Acta Groeninge nr 8

24
CAROTIS WERKGROEP BORSTKLINIEK ZORGPROGRAMMA GERIATRIE AGRESSIE OP SPOED ELECTROCONVULSIETHERAPIE acta GROENINGE NR 8 - D E C E M B E R 2 0 0 7

Transcript of Acta Groeninge nr 8

Page 1: Acta Groeninge nr 8

CAROTIS WERKGROEP

BORSTKLINIEK

ZORGPROGRAMMA GERIATRIE

AGRESSIE OP SPOED

ELECTROCONVULSIETHERAPIE

acta GRO EN I NG EN R 8 - D E C E M B E R 2 0 0 7

Page 2: Acta Groeninge nr 8

03 VOORWOORD: LIEVER ESCULAAP DAN CADUCÉE

Jan Taveirne

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

04 CAROTIS WERKGROEP a | z GROENINGHEDirk Peeters

07 BORSTKLINIEKGracienne Staelens

NIEUWE TECHNIEKEN EN PROGRAMMA’S

10 VERANDERING VAN HET MAATSCHAPPIJBEELD, VERANDERING VAN DEOUDERENZORGVéronique Ghekiere

13 AGRESSIVITEIT OP DE DIENST SPOEDOPNAMEPhilip Struyve

15 ELEKTROCONVULSIETHERAPIE (ECT) ONDER ELEKTRO-ENCEPHALOGRAFISCHE(EEG) MONITORINGKoen Titeca

TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

17 a | z GROENINGE, KORTRIJK, WELK ZIEKENHUIS IN DE TOEKOMST ?

Jan Deleu

GESCHIEDENIS VAN a | z GROENINGE

19 DE MODERNISATIE VAN HET O.L.V. HOSPITAAL NA DE TWEEDE WERELDOORLOGJohan Mattelaer

24 RECENTE WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES

24 WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITENKALENDER

Un résumé des articles en français est disponible sur simple demande

INHOUD

DIT TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAR EN WIL EEN OVERZICHT GEVEN VAN DE MEDISCHE, ZORGVERSTREKKENDE EN ORGANISATORISCHE ACTIVITEITEN BINNEN a | z GROENINGE.

REDACTIE

Dhr. Ludwig [email protected]. Kathleen [email protected]. Marc [email protected]. Guido [email protected]. Veerle De [email protected]. Vincent [email protected]. Johan [email protected]. Dirk [email protected]. Guy [email protected]

RedactieadresDr. Johan MattelaerAlbijn van den Abeelelaan 12 8500 KortrijkT 056 21 17 92 - F 056 21 68 22 [email protected]

Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité a | z GROENINGE

door uitgeverij Groeninghe [email protected] 978-90-77723-61-6

Dit tijdschrift is ook te raadplegen via www.azgroeninge.be

WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT N° 8 - DECEMBER 2007

acta GROEN INGE

Page 3: Acta Groeninge nr 8

In de medische deontologie is voor de zorgverstrekker in het algemeen en de arts in hetbijzonder een belangrijke opdracht weggelegd in de communicatie met de patiënt.

De eed van Hippocrates wijst op de verplichting van een perfecte dialoog met de zieke omprecieze inlichtingen te verwerven en begrijpbare informatie te verstrekken.

Dit dient te gebeuren met een onverbreekbaar respect voor het beroepsgeheim.

De problematiek van het beroepsgeheim en de omgang met vertrouwelijke informatie is inde gehele welzijnssector en meer bepaald in het ziekenhuis van zeer groot belang.

Het risico is groot dat niet bevoegde personen, nieuwsgierigen, vrienden, verwanten,familieleden informatie van een patiënt proberen te bekomen.De belangstelling hieromtrent vindt zijn oorsprong niet alleen in het streven naar een beterebescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar evenzeer door de faciliteiten gebodenvanwege de technologische vooruitgang in de communicatieve mogelijkheden.De toegankelijkheid voor derden en de specifieke problemen die ontstaan bij hetdoorbreken van het medisch beroepsgeheim zijn nu veel groter dan weleer.Inzage en overdraagbaarheid van vertrouwelijke gegevens vanuit een elektronisch medischdossier zijn van een gans andere aard dan vanuit het klassieke papieren dossier.

Liever Esculaap dan Caducée?

De Caducée (1 staf – 2 slangen – 2 vleugels) veel gebruikt als embleem in de zorgsectoren symbool van Hermes, de boodschapper, verwijst naar wijsheid, welsprekendheid encommunicatie, maar ook naar handel, listigheid en bedrog.

De Esculaap (1 staf – 1 slang) symbool van Asklepios, Griekse held en later ook God derGeneeskunde, verwijst naar de natuur en het leven en beklemtoont autoriteit enwaardigheid.

Een van de peilers van de waardigheid van arts en zorgverstrekker is discretie, hetberoepsgeheim en de vertrouwelijkheid bij de omgang met medische persoonsgegevens.

DR. JAN TAVEIRNE

HOOFDGENEESHEER

(1) Dictionnaire indiscret de l’Olympe – Michel Legrain Ed. Perrin (2006) ISBN : 2-262-02445-6

(2) Orde van geneesheren

VOORWOORD

a | z GROENINGE

–Liever esculaap dan caducée (1)(2) –

3

Page 4: Acta Groeninge nr 8

Een carotisstenose vormt zich klassiek door eenatheromateuze plaque in een gebied van groteturbulentie (verbreding van de arterie ter hoogtevan bulbus aan de bifurcatie en hierdoorverstoring van de laminaire flow). Mogelijksliggen inflammatoire reacties mede aan debasis. Deze plaque, bestaande uit atherogeenmateriaal zoals cholesterol, vethoudende macro-fagen, fibrosereactie, kan stilaan uitbreiden enhet vat verder infiltreren en vernauwen. Dezeplaque kan soms plots ruptureren en dan doorplaatsjesaggregatie en fibrinevorming een sneltoenemende klontervorming met nauwe stenosetot volledige trombose veroorzaken.

In de kliniek worden we praktisch dagelijksgeconfronteerd met carotisstenosen.We zien zowel symptomatische gevallen na eenTIA of een beroerte als ook toevallig ontdekteasymptomatische stenosen. In al deze gevallen dient afzonderlijk bekeken teworden wat het beste beleid is om een ernstigCVA te voorkomen. Als secundaire preventie zijner conservatieve medicamenteuze mogelijk-heden zoals plaatjesaggregatieremming,statines, ACE-inhibitoren, andere antihyper-tensiva, regeling bloeddruk, behandelingdiabetes, rookstop, aanpassing levenswijze.Bij manifeste stenosen zal men echter meer baatkunnen hebben bij invasieve verbreding.Als invasieve behandeling is de carotisendarte-rectomie (CEA) nog steeds de standaardmethode maar de laatste jaren heeft men ook demogelijkheid van endovasculaire behandelingdoor dilatatie en stenting van de stenose.

Bij dit alles zijn er nog vrij veel controverses endreigt dezelfde pathologie verschillendbehandeld te worden afhankelijk van bij welkspecialisme of arts de patiënt aanvankelijkterecht komt.

Bovendien is er nood aan een zekere interneaudit om de resultaten van de ingrepen teevalueren en te kijken of de complicatiegraadwel beantwoordt aan de verwachtingen en degeldende internationale normen uit vroegerestudies (welke echter weinig tot niet in ‘real life’onafhankelijk getoetst zijn !).

Er is dus nood aan een mutidisciplinairebenadering welke op een gestandaardiseerdemanier de indicaties stelt voor de behandelingvan een carotisstenose, dan de beste verderewerkwijze voorstelt en een follow-up enfeedback verzekert van elk individueel geval.

Daarom heeft het a | z Groeninge midden 2006een werkgroep in het leven geroepen bestaandeuit neurologen, vasculaire chirurgen, interventi-onele radiologen, welke aan deze nodentrachten te voldoen.

SITUERING VAN HET HUIDIGE BELEID VANEEN CAROTISSTENOSE

Reeds meer dan 50 jaar wordt de endarterec-tomie van de carotis uitgevoerd waarbij destenoserende plaque thv. de bifurcatie samenmet de vaatbinnenwand heelkundig wordtverwijderd. Het is echter pas in het laatste decennium vanvorige eeuw dat ook wetenschappelijk en statis-tisch het nut van deze ingreep is aangetoondzeker als secundaire preventie voor symptoma-tische gevallen.Dit gebeurde via enkele grote multicentrischestudies zowel in Noord-Amerika (NASCET) als inEuropa (ECST). Hierbij werd aangetoond dat naeen CEA het risico voor het krijgen van een CVAbinnen de 2 jaar daalt van 26% naar 9% bij eensymptomatische stenose van meer dan 70%.

Bij asymptomatische stenosen (primaire pre-ventie) was dit aanvankelijk meer controversieelmaar nu wordt CEA ook aanvaard bij hooggradigestenosen en lage morbiditeit door het chirurgischteam, waarbij het 5-jaars-risico van een beroerteook daalt van 12% naar 6,5%. (ACAS studie).

Daar waar de carotisendarterectomie (CEA) nogsteeds geldt als de standaard invasieve behan-deling, gaat het toch om een heelkundigeingreep onder anesthesie, welke specifiekecomplicaties, eigen aan heelkunde, kan geven. Zo ziet men in de meeste trials toch een 6 à 7%beroerte of overlijden na ingreep bij symptoma-tische gevallen. Het gaat hier dan nog om zeer

ervaren teams, in zogenaamde ‘ centers ofexcellence‘ waarbij veel hoogrisicopatiënten uitde studie gelaten waren. In de Amerikaanse trial (NASCET) zag men inmeer dan 9% van de gevallen een letsel van eencraniale zenuw (meestal de hypoglossus), watook een risico is eigen aan de operatietechniek.

De techniek van endovasculaire dilatatie enstenting van een vaatstenose, die reeds meerdan 15 jaar met toenemend succes wordttoegepast in de coronaire en perifere vascu-latuur, werd pas later met succes toegepast bijcarotisstenose. Aanvankelijk gaf dit een onaanvaardbare morbi-diteit maar naarmate de evolutie van techniek enmateriaal vorderde en het gebruik van protectie-systemen veralgemeende, is de morbiditeitstilaan teruggedrongen, en vergelijkbaar aan hetworden met CEA. Alhoewel er nog verschillende vergelijkendestudies aan gang zijn en de (al dan nietvoorlopige) resultaten niet eenduidig zijn, kanmen stellen dat carotis stenting (CAS) momen-teel niet inferieur is ten overstaan van eenendarterectomie, zeker niet bij risicopatiënten. De resultaten verschillen wel van studie totstudie en van centrum tot centrum en hangenwaarschijnlijk sterk af van de operator en van depatiëntenselectie.Momenteel wordt deze procedure dan ook nogmaar alleen aanbevolen bij risicopatiënten voorCEA.

Men heeft ook nog niet veel gegevens over depreventie van stroke op lange termijn door CASIn één studie was de 5 jaars follow-up verge-lijkbaar met CEA, met het optreden van eenipsilateraal infarct in 15% van de symptoma-tische gevallen (CAVATAS studie).

Omdat een carotisstenose een potentieel risicois op CVA; de behandeling hiervan nieteenduidig medisch of interventioneel is, en er nuook verschillende keuzemogelijkheden zijn watbetreft de invasieve behandeling, wordt het meeren meer noodzakelijk om elke individuele patiëntmultidisciplinair te bespreken; ook al omdat ernog verschillende controversen bestaan en hetveld momenteel erg in beweging is.

FUNCTIONERING VAN DE WERKGROEPCAROTISPATHOLOGIE IN a | z GROENINGE:

In het kader van de multidisciplinaire samen-werking wat betreft CVA/TIA werd er in augustus2006 een werkgroep opgericht aangaandecarotispathologie bestaande uit een vertegen-woordiging van de diensten neurologie, vascu-laire heelkunde, radiologie en ook cardiologie.

4 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Beroerte blijft de derde belangrijkste doodsoorzaak in de Westerse wereld en debelangrijkste bron van zware invaliditeit bij de ouderen. 80% wordt veroorzaakt doorherseninfarcten, waarvan een kwart het gevolg is van een vernauwing van de grotehalsvaten. Meestal betreft het een stenose van de A. Carotis Interna ter hoogte van debifurcatie. Dit kan een herseninfarct geven door totale occlusie van dit bloedvat enonvoldoende collaterale circulatie, of door een ‘artery-to-artery’ embool waarbij er eenstukje trombus of plaque afbreekt en stroomopwaarts een terminaal vat verstopt.In het ergste geval wordt de ganse A. Cerebri Media geoccludeerd met dan een uitge-breid en dramatisch hemisferisch infarct tot gevolg.

CAROTIS WERKGROEP a |z GROENINGE

Page 5: Acta Groeninge nr 8

Elke patiënt met een carotisletsel (symptoma-tisch of asymptomatisch) wordt geëvalueerddoor dit team in verband met de indicatiestellingnaar al dan niet invasieve therapie in eersteinstantie; en indien een ingreep nodig is, welke:endarterectomie (CEA) of endovasculairestenting (CAS).

In de marge hiervan is er een bijkomendeopvolging voorzien van de resultaten van deverschillende procedures (zowel CEA als CAS)waarbij prospectief de dossiers van de patiëntendie een ingreep ondergaan worden bijgehouden.Er gebeurt een klinisch neurologische evaluatievoor en na de ingreep. Daarenboven wordt - bijwie mogelijk is- een MRI hersenen met diffusiegewogen opnames uitgevoerd om eventueleschade te beoordelen en vooral ook asymptoma-tische ischemieën die per- en postproceduraalontstaan zijn, te kunnen aantonen.Het is de bedoeling om hieruit een complicatie-graad van de interventies te kunnen bepalenwelke dan verdeeld wordt in ernstige (CVA,dood) en minder ernstige, (meestal aantastingcraniële zenuwen) complicaties.

In de praktijk is er een wekelijkse bijeenkomst opde afdeling radiologie campus Maria’sVoorzienigheid waar men best de beeldvorming(vooral CT-angio) kan (her-) evalueren.In het team zit een neuroloog met een ASOneurologie, 1 of 2 interventionele radiologen ende vasculaire chirurgen. De registratie van de gegevens gebeurt in

principe door de ASO neurologie onder super-visie van de neuroloog.

Alvorens de groep aan het werk ging, diende ereen zekere standaardisatie van de indicatiestel-lingen uitgewerkt te worden, ook voor eensnellere en beter gemotiveerde besluitvorming.

Hiervoor richten we ons vooral op de gangbare ‘evidence based guidelines’ van de AmericanAcademy of Neurology (AAN) en de AmericanStroke Association (ASA).

De eerste overeenkomst diende gemaakt teworden over de te hanteren methode bij hetberekenen van de stenosegraad zelf. Er zijnverschillende % stenose bepalingen in Europa(ECST) en Amerika (NASCET). De laatstemethode is genomen omdat hier vooral naargerefereerd wordt in de meeste gepubliceerderichtlijnen. De gebruikte Amerikaanse methode vergelijkt destenosegraad aan de bifurcatie en de bulbus metde diameter van het vat boven de bulbus enmen begint pas een stenose te meten als dedoorgang aan de bulbus nauwer is dan het vatboven de verbreding, daar waar de Europeanende verhouding meten van de stenose tov debreedte van de bulbus zelf (wat in dit gevalsteeds een hogere geschatte stenosegraadgeeft)

Over de indicatiestelling naar invasieve behan-deling werd een consensus bekomen:

bij symptomatische stenosen wordt ingegrepenbij stenose van meer dan 50% (dus gemetenvolgens NASCET), indien de complicatiegraadvoor ingrepen bij symptomatische stenosenminder is dan 6% (beroerte of overlijden).Bij asymptomatische stenosen wordt ingegrepenbij stenose van meer dan 60% (NASCET) indiende complicatiegraad voor ingrepen bij asympto-matische stenosen minder is dan 3%.Deze complicatiegraden zijn momenteel nietgekend maar worden daarom opgevolgd dooreen onafhankelijke onderzoeker uit de dienstneurologie. Symptomatische stenosen van minder dan 50%waarbij het gaat om een risicoplaque vooremboligene uitzaaiing en waarbij erverscheidene ischemische letsels zijn vastge-steld in hetzelfde carotisgebied, kunnen ook eenindicatie vormen voor een ingreep.Patiënten met een ‘completed stroke’ die niet isgerecupereerd, komen uiteraard niet meer inaanmerking.

Een volgende consensus diende gemaakt overwelke invasieve behandeling het gaat: CEA ofCAS.Voorlopig gaat men er van uit dat de carotisen-darterectomie nog de gouden standaard is.Wanneer dan CAS ? Bij hoge stenose boven C2; lage stenose van decommunis; tandemletsel; stenose na radiothe-rapie; restenose; bij contralaterale occlusie; bijgrote moeilijkheden om de nek te strekken(arthrosis).

5VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Page 6: Acta Groeninge nr 8

Bij hoogrisicopatiënten cardiorespiratoir: zoals:- NYHA class III of IV van hartinsufficiëntie.- COPD met FEVt van minder dan 30%

Er zijn ook tegenaanwijzingen voor CAS: - Sterk kronkelende arteries, waardoor moeilijk

te bereiken target endovasculair- Zeer nauwe stenosen of plaques met sterk

emboligeen risico.

In verband met de uitvoering van de stentingworden er afspraken gemaakt tussen dediensten radiologie en vasculaire heelkunde.

Dit zijn richtlijnen waaruit een advies kan gedis-tilleerd worden maar uiteraard steeds nazorgvuldige beoordeling van elke individuelecasus die zijn eigen particulariteiten kan hebben.Er wordt dan een advies geformuleerd, dat aldan niet opgevolgd wordt al naargelang hetoordeel van de behandelende arts en van depatiënt zelf.

RESULTATEN VAN EEN JAAR FOLLOW-UP.

Tussen 01.08.2006 en 30.09.2007 zijn er 140 casussen besproken waarvan er 87 eeninvasieve behandeling hebben gekregen (75 CEA en 12 CAS).Van de 75 endarterectomieën waren er 36 voorsymptomatische stenosen en 39 voor asympto-matische.

Elke patiënt werd voor en na de ingreep of pro-cedure neurologisch onderzocht en vergeleken.Indien mogelijk kreeg de patiënt ook een MRI omasymptomatische nieuwe letsels uit te sluiten.

In de loop van het volgende jaar zullen er zekervoor CEA statistisch significante resultaten voorcomplicatiegraad kunnen gemaakt worden.Deze resultaten kunnen worden gebruikt alsinwendige kwaliteitscontrole en dienen alsleidraad om aanpassingen aan te brengen in hetevoluerende en soms nog controversiële beleidvan de carotispathologie.

We hebben nu al wel enkele voorlopigegegevens:Bij de endarterectomieën waren er 4 majeurecomplicaties (CVA of dood) waarvan 1 bij eenasymptomatische casus (2,5% van het totaalasymptomatische) en 3 bij symptomatische (8% van het totaal symptomatische). In 9% van het totaal aantal ingrepen zien wemineure en voorbijgaande complicaties zoalseen hypoglossus parese (in de meestegevallen). Deze gegevens zijn allen vergelijkbaarmet de grote internationale studies.

We dienen hierbij nog 5 gevallen te vermeldenvan kleine asymptomatische (meestal puncti-forme) ischemische letseltjes bij controle NMRmet diffusiegewogen opnamen postoperatief. Hierover bestaan weinig of geen vergelijkendestudies.

Tenslotte waren er bij de stenting (CAS) 2 ma-

jeure complicaties en 2 gevallen van asympto-matische letsels op NMR.We dienen te vermelden dat het aantal proce-dures hier te laag was om conclusies te trekkenen dat het hier ook ging om risicogevallen.

BESLUIT

a | z Groeninge heeft een multidisciplinair teamvan interventionele radiologen, vasculairechirurgen en neurologen opgericht ten einde eengestandaardiseerde werkwijze bij de behan-deling van een carotisstenose te kunnenaanbieden. Dit is een snel evoluerend terrein,ook met de opkomst van de stenting waarbij optermijn waarschijnlijk meer mogelijkheden in diezin zullen komen.Het uiteindelijke doel tenslotte is zoveel mogelijkCVA’s te voorkomen bij patiënten die risico lopen.

Tegelijk is er een intern auditsysteem op ganggekomen voor de beoordeling van peri- enpostoperatieve (of procedurele) morbiditeit enmortaliteit.Momenteel is het nog te vroeg om statistischsignificant te zijn maar de voorlopige resultatenzijn vergelijkbaar met gegevens uit grotemulticentrische studies.

Wat betreft de CAS zijn er te weinig proceduresom enige conclusie te trekken en bovendienwerd deze procedure alleen uitgevoerd bij hoogrisicopatiënten wat een vergelijking met CEA ookmoeilijk maakt.

Er blijven toch nog verschillende vragen enbedenkingen over die we in de werkgroep verderdienen te overwegen.

• Het aantal CAS procedures is vrij laag; indienwe dit willen optrekken dienen we het pad vande hoogrisicopatiënten te verlaten en dienenwe alleen deel te nemen aan één van devergelijkende internationale trials.

• De indicatiestelling voor invasieve proceduresis hier volgens de meest agressieve interpre-tatie van de richtlijnen die ook gebaseerd zijnop studieresultaten van 10 à 15 jaar geledentoen de medische behandeling minder goedwas dan op heden (toen vooral nog plaatsje-saggregatieremming, terwijl er nu ook statines,ACE-inhibitoren e.a. bijkomende reductie vanCVA’s kunnen geven.)

Dit kan in overweging genomen worden voor desymptomatische stenosen tussen 50 en 70% envoor de asymptomatische van minder dan 80%.

Wat betreft de symptomatische stenosen vanmeer dan 70% wordt er de laatste tijd dan weerde nadruk gelegd op een snelle interventie: waarwe hier binnen de 2 weken trachten in te grijpen,wordt er in recente studies gesproken vanbinnen de 2 dagen !

De technieken en materialen voor stentingverbeteren maar dit heeft ook een prijskaartjevoor de patiënt (momenteel ongeveer 1000 €)waarvoor momenteel nog geen terugbetaling is.

Op RIZIV niveau wordt hieraan gewerkt maarook hier zijn nog veel vragen (welke centrazullen terugbetaling kunnen krijgen voor welkeindicaties?)

We kunnen stellen dat de multidisciplinairewerkgroep voor carotispathologie in het a | zGroeninge zo goed mogelijk probeert in tespelen op de evoluerende tendensen in deaanpak en de behandeling van deze potentiëleoorzaak van beroerte, ook al zijn hierrond nogcontroversen.De werkmethodes en de resultaten wordencontinu geëvalueerd en eventueel aangepast, dit om de patiënt de best mogelijke verzorging te garanderen, zoveel mogelijk gebaseerd op de principes van de ‘evidence based medicine’.

DR. DIRK PEETERS

DIENST NEUROLOGIE

campus Sint-Maarten - a | z [email protected]

6 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

REFERENTIES

1. Stockx L.: Carotisstenting : een nieuwe behan-deling voor carotisvernauwingen ? Neuron, vol11, nr 8, 320-323, 2006

2. The North American symptomatic carotid endar-terectomy trial collaborators: Benefit of carotidendarterectomy in symptomatic patients withmoderate or severe stenosis N.Engl J Med:339: 1415-1425, 1998

3. CAVATAS investigators: Endovascular versussurgical treatment in patients with carotidstenosis in the Carotid and Vertebral artery,Transluminal Angioplasty Study, Lancet, 357(9270), 1729-1737, 2001

4. Reporting Standards for Carotid ArteryAngioplasty and stent placement, in Stroke, 35,112-134, 2004

5. Guidelines for prevention of stroke in patientswith ischemic stroke or transient ischemicattack: a statement for healthcare professionals.From the American Heart Association/AmericanStroke Association Council on Stroke: Co-sponsored by the Council in CardiovascularRadiology and Intervention: The AmericanAcademy of Neurology affirms the value of thisguideline, in Stroke, 37, 577-617, 2006

6. AAN (American Academy of Neurology):Assessment : carotid endarterectomy, anevidence based review: 2006

7. Bosiers M., Deloose K., Verbist J., Peeters P.,Carotid artery stenting, which stent for whichlesion? Vascular, 13(4): 205-210, 2005.

Page 7: Acta Groeninge nr 8

7VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

542

612 612042

012

391 202912

0

05

001

051

002

052

6002/3002 COM/actsroB

Incidentiejaar 2003

Incidentiejaar 2004

Incidentiejaar 2005

Incidentiejaar 2006

COM teh po nekorpseb latnaA

s'actsrob latnaa laatoT

1. NORMERING BORSTKLINIEKEN

De normering voor borstklinieken kent een langeaanloop. Op de Europese Conferentie inzake kanker diein 2000 in Brussel plaatsvond, werd reedsbenadrukt dat de oprichting van borstklinieken,alsook de invoering van een erkenningpro-cedure, voor deze borstcentra, een noodzaak is.In 2003 bevestigde een resolutie over BreastClinics van het Europese Parlement dat iederevrouw die lijdt aan borstkanker, het recht heeft te worden behandeld door een multidisciplinairteam. Ook toen werd aangedrongen op het totstand brengen van gecertificeerde borstcentra.Als uitgangspunt betreffende het concept van de

borstkliniek, worden de Eusoma (EuropeanSociety of Mastology) richtlijnen quasi integraalovergenomen, waarmee een reeks kwaliteits-normen werden vastgelegd waaraan de borst-klinieken moeten voldoen.

Er werd een wetsvoorstel ingediend en hetbewuste Koninklijk Besluit verscheen eind juli 2007 in het Belgisch Staatsblad.Hierin werd opgenomen dat een borstkliniekenkel kan worden ingericht als bovenbouw opeen zorgprogramma van oncologie. De activi-teitsdrempel ligt vast op minstens 100 nieuwediagnoses in het jaar voor de erkenningaan-vraag, of 100 als gemiddeld aantal diagnosesper jaar gedurende de laatste 3 jaar voor de

aanvraag. Na 2 jaar wordt die drempelopgetrokken tot 150. Om erkend te blijven, dientde borstkliniek dat minimale activiteitsniveau omde 3 jaar aan te tonen. Daarnaast dient men eenmedische en psychologische omkadering tevoorzien.

2. HISTORIEK IN a | z GROENINGE

a | z Groeninge heeft reeds een lange traditie vanmultidisciplinair overleg.Het beleid rond borstkanker wordt sinds 1998multidisciplinair aangepakt op de wekelijkseoncostaf (Multidiciplinair Oncologisch Consult –MOC) waar de artsen van de betrokken disciplineszoals gynaecologen, oncologen, radiotherapeuten,radiologen, anatoompathologen en plastischechirurgen, telkens aanwezig zijn. Alle borstcarcinomen (jaarlijks zo’n 200) (zie tabel)worden geregistreerd en besproken op dezevergadering. Om te streven naar een uniformbeleid, wordt het oncologisch draaiboek telkensgehanteerd.Dit oncologisch handboek wordt regelmatig kritischbijgewerkt aan de hand van de nieuwste interna-tionale richtlijnen (o.a. Sankt Gallen, ASCO,NCCN-richtlijnen). Het uitwerken van de behande-lingsprotocollen en de richtlijnen gebeurt volgensstrikt wetenschappelijke principes. a | z Groeninge beschikt sindsdien over een zeervolledige en unieke databank van waaruit ook deregistratie naar de Vlaamse kankerregistratiewordt doorgegeven.Ons streven naar een geaccrediteerde borstkliniekvan de toekomst, waar ontmoeting en dossier-studie belangrijk zijn ten einde het type chirurgie,nabehandeling en nazorg in te stellen, in opencommunicatie met collegae en artsen in de eerstelijn, stelden we dus niet langer uit.

3. UITWERKING BORSTKLINIEK a | z GROENINGE

Bewust van de problemen die de intermediairefase van ons fusieziekenhuis met zich meebrengt(verspreiding van de diensten over 4 sites),hebben we het initiatief genomen ons -tot opheden- ‘virtueel’ bestaand borstcentrum verder uitte werken om zodoende ons erkenningdossier tekunnen indienen.

Twee borstverpleegkundigen zullen elke indivi-duele patiënt begeleiden over het volledig trajectdat een patiënte volgt, vanaf diagnose tot en metde nabehandeling. Zij zullen informatie verstrekken, praktische enmorele ondersteuning geven, en aandacht hebbenvoor de behoeften en wensen van de individuelepatiënte en haar familie. Zij zullen ook actief

Borstkanker is de meest frequente tumor bij vrouwen. Uit de cijfers die het kankerre-gister voor Vlaanderen verzamelt bij alle nieuwe kankergevallen, kunnen we vaststellendat momenteel 1 op 9 vrouwen borstkanker ontwikkelt voor haar 75e levensjaar.Een vergelijking met andere regio‘s geeft aan dat België behoort tot de landen (samenmet Nederland en Frankrijk) die het zwaarst getroffen zijn door borstkanker en veruitde hoogste incidentie in Europa heeft (± 9000 nieuwe gevallen per jaar).Deze cijfers kunnen deels worden verklaard door de introductie van de borstkanker-screening bij dames tussen 50 en 69 jaar (waardoor een vroegere diagnosestellingbekomen wordt). Daarnaast krijgt men door de unieke kankerregistratie ook zicht opde incidentie en op de overleving. Zo zou de gemiddelde vijfjaarsoverleving voorborstkanker bij vrouwen 82% bedragen.Borstkanker is en blijft dus een groot probleem voor de volksgezondheid. De diagnosezo vroeg mogelijk te stellen is de uitdaging. Een multidisciplinaire aanpak is hierbijeen prioriteit.

BORSTKLINIEK

Figuur 1: grafiek MOC overleg

Page 8: Acta Groeninge nr 8

8 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Figuur van oksel evidement level I & II

deelnemen aan de patiëntenbespreking tijdensde multidisciplinaire oncologische consulten enzullen rapporteren in het patiëntendossier. Uniek voor a | z Groeninge is het realiseren vaneen specifiek en uniek borstdossier. Hiermeebekomen we een optimale informatiedoor-stroming van arts naar verpleging toe om zopatiënten nog beter op te vangen. Ook werd insamenwerking met de dienst 2 B campus Sint-Niklaas een patiëntenfolder gemaakt, die infoverstrekt over de werkwijze bij borstcarcinoom in a | z Groeninge.De borstverpleegkundigen zullen ook in detoekomst folders aanmaken en meewerken aanhet organiseren van symposia.Ook de samenwerking met de huisarts zal eenprioriteit worden. Immers, een doorgedrevencommunicatie vanuit het ziekenhuis naar dehuisartsen zal het extramurale behandelings-traject van de patiënte ten goede komen.Hiervoor zal het unieke borstdossier aangewendworden als het communicatiemiddel bij uitstekomdat hierin alle informatie rond diagnose,behandeling en follow-up wordt opgetekend.

4. BESLISSINGSBOOM BIJBORSTCARCINOOM

Om het belang van de borstkliniek te duiden,doorlopen we nu het traject van een patiëntemet een borstgezwel. Een tumor in de borst kanhetzij door de patiënte zelf zijn ontdekt, hetzijdoor screening mammografie aan het licht zijngebracht. Om te achterhalen of dit gezwel goed-of kwaadaardig dan wel premaligne is, makenwe gebruik van een tripeldiagnostiek. Dezeomvat de combinatie van klinisch onderzoek,medische beeldvorming (mammografie al danniet aangevuld met echografie en/of NMR) enhistologisch onderzoek. Aan de hand van eenborstpunctiebiopsie krijgen we informatie omtrentde histologische aard van het letsel. Indien hetom een maligne gezwel gaat, volgen nog eenpaar bijkomende onderzoeken om het stadiumvan de tumor op te stellen.

Immers, borstkanker die uitzaait, doet dit bijnasteeds eerst langs lymfogene weg in plaats vanlangs hematogene weg. De stagering behelst

ook een echografie van de lever, een RX thorax,een skeletscintigrafie en een bloedonderzoekmet tumormarker.

Eens deze informatie gekend is, wordt depatiënte besproken op de wekelijkse gynae-cologische oncostaf, waar een multidisciplinairteam aan de hand van het oncologischehandboek een beleid zal uitstippelen. De behandeling van een borsttumor omvatimmers een lokale therapie al dan niet aange-vuld met een systemische therapie.

Wat betreft de lokale therapie, is er de chirur-gische ingreep die al dan niet borstsparend kanzijn. Borstsparende chirurgie (inclusiefbestraling) is een veilige therapie omdat deoverlevingskans vergelijkbaar is met die nagemodificeerde radicale mastectomie (3).

Postoperatieve locoregionale bestraling vermindert de kans op locoregionaal recidief met tweederde en leidt tot een verbeterde overlevingskans.

Page 9: Acta Groeninge nr 8

Daar waar borstsparende chirurgie tegenaange-wezen is, is een gemodificeerde radicale borst-amputatie volgens Madden de aangewezentechniek.

Er zijn ook indicaties (zoals de grootte van detumor) waarbij eerst wordt gestart met neoadju-vante chemotherapie, met als doel borstsparen-de en niet-radicale chirurgie uit te voeren.

Welk type chirurgie ook gekozen wordt, eenaanvullende adequate stagering van de oksel-klierstatus is een conditio sine qua non om hetaanvullende beleid te bepalen. Het klassiekeokselklierevidement leidt tot een zekere morbi-diteit. Gezien een negatieve okselstatus bij eenklassiek okselevidement (waarbij bijna alle oksel-klieren worden verwijderd) geen toegevoegdewaarde biedt (enkel morbiditeit), werd gezochtnaar alternatieve technieken. De sentinelnode(SN) procedure is een nieuwe, en nu geaccep-teerde methode voor okselstagering.Verschillende studies tonen dat, met de nodigeervaring, in meer dan 90% van de gevallen eenSN wordt gevonden, en dat de betrouwbaarheidinzake de voorspelling van de okselklierstatusgemiddeld 95% is. Een recente fase III-studieheeft aangetoond dat de SN-biopsie bij T1-tumoren een veilig alternatief is voor het oksel-klierevidement (4).

In a | z Groeninge wordt sinds 2003 bij patiëntenmet een tumor (< of =2.5 cm) onafhankelijk vande graad, het klassieke okselevidement vervan-gen door de sentinelprocedure. De sentinelklieris de lymfeklier die als eerste filter optreedt inhet klierstation ter hoogte van de oksel en kandoor middel van een isotopenscan wordengeïdentificeerd. Een stralendetector stelt ons instaat om deze klier intra-operatief op te sporenen te laten ontleden. Een normale sentinelklierimpliceert geen okselklieraantasting en alduskan een okselevidement worden vermeden.

Indien deze klier wel is aangetast, wordt steedseen klassieke okseluitruiming uitgevoerd (level I II) (zie figuur). Tot heden werden in a | z Groeninge tussen april 2003 en 31 mei2007, 435 sentinelprocedures verricht, met totop heden nog geen enkel axillair recidief. Eennauwkeurige prospectieve registratie blijft dus debelangrijkste methode om risico’s te evalueren.

Wanneer postoperatief alle eigenschappen vande tumor gekend zijn en we een idee hebbenover de okselklierstatus, kan worden beslist overhet adjuvante beleid.

Adjuvante systemische therapie met chemothe-rapie en/of endocriene therapie wordt gegevenals aanvulling op de locoregionale behandeling.Deze therapie heeft als doel om, eventueel aan-wezige maar nog niet vast te stellen, metastasenop afstand (met name micro metastasen) te elimineren. Factoren zoals onder anderelymfklierstatus, tumorgrootte, tumorgraad, leeftijd,HER2Neu overexpressie en oestrogeen/progesta-geen receptorstatus van de tumor zijn bepalendvoor het type adjuvante therapie. Adjuvante endo-

criene therapie vermindert bij hormoonreceptor-positieve tumoren de kans op recidief en verbetertde overleving, onafhankelijk van de leeftijd en demenopauzale status van de patiënte.

Adjuvante chemotherapie vermindert de kans oprecidief en verbetert de overleving.

Hoe ouder de patiënt, hoe minder effectief deadjuvante chemotherapie zal zijn (4).

Er wordt toenemende aandacht besteed aan demogelijkheid tot borstreconstructie, hetzij onmid-dellijk of in een later stadium. Gezien destijgende behoefte, wordt dit een belangrijkaspect van de borstkankerzorg. Voornamelijk bijjonge vrouwen die een mastectomie ondergaan,ontstaat de vraag naar reconstructie, om welkereden dan ook - therapeutisch of profylactisch.

Al deze aspecten komen ruim aan bod tijdenshet MOC-overleg en leiden tot een beleidsformu-lering waarin alle aanwezige leden zich kunnenvinden.

We kunnen dus niet ontkennen dat de patiënteop zeer korte termijn bijzonder veel informatie teverwerken krijgt en dat de patiënte soms belang-rijke beslissingen dient te nemen. We zijn onsdus bewust van het belang van psychologischeondersteuning. Voornamelijk op dit vlak zullen deborstverpleegkundigen fungeren als rode draadom deze patiënte-georiënteerde zorg tevervullen.

Het ultieme doel van de borstkliniek is datpatiënte zowel voor, als tijdens, als na deziekenhuisopname, een continuïteit van zorggeniet, en dat de borstverpleegkundige een brugvormt naar de huisarts toe, om zo extramuraaloptimale patiëntentevredenheid te verzekeren.

Met de opstart van de borstkliniek nog in dekinderschoenen, werken we reeds aantoekomstgerichte projecten. De opvang van denaasten zoals partners, kinderen, ouders, enz.wordt een jaardoelstelling voor 2008.

Langs deze weg willen we vanuit de stuurgroepde borstverpleegkundigen veel succes toewen-sen en hopen dat ze door die bijkomendesupport een existentiële meerwaarde mogenbetekenen voor de patiënten en hun familie.

DR. GRACIENNE STAELENS

VOORZITTER STUURGROEP BORSTKLINIEK

[email protected]

9VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

REFERENTIES

1. VLK Kankerregister, 2006

2. European Journal of Cancer: The Requirementsof a specialist breast unit EUSOMA, 36:2286-2293, 2000

3. Early Breast Cancer Trialists CollaborativeGroup, Favourable and unfavourable effects onlong term survival of radiotherapy for earlybreast cancer: an overview of the randomisedtrials, Lancet 355: 1757-70, 2000

4. Veronesi U, Galimberti V, Zurrida S, Pigatto F,Veronesi P., Robertson C et al. Sentinel lymphnode biopsy as an indicator for axillarydissection in early Breast cancer, Eur J Cancer,37:454-458, 2001

5. Early Breast Cancer Trialists CollaborativeGroup (EBCTGC): Chemotherapy and hormonaltherapy for early breast cancer:Effects on recur-rence and 15-year survival in an overview oftthe randomised trials, Lancet 2005

Page 10: Acta Groeninge nr 8

10 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

VERANDERING VAN HET MAATSCHAPPIJBEELD, VERANDERING VAN DE OUDERENZORG

Deze demografische evolutie vertaalt zich ook inde ziekenhuispopulatie. Het aantal patiënten meteen geriatrisch profiel neemt exponentieel toe.Dit brengt een verspreiding van deze G-patiën-ten met zich mee binnen het acute ziekenhuis.

Dit maakt een aanpassing van de gezondheids-structuur en het functioneren van het ziekenhuisnoodzakelijk. Het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt(ZPG) zoals gestipuleerd in KB 29.01.07 komt

hieraan tegemoet. Het proefproject GeriatrischDagziekenhuis vormt een eerste belangrijke stapin de progressieve implementatie van hetzorgprogramma. De volgende stap is de interneliaison. De overheid plant in de komende jareneen progressieve structurele en financiële onder-steuning van deze projecten.

a. Algemene bepalingen van het KBHet algemeen ziekenhuis dat over een erkendedienst G beschikt, moet over een ZPGbeschikken. Zoniet moet er een functioneelsamenwerkingsverband gesloten worden methet dichtstbijzijnde ziekenhuis dat over een ZPGbeschikt.

b. Doelgroep = de patiënt met een geriatrischprofielHet betreft de populatie geriatrische patiëntenvan gemiddeld ouder dan 75 jaar, die eenspecifieke aanpak vraagt om verschillende vanvolgende redenen:1. fragiliteit en beperkte homeostasis2. actieve polypathologie3. atypische klinische beelden4. verstoorde farmacokinetiek5. gevaar voor functionele achteruitgang6. gevaar voor deficiënte voeding7. tendens tot inactiviteit en bedlegerigheid,

met toegenomen risico op opname in eeninstelling en afhankelijkheid bij de activiteitenvan het dagelijks leven

8. psychosociale problemen

c. Doelstelling van het ZPGHet zorgprogramma is gericht op een pluridis-ciplinair diagnostisch en therapeutisch proces,alsook de revalidatie en de opvolging van degeriatrische patiënt met als doel het streven naar een optimaal herstel van de functioneleperformantie en een zo groot mogelijkezelfredzaamheid en levenskwaliteit bij de oudere persoon. Om dit te kunnen realiseren moet de geriatrischepatiënt actief opgespoord worden. Het inscha-kelen van een gevalideerd screeningsinstrumentvormt de basis.

Het zorgprogramma benadrukt de continuïteitvan zorg voor de oudere persoon, niet alleenintramuraal maar ook extramuraal. De geriatrische zorgverlening gebeurt in samen-spraak met de huisartsen en de andere zorgver-leners.

d. De 5 pijlers van het ZPG1. de erkende dienst geriatrie (100 bedden in

a | z Groeninge)

2. de geriatrische consultatie: bij voorkeur opvraag van de behandelende huisarts

Door de veroudering van de populatie in België is er een toenemende druk op deziekenhuizen. Vandaag spreken wij niet langer over vergrijzing van de Belgischebevolking. Wij spreken over dubbele vergrijzing waarbij 65-plussers zorgen voor 85-plussers.

Page 11: Acta Groeninge nr 8

11NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

3. het dagziekenhuis voor de geriatrische patiënt(GDZ): opname op vraag van een huisarts,geneesheer specialist of na een geriatrischconsult (in voege in a | z Groeninge sinds01.04.06 op campus OLV: 6 bedden)

4. de interne liaison: stelt de geriatrischezorgprincipes en de geriatrische pluridiscipli-naire deskundigheid ter beschikking van debehandelende geneesheer-specialist en deteams, voor alle in het ziekenhuis opgenomenpatiënten met een geriatrisch profiel maar dieop een niet-geriatrische afdeling verblijven.Cijfergegevens tonen aan dat slechts 20%van de geriatrische patiënten op de dienst Gverblijft.

5. de externe liaison stelt de geriatrische zorg-principes en geriatrische pluridisciplinairedeskundigheid ter beschikking van de huis-arts, de coördinerende en raadgevende arts(CRA) binnen de zorginstellingen voorchronische zorg en alle zorgverstrekkers vande oudere persoon. De externe liaison zal decontinuïteit van zorg bevorderen met als doelonnodige hospitalisaties te vermijden. Verderzal de externe liaison samenwerkingsnet-werken uitbouwen met huisartsenkringen enandere zorgverleners voor oudere personen.

IMPLEMENTATIE VAN HET ZORGPROGRAMMAVOOR DE GERIATRISCHE PATIËNT BINNEN A|Z GROENINGE

a. Het GDZ is reeds opgestart sinds 1 april2006. Na het opmaken van een aanvraagdossiervoor het Geriatrisch Dagziekenhuis werd onzekandidatuur voor dit proefproject weerhouden(januari 2006). Bij veel patiënten, familie enzorgverstrekkers bestaat er een zekere weer-stand tegenover hospitalisatie en medicalisering.Een multidisciplinaire diagnostiek, therapie enrevalidatie op één dag komt tegemoet aan dewensen van de patiënt. Een G-zorgplan bevor-dert de continuïteit van zorg voor de ouderepersoon die thuis of binnen een instelling vanchronische zorg woont. Een afgelijnde probleem-stelling aan de hand van een checklist bevraagd,maakt het haalbaar om een zorgplan voor degeriatrische patiënt op te maken in één dag. Een opname via het geriatrisch dagziekenhuis is niet alleen financieel voordeliger voor deoudere persoon maar vermindert ook het risico op ziekenhuisdelirium en ziekenhuisinfecties zoalsMRSA….

b. Vanaf oktober 2007 zal in a | z Groeningeopgestart worden met interne liaison.

interne liaison

PluridisciplinairG-team

heeft G-expertise

ref verpleegkundigen voor G-zorg op

niet-G-afdelingen

bevordert screening G-patiënt + introductie

G-expertise

De interne liaison zal eerst op de diensten ortho-pedie, traumatologie en spoedgevallen wordengeïmplementeerd. Uit ziekenhuisgegevens blijktdat op deze diensten een hoge nood bestaat aanaangepaste zorg voor geriatrische patiënten. De opdracht bestaat in het actief opsporen vandeze patiënten.

Op vraag van de overheid is UZ Leuven eenwetenschappelijk onderzoek gestart naar eenideaal gevalideerd meetinstrument. De dienstgeriatrie a | z Groeninge werkt hieraan mee.

In afwachting van deze resultaten opteert dedienst Geriatrie a | z Groeninge voor de TriageRisk Screening Tool (TRST) als gevalideerdscreeningsinstrument, vrij vertaald als GRP ofGeriatrisch Risicoprofiel.

TRST of GRP JA NEE

1. aanwezigheid van een cogni-tieve stoornis

2 0

2. alleenwonend of geen hulpmogelijk inwonende partner offamilie

1 0

3. moeilijkheden bij het stappen,transfer of val in afgelopen 6maanden

1 0

4. spoedgevallenopnameafgelopen maand of hospitalisatiein de laatste 30 dagen

1 0

5. gebruik van ≥ 5 geneesmiddelen 1 0

Totaalscore ≥ 2: inschakelen vaninterne liaison

Page 12: Acta Groeninge nr 8

12 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

De TRST is een gevalideerd meetinstrument datouderen met nood aan “verhoogde aandacht”identificeert. Het bestaat uit 5 ja/nee vragen engeeft aan of patiënt een verhoogd risico opheropname heeft. Dit meetinstrument zalsystematisch gebruikt worden bij 75-plussers opde startafdelingen bij de opname-anamnese.Wanneer de score ≥ 2 bedraagt, zal het pluridis-ciplinair geriatrisch team ingeschakeld wordenmet als doel een ondersteuning en G-advies tegeven aan de niet-G-afdeling. Dit pluridisciplinair geriatrisch team bestaat uit 4 fulltime equivalenten met de volgendeexpertise: geriater, verpleegkundige, sociaalverpleegkundige, psycholoog, ergotherapeut,logopedist en diëtist. Dit pluridisciplinair geria-trisch team wordt bijgestaan door één G-referentieverpleegkundige. De G-referentieverpleegkundige bevordert de ontwikkeling vande geriatrische aanpak op zijn/haar niet G-afdeling en zal de opsporing van de geria-trische patiënten door middel van het TRST-meetinstrument op zijn/haar afdeling verzorgen.

c. Naar aanleiding van de uitbouw van het G-dagziekenhuis zijn er reeds formele samen-werkingsnetwerken met instellingen voorchronische zorg uitgebouwd. In het kader van de externe liaison zal dit nog verder uitgebouwdworden met onder andere huisartsenkringen,geïntegreerde diensten voor thuiszorg, centravoor dagverzorging en andere instellingen voorchronische zorg. Om de continuïteit van zorg te bevorderen zal eenhalftijds ontslagmanager gefinancierd worden inde toekomst, op heden nog niet gerealiseerd.

d. Vanuit de Federale Overheid gebeurt eenkwaliteitsopvolging onder de vorm van interne en externe toetsing van de medische kwaliteit.

Als antwoord op de toenemende verouderingvan de ziekenhuispopulatie wordt het zorgpro-gramma voor de geriatrische patiënt progressiefopgelegd door de overheid. Stelselmatig wordenverschillende projecten binnen het ziekenhuisa | z Groeninge geïmplementeerd. De opstartvan het G-dagziekenhuis is ten volle onder-steund door collegae specialisten. Huisartsenstappen vlot mee in dit nieuwe project. Wat de liaisonfunctie betreft verkiezen we ditprogressief uit te bouwen in functie van denoden op de verschillende niet-G-afdelingen enniet onmiddellijk ziekenhuisbreed.

Motivering vanuit de Federale Overheid totopleiding van geriatrisch geschoolde artsen enverpleegkundigen zal noodzakelijk zijn om ditgigantisch project op korte termijn te latenslagen. In de nabije toekomst zullen er vermoedelijk nogbijkomende maatregelen nodig zijn gezien detoenemende vergrijzing met zijn stijgende noodaan medische en paramedische zorg.De geriatrische zorg is in volle evolutie.

DR. VERONIQUE GHEKIERE

DIENST GERIATRIE

Campus OLV - a | z [email protected]

REFERENTIES

- Flamaing J: het Zorgprogramma voor de Geriatrische Patiënt

- Timo Thibo, FOD Volksgezondheid,Veiligheid van de Voedselketen enLeefmilieu – Cel Chronische enOuderenzorg

- Belgische Vereniging voor gerontologie en geriatrie: Geriatrisch Programma

- Belgisch Staatsblad 07.03.07 editie 2,11197-11205

Page 13: Acta Groeninge nr 8

13

PROBLEEMSTELLING

Verbale agressie was ons al lang niet meervreemd. Het laatste jaar werden echter nieuwegrenzen overschreden. We stelden vast dat wein toenemende mate geconfronteerd werden met fysieke agressie tegenover artsen enverpleegkundigen.

Tijdens de zeer hete zomermaand juli 2006konden we op dit punt rivaliseren met eenwereldstad als Brussel of een havenstad alsAntwerpen. Vakantie in combinatie met hitteleidde tot een overmatig drankgebruik met alle mogelijke nadelige uitspattingen tot gevolg.

De situatie evolueerde naar verschillende casussen met fysieke letsels en arbeidsonge-schiktheid bij artsen en verpleegkundigen van de dienst spoedopname.We noteerden schedeltraumata met commotio,kniestoten in het aangezicht, schoppen in degenitalia en krabletsels in het aangezicht, naastnog ergere feiten zoals de ontvoering van eengefixeerde patiënte door vrienden en eenverkrachtingspoging.

Bekijken we de cijfergegevens van het jaar 2006dan merken we 15 gevallen met materiëleagressie waarbij de infrastructuur van de dienstspoedopname in die mate schade leed dat wehet opstarten van een procedure tot schadever-goeding overwogen of uitvoerden. Er werd 273 keer gescoord voor verbaleagressie. In 22 gevallen werd er fysiek geweldgebruikt, al dan niet met lichamelijke letsels. We vroegen 28 keer om dringende politie-tussenkomst.Het is voor iedereen duidelijk dat we dit onmoge-lijk konden aanvaarden en dat een krachtdadigereactie nodig was om deze evolutie te stoppen.

VASTSTELLINGEN

We moeten vaststellen dat agressie niet alleeneen probleem is van onze dienst spoedopnamemaar dat het een groeiend probleem is in detotale samenleving. Kijken we naar anderegeciviliseerde continenten dan zien we dat hetergste waarschijnlijk nog moet komen. Maar ook hier kennen we een opflakkering van alle mogelijke vormen van agressie. Er isverkeersagressie, er is intrafamiliaal geweld, erzijn voetbalhooligans, er zijn zinloze moorden en zelfs de zwembaden moeten continu onderpolitiecontrole gebracht worden in de zomer.Een toenemend misbruik van alcohol en drugswerkt hierop katalyserend. Een gebrek aanfamiliale en sociale binding maakt dat men geen

verantwoording voor zijn daden dient af teleggen. Toenemende stress in de struggle forlife, egoïsme en financiële problemen leiden totpsychische decompensatie waarbij alle waardenuit het oog verloren worden.

Daarnaast is het ook een feit dat de dienstspoedopname dit geweld niet volledig kanontwijken. Wij kunnen ons niet hermetischafsluiten van deze vorm van geweld. We kunnen geen muur rondom ons bouwen.Gewelddadige reacties kunnen kaderen insomatische letsels zoals hersenbloedingen of in psychische stoornissen en dan betreft hetpatiënten van onze directe doelgroep.Wanneer de agressie het gevolg is van eenovermatig gebruik van genotsmiddelen moetenwe ook professioneel oog hebben voor de moge-lijke letale afloop van deze acute intoxicaties.Ook hebben we een rol te vervullen in hetbeschermen van de maatschappij tegenpersonen die de controle over hun lichaamverloren hebben.Het patiëntenbestand van de dienst spoed-opname is een afspiegeling van onze maat-schappij waarin we een toenemend agressie-probleem zien.

Een derde en zeer belangrijke vaststelling is dathet geweld op onze dienst initieel niet gericht istegen de artsen en verpleegkundigen van dedienst zelf. Wij hebben tot op heden nog geenervaring met situaties waarbij bepaalde artsen ofverpleegkundigen op voorhand in die matepersoonlijk geviseerd worden dat er persoonlijkgerichte agressie bij te pas komt. Er zijn bij onsnog geen casussen van persoonlijke afreke-ningen. De agressie is initieel steeds gericht opeen andere oorzaak. Men reageert initieel tegeneen derde persoon of tegen een bepaaldesituatie die niets met de dienst spoedopname te maken heeft. We moeten er dan ook voorzorgen dat dit zo blijft en dat de agressie nietrechtstreeks gekanaliseerd wordt naar de hulp-verlener.

UITGANGSPUNT

Uitgaande van deze vaststellingen moeten webesluiten dat een anti-agressiebeleid er niet kanop gericht zijn om alle geweld uit de spoed-opname te bannen. Een anti-agressie beleidmoet er op gericht zijn om te leren omgaan methet aanwezige geweld. Het bouwen van eenmuur rond de spoedopname is geen optie.Agressiviteit bij patiënten is een therapeutischeuitdaging. Agressieve patiënten behoren tot denatuurlijke populatie van de dienst spoed-opname. Zij moeten op een voor artsen en verpleegkundigen veilige manier kunnen

AGRESSIVITEIT OP DE DIENST SPOEDOPNAME

beschermd worden tegen hun daden omdat zijeen gevaar betekenen voor zichzelf en voor hunomgeving. Een anti-agressiebeleid moet naastcuratieve maatregelen ook preventieve maat-regelen omvatten. Agressieve reacties moetenook kunnen voorkomen worden, of voorzienworden.

Een anti-agressiebeleid is geen zaak van dedienst spoedopname alleen. Een bredereaanpak is nodig. Er moet een gezamenlijkeaanpak zijn zowel ‘in hospital’ als ‘out hospital’.Er is samenwerking nodig met de dienst psychi-atrie, de technische en de juridische dienst vanhet ziekenhuis. Het beleid moet gedragen worden door de directie en moetondersteund worden door de gerechtelijke en de politionele diensten en ook door de politiek.

ANTI-AGRESSIEBELEID OP DE DIENSTSPOEDOPNAME

We zochten steun op een breed vlak. De directieen de hoofdgeneesheer van het ziekenhuisverleenden hun volle medewerking. Hetprobleem werd aangekaart bij de Procureur desKonings en bij de politionele diensten. De dienstspoedopname werd ingeschakeld in de nachte-lijke politieronde. Niet alleen meer blauw opstraat maar ook op de dienst spoedopname. In de nieuwbouw wordt zelfs een mini-politie-commissariaat voorzien bij de dienst spoedop-name. Er zijn hold up-knoppen aanwezig waar-door een rechtstreekse alarmering van depolitiepatrouilles mogelijk is. Ook op gerechtelijkvlak werden er wetswijzigingen ingediend omagressie ten opzichte van verpleegkundigen enartsen zwaarder te bestraffen.

Omgaan met agressie betekent echter in eersteinstantie dat we aandacht moeten schenken aan de manier waarop we deze patiëntenbenaderen. Onze taal en houding moetenverhinderen dat de agressie die initieel op ietsanders gericht is, zich keert naar de hulpver-lener. Het moraliserend en correctief optreden bijpersonen onder invloed is een voedingsbodemvoor de spiraal van agressie. Eigen kalmte enkordaat optreden vormen de basis bij hetbenaderen van dit type van patiënten.De waarde van verbale agressie door ontoe-rekeningsvatbaren moet tot zijn echte proportieherleid worden en mag geen aanleiding geventot een opbod aan agressie tussen hulpverleneren patiënt. Macho offensieve gevechtstech-nieken horen hier niet thuis.

De mogelijkheid tot fysieke agressie moet ookzoveel als mogelijk voorzien worden waardoor

NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

Page 14: Acta Groeninge nr 8

14 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

preventief bepaalde middelen in stelling kunnengebracht worden. Men benadert een mogelijkagressief persoon niet alleen, men neemt in eenbehandelingskamer geen hoekpositie in maarzorgt voor een eigen open vluchtweg.We doen preventief een beroep op de politie bijfixatieprocedures en wachten niet tot op hetmoment dat de zaak uit de hand loopt. Wanneerwe ons ondertussen in een minderheidspositiebevinden, geven we de voorkeur aan onze eigenveiligheid en laten de patiënt de mogelijkheid omweg te lopen. De deuren worden opengezet inplaats van gesloten. Indien medisch geïndiceerd,kan dan in tweede instantie een beroep gedaanworden op een politiepatrouille om de patiënt opte sporen.

Een anti-agressiebeleid behelst ook preventievetechnische maatregelen. Hierin kaderen dereeds vermelde ‘police hold-up’ knoppen. Alle personeelsleden van de spoedopnamebeschikken over een agressie-alarm op hun dect(draagbare telefoon). Een aangeduid camera-bewakingssysteem moet niet alleen zorgen voorafschrikking maar ook voor identificatiemateriaalbij agressie. Alle ingangen van de spoedopnameworden identificeerbaar met de camera bewaakt.De camerabeelden worden voldoende langopgeslagen om bruikbaar te kunnen zijn vooridentificatie en juridische gevolgen. De buiten-deur van de spoedopname is van op afstandbestuurbaar en kan naargelang de noodzaakopengezet of afgesloten worden.

Heel belangrijk in dit kader is ook de fixatie-procedure van een patiënt in de isoleercel. Deze werd ons haarfijn aangeleerd doorervaringsdeskundigen uit een gesloten psychia-trische inrichting. Deze procedure gaat gepaardmet het geven van een duidelijke uitleg aan depatiënt, gebeurt daarna kordaat zonder tevervallen in discussie en gebeurt onder leidingvan één hulpverlener die de communicatie voert.Zo nodig gebeurt dit onder toezicht van depolitiepatrouille. Het gebruik van goed fixatie-materiaal is vanzelfsprekend. Tevens moet ervoldoende aandacht geschonken worden aan de opvang van de familie en kennissen van depatiënt die deze procedure ook moeten steunen.Deze fixatietechnieken moeten beantwoordenaan alle humane en wettelijke criteria.

Het sluitstuk van het anti-agressiebeleid is deopvang van de slachtoffers. Deze opvangsitueert zich op verschillende vlakken. Vooreerstis er de zuiver medische opvang maar daarnaastmoeten we ook aandacht schenken aan depsychosociale verwerking en de juridische opvol-ging. Na een traumatische gebeurtenis wordt ereen time-out in acht genomen tot probleemloosfunctioneren weer mogelijk is. Dit kan gaan van

een kort moment tot een langdurige periodeonder psychische begeleiding. Ondertussenwordt er voldoende juridische ondersteuninggegeven door de eigen juridische dienst insamenwerking met de politie en de Procureur.Een correcte juridische afhandeling is louterendvoor de slachtoffers.

Deze nieuwe aanpak van het leren omgaan met agressie in plaats van het bestrijden van de agressie met agressie heeft op de dienstspoedopname zeker al zijn vruchtenafgeworpen. Er wordt bewuster, correcter enprofessioneler omgegaan met agressie.

DR PHILIP STRUYVE

DIENSTHOOFD SPOEDOPNAME

a | z Groeninge [email protected]

Page 15: Acta Groeninge nr 8

15NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

Figuur 1 ECT toestel (Mecta spECTrum 5000)

INDICATIES

ECT is een zeer werkzame somatische behan-deling die wordt gebruikt bij ernstige psychia-trische toestandsbeelden, zoals depressie,manie en psychose.

Bij de behandeling van een depressieve episodein het kader van een depressieve stoornis of eenbipolaire stoornis is ECT aangewezen bijernstige suïcidaliteit, bij weigering van voedselen drank, bij medicatieresistentie, bij intolerantievan psychofarmaca of bij goede respons op ECT tijdens een eerdere episode.Het is de eerste keuze behandeling bij eendepressieve stoornis met psychotischekenmerken. Het dient daarnaast te wordenoverwogen indien dit de voorkeur is van depatiënt.De superieure doeltreffendheid en de snelheidvan werking maken ECT dus een belangrijkeoptie in de behandeling van depressie. De doeltreffendheid van ECT bij depressie isovertuigend aangetoond in meerdere recentemeta-analyses.

Het onderzoek naar de doeltreffendheid vanECT bij manie is beperkter dan bij depressie.Het is aangewezen bij de behandeling van eenmanische episode bij levensbedreigendesituaties (extreme uitputting), bij medicatie-resistentie, bij intolerantie voor psychofarmaca ofbij goede respons tijdens een eerdere episode.Het dient ook hier te worden overwogen indienhet de patiënt zijn voorkeur geniet.

Ondanks het feit dat psychose en meer specifiekschizofrenie de belangrijkste indicatie vormdevoor ECT is onderzoek hierover schaars. Het is een behandeloptie bij medicatieresistenteschizofrene psychose.

Er is beperkt onderzoek en er zijn gevalstudieswaarin ECT als werkzaam werd beschreven bijkatatonie, maligne neuroleptisch syndroom,schizo-affectieve stoornis, delirium en ziekte vanParkinson.Daarnaast is ECT een experimentele behan-deling voor ernstige epilepsie, ernstige pijn-syndromen en ernstige bewegingsstoornissenals deze aandoeningen niet reageren op anderebehandelingen.

CONTRA-INDICATIES

Absolute contra-indicaties zijn er niet. Om derisicofactoren van ECT en anesthesie op tesporen gebeurt er na het informed consent eenpreoperatief onderzoek. Dit bestaat uit eenanamnese, een klinisch onderzoek, een routinelabo, een EKG, een EEG, een CT cerebrum eneen tandheelkundig onderzoek. Op indicatiewordt het aangevuld met uitgebreider specialis-tisch onderzoek.

UITVOERING

AnesthesieDe doelstellingen voor een goede anesthesiezijn een kortdurend bewustzijnsverlies, netvoldoende spierontspanning om spier- enbotletsels uit te sluiten, het voorkomen vanhypoxie en hypercapnie en het vermijden vannegatieve invloed op de convulsies.ECT gebeurt steeds onder algemene narcose.De patiënt heeft altijd een goede intraveneuzetoegangsweg. Monitoring gebeurt door middelvan electrocardiografie, pulse oxymetrie en nietinvasieve bloeddrukmeting. Voor de ECTstimulus wordt altijd een bijtblok geplaatst om detanden te beschermen.

ECT is een behandeling die bij verschillende psychiatrische en niet psychiatrischeaandoeningen kan worden toegepast. Het gebruik hangt af van verschillende factoren.De behandelende psychiater dient de voor- en nadelen van ECT af te wegen t.o.v. devoor- en nadelen van andere behandelvormen. Hierbij spelen volgende elementen eenrol: de ernst van de stoornis, de effectiviteit van de behandeling, de snelheid waarmeeeffect gewenst is, de behandelvoorgeschiedenis van de patiënt en de wens van decorrect geïnformeerde patiënt. De behandeling gebeurt in nauwe samenwerking tussende ECT-psychiater, de verwijzende psychiater, de anesthesist en de verpleegkundigen.Sinds de jaren 60 gebeurt er gecontroleerd onderzoek naar ECT. Men weet dat eenveralgemeend epileptisch insult dat de hypothalamus stimuleert essentieel is voor eengoede outcome. Een effectief epileptisch insult wordt gedefinieerd aan de hand van deEEG kenmerken.In 2006 publiceerden P. Sienaert, J. De Fruyt en M. Dierick in samenwerking met deWerkgroep ECT Vlaanderen, het Belgian College of Neuropsychopharmacology andBiological Psychiatry en de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie de Vlaamse aanbeve-lingen voor de ECT praktijk. Deze tekst is gebaseerd op hun publicatie.

ELEKTROCONVULSIETHERAPIE (ECT) ONDER ELEKTRO-ENCEPHALOGRAFISCHE (EEG) MONITORING

Figuur 2 Stimulus toediening

Figuur 3 Bitemporale elektrodenplaatsing

Figuur 4 Unilaterale elektrodenplaatsing

Page 16: Acta Groeninge nr 8

16 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

Technische aspecten (figuur 1 en 2) De belangrijkste bijwerkingen van ECT zijn vancognitieve aard. De ernst van de geheugen-klachten kan de onmiddellijke gunstige effectenvan de behandeling overschaduwen. Het isbekend dat de positie van de elektroden en destimulusdosis in belangrijke mate bepalend zijnvoor de efficaciteit van ECT en voor de matewaarin cognitieve bijwerkingen voorkomen. Om die redenen dient de techniek van behan-delen zo gekozen te worden dat het gunstigeeffect wordt geoptimaliseerd met een minimumaan bijwerkingen.De elektrodenplaatsing kan zowel bitemporaal(figuur 3), bifrontaal als unilateraal (figuur 4)worden toegepast. De keuze is afhankelijk vande ernst van het klinisch beeld en de teverwachten bijwerkingen.De stimulusdosis wordt individueel bepaald.Hierdoor wordt tijdens de kuur de dosisaangepast.Monitoring van de centrale component gebeurtdoor middel van EEG. De insultduur en de EEGkenmerken (de amplitude en de mate vanpostictale suppressie) zijn hierbij belangrijk. Het ictale EEG vertoont verschillende fasen: debaseline, een recruitment-fase, een polyspikefase, de toename van de trage golven, deafname van trage golven en een postictalesuppressie (figuur 5).

Frequentie en duur van de behandelingDe behandelfrequentie is tweemaal per week enkan via hospitalisatie of ambulant. Er is geenvast aantal behandelingen in een kuur. Het al ofniet stopzetten van de behandeling dient bijvoorkeur na elke sessie of tenminste elke weekte worden beoordeeld. Behandelingen dienen teworden verder gezet tot volledige remissie of toter een plateau ontstaat in het verbeterings-

proces tijdens de laatste drie behandelingen ende patiënt minstens tien behandelingen heeftgehad. Indien geen enkel klinisch effect wordtgezien na 10 behandelingen met een adequatebehandeltechniek kan de ECT worden gestopt.

BESLUIT

ECT is een behandeling die wordt toegepast inde psychiatrie bij verschillende ziektebeelden. Erwordt onder strikte controle met EEG een epilep-tische aanval uitgelokt. De behandeling gebeurtonder totale, maar lichte narcose en mettoediening van spierontspanner.De precieze werking van ECT is nog niet bekendmaar de hypothese is dat door ECT eengezonder evenwicht van neurotransmitters enhormonen ontstaat.De behandeling met ECT staat niet op zichzelfmaar is altijd een deel van een uitgebreiderebiopsychosociale behandeling.

AfbeeldingenUniversity of Michigan. Dept Psychiatry. www.med.umich.eu

DR. KOEN TITECA

PSYCHIATER EN COGNITIEF GEDRAGSTHERAPEUT

Dienst psychiatrie, psychosomatiek enpsychotherapie a | z Groeninge [email protected]

Figuur 5 Ictaal EEG

REFERENTIES

Sienaert, P., De Fruyt, J. & Dierick, M.,Elektroconvulsietherapie aanbevelingen voorde praktijk. Academia Press, Gent, 2006, 208 p.

Page 17: Acta Groeninge nr 8

17TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

Welke factoren zijn onderhevig aan sterkeevoluties en zijn bijgevolg richtinggevend voorhet beeld van het toekomstige ziekenhuis?Drie belangrijke factoren zullen de gezond-heidszorg in de toekomst sterk bepalen:1. de patiënt2. de medewerker en3. de evolutie van de technologie.In dit eerste deel staan we stil bij de eerste factor,de patiënt. In het volgend nummer van actaGroeninge gaan we dieper in op de twee andereelementen.

DE PATIËNT

De vergrijzing van de bevolkingIn de komende 10 tot 15 jaar krijgen wij te makenmet een belangrijke toename van de 65-plussers.Binnen ons onmiddellijk bedieningsgebied, is de

toename van deze patiëntengroep zelfs sterkerdan in andere streken van Vlaanderen.

a | z Groeninge is dan ook intensief bezig met deuitbouw van een goed werkend geriatrischplatform. Een intensieve samenwerking methuisartsen, thuisverpleegkundigen, diversediensten binnen de eerstelijnszorg en de residen-tiële bejaardenzorg is één van de huidige toppriori-teiten. Nieuw hierbij is dat het accent op eengoede transmurale samenwerking centraal staat.

Wij willen zeker geen bedreiging vormen voor deeerstelijnszorg. Als ziekenhuis zijn wij er onsgoed van bewust dat we in dit zorgtraject op detweede plaats komen. De eerste plaats bevindtzich in de thuissituatie! Wel beschikt het ziekenhuis over heel watmiddelen en mogelijkheden om de eerstelijnszorg

te ondersteunen en te helpen in de coördinatievan de zorg. Een goed opgebouwde transmuralecommunicatie zal de kwaliteit van zorg ten goedekomen. Daarvoor zullen wij in nauwe samen-spraak met de eerstelijnszorg geïnformatiseerdecommunicatiemiddelen uitbouwen. Het lijkt onsimmers vanzelfsprekend (en wenselijk) dat er inde gezondheidszorg een gemeenschappelijkelektronisch platform wordt uitgewerkt, waardoorhet medisch dossier vlot bruikbaar en toegan-kelijk is voor patiënt en zorgverstrekker, en ditvoor de huisartsen over de ganse provincie.

De geïnformeerde patiëntDat de relatie patiënt-arts sterk veranderd is tenopzichte van vroeger is duidelijk.De patiënt en zijn familie beschikken over legiomogelijkheden om kritisch de gepopulariseerdeinformatie op het internet of in tijdschriften op tepikken. De arts wordt meer en meer om uitleggevraagd, patiënten vergelijken en zijn kritisch.De arts heeft een belangrijke rol als ‘wegwijzer’in de massa van beschikbare informatie. Nietalle informatie is kwalitatief evenwaardig en …patiënten die angstig zijn, kleuren wat ze lezen.Het nieuwe ziekenhuis van de (nabije) toekomstwil hierop inspelen en voorzien in talrijke infor-matie- en communicatiemiddelen. Zo plannen wij

Hoe evolueert de gezondheidszorg in de toekomst?Bij de uitvoering van het bouwproject stellen wij ons voortdurend de vraag wat detoekomst ons brengen zal. Fundamenteel is de vraag waaraan het zorgaanbod nu én inde toekomst moet beantwoorden. De beslissingen die wij nu nemen, hebben een zeergrote draagwijdte in de tijd en moeten de belangrijke (mogelijke) evoluties van detoekomstige gezondheidszorg goed inschatten.

a |z GROENINGE, KORTRIJK

WELK ZIEKENHUIS IN DE TOEKOMST ?

Page 18: Acta Groeninge nr 8

de uitbouw van een vrij toegankelijk informatie-centrum en ontwikkelen wij nu reeds heel wateigen informatiefolders.

Het transmuraal medicatiebeleidVoor het medicatiebeleid moeten belangrijkevernieuwingen uitgewerkt worden. Ook de rolvan de ziekenhuisapotheker evolueert: daarwaar het accent tot nog toe vooral lag op admini-stratieve en logistieke processen, zal de zieken-huisapotheker meer en meer ‘te velde’ in hetziekenhuis optreden.De uitbouw van de klinische farmacie – nauwverbonden met de geneesheren-specialisten enmet een apotheekfunctie die zich meer buiten deklassieke muren van de ziekenhuisapotheekopstelt – zal het farmacotherapeutisch beleidverbeteren. Ook hier komt er een betere afstemming tussenhet medicatiebeleid van de eerstelijnszorg envan het ziekenhuis. Momenteel loopt er eenpilootproject gericht op 75-plussers die via dedienst spoedopname opgenomen worden. Dit zalwellicht aanleiding geven tot een hersitueringvan de farmacotherapie in ons ziekenhuis. Eenopname in het (dag)ziekenhuis is immers geenop zichzelf staande episode. Een nauwereaansluiting met wat er buiten de ziekenhuis-muren gebeurt, is essentieel. Het is zeker nietde bedoeling van het ziekenhuis om dedominante rol op te eisen in deze verbeterdesamenwerking met huisartsen en publiekeofficina. Wel is een vlottere informatie-uitwis-seling zeker gewenst en nu onvoldoende.

Het persoonlijk financieel aandeel voor depatiëntEen evolutie die reeds geruime tijd aan de gangis, betreft het toenemend persoonlijk financieelaandeel van de patiënt in de kosten van degezondheidszorg.De technologische evolutie en het veel inten-siever positief karakter van de zorg (met veelkortere ligduren) leidt tot een constanteverhoging van het kostenplaatje. Heel watpatiënten beschikken naast de wettelijke socialeverzekering over een bijkomende persoonlijkehospitalisatieverzekering. Het ziekenhuis moetalle mogelijkheden aanwenden om efficiëntie,productiviteit en effectiviteit ten volle te maximali-seren. Een kostenbewuste afweging vandiagnostische aanpak en behandelingspadenmoet een vanzelfsprekende reflex worden. Al tedikwijls weten wij perfect welke factureerbarenomenclatuur verbonden is aan een bepaaldbehandelingspad maar tot op heden zijn wij nogté weinig bezig met het optimaliseren en hetbetaalbaar houden van de in te zetten middelen.Enerzijds zal het nieuw ziekenhuis de kwaliteitvan de geboden zorg systematisch verbeteren,anderzijds moet de voortdurende economischeafweging ervoor zorgen dat die evolutiebetaalbaar blijft en dat er geen geneeskundemet twee snelheden aangeboden wordt.Het lijkt ons dan ook noodzakelijk om hetzorgaanbod in een sterk technologische engespecialiseerde omgeving met veel zorg aan tewenden. In België zijn alle echelons in degezondheidszorg zeer toegankelijk, ongeacht de

vanuit medisch standpunt vereiste zorg. Een sterker doorgevoerde echelonnering met inde toekomst een lager aantal opnamen, ligdurenen ligdagen ligt ons inziens dan ook in hetverschiet. Ook hier zal voor ons ziekenhuis (en voor de huisartsen) een constructievesamenwerking werkelijk noodzakelijk zijn. Wij verwachten dat de (Vlaamse) overheid in het kader van de uitgetekende zorgregio’s hierwellicht meer sturend zal optreden.

De ‘anderssprekende’ patiënta | z Groeninge bevindt zich op korte afstand vande taal- en de landsgrens, en dit stelt ons vooreen bijzondere uitdaging. De Europese grenzenvervagen en de vrije marktwerking wordt alswelzijnsverhogend ervaren. Wij verwachten datde internationalisering van de zorg verder gestaltezal krijgen en moeten hierop anticiperen. a | z Groeninge zal als supraregionaal ziekenhuisvoor bepaalde diensten over meertaligemedewerkers moeten beschikken. De medischenetwerking met de nabije Henegouwse zieken-huizen houdt voor alle betrokken partijen mooietoekomstperspectieven in. Naast de Franstaligepatiënten worden wij ook meer en meer gecon-fronteerd met anderssprekende patiënten.Tolkenprogramma’s en aangepaste hulpmid-delen zijn in volle uitwerking, zodat wij ook aandeze patiëntengroep een goede gezond-heidszorg en -communicatie kunnen aanbieden.

De patiëntenorganisatiesIn België kennen wij een gezondheidsorganisatiegestoeld op de principes van de vrije markt. De vrije artsenkeuze van de patiënt wordt alseen belangrijk uitgangspunt gekoesterd. Het isniet zo eenvoudig om de bepalende factoren indit keuzeproces in kaart te brengen. (Bewezen)Medische kwaliteitselementen zijn hier zeker nietde hoofdfactor. Regelmatig verschijnen er verge-lijkende studies over de kostprijselementen vande zorg. Eerder zeldzaam – althans in België –zijn de studies die de klinische outcome indica-toren aan het grote publiek meedelen. In detoekomst verwachten wij een grotere transpa-rantie en belangrijke informatieontwikkelingendie het voor patiënt (en verzekeraar) mogelijkmaken om op basis van kwaliteitselementen dekeuzes meer te laten bepalen. Artsen, multidisci-plinaire zorgprogramma’s, ziekenhuisdiensten enziekenhuizen zullen systematisch vergelekenworden in voor de patiënt toegankelijke informa-tiebronnen. Daarom wordt het voor onsziekenhuis van de toekomst primordiaal om opeen zeer gesystematiseerde en integrale wijzede kwaliteitszorg met gemeten klinische outcomeuit te bouwen. Naast de grotere transparantiemag ook verwacht worden dat patiëntenorgani-saties met betrekking tot belangrijke aandoeningenaan belang zullen winnen. Zelfhulpgroepen, thema-tisch georganiseerde patiëntengroepen zullen hunplaats in de zorgorganisatie opeisen. Ook hier zalde (onderlegde) mondigheid een factor wordenwaarmee de ziekenhuismedewerker in detoekomst veel meer rekening zal moeten houden.

DHR. JAN DELEU

ALGEMEEN DIRECTEUR

18 TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

Demografischegegevens

Page 19: Acta Groeninge nr 8

19GESCHIEDENIS VAN a | z GROENINGE

In het begin van de naoorlogse periode warenvolgende geneesheren in het O.L.V. Hospitaalwerkzaam (tussen haakjes het jaar vanaanstelling) (2):- dr. Robert Mattelaer (1928): algemene interne

geneeskunde in de mannenzaal St. Kamiel ende vrouwenzaal (St. Theresia)

- dr. Gaston Vermeulen (1930): radiologie- dr. Antoine Bouckaert (1930?): hart en

longziekten- dr. Gérard Iserbyt (1938): orthopedie- dr. L. Degels (1938): neus-keel-oorarts,

die dr. A Malfait had vervangen.- dr. Edgard Soete (<1928): dermatologie en

venerische ziekten- dr. Raymond Decoster (1938): chirurgie, die

dr. E Lauwers vervangen had.

De impact en de evolutie van de exacte weten-schappen op de geneeskunde kwam niet alleentot uiting in het technologische aspect maar ookin de ver gedreven specialisatie van de artsen.Zonder verwijl trof de C.O.O. de nodige schik-kingen om zich aan de vernieuwde situatie aante passen. De capaciteit van het hospitaal werdopgedreven en het geneesherenkorps uitge-breid. Op 9 mei 1948 werd de nieuwe kraamin-richting ingehuldigd, en in de oude kraamkliniekwerden nu besmettelijke gevallen behandeld. Op 8 oktober 1948 werden de afdelingen St. Kamiel en St. Theresia geopend in ver-vanging van de houten barakken die er stondenen die gebruikt werden voor tuberculose-patiënten.

In 1947 werd de heer Paul Spriet benoemd totsecretaris van de C.O.O. en hij leidde vanaf danook het hospitaal.Sinds 1945 verving dr. Albert Vandorpe dr.Gérard Iserbyt als hoofd van het moederhuis. Dr. Bouckaert werkte nog steeds als gastge-neesheer.In 1949 besloot de C.O.O. de mannenzaal af tebreken om een volledig nieuwe kliniek tebouwen, en op 21 juni legde stadsgenoot enMinister van Volksgezondheid Alfred de Taye, deeerste steen.Het nieuw complex omvatte op de benedenver-dieping de afdeling radiologie, de apotheek, hetlaboratorium, de wachtkamers, de consultatie-ruimte van de geneesheren en de keuken. Opde eerste verdieping werden orthopedie, kinesi-therapie en radiotherapie ondergebracht. Op detweede verdieping werden twee moderne opera-tiezalen ingericht en op de vierde kwam deafdeling pediatrie. Er was plaats voor 120opgenomen patiënten (1).Hierover schreef dokter Robert Mattelaer, in zijnonuitgegeven handschrift: “In 1956, dat waarlijkhet cruciale jaar voor onze eeuwenoudeinrichting was geworden, geschiedde demetamorphose en we zouden van deMiddeleeuwen naar het Moderne toe komen,een feit waaraan ik twintig jaar vroeger erg hadgetwijfeld” (3).Naast de vroeger benoemde geneesherenwerden in 1954, bij de opening van het nieuwcomplex volgende geneesheren aangesteld:

dr. Marcel Bauwens radiotherapie enfysiotherapie

dr. Joseph Bossuyt dermatologiedr. Antoon Bouckaert hart en longziektendr. James Bown gynaecologiedr. Alex De Bruyn inwendige ziekten,

hart, longendr. André Devrieze oogziektendr. Leopold Devriese algemene genees-

kundedr. Carl Scheirlynck gynaecologiedr. Joseph Vandamme neus-keel en

oorziektendr. Marcel Vandeputte inwendige ziektendr. Pierre Van Durme cardiologiedr. Gilbert Vanhaesebrouck kinderziektendr. José Van Laere zenuwziektendr. Albert Vantornout heelkundedr. Gentiel Vermeulen kinderziekten

In 1962 werd een beheerscomité voor het O.L.V.Hospitaal in het leven geroepen, en werd ook deeerste medische raad verkozen. dr. RobertMattelaer was de eerste hoofdgeneesheer en lidvan het pasbenoemde beheerscomité. In 1972werd hij opgevolgd door dr. GilbertVanhaesebrouck (2).

Zo zag het O.L.V. Hospitaal eruit na de 2e wereldoorlog. Een zicht op de binnenkoer met het klooster en deklokkentoren van de kapel op de achtergrond. Het gebouw rechts is de mannenzaal die gesloopt werd in 1949om plaats te maken voor een moderne nieuwbouw, die tot in het jaar 2000 het centrale hoofdgebouw en tevensde ingang was.

De naoorlogse jaren brachten een diepe omwenteling teweeg in het O.L.V. Hospitaal.Door de wet van 1 december 1944 werd de verplichte ziekteverzekering ingevoerd.Voortaan zou de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid voor een deel of voorde totaliteit tussenkomen in de hospitalisatiekosten en de geneeskundige honoraria.Een reeks verplichtingen die tot dan tot het domein van de Commissie van OpenbareOnderstand (C.O.O.) hadden behoord. Hierdoor verloor het gasthuis zijn specifiekebestemming waarvoor het eeuwen geleden opgericht werd: de arme zieken, vanwaarze ook mochten komen, zonder vergoeding op te nemen en te verzorgen. Op enkelemarginale gevallen na, die dan door de Onderstandcommissie werden opgevangen,werd de geneeskunde, die voor de armen steeds kosteloos was geweest, nu via hetsysteem van de sociale bijdragen, door de Rijksmaatschappelijke Zekerheid betaald.Op papier waren er geen arme zieken meer (1)!

GENEESKUNDE EN ZIEKENVERPLEGING IN KORTRIJK

De modernisatie van het O.-L.-V. Hospitaal na de Tweede Wereldoorlog

Page 20: Acta Groeninge nr 8

20 GESCHIEDENIS VAN a | z GROENINGE

geruime tijd versoepeld. De tijd is ver dat onzegoede religieuzen gekleed waren met een wit enzwart lang laken kleed, een lederen gordelriemrond de lenden droegen, met een zware pater-noster en een bos sleutels eraan vastgehecht.De tijd is reeds lang vergeten dat hun haarkortgeknipt – ten teken van afzijdigheid tegen alwat mode was – onder een zwarte kap wasweggedoken. De tijd is zeker reeds zeer ver dathun enige kijk op den buitenwereld, deBudastraat was, gezien vanaf de grote ingangs-poort, of het venster van hun cel, of vanuit deweide achter het neerhof gelegen, naar deReepbrug, de Fabriekskaai en de Vismarkt toe.Nu mogen de zusters buiten in de stad gaan

wandelen, winkelen, bij hun familie bezoekbrengen, op reis gaan de wereld in en gebruikmaken van alle moderne mogelijkheden” (3)!

Van even groot belang was de mentaliteits-verandering van de zieken zelf. Het concept“armen”hospitaal, waarbij men altijd meer denadruk had gelegd op “armen” dan op hospitaal,verdween vrij vlug samen met de uiterlijketekens ervan. De verouderde gemeenschappe-lijke zalen maakten plaats voor ruime luchtigekamers. Het hospitaal was een verpleeginstellingvan hoogstaande kwaliteit geworden.In 1969 werd de nieuwe kraaminrichting St.-Elisabeth met de afdeling prematureningehuldigd. Dit was een initiatief van de heerPol Verhenne, die gedurende 30 jaar voorzitterwas van de C.O.O.. Hij werd in 1977 opgevolgddoor mevrouw Miet Sabbe-Van Linden. In 1981waren er 1393 geboorten.In 1977 werden ook vijf zusters van de commu-niteit afgestaan om de bediening in het St.-Jozefsrustoord in de Condédreef waar te nemen.

Het O.C.M.W. en de bejaardenzorg te Kortrijk (2).In 1837 werd op de hoek van de Voorstraat ende Molenstraat (nu Langemeersstraat) hetbejaardenhuis Sint Jozef opgericht op hetterrein van het vroegere Kapucijnenklooster.Het gebouw bood plaats aan 300 ouderlingenen was na de tweede wereldoorlog bouwvalligen volledig uit de tijd. Sinds 1951 was dr.Robert Mattelaer benoemd in opvolging vandr. E. Soete. Hij werd in 1958 ook benoemdals geneesheer van O.L.V. der Zeven Weeënin opvolging van dr. Ghyoot.Het ‘oude mannenhuis’ Sint Jozef verhuisde in1965 naar de Condédreef , waar een nieuw enaangepast modern gebouw (eveneens SintJozef genaamd), was opgericht. Het werd in1968 gesloopt.

Vanaf 1954 begon men, naast de aanwezigekloosterzusters, ook verpleegsters aan tewerven.In 1954 kwam juffrouw Pottie als eerste kinder-verzorgster in dienst van het moederhuis. In1955 werden de juffrouwen Huyghe, Cottijn enVeys aangeworven.Over de evolutie van de kloosterzusters schrijftdokter Robert Mattelaer in zijn handschrift van1976:“Al de religieuzen waren gediplomeerdeverpleegsters, verpleegassistenten of vroed-vrouwen. Ze konden in de praktijk wedijverenmet de beste onder de beste uit de andereklinieken. De (klooster)regel werd sedert

De mannenzaal van het O.L.V. Hospitaal zoals ze bleef bestaan tot 1948.

Het bejaardentehuis St. Jozef op de hoek van de Voorstraat en de Molenstraat (nu Langemeersstraat) werdopgericht in 1837 en gesloopt in 1968.

Dokter Robert Mattelaer (1901-1991) was van 1928 tot1975 onafgebroken verbonden aan het O.L.V.Hospitaal.

Page 21: Acta Groeninge nr 8

De centrale nieuwbouw van het O.L.V. Hospitaal, met polikliniek en verpleegafdeling werd ingehuldigd op 22september 1956.

Een beheersraad van het O.L.V. Hospitaal in 1976 in het klooster van de Zusters Augustinessen. Links dhr. Paul Spriet, secretaris van de C.O.O., later O.C.M.W., in het midden Mevrouw Gabriëlle Doornaert,overste van de zusters, en staande dhr. Pol Verhenne, voorzitter van het O.C.M.W.

21GESCHIEDENIS VAN a | z GROENINGE

In 1982 telde de kloostergemeenschap van de zusters Augustinessen in het O.L.V. Hospitaal nog 32 geprofestereligieuzen.

Sinds 1978 staan de zusters ook ten dienste vanhet revalidatiecentrum “Nieuwe Lente” te Heule,dat gestart is onder de leiding van dokter MurkLauwers, zuster Bernadette Creupelandt en deheer Rudy Demeulemeester.In 1969 werd de dienst intensieve zorgenopgericht door anesthesist dr. Paul Dauchot, die echter na nauwelijks één jaar uitweek naarde USA.Eind 1981 bestond de personeelsstaat, inclusiefde zusters uit: 258 verpleegsters en verplegers,27 paramedici, 43 bedienden, 148 technici enleden van de onderhoudsdienst. Het betrof dusmeer dan 500 personen die instonden voor dezorg van 7541 patiënten voor een totaal van122.335 verpleegdagen.

Begin 1982 bestond het geneesherenkorps uitdr. Pierre Adyns orthopediedr. Albert Baert orthopediedr. Marcel Bauwens radiotherapiedr. Willy Bloquiaux chirurgie (kwam in

1970 vanuit de kliniekSint Maarten over)

dr. Roland Bonneux anesthesiedr. Edward Brouckaert pediatriedr. Tony Cardoen oftalmologiedr. Alex De Bruyn inwendige ziektendr. Willy Debyser klinische biologiedr. Benoit Dedeurwaerder radiologiedr. Luc Derumeaux dermatologiedr. Willy Diesbecq anesthesiedr. Marc Lesage gynaecologiedr. Johan Mattelaer urologiedr. Guy Meersman neurologiedr. Guido Pannemans gynaecologie (werd

in 1985 vervangendoor dr. K. Buyse)

dr. Pierre Sabbe radiologiedr. Carl Scheirlynck gynaecologiedr. Marc Thevelin klinische biologiedr. Joseph Vandamme O.R.L.dr. Marcel Vandeputte gastro-enterologiedr. Emmanuel Van Dorpe plastische chirurgiedr. Pierre Van Durme cardiologiedr. Gilbert Vanhaesebrouck pediatriedr. José Van Laere neurologiedr. Luc Van Lysebeth thorax en vaatchirurgdr. Kris Vansteenbrugghe O.R.L.dr. Jan Vansteenkiste gastro-enterologiedr. Pierre Verhoyen pneumologie

Van 1949 tot 1975 leidde Zuster Marie-JosephNijs de apotheek van het hospitaal tot apothekerLutgardis Plaetevoet de taak overnam. Laterwerd zij bijgestaan door apotheker KathyVerhelle, die nu fungeert als hoofdapotheker vana | z Groeninge.

In 1975-1976 werden de mannen en vrouwen-zalen St. Kamiel en St. Theresia gemoderni-seerd en tot kamers van twee of vier beddenheringericht.

In 1976 werd ook gestart met de uitbouw vaneen nieuw technisch blok met radiologie op hetgelijksvloer, vier uiterst moderne operatiezalenen een recovery op de eerste verdieping enziekenkamers op de tweede verdieping.

Page 22: Acta Groeninge nr 8

“Hospitaal 2000”: de laatste verwezenlijking in het O.L.V. Hospitaal, maar tevens hetenige ziekenhuisgebouw dat als zodanig de fusie tot a | z Groeninge zal overleven.

Dhr. Frans Destoop bij zijn afscheid als voorzitter van het O.C.M.W. in 2001. Naast hem dhr. Tony Van Heusden, secretaris van het O.C.M.W.

22 GESCHIEDENIS VAN a | z GROENINGE

In 1982 kwam dr. Luc Baert van de kliniek Maria’sVoorzienigheid over naar het O.L.V. Hospitaalwaar samen met dr. Johan Mattelaer het‘Urologisch Centrum’ werd opgericht.In 1986 werd dr. Luc Baert tot hoogleraar urologiebenoemd aan de KU Leuven en vervangen doordr. Philip Van Kerrebroek. Gezien zijn weten-schappelijke ambities vertrok deze opnieuw naarNederland eind 1987, en ook dr. Johan Mattelaerverhuisde naar het ziekenhuis Sint Maarten begin1988. Vanaf dan was dr. Peter Vossaertwerkzaam in het O.L.V. Hospitaal als uroloog.Ondertussen was in 1983 dr. André Boelbenoemd tot derde anesthesist en in 1984 kwamdr. Paul Goddeeris als deeltijds bioloog.

Tussen 1985 en einde 1999 werden volgendegeneesheren aangesteld (4):dr. Buyse Karel (1985), gynaecologiedr. Nicolaij Daniël (1985), endocrinologie,

isotopendr. Van Eeghem Patrick (1985), gastroenterologiedr. De Niel Christiaan (1986), cardiologiedr. Colpaert Johan (1986), pediatriedr. Vercruysse Bernard (1988), gynaecologie dr. Vossaert Peter(1988), urologiedr. Vercruysse Philippe(1988), O.R.L.dr. Deconinck Koen(1988), radiologiedr. Van Rooy Frank (1988), chirurgiedr. Bourgeois Paul (1989), neurologiedr. D’Haeseleire (1990), stomatologiedr. Thielens Paul (1992), stomatologiedr. Vanderschueren Serge (1993), klinische biologiedr. Suys Erwin (1994), dermatologiedr. Van Oortegem Kris (1994), O.R.L.dr. Vanneste Alain (1995), anatomopathologiedr. Bohyn Peter (1995), anaesthesist (†2006)dr. Mareels Sigrid (1996), gastro-enterologiedr. Stockmans Filip (1996), plastische chirurgiedr. Moerman Jan (1996), orthopediedr. Van Hoecke Bruno (1996), fysiotherapiedr. Demeester Catherine (1997), cardiologiedr. Elewaut Ann (1997), gastro-enterologiedr. Hengstman Casper (1998), spoedartsdr. Wallaert Paul (1998), thorax & vaatchirurgiedr. De Clercq Ali (1998), stomatologiedr. Van Laeken Katrien (1999), spoedarts

In 1987, op 11 november, volgt de heer TonyVanheusden, de heer Paul Spriet op als secre-taris van het O.C.M.W. Hij zal een belangrijkaandeel hebben in de verdere ontplooiing vanhet ziekenhuis.Ook in 1987 wordt een nieuwe medische Raadverkozen waarvan dr. Marc Lesage gedurende 5 jaar voorzitter wordt. In 1988 werd dr. GuyMeersman aangesteld tot hoofdgeneesheer. Hij oefende deze functie uit tot einde 1996. Dr.Serge Vanderschueren volgde hem op tot aande fusie.Onder impuls van secretaris, Tony Vanheusden,wordt in 1988 een organisatiestudie uitgevoerddoor het centrum ziekenhuiswetenschappen vande KU Leuven, omtrent de toekomst van hetziekenhuis. In juli 1989 treedt de heer FransDestoop aan als nieuwe voorzitter van hetO.C.M.W. en het beheerscomité van het O.L.V.Hospitaal. In december 1989 wordt een belangrijke stapgezet naar de samenwerking van de medischeurgentiediensten van de Stad Kortrijk, door hetafsluiten van een “joint-venture” voor de MUGKortrijk.In januari 1991 wordt dr. Nicolaij voorzitter vande medische raad. Datzelfde jaar, wordt eenmobiele lithotriptor operationeel, samen met hetziekenhuis van Menen en in joint-venture meteen aantal andere regionale ziekenhuizen.Einde 1991 worden, na de organisatiestudiezoals hierboven vermeld, de eerste optiesgenomen tot een nieuw bouwproject “Hospitaal2000”.In juli 1993 is de structuur en de organisatie voorhet “Hospitaal 2000” klaar.In november 1993 wordt de Nieuwe Lentegerenoveerd van 60 V- naar 54 S-bedden (4).Tussen 1994 en 1996 wordt vooral gewerkt aande voorstudie en de onderhandelingen met hetMinisterie, omtrent “Hospitaal 2000”. Na eenbezoek op het kabinet van Mevrouw WivinaDemeester, waarop voorzitter F. Destoop ensecretaris T. Vanheusden uiteindelijk het licht opgroen krijgen voor de bouw van de nieuweziekenhuisvleugel, sleept de minister ook demondelinge belofte uit de brand, dat “Het

Hospitaal” positief zal meewerken tot het reali-seren van de fusie. Dit was voor een deel vanhet geneesherenkorps een moeilijke noot om tekraken.Sommigen zagen immers het openbaar en goedfunctionerend O.L.V. Hospitaal , liever eenaparte rol spelen op het Kortrijkse ziekenhuis-toneel. In 1997 werd dokter Peter Vossaertvoorzitter van de medische raad.Het werden moeilijke onderhandelingstijden,maar steeds fair en open. Zoals steeds speelde

Dokter José Vanlaere (1915 – 2003), groot genees-heer en humanist. Eén van de meest verdienstelijkeartsen in het O.L.V. Hospitaal waar hij werkzaam wasals neuro-psychiater. Hij was de enige Kortrijksegeneesheer die jarenlang lid was van de KoninklijkeAcademie voor Geneeskunde. Hij was ook verbonden aan het psychiatrisch instituutSint Jozef te Pittem.

Page 23: Acta Groeninge nr 8

hier de zusterscongregatie een positieve rol in,alhoewel het voor hen het einde zou betekenenvan een zeer belangrijke historische periode.Ook de sfeer tussen de geneesheren, beheer enpersoneel bleef zeer goed. Onder impuls vandokter P. Bourgeois werd menig ontspannendinitiatief gelanceerd, dat later zelfs uitmondde ineen “vriendengroep van het hospitaal”, die nogsteeds één jaarlijkse activiteit organiseert.Op 1 maart 1996 wordt de eerste steen gelegdvan het nieuwe ziekenhuis.In augustus 1998 ging algemeen directeur WillyDeclercq met pensioen en hij werd opgevolgddoor de heer Nico Dierickx.Ondertussen mondden de fusiebesprekingen uitin één gezamenlijk zorgstrategisch planAlgemene Ziekenhuizen Kortrijk, tot realisatievan één groot regionaal ziekenhuis van 998acute bedden en 110 Sp-bedden (4).Op 2 oktober 1998 was het groot feest in hetO.L.V. Hospitaal. Minister Wivina Demeesteropende plechtig “Hospitaal 2000”; zowel oparchitecturaal vlak als naar patiëntenzorg toe,het meest vooruitstrevende ziekenhuis van destreek.De verdere fusiebesprekingen leidden tot eennieuwe Vereniging a | z Groeninge, die op 26januari 2000 boven de doopvont werdgehouden, door de “goedkeuring vanwege deMinister van het fusieplan en het medischebeleidsplan in de overgangsfase”.Het laatste afzonderlijke beheerscomité van hetO.L.V. Hospitaal ging door in het klooster van deZusters Augustinessen op 19 december 2000.

Zo werd een belangrijk hoofdstuk in de KortrijkseZiekenzorg, via de samenwerking tussen hetO.C.M.W. en de vzw Zusters Augustinessen,afgesloten.

DR. JOHAN MATTELAER

DHR. TONY VANHEUSDEN

23NIEUWE ARTSEN BINNEN a | z GROENINGE

REFERENTIES

1. Van Bossele José, De Geschiedenis vanhet Onze-Lieve-Vrouwehospitaal inKortrijk, Groeninghe Drukkerij, Kortrijk,1982

2. Mattelaer Pierre, persoonlijke mededeling

3. Mattelaer Robert, Een halve eeuw hospitaaldokter te Kortrijk, onuitgegevenmanuscript, Kortrijk, 18 maart 1976

3. Archief OCMW Kortrijk.

NIEUWE ARTSEN BINNEN a| z GROENINGE

Dokter Sofie Maddenswerd geboren op 16 januari 1976 teRoeselare. In 2001 behaalde zijhaar diploma van arts aan de K.U.Leuven.Haar opleiding internegeneeskundevervolgde zij in a | z

Groeninge en in het UZ Gasthuisberg Leuven.Daarna vervolledigde zij haar opleiding pneumo-logie aan het UZ Gent. Sofie Maddens is al eenjaar actief binnen het wachtsysteem van a | zGroeninge en versterkte op 1 augustus 2007met een voltijdse activiteit de dienst pneumo-logie op campus Maria’s Voorzienigheid. Naastde algemene pneumologie zal ze meer bepaaldde diagnostiek en therapie van astma beoefenen.

Dokter KlaasVandevyvere werdgeboren op 11 april1976 te Kortrijk. Na het behalen van zijn diploma van arts in 2001 aan de K.U.Leuven, volgde hij eenopleiding van internegeneeskunde aan de

universitaire ziekenhuizen te Leuven en degeaffilieerde ziekenhuizen van AZ Sint-LucasBrugge en het Heilig-Hartziekenhuis Roeselarewaarbij hij meerdere diensten binnen de internegeneeskunde doorliep. Daarna startte hij in 2004de opleiding reumatologie aan de universitaireziekenhuizen te Leuven. Naast de basisopleidingomvat deze nog een bekwaming in de naaldar-throscopie, het EKG-onderzoek en deechografie. Sinds 6 augustus 2007 versterktKlaas Vandevyvere de dienst reumatologie op decampussen Maria’s Voorzienigheid en Sint-Maarten.

Dokter StefaanVandecasteele. De dienst inwendigeziekten/gastro-entero-logie van het a | zGroeninge werd recentversterkt met debenoeming van dr. Stefaan Vandecas-teele als consulent-

infectioloog. Tijdens zijn opleiding tot internisten infectioloog aan de K.U. Leuven promo-veerde Stefaan Vandecasteele met eendoctoraat over de mechanismen en de patho-genese van vreemd voorwerpinfecties, veroor-zaakt door stafylokokken. Hij werkt sinds 2005 inhet az Sint-Jan in Brugge waar hij ondermeerverantwoordelijk is voor de travelkliniek en deopvolging van HIV-patiënten. Hij heeft ook talvan publicaties op zijn naam staan. Dr. StefaanVandecasteele zal op geregelde tijdstippen als

consulent werkzaam zijn in het a | z Groeninge,en dit op de afdeling inwendige ziekten/gastero-enterologie in Campus St. Niklaas.Samen met dr. D’Heygere zal hij de HIV-patiënten opvolgen en zich tevens inzetten voorde uitbouw van de travel kliniek in Kortrijk, hetverlenen van reisadvies en de opvolging vancomplexe infectieuze pathologie.

Prof. Dr. ChrisVerslype werd officieelbenoemd als consulentop de dienst vaninwendige ziekten –gastro-enterologie vana | z Groeninge.Prof. Chris Verslype issinds 2000 werkzaamals adjunct-kliniekhoofd

op de dienst hepatologie en de afdeling diges-tieve oncologie van de UniversitaireZiekenhuizen Leuven. Hij is binnen het LeuvensKankerinstituut verantwoordelijk voor het oncolo-gisch zorgprogramma “Tumoren van lever,galwegen en pancreas.” Hij is tevens actief inhet onderzoek naar de ontstaansmechanismen,de diagnose en behandeling van hepatocellulaircarcinoom. Daarnaast heeft hij als hoofddocentleeropdrachten aan de K.U. Leuven en aan decampus Kortrijk. In 2002 behaalde hij hetdiploma Ziekenhuisbeleid- en Management en issinds 2006 lid van de Medische Raad van deU.Z. Leuven. In het kader van het VlaamsZiekenhuisnetwerk is hij actief als consulent inDigestieve Oncologie en verbonden aan a | zGroeninge. Hij heeft er sinds eind 2006 consul-taties op de dienst gastro-enterologie van a | z Groeninge. Dit biedt een groot comfort voorpatiënten uit Zuid-West-Vlaanderen, met diges-tieve oncologische problemen, die bij nood aanacademisch advies voorheen dienden te wordenverwezen naar academische centra.

Op 1 januari 2008wordt de dienst mond-,kaak-, en aangezichts-chirurgie van dr.Patricia D´Haeseleire,dr. Ali De Clercq en dr.Sidney Kunz uitgebreidmet dr. Jan Meeussen.Jan Meeussen werdgeboren op 21 mei

1973 te Dendermonde. Hij behaalde in 1999 zijn diploma van arts en in 2001 van tandarts,beide aan de RU Gent. De opleiding maxillo-faciale chirurgie volgde hij aan hetRadboud Universitair Medisch CentrumNijmegen (prof. P.J.W. Stoelinga en prof.S. Bergé) en het geaffilieerde Rijnstate zieken-huis te Arnhem. Sinds september 2006 is hij als staflid werkzaam op de afdeling mond-ziekten, kaak- en aangezichtschirurgie in hetAZ Maastricht met een bijzondere aandacht voorde toepassing van digitale 3D-technieken in deimplantologie, orthognatische heelkunde enkaakgewrichtschirurgie.

Page 24: Acta Groeninge nr 8

SYMPOSIUM PSYCHIATRIE

Op donderdag 28 Februari 2008 om 20.15 uurorganiseert de dienst psychiatrie van a | zGroeninge in de zaal Gaselwest, Kennedyparkte Kortrijk een symposium met als titel: Psycheversus Soma: kan de Bres de bres dichten?

Dit gebeurt rond de ‘kersverse’ dagkliniekpsychiatrie “de Bres” van het a | z Groeninge eneen ‘opening’ vanuit de dagkliniek naar behan-deling van psychosomatiek.Sprekers zijn: Mevrouw Joke Pille, psycholoog-coördinator van de Bres en dr. JorisVandenberghe, psychiater UZ Leuven.

MIJN PATIENT IS HIV-POSITIEF: WAT NU?

Een seropositieve patiënt is, voor wie in depraktijk staat, al lang geen zeldzaamheid meer.De zorg voor opportunistische infecties is welgrotendeels geëvolueerd naar zorg voor compli-caties, eigen aan langdurig medicatiegebruik.Ook is de kennis over het HIV-virus en de wijzewaarop het de cellen infecteert en penetreert, inrecente jaren sterk toegenomen. Dit ging hand inhand met het beschikbaar worden van heel watnieuwe anti-virale medicatie. Door de potentiëlenevenwerkingen die deze nieuwe middelenmeebrengen is de zorg voor onze HIV-patiëntenheel wat complexer geworden.

Tijdens dit avondsymposium, georganiseerddoor het wetenschappelijk comité van a | z

RECENTE WETENSCHAPPELIJKEPUBLICATIES

Zaknun J. J., Bal Ch., Maes A., Tepmongkol S.,Vazquez S., Dupont P., Dondi M., Comparativeanalysis of MR imaging, Ictal SPECT and EEGin temporal lobe epilepsy: a prospective IAEAmulti-center study, EUR J Nucl Med Mol Imaging

Isebaert S., Van Audenhove C., Haustermans K.,De Ridder K., Junius S., Joniau S., Van PoppelH., Een beslissingshulp voor patiënten metgelokaliseerde prostaatkanker, Tijdschr.Geneesk., 63, nr 1, 2007-10-22

Allaert SEG., Carlier SPK., Weyne LPG.,Vertomme DJ., Dutré PEI., Desmet MB.,First trimester anesthesia exposure and foetaloutcome. A review., Acta Anaesth. Belg., 58,119-123, 2007

Mattelaer J., Jilek W., Koro - The psycologicaldisappearance of the penis, J. Sex. Med, 4:1509-1515, 2007

Vandevyvere K., Luyten FP, Verschueren P,Lories R, Segaert S, Westhovens R, Pyodermagangrenosum developing during therapy withTNF-alpha antagonists in a patient withrheumatoid arthritis, Clin. Rheumatol., Sept. 18,2007-10-27

Vandevyvere K., Glycosylation may influencethe effectiveness of etanercept. A case of ayoung patient with diabetes mellitus type I andrheumatoid arthritis, Poster presentation,Congress of the Belgian Society of InternalMedicine, 7-8 december 2007-10-27

Groeninge en de K.U. Leuven, Campus Kortrijkworden dan ook de nieuwe inzichten in HIVtoegelicht, en meer in het bijzonder deimplicaties voor opvang en begeleiding van deze patiënten in de dagelijkse praktijk.

programma is als volgt:

19h45Ontvangst en verwelkoming door Prof. PietVanden Abeele en Prof. Dr. Bernard Himpens(K.U.Leuven)

20h15Nieuwe ontwikkelingen in het basisonderzoekvan HIV door Prof. Dr. Zeger Debyser(K.U.Leuven)

21h00Wat te doen bij een patiënt met HIV, doorDr. Stefaan Vandecasteele, infectioloog (AZ St Jan, a | z Groeninge)

21h45Post exposure profylaxis: huidige consensusdoor Dr. François D'heygere (a | z Groeninge)

Afsluitende drink

datum: donderdag 6 december 2007

locatie: Aula Vesalius, gebouw C, K.U. LeuvenCampus Kortrijk

informatie: [email protected],tel. 056 242 790

24

WETENSCHAPPELIJK KALENDER VOOR DE REGIO KORTRIJK

Datum Onderwerp Locatie Organisator

17 januari Zorgpad prostaatlijden regio Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenDienst Urologie a | z Groeninge

21 februari Nieuwslijn farmacologie Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenProf. Dr. Luc Van Bortel, UG

26 februari Medisch begeleid sterven Catho a | z GroeningeProf. Dr. Bert Broeckaert

28 februari Psyche versus Soma: Gaselwest Dienst Psychiatrie a | z GroeningeKan de Bres de bres dichten?

4 maart Van hoorapparaat tot cochleair implant OC De Stekke Huisartsenkring Z-W VlaanderenDr. Glen Forton, HHR Moorsele

20 maart Sport bij het wat ouder worden Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenDr. Adelheid Steyaert, UG

1 april Farmaceutische zorg Katho Kortrijk Huisartsenkring Z-W VlaanderenHZW / AVK

17 april Globaal cardiovasculair risico profiel Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenProf. Dr. Guy De Backer

6 mei Praktische Gynaeco OLV Lourdes Huisartsenkring Z-W VlaanderenDienst Gynaeco OLV Waregem Waregem

15 mei Voeding van het kind Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenProf. Dr. Myriam Van Wynckel, UG

26 juni Hippocrates revisited Gruzenberg Huisartsenkring Z-W VlaanderenProf. Dr. Robert Rubens, UG