Actua Ateliers 2017/1 · einde van het kennisatelier op basis van het aanwezigheidsregister. - Dit...

Het voordeel van kwaliteit.

Actua Ateliers 2017/1

Roel Van Hemelen

Maart 2017


KennisAteliers heet u van harte welkom Wij willen u graag danken voor uw aanwezigheid en uw keuze voor KennisAteliers. Samen met de sprekers doen wij er alles aan opdat ook dit seminarie voor u een zinvolle kwalitatieve vorming zal zijn.

Praktische afspraken - Het gebruik van gsm’s tijdens het kennisatelier is hinderlijk voor de spreker en de

deelnemers. Gelieve daarom uw gsm uit te schakelen tijdens de duur van hetkennisatelier.

- KennisAteliers doet er dagelijks alles aan opdat kwaliteit ons handelsmerkblijft. Zowel inzake het onderwerp, de concrete inhoud, de spreker als depraktische organisatie. Voor KennisAteliers is uw mening over onze werking ensuggesties ter verbetering zeer belangrijk. Daarom durven wij aandringen omop het einde van het kennisatelier even de tijd te nemen om hetevaluatieformulier in te vullen. U kunt het evaluatieformulier op uw tafel latenliggen of deponeren op de tafel met de attesten .

- De attesten in het kader van de permanente vorming worden uitgereikt op heteinde van het kennisatelier op basis van het aanwezigheidsregister.

- Dit kennisatelier kan opgenomen worden als e-video en beschikbaar gesteldworden van de deelnemers.

Interne opleidingen Indien meerdere medewerkers van uw kantoor/bedrijf nood hebben aan een professionele vorming, kunnen wij die opleiding ook bij u intern organiseren. Deze interne kennisateliers hebben het voordeel dat zij aangepast kunnen worden aan uw noden en specifieke werksituatie. Contacteer ons voor meer informatie op [email protected] of 02/331.49.87 .

Permanente vorming KennisAteliers biedt u een ruim kwalitatief programma aan permanente vorming rond fiscaliteit, accountancy en vennootschapsrecht. Meer informatie vindt u op www.kennisateliers.be.

Programma Gent

08.30 Onthaal

09.00 Start

10.30 Break

12.10 Einde

Antwerpen

13.30 Onthaal

14.00 Start

15.30 Break

17.10 Einde

Hasselt

12.30 Onthaal

13.00 Start

14.30 Break

16.10 Einde


Evaluatieformulier


1. Algemene indruk KennisAteliers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

2. Zaal en accommodatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

3. Seminarie3.1. Spreker 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

3.2. Praktijkgerichtheid 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

3.3. Documentatie/presentatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

4. Globale evaluatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

5. Werden uw verwachtingen ingelost ? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Opmerkingen:

Gelieve één cijfer te omcirkelen per onderwerp, en dit op basis van volgende beoordeling: 1 = slecht 10 = zeer goed

Suggesties voor onze programmatie zijn steeds welkom, noteer ze hieronder.



Presentatie

Actua Ateliers 2017/1 - 03/2017 - R. Van Hemelen - 1/87

Bron: Programmawet 25 december 2016 – staatsblad 29 december 2016

Werkgevers betalen vanaf 1 januari 2017 meer voor bedrijfswagens met tankkaart. Bovendien zijn er geen correcties meer mogelijk wanneer de werknemer een ‘eigen bijdrage’ betaalt.

BrandstofkostenEen vennootschap die al dan niet kosteloos een bedrijfswagen ter beschikking stelt van haar werknemer, en die werknemer maakt daar gratis privéverplaatsingen mee, moet 17% van het bedrag van het voordeel van alle aard (van de werknemer) toevoegen aan haar ‘verworpen uitgaven’ (wijziging art. 198, § 1, 9°, WIB 1992; art. 67, PW 2017).Dit percentage van 17% wordt opgetrokken tot 40% wanneer de vennootschap de brandstofkosten verbonden aan dat persoonlijk gebruik (o.a. tankkaart), geheel of gedeeltelijk ten laste neemt (art. 198, § 1, nieuw punt 9°bis, WIB 1992; art. 67,PW 2017).

Geen correctie meer bij eigen bijdrageHet belastbaar voordeel dat volgt uit een terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen voor persoonlijk gebruik mag verminderd worden met de ‘bijdrage van de verkrijger van dat voordeel’ (de ‘eigen bijdrage’).Bij de berekening van het bedrag aan verworpen uitgaven van de vennootschap wordt


voortaan geen rekening meer gehouden met de ‘eigen bijdrage’ (verwijzing naar art. 36, §2, eerste tot negende lid (i.p.v. eerste tot tiende lid), WIB 1992 in art. 198, § 1, 9° en 9°bis, WIB 1992; art. 67, PW 2017).Dus ook als het verwerpingspercentage wordt verhoogd van 17% tot 40% zal het te verwerpen bedrag moeten berekend worden op basis van het in principe belastbaar voordeel, vooraleer het verminderd wordt met de ‘eigen bijdrage’ van de verkrijger van het voordeel.



Op 1 januari 2017 werd de roerende voorheffing van 33% op speculatieve meerwaarden afgeschaft.Het gaat hier om de speculatieve meerwaarden die natuurlijke personen buiten hun beroepswerkzaamheid realiseerden, bij de overdracht binnen de 6 maanden van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten gebaseerd op aandelen verworven vanaf 1 januari 2016 onder bezwarende titel, of, in geval van ongedekte verkoop, verkocht vanaf 1 januari 2016.Deze speculatiebelasting werd ingevoerd bij de ‘wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht’ (art. 43‐85).De wet van 25 december 2016 herstelt nu het WIB 1992 in zijn staat van vóór de aanpassingen ingevoegd bij de wet van 26 december 2015 (art. 74‐92, wet van 25 december 2016).Uit een grondige analyse van de impact van de speculatietaks is gebleken dat de speculatiebelasting niet de verhoopte inkomsten genereerde, en bovendien een gat sloeg in de fiscale inkomsten uit beurstaks. Er trad ontwijkingsgedrag op bij particuliere beleggers en er zijn minder aandelentransacties aangegaan waardoor er aanzienlijk minder beurstaks werd geïnd.Bovendien had de speculatietaks een negatief effect op de financiering van small en midcap‐bedrijven op de Brusselse beurs doordat de liquiditeit van deze aandelen sinds de


invoering van de speculatietaks op 1 januari 2016 sterk daalde.Deze sterke daling had dan weer tot gevolg dat ook institutionele investeerders minder interesse toonden in deze aandelen wat leidde tot een vicieuze cirkel met een negatieve impact op de reële economie als gevolg.Om deze redenen en om de verdere negatieve impact zoveel mogelijk te beperken, besliste de Regering om de speculatiebelasting op te heffen, met ingang vanaf 1 januari 2017.Op de meerwaarden gerealiseerd vanaf 1 januari 2017 is geen speculatiebelasting meer verschuldigd.



De termijn voor indiening van de opgave en betaling van de taks op de beursverrichtingen (beurstaks) is verlengd tot 30 juni 2017.Reden? Deze termijnverlenging moet de buitenlandse tussenpersonen toelaten een aansprakelijke vertegenwoordiger aan te stellen en informaticatoepassingen te voorzien. Het koninklijk besluit van 16 februari 2017, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 februari 2017, legt de voorwaarden vast voor de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger. Op de internetsite van de FOD Financiën vindt u een model van aanvraag tot erkenning als aansprakelijke vertegenwoordiger en een nieuw model van opgave. Welke verrichtingen? Deze termijnverlenging geldt voor de verrichtingen uitgevoerd in januari, februari, maart en april 2017 door deze buitenlandse tussenpersonen en ook voor verrichtingen uitgevoerd in januari, februari en maart 2017 wanneer de beurstaks wordt betaald door ordergevers met verblijfplaats of vestiging in België. De Programmawet van 25 december 2016 heeft het toepassingsgebied van de beurstaks immers uitgebreid tot verrichtingen in het buitenland door Belgische inwoners of door Belgische vestigingen van een rechtspersoon.



HistoriekTot vóór 1 januari 2017 konden dividenden belastingvrij worden uitgekeerd door een werkvennootschap aandelen te laten onderbrengen (verkoop of inbreng) in een holdingvennootschap. Die vennootschap deed vervolgens een kapitaalvermindering waardoor de oprichters/natuurlijke personen konden genieten van belastingvrije gelden.Maar voortaan worden deze ‘interne meerwaarden’ beschouwd als reserves in het kapitaal van de vennootschap. Dat betekent dat het deel van het kapitaal dat hoger is dan het werkelijk volstort kapitaal van de ingebrachte vennootschap bij de latere kapitaalvermindering wordt beschouwd als een dividend.De programmawet van 25 december 2016’ stelt deze ‘interne meerwaarde’ nu belastbaar tegen het ‘normale tarief’ van de roerende voorheffing (RV). Er is voortaan 30% RV verschuldigd bij inbrengen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2017.



Op 1 januari 2017 steeg het normale tarief (basistarief) van de roerende voorheffing (RV) voor inkomsten van roerende goederen en kapitalen, en voor diverse inkomsten van 27% tot 30%.Ook het daarmee overeenstemmend afzonderlijk tarief van de personenbelasting voor de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, en voor diverse inkomsten steeg op 1 januari 2017 van 27% tot 30%.



Liquidatiereserve

Het tarief van 17% werd op 1 januari 2017 verhoogd tot 20% voor een vervroegde uitkering van dividenden in het kader van een liquidatiereserve (enkel voor kleine ondernemingen) die is aangelegd voor een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met het aanslagjaar 2018.Bij de uitkering van een liquidatiereserve zonder liquidatie bedroeg het RV‐tarief 17% (tot 5 jaar) of 5% (na 5 jaar). Het totale tarief voor uitkering binnen de 5 jaar bedroeg dus, inclusief de heffing van 10% bij de aanleg van de reserve, 27% (17% + 10% = 27%), hetgeen gelijk was aan het standaardtarief van de RV.Aangezien het standaardtarief op 1 januari 2017 is gestegen tot 20%, stijgt ook het RV‐tarief bij een ‘snelle uitkering’ (tot 5 jaar) van de liquidatiereserve tot 30% (10% + 20% = 30%). Het tarief bij uitkering na 5 jaar blijft ongewijzigd op 5%.



Verhoging opdeciemen

Op 1 januari 2017 stijgen de opdecimes voor strafrechtelijke geldboeten van 50 naar 70. Dit betekent dat de boetes uit het Strafwetboek en de bijzondere wetten en reglementen niet meer met factor 6 maar met factor 8 moeten worden vermenigvuldigd.

Wie dus bijvoorbeeld door de politierechter wordt veroordeeld tot een geldboete van 110 euro zal in werkelijkheid 880 euro (110 x 8) moeten betalen. 30% meer dan vorig jaar, toen diezelfde boete ‘slechts’ 660 (110 x 6) bedroeg.

De wijzigingen maken deel uit van de Programmawet 2017. Concreet wordt artikel 1, eerste en tweede lid van de Opdeciemenweet Strafrechtelijke Geldboeten van 5 maart 1952 aangepast. Met de extra inkomsten wil de wetgever de hervormingen bij justitie verder realiseren en het vervolgingsbeleid versterken.

De stijging van de opdeciemen komt trouwens niet alleen. De Programmawet van 25 december 2016 verhoogt bijvoorbeeld ook de geldboete van verkeerszondaars die hun minnelijke schikking niet willen betalen. Het bedrag wordt daar opgetrokken met 35%.


Bron:Wet op het stuk van de pensioenen dd. 25 december 2016 – Belgisch Staatsblad 30 december 2016

Om de positie van België als ideale locatie voor paneuropese pensioenfondsen te bevestigen, stelt de Regering de tweedepijlerpensioenen die door een Belgisch pensioenfonds of een Belgische (her)verzekeringsinstelling worden uitgekeerd aan een niet‐inwoner vanaf 1 januari 2017 vrij van belasting.

Dit voor zover er voor deze pensioenen geen band heeft bestaan met België, d.w.z. wanneer en in de mate dat:■de bijdragen of premies voor het pensioen in België geen aanleiding hebben gegeven tot enig fiscaal voordeel in de inkomstenbelasting in hoofde van de schuldenaar van de bijdragen of de premies, en■de beroepsactiviteit uit hoofde waarvan het pensioen wordt betaald, geen in België belastbare beroepsinkomsten heeft opgebracht.De vrijstelling geldt dus enkel voor aanvullende pensioenen die zijn opgebouwd in het kader van een beroepsactiviteit (tweedepijlerpensioenen; art. 34, § 1, 2°, eerste lid, a) tot c), WIB 1992). Ze viseert vooral aanvullende pensioenen die zijn opgebouwd door in het buitenland betaalde bijdragen.Op deze inkomsten moet dus niet langer bedrijfsvoorheffing (BV) worden ingehouden. Er moeten dus ook geen fiches 281 of 325 meer opgemaakt worden.


Om te voorkomen dat België zijn verplichtingen inzake internationale gegevensuitwisseling niet langer zou kunnen nakomen, vervangt de wet van 25 december 2016 de bestaande ficheverplichting door een alternatieve ficheverplichting voor pensioeninstellingen (nieuwe ‘Afdeling 1ter Plichten van pensioeninstellingen en nieuw art. 321ter, WIB 1992; ingevoerd door art. 3 en 4, wet van 25 december 2016).

De pensioeninstellingen bezorgen jaarlijks via elektronische weg aan de belastingadministratie voor elk van de in artikel 227, 1° van het WIB 1992 vermelde belastingplichtigen, aan wie ze pensioenen betalen of toekennen die geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld (bij toepassing van art. 230, eerste lid, nieuw punt 4° bis, WIB 1992) uiterlijk op het einde van de derde maand van het jaar na dat waarin die pensioenen werden betaald of toegekend, een individuele fiche.

De Koning moet de inhoud van deze fiche nog bepalen, maar ze zal zeker de volgende gegevens moeten bevatten:■de gegevens die toelaten de persoon aan wie het pensioen is betaald of toegekend, te identificeren en zijn woonplaats;■de identiteit van de werkgevers of vennootschappen die premies of bijdragen hebben betaald voor de opbouw van het pensioen;■het uitgekeerde bedrag van het pensioen waarvoor de vrijstelling (van art. 230, eerste lid, nieuw punt 4° bis, WIB 1992) werd toegepast.Stelt de belastingadministratie vast dat de vrijstelling onterecht werd verleend, dan zal ze de nodige rechtzettingen doen op het vlak van de BV en, indien nodig, van de BNI (voor zover dit binnen de wettelijk voorziene termijnen nog mogelijk is).Bovendien zal de administratie aan overtreders ook een geldboete kunnen opleggen (art. 445, WIB 1992).


Bron:Wet op het stuk van de pensioenen dd. 25 december 2016 – Belgisch Staatsblad 30 december 2016


Bron:Wet aangaande de fiscale positie van asielzoekers dd. 25 december 2016 –staatsblad 30 december 2016

Vanaf aj. 2018 (inkomsten 2017) zijn natuurlijke personen die ingeschreven zijn in het wachtregister, niet langer onderworpen aan de personenbelasting. Het gaat hier enkel om de asielzoekers die zijn ingeschreven in het wachtregister overeenkomstig artikel 1, §1, 2° van de wet bevolkingsregisters.Asielzoekers die als Belgisch fiscaal inwoner kwalificeren omdat ze vóór hun inschrijving in het wachtregister hun zetel van fortuin al in België hadden, worden hier niet bedoeld.

En ook de echtgenoten van belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting (PB), worden hier niet bedoeld, voor zover die echtgenoten zich niet in één van de gevallen bevinden die zijn opgesomd in artikel 126, § 2, eerste lid, 1° tot 3°van het WIB 1992.

Belastingkrediet voor kinderen ten laste.

Momenteel kunnen asielzoekers vanaf hun aankomst in België genieten van het belastingkrediet voor kinderen ten laste (art. 134, § 3, WIB 1992), zonder dat daar een arbeidsverplichting tegenover staat. Zij kunnen dus geld terugkrijgen van de fiscus


zonder enig belastbaar inkomen aan te geven of enige belasting te betalen.Doordat de wet van 25 december 2016 de asielzoekers die zijn ingeschreven in het wachtregister voortaan als niet‐inwoners kwalificeert in plaats van als rijksinwoners, worden zij vanaf het aj. 2018 (inkomsten 2017) niet meer aan de personenbelasting onderworpen en komen zij niet meer in aanmerking voor de belastingvoordelen in de PB, waaronder het belastingkrediet voor kinderen ten laste.

Door deze wetswijziging wordt het dus, net als voor andere niet‐inwoners, niet meer mogelijk voor asielzoekers om een belastingkrediet voor kinderen ten laste te genieten zonder dat daar beroepsinkomsten tegenover staan.Het is mogelijk dat het kalenderjaar wordt opgedeeld in twee belastbare tijdperken. In het jaar waarin de belastingplichtige als vluchteling wordt erkend, is er:• een verkort belastbaar tijdperk waarvoor de belastingplichtige als asielzoeker

onderworpen is aan de belasting van niet‐inwoners, en• een verkort belastbaar tijdperk waarvoor de belastingplichtige onderworpen is aan de

personenbelasting.

Om te vermijden dat het belastingkrediet voor kinderen ten laste twee keer zou kunnen worden verleend voor dat kalenderjaar, verleent de wet van 25 december 2016 dat belastingkrediet niet langer voor het verkorte belastbare tijdperk waarvoor de belastingplichtige als asielzoeker onderworpen is aan de belasting van niet‐inwoners.Indien aan alle voorwaarden is voldaan, kan hij het belastingkrediet verkrijgen via de personenbelasting.

In werkingDe wet van 25 december 2016 is van toepassing met ingang van het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk dat aanvangt op 1 januari 2017.

Zie ook:• Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), BS 30 juli 1992 (art. 4, nieuw

punt 4°, art. 126, § 2, eertse lid, 1° tot 3°, art. 132, eerste lid, 1° tot 6°, art. 134, § 3 en art. 243/1, nieuw punt 1°bis)

• Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, BS 3 september 1991 (wet bevolkingsregisters) (art. 1, § 1, eerste lid, 2°)


Bron:Wet aangaande de fiscale positie van asielzoekers dd. 25 december 2016 –staatsblad 30 december 2016


Bron:Wet aangaande het scheepsregister dd. 25 december 2016 – Belgisch Staatsblad 1 februari 2017


Bron:Wet dd. 25 december 2016 – Belgisch Staatsblad 30 december 2016


Bron:Wet tot vaststelling van het sociaal en fiscaal statuut van de student‐zelfstandige dd. 18 december 2016 – staatsblad 30 december 2016

Voorwaarden:In het KB nr. 38 dat het sociaal statuut voor zelfstandigen bevat, wordt een nieuw artikel ingevoegd waarin staat wat een ‘student‐zelfstandige’ is. Namelijk: de onderworpene die ertoe een aanvraag indient en die aan de 3 cumulatieve voorwaarden voldoet:1/ Hij isminstens 18 jaar en hoogstens 25 jaar. Afwijkingen zijn mogelijk.De leeftijd van 18 jaar komt overeen met de leeftijd die vereist is of aanbevolen is om een zelfstandige activiteit op te starten. En 25 jaar is de leeftijdsgrens voor de terugbetaling van geneeskundige verzorging als kind ten laste.Uit de toelichting bij de wet blijkt dat de grens van 25 jaar op dezelfde manier zal worden toegepast voor alle jongeren, namelijk: tot aan het einde van het desbetreffende schooljaar of academisch jaar. Uiteraard is het niet de bedoeling om een persoon die studies herneemt tijdens zijn loopbaan als student te beschouwen.2/ Hij is, voor het betrokken school‐ of academiejaar, in hoofdzaak ingeschreven om regelmatig lessen te volgen in een Belgische of een buitenlandse onderwijsinstelling, met het oog op het behalen van een diploma dat erkend wordt door een bevoegde overheid in België.Ook hier is het niet de bedoeling om een persoon die enkele uren les volgt of die voor enkele credits (ECTS) is ingeschreven in een universiteit als student te beschouwen.


3/ Hij oefent een zelfstandige beroepsbezigheid uit, uit hoofde waarvan hij onderworpen is aan het sociaal statuut voor zelfstandigen.



Uitwerking per KB

De rest komt aan bod in een KB: de modaliteiten voor het indienen van de aanvraag, het begin en einde van de onderwerping en wat er moet worden verstaan onder een in hoofdzaak ingeschreven student, onder een onderwijsinstelling in België of in het buitenland en onder regelmatig lessen volgen.Verder kan een KB de gevallen bepalen waarin de leeftijd van de student‐zelfstandige hoger kan zijn. Welke eventueel de uitgesloten vormen van onderwijs, opleiding of vorming zijn. En in welke mate een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten (in het kader van de Arbeidsovereenkomstenwet) de toepassing van de nieuwe regeling verhindert.Met andere woorden: een KB kan bepalen in welke mate de tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst voor studenten kan worden gecumuleerd met het statuut van student‐zelfstandige. In de toelichting bij de wet stipt men aan dat de studenten met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten in de regeling voor werknemers ook het voorwerp kunnen uitmaken van uitsluitingen voorzien bij KB. Zo heeft het KB van 14 juli 1995 sommige categorieën van studenten uitgesloten.Inmiddels werden al 2 uitvoeringsbesluiten goedgekeurd door de ministerraad:


■Het eerste ontwerp omschrijft de praktische modaliteiten: indiening van de aanvraag, de geldigheidsduur, de verificatie van de voorwaarden, en het begin en einde van de onderwerping.■Het tweede ontwerp bepaalt dat de periodes waarvoor de student verminderde bijdragen betaalt als student‐ondernemer meetellen voor de vereiste wachttijd om rechten te openen inzake arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap.Let op! De wetgever bepaalt uitdrukkelijk dat deze regeling niet van toepassing is ten gunste van de meewerkende echtgenoot. De meewerkende echtgenoten die het maxi‐statuut genieten, kunnen niet genieten van de nieuwe regeling. Het past immers niet in het doel van de wet om jonge meewerkende echtgenoten een volledige sociale dekking te ontzeggen.



Regeling sociale bijdragen

Binnen de huidige regelgeving worden de studenten‐zelfstandigen onder bepaalde voorwaarden gelijkgesteld met zelfstandigen in bijberoep op het vlak van de betaling van hun sociale bijdragen. Dat betekent dat:■ze geen enkele bijdrage verschuldigd zijn wanneer hun jaarlijks inkomen als zelfstandige dat als basis dient voor de berekening van hun bijdragen geen 1.439,42 euro (cijfers van toepassing in 2016) bereikt;■ze een verminderde bijdrage verschuldigd zijn aan 21,5% (21% in 2017 en 20,50% in 2018) wanneer hun inkomen 1.439,42 euro per jaar bereikt maar de grens van 6.815,52 euro niet overschrijdt;■ze bijdragen verschuldigd zijn zoals de zelfstandigen in hoofdberoep, minstens berekend op een inkomen van 13.010,66 euro (cijfers van toepassing in 2016), bij overschrijding van het grensbedrag.Maar de nieuwe wet voorziet binnen het KB nr. 38 in een nieuwe specifieke bijdrageregeling!Er geldt namelijk een gunstige regeling van bijdragen aan het sociaal statuut voor zelfstandigen voor de studenten die inkomsten hebben die lager zijn dan de drempel die


van kracht is voor de zelfstandigen in hoofdberoep:■De studenten‐zelfstandigen zijn geen enkele bijdrage verschuldigd op het deel van hun inkomen dat niet de helft van het minimuminkomen bedraagt op basis waarvan de zelfstandigen in hoofdberoep bijdragen betalen (voor 2017: 13.296,25/2 = 6.648,13 euro).■De studenten‐zelfstandigen zijn een verminderde bijdrage van 21% (20,50% in 2018) verschuldigd wanneer hun inkomen deze helft bereikt, maar lager is dan het bedrag van het minimuminkomen (voor 2017: 13.296,25 euro). De bijdrage wordt berekend op het gedeelte van het inkomen dat de helft van dit minimuminkomen overschrijdt.Net als alle andere zelfstandigen kan de student‐zelfstandige een aanpassing vragen van de bijdragen die voorlopig worden vastgesteld, vóór de mededeling van zijn werkelijk ontvangen inkomsten door de FOD Financiën. Tijdens de periode van begin van bezigheid kunnen de studenten die het aanvragen voorlopig een forfaitaire bijdrage verschuldigd zijn. Ze kunnen voorlopige bijdragen betalen die overeenstemmen met hun objectief ingeschatte inkomsten, maar ze kunnen ook vragen om bij te dragen zoals een zelfstandige in hoofdberoep, of, in tegendeel, om niet bij te dragen, of om een verminderde bijdrage te betalen.Let wel, de nieuwe wet bepaalt dat de student‐zelfstandige die een bijdrage verschuldigd is in toepassing van de specifieke regeling enkel onderworpen is aan de regeling voor ziekte‐ en invaliditeitsverzekering, overeenkomstig de regels en voorwaarden vastgesteld bij KB.Studenten‐zelfstandigen die geen bijdragen betalen, kunnen in principe rechthebbenden blijven op geneeskundige verzorging van de ziekte‐ en invaliditeitsverzekering als persoon ten laste, aangezien er geen enkele inkomensgrens bestaat voor deze kinderen.Wanneer er geen ouder is die het recht opent of geen andere mogelijkheid is, kunnen de studenten nog rechthebbenden zijn in de hoedanigheid van student of in de hoedanigheid van resident, desgevallend door middel van de betaling van een persoonlijke bijdrage aan het ziekenfonds.Let op! Studenten die kunnen genieten van de gunstige bijdrageregeling kunnen geen vrijstelling bekomen die toegekend wordt door de Commissie voor vrijstelling van bijdragen.



Fiscale regeling

Het fiscaal statuut wordt hier niet in detail behandeld. Samengevat komt het erop neer dat een eerste schijf van de inkomsten van een student‐zelfstandige en van een leerling in een alternerende opleiding niet in aanmerking zullen worden genomen als bestaansmiddel (ten belope van 2.610 euro voor de inkomsten 2016).Op die manier zal het feit dat een student een inkomen verwerft als zelfstandige er minder snel toe leiden dat hij niet meer ten laste kan zijn van zijn ouders. Een vergelijkbare regeling bestaat momenteel al voor de inkomsten van jobstudenten (loontrekkenden). Voor concrete voorbeelden kunnen we verwijzen naar de memorie van toelichting.Net als de inkomsten van zelfstandigen in bijberoep, zullen ook de inkomsten van studenten‐zelfstandigen niet worden aangemerkt als ‘activiteitsinkomsten’ voor de toepassing van het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten (artikel 289ter WIB 92).


Bron:Wet op de tax shelter voor podium‐werken dd. 25 december 2016 – Belgisch staatsblad 17 januari 2017


Bron:Wet op de aftrek voor innovatie‐inkomsten dd. 9 februari 2017 – Belgisch Staatsblad 20 februari 2017


Bron: Beslissing E.T. 131.005 van 23 december 2016

Pro deo‐diensten die advocaten verstrekken in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand, evenals de pro deo‐diensten verricht door gerechtsdeurwaarders in het kader van de rechtsbijstand, worden vanaf 1 april 2017 onderworpen aan het normaal btw‐tarief van 21%. Deze beslissing is ook van toepassing op advocaten‐stagiairs en op kandidaat‐gerechtsdeurwaarders.

De administratie aanvaardt dat het bijzonder nultarief van toepassing is op de ereloonstaten die uiterlijk op 31 maart 2017 worden opgemaakt, zelfs wanneer de betaling ervan gebeurt op een later tijdstip.

Ingevolge deze beslissing wordt, met ingang van 1 april 2017, opgeheven: * beslissing Btw nr. E.T.129.361 dd. 19 januari 2016;* punt 28 van de circulaire AAFisc nr. 47/2013 (E.T.124.411) dd. 20 november 2013.


Bron: Persbericht minister van financiën


Bron: Hof van Justitie 9 februari 2017

Op 9 februari heeft het Europees Hof van Justitie andermaal beslist dat de vrijstelling voor intracommunautaire levering niet mag afhangen van het loutere feit of de verkoper beschikt over een BTW‐nummer.

Een aantal maanden geleden was er al beslist dat de BTW‐aftrek mag worden genoten, zelfs als er geen BTW‐conforme factuur is. Zolang er kan worden aangetoond dat aan alle voorwaarden voor de BTW‐recuperatie is voldaan.

Het Europees Hof van Justitie heeft nu letterlijk beslist dat ook de vrijstelling intracommunautaire levering niet mag afhangen van het al dan niet verstrekken van een BTW‐nummer.

Het ziet er dus naar uit dat de Belgische regeling op dit punt niet in lijn is met de Europese reglementering.


Met een bericht op 7 maart maakt de fiscus bekend dat er een nieuwe mobiele onlinedienst wordt geïntroduceerd genaamd “check inhoudingsplicht”. Hiermee controleert u nu veel sneller of een onderneming onderworpen is aan de inhoudingsplicht op facturen voor uitvoering van bepaalde werken.

Deze dienst kan u vinden op www.checkinhoudingsplicht.be


Zoals u weet zijn vennootschappen verbonden indien zij controle uitoefenen of gecontroleerd worden, maar eveneens in geval van een consortium.

Met een consortium bedoelt men vennootschappen die onder centrale leiding staan, en de wetgever heeft hier enkele vermoedens ingebouwd.

Er geldt een onweerlegbaar vermoeden van centrale leiding indien de centrale leiding voortvloeit uit overeenkomsten of uit statutaire bepalingen, maar eveneens geldt er een onweerlegbaar vermoeden van centrale leiding indien het merendeel van de leden van een bestuursorgaan van een vennootschap eveneens het merendeel van de bestuurdersposities in een andere vennootschap aanhouden.

Hier laat het CBN advies duidelijk blijken dat een bestuurder vennootschap A, die vast vertegenworodigd wordt door de heer X niet dezelfde bestuurder is als een bestuurdersvennootschap B die eveneens vast vertegenwoordigd worden door de heer X

Dit zijn dus 2 afzonderlijke bestuurders die niet als gelijk mogen worden beschouwd in dit verband.


Er heerst tevens een weerlegbaar vermoeden van centrale leiding indien deaandeelhouders in twee vennootschappen voor het merendeel ut dezelfde personen bestaan.

Hier stelt het CBN‐advies, gefundeerd door Cassatie‐arresten dat aandelen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen voor 100% toebehoren aan beide echtgenoten.

Een vennootschap aangehouden voor 40% door de heer A, voro 35% in het gemeenschappelijk huwvermogen van A met zijn echtgenote zal dus voor 75% op naam van de heer A worden meegeteld.

Het CBN advies gaat hier tevens dieper in op de mogelijkheden om dit weerlegbaar vermoeden te weerleggen.


Bron: K.B. 25 december 2016 – Belgisch Staatsblad 12 januari 2017


Bron: Bericht FOD Financiën 27 januari 2017


Bron: Circulaire 19 december 2016

Een circulaire bespreekt de wijziging van de administratieve bepalingen die van toepassing zijn voor de berekening van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de kosteloze beschikking van een onroerend goed (of een gedeelte ervan) wanneer dat goed slechts gedurende een gedeelte van het jaar ter beschikking wordt gesteld of de herkwalificatie van huurinkomsten, wanneer die inkomsten slechts voor een gedeelte van het jaar belastbaar zijn. Er is geen namelijk wettelijke of reglementaire bepaling die vaststelt hoe het kadastraal inkomen moet worden verminderd.


Bron: Antwerpen, 24 januari 2017 (rolnr. 2017/AR/1117)

na het Hof van Beroep in Gent, nu ook het hof van beroep in Antwerpen heeft beslist dat het voordeel van alle aard voor de gratis bewoning ongrondwettelijk is.

Kort even herhalen waarover het juist gaat. Indien een onderneming/natuurlijkpersoon als eenmanszaak een onroerend goed ter beschikking stelt van een medewerker, wordt deze medewerker belast op een voordeel van alle aard gelijk aan het geïndexeerd kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 100/60.

Indien echter de ter beschikking stellende onderneming geen eenmanszaak is maar een vennootschap, moet dit voordeel nogmaals worden vermenigvuldigd met 1,25 of 3,8, indien het niet‐geïndexeerde kadastraal inkomen kleiner of gelijk is aan 745 euro, respectievelijk groter is dan 745 euro.

Na het hof in Gent heeft nu dus ook het hof van Beroep in Antwerpen beslist dat dit onderscheid ongrondwettelijk is. Hopen op een voordeliger voordeel alle aard hoeven we echter niet te doen, want vanuit de regeringskringen hebben we vernomen dat de wetgeving zal herschreven worden waarbij onroerende goederen die door een eenmanszaak ter beschikking worden gesteld op eenzelfde manier belast zullen worden


als onroerende goederen die door een vennootschap ter beschikking worden gesteld.

Wat in sommige gevallen allicht wel het proberen waard is, is om op basis van deze rechtspraak bezwaar in te dienen tegen uw eigen aanslag en de berekening van het voordeel alle aard in het voordeel van de belastingplichtige te herzien. Of de fiscus zich hier echter zomaar bij zal neerleggen is nog een groot vraagteken.






Na het hof in Gent heeft nu dus ook het hof van Beroep in Antwerpen beslist dat dit onderscheid ongrondwettelijk is. Hopen op een voordeliger voordeel alle aard hoeven we echter niet te doen, want vanuit de regeringskringen hebben we vernomen dat de wetgeving zal herschreven worden waarbij onroerende goederen die door een eenmanszaak ter beschikking worden gesteld op eenzelfde manier belast zullen worden als onroerende goederen die door een vennootschap ter beschikking worden gesteld.


Bron: Decreet 23 december 2016 – Staatsblad 29 december 2016


Bron:


Bron: Ruling dd 27 september 2016


Bron: Decreet 23 december 2016 – Staatsblad 29 december 2016

Wie in een energiezuinige woning bouwt, wordt beloond met een halvering of zelfs een volledige vrijstelling van de onroerende voorheffing (OV) gedurende vijf jaar. Het E‐peil bepaalt of een gebouw energiezuinig is of niet. Tot nog toe geldt deze stimulans echter alleen voor nieuwbouw.De Vlaamse Regering zorgt ervoor dat nu ook bij ingrijpende energetische renovaties de OV van de gerenoveerde woning tijdelijk gehalveerd of zelfs volledig vrijgesteld wordt. Deze maatregel treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2017.

Ingrijpende energetische renovatiesIngrijpende energetische renovaties zijn verbouwingsprojecten waarbij resoluut gekozen wordt voor energiezuinigheid.Hierbij worden de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren volledig vervangen, en wordt minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, geïsoleerd, voor zover het geen ontmanteling betreft (art. 1.1.1, 50°, energiebesluit).Wanneer een eigenaar daardoor een E‐peil behaalt van maximaal 90, dan wordt de OV voor vijf aanslagjaren gehalveerd.


Wanneer de eigenaars een E‐peil van maximaal 60 bereiken, zullen ze gedurende vijf jaar geen OV moeten betalen voor de gerenoveerde woning.Deze maatregel is van toepassing voor stedenbouwkundige vergunningen die werden aangevraagd vanaf 1 oktober 2016.


Bron: K.B. 12 januari 2017 – Belgisch Staatsblad 20 januari 2017


De regeling deeleconomie betreft de mogelijkheid tot het ruilen en het delen van ruimtes, goederen of werktuigen tussen particulieren via een elektronisch platform. Enkel de dienstprestaties worden beoogd door deze regeling.

De regeling is zowel opgenomen in de wetgeving inzake directe belastingen als inzake BTW. De door beide belastingen uitgevaardigde regels moeten echter afzonderlijk worden bekeken en oefenen geen invloed uit op elkaar.

Op het gebied van btw bestaat het belangrijkste voordeel van de hier uiteengezette regeling uit het feit dat in principe geen enkele btw‐identificatie vereist is in hoofde van de belanghebbende.

Deze administratieve ontheffing wordt namelijk toegestaan wanneer een natuurlijke persoon uitsluitend een activiteit uitoefent die valt onder de regeling deeleconomie of, wanneer het een belastingplichtige betreft, indien de uitgeoefende activiteit(en) geen enkele btw‐identificatie vereist.

Zodra overeenkomstig de btw‐wetgeving een btw‐identificatie vereist is, kan u op het gebeid van btw niet meer genieten van de regeling deelecomomie.


De fiscale regeling voor de deeleconomie, die is ingevoerd voor winsten of baten uit diensten die een particulier verricht ten voordelen van andere particulieren, geldt voor inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2016.

Maar nu laat de fiscus in een persbericht van 1 maart weten dat de regeling de facto pas vanaf aanslagjaar 2018 kan worden toegepast.

Een van de voorwaarden is namelijk dat de betaling moet gebeuren via en door een door de overheid erkend elektronisch platform, en dus pas vanaf de datum van erkenning.

Aangezien de erkenningsvoorwaarde pas in januari 2017 bekend zijn gemaakt kan de erkenning ook pas ten vroegste in 2017 worden toegestaan. Vandaar dat deze regeling pas in de aangifte personenbelasting over aanslagjaar 2018 zal worden opgenomen.


Bron: K.B. 16 februari 2016 – Belgisch Staatsblad 25 februari 2016


Bron: Decreet 23 december 2016 – Belgisch Staatsblad 29 december 2016

Wie akten of geschriften die aan de registratieformaliteit zijn onderworpen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft laten registreren, riskeert een belastingverhoging van 20% van de registratiebelasting. Ook als de termijn met slechts enkele dagen werd overschreden en door externe factoren werd veroorzaakt.Sinds 1 januari 2017 bedraagt deze belastingverhoging nog slechts 1% van de registratiebelasting voor wie de voorgeschreven termijnen met maximum 30 kalenderdagen heeft overschreden, maar met een minimum van 100 euro (art. 3.18.0.0.11, nieuw derde lid, VCF; art. 42, PD 2017).


Bron:


Bron: K.B. 27 januari 2017 – Belgisch Staatsblad 31 januari 2017


Het grondwettelijk hof heeft op 16 februari 2017 de regeling met betrekking tot de bijzondere liquidatiereserve vernietigd voor zover deze regeling uitgesloten is voor de winst van het boekjaar van aanslagjaar 2012, wanneer de algemene vergadering over dat aanslagjaar na 31 maart 2013 viel en dus niet in aanmerking kwam voor de “interne liquidatie” of het “vastklikken van reserves” volgens artikel 537 van het WIB.

Voormeld artikel 537 gaf de mogelijkheid om belaste reserves uit te keren aan een eenmalig voordelig tarief roerende voorheffing van 10% op voorwaarde dat de netto‐ontvangen dividenden onmiddellijk werden aangewend om voor dezelfde vennootschap een kapitaalverhoging te doen.

De reserves die hiervoor in aanmerking kwamen waren de reserves die door een algemene vergadering waren goedgekeurd ten laatste op 31 maart 2013.

Voor de boekjaren per kalenderjaar betekende dit dat de belaste reserves tot en met 2011 konden worden meegenomen, en indien de algemene vergadering over 2012 voor eind maart 2013 werd gehouden, dat dan ook die reserves mee in aanmerking kwamen voor deze maatregel.

Vanaf 2014, aanslagjaar 2015 heeft de regering Michel dan de regeling omtrent de liquidatiereserve ingevoerd,


Waarbij tevens een bijzondere liquidatiereserve‐regeling werd voorzien. De jaren tussen het vastklikken van reserves en de gewone liquidatiereserve, namelijk boekjaren 2013 en in sommige gevallen 2012, namelijk indien de algemene vergadering over 2012 niet voor eind maart 2013 had plaatsgevonden, konden op die manier ook nog aan 10% worden afgerekend.

Theoretisch konden dus alle winsten van alle jaren aan 10% worden afgerekend... Voor wat betreft de boekjaren per kalenderjaar toch.

Boekjaren die afsluiten vanaf 1 oktober 2012 tot 30 december 2012, behoren enerzijds tot aanslagjaar 2012 en kunnen dus geen gebruik maken van de bijzondere liquidatiereserve. Bovendien kan voor deze afsluitdata de algemene vergadering ook na 31 maart 2013 gehouden zijn waardoor ze tevens niet in aanmerking kwamen voor het vastklikken van reserves.

Dit stuk wordt nu door het grondwettelijk hof vernietigd. Op 3 maart 2017 is dit arrest in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd waardoor de bijzondere bezwaartermijn van 6 maanden begint te lopen.

Dossiers die hierdoor dus een uitsluiting hebben gehad voor de afrekening aan 10% voor deze reserves of winsten kunnen dus alsnog bezwaar indienen.


Bron:


Bron: K.B. 25 december 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 2015 – Belgisch Staatsblad 11 januari 2017


Actua Ateliers 2017/1 · einde van het kennisatelier op basis van het aanwezigheidsregister. - Dit...

Documents

Transcript of Actua Ateliers 2017/1 · einde van het kennisatelier op basis van het aanwezigheidsregister. - Dit...