Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4...

66
Een onderzoek naar het effect van de MatriXmethode Op angst bij dieren! [2011] Frodo Veldt [2093130] [Dit document is openbaar] Angst voor dieren

Transcript of Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4...

Page 1: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

Een onderzoek naar het effect van de MatriXmethode

Op angst bij dieren!

[2011]

Frodo Veldt

[2093130]

[Dit document is openbaar]

Angst voor dieren

Page 2: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

1

“Wat is het effect van De MatriXmethode bij mensen met

angst voor dieren?”

Afstudeerder: Frodo Veldt (2093130)

Organisatie: Het MatriXmethode Instituut

Begeleider Organisatie: Walter Franssen

Afstudeerdocenten: Katinka van Garderen & Jeske Nederstigt

Opleiding: Fontys Hogeschool HRM en Psychologie, Toegepaste Psychologie

Datum afstuderen: 27 mei 2011

© Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van het MatriXmethode Instituut.

Page 3: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

2

Voorwoord

Dit document is de eindrapportage in het kader van mijn afstuderen ofwel het afstudeeronderzoek voor Toegepaste

Psychologie op Fontys Hogescholen te Eindhoven. Het Afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van het

MatriXmethode Instituut.

Tijdens deze afstudeeropdracht heb ik me kunnen ontwikkelen als een volwaardig Toegepast Psycholoog. Daarnaast

heb ik mij kunnen verdiepen in een nieuwe methode van coachen en heb ik mijn certificaat als MatriXcoach behaald.

De verdieping in de MatriXmethode is gebeurd op enkelvoudige angsten, volle hoofden en slaapproblemen.

Voor deze opdracht had ik geen idee hoe ik als professional zou over komen op cliënten en al helemaal geen idee

wat de MatriXmethode was. Nu weet ik dat ik als professional gedreven ben om resultaat te halen. Ingrid Stoop en

Walter Franssen Mijn begeleiders tijdens het onderzoek voor de MatriXmethode hebben laten zien dat het mogelijk is

om met hard werken en veel inzet een goed resultaat te behalen. Met de bevlogenheid die zij hebben getoond, is elke

horde te nemen. Dit zal in mijn verdere carrière een voorbeeld zijn.

Graag wil ik mijn dank betuigen aan Ingrid en Walter voor hun tomeloze inzet, mijn collega onderzoekers

die altijd bereid waren hulp te geven waar en wanneer dat nodig was.

Verder gaat mijn dank uit naar de mensen die bereid waren tijd te steken in mijn onderzoek door zich aan te

melden als deelnemer. Daarnaast wil ik mijn praktijkbegeleiders vanuit school bedanken. Katinka van Garderen de

begeleider vanuit school en Jeske Nederstigt mijn methodologie docent. Dankzij de inzet van al deze mensen is het

mogelijk geweest om tot dit rapport te komen.

Heel erg bedankt iedereen!

Frodo Veldt

Eindhoven 2011

Page 4: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

3

Samenvatting

Het MatriXmethode Instituut wil toetsen of de methode effectief is op enkelvoudige angsten, in dit geval de angst voor

dieren. De onderzoeksvraag vanuit het MatriXmethode Instituut luidt als volgt: ‘ Wat is het effect van de

MatriXmethode op angst bij dieren?’

Aan de hand van een experimenteel onderzoek is nagegaan welk effect de MatriXmethode heeft op

mensen met angst voor dieren. Er hebben 32 mensen deelgenomen aan dit onderzoek. Verdeeld in een

experimentele groep en een controle groep. De angstbeleving wordt gemeten door de criteria van enkelvoudige

angsten in de DSM-IV te gebruiken en daar een vijfpunts-schaal aan te koppelen. Deze zijn vervolgens tot vragenlijst

samengesteld. Men is begonnen met een nulmeting. Na coaching met de MatriXmethode, zijn er drie nametingen

gedaan.

Uit dit onderzoek blijkt dat de MatriXmethode ervoor zorgt dat de angstbeleving van de mensen in de

experimentele groep na zes weken lager is dan voor de coaching. In de controle groep zijn er tijdens het onderzoek

geen significante verschillen gemeten. De daling in angstbeleving welke in de experimentele groep is gemeten mag

daarom worden toegeschreven aan de MatriXmethode.

Echter zijn er een aantal punten die voor verbetering vatbaar zijn. De eerste is de kleine groep deelnemers

tijdens dit onderzoek. Een tweede is de twijfel over intrinsieke motivatie bij de cliënten en de duur van het onderzoek

was erg kort.

Page 5: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

2. Theoretisch kader 6

2.1 Specifieke fobieën volgens DSM-IV 6

2.2 Ontstaan van (specifieke) angststoornissen 7

2.3 Huidige behandelingsmethoden specifieke angststoornis 8

2.4 Neuro Emotionele Integratie 9

2.5 Neuro Linguïstisch programmeren 10

2.6 Byron Katie 12

2.7 Cognitieve therapie 13

2.8 MatriXmethode 14

3. Methode: het effect van de MatriXmethode bij angst voor dieren 16

3.1 Inleiding 16

3.2 Onderzoekstype en –design 16

3.3 Deelnemers 17

3.4 Meetinstrumenten 18

3.5 Operationalisatie 19

3.6 Analyses 20

4. Resultaten 21

4.1 Deelnemers 21

4.2 Meetinstrument 22

4.3 Rangorde testen of T-toetsen 22

4.4 Wat is het effect van de MatriXmethode bij mensen met angst voor dieren 23

5. Conclusie & discussie 26

5.1 Conclusie 26

5.2 Discussie 27

6. Algemene Discussie en aanbevelingen 29

6.1 Algemene discussie 29

6.2 Aanbevelingen 30

7. Literatuurlijst 31

8. Bijlagen 33

9. Analyseplan 54

Page 6: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

5

1. Inleiding

Dit onderzoek is begonnen op 1 februari 2011. Er zijn vier toegepaste psychologen opgeleid tot MatriXcoach. Tevens

voeren zij allemaal een eigen onderzoek uit. Deze onderzoeken zijn:

1.Het effect van de MatriXmethode op mensen met ADHD en volle hoofden;

2.Het effect van de MatriXmethode op mensen met faalangst;

3.Het effect van De MatriXmethode op mensen met verkeersangsten;

4.Het effect van De MatriXmethode op mensen met angst voor dieren.

Naast de vier toegepaste psychologen zijn er nog een aantal andere onderzoekers vanuit diverse opleidingen. Deze

onderzoekers doen de volgende onderzoeken:

5.het effect van MatriXcoacing op mensen met presentatie angst;

6.Het effect van MatriXcoacing op mensen met slaapproblemen.

Veel mensen in Nederland hebben een grote angst voor een bepaald dier of meerdere dieren. Daarbij

zoeken ze vaak hun heil bij de gevestigde therapieën. De MatriXmethode is een nieuwe vorm van coaching, die zich

onder andere bezig houdt met het coachen op angst voor dieren. In dit onderzoek wordt getoetst welk effect de

MatriXmethode heeft na coaching op angst voor dieren. Tijdens het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de

criteria van enkelvoudige fobieën om te determineren of iemand geschikt is voor het onderzoek. Een fobische stoornis

is langdurige buitensporige vrees voor een specifiek object of een specifieke situatie (Nevid, 2008).

Daarnaast wordt beschreven uit welke elementen van andere coaching methoden de MatriXmethode

bestaat. De MatriXmethode bevat aspecten van: Neuro linguïstisch programmeren, Byron Katie, Neuro emotionele

integratie en cognitieve therapie. De MatriXmethode maakt gebruik van een deel van de Neuro emotionele integratie

namelijk van de uitgangspositie dat de programmering van het onderbewuste plaats vindt door ervaringen, vooral

door je eigen gedachten over gebeurtenissen die je hebt meegemaakt (Mooijman, 2005). Als tweede maakt de

MatriXmethode gebruik van NLP. In NLP wordt gebruik gemaakt van innerlijke codeermechanismen. Deze zijn: Visie,

geluid, smaak en geur. Deze zintuigen vormen iemands representatieprocessen (Kerr, 2005). De theorie NLP is nog

nooit onderzocht, dus daarom is het noodzaak te bewijzen dat het systeem van de MatriXmethode, gebouwd op

onder andere NLP werkt. De derde therapie is die van Byron Katie.In deze therapie heeft de MatriXmethode een

raakvlak met de volgende passage: Het hechten aan een gedachte betekent geloven dat ze waar is zonder haar te

onderzoeken. Een overtuiging is een gedachte waar we ons vaak jarenlang aan hebben gehecht (Byron Katie, 2008).

De MatriXmethode laat deze overtuiging oplossen binnen de persoon zelf. De laatste theorie is de cognitieve

therapie. Cognitieve therapie gaat ervan uit dat de angst berust op onjuiste ideeën over de gevaren van het fobische

object en de eigen acties (Boer, den & Westenberg, 1995). De MatriXmethode neemt dit over maar stelt niet dat het

onjuiste ideeën zijn, maar ideeën die lastig zijn voor jezelf. Doordat de MatriXmethode gebaseerd is op een aantal

methoden en theorieën die wereldwijd gedragen worden, kan er vanuit worden gegaan dat de MatriXmethode effect

heeft op mensen met angst voor dieren.

Page 7: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

6

2. Theoretisch kader

In het theoretische kader wordt beschreven wat een specifieke fobie inhoud volgens de DSM-IV. Daarna

worden er vier veel voorkomende behandelmethoden voor specifieke fobieën besproken. Verder wordt er aandacht

besteedt aan de MatriXmethode. Daar wordt duidelijk gemaakt wat de MatriXmethode inhoud. De MatriXmethode is

gebaseerd op vier andere methoden. Deze methoden zijn: Neuro Linguistisch programmeren, Neuro emotionele

therapie, Byron Katie en cognitieve gedragstherapie. De MatriXmethode is tot stand gekomen door haar jarenlange

praktijkervaringen en door die opgedane kennis van die opleidingen waarvoor ze gecertificeerd is.

2.1 Specifieke fobie volgens DSM-IV

Een specifieke fobie is een langdurige buitensporige vrees voor een specifiek object of een specifieke

situatie (Nevid, 2008). Angststoornis is een term voor de verschillende angststoornissen samen. Een angststoornis

bestaat volgens de DSM-IV uit de volgende veertien stoornissen: Paniekaanval, Agorafobie, Paniekstoornis zonder

agorafobie, Paniekstoornis met agorafobie, Agorafobie zonder paniekstoornis in de voorgeschiedenis, Specifieke

fobie, Sociale fobie, Obsessieve-compulsieve stoornis, Posttraumatische stressstoornis, Acute stressstoornis,

gegeneraliseerde angststoornis (met inbegrip van Overmatige angststoornis in de kinderleeftijd), Angststoornis

door...(Vermeld de somatische aandoening), Angststoornis door een middel en angststoornis niet anders

omschreven.

De MatriXmethode coacht mensen op één specifieke angst. In het geval van dit onderzoek de angst voor

één bepaald dier. Bekijkt men de omschrijvingen van angststoornissen dan mag men concluderen dat de

omschrijving van een specifieke fobie aansluit bij het onderzoek naar het effect van de MatriXmethode.

Er zijn zeven criteria die bepalen of iemand een fobische stoornis heeft of niet. Volgens de DSM-IV zijn dit

de volgende criteria:

1. Een duidelijke en aanhoudende angst, die onredelijk en overdreven is. ten gevolge van een situatie,

verwachting of een specifiek object.

2. Blootstelling aan een fobische stimulus veroorzaakt bijna altijd een angstreactie. Deze reactie kan optreden in de

vorm van een situatie gebonden of een situatie ingegeven paniekaanval (Bij kinderen kan deze reactie zich uiten

in de vorm van huilen, bevriezen, driftbuien en vastklampen).

3. De persoon zelf herkend dat de angst excessief of onredelijk is (bij kinderen kan deze reactie uitblijven).

4. de persoon vermijdt de fobische situatie(s) of ervaart de situatie zeer angstig of met veel spanning.

5. Het vermijden, de angstige verwachtingen of angst in de gevreesde situatie belemmeren in ernstige mate de

routine in het dagelijks leven van de persoon. Hierbij moet gedacht worden aan werk, sociale activiteiten of

relaties. Of er is een duidelijk lijden van de persoon, door de fobie.

6. onder de 18 jaar, moet de angst minimaal zes maanden aanwezig zijn.

7. De angst, paniek aanvallen of vermijding die geassocieerd worden met het specifieke object of situatie zijn niet

het gevolg van een psychische aandoening, zoals obsesieve-compulsieve stoornis, post traumatische stress,

Page 8: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

7

verlatingsangst, sociale fobie, paniekstoornis met agorafobie of Agorafobie zonder geschiedenis van een

paniekstoornis.

Naast de zeven criteria die de DSM-IV geeft om te bepalen of iemand een specifieke fobie heeft, wordt er

bij een specifieke fobie onderscheid gemaakt in vijf deelgebieden. Welteverstaan:

1. Type dier

2. Type natuur

3. type bloed-injectie-verwonding

4. type situationeel

5. overige

Voor dit onderzoek is het deelgebied dieren interessant. De beschrijving volgens DSM-IV is als volgt:’ De angst die

een persoon beleefd wordt veroorzaak door dieren of insecten’. Daarnaast stelt de DSM-IV dat deze fobie over het

algemeen ontstaat tijdens de jeugd van een persoon. De meest voorkomende fobieën voor dieren zijn voor muizen,

spinnen en insecten (DSM-IV, 2000).

2.2 Ontstaan van (specifieke) angststoornissen

Specifieke fobieën ontstaan veelal in de kindertijd (Nevid, Rathus, & Greene 2008). Veel kinderen

ontwikkelen angsten in de loop der tijd maar veel van die angsten gaan voorbij. Wanneer een dergelijke angst niet

voorbij gaat, ontwikkelt zich dat in een fobische stoornis (Merkelbach et al., 1996).

Volgens behavioristen worden angststoornissen aangeleerd door klassieke conditionering (Comer, 2010).

Behavioristen gaan er van uit dat twee gebeurtenissen die dicht bij elkaar staan in de tijd worden geassocieerd met

elkaar. Als één van de gebeurtenissen angst oproept, gebeurt dat ook bij de andere gebeurtenis. Bijvoorbeeld het

horen van stromend water op het moment dat je vast zit in een rots en je, je voet niet vrij krijgt (Comer, 2010). Het

vastzitten in de rots wordt in deze context gezien als de ongeconditioneerde stimulus en de angst voor het vastzitten

als ongeconditioneerde reactie. Het stromende water is de geconditioneerde stimulus en de angst reactie daarop de

geconditioneerde angstreactie (Comer, 2010).

Behavioristen stellen dat specifieke angsten kunnen omslaan in een gegeneraliseerde angststoornis.

Wanneer iemand maar genoeg specifieke angsten heeft. Er wordt vanuit gegaan dat deze ontwikkeling gebeurt door

stimulus generalisatie (Comer, 2010). In het kort, een angstreactie die een persoon heeft op één stimulus, geeft

eenzelfde angstreactie op een soortgelijke stimulus (Comer, 2010).

Een andere vorm die uitlegt hoe angststoornissen ontstaan is: Modeling. Modeling gebeurt door observatie

en imitatie (Bandura & Rosenthal, 1969). Modeling gaat ervan uit dat het mogelijk is dat een persoon kan observeren

dat andere mensen bang zijn voor bepaalde objecten of gebeurtenissen en ontwikkeld een angst voor dezelfde

objecten of gebeurtenissen (Comer, 2010).

De impact die een angst heeft op het leven van een persoon hangt samen met wat de angst veroorzaakt

(Scher ea., 2006 ).Het is namelijk zo dat niet elke stimulus even vaak voorkomt. Wanneer iemand bang is voor een

hond is het meer aannemelijk dat de persoon deze stimulus vaker tegenkomt dan wanneer de angst veroorzaakt

wordt door een dier dat niet voorkomt in de buurt waar de persoon leeft.

Page 9: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

8

Een specifieke angst komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, dit is samenspel van veel verschillende

factoren (Vliet, 2004). Nederland telt sinds 1 januari 2010 16,6 miljoen inwoners (CBS, 2010). Waarvan 7.9% van de

volwassen mensen tot en met 65 wel eens last heeft gehad van een specifieke angststoornis (Trimbos instituut,

2010). Het afgelopen jaar hadden ongeveer 527.300 inwoners van Nederland, last van een specifieke fobie (Trimbos

instituut, 2010).

2.3 Huidige behandelingsmethoden specifieke angststoornis

De meest gangbare behandeling voor specifieke fobieën is exposure in vivo ( Vandereycken., Hoogduin &

Emmelkamp, 2006). Meer dan bij andere angststoornissen zal de therapeut de klassieke exposureregels moeten

aanhouden: zo lang mogelijk blootstellen en beginnen met een andere oefening op het moment dat de spanning is

gezakt( Vandereycken, en andere, 2006). Bij specifieke fobieën die onregelmatig voorkomen kan er medicatie worden

voorgeschreven (Vandereyceken, en andere, 2006).

Een andere behandeling voor een enkelvoudige angststoornis is cognitieve therapie. Bij cognitieve therapie

wordt een enkelvoudige angststoornis meestal dezelfde behandeling gegeven als bij andere angststoornissen (Boer,

den & Westenberg, 1995). Cognitieve therapie gaat ervan uit dat de angst is gestoeld op onjuiste ideeën over de

gevaren van het fobische object en de eigen acties (Boer, den & Westenberg, 1995). Bijvoorbeeld: bij claustrofobie

het idee hebben dat er in een kleine ruimte te weinig zuurstof is om te ademen.

Cognitieve behandeling richt zich als eerste op het boven tafel krijgen van het denkbeeld van de angstovertuiging

(Boer, den & Westenberg, 1995). Daarna is het voor de therapeut mogelijk om de persoon uit te dagen op zijn ideeën,

kan er corrigerende informatie worden gegeven en waar nodig een specifiek gedragsexperiment worden ontworpen

(Boer, den & Westenberg, 1995).

Een derde methode voor behandeling tegen specifieke fobieën is de traditionele psychotherapie.

Psychotherapie is bezig om de patiënt bewust te maken van de symbolische relatie tussen de angst en het innerlijke

conflict (Nevid, ea., 2008). Hoewel de therapie wel degelijk zijn nut heeft in het bestrijden van specifieke fobieën is er

geen empirisch bewijs voor de effectiviteit.

Een vierde methode is het leren op gebaseerde methoden. Deze methoden zijn: ‘ Systematische

desensitisatie, geleidelijke blootstelling en flooding’.

Systematische desensitisatie komt uit de jaren ’50 van de vorige eeuw (Nevid, ea., 2008). Het is een proces waarbij

een patiënt geleidelijk steeds angstigere stimuli krijgt toegediend maar wel ontspannen kan blijven (Nevid, ea., 2008).

Geleidelijke blootstelling is een methode waarbij stapsgewijs gewerkt wordt met patiënten om te leren om gaan met

de fobische angst (Nevid, ea., 2008). Geleidelijke blootstelling gaat ervan uit dat hoe vaker je aan een stimuli wordt

blootgesteld en er gebeurt niets, dat de fobische reactie wordt verzwakt en uiteindelijk verdwijnt (Nevid, ea., 2008). Dit

kan via exposure in vivo, zoals hierboven beschreven en via imaginaire blootstelling.

Flooding is een therapie waarbij de patiënt wordt blootgesteld aan een imaginaire stimulus of een werkelijke stimulus

(Nevid, ea., 2008). Flooding gaat ervan uit dat angst een geconditioneerde reactie is. Daaruit afgeleid gaat flooding

ervan uit dat als je iemand maar lang genoeg aan een stimulus blootstelt zonder dat er iets ernstigs gebeurt. Dat de

angst dan verdwijnt.

Page 10: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

9

Dit zijn de meest voorkomende behandelmethoden voor een specifieke fobie. In de volgende hoofdstukken

wordt eerst de MatriXmethode behandeld als methode voor specifieke fobieën en daarna nog vier alternatieve

coaching methoden, waar de MatriXmethode elementen uit gebruikt.

2.4 MatriXmethode

De MatriXmethode is een praktische behandelwijze die coacht op leerproblemen, gedragsproblemen,

mentale problemen en emotionele problemen (Stoop, 2010). Bij de MatriXmethode staat de persoon altijd centraal of

er een diagnose gesteld is maakt niet uit (Stoop, 2010). Het doel van de MatriXmethode is dat mensen leren om zelf

problemen aan te pakken. Hierbij moeten zij gebruik maken van hun eigen kwaliteiten, potentieel en kracht. De

MatriXcoach helpt daarbij (Stoop, 2010). De MatriXmethode gaat niet opzoek naar de oorzaak van een probleem,

maar werkt praktisch en effectief aan de oplossing voor het probleem (Stoop, 2010).

Angsten bestaan volgens Ingrid Stoop (2010) uit een beeld, geluid, gevoel en/of gedachte. Tijdens de

coaching wordt duidelijk welke van deze variabele van toepassing is op de persoon. Door het beeld, geluid, gevoel

en/of gedachte te veranderen, verandert ook de angstbeleving (Stoop, 2010).

De resultaten die de MatriXmethode heeft zijn volgens Ingrid Stoop: betere prestaties, meer inzicht en

begrip, rust in het hoofd en lichaam, op een handigere manier nieuwe dingen leren, met plezier naar school of werk

gaan, tijd hebben om leuke dingen te doen, toekomstplannen maken, jezelf zijn onder alle omstandigheden en

ontdekken waar je kracht ligt.

Het conceptuele raamwerk van de MatriXmethode is vervat in het onderstaande schema.

De coaching begint met het uitleggen van de concepten: Zien, horen, voelen en denken. Dit gebeurt aan de

hand van een schema:

conceptuele raamwerk MatriXmethode

Door middel van het bovenstaande schema wordt uitgelegd hoe coaching met de MatriXmethode in zijn werk gaat.

Volgens Stoop (2010) is het zo dat alles in het “nu” een beleving is. Zo is dit ook met het verleden. Je hebt iets

meegemaakt en dat vind je vervelend. Ook je toekomst is een beleving, je vind iets van wat er gaat gebeuren, een

beleving (Stoop, 2010). De MatriXmethode gaat er van uit dat de strategie van de beleving van een persoon bestaat

uit het horen, zien, voelen en denken (Stoop 2010). De coaching is daar ook op gebaseerd.

Page 11: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

10

Tijdens een coaching wordt er gevraagd naar wat iemand ziet, hoort, voelt en/of denkt. De persoon geeft

aan welke van de vier het meest aanwezig is. Dit kunnen er meerdere zijn. Vervolgens gaat de coach aan de slag met

het horen, zien, voelen en/of denken. Op deze manier probeert de MatriXmethode de beleving van angst weg te

nemen (Stoop, 2010). Op de volgende afbeelding is te zien hoe de MatriXmethode coacht op het gevoel:

Coaching op gevoel

2.5 Neuro Emotionele Integratie

Neuro staat voor het neurologische systeem in ons lichaam. Hier worden alle impulsen die we binnen

krijgen ontvangen. Emotie staat voor de emotionele reacties die ontstaan door de impulsen die wij krijgen. Integratie

staat voor het verwerken van oude geblokkeerde emoties. Daarbij komt de geblokkeerde energiestroom weer op

gang. Door terug te gaan naar de situatie waar het is misgegaan, dus naar de tijd waar de emotie werd geblokkeerd.

Je herbeleeft de situatie maar op dit moment wordt de situatie begrepen. De geblokkeerde emotie zit in het

rechterbrein (gevoel) en wordt tijdens de integratie overgebracht naar het linkerbrein (denken) om daar begrepen te

worden.

NEI staat voor neuro emotionele integratie. NEI is ontwikkeld door een arts genaamd Roy Martina. Deze

methode maakt gebruik van een simpele spiertest en een lichte oormassage om tot het onderbewuste door te dringen

(Mooijman, 2005). Je onderbewustzijn wordt geprogrammeerd, zo is dat vroeger ook gebeurt. De programmering van

je onderbewuste vindt plaats door ervaringen, voornamelijk door je eigen gedachten over dingen die je hebt

meegemaakt (Mooijman, 2005). Vanuit deze ervaringen kan iemand een conclusie trekken daarbij heeft iedere

ervaring de neiging zichzelf waar te maken (Mooijman, 2005). Hieruit kan men concluderen dat je aangestuurd wordt

door je onderbewuste zowel positief als negatief (Mooijman, 2005).

Het onderbewuste ‘denkt’ in plaatjes en kent daarom het woord niet, niet (Mooijman, 2005).

De informatie die in ons onderbewuste komt heet ook wel psycho energetisch geheugen kortweg PEG

(Mooijman, 2005). Het PEG is een geest/lichaams patroon waarbij negatieve ervaringen worden opgeslagen in cellen

of organen van het lichaam (Mooijman, 2005). Hoe langer er niets met deze emoties wordt gedaan hoe groter de

kans dat er daadwerkelijk fysieke problemen optreden (Mooijman, 2005). Omdat het bewuste maar tien procent is van

ons complete bewustzijn, is het handig om te weten wat je onderbewuste doet. NEI is een therapie die gebruikt wordt

bij het ontrafelen van onderbewuste strategieën. Ofwel het onderbewuste zichtbaar maken.

NEI doet dit door gebruik te maken van het oosterse denken. Namelijk dat alles met elkaar in verband staat. Volgens

de oosterse denkwijze verloopt communicatie via energiebanen ofwel meridianen. Accupunctuur werkt door middel

van drukpunten. Door op bepaalde punten te drukken wordt er energie toegevoerd of verminderd in de meridianen.

Page 12: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

11

NEI maakt gebruik van het uitgangspunt van accupunctuur. Namelijk onderdrukte emoties die nog niet zijn verwerkt

beïnvloeden door middel van de energetische toestand van de acupunctuurpunten. Op deze manier brengt NEI

onderbewuste informatie naar boven.

Daarnaast maakt NEI gebruik van Integra. Integra is een systeem dat zoekt naar wat het lichaam uit balans

brengt. De wijze waarop dat gebeurt, is de spiertest. Deze spiertest wordt gebruikt bij NEI om emotionele blokkades

op te sporen. De spiertest is gebaseerd op het vlucht- en vechtreactie mechanisme.

Een bekende coachingstherapie waar NEI op gebaseerd is, is Neuro linguïstisch programmeren.

Technieken die NEI heeft overgenomen van NLP zijn: het coachmodel, het communicatiemodel,

doelvormvoorwaarden, tijdslijn en communicatie met persoonheidsdelen. Ook maakt NEI veel gebruik van

congruentie. Congruentie in deze situatie is als ratio en emotie op een lijn zitten.

Om congruentie op te sporen maakt NEI gebruik van affirmatie ofwel bevestiging. Bij affirmatie is het belangrijk dat

deze zinnen positief zijn. Het onderbewuste kent het woord niet, niet. Bijvoorbeeld: Wanneer ik zeg dat je niet aan

een roze olifant moet denken, denk je aan een roze olifant.

Visualisaties worden bij NEI gebruikt om gedetailleerde beelden te krijgen. Zowel van de huidige situatie als

de toekomstige situatie. Voor datgene waar je naartoe wil.

Daarnaast wordt er veel tijd besteed aan ademhaling bij het verwerken van emoties. Naast ademhaling, visualisatie,

integra, accupunctuur en NLP maakt NEI gebruikt van het werkmodel. Mensen kunnen moeilijk aangeven waar ze

werkelijk voor willen gaan. Het gevolg is dat ze een gedragsstrategie ontwikkelen die is gebaseerd op vermijden in

plaats van bereiken. In het kort A staat voor de huidige situatie en B staat voor de gewenste situatie of de droom.

In NEI worden twaalf basisbehoeften gehanteerd namelijk: Zorg en verzorging, Vertrouwen, Begrip,

Acceptatie, Respect, Bewondering, Bevestiging, Waardering, Erkenning, Goedkeuring, Geruststelling, Aanmoediging

Het invullen van deze behoeften zijn nodig om vaardigheden te ontwikkelen. Zodat iemand uiteindelijk een zelfstandig

persoon wordt.

Naast de twaalf basisbehoeften heeft NEI zeven punten waar de methode mee werkt:

Emoties nauwkeurig waarnemen, beoordelen en uiten, emoties en kennis die daaruit voortkomt beter begrijpen,

inzicht verkrijgen in belemmerende patronen en sabotages, durven vertrouwen op jezelf, daadwerkelijk tot intrinsieke

gedragsverandering komen, inzicht krijgen in je hoogste doelstellingen en waarden, inzicht verkrijgen in het doel van

je leven en hoe je succes en levensvervulling kan definiëren.

De MatriXmethode en NEI hebben veel raakvlakken met elkaar. Zo zijn het beide therapieën die ingaan op

de emoties van de mens. Echter is er een groot verschil tussen de MatriXmethode en NEI, namelijk NEI gaat uit van

acupunctuurpunten waardoor de spierspanning verzwakt en zo worden de emoties opgespoord. De MatriXmethode

richt zich ook op emoties maar doet dit niet lichamelijk door middel van drukpunten. Dit is een zeer belangrijk verschil

omdat bij NEI de coaching wordt gedaan op basis van de gevonden zwakkere energiebronnen. De MatriXmethode

coacht op een beeld, geluid, gevoel en/of gedachte. Daarom is een groot deel van NEI niet te vergelijken met de

MatriXmethode. Er kan geconcludeerd worden dat het grote verschil tussen NEI en MatriXmethode is, dat NEI test

onbewuste blokkades en de MatriXmethode test bewuste blokkades.

Page 13: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

12

2.6 Neuro Linguistisch programmeren

Neuro Linguistisch Programmeren (NLP) is een manier van communiceren met jezelf en anderen.

Daarnaast is NLP een ontwikkeling vanuit de psychologie, linguïstiek, antropologie en neurowetenschappen. Het

buigt zich over de wisselwerking tussen geest en lichaam, denkwijzen en gedrag. De methode is ontwikkeld om het

gedrag en de overtuigingen van een persoon te beïnvloeden en te wijzigen. Mensen handelen vaak alsof de eigen

ervaringen over de werkelijkheid gelijk zouden zijn aan de werkelijkheid zelf. Echter de menselijke ervaring wordt

beperkt door zijn of haar waarneming. Waarnemingen van buitenaf worden door waarnemingsorganen vertaald naar

een innerlijke ervaring. Dit betekent dat iemands ervaringen nooit hetzelfde kunnen zijn als de werkelijkheid.

In NLP trainingen ligt de nadruk op effectieve communicatie naar jezelf en anderen, verandering van

gedrag, overtuigingen en het loslaten van belemmerende emoties. Een NLP training biedt geen inhoudelijke

oplossingen aan, maar biedt vragen en ideeën aan om situaties/problemen etc. anders te bekijken of anders aan te

pakken. De coaches zorgen ervoor dat de cliënt zelf zijn of haar oplossingen weet te vinden waarmee eigen

blokkades worden overwonnen. Wel moet de cliënt overtuigd zijn van zijn of haar eigen oplossend vermogen, anders

zal het niet werken (NLPOnline, 2010).

De theorie en effectiviteit van NLP hebben geen wetenschappelijke ondersteuning (Davies,2009).

Volgens vele wetenschappers en psychologen ontbreekt een wetenschappelijke onderbouwing voor de claims van

NLP, zowel voor de effectiviteit als voor de onderliggende theorie (Heap,1988).

NLP kan geclassificeerd worden als een pseudowetenschap, aangezien vaak beweerd wordt dat het op

wetenschappelijke gronden is gebaseerd, terwijl het niet voldoet aan de gebruikelijke eisen van wetenschappelijke

ondersteuning, reproduceerbaarheid en falsifieerbaarheid (Lilienfeld et al., 2004).

NLP komt met een aantal belangrijke vlakken overeen met de MatriXmethode. Bij NLP is het ook essentieel

dat een cliënt gebruik maakt van zijn of haar eigen probleemoplossend vermogen. Een MatriX coach brengt samen

met een cliënt zijn of haar representatiesysteem (zien, horen, voelen en/of denken) in beeld. In het geval van NLP

wordt er gesproken over innerlijke codeermechanismen van visie, geluid, smaak en geur die iemand

representatieprocessen vormen (Kerr, 2005).

Een andere overeenkomst is de nadruk op het loslaten van belemmerende emoties door een nieuwe

strategie te creëren die niet belemmerend werkt. In het geval van NLP worden dit metaprogramma’s genoemd.

Metaprogramma’s worden binnen NLP gebruikt om voorkeuren aan te geven (veelal is dit onbewust). Dit zijn

strategieën die iemand hanteert om te bepalen welke soort informatie uit de werkelijkheid gefilterd word en hoe die

informatie verwerkt en gewaardeerd wordt. Deze voorkeuren kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld de manier

waarop iemand informatie opneemt, beoordeelt en verwerkt, (motieven van) het gedrag, de belangstelling, de manier

waarop iemand besluiten neemt, de werkstijl en de wijze waarop je dingen plant. Metaprogramma's kunnen op die

manier ook als patronen worden gezien die gebruikt worden bij het hanteren van criteria en strategieën. (Kerr, 2005)

Het verloop van een NLP-Consult volgens Lubeck (1995):

De eerste stap die een NLP coach maakt is het afstemmen op de cliënt. Het is de bedoeling dat er in de beginfase

van het consult de natuurlijke autoriteit van de coach wordt erkend. Gebeurt dit niet gaat de coach niet door met het

consult. De tweede stap die gemaakt wordt is de vaststelling van het doel. Hierbij wordt gelet op onnauwkeurigheden

die de cliënt bewust achterhoud. De derde stap die gemaakt wordt tijdens een NLP-consult is kracht verschaffen. Dit

is nodig want voor verandering is kracht nodig. De vierde stap is de eco-check en de verandering bewerkstelligen.

Page 14: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

13

Tijdens deze fase wordt gekeken of de doelen ook conform de omgeving zijn en na controle van de doelen wordt de

juist NLP methode gekozen. De vijfde stap is het opsporen van zwakke punten. Daarna wordt er een plan opgesteld

en wordt de cliënt geholpen met de gewenste verandering. Als laatste wordt gekeken of de verandering nog steeds in

harmonie met het leven van de cliënt is en of er negatieve gevolgen zijn opgetreden.

Belangrijke instrumenten bij NLP volgens Lubeck (1995):

Afstemmen met de cliënt is een belangrijk instrument in de NLP. Daarnaast wordt er ook een rapport gemaakt dit

houdt de afstemming in stand. Leiden is een ander belangrijk instrument op deze manier kan de coach de cliënt

leiden, zodat de cliënt gelukkiger wordt. Dan is er de vastgelopen staat, dit gebeurt wanneer een cliënt weinig

betrokken is en nauwelijks flexibiliteit toont. Een extreme vorm daarvan is depressie. Bij NLP wordt gebruik gemaakt

van het metamodel. Dit is een vorm van taalgebruik die het mogelijk maakt om tot de daadwerkelijke ervaring te

komen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van herkadering en ankeren. Ankeren is het koppelen van losstaande

zintuiglijke prikkels aan een ervaring. Verder maakt NLP gebruik van separeren, afstemmen voor de toekomst een

omgevingscheck en VAKOG-trance. VAKOG-trance is een reis door de binnenwereld. Als laatste maakt NLP gebruik

van hulpbronnen. Dit zijn alle middelen die ervoor zorgen dat een persoon succesvol uit de NLP therapie komt.

NLP is geen MatriXmethode en andersom. NLP coach gaat niet op zoek naar de strategie maar gaat samen met de

cliënt op zoek naar de oplossing. De MatriXmethode gaat opzoek naar de strategie.

2.7 Byron Katie

The Work van Byron Katie is een manier om de gedachten die al het lijden in de wereld veroorzaken op te

sporen en te onderzoeken. Het is een manier om vrede in jezelf en met de wereld te vinden (Byron Katie, 2008). In

The Work geeft Byron Katie aan dat je alleen lijdt in het leven door gedachte te hebben over hoe de werkelijkheid zou

moeten zijn. Je kunt de werkelijkheid immers niet veranderen en deze gedachten zijn dus zinloos. Je lijdt onder deze

gedachten, terwijl je er niets aan kunt doen. In plaats van hopeloos te proberen de wereld aan te passen aan onze

gedachten over “hoe het zou moeten zijn” kunnen we deze gedachte ook onderzoeken en aanpassen. Door de

realiteit te ervaren zoals deze is, kan een onvoorstelbare vrijheid en vrede ervaren worden (Byron Katie, 2008). The

Work is volledig gebaseerd op de directe ervaring van Byron Katie zelf over hoe lijden wordt gecreëerd en beëindigd.

Byron Katie is eenvoudig toegankelijk voor mensen van elke leeftijd en achtergrond en vraagt niets meer dan pen,

papier en een open geest (Byron Katie, 2008). Alle stress die we voelen wordt veroorzaakt door te strijden tegen wat

is (Byron katie, 2008). Een gedachte doet ons niets tenzij we haar geloven. Het zijn niet de gedachten, maar het

hechten aan de gedachten dat lijden veroorzaakt. Hechten aan een gedachte betekent geloven dat ze waar is zonder

haar te onderzoeken. Een overtuiging is een gedachte waar we ons vaak jarenlang aan hebben gehecht. (Byron

Katie, 2008)

Page 15: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

14

De eerste stap van The Work is:’ jouw oordelen opschrijven over een stressvolle situatie in

het leven, uit het verleden, heden of toekomst over een persoon die je niet aardig

vind of over een situatie met iemand die je boos, bang of verdrietig maakt’. (Byron Katie, 2008)

Vervolgens onderzoek je deze oordelen door middel van de volgende vier vragen:

1. Is het waar?

2. Kun je absoluut weten dat het waar is?

3. Hoe reageer je, wat gebeurt er, wanneer je die gedachte gelooft?

4. Wie zou je zijn zonder de gedachte? En keer deze gedachte om.

Door deze vier stappen te doorlopen, onderzoek je een gedachte die je niet helpt in je leven of een

gedachte waar je misschien last van hebt. Door deze gedachten te onderzoeken en om te keren, pas je, je gedachte

aan en kun je deze gedachte loslaten. Op deze manier voel je, je vrijer in je leven.

De MatriXmethode maakt gebruik van het aanpassen van een gedachte of gevoel dat je zelf gecreëerd

hebt. Dit is de overeenkomst tussen beide aanpakken. De MatriXmethode gaat in op een gevoel en/of gedachte en

door de gecoachte zelf deze gedachte aan te laten passen, wordt deze gedachte vervangen door een minder

beangstigend plaatje en/of geluid, een fijner gevoel en/of gedachte.

Verschil tussen beide aanpakken is dat bij The Work van Byron Katie gewerkt wordt met vier vragen en

onderzocht wordt of de gedachte daadwerkelijk waar is. De MatriXmethode van Ingrid Stoop werkt aan de hand van

stappen om een plaatje, gedachte, gevoel en/of geluid waar iemand last van heeft aan te passen. Deze theorie laat

de coachee zelf zijn strategie aanpassen door het aanpassen van het plaatje, geluid, gedachte en/of gevoel. Hiermee

verandert ook de beangstigende gedachte, de gedachte waar deze persoon last van heeft. Dit gebeurt bij de

MatriXmethode in tegenstelling tot The Work niet aan de hand van het toetsen van de gedachten.

2.8 Cognitieve therapie

Een andere behandeling voor een enkelvoudige angststoornis is cognitieve therapie. Tijdens cognitieve

therapie wordt bij een enkelvoudige angststoornis meestal dezelfde behandeling gegevens als bij andere

angststoornissen (Boer, den & Westenberg, 1995).

Cognitieve therapie gaat ervan uit dat de angst berust op onjuiste ideeën over de gevaren van het fobische

object en de eigen acties (Boer, den & Westenberg, 1995). Bijvoorbeeld: bij claustrofobie het idee hebben dat er in

een kleine ruimte te weinig zuurstof is om te ademen. Beck (1993) stelt dat cognitieve therapie opgevat kan worden

als het werken met een cognitief model van een stoornis, waarbij verschillende methoden toegepast worden, met als

doel om verkeerde ideeën en verschillende wijzen van informatie verwerken, die kenmerkend zijn voor een bepaalde

stoornis, te veranderen.

Het Brugse model van keuzevrijheid (Isebaert, 2007) kijkt naar de samenhang tussen de realiteit en de

waarneming hiervan, het toekennen van betekenissen en het handelen daarop. Hierdoor wordt het onderscheid

duidelijk gemaakt tussen de betekenisverlening (de semantische keuze) en de handelingsbeslissing die uit de

betekenisverlening komt (de pragmatische keuze).Tijdens het waarnemen van de realiteit geeft een individu daar zelf

een betekenis aan. De betekenis van deze waarnemingen kunnen erg divers zijn. Dit is de ‘semantische keuze’. Een

persoon kan bijvoorbeeld aan de realiteit ‘auto’ de betekenis ‘nuttig vervoersmiddel’ geven, maar een ander individu

kan er de betekenis ‘gevaarlijk vervoersmiddel’ aan geven. Deze betekenis vormt de basis van de pragmatische

Page 16: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

15

keuze dit is de handelingsbeslissing. Met het voorbeeld van de auto kan dit betekenen dat een individu het als een

plezierig of gevaarlijk vervoersmiddel beschouwd. Als de keuze in de waarnemingsfase beperkt is, dan ligt de

handeling voor de hand. Iemand die bijvoorbeeld niet in een auto durft te stappen denkt bij het aanschouwen van een

auto niet alleen aan de betekenis ‘gevaarlijk vervoersmiddel’, maar hierbij is er ook de angst voor het verongelukken

en in extreme gevallen de doodsangst. Hierbij speelt de handelingswijze een rol. Diverse mensen zullen deze

gedachtes delen, maar iemand die er angstig voor is zal zijn handelingswijze beperken door het rijden op een motor

te vermijden.

Cognitieve behandeling richt zich als eerste op het boven tafel krijgen van het denkbeeld van de

angstovertuiging. Daarna is het voor de therapeut mogelijk om de persoon uit te dagen op zijn ideeën, kan er

corrigerende informatie worden gegeven en waar nodig een specifiek gedragsexperiment worden ontworpen (Boer,

den & Westenberg, 1995). Bij het behandelen van angststoornissen met behulp van cognitieve therapie wordt er

gebruik gemaakt van diverse specifieke interventies. Hierbij worden ontspannings- en meditatietechnieken gebruikt

zoals afleidingstechnieken, confrontatietherapie en onderbrekingstechnieken.

Simons (2004) geeft aan dat uit een groot aantal effectstudies blijkt dat cognitieve therapie een effectieve

vorm is van psychotherapie. Cognitieve therapie richtte zich aanvankelijk op depressies en angsten, maar uit de

meest recente gecontroleerde effectstudies blijkt dat het ook een effectieve vorm van therapie is voor zwaardere

stoornissen, zoals de bipolaire stoornis en schizofrenie.

Uit de literatuur blijkt dat cognitieve therapie en de MatriXmethode overlappingen hebben. Bij beide wordt er

gekeken naar hoe een individu stimuli verwerkt en hoe men daar vervolgens mee omgaat. Bij het (onbewust) foutief

verwerken van informatie kunnen deze gegevens veranderd worden. Deze informatie kan bestaan uit irrationele

gedachten, gevoelens, beelden en/of geluiden.

Daarnaast komt het ABC-schema van de cognitieve gedragstherapie overeen met de eigen ideeën van

belemmerende strategieën. De MatriXmethode gaat ervan uit dat wanneer iets heeft plaatsgevonden of nog gaat

plaatsvinden (A) mensen daar eigen details aan koppelen uit hun eigen beleving (de beelden, geluiden, gevoelens

en/of gedachtes) die fijn of minder fijn waren of zullen zijn (B). Deze ervaringen koppelen mensen aan hun eigen

ontwikkelde strategie en problemen zoals de angst voor tunnels en het daarbij horende gevoel en gedrag (bedreigend

gevoel en vermijding (C).

Het verschil tussen cognitieve therapie en de MatriXmethode is dat er bij cognitieve therapie diverse

volgopdrachten gecreëerd worden. Dit gebeurt bij de MatriXmethode niet. Ook spelen de vervolgsessies die bij

cognitieve therapie gegeven worden een rol in het verschil. Bij de MatriXmethode wordt dit niet gedaan omdat deze

methode haar resultaat na de eerste sessie van een uur zegt te behalen.

Page 17: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

16

3. Het effect van De MatriXmethode bij mensen met angst bij dieren

3.1 Inleiding

Tijdens dit onderzoek wordt er gekeken naar de effectiviteit van De MatriXmethode op angst voor dieren. Er

wordt gekeken of er een significant verschil is bij de deelnemers die een coaching hebben ontvangen en er wordt

gekeken of er een significant verschil is tussen deelnemers die een coaching hebben gehad en deelnemers die geen

coaching hebben gehad. Er wordt gewerkt met een intakelijst, een nulmeting en drie nametingen. Op deze manier

worden de gegevens verkregen bij zowel de mensen die een coaching hebben gekregen als de mensen die geen

coaching hebben gekregen. Deze gegevens worden met bijvoorbeeld SPSS geanalyseerd. De groepen deelnemers,

de onderzoeksprocedure, het onderzoeksdesign en dergelijke worden in dit hoofdstuk beschreven.

3.2 Onderzoekstype en -design

Baarda (2009) stelt in dat als je de invloed van het een op het ander wil onderzoeken, dat daar een

experiment voor nodig is. Dit onderzoek wil onderzoeken of de MatriXmethode een positief effect (invloed) heeft op de

beleving van angst. De angst wordt dus minder. Hierbij is de MatriXmethode de onafhankelijke variabele en de

angstbeleving is de afhankelijke variabele (effect variabele). Volgens Baarda (2009) is een onderzoek met een

onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele met een experiment, een effect- of evaluatie onderzoek. Dit

onderzoek is dus een experimenteel effectonderzoek.

In een effectonderzoek stelt de onderzoeker mensen bloot aan een experimentele interventie of stimulus

(Boeije, Hart, & Hox 2009). De onafhankelijke variabele (MatriXmethode) wordt gemanipuleerd om te kijken wat het

effect is op de afhankelijke variabele (fobie). De afhankelijke variabele wordt ook wel de effectvariabele genoemd

(Boeije, Hart, & Hox 2009). Het onderzoek naar het effect van de MatriXmethode wordt gedaan met twee groepen: de

experimentele groep, dit is de groep waar het experiment daadwerkelijk op wordt gedaan en de controle groep, deze

groep ondergaat het experiment niet, maar doet wel mee aan de metingen. Een effectonderzoek begint met een

nulmeting ofwel pretest (Boeije, Hart, & Hox 2009). Dit gebeurt voor dat het experiment heeft plaatsgevonden. Daarna

ondergaat de experimentele groep het experiment. Wanneer het experiment heeft plaatsgevonden wordt meteen

daarna nog een meting gedaan. Deze meting wordt ook wel de posttest genoemd (Boeije, Hart, & Hox 2009). In dit

onderzoek wordt er na de postmeting ook nog een derde meting gedaan.

In een experimenteel onderzoek wordt geprobeerd een causaal verband aan te tonen, maar op het moment dat er

een effect gemeten wordt wil dit niet zeggen dat, dat alleen aan de onafhankelijke variabele ligt (Boeije, Hart, & Hox

2009). In dit onderzoek wordt er rekening me gehouden dat de coach van invloed kan zijn op het effect, daarom is er

gekozen meerdere coaches te gebruiken om deze storende factor te controleren.

Page 18: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

17

Buiten het experiment is voor zowel de experimentele- als de controlegroep het onderzoeksdesign hetzelfde. O staat

voor meting en X voor experiment. In schets:

Experimentele groep

Week 1 Week 1 Week 1 Week 3 Week 7

Nulmeting (O1) Interventie (X) Nameting 1 (O2) Nameting 2 (O3) Nameting 3 (O4)

Meten van

angstbeleving

Het doen van de

coaching

Meten van

angstbeleving

Meten van

angstbeleving

Meten van

angstbeleving

Controle groep

Week 1 Week 1 Week 3 Week 7 Week 7

Nulmeting (O1) Nameting 1 (O2) Nameting 2 (O3) Nameting 3 (O4) Interventie (X)

Meten van

angstbeleving

Meten van

angstbeleving

Meten van

angstbeleving

Meten van

angstbeleving

Het doen van de

coaching

O1 = De pretest (nulmeting)

O2 = Eerste posttest (nameting)

O3 = Tweede posttest

O4 = Derde posttest

X = Coaching

3.3 Deelnemers

De deelnemers aan dit onderzoek zijn niet gediagnosticeerd met een fobische stoornis. Daarom worden de

zeven kenmerken van voor een specifieke fobie gebruikt om personen te selecteren voor dit onderzoek. Deze

kenmerken worden ook gebruikt om de beleving van angst voor en na de coaching te meten

Deelnemers van dit onderzoek komen uit heel Nederland. Zij moeten voldoen aan de doelgroepbeschrijving

en DSM- IV criteria voor een enkelvoudige fobie. Het werven van deelnemers gebeurt op de volgende manieren:

Via de MatriXmethode site, brief aan basisscholen (bijlage 4), sociale media; krant en erkende onderzoeksites. Door

het gebruik van meerdere platformen en te kijken in het eigen netwerk, wordt er vanuit gegaan dat genoeg personen

zich aanmelden voor een representatief onderzoek.

Een a-selecte steekproef houdt in dat elke eenheid uit een de gekozen populatie een gelijke kans heeft om

in de steekproef te komen (Baarda, 2009). Bij een selecte steekproef beoordeelt de onderzoeker of een eenheid in de

steekproef terecht komt (Plooij, 2008). Naast a-selecte steekproeven zijn er ook selecte steekproeven, dit zijn meestal

verlegenheidssteekproeven (Baarda, 2009). Maar in het geval van dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een

quota steekproef. Volgens Baarda is een quota steekproef een variant waarbij de onderzoeker de eerste persoon die

hij/zij tegenkomt benadert en die persoon vraagt mee te doen aan zijn/haar onderzoek. Daarnaast heeft de

onderzoeker een quotum vastgesteld. In dit onderzoek is het minimale aantal deelnemers dertig.

Page 19: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

18

Aan dit onderzoek hebben tweeëndertig mensen meegedaan (N=32) waarvan vijftien mannen en zeventien

vrouwen. De leeftijd varieert van zes jaar tot vijftig jaar De oorspronkelijke doelgroep zou bestaan uit mannen en

vrouwen met de leeftijd van zes tot en met twaalf jaar, maar het bleek dat hierdoor het aantal deelnemers te laag zou

zijn voor een representatieve steekproef. In overleg met de opdrachtgever is besloten de leeftijdgrens uit te breiden.

De deelnemers zijn verdeeld over twee groepen. Dit betekent dat er zestien personen in zowel de experimentele

groep als de controle groep zitten. De deelnemers weten niet of zij in de experimentele- of controle groep zijn

ingedeeld.

3.4 Meetinstrumenten

Het onderzoek begint met een aanmeldingsformulier (bijlage 5). Hier worden de eerste gegevens

opgevraagd ofwel een eerste meting gedaan. Dit om te kijken of iemand voldoet aan de criteria voor deelname aan

het onderzoek. Door middel van een enquête wordt er een nulmeting (bijlage 6) gehouden voordat er coaching heeft

plaatsgevonden. De vragen die van belang zijn voor de analyses, worden na de coaching opnieuw geënquêteerd

(bijlage 7). De eerste nameting is direct na de coaching, de tweede nameting is twee weken na de coaching en de

laatste meting is vier weken na de coaching.

De enquête bestaat uit stellingen die te maken hebben met de criteria voor een specifieke fobie volgens de

DSM-IV. Deze stellingen worden beantwoord op een vijf punt schaal. Waarbij één helemaal niet van toepassing is en

vijf helemaal van toepassing is. Tijdens SPSS worden aan alle vijf de keuzes een waarde gehecht. Dit moet in SPSS

anders accepteert het programma de invoering niet.

Naast de enquête die wordt afgenomen. Is er ook nog een verklaring (bijlage 8) die de deelnemers

ondertekenen. Daarmee wordt duidelijk dat de deelnemer op de hoogte is dat hij/zij deel neemt aan een onderzoek en

dat daar bepaalde rechten en plichten bij horen. Ook is deze verklaring een belofte aan de deelnemers dat er ethisch

verantwoord onderzoek wordt gedaan.

De gedeelde variantie (het gebruik van dezelfde methode van meten) wordt in het onderzoek uitgesloten.

Dit is gedaan door de intake vragenlijst digitaal in te laten vullen, de nulmeting en eerste nameting in persoon te doen

en de tweede en laatste nameting gebeurt via de telefoon. De vragen uit de intakelijst worden anders gesteld dan de

vragen van de nulmeting en bij de nameting is er een extra vraag gesteld. Op deze manier is geprobeerd de common

methode variance uit te sluiten. Wel wordt er bij iedere meting gebruik gemaakt van dezelfde vragenlijst.

De vragenlijst bestaat uit zes vragen, waarbij de derde vraag uit twaalf onderdelen bestaat. De vragenlijst is

opgesteld aan de hand van de DSM IV kenmerken voor een specifieke fobie. De stellingen die in de DSM IV staan

zijn overgenomen. De meting van de stellingen gaat door middel van een vijf punten systeem, waarbij punt één staat

voor ‘helemaal niet van toepassing’ en punt vijf voor ‘helemaal van toepassingen’. Alle tussenliggende punten zijn op

even grote afstand van elkaar, maar hebben op de vragenlijst geen waarde toegekend zoals punt één en vijf. In SPSS

moet dit wel.

Page 20: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

19

3.5 Operationalisatie

Tijdens dit onderzoek wordt onderzocht of de MatriXmethode een negatief effect heeft op mensen met de

beleving van angst voor dieren. De beleving van angst wordt gemeten aan de hand van DSM-IV kenmerken van een

specifieke fobie en aan de hand van angstreacties wanneer de persoon wordt blootgesteld aan angstreactie. In de

vragenlijst staan stellingen die uit de DSM-IV criteria zijn gehaald.

Deze vragen zijn:

o Ik ervaar een dreiging als ik geconfronteerd word met het dier waar ik bang voor ben.

o Ik doe er alles aan om het dier te vermijden.

o Ik ervaar lichamelijke angstverschijnselen tijdens de angst die ik ervaar (Dit zijn meerder stellingen)

o Mijn sociale contacten lijden onder de angst die ik heb voor dieren

o Mijn beleving van angst is reëel in verhouding tot de realiteit.

o Andere mensen in mijn omgeving vinden mijn angst reëel in verhouding tot de realiteit.

De scores van deze stellingen zijn van één tot en met vijf, waarbij één aangeeft totaal niet van toepassing te zijn op

de persoon en vijf aangeeft dat de stelling helemaal van toepassing is op de persoon. Zo zijn de stellingen meetbaar

op interval niveau. Deze stellingen worden tijdens de nulmeting en de nametingen afgenomen. Zo wordt er gemeten

of er een significant verschil is in angstbeleving voor en na de coaching. Na het onderzoek wordt er een advies

gegeven. Om het advies kracht bij te zetten, worden er in de nameting een aantal open vragen gesteld over de

coaching van de angstbeleving.

Page 21: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

20

3.6 Analyses

In dit onderzoek wordt er gekeken of de MatriXmethode een effect heeft op angst voor dieren bij mensen van zes tot

vijftig jaar oud. Om een verschil te meten maakt het onderzoek gebruik van een T-toets. Er zijn drie vormen van T-

toetsen, waarvan er twee raakvlakken hebben met het onderzoek. Namelijk de paired samples t-test en de

independent sample t-test. Bij de paired sample test worden herhaalde metingen gebruikt daarmee mee je het

verschil tussen de beleving van angst voor de coaching en de beleving van angst na de coaching. Met deze test kan

het onderzoek bewijzen dat de MatriXmethode een effect heeft op de beleving van angst. Daarnaast is de

independent sample T-test bruikbaar voor het onderzoek. Bij de independent sample T-test wordt het verschil tussen

de experimentele groep en de controle groep op een variabele X gemeten. In dit geval zou variabele X de beleving

van angst zijn.

Om een T-test te mogen doen zijn er bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn: de variabelen moeten

op ratio of interval niveau zijn, de afhankelijke variabele moet normaal verdeeld zijn; de variantie moet homogeen zijn

en er moeten meer dan vijfentwintig mensen in een groep zitten (Baarda, de Goede & van Dijkum, 2003). In dit

onderzoek wordt er niet voldaan aan de groet van de groep. Het is niet mogelijk om een T-test te mogen doen.

Daarom wordt er gebruik gemaakt van rangorde tests.

Om tot de beleving van angst te komen zullen er vragen uit de enquête geclusterd moeten worden. Dit

gebeurt met de Cronbach’s Alfa. Wanneer er een aantal variabelen samengevoegd een score van .60 of hoger geven

(Baarda, Goede, de & Dijkum, van, 2007). Mag je van deze variabelen één variabele maken. In dit geval de beleving

van angst voor dieren.De Analyses in volgorde: Cronbach’s Alfa, Independent sample T-test en de Paired samples T-

test.

De metingen in schema:

EXP = experimentele groep

CTR = controle groep

0 = Nulmeting

1 = eerste nameting (direct na coaching)

2 = tweede nameting ( twee weken na coaching)

3 = derde nameting (zes weken na coaching)

metingen in schema

Page 22: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

21

4. Resulaten

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste en meest opvallende resultaten van dit onderzoek beschreven. De resultaten

die worden weergegeven dragen allemaal bij aan het beantwoorden van de vraag: ‘ Wat is het effect van De

MatriXmethode bij mensen met angst voor dieren’. De beschrijving van resultaten zal worden ondersteund door

tabellen en grafieken. Tijdens dit onderzoek wordt er geanalyseerd of er een verschil is in angstbeleving tussen voor

en na de MatriXmethode en of er een verschil is tussen de groep die gecoacht is en de groep die niet gecoacht is.

Deze analyses gebeuren met de Wilcoxon Signed-ranktoets en de Mann Whitney-U toets. Tijdens de analyses wordt

er genoegen genomen met een significantie van 95%. Tijdens de resulaten zal blijken dat er niet altijd evenveel

deelnemers zijn meegenomen tijdens de testen. Dit komt omdat er deelnemers zijn geweest die een vraag zijn

vergeten in te vullen .

4.1 Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 32 mensen meegedaan (N=32) waarvan vijftien mannen en zeventien vrouwen.

Bij de experimentele groep zijn zestien mensen ingedeeld (N=16) waarvan vijf mannen en elf vrouwen. Bij de controle

groep zijn zestien mensen ingedeeld (N=16) waarvan tien mannen en zes vrouwen.

De deelnemers komen uit heel Nederland (N=32) waarvan elf in Utrecht, drie in Noord-Holland, twee in Zuid-Holland,

drie in Overijsel, één in Friesland, één in Groningen, tien in Brabant en één in Gelderland (zie bijlage 9.4).

De deelnemers zijn tussen de zes en de vijftig jaar oud.

Page 23: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

22

4.2 Meetinstrument

Om te bepalen of de items in de vragenlijst kunnen worden samengevoegd tot één construct, wordt de

analyse ‘Cronbach’s Alpha’ uitgevoerd in het statistisch computerprogramma SPSS. De vragenlijst bestaat uit

zeventien items die allemaal bedoeld zijn om de beleving van angst te meten. De nulmeting wordt geanalyseerd met

de Cronbach’s alpha. Wanneer blijkt dat deze samengevoegd kan worden, kunnen de andere metingen ook worden

samengevoegd.

Een construct kan worden samengevoegd wanneer de score van de Cronbach’s alpha minimaal 0.60 is (Verhoeven,

2007). Er wordt gewerkt met één construct genaamd Beleving van angst. De score die de Cronbach’s Alfa aangeeft is

0.733 (zie bijlage 9.5)

Deze score geeft aan dat alle items in de vragenlijst kunnen worden samengevoegd tot één variabele. In dit

geval mate van angst beleving.

4.3 Rangorde testen of T-toetsen

Om een T-toets te mogen uitvoeren is een van de voorwaarden dat een groep minimaal uit vijfentwintig

mensen bestaat. Tijdens dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee groepen een experimentele- en een

controlegroep. Beide groepen bestaan uit zestien personen. Dit houdt in dat er geen T-toetsen gedaan worden, maar

rangorde testen. De rangorde testen die gedaan worden zijn de Wilcoxon Signed-rank toets en de Mann-Whitney U

toets. Voor deze rangorde testen gelden namelijk niet de strenge voorwaarden die er zijn voor een T-test. De

voorwaarden voor een Wilcoxon Signed-rank test zijn: de testvariabele is minimaal op ordinaal niveau gemeten

(Baarda, Goede, de & Dijkum, van, 2007), alle variabelen zijn op interval niveau gemeten dus daar wordt aan

voldaan. Een andere voorwaarde is dat er sprake is van twee gekoppelde steekproeven (Baarda, Goede, de &

Dijkum, van, 2007), in dit onderzoek de experimentele steekproef en de controle steekproef. De voorwaarden voor de

Mann-whitney U test is dat het gaat om twee niet gekoppelde steekproeven (Baarda, Goede, de & Dijkum, van, 2007),

tijdens dit onderzoek worden beide groepen ook appart geanalyseerd. En de testvariabele is minimaal op ordinaal

niveau gemeten (Baarda, Goede, de & Dijkum, van, 2007). Er zou voor de vorm een Kolmogorov-Smirnov test

uitgevoerd kunnen worden, maar omdat dit niets toevoegt aan het onderzoek is dit niet gebeurd.

Page 24: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

23

4.4 Wat is het effect van de MatrXmethode op de beleving van angst voor dieren?

4.4.1 Nulmeting

De Mann-Whitney U toets voor de nulmeting tussen de experimentele- en controle groep geeft aan dat er

geen significant verschil ( U = 72.500; p = .240) is tussen de experimentele groep (gemiddelde rangordescore 12.68)

en de controle groep ( gemiddelde rangordescore 16.32). (zie bijlage 9.13)

4.4.2 Meetmoment nulmeting en eerste nameting

De Mann-whitney U toets voor de eerste nameting tussen de experimentele- en controle groep geeft aan

dat het blijkt dat de experimentele groep een lagere score op angstbeleving heeft (gemiddelde rangordescore 8.27)

dan de controle groep ( gemiddelde rangordescore 22.21). Dit verschil is significant ( U = 4000; p = .000). (zie bijlage

9.14)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat tussen de nulmeting en de eerste nameting in de

experimentele groep er een significant verschil is (Z = -3.182; p = .001) in angstbeleving na de coaching. Bij de 13

onderzochte mensen was er 13 keer sprake van een lager score voor angstbeleving tijdens de nameting. (zie bijlage

9.7)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat er tussen de nulmeting en de eerste nameting in de controle

groep geen significant verschil is (Z = ,000; p = 1.000) in angstbeleving tussen de eerste en de tweede meting. Bij de

14 onderzochte mensen waren alle 14 scores waren gelijk aan elkaar. (zie bijlage 9.10)

4.4.2 Meetmoment nulmeting en tweede nameting

De Mann-whitney U toets voor de tweede nameting tussen de experimentele- en controle groep geeft aan

dat de experimentele groep minder beleving van angst heeft (gemiddelde rangordescore 9.09) dan de controle groep

(gemiddelde rangordescore 23.37). Dit verschil is significant ( U = 9.500; p = .000). (zie bijlage 9.15)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat er tussen de nulmeting en de tweede nameting in de

experimentele groep een significant verschil is (Z = -3.297; p = .001) in angstbeleving. Bij de 14 onderzochte mensen

was er 14 keer sprake van een lager score voor angstbeleving tijdens de nameting. (zie bijlage 9.8)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat er tussen de nulmeting en de tweede nameting in de controle

groep geen significant verschil is (Z = -1.342; p = .180) in angstbeleving. Bij de 14 onderzochte mensen was er 2 keer

sprake van een lagere score voor angstbeleving tijdens de nameting. In 12 gevallen was er geen verschil tussen de

eerste meting en de tweede meting. (zie bijlage 9.11)

Page 25: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

24

4.4.2 Meetmoment nulmeting en derde nameting

De Mann-whitney U toets voor de derde nameting tussen de experimentele- en controle groep geeft aan dat

de experimentele groep minder beleving van angst heeft (gemiddelde rangordescore 9.66) dan de controle groep (

gemiddelde rangordescore 22.77). Dit verschil is significant ( U = 18.500; p = .000). (zie bijlage 9.16)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat er tussen de nulmeting en de derde nameting in de

experimentele groep een significant verschil is (Z = -3.204; p = .001) in angstbeleving. Bij de 14 onderzochte mensen

was er 13 keer sprake van een lager score voor angstbeleving tijdens de nameting. In 1 geval is de score voor

angstbeleving hoger tijdens de nameting. (zie bijlage 9.9)

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat tussen de nulmeting en de derde nameting in de controle

groep er geen significant verschil is (Z = -1.342; p = .180) in angstbeleving. Bij de 14 onderzochte mensen was er 2

keer sprake van een lagere score voor angstbeleving tijdens de nameting. In 12 gevallen was er geen verschil tussen

de eerste meting en de derde meting. (zie bijlage 9.12)

4.4.5 Meetmoment eerste nameting en tweede nameting.

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat tussen de eerste nameting en de tweede nameting in de

experimentele groep geen significant verschil is (Z= -.694; p= .488) in de angstbeleving. Van de vijftien onderzochte

mensen was er zeven keer sprake van een lagere score voor angstbeleving tijdens de tweede meting. Zeven keer

wordt er een hogere score voor angstbeleving gegeven tijdens de tweede nameting en één keer is de score in zowel

de eerste nameting als de tweede nameting gelijk. (zie bijlage 9.17)

4.4.6 Meetmoment tweede nameting en derde nameting.

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat tussen de tweede nameting en de derde nameting in de

experimentele groep geen significant verschil is (Z= -.771; p= .441) in de angstbeleving. Van de zestien onderzochte

mensen was er negen keer sprake van een lagere score voor angstbeleving tijdens de derde meting. Vier keer wordt

er een hogere score voor angstbeleving gegeven tijdens de derde nameting en drie keer is de score in zowel de

tweede nameting als de derde nameting gelijk. (zie bijlage 9.18)

4.4.7 Meetmoment eerste nameting en derde nameting.

De Wilcoxon Signed-ranktoets geeft aan dat tussen de eerste nameting en de derde nameting in de experimentele

groep geen significant verschil is (Z= -.440; p= .660) in de angstbeleving. Van de vijftien onderzochte mensen was er

tien keer sprake van een lagere score voor angstbeleving tijdens de derde meting. Vier keer wordt er een hogere

score voor angstbeleving gegeven tijdens de derde nameting en één keer is de score in zowel de eerste nameting als

de derde nameting gelijk. (zie bijlage 9.19)

Page 26: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

25

4.4.8 Verloop angstbeleving in zes weken met rangordescores.

Blauw = experimentele groep

Roze = controle groep

Page 27: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

26

5. Conclusie & Discussie

In hoofdstuk 5.1 worden de conclusies uit het resultaten beschreven. Op deze manier wordt er antwoord

gegeven op de hoofdvraag: ‘ Wat is het effect van De MatriXmethode op angst voor dieren’? In hoofdstuk 5.2 komt de

discussie aan bod. In de discussie worden de beperkingen van dit onderzoek beschreven en aanbevelingen voor

vervolgonderzoek gedaan.

5.1 Conclusie.

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Wat is het effect van De MatriXmethode op angst

voor dieren’?

Het blijkt dat er tijdens de nulmeting geen significant verschil tussen de experimentele- en controlegroep is. Dit wil

zeggen dat, beide groepen vergelijkbaar zijn.

Tijdens de eerste nameting blijkt dat er een significant verschil is tussen de experimentele- en de controle

groep. Tussen de nulmeting en eerste nameting in de experimentele groep is een significant verschil gevonden.

Tijdens dezelfde vergelijking in de controle groep blijkt dat er geen significant verschil is. Hieruit kan geconcludeerd

worden dat er direct na de coaching een negatief effect op de angstbeleving is in de experimentele groep en dat de

controle groep geen verandering heeft doorgemaakt in de angstbeleving. Daarmee kan geconcludeerd worden dat de

daling van angstbeleving in de experimentele groep kan worden toegeschreven aan de MatriXmethode.

Tijdens de tweede nameting blijkt dat er een significant verschil blijft tussen de experimentele- en de

controle groep. Tevens wordt een significant verschil gevonden tussen de nulmeting en tweede nameting in de

experimentele groep en voor dezelfde meting in de controle groep wordt geen significant verschil gevonden. De

conclusie die hieruit volgt is: Na twee weken is er nog steeds een significant negatief effect op de angstbeleving in de

experimentele groep. In de controle groep wordt na twee weken geen significant verschil gevonden. De daling van

angstbeleving in de experimentele groep kan worden toegeschreven aan de MatriXmethode.

Tijdens de derde nameting blijkt dat er een significant verschil is tussen de experimentele- en de controle

groep. Daarnaast wordt er een significant verschil gevonden tussen de nulmeting en derde nameting in de

experimentele groep. Voor dezelfde meting in de controle groep wordt geen significant verschil gevonden. De

conclusie die hieruit gemaakt wordt is: Na zes weken is er een significant negatief effect op de angstbeleving in de

experimentele groep. In de controle groep is er na zes weken geen significant verschil gevonden. Daarom kan de

daling van angstbeleving in de experimentele groep worden toegeschreven aan de MatriXmethode.

.Het feit dat er geen significant verschil is tussen de eerste en tweede nameting, de tweede en derde

nameting en de eerste en derde nameting in de experimentele groep toont aan dat de MatriXmethode een blijvende

daling in angstbeleving geeft in een tijd van zes weken.

Page 28: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

27

Uit de resultaten in de controle groep blijkt dat tussen de eerste en tweede nameting, de tweede en derde

nameting en de eerste en derde nameting geen significant verschil is in de angstbeleving. Hieruit kan geconcludeerd

worden dat er in de controle groep geen significante invloeden op de angstbeleving zijn geweest tijdens het

onderzoek. Uiteindelijk is het significant gevonden verschil in de experimentele groep volledig toe te schrijven aan de

MatriXmethode.

Uit deze resultaten kan worden geconcludeerd dat er maar één coaching van een uur nodig is om de

beleving van angst tot zes weken na de coaching significant te verlagen.

5.2 Discussie

Het onderzoek is met een summier aantal deelnemers uitgevoerd (N=32). Er kan daarom alleen iets gezegd

worden over het effect binnen de groepen. Daarom kunnen de resultaten niet worden gegeneraliseerd. Daarnaast zijn

de groepen niet homogeen. In de experimentele groep zijn er overheersend vrouwen en in de controle groep zijn er

overheersend mannen. Ook de leeftijd is zeer gespreid zo zijn er zijn tweeëntwintig kinderen tussen de zes en twaalf

jaar oud, en zijn er ook tien volwassenen, die mee hebben gedaan aan het onderzoek. Desalniettemin zijn er

bruikbare resultaten met betrekking tot het effect van De MatriXmethode uit het onderzoek gekomen. In een vervolg

onderzoek dient er rekening gehouden te worden met het aantal deelnemers en de homogeniteit van die groepen

tijdens het onderzoek. Dit zou kunnen worden bereikt met het doen van een selecte steekproef in plaats van een

aselecte steekproef. Op deze manier kan de onderzoeker de groepen naar gelijkheid verdelen.

Tijdens het onderzoek is er actief geworven voor deelnemers. De manier om mensen binnen te krijgen was

het krijgen van een gratis coaching, waar deze normaal ongeveer € 80,- kost. De gratis coaching kan de motivatie zijn

geweest van deelnemers. De actieve werving was noodzaak gezien de looptijd van vijf maanden had en in die tijd

komen er onvoldoende mensen met alleen angst voor dieren in de praktijk. Toch heeft dit onderzoek een goed

resultaat voor het MatriXmethode Instituut behaald met de geworven deelnemers. Bij een vervolg onderzoek moet

men rekening houden met de motivatie van de deelnemers. Om het idee van baat het niet schaad het niet te

voorkomen zal het onderzoek een langere tijd moeten lopen. In ieder geval met het werven van deelnemers, zodat er

echt gemotiveerde mensen komen die van hun angst voor dieren af willen.

Eerder is aangegeven, dat de tijd om dit onderzoek te doen erg kort was met betrekking tot het werven van

deelnemers. Tijd is ook een heikel punt voor de metingen die gedaan zijn tijdens dit onderzoek. Het onderzoek is

verdeeld over één nulmeting en drie nametingen verspreid over direct na de coaching, na twee weken na de coaching

en na zes weken na de coaching. Tijdens dit onderzoek zijn er geen significante verschillen in effectiviteit gevonden

tussen de nametingen. Echter zijn er wel verschillen gemeten. Het is interessant om het volgende onderzoek langer te

laten lopen nadat de coaching heeft plaatsgevonden. Naast de metingen gedaan zoals in dit onderzoek moet er dan

op langere termijn weer gemeten worden op de beleving van angst. Bijvoorbeeld na twaalf, vierentwintig en

tweeënvijftig weken.

Tijdens dit onderzoek zijn er mensen geweest die een vraag hebben overgeslagen of zijn vergeten in te

vullen. Dit betekent dat in het computer programma SPSS deze mensen niet worden meegenomen in de analyses. Er

waren tijdens dit onderzoek genoeg resultaten om de analyses te kunnen uitvoeren. Maar voor een vervolg onderzoek

zou er na het invullen van de vragenlijst een check gedaan moeten worden. Op deze manier wordt er voorkomen dat

er mensen zijn die niet alles invullen.

Page 29: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

28

Tijdens dit onderzoek zijn er voor angst voor dieren meerdere MatriXmethode coaches geweest. Dit zorgt

ervoor dat de resultaten afhankelijk kunnen zijn van een goede of slechte coach. Dit kan de resultaten in een

negatieve of positieve manier beïnvloeden. Het is verstandig om in een vervolgonderzoek met één coach te werken.

Deze coach moet goed gekeurd worden door Ingrid Stoop. Zo zijn de resultaten van één coach die goed is bevonden

door Ingrid. Echter tijdens dit onderzoek zijn er goede resultaten behaald.

Tijdens de nametingen bleek dat niet iedereen alweer in contact was gekomen met het dier waar zij op

gecoacht waren. Het is mogelijk dat de gecoachte daardoor gaat twijfelen aan de werking van de methode. Door een

lang lopend onderzoek te doen is het eerder mogelijk dat de gecoachte in contact komt met het dier.

Page 30: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

29

6. Algemene conclusie en aanbevelingen

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de hoofdvraag de algemene conclusie beschreven. Naast de

algemene conclusie worden er aanbevelingen over de effectiviteit van de MatriXmethode gedaan.

6.1 Algemene conclusie

In dit hoofdstuk wordt beantwoordt wat de ‘effectiviteit van de MatriXmethode op angst voor dieren’ is.

Uit het onderzoek blijkt dat de De MatriXmethode tijdens alle nametingen een negatief effect heeft op angst

voor dieren. Dit betekent dat na het ondergaan van een coachingsessie zorgvuldig uitgevoerd volgens de

MatriXmethode principes, de angst voor het dier is verminderd. Het blijkt dat in de controle groep geen significante

veranderingen zijn tijdens het onderzoek met betrekking tot de angst voor dieren. Daarom kan gesteld worden dat het

effect dat gemeten is in de experimentele groep, toegeschreven kan worden aan de MatriXmethode.

Ook blijkt dat de beleving van angst in de experimentele groep geen signifcante verschillen heeft tussen de

eerste nameting gelijk na de coaching en de nameting na zes weken. De verminderde beleving van angst na de

coaching blijft na zes weken hetzelfde.

De doelstelling die de MatriXmethode zich stelt: dat mensen zelf leren om de eigen strategie van de eigen

beleving van het eigen probleem te vervangen is bereikt. Volgens de resultaten stijgt de beleving van angst in de

experimentele groep iets, maar deze stijging is in geen van de nametingen significant en de angstbeleving ten

opzichte van de nulmeting blijft significant. Een andere conclusie die gesteld kan worden is: dat de methode

werkzaam is binnen deze onderzoeksgroep ongeacht de leeftijd en het geslacht.

De basis waarop de coaching van de MatriXmethode gebaseerd is. Het veranderen van zien, horen, voelen

en denken zorgt voor verandering in de angstbeleving, werkt in deze onderzoeksgroep en angst voor dieren.

Ook blijkt uit dit onderzoek dat het niet nodig is in te gaan op de oorzaak van de angst voor dieren. De angst

is in deze onderzoeksgroep significant minder geworden en gebleven, zonder de oorzaak van de angst onder handen

te nemen.

Page 31: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

30

6.2 Aanbevelingen

De eerste aanbeveling aan de opdrachtgever is: Het doen van een langdurig onderzoek. De duur van het

onderzoek is afhankelijk van hoe snel er genoeg mensen zijn die mee willen doen. Na de coaching zal het onderzoek

nog een jaar duren. Daarmee is het mogelijk om de discussiepunten over de insteek van de deelnemers en het aantal

metingen. Daarnaast is het mogelijk meer deelnemers aan het onderzoek mee te laten doen. Een deelnemers aantal

van driehonderdvijfenzestig is genoeg. Want na twintigduizend van de totale populatie verschilt de steekproef

nauwelijks meer. Dit zou kunnen door alle MatriXcoaches er in te betrekken.

Een tweede aanbeveling is dat het coachen niet meer gratis moeten zijn. Dit in verband met de intrinsieke

motivatie. Als het onderzoek uitgevoerd wordt over een langere periode en alle MatriXcoaches worden betrokken of

ze de mensen die binnen komen met de problematiek van het onderzoek, vragen of ze mee willen doen. Men kan

eventueel deelnemers een korting aanbieden. Op deze wijze wordt er voor gezorgd dat de mensen die meedoen

daadwerkelijk een hulpvraag hebben.

Verder is het verstandig om een kwalitatief onderzoek te doen. In dit onderzoek blijkt dat de MatriXmethode

werkt, maar dit is in een kleine populatie. Enkele deelnemers geven aan dat de coaching bij hen geen effect heeft. Via

een kwalitatief onderzoek kan worden nagegaan waarom de MatriXmethode niet heeft gewerkt en waarom bij andere

personen wel.

Er zijn tijdens de nametingen in de experimentele groep geen significante cijfers gevonden. Er is tijdens de

derde meting zelfs iets lager gescoord op angstbeleving dan tijdens de eerste nameting. Het zou interessant zijn om

te onderzoeken of op langere termijn de angst nog minder wordt, gelijk blijft of stijgt. Dit is te doen door na het

coachen meer nametingen te doen dan tijdens dit onderzoek. Een voorstel zou zijn een nameting direct na de

coaching; twee weken na de coaching; zes weken na de coaching; twaalf weken na de coaching; vierentwintig weken

na de coaching en een jaar na de coaching. Op deze manier kan er getoetst worden of het effect van de

MatriXmethode een blijvend effect is of niet.

Tijdens een volgend onderzoek is het verstandig om aandacht te besteden of de gecoachte mensen in

contact zijn gekomen met hun dier. En wat het verschil is tussen de deelnemers die de dieren alweer zijn

tegengekomen en de deelnemers die de dieren nog niet zijn tegengekomen.

Page 32: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

31

7. Referenties

American psychiatric association. (2000). DSM-IV-TR: Diagnostic and statistical manual of mental disorders.

Arlington, VA: American psychiatric association.

Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek!: handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Houten: Noordhoff

Uitgevers.

Baarda, d.,B., de Goede, M.,P.,M & van Dijkum, C., J. (2007). Basisboek Statistiek met SPSS: Handleiding voor het

verwerken en analyseren van en rapporteren over onderzoeksgegevens. Groningen: Wolters Noordhoff

Baarda, D., B., De Goede, M., P., M. & Teunissen, J. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff.

Bandler, R. (2001). Hoe haal je wat in je hoofd: De nieuwe denktechniek: NlP. Utrecht: Kosmos-Z&K Uitgevers.

Bandura, A., Rosenthal, T. (1966. vicarious classical conditioning as a function of arousal level. J. Pers. Soc.

Psychol., 3, 54-62

Beck, A.T. (1993). Cognitive Therapy. Past, present and future. Journal of consulting and Clinical Psychology, 6, 194-

198

Boeije, H., Hart, ‘t., H., Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Den haag: Boom Lemma uitgevers

Boer, den, J., A. & Westenberg, H.,G.,M. (1995). Leerboek angststoornissen: een neurobiologische benadering.

Utrecht: Uitgeverij De Tijdstroom BV.

Derks, L. & Hollander, J. (2001). Essenties van NLP: sleutels tot persoonlijke verandering. Utrecht: Kosmos-Z&K

uitgevers.

Dijk, A. van., Verweel, P. (1997). De ladder op omlaag. Een psychologie van besturen. Assen: Uitgeverij van Gorcum.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage: Publications Ltd.

Fischer, T. & Julsing, M. (2007). Onderzoek doen: kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen: Wolters

Noordhoff.

Heap, M. (1988). Hypnosis: Current Clinical, Experimental and Forensic Practices. London: Croom Helm.

Huisman, J (). Wat is NEI: hoe neuro emotionele integratie je kan helpen om in balans te komen.23, 02, 2011

http://humani.nl/n-e-i-therapie.

Huizingh, E. (2006). Inleiding: SPSS 14.0 voor windows en Data Entry. Den Haag: Sdu Uitgevers bv.

Isebaert, L. (2007). Praktijkboek Oplossingsgerichte Cognitieve Therapie. Utrecht: De Tijdstroom.

Kerr, P. (2005). Coaching met NLP: Praktische psychologische instrumenten voor coaching in de moderne

werkomgeving. Schiedam: Scriptum.

Page 33: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

32

Kopp, B. & Altman, R. (2005). Neurocognitive effects of phobia-related stimuli in animal-fearful individuals. Cognitive,

Affective, & Behavioral Neuroscience (2005, 5), 15.

Lilienfeld, S. O., Lynn, S. J., & Lohr, J. M. (2004). Science and Pseudoscience in Clinical Psychology.

Maris, E. (2003). Methoden en technieken van onderzoek in de psychologie. Leuven: Uitgeverij Acco.

Merckelbach, H., et al. (1996). The etiology of specific phobias: A review. Clinical Psychology Review, 16, 337-361.

Mooijman, Y (2005). Coachen en neuro emotionele integratie: Nederlands tijdschrift voor coaching, 2005 (2), 74-77.

Morisson, V. & Bennett, P. (2009). An introduction to health psychology. Amsterdam: Pearson.

Neuro-Linguistic Programming: Cargo Cult Psychology?', Journal of Applied Research in Higher Education (juli 2009),

Vol.1, Nr.2, p.57–63;

Nevid, J., Rathus, S. & Greene, B. (2008). Psychiatrie een inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Plooij, F. (2008). Onderzoek doen: een praktische inleiding in onderzoeksvaardigheden. Amsterdam: Pearson

Education Benelux.

Rögels, N. (2009). Levenslooppsychologie. Barneveld: Nelissen.

Schaufeli, W. & Bakker, A. (2007). De psychologie van arbeid en gezondheid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Simons, G. (2004). Cognitieve Gedragstherapie. Handleiding voor de praktijk. Baarn: HBuitgevers.

Slotboom, A. (2001). Statistiek in woorden: de meest voorkomende termen en technieken. Groningen: Wolters-

Noordhoff.

Stoop, I. (2010) , De Matrixmethode. Apeldoorn: de MatriXmethode

Vandereycken, W., Hoogduin, C,a,l,. & Emmelkamp, P,M,G. (2006). Handboek psychopathologie: deel 2 klinische

praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek: praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam:

Boom onderwijs.

Vliet, I,M (2004). Inleiding: Soorten angststoornissen, epidemiologie, etiologie/pathogenese. Bijblijven, 20: 291-296

Page 34: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

33

8. Bijlagen

Bijlage 1: Authenticiteitsverklaring

Page 35: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

34

Bijlage 2: Toestemmingsformulier

Page 36: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

35

Bijlage 3: Brief scholen

Directeur van de basisschool

Datum Februari 2011

Doorkiesnummer 0681341969

Onderwerp Scriptie toegepaste psychologie,

onderzoek naar het effect van de

coaching op angst voor dieren.

Contactpersoon Dhr. F.A. Veldt

Matrix.dierenangst@gmail

.com

Geachte mijnheer/mevrouw

Op de opleiding Toegepaste psychologie Eindhoven gaan studenten in hun laatste jaar een scriptie schrijven. Dit

project wordt uitgevoerd in opdracht van het MatriXmethode Instituut en wordt uitgevoerd door een aantal van onze

afstudeer studenten. Het project waarvoor we uw school benaderen, betreft een onderzoek naar het effect van De

MatriXmethode bij angst voor dieren in de leeftijd van zes tot twaalf jaar.

Het uitgangspunt van de MatriXmethode is dat mensen een interne strategie ontwikkelen bij leren en emoties.

Wanneer er problemen ontstaan. Blijkt dat deze strategie niet werkt of zelfs het tegendeel bewerkstelligt. Mensen zijn

er dan bij gebaat deze strategie te veranderen, naar een strategie die voor het individu wel werkt.

De MatriXmethode gaat niet in op de oorzaken van deze problemen, maar werkt effectief en praktisch aan een

oplossing. Een coaching sessie duurt ongeveer een uur, maar meestal korter. Het doel van de behandeling is dat

mensen het probleem zelf aanpakken en oplossen. De MatriXcoach gaat uit van de kracht, kwaliteit en het potentieel

van een persoon.

Op deze manier kunnen mensen hun eigen manier van informatieverwerking vinden, die precies past bij hun eigen

behoeften.

Het project betreft een individuele coaching van de MatriXmethode op angst voor dieren.

Hier zal één angst gecoacht worden. Tijdens het onderzoek zullen er meerdere meetmomenten zijn. Zowel voor als

na de coaching.

Mocht uw school besluiten medewerking te verlenen aan het beschreven onderzoeksproject. Zullen wij een brief aan

alle leerlingen mee willen geven voor de aanmelding voor ons onderzoek. Het onderzoek zal in de maanden maart

t/m augustus 2011 plaatsvinden. Vanzelfsprekend zullen dagen en tijden worden afgesproken met de leerkracht.

Page 37: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

36

Ik hoop u en de leerkracht(en), mede namens de studenten, door middel van deze brief enthousiast te hebben

gemaakt voor het onderzoek. Mocht u vragen hebben dan kunt mij via email bereiken

([email protected]) of telefonisch op 06-81341969.

Hoogachtend,

Dhr. F.A. Veldt

Student toegepaste psychologie Eindhoven.

Page 38: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

37

Bijlage 4: deelnemersbrief

Eindhoven, februari, 2011

Geachte ouders/verzorgers,

We willen graag uw aandacht voor een onderzoek dat wordt gedaan door het MatriXmethode instituut. Het onderzoek

gaat over het effect van De MatriXmethode bij angst voor dieren. De school die uw kind bezoekt, heeft aangegeven

mee te willen werken aan dit onderzoek. Dus wanneer uw kind bang is voor een dier of meerdere dieren kunt u zich

aanmelden bij ons onderzoek.

De Matrixmethode gaat er van uit dat dat mensen een interne strategie ontwikkelen bij leren en emoties. Wanneer er

problemen ontstaan. Blijkt dat deze strategie niet werkt of zelfs het tegendeel bewerkstelligt. Mensen zijn er dan bij

gebaat deze strategie te veranderen, naar een strategie die voor het individu wel werkt.

De MatriXmethode gaat niet in op de oorzaken van deze problemen, maar werkt effectief en praktisch aan een

oplossing.

Het doel van de behandeling is dat mensen het probleem zelf aanpakken en oplossen. De MatriXcoach gaat uit van

de kracht, kwaliteit en het potentieel van een persoon. Op deze manier kunnen mensen hun eigen manier van

informatieverwerking vinden, die precies past bij hun eigen behoeften.

Het project betreft een individuele coaching van de MatriXmethode op angst voor dieren.

Er zal één angst gecoacht worden. Tijdens dit onderzoek zullen er meerdere meetmomenten zijn, zowel voor als na

de coaching. De dagen en tijden van de coaching zullen worden afgesproken met de leerkracht(en). U zal

geïnformeerd worden over deze afspraken, zodat u zelf kan bepalen of u bij de coaching van uw kind wil bijwonen of

niet.

Vertrouwelijkheid, we gaan zorgvuldig om met de uit het onderzoek verkregen informatie. Alle gegevens zullen

vertrouwelijk behandeld worden.

Als u vragen heeft over dit onderzoek, neemt u dan gerust contact op met F. Veldt, student Toegepaste Psychologie.

Heeft u interesse in dit onderzoek. Bezoek de site: www.matrixmethode.nl en ga naar het kopje onderzoeken. Daar

vind u alle onderzoeken die er op dit moment gedaan worden door het MatriXmethode instituut, en kunt u zich

aanmelden voor één of meerdere van deze onderzoeken.

Bij voorbaat dank,

Frodo Veldt

[email protected]

06-81341969

Page 39: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

38

Bijlage 5: Intake lijst

Page 40: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

39

Bijlage 6: nulmeting

vragenlijst onderzoek angst voor dieren.

De gegevens die verkregen worden uit onderstaande vragen zullen uitsluitend gebruikt worden voor het

onderzoeksdoeleinde waaraan u hebt besloten deel te nemen. Onderstaande gegevens zullen anoniem en met zorg

behandeld worden.

Vul de volgende stelling in op een schaal van 1 t/m 5 waarbij 1 helemaal niet van toepassing en 5 helemaal van

toepassing op jou is.

Denk nu aan het dier waar je op gecoacht wordt.

1. Ik ervaar een dreiging als ik geconfronteerd wordt met het dier waar ik bang voor ben

1 2 3 4 5

2. Ik doe er alles aan om het dier waar ik bang voor ben te vermijden.

1 2 3 4 5

3. ik ervaar een lichamelijk angstverschijnselen tijdens de angst die ik ervaar.

o Nervositeit, onrust 1 2 3 4 5

o Trillen/beven 1 2 3 4 5

o Benauwd gevoel 1 2 3 4 5

o Zware transpiratie 1 2 3 4 5

o Licht gevoel in het hoofd/ flauwtes 1 2 3 4 5

o Moeite met ademhalen 1 2 3 4 5

o Verhoogde hartslag 1 2 3 4 5

o Duizelig 1 2 3 4 5

o Klamme handen 1 2 3 4 5

o Misselijkheid 1 2 3 4 5

o Diarree 1 2 3 4 5

o Geïrriteerdheid/ prikkelbaarheid 1 2 3 4 5

Page 41: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

40

4. Mijn sociale contacten lijden onder de angst die ik heb voor dieren.

1 2 3 4 5

5. Mijn beleving van angst is reëel in verhouding tot de realiteit.

1 2 3 4 5

6. Andere mensen in mijn omgeving vinden mijn angst niet reëel in verhouding met de realiteit.

1 2 3 4 5

U bent aan het einde gekomen van deze vragenlijst.

Hartelijk dank voor uw medewerking. Ik zal spoedig contact met u opnemen over de vervolgstappen met betrekking

tot het onderzoek.

Met vriendelijke groet,

Frodo Veldt student Toegepaste Psychologie

Page 42: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

41

Bijlage 7: Nameting

vragenlijst m.b.t. onderzoek angst voor dieren

De gegevens die verkregen worden uit onderstaande vragen zullen uitsluitend gebruikt worden voor het

onderzoeksdoeleinde waaraan u hebt besloten deel te nemen. Onderstaande gegevens zullen anoniem en met zorg

behandeld worden.

Als je nu denkt aan het dier waar je op gecoacht be nt.

Wat is nu je plaatje/flimpje

Wat is nu je geluid?

Wat is nu je gevoel?

Wat is nu je gedachte?

Wat vond je van de coaching?

Vul de volgende stelling in op een schaal van 1 t/m 5 waarbij 1 helemaal niet van toepassing en 5 helemaal van

toepassing op jou is.

Page 43: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

42

Als je nu denkt aan het dier waar je op gecoacht be nt.

1. Ik ervaar een dreiging als ik geconfronteerd wor dt met het dier waar ik bang voor ben

1 2 3 4 5

2. Ik doe er alles aan om het dier waar ik bang vo or ben te vermijden.

1 2 3 4 5

3. ik ervaar een lichamelijk angstverschijnselen ti jdens de angst die ik ervaar.

o Nervositeit, onrust 1 2 3 4 5

o Trillen/beven 1 2 3 4 5

o Benauwd gevoel 1 2 3 4 5

o Zware transpiratie 1 2 3 4 5

o Licht gevoel in het hoofd/ flauwtes 1 2 3 4 5

o Moeite met ademhalen 1 2 3 4 5

o Verhoogde hartslag 1 2 3 4 5

o Duizelig 1 2 3 4 5

o Klamme handen 1 2 3 4 5

o Misselijkheid 1 2 3 4 5

o Diarree 1 2 3 4 5

o Geïrriteerdheid/ prikkelbaarheid 1 2 3 4 5

4. Mijn sociale contacten lijden onder de angst die ik heb voor dieren.

1 2 3 4 5

5. Mijn beleving van angst is reëel in verhouding t ot de realiteit.

1 2 3 4 5

6. Andere mensen in mijn omgeving vinden mijn angst niet reëel in verhouding met de realiteit.

1 2 3 4 5

Page 44: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

43

U bent aan het einde gekomen van deze vragenlijst.

Hartelijk dank voor uw medewerking. Ik zal spoedig contact met u opnemen over de vervolgstappen met betrekking

tot het onderzoek.

Met vriendelijke groet,

Frodo Veldt student Toegepaste Psychologie

Page 45: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

44

Bijlage 8: verklaring toestemming

Verklaring tot toestemming voor deelname aan het on derzoek:

“informed consent”

‘Een onderzoek naar de effectiviteit van de MatriXm ethode bij Angst voor dieren.’

Onderzoek vanuit het MatriXmethode instituut

Ik, ondergetekende, heb een exemplaar van de deelnemersinformatie ontvangen. Ik heb de

informatie over het onderzoek gelezen en begrepen en geef toestemming voor de deelname

aan het onderzoek. Daarnaast zal ik tot het einde van het onderzoek meewerken aan de coaching en de interviews

van de onderzoekster - zowel telefonisch als via e-mail - .

Verder verklaar ik dat:

- De vragen die mij gesteld zijn in het intakeformulier, en alle toekomstige vragen die mij gesteld worden die nodig

zijn voor het onderzoek, naar waarheid te beantwoorden.

- Ik instem met de doelstelling van de coachingsbehandeling, waarbij ik me bewust ben dat het resultaat van de

coaching onder meer afhankelijk is van mijn eigen inspanning.

- Ik mij realiseer dat er geen sprake is van een resultaatsverplichting, maar een inspanningsverplichting aan de zijde

van Ingrid Stoop.

- Wanneer de coaching niet in de buurt gedaan kan worden, realiseer ik mij dat ik de coaching in Apeldoorn zal

ondergaan. Dit geheel gratis.

Breng mij aan het einde van het onderzoek op de hoogte van de onderzoeksresultaten:

(kruis aan wat van toepassing is)

o Ja

o Nee

Plaats _________________________ Datum (dag/maand/jaar) ___-___- 2010

Achternaam ____________________ Voornaam___________________________

Adres+postcode_____________________________________________________

Telefoonnummer _______________Geboortedatum (dag/maand/jaar) ___-___- ___

Handtekening deelnemer: *Handtekening ouder/verzorger:

Page 46: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

45

__________________________ __________________________

(*Voor kinderen jonger dan 12 jaar dient de ouder / verzorger de verklaring te ondertekenen

Voor kinderen van 12 tot 16 jaar dienen zowel de ouders / verzorgers als het kind

de verklaring te ondertekenen. Mensen vanaf 16 jaar zijn zelf bekwaam tot het aangaan van

de onderzoeksovereenkomst en hebben dus geen handtekening van ouder / verzorger nodig.)

NB: Bovenstaande persoonsgegevens zullen niet worden gekoppeld aan de gegevens

van de vragenlijst. Uw onderzoeksgegevens worden zonder vermelding van uw naam

verwerkt. De toestemmingsverklaring wordt gedurende vijf jaar bewaard en wordt daarna vernietigd.

Page 47: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

46

Bijlage 9: Resultaten

9.1 Aantal deelnemers totale bestand.

frequentie percentage Geldig percentage

Cumulatief percentage

Man 15 46.9 46.9 46.9

Vrouw 17 53.1 53.1 100

Totaal 32 100 100

geslacht

9.2 Aantal deelnemers experimentele groep.

frequentie Percentage Geldig percentage Cumulatief percentage

Man 5 31.3 31.3 31.3

Vrouw 11 68.8 68.8 100

totaal 16 100 100

geslacht experimentele groep

9.3 Aantal deelnemers controle groep.

frequentie percentage Geldig percentageCumulatief

percentage

Man 10 62.5 62.5 62.5

Vrouw 6 37.5 37.5 100

totaal 16 100 100

geslacht controle groep

Page 48: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

47

9.4 Afkomst van Deelnemers.

Friesland 1

Groningen 1

Utrecht 11

Overijsel 3

Brabant 10

Noord-Holland 3

Zuid-Holland 2

Gelderland 1

9.5 Cronbach’s Alpha.

N %

geldig 28 87.5

uitgesloten 4 12.5

totaal 32 100

casus proces samenvatting

Cronbach’s Alpha N aantal items

.733 17

betrouwbaarheid statistieken

Page 49: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

48

9.7 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving angst tussen de eerste meting en tweede meting in de experimentele

groep.

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting1_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 13 7.00 91.00

Postieve rangen 0 .00 .00

gelijk 0

totaal 13

Rangen

Nameting1_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z -3.182

Significantie .001

Test statistieken

9.8 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving angst tussen de eerste meting en derde meting in de experimentele

groep.

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting2_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 14 7.50 105.00

Postieve rangen 0 .00 .00

gelijk 0

totaal 14

Test statistieken

Nameting2_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z -3.297

Significantie .001

Page 50: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

49

9.9 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving angst tussen de eerste meting en vierde meting in de experimentele

groep.

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting3_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 13 7.96 103.50

Postieve rangen 1 1.50 1.50

gelijk 0

totaal 14

Nameting3_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z -3.204

Significantie .001

9.10 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving van angst tussen eerste en tweede meting in de controle groep

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting1_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 0 .00 .00

Postieve rangen 0 .00 .00

gelijk 14

totaal 14

Test statistieken

Nameting1_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z .000

Significantie 1.000

Page 51: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

50

9.11 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving van angst tussen eerste en derde meting in de controle groep

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting2_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 2 1.50 3.00

Postieve rangen 0 .00 .00

gelijk 12

totaal 14

Test statistieken

Nameting2_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z -1.342

Significantie .180

9.12 Wilcoxon Signed-ranktoets voor beleving van angst tussen eerste en vierde meting in de controle groep

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting3_angstbeleving-

Nulmeting_angstbeleving

Negatieve rangen 2 1.50 3.00

Postieve rangen 0 .00 .00

gelijk 12

totaal 14

Test statistieken

Nameting2_angstbeleving- Nulmeting_angstbeleving

Z -1.342

Significantie .180

Page 52: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

51

9.13 Mann-whitney U toets voor beleving van angst voor de eerste meting, tussen de experimentele groep en de

controle groep.

Rangen

Experimentele/controle

groep

N Gemiddelde

rang

Optelling van rangen

Nulmeting_angstbeleving Experimentele groep 14 12.68 177.50

Controle groep 14 16.32 228.50

totaal 28

Test statistieken

Nulmeting_angstbeleving

Mann-Whitney U 72.500

Wilcoxon W 177.500

Z -1.174

Significantie .240

Exacte significantie .246

9.14 Mann-whitney U toets voor de tweede meting beleving van angst, tussen de experimentele groep en de controle

groep.

Rangen

Experimentele/controle

groep

N Gemiddelde

rang

Optelling van rangen

Nameting1_angstbeleving Experimentele groep 15 8.27 124.00

Controle groep 14 22.21 311.00

totaal 29

Page 53: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

52

Test statistieken

Nameting1_angstbeleving

Mann-Whitney U 4.000

Wilcoxon W 124.000

Z -4.415

Significantie .000

Exacte significantie .000

9.15 Mann-whitney U toets voor de derde meting beleving van angst, tussen de experimentele groep en de controle

groep.

Rangen

Experimentele/controle

groep

N Gemiddelde

rang

Optelling van rangen

Nameting2_angstbeleving Experimentele groep 16 9.09 145.50

Controle groep 15 23.37 350.50

totaal 31

Test statistieken

Nameting2_angstbeleving

Mann-Whitney U 9.500

Wilcoxon W 145.500

Z -4.376

Significantie .000

Exacte significantie .000

Page 54: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

53

9.16 Mann-whitney U toets voor de vierde meting beleving van angst, tussen de experimentele groep en de controle

groep.

Rangen

Experimentele/controle

groep

N Gemiddelde

rang

Optelling van rangen

Nameting3_angstbeleving Experimentele groep 16 9.66 154.50

Controle groep 15 22.77 341.50

totaal 31

Test statistieken

Nameting3_angstbeleving

Mann-Whitney U 18.500

Wilcoxon W 154.500

Z -4.016

Significantie .000

Exacte significantie .000

9.17 meting experimentele groep tussen nameting 1 en nameting 2

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting1_angstbeleving-

Nameting2_angstbeleving

Negatieve rangen 7 5.93 41.50

Postieve rangen 7 9.07 63.50

gelijk 1

totaal 15

Page 55: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

54

Test statistieken

Nameting2_angstbeleving- Nameting1_angstbeleving

Z -.694

Significantie .488

9.18 meting experimentele groep tussen nameting 2 en nameting 3

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting3_angstbeleving-

Nameting2_angstbeleving

Negatieve rangen 9 6.28 56.50

Postieve rangen 4 8.63 34.50

gelijk 3

totaal 16

Test statistieken

Nameting3_angstbeleving- Nameting2_angstbeleving

Z -.771

Significantie .441

9.19 meting experimentele groep tussen nameting 1 en nameting 3

Rangen

N Gemidelde

rang

Optelling van

rangen

Nameting3_angstbeleving-

Nameting1_angstbeleving

Negatieve rangen 10 5.95 59.50

Postieve rangen 4 11.38 45.50

gelijk 1

Page 56: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

55

totaal 15

Test statistieken

Nameting3_angstbeleving- Nameting2_angstbeleving

Z -.440

Significantie .660

Page 57: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

56

Analyseplan

Een onderzoek door:

Frodo Veldt: 2093130

Openbaar document

Page 58: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

57

“Wat is het effect van De MatriXmethode op mensen m et angst voor dieren?”

Afstudeerder: Frodo Veldt (2093130)

Organisatie: Het MatriXmethode instituut

Begeleider Organisatie: Walter Franssen

Afstudeerdocenten: Katinka van Garderen & Jeske Nederstigt

Opleiding: Fontys Hogeschool HRM en Psychologie, Toegepaste Psychologie

Datum afstuderen: 27 mei

Page 59: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

58

Inhoudsopgave

Codeboek

Inleiding

Invoeren van gegevens

Preparatie gegevens

Page 60: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

59

1. Codeboek

Variabelen Vraag Code Meetniveau

Groep In welke groep zit de

deelnemer?

1 = experimentele groep

2 = controle groep

Nominaal

Sekse Wat is het geslacht van de

deelnemer?

1 = man

2 = vrouw

Nominaal

Dreigingsituatie

Dreigingsituatie1

Dreigingsituatie2

Dreigingsituatie3

Ik ervaar een dreiging

Wanneer ik wordt

Geconfronteerd met het

Dier waar ik bang voor

Ben.

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

interval

Vermijden

Vermijden1

Vermijden2

Vermijden3

Ik doe er alles aan om

het dier waar ik bang

voor ben te vermijden.

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Onrust

Onrust1

Onrust2

Onrust3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (onrust)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Trillen

Trillen1

Trillen2

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (trillen)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

Interval

Page 61: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

60

Trillen3 4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Benauwd

Benauwd1

Benauwd2

Benauwd3

ik ervaar lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (benauwd)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

interval

Transpiratie

Transpiratie1

Transpiratie2

Transpiratie3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (hevig zweten)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Flauwtes

Flauwtes1

Flauwtes2

Flauwtes3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (flauwtes/ licht

in het hoofd)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Ademhalen

Ademhalen1

Ademhalen2

Ademhalen3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (moeite met

ademhalen)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Hartslag

Hartslag1

Hartslag2

Hartslag3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (snelle hartslag)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

Interval

Page 62: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

61

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Duizelig

Duizelig1

Duizelig2

Duizelig3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (duizelig)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Handen

Handen1

Handen2

Handen3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (klamme handen)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Misselijkheid

Misselijkheid1

Misselijkheid2

Misselijkheid3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (misselijkheid)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Diarree

Diarree1

Diarree2

Diarree3

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

tijdens de angst die ik

ervaar. (diarree)

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

interval

Prikkelbaarheid

Prikkebaarheid1

ik ervaar een lichamelijk

angstverschijnselen

1 = helemaal niet van

toepassing

Interval

Page 63: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

62

Prikkebaarheid2

Prikkebaarheid3

tijdens de angst die ik

ervaar. (prikkelbaar)

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Sociale contacten

Sociale contacten1

Sociale contacten2

Sociale contacten3

Mijn sociale contacten

lijden onder de angst die

ik heb voor dieren.

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Reëelverhouding

Reëelverhouding1

Reëelverhouding2

Reëelverhouding3

Mijn beleving van angst

is reëel in verhouding tot

de realiteit

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

Interval

Reëelanderen

Reëelanderen1

Reëelanderen2

Reëelanderen3

Andere mensen in mijn

omgeving vinden mijn

angst niet reëel in

verhouding met de

realiteit.

1 = helemaal niet van

toepassing

2 = weinig van toepassing

3 = neutraal

4 = veel van toepassing

5 = helemaal van toepassing

interval

Page 64: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

63

2. Inleiding

In het analyseplan wordt beschreven hoe verzamelde gegevens tijdens het onderzoek, statistisch getoetst ofwel

geanalyseerd worden. Via deze statistische toetsen worden er bruikbare resultaten gepresenteerd. De analyses

komen tot stand in een SPSS. SPSS is een computerprogramma. Verder wordt er in het analyseplan aangegeven

welke stappen er gevolgd worden tijdens het onderzoek. Vanuit deze beschrijvingen komt de werkwijze bij het

analyseren van de gegevens naar voren.

In dit onderzoek worden de gegevens verzameld via vragenlijsten. De vragen waar de analyses over gedaan

worden zijn over het algemeen op interval meetniveau.

Dit onderzoek betreft het meten van het effect van de MatriXmethode op angst bij dieren en heeft het

volgende design.

Nulmeting Nameting 1 Nameting 2 Nameting 3

Experimentele

groep

Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

Controle groep Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

Meten van de

angstbeleving

3. Invoeren gegevens

Voordat er begonnen kan worden met het invoeren van de gegevens in het computerprogramma SPSS. Moeten eerst

de variabelen worden aangemaakt worden in het tabblad ‘ Variable View ’ in SPSS. In de Variable View worden

namen gegeven aan de variabelen maar ook worden er dan waardes en meetniveaus toegekend aan de variabelen.

Als laatste worden de missing value’s aangegeven, dit kan met nummer 9, 99 of 999. In dit onderzoek wordt er

gebruikt gemaakt van het nummer 99. Wanneer de variabelen zijn aangemaakt moeten de gegevens die uit het

onderzoek komen, worden ingevuld in de ‘ Data View ’ van SPSS.

4. Preparatie van gegevens

De Angstbeleving wordt gemeten aan de hand van de volgende vragen:

o Ik ervaar een dreiging als ik geconfronteerd word met het dier waar ik bang voor ben.

o Ik doe er alles aan om het dier te vermijden.

o Ik ervaar lichamelijke angstverschijnselen tijdens de angst die ik ervaar (meerdere stellingen)

o Mijn sociale contacten lijden onder de angst die ik heb voor dieren

o Mijn beleving van angst is reëel in verhouding tot de realiteit.

o Andere mensen in mijn omgeving vinden mijn angst reëel in verhouding tot de realiteit.

Page 65: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

64

Wanneer alle gegevens in het SPSS bestand staan, wordt er gecontroleerd op ontbrekende, verkeerde waarden en

foutieve data. Dit gebeurt met frequentietabellen. Als blijkt dat er foutieve data in het bestand zitten, worden deze

handmatig worden gecorrigeerd. Frequentietabellen kunnen als volgt worden gedaan in SPSS:

Analyze � Descriptive Statistics � Frequencies � Statistics

Bij Statistics vink je de Mean, Median, Mode, Sum, Std. Deviation, Skewness en kurtosis aan.

Wanneer het hele data bestand klopt wordt er gekeken naar de vragen die hercodering nodig hebben. Dit

gebeurt in SPSS op de volgende manier: � recode into different variables � vervolgens gaat de variabele waar het

om gaat naar het hokje input variable-->output variabe � je geeft een nieuw label en een nieuwe naam aan de

variabele en klikt op change� old en new values � in het vakje old value wordt de huidige waarde getypt en in het

vakje new value wordt de waarde die er aan gegeven moet worden getyp � add �Continue. In dit onderzoek is er

maar één stelling die gehercodeerd moet worden en dat is:’ Anderen vinden mijn angst niet reëel in verhouding met

de realiteit’. De waarden die zijn ingevuld kunnen de getallen één tot en met vijf zijn, tijdens de recode worden alle

waarden omgedraaid. Één wordt vijf, twee wordt vier, drie blijft drie, vier wordt twee en vijf word één.

Wanneer alle stellingen zijn gehercodeerd, wordt gekeken of er van de enkelvoudige variabelen een

construct gemaakt kan worden tot één variabele. In dit onderzoek is er maar één construct. Onder dit construct vallen

alle stellingen van de vragenlijst.Om te testen welke variabelen samengevoegd kunnen worden tot de beleving van

angst wordt een Cronbach’s alpha gedaan. Een Cronbach’s Alpha moet een score van minimaal 0.6 hebben (Baarda,

de Goede, van Dijkum, 2007) In SPSS gaat de Cronbach’s alfa als volgt:

Analyze � Scale � Reliability Analysis � aangeven welke variabelen meegaan in de analyse � Statistics � vink

Scale aan � continue � ok

Wanneer blijkt dat de enkelvoudige variabelen kunnen worden samengevoegd tot één nieuw item. Maak je

de volgende stappen in SPSS: Transform � Compute variable

In het vakje ‘Target Value’ geef je de naam van je nieuwe variabele in. In dit geval Belevingangst.

Daarna geef je in het vakje ‘Numeric Expression’ aan welke variabele je wilt samenvoegen. Dit doe je door achter elke

variabele een plusje te zetten. � Ok.

Tijdens dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil tussen de experimentele groep en de controle groep.

Om dit verschil te kunnen meten wordt er gebruik gemaakt van een ‘Independent sample T-test’. Want volgens

Baarda & de Goede (2006) maak je gebruik van een independent sample T-test wanneer je een verschil wil meten

tussen groepen. Bijvoorbeeld mannen en vrouwen. Een Independent sample T-test in SPSS:

Analyze � Compare means � Independent T-test

Daarna geef je aan welke variabelen je in de analyse wilt betrekken. De test variabele brenge je naar het kopje ‘Test

Variable(s)’ en de splitsingsvariabele breng je naar het kopje ‘ Grouping variable|(s)’ .

Achter de splitsingsvariabele komen twee vraagtekens te staan. Via Define Groups kan je aangeven om welke

groepen het gaat. � Continue � Ok.

Naast de Indepent sample T-test wordt ere en Paired samples T-test uitgevoerd. Een Paires samples T-test

wordt uitgevoerd wanneer er bij twee gekoppelde steeproeven eerst per paar het verschil wordt berekend (Baarda, de

Goede & van Dijkum, 2007). De Paired Samples T-test wordt in gaat in SPSS als volgt: Analyze � Compare Means

� Paired Samples T-test

Wanneer blijkt dat er niet wordt voldaan aan de voorwaarden om een T-test te mogen uitvoeren wordt in

plaats van de independent sample T-test de Wilcoxon Signed-rank toets uitgevoerd. De Wilcoxon Signed-rank wordt

Page 66: Angst voo die n - MatriXmethode...3.2 Onderzoekstype en –design 16 3.3 Deelnemers 17 3.4 Meetinstrumenten 18 3.5 Operationalisatie 19 3.6 Analyses 20 4. Resultaten 21 4.1 4.3 Rangorde

65

gedaan wanneer er twee afhankelijke of gekoppelde steekproeven zijn en de testvariabele moet minimaal op ordinaal

niveau gemeten zijn. Deze toets wordt gebruikt in plaats van de t-toets voor twee gekoppelde steekproeven (Baarda &

de Goede, 2006). De Wilcoxon Signed-rank toets wordt in SPSS als volgt gedaan: Analyze � Nonparametric Test �

2 Related Samples geef aan welke variabele onder welke Current Selections er moet komen en vink Wilcoxon aan �

Ok.

Voor de Paired samples T-test wordt een Mann-Whitney U-toets uitgevoerd wanneer er niet aan de

voorwaarden voor een T-test wordt voldaan. De Mann-Whitney U-toets heeft in de literatuur een kleine voorkeur op de

Kolmogorov-Smirnov bij grote steekproeven (huizingh, 2006). De Mann-Whitney U-toets wordt gebruikt wanneer er

wordt nagegaan of er een verschil is tussen twee onafhankelijke steekproeven (Baarde, de Goede & van Dijkum,

2007). De Mann-Whitney U test gaat in SPSS als volgt: Analyze � Nonparametric Tests � 2 independent samples.

In het hokje Test variable list zet je de testvariabele en in het hokje grouping variable de splitsingsvariabele.

Vervolgens vink je het hokje Mann-Whitney u aan. De test kan gedraaid worden.