Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

210

Transcript of Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Page 1: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 2: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 3: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 4: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 5: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

A L D U S S P R A K Z A R A T H U S T R A

Page 6: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 7: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

A L D U S S P R A K

Z A R A T H U S T R A D O O R

F R I E D R I C H N I E T Z S C H E

D E T W E E F O N T E I N E N

D R I E B E R G E N

Page 8: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 9: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Opgedragen aan den

Rattenvanger van Berlijn

onder het motto van Joseph Göbbels

, , W i r sind doch das Elitenvolk".

Page 10: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 11: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

I. P R E L U D I U M I N A S E N Z A K

Page 12: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 13: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

W ien de goden wi l len verderven, slaan zij met bl ind­

heid. D e waarheid van deze oude uitspraak kan

iedereen erkennen die zich bezig houdt met de geschiedenis

van mensen en mensengroepen, volkeren en rijken. D o c h

even waar bli jkt daarbij ook, dat G o d s molens, hoewel zij

zeker heten te malen, dit menigmaal uitermate langzaam

doen, en de verbl indheid van zowel i n d i v i d u als natie her­

haaldelijk de kans krijgt tot genezing te komen, als zij maar

luisteren naar profetische, waarschuwende stemmen, in staat

o m ook de meest bedorven ogen te openen, ten einde

de waarheid te aanschouwen en tot inkeer te komen.

In het leven der volkeren zijn het vooral de schrijvers

en dichters geweest, die van oudsher niet enkel de zege­

zangen en de epen van nationale roem aanhieven, maar ook

woorden van critiek spraken, welke getuigenis afleggen van

diep inzicht in het karakter van het v o l k waartoe zij be­

hoorden.

Tegenover hen die — bizonder in de laatste t i jd en onder

invloed van staatkundige omwentelingen — niet moede

geworden zijn de vermeende superioriteit van 'het Germa-

nendom en de uitverkoren drager daarvan, het Duitse volk,

uit te bazuinen, — maar ook tegenover hen die smalend

betogen, dat het de Duitsers bij deze nationale arrogantie

steeds aan de nodige zelfcntiek ontbroken zou hebben,

wi l len wij thans een les stellen, die de Dui tse Literatuurge-

9

Page 14: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

schiedenis als een open en voor iedereen toegankelijk boek

oplevert, en die bovendien gemakkelijk verdiept wordt,

wanneer wij onder literatuur niet slechts verstaan de schone

dicht- en schrijfkunst, maar dit begrip veel ruimer nemen

en uitbreiden tot de geschreven geestesproducten in het

algemeen van hen, die representatief zijn v o o r een bepaald

tijdperk.

W i j v inden dan, bij véél meer schrijvers, denkers en

geleerden dan men oppervlakkig vermoeden zou, uitingen

van wrevelige beschaming of van pijnlijke verbolgenheid

over zeer bepaalde nationale gebreken, naast of vaak

inplaats van de meer algemene trots op oorsprong en af­

komst, milieu en gemeenschappelijk verleden.

Profetisch inderdaad, in oud-testamentische zin, hebben

de besten onder hen het H e d e n waarin zij leefden als een

verbinding van Ver leden en Toekomst doorzien, en hebben

zij in hun tijdscntiek het „ W e e den inwoneren van de land­

streek" toegelicht met duidelijke voorbeelden van de

nationale euvelen, en niet altijd even zachtaardig de vinger

gelegd op de meest wonde plekken van het zedelijk volks­

bewustzijn. Zachtzinnigheid l igt niet in de aard van den

profeet, en een zekere eenzijdigheid is onvermijdelijk ver­

bonden aan de aard van zijn zending.

V o o r ons doel: het aantonen van de slagschaduwen van

het Dui tse volkskarakter, van de dageraad hunner geschie­

denis af, tot de jongste godenschemering in onze dagen, is

eveneens een zekere eenzijdigheid geboden. W a a r positieve

en aangenaam-gekleurde beelden legio zijn, trachten wij

io

Page 15: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

hier, aan de hand van de Literatuur een negatief te ont­

wikkelen, dat vóór alles getuigenis aflegt van het tegendeel

der gangbare Duitse zelfoverschatting. Naar D u i t s voor­

beeld w o r d t het „ M a g i s t e r i p s e d i x i t " ons L e i t m o t i v

en zullen wij trachten het vol le gewicht van de „Locus ab

auctoritate" te doen gevoelen.

W a t een v o l k over zichzelf denkt en voelt, bepaalt onge­

twijfeld voor een zeer groot deel zijn geschiedenis. H e t is

echter de vraag of datgene wat het als leuze en gemeenplaats

hieromtrent uitschreeuwt, ook werkelijk beantwoordt aan

de innerlijke ervaring en de onbewust-beleefde werkelijkheid.

D e literatuuur nu is juist een gedeeltelijke bewustmaking

van het onbewuste; in haar k l inken niet alleen de individuele,

maar ook de collectieve angsten en twijfels dóór; zij

geeft ui t ing aan de momentele wanhoop, het opdoemend

minderwaardigheidsbesef, de ervaring van een aangeboren

ontoereikendheid. Waarli jk, zij bestaat niet enkel uit dithy­

ramben en juichtonen, behalve in tijden van zo grote onder­

d r u k k i n g en werkelijkheidsvervalsing, dat zelfs de staats-

poëten en papagojim met stomheid geslagen zijn, en enkel

nog de stem van een Propagandaminister in tal van echo's

gehoord wordt. D o n k e r is de tijd, een hel het land, waarin de

Literatuur haar schoonste dissonanten, die van een pro­

fetische zelfcritiek, moet missen!

Z u l k een volslagen druk en stomheid is in D u i t s l a n d bij

alle onderdrukking en stommiteit van bovenaf, zeldzaam ge­

weest, zodat de literatuur van schier alle tijden in dit land

ook die geluiden heeft doen horen, waarop onze oren thans

ii

Page 16: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

gespitst zijn. W e l moesten bij tijd en wijle al te oprechte

geesten het land verlaten, opdat hun stem met al te vroeg

i n hun hals zou gesmoord worden, maar slechts uitermate

zelden bleef het hun onmogelijk terug te keren, of verloren

zij het geduld dat kenmerkend is v o o r een sterk geloof.

A l l e n tezamen slepen en polijstten zij de spiegel, die in klare

oprechtheid fouten en gebreken even duidelijk als deugden

en sieraden laat zien. H e t mag slechts verwondering baren

dat nog zo weinigen gepoogd hebben het wierookgordi jn

geheel te verwijderen, o m een onvertroebelde b l i k te kunnen

werpen in deze Teutonenspiegel, eeuw-in eeuw-uit van hand

tot hand gegaan, misbruikt v o o r veel verbl inding, maar m

het vrije daglicht en bij nadere beschouwing toch verhel­

derend-oprecht en onbarmhartig waar!

Z o l a n g als er Teutonen waren D a t is dan al van om­

streeks 950 af, toen de kanselarij van O t t o I de Duitsers als

„Teutonici" verenigde, en van 1080 af, toen er al gesproken

w e r d van een „Teutonica patria".

W a t de oudste heldenzangen uiteraard nog verzwegen,

v inden wij echter al, zo gauw de persoonlijkheid aan het

w o o r d komt, krachtig genoeg uitgedrukt. Is er een Duitser

dichter denkbaar dan meester W a l t h e r v o n der Vogelweide

die in de overgangstijd van de 12 de naar de 13 de eeuw leefde,

en, zelf vaak genoeg het slachtoffer van vorstelijke willekeur,

met open oog zijn omgeving zag, welke eerlozer met den

dag werd, zodat hem de ontboezeming ontsnapte:

„ O wee, welke eer trekt naar den vreemde uit Duitse landen".

E n meer dan dat ontviel hem. In de spreuk „Ich saz uf

12

Page 17: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

einem steine", die een beschrijving bevat van de toestanden

in D u i t s l a n d na de d o o d van H e i n r i c h V I i n 1197, klaagt hij

bitter over de „untnuwe" en zegt:

„Ontrouw loert uit alle hoeken,

Geweld zoekt op de wegen naar buit,

Vrede en recht zijn dodelijk gewond".

A l staat het niet geheel vast dat hij niet een en dezelfde

is als de anonyme „Meister Fndank", en is deze vrijdenker

waarschijnlijk maar een dichtende vagebond geweest, uit

zijn „Bescheidenheit", het gedicht waarin hij bescheid geeft

over het vermogen tot onderscheid dat weer tot levenswijs­

heid voert, spreekt hij niet veel anders dan zijn tijdgenoot

W a l t h e r v o n der Vogelweide, en k l i n k t alleen zijn toon

feller en exacter over de wantoestanden in „Tiuschiu lant":

, ,De Duitse landen zijn van roof v o l ;

Justitie, vorstenmacht, munt en tol,

die werden eens ten goede bedacht;

nu worden zij tot roof aangebracht.

D e goede wetten die men eens heeft verbreid

tot verbetering van de Christenheid,

de hoogste en de machtigste liên

kan men ze thans 't eerst breken zien!"

Middeleeuwse toestanden zal men zeggen. A l o m was het

i n die dagen zo. Maar stellig was het in de D u i t s e gouwen

onder de keizers en hun vazallen, allesbehalve een para-

dijslijke toestand, en over de geaardheid van die verschil­

lende lots- en bloeds-verbonden volkjes (zoals dat heet)

behoeft men zich waarlijk geen illusies te maken. O o k niet als

men een o f twee eeuwen overspringt en in de 16 de eeuw

*3

Page 18: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

terechtkomt, waar de Berlichingens en de Schweinichens

in hun autobiografieën voldoende van zichzelf spreken o m

duidelijk te doen blijken, dat deze dromende en schrijvende

bandieten en roekeloze rovers echte typen zijn en zuivere

vertegenwoordigers van hun gehele volk. L u t h e r levert in zijn

„Tischreden" de commentaar hierop, waar hij op de hem

eigen populair-plastische wijze verklaart:

„Duitsland is gelijk een schone, krachtige hengst,

die voeder en al het overige genoeg heeft. H e t ont­

breekt hem echter aan een berijder. Zoals nu een sterk

paard zonder een ruiter die het regeert, heen en weer

l o o p t te dwalen, zo is ook D u i t s l a n d machtig genoeg

aan sterkte en aan mannen; het ontbreekt het land

echter aan een goed hoofd en een goeden regent".

Z o overtuigd was hij echter niet van het tekort aan be­

hoorlijke leiding, o f hij zag ook wel, wat er schortte aan de

Duitsers als massa; en het minderwaardigheidsbesef, die

eeuwige schaamte der Duitsers over de minachting welke

zij bij alle buitenlanders menen te bespeuren, en die zij zo

gaarne met rassentheorieën en veroveringstochten trachten

te compenseren, v inden wij in dezelfde „Tischreden" w e l

heel onomwonden uitgedrukt:

„Er is geen natie die meer veracht w o r d t dan de

Duitse . D e Italianen noemen ons beesten; Frankri jk

en Engeland spotten met ons, en zo doen alle andere

landen. W i e weet, wat G o d van zins is, van de Duitsers

te maken; hoewel wij een goede geseling wél van hem

verdiend hebben".

14

Page 19: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

N a de middeleeuwse „gesta D e i per Francos" was het nu

wel wat ver in de geschiedenis v o o r een Teutoons pendant

hiervan; maar deze hoopvol le waan zijn de Duitsers nooit

geheel kwijtgeraakt. Steeds weer hebben ze z ich verbeeld

in zekere z i n een uitverkoren v o l k met een bizondere

historische missie te zijn. H e t is niet het enige punt van

overeenkomst dat zij met de Joden vertonen.

In de tweede helft van de 16 e eeuw beleven zij een der

ergste laagtepunten van hun geschiedenis, waarin zelfs de

stemmen van het protest gesmoord schijnen, die niet eerder

hoorbaar worden, dan wanneer het tumult van de D e r t i g ­

jarige O o r l o g D u i t s l a n d tot in zijn verste uithoeken heeft

doen ontwaken. Daar weet dan Grimmelshausen's „Simpli-

cissimus" heel wat bizonderheden van te vertellen, en welis­

waar minder drastisch, maar zeker niet minder wijsgerig een

Hans M i c h a e l Moscherosch, die tegen het midden van de

17 de eeuw allerminst karig is met zijn critiek, en over de

edellieden weet te dichten:

„Pralen, pochen, vreten, zuipen,

naar gierigheid en woeker gluipen,

dat doen onze edellieden!"

In zijn breedvoerige roman „Philanders v o n Si t tenwald

wunderhche u n d wahrhaftige Gesichte" typeert hij den

Dui tsen vorst, dien de verteller o p zijn Danteske tocht door

de hel ontmoet, en bij wien het berouw te laat gekomen is,

zodat deze nu de volgende zelfbekentenis uitjammert, waar­

i n hij al een voorgevoel van „oorlogsreparaties" gehad moet

hebben:

! 5

Page 20: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„ Ik bedroog mijn onderdanen, beloonde

mijn getrouwe dienaren slecht, vervolgde hen, hun

weduwen en wezen o m valse redenen, onthield hun

het goed en het voedsel dat hun toekwam; mijn arme

v o l k deed ik gebukt gaan onder steeds nieuwe cijnsen

en belastingen, tolrechten en schattingen; hun bezit

t rok ik tot mij door misdaad, zware boeten, kunst­

grepen en geweld, ik stal en roofde, ik wurgde en ik

doodde h e n . . . V e r v l o e k t zij mijn ganse levenswandel!

W e e mij, hoe heb ik het zweet en het b loed van mijn

arme onderdanen erdoor gejaagd! Ik heb de geestelijke

en de kloostergoederen niet gebruikt tot de ere G o d s ,

niet o m er arme scholieren mee te ondersteunen,

niet ten troost van bedroefde weduwen en wezen, niet

ten behoeve van ziekenhuizen en hospitalen, maar ik

heb alles met hofgelagen, pracht, kortswij l , jachtver­

maak en zotternijen er doorgebracht . . . . W e e mij, en

eeuwig wee dat ik mijn arme burgers en boeren met

ondragelijke belastingen heb uitgezogen tot de laatste

b l o e d d r o p p e l en dat bloedgeld heb uitgegeven v o o r

banketten, optochten en tournooien, v o o r l ichtvaardig

spel en weeldevertoon waartoe mijn vleiers mij hebben

aangezet! W e e mij, en eeuwig wee dat ik mijn arme

burgers en boeren zo zware lasten heb opgelegd ten

bate van mijn tyranniek en meer dan duivels jachtver­

maak en van mijn onnodige bouwwoede! W e e mij, en

eeuwig wee dat ik heb gedoogd, dat mijn duivelse

beulsknechten van jagers mijn arme, hongerige, naakte,

Page 21: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zieke en gebrekkige boeren in de hete zomer en de

ijskoude winter de bergen, de dalen en de velden op­

joegen, en als zij te traag kwamen, de oude mensen als

schoolkinderen met doorntakken ranselden en hun

h u i d met zwepen stuk sloegen, hen als kikvorsen d o o d

trapten, als beren met speren doorstaken, de maagden

besliepen, de getrouwde v r o u w e n schoffeerden, de

knapen verlamden, de behoeftigen met geldboeten ten

verderve v o e r d e n . . . . W e e mij, en eeuwig wee, omdat

ik heb toegelaten, dat mijn ambtenaren, rentmeesters

en gouverneurs het kleine bezit van de armen ont­

eigenden en het in mijn schatkist stortten; dat zij de

cijnsen, tolrechten, pachtsommen en belastingen ver­

hoogden, dat zij de priesters smadelijk behandelden

en hen dwongen tot oorlogscontributies ( G o d zij ons

genadig, dat di t w o o r d is opgenomen in de taal van

ons, arme Duitsers!); dat ik weduwen en wezen liet

wurgen en hun recht liet schenden! W e e mij, en eeuwig

wee, dat ik mijn gemalin en haar dienaressen ten koste

van de angst en het zweet, de n o o d en de d o o d van

mijn arme burgers en onderdanen liet pralen en prijken!

W e e mij, en eeuwig wee, dat ik mijn edelen, mijn

vrijen, mijn onderdanen in gevangenissen heb doen

zuchten, die geen mens, en onder de mensen geen

eerlijken Duitser, en onder de Duitsers geen verlosten

Christen, — ja die zelfs geen aap o f w o l f passen! W e e

mij, en eeuwig wee, dat ik mijn hofschransen en laffe

vleiers aan mijn tafel noodde, en niet veeleer arme

7

Page 22: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

weduwen en wezen aan het recht hielp, dat hun toe­

k w a m ! "

Moscherosch is over meer hebbelijkheden van zijn lands­

lieden slecht te spreken; ook wat het v o l k in 't algemeen

betreft. In zijn rijmen „A la mode" en in andere verzen gaat

hij te keer tegen het lamlendige Dui ts , het „Mischgemasch"

van de taal — een klacht die we ook bij anderen te horen

krijgen — en verklaart hij rondui t :

„Gij slechte Duitsers,

afrossen moet men u,

dat gij uw moedertaal

zo weinig acht."

D i t is echter van geringe betekenis, vergeleken bij de

wreedheden en het onrecht dat het lagere v o l k en de boeren

in het bizonder, tijdens en na de oor log w o r d t aangedaan.

E e n klassieken zedemeester als F r i e d r i c h v o n Logau zitten

deze dingen dan ook zeer hoog, en wanneer hij het over de

polit iek van zijn tijd, de „Weltkunst" heeft, heet het daarom:

„Heer is de politiek, het Christendom haar knecht;

D e eigenbaat zit op de troon, gevangen zit het recht."

E n deze Silezische dichter resumeert nog jaren na de

Westfaalse vrede i n het volgend epigram zijn onder­

vindingen :

B U I T U I T D E D U I T S E O O R L O G

W a t kon deez' krijg aan buit ons bieden ?

Veel graven, heren, edellieden.

Het Duitse bloed is veel eedier geworden,

Daar zo verzwakt is der boeren orde.

18

Page 23: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

H i j had inderdaad alle reden o m bitter te zijn over de

„Hundekavaliere" die sindsdien maatschappelijk de lakens

bleven uitdelen. H e t was alsof de wantoestanden zich conso­

lideerden, zodat het geenszins overdreven schijnt, dat hij

een van zijn „Sinngedichte" (1654) wijdde aan:

O N Z E T I J D

D e ouden konden vrolijk zingen

Van dappere Duitse heldendingen,

D o o r hunne vaderen eens beleefd.

Als G o d ons ooit nog kinderen geeft,

D i e zullen 't doen van onze dagen

Bezingen niet, maar wel beklagen.

O p de kruiperigheid, die bij herhaling door zijn nazaten

gehekeld zal worden als een specifieke eigenschap van lieden

wie de „Stolz" voortdurend i n de m o n d bestorven ligt, wijst

hij i n die dagen al:

„Eer een van u naar 't hof ooit ga,

Hij lere eerst goed zeggen: „Ja!"

Maar een bepaald profetische b l ik toonde L o g a u te

bezitten daar waar hij de zegeningen van „die neue Verfas-

sung" (in het zeventiende-eeuwse D u i t s letterlijk „de nieuwe

orde") begon te bezingen in zijn gedicht „Verkündigungen

des Sieges", dat verleden, heden en toekomst der Duitsers

aldus samenvat:

O V E R W I N N I N G S M A R E N

E i lustig, gij krijgers, gij zult immers winnen,

O f zou de nieuw'orde met leugens beginnen ?

D e wapens die men om uw land heeft gebonden,

J 9

Page 24: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Zijn onlangs, met 't stropen van boeren gevonden;

D e middelen voor laarzen, tuig, zadels, pistolen,

Zijn ridderlijk vlakbij de straatweg gestolen ;

H e t geld voor verpleging het land afgedwongen,

Is rustig door keel, maag en darmen gedrongen;

D e paarden gesleurd van hun nuttige ploegen.

D i e nog voor de bloedige broodresten zwoegen,

Z e voeren en vullen veel duizenden wagens

D i e hoeren en kerels ten velde meedragen;

O p d a t weer de ruiters een poos konden rijden,

Gaan ze aderen en pezen het land nu doorsnijden ;

E e n vorstendom wordt dus tot schans voor hun treffen,

O m 't handjevol ruiters in 't zadel te heffen.

Reeds toen: de onbegrijpelijke dwaasheid van de massa,

welke de „neue Verfassung" aanvaardt terwil le van een

handjevol avonturiers! E e u w i g e herhaling der geschiedenis,

die maakt dat dichters inderdaad „profeten van 't verleden"

zijn! N i e t slechts de indringers of „dolle Kroaten" worden

meer afgeschilderd als rovers, bandieten en wrede onder­

drukkers; men k o m t al meer en meer tot het inzicht, dat de

eigen ingezetenen geen haar beter zijn, en door de omstan­

digheden eer slechter werden. Grimmelshausen's held Sim-

plicius zingt n o g :

„Gij zeer verachte boerenstand,

Zijt toch de beste in het land."

Hetgeen gemakkelijk waar k o n wezen.

H e t derde boek van „Simplicissimus" drijft de spot met

een „aartsfantast" en een „Duitsen held", die naar het heet,

de halve wereld veroveren zal en „een stad midden in Duits­

land bouwen, die veel groter zijn zal dan M a n a o in A m e r i c a

20

Page 25: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

en goudrijker dan Jerusalem in Salomon's tijd geweest is."

V o o r t s zul len alle West-Europese koningen de D u i t s e natie

leenplichtig zijn.

Ste l l ig ironisch dit alles. Maar men bespot slechts dat wat

werkelijk in het bewustzijn van anderen en zichzelf leeft.

E n deze grootheidswaanzin spookte heus niet alleen i n

Germaanse keizersdromen, maar — Grimmelshausen bewijst

het — niet minder in de soldateske hallucinaties en de

nationale aspiraties van de toenmalige Duitsers. Z e worden

zelfs door een L e i b n i t z ondersteund en aangewakkerd, al

maakt ook deze in zijn „Unvorgreiflichen Gedanken", een

D u i t s tractaat van 1697, ernstig aanmerking o p het toene­

mende misbruik van de taal, waarbij hij constateert:

„Het z o u eeuwige jammer en schande zijn, als onze

hoofd- en heidentaai op die manier door onze nalatig­

heid ten gronde zou gaan. W a a r weinig goeds van te

verwachten valt; daar het aannemen van een vreemde

taal gewoonlijk het verlies der vri jheid en een vreemd

juk met z ich meebrengt."

H e t is blaam die tevens de angst v o o r het vreemde ver­

raadt, en met onzekerheid over eigen zelfstandigheid ge­

paard gaat. In de 18de en meer n o g in de 19de en 20ste eeuw

zullen wij deze houding, deze kwalijk verholen angst, zozeer

zien toenemen, dat zij bij herhaling door de grootste D u i t s e

geesten ontmaskerd en aan de kaak gesteld zal worden.

A a n het einde van de Dertigjarige O o r l o g bedroeg de

b e v o l k i n g van D u i t s l a n d nog maar twee vijfden van die in

1618. O o k na de vrede k w a m het land niet bepaald o p adem.

21

Page 26: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D e toenmalige Heidelbergse hoogleraar in het Staats- en

Volkerenrecht, Samuel Pufendorf, gaf door middel van een

gefingeerd personnage zijn mening over het R i j k te kennen,

en stelde vast dat het „noch een monarchie, noch een aristo­

cratie, noch een mengvorm, juridisch niet te rechtvaardigen,

theoretisch en practisch een onding, een absurd en monster­

achtig extra-product" was.

E e n bizonder enghartige en kleinsteedse wereld werd

het, die de 18de eeuw, de eeuw der Ver l icht ing , van Frederik

den G r o t e en van de grote Dui tse klassieken, inluidde.

22

Page 27: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D E G R A U W E S T A A R

Page 28: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 29: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

T ang nadat de overige landen van W e s t - E u r o p a hun

Jl— i beste klassieken in de letterkunde gekend hebben,

coryfeeën als Shakespeare en M i l t o n , Racine en Molière,

Cervantes en L o p e de Vega, V o n d e l en H o o f t reeds een

hele poos tot het verleden behoorden, begint in D u i t s l a n d

pas de grote opbloe i o p dit gebied. H e t was al v o l o p in de

achttiende eeuw, en begrijpelijkerwijze waren het juist de

fijnste geesten van het Germanendom, die het sterkst de

achterlijkheid voelden, waarmee dit verspl interd volk, di t

samenvoegsel van vaak belachelijk kleine en belachelijk

eigengereide staatjes, tegenover de snel-opbloeiende cultuur

van de rest van W e s t - E u r o p a afstak. A a n een polit ieke

v o r m i n g van het land vie l toen nog nauwelijks te denken ;

daaraan diende, destijds zo goed als thans, de geestelijke

v o r m i n g vooraf te gaan, die L e i b n i t z naar illustere buiten­

landse voorbeelden inzette, en die door Kant voorgoed in

zulke idealistische banen geleid werd, dat de natuurlijke

realiteitsangst van de Duitsers er slechts door versterkt

w e r d en z ich k o n ontwikkelen tot een soort van religie van

het onwerkelijke.

In deze uithoek van E u r o p a scheen „verlichting" een

synoniem van vlucht in het ontastbare en daarom onaantast­

bare, en een cultus daarvan met z ich mee te brengen, zodat

elke omwentel ing al van te voren onmogelijk leek en een

2 5 4

Page 30: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

geest van conformisme het kostbaarste pand der plaatselijke

cultuur werd. A l l e e n het persoonlijke lot van sommige

figuren, uiteraard hoofdzakelijk kunstenaars, stelde zulk een

schaarse enkeling in staat de toverban der metaphysische

gezapigheid te doorbreken o m een wanhopige strijd aan te

b inden met de omringende werkelijkheid. E n bij die strijd

moest dan uiteraard het buitenlandse tot voorbeeld dienen,

waar er nog geen spoor van een nationale traditie te v inden

was. Z o liet de d o o f geworden componist en muziektheore­

ticus Mattheson zijn uittreksels uit de Engelse „Tatler" en

„Spectator" verschijnen, nog in de onzekerheid: „of deze

n d e n d o dicta veritas in een Dui tse kie l ook hier te lande

met evenveel toegeeflijkheid en lijdzaamheid als in het zin­

rijke E n g e l a n d zal worden aangenomen." B o d m e r en Brei-

tinger met hun vr iendenkring noemden de lezers van die

eerste generatie der 18de eeuw „erlauchten Zuschauer der

Engellandischen Nation", en dat zouden ze nog heel lang

blijven, — ofschoon jammer genoeg zonder de redelijkerwijze

te verwachten resultaten!

Bi j deze stand van zaken l igt het v o o r de hand, dat wij

vóór het doordringen der uitingen van de nieuwe geest in

Frankrijk, dat in elk opzicht toonaangevend was, en vóórdat

de grote herauten der Franse revolutie z ich hier lieten horen,

onder de D u i t s e schrijvers maar uiterst zelden mannen

zullen ontdekken, die z ich geroepen voelden, hun landge­

noten als massa lachend of ernstig de waarheid te zeggen.

Stichtelijk wi lde men maar al te graag zijn, doch, zoals

Rabener, de navolger van Swift, schreef:

26

Page 31: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Duitsland is niet het land waarin een betere satyre

het zou mogen wagen het hoofd in vrijheid te ver­

heffen ; in D u i t s l a n d mag ik het niet wagen een dorps­

schoolmeester dezelfde waarheid te zeggen, die in

L o n d e n een Lord-aartsbisschop moet aanhoren."

Z o w o r d t het dan aanneemlijk, dat zelfs een half-be-

schaafde vorst als Frederik de G r o t e (men leze W e r n e r

Hegemann's biografie, o m zich van deze halve beschaving

ten vol le te overtuigen) z ich van het Germaanse afkeerde

o m met hart en ziel het „overrijnse", het Franse aan te hangen,

en zelfs hij de Dui tse taal, die hij niet wenste te schrijven,

„a demi barbare" noemde.

Eerst met de tweede helft van de 18de eeuw k o m t —

aarzelend, maar steeds toenemend — enige verandering in

dit opzicht. E n het is alweer geen toeval, dat juist een sterk

en edel karakter als dat van Lessing, ook op dit gebied

vóórgaat en waarheden durft uit te spreken, die te lang

verborgen bleven. Ondanks zijn theologiseren en zijn idea­

listisch filosoferen was deze vr iend van Moses Mendelssohn

ook de schrijver van „Nathan der Weise", waarin ongetwijfeld

met de metafysische gezapigheid gebroken werd. Z i j n liefde

voor het toneel, de wereld der vermomde waarheid, zijn

liefde voor veel van de eenvoudige, goede dingen des levens,

liet hem met w i j d o p e n ogen de omringende werkelijkheid

m veel van haar onschone naaktheid zien, en gaf hem menig­

maal de moed er onbevangen over te spreken.

Z o bi jvoorbeeld in het achttiende stuk van zijn „Ham-

burgische Dramaturgie" waarin hij naar aanleiding van

2 7

Page 32: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Zelmire" van den heer D u B e l l o y tot de volgende be­

schouwingen k w a m :

„ D e naam D u B e l l o y kan niemand onbekend zijn, die

in de nieuwere Franse literatuur niet geheel en al een

vreemdeling is. D e schrijver van het „Beleg van Calais"!

O o k als het stuk op zichzelf niet verdiende dat de

Fransen er zoveel drukte over maakten, dan strekt

toch die drukte zelf de Fransen tot eer. W a n t zij laat

ons hen zien als een v o l k dat jaloers is o p zijn roem;

waarop de grote daden van het voorgeslacht hun

indruk nog niet verloren hebben; dat, overtuigd van

de waarde van een dichter en van de invloed van het

toneel op deugd en zeden in het algemeen, gene niet

tot zijn onnutte leden rekent, en dit niet als een van

die dingen beschouwt, waar slechts leeglopers ver­

strooiing bij zoeken. H o e ver zijn wij Duitsers i n dit

opzicht bij de Fransen ten achter! O m het maar ronduit

te zeggen: bij hen vergeleken zijn wij nog echte bar­

baren "

D e z e laatste zinsnede v i n d t men bijna letterlijk herhaald

i n het ontwerp van Lessing's „ O d e an Mazen", waar hij, als

terloops, in een tussenzin, het heeft over:

, hier, i n een land welks inwoners van binnen

nog altijd de oude barbaren zijn "

In zijn „Romantische Schule" zou H e i n e een kleine eeuw

later nog altijd hetzelfde beweren. H e t toneel gaf Lessing

overigens wel vaker aanleiding tot het maken van verge-

28

Page 33: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

l i jkingen als de bovengenoemde. In de 8iste der „Briefe, die

neueste Literatur betreffend", constateert hij:

„Het toneel van den Fransman is dan toch tenminste

het vermaak van geheel een grote hoofdstad; terwijl

in de hoofdsteden van den Duitser de planken tot

spot van het gepeupel zijn. D e Fransman kan er z ich

tenminste op beroemen dat hij vaak zijn monarch,

geheel een prachtig hof, de grootste en waardigste

mannen van het rijk, de fijnste heden onderhoudt;

terwij l de Duitser zeer tevreden moet zijn, wanneer

een paar dozijn eerlijke particulieren, die schuchter

naar de schuur geslopen zijn, hem wi l len aanhoren."

Dergel i jke gedachten, die in zijn beschouwend werk

meermalen tot ui t ing komen, dringen vanzelf ook in het

scheppend werk van Lessing door, en worden dan onwille­

keurig sommige van zijn personnages in de m o n d gelegd. In

een stuk als „Der Junge Gelehrte", waarin Damis, de trouwe

minnaar, het v e l d moet ruimen, w o r d t D u i t s l a n d door dezen

genoemd :

„de noordelijke zetel van grofheid en domheid, waar

alle elementen je beletten verstandig te zijn, waar

nauwelijks eens in de honderd jaar een geest als de

mijne geboren wordt."

E n als zijn vader hem tegenwerpt:

„Ben je vergeten dat D u i t s l a n d je vaderland is ?"

dan geeft D a m i s een smalend:

„ W a t Vader land!"

tot antwoord, dat meer zegt dan alle infectieven bij elkaar,

29

Page 34: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

maar dat tevens de smartelijkheid van zulk een afwijzing

v o l k o m e n uitdrukt.

O f di t ook Lessing's persoonlijke mening was ? W i j heb­

ben alle reden o m dit aan te nemen, alleen al als wij rekening

houden met wat hij bi jvoorbeeld i n een brief van Augustus

1769 aan zijn vr iend en collega Nicolaï (den lateren parodist

van „Werther") schreef:

„ Z e g mij maar liever niets van u w Berlijnse vrijheid

o m te denken en te schrijven. D i e beperkt zich uit­

sluitend en alleen tot de vrijheid, tegen de religie

zoveel sottises op de markt te brengen als men w i l .

E n o m van die vri jheid gebruik te maken, daar moet

een rechtschapen man z ich nu toch wel langzamerhand

v o o r schamen. Maar laat iemand te Berl i jn eens pro­

beren over andere dingen even vrij te schrijven als

Sonnenfels dat te W e e n e n heeft gedaan; laat hem eens

proberen het deftige hofplebs zo de waarheid te zeg­

gen, als hij dat deed; laat eens iemand in Berli jn op­

treden, die zijn stem w i l verheffen v o o r de rechten der

onderdanen en tegen ui tbuit ing en despotisme, zoals

het thans zelfs in Denemarken en Frankri jk geschiedt,

en ge zult zeer spoedig bemerken, welk land tot o p

heden het meest slaafse van E u r o p a is."

Duidel i jker kan het w e l niet. E n alweer: de bij schier alle

denkers terugkerende beschuldiging van slaafsheid!

Hoezeer moest deze niet gevoeld worden door een man

die, èn met zijn aanleg, èn met zijn liefde v o o r de antieke

cultuur z ich allerminst thuis voelde i n de gouwen van het

Page 35: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

grauwe Germanië, namelijk W i n c k e l m a n n . D e z e fijnzinnige

kunstkenner w e r d haast tot ruwheid geprikkeld bij de ge­

dachte aan het Pruisendom, gelijk blijkt uit een brief van

15 Januari 1763, gericht aan l i s t e n , waarin W i n c k e l m a n n onder

meer schreef:

„Ik r i l van top tot teen, wanneer ik aan het Pruisische

despotisme denk en aan den volkerenbeul, die di t

door de natuur zelve vermaledijde en met L i b y s c h

zand bedekte land tot het v o o r w e r p van menselijke

afschuw zal maken en met een eeuwige vloek zal be­

laden. L iever een besneden T u r k dan een Pruis."

W i e de volkerenbeul is, die met de bovenstaande uit­

d r u k k i n g („Schinder der Völker") bedoeld wordt, behoeft

nauwelijks nadere verklaring. Maar het is toch w e l op­

merkelijk dat de later officieel zo verafgode F r e d e n k de

G r o t e van een zo beschaafd en k u n d i g man als W i n c k e l ­

mann geen betere kwalificatie k o n ontvangen. D e gebeurte­

nissen lagen dan ook nog te vers in het geheugen, dan dat

toen al de geschiedvervalsing waarin de gezaghebbende

Dui tse wetenschap zich altijd bizonder sterk getoond heeft,

haar fatale inv loed k o n doen gelden.

Stelt men tegenover de strengheid van zulk een geest de

gemoedelijkheid van een Burger, dan heeft men twee uiter­

sten van de Dui tse kunstenaarsziel. Maar ook een Burger

wist z ich tegenover de vorsten niet altijd even goed te be­

heersen, en nu eens laat hij zijn dichtkunst weerschallen tot

een protest van „der Bauer an seinen durchlauchten Tyran-

nen", dan weer k o m t hij tot een spottende hoon i n het

Page 36: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

gedicht „Zum Spatz der sich auf dem Saai gefangen hatte",

met de ondubbelzinnige regels:

„Hu, hu, despotenkwellerij,

G o d beware mi] voor slavernij."

T e r w i j l hij tot een middeleeuws jammerthema terugkeert,

wanneer hij naar aanleiding van de Coalit ie-oorlog dicht :

„Voor wie, o goed Duits volk, voor wie

Behangt men u met wapens?

V o o r wie laat ge u van vrouw en kind

E n haard in d'oorlog jagen?

V o o r vorste' en edelengebroed

E n uitwerpselen van papen".

E e n W i e l a n d zoekt dan al naar voorzichtiger omschrij­

vingen door m i d d e l van een uitgewerkte parabel, al is zijn

doorgaans komische roman „Die A b d e r i t e n " nog lang niet

zo rechtstreeks in de toespelingen als zestien jaar later

Tieck's kroniek van de Schildburger, met wie hij de Duitsers

bedoelt, zal blijken te zijn. D e minder parlementaire Schu-

bart, die dan ook o m zijn tyrannenhaat heel wat bittere jaren

vestingstraf had uit te zitten, gaf niet alleen op de meer ge­

sublimeerde manier van zijn beroemd gedicht „Die Fürsten-

gruft" aan zijn overkropt gemoed lucht, maar k o n zijn

meningen in deze ook netjes en toch nauwkeurig zeggen,

zoals in zijn „Deutsche C h r o n i k " van 1747—78, waarin hij

rustig vaststelt:

„Al onze geschriften dragen het stempel van onze

slaafse eeuw, en de kranten het meest . . . . D e ene krant

ziet er uit als de andere".

3 2

Page 37: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Waarmee iets geconstateerd werd, dat v o l k o m e n over­

eenkomt met de derdenjkse toestanden op persgebied,

toestanden waarin het overgrote deel der Duitsers z ich

wonderwel heeft weten te schikken, zodat de slaafse eeuw

zich helaas tot een slaafse eeuwigheid u i tbre idde . . .

E e n Herder, ver boven de reeds genoemde tijdgenoten

uitstekend, en veel meer wijsgeer dan een van hen, k o n z ich

i n zulk een mil ieu ook al heel slecht thuisvoelen, en bracht

zijn opinie over de landgenoten bij al zijn omzichtigheid

toch nog wel eens als een bijkomstigheid onder de aandacht

van zijn lezers. D e lucratieve mensenhandel die de Duitse

vorsten in huurlingen en soldaten bedreven, ont lokt hem

de volgende regels over de Duitsers :

„Ze zijn in dienst van hunne heren

Als honden trouw, laten gewillig zich

Naar Mississippi en Ohiostroom,

Naar Canada en naar de Morenrots

Verkopen. Sterft zo'n slaaf, dan strijkt de heer

H e t loon op, maar de weduw lijdt gebrek.

D e wezen trekken hongerend aan de ploeg. N u ja,

D a t hindert niets, de vorst behoefde geld."

Betrekkelijk armzalige dichtkunst, als meestentijds bij

H e r d e r ; maar hoe welgemeend, hoe eerlijk, en hoe onpoëtisch

juist door de kwaliteiten die het meest zijn beschouwend

proza sieren. In zijn „Ideeën zur Philosophie der Geschichte

der Menschheit" waarin men hem het zuiverst en volledigst

v indt , is hij althans in de „Zusatze und Nachtrage" (boek 18)

tot de historische slotsom gekomen:

33 5

Page 38: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„ Z o bleef D u i t s l a n d wat het meer dan duizend jaar

geweest is en voor het grootste gedeelte nog is: een

rijk dat zijn eigen kracht niet kent, een v o l k dat alle

andere dingen, alleen zichzelf niet acht, een natie die

door een t rouw van duizend jaren, door ijver en vin­

dingrijkheid op alle gebieden nog niet zover gekomen

is, dat zij zich de achting van haar regeerders heeft ver­

w o r v e n en zich een haar waardige staatsinrichting heeft

geschapen".

H i e r n u eens geen temperamentvolle ontboezeming of

het luciede inzicht van een profetische natuur, maar feitelijk

een nuchter-wetenschappelijke vaststelling als gevolg van

een v o o r die t i jd zeer veelomvattende en diepgaande studie

der geschiedenis. Jammer dat H e g e l zijn ziel een paar genera­

ties later te snel aan de Pruisische staatsmoloch verkocht,

o m bij dit pionierswerk te kunnen aansluiten. Maar dat is

een kapittel o p zichzelf. V e r d e r is di t w e l een passende ge­

legenheid o m ook even te herinneren aan de verfrissende en

aangename figuur van Lichtenberg, die op de grens van het

kunstenaarschap zijn integriteit als filosoof en wetenschaps­

man zo m i n verloochende als zijn heldere Engelse oriëntatie.

H i j zag er niet tegen op in den vreemde de geestesvrijheid te

zoeken die hij in het vaderland ten enen male moest missen,

en schreef in 1786 hierover aan den Z w i t s e r Girtanner:

„Waarachtig, mijn hart bloedt, wanneer ik bedenk

dat Engeland nog overeind staat en ik er niet bij kan

zijn. D e mens w o r d t nergens zo naar waarde geschat

als in dat land, en met lichaam en geest w o r d t daar alles

34

Page 39: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

genoten waarvan men onder de soldatenregeringen

enkel droomt."

A a n iemand die zo goed als L ichtenberg over de lands­

grenzen, en verder dan zijn neus lang was, had leren kijken,

k o n de nationale zelfoverschatting onmogelijk ontgaan. In

de 2de B a n d van zijn „Gesammelte Schriften" stelt hij de

vraag:

„Zegt eens, bestaat er buiten D u i t s l a n d nog een land

waar men eerder de neus leert optrekken dan leert

snuiten ?

G e e n natie gevoelt zozeer als de Dui tse de waarde

van andere naties en w o r d t helaas toch door de meesten

maar weinig geacht, juist o m deze buigzaamheid.

M i j dunkt dat andere naties gelijk hebben: een natie

die bij allen i n de smaak w i l vallen, verdient door allen

veracht te worden. D i t is met de Duitsers dan ook

werkelijk ongeveer het geval. D e uitzonderingen zijn

bekend en komen, als alle uitzonderingen, niet in aan­

merking.

W a a r o m geeft iemand die het niet is, z ich niet l icht

v o o r een Dui tser uit, maar gewoonlijk, als hij zich voor

iets w i l uitgeven, v o o r een Fransman of Engelsman ?"

H e t antwoord op deze vragen hebben latere denkers

vaak genoeg gegeven, en het begrip „minderwaardigheids­

complex", waaruit weer die snobistische modeterm „mico"

w e r d samengetrokken, ontstond niet bij toeval in Duitse,

o m precieser te zi jn: Duits-Joodse intellectuele kringen. Een­

maal ontdekt, w e r d het verschijnsel steeds opvallender, en is

35

Page 40: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

het o p den duur een obsederende algemeenheid gaan ver­

tonen, vooral onder de lieden met opgezette borsten en

fiere schreeuwtoon.

E e n soortgelijk analytisch vermogen, maar diplomatieker,

listiger en meer tot persoonlijk voordeel aangewend, ken­

merkte Goethe, den onomstreden k o n i n g der Germaanse

barden, maar tevens, o m met den gnmmigen Bórne te

spreken „een ontzettend hinderende kracht". Goethe is vo l ­

gens denzelfden schrijver „een grauwe staar i n het D u i t s e

oog," en niet zonder bitterheid hebben velen het hem nage­

zegd, ondanks hun bewondering v o o r al de geniale aspecten

van een zo veelzijdige figuur. E e n thema op zichzelf z o u dat

zi jn: Goethe en de Dui tse ziel. Maar hoe belangwekkend

ook, het zal ons niet verleiden medeschuldig te worden aan

het al te vaak verzuchte „Goethe u n d kein Ende", dat op-

zichzelf al een zekere critiek uitspreekt over de nationale

cultus i n elke denkbare vorm, waarvan deze coryfee het voor­

werp is.

H i j is even lastig te overzien, ook in zijn karakter en ge­

aardheid, als het v o l k waartoe hij behoort, en wi l len wij o p

zijn uitingen afgaan, dan moet er een degelijk onderscheid

gemaakt worden tussen den enigszins officiëlen Goethe —

den schrijvenden Staatsminister en „Excellenz" — en den

intiemen Goethe, die voorzover wij te weten konden komen,

z ich een enkele keer toch w e l liet gaan. D e gegalonneerde

Goethe was een man die de waarde en betekenis der publ ic i ­

teit maar al te goed kende, en wetend dat zijn werk onder

de ogen van duizenden kwam, heeft hij vooral als „arrivé"

Page 41: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zoveel mogelijk vermeden aanstoot te geven en zijn land­

genoten te kwetsen. Tegen vorsten keek hij gaarne op, en

zelfs voor de persoon van een F r e d e n k den G r o t e sprak hij

een cntiekloze bewondering uit. O o k aan het „nationale"

betaalde hij geredelijk het cijns van zijn bewondering en in

een feestspel als „Des Epimenides Erwachen" hief hij zelfs

een grote lofzang daarop aan. D i t belette hem niet op spe­

ciale punten minder geestdrift en meer redelijkheid te tonen,

en z ich bi jvoorbeeld scherp tegen „Nationalpoësie" te kanten

met het argument dat de dichter o p den adelaar lijkt:

„die met vrije b l i k boven de landen zweeft en wien het

onverschil l ig is of de haas waarop hij neerschiet, in

Pruisen of in Saksen loopt."

H e t is deze vol ledig erkende autonomie van den dichter

die hem, meer dan zijn eigen karakter, ertoe gebracht heeft,

z ich nu en dan toch duidehjk-critisch uit te spreken over het

karakter van zijn volksgenoten. H i e r o v e r heeft hij het, naar

aanleiding van Béranger, ook nog in zijn latere levensjaren,

wanneer hij op 14 Maart 18jo tegen Eckermann zegt:

„Béranger had het overigens niet moeilijk! Parijs is

Frankrijk, alle grote belangen van zijn grote vaderland

v inden hun middelpunt in de hoofdstad, hebben daar

hun eigenlijke levensbodem en v inden daar hun eigen­

lijke weerklank. Bovendien is hij in zijn meeste pol i­

tieke gedichten méér dan alleen maar het orgaan van

een enkele partij; integendeel zijn de dingen waarop

hij z ich richt voor het grootste gedeelte van zo'n

algemeen nationaal belang, dat de stem des dichters

37

Page 42: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

bijna steeds als grote volksstem w o r d t vernomen. Bi j

ons in D u i t s l a n d is iets dergelijks niet mogelijk. W i j

hebben geen stad, ja wij hebben zelfs geen land, waar­

van wij met beslistheid zouden kunnen zeggen: h i e r

i s D u i t s l a n d . . . "

D e trouwe E c k e r m a n n geeft nog het v e r v o l g van dit

gesprek, dat van beide zijden openhartig genoeg verl iep:

„Men heeft u verweten," merkte ik ietwat onvoor­

z icht ig op, „dat u i n die grote tijd (nl. de vrijheidsoorlog.

Vert.) niet óók naar de wapenen hebt gegrepen, of

tenminste als dichter u w invloed hebt doen gelden."

„Laat dat, waarde vr iend!" antwoordde Goethe.

„Het is een absurde wereld, die niet weet wat zij w i l ,

en die Jmen maar moet laten praten en laten betijen.

H o e z o u ik zonder haat naar de wapenen hebben kun­

nen grijpen! E n hoe had ik zonder jong te zijn kunnen

haten! A l s die gebeurtenis mij als twintigjarige had

beroerd, dan was ik zeker niet achtergebleven, maar

nu t ro f het mij toen ik al boven de zestig was.

Bovendien kunnen wij het vaderland niet allen o p

dezelfde wijze dienen, maar iedereen handelt naar zijn

beste kunnen, al naar de talenten die G o d hem heeft

gegeven. Ik heb mij een halve eeuw lang voldoende

afgesloofd. Ik kan wel zeggen dat ik mij in de dingen

die de natuur mij als mijn dagwerk heeft opgelegd, dag

noch nacht rust gegund heb, maar dat ik steeds heb

gestreefd, gestudeerd en gewerkt, zo goed en zoveel

38

Page 43: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

ik kon. Wanneer ieder van zichzelf hetzelfde kan zeg­

gen, zal het met allen goed gesteld z i j n . . . .

A c h t e r al dat gepraat verbergt z ich overigens meer

kwade gezindheid jegens mij, dan ge wel weet. Ik ge­

voe l daarin een nieuwe v o r m van de oude haat waar­

mede men mij sinds jaren achtervolgt en mij zo sti lweg

tracht te hinderen. Ik weet heel goed dat ik velen een

d o o r n in het oog ben; zij zouden mij allen graag kwijt

zijn en omdat men aan mijn talent niet kan tornen,

tornt men aan mijn karakter. N u eens heet ik trots, dan

egoïstisch, dan weer v o l afgunst jegens jonge talenten,

dan weer in zinnelijkheid weggezonken, dan weer

zonder Chr is tendom, en nu tenslotte zelfs zonder liefde

tot mijn vaderland en mijn beste Duitsers. U kent mij

n u al jaren voldoende en gevoelt we l wat er van al dat

gepraat waar i s . . . . "

E e n jeremiade o m te onthouden! W a n t zij is na soortge­

lijke omstandigheden al menigmaal aangeheven door oudere

dichters en kunstenaars, die niet de moed vonden volgens

hun geestelijke adel te leven, en zich bi jvoorbeeld voetstoots

de vijandelijke Kuituurkamers binnen lieten trappen. D e ­

zelfde drogredenen zullen zij nog menigmaal aanvoeren,

evenals die welke Goethe nog hierop liet volgen:

„Een Dui tse schrijver — een Duitse martelaar! —

E n wanneer het nog de bekrompen massa was, die de

hogere mensen vervolgde! Neen, de ene begaafde en

het ene talent vervolgt het andere. Platen ergert H e i n e

en H e i n e Platen, en de een tracht den ander i n een

39

Page 44: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

kwaad en hatelijk daglicht te plaatsen, terwijl de wereld

t o c h groot genoeg is voor een vreedzaam samenleven

en samenwerken, en terwijl ieder in zijn eigen talent

een vijand bezit, waarmee hij het druk genoeg heeft.

Oorlogsl iederen schrijven en daarbij in mijn kamer

zitten — dat zou iets voor mij zijn geweest! Neen, in

het bivak, waar men 's nachts de paarden van de vijande­

lijke voorposten hoort hinniken, daar zou ik er wat

v o o r gevoeld hebben. Maar dat was niet m ij n leven

en niet m i j n zaak, doch die van T h e o d o r Körner.

H e m staan zijn krijgsliederen ook goed. Maar bij mij,

die geen krijgshaftige natuur en geen oorlogszuchtig

gemoed heb, zouden krijgsliederen een masker zijn ge­

weest, dat mij zeer slecht zou gestaan hebben.

Ik heb mij in mijn poëzie nooit aangesteld. W a t ik

niet beleefde en wat mij niet o p de vingers brandde

en v o l k o m e n bezighield, dat heb ik ook niet gedicht

en uitgesproken. Liefdesgedichten heb ik slechts ge­

maakt als ik liefhad. H o e zou ik haatliederen hebben

kunnen schrijven zonder haat!"

W a t dit haatloos zijn betreft, tekenend is het volgende.

W i e het uitvoerige registerdeel van de grote, officiële W e i .

mar-Ausgabe van Goethe's complete werk naslaat, v i n d t aan

het slot van de rubriek „Engeland" onder de reeks van ver­

wijzingen rustig afgedrukt: „Gott strafe E n g l a n d " — zonder

verdere verwijzing, omdat G o e t h e d i t ook nooit geschre­

ven heeft. Z o is ook hiermee bij zijn werk iets van het natio­

nale karakter tot u i t d r u k k i n g gekomen.

40

Page 45: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

In het hierboven aangevoerde gesprek met Eckermann

heeft Goethe z ich n o g nader over de haat uitgelaten, in

dezer voege:

„Het is met de nationale haat toch al iets eigen­

aardigs. O p de laagste trappen der beschaving zult u

die haat altijd het sterkst en heftigst aantreffen. D o c h

er is een trap waarop hij geheel verdwijnt en waar men

bij wijze van spreken b o v e n de naties staat, en het

geluk o f het leed van zijn nabuurvolk als het eigene

ondervindt. D i e trap van beschaving paste bij mijn

natuur en ik had mij daarop reeds lang gevestigd, vóór

ik mijn zestigste levensjaar had bereikt."

Inderdaad, hier ziet men den man ten voeten uit m dit

bepaald profiel, en relief krijgt het hele geval eerst recht,

wanneer wij daarbij i n aanmerking nemen, dat Goethe on­

danks zijn positie een groot bewonderaar was van Napoleon,

die aan de revolutie i n Frankri jk een einde had gemaakt. In

de overtuiging dat de keizer toch nooit te overwinnen zou

zijn, had hij weinig verwachting van het nationale verzet

tegen Bonaparte. Terecht merkt een onzer Goethe-kenners

op, dat hier nog een zeer delicate persoonlijke kwestie bij

kwam. Goethe wenste niet dat zijn z o o n A u g u s t z ich als

vri jwil l iger op zou geven; hij k o n hem o p dat moment o m

zo te zeggen als hulp in de huishouding slecht missen, maar

hij v o n d het bovendien niet prett ig dat zijn zoon te velde

zou trekken tegen den vereerden Napoleon. A u g u s t bleef

dus thuis, tot grote ergernis en tot spot van zijn vrienden

die z ich wel als vrijwill igers hadden opgegeven. Maar ook

41

Page 46: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

dat was nog niet alles; Goethe zou er tenslotte vrede mee

gehad hebben, als die jonge „heethoofden" zich bij het regel­

matige leger hadden laten inlijven, maar dat deden de mees­

ten niet; ze traden meer als zelfstandige benden (partisanen!)

op, en hiervan verwachtte Goethe geen heil Z i j n offer­

vaardigheid bleef aldus beneden het absolute nulpunt, ook

o p dit gebied.

D e z e man nu w e r d het nationale i d o o l en de grauwe staar

die het Dui tse oog voorgoed verblindde, de nationale zelf-

critiek belangrijk hinderde. E n toch — intiemer en achter

zijn kunstenaarschap verschanst, spuwde zelfs hij vaak ge­

noeg zijn gal uit over allerlei wat typisch D u i t s was. A l s er

een nieuw maandschrift gaat verschijnen, de Neue deutsche

Monatschnft , dicht Goethe het volgende „Xenion":

„Duits in kunsten gewoonlijk heet middelmatig! E n

zijt ge Dui tse maandkrant misschien ook zulk een

D u i t s stuk product ?"

E n in dezelfde „Xenien" gaat hij nog veel verder, als hij

over het nationale karakter zegt:

„U tot een natie te vormen, hoopt tevergeefs gij, o

Duitsers; V o r m t , gij kunt het, daarvoor des te vrijer

tot mensen u eerst."

In zijn brieven sprak Goethe zich een enkele maal in de­

zelfde z in uit. Z o in een epistel aan Schi l ler :

„Het patriottisme alsmede het streven naar per­

soonlijke dapperheid, hebben zichzelve zo goed als

het papendom en het aristocratisme overleefd."

O f over de nationale „Platitude" in een epistel aan M e y e r :

42

Page 47: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„ O o k als D u i t s l a n d naar R o m e loopt, w o r d t het

door de laagvloersheid begeleid, zoals de Engelsman

door de theeketel."

M a a r v o o r het overige zijn wij ongeveer geheel aange­

wezen op Goethe's mondelinge uitlatingen. H i j was veel te

v o o r z i c h t i g met wat hij aan het papier toevertrouwde. V a n

dergelijke gesprekken zijn er gelukkig heel wat opgetekend,

en niet alleen die welke hij tegen zijn camouflage der open­

baarheid, tegen E c k e r m a n n voerde. Daarbij kunnen wij ons

dan eindelijk tevreden stellen met zijn oprechtheid, zoals bij

de volgende uit lating in 1813 tegen L u d e n gedaan:

„Ik heb vaak een bittere smart ondergaan bij de ge­

dachte aan het Dui tse volk, dat zo achtenswaardig in

het afzonderlijke en zo miserabel in het geheel is."

O p de datum 14 December 1808, dus ten tijde van de

Franse overheersing na Jena, noteert Kanzier v o n M u l l e r een

gesprek met Goethe, waarbij de dichter zegt:

„Ik studeer thans weer grondig de oudere Franse

letterkunde, o m een ernstig w o o r d met de Fransen te

kunnen spreken. W e l k een oneindige cultuur," riep hij

uit, „is reeds aan hen voorbijgegaan in een tijd toen wij

Duitsers nog onbehouwen pummels waren. Dui ts land

is niets, maar elke afzonderlijke Duitser is veel, en toch

verbeelden zij z ich juist het omgekeerde. D e Duitsers

moesten net als de joden worden overgeplant en over

de hele wereld verstrooid, o m de latente goede moge­

lijkheden die er in hen aanwezig zijn, vo l led ig en tot

heil van alle naties te o n t w i k k e l e n . . . . Z o v e e l hoofden,

43

Page 48: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zoveel zinnen, dat is eigenlijk het devies van onze

natie Z i j hebben een onaangename gewoonte o m

door overdreven eisen hun prestaties weer teniet te

doen, terwijl zij toch altijd uit de middelmatigheid

leven."

D e Duitsers tot hun opvoeding behandelen zoals zij het

de Joden gedaan hebben! Scherper k o n het we l niet gezegd

worden. Bi j alle v luchtigheid waarmee even — als was het

iets doodgewoons — gewezen w o r d t op het nationale min­

derwaardigheidscomplex, valt toch de vol le nadruk op de

verdeeldheid die o m drilmethodes en nivellering van bovenaf

schreeuwt, en o p het van werkelijkheidszin ontblote „idealis­

me". H i e r b i j sluit een andere uitlating van G o e t h e aan:

„Elke vergeli jking van het Dui tse v o l k met andere

volkeren wekt pijnlijke gevoelens in ons, die ik o p alle

mogelijke manieren tracht te b o v e n te k o m e n " . . .

In de gesprekken met E c k e r m a n n heeft de oude heer ten­

slotte menigmaal zijn olympische pose opgegeven en gezegd

wat hem v o o r de m o n d kwam. O p 4 December 1823 bijvoor­

beeld, sprekend over zijn goeden ouden vriend, den musicus

Zeiter, wiens onbehouwenheid hij tracht te vergoelijken:

„Hij kan bij eerste kennismaking wat erg hoekig, ja

soms zelfs wat r u w toeschijnen. Maar dat is alleen het

uiterlijk. Ik ken nauwelijks iemand die tegelijk zo teder

is als Zeiter. E n daarbij moet men niet vergeten dat hij

meer dan een halve eeuw in Berli jn doorgebracht heeft.

Daar woont toch, zoals ik aan alles merk, een zo driest

slag van mensen bij elkaar, dat men met fijnheid daar

44

Page 49: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

niet ver komt, maar haar o p de tanden moet hebben

en van tijd tot t i jd wat grof moet zijn o m zich b o v e n

water te houden."

A l s Goethe o p i Juni 1826 k o m t te spreken over het

Franse tijdschrift de „Globe" kan hij niet nalaten een verge­

l i jking te t rekken:

„De medewerkers zijn mensen van de wereld, op­

gewekt, helder, vermetel tot in de uiterste graad. In

hun afkeuring zijn ze fijn en galant, terwijl daarentegen

de Duitsers altijd menen dat zij iemand moeten haten,

die niet denkt zoals zij."

N i e t alleen de onverdraagzaamheid, maar ook het gebrek

aan beschaving dat er de oorzaak van is, schijnt Goethe meer

en meer bij zijn landgenoten gehinderd te hebben. N u eens

klaagt hij:

„ . . . wij in M i d d e n - D u i t s l a n d hebben ons beetje

wijsheid zwaar genoeg moeten bekopen. W a n t wij

leiden in de grond allen een afgezonderd armzalig

leven! U i t het eigenlijke v o l k k o m t ons zeer weinig

cultuur tegemoet en onze gezamenlijke talenten en

goede k o p p e n zijn over geheel D u i t s l a n d uitgezaaid."

D a n weer, luider nog, op 3 M e i 1827:

„Wij Duitsers zijn van gisteren. W i j hebben ons

weliswaar de laatste eeuw zeer braaf op de cultuur toe­

gelegd, maar er zullen nog wel een paar eeuwen voor­

bijgaan, vóórdat er bij onze landgenoten zoveel geest

en hogere beschaving binnendringt en gemeengoed

wordt , dat zij gelijk de G r i e k e n de schoonheid dienen,

45

Page 50: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

dat zij z ich v o o r een fraai l ied geestdriftig betonen en

dat men van hen zal kunnen zeggen: het was langge­

leden dat zij barbaren waren."

D i t getuigde stellig niet van veel optimisme, en het

eeuwige geciteer uit Goethe voor alle mogelijke stichtelijke

en opmonterende doeleinden kan met deze ene aanhaling

alleen al voldoende bestraft en geneutraliseerd worden. Z e

w o r d t echter meestal angstvallig verzwegen, zo angstvallig

dat een bel ichting van Goethe langs deze kant door schier

eiken Dui tser wel zal worden aangezien als een daad van

aperte kwaadwil l igheid.

Goethe die zo vaak het gemoedsleven der Duitsers, het

dichterlijk-burgerlijk milieu waarin een goed deel van hun

leven z ich afspeelt, in zijn romans beschreven heeft, liet —

opportunist als hij was — toch na, het brute ingrijpen van de

staat in dat leven uit te beelden. D i t k o n hem evenwel on­

mogelijk ontgaan zijn, en zie, een dichter kan lang trachten

bepaalde waarheden te onderdrukken (vooral als hij daarbij

staatsman is!) maar ergens weet deze krijsende waarheid, di t

enfant terrible der erkenning, hem toch te verschalken, en

vertoont zij z ich onverwachts of ter elfder ure

A l s Goethe het eens (12 Maart 1828, dus maar weinige

jaren v o o r zijn dood) tegen E c k e r m a n n over het verschil

tusschen de Engelse en de D u i t s e jeugd heeft, en zijn secre­

taris met allerlei oorzaken k o m t aandragen voor de superio­

riteit van de eerste groep, antwoordt Goethe:

„Aan zulke dmgen ligt het niet, mijn beste vriend.

H e t ligt ook niet aan de geboorte en aan de r i j k d o m ;

46

Page 51: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

maar het ligt eraan, dat zij nu eenmaal de courage heb­

ben o m te zijn waartoe de natuur hen gemaakt heeft.

E r is bij hen niets scheefgegroeid of verbogen, er zijn

bij hen geen halfheden en geen scheefheden; maar wat

zij ook zijn, het zijn altijd complete mensen. O o k com­

plete dwazen zo nu en dan, dat geef ik van harte toe;

maar ze zijn altijd iets en dit legt nog steeds enig ge­

wicht in de weegschaal der natuur.

H e t geluk van de persoonlijke vrijheid, het be­

wustzi jn dat men een Engelse naam draagt en het

besef welke betekenis dat bij andere naties heeft, k o m t

de kinderen reeds ten goede, zodat zij zowel bij de

familie thuis als in de onderwijsinrichtingen met veel

groter respect behandeld worden en een veel gelukkig-

vrijere o n t w i k k e l i n g genieten dan bij ons Duitsers.

Ik behoef alleen maar in ons goede W e i m a r uit het

raam te kijken, o m gewaar te worden, hoe het er bij

ons voorstaat. T o e n er onlangs sneeuw lag en mijn

buurkinderen hun sleetjes op straat wi lden proberen,

was er dadelijk een politieagent bij de hand, en ik zag

de arme schepseltjes wegvluchten zo snel zij maar

konden. E n thans, nu de lentezon hen uit hun huizen

l o k t en zij met hun vriendjes graag op de stoep voor

de deur wat spelen, zie ik hoe gegeneerd zij er telkens

weer uitzien, alsof zij niet zeker zijn o f zij het we l

mogen, en elk ogenblik de nadering van een politie­

machthebber duchten. E r mag geen jongen met zijn

zweep knallen, o f zingen, of schreeuwen, of dadelijk is

47

Page 52: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

de p o l i t i e er om het hem te verbieden. Bi j ons is alles

er o p gericht o m de lieve jeugd vroegti jdig te temmen

en er alle natuurlijkheid, alle originaliteit en alle w i l d ­

heid uit te drijven, zodat er uiteindelijk niets overblijft

dan de phihster.

U weet, dat er bij mij bijna geen dag voorbijgaat,

dat ik met door vreemdelingen die o p de doorreis zijn

bezocht w o r d . A l s ik echter z o u zeggen dat ik aan de

persoonlijke verschijning, vooral van jonge Duitse ge­

leerden uit een bepaalde Noord-oosteli jke hoek, groot

genoegen beleef, dan zou ik liegen. Bijziend, bleek, met

ingevallen borst, jong zonder jeugd; dat is het beeld

der meesten, dat z ich voordoet "

E indel i jk heeft de grijze dichter het dan toch uitgesproken:

ook hij, de olympische, de v o l k o m e n vrije „Uebermensch"

heeft z ich benauwd en gehinderd gevoeld i n de D u i t s e

politiestaat; ook hij, de A p o l l o van W e i m a r , k o n in die oer-

duitse omgeving waar hij als staatsminister resideerde, geen

behagen vinden. E n de verering van zijn jongere landge­

noten, die hij z ich maar al te rustig liet aanleunen, k w a m hem

toch m i n o f meer belachelijk voor.

Ernstiger, pathetischer, en daardoor toch ook dichter bij

het bombastische, k lonk de stem van Schil ler m het koor

der lofzangers van de grote Dui tse nationale ziel. Rhetoricus

als hij was, scheen hij enkel voorbestemd voor verrukkingen

in majeur, en zelfs stille, of ook maar fijn-ironische klaaglie­

deren lagen niet in zijn aard. Integendeel, bepaalde daarginds

aangemoedigde eigenschappen van zijn v o l k vertoonde hij

48

Page 53: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

i n caricaturale overdri jving; wij behoeven slechts te denken

aan een van de vragen die hij, als 15-jarige nog wel, op de

M i l i t a i r e Academie schriftelijk te beantwoorden kreeg, en

waarbij hij over den hertog van Württemberg, die hem

daarna als nog minder dan een lakei behandelde, z ich be­

ijverde te kennen te geven:

„Deze vorst, door wien G o d zijn bedoeling met mij

bereiken w i l , w o r d t en moet veel meer door mij ge­

waardeerd worden dan mijn ouders, die onmiddell i jk

van zijn genade afhangen."

V a n het hoge recht van de staat en zijn leider op het k ind,

een dogma dat in onze dagen zelfs tot van overheidswege

aangemoedigd verraad van kinderen jegens hun ouders zou

leiden, was zelfs een zo edele geest als Schil ler z ich hevig

bewust. Is het m latere jaren niettemin tot hem doorge­

drongen, dat uit een dergelijk bewustzijn de onvrijheid der

Duitsers als natie verklaard moet worden ? E r is weinig dat

er o p wijst. M a a r hoe dan ook, tien jaar later schrijft hij aan

zijn v r i e n d R e i n w a l d :

„Republikeinse vrijheid is hier te lande een geluid

zonder betekenis, een lege naam — in de aderen der

Paltsers vloeit geen romeins bloed "

D i t naar aanleiding van het fiasco dat de dichter met de

eerste opvoeringen van zijn vrijheidsdrama „Fiesco" te M a n n ­

heim boekte. Geheel opgaande in zijn rusteloze product iv i ­

teit, uit hij z ich in rijpere jaren met veel algemener termen,

al hoort men duidelijk naar welke r ichting zijn critiek uitgaat,

wanneer hij beweert:

49

Page 54: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Het patriottische belang is trouwens enkel van

gewicht v o o r overleefde naties — H e t is een armzalig,

kleinziel ig ideaal, slechts voor één natie te schrijven."

E n tot zelfs i n A p r i l 1805, een maand v o o r zijn dood,

schrijft Schi l ler aan W i l h e l m H u m b o l d t , ofschoon over zui­

ver literaire aangelegenheden sprekend, toch met een verder

strekkende en meer omvattende bedoel ing:

„Met de poëtische productie in D u i t s l a n d ziet het

er hoogst beklagenswaardig uit, en men ziet werkelijk

niet waar een literatuur voor de naaste dert ig jaar van­

daan moet komen. O o k niet een enkel nieuw product

der poëzie sinds lange tijd weet ik te noemen, dat een

nieuwe naam aan het hoofd draagt en dat iemand ge­

noegen doet. Daarentegen spant de ezelachtige naboot-

singszucht der Duitsers z ich meer dan ooit in, tot

een nabootsing die enkel in een identiek herwrochten

en verslechteren van het oorspronkelijke voorbeeld

bestaat. Z u l k e nabootsingen heeft ook mijn Wal lenste in

en mijn B r u i d van Messina veelvuldig teweeggebracht,

maar men is ook geen stap verder gekomen."

Schi l lers verontwaardiging, indien zij dan al gewekt werd,

had gewoonlijk een sterk persoonlijke oorzaak en is te ge­

makkelijk herleidbaar tot toevallige gebeurtenissen, o m van

veel betekenis te kunnen zijn. H i j was een te weinig filoso­

fische geest, bij al zijn kwist igheid in het produceren van

sententies en maximes, o m een enigszins diepgaande of ver­

strekkende critiek in dit opzicht te kunnen leveren. H i e r i n

verschilt hij wezenlijk met den conformistischen, maar even-

50

Page 55: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

wel veel gevoeliger en lichter prikkelbaren dichter en wijs­

geer van W e i m a r , wiens l icht eerlang het W o d a n s o o g van

zijn v o l k verduisteren zou. Verduitseren k l inkt hier bijna

juister!

M e t een figuur als van Jean Paul Richter stappen wij uit

de 18e eeuw, welke Goethe heeft voortgebracht, feitelijk al

helemaal over i n de 19e, waarin de wereld Dui ts land groot

zag worden en een tot dan toe ongekende zelfstandigheid

zag bereiken. D e grote stoot hiertoe begon bij de Napoleon­

tische overheersing, die hier nog o p betrekkelijk zwak ver­

weer botste, en pas in Rus land o p catastrofale wijze gestuit

werd. N a p o l e o n s ondergang maakte de opkomst van Duits­

land mogelijk, en het negatieve van deze oorsprong is, dat

kan niemand verbazen, meer dan een eeuw lang bemerkbaar

gebleven.

Bi j de eeuwswisseling noemde de polit iek goed geschoolde

F r i e d r i c h G e n t z het toenmalig Berl i jn:

„het centrum van alle verwoestende ziekten van

deze tijd, en de plaats waar van oudsher de dodelijkste

wapenen v o o r de ondergang van geheel het ware

maatschappelijke organisme gesmeed werden."

E n in de eerste decenniën van de nieuwe eeuw zou deze

stad steeds brutaler de groeiende suprematie van Pruisen

gaan symboliseren. H e t is ook in deze tijd — nauwkeuriger

gezegd: in het laatste tiental jaren van de 18de en in het

eerste tiental van de 19de eeuw — dat de eigenlijke schep­

pingsperiode van Jean Paul Richter lag. H a d deze gri l l ig-

fantastische schrijver met zijn onduitse voornamen die hij

5 1

Page 56: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

tot zijn signatuur maakte, de eigenaardige plaats in het

wereldbestel, die zijn v o l k steeds duidelijker begon in te

nemen, ooit over het hoofd kunnen zien ? E e n zo schrandere

geest als de zijne k o n bij alle verbeeldingsvluchten moeilijk

b l i n d bli jven v o o r de wijde Europese achtergrond waartegen

het D u i t s l a n d uit de aanvang van de 19de eeuw op zijn

zachtst gezegd ietwat grotesk — echt grotesk in de Jean

Paulse z in — afstak. D a a r v o o r lagen de aangelegenheden van

D u i t s l a n d hem te na aan het hart. In zijn „Friedenspredigt

an Deutschland" van 1808 en zijn „Dammerungen für Deutsch-

land" van het jaar daarop, k o m t de wereldburger die hij ge­

worden was, l u i d en duidelijk genoeg op voor een volksvri j­

heid die alleen o p de ruïnes van het oude monarchistische

despotisme gegrondvest zou kunnen worden. A l s hij den

duive l in die dagen te biecht w i l leiden, dan laat hij di t bij

een staatsman gebeuren, en in „Dr. Katzenbergers Badereise"

trekt Jean Paul van leer tegen de „altjungferlichen Deutschen"

wier bigotte natuur hij vergelijkt met de vrijere geaardheid

en aanleg der Engelsen, die zonder censuur en dnlmaat-

regelen van een corrupte politiestaat mogen opgroeien.

In de „Friedenspredigt" met haar ook nu nog behartens-

waardige opmerkingen over de wantoestanden in de Dui tse

staat, welke sindsdien zeker niet in graad o f aantal, noch in

omvang verminderd zijn, heet het met een paar kronkelend-

lange, v o o r onze huidige stij lopvattingen ongenietbare

zinnen:

„Wanneer het een bekende klacht is, dat de staten

van de nieuwere tijd meer s t a a t s l i c h a m e n , die der

5 2

Page 57: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

oudheid daarentegen staatsz i e 1 e n waren, die meer met

de dingen des geestes verbonden waren door welspre­

kendheid, zedelijk leven, muziek en niet door het

houten raderwerk van het formalisme: dan past deze

klacht op geen enkele staat met meer recht dan op de

Duitse. Reeds in tegenstelling tot de oude on-omge-

wentelde Fransen, bij wie juridische welsprekendheid,

een publieke opinie die zelfs de koningen beteugelt,

het snel oplaaiende enthousiasme v o o r alles wat nieuw

is, de bliksemmacht van het bon-mot — en wier elec-

trisch doorslaande, en vaak de p o o l omkerende activi­

teit tenminste van een geestelijke inv loed spreekt —

reeds in tegenstelling tot die vroegere Fransen waren

wij achterlijk met onze polit ieke machinemeesterij.

O n z e uiterlijke vormeli jkheid — onze trage naaperij —

ons polit ieke afstand doen van al het vrij-geestelijke en

onze vluchtstraffen o p elke pas buiten het marcheer-

reglement — ons exerceer- en ransel- en oudemannen-

wezen —: dat alles wat het Dui tse r i j k s l i c h a a m , zo

weinig r i j k s z i e l , publ ic spirit, esprit de corps heeft

ingeblazen en hetzelve zozeer alle eenheid van levens­

gevoel heeft ontnomen, dat het gelijk de kreeft zijn

rechter schaar met de l inker vastknijpt en in de mening

dat het een vijandige schaar is afknijpt — dat alles waar­

mede het Dui tse rijkskabinet zichzelf tot een model­

kabinet van machines maakt, en zelf de machinegoden

weer tot machines en den staatsheer tot een houten

Kempelsen schaakspeler, die levende onderdanen o p

53

Page 58: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

het scha akbord van zijn territorium rustig heen en weer

schuift — alles waarmede wij o p de struisvogel gaan

lijken, die weliswaar een sterke maag d o c h geen vleu­

gels heeft: dat Duitsers-kwaad zal gebroken dienen te

worden door de voorbeelden en gevolgen van de tijd

en door de inv loed van een natie die i n het pol i t ieke

leven evenzeer van geestdrift is v e r v u l d als wij op het

gebied der dichtkunst."

E n in de daaropvolgende „Dammerungen" verklaart Jean

Paul o p een ditmaal meer lapidaire wijze:

„Het is opvallend, hoezeer de Franse beschaving de

meerdere van de onze blijkt, als men alleen al den

Fransen gemenen soldaat tegen den D u i t s e n officier o p

laat wegen."

H i j had het vergelijkingsmateriaal niet slechts onmiddel l i jk

bij de hand, maar bovendien nog in zijn door de Fransen

bezette vaderland! H o e v e e l ongunstiger zou dus deze ver­

gelijking niet uitgevallen zijn onder vreedzamer omstandig­

heden!

Zel fs een betrekkelijk vriendelijk, maar ook buitenlands

zeer georiënteerd man als F r i e d r i c h Schlegel k o m t in zulk

een tijd tot de ietwat bittere vaststelling, dat de literaire

successen welke ook hem in zo ruime mate ten deel vielen,

feitelijk een weerspiegeling zijn van achterlijke beschavings­

toestanden, zodat hij z ich tot de uitspraak genoopt zag:

„Populair worden D u i t s e geschriften door een grote

naam of door persoonlijkheden of door bekendheid o f

door inspanning of door gematigde onzedelijkheid o f

54

Page 59: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

d o o r v o l k o m e n onverstaanbaarheid o f door harmo­

nische platheid of door veelzijdige vervelendheid o f

door bestendig streven naar het onbepaalde."

Waarmee stellig de hoofdmiddelen voor geestelijk succes

en navolging zijn aangegeven door den schandaal-verwek-

kenden auteur van de roman „Lucinde".

Goedmoediger en beter aangepast aan de mentaliteit van

den D u i t s e n „Biedermann" is L u d w i g T i e c k te werk gegaan

i n zijn kritiek, die hij ten beste gaf in zijn „Denkwürdige Ge-

schichtskronik der Schildburger", welke al van 1796 dateert,

maar zeker nog een generatie lang v o l o p genoten werd. H e t

was niemand onbekend dat al sinds de t i jd der oude volks­

boeken met het brave Schi lda Duits land, en met de Schi ld­

burgers de Duitsers bedoeld werden. Hetgeen T i e c k echter

niet belette, over deze lieden onder meer te vertel len:

„ D e macht van den burgemeester breidde zich toen­

tertijd zozeer uit, dat hij zich ook met de dingen des

geestes g ing bemoeien. Sinds onheugelijke tijden was

het namelijk traditie, dat de predikant de vrije keus

had, welke liederen hij bij zijn preek wi lde laten zingen;

d i t voorrecht echter matigde z ich Barthel thans aan,

— de burgemeester die gekozen was, nadat G e r a r d was

gestorven.

Z o k w a m het, dat de burgemeester zijn lievelings­

liederen liet zingen, die echter veelal heelemaal niet

bij de tekst van de preek pasten; de predikant sprak

over tolerantie, de staat echter liet van vervolging

zingen "

55

Page 60: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E n wat verder vermeldt de kroniek n o g van de Schi ld­

burgers:

„Bovendien kenden zij in hun pol i t ieke grondwet

een soort ostracisme, met behulp waarvan zij, gelijk

eertijds de Atheners, diegenen plachten te verbannen,

die te zeer van plan waren hun verstand te gebruiken. . . .

behalve dat zij z ich niet de moeite gaven o m hun

schervengericht in het openbaar uit te oefenen, d o c h

deze langdradige en langdurige procedure meer be­

kortten. E r hadden z ich namelijk eens twee vreemde­

lingen in hun land gevestigd, die niet van plan bleken

aan hun zotternijen mee te doen, doch die naar hun

eigen trant leefden, hun vak uitoefenden en o p eerlijke

wijze hun b r o o d verdienden. O m d a t deze zonderlingen

zich niet bij de wetten des lands wi lden aanpassen,

achtervolgde men hen gemakshalve zo lang met allerlei

laster, totdat zij o p zoek gingen naar een andere woon­

plaats, en het land aldus van deze gevaarlijke mensen

bevri jd was "

D e onverdraagzaamheid der regering d w o n g dan ook

steeds meer onafhankelijke geesten tot emigratie, — in welk

opzicht Schi lda er in een eeuw tijds zeker niet o p vooruit­

gegaan is. T i e c k verhaalt dan nog:

„Met de filosofie van de Schildburgers was het zo

gesteld, dat het een iegelijk in den lande makkelijk

w e r d gemaakt een filosoof te zijn. W a n t men had een

regeling getroffen, dat er steeds slechts één enkele bur­

ger z ich met de filosofie zou bezig houden, zodat de

56

Page 61: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

anderen het i n dit opzicht zeer gemakkelijk hadden;

immers, zij behoefden slechts na te zeggen, wat hun

vóór-filosofeerder hun voorzei. Daar bevonden zij z ich

zeer wel bij, niemand behoefde z ich in te spannen o m

te denken, waarom zij dan ook deze gewoonte steeds

hebben gehandhaafd."

Helaas k o n T i e c k toen onmogelijk weten, dat l ieden van

het kaliber van een Rosenberg eenmaal met de taak van

staatsfilosoof belast zouden worden, en dat de nieuwe wijs­

begeerte tot niets anders dan de parafrase van een stomp­

zinnige bloed-mythe zou ontaarden. O o k o p ander gebied

bleek de toestand toen al geen haar beter, en T i e c k voorzag

reeds de kuituurkamers en academies van het derde rijk:

„ D e wetenschappen en schone kunsten stonden bij

de Schildburgers in hoog aanzien. M e n rekende er de

poëzie weliswaar tot de broodloze kunsten, maar liet

niet na er grote belangstelling v o o r te tonen. Onge­

twijfeld is het dan ook slechts het voorrecht van bar­

baren o m de kunsten te verachten en hun bloei te

beletten; di t zagen de Schildburgers zeer goed in en

daarom deden zij dan ook het tegenovergestelde.

E c h t e r vergt de studie van kunsten en wetenschappen

veel tijd en is het enigermate bezwaarlijk zich er mede

in te laten; daarom had men ook op dit terrein lieden

aangesteld, die de overige burgers vertelden, wat zij

van deze of gene boeken moesten denken. D i e regeling

beviel de bewoners buitengewoon en zij oefenden

zich net zo lang tot zij het niet meer nodig hadden, die

57 8

Page 62: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

werken zelf te lezen, d o c h zij wonnen slechts bij

dezulken raad in, die de boeken i n hun naam beoor­

deelden.

E e n andere mythe, die der autarkie, w e r d destijds al door

T i e c k gehekeld:

„ W a t echter de grootste verwarring in hun staat

verwekte, was dat de regent alle buitenlandse handel

v e r b o o d en een verordening uitvaardigde, dat men alle

levensbehoeften in het eigen land moest produceren.

H e t land echter was zeer klein en produceerde noch

katoen, noch wijn, noch citroen, noch lijnwaad, zodat

aan de bewoners na dit bevel niet veel meer overbleef.

H i j verordineerde eveneens, dat alle boeken, die i n

het land zouden worden gelezen, ook in het land zelf

geschreven moesten w o r d e n ; hij v e r b o o d de invoer

van alle vreemde verstand; want hij zeide dat de in­

h o u d van de boeken óf reeds bekend óf onbekend

was; in het eerste geval k o n men ze gerust ongelezen

laten, in het tweede geval echter konden zij allicht ge­

vaarlijke gevolgen hebben, daar zij immers niet in het

eigen land uitgedacht waren.

A l l e schrijvers en kunstenaars moesten daarom

landskinderen zi jn; en zo leden de bewoners groot

gebrek aan geestelijk en stoffelijk voedsel."

A a n censuur leerde het Duitse v o l k z ich maar al te goed

onderwerpen en de gevolgen van het volslagen gebrek aan

democratie konden met uitbl i jven :

„Bij toeval v ie l tengevolge van een vergissing de

58

Page 63: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

brief van iemand van buiten aan een inwoner van

Schilda, m handen van den burgemeester. U i t die brief

bleek, dat vele burgers met het plan rondliepen o m in

Schi lda een opstand v o o r te bereiden, het oude b e w i n d

omver te werpen en een nieuw in te voeren. M e n liet

onmiddell i jk den opstandeling, aan wien deze brief

gericht was, arresteren, evenals de anderen, die i n dat

verdachte schrijven genoemd werden. M e n onderzocht

hun papieren en onderschepte hun brieven, en nu

bleek dat er hoe langer hoe meer mensen gearresteerd

moesten worden, omdat er het een of ander i n deze

brieven voorkwam, dat hen verdacht maakte. E n om­

dat men o p elke aanwijzing afging, was er geen eind

aan de verdenkingen en het eigenlijke onderzoek van

de zaak k o n nog steeds niet beginnen.

D e Schildburgers leefden in de grootste angst, toen

zij merkten dat er zovelen van hun vrienden en ken­

nissen in arrest waren en dat er elke dag nieuwe naar

de gevangenis werden overgebracht. D e cipier had

zijn handen v o l met hun verzorging en was van schrik

vervuld , toen er aan het arresteren maar steeds geen

eind wi lde komen.

E n reeds zat heel Schi lda in de gevangenissen, toen

er nog een brief w e r d gevonden die ook o p den cipier

verdenking deed rusten, ja, wat nog erger was, een

andere brief scheen zelfs den burgemeester in eigen

persoon als opstandeling aan te klagen. D e z e laatste

liet z ich dus, o m te tonen dat hij een goed burger was,

59

Page 64: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

gevangen nemen, en de cipier moest zichzelf bewaken.

O m d a t er nu niemand meer was o m een rechtbank

te vormen, en de cipier dus geen toestemming kreeg

o m vrij r o n d te lopen, liet niemand zich iets aan de

gevangenen gelegen liggen en moesten dezen in hun

kerker honger lijden en grote n o o d verduren. Inplaats

van in gewone huizen te wonen, waren de inwoners

in de kerker ingekwartierd en zi] wisten niet waar zij

aan toe waren, totdat zij eindelijk, door honger en on­

geduld gedreven, allen tegelijk losbraken, door de

straten liepen en eenparig uitriepen, dat de opstand nu

werkelijk was uitgebroken "

O f de wensfantasie aan het eind van de aangehaalde

boutade ooit werkeli jkheid zal worden ? T i e c k heeft hier in

zijn parabolische beschrijving van het bestaande vaak genoeg

de spijker zo juist o p de k o p geslagen, dat hij ten aanzien

van de toekomst met zijn vermoedens ook wel niet zal

dwalen. A l l e e n wacht de wereld al bijna anderhalve eeuw

op de verwerkeli jking van ook deze verbeelde episode.

D a t overigens zelfs in de stoutste verdichtsels de waar­

heid een ernstig woordje blijft meespreken, bewijst in de­

zelfde tijd niemand duidelijker dan Hölderlin, in een zo

hooggestemd en i n menigerlei opzicht onwerkelijk boek als

zijn „Hyperion, oder der E r e m i t in Griechenland".

H e t tweede boek uit de tweede band van dit werk, die

van 1799 dateert, bevat een brief door den modernen G r i e k

H y p e r i o n , die vaderlandloos geworden is, aan zijn v r i e n d

Bel larmin geschreven, naar aanleiding van een verblijf in

60

Page 65: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Duits land, waar de goddelijke lente hem heeft vastgehouden.

Hoezeer ook overweldigd door de natuur, H y p e r i o n ziet de

mensen en hun onderlinge verhouding heel wat critischer

dan men hier verwachten zou, en bericht in zijn gespannen

taal v o l rhythmisch pathos aan zijn vr iend:

„ Z o k w a m ik onder de Duitsers. Ik eiste niet veel

en was er o p bedacht, nog minder daar te vinden.

D e e m o e d i g k w a m ik, zoals de tehuisloze, bl inde O e d i ­

pus aan de stadspoort van Athene, waar de b o n d der

goden hem o n t v i n g en schone zielen hem ontmoetten.

— H o e anders ging het mi j !

Barbaren van oudsher, door vlijt en wetenschap,

zelfs door godsdienst barbaarser nog geworden, diep

onbekwaam tot ieder goddelijk gevoel, de heilige

Gratiën ten geluk, in elke graad van overdri jving en

armzaligheid beledigend v o o r iedere rechtgeaarde ziel,

bot en zonder harmonieën, lijk de scherven van een

weggeworpen stuk vaatwerk, — dat, mijn Bellarmin,

waren mijn troosters.

H e t is een hard woord, en nochtans zeg ik het omdat

het waarheid is: ik kan mij geen v o l k indenken dat

verscheurder ware, dan de Duitsers. Handwerksl ieden

zie je, maar geen mensen. Denkers, maar geen mensen;

priesters, maar geen mensen; heren en knechts, jonge­

lieden en gezeten luiden, maar geen mensen — is dat

niet gelijk een slagveld waarop handen en armen en

alle ledematen in brokken doorelkander liggen, terwijl

het vergoten levensbloed in 't zand wegvloeit?

61

Page 66: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E e n ieder doet het zijne, z u l je zeggen, en ik zeg

het ook. A l l e e n moet hij het met zijn hele z ie l doen;

moet hij elke kracht niet in zichzelf verstikken wanneer

ze zo juist niet bij zijn titel past; moet hij niet met deze

karige angst, letterlijk huichelachtig dat wat hij te zijn

heet, ook alleen maar wezen; met ernst, met liefde

moet hij dat zijn wat hij is, dan leeft zijn geest in al zijn

doen, en zit hij in een hokje weggedrukt, waarin de

geest volstrekt niet leven mag, dan stote hij het met

verachting weg en lere ploegen! Jouw Duitsers echter

bli jven gaarne bij 't noodzakelijkste en daarom is er bij

hen zoveel stumperwerk en zo weinig wat vrij is en

echt-verheugend. D o c h dat zou men nog te boven

kunnen komen, indien zulke mensen maar niet zo ge­

voelloos waren v o o r elk schoon leven; als niet overal

de vloek der godvergeten onnatuur o p zulk een v o l k

rustte. —

D e deugden der ouden zijn slechts schitterende

fouten, zei een keer ik weet niet welke kwade tong; en

hun eigen fouten zijn toch deugden, want er leeft daar

nog een kinderlijke, een schone geest, en zonder ziel

was het met alles wat zij deden, niets gedaan. D e

deugden van de Duitsers echter zijn een schitterend

kwaad en verder niets; want ze zijn uit laffe angst

slechts noodwerk, met de slavenmolen van hun woeste

harten afgedwongen, en ze laten troostloos elke reine

ziel die z ich volgaarne met het schone voedt, ach, die

door heilige samenklank in edelere naturen verwend,

Page 67: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

de wanklank niet verdraagt, die schreeuwend is in heel

de dode ordening van deze mensen.

Ik zeg je: er is niets heiligs, dat niet is ontheiligd,

niet tot armzalig voorwendsel omlaaggehaald is bij di t

v o l k ; en wat zelfs onder wi lden meestal goddelijk-rein

bewaard blijft, doen deze al-berekenende barbaren zoals

men een handwerk uitoefent, en kunnen wel niet

anders, want waar eens een menselijk wezen afgericht

is, daar dient het zijn doel, daar zoekt het zijn nut, het

dweept niet meer, G o d beware, het blijft gesteld, en

als het viert, en als het liefheeft, en indien het b idt en

zelfs, wanneer 't het lieve feest der lente is en de

verzoeningstijd der wereld die alle zorgen slaakt en

onschuld tovert in een schuldig hart, wanneer bevangen

d o o r de warme zonnestralen de slaaf zijn ketenen blij

vergeet en door een goddelijk-bezielde lucht gesust,

de mensenvijanden als kinderen zo vriendelijk zijn, —

als zelfs de rups nog vleugels krijgt en bijen zwermen,

blijft de Duitser toch maar in zijn hokje en bekommert

z ich niet veel om 't weer.

Maar gij zult recht doen, heilige natuur! W a n t als

ze nog bescheiden waren, deze mensen, en zich niet

tot wet opwierpen v o o r de beteren onder hen!

Wanneer ze eerst maar niet belasterden wat zij niet

zijn, en als ze toch belasterden, tenminste dan het god­

delijke niet hoonden!

O f is 't niet goddelijk, hetgeen gij hoont en zielloos

noemt ? Is beter niet dan uw gezwets, de lucht die gij

6}

Page 68: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

indr inkt? D e zonnestralen, zijn zij soms niet edeler

dan al gij knapperds ? D e bronnen dezer aarde en de

morgendauw verfrissen u w bosschages; kunt gij ook

dat? A c h , doden kunt gij haar, maar niet tot leven

wekken zo de liefde dit niet doet, die niet van u is, die

haar niet hebt uitgevonden. G i j peinst en tobt om 't

noodlot te ont lopen en begrijpt het niet, wanneer u w

kinderkunst niets helpt; inmiddels wentelt z ich on­

schadelijk hierboven het sterrenheir. G i j ontluistert, gij

verscheurt daar waar ze u duldt, de geduldige natuur;

toch leeft zij verder in oneindige jeugd, en haar herfst

en haar lente kunt ge niet verdrijven, haar aether be­

derft ge niet.

O , goddelijk moet zij zijn, daar gij verwoesten

moogt en zij desondanks niet veroudert, en u ten trots

het schone toch wel blijft! —

H e t is ook hartverscheurend als men uwe dichters,

uwe kunstenaars ziet, en allen die de Geest nog achten,

die het schone minnen en het koesteren. D e goeierds!

Z e leven in de wereld gelijk vreemdelingen in hun

eigen huis; ze zijn net als de duldende Ulysses toen hij

in gedaante van een bedelaar voor zijn deur zat, terwijl

de onbeschaamde vrijers in de zaal rumoerden en

vroegen: wie heeft ons dien landloper gebracht ?

V o l liefde en geest en hoop groeien voor 't Dui tse

v o l k zijn muzenjongelingen o p ; je ziet ze zeven jaren

later, en ze wandelen als schaduwen, sti l en k o u d ; ze

zijn gelijk een bodem die de vijand heeft bezaaid met

Page 69: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zout, zodat hij nooit een grashalm voortbrengt ; en als

zij spreken, wee hem, die hen verstaat! die in de stor­

mende titanenkracht evenals in hun proteuskunsten

slechts de wanhoopsstrijd ziet, die hun gestoorde,

schone geest met de barbaren strijdt, met wie hij te

doen heeft.

O p aarde is alles onvolmaakt, luidt het oude liedje

van de Duitsers. A l s toch ooit iemand tegen deze van

g o d veriatenen zeggen wilde, dat bij hen alles alleen

zo onvolmaakt is, wi j l ze niets reins onbedorven, niets

heiligs onaangeraakt laten met hun lompe handen; dat

bij hen niets gedijt, daar zij de worte l van 't gedijen, de

goddelijke natuur niet achten; dat bij hen het leven

eigenlijk verschaald en zwaar van zorgen en overvol

van stomme tweedracht is, omdat zij de geest versma­

den, die kracht en adel in menselijk handelen en vrolijk­

heid in het lijden, liefde en broederschap i n steden en

in huizen brengt.

E n daarom vrezen zij ook de d o o d zozeer, en lijden

terwil le van het oesterleven alle smaad, daar zij niets

hogers kennen dan hun maakwerk dat zij z ich hebben

saamgeraapt.

O Bellarmin, waar een v o l k het schone liefheeft,

waar het de Geest in zijn kunstenaars eert, daar waait

als levenslucht een algemene geest, daar opent zich het

schuwe zintuig, de eigendunk smelt weg, en v r o o m en

groot zijn alle harten, en helden baart de geestdrift. D e

woonstee aller mensen is bij zulk een volk, en gaarne

65

Page 70: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

w i l de vreemdeling daar vertoeven. W a a r echter zo

beledigd w o r d t de goddelijke natuur en hare kunste­

naars, ach, daar is de beste lust des levens weg, en elke

andere ster is beter dan de aarde.

Steeds woester, leger worden daar de mensen, die

toch allen schoon geboren zijn; de knechtenaard neemt

toe, daarmee de grove moed; de roes groeit met de

zorgen, en met de overdaad de honger en de voedsel-

angst; tot v loek w o r d t ook de zegen van elk jaar, en

alle goden vluchten.

E n wee den vreemdeling die uit liefde rondzwerft

en tot zu lk een v o l k k o m t ; en driemaal wee hem, die

als ik, door grote smart gedreven, een bedelaar in mijn

soort, tot zu lk een v o l k k o m t ! —

Genoeg! Je kent me, zult het goed opnemen, Bellar-

m i n ! Ik sprak uit jouw naam ook, ik sprak v o o r allen

die i n dit land zijn en die lijden zoals ik daar heb ge­

leden!"

L a n g genoeg, gelijk men ziet, is Hölderlin bij zijn landge­

noten bli jven stilstaan, en de indruk die hij van hen weer­

geeft, is we l verre van vleiend. E e n hele generatie voordat

H e i n e hetzelfde z o u vaststellen, neemt hij waar, dat de D u i t ­

sers door hun beoefening van kunsten, wetenschappen en

godsdienst eer barbaarser dan beschaafder werden, geketend

als zij nog bleven aan de oude Germaanse woestheid. A a n

de verscheurdheid van dit volk, die hij ook in zijn eigen

zieleleven zo smartelijk onderging, wijdt de gevoelige dichter

66

Page 71: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

een speciale klacht; wat baat al hun „Tüchtigkeit" waarop ze

zo prat gaan, als ze geen m e n s e n zijn? Verwrongen en

krampachtig is heel hun wezen, heel hun doen; overal, zo

zegt hij bitter, rust „de vloek der godvergeten onnatuur" op

deze heden, en de evolutie, de natuur heeft weinig vat op

hen, — wat er ook gebeure, de Dui tser blijft toch maar in het

hokje van zijn bekrompenheid zitten en bekommert z ich

niet o m de wisselende werkelijkheid. O o k hekelt hij hun

metafysische uitvlucht, menigmaal tot staatsraison geprocla­

meerd: dat hier o p aarde toch alles onvolmaakt is. H u n gebrek

aan z i n voor de goede gaven van dit leven, hun tekort aan

geloof in de grote mogelijkheden van dit leven, hun falen in

geduldige hoop en moed o m stap voor stap het ideaal te

benaderen, dat is het waaraan Hölderlin z ich stoot, en elke

gevoelige geest die met deze landaard i n aanraking komt,

z ich steeds opnieuw zal bli jven stoten.

U i t omstreeks dezelfde tijd ook, dateren de brieven aan

zijn stiefbroer K a r l G o c k , waarin hij z ich aan allerlei be­

schouwingen over de Dui tse natie overgeeft.

D e al te grote gevoeligheid van een Hölderlin k o n deze

werkeli jkheid met heel het onschone daarin, niet aan; een

langdurige krankzinnigheid verduisterde de tweede helft

van zijn leven. D e dramatisch begaafde Kleist beging zelf­

moord, en de jonge T h e o d o r Körner verklaarde deze daad

uit „het overspannen, vlakke wezen der Pruisen."

K o m e n wij in het meer vitale en door aanpassing beter

weerstand biedende mil ieu der Brentano's en A r n i m s , dan

horen wij — minder smartelijk maar niet minder nijdig —

67

Page 72: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

soortgelijke klachten. Z o schrijft Bett ina (maar dan is het al

1840 geweest) aan haar broeder Clemens Brentano:

„ O hoe vies is toch deze wereld van Pruisische

koningsdienaren, die de troon omringen."

Haar man, A c h i m v o n A r n i m , treurt over de d o o d van

de dichteres Karol ine v o n Günderode met de volgende

w o o r d e n :

„Arme zangers, kunnen de Duitsers van onze tijd

niets dan het schone verzwijgen, het uitstekende ver­

geten en de ernst ontheiligen?"

In de maatschappij waarin schrijvers van hun slag steeds

beter hun plaats weten te verdedigen, struikelen zij toch

altijd over de nationale steen des aanstoots, en zelfs L u d w i g

U h l a n d , die o p een gegeven ogenblik ook naar ons zijn oog

wendde, en de strofe dichtte:

„Voorwaarts, Holland, Nederland!

H o o g het zwaard in vrije hand!

Voorwaarts!"

k o n nu niet langer de pol i t iek uit zijn gedichten houden en

k w a m op v o o r de democratie, hekelde de „Fürstenrate u n d

Hofmarschalle" en slingerde het meinedige absolutisme zijn

verontwaardigde manifesten i n het gezicht. D a t was n o g

r o n d 1816, en eerst de onlusten van Maart 1848 brachten hem

als l i d van de Nationalversammlung in de practische polit iek.

In een rede van driekwart jaar later verklaarde U h l a n d dan:

„Er zal geen hoofd over D u i t s l a n d stralen, dat niet

met een vol le d r u p p e l democratische olie gezalfd is."

E n toen hij teleurgesteld bleef, wist hij enige jaren later

68

Page 73: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

moedig de consequenties te trekken: hij weigerde de Pr ui ­

sische orde „Pour le mérite" te aanvaarden, omdat hij zijn

borst niet met eretekens k o n versieren: „terwijl dezulken

met wie ik in vele en gewichtige dingen ben samengegaan,

omdat zij in de laatste ontreddering verder hepen, tot het

verlies hunner woonstee, vri jheid en burgerlijke eer, zelfs tot

het doodvonnis gedoemd zijn." E e n prachtig voorbeeld, dat

helaas nog te weinig navolging onder de Dui tse schrijvers

(en ook elders) gevonden heeft.

H e t woeden van de censuur, waardoor zelfs een Hauff

getroffen werd, is we l heel bizonder kenmerkend voor heel

de eerste helft van de 19de eeuw, en in dit verband zijn de

w o o r d e n treffend, die de jonge G e o r g Büchner zo omstreeks

1835 t o t z*)n medesamenzweerders richtte, en waarin hij tot

de slotsom k w a m :

„De materiële druk waaronder een groot deel van

D u i t s l a n d ligt, is even treurig en onterend als de gees­

telijke; en het is i n mijn ogen bij lange na niet zo be­

droevend dat deze of gene liberaal zijn gedachten niet

mag laten drukken, als dat vele duizenden families niet

in staat zijn hun aardappels in vet te dopen."

O o k geloofde hij niet aan de „revolutie van boven" die

toen door de meeste goedwillenden beoogd werd. Waarmee

deze schrijver en neuroloog in ieder geval bewees, hoeveel

meer inzicht dan de meeste geavanceerde „Jongduitsers" hij

als twee- of drieëntwintigjarige bezat! D a t men meestal ook

niet veel waardering v o o r elkander toonde, is duidelijk. E r

zijn dan ook vele verklaringen voor de bewering die graaf

6 9

Page 74: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

v o n Platen in zijn geschrift tegen de nieuwere D u i t s e poëzie

uit 1813 deed:

„Ik k o m zojuist van een wandeltocht uit het Dui tse

d ichterwoud terug, dat helaas echter is uitgebloeid en

geen vruchten meer draagt. H e t enige nut dat deze

bomen nog stichten kunnen, zou zijn o m er de kachel

mee aan te maken."

Platen zelf is intussen een van de duidelijkste slachtoffers,

maar tevens ook een van de welsprekendste aanklagers van

de nationale geest en geaardheid der Duitsers. H e t is daarom

de moeite waard iets langer bij hem — den ook met een

typisch Duitse afwijking in eroticis behepte — te bl i jven

stilstaan.

„Is dat een leven v o o r mensen ? E l k e hond, elke kat,

ja elke gemene soldaat heeft het beter dan wij. E n gij,

l ieve moeder, w i l t van mij vergen dat ik hier gaarne zal

vertoeven ? G i j , mijne moeder ?"

Z o luidt de klacht van den twaalfjarigen A u g u s t graaf

v o n Platen-Hallermünde in 1808, als hij ver van huis i n een

Beierse cadettenschool w o r d t opgevoed. D e kolonel die aan

het hoofd van die school staat, heeft zijn pupi l len de lectuur

van Schi l lers „Wallenstein" verboden, omdat daarin de

woorden „Das W o r t ist frei" voorkomen. E n straft hij zijn

pupi l len — het zijn amper kinderen! — dan geschiedt dat bij

voorkeur met een paar weken „Dunkelarrest", hechtenis i n

volslagen duisternis, op water en b r o o d en in een cel „waarin

men zich nauwelijks kan omkeren, ja niet eens languit kan

liggen." E e n opvoeding dus, die kenmerkend voor de D u i t s e

70

Page 75: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

dnlmethodes is, en waarmee elke persoonlijkheid die niet

tot de allersterkste behoort, voorgoed gebroken wordt , n o g

v o o r zij z ich heeft kunnen ontwikkelen. H e t behoeft dan ook

geen verwondering te wekken, dat Platen later in de E p i l o o g

tot zijn „Polen-Lieder" moest uitroepen:

„'k W e e t het allang, men kan op aarde

Niets ergers dan een Duitser zijn."

D e honende haat waarmee deze aristocraat — in alles het

tegendeel van zijn vijand H e i n e — evenals zijn antagonist

zijn landgenoten heeft gegeseld, is niet uitsluitend uit zijn

jeugdervaringen i n de pupi l lenschool te verklaren, al zal hij

ongetwijfeld onbewust zijn verdere leven daaraan hebben

geleden, gelijk R i l k e aan z ij n ervaringen in z ij n pupil len­

school. W a n t neen, het merkwaardige is, dat v o n Platen als

goede Pruisenzoon begon met Fransenhaat en Pruisenver­

ering; hij heeft Körner nagebrald en te wapen geroepen tegen

Napoleon. Maar hij eindigde zijn korte leven in tegenover­

gestelde geest: met Pruisen-haat en verering van Napoleon.

Lees zijn ode aan N a p o l e o n :

„Gij wildet, ja gij wildet vrijheid

A a n uw veroverd' aarde schenken."

D a t schreef hij in 1825. E n dus in de jaren, dat o p de snel-

vervlogen geestdrift van 1813 de groeiende teleurstelling in

de herstelde Dui tse vorstenregering was gevolgd: groeiende

teleurstelling en een steeds pijnlijker gevoel van te zijn be­

drogen. W a n t de vrijheid, op N a p o l e o n veroverd, bleek

slechts neer te komen o p vrijheid v o o r de reactie o m de

vrijheid te onderdrukken.

71

Page 76: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

W a t ware burgervrijheid kan zijn, leerde Platen op een

reis in Zwitser land. Z i j woont slechts daar waar mensen tot

slaafsheid niet i n s t a a t z i jn:

„Daar waar geen slaven zijn, is geen tyran."

Keer deze zinspreuk om, en ge hebt D u i t s l a n d tussen 1813

en 1848, het D u i t s l a n d waaraan deze dichter leed, en waar­

v o o r hij duurzaam op de v lucht was :

„Daar waar slaven zijn, moet een tyran regeren."

D e officiële, uit Hohenzol lern- en Hitlerangst door lopend

v e r v a l s e n d e D u i t s e literatuurwetenschap heeft het klaar­

gespeeld o m i n negen van de tien literatuurgeschiedenissen

zozeer het accent op het aesthetische en psychologische in

de figuur van v o n Platen te leggen, dat men net niet aan de

behandeling van zijn p o l i t i e k e levensstrijd en levenstra­

gedie toe kwam. T o c h vormen die tragedie en die strijd i n

zijn leven een allesbeheersend element. E n zijn Anstofaanse

comedies als „Der verhangnisvolle Gabe l" en „Der roman­

tische Ödipus" zijn dan ook geenszins slechts literaire, d o c h

w e l degelijk ook polit ieke strijdschriften.

In de eerste dier twee comedies kunnen wij lezen hoe v o n

Platen D u i t s l a n d vaarwel zegt:

„Gunne het lot den dichter de vervul l ing van de

wens waarvan hij is bezeten: naar een land te kunnen

vluchten, waar de Dui tse taal hem als een vreemde in

de oren k l i n k t "

W a n t , aldus vervolgt hi j :

„Vergeefs zoekt men, met een lantaarn gewapend,

i n D u i t s l a n d naar m e n s e n."

72

Page 77: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E n hoezeer haat de dichter de Dui tse „nationale smaak",

die hij vergelijkt met de sprookjesprinses-met-de-varkens-

snuit. D e moeder van die prinses moet, toen zij zwanger was,

te veel aan den Pruisischen censor A l b e r t v o n K a m p t z heb­

ben gedacht, vandaar dat haar k i n d zo'n „eeuwig-naar-vnj-

heidsstnjders-snuffelende snuit" bezit.

In Pruisen heerst een bigotte konii ig , en zie, gehoorzaam

volgt zijn v o l k hem in zijn bigotterie. N i e t uit overtuiging,

doch uit ingeboren discipline. H o n e n d heet het in dat ver­

band in de comedie „Der romantische Ö d i p u s " :

„Doch hoevelen, die thans onhandig de hemel trach­

ten in te kl immen, doen dat alleen maar omdat zij toe­

va l l ig de onderdanen van een vromen koning zijn. A l s

er, gelijk weleer (dus onder F r e d e n k den Grote . Vert.)

n o g een atheïst op de rechtervleugel stond, dan zouden

ze even makkelijk op commando een stijf rechtsom­

keert maken!"

V o n Platen heeft zijn inzichten in deze nog meer dan in

zijn comedie uitgesproken in zijn polit ieke gedichten en zijn

„Brieven tussen een Berlijner en een Duitser." D e stad Berlijn

beschouwde hij als het middelpunt van het grote kwaad, en

deze plaats w o r d t in de laatstgenoemde comedie vooral

gehekeld:

„daar ik mij er spoedig van overtuigd had, dat alles

waardoor Dui ts land gek geworden is en wat in de

comedie bestreden wordt, van Berli jn is uitgegaan en

daar zijn zetel heeft: het romanticisme, het piëtisme,

de hegelanj en zoveel andere dingen meer."

73

Page 78: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D e dichter, die zijn hele leven met de censuur (ja tot zelfs

in Italië met de daar toen machtige Oostenrijkse) heeft ge­

vochten, heeft tijdens zijn leven die gedichten en die Br ieven

niet in d r u k gezien. Z i j zijn vlak na 1830 geschreven, doch

verschenen pas na zijn d o o d (1835) m n e t F 1 " 3 1 1 5 6 Straatsburg

en het Amerikaanse N e w Y o r k , o m eerst in 1877 (!) in de

officiële D u i t s e Plateneditie te w o r d e n opgenomen, nadat i n

1849 in Frankfort een afzonderlijke uitgave was verschenen.

H u n hoofdthema is de knechting en overweldiging van

Polen door het autocratische Rus land: gruwelijke wreedheid,

waar D u i t s l a n d o p z'n gunstigst het zwijgen toe deed, d o c h

die het ook veelal toejuichte. W a n t de Tsaar-onderdrukker

was te Berli jn populair. E n zo werden v o n Platen's

„Polenlieder" vanzelf een aanklacht jegens het eigen D u i t s e

v o l k tevens:

„Voor wie moest vluchten, werd verbannen,

smeek ik om ietwat menselijkheid! "

H i j smeekte vergeefs. E n v o o r de Berlijners dicht hij een

wrang „Nationallied:"

„Als hij ons met honden opjoeg.

O c h , wij droegen 't met geduld;

Tegen 'n tsaar zich te verzetten,

W a t een misdaad, wat een schuld!"

T e r w i j l de „Hofdemagoog" zegt:

„Want ik ben en blijf een hond."

E n als de tsaar in Berli jn w o r d t gehuldigd:

„dan klapt men voor hem in de schouwburg."

74

Page 79: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Schandelijk is dat, want dit k lappen heeft:

„de eer van hunnen Duitsen naam

geschandvlekt tot de jongste dag."

W a l g i n g , dat is het gevoel dat op zulke ogenblikken bij

v o n Platen overheerst. Z i j vervulde hem toen hij aan het

slot van zijn Venetiaanse sonnetten zijn mede-Duitsers en

met name de klassiek-doende literatoren onder hen toeriep:

„Gij, wat bezit gij aan uw Rijn en Ister,

D a t gij bestaan kunt naast het volk der Grieken?

W a t kranten en recensie-periodieken,

Tabak en bier en 'n politie-minister!

E n gij, die nimmer kendet de twee zusters,

Vrijheid en Kunst, die daar in beet're streken

D e r schoonheid kroon in 't haar zich konden steken,

Gij noemt u Grieken, droevige filisters ? "

W a l g i n g , zij inspireerde hem ook tot de epi loog van zijn

„Polen-Lieder," die epi loog die een afscheid is aan Duits­

land, waar geen waar poëet vrijuit kan spreken:

„In 't duister moet de geest zich bergen,

Opdat de zotten 't niet verstaan,

D a n pas kan midden tussen beulen

D e dichter er nog veilig gaan.

D e censor-moordenaar, hij lummelt

Met mijn geschriften op zijn knie,

E n mijne lied'ren zijn geschonden,

Verscheurd is al hun harmonie.

Z o moet ik dan gedwongen zwijgen,

Wij l 'k afstand doe van elke waan,

Dat 'k voortaan voor een volk kan dichten,

Dat wandelt op zodanige baan.

75

Page 80: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

<• O c h dichter, wil nu maar berusten,

O m uw vertrek voelt niemand pijn,

'k Weet het allang, men kan op aarde

Niets ergers dan een Duitser zijn."

D e hardheid van deze woorden heeft onze dichter alleen

nog overtroffen in de regels die hij na de bittere breuk met

een van zijn tevergeefs geliefde vrienden, den theoloog K a r l

German, over z i j n D u i t s e omgeving dichtte:

„Waar mij vaneengereten is de laatste band,

Waar haat en ondank edele liefde honen,

W a t ben ik beu van dit, mijn vaderland! "

H i j trachtte het te ontvluchten, „satt" als hij het was!

W i j noemden reeds Platen's „Briefwisseling tussen een

Berlijner en een Duitser." In dien Berlijner heeft hij alles be­

lichaamd wat hem in zijn landgenoten afschuwwekkend, w i j l

onverbeterlijk slaafs voorkwam.

„Schaf de universiteiten af," roept die reactionaire Pruis.

„Verbied de lectuur van histoneboeken k r u i p voor alles

wat z ich legitiem noemt, gelijk die tsaar die Po len wurgde. . .

V e r n i e t i g de republikeinen, waar de vrijheid woont." E n als

de Dui tser (von Platen) dezen Berlijner een knecht noemt,

aanvaardt laatstgenoemde dit als een eretitel:

„Gij hebt zeer slecht in mijn hart gekeken, toen ge

meende te geloven, dat ik mij door de u i t d r u k k i n g

k n e c h t beledigd zou voelen. Ik ben, G o d e zij dank,

de alleronderdanigste knecht des konings en dat is mijn

grootste trots. Z o u er een absolute (wij zouden thans

zeggen: „totale". V e r t . ) regering kunnen bestaan, als er

76

Page 81: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

geen knechten waren? N i e t s heek hier zoveel afschuw

gewekt als die vergadering van de Franse C h a m b r e

des Deputes, waarin enige redenaars verklaarden, dat

zij staatsburgers waren en geen onderdanen — Zelfs

de gematigden onder ons, Berlijners, waren daarvan

ondersteboven, zij vreesden dat men ons van onze

onderdanentitel zou kunnen beroven. M e n rende door

de straten en riep elkaar toe: „Wij zijn onderdanen!

W i j zijn onderdanen!" Sommigen wi lden zelfs het

w o o r d b u r g e m e e s t e r afschaffen en o n d e r d a n e n -

meester daarvoor in de plaats stellen. O o k in dit op­

zicht is Berli jn de overige wereld verre vooruit, dat

men er reeds intuïtief voelt, dat de u i tdrukking b u r g e r

neerkomt op een belediging van de staatsautonteit."

D o c h genoeg van v o n Platen. H i j stierf ver van zijn

vaderland, dat hij meed. O n d e r zijn geschriften werd ook

een aantal leefregels gevonden: normatieve geboden waar­

naar hij z ich trachtte te richten. E e n daarvan lu idt : „Wees

tegenover u w minderen beleefder dan tegenover u w meer­

deren." W a s de man die zulk een beginsel opstelde, eigenlijk

w e l een Duitser? Nauweli jks k o n hij nog als afstammeling

gelden van het v o l k van H e r m a n n en Thusnelda, waarvan

G r a b b e in zijn „Hermannsschlacht" gezegd heeft:

„ D e Germaan is v o l hinderlagen, als zijn wouden."

Grabbe, de Westfaler doet ons aan het drama denken;

maar vooral het theater der Oostenrijkers heeft ietwat goed­

moedig, zoals het in de Zuiddui tse aard ligt, echter met meer

direct succes dan de literatuur, de gebreken van de tijd en

77

Page 82: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

de nationale onhebbelijkheden aan de kaak gesteld. G r i l l -

parzer was zich daar v o l l e d i g van zijn taak bewust, en zei

omtrent de tragedie:

„ D e Duitsers moesten in hun smakeloze grondig­

heid nooit het onderscheid tussen proza en poëzie,

noch bovendien de omstandigheid vergeten, dat een

treurspel, hoe treurig het ook zijn moge, toch ook altijd

een spel blijft."

In 1849 klaagt hij nog over „de schandelijke geestesdruk

i n Oostenrijk" en tot in de tweede helft van de 19de eeuw

vellen zijn verzen het ondubbelzinnige vonnis:

u D e weg der nieuwere beschaving gaat

V a n humaniteit door nationaliteit

T o t bestialiteit."

N e s t r o y schrijft i n 1848, het jaar v o l gebeurtenissen, zijn

k lucht „Freiheit in K r a h w i n k e l " waarin hij de vroli jke carica-

tuur van kleinsteedse Dui tse vrijheidsopvattingen tentoon­

stelt. E n daar waar met tragische ernst gesproken wordt ,

gelijk bij H e b b e l , den typischen Noorder l ing , vertoont het

uiteindelijke resultaat vaak heel weinig verschil.

A l s H e b b e l in December 1845 z * ] n I t a n a a n s e r e i s moet

afbreken o m naar D u i t s l a n d terug te keren, schrijft hij aan

B a m b e r g :

„Ik sidder v o o r de D u i t s e atmosfeer, eerlijk gezegd,

niet omdat ik bi jvoorbeeld op de wijze van andere

suffe kerels beweer, dat men slechts onder een azuur­

blauwe hemel kan ademen, maar enkel en alleen omdat

mij de eerstvolgende vrucht der opzichzelf hoogst

78

Page 83: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

belangrijke en wenselijke polit ieke stromingen schijnt

te bestaan in een barbaarse onverschill igheid tegen de

hoogste processen van de menselijke geest, die elke

artistieke o p w e l l i n g verstikken. W a s het metalen fun­

dament van mijn leven (Hebbel bedoelt zijn finantiële

toestand. V e r t . ) zo goed gegrondvest als het geeste­

lijke, dan z o u ik D u i t s l a n d nooit meer betreden."

T i e n jaren tevoren noteert hij al in zijn „Erstes Tagebuch"

onder no. 105 met schrijnend voorgevoel :

„Zelfs i n geval van een revolutie zouden de Duitsers

slechts o m vri jheid van belasting, nooit o m vrijheid

van gedachten trachten te vechten."

E n in het revolutiejaar 1848 is zijn oordeel niet veel anders,

getuige de notitie no. 3738 in zijn „Dnttes Tagebuch":

„Er k o m t somtijds evenals v o o r den afzonderlijken

mens ook v o o r een geheel v o l k een ogenblik waarop

het een gericht houdt over zichzelf. H e t krijgt namelijk

gelegenheid het verleden te herstellen en de oude

zonden van zich af te werpen. D a n staat echter de

Nemesis aan zijn linkerzijde, en wee hem, als hij nu nóg

niet de rechte w e g op gaat. Z o staat het thans met

Duitsland."

V e r d i e p t als hij was in het schrijven van historische dra­

ma's die zeker opwegen tegen zijn burgerlijke spelen, heeft

H e b b e l ook nagedacht over de betekenis der geschiedenis

van zijn v o l k (toch wel het zijne, al was hij de onderdaan van

een Deens vorst), waarbij hij volgens no. 2415 in zijn dag­

boeken tot de erkenning k w a m :

79

Page 84: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

J

„Het is zeer juist, dat wij Duitsers geen contact

hebben met de geschiedenis van ons volk, zoals de

recensent van mijn „Genoveva" i n de Blatter für litera­

rische Unterhal tung zegt. Maar wat is daar de reden

van? O m d a t die geschiedenis z o n d e r r e s u l t a a t

was, omdat wij onszelven niet kunnen beschouwen als

producten van haar organische ontwikkel ing, zoals bij­

voorbeeld Engelsen en Fransen, maar omdat hetgeen

wij nu eenmaal onze geschiedenis moeten noemen, niet

onze l e v e n s - , maar onze z i e k t e geschiedenis is, die

tot op heden nog niet tot een crisis heeft geleid.

Ik schrik steeds weer wanneer ik de dramatische

dichters zie zwoegen met de Hohenstaufers die, hoe

groot ook F r e d e n k Barbarossa en Frederik de T w e e d e

als persoonlijkheden waren, desniettemin tegenover

Dui ts land, dat zij verscheurden en versplinterden, in

geen andere betrekking stonden dan de l i n t w o r m

tegenover de maag."

D e tijd was langzamerhand rijp geworden v o o r zulke uit­

spraken. N i e t v o o r niets schreef H e i n e al in 1830: „De revo­

lutie doet haar intrede in de literatuur!" Bij monde van een

hele reeks van dichters deed zij dat inderdaad, en begrijpe­

lijkerwijze k lonken er niet alleen zegezangen, maar ook

menige schimp- en vloekliederen, menige wrevelige op­

merkingen. T h e o d o r M u n d t stelde de eis:

„ D e wereld en het vlees moeten weer in hun rechten

hersteld worden, opdat de geest niet meer zes trappen

hoog woont i n Duits land."

8 0

Page 85: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E n de voormalige pruisische officier F r i e d n c h v o n Sallet

drukte zijn gevoelens over deze o p de zolderkamer ver­

bannen geest in een alternatief uit, dat tekenend is v o o r zijn

poëtisch overigens onbelangrijke tijdsgedichten:

„ V o o r vorstenmacht, voor volksrecht ?

V o o r geesteslicht, voor papenwaan ?

Republikein of anders knecht?"

D o c h v o o r republikeinen was de tijd weliswaar gunstig,

het v o l k echter nog lang niet rijp, en met recht karakteri­

seerde Frei l igrath in zijn „Neuer politische und soziale Ge­

dichte" de zwart-rood-gouden vlag der republikeinen:

„Zwart — rood — goud:

Buskruit is zwart,

R o o d is bloed,

G o u d flakkert de vlam."

E r moest nog een eeuwenlange strijd gestreden worden,

helaas!

D e D u i t s e reactie die z ich na '48 deed gelden, kenschetste

hij enkele jaren later voortreffelijk in een gedicht dat ook

vandaag nog geldigheid heeft, althans wat de beschrijving

der aangewende practijken betreft, die door Frei l igrath i n

dit „Duitsche revolutie" getiteld werk zo goed bij de aanhef

worden samengevat:

„En of gij haar, een edel wild,

al met uw beulenknechten vingt,

E n of gij bij de vestingmuur

standrechten de gevangene gingt,

E n o f haar ook de heuvel dekt,

op 't gras waarvan bij 't morgenrood

E e n jonge vrouw een krans neerlegt —

toch zeg ik u: zij is niet d o o d !

8l

Page 86: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E n of g»j van haar voorhoofd ook g»j haar wilde lokkenpracht afschoort,

E n of g>) links en rechts van haar g>) een dief en moord'naar uitverkoort,

E n of zij tuchthuiskleren draagt, zij

zich voedt met schrale bonenbrij,

E n of zij touw en wol ook spint,

toch zeg ik koppig: zij is vrij!

E n of g1)' haar tot balling maakt,

E n verder jaagt van land tot land;

E n of ze aan vreemde haard zich zet,

waar koude as glijdt door haar hand,

E n of in verre stromen zij,

verwond, ook doopt de moede voet,

T o c h hangt haar harp zij nimmer op

aan Babel's wilg bij Babel's vloed."

W a t door een sterke persoonlijkheid als Frei l igrath om­

hoog geheven w o r d t tot hoop en overtuiging, blijft bij het

v o l k zelf een schreeuwende klacht zonder uitzicht, alleen

treffend door de onmiddell i jkheid en door de onverbloemde

wraakgedachte. E e n anoniem l ied dat in 1849 P ° P u l a u " w a s

in Baden, laat dit alles duidelijk zien en toont ook goed,

hoezeer de Pruisen voor alle ellende aansprakelijk gesteld

werden. H i e r is de rasechte Zuiddui tser aan het woord, die

het w o o r d „leis" o p „Preuss" laat rijmen, en die met proleta­

rische oprechtheid z ingt:

„Slaap mijn kind, slaap heus!

Daar buiten loopt de Pruis.

Je vadertje heeft hij gekraakt,

Je moeder heeft hij arm gemaakt,

E n wie niet slaapt van huilen moe,

D i e n drukt de Pruis zijn oog wel toe.

82

Page 87: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Slaap mijn kind, slaap heus!

Daar buiten loopt de Pruis.

W e moeten stil zijn en alleen,

Zoals je pa onder zijn steen.

Slaap mijn kind, slaap heus!

Daar buiten loopt de Pruis.

G o d echter weet hoe lang hij 't maakt,

Totdat de vrijheid weer ontwaakt.

E n waar je vader ligt, daarnaast

V i n d t menig Pruis ook nog een plaats."

In stede de energie van hun verbeterzucht op het binnen­

land te richten, waar maar al te veel mistoestanden o p

hervorming wachtten, liet men altijd en eeuwig weer de

dadendrang van het Duitse staatsapparaat naar buiten uitslaan,

en w e r d de nationale agressiviteit niet o p het eigen kwaad,

maar op andermans cultuur en bezit gericht. D e Frans-

Dui tse oor log van 1870—71, die wij met enige wil lekeur als

de afsluiting van deze literaire periode kunnen beschouwen,

is slechts een voortzett ing van de Pruisische modus v ivendi ,

welke tot o p de dag van heden gehandhaafd werd.

G e o r g H e r w e g h heeft in Februari 1871 een juiste be­

schouwing van deze agressiviteit gegeven in zijn „Epi log

z u m Kriege", opgenomen in de bundel „Neue Gedichte".

H e m laten wij hier het laatste woord, ook al wij l deze epi loog

tevens past v o o r al de verdere oorlogen waarmee de Teu-

tonen E u r o p a teisterden, en in het bizonder wij l de bezette

gebieden bij de jongste veroveringstochten der Germanen

de vol ledige suggestie van hun niets ontziende victorieactie

8j

Page 88: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

hebben leren kennen. V o o r de zoveelste maal bezat een

dichterstem profetische kracht, toen H e r w e g h uitr iep:

„ Germania ! Victoria!

D e vaandels wapp'ren, klokken zingen,

Elzas is ons en Lotharingen,

D e grenzen trekken wijder kringen

D a n ooit te voor'. Victoria!

Gesteund op 't oude oorlogszwaard,

Prijst ge in uw vrome telegrammen

D e n Heer, van wien uw heren stammen,

E n uit verwoesting, dood en vlammen,

Stijgt hemelwaarts uw dank van d'aard.

N a vierentwintig slagen ligt

D e vijand neergeveld, geschonden,

T o t in de stad vol bloed en wonden,

D i e genen redder had gevonden,

Marcheerdet gij, in rijen dicht.

Zwart, wit en rood, om d'ene vaan

Verenigd staan nu Z u i d en Noorden,

E n prijzen u met jubel woorden,

Germania, gij éérste in 't moorden,

Ik g r u w van u, zie ik u aan.

Ik g r u w van u, 'k geloof haast dat

Gij in uw dwazen waan verzonken,

Met valse grootheid tracht te pronken,

Maar dat van „Gods genade" dronken,

D e m e n s e n r e c h t e n gij vergat."

Ipse dixerunt. E n wij, wij kunnen het den dichter bijna

driekwart eeuw later nog steeds v o l m o n d i g nazeggen!

84

Page 89: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

H E T G H E T T O A N T W O O R D T

Page 90: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 91: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Het was de „alte Fr i tz" , de gaarne als verlichte voltairiaan

optredende despoot, die weigerde Moses Mendelssohn,

een van zijn grootste tijd- en landgenoten in de Pruisische

Academie toe te laten, nadat deze instell ing hem tot zulk een

eer had uitverkoren. H e t voorbeeld van dezen „groten"

k o n i n g w e r d door zijn opvolger F r i e d n c h W i l h e l m II ge­

trouwelijk nagevolgd, toen hij den beroemden medicus

M a r k u s H e r z eveneens de toelating tot de Academie

ontzegde. Beide vorsten hadden dezelfde reden voor hun

weigering: de candidaten waren Joden, en hoezeer zij z ich

ook beijverden goede staatsburgers en echte Duitsers te zijn,

zij kwamen uit het ghetto voort, tussen welks poorten en

die der Academie een onoverbrugbare k l o o f lag, — die van

het rassenvooroordeel.

T o c h trachtten mannen als Mendelssohn en H e r z bruggen

naar een volledige gelijkstelling te bouwen, en niet enkel

wijsgerige, maar ook practisch begaanbare; een periode van

aanpassing en gedeeltelijke ontjoodsing brak aan. H o e w e l

het b loed bleef kruipen waar het niet gaan k o n —

H e r z , die Mendelssohn aan zijn sterfbed bijstond, kreeg

als zestienjarige leerling en huisgenoot bij zich een zekeren

Juda L ö b Baruch, afkomstig uit het Frankfortse ghetto. T o t

man en jurist opgegroeid, veranderde deze zijn naam in

L u d w i g Börne. Maar ondanks het feit dat Börne zich, evenals

Heine, uit zakelijke overwegingen liet dopen en met zijn

87

Page 92: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

literaire producten een duidelijk voorbeeld leverde van de

snelheid waarmee het ontwikkelingsproces dat Mendelssohn

begonnen was, z ich voortzette onder de Dui tse Joden, bleek

speciaal uit zijn cntische gezindheid ten opzichte van zijn

medeburgers, dat hij bij alle nationaliteitsgevoel gedistan-

cieerd genoeg bleef, o m met ongewone scherpte de fouten

en gebreken van zijn landgenoten te kunnen zien, en ze v o l

geest over de hekel te halen.

V o o r naturen als de zijne, intelligent en tevens bezeten

van sociale rechtvaardigheidsdrang en waarheidsliefde, was

het onmogelijk vrede te hebben met het despotisme en de

onderdrukking die in D u i t s l a n d het leven zowel vóór als na

de overheersing van N a p o l e o n ondragelijk maakten. D e weg

uit het ghetto voerde consequent naar het verzet en de

revolutie. E n toen deze eenmaal begon te komen — de Juli-

onlusten van 1830 v o r m d e n een aanvang — zagen heel wat

schrijvers z ich gedwongen naar het buitenland te v luchten

o m daar als emigrant bij hun verworven geestelijke afstand

ook een materiële distanciëring te ondergaan, die voor de

meesten althans één voordeel gehad heeft: dat zij geen blad

meer v o o r de m o n d behoefden te nemen.

E e n kwart eeuw duurde Heine's bitter gevoelde balling­

schap; die van den elf jaar ouderen Börne zeven jaren; beide

eindigden hun leven met een jarenlang lijden aan ziekten die

hun geestkracht onaangetast lieten.

Börne, veel meer polit icus dan kunstenaar, veel meer

criticus van het bestaande dan ziener o f bouwer van een

toekomst, was al spoedig gevreesd o m de scherpte van zijn

88

Page 93: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

woord. H o e hij over zijn volksgenoten oordeelde, weten wij

niet alleen uit zijn eigen geschriften, maar heeft ook H e i n e

met klem verteld in zijn overigens niet bepaald vleierig of

zelfs maar welwi l lend gedenkschrift „Ludwig Börne", dat

hij enige jaren na de d o o d van Börne aan de nagedachtenis

wijdde van den man die eenmaal zijn vr iend geweest was,

maar die in latere tijd v o l k o m e n van hem vervreemd raakte.

Z o vertelt H e i n e in Boek III van zijn gedenkschrift een

gesprek dat Börne voerde met een D u i t s e n patriot en waarin

eerstgenoemde o.m. opperde:

, W i j zijn een denkend volk, en daar wij zoveel

gedachten hadden, dat wij ze niet allemaal konden op­

schrijven, hebben wij de boekdrukkerij uitgevonden;

en daar wij dikwij ls van louter denken en boeken­

schrijven ook het lieve b r o o d niet hadden, vonden wij

de aardappel uit."

H e t Dui tse volk, bromde de Dui tse Patriot uit zijn

hoek, heeft ook het buskruit uitgevonden.

Börne wendde z ich snel tot den Patriot die hem

met deze o p m e r k i n g onderbroken had, en zei sarcas­

tisch gl imlachend: „U vergist zich, beste vriend, men

kan eigenlijk niet zo beweren, dat het Duitse v o l k het

buskruit heeft uitgevonden. H e t Dui tse v o l k bestaat

uit dert ig mil l ioen mensen. Slechts één daarvan heeft

het buskruit uitgevonden — de overige 29.999.999

Duitsers hebben het buskruit n i e t uitgevonden.

Overigens is het buskruit een goede uitvinding, net

zoals de drukkerij , als men er maar een juist gebruik

89

Page 94: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

van maakt. W i j Duitsers echter gebruiken de pers o m

de domheid, en het buskruit o m de slavernij te ver­

breiden."

D i t brokstukje geeft een heel juiste samenvatting van

Börne's meningen in deze materie, en dat zij historisch ge­

fundeerd waren, bewijst het v e r v o l g van dit gesprek, want

even later gaat Börne volgens H e i n e v o o r t :

„Ach, wanneer ik de hele Dui tse geschiedenis door­

loop, dan merk ik dat de Duitsers v o o r burgerlijke

vrijheid weinig talent bezitten, daarentegen de slaafs­

heid, zowel theoretisch als practisch altijd gemakkelijk

aanleerden, en deze discipline met enkel thuis, maar

ook in het buitenland met succes doceerden. D e D u i t ­

sers waren steeds de l u d i magistri der slavernij, en

waar er b l inde gehoorzaamheid in lichaam of geesten

moest worden geranseld, nam men een D u i t s e n dri l ­

meester. O o k hebben wij de slavernij over heel E u r o p a

verbreid, en als gedenktekens van deze zondvloed

zitten de D u i t s e vorstengeslachten op alle tronen van

E u r o p a , zoals na oeroude overstromingen op de hoogste

bergen de resten van versteende zeemonsters gevonden

worden E n thans nog w o r d t ternauwernood een

v o l k vrij, o f er w o r d t hem een Dui tse k n u p p e l op de

r u g gebonden — en zelfs in de heilige geboortestreek

van H a r m o d i o s en Aristogeiton, in het weder bevrijde

Griekenland, w o r d t thans D u i t s e dienstbaarheid inge­

steld, en o p de A c r o p o l i s van Athene stroomt Beiers

bier en heerst de Beierse stok "

9 0

Page 95: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

In hetzelfde boek vertelt H e i n e dat Börne naar aanleiding

van het verhaal, hoe hem onder de Patriotten op het histo­

rische feest te H a m b a c h zijn horloge ontstolen wordt, als

commentaar gaf:

, Ja, ook wij, Germanië's zonen, wij ontwaken

uit onze slaperige eerlijkheid Tyrannen siddert, wij

stelen ook!"

V e l e n hebben het hem nagezegd.

V a n Börne zelf gaf H e i n e de volgende karakteristiek die

w o r d t aangehaald, omdat zij duidelijk laat zien uit welke

geestesgesteldheid de zelfcntiek van deze Jongduitse schrij­

vers in het algemeen, en van de Joodse in het bizonder, voort­

kwam. Z i j is te v inden in boek I V van het gedenkschrift, en

lu idt aldus:

„Wanneer D u i t s l a n d allerlei verkeerdheden beging,

die slechte gevolgen konden hebben; wanneer het de

moed niet had o m een heilzame medicijn in te nemen,

z ich de staar te laten steken of een andere kleine opera­

tie te doorstaan, dan raasde en schold L u d w i g Börne,

en stampte en tierde. A l s echter het voorziene ongeluk

werkelijk gebeurde, als men D u i t s l a n d met de voeten

trad of zo lang striemde tot het b loed vloeide, dan

mokte Börne niet langer, maar hij begon te grienen,

arme nar die hij was, en snikkend beweerde hij dan, dat

D u i t s l a n d het beste land van de wereld was en de

Duitsers het schoonste en edelste volk, een ware parel

van een volk, en dat men nergens verstandiger was dan

in Duits land, en dat zelfs de gekken daar verstandig

91

Page 96: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

waren, en de vlegelachtigheid eigenlijk gevoel is, en

dat hij echt verlangde naar de vaderlandse stompen in

zijn r ib en menigmaal lust had i n een echt sappige

D u i t s e domheid, zoals een zwangere v r o u w in een

peer "

U i t z u l k een kenschetsing kan genoegzaam blijken, hoe

deze Dui tse Joden bovenal echte Duitsers en Patriotten

waren, die geenszins uit haat of verbolgenheid, zoals weieens

beweerd is, maar uit een sterk bewuste liefde en inzicht hun

critiek ten beste gaven. D a t dit met zoveel geest en kleur

geschiedde, dankten zij aan hun heel bizonder atavisme, hun

herkomst uit het ghetto misschien; maar zeer zeker was hun

stem, lachend of bitter, die van een oprechte, Duits-nationale

zelfcritiek. Reeds in zijn „Briefe aus Frankfurt" die van 1820

dateren, zegt Börne zelf:

„Met een volk, dat trots zijn geestkracht en trots

zijn geestesvrijheid z ich niet heeft weten te bevrijden

van een censuur, die met die geestkracht spot en die

die geestesvrijheid vernietigt; dat z ich onderwerpt aan

zwakken van geest en gehoorzaamt aan lieden wier

eigen geest geknot en geketend is;

met een volk, dat niettegenstaande zijn bloeiende

welstand, waardoor het ontheven is van de alledaagse

levenszorgen; dat niettegenstaande zijn capaciteiten

en morele zuiverheid nimmer datgene wist te bereiken

wat andere vo lken zonder geestkracht, zonder geestes­

vrijheid, zonder deugd en zonder welstand wel wisten

te bereiken; dat z ich niet weet los te maken van de

92

Page 97: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

smadelijkste onmondigheid, dat als een zwakzinnige

beeft v o o r spoken of als een k i n d v o o r de gard —

met zo'n v o l k moet toch iets eigenaardigs aan de

hand zijn."

E n deze „ganz besondere Bewandtnis" heeft hij van vele

kanten trachten te analyseren. Telkens en telkens weer heeft

hij gewezen o p de eigenaardige slaafsheid waardoor de D u i t ­

sers z ich onderscheiden. Aanvankeli jk gekscherend, als i n zijn

artikel „Die grosse Verschwörung" van 1819, waarin hij di t

exempel geeft:

„Ik zou in D u i t s l a n d een N e r o wi l len zijn, en mijn

k r o o n in de eerste de beste rivier werpen en den ge­

vaarlijksten radicalen samenzweerder toeroepen: ap-

porte! E n de trouwe poedel z o u in het water springen,

onderduiken en mij kwispelstaartend mijn k r o o n terug­

brengen."

Later met meer gal. D a t deze slaafsheid ook v o o r geest

en gemoed geldt, geeft hij nadrukkelijk te kennen in zijn

critiek „Der N a r r i m weissen Schwan, oder die deutschen

Zei tungen" met de vaststelling over de Duitsers:

„Wij zijn tot geen geestdrift in staat — D e pol i t ie

moet ons daartoe bevel geven; eerst moet er aan het

raadhuis aangeplakt staan, dat wij o m vier uur 's mid­

dags geestdriftig moeten jubelen, en dan pas zijn wij

ook geestdriftig en dan pas jubelen wij ook."

H e t l ikken naar boven en trappen naar beneden, gevolg

van zulk een ingewortelde slaafsheid, is hem niet ontgaan. In

m

Page 98: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zijn opstel over de „Französische Sprache" van 1822 brengt

hij deze eigenschappen in beeld:

„De Dui tser is alleen tegen hogergeplaatsten be­

leefd; een sfinx gelijk, glimlacht hij vriendelijk naar

boven, maar gebruikt naar onderen zijn nagels . . . elke

regeringsklerk beschouwt zichzelf als een stadhouder

G o d s en is bij de genade G o d s een lompe vlegel."

Naar aanleiding van de overal waarneembare kruiperig­

heid die z ich in zovele vermommingen doet gelden, stelt

Börne in het dagboek dat hij nog tijdens zijn leven publ i­

ceerde, de vraag:

„Men noemt de Duitsers vroom, bescheiden, vrij­

zinnig. D o c h is men vroom, wanneer men den mens, de

schoonste arbeid G o d s , in stukken slaat ? Is men

bescheiden, wanneer men hoogmoedig is? Is men vrij­

zinnig, wanneer men serviel is ?"

T o t in zijn nalatenschap, in de „Fragmente u n d A p h o r i s -

men" keert deze critiek wijsgerig uitgewerkt terug, — een

bewijs hoe hoog het hem zat. Daar zegt hi j :

„De Duitsers kunnen het bevelen en het gehoor­

zamen met laten, en het is moeilijk te zeggen, waaraan

zij het meeste genoegen beleven. O o k is het een hoogst

D u i t s e dichter, die z o n g :

Gij moet heersen dan wel dienen,

Aambeeld dan wel hamer zijn.

E e n treffende spreuk, hoewel hij een grote onwaar­

heid en een afschuwelijke miskenning van de menselijke

94

Page 99: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

natuur bevat. Heersen of dienen, — dat betekent slaaf

zijn op de ene of op de andere manier: i n het ene geval

omsluiten gouden, in het andere geval ijzeren tralies de

kooi . D e keten die aaneensnoert is evenzeer gesnoerd

als het saamgebondene. D e mens echter is voor de

vrijheid geboren en net zo als er stikstof aan onze

levenslucht moet worden toegevoegd opdat wij kun­

nen ademen, precies zo moet de vrijheid worden inge­

perkt, maar niet méér, om genietbaar te blijven. W i e

echter dat al te vele regeren de regeringen als schuld

i n de schoenen w i l schuiven, zou — in elk geval in

D u i t s l a n d — onrechtvaardig zijn. H e t is de schuld en

de zwakheid van de onderdanen. M e n probere het maar

eens en heffe de honderd overbodige wetten op, die

verbieden wat eigenlijk niet verboden zou moeten

worden, of die veroorloven wat eigenlijk helemaal niet

n o g eens opzettelijk veroor loofd hoeft te worden, — en

men zal zien, hoe gegeneerd de burgers z ich bij elke

stap zullen voelen en hoezeer zij zullen klagen, dat het

hun aan een voorschrift ontbreekt. D a t komt omdat

het hun aan mannendeugd ontbreekt, die ieder onge­

dwongen zijn recht schenkt; en aan mannendeugd

ontbreekt het hun, omdat zij de kracht missen waar­

mede men z i j n eigen recht weet te verdedigen; en aan

de kracht ontbreekt het hun, omdat zij de geest missen,

die de hefboom is van de w i l ; en aan geest ontbreekt

het hun, omdat zij Duitsers zijn."

Inderdaad, slaafsheid brengt beveelzucht en pol i t iedwang

95

Page 100: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

met zich mede. Reeds in „Die grosse Verschwörung" heet

het:

„ W a t men onder pol i t ioneel optreden heeft te ver­

staan, vooral in Duits land, waar met de smadelijkste

wil lekeur die men daar overal aantreft, bovendien n o g

de domste onhandigheid gepaard gaat, weet iedereen."

N a d e r gepreciseerd w o r d t dit niettemin al een jaar later,

in de „Bnefe aus Frankfurt" door deze tirade:

„Nooit was de Duitse pol i t ie tijdens de Franse

overheersing zo diep in de modder weggezonken als

thans, nooit werden er zulke onmenselijke dingen van

haar geëist, nooit w e r d aan de hardste eisen met zo

verheugde bereidwil l igheid voldaan; nimmer tijdens

de tienjarige heerschappij van de Fransen ging men bij

de polit ie met zulk geniepig leedvermaak, met zulke

onmenselijkheid en daar waar de geniepigheid ophoudt,

met zo'n dikhuidige, tegen tranen geïmpregneerde,

schoolvosserige „ambtsplicht" te werk, als onmiddell i jk

in de eerste jaren van de Dui tse heerschappij.

E n sindsdien bestaat het gehele Dui tse v o l k uit de

twee klassen waarin zijn regering het heeft verdeeld:

de klasse der spionnen en die der bespionneerden.

Daarbuiten bestaat er niemand meer. M e n kan nog zo

braaf zijn of slecht, men mag mens of duive l zijn, daar

trekken zij zich niets van aan: men is pol i t iehond o f

pol i t iewi ld , hamer of aambeeld."

D i t twee-klassensysteem heeft z ich klaarblijkelijk, gelijk

zoveel wat Börne nog aanvoert, tot op de huidige dag in

9 6

Page 101: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D u i t s l a n d gehandhaafd. H e t kan niet anders, of zoiets gaat

met een toestand van uiterste rechteloosheid gepaard. V a n

vrijheid geen sprake. In zijn „Béranger u n d U h l a n d " van 1836

constateert onze schrijver:

„Montesquieu zeide eens, dat de vrijheid uit Ger-

manië's wouden te voorschijn was gekomen; dat is

waar, doch sindsdien is zij er niet weergekeerd."

In het Parijs van 1833 v i n d t de emigre Börne echter we l

degelijk de rechtszekerheid in heel het burgerlijk leven, en

des te pijnlijker voelt hij het gemis daarvan in zijn vaderland.

In zijn 9de brief uit Parijs heet het dan ook:

„Maar dit geval van rechtszekerheid mist een Duitse

burger telkens als het een pol i t iek vergrijp betreft.

D i e p e nacht omhult de kerker, het verhoor geschiedt

in het geheim, het vonnis w o r d t in het geheim geveld,

de verdediging blijft verborgen, de eerste stralen van

de dag vallen op het bloedschavot, een bleek, van leed

doorploegd hoofd valt — schuldeloos of schuldig, daar­

over zal G o d eens richten.

H o e w o r d t een arme D u i t s e polit ieke gevangene in

de kerker behandeld? M e t menselijkheid? O f w o r d t

hij gefolterd ? W i e kan het weten ? K o m t hij eindelijk

vrij, dan heeft een langdurig lijden vaak zijn zielskracht

gebroken, of hij heeft in zijn vur ig gebed o m redding

aan de hemel beloofd dat hij al zijn vijanden zal ver­

geven en alle krenking zal vergeten — hij zwijgt en

klaagt niet. Misschien heeft men hem ook zijn bevrij­

d i n g laten betalen met een eed, dat hij zal zwijgen."

97 '3

Page 102: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Angstwekkende overeenkomst van deze waarneming met

dat wat wij ook heden nog bij hetzelfde volk, i n dezelfde

omstandigheden z ich telkens en telkens weer zien herhalen.

Onovertroffen is Börne in het plastisch voorstellen van dit

gemeen sadisme. In de inleiding v o o r zijn eigen tijdschrift

„Balance", dat hij slechts kort gaande k o n houden, vat hij de

kwell ingen samen, die de Duitsers met voorliefde duizenden

steeds opnieuw deden ondergaan:

„Oordelen en beoordeeld worden, ziedaar des men­

sen bestemming. Maar wat wi l t ge dat de Duitsers

zullen beoordelen, behalve dan boeken en hun schrij­

vers, kunstenaars en hun werken, toneelstukken en het

spel der toneelspelers? D e bespreking der publieke

aangelegenheden is hun immers verboden ? Z i j betalen

belastingen, zij offeren het b loed hunner zonen o p het

altaar des vaderlands, zoals de dichters dat plegen te

noemen, d o c h het gaat hun verder niets aan, dat is pol i ­

tiek. M e n sluit hen in de kerker op, henzelf, hun vaders,

hun zonen, hun broeders, voor zogenaamde staatsmis­

daden ; men kwelt hun geest en hun lichaam met mis­

handelingen en ontberingen, totdat zij daardoor hun

verstand of hun leven verliezen; wredehjk onthoudt

men aan de zieke gevangenen de troost, van hun familie­

leden v o o r hun d o o d nog eenmaal te z ien; zij vergaan

in wanhoop en voor het ochtendgrauwen laat men hen

door beulsknechten en cipiers onder de grond stoppen.

M e n verhoort en veroordeelt hen in het geheim, men

voert tegen hen niet eens een ordentelijk proces, men

9 8

Page 103: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

veroordeelt hen zonder meer tot levenslange ge­

vangenisstraf, doch dat gaat hun verder niets aan, dat

is politiek. M e n steelt hun gedachten, men vermoordt

hun gevoelens, met wat zij in het zweet huns aanschijns

wrochtten mest men gierige spionnen vet, die men

hun i n Frankri jk en Zwitser land nastuurt in de balling­

schap, doch dat gaat hun verder niets aan, dat is

politiek."

W i l men het vóór z ich zien, hoe dat toegaat? Börne heeft

er een relaas van gegeven, in zijn 21ste Br ie f uit Parijs (1833)

waar hij uit een Frans-Zwitsers b lad de volgende geschiede­

nis aanhaalt, die vo l ledig ten laste van de Duitsers komt,

omdat toentertijd het vorstendom Neuchatel aan den koning

van Pruisen toebehoorde, en door zijn ambtenaren, Pruisen

dus, bestuurd werd. W i j kunnen zien hoe toen al dezelfde

methoden gebruikt werden, die ook thans door de Duitsers

toegepast worden bij het vrijlaten van gevangenen uit de

concentratiekampen, bij het afpersen van verklaringen, bij

het „straffen" van opstandigen door folteringen, opsluit ing

in bunkers, uithongering A l l e e n de medelijdende cipiers

schijnen thans schaarser geworden, evenals de gevangenen

die het er nog levend van afbrengen.

Börne geeft de gebeurtenissen aldus weer:

„ D e 8e December van het vorige jaar begaf de heer

v o n Perrot, maire van Neuchatel en president van de

rechtbank z ich in de gevangenissen, o m de polit ieke

gevangenen mededeling te doen van de zogenaamde

amnestie, waarmede het den k o n i n g van Pruisen i n zijn

99

Page 104: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

onuitputteli jke goedheid behaagde hen te begenadigen.

D e z e magistraat vorderde van de ongelukkigen een

eed, waarbij zij o p de koninkli jke scepter moesten

zweren, dat zij z ich niet zouden trachten te wreken o p

de persoon van de rechters die hen hadden veroor­

deeld; dat zij geen w r o k tegen wien ook zouden

koesteren; dat zij z ich goed over hun gevangenis zou­

den uitlaten en nimmer ontvluchtingspogingen zouden

wagen. A l l e gevangenen legden deze eed af; slechts

D u b o i s , die ter d o o d was veroordeeld, doch wiens straf

in levenslange gevangenisstraf was gewijzigd, weiger­

de; toen men hem de scepter voorhield, verklaarde

deze ongelukkige patriot, dat hij zulk een gelofte niet

af k o n leggen. T e n tweede male daartoe aangemaand,

herhaalde hij zijn weigering, waarop de maire gelastte,

D u b o i s naar de gevangenis terug te voeren.

V i j f minuten later grepen o p bevel van den maire

twee gendarmes D u b o i s vast, knevelden hem, deden

hem boeien aan, sleepten hem een trap omlaag, sleurden

hem over de binnenplaats van de gevangenis en wier­

pen hem i n een hol, dat men de k o o i noemt, o m

daarin veertien dagen bij water en b r o o d te smachten.

D i t folterwerktuig, nauwkeurig volgens het model

vervaardigd, dat kardinaal de Belue op bevel van Lode-

wijk X I had uitgedacht, is een k o o i van ongeveer vi j f

en een halve voet in het vierkant, waarin men noch

zitten noch staan kan, en is in een oude toren van de

gevangenis aangebracht. D e ongelukkige, dien men

Page 105: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

daarin opsluit, moet o p het stro dat men er neerlegt,

hurken. D e k o o i is uit sterke eiken balken getimmerd,

krijgt slechts een weinig l icht door de vensteropening

i n een binnendeur, doch alleen wanneer een buitendeur

van ijzer, die de ingang tot de toren afsluit, geopend

wordt . In de zomer kan de ongelukkige, dien men i n

dit hol opsluit, het nog uithouden; maar in de strenge

winter w o r d t het ondragelijk, omdat de lucht er van

alle kanten in binnendringt.

Nadat hij de folteringen van de winterkoude acht-

enveertig uren had verdragen, werd de ongelukkige

D u b o i s door den cipier in de afschuwelijke toestand

van een bevrorene aangetroffen. H i j had geen pols

meer en was zo stijf als een lijk. D e cipier was ontzet

over deze gevolgen van kannibaalse wreedheid, snelde

huiswaarts o m warme dekens en voedsel te halen en

gaf z ich met behulp van zijn z o o n alle moeite om het

ongelukkige slachtoffer tot het leven terug te roepen.

Daarna deed hij den maire mededeling van de gevolgen

van diens barbaarse bevel. Deze liet D u b o i s naar zijn

oude gevangenis terugbrengen en spoorde hem op­

nieuw aan, de verlangde eed af te leggen. D e gevangene

moest in zijn smadelijk lot berusten, doch begreep bij

z ichzelve maar al te wel, dat zo'n afgeperste eed slechts

w o o r d e n en slechts w i n d is."

H e t is niet te verwonderen, dat de goedwil lenden onder

deze lieden zeer schichtig moesten leven. W i e een pol i t iek

geweten bezat, diende ook toen al menigmaal onder te

IOI

Page 106: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

duiken. In de aantekeningen „Aus meinem Tagebuche"

filosofeert Börne hierover:

„Vóór de grote revolutie zei een wijze Fransman:

„Als men mij ervan beschuldigde, dat ik de grote k lok

van de N o t r e D a m e had gestolen en haar aan mijn

horlogeketting had opgehangen, dan zou ik veiligheids­

halve toch maar liever v o o r l o p i g onderduiken." Z o ' n

slechte naam had toentertijd de criminele justitie i n

Frankrijk. N u , met het stelen, roven en moorden is het

in D u i t s l a n d niet zo erg gesteld, en als men mij van

zoiets beschuldigde, zou ik rustig het onderzoek af­

wachten. M a a r niet als het een pol i t iek vergrijp betrof!

A l s mij morgen een vr iend bij het ontbijt k w a m op­

zoeken o m mij te waarschuwen, dat men mij er van

verdacht, dat ik o p de beurs te Frankfort driehonderd

van de dapperste Joden had geronseld o m aan het

hoofd daarvan aan het eind van de maand naar M a n n ­

heim o p te trekken, de Rijnpalts te veroveren en daar

een republiek te stichten, — dan z o u ik mij niet eens de

tijd gunnen o m mijn laarzen aan te trekken, maar er o p

mijn pantoffels vandoor gaan "

D e Jodenangst, de Jodenhaat, ziedaar een ander s y m p t o o m

van het met lafheid verbonden sadisme, dat weer wortelt i n

de nationale slaafsheid, en waaraan uiteraard de schrijvers en

denkers van Semitische afkomst z ich niet minder gestoten

hebben, dan hun niet-Joodse medemensen. W a a r bleef echter

een openlijk protest ? Vaak genoeg zelf het slachtoffer van

een gewelddadig antisemitisme, verbazen eerstgenoemden

102

Page 107: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

ons veeleer door hun gematigdheid op dit gebied en een

zekere resignatie, die wij zelfs bi] een zo felle natuur als Börne

kunnen waarnemen, zodra hij het over dit fraaie kapittel van

de D u i t s e nationale schande heeft. T o c h is de ironie bijna

smartelijk van klank in dat wat hij in de „Fragmente u n d

A p h o n s m e n " van de Joden uit zijn geboortestad Frankfort

zegt:

„Zij verheugen zich in de tederste zorgen der rege­

ring. Des Zondags mochten zij hun Jodensteeg niet

verlaten, o m er aldus v o o r gevrijwaard te zijn, dat zij

door dronkaards zouden worden geslagen. V ó ó r hun

vijfentwintigste jaar mochten zij niet trouwen, opdat

zij toch maar gezonde en sterke kinderen zouden

krijgen. O p vrije dagen mochten zij pas o m zes uur

's avonds de poort uit, opdat de al te grote zonnehitte

hun geen kwaad zou doen. D e openlijke wandelwegen

buiten de stad waren voor hen verboden, men d w o n g

hen aldus o m over de velden te lopen, teneinde hun

liefde v o o r de landbouw bij te brengen. A l s een Jood

over straat liep, en een Chr is ten riep hem toe: „Mach

M o r e s Jud" (leer eens manieren, Jood!) dan moest hij

zijn hoed afnemen; door deze beleefde attentie moest

de liefde tussen beide gezindten verstevigd worden."

Börne de Jood zag het verschil slechts als een onderscheid

in gezindte, — van nationaliteit voelde hij z ich geheel en al

Duitser. Vanwaar echter de Jodenhaat, de o p de spits ge­

dreven vreemdelingenhaat bij zijn landslieden? Reeds in

1818 geeft hij hierop antwoord i n zijn aankondiging van het

103

Page 108: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

door hem opgezette tijdschrift „voor burgerleven, weten­

schap en kunst", dat hij met zijn z in v o o r objectiviteit „Die

W a g e " noemde. H i j betoogt daarin:

„ . . . . de vaderlandsliefde der Duitsers liet z ich

slechts ontsteken aan een onbetamelijke haat jegens

een vreemd v o l k "

Vrees v o o r het buitenstaande als projectie van de vrees

voor het eigene, het aangeboren onverdraaglijke; vrees als

motor van het gehele staatsbestel; hoe goed heeft hij deze

niet ontmaskerd in de „Fragmente u n d A p h o r i s m e n " waar

hij vaststelt:

„Wanneer, zoals dat in D u i t s l a n d veelvuldig ge­

schiedt, wetten in de taal van bevelen worden geredi­

geerd, went men de burgers eraan, wetten ook als louter

bevelen te beschouwen, die men niet opvolgt omdat

men ze eert, doch omdat men ze vreest."

H e t Dui tse mil itainsme is de bel ichaming van deze in- en

uitwendige vrees, dit nationale minderwaardigheidsbesef,

dat i n slaafsheid de discipline eert o m zichzelfs w i l . In het

jaar voor zijn dood, in „Béranger u n d U h l a n d " spreekt Börne

het overduidelijk uit :

„De enige band, die in een land van veroveraars den

een aan den ander, de lageren aan de hogeren en deze

weer aan hun oppersten krijgsheer bindt, is de disci­

pline. D e discipline echter is stom. In zulk een land kan

het despotisme alles wagen, want de onderdrukten,

aan passieve gehoorzaamheid gewend, hebben geleerd,

dat ook de klacht als verzet w o r d t beschouwd. D e

104

Page 109: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

discipline noemt men daar trouw. Zel fs als de onte­

vredenheid er algemeen ware, zou zij toch niet tot

uitbarsting kunnen komen, want daar de burgers nooit

in het openbaar spreken en klagen, gelooft iedereen,

dat hij de énige misnoegde is, en hij komt nooit te

weten, dat zijn persoonlijke mening tevens die van

ieder ander i s . . . D a t is nu precies bij de Duitsers van

thans het geval. Wel i swaar zijn het oude, afgedankte

soldaten, maar zij zijn het aanwensel van de discipline

nog niet kwijt geraakt. A l s een oud-soldaat, hoewel hij

weer in het burgerlijke leven is teruggekeerd, een

officier voorbi j ziet komen, springt hij in de houding

en brengt hem, zonder er verder over na te denken,

het militair saluut. E l k e Dui tser ziet in zijn superieur

een officier "

Maar genoeg over Börne, die niet alleen van zijn landge­

noten, maar ook van hun kunst meer dan zijn bekomst had (

toen hij het moede hoofd voorgoed ging neerleggen. N i e t

gemelijk, maar tot het eind v o l scherpe ironie, geeft hij o p

zijn laatste z iekbed dr. Sichel, die hem de klinische vraag

stelt, of hij ook een slechte smaak in zijn m o n d heeft, ten

antwoord: „Helemaal geen, net als de Duitse literatuur."

Daar in ging hij te ver, want de Duitse literatuur van die

dagen culmineert in een uitermate gepeperde Joodse naam

met een Germaanse klank, — die van H e i n r i c h H e i n e !

„Een echte Duitse dichter" noemde H e b b e l hem eenmaal,

en zo heeft H e i n e zich ook steeds gevoeld. Scherp en geestig,

nukkig-openhartig als hij echter was, heeft H e i n e vaker dan

105

Page 110: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

wie ook zijn nationale zelfcntiek op de meest o n o m w o n d e n

wijze ten beste gegeven. Daarbij altijd Jood genoeg o m de

eigenliefde van wie hij spitsvondig kwetste, tegelijk even

geraffineerd te strelen. Is het wonder dat de dichter van de

meest Dui tse poëzie, de zanger van de „Loreley", in perioden

van ongebreidelde nationale zelfvergoding tevens de meest

gehate en verguisde geest uit het verleden is gebleven? Tegen

botheid is zelfs geen geniaal vernuft opgewassen.

Gespleten was deze „europamoede" natuur ook in dit

opzicht. „Mijn borst is een archief van D u i t s e gevoelens"

beweert hij eenmaal; maar in een brief van A p r i l 1822 aan zijn

vr iend Sethe, heet het ook:

„Alles wat D u i t s is, staat me tegen . . . . A l wat D u i t s

is, werkt o p me als een braakpoeder."

D o c h zelfs na een twintigjarige ballingschap onder de

Fransen die hij zo liefhad en wier cultuur hij zo vereerde, lijdt

H e i n e onder het feit dat hij, D u i t s voelend en D u i t s denkend,

steeds een vreemde taal moet spreken, ver verwijderd bli jven

moet van al de bronnen waaruit hij zijn eigen wezen en cul­

tuur geweld weet.

Z i j n „romantische ironie" laat hem evenwel noch i n zijn

lyriek noch in zijn grotendeels journalistiek, schrander-gefor-

muleerd proza ooit met rust, en de cntische passages over de

eeuwige Duitse karakterkenmerken zijn legio in zijn werken.

Tal loos zijn de beschuldigingen van „Teutomanie" die hij zijn

landgenoten, de nakomelingen van H e r m a n n en Thusnelda,

zoals hij hen spottend noemt, naar het hoofd slingert. Zeker,

menigmaal prijst hij hen en weet hij veel kwaad te vertellen

106

Page 111: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

van Engelsen, Fransen en zelfs Joden, maar als hem de „eikel-

duitse landslieden", de echte kernduitsers in de gedachte

schieten, dan blijft er weinig meer heel van juist die hoeda­

nigheden waar zij het ergst prat o p gaan. D a n rafelt hij die

uit, totdat de helden vo lkomen in hun hemd staan. E n zelfs

dit h e m d heeft dan meer weg van dat welk Andersen's

koning aan, of liever niet aan had, dan van een kleed dat nog

enigszins de aangeboren onschuld bedekt

A l s H e i n e eenmaal te velde trekt, zijn het houwen en

steken naar links en rechts, die hij o p de meest onverwachte

ogenblikken uitdeelt, terwijl ze n u eens het hoofd, dan weer

het hart van zijn landslieden treffen, en die achteraf bezien

maar heel zelden zo'n onschuldig schrammetje blijken, als de

glimlach waarmee ze worden toegebracht, moet doen geloven.

Z i j n ze uit het „Buch der Lieder" waarschijnlijk met opzet

geweerd, i n de „Verstreute Gedichte" die een nalezing van

Heine's eerste bundel vormen, vinden wij een gedicht van

1822, toen de schrijver dus nog een jongeman was, getiteld:

„Deutschland ( E i n Fragment)" waarin o.m. de volgende twee

strofen v o o r k o m e n :

„Kijk ik op de Duitse landen

thans van gindse bergen af,

zie ik slechts een volkje dwergen

kruipen op der reuzen graf.

Zoek ik thans de gouden vrede

die het Duitse bloed zich wint,

zie ik slechts de ketting smeden

die de Duitse nekken bindt."

D i t is dan het geenszins romantische beeld dat hij zich

107

Page 112: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

van de actualiteit waarin hij leefde, moest vormen. U i t het­

zelfde jaar dateren zijn „Bnefe aus Ber l in" waarin hij al o p de

manier van „Atta T r o l l " ironiseert en het zijne zegt van de

taal die hij v o l trots als een meester ging beheersen:

„De beren zijn tegenover ons overige Duitsers i n

cultuur nog erg achtergebleven. E n ofschoon ze i n de

danskunst met ons wedijveren, is hun gebrom, wanneer

wij het met andere Dui tse dialecten vergelijken, vol­

strekt nog geen taal te noemen."

E e n tijd van reizen volgt, en van duizenderlei indrukken

die hem de nodige objectiviteit verschaffen, waardoor hij het

eigene tegen een wijde achtergrond gaat zien. E n telkens

weer moet hij nu het Duits-nationale met het buitenlandse

gaan vergelijken, tracht hij uit het incidentele het typische en

algemeen-geldende te abstraheren. In zijn „Harzreise" is het

een dwaas liedje: „Een kever o p de tuinheg zat, zoem, zoem!"

dat hem op de gedachte brengt:

„Dat is m o o i bij ons Duitsers; niemand is zo gek,

of hij v i n d t een nog groteren gek die hem verstaat.

A l l e e n een D u i t s e r kan dit l ied navoelen en z ich daarbij

doodlachen en doodhuilen. H o e diep Goethe's w o o r d

i n het leven van het v o l k gedrongen is, merkte ik hier

ook. M i j n magere tochtgenoot neuriede eveneens nu

en dan: „Leidvoll u n d freudvoll , gedachten zijn vr i j ! "

E e n dergelijke corruptie van de tekst is bij het v o l k

iets gewoons."

Maar minder goedmoedig en agressiever k l i n k t het al i n

108

Page 113: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

het derde stuk uit „Die Nordsee", waar het evenals bij Börne

heet:

„Duitsland was van oudsher de grote vorstenstoe-

terij, die alle regerende huizen uit de nabuurschap van

de nodige moederpaarden en dekhengsten moest

voorzien."

E n in het derde van zijn „Reisebilder", het boosaardig relaas

over „Die Bader v o n L u c c a " lucht H e i n e zijn hart over de

Duitsers, door de weergave van een gesprek met signora

Latizia, de niet bepaald appetijtelijke oude courtisane, die

door markies G u m p e l i n o , een gepersifleerden Hamburgsen

bankier, van antwoord gediend w o r d t :

„Ach, eerlijk genoeg zijn de Duitsers!" zuchtte zij,

„maar wat helpt het dat de lu i eerlijk zijn, die ons be­

stelen ! Z i j richten Italië ten gronde. M i j n beste vrienden

zitten gevangen in M i l a a n ; enkel slavernij."

„Neen, neen," riep de Markies, „beklaagt u z ich niet

over de Duitsers; wij zijn overwonnen overwinnaars,

verslagen verslaanders, zodra wij naar Italië komen. E n

u zien, signora, u zien en u te voet vallen, is hetzelfde —"

K o n dit Sterniaanse fragment niet even goed geschreven

zijn bij de jongste bezetting van Italië door de Duitsers?

D o c h zulk een onwil lekeurig profetisme — kenmerkend voor

het ware dichterschap — komen wij herhaaldelijk bij H e i n e

tegen.

In het vierde der „Reisebilder" van enkele jaren later, het

stuk over „Die Stadt Lucca", gaat hij o p hetzelfde thema i n

dezelfde trant door:

109

Page 114: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Ik geloof, dat er bij alle Italianen net als bij nog

enkele andere Europese volkeren, o p z'n D u i t s gecom­

mandeerd wordt . M o e t e n wij Duitsers ons daar iets op

laten voorstaan? H e b b e n wij in de wereld zoveel te

bevelen, dat het D u i t s zelfs de taal van het bevelen

geworden is ? O f w o r d t ons zoveel bevolen, dat de ge­

hoorzaamheid het beste de Dui tse taal verstaat ?"

E n ook de gesprekken worden o p soortgelijke wijze

voortgezet, al zijn ditmaal meer speciaal de Pruisen met hun

pseudo-cultuur aan de beurt bij den causeur:

„ . . . . Overigens leven de Berlijners zeer matig en

vlijtig, en de meesten zitten tot aan hun navel in de

sneeuw en schrijven dogmatieken, stichtelijke werken,

godsdienstgeschiedenissen v o o r dochters uit de be­

schaafde standen, Elohagedichten, en ze zijn daarbij

zeer zedelijk, want ze zitten tot aan hun navel in de

sneeuw."

„Zijn de Berlijners dan Christenen?" nep Signora

v o l verwondering uit.

„Er is iets speciaals aan de hand met hun Christen­

dom. In de grond ontbreekt hun dit geheel en al, en ze

zijn ook veel te verstandig o m het ernstig te beoefenen.

Maar daar ze weten dat het Chr is tendom in de staat

nodig is opdat de onderdanen netjes deemoedig ge­

hoorzamen en er ook bovendien niet teveel gestolen

en gemoord zal worden, zoeken ze met veel welbe­

spraaktheid tenminste hun medemensen tot het Chris­

tendom te bekeren, zoeken ze als het ware remplacants

no

Page 115: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

i n een religie waarvan zij de handhaving wensen en

waarvan de strenge uitoefening hunzelf te vermoeiend

wordt. In deze verlegenheid maken ze gebruik van de

dienstijver der arme Joden; deze moeten thans Chris ten

v o o r hen worden, en daar dit v o l k voor geld en goede

woorden alles uit z ich laat maken, hebben de Joden

z ich al zo goed in het C h r i s t e n d o m binnengeëxerceerd,

dat ze reeds ordentelijk over ongeloof schreeuwen(....)

de schijnheiligste gezichten trekken en met zoveel ver­

heven bijval kwezelen, dat z ich reeds hier en daar de

beroepsnijd doet bespeuren, en de oude meesters van

het handwerk reeds heimelijk klagen, dat het Christen­

d o m thans geheel i n handen van de Joden is."

H e t is mogelijk dat nog even de gedachte bij hem opkomt,

dat het beter zou zijn te zwijgen over de collectieve schande,

waaraan zowel het Joodse als het Christeli jke volksdeel debet

is — want een Duitser is nu eenmaal een Dui tser — d o c h dan

w i n t toch het dichterlijke gevoel van verontwaardiging het

van elk denkbaar opportunisme, en verklaart H e i n e enige

bladzijden verder in hetzelfde werk:

„Ach, ik w i l niet als C h a m het dekkleed opt i l len

van de schaamte des vaderlands, maar het is ontzettend,

hoe men bij ons verstaan heeft, de slavernij zelfs praat­

ziek te maken, en hoe D u i t s e filosofen en historici hun

hersens kwel len o m ieder despotisme, al is het nog zo

flauw en suf, als verstandig of als rechtsgeldig te ver­

dedigen."

D e slaafsheid van het denkende deel der natie, en speciaal

in

Page 116: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

van de filosofen zal hem nog jarenlang dwars zitten, tot hij er

een speciaal werk aan wijdt. Maar voordien v i n d t hij eerst

nog v o l o p gelegenheid allerlei eigenschappen van de D u i t ­

sers te hekelen, zoals in zijn bespreking van de „Rheinisch-

Westfahscher Musenalmanack auf das Jahr 1821", die meteen

al zo begint:

„ W a t lang wordt, w o r d t goed — E i l e mit W e i l e —

R o m e is niet op één dag gebouwd — k o m je er vandaag

niet, dan k o m je er morgen" en nog vele honderden

soortgelijke spreekwoorden neemt de Duitser voort­

durend in zijn mond, ze dienen hem als kruk bij elke

handeling en zouden met recht b o v e n de hele D u i t s e

geschiedenis als motto gezet kunnen worden."

O f meer vergelijkenderwijze in zijn „Gesprach auf der

Themse" uit de „Englische Fragmente", waar de niet nader

aangeduide „gele man" o p de volgende wijze zijn hart lucht:

„ W a t de Duitsers betreft ze hebben noch vrijheid,

noch gelijkheid nodig. Z e zijn een speculatief volk,

ideologen, voor- en nadenkers, dromers die slechts in

het verleden en in de toekomst leven en geen heden

hebben. Engelsen en Fransen hebben een heden, bij

hen heeft elke dag zijn strijd en tegenstrijd en zijn ge­

schiedenis. D e Duitser heeft niets waarvoor hij zou

moeten strijden, en daar hij begon te vermoeden dat er

toch dingen zouden kunnen zijn, wier bezit wenselijk

is, hebben zijn filosofen hem wijselijk geleerd, aan het

bestaan van zulke dingen te twijfelen. H e t valt niet te

loochenen dat ook de Duitsers van de vrijheid houden.

112

Page 117: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Maar anders dan andere volkeren. D e Engelsman houdt

van de vrijheid als van zijn rechtmatige vrouw, hij bezit

haar, en al behandelt hij haar ook niet met bizondere

tederheid, hij weet haar in geval van n o o d als een man

te verdedigen, en wee den knaap met rode jas, die in

hun heilig slaapvertrek binnendringt — hetzij als galant

o f als smeris. D e Fransman houdt van de vrijheid als

van zijn uitverkoren bruid. H i j gloeit voor haar, hij

vlamt, hij werpt z ich met de meest overspannen ver­

zekeringen aan haar voeten, hij vecht v o o r haar op

leven en dood, hij begaat duizenderlei dwaasheden. D e

D u i t s e r houdt van de vrijheid als van zijn oude groot­

moeder."

D e z e vergelijking die oorspronkeli jk van Börne afkomstig

is, („Schilderungen aus Paris" X V ) geeft duidelijk blijk van

H e i n e s twijfel aan het welslagen van een D u i t s e omwente­

ling, en de Juli-revolte van 1830, die twee jaar hierna plaats­

vond, stelde hem inderdaad bitter teleur. D e betekenis van

de gebeurtenissen in Duits land, welke hij slechts uit de verte,

i n Frankrijk, meemaakte, zijn in onze tijd door Valent in met

één zinnetje samengevat: „Men danste om vrijheidsbomen en

ranselde gekroonde honden af." M e e r was er niet aan de hand,

en van de tamheid van dit alles was H e i n e zo diep door­

drongen, dat hij in de V o o r r e d e van zijn „Französische Z u -

stande" (1832) schreef:

„Ik zou liever bij den armsten Fransman om een

korst b r o o d bedelen, dan dat ik dienst zou wi l len nemen

bij die voorname begunstigers in het D u i t s e vaderland,

n3 «5

Page 118: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

die elke matiging onzer kracht v o o r lafheid houden, o f

zelfs v o o r een preluderende overgang naar slaafsheid,

en die onze beste deugd, het geloof aan de eerlijke

gezindheid van den tegenstander, v o o r overgeërfde

plebejische domheid aanzien."

B izonder gehaat was de Pruisische geest, die z ich tot aan

de R i j n deed gelden; waarlijk met een profetisch inzicht

heeft H e i n e bij de samenvatting van zijn artikelen over Frank­

rijk, waarmee hij de Dui tse journalistiek hielp grondvesten,

het Pruisendom als de quintessens van D u i t s e afstotendheid

ontmaskerd. In de voorrede van de uitgaaf in b o e k v o r m be­

kende hi j :

„Ik beschouwde veeleer met bezorgdheid die Prui­

sische adelaar, en terwijl anderen prezen hoe koen hij

in de zon keek, was ik des te opmerkzamer o p zijn

klauwen. Ik vertrouwde die Pruisen niet, dezen langen,

femelenden dienstklopper met zijn wijde maag en met

zijn grote m u i l en met de korporaalsstok die hij eerst

in wijwater doopt, voordat hij ermee o p los slaat. M i j

mishaagde dit filosofisch christelijke soldatendom, dit

mengsel van witbier, leugen en zand. Naar, erg naar

leek me dit Pruisen, dit stijve huichelachtige schijn­

heilige Pruisen, deze Tartuffe onder de staten."

E v e n later gaat hij, naar aanleiding van de teutoniserings-

pogingen der Pruisen in het Oosten, voort :

„De P o l e n ! H e t b loed beeft me in de aderen wan­

neer ik di t w o o r d neerschrijf, als ik er aan denk hoe

Pruisen tegen deze edelste kinderen van het ongeluk

114

Page 119: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

gehandeld heeft, hoe laf, hoe gemeen, hoe verraderlijk.

D e geschiedschrijver zal van inwendige afschuw geen

woorden kunnen vinden, als hij bi jvoorbeeld moet

vertellen wat er te Fischau gebeurd is; die oneerlijke

heldendaden zal veeleer de scherprechter moeten be­

schrijven .... ik hoor het rode ijzer al sissen o p Pruisen's

magere rug "

W a t zou H e i n e w e l gezegd hebben, als het toenmalig op­

treden van de Duitsers i n Polen ook maar enige gelijkenis

ver toond had met dat der bezetters van hetzelfde land in

onze humane eeuw? A l s de Pruisische geest inderdaad ge­

lijkgesteld mag worden met het meest hatelijke in het Duitse

volkskarakter, dan had Heine voor de zoveelste maal gelijk

met zijn ontboezeming ter zelfder plaatse:

„Dit Pruisen! hoe het de kunst verstaat, zijn mensen

te gebruiken! H e t weet zelfs van zijn revolutionnairen

voordeel te trekken. Bi j zijn staatscomedies heeft het

figuranten van elke kleur nodig. H e t weet zelfs drie­

kleurig gestreepte zebra's te gebruiken. Z o heeft het in

de laatste jaren zijn woedendste demagogen ervoor

gebruikt o m overal r o n d te preken: dat heel D u i t s l a n d

Pruisisch moet worden. H e g e l moest de dienstbaarheid,

het bestaande als verstandig goedpraten. Schleier-

macher moest tegen de vrijheid protesteren en Christe­

lijke overgave aan de w i l der overheid aanbevelen.

Stui tend en laag is dit gebruiken van filosofen en theo­

logen, door wier invloed men op het gewone v o l k w i l

inwerken, en die men dwingt zich, door verraad aan

115

Page 120: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

verstand en G o d , openlijk te onteren. H o e menige

mooie naam, hoe menig flink talent w o r d t daar ten

gronde gericht v o o r de nietswaardigste doeleinden."

D e beklagenswaardige r o l die de geestelijke elite van

D u i t s l a n d gespeeld heeft en steeds is bli jven spelen, de dienst-

baarmaking van cultuurri jkdommen, en in het bizonder van

de wijsbegeerte aan het staatsopportunisme, deze slaafsheid

van de geest, zo kenmerkend voor de broedplaats van talloze

filosofen en geleerden, voor het geboorteland van het „idea­

lisme" in zijn vele schakeringen, deze schijn-superioriteit die

zovele buitenstaanders en buitenlanders misleid heeft en ons

een vervalste werkeli jkheid liet waarderen, heeft Heine met

verwonderli jke scherpte doorzien en aan de schandpaal gezet.

D i t was geen eenvoudige taak, en hij heeft er een geheel boek

aan gewijd, dat de zeer onromantische, ja zakelijke titel draagt:

„Zur Geschichte der R e l i g i o n u n d Philosophie in Deutsch-

land". D e slotbladzijden van deze heldere en onontkoombare

uiteenzetting zijn beroemd geworden, zowel o m hun op­

rechtheid als o m de dichterlijke kracht en de profetische

visie waarmee zij geschreven zijn. Reeds meer dan eens be­

wezen zij hun geldigheid, en nog steeds verdienen zij boven

de tr iomfpoort die elke toekomstige vredesconferentie z ich

zal wi l len oprichten, in de duidelijkste letters gebeeldhouwd

te worden:

„ D e D u i t s e filosofie is een gewichtige aangelegen­

heid, die het gehele mensengeslacht betreft, en pas de

verste kleinkinderen zullen erover kunnen beslissen of

wij ervoor te prijzen dan wel te laken zijn, dat wij eerst

116

Page 121: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

onze filosofie en daarna pas onze revolutie uitwerkten.

M i j dunkt, een methodischer v o l k dan wij, moest we l

met de H e r v o r m i n g beginnen, k o n zich pas daarna met

de wijsbegeerte bezighouden, en mocht eerst na de

vo l tooi ing hiervan tot de polit ieke revolutie overgaan.

D e z e rangschikking v i n d ik heel verstandig.

D e k o p p e n die de filosofie tot nadenken gebruikt

heeft, kan de revolutie naderhand voor alle gewenste

doeleinden afhakken. D e filosofie had echter nooit meer

de k o p p e n kunnen gebruiken, die de revolutie, als zij

aan haar voorafgegaan was, zou hebben afgeslagen.

Laat het u echter niet bang te moede worden, gij

D u i t s e republikeinen; de Dui tse revolutie zal er niet

milder en zachter o m uitvallen, wi j l ze door de Kanti-

aanse critiek, het Fichteaanse transcendentaal-idealisme

of zelfs de Natuur-filosofie werd voorafgegaan. D o o r

deze leerstellingen hebben z ich revolutionnaire krach­

ten ontwikkeld, die slechts de dag verbeiden waarop

zij te voorschijn storten en de wereld met ontsteltenis

en bewondering vervul len kunnen. E r zullen Kantianen

v o o r de dag komen, die ook in de wereld der Ver­

schijnselen van geen piëteit meer zul len wi l len weten,

en onbarmhartig, met zwaard en bi j l de bodem van ons

Europese leven zullen doorwoelen o m ook de laatste

wortelen van het verleden uit te roeien. E r zullen ge­

wapende Fichteanen ten tonele verschijnen, die in hun

wils-fanatisme noch door vrees, noch door eigenbaat te

temmen zi jn; want ze leven i n de geest, ze trotseren de

117

Page 122: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

materie zoals de eerste Christenen die men evenmin,

noch door lichamelijke folteringen, noch door lichame­

lijke genietingen k o n bedwingen; ja, zulke transcenden-

taal-idealisten zouden bij een maatschappelijke omwen­

teling zelfs nog onbuigzamer zijn dan de eerste Chris­

tenen, daar deze de aardse martelingen verdroegen o m

daardoor de hemelse zaligheid te verwerven, de trans-

cendentaal-idealist echter de martelingen zelf voor

ijdele schijn houdt, en in de verschansing van zijn eigen

denken onbereikbaar is. Maar nog verschrikkelijker

dan alles zouden de natuurfilosofen zijn, die handelend

gingen ingrijpen in een Duitse revolutie, en zich met

het verwoestingswerk zelf zouden identificeren. W a n t

zoal de hand van den Kantiaan sterk en zeker toeslaat,

omdat zijn hart door geen traditionele eerbied bewogen

w o r d t ; zoal de Fichteaan moedig elk gevaar braveert,

omdat het v o o r hem in de realiteit helemaal niet be­

staat, — de natuurfilosoof zal daardoor vreselijk zijn,

dat hij z ich met de oorspronkelijke machten der natuur

in verbinding stelt, dat hij de demonische krachten van

het oudgermaanse pantheisme oproepen kan; en dat

de strijdlust in hem wakker wordt , die wij bij de oude

Duitsers vinden, en die niet vecht o m te verwoesten,

noch o m te zegevieren, maar louter o m te vechten.

H e t C h r i s t e n d o m — en dat is zijn schoonste ver­

dienste — heeft die brutale Germaanse vechtlust eniger­

mate gekalmeerd, doch k o n deze niet vernietigen; en

wanneer eenmaal de temmende talisman, het kruis,

Page 123: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

kapotbreekt, dan raast de wi ldheid der oude vechters­

bazen, de onzinnige Berserker woede waarvan de N o o r s e

dichters zoveel te zingen en te zeggen weten, opnieuw

omhoog. D i e talisman is vermolmd, en komen zal de

dag waarop hij jammerlijk ineenstort. D e oude stenen

goden zullen zich alsdan uit het vergeten p u i n ver­

heffen en zich het duizendjarige stof uit de ogen

wrijven, en T h o r met zijn reuzenhamer springt eindelijk

o p en slaat de gothische domkerken stuk.

Wanneer gij dan het spektakel en geraas hoort, past

dan op, gij buurkinderen, gij Fransen, en mengt u niet

in de zaken die wij thuis in D u i t s l a n d voltooien. H e t

zou jullie slecht kunnen bekomen. W a c h t u, het vuur

o p te rakelen; wacht u, het uit te doven. G i j zoudt u

l icht de vingers kunnen verbranden aan die vlammen.

G l i m l a c h t niet over mijn raad, de raad van een dro­

mer, die jullie waarschuwt voor Kantianen, Fichteanen

en Natuurfilosofen. Gl imlacht niet over den fantast,

die in het rijk der verschijnselen dezelfde revolutie

verwacht, welke op het gebied des geestes heeft plaats­

gevonden. D e gedachte gaat vooraf aan de daad, zoals

de bl iksem aan de donder. D e D u i t s e donder is heus

o o k een Duitser en niet zeer soepel, en hij k o m t ietwat

langzaam aangerold; maar komen zal hij, en wanneer

gij het eenmaal hoort kraken gelijk het nog nooit i n de

wereldgeschiedenis gekraakt heeft, weet dan: de Duitse

donder heeft eindelijk zijn doel bereikt.

B i j dit gedruis zul len de adelaars d o o d uit de lucht

119

Page 124: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

neervallen, en de leeuwen in de verste woestijn van

A f r i k a zullen hun staarten intrekken en in hun konink­

lijke holen wegkruipen. E r zal in D u i t s l a n d een stuk

worden opgevoerd, waartegen de Franse R e v o l u t i e

slechts als een onschuldige idyl le zou aandoen.

Thans is het echter tamelijk s t i l ; en gedraagt de een

of ander z ich daar ook ietwat luidruchtig, gelooft toch

niet dat deze eenmaal als echte acteurs zul len optreden.

H e t zijn slechts de kleine honden die in de lege arena

rondlopen en elkaar aanblaffen en bijten, voordat het

uur slaat, waarop de schare der gladiatoren aankomt,

die op leven en d o o d vechten moeten.

E n dat uur zal slaan. A l s op de treden van een amphi­

theater zul len de volkeren z ich o m D u i t s l a n d heen

scharen, o m de grote wedstrijden gade te slaan. Ik raad

jullie, gij Fransen, gedraagt u dan zeer stil, en waarachtig!

wacht u te applaudiseren. W i j zouden u gemakkelijk

kunnen misverstaan en u o p onze onhoffelijke manier

nogal bars tot rust aanmanen. W a n t wanneer wij jullie

vroeger, in onze gemelijk-serviele toestand reeds menig­

maal konden overweldigen, zullen wij er nog veel eerder

toe in staat zijn in de overmoed van onze vrijheidsroes.

G i j weet immers zelf wat men in zulk een toestand ver­

mag, — en gij zijt niet meer in zulk een toestand.

N e e m t u i n acht! Ik meen het goed met u, en zeg

jullie derhalve de bittere waarheid. G i j hebt van het

bevrijde D u i t s l a n d meer te vrezen dan van de hele

heilige Al l iance met alle Kroaten en K o z a k k e n incluis.

Page 125: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

W a n t in de eerste plaats houdt men niet van jullie in

Duits land, wat onbegrijpelijk is, daar gij toch zo bemin­

nelijk zijt en gij u zoveel moeite gegeven hebt o m bij

u w aanwezigheid in D u i t s l a n d tenminste de beste en

schoonste helft van het Duitse v o l k te bevallen. E n al

mocht deze helft dan ook van jullie houden, dan is

het toch juist die helft; die geen wapens draagt en wier

vriendschap u dus weinig baat.

W a t men eigenlijk tegen jullie heeft in te brengen,

heb ik nooit kunnen begrijpen. Eens, in de bierkelder

te Göttingen, gaf een jonge Ouddui tser te kennen, dat

men zich o p de Fransen moest wreken v o o r Konradijn

van Hohenstaufen, dien zij te Napels onthoofd hadden.

G i j hebt di t ongetwijfeld reeds lang vergeten. W i j

echter vergeten niets.

G i j ziet, wanneer ons ooit de lust bekruipt het tegen

u o p te nemen, dan zal het ons niet aan afdoende re­

denen ontbreken. In ieder geval raad ik jullie daarom

o p je hoede te zijn. E r mag in Duits land gebeuren wat

w i l , de kroonprins van Pruisen o f doctor W i r t h mag

er tot heerschappij raken, houdt jullie steeds gewapend,

blijft rustig o p je post staan, het geweer in aanslag. Ik

meen het goed met jullie, en het heeft mij bijna aan het

schrikken gemaakt, toen ik onlangs vernam, dat jullie

ministers van plan zijn Frankrijk te ontwapenen. —

Daar gij, ondanks u w huidige romantiek, geboren

klassieken zijt, kent gij de O l y m p u s . O n d e r de naakte

goden en godinnen die z ich daar bij nectar en ambrozijn

121

Page 126: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

verlustigen, ziet gij een godin die, hoewel door zulk

een vreugde en scherts omgeven, toch nog altijd een

pantser draagt en de helm o p het hoofd en de speer in

de hand blijft houden.

H e t is de godin der wijsheid."

Verbijsterend inderdaad is de waarheid van deze samen­

vattende visie, waarin H e i n e een sluier van de toekomst op­

lichtte voor wie wist te verstaan. T o e n al, meer dan een eeuw

geleden, zag hij als een onafwendbaar noodlot het ontwaken

van het moeilijk bedwongen atavisme der onbeschaafde na­

zaten van H e r m a n n en Thusnelda. Z a g hij het teugelloze van

hun verwoestingsdrang, de geboorte van hun nieuwe leer

die zou zweren bij het „gevaarlijke" leven en die de strijd o m

de strijd z o u verheerlijken. K o m e n d e gebeurtenissen aan­

schouwde hij; het kapotgebroken kruis, omgebogen tot de

haken van een folterrad voor alwie vrij wi lde zijn en vrij

wi lde denken; doodvallende metalen adelaars in de lucht en

bittere gevechten in Afrikaanse woestijnen; een heerschappij

door de meest kleinburgerlijke caricatuur van een doctor

W i r t h , en daarbij een stuk in D u i t s l a n d opgevoerd, dat i n

barbaarsheid ieder denkbeeld overtreft. H e t kan niet anders

of, na dit gevecht op leven en dood, zal het gevaar van een

bevri jd D u i t s l a n d voor E u r o p a toch altijd groter blijken dan

dat door Kroaten en K o z a k k e n of door de jongste Al l iance

der wereldgeschiedenis. G e e n ontwapening zolang zulk een

gevaar niet v o l k o m e n bezworen is, leert de moraal van deze

helaas maar al te levensware fabel.

D e haatdragendheid der Duitsers heeft H e i n e in hetzelfde

122

Page 127: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

geschrift bij herhaling blootgelegd. Z o zegt hij in Boek II:

„Van de haat die bij zulke gelegenheden te voor­

schijn komt, hebt gij Fransen geen begrip. D e Duitsers

zijn echter toch al wraakgieriger dan de Romaanse

volken. D a t k o m t daarvandaan, dat ze idealisten zijn,

ook in de haat. W i j haten elkander niet om uiterlijk­

heden, zoals jullie, bi jvoorbeeld vanwege beledigde

ijdelheid, vanwege een epigram, vanwege een niet be­

antwoorde visitekaart, neen, wij haten bij onze vijanden

het diepste, het wezenlijkste dat in hen is, hun gedach­

t e n ! G i j Fransen zijt l ichtvaardig en oppervlakkig,

evenals in de liefde, zo ook in de haat. W i j Duitsers

haten grondig, duurzaam; daar wij te eerlijk, ook te

onbeholpen zijn om ons met snelle gemeenheid te

wreken, haten wij tot aan onze laatste ademteug."

E n kort daarop — een waarschuwing tegen schone belof­

ten i n de toekomst — nog ter verduideli jking:

„Ik ken, mijnheer, deze D u i t s e rust, zei onlangs een

dame, terwij l ze mij met groot-open ogen ongelovig en

beangst aankeek; ik weet, jullie Duitsers gebruiken

hetzelfde w o o r d voor vergiffenis schenken en vergif­

tigen. E n inderdaad, ze heeft gelijk, het w o o r d v e r ­

g e v e n betekent bij ons beide."

A a n nationale tegenstellingen w o r d t het best de minder­

waardigheid der Teutonen in velerlei opzicht gedemon­

streerd. Besef van vrijheid bezitten zij niet. Daarover stelt

het achtste artikel uit de „Französische Zustande" het vol ­

gende vast:

I23

Page 128: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„De Engelsen hebben, waar het o m handelen gaat,

toch al het voordeel dat zij, steeds bevoegd o m als

vrije mensen zich vrij uit te spreken, over elk vraagstuk

een oordeel gereed hebben. Z i j oordelen als het ware

meer dan zij denken. W i j Duitsers echter, wij denken

altijd; van louter denken komen wij tot geen oordeel;

ook is het niet altijd raadzaam zich uit te spreken; want

de een w o r d t door vrees voor 't mishagen van mijnheer

den Politiedirecteur, de ander door bescheidenheid o f

zelfs sufheid ervan teruggehouden een oordeel te vel­

len. V e l e D u i t s e denkers zijn ten grave gedaald, zonder

over welk groot vraagstuk dan ook een eigen oordeel

uitgesproken te hebben "

H e t gemis aan innerlijke vrijheid o m te oordelen w o r d t

begrijpelijkerwijze door de staat misbruikt o m ook de uiter­

lijke vri jheid te beknotten. T e r zelfder plaatse w o r d t ons

dan ook verte ld:

„Een D u i t s e r met zijn gedachten, zijn ideeën die

zacht zijn als de hersens waaruit ze zijn voortgekomen,

is als het ware zelf slechts een idee, en als deze aan de

regering mishaagt, dan zendt men haar naar een ves­

ting. Z o zaten zestig ideeën te Köpenick gevangen, en

niemand miste ze; de bierbrouwers b r o u w d e n hun bier

zoals altijd; de almanakpersen drukten hun kunstno­

vellen als steeds."

V o o r a l de adel is schuldig aan deze knechting. In een

tussennoot bij artikel negen uit laatstgenoemd werk w o r d t

het uitgesproken:

124

Page 129: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„'t Is echter met de Dui tse adel een heel beroerde

aangelegenheid. A l l e grondwetten, zelfs de beste, kun­

nen ons niets helpen, zolang niet de hele adel tot i n

zijn laatste wortels verstoord is."

H o e langer H e i n e de Fransen kende, van hun sedert de

grote Revolut ie verworven rechten en vrijheden profijt trok,

hoe ongunstiger de vergelijking voor D u i t s l a n d en zijn

bevo lk ing uitviel . D e staat van den burgerkoning Louis

P h i l i p p e was een paradijs vergeleken bij een vaderland dat

door zesendertig grote en kleine despoten geregeerd werd.

D e Fransen, zo betoogt H e i n e in de 9de van zijn Parijse

brieven, waren voor een republikeinse staatsvorm in de wieg

gelegd:

„ D e Duitsers echter verkeren nog niet in dit geval

het geloof aan autoriteiten is bij hen nog niet uitge­

doofd, en niets wezenlijks dringt hen tot de republi­

keinse regeringsvorm. Z e zijn het royalisme nog niet

ontgroeid, de eerbied voor den vorst is bij hen niet

gewelddadig verstoord, ze hebben niet het ongeluk van

een 21ste Januari beleefd, ze geloven nog aan personen,

ze geloven aan autoriteiten, aan een hoge overheid, aan

de politie, aan de heilige drievuldigheid, aan de „Hal-

lesche Literaturzeitung", aan vloeipapier en pakpapier,

maar het meest evenwel aan perkament."

D e reactie is er altijd op uit, verbeteringen v o o r vreemde

import , logische ontwikkelingen v o o r „cultuurbolsjewisme"

uit te maken. In een variant van het begin van artikel I X uit

125

Page 130: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Parijs betoogt H e i n e dit zelfs ten aanzien van de Fransen.

H i j gaat daarbij echter voort :

„In D u i t s l a n d w o r d t hetzelfde valse spel gespeeld,

de verklaring der mensenrechten en der burgerlijke

gelijkheid w o r d t als iets buitenlands, iets Amerikaans

en Frans, iets onduits uitgekreten; een D u i t s e school

verklaart de zaak Germaans gemoedelijker, eiken­

stammig volkser, geheel in de z in van die oereikelvraat-

vnjheid die onze dierbare voorvaderen genoten."

Dezel fde spot, uit vergelijkingen met Frankri jk voortge­

komen, w o r d t voortgezet in het boek over „Die Romantische

Schule", dat een jaar later verscheen, en waarin bij herhaling

het venijnige zinnetje v o o r k o m t :

„ want we doen alles wat ons door onze vorsten

bevolen wordt."

Daar in w o r d t een anti-parallel getrokken tussen de vader­

landsliefde aan beide zijden van de R i j n , en v inden wij de

waarneming geboekstaafd:

„Het patriottisme van den Fransman bestaat daarin,

dat zijn hart v e r w a r m d wordt , door deze warmte zich

uitzet, wijder wordt, dat het niet meer enkel de naaste

verwanten, maar geheel Frankrijk, het hele land der

beschaving, met zijn liefde omvat.

H e t patriottisme van den Dui tser daarentegen be­

staat hierin, dat zijn hart enger wordt , dat het samen­

k r i m p t als leder in de kou, dat hij het buitenlandse

haat, dat hij niet meer wereldburger, niet meer E u r o ­

peaan, maar slechts een bekrompen Dui tser w i l zijn."

126

Page 131: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

T o t in het absurde is de Duitser de mindere van zijn

Westerse nabuur. In hetzelfde boek toch betoogt H e i n e :

„Een Franse waanzin is nog lang niet zo waanzinnig

als een Dui tse ; want i n deze laatste, zoals Polonius

zeggen zou, z i t methode. M e t een ongeëvenaarde pe­

danterie, met een ontzettende nauwgezetheid, met een

grondigheid waarvan een oppervlakkige Franse nar

z ich niet eens een denkbeeld kan vormen, bedreef men

die D u i t s e dolheid."

E n waarin zij bestond, vertelt hij ons in de tweede van

zijn brieven „Ueber die Französische Bühne", die hij in M e i

1837 v a n u ^ e e n d ° r P bij Parijs aan zijn vr iend A u g u s t L e w a l d

schrijft, en die handelt over de comedie en haar typen. H e t

heet daar:

„Met trots mag een Duitser beweren, dat slechts op

D u i t s e b o d e m de narren tot zulk een titanische hoogte

kunnen opbloeien, waarvan een vervlakte, vroeg-onder-

drukte Franse nar geen idee heeft. Slechts Dui ts land

brengt zulke kolossale dwazen voort, wier nnkelkap

tot in de hemel reikt en met zijn geklingel de sterren

vermaakt! Laat ons niet de verdienste van onze lands­

lieden miskennen en buitenlandse narren huldigen;

laat ons niet onrechtvaardig zijn tegen het eigen vader­

land."

Overigens geeft het theaterbezoek H e i n e v o l o p gelegen­

heid o m zich zelfs daar rekenschap te geven van de vader­

landse gebreken, die hij i n zijn derde toneelbrief blijft verge­

lijken met zijn nieuwe omgeving:

127

Page 132: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„In de Dui tse parterre zitten vredelievende staats­

burgers en regeringsambtenaren, die daar rustig hun

z u u r k o o l wensen te verteren, en boven in de loges

zitten blauwogige dochters uit de beschaafde standen,

schone blonde zielen die hun breikous of een ander

handwerkje in het theater hebben meegebracht en lek­

kertjes wi l len dwepen, zonder dat ze een steek laten

vallen. E n alle toeschouwers bezitten die Dui tse deugd

die ons aangeboren of minstens aangeleerd is, namelijk

geduld. O o k gaat men bij ons naar een toneelstuk o m

het spel der comedianten, of zoals wij ons u i t d r u k k e n :

de prestaties der kunstenaars, te beoordelen; en deze

laatsten leveren alle conversatiestof in onze salons en

journalen. E e n Fransman daarentegen gaat naar het

theater o m het stuk te zien en emoties te ontvangen...."

V e e l later pas heeft — ook een D u i t s auteur van Joodse

afkomst — Wassermann geschreven over de „Tragheit des

Herzens" bij een romanheld van bijna mythisch-zuivere

Dui tsheid . E e n kleine eeuw tevoren constateert H e i n e echter

al in bovengenoemde brief:

„Mensen die slechts aan de dag denken, slechts aan

de dag de hoogste geldigheid toekennen en hem daarom

ook met de verbazingwekkendste zekerheid hand­

haven, die begrijpen niet de wijze van voelen van een

v o l k dat alleen een gisteren en een morgen, maar geen

heden heeft, — dat zich bestendig het verleden herin­

nert en bestendig de toekomst vermoedt, maar het

128

Page 133: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

tegenwoordige nooit weet te bevatten, in de liefde

z o m i n als in de politiek.

M e t verwondering bekijken ze ons Duitsers, die

vaak zeven jaren lang tegen de blauwe ogen van onze

geliefde aan smachten, voordat wij het wagen haar

heupen met vastberaden arm te omvatten. Z i j zien ons

met verwondering aan, wanneer wij eerst de hele ge­

schiedenis der Franse R e v o l u t i e met inbegrip van alle

commentaren grondig doorstuderen en de laatste sup­

plementbanden afwachten, voordat wij dit werk in het

D u i t s overbrengen, voordat wij een prachtuitgave van

de Mensenrechten met een opdracht aan den koning

van Beieren verwerken "

O n z e dichter breekt hier zelf af, en onwil lekeurig denken

wij aan de even unieke als onvertaalbare D u i t s e term „Welt-

fremd" en aan den groten zielenarts F r e u d — Jood en Germaan

ook hij! — die steeds opnieuw heeft moeten aantonen dat

„opvoeding tot de realiteit" de enige discipline is die z in

heeft. D o c h neen, in zijn vierde brief mocht Heine, ook voor

vandaag nog, met recht zeggen:

„Het leven van een Dui tser lijkt op een haar dat

door de melk getrokken wordt. Ja, men zou deze verge­

l i jking een nog grotere volmaaktheid kunnen verlenen

door te zeggen: H e t Dui tse v o l k lijkt op een vlecht

van dertig mil l ioen samengevlochten haren, die ziels-

rustig in een grote melkpot rondzwemt."

W a t H e i n e precies daarmee bedoelt, vertelt hij erbij. D e

vergeli jking is niet van hem, maar van een rabbijn. „Aanvanke-

129

•7

Page 134: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

lijk kotste ik een beetje van dit beeld, want niets w e r k t

walgelijker o p mijn maag dan wanneer ik 's morgens bij het

koffiedrinken een haar in de melk v i n d — Ik w i l mij echter

aan dit beeld wennen en zal het bij iedere gelegenheid ge­

bruiken," zegt hij.

D e wereld i n het klein, die het toneel is, weerspiegelt de

wereld in het groot en het ganse leven; de onderscheiden

theaters weerspiegelen de nationaliteiten. Z o leert ons de

zevende brief:

„ W a t ons Duitsers betreft, we zijn eerlijke lieden en

goede burgers. W a t de natuur ons ontzegt, bereiken

wij door studie. Slechts als wij te hard brullen, zijn wij

somtijds bang dat men in de loges zal schrikken en ons

bestraffen, en wij insinueren dan met een zekere slim­

heid, dat we geen werkelijke leeuwen zijn, maar alleen

i n tragische leeuwenhuiden genaaide programma's, en

deze insinuatie noemen wij ironie. W i j zijn eerlijke

lieden en spelen het beste eerlijke lieden. Jubilerende

staatsdienaars, oude Dallner's (een held uit Iffland's

„Dienstpflicht". Vert.) rechtschapen opperhoutvesters

en trouwe bedienden zijn onze lust. H e l d e n vallen ons

zeer zwaar, maar toch kunnen we met ze klaarkomen,

vooral in garnizoenssteden, waar wij goede voorbeel­

den v o o r ogen hebben. M e t koningen zijn wij niet ge­

l u k k i g "

In deze trant gaat H e i n e verder, o m zich o p dezelfde

plaats ook nog over artistieke tekorten te beklagen, die hij,

de grootmeester van de Dui tse taal, juist o p rekening van

130

Page 135: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

die feilloos door hem tot muziek omgetoverde taal schuift:

„Maar o m niet onrechtvaardig te zijn, moeten wij

bekennen, dat het voornamelijk aan de Duitse taal ligt,

wanneer de voordracht o p ons toneel slechter is dan

bij de Engelsen en Fransen. D e taal van eerstgenoem-

den is een dialect, de taal van laatstgenoemden een

voortbrengsel der maatschappij; de onze is noch het

een, noch het ander, en ontbeert daardoor zowel

naieve innigheid als vloeiende gratie; zij is slechts

een boekentaal, een bodemloos fabricaat van schrijvers,

dat wij door het boekhandelsbedrijf van de Leipziger

Messe betrekken.

D e declamatie der Engelsen is overdri jv ing van de

natuur, overnatuur; de onze is onnatuur. D e declamatie

der Fransen is geaffecteerde tiradentoon; de onze is

leugen.

Daar is een gebruikelijk gegrien in onze theaters,

waardoor vaak de beste stukken van Schil ler voor '

mij bedorven zijn; vooral bij sentimentele gedachten

waar onze toneelspelers in een waterig gezingzang weg­

smelten "

G e e n wonder dat wie zulk een openhartigheid aan de dag

legde en het v o l k waartoe hij behoorde zó weinig k o n vleien

bij tijd en wijle, ook de vol le wraak moest ondervinden van

de in hun mateloze ijdelheid gekwetste lijders aan nationale

grootheidswaan. D e zogenaamde „Jongduitsers", met H e i n e

aan het hoofd, werden door den criticus Menzel , met wien

hij eerst bevriend geweest was, openlijk als volksbedervers

131

Page 136: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

aangeklaagd, hetgeen H e i n e in 1835 een algemeen publicatie­

v e r b o d door de Bundesversammlung bezorgde, dat pas

naderhand verzacht werd. H i j heeft hierop gereageerd in zijn

pamflet „Ueber den Denunzianten", waarin zijn toorn over

deze behandeling hem menige harde noot doet kraken, zoals:

„ D e Dui tser springt zelfs voor de slechtste zaak i n

de bres, wanneer hij eenmaal handgeld ontvangen heeft,

of ook maar in een roes zijn bijstand beloofd heeft; hij

vecht dan met een zuchtend hart, maar hij vecht; hoe­

zeer ook een betere overtuiging in zijn borst mag

mopperen, hij kan er toch niet toe besluiten het vaandel

te verlaten "

E n deze, die erbij aansluit, en maar al te bitter is:

„De Duitsers zijn dapper zonder bijgedachten, ze

vechten o m te vechten, zoals ze drinken o m te drinken.

D e Duitse soldaat w o r d t noch door IJdelheid, noch

door roemzucht, noch door onbekendheid met het ge­

vaar in de slag gedreven; hi] stelt zich rustig in 't gel id

op, en doet zijn plicht, koud, onverschrokken, betrouw­

baar. Ik spreek hier van de ruwe massa, niet van de élite

der natie, die op de Universiteiten, deze hogescholen

van de eer, zoal zelden in de wetenschap, dan toch des

te vaker in de gevoelens van mannelijke waardigheid

de fijnste opvoeding ontvangen heeft."

Waarmee H e i n e natuurlijk de opvoeding door „Mensur"

en „Schmisse" bedoelt, die op den buitenlander van vandaag

een even ouderwetse als barbaarse indruk maken. O p n i e u w

132

Page 137: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

k o m t hij in dit geschrift ook o p de redeloze haat tegen de

Fransen terug:

„De meesten onder die Franzosenhaters zijn schel­

men, die zich deze haat met opzet hebben aangeveinsd,

ontrouwe, schaamteloze, oneerlijke, laffe schelmen, die

ontbloot van alle deugden van het Duitse volk, z ich

met deszelfs fouten bekleden, o m zich een schijn van

patriottisme te geven, en i n dit gewaad de ware vrien­

den des vaderlands zonder gevaar te mogen beledigen.

H e t is een dubbel vals spel."

Hieraan voegt hij nog toe:

„Bij de grote menigte is de Franzosenhaat nog

altijd synoniem met vaderlandsliefde; door een geschikt

uitbuiten van deze haat heeft men zo minstens het ge­

peupel op zijn hand "

H o e waar is d i t niet tot i n onze tijd gebleken!

D e psychologie van den Duitser gaat Heine in de jaren

hierop steeds meer bezighouden, en komt soms op de onver­

wachtste plaatsen van zijn werk tot uiting, bijvoorbeeld in

zijn uitgebreide commentaar over „Shakespears Madchen

u n d Frauen" (van 1838) waarin hij naar aanleiding van Helena

over Faust, en naar aanleiding van Faust over actueler dingen

begint te spreken:

„Ik heb het reeds eens gezegd, Johannes Faustus is

de ware vertegenwoordiger van de Duitsers, van het

v o l k dat zijn lust bevredigt in het weten, niet i n het

leven. H o e w e l deze beroemde doctor, de Normaal-

Duitser, eindelijk naar zingenot snakt en smacht, zoekt

Page 138: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

hij het v o o r w e r p van zijn bevrediging geenszins op de

bloeiende weiden der werkelijkheid, maar in de geleer­

de modder van de boekenwereld; en terwijl een Franse

of Italiaanse necromant van Mephistopheles de mooiste

v r o u w van de tegenwoordige t i jd geëist zou hebben,

begeert de Dui tse Faust een v r o u w die al duizenden

jaren geleden gestorven is, en die hem alleen nog maar

als schone schaduw uit Oudgriekse perkamenten tegen­

lacht, — Helena van Sparta! H o e veelbetekenend

karakteriseert dit verlangen het innerlijkste wezen van

het Duitse volk!"

Inderdaad, hoe goed tekent het ook het van de realiteit

vervreemde, de neiging tot romantische regressie bij lieden

die z ich er zo gaarne o p beroemen dat zij de cultuur bevor­

deren, ja, zelfs cultuur-pioniers zijn, en E u r o p a redden van

een terugval in de nacht der tijden. In het gedenkschrift aan

Börne gewijd, w o r d t op een der eerste bladzijden van Boek

I V de rassenkwestie aangesneden en de categorische vraag

gesteld:

„Waar begint de Germaan? W a a r houdt hij o p ?

M a g een Dui tser tabak roken? Neen, beweerde de

meerderheid. M a g een Duitser handschoenen dragen ?

Ja, maar van buffelhuid. (De smerige Massmann nam

het zekere v o o r het onzekere en droeg er helemaal

geen.) Maar bierdrinken mag een Duitser, en hij moet

het zelfs als echte z o o n van Germania, want Tacitus

spreekt heel bepaald van D u i t s e Cerevisia. In de

bierkelder te Gött ingen moest ik eens bewonderen,

134

Page 139: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

met welk een grondigheid mijn oud-duitse vrienden

de verbanningslijsten klaarmaakten voor de dag waar­

o p zij tot heerschappij zouden komen. W i e slechts in

de zevende graad van een Fransman, Jood o f Slaviër

afstamde, w e r d tot ballingschap veroordeeld. W i e

slechts het geringste tegen Jahn o f ook maar tegen oud-

duitse belachelijkheden geschreven had, k o n zich met

de d o o d ver trouwd maken, en w e l met de d o o d door

de bijl, niet door de guillotine, al was deze oorspronke­

lijk een Dui tse u i tv inding en reeds in de middeleeuwen

bekend "

In hetzelfde werk (Boek III) verheft onze dichter weer

eens zijn profetische stem, ditmaal niet in de r ichting van het

Westen , van de Fransen, maar naar het Oosten, naar aanlei­

d i n g van hetgeen de Polen z o w e l van hun Germaanse als

van hun Russische naburen te verduren hadden:

„Voor de Dui tse vrijheidsbelangen van een latere

t i jd behoeft men de populariteit der Polen weinig te

vrezen. A c h neen, wanneer D u i t s l a n d ze eenmaal weer

door elkaar schudt — en deze tijd zal toch zeker komen

— dan zullen de Polen nauwelijks nog in naam bestaan,

ze zul len geheel met de Russen versmolten zijn, en als

zodanig zullen wij elkander weer op daverende slag­

velden ontmoeten en ze zullen voor ons minder

gevaarlijk zijn als vijanden dan als vrienden. H e t enige

voordeel dat wij hun te danken hebben, is de russen-

haat die ze bij ons hebben gezaaid en die st i l voort­

woekerend in het Dui tse gemoed, ons machtig zal

J35

Page 140: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

verenigen wanneer het grote uur slaat, waarin wij ons

te verdedigen hebben tegen dien vreselijken reus, die

thans n o g slaapt en in zijn slaap groeit, zijn voeten ver-

uitstrekkend i n de geurige bloemengaarden van het

Oosten, met het hoofd aanstotend tegen de N o o r d ­

pool , dromend van een nieuw w e r e l d r i j k . . . D u i t s l a n d

zal eens met dezen reus de strijd moeten aanbinden,

en voor dit geval is het goed dat wij de Russen reeds

vroeg leerden haten, dat deze haat in ons w e r d aange­

wakkerd, dat ook alle andere vo lken daaraan deel­

nemen .... d i t is een dienst welke ons de Polen bewijzen,

die thans als propaganda van de Russenhaat over heel

de wereld ronddwalen. A c h , deze ongelukkige P o l e n !

Z i jze l f zullen eens de naaste offers van onze bl inde

toorn zijn, ze zullen eens, wanneer de strijd begint, de

Russische voorhoede vormen, en dan de bittere vruch­

ten genieten van die haat, die zij zelf gezaaid hebben.

Is het de w i l van het noodlot, of is het glorierijke be­

perktheid, welke de Polen er steeds toe doemde zich­

zelf de ergste val en tenslotte het graf te graven

sedert de dagen van Sobieski, die de T u r k e n versloeg,

Polen's natuurlijke bondgenoten, en de Oostennjkers

redde deze ridderlijke d o m k o p ! "

Genoeg. D i t schreef de profeet Heine in 1840. Precies een

eeuw later W i j staan verbijsterd over zoveel polit ieke

helderziendheid en zouden aan een parapsychologische

begaafdheid moeten geloven, als wij niet uit zoveel andere

gegevens wisten, over welke volkspsychologische inzichten

.36

Page 141: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

de dichters, en deze scherpzinnige banneling in het bizonder,

veelal beschikten.

In deze tijd ook liet H e m e de cntiek die hem vervulde,

toch doordringen i n zijn verzen, en zag hij er niet tegen op,

ze ook te publiceren. Slechts een enkele maal tot een geheel

spotdicht uitgebreid, als dit Zeitgedicht X X uit zijn „Neue

Gedichte", dat hij sarcastisch getiteld heeft:

T E R G E R U S T S T E L L I N G

W i j slapen zoals Brutus sliep,

D o c h deze ontwaakte en boorde diep

In Cesar's borst het koude staal!

Romeinen, tyranbeulen allemaal.

Wij zijn geen Romeinen, wij roken tabak,

E e n volk als het onze houdt meer zijn gemak,

E e n volk is groot door de eigen offers;

In Zwaben bakt men de beste poffers.

W i j zijn Germanen, gemoedelijk en koest,

W i j slape'een gezonde plantenroes,

E n als wij ontwaken, dan plaagt ons vaak dorst,

D o c h niet naar het bloed van onzen vorst.

W i j zijn zo trouw als eikenhout,

O o k zijn we als lindenhout zo vertrouwd;

In 't land der eiken en der linden

Z a l men niet licht een Brutus vinden.

E n mocht al een Brutus onder ons leven,

E e n Cesar kwam hij nimmer tegen,

Vergeefs zou hij den Cesar zoeken,

W i j hebben goeie peperkoeken.

W i j hebben zevenendertig u H e r r e n "

('t Is niet teveel) en grote sterren

Draagt elk daar waar zijn hart moet slaan,

D a t 't niet als Cesar hem zal gaan.

18

Page 142: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

W i j noemen hen Vaders, en Vaderland

Z o noemen wij het oude land

Dat erfbezit is van den vorst.

W i j houden ook van zuurkool met worst.

Wanneer onze Vaders wandelen gaan,

D a n blijven wij braaf in de houding staan;

Duitsland die vrome kinderkooi,

Is geen Romeinse moordenaarszooi.

Meestal k o m t een dergelijke ironie meer fragmentarisch

tot uiting, zoals i n de volgende passage van Romanze VII ,

ook opgenomen i n dezelfde bundel, getiteld „Anno 1829", die

de toestand in het Duitse vaderland bezingt:

„Ze eten goed, ze drinken goed,

Zijn blij met al hun mollenvreugd,

E n hun grootmoedigheid is groot

A l s 't spleetje van de armenbus.

Sigaren hangen in hun muil,

E n in de broekzak steekt hun hand;

H u n spijsverteringskracht is goed, —

Kreeg men ze zelf maar verteerd!

Z e handelen in de specerij

Van heel de aard, maar in de lucht

Ruikt men, hun kruiderij ten spijt,

D e rotte schelviszielenstank.

O , zag ik maar het grootste kwaad,

Misdaden, bloedig, kolossaal, —

Alleen hun zatte deugd nooit meer,

E n een solvabele moraal!

H e t berijmd verslag van H e i n e s bezoek aan zijn geboor­

teland, het opzienbarend-bijtende „Deutschland — E m

138

Page 143: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Wintermarchen" zegt naar aanleiding van de doorreis door

de stad A k e n in de D e r d e Z a n g :

„Ik heb in dit vervelend nestje

Een uur lang rondgewandeld,

Z a g weder Pruisische militairen,

D i e zijn niet erg veranderd.

't Zijn van die grijze mantels nog,

M e t hoge, rode kragen —

(Dat rood betekent Fransenbloed,

Z o n g Kórner in vroeger dagen.)

N o g steeds dat houten, pedante volk

D a t kijkt alsof 't een boon is,

In elke beweging, op elk gezicht

de ingevreten kapsones.

O p steltenpoten stappen ze stijf

E n kaarsrecht ingeregen,

A l s hadden zij de stok geslikt

Waarmee ze eens ransel kregen.

Geheel verdween de plak toch nooit,

Z e dragen hem thans vanbinnen;

't Vertrouwlijke „Jij" zal altijd nog

A a n 't oude „ U E " herinneren.

D e lange snor is feitelijk maar

E e n nieuwe soort van haarvlecht;

D e •lecht die eens van achteren hing,

Staat op hun bovenlip kaarsrecht."

Reeds eerder, bij het binnenkomen i n D u i t s l a n d is het

Pruisendom het eerste waaraan de dichter z ich stoot, en

waarvan de Tweede Z a n g aan het slot vertelt:

„Een passagier die naast mij stond,

Liet stilletjes mij weten,

D a t vóór mij de „Preussische Zollverein" was,

D e grote douaneketen.

x39

Page 144: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D e „Zollverein", zo merkte hij op,

Z a l onze volksheid opvoeren,

Zij zal het verbrokkelde vaderland

T o t één geheel weer snoeren.

D e uiterlijke eenheid geeft zi) ons,

D e zogenaamd materiële;

D e geestelijke eenheid schenkt ons de censuur,

D e waarlijk ideële. —

Zij geeft de innerlijke eenheid aan ons,

D e eenheid van hersens en zinnen;

D e eenheid van Duitsland is al wat ons schort,

D e eenheid van buite' en van binnen."

E n weer later, als de dichter m Keulen aankomt, w o r d t

hij hinderlijk aan het verleden herinnerd:

„De vlammen van brandstapels hebben hier

Boeken en mensen verslonden;

D e klokken werden daarbij geluid,

E n Kyrie Eleison gezongen.

Domheid en boosheid boeleerden hier,

Als honden die straten schennen;

't Nakoomlingsgebroed kan men nog vandaag

A a n zijn geloofshaat herkennen."

Z o n d e r l i n g genoeg is in de berengeschiedenis „AttaTroll" ,

die feitelijk als één grote hekeling is o p te vatten, de schimp

en ironie zozeer omkleed en in de parabel schuilgegaan, dat

er maar weinig uit aan te halen valt wat o p den man af de

waarheid zegt, o p de manier van het volgende couplet uit

caput VIII, dat vanuit de berenmentaliteit vaststelt:

„Zelfs de Duitsers, eens de beteren,

Zelfs de zoons van Tuïskion,

Onze neven uit de oertijd.

D i e zijn eveneens ontaarden."

I40

Page 145: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

W e l bli jkt uit de nalezingen die als „Parerga" aan het ge­

dicht zijn toegevoegd, dat H e i n e toch menigmaal duidelijker

heeft w i l l e n zijn, maar z ich later — stellig uit aesthetische

overwegingen — bedacht heeft. Immers in het eerste der

„Parerga" v inden wij als parenthese deze bekentenis:

„Atta T r o l l vertegenwoordigt

Geen dikhuidig-duitse volkskracht,

E n hij grijpt niet allegorisch

M e t zijn klauwen in de tijd in.

Zelfs niet eens een Duitse beer toch

Is mijn held. D e Duitse beren

Zullen steeds als beren dansen,

Echter nooit de ketting breken.

E n in het vierde der „Parerga", waar de dichter over zijn

vaderland spreekt, nog het volgende fragment:

„Daar, in mijn geliefde landstreek

Is het ploertendom in opkomst,

E n er maken veel te velen

Aanspraak op de ploerten-lauweren."

Bij de latere verzen, die welke, het laatst in zijn leven, als

„Gedichte" i n 1853—54 verschenen, treft ons dezelfde ironie:

„Gij Duitsers zijt een heel groot volk,

Dat simpel en toch zo begaafd is!

M e n ziet het jullie waarachtig niet aan,

Dat het buskruit door jullie gemaakt i s ! "

E n i n het daaropvolgende „Erinnerung an Krahwinkels

Schreckenstagen":

„Vreemden, buitenlanders meest,

Zaaiden onder ons de geest

Van opstand. Zulke zondaars, godlof,

Zijn zelden zoons van hier geweest."

141

Page 146: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

H e t meest echter ironiseert hij nog in „Kobes I", het lange

gedicht over een parodistische figuur uit Keulen, die de dich­

ter tot heil van zijn vaderland in 's hemelsnaam maar tot

keizer w i l laten kronen:

„Maar wilt gij toch het keizerschap,

W i l t ge u een keizer wijden,

Gij lieve Duitsers, laat u niet

D o o r geest en roem misleiden.

Verkiest u geen patriciërskind,

Maar kiest u een plebejer;

Kiest niet de vos en niet de leeuw,

Verkiest het domste keesje."

Slechts twee generaties later heeft men H e i n e s smalende

raad maar al te letterlijk en zonder het te weten opgevolgd.

M e t grotere macht dan ooit een keizer bezat, k o n „Kobes I"

de leider des lands worden, en inderdaad:

„Men pochte dat hij nooit studeerde

O p universiteiten,

Maar boeken schreef uit eigen brein

E n zonder faculteiten.

Ja, zijn gehele onwetendheid

Heeft hij zichzelf verworven ;

Geen vreemde kunde en wetenschap

Heeft zijn gemoed bedorven.

Zijn geest zowel zijn denken bleef

Bevrijd van een abstracter

Filosofie — Hij bleef zichzelf!

Ja, Kobes is een karakter.

E n uit zijn mooie ogen ziet

M e n 't steevast traantje glippen;

E n wat een dikke domheid ligt

Bestendig op zijn lippen.

142

Page 147: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Ja, alleen een H e i n e k o n toen al weten, dat de Dui tse

despoot bij uitstek een plebejer z o u moeten zijn, prat gaande

o p zijn „bodemstammige" onwetendheid, schrijver van één

boek der boeken en larmoyante redenaar met krokodi l len­

tranen, autodidactische strateeg, econoom, orde-schepper en

wat al niet meer O o k wat er volgen zou, wist Heine

precies:

W o r d t Kobes Keizer, dan blaast hij vast

D e oudstrijders weer tot leven.

H u n dappere schare zal zijn troon

Als keizersgarde omgeven.

Moge 't hem lusten aan hun spits

Eerst Frankrijk binnen te dringen,

Bourgogne a a n Duitsland terug te geven,

Elzas en Lotharingen . . . ."

W i j kunnen het beamen. „S.A. marschiert " en met de

veroveringen is het nog heel wat verder gegaan. Maar in de

fragmenten waaruit de „Nachlese" van H e i n e s dichtkunst

bestaat, v inden wij een „Antwort" waarvan de slotstrofe lu idt :

„Wij mogen geen victorie trompetten,

Zolang nog sabels dragen onze agenten ;

Het wordt me bang als onze adders liefde kwelen

E n wolf en ezel vrijheidsliederen spelen."

In deze vrees is H e i n e zichzelf gelijk gebleven. Bijna een

kwart eeuw tevoren al schreef hij in artikel I X van de „Fran-

zösische Zustande" over de vrijheidszin van zijn landslieden:

„ N o g altijd, als ik mijn Duitse republikeinen bekijk,

wri j f ik mijn ogen uit en zeg ik tegen mezelf: D r o o m

je misschien ?"

'43

Page 148: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D a t sloeg op de republikeinen van 1830. N a de opstanden

van '48 dacht hij er nog niet anders over. A l l e e n w e r d hij

toen weer gedrongen tot het maken van vergelijkingen,

zoals in zijn opstel „Die Februarrevolut ion 1848" waarin hij

berichtte:

„Gelegenheid had ik hier vo lop, het talent te be­

wonderen dat de Fransen bij de b o u w van hun barri­

caden aan de dag leggen. D e z e hoge bolwerken en

verschansingen, v o o r wier aanleg de D u i t s e „Gründ-

lichkeit" hele dagen nodig zou hebben, worden hier i n

enkele minuten geïmproviseerd."

A a n deze revoltes was de weveropstand te Peterswaldau

en Langenbielau i n Juni 1844 voorafgegaan, en kort daarop,

in de V o r w a r t s van 10 Juli 1844 te Parijs, publiceerde H e i n e

zijn beroemd „Zeitgedicht" getiteld: „Die Schlesischen

W e b e r " . H e t slot daarvan bezit een variant, later onderdrukt,

en luidde toen, bij de eerste spontane publicatie, aldus:

„Een vloek aan 't valse vaderland,

W a a r leugen slechts gedijt en schand,

Waaruit slechts bederf en doodslucht slaat.

Oud-Duitsland, wij weven je hjkgewaad,

W i j weven! W i j weven!"

E n uit dezelfde periode stammen ook verzen als het

X X V s t e „Zeitgedicht", met de aanhef:

„In 't lieve Duitsland daarginds,

Daar groeien veel levensbomen;

Maar lokken de kersen ook nog zozeer,

D e vogelverschrikker verschrikt ons nog meer."

144

Page 149: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Zelfs toen nog gaf de dichter de voorkeur aan zijn balling­

schap. In zijn brieven en berichten over „Politiek, kunst en

volksleven" die hij gedurende een viertal jaren, van 1840—43

schreef, en bijeenbracht onder de naam „Lutezia", berichtte

hij speciaal over zijn medekunstenaars ( L V I ) :

„Dichters worden bij ons als nachtegalen beschouwd,

aan wie slechts de lucht toebehoort; ze zijn rechteloos,

waarlijk vogelvri j !"

Naar aanleiding van Lessing constateerde hij al in Boek I

van „Die romantische Schule":

„Hij bracht het grootste deel van zijn leven in ar­

moede en druk door ; dat is een vloek die op bijna alle

grote geesten van de Duitsers rust, en misschien eerst

door de polit ieke bevri jding opgeheven wordt."

E n nog eerder, in een brief uit Helgoland, gedateerd 1830,

maar pas opgenomen in het werk over Börne, heette het

reeds:

„Als ik maar wist waar ik thans mijn hoofd kan neer­

leggen. In D u i t s l a n d is het onmogelijk. Ieder ogenblik

zou een polit iediender komen aanlopen en mij door

elkaar schudden o m te proberen of ik werkelijk sl iep;

alleen dit denkbeeld bederft mij alle plezier — "

In dit alles bleef de grillige, impulsieve H e i n e zichzelf

toch tot aan zijn d o o d toe gelijk. D e autobiografische „Ge-

standnisse" van winter 1854, uit een van zijn laatste levens­

jaren dus, vermeldt in het v o o r w o o r d :

„Ik heb menigerlei bittere ervaringen opgedaan, en

het oude geloof of bijgeloof aan Dui tse eerlijkheid is

145

Page 150: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

bij mij zeer in de verdrukking gekomen. Ik kan het niet

verhelen dat ik, vooral tijdens mijn o p o n t h o u d in

Frankrijk, heel vaak het slachtoffer van dit bijgeloof

werd. Eigenaardig genoeg, onder de schurken die ik

helaas tot mijn schade leerde kennen, b e v o n d zich

slechts één enkele Fransman en deze schurk was ge­

boort ig uit een van die Dui tse gouwen, die eens aan

het D u i t s e rijk ontrukt, thans door onze Patriotten

terugverlangd worden. M o e s t ik o p de ethnografische

wijze van Leporel lo , een geïllustreerde lijst van de

respectieve spitsboeven opmaken, die mij mijn zakken

leeggerold hebben, dan zouden weliswaar alle be­

schaafde landen talrijk genoeg daarin vertegenwoor­

d i g d worden, maar de zegepalm z o u toch bli jven v o o r

het Vaderland, dat het ongelooflijkste gepresteerd

heeft; en ik zou daarvan een l ied kunnen zingen met

het refrein:

„ D o c h in Duitsland duizend en drie!"

H e t is kenmerkend dat onze D u i t s e schelmen steeds

een zekere sentimentaliteit aankleeft. Z e zijn geen

koude verstandsboeven maar schoften met gevoel. Z e

hebben „Gemüt", ze nemen op de warmste wijze deel

in het lot van hen die zij bestolen hebben, en men kan

ze niet kwijt raken. Zel fs onze voorname handels­

avonturiers zijn geen naakte egoïsten, die slechts v o o r

zichzelf stelen, maar ze wi l len den snoden mammon

verwerven o m goed te doen; in hun vrije tijd, als ze

niet i n beslag genomen worden door hun beroepszaken,

Page 151: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

b.v. door de directie van een gasverlichting der Bo­

heemse wouden, beschermen ze pianisten en journa­

listen, en onder het bontbestikte, in alle kleuren van

de regenboog flonkerend vest draagt menigeen ook

een hart, en in het hart de knagende l i n t w o r m van de

„Weltschmerz".

H e t refrein uit Mozart 's „Don Giovanni" , toegepast o p de

schoften met gevoel — het rechtsgevoel van hun verdragen

en verklaringen, het saamhorigheidsgevoel van hun arbeiders*

deportaties en gedwongen tewerkstelling, verantwoordelijk­

heidsgevoel van hun kuituurkamers e.d,m. — herinnert ons

aan een andere uitspraak van H e i n e in zijn „Ludwig Börne",

waar hij het heeft over:

„Wij arme Duitsers, die helaas geen grappen ver­

staan "

E e n eigenaardigheid die weer ten nauwste samenhangt

met die welke de aanhef van het derde aanhangsel van

„Lutezia" vermeldt :

„Ieder v o l k heeft zijn nationale fouten, en wij D u i t -

sers hebben de onze, namelijk die beroemde langzaam­

heid, wij weten het zeer goed, wij hebben l o o d in de

laarzen, zelfs in de pantoffels."

Z w a a r hebben deze laarzen inderdaad altijd gedrukt op

de grond die zij betraden, eigen evenzeer als vreemde grond.

E n de oorzaak ? In het nagelaten gedicht „Diesseits u n d jen-

seits des Rheins" stelt H e i n e tegenover de liefde, die karak­

teristiek is v o o r de Fransen, het volgende:

147

Page 152: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Maar wij weten hoe het staat,

Wij Germanen, met de haat.

U i t de diepten van 't gemoed ontspringt hij,

Duitse haat! Maar machtig groeit hij.

Zoveel gif als nauwelijks wordt bevat

D o o r het Heidelbergse vat."

N a zijn d o o d heeft men zijn „Gedanken u n d Einfal le"

uitgegeven, waarvan er een tiental gewijd zijn aan de fraaiste

hebbelijkheden der natie waartoe de dichter behoorde.

Sommige van die ondeugden worden daar tot in hun wortels

aangetast. W e e r is het de slaafsheid die in het geding k o m t :

„ D e Dui tser lijkt op den slaaf die zijn meester ge­

hoorzaamt, zonder kluister, zonder zweep, enkel door

het woord, ja door een bl ik. D e dienstbaarheid is i n

hem zelf, in zijn z iel ; erger dan de materiële slavernij is

de vergeestelijkte. M e n moet de Duitsers van binnen

bevrijden; van buiten helpt niets."

V o o r a l de laatste z in kan ons niet levendig genoeg in de

gedachte blijven, en geen vredesverdrag zal van waarde

blijken, tenzij het hiermee rekening houdt. V a n de nationale

gespletenheid was Heine z ich duidelijk bewust:

„Er bestaat geen D u i t s v o l k ; adel, burgerij, boeren

zijn heterogener dan bij de Fransen vóór de revolutie."

H e t Chr is tendom is daar slechts schijn, een opperv lakkig

vernis. Heine zegt hieromtrent:

„In D u i t s l a n d w o r d t het C h r i s t e n d o m tegelijkertijd

i n de theorie en in de feiten ten val gebracht: ontwik­

ke l ing van de industrie en van de welstand."

E n onder de Christenen zelve is het z o :

1 4 8

Page 153: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Het zijn in D u i t s l a n d de theologen die een eind

maken aan O n z e L i e v e H e e r — on nest jamais trahi

que par les siens."

In hun terugval tot het primit ieve wortelt hun actief anti­

semietisme, — ook dit is een „gevoelvol" terugglijden, immers:

„De Jodenhaat begint eerst met de romantische

school, met het plezier in de middeleeuwen, het katho­

licisme, de adel, opgevoerd door de Teutomanen."

D e z e laatsten trachten een nationaliteitsbeset te forceren,

dat waarlijk tot niets leidt en historisch ongefundeerd is :

„De Duitsers werken thans aan de ontwikkel ing van

hun nationaliteit, ze k o m e n daarmee echter te laat.

Wanneer ze haar gereed hebben, zal het nationaliteits­

wezen i n de wereld opgehouden hebben, en ze zullen

ook hun nationaliteit aanstonds weer moeten prijs­

geven, zonder daar, evenals de Fransen of de Britten,

voordeel uit geput te hebben."

Gecamoufleerd hebben ze hun cultuurloosheid, en hun

boeken zijn misleidend, want:

„Slechts i n de literatuur tonen de Duitsers hun ge­

hele taalschat, en de Fransen, daardoor verbl ind, dunkt

het een wonder hoe schitterend wij thuis spreken —

zij hebben er ook geen begrip van, hoe weinig gedach­

ten thuis bij ons in o m l o o p zijn."

Bi j nadere kennismaking echter ontmaskeren zij z ichzelf

onwillekeurig. D e n k aan de emigranten, in zekere z in n o g

het beste deel der natie, die Heine ook lang genoeg in Frank­

rijk meemaakte, o m te kunnen getuigen:

149

Page 154: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„De Duitsers worden, net als het geëxporteerde

bier, niet beter in het buitenland."

Thuis of in den vreemde, overal behouden zij hun hebbe­

lijkheden :

„Gevaarlijke D u i t s e r s ! Z e halen plotsel ing een

gedicht uit hun zak of beginnen een gesprek over

wijsbegeerte."

W a a r zij z ich onbevangen en ongekunsteld gedragen, in

hun huiselijk leven, i n hun intimiteit, is overigens hun ware

aard het best bemerkbaar. E n als hij hierover spreekt, ver­

dwijnt bij Heine elke lach, elke ironie, die anders aan zijn

woorden zoveel luchtigheid geeft. M e t bittere ernst stelt

hij vast:

„Het D u i t s e huwelijk is geen echt huwelijk. D e

echtgenoot heeft geen huisvrouw maar een meid, en

leeft zijn geïsoleerd vrijgezellenleven i n de geest ver­

der, zelfs in zijn familiekring. Ik w i l daarom niet zeggen

dat hij de heer is; integendeel, hij is somtijds slechts de

bediende van zijn meid, en zijn slaafsheid verloochent

hij ook i n huis niet."

Is het niet of wij hier de stem van Nietzsche horen, die

alleen onder slaven en ondermensen tot de conceptie van

zijn „Uebermensch" k o n komen? Stel l ig w e r d hier ook een

der bronnen van alle kwaad aangewezen, een diep-wortelend

gebrek aan beschaving, dat geenszins overeenstemt met wat

maar al te v lot beweerd w o r d t naar aanleiding van het Ger­

maanse gezinsleven en de dito mannelijkheid, die wij zo

goed verpersoonlijkt zagen in de Röhm's en consorten. G e e n

150

Page 155: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

wonder dan ook, dat H e m e reeds in een van zijn Berlijnse

brieven schreef:

„Al wat D u i t s is, werkt op mij als een braakmiddel.

D e Dui tse taal verscheurt mijn oren. Zel fs mijn eigen

gedichten doen mij somtijds walgen, als ik zie dat zij

i n 't D u i t s geschreven zijn Je n'aurais jamais cru

que ces bêtes qu'on nomme Al lemands soient une race

si ennuyante et malicieuse en même temps."

Daarmee is het wel helemaal gezegd. E n als Heine aan het

slot van zijn eerste, uitvoerige testament uitroept:

„Vaarwel ook gij, Dui tse Heimat, land der raadsels

en der smarten",

dan doelt hij zeker o p de raadselachtigheid van zoveel eigen­

waan bij zoveel minderwaardigheid, en o p de smartelijkheid

van alle daar heersende duisternis en verbl inding, die hem zijn

afscheidswens doen besluiten met: „word l i c h t e n gelukkig!"

L a n g hebben wij bij H e i n e stilgestaan. H i j is de critische

geest bij uitstek geweest onder al de vele dichters der Duitse

romantiek, welke gedacht hebben over het lot van hun v o l k

en geleden hebben onder de nationale euvelmoed. D a t juist

hij, evenals Börne, nog verse herinneringen aan zijn herkomst

i n zijn wezen en in zijn uitingen droeg, kan geen toeval zijn.

D e muur die het ghetto omringde, bracht de spottende echo

voort, welke o p de brallende lofreden en inhoudsloze vrij­

heidsliederen van hun tijd volgde. W i j wi l len uit hetzelfde

milieu een derde figuur aan het w o o r d laten, niet alleen o m

H e i n e behalve met een ouderen vr iend — Börne — ook met

151

Page 156: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

een jongeren te flankeren (hoewel ook deze eenmaal met hem

moest breken), doch tevens o m zo geleidelijk in een nieuwer

tijdperk en een iets minder literaire omgeving terecht te

komen.

Bedoeld w o r d t Ferdinand Lassalle, een kwart eeuw jonger

dan Heine, en evenals hij, de zoon van een Joodsen manufac-

tuner, en eveneens tot jurist opgeleid; evenals Börne, iemand

die een nieuwe naam aanneemt en zichzelf als het ware buiten

het jodendom tracht te plaatsen, o m vrijer in zijn maatschap­

pelijke en geestelijke bewegingen te zijn, meer Duitser en

D u i t s staatsburger te kunnen wezen. D i t laatste vooral in

niet geringe mate. Ondanks zijn uitgesproken socialistische

bedoelingen heeft hij i n latere jaren immers nauw genoeg

contact met Bismarck gezocht, zonder dat dit, begrijpelijker­

wijze, tot enig polit iek resultaat leidde. Tenslotte bleef hij

altijd de revolutionair van 1848, zij het o p ietwat dogmatische,

liberale wijze.

H o e dan ook, een scherpe Hegeliaanse geest, minder

dichterlijk en creatief dan de beide voorgangers weliswaar,

maar zeker zo intelligent, en bovendien ontstuimig-actief.

Bij hem treft i n zijn nationale zelfcntiek niet zozeer de Joodse

geestigheid noch zelfs de ironie, en al evenmin het beeldende

of het profetische, maar des te meer het behoedzaam-gefor-

muleerde en toch recht-op-het-doel-afschietende, dat van

evenveel polit ieke visie als civiele scherpzinnigheid getuigt.

D o c h het best kunnen de voorbeelden spreken. In „Der

Italienische K n e g und die Aufgabe Preussens" van 1 8 5 9 , e e n

geschrift dat met zevenjaarspassen vooruit l iep o p het Offen-

152

Page 157: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

sief en Defensief V e r b o n d dat Bismarck met Italië zou

sluiten, stelde Lassalle de rhetonsche vraag:

„Hebben wij nu nog niet genoeg van de rol , die

D u i t s l a n d de hele Middeleeuwen door speelde, door

de andere volken te onderdrukken en — als straf daar­

v o o r ook binnenlands de vrijheid niet te kunnen ver­

werven?"

In zijn opstel over „Herr Bastiat-Schulze v o n Del i tzsch"

dat hij een vijftal jaren later schreef, k l inkt opnieuw dezelfde

vraag, slechts i n een schrillere toonaard:

„En dan die absolute geestelijke versimpeling van

het burgerdom — i n het land van Lessing en Kant,

Schil ler en Goethe, Fichte, Schel l ing en H e g e l ! Z i j n

die geesteshelden werkelijk alleen maar als een zwerm

kraanvogels over onze hoofden heengewiekt? Is van

de reusachtige geestelijke arbeid, is van de innerlijke

wereldrevolutie die zij tot stand brachten, niets, letter­

lijk niets tot onze natie doorgedrongen, en bestaat de

D u i t s e geest werkelijk alleen maar uit een rij eenzame

individuen die, terwijl elk hunner het erfdeel van zijn

voorgangers t rouw aanvaardt, hun eenzame en voor

de natie vruchteloze werk v o l verachting voor hun

tijdgenoten voortzetten ?"

Elders, als hij, zoals in zijn „Arbeiterlesebuch" tot verstand

en hart van de eenvoudige massa tracht te spreken, weet

Lassalle ook inzake de karakteristieke gebreken van zijn v o l k

de juiste toon te treffen, en slaat hij de spijker o p de kop,

met zijn verwijt :

'53 20

Page 158: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Jullie Dui tse arbeiders zijt merkwaardige lieden!

V o o r Franse en Engelse arbeiders moet men bepleiten

hoe men hen uit hun ellendige toestand kan bevrijden;

jullie echter moet men eerst nog bewijzen, dat je je in

een treurige toestand bevindt. Z o l a n g jullie nog een

stuk slechte worst hebt en een glas bier, merken jullie

di t helemaal niet en weet jullie niet, dat je iets ont­

breekt ! D a t k o m t echter van jullie verdomde gebrek

aan behoeften."

Wanneer de hele wereld z ich verbaast hoe een v o l k liever

kanonnen dan boter heeft en liever de knoet van zijn beulen

dan de eigen vingers aflikt, dan heeft Lassalle zeker het recht

o m de massa in zijn land haar „verdammte Bedürfnisslosigkeit"

te verwijten.

In zijn brieven is hij soms niet minder oprecht, ofschoon

hij, al naar den geadresseerde, omzichtiger of diplomatieker

van toon weet te zijn. D i t is reeds het geval i n een brief aan

baron H u b e r t v o n Stücker, wien Lassalle als twintigjarige

schreef, en waarin hij twee vliegen in één klap treft met de

zinsnede:

„De tyrannie van onze wetten w o r d t nog vermeer­

derd door de wil lekeur van onze ambtenaren, die in

alle gevallen waarin de wet hen ertoe vrijlaat en waarin

zij zelf een subjectieve beslissing kunnen nemen, de ty­

rannie van onze wetten nog verscherpen en vergroten."

D e burgerij — met minder vriendelijkheid bejegend dan

de arbeidersmassa — moet het menigmaal in zijn correspon­

dentie ontgelden. In een schrijven aan Büchner, die gelijk

154

Page 159: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

wij elders zagen, op dit gebied ook zijn woordje wist te

doen, ontsnapt aan den jeugdig-ongeduldigen Lassalle de

volgende ontboezeming:

„Wanneer ge w i l t wachten, tot de Pruisische bour­

geoisie haar strijd met de militaire staat heeft uitgestre­

den, dan zult ge ad calendas graecas moeten wachten."

A a n Sophie Sontzeff, die de zaak met buitenlandse ogen

moet gezien hebben, is hij gedwongen toe te geven:

„Het is waar, het ontbreekt mijn vo lk — ik spreek

nu niet van het lagere volk, dat bezit veel grootmoe­

digheid — maar het ontbreekt de D u i t s e aristocraat en

bourgeoisie aan elke zweem van ridderlijkheid."

T e r w i j l de meest polit ieke o p m e r k i n g over deze klasse in

een brief aan Gustav L e w y voorkomt, en lu idt :

„De Duitse bourgeoisie is van alle het minst tot

polit ieke revolutie in staat haar voornaamste prin­

cipe is: alstjeblieft geen revolutie van onder op, dan

nog liever despotisme van bovenaf."

A l w e e r de steevaste critiek op de slaafsheid, die onder­

d r u k k i n g verkieselijker v i n d t dan elke geestelijke of materiële

verantwoordelijkheid. O o k de rechteloosheid moest den

jarenlangen advocaat van gravin Hatzfe ldt bizonder gestoken

hebben; en het is wel tekenend dat hij hierover juist zo uit­

voerig geschreven heeft aan K a r l Marx, aan wien wij op

l i Sept. i860 een brief gericht vinden met deze tirade:

„Je schrijft dat je nu weet dat het van de rechters

afhangt of een i n d i v i d u het nog wel eens tot een p r o ­

c e s kan brengen! Maar beste, wat heb ik je onlangs

155

Page 160: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

een onrecht aangedaan, toen ik in een van mijn brieven

zei, dat je kijk te somber is. Ik leg b e r o u w v o l de hand

o p de borst en neem dat geheel terug. D e Pruisische

justitie schijn je tot o p heden in een nog veel te roze

licht beschouwd te hebben. Ik heb wel geheel andere

ervaringen met deze knapen gehad! — Oef, ik moet

de herinnering daaraan met geweld onderdrukken,

want als ik aan die tienjarige d a g e l i j k s e gerechtelijke

moord, die ik beleefd heb, denk, dan tr i l t het mij als

b loedgolven v o o r de ogen en heb ik het gevoel alsof

ik in een woedeaanval zal stikken. N u , ik heb dat alles

lang onderdrukt en in bedwang gehouden en er is

sindsdien tijd genoeg verlopen o m er koel over te

worden, maar nooit krul t z ich mijn l i p tot een grijnslach

van dieper verachting, dan wanneer ik van rechters en

recht bij ons hoor spreken. Galeiboeven schijnen mij

eerbiedwaardige lieden toe, vergeleken bij onze rech­

ters. Maar nu zal jij ze te pakken nemen, schrijf je! „In

elk geval, zeg je, drukten de Pruisen o p die manier mij

materiaal in handen, waarvan wij de aangename ge­

volgen spoedig zullen merken in de Londense pers!"

Neen, beste vriend, wij zul len helemaal niets merken.

Ik twijfel er we l niet aan, dat jij ze in de Londense pers

aan de kaak zult stellen en vernietigen. Maar m e r k e n

zullen wij n i e t s daarvan, h e l e m a a l n i e t s ; het zal

zijn, alsof jij in 't geheel niet geschreven had. W a n t

Engelse bladen leest men bij ons niet, en zie je, van

onze Duitse bladen zal er ook geen enkel nota van

Page 161: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

nemen, geen enkel ook maar een armzalig woordje er

aan besteden! Z i j zul len wel oppassen! In onze liberale

kranten nog het allermeest. W a a r zullen deze kalfs­

k o p p e n een woordje inbrengen tegen hun allerheiligste

palladium, de „Pruisische rechtersstand", bij welks ver­

melding alleen zij al van verrukking smakken — zij

spreken het w o o r d nooit anders dan met bol le wangen

uit — en van eerbied hun hoofd tegen de aarde slaan!

O , volstrekt niets zul len zij daarvan vermelden, het

van de D o n a u tot de R i j n en zover voorts waar de

„Duitse tong reikt", rustig doodzwijgen! W a t is tegen

deze samenzwering te doen? O , onze pol i t ie is, men

zegge ervan wat men w i l , nog altijd een liberalere in­

stelling dan onze pers!

H o e kan men tegen dit baatzuchtig stilzwijgen,

tegen deze stille samenzwering opkomen? Pas possible!

A a n geweten en schaamte hebben zij niets meer over.

W a t niet in de kraam van hun belangen te pas komt,

daarover memento mori . E e n trappist kan niet stommer

zi jn; toen er nog een censuur en bij ons alles nog naïef

was, toen was het een gouden tijd daarentegen! N u is

de politiegeest en de laagste slaafsheid in de pers zelf

overgegaan, en er is zeker geen polit ie meer tegen haar

nodig, wat zij de „nieuwe persvrijheid" noemen. W a n ­

neer iemand het in zijn hoofd krijgt, toch nog notitie

te nemen van je uiteenzettingen, dan zal het erger zijn

dan wanneer dit niet was gebeurd. W a n t men zal je

iets laten zeggen wat je i n 't g e h e e l n i e t g e z e g d

97

Page 162: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

h e b t , zoals bijv. onlangs de V o l k s z e i t u n g met betrek­

k i n g tot mijn opstel in de „Demokratische Studiën"

klaar heeft gespeeld, iets dat het t e g e n d e e l ervan

heel nabij kwam."

D e z e M a r x aan wien Lassalle het bovenstaande schreef,

vader en evangelist van een nieuw verzet dat een der ergste

nachtmerries van alle toekomstige Dui tse despoten zou

blijken, was eveneens een Jood. O n d e r de later aan te halen

schrijvers zullen wij er nog menigeen aantreffen. Neen, zij

zijn allerminst b l i n d geweest voor de ondeugden van het

v o l k waarmee zij zo ernstig getracht hebben z ich te assimi­

leren. H u n tweeslachtigheid schijnt hen bizonder vaardig

gemaakt te hebben in dergelijke zelfcritiek, — alsof wie op

de loopplank staat, het best beseft hoe broos en kwetsbaar

het schip is, waaraan hij zijn leven w i l toevertrouwen. Z i j

werden en bleven niet minder D u i t s dan de „vrijer" geboren

inwoners van die onderdrukte gouwen. E n toch . . . ondanks

zichzelf herhaalden zij, in alle octaven en ieder op zijn wijze,

Jesaja's w o o r d e n : „ W e e het zondige volk , het v o l k van zware

ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende

kinderen!" Z e l d e n echter heeft men aan deze minder lieflijke

klanken ook de aandacht geschonken die zij verdienden.

158

Page 163: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

E E N V R O L I J K E W E T E N S C H A P

Page 164: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 165: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

r at door de dichters — door de epische nauwelijks

minder dan door de lyrische — meestal met affect, in

bewogen visioenen of in gevoelige uitbarsting, over de hen

omringende wereld gezegd wordt, mogen wij gevoegelijk

evenzeer als de uit ing van goed-gefundeerde overtuigingen

beschouwen, als die uitspraken welke rustig en klaar, in

weloverwogen bewoordingen door geleerden en filosofen

geformuleerd zijn. O o k deze laatsten worden trouwens wei­

eens door hun temperament verleid tot een oprechtheid die

alle opportunisme vergeet, opzettelijk eenzijdig durft zijn,

en v o o r een wijle liever gevoelsargumenten te berde brengt,

dan enkel verstandelijke. H e t is dan ook niet van belang

ontbloot, in de literatuurgeschiedenis over het algemeen na

te gaan, hoe en waar de beroemdste „ondichterlijke" geesten

in hun geschriften instemmen met het koor der muzenzonen

van hun tijd. Z i j vul len elkander immers menigmaal aan, en

juist zoals de dichters vaak de onbewuste dragers van de

wijsbegeerte en geleerdheid hunner omgeving zijn, juist zo

spreken de filosofen dikwij ls met de kunstmiddelen der

dichters — Nietzsche's „Zarathustra" herinnert aan Spitteler

— en gebruiken de geleerden beelden of lyrische ontboe­

zemingen welke strikt genomen tot het domein van de kunst

behoren. A l s overal waar wij met levensuitingen te maken

hebben, zijn ook hier geen grenzen te trekken: de indiv iduen

bli jken veelzijdig en hun gebieden vloeien i n elkaar over.

161

21

Page 166: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

O p het speciale gebied waarop wij hier onze aandacht

richten — dat van de nationale zelfcritiek — is het eveneens

opmerkelijk, hoe evenwijdig de opvattingen van dichterlijke

en van geleerde schrijvers soms lopen. Spaarzamer uiteraard

dan die der dichters, zijn in deze de uitlatingen der wijsgeren

of staatslieden, maar niet minder duidelijk en overtuigend,

zodra zij er eenmaal toe komen dit onderwerp aan te roeren.

M e t enkele vluchtige grepen uit hun werk — korter en wille­

keuriger nog dan dit ten aanzien van de literaire kunstenaars

reeds geschiedde — kan dit worden toegelicht. W a a r ware

geest gevonden wordt, v i n d t men immers ook critiek en

zelfcritiek.

Zeker, een Le ibniz , met wien de Dui tse wijsbegeerte

feitelijk begint, zweeg in dit opzicht in alle talen, vredelievend

van nature als hij was, en zozeer gesteld op het overbruggen

van tegenstellingen, dat hij zelfs de Katholieke en Protestantse

kerken met elkander trachtte te verzoenen, evenzeer als het

belang van den Fransen Z o n n e k o n i n g met dat der Duitse

vorsten. D e vriendschap die hem met sommige van deze

laatsten verbond, heeft hem stellig belet bittere woorden uit

te spreken, toen zelfs een zo t rouw dienaar als hij, in latere

jaren de zwakheid der befaamde „Nibelungentreue" van zijn

hooggeplaatste landslieden leerde kennen. E r was toen wel­

licht nog een zekere mate van aristocratische onafhankelijk­

heid nodig o m openlijk zijn antipopulaire bitterheid de vrije

l o o p te kunnen laten. V a n een „ondergeschikte" k o n zulks

niet verwacht worden, — ook H e g e l speelde dat niet klaar;

het Pruisen dat hij diende was hierin niets verdraagzamer

162

Page 167: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

geworden dan het Brandenburg waaraan L e i b n i z leven en

hart verpand had.

E e n jonge tijdgenoot van L e i b n i z echter, graaf E r n s t v o n

Manteuffel — vroege verwant van de Manteuffels die later

in het midden van de 19de eeuw hun politieke r o l in Pruisen

of hun militair-diplomatieke i n de Frans-Duitse oorlog van

'70 zouden spelen — zulk een man van aanzien en oude adel

had geen reden een blad v o o r de m o n d te nemen. Z o n d e r

een vakgeleerde te zijn, s tond Manteuffel in geregelde corres­

pondentie met Chris t ian Wolf f , den „professor universi

generis humani", die aan de leer van L e i b n i z haar eerste be­

kendheid verschafte. E n i n deze brieven w e r d er heel wat

afgefilosofeerd. D e Universiteitsbibl iotheek van L e i p z i g nu,

bezit een handschrift van Manteuffel — kennelijk niet oor­

spronkelijk voor publicatie bedoeld—waarin wij de volgende

ontboezeming van den graaf tegenkomen:

„Duitsland wemelt van vorsten, van wie drie-kwart

nauwelijks over wat gezond mensenverstand beschik­

ken en de schandvlek en gesel der mensheid zijn. H o e

klein hun landen ook zijn, toch verbeelden zij z ich dat

de mensheid o m hunnentwille is geschapen, als doelwit

ter verwezenlijking van hun zotternijen. T e r w i j l zij

d i k w e r f twijfelachtige geboorte als het middelpunt

van al hun verdiensten beschouwen, achten zij het

overbodig en beneden hun waardigheid, hun geest of

hun hart te ontwikkelen en te vormen. A l s men hen in

actie ziet, zou men haast menen dat zij er alleen maar

waren o m hun medemensen als dieren te behandelen;

.63

Page 168: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

door hun verkeerde manier van doen stoten zij alle

principes omver, zonder welke de mens het niet waard

is een redelijk wezen te heten "

D e z e voor loper van de Dui tse „Aufklarung" spreekt nu

eens niet vanuit een „burgerlijk bewustzijn", maar velt als

aristocraat een vonnis over aristocraten. Z o w o r d t een kleine

eeuw later door Johann G o t t f r i e d Seume, meer dichter dan

filosoof, meer landloper nog dan burger, geoordeeld over zijn

volksgenoten in het algemeen. N i e t zozeer in zijn zwervers-

boeken, waarin hij zijn tochten door Duits land, Rusland,

Z w e d e n en F i n l a n d beschrijft, maar in zijn bespiegelende

aphorismen, die hij in 1806 en '07, dus maar weinige jaren

v o o r zijn d o o d schreef. O o r l o g e n woedden o m hem heen, de

Napoleontische bezetting deed z ich zwaar genoeg voelen.

Desniettegenstaande schreef Seume in een van zijn later als

„Apokryphen" uitgegeven aantekeningen:

„Helaas schijnt thans voor D u i t s l a n d de enige hoop

in de verwoesting te zijn. O n s lijden k o m t niet van

buitenaf, maar van binnen."

E n ernstiger nog k l i n k t de beschuldiging in een latere

notitie vervat:

„Thans zijn de Duitsers pol it iek eindelijk uit hun

tweeslachtig bestaan in de besliste nulliteit gekomen."

H i j ziet deze „entschiedene Nul l i ta t" vooral als een ui t ing

van domheid, en haalt een Engelsman aan, die de mensen

verdeelde in wijndrinkers die schurken, en bierdrinkers die

d o m k o p p e n zijn. D e laatstgenoemden nemen volgens Seume

164

Page 169: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

in D u i t s l a n d toe; en door deze domheid lijden zij heel wat

ongemak:

„ D e Duitsers hebben bij elke gelegenheid een zeer

gewone u i t d r u k k i n g : D a s k a n n i c h g a r n i c h t

l e i d e n ! E n toch is er niets zo slecht, zo in strijd met

het verstand, zo d o m o f laaghartig, wat de Duitsers

sedert vijfhonderd jaren en vooral i n de laatste tijd niet

van binnen en van buiten geleden hebben."

Maar o p echt filosofische wijze weet Seume v o o r l o p i g in

de nationale ellende te berusten:

„Bij de algemene schande en verwarring van het

Dui tse vaderland troost het mij, dat het niet l icht

slechter en onverstandiger kan worden dan het tot­

nogtoe was."

Slechts kort hierop zou een wijsgeer van naam oordelen,

dat het dieptepunt van schande en vernedering bereikt, en

de tijd voor D u i t s l a n d gekomen was, z ich uit de modder

der wereldgeschiedenis op te heffen, en niet alleen zichzelf

te hervinden, maar zelfs een leidende positie in te nemen

onder de volkeren. W i e F ichte noemt, herinnert meteen aan

de „Reden an die deutsche N a t i o n " van 1808, waarin meer

nog dan de wijsgeer, de ethisch-gezinde patriot, ja zelfs de

van geestelijk-imperialistische machtsdromen duizelige Pruis

— al was F ichte een Saksische weverszoon! — aan het w o o r d

is. In het door de Fransen bezette Berli jn hield hij niet zonder

veel gevaar voor zichzelf, deze redevoeringen, die vermoede­

lijk hieraan hun overdri jving o p menig punt te danken

hebben. G e w o o n l i j k w o r d t er te weinig op gewezen, dat

165

Page 170: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

Fichte in latere jaren, met name in zijn „Verhaltnis des U r -

staats z u m Vernunftsreiche" van 1813, toen de gemoederen

al enigszins bekoeld waren, tot heel wat gematigder opvat­

tingen gekomen is.

H a d hij eerst beweerd, dat al het goede D u i t s , al het

slechte buitenlands was, en dat de D u i t s e natie de hoogst-

staande genoemd k o n worden, in 1813 schreef hij, ten vervolge

o p zijn „Reden an die deutsche N a t i o n " een reeks aante­

keningen, bijeengebracht onder de titel „Fragmente zu seinem

politischen Vermachtnis," waarin wij, niet zonder enige blijde

verbazing, kunnen lezen:

„En dat is juist het merkwaardige: het karakter van

andere volkeren is ontstaan door hun geschiedenis. D e

Duitsers hebben als zodanig in de laatste eeuwen geen

geschiedenis E e n rijkere en schitterender geschie­

denis schenkt een steviger volkskarakter; desgelijks,

wanneer men het v o l k méér aan de regering deel laat

nemen, het vrijelijk mee laat oordelen, het niet als een

stomme machine, doch als een bewusten en gewaar-

deerden medewerker gebruikt Ik vrees dat gij

nieuwe haat zaait! U w vorst, zijn schitterende hofstaat,

zijn aanzien en zijn uiterlijke waardigheid, kortom, wat

het ook zij — alles dient hun o m de ijdelheid o p te

wekken. Zel fs de glanzende slavenketenen D u i t s e

nationale trots — waar zou die z ich op hebben moeten

baseren? W e l k e band bestond er dan tussen ons en

welke gemeenschappelijke historie? In de oor log tegen

de T u r k e n waren de Brandenburgers, Saksers en

166

Page 171: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

anderen hulptroepen. In de Franse oorlogen, in de suc­

cessieoorlogen vochten wij gescheiden. D e revolutie­

o o r l o g tenslotte werd vol ledig als oor log v o o r de

vorsten, niet als vo lksoor log beschouwd, ook hier ging

het Duitse rijk al spoedig gescheiden wegen. D e ver­

dere vernietigende gevolgen daarvan voor D u i t s l a n d

liggen duidelijk voor ogen. Z o werden de banden los­

gemaakt — D e literatuur als nationaal verband? W i e

kent dan de literatuur, behalve de geleerde zelf? W i j

verachten elkaar Daarenboven nog de speciale

trekken in de beeltenis van een D u i t s e n vorst — die

o p een anderen monarch nooit zo slaan — vechten voor

een vreemd belang, uitsluitend o m de zelfhandhaving

van zijn huis — soldaten verkopen — het aanhangsel

zijn van een vreemde staat. Z i j n pol it iek is op geen

ander belang gericht dan o p het gedijen en handhaven

van het eigen geliefde huis; de rest laat men aan zich­

zelf over "

F ichte als democraat een even merkwaardig schouw­

spel als F ichte in zijn hoedanigheid van hekelaar van de

Dui tse nationale trots. Maar met N a p o l e o n was het toen dan

ook reeds gedaan, en de opstand van Pruisen een voldongen

feit! D o c h het blijft een van Fichte's grootste verdiensten,

dat hij ook zijn cntische stem liet horen, nog voordat de

nieuwe patriottische tonen van Körner en Rückert door het

land zouden schallen.

E n w i l men aan deze zijde van het protest ook nog de

mening van een staatsman vernemen? Laat het er dan een

1 6 7

Page 172: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zijn van den door N a p o l e o n verbannen minister K a r l v o n

Stein, die gedurende de oor log van 1812 de raadsman van

tsaar Alexander I was, en ook op het W e e n s Congres als zijn

vertrouwensman optrad, al k o n hij daar niet tegen Metter-

nich en zijn Dui tse B o n d op. Oudluthers en traditioneel als

v o n Stein was, is de uitspraak die hij in zijn „Wilnaer Denk­

schrift" van 1812 deed, van te meer betekenis nog, dan indien

zij uit een andere pen gevloeid ware. Categorisch stelt hij

over zijn vaderland vast:

„Een onrustige, tyrannieke, wantrouwende pol i t ie

bewaakt de publieke opinie; literatuur, corresponden­

tie, openbare leerstoelen, alles is aan haar onderworpen;

intieme vertrouwelijkheid, alle banden van vriendschap

worden uiteengerukt, verdrukt, en in dit wijde land

ziet men niets dan ongelukkigen, die met hun boeien

rammelen, en enkele ellendelingen die daar trots op zijn."

G e e n wonder dan ook, dat hij z ich weldra terugtrok, i n

de onmogelijkheid verkerend o m verandering te brengen in

deze toestand, die tot op heden kenmerkend zou bli jven

v o o r de Pruisische vrijheidspractijk.

W a t valt er dan niet te verwachten van Bismarck, den

tweeden groten staatsman die D u i t s l a n d i n de 19de eeuw

voortbracht! H i j die aanvankelijk meer dan wie ook geloofde

aan Pruisische suprematie, daarna een der geniaalste voor­

vechters der groot-Duitse gedachte zou zijn, — de man die

ten vol le munt wist te slaan uit de overwinningen i n de Frans-

Duitse oorlog, en die met zijn Socialistenwetten blijk gaf de

conventionele onverdraagzaamheid van de Germaanse staat

168

Page 173: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

maar al te zeer te huldigen, — hoe stond hij in de meer „on­

bewaakte" ogenblikken van zijn leven tegenover de geaard­

heid van zijn v o l k ?

E r is in Bismarck's correspondentie een epistel van 15 Juli

1862 te vinden, gericht aan R o o n , den toenmahgen minister

van oorlog van koning Fr iedr ich W i l h e l m , die hem, toen

Bismarck nog gezant te Parijs was, in de regering haalde.

D e z e brief behelst de volgende passage:

„Ik ben verbaasd over de polit ieke onbekwaamheid

van onze kamers, en toch zijn wij een zeer o n t w i k k e l d

land; zonder twijfel te zeer; de anderen zijn stellig

ook niet verstandiger dan de b loem van onze klasse­

verkiezingen, maar zij hebben niet dat kinderlijke

zelfvertrouwen, waarmee de onzen hun onbekwame

schaamdelen in vol le naaktheid als voorbeeldig aan het

daglicht brengen. H o e zijn wij Duitsers toch aan de

roep van schuchtere bescheidenheid gekomen? E r is

niemand onder ons die niet vanaf het oorlogvoeren

tot aan het hondenvlooien alles beter verstaat dan de

gezamenlijke onderlegde vaklieden, terwijl er in andere

landen toch velen zijn, die toegeven van menige zaak

minder te verstaan dan anderen, en daarom z ich be­

scheiden gedragen en zwijgen."

Bismarck die zelf eenmaal door Hohenzollern's waanwijs­

heid opzij geschoven zou worden, had toen al — nog tamelijk

aan het begin van zijn staatkundige carrière — alle reden o m

de eigendunk en zelfoverschatting van zijn landgenoten aan

te vallen. Zoals hij later, na successen en overwinningen, ten

169

22

Page 174: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

vol le doordrongen raakte van de noodlott igheid van het

heersende nationale minderwaardigheidsbesef, waaraan hij

i n het eerste deel van zijn „Gedanken u n d Erinnerungen"

deze woorden wi jdt :

„Prinses Augusta heeft uit haar jeugdtijd in W e i m a r

tot aan haar levenseind de indruk bewaard, dat Franse

en nog meer Engelse autoriteiten en personen de in­

heemse overtroffen. Z i j was hierin van echt D u i t s

bloed, dat z ich aan haar onze nationale eigenaardigheid

bewaarheid heeft, die haar scherpste u i t d r u k k i n g v i n d t

in het gezegde: D a t k o m t niet van ver en deugt dus niet.

Ondanks Goethe, Schi l ler en alle andere grootheden

in de Elyzese velden van W e i m a r , was toch deze gees­

telijk uitstekende residentie niet vrij van de druk die

tot op heden o p ons nationaal gevoel heeft gelegen:

dat een Fransman en een Engelsman alleen al door

nationaliteit en geboorte een voornamer wezen is dan

een Duitser, en dat de bijval van de publieke opinie in

Parijs en L o n d e n een waarachtiger getuigenis van de

eigen waarde v o r m t dan ons eigen bewustzijn."

D a t Bismarck zelf door oorlogen en „Rückversiche-

rungen" aan dit nationale minderwaardigheidscomplex v o l o p

heeft trachten tegemoet te komen, is een andere zaak In

ieder geval was hij er zich in zijn laatste levensjaren w e l ter­

dege van bewust.

D e meest eigengereide filosofen van zijn tijd hebben zich

soortgelijke uitspraken veroorloofd. E e n Schopenhauer, die

behoorlijk schelden kon, en heus niet o p universiteitspro-

170

Page 175: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

fessoren o f vrouwen alleen, zag best de hebbelijkheden van

het v o l k waarin hij leefde, ondanks het geestelijk isolement

waartoe hij gedoemd was. In de twaalf jaar dat hij als privaat­

docent aan de universiteit van Berli jn verbonden was, schre­

ven zich in totaal negen toehoorders bij hem in, zodat wij

hem bepaald nog de deugd van zachtmoedigheid moeten

toekennen, wanneer wij in zijn kleinere geschriften lezen:

„Een eigenaardige fout van de Duitsers is, dat zij,

wat voor hun voeten ligt, in de wolken zoeken. Daar­

door worden de duidelijkste, eenvoudigste en ons

onmiddell i jk aangaande levensverhoudingen onbegrij­

pelijk gemaakt, tot groot nadeel van de jonge mensen,

die in zulk een school gevormd worden. Bi j bepaalde

woorden w o r d t de Dui tser helemaal duizelig, hij raakt

in een soort del ir ium en begint z ich te buiten te gaan

aan nietszeggende, hoogdravende frasen."

E e n gewichtige vaststelling, uit de m o n d van een der

grootste wijsgeren der Germanen! E n wat wij in dit opzicht

bij Nietzsche te horen krijgen, overtreft niet alleen alles wat

zijn vakgenoten hebben durven neerschrijven, maar staat

tevens op één lijn met het meest temperamentvolle wat door

dichters, met zulk een scherpe pen als bijvoorbeeld H e i n e

begaafd, aan de Duitsers voor de voeten geworpen is. H e t

was ook onmogelijk dat de man, die heilig aan de geboorte

en toekomst van den Uebermensch geloofde, z ich niet voort­

durend v o l ergernis stiet aan het veelvuldig voorkomen van

„Untermenschen" in zijn naaste omgeving. Maar het was

geenszins bij toeval dat hij de aard van deze laatsten v o l l e d i g

171

Page 176: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 177: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

voedsel — ziedaar het aas waarin zij steeds weer zullen

bijten! W a t betekenen voor hen mannen, die zij uit

hun eigen midden hebben gekozen, — al zijn het de

deskundigste mannen van de practijk — tegenover

schitterende veroveraars "

W e l k een zuivere b l i k sloeg Nietzsche hiermee i n de toe­

komst, en hoe scherp zag hij het verleden, daar waar hij in

h*>t"7<>lfr1<> w < > r l r v a Q r c r ^ l r l p -

zijn en Diijven ongeiuKKig en u u g c u u n g . w a m . ^

m o n wacht maar en haakt naar bevrediging. M e n ont-

neme hun alles, doch bevredige den demon: dan zijn

zij bijna gelukkig — zo gelukkig, als mensen en demonen

maar kunnen wezen. Maar waarom zeg ik d i t alles nog?

7 3

Page 178: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

D o o r het ingrijpen van de „Sicherheits-

dienst" v ie l pagina 172 i n pastei. D o o r d a t

de c o p y in beslag w e r d genomen, was

er geen gelegenheid v o o r rectificatie.

N a de oorlog zal deze pagina echter

worden nageleverd.

Page 179: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

voedsel — ziedaar het aas waarin zij steeds weer zullen

bijten! W a t betekenen voor hen mannen, die zij uit

hun eigen midden hebben gekozen, — al zijn het de

deskundigste mannen van de practijk — tegenover

schitterende veroveraars "

W e l k een zuivere b l i k sloeg Nietzsche hiermee i n de toe­

komst, en hoe scherp zag hij het verleden, daar waar hij in

hetzelfde werk vaststelde:

„Toen de Duitsers v o o r de andere volken van

E u r o p a interessant begonnen te worden — het is niet

al te lang geleden—geschiedde dat door een beschaving,

die zij thans niet meer bezitten, ja die zij met een blinde

hartstocht van zich af hebben geschud alsof het een

ziekte was: en toch wisten zij daartegen niets beters i n

te ruilen dan de polit ieke en nationale waanzin."

W a t hij met dit laatste bedoelde, namelijk de imperialis­

tische staatsidee waarmee het collectieve minderwaardig­

heidsbesef gecompenseerd moest worden, heeft Nietzsche

veel verder in zijn „Morgenröthe" voldoende gepreciseerd,

zeggende:

„Niet nooddurft en niet begeerte — neen liefde tot

de macht is de demon der mensen. M e n geve hun alles,

gezondheid, voeding, huisvesting, ontspanning — en zij

zijn en bli jven ongelukkig en ongedurig: want de de­

m o n wacht maar en haakt naar bevrediging. M e n ont-

neme hun alles, doch bevredige den demon: dan zijn

zij bijna gelukkig — zo gelukkig, als mensen en demonen

maar kunnen wezen. Maar waarom zeg ik dit alles nog?

Page 180: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

L u t h e r heeft het al gezegd, en beter dan ik, in zijn

verzen: N e e m lijf, goed, eer, k i n d en v r o u w ons af

wat deert het ons — het rijk blijft toch onzer! Ja, ja!

H e t „Rijk!"

Vandaar dan ook, dat Nietzsche begonnen is zijn ver­

maningen in dit werk te richten tot:

„een v o l k dat gelovig napraat en slechts bitterloze

bl inde vijandigheid koestert "

E n dat hij het aanraadt:

„de goede gelegenheid te benutten en iets nieuws

te proberen: namelijk iets meer eerlijkheid tegenover

zichzelf te betrachten .. . . een v o l k te worden dat voor­

waardelijk weet in te stemmen en dat welwil lende

tegenstanders leert te zijn, doch in de allereerste plaats

leert, dat het iets belachelijks is, mensen zonder enige

restrictie hulde te betonen."

„Hij wist maar al te goed waar het aan schorte bij de

Duitsers, en toen hij aan den lijve ondervonden had welke

weg een landgenoot dien hij als een der beste vereerde,

gedwongen was te gaan, schreef hij in „Der F a l l W a g n e r "

met zijn reeds bedenkelijk toegenomen heftigheid:

„De Duitsers, de v e r t r a g e r s par excellence in de

geschiedenis, zijn thans het achterlijkste cul tuurvolk

van E u r o p a "

D e z e achterlijkheid vervult hem met verachting voor zijn

landgenoten:

„Zodat ik er thans de voorkeur aan geef, Schopen­

hauer in het Frans te lezen (— hij was een t o e v a l

7 4

Page 181: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

onder Duitsers, zoals ook ik een toeval ben — de

Duitsers hebben geen vingers v o o r ons, zij hebben

trouwens geen vingers, zij hebben slechts klauwen.)"

Veelvuldiger nog en vinniger w o r d t de critiek in „Die

Götzendammerung oder wie man mit dem H a m m e r philo­

sophies ," en de zwaarste mokerslagen komen o p het onbe­

schaamde hoofd van Germania terecht, zodat dit afgodsbeeld

inderdaad begint te wankelen en tot p u i n te vergaan. H i e r

heet het immers lapidair:

„Duitse geest: sinds achttien jaren een contradictio

in adjecto."

E n iets verder weer:

„Goethe is de laatste Duitser, voor wien ik eer­

bied heb."

E n weer iets later, niet zonder veelbetekende raadsel­

achtigheid :

„Ik hoed mij ervoor te zeggen, wat ik over de

Duitsers denk "

H e t blijft niet bij zulke korte uitvallen in de „Götzen­

dammerung". Daarvoor is de obsessie van die nationale

minderwaardigheid te groot geworden.

Nietzsche gaat er in den brede op in, vooral in het ge­

deelte getiteld „Was den Deutschen abgeht," waar het eerste

het beste hoofdstuk al leert:

„ D e Duitsers — eens noemde men hen een v o l k van

denkers: denken zij tegenwoordig eigenlijk nog wel?

D e Duitsers vervelen zich tegenwoordig met de geest,

de Duitsers wantrouwen tegenwoordig de geest, de

175

Page 182: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

polit iek verslijt alle ernst voor werkelijk geestelijke

dingen — „ D e u t s c h l a n d , D e u t s c h l a n d ü b e r alles",

ik ben bang dat dat het einde van de D u i t s e filosofie

was . . . . " Bestaan er D u i t s e wijsgeren? Bestaan er

g o e d e Dui tse boeken ?" w o r d t mij in het buitenland

gevraagd. Ik krijg een kleur, maar met de dapperheid,

die mij ook in wanhopige gevallen niet verlaat, ant­

w o o r d ik : „Ja, Bismarck!" Z o u ik mogen bekennen,

welke boeken er tegenwoordig gelezen worden?

Vermaledi jd instinct der middelmatigheid!"

H e t daaropvolgend hoofdstuk gaat op hetzelfde thema

door en begint aldus:

„ W a t de Dui tse geest zou k u n n e n zijn, wie heeft

daarover geen zwaarmoedige gedachten gehad! Maar

dit v o l k heeft zich bewust verdomd, sedert bijna

duizend jaar: nergens zijn de twee grote Europese

narcotica, alcohol en christendom schandelijker mis­

bruikt. Sinds kort is er nog een derde bijgekomen,

waarmee alleen al een eind gemaakt w o r d t aan alle fijne

en vermetele beweeglijkheid van de geest, de muziek,

onze verstopte en verstoppende muziek — H o e v e e l ver­

drietige zwaarheid, geslagenheid, vochtigheid, kamer­

japon, hoeveel b i e r zit er in de Dui tse intelligentie!"

A a n de Dui tse geest wijdt Nietzsche ook in het hoofdstuk

daarna de vol le aandacht:

„Ik sprak over de Duitse geest: dat hij grover wordt,

dat hij vervlakt. In de grond is het heel iets anders wat

mij aan het schrikken maakt: hoe het steeds meer met

176

Page 183: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

de Dui tse ernst, de Duitse diepte, de Dui tse hartstocht

in geestelijke dingen naar beneden gaat."

Behalve de geest w o r d t ook de cultuur van zijn vaderland

vervolgens door den wijsgeer gehekeld:

„ . . . . H e t ligt niet alleen voor de hand, dat de Duitse

cultuur ten onder gaat, er is ook een duidelijke reden

voor. N i e m a n d kan tenslotte méér uitgeven dan hij

heeft: — dat geldt voor individuen, dat geldt voor

volken. Wanneer men zich uitput v o o r de macht, voor

grote politiek, voor economie, wereldverkeer, parle­

mentarisme, militaire belangen, — dan geeft men het

kwantum verstand, ernst, w i l , zelfoverwinning, dat men

bezit, naar d e z e kant weg en ontstaat een tekort aan

de andere kant. D e cultuur en de staat — laten we ons­

zelf hieromtrent niet bedriegen — zijn antagonisten!

„Cultuur-staat" is niets dan een modern denkbeeld. H e t

ene leeft van het andere, het ene gedijt ten koste van

het andere. A l l e grote perioden der cultuur zijn pol i­

tieke ondergangstijden: wat groot is in de zin der cul­

tuur, is onpolitiek, zelfs a n t i p o l i t i e k geweest."

M e n ziet: Nietzsche beredeneert zijn afwijzing van het

„Deutschtum" voldoende, en k o m t waarlijk niet alleen met

gevoelsargumenten aandragen. H o e scherp hij ook is, hoe

hartstochtelijk menigmaal in zijn uitbarsteningen, men kan

hier moeilijk van een boutade spreken. E l k e gemelijkheid is

hem verre als hij over dit onderwerp begint te handelen. H i j

maakt vlijmende en spitse onderscheidingen, zoals deze, in

het zevende hoofdstuk:

77 2J

Page 184: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Leren d e n k e n : men heeft er o p onze scholen

geen begrip meer van. Zel fs o p de universiteiten, zelfs

onder de eigenlijke geleerden der wijsbegeerte begint

logica als theorie, als praktijk, als h a n d w e r k uit te

sterven. S la er maar eens D u i t s e boeken op na: geen

zweem van herinnering is er meer in te vinden, dat er

een techniek, een leerplan, een w i l tot meesterschap

nodig is o m te denken, — dat denken geléérd moet

worden, zoals dansen geleerd moet worden, als een

s o o r t dansen de stijve logheid van het geestelijk

gebaar, de p l o m p e hand bij het vastgrijpen — dat

is in een dergelijke mate Dui ts , dat het in het buiten­

land zelfs met het Dui tse karakter verwisseld wordt.

D e Dui tser heeft geen v i n g e r s voor „nuances."

D e slotsom waartoe al deze beschouwingen leiden, werd,

tegen haar historise achtergrond, reeds in het vierde hoofd­

stuk van dit deel door Nietzsche aangegeven:

„In de geschiedenis van de Europese cultuur bete­

kent de opkomst van het „Rijk" vóór alles: e e n v e r ­

p l a a t s i n g v a n h e t z w a a r t e p u n t . M e n weet het

al overal: in de hoofdzaak — en dat blijft de cultuur —

komen de Duitsers niet meer in aanmerking. M e n

vraagt: kunt gij ook maar één enkelen geest aanwijzen,

die v o o r E u r o p a m e e t e l t ? Zoals u w Goethe, u w He-

gel, u w H e i n r i c h Heine, u w Schopenhauer meetelde?"

H e t was 1888 toen de wijsgeer dit schreef. E n sindsdien

is er in zijn vaderland weinig of niets ten goede veranderd.

Inderdaad, men weet het al overal: in de hoofdzaak — en dat

1 7 8

Page 185: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

blijft stellig de cultuur — komen de Duitsers niet meer in

aanmerking.

E n let w e l : Nietzsche die zo vaak van zekere zijde als

antisemiet op het tapijt gebracht is, noemt hier onder de vier

voorbeelden van D u i t s e geesten, die w e l voor E u r o p a

meetelden, ook den Jood H e i n e ! Dezelfde Nietzsche schreef

dan ook jaren tevoren — het is te v inden in „Aus den Nach-

lass i88j-'85" — de volgende zin, die in de toekomst op alle

affiches voor toerisme i n D u i t s l a n d als motto verpl ichtend

gesteld zou moeten w o r d e n :

„Een Jood te ontmoeten is een weldaad, gesteld dat

men onder Duitsers leeft."

Reeds w e r d het strijdschrift „Der F a l l Wagner" genoemd,

de aanklacht tegen den supergermaansen componist die zijn

kenmerkend antisemitisme botvierde in het botte boekje

„Das Judentum i n der Musik" . O o k in „Der F a l l W a g n e r "

nu, k o m t Nietzsche herhaaldelijk te spreken over zijn land­

genoten, over hun werkelijkheidsverdraaiïng:

„Maar hier zal niets mij beletten om grof te worden

en de Duitsers een paar harde waarheden te zeggen:

w i e z a l h e t a n d e r s d o e n ? Ik spreek over hun on­

tucht i n historicis. N i e t alleen dat de Dui tse historici

de g r o t e b l i k voor de loop van de waarde van de

cultuur vo lkomen kwijt zijn, dat ze allemaal met elkaar

hansworsten van de polit iek (of van de kerk) z i jn: deze

grote b l i k is zelfs door hen in de ban gedaan. M e n

moet in de eerste plaats „Duits" zijn, „ras" zijn, dan kan

men over alle waarden en waardeloosheden in historicis

179

Page 186: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

beslissen — men stelt ze vast „Duits" is een argu­

ment, „Deutschland, Deutschland über alles" een

principe, de Germanen zijn de „morele wereldorde" in

de wereldgeschiedenis; in hun verhouding tot het im­

perium romanum de dragers der vrijheid, in verhouding

tot de achttiende eeuw de vernieuwers van de moraal,

van de „categorische imperatief" E r bestaat een

rijksduitse geschiedschrijving, er bestaat, vrees ik, zelfs

een antisemietische, — er bestaat een h o f-geschied-

schrijving en H e r r v o n Treitschke schaamt zich niet...."

D e bekende Dui tse geschiedvervalsing, het beruchte „E s

1st n i c h t w a h r " aan de kaak stellen, was wel het minste

wat de oprechte Nietzsche doen kon. D e filosoof werd

intussen geprikkeld tot een verontwaardiging gelijkende op

die der oudtestamentische profeten. E n weldra vervolgt hij

in zijn lust o m grof maar waar — menselijk, al te menselijk

waar — te zijn:

„ — ik gevoel lust, ik voel het zelfs als een plicht,

o m de Duitsers eens te vertellen wat ze allemaal o p

hun geweten hebben. A l l e g r o t e a a n s l a g e n o p d e

c u l t u u r v a n v i e r e e u w e n h e b b e n z i j o p h u n

g e w e t e n ! E n altijd door dezelfde oorzaken, door

hun innerlijkste l a f h e i d voor de realiteit, die ook de

lafheid v o o r de waarheid is, door hun bij hen tot in­

stinct geworden onwaarachtigheid, door „idealisme"....

Nietzsche zelf onderstreepte het bovenstaande, en wijst

evenals zovele anderen voor en na hem, op de Dui tse reali-

teitsangst. A l s dichterlijke filosoof denuncieert hij het Ger-

1 8 0

Page 187: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

maanse „idealisme" even duidelijk als de filosofische dichter

H e i n e het een halve eeuw tevoren deed. E n dan gaat hij

verder in „Der F a l l Wagner":

„ ze hebben daarmee alles wat gekomen is, wat

er nu is, o p hun geweten; de aan cultuur vijandige

ziekte en het onverstand die er nu zijn, het nationalisme,

de névrose nationale waaraan E u r o p a lijdt, de besten­

dig ing van de versnippering in Europa, van de k l e i n e

pol i t iek: zij hebben E u r o p a beroofd van zijn betekenis,

van zijn verstand — ze hebben het in een slop gevoerd."

Profetisch zijn zulke woorden, ook hier weer — E n het

is goed ze nogmaals te horen uitspreken in het aangezicht

der „nationaal-socialistische" redders van Europa, van het

„Neuropa" dat een wanproduct van nationale neurosen had

moeten w o r d e n !

H e t onderwerp laat Nietzsche niet los. H i j begint het

vierde hoofdstuk van dit boek aldus:

„En waarom zou ik niet verder gaan ? Ik hou ervan

de zaken zuiver te stellen. H e t behoort zelfs tot mijn

eerzucht o m als verachter van de Duitsers par excel­

lence geboekstaafd te worden. M i j n w a n t r o u w e n

tegen het Dui tse karakter heb ik al op zevenentwintig-

jarige leeftijd uitgedrukt — de Duitsers zijn voor mij

onmogelijk. A l s ik mij een soort mens voorstel, dat al

mijn instincten in opstand brengt, dan wordt het altijd

een Duitser. H e t eerste waarop ik een mens altijd „test"

is, o f hij gevoel voor distantie in zijn lijf heeft, of hij

overal rang, stand, orde tussen mens en mens ziet, of

I S Ï

Page 188: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

hij o n d e r s c h e i d t : daardoor is men genti lhomme,in

alle andere gevallen behoort men reddeloos tot de

ruime, ach zo goedmoedige categorie van het canaille.

Maar de Duitsers zijn canaille — ach, zij zijn zo goed­

moedig M e n vernedert z ich door de omgang met

Duitsers, de Duitser s t e l t gelijk "

H e t liegt er niet om. E n geen vreemdeling zou, hoezeer

ook getempteerd door dezelfde gedachten, zo ver durven

gaan, ze in zulke krasse termen uit te spreken. Germanus

ipse dixit

N u eens vraagt Nietzsche z ich hier af, en antwoordt hij

zelf:

„Hebben de Duitsers ooit een boek voortgebracht,

dat diepte had ? Zel fs het begrip voor wat er diep aan

een boek is, missen zij."

D a n weer stelt hij op zijn kortaffe, categorische manier

vast:

„De Duitsers missen elk begrip, hoe gemeen zij zijn,

maar dat is de overtreffende trap van gemeenheid, —

ze schamen z ich zelfs niet, enkel maar Duitsers te z i jn . . . .

Z e praten over alles mee, ze houden zichzelf v o o r

beslissend "

E n telkens als hij in deze periode aan W a g n e r herinnerd

wordt, grijpt een soort wanhoop over zijn landgenoten hem

aan. In „Nietzsche contra Wagner. E i n e M u z i k ohne Z u -

kunft" generaliseert hij bovendien:

„De Duitsers hebben zelf geen toekomst "

H e t boek dat hij als zijn hoofdwerk ontworpen had, en

182

Page 189: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

dat hij nooit vol tooien zou, had tot t i tel zul len dragen „Der

W i l l e zur Macht , U m w e r t u n g aller Werte" . D e vol tooide

autobiografie „Ecce H o m o " had tot inleiding daarvan moeten

dienen, en al draagt zij ook sporen van zijn beginnende

waanzin, ook dit werk w o r d t doorgaans ernstig genoeg ge­

nomen o m eveneens voor ons doel in het geding gebracht

te mogen worden, te meer omdat het zowel in beknopte als

in uitvoerige v o r m de oude critiek voortzet en vroegere

thema's nader toelicht. D a t van het cultuurbederf bijvoor­

beeld, in deze uitspraak:

„ Z o ver D u i t s l a n d reikt, bederft het de cultuur."

O f dat van de nationale minderwaardigheid, met de cate­

gorische vaststelling:

„ D e Duitsers zijn tot geen enkel begrip van groot­

heid i n staat."

D a t van de enorme achteruitgang in cultuur, door een

duidelijke scheiding te trekken:

„ W a t men Dui tse musici noemt, de grootsten voor­

op, zijn b u i t e n l a n d e r s , Slaven, Kroaten, Italianen,

Nederlanders — o f Joden; of in het andere geval D u i t ­

sers van het sterke ras, u i t g e s t o r v e n Duitsers, zoals

H e i n r i c h Schütz, Bach en Handel."

E n als het weer over den super-Germaan gaat, een herha­

l i n g van oude klachten:

„ D e arme W a g n e r ! W a a r was hij terechtgekomen ?

W a s hij maar onder de zwijnen terecht gekomen! Maar

onder Duitsers!"

D e eigen aversie w o r d t met klem herhaald:

183

Page 190: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„Zoals ik ben, in mijn diepste instincten vreemd aan

alles wat D u i t s is, zodat alleen al de nabijheid van een

Dui tser mijn spijsvertering vertraagt "

D e man die dit alles schreef, w e r d niettemin door de

Duitsers van 1940 telkens weer als een van hun geliefde

profeten aangehaald, wiens werken — doch stellig z o n d e r

al de hier aangevoerde citaten — in een uniek exemplaar door

den Dui tsen Führer als geschenk van hulde en t rouw aan

zijn Italiaansen collega M u s s o l i n i werden aangeboden. Niet­

temin schreef dezelfde Nietzsche in „Ecce H o m o " kort en

b o n d i g :

„Duits denken, D u i t s voelen — ik kan alles, maar

d a t gaat boven mijn krachten."

O f o m aan zijn verachting nog meer kracht bij te zetten:

„De D u i t s e geest is een indigestie, hij k o m t nergens

mee klaar."

H i j schijnt te stikken in deze atmosfeer:

„De „Duitse geest" is m i j n slechte lucht : ik adem

moeilijk in de nabijheid van deze instinct geworden

onreinheid i n psychologicis, waardoor elk woord, elke

gelaatstrek van een Dui tser z ich verraadt "

H e t fysieke onbehagen dat zij hem bezorgen, spreekt hij

duidelijk genoeg uit in zijn autobiografie:

„Wanneer ik mijn omgang met een paar kunstenaars,

vooral met R i c h a r d Wagner, buiten beschouwing laat,

heb ik geen goed uur met Duitsers doorgebracht

Geste ld dat de diepste geest van a l l e eeuwen onder

Duitsers zou verschijnen, dan zou de een of andere

1 8 4

Page 191: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

redster van het C a p i t o o l van mening zijn, dat haar zeer

onschone ziel o p zijn minst daar eveneens v o o r in aan­

merking k w a m Ik verdraag dit ras niet, waarmee

men altijd in slecht gezelschap is, dat geen vingers

v o o r nuances heeft — wee mij, ik ben een nuance, —

dat geen esprit i n zijn voeten heeft en dat niet eens

kan lopen D e Duitsers hebben wel beschouwd

zelfs helemaal geen voeten, zij hebben alleen maar

benen "

D o c h genoeg over dit boek. E e n zevental jaren tevoren

schreef Nietzsche een werk dat hij noemde „Die fröhliche

Wissenschaft". V o o r zover zijn wetenschap echter het eigen

v o l k betrof, bleek zij verre van vrolijk, en het zegt opzichzel l

al iets van de Dui tse mentaliteit, dat men deze telkens weer

duidelijk in het oog springende zijde van Nietzsche's cul-

tuurcntiek stilletjes gelaten heeft v o o r wat ze was, van al het

andere danig ophef gemaakt heeft, eenvoudig doende alsor

het minder aangename niet bestond. W a t hij in werkelijkheid

als „Untermenschlich" beschouwde is men dwaas genoeg tot

„Uebermenschlich" gaan proclameren.

T o t op het allerlaatst, in „Der Antichrist" , het eerste boek

van het groot opgezette „Der W i l l e zur Macht", en het enige

deel dat ervan gereed kwam, is Nietzsche voortgegaan met

zijn critiek o p het v o l k waartoe hij zo ongaarne behoorde.

H i j schrijft daarin onder nr. 61 nog voor eens en v o o r al:

„ Z e zijn m ij n vijanden, ik beken het, de Duitsers;

ik veracht i n hen alle soorten begnps- en waarde-ver-

warring, een l a f h e i d v o o r ieder rechtschapen ja en

185

14

Page 192: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

neen. Z i j hebben, sinds bijna duizend jaar, alles ver­

troebeld en verward, waar ze met hun vingers aan

raakten, zij hebben alle halfheden — drie-achtsten! —

o p hun geweten, waaraan E u r o p a lijdt, — zij hebben

ook het onzuiverste christendom dat er bestaat, het

ongeneeslijkste, het onweerlegbaarste, het protestan­

tisme o p hun geweten.. . . A l s we het niet klaar kunnen

spelen met het christendom, de D u i t s e r s hebben het

op hun geweten "

Z o v e e l geest en inzicht v i n d t men niet in de woorden

van een bijna-waanzinnige. Maar w i l men met alle geweld

vasthouden aan de oude keukenwijsheid, dat het kinderen

en gekken zijn die de waarheid spreken, dan luistere men

n o g eenmaal naar dit, wat Nietzsche eind O c t o b e r 1888 aan

zijn zuster te Paraguay schreef („Briefe an M u t t e r u n d

Schwester", B d II) en dat bij wijze van epitaaf dit lang niet

volledige materiaal voor een studie over Nietzsche en zijn

volksgenoten moge afsluiten:

„Als men later eenmaal mijn geschiedenis schrijft,

dan moet het heten: „Hij is slechts onder Duitsers

slecht behandeld geworden." H e m e l , hoe wonderli jk

zijn deze Duitsers, en ach! hoe vervelend. G e e n ver­

standig w o o r d dringt meer van daar tot mij door."

A l s voorstander van een persoonlijke en buiten-morele

machtsontplooiing, toonde Nietzsche zich een even fel

bestrijder van het oude christendom als van het nieuw-op-

bloeiende socialisme, dat in mannen als Marx, Engels en

Lasalle zijn grote theoretici vond. O v e r de meningen die de

1 8 6

Page 193: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

laatstgenoemde omtrent het Dui tse v o l k koesterde, werd in

een v o r i g hoofdstuk reeds het nodige gezegd. E n ook een

antipode van Nietzsche als Engels was, liet zich hierover

niet onbetuigd. In een brief die hij in de latere jaren van hun

langdurige vriendschap aan K a r l M a r x richtte, spotte Engels

over het v o l k van „Uebermenschen":

„ — bij deze Pruisen kan men zich op helemaal

niets verlaten, zelfs niet op hun domheid."

Zoals Engels over de nationale domheid viel, zo ergerde

een fijnzinnig historicus en theoloog als E r n s t Troeltsch

zich een paar generaties later over het algemene gebrek aan

vrijheidszin bij de Duitsers, zeggende:

„ D e Duitse vrijheid bestaat hieruit, dat het v o l k z ich

vr i jwi l l ig in elke v o r m aan de regering onderwerpt."

D e moedigsten en onafhankehjksten onder de historici

hebben zo meermalen het hunne gezegd over allerlei ongun­

stige karaktertrekken van hun landslieden. Eer l i jk en onpar­

tijdig criticus als W e r n e r Sombart steeds was, gaf hij nog

in 1938, in zijn prachtige studie „Vom Menschen", deze be­

schouwing:

„Welke geweldige veranderingen in de korte spanne

tijds der laatste honderd tot honderdvijft ig jaren zich

in de „Volksziel" vo l t rokken hebben, treedt bij geen

v o l k zo duidelijk te voorschijn als bij den Duitser.

T e r w i j l zich bijvoorbeeld bij de Fransen een zekere

bestendigheid van het volkskarakter gedurende de

laatste eeuwen laat vaststellen — al is het ook de trek

der onbestendigheid — is de Dui tse aard in de laatste

187

Page 194: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

ti jd tot i n de grond veranderd. W a t van de Duitsers

tot ongeveer het midden van de 19de eeuw gezegd is,

dat is voor ons in deze tijd meestal gewoonweg onbe­

grijpelijk : men denkt dat van een geheel andere mensen­

soort sprake is, als men, o m iets te noemen, het D u i t s e

„individualisme" hoort prijzen."

Merkwaardig is deze vaststelling van een fundamentele

verandering t e n k w a d e in de D u i t s e volksaard; want uit

het aangehaalde voorbeeld blijkt, dat Sombart inderdaad

evenals Nietzsche de tegenwoordige Teutonen als minder­

waardig beschouwt tegenover de Duitsers, in wier midden

nog een Schütz en H a n d e l o f misschien wel een Goethe

leven kon. E e n ander, even onomkoopbaar als schrander

historicus, W e r n e r Hegemann, maakt in de biografie die hij

niet zo lang geleden aan „Friedrich der Grosse" wijdde, een

o p m e r k i n g welke eveneens in deze r icht ing wijst.

Sprekende over de verhouding van den toen nog niet

bepaald „ouden" F r i t z , die weinig meer dan een berekende

schurk was, met de danseres Barberina Campanini , zegt

H e g e m a n n :

„Het is een eigenaardig feit, maar als men vandaag

aan de D u i t s e vrouwen vraagt, waarom zij zoveel van

Frederik den G r o t e houden, geven zij bijna onveran­

derlijk hetzelfde a n t w o o r d : „Hij leefde in zo'n een­

zaamheid !" D i t ontroert hen. A a n de redenen van deze

eenzaamheid stoten zij z ich niet."

Hegemann durft ook de verstrekkende conclusies te

trekken uit de geschiedenis die hij behandelt, en als het ware

188

Page 195: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

haar moraal in de naakste en dwingendste v o r m te gieten.

H e t slot van een der laatste hoofdstukken van zijn „Fried-

rich der Grosze" luidt dan ook:

„Voor de Hit ler ianen is ransel met de stok weer een

essentieel middel van de binnenlandse polit iek ge­

worden. D i t middel dient tegelijkertijd o m te straffen,

te overtuigen en „grootheden" te waarborgen, en het

bezorgt een vrij speciale „eer." D i t alles in de stijl van

Frederik den Grote."

A l s dit dan van hun vermeende historische grootheid

overblijft, dan mogen wij er zeker niet door geschokt wor­

den, dat Spengler enkele jaren na de vrede van Versailles en

Duitsland's nederlaag in het tweede deel van zijn „Untergang

des Abendlandes" bij al zijn geniale gelijkstellingen ook

k w a m tot deze:

„Van Lessing tot H e b b e l , dat w i l zeggen van Ross-

bach tot Sedan."

Dui tse cultuur, dat betekent zelfs hier, bij dezen cultuur-

bespiegelaar: Duitse veldslagen! Z o u een Duitsche eind­

overwinning dan misschien niet identiek zijn met een totale

„Ondergang van het avondland" ?

Laten wij den gewonen intellectueel, den kleineren ge­

leerde als hekkensluiter toe in dit koor van staatslieden en

wijsgeren, dat gemakkelijk in veelvuldiger bezetting zou

kunnen optreden, en luisteren wij tot slot naar wat M e d i z i -

nalrat W . Fuchs, een eerzaam en geleerd medicus, in „Die

Post" van 28 Januari 1912 schreef, en houden wij ons dit voor

gezegd:

189

Page 196: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„ W e l k e mannen steken het hoogst uit in de ge­

schiedenis van de natie ? W i e n omvat de hartslag van

den Dui tser met de gloeiendste liefde ? Goethe, Schiller,

Wagner , M a r x soms? O neen, maar Barbarossa, den

groten Frederik II, Blücher, M o l t k e , Bismarck; de harde

bloedmensen! Z i j die duizenden levens opofferden, zij

zijn het aan wie uit de ziel van het v o l k het zachtste

gevoel, een waarachtig aanbiddende dankbaarheid

tegenstroomt. D e volksgenoot behoedt niets angst-

valliger dan zijn burgerlijke moraal, en desondanks

huldigen zijn heiligste herinneringen den titaan van

de bloeddaad.

D e Dui tser herbergt voldoende nationale fantasie

en genoeg instinct o m het verpersoonlijkte geweld te

vereren. D i e groten worden door het v o l k vergodde­

lijkt, omdat zij er boven uitsteken, omdat zij het, dik­

wijls met barbaarse kurassierslaarzen, aandreven en

dwongen. Steeds weer schoot een wonder G o d s op,

een man die de trage massa aandreef en dwong,

nooit heeft de Dui tse natie z ich aan haar leider ont­

trokken. Maar waar is thans de man die het v o l k weer

over de drempel sleurt, binnen de arena, waarnaar het

heimelijk verlangt! ? Z a l er n o g eens een redder v o o r

ons komen die, als alle groten, niet bang is voor de

doden en niet voor de reputatie van welke laagheid

ook, dan zou dit weldra moeten gebeuren."

E n zie, hij k w a m inderdaad, deze „historisch bedingte";

binnen t w i n t i g jaar na de ontboezeming van den heer M e d i -

N o g

Page 197: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

zinalrat was hij er, de verpersoonlijking van het geweld, het

p r o t o t y p e van den edelgermaan, de drager van heel hun

zelfverblinding, hun minderwaardigheidsgevoel, hun slaafs­

heid. E n telkens zal hij blijven terugkomen, zolang er nog

echte Duitsers zijn

E e n vroli jke wetenschap, zijn ondergang z e k e r te

weten.

In bezet Nederland,

bij de val van C h e r b o u r g

1944

191

Page 198: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 199: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

i

Page 200: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 201: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

I. Pre ludium in as en zak

II. D e grauwe staar

III. H e t G h e t t o antwoordt

IV. E e n vrolijke wetenschap

Page 202: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 203: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 204: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 205: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

„ A l d u s s p r a k Z a r a t h u s t r a " , door F n e d r i c h Nietzsche,

w e r d met de hand gezet uit de Lutet ia van Jan v. K r i m p e n

en tijdens de bezetting door de Duitsers, in het ver­

borgene — in een oplage van 275 exemplaren — ge­

drukt, ergens in Nederland. H e t b indwerk is van

G e r a r d v. Laren, het vignet op de titelpagina

van W i m van W o e r d e n . 250 exemplaren,

genummerd 1—250, werden in de handel

gebracht, terwijl 25, genummerd

I — X X V , gereserveerd bleven voor

de uitgever en zijn vrienden.

D i t is N o .

Page 206: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 207: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 208: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche

i

Page 209: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche
Page 210: Aldus Sprak Zarathoestra - Friedrich Nietzsche