Als de liefde heeft toegeslagen…

16

Click here to load reader

Transcript of Als de liefde heeft toegeslagen…

Page 1: Als de liefde heeft toegeslagen…

Als de liefde heeft toegeslagen…

Groepsbehandeling voor paren met geweld in hun relatie

Albert Neeleman en Ineke Toering

c Huiselijk geweld komt veel voor en vormt een groot maatschappe-lijk probleem. Sinds een jaar of tien zijn er behandelprotocollenvoor huiselijk geweld ontwikkeld, waarin slachtoffer(s) en daderdoorgaans een apart hulpverleningstraject aangeboden krijgen.Omdat er redenen zijn om aan te nemen dat een gezamenlijke be-nadering van partners vaak meer resultaten oplevert als het ompartnergeweld gaat, heeft ‘De Keerkring’ een dagprogramma opge-zet, dat stoelt op parengroepstherapie. Visie, programma en me-thodieken van dit programma worden in dit artikel beschreven engeïllustreerd met een gevalsbeschrijving.

Inleiding

Huiselijk geweld is geweld dat gepleegd wordt door iemand uit de huiselij-ke kring van het slachtoffer, dat wil zeggen (ex-)partners, gezinsleden, fami-lieleden en/of huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk’ verwijst naar de relatietussen pleger en slachtoffer en niet naar de plaats van het geweld. Geweldtussen (ex-)partners is slechts een van de vormen van huiselijk geweld die

ALBERT NEELEMAN, gz-psycholoog en psychotherapeut, is werkzaam als manager behandel-

inhoudelijke zaken bij het Kenniscentrum voor relatieproblematiek ‘De Keerkring’ van de

GGZ Drenthe in Beilen.

INEKE TOERING, psychiater, is werkzaam in eigen praktijk in Groningen. Voorheen was zij

coördinator van het Kenniscentrum voor relatieproblematiek ‘De Keerkring’.

Correspondentieadres: Albert Neeleman, Klaas Schipperlaan 39, 9731 KC Groningen.

E-mail: [email protected]

Page 2: Als de liefde heeft toegeslagen…

worden onderscheiden, naast bijvoorbeeld kindermishandeling, ouderen-mishandeling, mishandeling van ouders door hun kinderen en schadelijketraditionele praktijken (zoals genitale mutilatie). Onder geweld wordt ver-staan: aantasting van de persoonlijke integriteit. Het kan daarbij gaan omlichamelijk geweld (slaan, schoppen, vastbinden, anderszins pijn doen en/ofverwonden), psychisch of emotioneel geweld (uitschelden, treiteren, kleine-ren, bedreigen, stalken, sociaal isoleren, uitbuiten), ongewenste seksueletoenadering of seksueel misbruik (Van Dijk, Flight, Oppenhuis & Dues-mann, 1997; Movisie, 2009). Interpersoonlijk geweld is wettelijk verbodenen dat geldt dus ook voor huiselijk geweld. Huiselijk geweld is vaak onzicht-baar, maar komt veel voor en is een groot maatschappelijk probleem (Movi-sie, 2009). In grootschalige surveys in de Verenigde Staten en in verschillendelanden van Europa meldt ongeveer 45% van de ondervraagden ooit ervarin-gen met geweld in huiselijke kring te hebben opgedaan (Van Dijk en ande-ren, 1997; Van Lawick, 2008). Het onderzoek naar de prevalentie van huise-lijk geweld van Van Dijk en anderen (1997) is het recentste, representatieveonderzoek voor Nederland. Volgens hen doet slechts 6% van de slachtoffersdaadwerkelijk aangifte van huiselijk geweld en 12% melding bij de politiezonder tot aangifte over te gaan. Bij 80% gaat het daarbij om feitelijk gewelden niet alleen de dreiging ermee. Omdat er in Nederland jaarlijks ruim57.000 meldingen van huiselijk geweld bij de politie binnenkomen, zou ditbetekenen dat zich jaarlijks zo’n 500.000 incidenten voordoen (Van Lawick,2008). Het aantal meldingen is sinds de publiekscampagnes van de overheidin Nederland toegenomen (Movisie, 2009).

Uit het onderzoek van Van Dijk en anderen (1997) komt naar voren datmannen en vrouwen in vrijwel gelijke mate slachtoffer zijn geweest van hui-selijk geweld in brede zin. Vrouwen zijn echter twee keer zo vaak slachtoffervan partnergeweld: 16% van de vrouwen tegenover 7% van de mannen.

De partijen die betrokken zijn bij huiselijk geweld zijn de dader, hetslachtoffer, de toeschouwer (lees: kinderen) en de omgeving (onder meer fa-milie, buren, vrienden en de huisarts). Slachtoffers van geweld kunnen opfysiek, seksueel en emotioneel gebied klachten ontwikkelen. In de eersteplaats gaat het daarbij om het directe fysieke letsel. Schaamte over het ge-weld en het letsel kan slachtoffers beletten steun te zoeken in de sociale om-geving. Psychische klachten komen vooral naar voren als het geweld nietstopt en er geen zicht is op verbetering van de situatie (Movisie, 2009). Kin-deren die getuige zijn van huiselijk geweld lopen een grotere kans in huntoekomstige intieme relaties ook te maken te krijgen met geweld, als daderdan wel als slachtoffer (Kyu & Kanai, 2005; Kalmuss, 1984).

Huiselijk geweld leidt maatschappelijk tot aanmerkelijke kosten: kostenvoor het gebruik van (officiële) diensten (politie, justitie, gezondheidszorg,opvang en dergelijke), kosten die ontstaan door verzuim en productieverliesen kosten van het menselijk lijden (Movisie, 2009). Zeker die laatste post isnatuurlijk moeilijk te bepalen. De eerste kostenpost schat men in Nederlandvoor wat betreft ernstig fysiek geweld van mannen tegen hun vrouwelijke(ex-)partner op zo’n 271 miljoen euro per jaar (Movisie, 2009).

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 231

Page 3: Als de liefde heeft toegeslagen…

In 2003 heeft het Kenniscentrum voor relatieproblematiek ‘De Keerkring’besloten een dagbehandelingsprogramma te ontwikkelen voor paren wierrelatie gewelddadig is.

Behandeling van partnergeweld: apart of samen?

Huiselijk geweld is door de vrouwenbeweging op de maatschappelijke agen-da gezet. De aandacht richtte zich aanvankelijk vooral op de slachtoffers. Inde jaren ’80 en ’90 wordt er ook daderhulpverlening ontwikkeld. Deze kaneen vrijwillig, drang- of dwangkarakter hebben (Movisie, 2009). De dader-hulpverlening is meestal gericht op mannelijke plegers en heeft wortels inhet feministische gedachtegoed dat zegt dat deze mannen erop uit zijn ommacht en controle over hun vrouwen te krijgen of te houden (O’Leary, 2008).Vrouwen en kinderen worden beschouwd als kwetsbaar voor geweld, vanwe-ge hun lagere sociale, economische en politieke status in de samenleving danmannen. Vanuit deze benadering wordt de primaire verantwoordelijkheidom controle te krijgen over het geweld bij de dader gelegd en niet bij hetslachtoffer. De gemeenschap dient het slachtoffer te beschermen en de daderte helpen, casu quo van rechtswege te dwingen zijn verantwoordelijkheid tenemen. Internationaal is het zogenaamde model van Duluth, waarin Penceen Paymar bovenstaande gedachten hebben uitgewerkt (1993), het meest be-proefde model. Het is gebaseerd op de aanname van ‘patriarchaal geweld’ enveronderstelt dat huiselijk geweld een mannelijke dader kent en een vrou-welijk slachtoffer. Het model verwerpt expliciet elk idee van wederkerigheidof symmetrie in gewelddadige relaties. Naast een vooral educatief program-ma voor daders behelst het slachtofferbescherming en -opvang en een sa-menwerkingsmodel voor maatschappelijke instellingen, zoals politie, justi-tie, gemeenten en hulpverleningsinstanties. Veel van de andere seksespeci-fieke behandelprogramma’s voor daders zijn gebaseerd op dezelfde uit-gangspunten, maar dan aangevuld met specifieke cognitief-gedragsmatigeen psycho-educatieve interventies (O’Leary, 2008). Ook in Nederland wordener sinds een aantal jaren behandelprotocollen voor huiselijk geweld ontwik-keld, vaak als een samenwerkingsverband van de (forensische) hulpverle-ning met het lokale Advies- en steunpunt huiselijk geweld (ASHG), hetOpenbaar ministerie (OM) en de politie (Movisie, 2009). Ook hier krijgenslachtoffers en daders doorgaans een apart hulpverleningstraject en is deaanname dat de daders meestal mannelijk zijn en de slachtoffers vrouwelijk.De dader volgt veelal een agressieregulatietraining in groepsverband bij deforensische GGZ; het slachtoffer krijgt doorgaans een individueel contact bijhet maatschappelijk werk of een Bureau slachtofferhulp (zie bijvoorbeeldMeldpunt huiselijk geweld Drenthe, 2006). Zo nodig kunnen Vrouwenop-vanghuizen een veilig verblijf en begeleiding bieden.

Er kunnen redenen zijn om een alternatieve benadering te kiezen en beidepartners bij de behandeling te betrekken. De effectiviteit van de seksespeci-fieke benaderingen blijkt namelijk twijfelachtig (Babcock & La Taillade,2000; Babcock, Green & Robie, 2004). Bovendien is steeds duidelijker gewor-

Albert Neeleman en Ineke Toering232

Page 4: Als de liefde heeft toegeslagen…

den dat er wezenlijke verschillen zijn tussen groepen daders. Bij mannelijkedaders bijvoorbeeld kan het zinvol zijn verschillende typen te onderschei-den, waarvoor verschillende benaderingen wenselijk zijn (Holtzworth-Mun-roe & Stuart 1994; Holtzworth-Munroe, Meehan, Rehman & Marshall, 2002):c daders die alleen in eigen familie/gezin geweld gebruiken. Dit type daders

gebruikt het minste geweld binnen de huiselijke kring en kampt met min-der psychopathologie dan de andere twee;c daders met dysforie of borderlineproblematiek. Zij gebruiken in emotionele

nood matig tot ernstig geweld, vooral gericht op de vrouwelijke partner;c daders die algemeen gewelddadig zijn en/of antisociale of psychopa-

thische persoonlijkheidskenmerken hebben. Zij gebruiken het meeste ge-weld, zowel binnen de huiselijke kring als daar buiten.

Waar het uit elkaar halen van daders en slachtoffers voor het derde typewaarschijnlijk zonder meer aangewezen is, lijken voor bijvoorbeeld het eer-ste type de nadelen van zo’n aanpak te overwegen (Stith, McCollum, Rosen &Locke, 2002; Holtzworth-Munroe en anderen, 2002).

Daarnaast blijkt het traditioneel veronderstelde onderscheid tussen (man-nelijke) dader en (vrouwelijk) slachtoffer vaak niet houdbaar. Het geweldvindt veel gevallen plaats in het kader van onenigheid of ruzie tussen beidepartners. Vrouwen blijken daarbij minstens even vaak en even ernstige fysie-ke aanvallen op hun partner te initiëren en uit te voeren als mannen (South,Turkheimer & Oltmanns, 2009; Archer, 2000, 2002). Gewelddadig gedragvan vrouwen is een onderschat probleem. In de hulpverlening lijkt het taboegeworden om geweld van vrouwen te onderzoeken en te behandelen (VanLawick, 2008). Verwarrend is wel dat er een grote discrepantie bestaat tussendeze onderzoeken naar conflicthantering en de forensische onderzoeken,waarin vrouwen vele malen vaker slachtoffer blijken dan mannen, en man-nen vele malen vaker dader dan vrouwen. Dit grote verschil behoeft nog welnadere verklaring (Van Lawick, 2008). Mogelijk speelt hier in mee dat veelmannen geen aangifte willen doen van mishandeling, uit schaamte. Ook kanmeespelen dat het geweld van vrouwen minder vaak tot fysieke verwondingof diepe angst bij de partner leidt (O’Leary, 2008).

Geweld kan in ieder geval in een situatie ontstaan waarin beide partnersbijdragen aan een escalatie, gevoed door frustraties als ervaren onrecht, ‘dis-respect’, miskenning of onmacht (Van Lawick, 2008, p. 539). De mate waarinde partners bijdragen aan de escalatie hoeft daarbij niet gelijk te zijn (Cas-cardi & Vivian, 1995). In een zogenaamde complementaire relatie bijvoor-beeld eist een van de partners de macht op en heeft de ander een onderge-schikte positie. Als deze verhouding onder druk komt te staan en de domi-nante partij zich bedreigd voelt in zijn of haar positie, kan de machtsuitoefe-ning worden opgevoerd door middel van allerlei drukmiddelen, waaronderde diverse vormen van psychisch, fysiek en seksueel geweld. Traditioneel ishet vaak de man die de machtspositie opeist, maar bij jonge westerse parenkan dit net zo goed de vrouw zijn (Van Lawick, 2008). Bij een symmetrischrelatiepatroon is er een voortdurend gevecht om de macht tussen de part-ners. Beiden proberen de ander de baas te zijn, waarbij ook weer alle vormenvan geweld ingezet kunnen worden. Daar beiden steeds proberen de ander

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 233

Page 5: Als de liefde heeft toegeslagen…

te overtreffen kan de strijd snel en heftig escaleren. Bij beide relatiepatro-nen, complementair en symmetrisch, is het belangrijk dat beide partners hethunne doen om de escalaties te voorkomen, te verminderen en te stoppen.

Een behandeling waarin beide partners betrokken worden biedt daarbijde mogelijkheid een accurater beeld te krijgen van het geweld, doordat beidezijden van het verhaal kunnen worden gehoord. Bovendien kunnen de the-rapeuten er zekerder van zijn dat beide partners begrijpen hoe de therapeu-ten geweld benaderen en hoe technieken en oefeningen bedoeld zijn enmoeten worden toegepast. Omdat echtelijke onenigheid een grote risicofac-tor is voor partnermishandeling ligt het ook voor de hand met beide part-ners gezamenlijk te werken aan vermindering van de onenigheid.

Kees en Simone zijn door de huisarts aangemeld voor de huiselijk-geweld-groep. Tijdens de intake blijkt dat er al sinds 12 jaar fysiek geweld wordtgebruikt, vooral van Kees’ kant. Simone heeft hierover gezwegen tegenoverde buitenwereld; ze schaamt zich verschrikkelijk. Onlangs heeft ze bij dehuisarts in voorzichtige bewoordingen aangegeven wat er thuis aan dehand is. De directe aanleiding was een escalatie waarvan de oudste zoongetuige was. Dit was voor haar de druppel, want ze wil haar kinderen be-schermen. Kees stemt in met de verwijzing. Hij heeft al van alles gepro-beerd om zich beter te beheersen tijdens een ruzie; soms lukt dat ookmaar helaas niet altijd. Het echtpaar heeft vier kinderen in de leeftijd van 9tot 18 jaar.

Beschrijving van het programma van ‘De Keerkring’

Het Kenniscentrum voor relatieproblematiek ‘De Keerkring’ is een afdelingvan de GGZ Drenthe en gevestigd in Beilen. De afdeling is in 1991 opgerichten heeft zich toegelegd op parengroepsbehandeling in een milieutherapeu-tisch kader. Naast een klinische behandeling heeft De Keerkring verschillen-de dagprogramma’s en poliklinische programma’s opgezet, onder meer voorparen waarvan één partner of beide partners kampen met een aan autismeverwante stoornis, of paren in nieuw samengestelde gezinnen1. De afdelingkrijgt cliënten uit het hele land.

Na de aanmelding vindt een aantal intakegesprekken plaats met een sys-teemtherapeut: twee met het echtpaar samen, één gesprek met de kinderenen een individueel gesprek met elk van de partners. Tijdens de intake wordende relatie, het geweld en de daaraan verbonden problematiek, de levensge-schiedenis en de doelen voor behandeling aan de orde gesteld. Met iederedeelnemer wordt een individueel behandeldoel vastgesteld, en op echtpaar-niveau een gezamenlijk behandeldoel.

1 Bedoeld zijn: paren van wie een of beide partners kinderen meenemen uit eerdere relaties.

Albert Neeleman en Ineke Toering234

Page 6: Als de liefde heeft toegeslagen…

Een van de intakegesprekken na aanmelding wordt standaard met hetechtpaar en hun kinderen gehouden. In dit gesprek geeft Kees zijn kinde-ren expliciet en omstandig toestemming om vrijuit hun verhaal te doen.Vervolgens zet hij demonstratief zijn stoel naar achter, breed achterover-leunend. Hij lijkt zich niet te realiseren wat zijn non-verbale houding op-roept bij de anderen in de kamer. De kinderen reageren angstig en stil. Zekrijgen uitleg over de behandeling: de ouders te helpen minder heftig ruziete maken. Er wordt geen druk op hen uitgeoefend om meer te vertellen,gezien de onveilige sfeer. De behandelaars besluiten om in een later stadi-um een tweede gesprek met de kinderen te overwegen, afhankelijk van hetverloop van de behandeling van het echtpaar.

In het programma voor paren met huiselijk geweld komen vier paren 12weken lang telkens één dag bij elkaar. Een therapiedag begint om 09.30 uuren eindigt om 15.30 uur. Het programma begint met twee startdagen inweek 1. Dan proberen we gelijk de toon te zetten waarop met elkaar in ge-sprek wordt gegaan over moeilijke thema’s als geweld en onderliggendekwetsuren. De partners worden van meet af aan gestimuleerd en uitgedaagdde vermijding van deze met schaamte beladen onderwerpen te doorbreken.Uitgelegd wordt dat fysieke én psychologische veiligheid voorwaarde zijnvoor psychotherapie. Wanneer het bespreken van pijnlijke kwesties in detherapie thuis leidt tot een toename van spanning en psychologisch en fysiekgeweld zal dit de therapeutische ruimte ernstig aantasten. Moeilijke gevoe-lens die door de therapie worden opgeroepen, dienen zo veel mogelijk in detherapie besproken en bewerkt te worden. Metaforen, humor en specifiekemethodieken zijn, zowel in de verbale als de non-verbale therapieën, belang-rijke ingrediënten van het therapeutische arsenaal, waarmee een weg wordtgezocht naar een bevredigender en minder gewelddadige manier van sa-menleven.

Voor Kees en Simone is de eerste behandeldag een spannende dag. Deangst voor het doorbreken van het ‘geheim’ is groot. Na één dag lijkt dezezure appel al aardig doorgebeten: Simone kan haar geluk niet op dat zeniet meer hoeft te zwijgen en dat andere koppels met dezelfde problemenzitten. Kees is minder enthousiast en kijkt eerst maar eens de kat uit deboom. In de groep wordt besproken dat het echte werk natuurlijk nogmoet beginnen en hoe belangrijk het is om tot in detail het scenario uit tezoeken dat uiteindelijk tot een gewelddadige escalatie leidt.

De daaropvolgende dagen beginnen met een korte dagopening, verzorgddoor de sociotherapeut, met koffie en thee. Hierin wordt de groepsleden ge-vraagd naar de hoogte van hun spanningen de afgelopen week, het vóórko-men van ruzies en in hoeverre het gelukt is escalaties te voorkómen of in de

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 235

Page 7: Als de liefde heeft toegeslagen…

kiem te smoren. Dan volgt de psycho-educatie, waarin elke week een anderthema wordt besproken. Thema’s zijn bij voorbeeld: Communicatie, Con-structief ruziemaken, Emoties, Familiestambomen, Seksualiteit & intimiteiten Taakverdeling & samenwerking.

Na de psycho-educatie is er steeds een non-verbale therapie; de ene week isdat psychomotorische therapie (Spijkerman, 1996; 2008) en de andere weekmuziektherapie. De sociotherapeut gaat in alle therapieonderdelen mee metde groep. Hij (of zij) is dus steeds op de hoogte van alle ontwikkelingen diedag en kan informatie van vorige programma-onderdelen daardoor goedoverdragen aan het volgende teamlid dat een programma-onderdeel ver-zorgt. Voor de groepsleden is de sociotherapeut het aanspreekpunt naar hetteam en baken voor tal van praktische en therapeutische vragen. Hij speeltdoor deze ‘rode draad’-functie een belangrijke rol in de holding environment.Na de non-verbale therapie neemt hij de groep mee terug voor de lunch eneet met de groepsleden mee.

Na de lunch is er een overdracht in het team, om de therapeuten voor hetmiddagprogramma op de hoogte te stellen van belangrijke gebeurtenissenin de ochtend. Het middagprogramma bestaat uit afwisselend een groeps-psychotherapie en een werkpuntenbespreking. In de groepspsychotherapiewordt gereflecteerd op wat er bij een ieder op individueel, paar- of groepsni-veau speelt. De werkpuntenbespreking wordt gebruikt om de behandeldoe-len in kleine stappen te concretiseren. Aanvullend op het groepsprogrammaheeft elk paar met een vaste behandelaar een aantal gesprekken, waarondergesprekken met de leden van het gezin van herkomst van elke partner, eentussenevaluatie en een gesprek over intimiteit en seksualiteit.

De laatste therapiedag is uiteraard gewijd aan het afscheid. Ook wordt ermet het paar gesproken over de gewenste nazorg. Nazorg is in vrijwel allegevallen gewenst om te helpen de bereikte vorderingen te laten beklijven.Drie maanden na beëindiging van het wekelijkse programma is er een terug-kommiddag waarop de voortgang van de nazorg kan worden besproken enfeedback wordt gevraagd op de behandeling. Deze feedback heeft er bijvoor-beeld toe geleid dat we de laatste jaren beginnen met twee startdagen achterelkaar in de eerste week, waardoor de groepscohesie en therapeutische drukworden versterkt.

Kees heeft tijd nodig om zich veilig te voelen en meer van zichzelf te latenzien. Wat hem lijkt te helpen is dat ook Simone een spiegel wordt voorge-houden en dat de schuldvraag op de achtergrond raakt. Langzamerhandkan hij meer verantwoording nemen voor zijn heftige woede-uitbarstingenen de betekenis ervan onderzoeken. Halverwege het programma vertelt hijhoe hij als kind van een jaar of acht door een oom seksueel is misbruiktonder de dekmantel van seksuele voorlichting. Hij heeft het als kleinerenden zeer schaamtebeladen ervaren en er nooit over gesproken, behalve metSimone. Hij heeft het misbruik zelf kunnen stoppen toen hij 14 jaar was enechte seksuele voorlichting kreeg op school.

Albert Neeleman en Ineke Toering236

Page 8: Als de liefde heeft toegeslagen…

In de werkpuntenbespreking besluit hij als doel voor de komende tweeweken een afspraak te maken met zijn oom om het misbruik te bespreken.Hij vertelt later in de groep dat hij samen met Simone bij oom op bezoek isgeweest. Deze ontkent echter alles en weigert er verder op in te gaan. Dit iseen zware dobber voor Kees. Hij begint in deze fase met bevriende colle-ga’s te praten over zijn woede-uitbarstingen en het misbruik. Het gevolg isdat hij ook van anderen opeens verhalen hoort over hun verleden en rela-ties. In de non-verbale therapieën leert hij te zien wat zijn soms ronduitintimiderende houding teweegbrengt bij anderen. Er gaat een wereld voorhem open.

Behandelmethodieken

Veel van de methodieken die we in het programma voor paren met huiselijkgeweld hanteren, zijn in de loop van negentien jaar ontwikkeld in het klini-sche parengroepsprogramma van De Keerkring (zie onder andere Bout, VanDaal, Mulder & Reidsma, 1993; Mulder, Bout, Pol & Simons, 1993; Sytema,Bout & Simons, 2000; Sytema & Bout, 2006; Bout, Sytema & Rankin, 2008).Een veilig therapeutisch klimaat creëren wordt gezien als een essentiëlevoorwaarde om cliënten in staat te stellen oude overlevingsstrategieën los telaten, te oefenen met nieuw gedrag en terugval in oude patronen te voorko-men. Een voordeel van parengroepen is dat er op veel niveaus gekeken engeïntervenieerd kan worden: individueel niveau, paarniveau, subgroepni-veau en het niveau van de groep als geheel. Dat biedt extra diagnostische entherapeutische mogelijkheden (Neeleman & Bout, 2008). De setting van eenparengroep biedt ook veel mogelijkheden voor steun en confrontatie. Bijhuiselijk geweld zijn de thema’s schuld en/of verantwoordelijkheid nemenvoor gedrag vaak onderwerp van gesprek en discussie. De ‘dader’ slaatmeestal niet zonder reden, vindt hij/zij. De ander heeft hem/haar tot het ui-terste gedreven. Die ander moest immers zo nodig direct en desnoods dehele nacht praten over beladen onderwerpen, of vond dat per se nú de tuingedaan moest worden, als je net thuiskomt van een drukke werkdag. De‘dader’ probeert soms nog ten einde raad om weg te lopen, wat voor de anderonverteerbaar is: ‘Loop maar weer weg, daar ben je toch zo goed in?’ Groeps-leden kunnen van anderen vaak duidelijker inzien wanneer die de partnerverantwoordelijk maken voor hun eigen geweld, en het betreffende groeps-lid daarop aanspreken. Het is daarbij vaak belangrijk om onderscheid temaken tussen het daadwerkelijke geweld en de ruzie die daaraan is vooraf-gegaan. Gekibbel over wie de schuld heeft van de ruzie en escalatie levertweinig op, maar ligt erg voor de hand. Alle echtparen herkennen een derge-lijk patroon. Ze steunen elkaar door te (h)erkennen hoe vervelend het is datje, zodra je de voordeur opendoet na een lange en zware werkdag, een sper-vuur aan vragen en opdrachten op je afgevuurd krijgt. Maar ook hoe frustre-rend het is dat die tuin er na een jaar nog steeds als een woestijnachtig land-

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 237

Page 9: Als de liefde heeft toegeslagen…

schap bij ligt ondanks alle plechtige beloftes. Zo houden de groepsleden el-kaar vele spiegels voor – de herkenning van problemen bij anderen is eenkrachtig hulpmiddel. Veel koppels hebben nooit met anderen over het ge-weld durven praten en zijn in meer of mindere mate geïsoleerd geraakt vanhun omgeving. Ze missen daardoor ook belangrijke bronnen van socialesteun en controle. De schaamte kan vaak iets gemakkelijker worden verdra-gen in de nabijheid van lotgenoten. Dat maakt een diepgaander onderzoekvan onderliggende mechanismen, gedachten en emoties mogelijk (Hoejen-bos, Bout & Pol, 2007).

Simone is de oudste van drie dochters en een zeer sterke persoonlijkheid.Ze moest haar moeder al jong helpen met de huishouding en nam diezelfs voor een groot deel over. Moeder was een kwetsbare en regelmatigoverspannen vrouw. Vader werkte en was emotioneel afwezig, als despreekwoordelijke ‘man die het vlees snijdt op zondag’. Simone begint zichte realiseren hoezeer ze overal verantwoordelijk voor was in het gezin vanherkomst. Ze begint ook te zien hoe ze Kees in hun eigen gezin geen ruim-te laat om zijn eigen plaats in te nemen. Ze wil hier wel mee oefenen. Keesneemt meer dan eerder zorgtaken voor zijn rekening, maar hij kan het inhaar ogen niet goed doen. Ze neemt de taken steevast over of doet het ophaar eigen manier ‘beter’. Daarop trekt Kees zich – verongelijkt – weerterug en de volgende uitbarsting ligt in het verschiet.

Verbale en non-verbale elementen wisselen elkaar in het programma af envullen elkaar aan. Zo wordt een soort hogedrukpan gecreëerd van verschil-lende therapeutische interventies, terwijl er genoeg ruimte is tussen de the-rapiedagen door om het geleerde thuis te oefenen en uit te werken.

Ook in de groep wordt duidelijk hoe bepalend Simone zich opstelt, volledigovertuigd van haar gelijk. Er is dan geen gesprek meer mogelijk. Groepsge-noten wijzen haar er zachtzinnig maar duidelijk op. In de muziektherapiewordt gekozen voor een werkvorm die hierop aansluit. Het echtpaar wordtuitgenodigd samen te spelen op een zelf gekozen instrument, waarbij departners afwisselend de leidende rol en de volgende rol krijgen. Simonespeelt in beide rollen hard op een trommel en kan Kees amper horen. Hetgevolg is dat Kees, die eerst een harp had gekozen, al snel ook overstapt opeen grotere trommel en probeert zich verstaanbaar te maken door steedsharder te slaan. De therapeut vraagt of Simone de harp wil nemen en wilproberen aan te sluiten op het trommelspel van Kees.

Albert Neeleman en Ineke Toering238

Page 10: Als de liefde heeft toegeslagen…

Vanwege de geweldsthematiek moet het programma methodieken bevattendie gericht zijn op driftbeheersing, verbetering van de communicatie en ver-sterking van probleemoplossende vaardigheden (Holtzworth-Munroe enanderen, 2002).

Time-out

Het geweld wordt al tijdens de intake zo veel en zo concreet mogelijk in kaartgebracht en tijdens de startdagen uitgebreid in de groep besproken. Danworden gelijk de spanningsthermometer en het time-outprogramma aange-leerd (Heyman & Neidig, 1997; Holzworth-Munroe en anderen, 2002; Groen& Van Lawick, 2008). Het gebruik van een time-outprogramma is een werkza-me manier om het geweld centraal te stellen als een ‘levensverpester’ waarieder last van heeft en die men onder controle moet krijgen om verder tekomen (Van Lawick, 2003). Belangrijk daarbij is dat niemand wordt beschul-digd, maar dat ieder wel verantwoordelijk wordt gesteld om het ‘geweld alslevensverpester’ onder controle te krijgen. Steeds wordt als doel gesteld datde persoon zichzelf weer kan besturen en zich niet laat besturen door exter-ne omstandigheden die de aanleiding vormen tot de drift. Het time-outpro-gramma is in wezen eenvoudig van structuur. Wanneer iemand voelt ‘dat hetfout gaat’, neemt deze een time-out. Dit houdt in dat deze persoon de ruimteverlaat waarin het conflict zich afspeelt. Het is van wezenlijk belang dat deander aan de time-out moet meewerken en degene die de time-out neemt nietmag tegenhouden. Degene die is weggegaan, doet wat nodig is om zichzelfte kalmeren. Als dat voldoende gelukt is, komt hij of zij terug en herstelt hetcontact. De onderwerpen die aanleiding gaven tot de drift en de time-outworden op een later moment opnieuw aan de orde gesteld door degene diede time-out heeft genomen. De spanningsthermometer is een hulpmiddel omna te gaan welke (lichaams)signalen erop duiden dat de spanning te hoogoploopt en in welke situaties dat gebeurt. Voordat de woede losbarst, neemtimmers de adrenaline in het bloed toe, maakt het hart meer slagen en stijgtde spierspanning. Het is van belang het spanningsniveau goed te leren regis-treren, omdat geweld en schade voorkómen kunnen worden door een time-out te nemen, voordat het omslagmoment bereikt wordt. Met ieder wordtomstandig nagegaan wat hij of zij kan doen om te kalmeren, zonder alsnogschade te riskeren (hand tegen de muur slaan, heel hard rijden met de auto,alcohol drinken enzovoort). Het gebruik van de time-out wordt wekelijksgeëvalueerd. Op indicatie kan aan het eind van de dag een echtpaargesprekworden gehouden om problemen rond de time-out door te nemen.

Overigens is het mogelijk vooral belangrijk dat iemand die een time-outneemt kalmeert; met andere woorden: misschien is het element van kalme-ren essentiëler voor de time-out dat het verlaten van de ruimte. Vanuit deEmotionally focused therapy (EFT)1 wordt bezwaar aangetekend tegen het ver-

1 Sue Johnson heeft haar kritiek op de time-out herhaaldelijk uitgesproken tijdens workshops en

externships (basistraining). In haar publicaties hebben wij daarover (nog) niets kunnen vinden.

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 239

Page 11: Als de liefde heeft toegeslagen…

latingselement van de time-outprocedure. Juist verbinding met de hechtings-figuur zou de beste bron voor veiligheid en kalmering zijn.

Dagboekkaarten

De deelnemers vullen dagelijks dagboekkaarten in. Zo worden de groepsle-den geholpen dagelijks stil te staan bij hun eigen belevingswereld, de dyna-miek met de partner en eventuele escalaties. De bedoeling is te stimulerendat de therapeutische inspanningen doorgaan op de dagen dat er geen thera-piezittingen zijn. De dagboekkaarten worden aan het begin van de therapie-dag ingeleverd bij de sociotherapeut. De therapeuten lezen de dagboekaan-tekeningen aandachtig en gebruiken deze informatie in hun therapeutischeinterventies. Als het gelukt is spanningsopbouw te herkennen en te latenvolgen door kalmerende acties in plaats van escalatie, dan wordt de toegeno-men zelfcontrole meer de bron van ervaren kracht in plaats van intimidatieen het klein krijgen van de partner. Er ontstaat de ruimte om in te gaan opde andere relationele en individuele problemen en er kan gewerkt wordenaan het ontwikkelen van zelfreflectie, mentaliserend vermogen en relatio-neel handelen (Van Lawick, 2003).

Reflectiebevorderende werkvormen

Regelmatig wordt in rollenspellen geoefend of wordt de ‘Binnen-buitencir-kel’ gebruikt bij het bespreken van de thema’s. In de Binnen-buitencirkel zitbijvoorbeeld een aantal groepsleden in de binnenkring en bespreekt een be-paald onderwerp. Hun partners zitten eromheen als toehoorders. Later wis-selen de groepsleden en hun partners van kring. Het is een methodiek diegroepsleden als betrekkelijk veilig ervaren, doordat het de reactiviteit tussenpartners tegen gaat, terwijl partners toch worden gestimuleerd zich van el-kaar te differentiëren. Als een ander groepslid iets verwoordt, kan het somsbeter geaccepteerd worden dan van de eigen partner. Herkenning bij degroepsgenoten kan helpen minderwaardigheidsgevoelens en schaamte teverzachten. Ondertussen is ieder groepslid wel getuige van wat er bij departner gebeurt. Het mentaliserend vermogen van de deelnemers wordtdoor dit soort processen in de groep vergroot.

Ook de non-verbale therapieën helpen op een veilige manier gevoelensvan schaamte, mislukking en minderwaardigheid te bewerken en ruimte temaken voor reflectie op de onderliggende behoeften en zachtere gevoelens.Woede en agressie dienen immers vaak om het kwetsbare zelfgevoel, emotiesals verdriet en als onvervulbaar beleefde verlangens te verhullen. Bij de non-verbale therapieën psychomotorische therapie en muziektherapie wordental van werkvormen gebruikt die de deelnemers stimuleren stil te staan bijde eigen beleving en bij de wisselwerking met de ander. Ze bieden boven-dien mogelijkheden om met nieuw gedrag en nieuwe manieren van commu-niceren te experimenteren.

Albert Neeleman en Ineke Toering240

Page 12: Als de liefde heeft toegeslagen…

Intergenerationele benadering

Veel aandacht wordt besteed aan de intergenerationele invloeden op de ont-wikkeling van het individu en de uitwerking daarvan op partnerrelatieni-veau. Uitgangsgedachte is dat ervaringen in het gezin van herkomst invloedkunnen hebben op hoe iemand functioneert. En evenzo heeft het eigen func-tioneren invloed op de gesteldheid van de kinderen.

In een volgende werkpuntenbespreking besluit Kees in gesprek te gaan metzijn oudste zoon en vraagt zijn systeemtherapeut daarbij aanwezig te zijn.Hij wil verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van zijn woede-uit-barstingen en hoopt dat dit het contact met deze zoon kan verbeteren. Hijwil proberen iets van het beschadigde vertrouwen terug te winnen en zijnzoon erkenning te geven voor de schade die al is aangericht. Hij vindt heterg moeilijk om op deze manier met zijn zoon te praten en vraagt de the-rapeut hem te begrenzen als hij te snel en te veel wil of zijn zoon te weinigruimte geeft om iets te zeggen.

Van elk groepslid wordt het ouderlijk gezin uitgenodigd. De bereidheid vangezinsleden om te komen en – soms gevoelige – zaken te bespreken is vaakeen enorme steun. Soms is er al lang geen contact geweest tussen bepaaldegezinsleden. In het familiegesprek kan gezocht worden naar een eventuelegeschiedenis van ‘heftige temperamenten’, een voorkomen van autistiformetrekken of van alcoholmisbruik in de familie en kan besproken worden hoemet deze kwetsbaarheden is omgegaan. De posities in het gezin van de di-verse gezinsleden, familiescripts, herhalingspatronen en loyaliteiten kun-nen worden geëxploreerd; eigen veronderstellingen, kwetsbaarheden enoverlevingsstrategieën kunnen zo begrijpelijk worden, zowel voor de per-soon zelf, als voor de partner (en de therapeut). Natuurlijk zijn dit vaak lasti-ge gesprekken en niet elke familie wil hieraan deelnemen. Misschien is hetverbazingwekkend hoe vaak ten minste een deel van het gezin van herkomstwel komt.

Metaforen

Het werken met metaforen blijkt vaak zeer herkenbaar en helpend voor deparen in deze groep, vooral voor het verhelderen van wat opbouwende endestructieve aspecten van het gedrag zijn. De metafoor van de ‘Gouden Bal’staat voor (het besef van) de waarde van ieders leven en hangt dus samen methet gevoel er te mogen zijn. Tal van ervaringen kunnen deze ‘Gouden Bal’beschadigen en bekladden. Destructieve krachten die beide partners in hunleven hebben ontwikkeld, zoals de neiging zichzelf terug te trekken en de-pressief te raken of direct in woede te ontsteken als je je zin niet krijgt, be-noemen wij als ‘Sloper’. Als de ‘Slopers’ van beide partners een kongsi aan-gaan, ontstaat er een ‘Monster’ in de relatie. Dit is de gezamenlijke vijand

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 241

Page 13: Als de liefde heeft toegeslagen…

van beide partners, omdat deze de intimiteit en gezamenlijkheid tussen henbelemmert of afbreekt. In plaats daarvan is er verwijdering en conflict.

Met het gebruik van deze metaforen wordt ieders positieve waarde bena-drukt, wat heel belangrijk is omdat het zelfgevoel voor alle betrokkenen bijhuiselijk geweld vaak onder druk staat als gevolg van schuld en schaamte,het gevoel ‘fout’ te zijn. Andersom gaat een kwetsbaar zelfgevoel vaak samenmet verhoogde kans op agressie. Het is dus belangrijk dat ook de destructie-ve of ondermijnende strategieën kunnen worden geproblematiseerd en het‘Monster’ in de relatie tot vijand van beide partners wordt gemaakt (Bout enanderen, 2008). Zo worden partners geholpen om verantwoordelijkheid tenemen voor de eigen slopende krachten en om hiermee aan het werk te gaanin elkaars bijzijn. Ze hoeven zich niet als persoon afgewezen te voelen, ter-wijl ze wel aangesproken worden op hun aandeel in de onveiligheid en hetdestructieve gedrag. Natuurlijk bestaat ook vaak de neiging om liever deslopende krachten van de partner te gaan bestrijden, die zich daardoor weerbedreigd kan gaan voelen, maar groepsleden en team zullen dat begrenzen.

Tijdens het groepsprogramma lukt het Kees en Simone om de time-out-procedure adequaat te leren gebruiken. Fysiek geweld komt daarna nietmeer voor. Simone hoeft niet meer zo alert te zijn. Haar gelaatsuitdrukkingis zachter, niet meer zo verstrakt. Kees heeft zijn intimiderende houdinggoeddeels laten varen, ook hij maakt een meer ontspannen indruk. Deopluchting over het doorbreken van de zwijgplicht en de schaamte is voorbeiden groot. Er is bij beide partners meer begrip voor elkaar ontstaan. Zekennen en begrijpen beter waar ieders gevoeligheden liggen. Ze zijn gaanzien dat het ‘Monster’ in hun relatie bestond uit de wisselwerking waarin zijzich oververantwoordelijk en bepalend opstelde en hij zich weer vernederden kleingemaakt voelde en dat probeerde ‘recht’ te trekken door te intimi-deren en geweld toe te passen. Doordat hij beter leerde zijn drift te beheer-sen en zijn gekwetste zelfgevoel anders te restaureren en zij hem meerruimte kon laten, verdwenen de gewelddadige escalaties. Belangrijk zijnook de gesprekken met de kinderen, waarin zij zich weer toenemend ver-antwoordelijk tonen om als ouders een veilig genoeg milieu voor de kinde-ren te scheppen. Kees en Simone komen na afsluiting van het programmanog af en toe bij hun relatietherapeut, soms vergezeld door een of meerkinderen. Op de terugkommiddag vertellen ze trots hoe goed het ze gaat.

Discussie

Parengroepstherapie bij huiselijk geweld lijkt een belangrijke aanvulling ophet bestaande behandelaanbod, dat veelal individueel gericht is op daders ofslachtoffers. Paren(groeps)behandeling voor huiselijk geweld is echter nietonomstreden. Tegenstanders opperen dat de vrouw zich beschuldigd zoukunnen voelen, terwijl de verantwoordelijkheid van de man voor het geweld

Albert Neeleman en Ineke Toering242

Page 14: Als de liefde heeft toegeslagen…

versluierd raakt. In de gezamenlijke benadering kan angst ervoor zorgen datde vrouw zich onvrij voelt om open te zijn over wat er werkelijk speelt. Zezou bovendien in groot gevaar kunnen worden gebracht doordat er thuisgewelddadige repercussies volgen voor wat zij in de therapiezittingen aande orde heeft gesteld.

Onze bevindingen met een parengroepsbehandeling voor stellen met hui-selijk-geweldsproblematiek zijn echter overwegend positief. De genoemdebezwaren tegen een gezamenlijke aanpak blijken in onze behandelpraktijkniet onoverkomelijk. Dat heeft ongetwijfeld voor een deel te maken met dedoelgroep die wij bereiken. Daders die bekend zijn met extreem geweld enook buiten de gezinssituatie geweld gebruiken, worden niet naar ons verwe-zen, maar komen waarschijnlijk in de reguliere justitiële en/of hulpverle-ningskanalen terecht. De paren die deelnemen aan de huiselijk-geweldgroepverschillen onderling niettemin zeer in de ernst en frequentie waarin hetgeweld voorkomt. We zien bij onze cliënten ook een grote variëteit aan as-I-en as-II-stoornissen. Relatief vaak gaat het om mensen die in hun eigenvoorgeschiedenis zijn mishandeld of misbruikt of beroepshalve met geweldte maken hebben (gehad). Bij alle verschillen gaat het steeds om stellen waar-van beide partners aan het eind van de intakeprocedure bereid zijn om zichaan een eigen behandeldoel te committeren en zo verantwoordelijkheid tenemen voor het stoppen van het geweld.

Holzworth-Munroe en anderen (2002) en O’Leary (2008) pleiten voor eenaanpak van partnergeweld waarin beide partners betrokken worden als hetqua veiligheid mogelijk is. Stith, Rosen, McCollum & Thomsen (2004) vin-den in hun onderzoek dat een gezamenlijke groepsaanpak in veel gevallenmeer oplevert en ook sneller werkt dan een benadering per paar. Onze erva-ring lijkt deze veronderstellingen te onderschrijven. Wij denken dat bij eengezamenlijke aanpak het aantal recidieven lager is, omdat de partners getui-ge zijn geweest van elkaars werk aan individuele kwesties en er ook aan derelatiedynamiek gewerkt is. Ondanks de onderlinge verschillen tussen degroepsleden biedt de groep de deelnemers zeer veel herkenning en dat helptom schaamte en isolement te doorbreken. Andere vormen van het omgaanmet frustratie en meningsverschil worden aangereikt en geoefend. Het isvaak ontroerend om mee te maken hoe doorbreking van het isolement nieu-we ruimte geeft om te leven en zich met elkaar te kunnen verbinden.

Onderzoek zal moeten uitwijzen of de hypothese juist is dat een paren-groepsbehandeling tot snellere en betere resultaten leidt dan andere benade-ringen, en in welke gevallen. Het zal daarbij altijd gaan om hooguit een deelvan de paren waarbij geweld aan de orde is. Gecontra-indiceerd zijn wat onsbetreft die mensen bij wie het geweld samenhangt met een psychopathischekarakterstructuur en stellen waarvan één te bang is voor vergelding om eer-lijk in therapie te kunnen praten. Ook wapenbezit, geweld buitenshuis, ern-stig middelenmisbruik, ADHD met forse impulsdoorbraken, psychotischestoornissen en verstandelijke handicaps zien wij als contra-indicaties. Insommige gevallen kiezen wij ervoor om een individuele agressieregulatie-training vooraf te laten gaan aan deelname aan de parengroep. Voldoendebeheersing van de Nederlandse taal is belangrijk om in de groep te kunnen

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 243

Page 15: Als de liefde heeft toegeslagen…

functioneren. Voor veel van de overige paren biedt een parengroepsbehande-ling rond huiselijk geweld goede – waarschijnlijk betere – handvatten voorhet veilig maken (en voortbestaan) van hun relatie en gezin dan een sekse-specifieke aanpak.

Literatuur

Archer J. (2000). Sex differences in aggression between heterosexual partners: a meta-

analytic review. Psychological Bulletin, 126, 651-680.

Archer J. (2002). Sex differences in physically aggressive acts between heterosexual part-

ners: a meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 7, 313-351.

Babcock, J.C., Green, C.E. & Robie, C. (2004). Does batterers’ treatment work? A meta-

analytic review of domestic violence treatment. Clinical Psychology Review, 23, 1023-1053.

Babcock, J.C. & La Taillade, J.J. (2000). Evaluating interventions for men who batter. In J.P.

Vincent & E.N. Jouriles (Eds.), Domestic violence: Guidelines for research-informed practice (pp.

37-77). Londen: Jessica Kingsley.

Bout, J., Daal, L. van, Mulder, H. & Reidsma, L. (1993). Systeembenadering in een algemeen psy-

chiatrisch ziekenhuis. De ontwikkeling op een afdeling van APZ Beileroord te Beilen. Groningen:

RINO-Noord.

Bout, J., Sytema, S. & Rankin, J. (2008). The monster in between: Working with couples in

Intensive Group Treatment. Journal of Family Psychotherapy, 19, 157-169.

Cascardi, M. & Vivian, D. (1995). Context for specific episodes of marital violence: gender

and severity of violence differences. Journal of Family Violence, 10, 265-293.

Dijk, T. van, Flight, S., Oppenhuis, E. & Duesmann, B. (1997). Huiselijk geweld: aard, omvang

en hulpverlening. Den Haag: Intomart, Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek.

Groen, M. & Lawick, J. van (2008). Intieme Oorlog, 5e herziene druk. Amsterdam: Van Gen-

nep.

Heyman, R.E. & Neidig, P.H. (1997). Physical aggression couples treatment. In W.K. Alford

& H.J. Markman (Eds.), Clinical Handbook of marriage and couples interventions (pp. 589-617).

Chichester: Wiley.

Hoejenbos, I., Bout, J. & Pol, I. (2007). Gedeelde schaamte, halve schaamte? Het fenomeen

schaamte tijdens een klinische echtparengroepsbehandeling. In N. Holster (red.),

Schaamte in groepen. Van verhullen naar onthullen (pp. 13-34). Houten: Bohn Stafleu van Log-

hum.

Holtzworth-Munroe, A., Meehan J.C., Rehman, U. & Marshall, A.D. (2002). Intimate part-

ner violence: An introduction for couple therapists. In A.S. Gurman & N.S. Jacobson

(Eds.), Clinical Handbook of Couple Therapy, 3th edition (pp. 441-465). New York: Guilford

Press.

Holtzworth-Munroe, A. & Stuart, G.L. (1994). Typologies of male batterers: Three sub-

types among them. Psychological Bulletin, 116, 476-497.

Kalmuss, D. (1984). The intergenerational transmission of marital aggression. Journal of

Marriage and the Family, 46, 11-19.

Kyu, N. & Kanai, A. (2005). Prevalence, antecedent causes and consequences of domestic

violence in Myanmar. Asian Journal of Social Psychology, 8, 244-271.

Lawick, J. van (2003). Van mis-handelen naar relationeel handelen. Systemische psychothe-

rapie bij fysiek geweld in paarrelaties. Tijdschrift voor Psychotherapie, 29, 217-236.

Albert Neeleman en Ineke Toering244

Page 16: Als de liefde heeft toegeslagen…

Lawick, J. van (2008). Geweld. In A. Savenije, M.J. van Lawick & E.T.M. Reijmers (red.),

Handboek Systeemtherapie (pp. 535-546). Utrecht: De Tijdstroom.

Meldpunt Huiselijk Geweld Drenthe (2006). Protocol 1ste Hulp bij huiselijk geweld Drenthe 2006.

Assen: GGD Drenthe.

Movisie (2009). Factsheet huiselijk geweld: Feiten en cijfers. Utrecht: Movisie. Te downloa-

den via www.huiselijkgeweld.nl

Mulder, H., Bout, J., Pol, I. & Simons, P. (1993). Als echtpaar de kliniek in. Een beschrijving

van ‘De Keerkring’ Beileroord. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 48, 359-375.

Neeleman, A. & Bout, J. (2008). Parengroepstherapie. In A. Savenije, M.J. van Lawick &

E.T.M. Reijmers (red.), Handboek Systeemtherapie (pp. 453-461). Utrecht: De Tijdstroom.

O’Leary, K.D. (2008). Couple therapy and physical agression. In A.S. Gurman (Ed.), Clinical

Handbook of Couple Therapy, 4th edition (pp. 478-498). New York: Guilford Press.

Pence, E. & Paymar, M. (1993). Education groups for men who batter: The Duluth Model. New

York: Springer.

South, S.C., Turkheimer, E. & Oltmanns, T.E. (2009). Symptomen van persoonlijkheids-

stoornissen en huwelijksfunctioneren. Gezinstherapie Wereldwijd, 20, 411-444.

Spijkerman, H. (1996). PMT met echtparen in De Keerkring. Tijdschrift voor Psychomotorische

Therapie, 2, 23-35.

Spijkerman, H (2008). Psychomotor therapy with a couple at the Keerkring, The Nether-

lands. Clinical Psychology Forum, 189, 46-49.

Stith, S.M., McCollum, E.E., Rosen, K.H. & Locke, L.D. (2002). Multicouple group therapy

for domestic violence. In F.W. Kaslow (Ed.), Comprehensive Handbook of Psychotherapy Vol. 4

(pp. 499-520). Hoboken: John Wiley & Sons.

Stith, S.M., Rosen, K.H., McCollum, E.E. & Thomsen, C.J. (2004). Treating intimate part-

ner violence within intact couple relationships: outcomes of multicouple versus indivi-

dual couple therapy. Journal of Marital and Family Therapy, 30, 305-318.

Sytema, S., Bout, J. & Simons, P. (2000). Opnieuw: als echtpaar de kliniek in. Resultaten

van een klinische groepsbehandeling voor echtparen. Maandblad Geestelijke volksgezond-

heid, 55, 541-555.

Sytema, S. & Bout, J. (2006). Treatment outcome of an inpatient group therapy for couples.

Journal of Family Therapy, 28, 392-403.

TijdschriftvoorPsychotherapie

2010[36]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Als de liefde heeft toegeslagen… 245