOR-Q; Nort-

house, 1981). Deze vragenlijst werd in samenwerkingmet

de auteur in het Nederlands vertaald (vertaling/terugver-

taling). De vragenlijst bestaat uit 22 items gemeten op een

vijfpuntsschaal. De antwoordalternatieven varieren van

(1) ‘volledig akkoord’, tot (5) ‘helemaal niet akkoord’.

Trekangst

Volgens Watson en Pennebaker (1989) vindt ‘negatieve

affectiviteit’ een goede operationalisatie in trekangst. In

deze studie werd trekangst gemeten met de angstdisposi-

tieschaal van de ‘Zelfbeoordelingsvragenlijst’ (ZBV; Van

der Ploeg, 2000), een Nederlandse vertaling van de State-

Trait Anxiety Inventory (STAI; Spielberger, Gorsuchn,

Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983). Deze vragenlijst bestaat

uit 20 items gemeten op een Likert-schaal van 1 (bijna

nooit/geheel niet) tot 4 (bijna altijd/zeer veel). Psycho-

metrisch onderzoek toont een sterke interne consistentie

voor deze schaal (Hermans, 1994).

Somatosensore amplificatie

Om na te gaan in hoeverre de proefpersonen hypervigi-

lant zijn voor somatische en viscerale sensaties werd de

‘Somatosensore Amplificatie Schaal’ (SSAS; Barsky et

al., 1988) afgenomen. De SSAS bestaat uit 10 items

gemeten op een 5-punt-Likertschaal. De antwoordalter-

natieven varieren van 0 (niet) tot 4 (volledig). Onderzoek

bij hypochondriepatienten toont een goede interne con-

sistentie en test-hertest betrouwbaarheid van deze schaal

(Barsky, Wyshak, & Klerman, 1990).

Resultaten

Via descriptieve analyses werd de aanwezigheid van

‘angst voor terugkeer’ nagegaan. Opmerkelijk is dat

twee derde van de respondenten (66.2%) op een item

van de vertaalde FOR-Q, dat rechtstreeks vraagt naar

de bezorgdheid voor de terugkeer van de ziekte, positief

antwoordde.

Tabel 1 Sociodemografische gegevens van de steekproef

N=56 %

Behandeling

Lumpectomie 19 33.9

Mastectomie 39 69.6

Chemotherapie 26 46.4

Radiotherapie 36 64.3

Hormoontherapie 15 26.8

Andere 4 7.1

N=45 %

Lengte overlevingsinterval

< 1 jaar 2 4.4

1-2 jaar 7 15.6

2 -3 jaar 3 6.7

3 - 4 jaar 4 8.9

4 - 5 jaar 4 8.9

> 5 jaar 25 55.6

N=56 %

Opleiding

Lager onderwijs 4 7.1

Lager secundair onderwijs 10 17.9

Hoger secundair onderwijs 23 41.1

Hoger onderwijs buiten universiteit 16 28.6

Universitair onderwijs 3 5.4

20 gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23

13

Om de relatie te bestuderen tussen ‘angst voor terug-

keer’, ’somatosensore amplificatie’ en ‘trekangst’ werden

correlaties berekend (Pearson). Er werden significante

verbanden gevonden tussen ‘angst voor terugkeer’ en

zowel ‘trekangst’ (r=.55, p<.01) als ‘somatosensore

amplificatie’ (r=.54, p<.01). Deelnemers die vigilant

waren voor lichamelijke gewaarwordingen en die deze

eerder als bedreigend interpreteerden rapporteerden

meer ‘angst voor terugkeer’. ‘Somatosensore amplifica-

tie’ en ‘trekangst’ waren ook onderling gerelateerd

(r=.51, p<.01).

Om na te gaan of ‘somatosensore amplificatie’ en

‘trekangst’ een significant deel van de variantie van

‘angst voor terugkeer’ verklaarden werd een stepwisere-

gressie-analyse uitgevoerd. Naast ‘somatosensore ampli-

ficatie’ en ‘trekangst’ werden als onafhankelijke

variabelen de behandeling, overlevingsduur, leeftijd en

opleiding van de respondenten in de analyse betrokken.

Resultaten (Tabel 3) tonen aan dat ‘somatosensore

amplificatie’, het ‘overlevingsinterval’, ‘mastectomie’ en

de leeftijd van de proefpersonen unieke voorspellers

waren voor ‘angst voor terugval’. Samen verklaarden

deze variabelen 53.0% van de variantie. ‘Somatosensore

amplificatie’ verklaarde het grootste deel van de variantie

(R2 change= .28, a=.27). ‘Trekangst’ was geen signifi-

cante voorspeller.

Discussie

In deze studie werd nagegaan in hoeverre een Belgische

groep van ex-borstkankerpatienten kampt met de angst

om weer kanker te krijgen. Het is moeilijk om in absolute

termen aan te geven in hoeverre er sprake is van ‘angst

voor terugkeer’. Er bestaan immers geen cut-off scores

noch normen voor de vertaalde ‘Fear of Recurrence

Questionnaire’ (‘Vrees voor Herval Vragenlijst’). De

gemiddelde score op deze vragenlijst komt evenwel

overeen met wat andere onderzoekers vonden (Nort-

house, 1981; Mast, 1998). Blijkbaar treedt ‘angst voor

terugkeer’ bij ex-borstkankerpatienten frequent op en is

het eigen aan het overlevingsproces (Johnson Vickberg,

2001). In deze studie geeft twee derde van de proefperso-

nen aan zich wel eens zorgen te maken over een mogelijk

terugkeer van de kanker.

Zoals verwacht spelen ‘trekangst’ en ‘somatosensore

amplificatie’ een belangrijke rol bij het uitlokken van

‘angst voor terugkeer’. Het lijkt er dus op dat het ervaren

van lichamelijke sensaties, het aandachtig zijn voor der-

gelijke sensaties en het interpreteren van deze gewaar-

wordingen een grote rol spelen in het uitlokken van

‘angst voor terugkeer’. Uit deze studie blijkt dat het

voornamelijk de alertheid voor de ervaring van lichame-

lijke symptomen is die een uitlokkende rol speelt. ‘Trek-

angst’ speelt een minder belangrijke rol. Het is mogelijk

dat ‘trekangst’ eerder als een kwetsbaarheidsfactor fun-

geert in de wijze waarop een patient omgaat met lichame-

lijke gewaarwordingen. Zo zal een angstig persoon de

lichamelijke symptomen die hij ervaart sneller als een

bedreiging gaan interpreteren (Cameron, Leventhal, &

Love, 1998; Goubert, Crombez, & Van Damme, 2004).

Een bedreigende gedachte kan in dit geval zijn : ‘Ik voel

iets, misschien is de kanker terug’. Kenmerkend voor

angst – en wellicht ook voor ‘angst voor terugkeer’ – is

dat deze gepaard gaat met een aantal angstsymptomen.

Samen met de initiele lichamelijke gewaarwordingen

kunnen ze de gedachte dat de kanker teruggekeerd is

voeden. Dit heeft tot gevolg dat de ‘angst voor terugkeer’

bij de patient steeds groter wordt. We krijgen dus als het

ware een vicieuze cirkel. Als de patient daarenboven een

aandachtsstijl (zoals ‘somatosensore amplificatie’) han-

teert die ervoor zorgt dat hij sneller dergelijke lichame-

lijke symptomen bij zichzelf opmerkt, dan zal

bovenstaand proces sneller optreden. Voor de klinische

praktijk betekent dit dat hulpverleners ervoor moeten

zorgen dat de vicieuze cirkel doorbroken wordt. Dit

Tabel 2 Descriptieve statistieken van de vragenlijsten en interne consistentie (Cronbach’s a)

Cronbach a Mogelijk bereik Studie bereik M SD

Angst voor terugkeer .93 22-110 33-109 74.32 16.64

Somatosensore amplificatie (SSAS) .70 0-40 0-33 15.82 6.59

Trekangst (ZBV DY-2) .96 20-80 21-80 42.08 14.32

Tabel 3 Stepwise Regressie Analyse

Afhankelijke variabele Predictoren ß R2 Change R2 Adj R2

Angst voor terugkeer Somatosensore amplificatie .27** .28 .28 .27

Mastectomie .40* .12 .53 .50

Overlevingsinterval -.37* .13 .41 .38

Leeftijd -.23** .05 .58 .53*p<.05,** p<.01

gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23 21

13

kan bijvoorbeeld door de patient te leren een onderscheid

te maken tussen symptomen die er effectief op wijzen dat

de kanker teruggekeerd is en symptomen die neutraal zijn

en horen bij het dagelijkse leven. Op die manier kan de

patient neutrale symptomen normaliseren, zodat deze

niet onnodig stress en angst uitlokken. Daarnaast kan

de patient, als hij weet voor welke gewaarwordingen alert

te zijn, sneller hulp zoeken indien er sprake is van terug-

keer van de kanker.

Naast ‘somatosensore amplificatie’ bleken de duur

van het overlevingsinterval, mastectomie als behande-

lingsvorm en de leeftijd van de ex-patient eveneens

belangrijke voorspellende factoren van ‘angst voor terug-

keer’. De bevinding dat de angst voor een mogelijke

terugkeer vermindert met de tijd wordt ondersteund

door de onderzoeksresultaten van Ellman en Thomas

(1995) enMast (1998). Informatie over ‘angst voor terug-

keer’ en de uitlokkende rol van lichamelijke sensaties

wordt dan ook best gegeven in de periode direct na de

behandeling.

Uit dit onderzoek blijkt dat patienten die een mastec-

tomie ondergaan hebben eveneens meer ‘angst voor

terugkeer’ rapporteren. Een mogelijke verklaring voor

deze bevinding is dat mastectomiepatienten door de lit-

tekens van deze toch wel ingrijpende operatie telkens

opnieuw herinnerd worden aan de ziekte, waardoor de

‘angst voor terugkeer’ levend gehouden wordt (Hall &

Fallowfield, 1989). Hulpverleners houden best in gedach-

ten dat mastectomiepatienten in deze context mogelijk

een risicogroep vormen.

Ook jongere patienten vormen mogelijk een risico-

groep. ‘Angst voor terugkeer’ neemt af met de leeftijd,

wat eveneens door andere studies ondersteund wordt

(Hilton, 1989; Mast, 1998; Stanton, Danoff-Burg, &

Huggins). Het geven van informatie kan van belang zijn

om jongere patienten gerust te stellen, waardoor angsten

minder kans krijgen te ontsporen.

Dit onderzoek had een aantal beperkingen. Ten eerste

bestond de proefgroep uitsluitend uit personen van een

zelfhulpgroep. Het is dus niet ondenkbeeldig dat enkel

diegenen die het best met hun ziekte omgingen onder-

zocht werden. Daarnaast kon geen onderscheid gemaakt

worden tussen de vrijwilligers van de zelfhulpgroep en de

gekozen lotgenoten, omdat vragenlijsten anoniem inge-

vuld werden. Mogelijk is er een verschil in ervaren vrees

tussen beide groepen, dat aldus onopgemerkt bleef. Toe-

komstig onderzoek zal dus moeten uitwijzen of de resul-

taten gegeneraliseerd kunnen worden naar ex-

borstkankerpatienten die via andere selectiekanalen

benaderd worden.

Een tweede beperking had te maken met de medische

parameters van deze studie. De precieze aard van de

borstkanker (zoals type, prognose) zou mogelijk een

invloed kunnen hebben op de mate van ervaren angst.

Omdat de proefpersonen niet viamedische kanalen bena-

derd werden, kon deze informatie echter niet verkregen

worden.

Een derde beperking had te maken met de ondergane

behandeling. In dit onderzoek werd een verband gevon-

den tussen mastectomie en ‘angst voor terugkeer’. Aan-

gezien het merendeel van de patienten meerdere

behandelingen ondergaan had – borstkanker wordt

immers meestal behandeld met een combinatietherapie

– is het moeilijk uit te maken in hoeverre de positieve

relatie tussen beide variabelen uitsluitend met de mastec-

tomie op zich te maken had. Toekomstig onderzoek zal

zich moeten toespitsen op de precieze relatie tussen beide

variabelen.

Tenslotte dient opgemerkt te worden dat in toekom-

stig onderzoek verdere validering van onze vertaling van

de FOR-Q noodzakelijk is.

Literatuur

Barsky, A.J., Goodson, J.D., Lane, R.S., & Cleary, P.D. (1988).The amplification of somatic symptoms. Psychosomatic Medi-cine, 50, 510-519.

Barsky, A.J., Wyshak, G., & Klerman, G. L. (1990). The somato-sensory amplification scale and its relationship to hypochon-driasis. Journal of Psychiatric Research, 24, 323-334.

Cameron, L.D., Leventhal, H., & Love, R.R. (1998). Trait anxiety,symptom perception and illness-related responses amongwomen with breast cancer in remission during a tamoxifenclinical trial. Health psychology, 17,459- 469.

Easterling, D.V., & Leventhal, H. (1989). Contribution of concretecognition to emotion: Neutral symptoms as elicitors of worryabout cancer. Journal of Applied Psychology, 74, 787-796.

Ellman, R., & Thomas, B.A. (1995). Is psychological wellbeingimpaired in long term survivors of breast cancer? Journal ofMedical Screening, 2, 5-9.

Goubert, L., Crombez, G., & Van Damme, S. (2004). The role ofneuroticism, pain catastrophizing and pain-related fear invigilance for pain: a structural equations approach. Pain,107,234-241.

Hall, A., & Fallowfield, L. (1989). Psychological outcome of treat-ment for early breast cancer: a review. StressMedecine, 5, 167-175.

Hermans, D. (1994). Kort instrumenteel : De ’Zelf-Beoordelings-Vragenlijst’ (ZBV). Gedragstherapie, 27, 145-148.

Hilton, B.A. (1989). The relationship of uncertainty, control, com-mitment and threat of recurrence to coping strategies used bywomen diagnosed with breastcancer. Journal of BehavioralMedecine, 12, 39-54.

Johnson Vickberg, S.M. (2001). Fears of cancer recurrence.CancerPractice, 9, 237-243.

Lee-Jones, C., Humphris, G., Dixon, R., & Hatcher, M.B. (1997).Fear of cancer recurrence – a literature review and proposedcognitive formulation to explain exacerbation of recurrencefears. Psycho-oncology, 6, 95-105.

Mast, M.E. (1998). Survivors of breast cancer: illness uncertainty,positive reappraisal, and emotional distress.Oncology NursingForum, 25, 555 – 562.

22 gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23

13

Mulan, F. (1984). Re – entry : The educational needs of a cancersurvivor. Health Education Quarterly, 10, 88- 94.

Muzzin, L.J., Anderson, N.J., Figueredo, A.T., & Gudelis, S.O.(1994). The experience of cancer. Social Science andMedecine,38, 1201-1208.

Northouse, L.L. (1981). Mastectomy patients and the fear of can-cer recurrence. Cancer Nursing, 4, 213-220.

Ploeg, H.M. van der (2000). Een Nederlandstalige bewerking van deSpielberger State-Trait Anxiety Inventory STAI-DY. Lisse:Swets Test Publishers.

Somerfield, M.R., Stefanek, M.E., Smith, T.J., & Padberg, J.J.(1999). Adaptation to somatic distress in cancer. Psychoonco-logy, 8, 334 – 343.

Spielberger, C.D., Gorsuchn, R.L., Lushene, R., Vagg, P.R., &Jacobs, G.A. (1983).Manual for the State-Trait Anxiety Inven-tory. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press.

Stanton, A.L., Danoff-Burg, S., & Huggins, M.E. (2002). The firstyear after breast cancer diagnosis: hope and coping strategiesas predictors of adjustment. Psycho-oncology, 11, 93-102.

Van Eycken, E. (1998). Kankerregistratie in Vlaanderen: resultatenvan het Vlaamse registratienetwerk: 1998. Vlaamse Liga tegenKanker, 104 - 114.

Visser, O., Coebergh, J.W.W., Dijck, J.A. A.M. van, & Siesling, S.(2002). Incidence of cancer in the Netherlands 1998. Tenthreport of the Netherlands Cancer Registry. Utrecht: Verenigingvan Integrale Kankercentra.

Watson, D., & Pennebaker, J.W. (1989). Health complaints, stressand distress: Exploring the central role of negative affectivity.Psychological Review, 2, 234-254.

Welch-McCaffrey, D., Hoffman, B., Leigh, S.A., Loescher, L.J., &Meyskens, J. (1989). Surviving adult cancers. Part 2: Psycho-social implications.Annals of InternalMedecine, 111, 517- 524.

gedrag en gezondheid (2005) 33:19–23 23

13