‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers...

120
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2014 2015 ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en audiologie’ Chloé Tierenteyn & Eline Vanderschommen Promotor: Prof. Dr. Kristiane Van Lierde Copromotor: Anke Luyten Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen

Transcript of ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers...

Page 1: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2014 – 2015

‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en audiologie’

Chloé Tierenteyn & Eline Vanderschommen

Promotor: Prof. Dr. Kristiane Van Lierde

Copromotor: Anke Luyten

Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen

Page 2: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie
Page 3: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2014 – 2015

‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en audiologie’

Chloé Tierenteyn & Eline Vanderschommen

Promotor: Prof. Dr. Kristiane Van Lierde

Copromotor: Anke Luyten

Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen

Page 4: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie
Page 5: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

0. Inhoudstabel 1. VOORWOORD ........................................................................................................... 7

2. ABSTRACT ................................................................................................................ 9

2.1 NEDERLANDSTALIG ABSTRACT .................................................................................. 9 2.2 ENGELSTALIG ABSTRACT ........................................................................................ 10

3. LITERATUURSTUDIE ............................................................................................. 11

4. METHODOLOGIE .................................................................................................... 23

4.1 PARTICIPANTEN ..................................................................................................... 23 4.2 EERSTE ONDERZOEKSVRAAG ................................................................................. 24

4.2.1 Dataverzameling en instrumentarium .......................................................... 24 4.2.2 Data-analyse ................................................................................................. 25

4.3 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG................................................................................. 27 4.3.1 Dataverzameling en instrumentarium .......................................................... 27

5. STATISTISCHE ANALYSE ..................................................................................... 29

6. RESULTATEN ......................................................................................................... 31

6.1 ONDERZOEKSVRAAG 1 ........................................................................................... 31 6.1.1 Benoemingstaak ........................................................................................... 32 6.1.2 Spontane spraak en lezen ........................................................................... 50

6.2 ONDERZOEKSVRAAG 2 ........................................................................................... 62 6.2.1 Benoemingstaak ........................................................................................... 62 6.2.2 Spontane spraak en lezen ........................................................................... 84

7. DISCUSSIE EN CONCLUSIE ............................................................................... 101

EERSTE ONDERZOEKSVRAAG ..................................................................................... 101 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG..................................................................................... 102 STERKTES EN LIMITATIES ........................................................................................... 104 SUGGESTIES ............................................................................................................. 107 CONCLUSIE ............................................................................................................... 107

Page 6: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

8. BIBLIOGRAFIE...................................................................................................... 109

9. APPENDICI ............................................................................................................ 111

9.1 APPENDIX I: STANDAARDTEKST IPA ‘DE NOORDENWIND EN DE ZON’ ...................... 111 9.2 APPENDIX II: LIJST MET DOELWOORDEN ............................................................... 112 9.3 APPENDIX III: EVALUATIEFORMULIER .................................................................... 113 9.4 APPENDIX IV: INTERBEOORDELAARSBETROUWBAARHEID ...................................... 116

9.4.1 Consonanten .............................................................................................. 116 9.4.2 Vocalen ....................................................................................................... 117 9.4.3 Diftongen .................................................................................................... 117

Page 7: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

7

1. Voorwoord

Beste lezer

Hierbij presenteren wij u onze masterproef ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij

studenten logopedie en audiologie’. Deze masterproef is geschreven in het kader

van ons afstuderen aan de opleiding ‘Logopedische en audiologische

wetenschappen’ aan de Universiteit van Gent (UZ Gent).

Het onderwerp is door ons gekozen vanuit interesse en passie voor het vak. Door

ons te verdiepen in de articulatie en spraak van de studenten, leerden we onze eigen

competenties beter kennen wat bijdroeg tot onze groei als volwaardige logopedisten.

Het was een eer om gedurende een jaar deel uit te maken van het team en wij hopen

dan ook dat ons werk een bijdrage kan betekenen voor de kwaliteit van de opleiding.

In de eerste plaats willen wij in het bijzonder onze promotor Prof. Dr. Kristiane Van

Lierde bedanken voor haar begeleiding en deskundig advies, alsook voor het kritisch

nalezen van de teksten.

Een tweede woord van dank gaat uit naar Dr. Heidi Buysse, onze copromotor

mevrouw Anke Luyten en mevrouw Veronique Vanhaverbeke voor hun begeleiding

bij het verwerken van de gegevens, de statische analyse, het interpreteren van de

resultaten en het opmaken van de tabellen.

Daarnaast bedanken wij de broers Michiel en Kwinten Bonte, alsook Frank

Tierenteyn en Anita Heyvaerts voor het nalezen van de masterproef en de vertaling

van het abstract.

Uiteraard vergeten we onze vele vrienden, familieleden en ouders niet voor hun hulp

en vooral steun bij het volbrengen van deze opdracht.

Tot slot een dankjewel aan alle studenten die aan dit onderzoek deelnamen. Zonder

hen was deze studie niet mogelijk geweest.

Voor allen hierboven vermeld, een welgemeende dankjewel.

Veel leesplezier.

Page 8: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

8

Page 9: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

9

2. Abstract 2.1 Nederlandstalig abstract

Doelstelling: Het doel van deze pilootstudie was tweeledig. Enerzijds gingen de

onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en

audiologie een evolutie op vlak van spraak (stem, articulatie, ritme) en taal

doormaakten. Anderzijds werd onderzocht of deze studenten in staat waren om hun

eigen spraak aan de hand van een video – opname te analyseren.

Methode: In totaal namen 54 vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en

audiologie (m.a. = 19.5 jaar; 18.6 tot 22.1 jaar) deel aan het onderzoek. Gedurende

het eerste contactmoment werden de spraakstalen (spontane spraak, lezen en

benoemen) van de studenten verzameld. Deze werden vervolgens, volgens een

strikt bepaald evaluatieformulier, geanalyseerd en vergeleken met de resultaten van

de screening in het eerste bachelorjaar. Dit om de doorgemaakte evolutie van de

studenten in kaart te brengen. Tijdens het tweede contactmoment moesten de

studenten hun eigen spraak (stem, articulatie, ritme) en taal aan de hand van de

verzamelde spraakstalen evalueren. Op die manier kregen de onderzoekers een

beeld van de perceptievaardigheden van de studenten.

Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat de meeste studenten een positieve evolutie op

vlak van spraak (stem, articulatie, ritme) en taal doormaken. Toch blijft aandacht voor

een nauwkeurige uitspraak en professionele houding tijdens het spreken

aangewezen.

Het analyseren van de eigen spraak- en taalvaardigheden daarentegen is een

moeilijke opgave. Zelfperceptie blijft echter een absolute prioriteit met het oog op een

verbetering van de eigen spraak en articulatie.

Conclusie: Er kan besloten worden dat een verbetering van de articulatie en stem

optreedt. Toch blijven diverse werkpunten aanwezig. Bovendien dient er extra

aandacht uit te gaan naar het verder uitbouwen van de perceptievaardigheden van

de studenten. Tot slot is het aangewezen om verder onderzoek uit te voeren.

Page 10: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

10

2.2 Engelstalig abstract

Purpose: This pilot project has a twofold goal. On the one hand the researchers

determed the evolution of speech (voice, articulation, rhythm) and language of

female second-year students in the department of speech therapy and audiology. On

the other hand they examined if those students were capable of judging their own

speech using a video recording.

Method: In all 54 female second-year students (m.a. = 19.5 year; 18.6 to 22.1 year)

in the department of speech therapy and audiology took part in the research. During

the first meeting the speech samples (spontaneous speech, reading and labelling)

were gathered. The speech samples were then analysed using a strict evaluation

form and compared to the results of the screening of those students in their first year.

In this way the researchers mapped out the evolution of the students.

At the next meeting the students had to evaluate their own speech and articulation on

the basis of the speech samples. In this way the researchers gained insight in the

perception abilities of the students.

Results: The results revealed that most students evolve in a positive way in terms of

speech (voice, articulation, rhythm) and language. However, it remains important to

pay constant attention to an accurate pronunciation and a professional attitude in the

process of speaking.

Analysing your own speech and linguistic competence turned out to be difficult.

Nevertheless, self-assessment is an absolute priority in order to improve your own

speech and articulation.

Conclusion: Despite the observed positive evolution of articulation and voice, there is

still room for further improvement. Moreover, efforts have to be made in order to

increase the self-assessment abilites of the students.

To conclude, further research into this topic is highly recommended.

Page 11: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

11

3. Literatuurstudie

In het werkveld worden logopedisten regelmatig geconfronteerd met een afwijkende

articulatie bij hun patiënten. Om de kwaliteit van de toegepaste behandeling te

waarborgen, is het noodzakelijk dat de behandelende logopedist in staat is om de

articulatie op een eenduidige manier te evalueren. De therapeut dient te weten wat

verstaan wordt onder een correcte articulatie alsook wat beschouwd wordt als een

afwijkende. Daarbij moet de logopedist op de hoogte zijn van interculturele

verschillen tussen diverse individuen. Bovendien is het van belang dat de logopedist

de eigen werkpunten (zelfreflectie) op vlak van articulatie kan (h)erkennen met het

oog op het hanteren van een optimale articulatie. Een goede logopedist heeft immers

inzicht in de eigen stem, resonantie en articulatie.

De opleiding ‘Logopedische en audiologische wetenschappen’ aan de Universiteit

van Gent (UZ Gent) streeft ernaar om een dergelijk professionele houding al vanaf

het eerste bachelorjaar bij te brengen. Tijdens de lessen ‘Spraak- en

taalvaardigheden’ wordt enerzijds gewerkt op het verkrijgen van een correcte

articulatie. Aan de hand van hoorcolleges alsook groepswerken worden de

verschillende aspecten van een optimale articulatie stap voor stap aangebracht. De

theorie wordt hierbij gekoppeld aan de praktijk door oefeningen. Anderzijds wordt

aan de studenten geleerd hoe zij articulatie eenduidig moeten beoordelen zowel bij

zichzelf als bij anderen. Zelfperceptie vormt immers het uitgangspunt voor een goede

eigen articulatie en is een houding die aangeleerd dient te worden. Daarenboven

vormt het correct kunnen beoordelen van de spraak van patiënten een basisvereiste

voor het uitoefenen van het beroep. De eindcompetenties van deze lessenreeks

omvatten met andere woorden: (1) het kunnen toepassen van een correcte articulatie

in het sociale en professionele leven, (2) weten wat de kenmerken van een

correcte/gestoorde articulatie zijn en (3) vaststellen van een afwijkende articulatie bij

zichzelf en anderen.

Page 12: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

12

Om een individuele opvolging van de studenten mogelijk te maken, worden de

eerstejaarsstudenten aan het begin van het academiejaar uitgenodigd voor een

screeningsonderzoek. Hierbij wordt de articulatie onderzocht aan de hand van

spontane spraak in combinatie met een leestekst en een benoemingstaak. Op die

manier wordt informatie verkregen over het spraakprofiel van de student.

Verschillende componenten worden beoordeeld: ademhaling, spreektempo,

toonhoogte, etc. Op basis van de resultaten van het screeningsonderzoek worden de

geteste studenten al dan niet doorverwezen voor bijkomende logopedie in een

externe setting. De keuze wordt gemaakt om zo spoedig mogelijk een perfecte

articulatie te verkrijgen en moet gezien worden als een vorm van extra ondersteuning

voor de studenten.

De vraag rijst of deze invulling van de lessen ‘Spraak- en taalvaardigheden’ leidt tot

een significante verbetering van de articulatie bij de studenten enerzijds en een

verbeterd waarnemen van de articulatie bij zichzelf en anderen anderzijds.

Om dit tweeluik binnen de articulatie (productie en perceptie) te onderzoeken, wordt

gebruik gemaakt van een tweedelige studie. In een eerste onderdeel wordt de

onderzoeksvraag ‘Is er een evolutie in de spraak (voornamelijk articulatie en stem) bij eerste bachelorstudenten welke nu (academiejaar 2014-2015) in tweede bachelor logopedie en audiologie zitten?’ beantwoord. Hierbij wordt gekeken of de articulatie

van de studenten significant verbeterd is of niet. Om deze vraag te beantwoorden

wordt een vergelijking gemaakt tussen de huidige resultaten en deze verkregen

tijdens het screeningsonderzoek bij aanvang van de opleiding. Op die manier wordt

een duidelijk beeld van de articulatorische vaardigheden van de studenten voor en

na het volgen van de lessenreeks ‘Spraak- en taalvaardigheden’ verkregen en kan

een eventuele evolutie opgespoord worden. Zoals reeds hierboven aangehaald,

dient een goede logopedist niet alleen te beschikken over een nauwkeurige, correcte

articulatie. Daarnaast dient de therapeut in staat te zijn de articulatie van, in eerste

instantie zichzelf, en in een later stadium, de patiënt op een zo objectief mogelijke

manier te beoordelen. Dit wordt in het tweede luik van de studie onderzocht.

Page 13: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

13

Hierbij wordt de onderzoeksvraag ‘Kunnen de studenten hun eigen spraak analyseren aan de hand van een video-opname?’ onder de loep genomen. Op die

manier kunnen de perceptievaardigheden van de participanten worden nagegaan. Er

wordt geëvalueerd in hoeverre de studenten in staat zijn hun eigen stem te

analyseren en beoordelen.

In wat volgt wordt de relevante literatuur met betrekking tot de huidige studie

besproken.

In de studie van Masterson, Bernhardt, & Hofheinz (2005) werd het gebruik van

spontane spraakstalen, bij het evalueren van fonologische vaardigheden, vergeleken

met het gebruik van gedeeltelijk geïndividualiseerde woordenlijsten. Het onderzoek

werd uitgevoerd bij twintig kinderen (m.a. = 5.08; 3.0 – 10.5). Voor de woordenlijsten

werd gebruik gemaakt van CAPES1. Uit deze studie bleek dat het gebruik van

dergelijke woordenlijsten helpt bij het fonologisch evalueren van de spraak van de

proefpersonen. Spontane spraakstalen bleven echter noodzakelijk voor wat betreft

het beoordelen van de prosodie, spraakverstaanbaarheid en andere aspecten van de

taal. Dit tweedelig design voor het beoordelen van de articulatie wordt binnen de

huidige studie, waarbij de onderzoekers opteren voor een gestandaardiseerde

woordenlijst, gerespecteerd.

Bij het beoordelen van de articulatie van diverse sprekers botsen de onderzoekers

op problemen wat betreft de eenvoud, accuraatheid en objectiviteit van de

beoordeling. Zo toonde de studie van Heald & Nusbaum (2014), bij 46 volwassen

luisteraars (m.a. = n.a.; 18.0 – 26.0), aan dat het zien van het gezicht van de

sprekers (audiovisuele opname) het proces van woordherkenning versnelde. Bij

verandering van spreker daarentegen werd dit proces vertraagd doordat de

luisteraars meer tijd besteedden aan het identificeren van de verschillende sprekers.

1 Computerized Articulation and Phonology Evaluation System; Masterson & Bernhardt (2001)

Page 14: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

14

Daarnaast worden onderzoekers tijdens de spontane spraak geconfronteerd met

deleties van diverse klanken. Zo is deletie van de finale /t/ in woorden een fenoneem

dat regelmatig optreedt in de Germaanse talen. Duitstalig onderzoek (Zimmerer &

Reetz, 2014) naar de wijze waarop een luisteraar omgaat met deze verdwenen

fragmenten toonde aan dat de veertien luisteraars (m.a. = 24.9; 20.0 – 34.0) slechts

in 45% van de gevallen in staat zijn de /t/ te reconstrueren. Daarbij trad wel een

leereffect op waarbij het identificeren steeds accurater gebeurde. Bij het

reconstrueren maakten luisteraars gebruik van de fonologische fijnstructuur van de

taal, al speelden andere factoren eveneens een rol. De toegepaste strategieën

bleken taalspecifiek te zijn.

Het percipiëren en beoordelen van de articulatie blijft een subjectief proces beïnvloed

door diverse factoren zoals de ervaring, deskundigheid alsook het taalgevoel van de

onderzoekers.

De subjectiviteit in het beoordelen van de articulatie werd eveneens aangetoond in

de studie van Chan & Yiu (2002). Zij onderzochten of ‘anchors’2 bijdroegen tot het

verbeteren van de betrouwbaarheid van perceptuele stemevaluatie.

Daarnaast werd het effect van een systematische training - op de betrouwbaarheid

van de evaluatie van de stemkwaliteit - nagegaan. In totaal namen 28 volwassenen

(m.a. = 20.7; 19.0 – 22.0) deel aan de studie.

Onderzoek wees uit dat de ‘anchors’ bestaande uit gesynthetiseerde spraakstalen in

combinatie met training effectiever zijn dan de combinatie training met natuurlijke

spraakstalen bij het verbeteren van de betrouwbaarheid in het beoordelen van de

perceptuele roughness en breathiness.

In de studie van Van Lierde, et al. (2011), bij 119 vrouwelijke studenten (m.a. = 18.7;

18.2 – 21.3), werd onderzocht in hoeverre een opwarmingsprogramma van de stem

bijdraagt tot het verbeteren van de objectieve stemkwaliteit, in het bijzonder de

intrinsieke en extrinsieke laryngeale spieren.

2 Natuurlijke en/of gesynthetiseerde spraakstalen

Page 15: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

15

Uit de resultaten bleek dat na een opwarmingsprogramma van de stem, de DSI3-

waarde en de fundamentele frequentie significant toenamen en er een verbetering

van de vocale prestaties was. Het belang van dergelijke opwarmingsoefeningen

wordt in de huidige studie meegenomen.

In het eerste luik van het huidig onderzoek wordt de evolutie voor wat betreft de

articulatie en stem bij tweede bachelorstudenten logopedie en audiologie

bestudeerd.

In een eerdere studie van Van Lierde, et al. (2011) werd de impact van een

voorafgaand infomoment omtrent stem en spraak op de spraakvaardigheden van

toekomstige logopediestudenten nagegaan. Uit de resultaten bleek dat de 71 vooraf

geïnformeerde studenten (m.a. = 18.8; 17.5 – 22.1) objectief en subjectief een betere

stem hadden in vergelijking met de 83 studenten (m.a. = 18.6; 17.1 – 22.0) die deze

informatie niet gekregen hadden. Zo vertoonden de participanten in de controlegroep

significant meer risicofactoren voor stemmisbruik en -klachten.

In navolging van dit onderzoek werd besloten de infosessie als standaard

introductiemoment aan beginnende logopediestudenten aan te bieden.

Daarnaast werd eveneens door Van Lierde, et al. (2008) onderzoek verricht naar de

vocale kwaliteit, risicofactoren en aanwezigheid van stemklachten en/of

lichaamspijnen bij 197 toekomstige Vlaamse logopediestudenten (m.a. = 20.0; 17.3 –

38.5) gedurende de vierjarige opleiding. Uit de studie bleek dat logopediestudenten

een borderlinescore behalen voor wat betreft de stemkwaliteit (DSI = +1.8). Daarbij

werd er geen evolutie van de stem doorheen de opleiding waargenomen.

Risicofactoren en stemklachten werden door 29% (57/197) van de deelnemers

gerapporteerd. Tot slot gaf 93% (183/197) aan te kampen met lichaamspijnen tijdens

en/of na het spreken.

In de huidige studie worden uitsluitend de articulatorische vaardigheden van de

tweede bachelorstudenten onder de loep genomen. De bevindingen uit

bovenvermelde studies worden hierbij in acht genomen.

3 Dysphonia Severity Index

Page 16: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

16

Zoals eerder vermeld bestudeert de huidige studie de evolutie voor wat betreft de

articulatie en stem bij tweede bachelorstudenten logopedie en audiologie.

In een studie van Amir, Primov-Fever, Kushnir, Kandelshine-Waldman, & Wolf (2013)

werden de stemkarakteristieken bij 79 eerstejaarsstudenten (m.a. = 24.5; 21.0 –

32.0) van de opleiding ‘Acteren’ onderzocht aan de hand van verschillende

evaluatiemiddelen. Het onderzoek wees uit dat er enkele verschillen waren tussen

beide groepen (met en zonder laryngeale problemen). Op vlak van gender werden

geen significante verschillen geobserveerd.

In het tweede luik van de huidige studie worden de perceptievaardigheden van de

studenten beoordeeld. Er wordt nagegaan in hoeverre zij in staat zijn hun eigen

articulatie en stem correct te evalueren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de

opnames van hun eigen spraakstalen.

In de studie van Shuster & Durrant (2003) werd onderzocht hoe luisteraars hun eigen

stem ervaren en hoe het gebruik van een laagdoorlaatfilter een invloed heeft op de

vertrouwdheid en herkenning van de eigen stem. Het onderzoek wees uit dat door

het gebruik van een dergelijke filter (DAF4) de achttien luisteraars (m.a. = 23.1; 21.0

– 34.0) meer geneigd waren de gehoorde stem als die van zichzelf aan te wijzen.

Bijgevolg kan het gebruik van een laagdoorlaatfilter bijdragen tot een verbeterde

waarneming van de eigen geproduceerde spraak.

Bij het beoordelen van de spontane spraak alsook het lezen wordt in de huidige

studie rekening gehouden met een belangrijk aspect van de spraak, namelijk de

intonatie. In de studie van Vicenik & Sundara (2013) werd nagegaan of Amerikaans-

Engels sprekende volwassenen in staat zijn om hun moedertaal van een prosodisch

vergelijkbare taal (in dit geval Duits) te discrimineren. Daarnaast werd onderzocht of

deze volwassenen hun moedertaal kunnen onderscheiden van een dialect

(Australisch-Engels), dat niet behoort tot de moedertaal, wanneer segmentele

informatie niet beschikbaar is. Men ging na welke types prosodische informatie

hiervoor noodzakelijk zijn. Bij alle onderdelen van de studie namen telkens acht

volwassen luisteraars (m.a. = n.a.) deel. Het onderzoek wees uit dat er bij het

vergelijken van Amerikaans-Engels met Duits enkel toonhoogtecues nodig waren.

4 Delayed Auditory Feedback

Page 17: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

17

Dit in tegenstelling tot de vergelijking tussen Amerikaans-Engels en Australisch-

Engels waarbij toonhoogtecues en ritmische timingcues niet voldoende waren maar

toch bijdroegen tot de classificatie tussen beide dialecten. Bij taaldiscriminatie heeft

intonatie een belangrijke rol die niet genegeerd kan worden.

In het onderzoek van Shuster (1998) werden 26 kinderen en adolescenten (m.a. =

9.1; 7.1 – 13.1) die geen correcte /r/ konden produceren, net zoals de studenten uit

de huidige studie, onderworpen aan een luistertaak. Deze bestond uit 200 woorden

die een /r/ bevatten. Uit de resultaten kwam naar voor dat de subjecten een

significant slechter oordeel gaven wanneer ze hun eigen incorrecte /r/ beoordeelden.

Wanneer zij hun eigen ‘correcte’ (bewerkte) producties van /r/ evalueerden, konden

zij met meer succes beslissen of de /r/ correct geproduceerd was, in vergelijking met

het benoemen van de identiteit van de spreker. Hieruit kon besloten worden dat er

een relatie bestaat tussen spraakperceptie en -productie bij sommige sprekers met

een fonologische stoornis.

In de huidige studie komen twee onderzoeksvragen aan bod. De eerste onderzoeksvraag peilt naar een eventuele evolutie die

tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie doormaken. De vraag luidt: ‘Is er een evolutie in de spraak (voornamelijk articulatie en stem) bij eerste bachelorstudenten welke nu (academiejaar 2014-2015) in tweede bachelor logopedie en audiologie zitten?’ Voorafgaand aan de studie vermoeden de onderzoekers dat er een positieve

evolutie bij de studenten merkbaar zal zijn. Dit door de studenten een jaar lessen,

begeleiding op school (tijdens de praktijklessen van het vak) en/of externe logopedie

te laten volgen.

Page 18: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

18

De tweede onderzoeksvraag ‘Kunnen de studenten hun eigen spraak analyseren aan de hand van een video-opname?’ gaat de beoordelingscapaciteiten van de

studenten na.

Verwacht wordt dat, gezien de complexiteit van de taak, het merendeel van de

studenten hier niet in zullen slagen. De hypothese wordt mede ondersteund doordat

bepaalde stoornissen en vakterminologie pas later in de opleiding aan bod komen.

In tabel 1 worden de diverse studies uit het literatuuronderzoek nogmaals verkort

samengevat.

Page 19: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

19

Tabel 1: Overzicht literatuurstudie

Auteur(s) Taal Participanten Leeftijd (jaren) Methode Resultaten Shuster 1998

Amerikaans – Engels

n = 26 16 ♂ 10 ♀

m.a. = 9.1 (7.1 – 13.1 )

Luistertaak: 200 woorden met /r/:

- 100 door subjecten (helft bewerkt Æ correct)

- 100 door andere spreker (incorrecte /r/)

Beoordeling eigen incorrecte /r/: significant slechter (p = 0,001). Beoordeling bewerkte /r/: meer succes (juist of fout) in vergelijking met benoemen van identiteit spreker. Î Relatie tussen spraakperceptie en -

productie

Chan & Yiu 2002

Engels n = 28 2 ♂ 26 ♀

m.a. = 20.7 (19.0 – 22.0)

Anchors5 Pre-training rating test Training sessie Post-training test

Gesynthetiseerde spraakstalen + training effectiever dan natuurlijke spraakstalen + training voor het verbeteren van de betrouwbaarheid in het beoordelen van de perceptuele roughness (R) en breathiness (B).

Shuster & Durrant 2003

Engels Exp. 1: n = 18 3 ♂ 15 ♀ Exp. 2: n = 16 2 ♂ 14 ♀

Exp. 1: m.a. = 23.1 (21.0 – 34.0) Exp. 2: Idem

EXPERIMENT 1: - Laagdoorlaatfilter (DAF) - Onderzoeker OF participant

past instrument aan - Vijfpuntenschaal

EXPERIMENT 2:

- 20 woordgroepen Æ niet/wel gefilterd

- 20 gefilterde woordgroepen van controlepersonen

EXPERIMENT 1: 1) Lichte voorkeur voor lage frequentiefilters maar geen significante verschillen. 2) Variërende resultaten: geen duidelijke voorkeur voor een bepaalde frequentie Æ taak is té complex! EXPERIMENT 2: Gebruik van een laagdoorlaatfilter Æ spraak lijkt meer op de natuurlijke spraak Æ betere perceptie van de zelf geproduceerde spraak

5 Natuurlijke en/of gesynthetiseerde spraakstalen

Page 20: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

20

Masterson, Bernhardt, & Hofheinz 2005

Amerikaans – Engels

n = 20 14 ♂ 6 ♀

m.a. = 5.08 (3.0 – 10.5)

Spontane spraak: conversatie Woordenlijsten: CAPES = aangepast aan fonologische vaardigheden van individu. Æ vier bijkomende lijsten (IPE 1 – 4)

Woordenlijsten: bruikbaar voor fonologische evaluatie. 9 Vergelijkbare accuraatheid 9 Zelfde therapie – indicaties

Spontaan spraakstaal blijft noodzakelijk en nuttig voor suprasegmentele aspecten van de taal

Van Lierde, et al. 2008

Vlaams

n = 197 0 ♂ 197 ♀

m.a. = 20.0 (17.3 – 38.5)

Onderzoek van stem: 9 Vragenlijsten: VHI 9 Subjectieve

onderzoekstechnieken: GRABSI

9 Objectieve onderzoekstechnieken: DSI

A. Vragenlijsten o Geen negatieve impact op stem o 29%: risicofactoren en stemklachten o 93%: lichaamspijnen Æ pijnlijke keel en

hoofdpijn meest frequent B. Subjectieve onderzoekstechnieken:

o GRABSI: binnen normale range C. Objectieve onderzoekstechnieken:

o DSI = +1.8 (borderline normale stem) Æ geen evolutie

Van Lierde, et al. 2011

Vlaams

Proefgroep: n = 71 0 ♂ 71 ♀ Controlegroep: n = 83 0 ♂ 83 ♀

m.a. = 18.8 (17.5 – 22.1) m.a. = 18.6 (17.1 – 22.0)

Voorafgaand infomoment Onderzoek van stem: 9 Vragenlijsten: VHI 9 Subjectieve

onderzoekstechnieken: GRABSI en videolaryngostroboscopie

9 Objectieve onderzoekstechnieken: DSI

Betere stem bij geïnformeerde studenten Æ impact van voorafgaand infomoment ! Infomoment wordt standaard gegeven. Impact op studiekeuze is niet duidelijk.

Page 21: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

21

Van Lierde, et al. 2011

Vlaams n = 90 0 ♂ 90 ♀

m.a. = 18.7 (18.2 – 21.3)

Experimentele groep: - 45 studenten - Uitgebreid vocaal

opwarmingsprogramma Controlegroep:

- 45 studenten - 30 minuten vocale rust

Gebruik van objectieve metingen, aerodynamische en akoestische metingen, vocale range en DSI.

De DSI-waarde (p = 0,000) en de fundamentele frequentie (p = 0,00) zijn significant toegenomen bij de experimentele groep. Er is een verbetering van de vocale prestaties.

Amir, Primov-Fever, Kushnir, Kandelshine-Waldman, & Wolf 2012

Arabisch n = 79 24 ♂ 55 ♀

m.a. = 24.5 (21.0 – 32.0)

Stroboscopisch onderzoek: Æ 2 groepen: wel of geen laryngale problemen Onderzoek:

- Akoestische analyse - Aerodynamische metingen - Perceptuele evaluatie - Self-report

Verschil tussen beide groepen: 9 één fundamentele frequentiefactor 9 één Grade, Roughness, Breathiness,

Asthenia, Strain factor 9 drie zelfevaluatiefactoren 9 geen verschil bij aerodynamische factoren

Genderverschil 9 aerodynamische factor: expiratoir volume 9 één enkele zelfevaluatiefactor: neiging om

therapie te zoeken

Vicenik, & Sundara. 2013

Engels Amerikaans-Engels (AmE): n = 8 0 ♂ 8 ♀ Australisch-Engels (AE): idem Duits: idem

m.a. = n.a. Akoestische analyse: 1) AmE met Duits 2) AmE met AE

Stimuli: 39 spraakopnames van Engelse zinnen (AmE/AE/Duits)

Vergelijking Amerikaans – Engels met Duits: enkel toonhoogtecues nodig. Vergelijking Amerikaans – Engels en Australisch – Engels: niet in staat om enkel toonhoogtecues te gebruiken.

Page 22: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

22

Mogelijkheid tot discrimineren van prosodisch, vergelijkbare talen:

- Laagdoorlaatfilter - Monotoon, gesynthetiseerde

spraak (enkel ritmische timing informatie)

Î MAAR: classificatie tussen beide dialecten is verbeterd dankzij toevoeging van toonhoogtecues aan de ritmische timingcues.

Heald, & Nusbaum 2014

Amerikaans – Engels

Luisteraars: n = 46 15 ♂ 31 ♀ Sprekers: n = 3 2 ♂ 1 ♀

m.a. = n.a. (18.0 – 26.0)

Gebalanceerde woordenlijst6 Audio(visuele) opname Variatie in sprekers Luisteraars: woordherkenning

Visuele informatie (audiovisuele opname) helpt bij woordherkenning maar bij variatie in sprekers vertraagt het proces doordat luisteraars meer aandacht besteden aan het identificeren van de sprekers.

Zimmerer, & Reetz 2014

Duits n = 14 3 ♂ 11 ♀

m.a. = 24.9 (20.0 – 34.0)

TEST: 180 stimuli (elk 3x aangeboden)

- 90 items met /t/ (+t) - 90 items zonder /t/ (-t)

Æ 30 items waarbij de /t/ verdwenen is (Ot)

- geëxtraheerd uit spontane spraak

Luisteraars: /t/ aanwezig of niet?

De “verdwenen” finale /t/ wordt slechts in 45% van de gevallen gereconstrueerd. Accuraatheid neemt toe Æ leereffect Gebruik van fijnstructuur maar dit is niet het enige mechanisme Æ taalspecifiek

6 Harvard phonetic – balanced word list: IEEE Subcommittee on Subjective Measurements, 1969

Page 23: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

23

4. Methodologie

Dit wetenschappelijk onderzoek werd goedgekeurd door het Ethisch Comité

verbonden aan het Universitair Ziekenhuis te Gent (EC/2014/0956 & EC/2014/0955).

4.1 Participanten

In totaal namen 54 vrouwelijke studenten deel aan het onderzoek. De leeftijd

varieerde van 18.6 tot 22.1 jaar (m.a. = 19.5 jaar). De participanten werden

gerekruteerd vanuit de opleiding Logopedische en Audiologische Wetenschappen

aan de Universiteit van Gent. Zowel studenten logopedie als audiologie, uit het

tweede bachelorjaar, werden toegelaten aan het onderzoek. Daarnaast dienden de

kandidaten aan een aantal inclusiecriteria te voldoen. Deze inclusiecriteria zijn:

1) De deelnemers startten de opleiding in het academiejaar 2013 – 2014.

2) Zij legden allen het vak ‘Spraak- en taalvaardigheden’, gedoceerd door Prof. Dr. K.

Van Lierde, met succes af. Geen van hen volgde het vak tweemaal.

3) Alle participanten spraken Nederlands als moedertaal en hadden een normaal

gehoor.

Op basis van bovenstaande inclusiecriteria werd één proefpersoon uit het onderzoek

geweerd wegens het hanteren van Noord-Hollands als moedertaal. Daarnaast werd

één mannelijke student uitgesloten. Tot slot werd gedurende het verloop van het

onderzoek een andere participant geëxcludeerd wegens een gebrek aan

medewerking en motivatie.

Het doel van het onderzoek werd vooraf door middel van een ‘informed consent’ aan

de deelnemers meegedeeld. Deelname aan het experiment gebeurde op vrijwillige

basis. Alle participanten gaven hun schriftelijke goedkeuring.

Page 24: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

24

4.2 Eerste onderzoeksvraag ‘Is er een evolutie in de spraak (voornamelijk articulatie en stem) bij eerste bachelorstudenten welke nu (academiejaar 2014-2015) in tweede bachelor logopedie en audiologie zitten?’

4.2.1 Dataverzameling en instrumentarium

Gezien het grote aantal deelnemers werden de studenten at random tussen de twee

onderzoekers verdeeld. De afname van het onderzoek werd bovendien over twee

contactmomenten gespreid. Gedurende het eerste contactmoment werden de

spraakstalen van de studenten verzameld. Naast spontane spraak dienden het lezen

en hardop benoemen geëvalueerd te worden. Zo werd getracht om een zo volledig

mogelijk beeld over de articulatie van de kandidaten te bekomen. Een exacte

beschrijving van de opnames van de spraakstalen wordt hieronder beschreven.

Gedurende de opnames werden de participanten op een gestandaardiseerde wijze7

met behulp van een videocamera (Sony; HDR – CX280E) gefilmd. Er werd geen

gebruik gemaakt van een externe microfoon.

Spontane spraak

Er werd met de evaluatie van de spontane spraak gestart. Gedurende één minuut

moest de student een beschrijving over voorwerpen of plaatsen geven. De inhoud

was hierbij niet van belang8. Bijkomend stelde de onderzoeker een aantal vragen

over het aangereikte onderwerp om op die manier de conversatie verder te zetten.

7 Frontaal met enkel hoofd en schouders zichtbaar. 8 Voorbeelden waren: tandenborstel, koffie, wasmachine, garage, etc.

Page 25: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

25

Lezen

Vervolgens werd aan de participant gevraagd om de Nederlandstalige

standaardtekst ‘De Noordenwind en de zon’ (appendix I) van het International

Phonetic Alphabet (International Phonetic Association, 1974) hardop voor te lezen.

Deze tekst omvatte bij benadering 120 woorden en het lezen ervan nam ongeveer 40

seconden in beslag.

Benoemen

Voor het laatste onderdeel werd gebruik gemaakt van de benoemingstest van Van

Borsel, et al.

De deelnemers kregen de opdracht om de 135 afbeeldingen van alledaagse

voorwerpen te benoemen. Bij afwezigheid van het correcte doelwoord werd de

student door middel van semantische, fonologische en visuele cues door de

onderzoeker bijgestuurd (een lijst met de doelwoorden is te vinden in appendix II).

4.2.2 Data-analyse

Na het testen van de studenten werden de bekomen spraakstalen door de

onderzoekers geanalyseerd.

Voor de analyse van het onderdeel spontane spraak en het lezen van de IPA-

leestekst maakten de onderzoekers gebruik van een evaluatieformulier, zoals

gebruikt bij de screening in het eerste bachelorjaar. Dit evaluatieformulier scoort de

diverse aspecten van spraak en stem zoals: toonhoogte, intensiteit, ademhaling,

vloeiendheid, spraakverstaanbaarheid, houding, aanwezigheid van

articulatiestoornissen, etc. (zie appendix III).

Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid na te gaan, werd elk sample eerst door

elke beoordelaar afzonderlijk geëvalueerd. Hierbij werd het spraakstaal tweemaal

audiovisueel via de laptop van de onderzoekers aangeboden. Nadien werden de

individuele beoordelingen van beide onderzoekers naast elkaar gelegd om tot

consensus te komen. Punten van overeenkomst werden rechtstreeks op het

eindevaluatieformulier van de betreffende participant neergeschreven.

Page 26: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

26

Bij onenigheid werd het spraakstaal opnieuw door beide onderzoekers beluisterd tot

er een overeenkomst bekomen werd. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid werd

voor elke klank afzonderlijk berekend. Door deze samen te tellen en te delen door

het totaal aantal klanken, kon de algemene consensus bepaald worden. Deze

gegevens vindt u terug in appendix IV.

Bij het analyseren van de benoemingstaak werden de woorden in blokken van acht

tweemaal audiovisueel overlopen. De beoordelaars duidden hierbij de woorden aan

die volgens hen foutief gearticuleerd worden. Deze woorden werden getranscribeerd

en in fonetisch schrift neergeschreven op het daarvoor voorziene document.

Opnieuw werd de analyse in een eerste fase individueel uitgevoerd om nadien in een

tweede fase te komen tot consensus. Woorden waarbij de beoordelingen van beide

onderzoekers verschillend waren, werden herbekeken en beluisterd. Dit proces werd

herhaald totdat er voor elk woord een overkomst tussen beide beoordelaars

verkregen werd.

In tegenstelling tot de analyse van de spontane spraak en het lezen lag de focus bij

de benoemingstaak op het vaststellen van de diverse articulatiestoornissen. Hiervoor

werd op klankniveau gewerkt.

Om te oordelen of een bepaalde articulatiestoornis al dan niet bij een student

aanwezig was, werd gebruik gemaakt van de fonetische transcripties. Vooreerst

werd nagegaan welke stoornissen er per klank kunnen optreden. Hiervoor baseerden

de onderzoekers zich op de classificatie uit de thesis ‘Spraak- en taalvaardigheden

van eerstejaarsstudenten logopedische wetenschappen’ (2014). Daarna werd

bepaald hoeveel keer een stoornis per klank bij de student optrad.

Om een percentage van voorkomen te berekenen, werd dit aantal gedeeld door het

aantal keer dat die specifieke klank in de doelwoorden gezegd werd. In navolging

van het artikel van Mc Reynolds & Elbert (1981) werd beslist om een stoornis als

aanwezig te beschouwen bij een voorkomenspercentage van 20% of meer. Hieraan

werd voor de statische analyse een code ‘1’ toegekend, zo niet een code ‘0’. Dit

proces werd herhaald voor elke mogelijke stoornis van elke aanwezige klank en dit

voor elke student afzonderlijk.

Page 27: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

27

Vervolgens dienden de spraakstalen, verkregen tijdens het screeningsmoment bij

aanvang van de opleiding, eveneens geanalyseerd te worden. Deze spraakstalen

werden na deontologisch overleg met de opleiding bekomen en het analyseren ervan

gebeurde op identieke wijze als hierboven beschreven. Een tijdsinterval van een

aantal maanden werd gerespecteerd alvorens met deze fase van start te gaan.

Bovendien werden de samples in een random volgorde door beide onderzoekers

vooraf individueel geanalyseerd. Beide maatregelen hadden als een doel een

eventuele bias door herkenning van de participanten uit te sluiten. Op die manier kon

na overleg tussen beide onderzoekers naar een betrouwbare consensus gestreefd

worden.

Door tot slot de analyses van beide screeningsmomenten met elkaar te vergelijken,

kon de doorgemaakte evolutie per student in kaart gebracht worden.

4.3 Tweede onderzoeksvraag

‘Kunnen de studenten hun eigen spraak analyseren aan de hand van een video-opname?’

4.3.1 Dataverzameling en instrumentarium

Gedurende het tweede contactmoment werden de, in het eerste deel bekomen,

spraakstalen gebruikt. De evaluatie van de perceptuele vaardigheden van de

studenten gebeurde door na te gaan in welke mate zij hun eigen spraak correct

konden analyseren en beoordelen.

In een eerste fase werd het, hierboven beschreven, evaluatieformulier (appendix III)

aan de deelnemers gegeven. Ze kregen hierbij de opdracht om dit formulier goed

door te nemen en bij het bekijken van hun eigen video op de aangegeven aspecten

te letten. Daarbij werd gevraagd om zich niet vast te pinnen op het evaluatieformulier

maar te kijken naar het groter geheel. Eventueel bijkomende opmerkingen konden in

de daarvoor voorziene ruimte op het blad neergeschreven worden.

Page 28: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

28

In deze fase werd het onderdeel spontane spraak en het lezen van de IPA-tekst

afgespeeld. In totaal werd het spraakstaal tweemaal audiovisueel via de laptop van

de onderzoeker aangeboden. Na de eerste aanbieding kregen de studenten even de

tijd om al een deel van het evaluatieformulier in te vullen. Vervolgens werd de video

nog een tweede maal afgespeeld en moesten de participanten het evaluatieformulier

vervolledigen.

In een tweede fase werd de opname van de benoemingstaak audiovisueel

aangeboden. De doelwoorden werden hierbij opgedeeld in blokken van telkens acht

woorden. De participant kreeg elke blok tweemaal te zien/horen. Na elke aanbieding

moest de student aangeven welke woorden er foutief uitgesproken werden.

Vervolgens dienden de deelnemers aan te geven waarom het woord foutief was. De

studenten waren hierbij niet verplicht om de correcte vakterminologie te gebruiken en

werden gestimuleerd om breder te kijken dan enkel de correcte articulatie van het

woord. De, door de student aangegeven, woorden werden door de onderzoeker in

fonetisch schrift op het daarvoor voorziene document neergeschreven. Vervolgens

werden de stoornissen per klank geturfd om zo het 20% aanwezigheidscriterium toe

te passen. Klanken die op regelmatig basis als foutief aangeduid werden, konden op

die manier in de analyse opgenomen worden.

Door tot slot deze set van gegevens naast de resultaten van het screeningsmoment

in het tweede bachelorjaar te plaatsen, konden de perceptievaardigheden van de

studenten geëvalueerd worden. Het was hierbij de bedoeling dat de mening van de

studenten zoveel mogelijk overstemde met die van de onderzoekers.

Page 29: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

29

5. Statistische analyse

Voor de statische verwerking van de resultaten werd IBM SPSS Statistics 22

gebruikt. Om de evolutie van de studenten na te gaan, werden de resultaten van de

screening uit het eerste bachelorjaar (2013 – 2014) vergeleken met deze van het

huidige academiejaar (2014 – 2015). Een derde set van gegevens werd bekomen

door de evaluatie door de studenten zelf. Deze set werd vergeleken met de

gegevens van het huidige academiejaar om de perceptievaardigheden van de

studenten in kaart te brengen.

onderzoekers

2014 2015 perceptie

zelfevaluatie

evolutie

Voor beide onderzoeksvragen (evolutie en perceptie) hanteerden de onderzoekers

een gepaarde vergelijking gebruik makend van een McNemar-test. De p-waarde

werd vastgelegd op α = 0,05. Dr. H. Buysse (cel biostatistiek, UGent) heeft dit proces

gestuurd en begeleid, waarvoor oprechte dank.

Page 30: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

30

Page 31: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

31

6. Resultaten

In wat volgt, worden de resultaten van beide screeningsonderzoeken beschreven.

Hierbij wordt gestart met het bespreken van de eerste onderzoeksvraag waarbij de

evolutie van de studenten bestudeerd wordt. In een tweede deel wordt de tweede

onderzoeksvraag onder de loep genomen. Er wordt gekeken in hoeverre de

studenten in staat zijn zichzelf (vooral stem en articulatie) te beoordelen conform het

oordeel van de onderzoekers.

6.1 Onderzoeksvraag 1

‘Is er een evolutie in de spraak (voornamelijk stem en articulatie) bij eerste bachelorstudenten welke nu (academiejaar 2014-2015) in tweede bachelor logopedie en audiologie zitten?’

Er wordt gestart met het beschrijven van de resultaten van de benoemingstaak.

Achtereenvolgens worden de aanwezige stoornissen bij de consonanten en vocalen

meegedeeld. Daarbij worden de consonanten gegroepeerd in klankgroepen

naargelang hun articulatieplaats.

Voor wat het onderdeel ‘spontane spraak’ en de leestekst betreft, worden de

gegevens weergegeven in volgorde van de verschillende aspecten die op het

gehanteerde evaluatieformulier aan bod komen. Per categorie zijn er diverse

deelgroepen waaronder de resultaten worden neergeschreven.

Voorbeeld: Algemene articulatiebasis – monotoon/posterieur/geringe verticaliteit

NOOT: Een afwezige stoornis betekent in het kader van deze huidige studie niet dat

een dergelijke stoornis zich nooit voordoet. Het betekent wel dat het aantal keer dat

de stoornis optreedt niet voldoet aan het 20% - aanwezigheidscriterium dat vooraf

door de onderzoekers werd vastgelegd.

Page 32: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

32

6.1.1 Benoemingstaak

Consonanten

Apico-alveolaire klanken

/t/

Bij het uitspreken van de /t/ traden twee belangrijke stoornissen op. Zo vertoonden

twee studenten (2/54; 3,7%) een addentale uitspraak in het eerste bachelorjaar.

Beide studenten maakten een positieve evolutie door.

Daarnaast werd bij 18,5% van de deelnemers (10/54) een natte /t/-klank

geobserveerd. Zeven studenten (7/54; 13%) evolueerden positief. Hiertegenover

staan acht studenten (8/54; 14,8%) waarbij de stoornis pas in het tweede

academiejaar aan het licht kwam.

/d/

Stoornissen van de klank /d/ werden niet geobserveerd, noch in het eerste noch in

het tweede bachelorjaar. Dit betekent dat er niet aan het vooropgesteld 20% -

aanwezigheidscriterium werd voldaan. Dit betekent echter niet dat geen enkele

student een stoornis van de klank vertoonde.

/n/

De meest voorkomende stoornis bij de eerstejaarsstudenten was addentaliteit (6/54;

11,1%), gevolgd door deletie van finale klank (2/54; 3,7%). Alle studenten maakten

op vlak van addentaliteit een positieve evolutie door. Wat deletie van finale /n/

betreft, bleef één student (1/54; 1,9%) de stoornis vertonen.

Page 33: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

33

/s/

In totaal kampten vier eerstejaarsstudenten (4/54; 7,4%) met een sigmatisme

stridens. Bij twee van hen (2/54; 3,7%) werd de distorsie in het tweede jaar niet meer

geobserveerd. Tot slot vertoonden twee studenten (2/54; 3,7%) een negatieve

evolutie inzake de uitspraak van de /s/ met het optreden van een sigmatisme stridens

in het tweede academiejaar.

Daarnaast maakte één student uit het tweede jaar (1/54; 1,9%) een negatieve

evolutie door. Er was sprake van een addentale uitspraak van de /s/ die tijdens het

eerste jaar niet geobserveerd werd.

/z/

Een verstemlozing van de /z/-klank trad op bij twee studenten van het eerste jaar

(2/54; 3,7%). Bij één van hen (1/54; 1,9%) werd bij de tweede testing een positieve

evolutie geobserveerd.

/l/

In het eerste bachelorjaar spraken zes studenten (6/54; 11,1%) de /l/ op addentale

wijze uit. Alle studenten evolueerden positief.

Page 34: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

34

Tabel 2: Apico – alveolaire klanken

Tautacismen

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Addentaliteit 3,7% (2) 3,7% (2) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Nat 18,5% (10) 13% (7) 5,6% (3) 14,8% (8) 20,4% (11) 1,000

Productie /n/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Addentaliteit 11,1% (6) 11,1% (6) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Deletie finale /n/

3,7% (2) 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 1,000

Sigmatismen

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Addentaliteit 0% (0) 0% (0) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) /

Stridens 7,4% (4) 3,7% (2) 3,7% (2) 3,7% (2) 7,4% (4) 1,000

Productie /z/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Verstemlozing 3,7% (2) 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (0) 1,000

Lambdacismen

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Addentaliteit 11,1% (6) 11,1% (6) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 35: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

35

NOOT: Bij de rhotacismen (/r/ en /R/) werd geopteerd voor een opsplitsing

naargelang de plaats van voorkomen van de doelklank in het woord (initieel, mediaal,

finaal en in clusters). Op die manier hoopten de onderzoekers om een tendens

betreffende een foutieve uitspraak van de rhotacismen te kunnen vaststellen.

Tongpunt /r/

INITIEEL

In totaal vertoonden vier deelnemers uit het eerste jaar (4/38; 10,5%) een

rhotacismus non vibrans. Zij maakten allen een positieve evolutie door. In het tweede

bachelorjaar trad de stoornis bij één andere student (1/38; 2,6%) op.

Daarnaast kwam een rhotacismus non sonans in initiële positie voor bij één

eerstejaarsstudent (1/38; 2,6%). Deze maakte eveneens een positie evolutie door.

MEDIAAL

Bij 13,2% van de participanten uit het eerste jaar (5/38) werd een rhotacismus non

vibrans geobserveerd. Hiervan vertoonden vier studenten (4/38; 10,5%) een

positieve evolutie. Dit in tegenstelling tot de twee studenten (2/38; 5,3%) uit het

tweede jaar die een negatieve evolutie doormaakten.

FINAAL

In finale positie kwam een rhotacismus non vibrans voor bij 92,1% (35/38) van de

eerstejaarsstudenten. Hiervan maakten slechts acht studenten (8/38; 21,1%) een

evolutie in positieve zin door. Daarbij kwam één tweede bachelorstudent (1/38; 2,6%)

waarbij de stoornis pas later significant aanwezig bleek.

Slechts één participant uit het eerste jaar (1/54; 2,6%) vertoonde een rhotacismus

non sonans in finale positie. Deze student evolueerde in positieve zin.

Page 36: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

36

CLUSTER

Een rhotacismus non vibrans werd bij zes deelnemers uit het eerste bachelorjaar

(6/38; 15,8%) geobserveerd. Vijf van hen (5/38; 13,2%) kenden een positieve

evolutie. Daarentegen kwam bij één tweede bachelorstudent (1/38; 2,6%) een

rhotacismus non vibrans pas in het tweede jaar aan het licht.

Tabel 3: Productie van de tongpunt /r/

Rhotacismus non vibrans

Aantal = 38 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

INITIEEL 10,5% (4/38) 10,5% (4/38)

0% (0/38) 2,6% (1/38) 2,6% (1/38) 0,180

MEDIAAL 13,2% (5/38) 10,5% (4/38)

2,6% (1/38)

5,3% (2/38) 7,9% (3/38) 0,414

FINAAL 92,1% (35/38)

21,1% (8/38)

71,1% (27/38)

2,6% (1/38) 73,7% (28/38)

0,020*

CLUSTER 15,8% (6/38) 13,2% (5/38)

2,6% (1/38)

2,6% (1/38) 5,3% (2/38) 0,120

Rhotacismus non sonans

Aantal = 38 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

INITIEEL 2,6% (1/38) 2,6% (1/38)

0% (0/38) 0% (0/38) 0% (0/38) /

FINAAL 2,6% (1/38) 2,6% (1/38)

0% (0/38) 0% (0/38) 0% (0/38) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 37: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

37

Huig /R/

INITIEEL

In initiële positie vertoonden zes studenten uit het eerste jaar (6/16; 37,5%) een

rhotacismus non vibrans. Hiervan maakten vijf studenten (5/16; 31,3%) een positieve

evolutie door. Dit in tegenstelling tot één tweedejaarsstudent (1/16; 6,3%) waarbij de

stoornis pas later optrad.

Een rhotacismus non sonans werd bij één eerste bachelorstudent (1/16; 6,3%)

geobserveerd die een positieve evolutie doormaakte. Tot slot trad de stoornis op bij

twee studenten (2/54; 12,5%), tweede bachelor.

MEDIAAL

Acht eerstejaarsstudenten (8/16; 50%) vertoonden een rhotacismus non vibrans in

mediale positie. Vijf van hen (5/16; 31,3%) evolueerden positief.

Een rhotacismus non sonans in mediale positie werd bij één eerste bachelorstudent

(1/16; 6,3%) geobserveerd die vervolgens een positieve evolutie doormaakte.

FINAAL

Bij het merendeel van de eerste bachelorstudenten (13/16; 81,3%) werd een

rhotacismus non vibrans geregistreerd. Slechts twee van hen (2/16; 12,5%)

vertoonden een positieve vooruitgang. Tot slot trad de stoornis op bij twee

deelnemers in het tweede academiejaar (2/16; 12,5%).

Een rhotacismus non sonans kwam voor bij twee studenten uit het eerste jaar (2/16;

12,5%). Beide studenten maakten een positieve evolutie door. Tot slot werd een

rhotacismus non sonans bij één tweede bachelorstudent (1/16; 6,3%) opgemerkt.

CLUSTERS

Een rhotacismus non vibrans in clusters werd bij zeven deelnemers uit het eerste

academiejaar (7/16; 43,8%) genoteerd. Slechts drie studenten (3/16; 18,8%)

maakten een positieve evolutie mee. Hiertegenover staat één student (1/16; 6,3%)

waarbij de stoornis pas in het tweede academiejaar aan het licht kwam en die een

negatieve evolutie doormaakte.

Page 38: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

38

Een rhotacismus non sonans trad op bij één eerstejaarsstudent (1/16; 6,3%). Deze

vertoonde vervolgens een positieve evolutie.

Tabel 4: Productie van de huig /R/

Rhotacismus non vibrans

Aantal = 16 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

INITIEEL 37,5% (6/16)

31,25% (5/16)

6,25% (1/16)

6,25% (1/16) 12,5% (2/16) 0,160

MEDIAAL 50% (8/16) 31,25% (5/16)

18,8% (3/16)

0% (0/16) 18,8% (3/16) 0,050

FINAAL 81,3% (13/16)

12,5% (2/16)

68,75% (11/16)

12,5% (2/16) 81,3 (13/16) 0,607

CLUSTER 43,8% (7/16)

18,8% (3/16)

25% (4/16)

6,25% (1/16) 31,3 (5/16) 0,368

Rhotacismus non sonans

Aantal = 16 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

INITIEEL 6,25% (1/16)

6,25% (1/16)

0% (0/16) 12,5% (2/16) 12,5% (2/16) 0,564

MEDIAAL 6,25% (1/16)

6,25% (1/16)

0% (0/16) 0% (0/16) 0% (0/16) /

FINAAL 12,5% (2/16)

12,5% (2/16)

0% (0/16) 6,25% (1/16) 6,25% (1/16) 0,564

CLUSTER 6,25% (1/16)

6,25% (1/16)

0% (0/16) 0% (0/16) 0% (0/16) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 39: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

39

Bilabiale klanken

/p/

Vijf eerstejaarsstudenten (5/54; 9,3%) vertoonden een distorsie van de /p/. Alle

studenten spraken deze klank onvoldoende plosief uit. Bij allen was er sprake van

een positieve evolutie.

Tabel 5: Bilabiale klanken

Productie /p/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Onvoldoende plosief

9,3% (5) 9,3% (5) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Labiodentale klanken

/v/

Articulatiestoornissen van de /v/ kwamen niet systematisch (≥ 20%) voor bij de 54

deelnemers, noch in het eerste, noch in het tweede bachelorjaar.

Velaire klanken

/k/

Bij de uitspraak van de /k/ werden eveneens geen persisterende stoornissen (≥ 20%)

geregistreerd.

Page 40: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

40

/g/

Slechts één eerstejaarsstudent (1/54; 1,9%) vertoonde een articulatiestoornis van de

/g/. Deze student gebruikte te veel fricatie bij de productie van de klank. In het

tweede jaar werd deze stoornis niet meer geobserveerd.

Daarnaast kwam bij één student (1/54; 1,9%) een /g/-/h/-verwarring pas gedurende

het testmoment in het tweede bachelorjaar aan het licht.

/ch/

Geen enkele eerstejaarsstudent kampte met een stoornis van de /ch/. Dit staat in

contrast met de drie tweedejaarsstudenten (3/54; 5,6%) die de /ch/ met onvoldoende

fricatie produceerden.

Tabel 6: Velaire klanken

Productie /g/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Schrapend 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

/g/-/h/-verwarring

0% (0) 0% (0) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) /

Productie /ch/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Onvoldoende fricatie (Æ/g/)

0% (0) 0% (0) 0% (0) 5,6% (3) 5,6% (3) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 41: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

41

Laryngeale klanken

/h/

Slechts één student (1/54; 1,9%), uit het eerste bachelorjaar, vertoonde een /h/-/g/-

verwarring. In het tweede jaar werd deze stoornis niet meer geregistreerd.

Tabel 7: Laryngeale klanken

Productie /h/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

/h/-/g/-verwarring

1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Consonantclusters

Cluster /-rst/

Bij geen enkele eerstejaarsstudent werd een stoornis van de consonantcluster /-rst/

opgemerkt. Echter vertoonden elf studenten uit het tweede bachelorjaar (11/54;

20,4%) een negatieve evolutie met het optreden van de stoornis.

Tabel 8: Consonantclusters

Productie cluster /-rst/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Slordig 0% (0) 0% (0) 0% (0) 20,4% (11)

20,4% (11) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 42: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

42

Vocalen

/a/

In totaal werd de /a/ door tien eerste bachelorstudenten (10/54; 18,5%) te posterieur

gearticuleerd. Negen van hen (9/54; 16,7%) maakten een significant positieve

evolutie (p = 0,021) door. Dit in tegenstelling tot die ene participant (1/54; 1,9%) bij

wie een posterieure articulatie van de /a/ pas in het tweede academiejaar aan het

licht kwam.

Een tweede belangrijke stoornis van de /a/ betrof het te vet, te open articuleren van

de klank. Dit was het geval bij drie eerstejaarsstudenten (3/54; 5,6%). Alle drie de

studenten vertoonden een positieve evolutie op het moment van de tweede testing.

Tabel 9: Productie /a/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 18,5% (10) 16,7% (9) 1,9% (1) 1,9% (1) 3,7% (2) 0,021*

Vet 5,6% (3) 5,6% (3) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/aa/

Een te posterieure articulatie van de /aa/ kwam voor bij vier studenten (4/54; 7,4%)

uit het eerste jaar. Deze vertoonden allen een positieve evolutie aangaande de

correcte uitspraak van de klank. Dit in tegenstelling tot één tweedejaarsstudent (1/54;

1,9%) waarbij de stoornis pas later aan het licht kwam.

Page 43: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

43

Tabel 10: Productie /aa/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 7,4% (4) 7,4% (4) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) 0,375

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/e/

De klank /e/ werd door 42,6% (23/54) van de eerste bachelorstudenten te posterieur

uitgesproken. Hiervan evolueerden vijftien studenten (15/54; 27,8%) significant

positief (p = 0,019). Daarentegen trad een te posterieure articulatie van de /e/ op bij

vier tweedejaarsstudenten (4/54; 7,4%).

Een te vette uitspraak van de /e/ werd bij twee participanten uit het eerste jaar (2/54;

3,7%) geobserveerd. In het tweede academiejaar maakten deze studenten een

dergelijke fout niet meer, maar er kwamen wel twee extra studenten (2/54; 3,7%) bij.

Tot slot trad bij twaalf eerstejaarsstudenten (12/54; 22,2%) een substitutie van de /e/

door de /i/ op. Deze substitutie verdween slechts bij vier (4/54; 7,4%) van hen.

Daarentegen kwam er nog één student (1/54; 1,9%) bij in het tweede jaar.

Tabel 11: Productie /e/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 42,6% (23) 27,8% (15)

14,8% (8) 7,4% (4) 22,2% (12) 0,019*

Vet 3,7% (2) 3,7% (2) 0% (0) 3,7% (2) 3,7% (2) 1,000

Substitutie /e/ Æ /i/

22,2% (12) 7,4% (4) 14,8% (8) 1,9% (1) 16,7% (9) 0,375

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 44: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

44

/ee/

Articulatiestoornissen van de /ee/ kwamen niet persisterend (≥ 20%) voor, noch in

het eerste, noch in het tweede bachelorjaar.

Doffe /e/

In totaal vertoonden negen deelnemers uit het eerste jaar (9/54; 16,7%) een deletie

van de doffe /e/ in finale positie. Vijf van hen (5/54; 9,3%) maakten een positieve

evolutie door. Door de komst van dertien nieuwe tweedejaarsstudenten (13/54;

24,1%) die de finale doffe /e/ weglieten, kwam het totaal op zeventien tweede

bachelorstudenten (17/54; 31,5%).

Tabel 12: Productie doffe e

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Deletie finale doffe /e/

16,7% (9) 9,3% (5) 7,4% (4) 24,1% (13)

31,5% (17) 0,096

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/i/

Bij 27,8% van de deelnemers (15/54) werd de /i/ te posterieur gearticuleerd. Hiervan

vertoonden elf studenten (11/54; 20,4%) een significant (p = 0,006) positieve

evolutie. Daarentegen kwam de stoornis bij één participant (1/54; 1,9%) pas in het

tweede bachelorjaar aan het licht.

Een tweede stoornis die optrad, was het vervangen van de /i/ door /ie/. Dit werd bij

twaalf eerste bachelorstudenten (12/54; 22,2%) geobserveerd. Er waren slechts drie

studenten (3/54; 5,4%) die een positieve evolutie doormaakten en in het tweede jaar

kwamen er nog eens vier (4/54; 7,4%) bij.

Page 45: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

45

Tabel 13: Productie /i/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 27,8% (15) 20,4% (11) 7,4% (4) 1,9% (1) 9,3% (5) 0,006*

Substitutie /i/ Æ /ie/

22,2% (12) 5,6% (3) 16,7% (9) 7,4%( 4) 24,1% (13) 1,000

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/ie/

Slechts één eerstejaarsstudent (1/54; 1,9%) vertoonde een stoornis van de /ie/

waarbij de klank te lang gearticuleerd werd. In het tweede jaar trad de stoornis bij

deze student niet meer op, maar kwamen er twee extra studenten (2/54; 3,7%) bij.

Tabel 14: Productie /ie/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Te lang 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 3,7% (2) 3,7% (2) 1,000

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 46: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

46

/o/

De /o/ werd bij één deelnemer uit het eerste jaar (1/54; 1,9%) te posterieur

gearticuleerd. Deze stoornis verdween in het tweede jaar.

Tabel 15: Productie /o/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/oo/

Bij de productie van de /oo/ werden drie belangrijke articulatiestoornissen

geobserveerd.

Zo was er bij 3,7% (2/54) van de eerste bachelorstudenten sprake van onvoldoende

lipronding bij het uitspreken van de /oo/. Eén van hen (1/54; 1,9%) vertoonde een

positieve evolutie.

Daarnaast sprak één deelnemer uit het eerste jaar (1/54; 1,9%) en één uit het

tweede jaar (1/54; 1,9%) de klank te kort uit. Het ging hierbij om respectievelijk een

positieve en negatieve evolutie.

Tot slot werd de klank door één tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) te posterieur

uitgesproken terwijl dit in het eerste academiejaar niet geobserveerd werd.

Page 47: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

47

Tabel 16: Productie /oo/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Onvoldoende lipronding

3,7% (2) 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 1,000

Te kort 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) 1,000

Posterieur 0% (0) 0% (0) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/u/

Articulatiestoornissen van de /u/ kwamen niet persisterend (≥ 20%) voor; noch in het

eerste, noch in het tweede bachelorjaar.

/uu/

In totaal werd de /uu/ door 24,1% (13/54) te lang gearticuleerd. Twaalf studenten

(12/54; 22,2%) evolueerden significant (p = 0,003) positief. Daarnaast trad de

stoornis bij één student (1/54; 1,9%) pas in het tweede jaar op.

Tabel 17: Productie /uu/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Te lang 24,1% (13) 22,2% (12)

1,9% (1) 1,9% (1) 3,7% (2) 0,003*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 48: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

48

/oe/

Zes studenten (6/54; 11,1%) uit het eerste jaar produceerden deze klank te lang. Zij

maakten allen een positieve evolutie door.

Tabel 18: Productie /oe/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Te lang 11,1% (6) 11,1% (6) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Diftongen

Wat de diftongen betreft, vertoonden 70,4% (38/54) van eerste bachelorstudenten

een monodiftongatie van de tweeklank /ui/. Hiervan kenden veertien studenten

(14/54; 25,9%) een significant positieve evolutie (p = 0,001). Daarentegen kwam er in

het tweede jaar één deelnemer (1/54; 1,9%) bij. Naast een monodiftongatie werd de

/ui/-klank door één tweede bachelorstudent te posterieur uitgesproken.

Tabel 19: Productie tweeklank /ui/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Mono-diftongatie

70,4% (38) 25,9% (14) 44,4% (24)

1,9% (1) 46,3% (25) 0,001*

Posterieur 0% (0) 0% (0) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 49: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

49

Monodiftongatie van de tweeklank /ei/ werd bij 39 deelnemers uit het eerste jaar

(39/54; 72,2%) geobserveerd. In totaal boekten slechts tien studenten (10/54; 18,5%)

een significante vooruitgang (p = 0,039). Een totaal van 31 participanten (31/54;

57,4%) met een monodiftongatie van de /ei/ kwam tot stand door de negatieve

evolutie van twee studenten (2/54; 3,7%) in het tweede academiejaar.

Tabel 20: Productie tweeklank /ei/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Mono-diftongatie

72,2% (39) 18,5% (10) 53,7% (29)

3,7% (2) 57,4% (31) 0,039*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Bij de tweeklank /au/ spraken 66,7% (36/54) van de deelnemers uit het eerste jaar de

klank gemonodiftongeerd uit. Hiervan evolueerden zeventien studenten (17/54;

31,5%) positief. Daarnaast waren er vier tweede bachelorstudenten (4/54; 7,4%)

waarvan de stoornis pas later aan het licht kwam.

De enige eerstejaarsstudent (1/54; 1,9%) met een posterieure articulatie van de /au/

maakte geen evolutie door. Daarnaast werd de stoornis bij drie studenten (3/54;

5,6%) pas tijdens het tweede testmoment opgemerkt.

Tabel 21: Productie tweeklank /au/

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Mono-diftongatie

66,7% (36) 31,5% (17) 35,2% (19)

7,4% (4) 42,6% (23) 0,007*

Posterieur 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 5,6% (3) 7,4% (4) 0,250

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 50: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

50

6.1.2 Spontane spraak en lezen

Articulatie

Algemene articulatiebasis

Monotoon

Wat de algemene articulatiebasis betrof, vertoonden acht eerstejaarsstudenten (8/54;

14,8%) een monotone articulatiebasis. Zij maakten allen een positieve evolutie door.

Hiertegenover staan drie studenten (3/54; 5,6%) waarvan de stoornis pas in het

tweede academiejaar aan het licht kwam.

Posterieur

Een te posterieure articulatiebasis werd bij 25,9% (14/54) van de deelnemers uit het

eerste bachelorjaar geobserveerd. Negen van hen (9/54; 16,7%) maakten een

positieve evolutie door. Dit in tegenstelling tot de twintig studenten (20/54; 37,0%)

waarvan de stoornis in het tweede jaar voor het eerst geobserveerd werd.

Geringe verticaliteit

Bij het merendeel van de eerstejaarsstudenten (47/54; 87,0%) werd een geringe

mondmotorische activiteit geregistreerd. Minder dan de helft (22/54; 40,7%) maakte

een positieve evolutie door. Bij drie deelnemers uit het tweede bachelorjaar (3/54;

5,6%). werd een geringe verticaliteit pas later geobserveerd. Er was sprake van een

significant (p = 0,000), positieve evolutie wat betreft het aantal deelnemers dat

geringe mondmotorische bewegingen vertoonde.

Page 51: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

51

Tabel 22: Algemene articulatiebasis

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Monotoon 14,8% (8) 14,8% (8) 0% (0) 5,6% (3) 5,6% (3) 0,227

Posterieur 25,9% (14) 16,7% (9) 9,3% (5) 37% (20) 46,3% (25) 0,061

Geringe verticaliteit

87% (47) 40,7% (22)

46,3% (25)

5,6% (3) 51,9% (28) 0,000*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Vocalen

Posterieur

Bij 74,1% (40/54) van de eerstejaarsstudenten werd een posterieure uitspraak van

de vocalen genoteerd. Hiervan vertoonde 20,4% (11/54) een positieve evolutie in

een correcte uitspraak van de vocalen. Daarentegen kwam de stoornis bij acht

studenten (8/54; 14,8%) pas in het tweede academiejaar aan het licht.

Dialectinvloed

Een dialectinvloed bij het produceren van de vocalen werd bij 81,5% (44/54) van de

participanten uit het eerste jaar geobserveerd. Vijftien (15/54; 27,8%) ervan

vertoonden een positieve vooruitgang. Hiertegenover staan zes

tweedejaarsstudenten (6/54; 11,1%) waarbij een negatieve evolutie waargenomen

werd.

Page 52: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

52

Tabel 23: Vocalen

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Posterieur 74,1% (40) 20,4% (11) 53,7% (29)

14,8% (8) 68,5% (37) 0,648

Dialectinvloed 81,5% (44) 27,8% (15) 53,7% (29)

11,1% (6) 64,8% (35) 0,078

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Diftongen

Monodiftongatie

Van de 43 eerste bachelorstudenten (43/54; 79,6%) vertoonden slechts negen (9/54;

16,7%) een positieve evolutie betreffende het gediftongeerd uitspreken van de

tweeklanken. Bij de overige 34 studenten (34/54; 63%) bleef de stoornis bestaan

(30/54; 55,6%) of nam de stoornis gedeeltelijk af (4/54; 7,4%). Tot slot spraken twee

participanten (2/54; 3,7%), uit het tweede jaar, de tweeklanken onvoldoende

gediftongeerd uit. Het ging hierbij om een significant (p = 0,035) aantal studenten dat

een positieve evolutie doormaakte.

Tabel 24: Diftongen

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Mono-diftongatie

79,6% (43) 16,7% (9) 63% (34) 3,7% (2) 66,7% (36) 0,035*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 53: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

53

Consonanten

Articulatiestoornissen

Stoornissen bij het uitspreken van de verschillende consonanten bleken bij 98,1%

eerstejaarsstudenten (53/54) aanwezig te zijn. Niemand maakte een positieve

evolutie door. De enige student van het eerste jaar (1/54; 1,9%) zonder stoornis

evolueerde bovendien in negatieve zin.

Deletie finale consonanten

Bij 85,2% (46/54) van de deelnemers uit het eerste bachelorjaar werd een deletie

van de finale consonanten geobserveerd. Hiervan maakten negentien studenten

(19/54; 35,2%) een positieve evolutie door. Daarentegen werd een deletie pas in het

tweede jaar teruggevonden bij vier deelnemers (4/54; 7,4%). Het aantal studenten

dat een positieve evolutie doormaakte, was bijgevolg significant (p = 0,003).

Clusterreductie

Clusterreducties traden slechts op bij drie eerste bachelorstudenten (3/54; 5,6%). Zij

maakten allen een positieve evolutie door in tegenstelling tot één tweedejaarsstudent

(1/54; 1,9%) waarvan de stoornis pas later geobserveerd werd.

Tabel 25: Consonanten

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Articulatie-stoornissen

98,1% (53) 0% (0) 98,1% (53)

1,9% (1) 100% (54) /

Deletie finale consonant

85,2% (46) 35,2% (19)

50% (27) 7,4% (4) 57,4% (31) 0,003*

Clusterreductie 5,6% (3) 5,6% (3) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) 0,625

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 54: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

54

Stem

Ademhaling

75,9% (41/54) van de eerste bachelorstudenten vertoonde een thoracale

ademhaling. Bij achttien studenten (18/54; 33,3%) werd een positieve evolutie

genoteerd. Daarnaast kwam een foutieve ademhaling bij zeven deelnemers (7/54;

13%) pas in het tweede academiejaar aan het licht.

Tabel 26: Ademhaling

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde ademhaling

75,9% (41) 33,3% (18)

42,6% (23) 13% (7) 55,6% (30) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Stemkwaliteit

In dit onderzoek werd enkel rekening gehouden met de globale G-waarde van de

GRABSI-schaal. Hierbij werden vier categorieën onderscheiden: normale waarde

(G0), lichte graad (G1), milde graad (G2) en ernstige graad (G3) van afwijking.

Uit het onderzoek bleek dat 72,2% (39/54) van de eerstejaarsstudenten een waarde

G0 toegekend kregen. Dit bleef voor 22 (22/54; 40,7%) van hen zo in het tweede

jaar. De overige zeventien studenten (17/54; 31,5%) maakten een negatieve evolutie

door waarbij vijftien studenten (15/54; 27,8%) evolueerden naar een G1 en twee

studenten (2/54; 3,7%) naar een G2.

Bij de dertien studenten (13/54; 24,1%) met een waarde G1 behielden er twee (2/54;

3,7%) hun score. Daarnaast vertoonden zeven deelnemers (7/54; 13%) een

positieve evolutie in het tweede jaar met het behalen van een normale waarde (G0).

Tot slot maakten vier tweedejaarsstudenten (4/54; 7,4%) een negatieve evolutie door

met een waarde G2.

Page 55: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

55

Een milde graad (G2) werd toegekend aan twee participanten uit het eerste

bachelorjaar (2/54; 3,7%). Bij de ene student (1/54; 1,9%) werd een negatieve

evolutie geobserveerd (G3) en bij de andere (1/54; 1,9%) een positieve (G1).

Tabel 27: Stemkwaliteit

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde G 27,8% (15) 13% (7) 5,6% (3) 42,6% (22) 46,3% (25) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Toonhoogte

In totaal kampten vijf deelnemers uit het eerste academiejaar (5/54; 9,3%) met een

gestoorde toonhoogte. De toonhoogte was bij een van hen (1/54; 1,9%) te laag en bij

de overige vier (4/54; 7,4%) te hoog. Alle eerstejaarsstudenten maakten een

positieve evolutie door zodat een normale toonhoogte bij alle participanten in het

tweede jaar geobserveerd werd.

Tabel 28: Toonhoogte

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde toonhoogte

9,3% (5) 9,3% (5) 0% (0) 0% (0) 0% (0) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 56: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

56

Intensiteit

Op vlak van intensiteit vertoonden zes eerstejaarsstudenten (6/54; 11,1%) een

afwijkende luidheid. De stem was bij vijf deelnemers (5/54; 9,3%) te stil en bij één

(1/54; 1,9%) te luid. Bij allen werd een positieve evolutie genoteerd. Dit in

tegenstelling tot de twee tweedejaarsstudenten (2/54; 3,7%) waarbij de luidheid een

negatieve evolutie (te stil) doormaakte.

Tabel 29: Intensiteit

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde intensiteit

11,1% (6) 11,1% (6) 0% (0) 3,7% (2) 3,7% (2) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Intonatie

Bij 22,2% (12/54) van de deelnemers uit het eerste jaar werd de intonatie als

monotoon beoordeeld. Daarnaast vertoonde één student (1/54; 1,9%) een

afwisselende intonatie. Alle twaalf de studenten (12/54; 22,2%) evolueerden tot het

gebruik van een correcte intonatie. Het ging hierbij om een significant (p = 0,002)

positieve evolutie. De student met een wisselende intonatie (1/54; 1,9%) werd in het

tweede jaar dan weer monotoon beoordeeld. Tot slot kwam een afwisselende

intonatie bij twee studenten uit het tweede jaar (2/54; 3,7%) pas later aan het licht.

Page 57: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

57

Tabel 30: Intonatie

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde intonatie (monotoon + afwisselend)

24,1% (13) 22,2% (12)

1,9% (1) 3,7% (2) 5,6% (3) 0,002*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Taal

Woordgebruik

De dialectinvloed bij het woordgebruik kwam voor bij 29 eerste bachelorstudenten

(29/54; 53,7%). De meerderheid van hen, vijftien studenten (15/54; 27,8%),

vertoonde in het tweede jaar een positieve evolutie. Daarnaast waren er dertien

participanten (13/54; 24,1%) die in het tweede bachelorjaar een negatieve evolutie

doormaakten.

Tabel 31: Woordgebruik

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Dialectinvloed 53,7% (29) 27,8% (15)

25,9% (14)

24,1% (13)

50% (27) 0,851

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 58: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

58

Zinsvorming

In het eerste bachelorjaar werden geen afwijkingen inzake zinsvorming vastgesteld.

In het tweede jaar daarentegen vertoonden 21 studenten (21/54; 38,9%) een

negatieve evolutie. Twee van hen (2/54; 3,7%) produceerden te lange zinnen.

Daarnaast formuleerden negentien tweede bachelorstudenten (19/54; 35,2%)

onafgewerkte zinnen.

Tabel 32: Zinsvorming

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Te lange zinnen

0% (0) 0% (0) 0% (0) 3,7% (2) 3,7% (2) /

Onafgewerkte zinnen

0% (0) 0% (0) 0%(0) 35,2% (19)

35,2% (19) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Vloeiendheid

In totaal presenteerden twee eerstejaarsstudenten (2/54; 3,7%) zich met een

afwijkende vloeiendheid van de spraak. Beide studenten maakten een positieve

evolutie door. In het tweede bachelorjaar werden echter negen studenten (9/54;

16,7%) als onvloeiend beschouwd naast veertien tweedejaarsstudenten (14/54;

25,9%) bij wie een wisselende vloeiendheid geobserveerd werd.

Tabel 33: Vloeiendheid

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde vloeiendheid

3,7% (2) 3,7% (2) 0% (0) 42,6% (23) 42,6% (23) /

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 59: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

59

Spreekritme

Bij zeven deelnemers uit het eerste bachelorjaar (7/54; 13%) had het spreekritme

een negatieve invloed op de spraakverstaanbaarheid. Daarnaast werd een lichte

daling van de spraakverstaanbaarheid bij twee eerstejaarsstudenten (2/54; 3,7%)

waargenomen. Er werd bij allen een positieve vooruitgang geobserveerd. Dit in

tegenstelling tot vier tweedejaarsstudenten (4/54; 7,4%) waarbij een duidelijke en

een lichte daling pas later werd geregistreerd bij respectievelijk telkens twee

studenten (2/54; 3,7%).

Tabel 34: Spreekritme

Aantal = 54

Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Invloed op SVBH

16,6% (9) 16,6% (9) 0% (0) 7,4% (4) 7,4% (4) 0,249

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Spraakverstaanbaarheid

Spraakverstaanbaarheid

Slechts bij één deelnemer uit het eerste bachelorjaar (1/54; 1,9%) was er sprake van

een algemeen gedaalde spraakverstaanbaarheid. Deze student vertoonde een

positieve evolutie. Daarnaast was er één student (1/54; 1,9%) bij wie de gestoorde

spraakverstaanbaarheid pas in het tweede academiejaar aan het licht kwam.

Page 60: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

60

Tabel 35: Spraakverstaanbaarheid

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gedaalde SVH 1,9% (1) 1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) 1,000

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Expressiviteit

Van de 21 eerstejaarsstudenten (21/54; 38,9%) met een geringe expressiviteit

vertoonden er twintig (20/54; 37%) een significant (p = 0,000) positieve evolutie. Bij

één student (1/54; 1,9%) bleef de expressie afwisselend tot normaal. De twee

studenten uit het eerste jaar (2/54; 3,7%) met enerzijds een normale en anderzijds

een wisselende expressie maakten beiden een negatieve evolutie door (geringe

expressie).

Tabel 36: Expressiviteit

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde expressiviteit

38,9% (21) 37% (20)

1,9% (1) 3,7% (2) 5,6% (3) 0,000*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Houding

De twee eerstejaarsstudenten (2/54; 3,7%) die een te slappe houding vertoonden,

maakten allebei een positieve evolutie door. Dit in tegenstelling tot één student (1/54;

1,9%) die een negatieve evolutie vertoonde en in het tweede jaar een te slappe

houding had.

Page 61: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

61

Tabel 37: Houding

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoorde houding

3,7% (2) 3,7% (2) 0% (0) 1,9% (1) 1,9% (1) 1,000

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Aankijkgedrag

De meerderheid van de participanten uit het eerste jaar (53/54; 98,1%) maakte

voldoende oogcontact tijdens het spreken. Bij de studenten van het tweede jaar werd

echter een negatieve evolutie geobserveerd. Bij tien studenten (10/54; 16,7%) werd

het aankijkgedrag als afwezig beschouwd. Daarnaast hadden zeventien

tweedejaarsstudenten (17/54; 31,5%) wisselend oogcontact met de onderzoekers.

De enige student (1/54; 1,9%) uit het eerste jaar bleef tot slot de stoornis in het

tweede jaar vertonen.

Tabel 38: Aankijkgedrag

Aantal = 54 Bachelor 1 Positief Stagnatie Negatief Bachelor 2 Significantie

Gestoord aankijkgedrag

1,9% (1) 0% (0) 1,9% (1) 50,0% (27)

51,9% (28) 0,000*

Positief (groen) = de studenten waarbij de stoornis niet langer opgemerkt wordt. Stagnatie (rood) = de studenten waarbij de stoornis aanwezig blijft. Negatief (rood) = de studenten waarbij de stoornis pas in het tweede bachelorjaar aan het licht komt.

Î Bachelor 1 = positieve evolutie + stagnatie Î Bachelor 2 = stagnatie + negatieve evolutie

/ = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 62: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

62

6.2 Onderzoeksvraag 2

‘Kunnen de studenten hun eigen spraak analyseren aan de hand van een video-opname?’

Eenzelfde weergave als bij de resultaten van de eerste onderzoeksvraag wordt

gehanteerd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat afwezig volgens de studenten in

dit onderzoek betekent dat de studenten de betreffende stoornis onvoldoende (<

20% van de tijd) zelf aangeven. Het betekent echter niet dat de stoornis nooit door

hen opgemerkt wordt.

6.2.1 Benoemingstaak

Consonanten

Apico-alveolaire klanken

/t/

Volgens de onderzoekers kampten elf tweede bachelorstudenten (11/54; 20,4%) met

een te natte uitspraak van de /t/. Deze stoornis werd slechts door één student (1/54;

1,9%) opgemerkt. Een significant verschil (p = 0,002) tussen het oordeel van de

onderzoekers en dat van de studenten werd waargenomen.

/d/

Bij de uitspraak van de /d/ werden geen persisterende stoornissen (> 20%)

geregistreerd. Alle deelnemers gingen akkoord met deze bevinding.

/n/

In het tweede academiejaar vertoonde slechts één participant (1/54; 1,9%) een

deletie van de /n/ in finale positie. Deze student merkte de stoornis niet op.

Page 63: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

63

/s/

Onderzoek toonde aan dat bij 7,4% (4/54) van de participanten een sigmatisme

stridens geobserveerd werd. Deze stoornis werd slechts door één van hen (1/54;

1,9%) opgemerkt. Daarentegen waren er zeven studenten (7/54; 13%) die vonden

dat zij met een sigmatisme stridens kampten. Dit in tegenstelling tot het oordeel van

de onderzoekers.

De enige tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) met een addentale articulatie van de /s/

merkte de stoornis niet op.

Tot slot vond één deelnemer (1/54; 1,9%) dat er sprake was van een sigmatisme

simplex. Dit werd door de onderzoekers niet aangegeven.

/z/

Verstemlozing van de /z/ trad bij één participant uit het tweede jaar (1/54; 1,9%) op.

Deze student duidde dit zelf niet aan. Er waren echter drie studenten (3/54; 5,6%) die

wel aangaven met een verstemlozing van de klank te kampen, ondanks het feit dat

dit niet door de onderzoekers werd vastgesteld.

/l/

Volgens de onderzoekers vertoonde geen enkele deelnemer uit het tweede jaar een

stoornis bij de uitspraak van de /l/. Dit stond in contrast met de drie studenten (3/54;

5,6%) die van zichzelf vonden dat de /l/ te dik gearticuleerd werd.

Page 64: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

64

Tabel 39: Apico-alveolaire klanken

Tautacismen

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Nat Wel 20,4% (11) 1,9% (1)

18,5% (10)

44 studenten oordeelden conform de testing.

0,002*

Niet 79,6% (43) 79,6% (43)

0% (0)

10 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,002*

Productie /n/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Deletie finale /n/

Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Sigmatismen

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Stridens Wel 7,4% (4) 1,9% (1)

5,6% (3)

44 studenten oordeelden conform de testing.

0,344

Niet 92,6% (50)

79,6% (43)

13% (7)

10 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,344

Addentaliteit Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Simplex Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 98,1% (53)

1,9% (1)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Page 65: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

65

Productie /z/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Verstemlozing Æ /s/

Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

50 studenten oordeelden conform de testing.

0,625

Niet 98,1% (53) 92,6% (50)

5,6% (3)

4 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,625

Lambdacismen

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Dik Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

51 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 94,4% (51)

5,6% (3)

3 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Opnieuw werden de stoornissen bij de rhotacismen onderverdeeld naargelang de

plaats van voorkomen.

Tongpunt /r/

INITIEEL

De enige student uit het tweede bachelorjaar (1/38; 2,6%) waarbij een rhotacismus

non vibrans optrad, merkte deze stoornis niet op.

MEDIAAL

Bij 7,9% (3/38) van de participanten uit het tweede jaar werd een rhotacismus non

vibrans geobserveerd. Geen van hen deelde de mening van de onderzoekers.

Page 66: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

66

FINAAL

Meer dan de helft van de tweedejaarsstudenten (28/38; 73,7%) vertoonde een

rhotacismus non vibrans in finale positie. De meerderheid (25/38; 65,8%) slaagde er

niet in de stoornis op te merken. Het ging hierbij om een significant verschil (p =

0,000) tussen het oordeel van de onderzoekers en die van de deelnemers.

CLUSTER

Bij twee studenten uit het tweede bachelorjaar (2/38; 5,3%) werd een rhotacismus

non vibrans geobserveerd. Slechts één van hen (1/38; 2,6%) merkte de stoornis op.

Page 67: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

67

Tabel 40: Productie van tongpunt /r/

Rhotacismus non vibrans

Aantal = 38 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

INITIEEL Wel 2,6% (1/38) 0% (0/38)

2,6% (1/38)

37 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 97,4 % (37/38) 94,7% (37/38)

0% (0/38)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

MEDIAAL Wel 7,9% (3/38) 0% (0/38)

7,9% (3/38)

35 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 92,1% (35/38) 92,1% (35/38)

0% (0/38)

3 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

FINAAL Wel 73,7% (28/38) 7,9% (3/38)

65,8% (25/38)

13 studenten oordeelden conform de testing.

0,000*

Niet 26,3% (10/38) 26,3% (10/38)

0% (0/38)

24 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,000*

CLUSTER Wel 5,3% (2/38) 2,6% (1/38)

2,6% (1/38)

37 studenten oordeelden conform de testing.

0,233

Niet 94,7% (36/38) 94,7% (36/38)

0% (0/38)

1 student oordeelde niet conform de testing.

0,233

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 68: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

68

Huig /R/

INITIEEL

De productie van de huig /R/ in initiële positie werd bij twee participanten, uit het

tweede jaar (2/16; 12,5%), gekenmerkt door een rhotacismus non vibrans. Beide

studenten slaagden er niet in deze stoornis op te merken.

Hetzelfde fenomeen werd geobserveerd bij het optreden van een rhotacismus non

sonans bij twee tweedejaarsstudenten (2/16; 12,5%). Geen van beide merkte de

stoornis op.

MEDIAAL

Drie deelnemers uit het tweede jaar (3/16; 18,8%) vertoonden een rhotacismus non

vibrans in mediale positie. Geen enkele student ging akkoord met het besluit van de

onderzoekers.

FINAAL

In finale positie werd een rhotacismus non vibrans bij 81,3% van de participanten uit

het tweede bachelorjaar (13/16) geobserveerd. Deze stoornis werd slechts door drie

van hen (3/16; 18,8%) opgemerkt. Daarnaast was er één student (1/16; 6,25%) die

vond dat er sprake was van een rhotacismus non vibrans.

Een rhotacismus non sonans kwam voor bij één student van het tweede bachelorjaar

(1/16; 6,25%). De student merkte de stoornis echter niet op.

CLUSTER

Uit het onderzoek bleek dat vijf tweedejaarsstudenten (5/16; 31,3%) een rhotacismus

non vibrans vertoonden. Slechts twee van hen (2/16; 12,5%) deelden het oordeel

van de onderzoekers. Daarnaast was er één student (1/16; 6,3%) die vond dat de

stoornis aanwezig was ondanks het oordeel van de onderzoekers.

Page 69: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

69

Tabel 41: Productie van huig /R/

Rhotacismus non vibrans

Aantal = 16 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

INITIEEL Wel 12,5% (2/16) 0% (0/16)

12,5% (2/16)

14 studenten oordeelden conform de testing.

0,261

Niet 87,5% (14/16) 87,5% (14/16)

0% (0/16)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,261

MEDIAAL Wel 18,8% (3/16) 0% (0/16)

18,8% (3/16)

13 studenten oordeelden conform de testing.

0,172

Niet 81,3% (13/16) 81,3% (13/16)

0% (0/16)

3 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,172

FINAAL Wel 81,3% (13/16) 18,8% (3/16)

62,5% (10/16)

5 studenten oordeelden conform de testing.

0,081

Niet 18,8% (3/16) 12,5% (2/16)

6,25% (1/16)

11 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,081

CLUSTER Wel 31,3% (5/16) 12,5% (2/16)

18,8% (3/16)

12 studenten oordeelden conform de testing.

0,392

Niet 68,8% (11/16) 62,5% (10/16)

6,25% (1/16)

4 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,392

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 70: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

70

Rhotacismus non sonans

Aantal = 17 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

INITIEEL Wel 12,5% (2/16) 0% (0/16)

12,5% (2/16)

14 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 87,5% (14/16) 87,5% (14/16)

0% (0/16)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

FINAAL Wel 6,25% (1/16) 0% (0/16)

6,25% (1/16)

15 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 93,8% (15/16) 93,8% (15/16)

0% (0/16)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Bilabiale klanken

/p/

Bij de uitspraak van de /p/ werden geen persisterende stoornissen (≥ 20%)

geregistreerd. Alle deelnemers gingen akkoord met deze resultaten.

Labiodentale klanken

/v/

Articulatiestoornissen van de /v/ kwamen niet systematisch (≥ 20%) voor bij de 54

deelnemers uit het tweede bachelorjaar. Toch waren twee studenten (2/54; 3,7%)

van mening dat een verstemlozing van de /v/ bij hen optrad.

Page 71: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

71

Tabel 42: Labiodentale klanken

Productie /v/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Verstemlozing Æ /f/

Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

52 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 96,3% (52)

3,7% (2)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Velaire klanken

/k/

Bij de uitspraak van de /k/ werden eveneens geen persisterende (≥ 20%) stoornissen

geregistreerd. Deze mening werd gedeeld door alle deelnemers van het tweede jaar.

/g/

Volgens de onderzoekers trad bij één tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) een /g/-/h/-

verwarring op. Dit werd door die ene student bevestigd. Daarnaast gaf één student

(1/54; 1,9%) aan dat zijn /g/ te veel naar een /h/ neigde.

/ch/

In totaal produceerden drie deelnemers uit het tweede bachelorjaar (3/54; 5,6%) de

/ch/ met onvoldoende fricatie. Slechts één van hen (1/54; 1,9%) deelde de mening

van de onderzoekers.

Page 72: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

72

Tabel 43: Velaire klanken

Productie /g/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

/g/-/h/-verwarring

Wel 1,9% (1) 1,9% (1)

0% (0)

53 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 98,1% (53) 96,3% (52)

1,9% (1)

1 student oordeelde niet conform de testing.

1,000

Productie /ch/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Onvoldoende fricatie

Wel 5,6% (3) 1,9% (1)

3,7% (2)

52 studenten oordeelden conform de testing.

0,500

Niet 94,4% (51) 94,4% (51)

0% (0)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,500

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Laryngeale klanken

/h/

In contrast met de bevindingen van de onderzoekers die aangaven dat geen enkele

participant uit het tweede jaar een stoornis bij de uitspraak van de /h/ vertoonde,

vonden drie studenten (3/54; 5,6%) dat hun /h/ met te veel fricatie geproduceerd

werd. Hierdoor neigde de klank naar een /g/.

Page 73: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

73

Tabel 44: Laryngeale klanken

Productie /h/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

/h/-/g/-verwarring

Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

51 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 94,4% (51)

5,6% (3)

3 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Consonantclusters

Cluster /-rst/

De onderzoekers waren van mening dat de consonantcluster /-rst/ bij 20,4% van de

tweedejaarsstudenten (11/54) onvoldoende correct gearticuleerd werd. Geen enkele

student ging akkoord met het oordeel van de onderzoekers waardoor een significant

verschil (p = 0,006) tussen de mening van beide partijen optrad. Daarnaast vond één

student (1/54; 1,9%) dat de articulatie van de cluster beter verzorgd kon worden.

Tabel 45: Consonantclusters

Productie /-rst/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Slordig Wel 20,4% (11) 0% (0)

20,4% (11)

42 studenten oordeelden conform de testing.

0,006*

Niet 79,6% (43) 77,8% (42)

1,9% (1)

12 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,006*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 74: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

74

Vocalen

/a/

Bij twee deelnemers uit het tweede bachelorjaar (2/54; 3,7%) werd een posterieure

articulatie van de /a/ geregistreerd. Geen van beide merkte de stoornis op.

Een te vette uitspraak van de /a/ daarentegen werd door één student uit het tweede

jaar (1/54; 1,9%) aangegeven. Dit in tegenstelling tot de mening van de

onderzoekers.

Hetzelfde fenomeen werd geobserveerd bij het produceren van een harde steminzet

waarbij één student (1/54; 1,9%) de stoornis als aanwezig beschouwde.

Tabel 46: Productie /a/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Posterieur Wel 3,7% (2) 0% (0)

3,7% (2)

52 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 96,3% (52) 96,3% (52)

0% (0)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Vet Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 98,1% (53)

1,9% (1)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Harde steminzet

Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 98,1% (53)

1,9% (1)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 75: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

75

/aa/

Volgens de onderzoekers trad bij één tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) een te

posterieure articulatie van de /aa/ op. Dit werd niet door de student bevestigd.

Daarentegen gaf één student (1/54; 1,9%) zelf aan dat de /aa/ te posterieur

geproduceerd werd.

Tabel 47: Productie /aa/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Posterieur Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

52 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 98,1% (53) 96,3% (52)

1,9% (1)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

1,000

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/e/

Bij 22,2% van de participanten uit het tweede jaar (12/54) werd de /e/ te posterieur

gearticuleerd. Niemand van hen merkte de stoornis op. Daarentegen gaven drie

studenten (3/54; 5,6%) zelf aan dat de articulatie te posterieur gebeurde ondanks dat

dit niet door de onderzoekers werd geobserveerd. Een significant verschil (p = 0,035)

tussen het oordeel van beide partijen werd bijgevolg geregistreerd.

Daarnaast vertoonden twee tweedejaarsstudenten (2/54; 3,7%) een te vette

uitspraak van de /e/. Dit werd slechts door één van hen (1/54; 1,9%) zelf

aangegeven. Daarbij kwamen tien extra studenten (10/54; 18,5%) die vonden dat de

articulatie te vet was. Het ging hierbij eveneens om een significant verschil (p =

0,012) tussen het oordeel van de onderzoekers en dat van de studenten.

Tot slot werd een substitutie van de /e/ door de /i/ geregistreerd bij negen

tweedejaarsstudenten (9/54; 16,7%). Geen van hen ging akkoord met het oordeel

van de onderzoekers.

Page 76: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

76

Tabel 48: Productie /e/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Posterieur Wel 22,2% (12) 0% (0)

22,2% (12)

39 studenten oordeelden conform de testing.

0,035*

Niet 77,8% (42) 72,2% (39)

5,6% (3)

15 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,035*

Vet Wel 3,7% (2) 1,9% (1)

1,9% (1)

43 studenten oordeelden conform de testing.

0,012*

Niet 96,3% (52) 77,8% (42)

18,5% (10)

11 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,012*

Substitutie /e/ Æ /i/

Wel 16,7% (9) 0% (0)

16,7% (9)

45 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 83,3% (45) 83,3% (45)

0% (0)

9 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/ee/

Bij de uitspraak van de /ee/ werden geen persisterende stoornissen (≥ 20%)

geregistreerd. Deze mening werd gedeeld door alle deelnemers van het tweede jaar.

Doffe /e/

Een deletie van de /e/ in finale positie werd bij een derde van de

tweedejaarsstudenten (17/54; 31,5%) geregistreerd. Deze stoornis werd slechts door

zes van hen (6/54; 11,1%) opgemerkt. Daarnaast waren er zes studenten (6/54;

11,1%) die van zichzelf vonden dat de /e/ in finale positie verdwenen was. Dit in strijd

met het oordeel van de onderzoekers.

Page 77: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

77

Tot slot vond één student (1/54; 1,9%) dat zijn /e/ te posterieur gearticuleerd werd

ondanks dat dit niet door de onderzoekers aangegeven werd.

Tabel 49: Productie doffe e

Productie doffe /e/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Deletie finale doffe /e/

Wel 31,5% (17) 11,1% (6)

20,4% (11)

37 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 68,5% (37) 57,4% (31)

11,1% (6)

17 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Posterieur Wel 0% (0)

0% (0)

0% (0)

53 studenten oordeelden conform de testing.

0,332

Niet 100% (54)

98,1% (53)

1,9% (1)

1 student oordeelde niet conform de testing.

0,332

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/i/

Een te posterieure articulatie van de /i/ kwam volgens de onderzoekers voor bij vijf

deelnemers uit het tweede jaar (5/54; 9,3%). Twee van hen (2/54; 3,7%) deelden de

mening van de onderzoekers. Daarnaast gaven drie tweedejaarsstudenten (3/54;

5,6%) van zichzelf aan een te posterieure articulatie van de /i/ te hanteren.

Substitutie van de /i/ door de /ie/ was aanwezig bij 24,1% van de participanten

(13/54). Vier van hen (4/54; 7,4%) gingen akkoord met het oordeel van de

onderzoekers. Het ging hierbij om een significant verschil (p = 0,004) tussen het

oordeel van de onderzoekers en dat van de studenten.

Page 78: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

78

Tabel 50: Productie /i/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Posterieur Wel 9,3% (5) 3,7% (2)

5,6% (3)

48 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 90,7% (49) 85,2% (46)

5,6% (3)

6 studenten oordeelden niet conform de testing

1,000

Substitutie /i/ Æ /ie/

Wel 24,1% (13) 7,4% (4)

16,7% (9)

45 studenten oordeelden conform de testing.

0,004*

Niet 75,9% (41) 75,9% (41)

0% (0)

9 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,004*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/ie/

Volgens de onderzoekers werd de /ie/ bij twee tweedejaarsstudenten (2/54; 3,7%) te

lang uitgesproken. Geen van hen merkte dit zelf op.

Tabel 51: Productie /ie/

Aantal = 54

Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Te lang Wel 3,7% (2) 0% (0)

3,7% (2)

52 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 96,3% (52) 96,3% (52)

0% (0)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 79: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

79

/o/

Bij de uitspraak van de /o/ werden geen persisterende stoornissen (≥ 20%)

geregistreerd. Alle deelnemers gingen akkoord met deze bevinding.

/oo/

Bij de productie van de /oo/ werden drie belangrijke articulatiestoornissen

geobserveerd. Elke stoornis (onvoldoende lipronding, posterieure articulatie en te

kort) werd telkens bij één student uit het tweede jaar (1/54; 1,9%) geregistreerd.

Geen enkele keer werd de stoornis door de desbetreffende student als aanwezig

beschouwd.

Tabel 52: Productie /oo/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Onvoldoende lipronding

Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Posterieur Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Te kort Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

53 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

1 student oordeelde niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 80: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

80

/u/

Articulatiestoornissen van de /u/ kwamen niet frequent (≥ 20%) voor. Deze mening

werd door alle participanten gedeeld.

/uu/

In totaal produceerden twee studenten uit het tweede jaar (2/54; 3,7%) de /uu/ te

lang. Geen van hen merkte de stoornis op. Daarnaast waren twee andere

deelnemers (2/54; 3,7%) van mening dat de productie van de /uu/ bij hen te lang was

ondanks het tegengesteld oordeel van de onderzoekers.

Tabel 53: Productie /uu/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Te lang Wel 3,7% (2) 0% (0)

3,7% (2)

50 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 96,3% (52) 92,6% (50)

3,7% (2)

4 studenten oordeelden niet conform de testing.

1,000

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

/oe/

Bij de uitspraak van de /oe/ werden geen systematische stoornissen (≥ 20%)

geregistreerd. Alle deelnemers deelden de mening van de onderzoekers.

Page 81: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

81

Diftongen

Onderzoek toonde aan dat bij 46,3% van de participanten (25/54) de /ui/ met

onvoldoende diftongatie gearticuleerd werd. Deze stoornis werd door vijftien van hen

(15/54; 27,8%) opgemerkt. Bovendien waren er drie studenten (3/54; 5,6%) die

vonden dat hun tweeklank eveneens gemonodiftongeerd werd. Dit in tegenstelling tot

het oordeel van de onderzoekers.

Bovendien werd de tweeklank /ui/, bij één student van het tweede bachelorjaar (1/54;

1,9%), te posterieur gearticuleerd. Dit werd door de student zelf opgemerkt.

Tabel 54: Productie tweeklank /ui/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Monodiftongatie Wel 46,3% (25) 27,8% (15)

18,5% (10)

41 studenten oordeelden conform de testing.

0,092

Niet 53,7% (29) 48,1% (26)

5,6% (3)

13 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,092

Posterieur Wel 1,9% (1) 1,9% (1)

0% (0)

54 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 98,1% (53) 98,1% (53)

0% (0)

Geen enkele student oordeelde niet conform de testing.

1,000

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Monodiftongatie van de tweeklank /ei/ werd bij 31 deelnemers uit het tweede jaar

(31/54; 57,4%) geobserveerd. Het merendeel (22/54; 40,7%) ging akkoord met het

oordeel van de onderzoekers. In tegenstelling tot het besluit van de onderzoekers

waren er vier studenten (4/54; 7,4%) van mening dat de tweeklank /ei/ bij hen

eveneens onvoldoende gediftongeerd werd.

Page 82: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

82

Tabel 55: Productie van tweeklank /ei/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Monodiftongatie Wel 57,4% (31) 40,7% (22)

16,7% (9)

41 studenten oordeelden conform de testing.

0,267

Niet 42,6% (23) 35,2% (19)

7,4% (4)

13 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,267

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Bij de tweeklank /au/ was er sprake van monodiftongatie bij 42,6% van de

participanten uit het tweede jaar (23/54). Twaalf van hen (12/54; 22,2%) achtten de

stoornis als aanwezig. Daarbij kwamen zes studenten (6/54; 11,1%) die vonden dat

de tweeklank bij hen gemonodiftongeerd uitgesproken werd ondanks dat het niet

door de onderzoekers werd aangegeven.

Een te posterieure articulatie van de tweeklank /au/ werd geobserveerd bij vier

tweedejaarsstudenten (4/54; 7,4%). Geen van hen merkte de stoornis op. Tot slot

vond één student (1/54; 1,9%) zelf dat de uitspraak van de tweeklank /au/ te

posterieur gebeurde.

Page 83: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

83

Tabel 56: Productie van tweeklank /au/

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Monodiftongatie Wel 42,6% (23) 22,2% (12)

20,4% (11)

37 studenten oordeelden conform de testing.

0,332

Niet 57,4% (31) 46,3% (25)

11,1% (6)

17 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,332

Posterieur

Wel 7,4% (4) 0% (0)

7,4% (4)

49 studenten oordeelden conform de testing.

0,375

Niet 92,6% (50) 90,7% (49)

1,9% (1)

5 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,375

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 84: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

84

6.2.2 Spontane spraak en lezen

Articulatie

Algemene articulatiebasis

Monotoon

Onderzoek wees uit dat drie tweedejaarsstudenten (3/54; 5,6%) een te monotone

articulatiebasis hadden. Slechts één van hen (1/54; 1,9%) ging akkoord met deze

bevinding. Daarnaast vonden vijf andere tweede bachelorstudenten (5/54; 9,3%) dat

zij een monotone articulatiebasis hanteerden, dit in strijd met het oordeel van de

onderzoekers.

Posterieur

Een te posterieure articulatiebasis werd bij 46,3% (25/54) participanten uit het

tweede jaar geobserveerd. Amper vijf van hen (5/54; 9,3%) merkten de stoornis op.

Daarnaast gaven vier studenten (4/54; 7,4%) van zichzelf aan dat hun algemene

articulatiebasis te posterieur was. Aangezien 24 studenten (24/54; 44,4%) de mening

van de onderzoekers niet deelden, ging het hier om een significant verschil (p =

0,002) tussen de perceptie van de onderzoekers en die van de studenten waarbij de

studenten zichzelf positiever inschatten.

Geringe verticaliteit

Van de 28 tweedejaarsstudenten (28/54; 51,9%), die geringe mondmotorische

activiteit vertoonden, ging de meerderheid (18/54; 33,3%) akkoord met het oordeel

van de onderzoekers. Dertien andere deelnemers (13/54; 24,1%), uit het tweede

jaar, beschouwden de stoornis eveneens als aanwezig bij zichzelf.

Page 85: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

85

Tabel 57: Algemene articulatiebasis

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Monotoon Wel 5,6% (3) 1,9% (1)

3,7% (2)

47 studenten oordeelden conform de testing.

0,453

Niet 94,4% (51) 85,2% (46)

9,3% (5)

7 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,453

Posterieur Wel 46,3% (25) 9,3% (5)

37% (20)

30 studenten oordeelden conform de testing.

0,002*

Niet 53,7% (29) 46,3% (25)

7,4% (4)

24 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,002*

Geringe verticaliteit

Wel 51,9% (28) 33,3% (18)

18,5% (10)

31 studenten oordeelden conform de testing.

0,678

Niet 48,1% (26) 24,1% (13)

24,1% (13)

23 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,678

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Vocalen

Posterieur

Het merendeel van de tweedejaarsstudenten (37/54; 68,5%) kampte met een te

posterieure articulatie van de vocalen. Slechts vier van hen (4/54; 7,4%) merkten de

stoornis op. Hierdoor trad een significant verschil (p = 0,000) op tussen de meningen

van beide partijen. De studenten beoordeelden zichzelf positiever. Dit in tegenstelling

tot de vier studenten (4/54; 7,4%) die vonden dat de uitspraak van de vocalen te

posterieur gebeurde, wat in strijd was met het oordeel van de onderzoekers.

Page 86: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

86

Dialectinvloed

Dialectinvloed bij de vocalen was merkbaar bij 64,8% van de tweedejaarsstudenten

(35/54). Dit werd bevestigd door 28 studenten (28/54; 51,9%). Tot slot vinkten

veertien deelnemers (14/54; 25,9%) de stoornis bij zichzelf aan. Dit verschilde van

het oordeel van de onderzoekers.

Tabel 58: Vocalen

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Posterieur Wel 68,5% (37) 7,4% (4)

61,1% (33)

17 studenten oordeelden conform de testing.

0,000*

Niet 31,5% (17) 24,1% (13)

7,4% (4)

37 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,000*

Dialectinvloed Wel 64,8% (35) 51,9% (28)

13% (7)

33 studenten oordeelden conform de testing.

0,189

Niet 35,2% (19) 9,3% (5)

25,9% (14)

21 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,189

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Diftongen

Monodiftongatie was aanwezig bij 32 participanten uit het tweede jaar (32/54;

59,3%). Daarnaast vertoonden vier tweedejaarsstudenten (4/54; 7,4%) een

afwisselende diftongatie. Dit werd door negentien studenten (19/54; 35,2%)

bevestigd. Tot slot gaven vier studenten (4/54; 7,4%) van zichzelf aan niet (3/54;

5,6%) of onvoldoende (1/54; 1,9%) te diftongeren in tegenstelling tot het oordeel van

de onderzoekers.

Page 87: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

87

Tabel 59: Diftongen

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Monodiftongatie Wel 66,7% (36) 35,2% (19)

31,5% (17)

33 studenten oordeelden conform de testing.

0,233

Niet 33,3% (18) 25,9% (14)

7,4% (4)

21 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,233

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Consonanten

Articulatiestoornissen

Op vlak van articulatie van de consonanten kampten alle tweedejaarsstudenten met

diverse stoornissen. Slechts zeventien studenten (17/54; 31,5%) vinkten de stoornis

bij zichzelf aan.

Deletie finale consonanten

Deletie van de finale consonanten trad op bij 57,4% (31/54) van de deelnemers uit

het tweede jaar. Hiervan merkten 21 studenten (21/54; 38,9%) de stoornis bij zichzelf

op. Daarnaast vonden twaalf andere studenten (12/54; 22,2%) dat zij de finale

consonant eveneens weglieten, in tegenstelling tot wat de onderzoekers aangaven.

Clusterreducties

De enige tweede bachelorstudent (1/54; 1,9%) waarbij clusterreducties geregistreerd

werden, merkte dit niet bij zichzelf op. Daarnaast waren er twee studenten (2/54;

3,7%) die de stoornis wel aanvinkten terwijl dit niet door de onderzoekers werd

aangegeven.

Page 88: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

88

Tabel 60: Consonanten

Consonanten

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Articulatie-stoornissen

Wel 100% (54) 31,5% (17)

68,5% (37)

17 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 0% (0) 0% (0)

0% (0)

37 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Deletie finale consonanten

Wel 57,4% (31) 38,9% (21)

18,5% (10)

32 studenten oordeelden conform de testing.

0,832

Niet 42,6% (23) 20,4% (11)

22,2% (12)

22 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,832

Clusterreducties Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

51 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 98,1% (53) 94,4% (51)

3,7% (2)

3 studenten oordeelden niet conform de testing.

1,000

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Stem

Ademhaling

Van de negen tweede bachelorstudenten (9/54; 16,7%) met een thoracale

ademhaling merkten er slechts drie (3/54; 5,6%) de stoornis op. Vijf studenten (5/54;

9,3%) vonden dat hun ademhaling normaal verliep en één student (1/54; 1,9%)

vinkte een hoorbare ademhaling aan.

Page 89: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

89

Van de 21 studenten (21/54; 38,9%) met een inspiratoire stridor gingen er slechts

twee (2/54; 3,7%) akkoord met het oordeel van de onderzoekers. De overige

negentien studenten (19/54; 35,2%) duidden een te hoge (5/54; 9,3%) of een

normale (14/54; 25,9%) ademhaling aan.

Er bestond een significant verschil (p = 0,006) tussen het oordeel van de

onderzoekers en dat van de studenten. De meeste studenten waren van mening dat

hun ademhaling normaal verliep. Dit in tegenstelling tot de vier studenten (4/54;

7,4%) die van zichzelf vonden dat hun ademhaling te hoog (1/54; 1,9%) of hoorbaar

(3/54; 5,6%) was.

Tabel 61: Ademhaling

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde ademhaling

Wel 55,6% (30) 9,3% (5)

46,3% (25)

25 studenten oordeelden conform de testing.

0,006*

Niet 44,4% (24) 37% (20)

7,4% (4)

29 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,006*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Stemkwaliteit

In totaal kreeg 53,7% (29/54) van de participanten uit het tweede jaar een score G0

(normaal) toegekend. In de zelfevaluatie gingen zeventien studenten (17/54; 31,5%)

hiermee akkoord. De overige studenten (12/54; 22,2%) gaven zichzelf een lagere

score, gaande van G1 (10/54; 18,5%) tot G2 (2/54; 3,7%).

Een waarde G1 (lichte graad) werd geobserveerd bij achttien tweedejaarsstudenten

(18/54; 33,3%). Zeven van hen (7/54; 13%) gingen akkoord met het oordeel van de

onderzoekers. Er waren echter negen studenten (9/54; 16,7%) die zichzelf beter

beoordeelden en een score G0 gaven. Tot slot vonden twee studenten (2/54; 3,7%)

dat zij een slechtere score (G2) verdienden.

Page 90: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

90

Van de zes tweede bachelorstudenten (6/54; 11,1%) met een score G2 (milde graad)

ging de helft (3/54; 5,6%) akkoord met de beslissing van de onderzoekers. De twee

overige deelnemers (2/54; 3,7%) hadden zichzelf beter ingeschat, respectievelijk G0

en G1. Tot slot gaf één student (1/54; 1,9%) zichzelf een lagere score (G3).

De enige tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) met een hoge graad van globale heesheid

(G3) deelde de mening van de onderzoekers.

Tabel 62: Stemkwaliteit

GRABSI

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde G Wel 46,3% (25) 22,2% (11)

25,9% (14)

28 studenten oordeelden conform de testing.

0,787

Niet 53,7% (29) 31,5% (17)

22,2% (12)

26 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,787

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Toonhoogte

Onderzoek wees uit dat de toonhoogte bij alle tweedejaarsstudenten normaal was.

Toch vonden drie studenten (3/54; 5,6%) van zichzelf dat hun toonhoogte te hoog

was. Daarnaast was één student (1/54; 1,9%) van mening een te lage toonhoogte te

hanteren.

Page 91: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

91

Tabel 63: Toonhoogte

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde toonhoogte

Wel 0% (0) 0% (0)

0% (0)

50 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 100% (54) 92,6% (50)

7,4% (4)

4 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Intensiteit

De enige twee studenten uit het tweede jaar (2/54; 3,7%) met een afwijkende (te

stille) intensiteit merkten dit niet op. Daarentegen vonden twee andere deelnemers

(2/54; 3,7%) hun eigen spraak te stil en één persoon (1/54; 1,9%) sprak naar eigen

mening te luid. Dit werd door de onderzoekers niet aangegeven.

Tabel 64: Intensiteit

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde intensiteit

Wel 3,7% (2) 0% (0)

3,7% (2)

49 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 96,3% (52) 90,7% (49)

5,6% (3)

5 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 92: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

92

Intonatie

Slechts bij één tweedejaarsstudent (1/54; 1,9%) werd een monotone intonatie

geregistreerd. Dit werd door de student bevestigd. Daarnaast werd de intonatie bij

twee studenten (2/54; 3,7%) afwisselend gescoord. Deze studenten waren zich hier

niet bewust van.

Tot slot vinkten, in strijd met het oordeel van de onderzoekers, negen studenten

(9/54; 16,7%) een monotone en één student (1/54; 1,9%) een afwisselende intonatie

aan. Er was bijgevolg een significant verschil (p = 0,009) merkbaar tussen beide

oordelen waarbij de studenten zichzelf slechter evalueerden.

Tabel 65: Intonatie

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde intonatie

Wel 5,6% (3) 1,9% (1)

3,7% (2)

42 studenten oordeelden conform de testing.

0,009*

Niet 94,4% (51) 75,9% (41)

18,5% (10)

12 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,009*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Taal

Woordgebruik

De helft van de tweedejaarsstudenten (27/54; 50%) vertoonde een dialectinvloed wat

betreft het woordgebruik. Deze stoornis werd door 21 van hen (21/54; 38,9%)

erkend. Daarbij komen achttien studenten (18/54; 33,3%) die zelf een dialectinvloed

opmerkten en één student (1/54; 1,9%) die vond dat een dialectinvloed af en toe

merkbaar was. Een groot aantal extra participanten was dus van mening dat

dialectinvloed in woordkeuze bij hen aanwezig was. Dit in contrast met de

bevindingen van de onderzoekers. Dit verschil was niet significant.

Page 93: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

93

Tabel 66: Woordgebruik

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Dialectinvloed Wel 50% (27) 38,9% (21)

11,1% (afwezig = 5; afwisselend = 1)

29 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 50% (27) 14,8% (8)

35,1% (aanwezig = 18; afwisselend = 1)

25 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Zinsvorming

Op vlak van zinsvorming maakten twee studenten uit het tweede jaar (2/54; 3,7%) te

lange zinnen. Dit werd niet door hen opgemerkt. Dit in tegenstelling tot de drie

studenten (3/54; 5,6%) die zelf vonden dat ze te lange zinnen produceerden.

Onafgewerkte zinnen werden bij 35,2% (19/54) van de tweedejaarsstudenten

geobserveerd. Dit werd slechts door zeven (7/54; 13%) bevestigd. Daarnaast waren

er elf studenten (11/54; 20,4%) die vonden dat hun zinnen onafgewerkt waren

hoewel dit niet door de onderzoekers werd aangegeven.

Page 94: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

94

Tabel 67: Zinsvorming

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Te lange zinnen

Wel 3,7% (2) 0% (0)

3,7% (2)

49 studenten oordeelden conform de testing.

0,359

Niet 96,3% (52) 90,7% (49)

5,6% (3)

5 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,359

Onafgewerkte zinnen

Wel 35,2% (19) 13% (7)

22,2% (12)

31 studenten oordeelden conform de testing.

1,000

Niet 64,8% (35) 44,4% (24)

20,4% (11)

13 studenten oordeelden niet conform de testing.

1,000

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Vloeiendheid

Van de negen (9/54; 16,7%) onvloeiende tweede bachelorstudenten gingen er

slechts twee (2/54; 3,7%) akkoord met het oordeel van de onderzoekers. Bij de

veertien studenten (14/54; 25,9%) met een wisselende vloeiendheid scoorden elf

(11/54; 20,4%) zichzelf als vloeiend en twee (2/54; 3,7%) als onvloeiend, in

tegenstelling tot de mening van de onderzoekers. Slechts één student (1/54; 1,9%)

ging akkoord.

Tot slot beschreven drie andere deelnemers (3/54; 5,6%) hun spraak als onvloeiend

hoewel dit niet door de onderzoekers werd aangegeven.

Er was sprake van een significant verschil (p = 0,002) waarbij de studenten zich

doorgaans meer vloeiend vonden in vergelijking met de bevindingen van de

onderzoekers.

Page 95: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

95

Tabel 68: Vloeiendheid

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde vloeiendheid

Wel 42,6% (23) 5,6% (3)

37,1% (20)

31 studenten oordeelden conform de testing.

0,002*

Niet 57,4% (31) 51,9% (28)

5,6% (3)

23 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,002*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Spreekritme

Een gedaalde spraakverstaanbaarheid ten gevolge van een gestoord spreekritme

werd bij twee deelnemers uit het tweede jaar (2/54; 3,7%) geobserveerd. Geen van

hen duidde deze stoornis aan.

De twee studenten van het tweede bachelorjaar (2/54; 3,7%), die een lichte daling

van de spraakverstaanbaarheid vertoonden, gingen niet akkoord met dit oordeel. Tot

slot vonden twee studenten (2/54; 3,7%) van zichzelf dat er sprake was van een

lichte (1/54; 1,9%) of duidelijke daling (1/54; 1,9%). Dit werd niet door de

onderzoekers aangegeven.

Page 96: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

96

Tabel 69: Spreekritme

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Significantie

Invloed op SVBH

Wel 7,4% (4) 0% (0)

7,4% (4)

48 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 92,6% (50) 88,9% (48)

3,7% (2)

6 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Spraakverstaanbaarheid

Spraakverstaanbaarheid

De enige persoon uit het tweede jaar (1/54; 1,9%) met een gedaalde

spraakverstaanbaarheid merkte dit zelf op. Daarnaast duidden twee andere

studenten (2/54; 3,7%) de stoornis aan in tegenstelling tot het oordeel van de

onderzoekers.

Tabel 70: Spraakverstaanbaarheid

Aantal = 54

Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gedaalde SVH

Wel 1,9% (1) 1,9% (1)

0% (0)

51 studenten oordeelden conform de testing.

?

Niet 98,1% (53) 92,6% (50)

3,7% (ja = 2; niet geselecteerd = 1)

2 studenten oordeelden niet conform de testing.

?

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 97: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

97

Expressiviteit

Van de twee tweedejaarsstudenten (2/54; 3,7%) met een geringe expressiviteit werd

de stoornis slechts door één persoon (1/54; 1,9%) erkend.

De enige student (1/54; 1,9%) met een afwisselende expressiviteit merkte dit niet op.

Tot slot vonden veertien andere participanten (14/54; 25,9%) dat hun spraak

onvoldoende expressief was terwijl de onderzoekers dit niet aangegeven hadden.

Tabel 71: Expressiviteit

Expressiviteit

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde expressiviteit

Wel 5,6% (3) 1,9% (1)

3,7% (2)

38 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 94,4% (51) 68,5% (37)

25,9% (14)

16 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Houding

Ondanks het oordeel van de onderzoekers vonden zes studenten (6/54; 11,1%) dat

hun houding hypertoon was. Eén student (1/54; 1,9%) gaf aan te kampen met een

hypotone houding.

De enige student uit het tweede jaar (1/54; 1,9%) met een hypotone houding merkte

dit niet op.

Page 98: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

98

Tabel 72: Houding

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sign.

Gestoorde houding

Wel 1,9% (1) 0% (0)

1,9% (1)

46 studenten oordeelden conform de testing.

/

Niet 98,1% (53) 85,2% (46)

13% (7)

8 studenten oordeelden niet conform de testing.

/

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Aankijkgedrag

Volgens de onderzoekers maakten tien tweedejaarsstudenten (10/54; 18,5%)

onvoldoende oogcontact. Slechts drie van hen (3/54; 5,6%) gingen hiermee akkoord.

De overige zes studenten (6/54; 11,1%) vonden dat hun aankijkgedrag goed was en

één student (1/54; 1,9%) had het over een afwisselend aankijkgedrag.

Van de achttien studenten uit het tweede bachelorjaar (18/54; 33,3%) met een

wisselend aankijkgedrag deelde slechts één iemand (1/54; 1,9%) het oordeel van de

onderzoekers. Alle andere (17/54; 31,5%) waren van mening dat ze ofwel geen

(1/54; 1,9%) ofwel voortdurend (16/54; 29,6%) oogcontact maakten.

In contrast met de bevindingen van de onderzoekers vonden vijf studenten dat hun

aankijkgedrag beter kon (afwezig: 4/54; 7,4% en afwisselend: 1/54; 1,9%).

Over het algemeen werd een significant verschil (p = 0,003) opgemerkt tussen de

beoordelingen van beide partijen waarbij de studenten zichzelf positiever inschatten.

Page 99: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

99

Tabel 73: Aankijkgedrag

Aantal = 54 Testing Zelf Totaal zelf Sig.

Gestoord aankijkgedrag

Wel 51,9% (28) 7,4% (4)

44,4% (24)

25 studenten oordeelden conform de testing.

0,003*

Niet 48,1% (26) 38,9% (21)

9,3% (5)

29 studenten oordeelden niet conform de testing.

0,003*

Rij WEL: groen = aantal studenten dat akkoord gaat met de onderzoekers. Rij WEL: rood = aantal studenten dat de stoornis niet bij zichzelf opmerkt. Rij NIET: groen = aantal studenten dat mening van de onderzoekers deelt. Rij NIET: rood = aantal studenten dat vindt dat de stoornis wel bij hen aanwezig is. / = significantie kan niet berekend worden wegens nulwaarde

Page 100: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

100

Page 101: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

101

7. Discussie en conclusie

Het doel van deze studie was tweeledig. Enerzijds gingen de onderzoekers na in

hoeverre tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie op vlak van

spraak (stem, articulatie, ritme) en taal doormaakten. Anderzijds werd onderzocht of

deze studenten in staat zijn om hun eigen spraak aan de hand van een video –

opname te analyseren.

Zoals reeds aangegeven, werd er in dit onderzoek met een bijzondere proefgroep

gewerkt. Die bestond uit louter vrouwelijke studenten met een gemiddelde leeftijd

van de opleiding logopedische en audiologische wetenschappen aan de universiteit

van Gent.

Eerste onderzoeksvraag

‘Is er een evolutie in de spraak (voornamelijk articulatie en stem) bij eerste bachelorstudenten welke nu (academiejaar 2014-2015) in tweede bachelor logopedie en audiologie zitten?’

Op basis van de uitgevoerde literatuurstudie concludeerden de onderzoekers dat het

huidige onderzoek uniek in zijn soort is. Uiteraard werd articulatie reeds uitvoerig

onderzocht, zoals in de studie van Zimmerer & Reetz (2014) waarbij het fenomeen

deletie van finale /t/ bestudeerd werd. Articulatieonderzoek werd echter nog nooit

uitgevoerd bij Vlaams sprekende participanten. Een bijkomende sterkte van de

huidige studie was het hanteren van een longitudinale opvolging van de studenten

doorheen de tijd. Tot slot ging het in deze studie om toekomstige professionele

beroepssprekers en het beoordelen van hun spraakprofiel, waarbij er gestreefd werd

naar het bekomen van optimale spraakkwaliteiten.

Page 102: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

102

Uit de resultaten komt naar voor dat de meeste studenten een positieve evolutie

doormaken. Dit betekent niet dat de articulatie bij alle studenten foutloos verloopt,

want de articulatiestoornissen van de consonanten worden bij alle

tweedejaarsstudenten geobserveerd. Zo blijft de uitspraak van de rhotacismen bij

een groot aantal studenten gestoord, in het bijzonder in finale positie alsook in

clusters. Extra aandacht en specifieke oefeningen om deze problematiek te

verhelpen, zijn bijgevolg aangewezen.

Voor wat de vocalen betreft, blijft monodiftongatie van de tweeklanken het grootste

struikelblok. Daarnaast wordt regelmatig een dialectinvloed geobserveerd, waarbij

substitutie van klanken, alsook het hanteren van een posterieure articulatiebasis, de

meest voorkomende fouten zijn.

Bovendien verdient het hanteren van duidelijke kaakbewegingen (meer verticaliteit)

extra aandacht gezien veel studenten met een geringe verticaliteit praten. Hetzelfde

geldt voor het toepassen van een costo – abdominale ademhaling. Ondanks de

expliciete aandacht en oefeningen in de les blijft dit voor veel studenten moeilijk.

Op vlak van taalgebruik is het noodzakelijk dat de studenten leren om een

professionele houding (correct taalgebruik, vloeiende spraak en zinsformulering) aan

te nemen tijdens het spreken. Aandacht voor een aangepast spreekritme alsook een

goed oogcontact blijven hierbij eveneens belangrijk.

Tweede onderzoeksvraag

‘Kunnen de studenten hun eigen spraak analyseren aan de hand van een video-opname?’

Studies omtrent de zelfperceptievaardigheden van Vlaamse studenten logopedie en

audiologie waren in de literatuur niet beschikbaar. Het gebruik van de specifieke

doelgroep, zoals hierboven beschreven, maakte van het tweede luik van het

onderzoek eveneens een unieke studie. Daarbij werd opnieuw met een longitudinaal

design gewerkt. Daar het om professionele stemgebruikers ging, werd de zin voor

zelfreflectie als centraal aandachtspunt beschouwd.

Page 103: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

103

Zelfperceptie van de eigen taalvaardigheden blijkt voor vele studenten een uitdaging.

Vaak zijn zij zich niet bewust van een negatieve of zelfs positieve evolutie in hun

eigen spraak- en taalgebruik. Dit is in overeenstemming met de conclusies uit de

studie van Shuster (1998) waaruit bleek dat niet eenvoudig is om eigen foutieve

producties te beoordelen.

Zo worden in de huidige studie dialectinvloeden moeilijk opgemerkt omdat deze

vertrouwd in de oren van de studenten klinken. Ondanks specifieke oefeningen

omtrent ademhaling, houding, spreekritme en aankijkgedrag tijdens de lessen

‘Spraak- en taalvaardigheden’ vinden studenten het moeilijk om stoornissen van

deze aspecten van de spraak op te merken. Doorgaans schatten de studenten

zichzelf positiever in.

Tot slot valt het op dat de stoornissen die moeilijk door de studenten opgemerkt

worden ook minder in positieve zin evolueren. Uit deze bevinding kan besloten

worden dat inzicht in de eigen spraak- en taalvaardigheden cruciaal is voor het

verbeteren van de stem en articulatie.

Page 104: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

104

Sterktes en limitaties

Eén van de sterktes van de huidige studie is het gebruik van een gestandaardiseerd

en wetenschappelijk onderbouwd design. Zo wordt, in navolging van de studie van

Masterson et al. (2005), het vooropgesteld tweeluik (gebruik van spontane

spraakstalen en woordenlijsten) binnen de huidige studie gerespecteerd. Dit wordt

daarenboven gecombineerd met het lezen van een fonetisch gebalanceerde tekst.

Een tweede verschilpunt is dat het in deze studie niet om gedeeltelijk

geïndividualiseerde woordenlijsten gaat. Het gebruik van dergelijke lijsten kan in een

eventueel navolgend onderzoek wel enige meerwaarde bieden.

Bovendien worden er, rekening houdend met het onderzoek van Heald & Nusbaum

(2014), audiovisuele opnames gebruikt. Zo wordt het beoordelen van de articulatie

en stem gefaciliteerd door het zien van het gezicht en meer bepaald de

mondbewegingen van de studenten. Daarbij wordt in het huidig onderzoek een

gestandaardiseerde opname gehanteerd waarbij de studenten steeds op dezelfde

wijze gefilmd werden, met name in vooraanzicht en enkel hoofd en schouders

zichtbaar. Op die manier kon het mondbeeld nauwlettend geobserveerd worden.

Wat het design van dit onderzoek betreft wordt er, in tegenstelling tot het onderzoek

van Shuster & Durrant (2003), geen gebruik gemaakt van een laagdoorlaatfilter.

Hierdoor verloopt het evalueren van de eigen stem, door een gebrek aan

vertrouwdheid, vrij moeizaam. In navolgend onderzoek kan er geëxperimenteerd

worden met het gebruik van een dergelijk laagdoorlaatfilter en het effect ervan op de

vertrouwdheid met de stem.

Tot slot hanteren de onderzoekers, in overeenstemming met het artikel van Mc

Reynolds & Elbert (1981), een 20% aanwezigheidscriterium. Dit criterium brengt

zowel voordelen als nadelen met zich mee. Een voordeel hiervan is het bekomen

van een meer representatief beeld van de aanwezige stoornissen. Toch wordt deze

werkwijze beïnvloed door het aantal maal dat een klank in zijn totaal voorkomt. Bij

een klank als /au/ die slecht drie keer optreedt, heeft een student meer kans om de

stoornis te vertonen, dit in tegenstelling tot een klank die 43 keer optreedt (voorbeeld

/s/). Een bijkomend nadeel is dat de studenten bij het beoordelen van hun eigen

stem en articulatie eveneens aan dit criterium moesten voldoen.

Page 105: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

105

Het zou bijgevolg kunnen dat de stoornis wel door de studenten werd opgemerkt

maar dat dit niet in de resultaten tot uiting komt.

Toch kent deze huidige studie enkele limitaties.

Allereerst houdt dit onderzoek een zekere graad van subjectiviteit in. Het evalueren

van het spraakprofiel van de participanten berustte immers op subjectieve metingen.

Dit wordt deels opgevangen door het hanteren van consensus tussen de

beoordelaars.

Door een gebrek aan objectieve metingen kunnen de resultaten beïnvloed zijn door

ervaring, vertrouwdheid en kennis van de onderzoekers. Deze bemerking is in

overeenstemming met het onderzoek van Van Lierde et al. (2011), waarbij het effect

op de stem en spraak van een voorafgaand infomoment voor de studenten werd

aangetoond. Door daarnaast te voorzien in een trainingsmoment voor de

onderzoekers, waarbij de diverse stoornissen aan bod komen, kan het verschil in

scores opgevangen worden. Op die manier kunnen beide onderzoekers zich op

dezelfde fouten focussen en treedt een grotere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

op.

Bij vertrouwdheid komt bovendien vertrouwdheid met het eigen dialect aan bod. Het

is niet geheel ondenkbaar dat de onderzoekers een meer positieve score toekenden

aan de studenten met hetzelfde dialect omdat dit dialect als standaard wordt

beschouwd. Een voorafgaande opleiding kan opnieuw een oplossing zijn. Uit de

studie van Vicenik & Sundara (2013) kwam bovendien een andere oplossing naar

voor, met name het gebruik van toonhoogte- en ritmische timingscues. Uit dit

onderzoek bleek dat het verschil in dialecten met behulp van dergelijke cues sneller

opgemerkt werd. Een conclusie die kan meegenomen worden in navolgend

onderzoek.

Daarnaast dient de bias die optreedt doordat de screening in het eerste bachelorjaar

uitgevoerd werd door derden, opgeheven te worden. Om tot meer betrouwbare

resultaten te komen, moeten alle spraakstalen verzameld en geanalyseerd worden

door dezelfde groep van onderzoekers.

Page 106: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

106

Uit de scores, gegeven door de studenten tijdens de zelfevaluatie, komt een extra

limitatie naar voor. Het valt op dat deze scores vaak overstemmen met wat de

onderzoekers tijdens de testing bij aanvang van de opleiding aangaven. Na de

testing werd immers een evaluatieformulier met de studenten meegegeven. Het

vermoeden rijst doordat de studenten het doel van het huidig onderzoek kenden, zij

dit evaluatieformulier op voorhand nogmaals doorgenomen hebben. Zo duidden zij

eerder de mening van de onderzoekers aan dan die van zichzelf wat tot een

vertekening van de resultaten kan geleid hebben. Voorzichtigheid bij het

interpreteren ervan is bijgevolg aangewezen.

Een andere beperking van de huidige studie betreft de mogelijke nalatigheid van de

studenten. Door het kleine leeftijdsverschil alsook het verschil in hiërarchie (student –

student versus student – opleiding) stralen de onderzoekers minder gezag uit.

Hierdoor zou het kunnen dat de studenten niet optimaal hun best doen tijdens de

afname van de testen.

Tot slot rijst de vraag of de geobserveerde evolutie bij de studenten zuiver te wijten is

aan de gevolgde lessenreeks ‘Spraak- en taalvaardigheden’ gedurende het eerste

bachelorjaar. Er zijn immers heel wat studenten die, op aanraden van de opleiding

en in navolging van de aanvangsscreening, externe logopedie hebben gevolgd. Om

het effect van de lessen op de stem en articulatie van de studenten na te gaan,

kunnen enkel participanten zonder externe begeleiding aan het onderzoek

toegelaten worden. Nadeel is wel dat dit de proefgroep sterk in aantal zal reduceren.

Een overweging die in verder onderzoek afgewogen moet worden.

Page 107: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

107

Suggesties

De onderzoekers opteren voor een jaarlijkse stemscreening aan het begin van elk

nieuw academiejaar. Zo kan de doorgemaakte evolutie nauwlettend opgevolgd

worden en kan er waar nodig ingegrepen worden.

Daarnaast wordt er gepleit voor de invoering van een vak omtrent spraak en stem

doorheen de volledige opleiding. Idealiter worden er meer praktijklessen voorzien

waarbij de studenten zelf aan de slag gaan en waar individuele begeleiding mogelijk

is. Daarbij moet er gefocust worden op het vergroten van het bewustzijn van de

studenten. Zelfreflectie vormt immers de basis van een eventuele verbetering.

Conclusie

Uit de huidige studie blijkt dat een verbetering van de articulatie en stem bij de

participanten optreedt. Toch blijven diverse werkpunten aanwezig. Bovendien dient

er extra aandacht uit te gaan naar het verder uitbouwen van de

perceptievaardigheden van de studenten. Tot slot is het aangewezen om verder

onderzoek uit te voeren.

Page 108: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

108

Page 109: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

109

8. Bibliografie Amir, O., Primov-Fever, A., Kushnir, T., Kandelshine-Waldman, O., & Wolf, M. (2013). Evaluating voice characteristics of first-year acting students in Israel: factor analysis. Journal of Voice , 68-77.

Chan, K. M. K., & Yiu, E. M-L. (2002). The effect of anchors and training on the reliability of perceptual voice evaluation. Journal of Speech, Language and Hearing Research , 111-126.

Corthals, P. (2008). Fonetiek en psycholinguïstiek. Leuven: Acco.

Corthals, P., Van Borsel, J., & Van Lierde, K. (2004). Vertaalwoordenboek logopedie en audiologie: Nederlands-Engels, Engels-Nederlands. Leuven: Acco.

De Moor, G., Van Maele, G., Coorevits, P., & Buysse, H. (2011). Inleiding tot biomedische statistiek. Leuven: Acco.

Heald, S. L., & Nusbaum, H. C. (2014). Talker variability in audio-visual speech perception.

Masterson, J. J., Bernhardt, B. H., & Hofheinz, M. K. (2005). A Comparison of Single Words and Conversational Speech in Phonological Evaluation. American Journal of Speech - Language Pathology , 229.

Mc Reynolds, L. V., & Elbert, M. (1981). Criteria for phonological process analysis. Journal of speech and hearing disorders , 197-204.

Shuster, L. I., & Durrant, J. D. (2003). Toward a better understanding of the perception of self-produced speech. Journal of communication disorders , 1-11.

Shuster, L.I. (1998). The perception of correctly and incorrectly produced /r/. Journal of Speech, Language and Hearing Research , 941-950.

Van Borsel, J. (2009). Basisbegrippen logopedie; deel 2: communicatiestoornissen (articulatiestoornissen). Leuven: Acco.

Van Borsel, J. (2009). Basisbegrippen logopedie; deel 2: communicatiestoornissen (tests en testgebruik). Leuven: Acco.

Van Borsel, J. (2009). Wetenschappelijk onderzoek in de logopedie. Leuven: Acco.

Van Lierde, K. M., D'haeseleer, E., Deley, S., Luyten, A., Baudonck, N., Claeys, S., et al. (2011). The Impact of a Voice Counseling Procedure to Select Students With Normal Vocal Characteristics for Starting a Master Program in Speech Language Pathology: A Pilot Study. Journal of Voice , 1-6.

Page 110: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

110

Van Lierde, K. M., D'haeseleer, E., Wuyts, F. L., De Ley, S., Geldof, R., De Vuyst , J., et al. (2008). The Objective Vocal Quality, Vocal Risk Factors, Vocal Complaints, and Corporal Pain in Dutch Female Students Training to be Speech-Language Pathologists During the 4 Years of Study. Journal of Voice , 592-598.

Van Lierde, K. (2013). Spraak- en oromyofunctionele stoornissen. Leuven: Acco.

Van Lierde, K., D'haeseleer, E., Baudonck, N., Claeys, S., De Bodt, M., & Behlau, M. (2011). The impact of vocal warm-up excercises on the objective vocal quality in female students training to be speech language pathologists. Journal of Voice , 115-121.

Van Maele, G., Deschepper, E., Buysse, H., & Coorevits, P. (2013). Statistische Gegevensverwerking met behulp van IBM SPSS Statistics 22. Zelzate: University Press.

Vicenik, C., & Sundara, M. (2013). The role of intonation in language and dialect discumination by adults. Journal of Phonetics , 297-306.

Zimmerer, F., & Reetz, H. (2014). Do listeners recover "deleted" final /t/ in German?

Page 111: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

111

9. Appendici

9.1 Appendix I: Standaardtekst IPA ‘De noordenwind en de zon’

De noordenwind en de zon waren erover aan het redetwisten wie de sterkste was

van hun beiden. Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in

een warme mantel. Ze kwamen overeen, dat degene die het eerst erin zou slagen de

reiziger zijn mantel te doen uittrekken de sterkste zou worden geacht. De

noordenwind begon toen uit alle macht te blazen, maar hoe harder ie blies, des te

dichter trok de reiziger zijn mantel om zich heen; en ten lange leste gaf de

noordenwind op. Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger

onmiddellijk zijn mantel uit. De noordenwind moest dus wel bekennen dat de zon van

hun beiden de sterkste was.

Page 112: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

112

9.2 Appendix II: Lijst met doelwoorden

foto knie pluim trap

appel frieten knoop potlood trein

arm garage koffiekan pruim trommel

auto geld kooi radio trompet

bal geweer kraan rood twee

ballon gieter kruis schaar uurwerk

banaan giraf lachen scheermachine varken

bank gitaar lamp schilderij vinger

blauw glas leeg schrijven vis

bloem gordijnen lepel sigaret vissen

boek groen maan slang vlag

boekentas groot meisje sleutel vliegtuig

boom hamer mes sneeuwman vlinder

borstel hemd molen soep voet

brief hoed muts soldaat vogel

brievenbus hond muur spons wc

bril hoofd nest ster wieg

cadeau huis net stoel wiel

chocolade jongen neus stofzuiger wolken

citroen kaars olifant strijkijzer worst

deur kabouter oranje suiker wortelen

doos kam paard tafel zaag

drie kameel paddenstoel tandenborstel zetel

een kapstok paraplu tas zeven

ezel kasteel peer telefoon zon

fiets kerk piano televisie zwaan

fles klok plastron tent zwart

Page 113: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

113

9.3 Appendix III: Evaluatieformulier

Naam: ………………………………………… Logopedie/audiologie

Studentennummer: …………………………

Evaluatieformulier van de eigen stem-, spraak- en taalvaardigheden

(o.b.v. video tweede jaar bachelor)

Articulatie

1) Hoe vindt u uw articulatie? (plaats een kruisje op het lijnstuk: 0% = slecht tot 100% = uitmuntend)

Vul hierbij de GRABSI – schaal in: (voor meer info? Zie apart blad)

G =……… R =……… A =……… B =……… S =……… I =………

2) Algemene articulatiebasis (aankruisen wat past + eventueel enkele voorbeelden)

� monotoon � posterieur � geringe verticaliteit

3) Vocalen: (aankruisen wat past + eventueel enkele voorbeelden)

� te posterieur � dialectinvloed

4) Monodiftongatie: (niet of onnauwkeurig uitspreken van diftongen)

JA/NEEN

5) Consonanten: (aankruisen wat past + eventueel enkele voorbeelden)

� articulatiestoornissen � deletie finale consonanten � clusterreducties

Page 114: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

114

Stem

1) Hoe vindt u uw stem? (plaats een kruisje op het lijnstuk: 0% = slecht tot 100% = uitmuntend)

2) Toonhoogte:

� te laag � normaal � te hoog

3) Intensiteit (luidheid):

� te stil � normaal � te luid

4) Intonatie:

� normaal � monotoon

5) Ademhaling

� normaal (costo-abdominaal) � hoorbaar (inspiratoire stridor) � te hoog (claviculair)

Taal

1) Woordgebruik: dialectinvloed aanwezig?

JA/NEEN

2) Zinsvorming:

� correcte, onderbouwde zinnen � te lange zinnen � onafgewerkte zinnen

3) Vloeiendheid

� normaal � onvloeiend

Spreekritme

� normaal � verhoogd � verlaagd

Æ invloed op spraakverstaanbaarheid?

JA/NEEN

Page 115: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

115

Algemeen

1) Gedaalde spraakverstaanbaarheid?

JA/NEEN

2) Expressiviteit

� normaal � gering

3) Houding

� hypotoon (te slap) � normaal � hypertoon (te gespannen)

4) Aankijkgedrag (oogcontact):

� aanwezig � afwezig

In welke mate zijn mijn stem-, spraak- en taalvaardigheden geëvolueerd? Hoe groot is mijn evolutie?

(1 = zeer slecht; 2 = slecht; 3 = matig; 4 = onvoldoende; 5 = bijna voldoende; 6 = voldoende; 7 = ruim voldoende; 8 = goed; 9 = zeer goed; 10 = uitmuntend)

Waaraan is deze evolutie volgens mij te danken? (combinatie is mogelijk)

� het vak ‘communicatieve vaardigheden’ � externe logopedie � eigen inspanningen � andere:…………………………………………………

Bijkomende opmerkingen/vaststellingen:

Page 116: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

116

9.4 Appendix IV: Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

9.4.1 Consonanten

Bachelor 1 Bachelor 2

Apico-alveolairen 91,6% 93,8%

/t/ 79,1% 90,0%

/d/ 99,5% 99,5%

/n/ 93,3% 98,8%

/s/ 93,6% 91,3%

/z/ 97,9% 98,2%

/l/ 90,8% 95,1%

/r/ 86,9% 83,5%

Bilabialen 93,0% 97,6%

/p/ 93,0% 97,6%

Labiodentalen 99,4% 99,4%

/v/ 99,4% 99,4%

Velairen 98,5% 96,0%

/k/ 97,8% 99,9%

/g/ 97,6% 94,6%

/ch/ 100% 93,5%

Laryngealen 82,3% 98,2%

/h/ 82,3% 98,2%

Consonantclusters 79,0% 90,1%

Consonantclusters 79,0% 90,1%

Totaal consonanten 91,4% 93,8%

Page 117: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie

117

9.4.2 Vocalen

Bachelor 1 Bachelor 2

/a/ 89,1% 93,6%

/aa/ 95,4% 93,6%

/e/ 81,8% 78,6%

/ee/ 99,5% 99,8%

Doffe /e/ 99,3% 98,7%

/i/ 85,5% 82,7%

/ie/ 87,2% 97,5%

/o/ 98,4% 84,4%

/oo/ 92,7% 92,4%

/uu/ 100% 98,8%

/oe/ 95,6% 98,3%

Totaal vocalen 93,1% 92,6%

9.4.3 Diftongen

Bachelor 1 Bachelor 2

/ui/ 92,9% 74,8%

/ei/ 94,6% 84,6%

/au/ 94,4% 89,5%

Totaal diftongen 94% 83,0%

Page 118: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie
Page 119: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie
Page 120: ‘Evolutie van de spraakvaardigheden bij studenten logopedie en … · 2015-11-06 · onderzoekers na in hoeverre vrouwelijke tweedejaarsstudenten logopedie en audiologie een evolutie