Academieberichten 56

20
Academie-Berichten verschijnt driemaal per jaar. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Paleis der Academiën - Hertogsstraat 1 - 1000 Brussel - Tel. 02 550 23 23 - Fax 02 550 23 25 - e-mail: [email protected] - www.kvab.be - redactie: Thomas Vandenberghe - vormgeving: Charlotte Dua - ISSN 0778-1008 - V.U. G. van Outryve d’Ydewalle. Feestjaar 2013: een terugblik ... ACADEMIE BERICHTEN Nr 56 - jaargang 25 Feb 2014 - mei 2014 6 11 2 15 In tegenstelling tot de teksten in de vorige Academieberichten, worden nu gebeurtenissen beschreven die reeds hebben plaatsgehad namelijk ons feestjaar. Voor dit feestjaar werden een reeks initiatieven genomen om onze Academie meer uitstraling te geven en om haar aanwezigheid in de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa te verstevigen. Wegens plaatsgebrek, moeten wij ons hier beperken tot enkele hoogte- punten, met centraal de feestviering van 22 oktober 2013. Alhoewel die feestviering beschouwd kan worden als een apotheose, willen wij hier toch kort een paar andere activiteiten vermelden rond het 75 jaar jong zijn van de Academie: het concert in november waarbij een nieuw uitgewerkt muziekstuk van enkele toondichters, leden van de Academie, door het Spiegel String Quartet gespeeld werd. In de rij van activiteiten werden bepaalde kunstvormen verwaarloosd; bijvoorbeeld grafische kunsten, ballet, enz. maar het mogelijke aanbod vanuit de Klasse van de Kunsten is zo groot dat wij wellicht in staat waren meerdere vieringen te organiseren, of reeds de volgende te plannen. Ongetwijfeld was de aanwezigheid van Zijne Majesteit de Koning op de academische zitting de blikvanger bij uitstek. Zijn intrede in de Troonzaal, samen met de hymne van de Academie (uit het oeuvre van confrater Laporte), gaf aan de hele viering een “decorum” dat op geen andere wijze bereikt had kunnen worden. Een van beide boeken die aan Zijne Majesteit de Koning werden geschonken bevat 50 vragen over wetenschap en kunst: weten- schappers en kunstenaars van de Academie proberen in een zeer begrij- pelijke taal de vragen te beantwoorden vanuit hun expertise en kennis. Ter afsluiting en bekroning van de geleverde inspanningen om kunsten en wetenschappen te laten bloeien, een citaat van erevoorzitter Frans Boen- ders: “de KVAB: ’s lands nobelste Beschermdame van kennis en kunst!” Voorstelling van de nieuwe leden KVAB Uitreiking Gouden Penning aan Jacques Rogge Uitgelicht Jeugdwerkloosheid Jan Eeckhout Nieuwe publicatie Standpunten: “Dreigende Metaalschaarste: geen fictie”

description

 

Transcript of Academieberichten 56

Page 1: Academieberichten 56

Academie-Berichten verschijnt driemaal per jaar. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Paleis der Academiën - Hertogsstraat 1 - 1000 Brussel - Tel. 02 550 23 23 - Fax 02 550 23 25 - e-mail: [email protected] -

www.kvab.be - redactie: Thomas Vandenberghe - vormgeving: Charlotte Dua - ISSN 0778-1008 - V.U. G. van Outryve d’Ydewalle.

Feestjaar 2013: een terugblik ...Feestjaar 2013: een terugblik ...

ACADEMIEBERICHTENNr 56 - jaargang 25

Feb 2014 - mei 2014

WETENSCHAPW

AT IS KUNST

volgens

6

11

2

15

In tegenstelling tot de teksten in de vorige Academieberichten, worden nu gebeurtenissen beschreven die reeds hebben plaatsgehad namelijk ons feestjaar. Voor dit feestjaar werden een reeks initiatieven genomen om onze Academie meer uitstraling te geven en om haar aanwezigheid in de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa te verstevigen. Wegens plaatsgebrek, moeten wij ons hier beperken tot enkele hoogte-punten, met centraal de feestviering van 22 oktober 2013.

Alhoewel die feestviering beschouwd kan worden als een apotheose, willen wij hier toch kort een paar andere activiteiten vermelden rond het 75 jaar jong zijn van de Academie: het concert in november waarbij een nieuw uitgewerkt muziekstuk van enkele toondichters, leden van de Academie, door het Spiegel String Quartet gespeeld werd. In de rij van activiteiten werden bepaalde kunstvormen verwaarloosd; bijvoorbeeld grafische kunsten, ballet, enz. maar het mogelijke aanbod vanuit de Klasse van de Kunsten is zo groot dat wij wellicht in staat waren meerdere vieringen te organiseren, of reeds de volgende te plannen. Ongetwijfeld was de aanwezigheid van Zijne Majesteit de Koning op de academische zitting de blikvanger bij uitstek. Zijn intrede in de Troonzaal, samen met de hymne van de Academie (uit het oeuvre van confrater Laporte), gaf aan de hele viering een “decorum” dat op geen andere wijze bereikt had kunnen worden. Een van beide boeken die aan Zijne Majesteit de Koning werden geschonken bevat 50 vragen over wetenschap en kunst: weten-schappers en kunstenaars van de Academie proberen in een zeer begrij-pelijke taal de vragen te beantwoorden vanuit hun expertise en kennis. Ter afsluiting en bekroning van de geleverde inspanningen om kunsten en wetenschappen te laten bloeien, een citaat van erevoorzitter Frans Boen-ders: “de KVAB: ’s lands nobelste Beschermdame van kennis en kunst!”

WAT IS KUNST

WETENSCHAP

volgens

WAT IS

volgens

Voorstelling van denieuwe leden KVAB

Uitreiking Gouden Penningaan Jacques Rogge

UitgelichtJeugdwerkloosheidJan Eeckhout

Nieuwe publicatieStandpunten:

“Dreigende Metaalschaarste: geen fictie”

WAT IS

volgens

volgens

WETENSCHAP

WETENSCHAP

KUNST

Page 2: Academieberichten 56

2

Annie CuytAnnie Cuyt is internationaal bekend voor haar onderzoek in de niet-lineaire numerieke benade-ringsleer (computationele wiskunde). Eerder theoretisch werk werd in een later stadium toege-past op computeraritmetiek, netwerkproblemen, biomedische signaalverwerking, enz. Zij is gewoon hoogleraar aan het Departement Wiskunde en Informatica van de Universiteit Antwer pen en was tevens Research fellow van de Alexander von Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Gerda NeyensGerda Neyens studeerde af in de fysica aan de KU Leuven en behaalde in 1993 haar doctoraat, met specialisatie experimentele kernfysica. Na haar doctoraat startte ze haar eigen onderzoeksgroep, waarin de studie van de structuur van exotische atoomkernen centraal staat. Ze is gewoon hoogle-raar aan de KU Leuven. Gerda Neyens heeft zich gespecialiseerd in het opmeten van radioactieve kernen die slechts in zeer kleine hoeveelheden en zeer kortlevend geproduceerd worden.

Nicole van LipzigNicole van Lipzig leidt de onderzoeksgroep Regio-nale Klimaatsstudies van het Departement Aard -en Omgevingswetenschappen aan de KU Leuven. De groep maakt gebruik van geavanceerde regionale klimaatmodellen om het effect van veranderingen in landgebruik op het klimaat te bestuderen. Na studies fysica aan de TU Eindhoven en een doctoraat aan de Universiteit Utrecht en projecten aan diverse Europese instellingen, is ze sinds 2005 hoogleraar aan de KU Leuven.

Veronique Van SpeybroeckVeronique Van Speybroeck is sinds 2012 hoofd van het Centrum voor Moleculaire Modellering aan de UGent. Na haar doctoraat in 2001 werd ze in 2007 onderzoeksprofessor. Haar onderzoek situeert zich op het grensvlak van de organische chemie, katalyse en computationeel materiaalonderzoek. Het huidig onderzoek is voornamelijk geconcen-treerd op de kinetiek van katalytische reacties in nanoporeuze materialen. Ze verwierf in 2010 een prestigieuze ERC Starting Grant.

Kristin DavidseKristin Davidse studeerde Godsdienstwetenschappen en Germaanse Filologie aan de KU Leuven, en is benoemd aan het departement Taalkunde (vakgroep Engels). Haar onderzoeksinteresse is momenteel de grammaticalisatie- en (inter)subjectificatieprocessen in de Engelse nominale groep. Binnen deze twee domei-nen formuleerde ze samen met collega-onderzoekers meerdere vernieuwende onderzoeksvragen voor mandaten en projecten.

Gita DeneckereGita Deneckere is als hoogleraar verbonden aan de UGent. In haar onderzoek concentreert ze zich op de negentiende- en twintigste-eeuwse sociale geschiedenis. Zij plaatst hierbij sociale verandering centraal en betrekt geschiedenis op de heden-daagse maatschappij. Dit onderzoek overstijgt dan ook geschiedenis in de strikte zin. Ze verbindt economie, politiek en cultuur, in een streven naar een globaal beeld waarvan de resultaten worden vertaald naar de maatschappij in verschillende vormen van dienstverlening.

Bea MaesBea Maes is gewoon hoogleraar aan de Onder-zoekseenheid gezins- en orthopedagogiek van de KU Leuven. In haar onderzoek en onderwijs richt ze zich tot het domein van opvoeding, onderwijs en zorg voor personen met een handicap, in het bijzonder, de kwaliteit van zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen die grote ondersteuning nodig hebben. Omwille van deze onderzoekskennis maakt ze als expert ook deel uit van tal van maat-schappelijke adviesraden.

Caroline PauwelsCaroline Pauwels is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze doceert mediabeleid en media-economie, en leidt het departement iMinds. Binnen deze onderzoeksgroep verricht ze zowel fundamenteel als toegepast onderzoek naar de impact van informatie- en communicatietechnolo-gieën, vanuit beleids-, gebruikers- en economisch perspectief. Caroline Pauwels zetelt in verschillende beheerraden in de media en is regeringscommissaris bij de VRT.

Ann VerhetselAnn Verhetsel is gewoon hoogleraar economische geografie en ruimtelijke economie aan de Universi-teit Antwerpen. Ze is departementshoofd en woordvoerder van het departement Transport- en Ruimtelijke Economie en onderwijst economische geografie, ruimtelijke economie, sociale geografie, historische stadsgeografie, vastgoed en locatie, en urban management in Europa. In haar onderzoek ligt de focus op de stedelijke economie en mobili-teit, en op vastgoed.

Barbara BaertBarbara Baert studeerde Kunstgeschiedenis en Filosofie aan de KU Leuven en Kunstgeschiedenis aan de Università degli Studie te Siena in Italië. Zij is als hoogleraar verbonden aan de onderzoeks- eenheid Kunstwetenschappen van de KU Leuven. Haar onderzoek situeert zich binnen de problema-tiek van sacrale topografie, de reliekencultus, het statuut van het beeld tijdens de Middeleeuwen, de relatie tussen beeldcultuur en het sensorium, gender in de middeleeuwse iconografie en de historiografie van de iconologische methode.

Fien TrochFien Troch studeerde Film aan de Hogeschool Sint Lukas te Brussel, waar ze ook momenteel doceert. Zij is een meermaals genomineerd en gelauwerd cineaste. Ze schreef en regisseerde een aantal kortfilms die de aandacht trokken en tevens enkele langspeelfilms o.m. ‘Een ander zijn geluk’, ‘Unspoken’ en ‘Kid’ die internationaal furore maken.

Annelies Van ParysAnnelies Van Parys studeerde Compositie aan het Koninklijk Conservatorium te Gent. Zij doceert vormanalyse en orkestratie aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, piano aan het Stedelijk Conservatorium te Brugge. In haar composities gebruikt zij de moderne technologische ontwikke-lingen van de laatste decennia en slaagt zij erin technologie en wetenschap naadloos te laten overgaan in kunst. Ze wordt uitgevoerd door zowat alle Belgische topensembles, evenals de meeste orkesten.

Vera VermeerschVera Vermeersch studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Gent. Daarna volgde ze een opleiding hand- en kunstweven aan het Henri Story-Instituut in Gent en restauratie van wand- tapijten aan het Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium in Brussel. Zij is zelfstandig restauratrice en ontwerpster van handtufttapijten. Daarbij interpreteert en vertaalt ze kunstwerken van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars naar unieke wand- en vloertapijten. Ze is één van de voortrekkers van de hedendaagse Arts-en Crafts-beweging in België.

Christine BuelensChristine Buelens behaalde in 1984 het doctoraat in de toegepaste wetenschappen aan de KU Leuven. Nadien werkte ze als postdoctoraal onder-zoeker in industriële onderzoeksprojecten i.s.m. o.a. Siemens, OCAS en Metallo-Chimique. Sinds 1997 staat ze aan de leiding van METALogic, een spin-off van het departement Materiaalkunde (KU Leuven), eerst als directeur, daarna als afgevaardigd bestuurder. METALogic is gespecialiseerd in het onderzoeken, het monitoren en het beheersen van corrosiefenomenen en werkt hoofdzakelijk voor de procesindustrie.

Annick HubinAnnick Hubin is burgerlijk scheikundig ingenieur en burgerlijk metaalkundig ingenieur (VUB), en behaalde in 1989 het doctoraat in de toegepaste wetenschappen. Ze is hoofd van de onderzoeks-groep SURF ‘Electrochemical and Surface Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs- wetenschappen van de VUB, waarvan ze sinds 2012 decaan is. Haar onderzoek richt zich op toepassingsdomeinen zoals corrosie, elektrokatalyse, batterijen en brandstofcellen, sensoren en nano-materialen. Het accent ligt op de in-situ karakterise-ring van het gedrag van de vaste stof-vloeistof interface.

Benjamin VictorBenjamin Victor is een klassiek filoloog, verbonden aan de Université de Montréal. In zijn onderzoek gaat hij in op stijl, taal en metriek van de klassieke Latijnse poëzie en van Latijnse zinswendingen en woordspelingen. Daarnaast werkt hij ook als mediëvist, voornamelijk op het gebied van de handschriftenkunde, de paleografie en de biblio-theekgeschiedenis. Zijn lidmaatschap van het exclusieve Comité International de Paléographie Latine, maakt hem tot één van de meest vooraan-staande Latijnse paleografen ter wereld.

Nieuwe leden KVAB

Annie CuytAnnie Cuyt is internationaal bekend voor haar onderzoek in de niet-lineaire numerieke benaderingsleer (computationele wiskunde). Eerder theoretisch werk werd in een later stadium toegepast op computeraritmetiek, netwerkproblemen, biomedische signaalverwerking, enz. Zij is gewoon hoogleraar aan het Departement Wiskunde en Informatica van de Universiteit Antwer pen en was tevens Research fellow van de Alexander von

Nieuwe leden Klasse Natuurwetenschappen

Nieuwe leden Klasse Menswetenschappen

Nieuw buitenlands lid Klasse Menswetenschappen

vlnr.: Annie Cuyt, Gerda Neyens, Irina Veretennicoff en Veronique Van Speybroeck.

Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Gerda NeyensGerda Neyens studeerde af in de fysica aan de KU Leuven en behaalde in 1993 haar doctoraat, met specialisatie experimentele kernfysica. Na haar doctoraat startte ze haar eigen onderzoeksgroep, waarin de studie van de structuur van exotische atoomkernen centraal staat. Ze is gewoon hoogleraar aan de KU Leuven. Gerda Neyens heeft zich gespecialiseerd in het opmeten van radioactieve kernen die slechts in zeer kleine hoeveelheden en zeer kortlevend geproduceerd worden.

Nicole van Lipzig

Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Nicole van LipzigNicole van Lipzig leidt de onderzoeksgroep Regionale Klimaatsstudies van het Departement Aard -en Omgevingswetenschappen aan de KU Leuven. De groep maakt gebruik van geavanceerde regionale klimaatmodellen om het effect van veranderingen in landgebruik op het klimaat te bestuderen. Na studies fysica aan de TU Eindhoven en een doctoraat aan de Universiteit Utrecht en projecten aan diverse Europese instellingen, is ze sinds 2005 hoogleraar aan de KU Leuven.

Nicole van Lipzig

Veronique Van SpeybroeckVeronique Van Speybroeck is sinds 2012 hoofd van het Centrum voor Moleculaire Modellering aan de UGent. Na haar doctoraat in 2001 werd ze in 2007 onderzoeksprofessor. Haar onderzoek situeert zich op het grensvlak van de organische chemie, katalyse en computationeel materiaalonderzoek. Het huidig onderzoek is voornamelijk geconcentreerd op de kinetiek van katalytische reacties in nanoporeuze materialen. Ze verwierf in 2010 een prestigieuze ERC Starting Grant.

vlnr.: Kristin Davidse, Gita Deneckere, Bea Maes, Victor Benjamin, Hubert Bocken, Caroline Pauwels en Ann Verhetsel.

meerdere vernieuwende onderzoeksvragen voor

Gita Deneckere is als hoogleraar verbonden aan de UGent. In haar onderzoek concentreert ze zich op de negentiende- en twintigste-eeuwse sociale geschiedenis. Zij plaatst hierbij sociale verandering

-daagse maatschappij. Dit onderzoek overstijgt dan ook geschiedenis in de strikte zin. Ze verbindt economie, politiek en cultuur, in een streven naar een globaal beeld waarvan de resultaten worden vertaald naar de maatschappij in verschillende

-zoekseenheid gezins- en orthopedagogiek van de KU Leuven. In haar onderzoek en onderwijs richt ze zich tot het domein van opvoeding, onderwijs en zorg voor personen met een handicap, in het bijzonder, de kwaliteit van zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen die grote ondersteuningnodig hebben. Omwille van deze onderzoekskennis

-

Caroline Pauwels is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze doceert mediabeleid en media-economie, en leidt het departement iMinds. Binnen deze onderzoeksgroep verricht ze zowel fundamenteel als toegepast onderzoek naar de

-gieën, vanuit beleids-, gebruikers- en economisch perspectief. Caroline Pauwels zetelt in verschillende beheerraden in de media en is regeringscommissaris

Ann Verhetsel is gewoon hoogleraar economische -

teit Antwerpen. Ze is departementshoofd en woordvoerder van het departement Transport- en Ruimtelijke Economie en onderwijst economische geografie, ruimtelijke economie, sociale geografie, historische stadsgeografie, vastgoed en locatie, en urban management in Europa. In haar onderzoek

-

woordspelingen. Daarnaast werkt hij ook als

Nieuwe leden Klasse Kunsten Nieuwe leden Klasse Technische Wetenschappen

vlnr.: Vera Vermeersch, Michel Buylen en Barbara Baert. vlnr.: Jacques Willems en Annick Hubin.

Barbara BaertBarbara Baert studeerde Kunstgeschiedenis en Filosofie aan de KU Leuven en Kunstgeschiedenis aan de Università degli Studie te Siena in Italië. Zij is als hoogleraar verbonden aan de onderzoeks- eenheid Kunstwetenschappen van de KU Leuven. Haar onderzoek situeert zich binnen de problematiek van sacrale topografie, de reliekencultus, het statuut van het beeld tijdens de Middeleeuwen, de relatie tussen beeldcultuur en het sensorium, gender in de middeleeuwse iconografie en de historiografie van de iconologische methode.

Fien TrochFien Troch studeerde Film aan de Hogeschool Sint Lukas te Brussel, waar ze ook momenteel doceert. Zij is een meermaals genomineerd en gelauwerd cineaste. Ze schreef en regisseerde een aantal kortfilms die de aandacht trokken en tevens enkele langspeelfilms o.m. ‘Een ander zijn geluk’, ‘Unspoken’ en ‘Kid’ die internationaal furore maken.

Annelies Van ParysAnnelies Van Parys studeerde Compositie aan het Koninklijk Conservatorium te Gent. Zij doceert vormanalyse en orkestratie aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, piano aan het Stedelijk Conservatorium te Brugge. In haar composities gebruikt zij de moderne technologische ontwikkelingen van de laatste decennia en slaagt zij erin technologie en wetenschap naadloos te laten overgaan in kunst. Ze wordt uitgevoerd door zowat alle Belgische topensembles, evenals de meeste orkesten.

Vera VermeerschVera Vermeersch studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Gent. Daarna volgde ze een opleiding hand- en kunstweven aan het Henri Story-Instituut in Gent en restauratie van wand- tapijten aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel. Zij is zelfstandig restauratrice en ontwerpster van handtufttapijten. Daarbij interpreteert en vertaalt ze kunstwerken van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars naar unieke wand- en vloertapijten. Ze is één van de

groep SURF ‘Electrochemical and Surface groep SURF ‘Electrochemical and Surface Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs- Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs-

Page 3: Academieberichten 56

2

Annie CuytAnnie Cuyt is internationaal bekend voor haar onderzoek in de niet-lineaire numerieke benade-ringsleer (computationele wiskunde). Eerder theoretisch werk werd in een later stadium toege-past op computeraritmetiek, netwerkproblemen, biomedische signaalverwerking, enz. Zij is gewoon hoogleraar aan het Departement Wiskunde en Informatica van de Universiteit Antwer pen en was tevens Research fellow van de Alexander von Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Gerda NeyensGerda Neyens studeerde af in de fysica aan de KU Leuven en behaalde in 1993 haar doctoraat, met specialisatie experimentele kernfysica. Na haar doctoraat startte ze haar eigen onderzoeksgroep, waarin de studie van de structuur van exotische atoomkernen centraal staat. Ze is gewoon hoogle-raar aan de KU Leuven. Gerda Neyens heeft zich gespecialiseerd in het opmeten van radioactieve kernen die slechts in zeer kleine hoeveelheden en zeer kortlevend geproduceerd worden.

Nicole van LipzigNicole van Lipzig leidt de onderzoeksgroep Regio-nale Klimaatsstudies van het Departement Aard -en Omgevingswetenschappen aan de KU Leuven. De groep maakt gebruik van geavanceerde regionale klimaatmodellen om het effect van veranderingen in landgebruik op het klimaat te bestuderen. Na studies fysica aan de TU Eindhoven en een doctoraat aan de Universiteit Utrecht en projecten aan diverse Europese instellingen, is ze sinds 2005 hoogleraar aan de KU Leuven.

Veronique Van SpeybroeckVeronique Van Speybroeck is sinds 2012 hoofd van het Centrum voor Moleculaire Modellering aan de UGent. Na haar doctoraat in 2001 werd ze in 2007 onderzoeksprofessor. Haar onderzoek situeert zich op het grensvlak van de organische chemie, katalyse en computationeel materiaalonderzoek. Het huidig onderzoek is voornamelijk geconcen-treerd op de kinetiek van katalytische reacties in nanoporeuze materialen. Ze verwierf in 2010 een prestigieuze ERC Starting Grant.

Kristin DavidseKristin Davidse studeerde Godsdienstwetenschappen en Germaanse Filologie aan de KU Leuven, en is benoemd aan het departement Taalkunde (vakgroep Engels). Haar onderzoeksinteresse is momenteel de grammaticalisatie- en (inter)subjectificatieprocessen in de Engelse nominale groep. Binnen deze twee domei-nen formuleerde ze samen met collega-onderzoekers meerdere vernieuwende onderzoeksvragen voor mandaten en projecten.

Gita DeneckereGita Deneckere is als hoogleraar verbonden aan de UGent. In haar onderzoek concentreert ze zich op de negentiende- en twintigste-eeuwse sociale geschiedenis. Zij plaatst hierbij sociale verandering centraal en betrekt geschiedenis op de heden-daagse maatschappij. Dit onderzoek overstijgt dan ook geschiedenis in de strikte zin. Ze verbindt economie, politiek en cultuur, in een streven naar een globaal beeld waarvan de resultaten worden vertaald naar de maatschappij in verschillende vormen van dienstverlening.

Bea MaesBea Maes is gewoon hoogleraar aan de Onder-zoekseenheid gezins- en orthopedagogiek van de KU Leuven. In haar onderzoek en onderwijs richt ze zich tot het domein van opvoeding, onderwijs en zorg voor personen met een handicap, in het bijzonder, de kwaliteit van zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen die grote ondersteuning nodig hebben. Omwille van deze onderzoekskennis maakt ze als expert ook deel uit van tal van maat-schappelijke adviesraden.

Caroline PauwelsCaroline Pauwels is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze doceert mediabeleid en media-economie, en leidt het departement iMinds. Binnen deze onderzoeksgroep verricht ze zowel fundamenteel als toegepast onderzoek naar de impact van informatie- en communicatietechnolo-gieën, vanuit beleids-, gebruikers- en economisch perspectief. Caroline Pauwels zetelt in verschillende beheerraden in de media en is regeringscommissaris bij de VRT.

Ann VerhetselAnn Verhetsel is gewoon hoogleraar economische geografie en ruimtelijke economie aan de Universi-teit Antwerpen. Ze is departementshoofd en woordvoerder van het departement Transport- en Ruimtelijke Economie en onderwijst economische geografie, ruimtelijke economie, sociale geografie, historische stadsgeografie, vastgoed en locatie, en urban management in Europa. In haar onderzoek ligt de focus op de stedelijke economie en mobili-teit, en op vastgoed.

Barbara BaertBarbara Baert studeerde Kunstgeschiedenis en Filosofie aan de KU Leuven en Kunstgeschiedenis aan de Università degli Studie te Siena in Italië. Zij is als hoogleraar verbonden aan de onderzoeks- eenheid Kunstwetenschappen van de KU Leuven. Haar onderzoek situeert zich binnen de problema-tiek van sacrale topografie, de reliekencultus, het statuut van het beeld tijdens de Middeleeuwen, de relatie tussen beeldcultuur en het sensorium, gender in de middeleeuwse iconografie en de historiografie van de iconologische methode.

Fien TrochFien Troch studeerde Film aan de Hogeschool Sint Lukas te Brussel, waar ze ook momenteel doceert. Zij is een meermaals genomineerd en gelauwerd cineaste. Ze schreef en regisseerde een aantal kortfilms die de aandacht trokken en tevens enkele langspeelfilms o.m. ‘Een ander zijn geluk’, ‘Unspoken’ en ‘Kid’ die internationaal furore maken.

Annelies Van ParysAnnelies Van Parys studeerde Compositie aan het Koninklijk Conservatorium te Gent. Zij doceert vormanalyse en orkestratie aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, piano aan het Stedelijk Conservatorium te Brugge. In haar composities gebruikt zij de moderne technologische ontwikke-lingen van de laatste decennia en slaagt zij erin technologie en wetenschap naadloos te laten overgaan in kunst. Ze wordt uitgevoerd door zowat alle Belgische topensembles, evenals de meeste orkesten.

Vera VermeerschVera Vermeersch studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Gent. Daarna volgde ze een opleiding hand- en kunstweven aan het Henri Story-Instituut in Gent en restauratie van wand- tapijten aan het Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium in Brussel. Zij is zelfstandig restauratrice en ontwerpster van handtufttapijten. Daarbij interpreteert en vertaalt ze kunstwerken van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars naar unieke wand- en vloertapijten. Ze is één van de voortrekkers van de hedendaagse Arts-en Crafts-beweging in België.

Christine BuelensChristine Buelens behaalde in 1984 het doctoraat in de toegepaste wetenschappen aan de KU Leuven. Nadien werkte ze als postdoctoraal onder-zoeker in industriële onderzoeksprojecten i.s.m. o.a. Siemens, OCAS en Metallo-Chimique. Sinds 1997 staat ze aan de leiding van METALogic, een spin-off van het departement Materiaalkunde (KU Leuven), eerst als directeur, daarna als afgevaardigd bestuurder. METALogic is gespecialiseerd in het onderzoeken, het monitoren en het beheersen van corrosiefenomenen en werkt hoofdzakelijk voor de procesindustrie.

Annick HubinAnnick Hubin is burgerlijk scheikundig ingenieur en burgerlijk metaalkundig ingenieur (VUB), en behaalde in 1989 het doctoraat in de toegepaste wetenschappen. Ze is hoofd van de onderzoeks-groep SURF ‘Electrochemical and Surface Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs- wetenschappen van de VUB, waarvan ze sinds 2012 decaan is. Haar onderzoek richt zich op toepassingsdomeinen zoals corrosie, elektrokatalyse, batterijen en brandstofcellen, sensoren en nano-materialen. Het accent ligt op de in-situ karakterise-ring van het gedrag van de vaste stof-vloeistof interface.

Benjamin VictorBenjamin Victor is een klassiek filoloog, verbonden aan de Université de Montréal. In zijn onderzoek gaat hij in op stijl, taal en metriek van de klassieke Latijnse poëzie en van Latijnse zinswendingen en woordspelingen. Daarnaast werkt hij ook als mediëvist, voornamelijk op het gebied van de handschriftenkunde, de paleografie en de biblio-theekgeschiedenis. Zijn lidmaatschap van het exclusieve Comité International de Paléographie Latine, maakt hem tot één van de meest vooraan-staande Latijnse paleografen ter wereld.

Nieuwe leden KVAB

Annie CuytAnnie Cuyt is internationaal bekend voor haar onderzoek in de niet-lineaire numerieke benaderingsleer (computationele wiskunde). Eerder theoretisch werk werd in een later stadium toegepast op computeraritmetiek, netwerkproblemen, biomedische signaalverwerking, enz. Zij is gewoon hoogleraar aan het Departement Wiskunde en Informatica van de Universiteit Antwer pen en was tevens Research fellow van de Alexander von

Nieuwe leden Klasse Natuurwetenschappen

Nieuwe leden Klasse Menswetenschappen

Nieuw buitenlands lid Klasse Menswetenschappen

vlnr.: Annie Cuyt, Gerda Neyens, Irina Veretennicoff en Veronique Van Speybroeck.

Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Gerda NeyensGerda Neyens studeerde af in de fysica aan de KU Leuven en behaalde in 1993 haar doctoraat, met specialisatie experimentele kernfysica. Na haar doctoraat startte ze haar eigen onderzoeksgroep, waarin de studie van de structuur van exotische atoomkernen centraal staat. Ze is gewoon hoogleraar aan de KU Leuven. Gerda Neyens heeft zich gespecialiseerd in het opmeten van radioactieve kernen die slechts in zeer kleine hoeveelheden en zeer kortlevend geproduceerd worden.

Nicole van Lipzig

Humboldt stichting aan de Universität Bonn.

Nicole van LipzigNicole van Lipzig leidt de onderzoeksgroep Regionale Klimaatsstudies van het Departement Aard -en Omgevingswetenschappen aan de KU Leuven. De groep maakt gebruik van geavanceerde regionale klimaatmodellen om het effect van veranderingen in landgebruik op het klimaat te bestuderen. Na studies fysica aan de TU Eindhoven en een doctoraat aan de Universiteit Utrecht en projecten aan diverse Europese instellingen, is ze sinds 2005 hoogleraar aan de KU Leuven.

Nicole van Lipzig

Veronique Van SpeybroeckVeronique Van Speybroeck is sinds 2012 hoofd van het Centrum voor Moleculaire Modellering aan de UGent. Na haar doctoraat in 2001 werd ze in 2007 onderzoeksprofessor. Haar onderzoek situeert zich op het grensvlak van de organische chemie, katalyse en computationeel materiaalonderzoek. Het huidig onderzoek is voornamelijk geconcentreerd op de kinetiek van katalytische reacties in nanoporeuze materialen. Ze verwierf in 2010 een prestigieuze ERC Starting Grant.

vlnr.: Kristin Davidse, Gita Deneckere, Bea Maes, Victor Benjamin, Hubert Bocken, Caroline Pauwels en Ann Verhetsel.

meerdere vernieuwende onderzoeksvragen voor

Gita Deneckere is als hoogleraar verbonden aan de UGent. In haar onderzoek concentreert ze zich op de negentiende- en twintigste-eeuwse sociale geschiedenis. Zij plaatst hierbij sociale verandering

-daagse maatschappij. Dit onderzoek overstijgt dan ook geschiedenis in de strikte zin. Ze verbindt economie, politiek en cultuur, in een streven naar een globaal beeld waarvan de resultaten worden vertaald naar de maatschappij in verschillende

-zoekseenheid gezins- en orthopedagogiek van de KU Leuven. In haar onderzoek en onderwijs richt ze zich tot het domein van opvoeding, onderwijs en zorg voor personen met een handicap, in het bijzonder, de kwaliteit van zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen die grote ondersteuningnodig hebben. Omwille van deze onderzoekskennis

-

Caroline Pauwels is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze doceert mediabeleid en media-economie, en leidt het departement iMinds. Binnen deze onderzoeksgroep verricht ze zowel fundamenteel als toegepast onderzoek naar de

-gieën, vanuit beleids-, gebruikers- en economisch perspectief. Caroline Pauwels zetelt in verschillende beheerraden in de media en is regeringscommissaris

Ann Verhetsel is gewoon hoogleraar economische -

teit Antwerpen. Ze is departementshoofd en woordvoerder van het departement Transport- en Ruimtelijke Economie en onderwijst economische geografie, ruimtelijke economie, sociale geografie, historische stadsgeografie, vastgoed en locatie, en urban management in Europa. In haar onderzoek

-

woordspelingen. Daarnaast werkt hij ook als

Nieuwe leden Klasse Kunsten Nieuwe leden Klasse Technische Wetenschappen

vlnr.: Vera Vermeersch, Michel Buylen en Barbara Baert. vlnr.: Jacques Willems en Annick Hubin.

Barbara BaertBarbara Baert studeerde Kunstgeschiedenis en Filosofie aan de KU Leuven en Kunstgeschiedenis aan de Università degli Studie te Siena in Italië. Zij is als hoogleraar verbonden aan de onderzoeks- eenheid Kunstwetenschappen van de KU Leuven. Haar onderzoek situeert zich binnen de problematiek van sacrale topografie, de reliekencultus, het statuut van het beeld tijdens de Middeleeuwen, de relatie tussen beeldcultuur en het sensorium, gender in de middeleeuwse iconografie en de historiografie van de iconologische methode.

Fien TrochFien Troch studeerde Film aan de Hogeschool Sint Lukas te Brussel, waar ze ook momenteel doceert. Zij is een meermaals genomineerd en gelauwerd cineaste. Ze schreef en regisseerde een aantal kortfilms die de aandacht trokken en tevens enkele langspeelfilms o.m. ‘Een ander zijn geluk’, ‘Unspoken’ en ‘Kid’ die internationaal furore maken.

Annelies Van ParysAnnelies Van Parys studeerde Compositie aan het Koninklijk Conservatorium te Gent. Zij doceert vormanalyse en orkestratie aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, piano aan het Stedelijk Conservatorium te Brugge. In haar composities gebruikt zij de moderne technologische ontwikkelingen van de laatste decennia en slaagt zij erin technologie en wetenschap naadloos te laten overgaan in kunst. Ze wordt uitgevoerd door zowat alle Belgische topensembles, evenals de meeste orkesten.

Vera VermeerschVera Vermeersch studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Gent. Daarna volgde ze een opleiding hand- en kunstweven aan het Henri Story-Instituut in Gent en restauratie van wand- tapijten aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel. Zij is zelfstandig restauratrice en ontwerpster van handtufttapijten. Daarbij interpreteert en vertaalt ze kunstwerken van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars naar unieke wand- en vloertapijten. Ze is één van de

groep SURF ‘Electrochemical and Surface groep SURF ‘Electrochemical and Surface Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs- Engineering’, aan de faculteit Ingenieurs-

Page 4: Academieberichten 56

4 5

Klasse Natuurwetenschappen

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeks-opdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatie-technieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwer-ken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund door de European Research Council (ERC) met een Starting Grant. Hij is auteur of co-auteur van meer dan 110 papers in internationale tijdschriften.

Klasse Menswetenschappen

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlin-gen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internati-onaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS Wassenaar, VLAC Brussel en IAS Bloomington) en gefinancierde onderzoeksprojecten genoot hij ook erkenning in de vorm van de Wilhelm Friedrich Bessel-Forschungpreis van de Humboldt-Stiftung (2012).

Klasse Kunsten

Karel VanhaesebrouckKarel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-langstelling voor vroegmoderne vormen van theatraliteit. Daarnaast investeert Vanhaesebrouck consequent tijd en energie in het publieke debat omtrent kunst en cultuur.

Klasse Technische Wetenschappen

Nico BoonHet onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de UGent. Sinds 2011 is hij hoofddocent en vakgroepvoorzitter van het Laboratorium voor Microbiële Ecologie en Technologie (LabMET).

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasie-ten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met buitenlandse partners, waaronder de Masaryk University (Tsjechië) waar hij momenteel post-doctoraal onderzoeker is. Belangrijke elemen-ten in zijn onderzoek zijn moleculaire evolutie en stamboomreconstructie, morfologie, taxonomie, biogeografie, en natuurconservatie, met uitbreidin-gen naar andere organismen, waaronder diverse invertebratengroepen.

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende-eeuwse Middelnederlandse auteurs Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem en Jan van Leeuwen. Zij analyseerde hun eschatologische voorstellingen tegen de achtergrond van de Latinitas en andere significante volkstalige teksten en traceerde de invloed van contemporaine crisissen en intellectuele ontwikkelingen op hun eschatologische mentaliteiten.

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsver-toon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit doctoraat werd uitgevoerd in interdisciplinair perspectief in het Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium. Het bekroonde werk is een dieptestu-die naar de groepsportretten van gilden, magistra-tencolleges,… geschilderd in Brabant tijdens het Ancien Régime. Er werd aandacht besteed aan het materiële ontstaansproces en het typologische, iconografische en maatschappelijke oogpunt (zoals de opdrachtgevers, de keuze van de kunste-naar, de prijzen enz.).

Prijs Pro CivitateJonas BraekeveltUn prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede (1419-1467) .Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik is hij postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in de Nederlanden vanaf de late dertiende eeuw en de veranderende verhoudingen tussen recht, gratie en privileges, met publicaties in onder meer de Revue Historique. Daarnaast bereidt hij ook de publicatie voor van de verordeningen van Filips de Goede voor het graafschap Vlaanderen in de reeks van de Koninklijke Commissie voor de Uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België.

Frans Van CauwelaertprijsLeen DecinLeen Decin behaalde in 1996 aan de KU Leuven het diploma van licentiaat in de Wiskunde, optie Wiskundige Natuurkunde en Sterrenkunde. Dankzij een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, Vlaanderen (FWO) kon ze een docto-raat starten aan de KU Leuven, onder begeleiding van Prof. Christoffel Waelkens. In mei 2000 behaalde ze de titel van Doctor in de wetenschap-pen met een onderzoek naar het gebruik van theoretische atmosfeerspectra van koude standaardsterren voor de kalibratie van infrarode spectrometers.

Van 2000 t.e.m. 2010, werkte ze als postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen aan de KU Leuven. Sinds 2004 was ze tevens voor 20% geasso-cieerd met het sterrenkundig instituut ‘Anton Pannekoek’ van de Universiteit van Amsterdam. In 2010 werd ze benoemd als hoofddocent aan de KU Leuven, in 2013 is ze gepromoveerd tot hoogleraar. Voor haar onderzoek reist Leen Decin de wereld rond, waarbij een onderzoeksverblijf typisch enkele dagen tot enkele maanden duurt.

Ondertussen heeft haar onderzoek zich uitgebreid. Ze bestudeert nu tevens de chemische en dynami-sche processen in de sterrenwinden van geëvolu-eerde sterren. In 2010 publiceerde ze een artikel in Nature over de ontdekking van warme waterdamp in de sterrenwind van een heldere koolstofrijke ster. In 2011 kreeg ze een beurs van de universiteit Leuven om een interdisciplinaire onderzoeksgroep te starten rond exoplaneten. Samen met collega's van het departement chemie en het departement wiskunde ontwikkelen ze nu gesofisticeerde theore-tische modellen om de spectra van exoplaneten te interpreteren.

Laureaten van de Academie Laureaten Fonds- en andere prijzen

vlnr.: Nico Boon, Karel Vanhaesebrouck, Ludo Gelders, Steven Vanderputten en Peter Bienstman

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeksopdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatietechnieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwerken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlingen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internationaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS

Karel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-

Het onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit

vlnr.: Jonas Braekevelt, Géry van Outryve d’Ydewalle, Beatrijs Wolters van der Wey,

Ulrike Wuttke en Maarten Vanhove

vlnr.: Marcel Storme, Leen Decin en Philip Van Cauwelaert

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasieten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 15851800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit

Un prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede

Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik

-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in

4 5

Klasse Natuurwetenschappen

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeks-opdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatie-technieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwer-ken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund door de European Research Council (ERC) met een Starting Grant. Hij is auteur of co-auteur van meer dan 110 papers in internationale tijdschriften.

Klasse Menswetenschappen

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlin-gen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internati-onaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS Wassenaar, VLAC Brussel en IAS Bloomington) en gefinancierde onderzoeksprojecten genoot hij ook erkenning in de vorm van de Wilhelm Friedrich Bessel-Forschungpreis van de Humboldt-Stiftung (2012).

Klasse Kunsten

Karel VanhaesebrouckKarel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-langstelling voor vroegmoderne vormen van theatraliteit. Daarnaast investeert Vanhaesebrouck consequent tijd en energie in het publieke debat omtrent kunst en cultuur.

Klasse Technische Wetenschappen

Nico BoonHet onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de UGent. Sinds 2011 is hij hoofddocent en vakgroepvoorzitter van het Laboratorium voor Microbiële Ecologie en Technologie (LabMET).

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasie-ten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met buitenlandse partners, waaronder de Masaryk University (Tsjechië) waar hij momenteel post-doctoraal onderzoeker is. Belangrijke elemen-ten in zijn onderzoek zijn moleculaire evolutie en stamboomreconstructie, morfologie, taxonomie, biogeografie, en natuurconservatie, met uitbreidin-gen naar andere organismen, waaronder diverse invertebratengroepen.

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende-eeuwse Middelnederlandse auteurs Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem en Jan van Leeuwen. Zij analyseerde hun eschatologische voorstellingen tegen de achtergrond van de Latinitas en andere significante volkstalige teksten en traceerde de invloed van contemporaine crisissen en intellectuele ontwikkelingen op hun eschatologische mentaliteiten.

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsver-toon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit doctoraat werd uitgevoerd in interdisciplinair perspectief in het Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium. Het bekroonde werk is een dieptestu-die naar de groepsportretten van gilden, magistra-tencolleges,… geschilderd in Brabant tijdens het Ancien Régime. Er werd aandacht besteed aan het materiële ontstaansproces en het typologische, iconografische en maatschappelijke oogpunt (zoals de opdrachtgevers, de keuze van de kunste-naar, de prijzen enz.).

Prijs Pro CivitateJonas BraekeveltUn prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede (1419-1467) .Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik is hij postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in de Nederlanden vanaf de late dertiende eeuw en de veranderende verhoudingen tussen recht, gratie en privileges, met publicaties in onder meer de Revue Historique. Daarnaast bereidt hij ook de publicatie voor van de verordeningen van Filips de Goede voor het graafschap Vlaanderen in de reeks van de Koninklijke Commissie voor de Uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België.

Frans Van CauwelaertprijsLeen DecinLeen Decin behaalde in 1996 aan de KU Leuven het diploma van licentiaat in de Wiskunde, optie Wiskundige Natuurkunde en Sterrenkunde. Dankzij een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, Vlaanderen (FWO) kon ze een docto-raat starten aan de KU Leuven, onder begeleiding van Prof. Christoffel Waelkens. In mei 2000 behaalde ze de titel van Doctor in de wetenschap-pen met een onderzoek naar het gebruik van theoretische atmosfeerspectra van koude standaardsterren voor de kalibratie van infrarode spectrometers.

Van 2000 t.e.m. 2010, werkte ze als postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen aan de KU Leuven. Sinds 2004 was ze tevens voor 20% geasso-cieerd met het sterrenkundig instituut ‘Anton Pannekoek’ van de Universiteit van Amsterdam. In 2010 werd ze benoemd als hoofddocent aan de KU Leuven, in 2013 is ze gepromoveerd tot hoogleraar. Voor haar onderzoek reist Leen Decin de wereld rond, waarbij een onderzoeksverblijf typisch enkele dagen tot enkele maanden duurt.

Ondertussen heeft haar onderzoek zich uitgebreid. Ze bestudeert nu tevens de chemische en dynami-sche processen in de sterrenwinden van geëvolu-eerde sterren. In 2010 publiceerde ze een artikel in Nature over de ontdekking van warme waterdamp in de sterrenwind van een heldere koolstofrijke ster. In 2011 kreeg ze een beurs van de universiteit Leuven om een interdisciplinaire onderzoeksgroep te starten rond exoplaneten. Samen met collega's van het departement chemie en het departement wiskunde ontwikkelen ze nu gesofisticeerde theore-tische modellen om de spectra van exoplaneten te interpreteren.

Laureaten van de Academie Laureaten Fonds- en andere prijzen

vlnr.: Nico Boon, Karel Vanhaesebrouck, Ludo Gelders, Steven Vanderputten en Peter Bienstman

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeksopdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatietechnieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwerken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlingen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internationaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS

Karel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-

Het onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit

vlnr.: Jonas Braekevelt, Géry van Outryve d’Ydewalle, Beatrijs Wolters van der Wey,

Ulrike Wuttke en Maarten Vanhove

vlnr.: Marcel Storme, Leen Decin en Philip Van Cauwelaert

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasieten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 15851800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit

Un prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede

Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik

-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in

Page 5: Academieberichten 56

4 5

Klasse Natuurwetenschappen

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeks-opdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatie-technieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwer-ken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund door de European Research Council (ERC) met een Starting Grant. Hij is auteur of co-auteur van meer dan 110 papers in internationale tijdschriften.

Klasse Menswetenschappen

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlin-gen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internati-onaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS Wassenaar, VLAC Brussel en IAS Bloomington) en gefinancierde onderzoeksprojecten genoot hij ook erkenning in de vorm van de Wilhelm Friedrich Bessel-Forschungpreis van de Humboldt-Stiftung (2012).

Klasse Kunsten

Karel VanhaesebrouckKarel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-langstelling voor vroegmoderne vormen van theatraliteit. Daarnaast investeert Vanhaesebrouck consequent tijd en energie in het publieke debat omtrent kunst en cultuur.

Klasse Technische Wetenschappen

Nico BoonHet onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de UGent. Sinds 2011 is hij hoofddocent en vakgroepvoorzitter van het Laboratorium voor Microbiële Ecologie en Technologie (LabMET).

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasie-ten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met buitenlandse partners, waaronder de Masaryk University (Tsjechië) waar hij momenteel post-doctoraal onderzoeker is. Belangrijke elemen-ten in zijn onderzoek zijn moleculaire evolutie en stamboomreconstructie, morfologie, taxonomie, biogeografie, en natuurconservatie, met uitbreidin-gen naar andere organismen, waaronder diverse invertebratengroepen.

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende-eeuwse Middelnederlandse auteurs Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem en Jan van Leeuwen. Zij analyseerde hun eschatologische voorstellingen tegen de achtergrond van de Latinitas en andere significante volkstalige teksten en traceerde de invloed van contemporaine crisissen en intellectuele ontwikkelingen op hun eschatologische mentaliteiten.

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsver-toon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit doctoraat werd uitgevoerd in interdisciplinair perspectief in het Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium. Het bekroonde werk is een dieptestu-die naar de groepsportretten van gilden, magistra-tencolleges,… geschilderd in Brabant tijdens het Ancien Régime. Er werd aandacht besteed aan het materiële ontstaansproces en het typologische, iconografische en maatschappelijke oogpunt (zoals de opdrachtgevers, de keuze van de kunste-naar, de prijzen enz.).

Prijs Pro CivitateJonas BraekeveltUn prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede (1419-1467) .Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik is hij postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in de Nederlanden vanaf de late dertiende eeuw en de veranderende verhoudingen tussen recht, gratie en privileges, met publicaties in onder meer de Revue Historique. Daarnaast bereidt hij ook de publicatie voor van de verordeningen van Filips de Goede voor het graafschap Vlaanderen in de reeks van de Koninklijke Commissie voor de Uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België.

Frans Van CauwelaertprijsLeen DecinLeen Decin behaalde in 1996 aan de KU Leuven het diploma van licentiaat in de Wiskunde, optie Wiskundige Natuurkunde en Sterrenkunde. Dankzij een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, Vlaanderen (FWO) kon ze een docto-raat starten aan de KU Leuven, onder begeleiding van Prof. Christoffel Waelkens. In mei 2000 behaalde ze de titel van Doctor in de wetenschap-pen met een onderzoek naar het gebruik van theoretische atmosfeerspectra van koude standaardsterren voor de kalibratie van infrarode spectrometers.

Van 2000 t.e.m. 2010, werkte ze als postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen aan de KU Leuven. Sinds 2004 was ze tevens voor 20% geasso-cieerd met het sterrenkundig instituut ‘Anton Pannekoek’ van de Universiteit van Amsterdam. In 2010 werd ze benoemd als hoofddocent aan de KU Leuven, in 2013 is ze gepromoveerd tot hoogleraar. Voor haar onderzoek reist Leen Decin de wereld rond, waarbij een onderzoeksverblijf typisch enkele dagen tot enkele maanden duurt.

Ondertussen heeft haar onderzoek zich uitgebreid. Ze bestudeert nu tevens de chemische en dynami-sche processen in de sterrenwinden van geëvolu-eerde sterren. In 2010 publiceerde ze een artikel in Nature over de ontdekking van warme waterdamp in de sterrenwind van een heldere koolstofrijke ster. In 2011 kreeg ze een beurs van de universiteit Leuven om een interdisciplinaire onderzoeksgroep te starten rond exoplaneten. Samen met collega's van het departement chemie en het departement wiskunde ontwikkelen ze nu gesofisticeerde theore-tische modellen om de spectra van exoplaneten te interpreteren.

Laureaten van de Academie Laureaten Fonds- en andere prijzen

vlnr.: Nico Boon, Karel Vanhaesebrouck, Ludo Gelders, Steven Vanderputten en Peter Bienstman

Peter BienstmanNa zijn doctoraat (2001) en een postdoc aan MIT, keerde Peter Bienstman in 2002 terug naar de onderzoeksgroep fotonica van UGent. Hij is sinds 2006 hoofddocent met hoofdzakelijk onderzoeksopdracht (BOF-ZAP). Hij is actief in verschillende domeinen van de nanofotonica en zijn onderzoek is erg multidisciplinair, gaande van nieuwe simulatietechnieken, tot het gebruik van nanofotonische chips als biosensoren en het inzetten van deze chips als hardware-implementatie van neurale netwerken. Deze laatste onderzoekslijn wordt ondersteund

Steven VanderputtenHet onderzoek van Steven Vanderputten richt zich op de studie van de cultuur en sociale inbedding van religieuze groepen, inzonderheid kloosterlingen, in de Westerse samenleving van de volle middeleeuwen (ca. 900-1200). Zijn interdisciplinaire en vernieuwende vraagstellingen vonden internationaal weerklank. Hij werd in 2012 bevorderd tot hoogleraar aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent. Behalve verschillende fellowships (Cambridge, IAS Princeton, FOVOG Eichstätt, NIAS

Karel Vanhaesebrouck is docent theater- en cultuurgeschiedenis aan het RITS, waar hij als opleidingshoofd de artistieke en pedagogische eindverantwoordelijkheid draagt over de theater-opleidingen. Aan de ULB bekleedt hij de leerstoel theaterstudies, daarnaast is hij deeltijds professor aan de VUB. Vanhaesebrouck doctoreerde aan de Université de Paris X. Sindsdien koppelt hij zijn uitgesproken interesse voor hedendaagse artistieke praktijken aan een consequente onderzoeksbe-

Het onderzoek van Nico Boon is zowel fundamen-teel als ingenieursgericht. Enerzijds introduceert hij met zijn onderzoeksteam de microbiële ecologie in de ingenieurswereld en bestudeert hij het sturen van biotechnologische processen. Anderzijds heeft zijn onderzoek ook een sterke ingenieurscompo-nent, en is gericht op de verwijdering van recalci-trante componenten uit afvalwaters, natuurlijke waters en bodems. Zijn wetenschappelijk werk heeft tot dusver geleid tot een 250-tal publicaties. In 2006 werd hij benoemd tot docent van de faculteit

vlnr.: Jonas Braekevelt, Géry van Outryve d’Ydewalle, Beatrijs Wolters van der Wey,

Ulrike Wuttke en Maarten Vanhove

vlnr.: Marcel Storme, Leen Decin en Philip Van Cauwelaert

SchoutedenprijsMaarten VanhoveSpecies flocks and parasite evolution.Towards a co-phylogenetic analysis of monogenean flatworms of cichlids and gobies.Maarten Vanhove behaalde in 2012 zijn doctoraat aan de KU Leuven, in associatie met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Als FWO-aspirant onderzocht hij de diversiteit en de evolutiepatronen binnen “species flocks” van vissen en hun parasieten. Hiervoor werd intensief samengewerkt met

Mgr. C. De ClercqprijsUlrike Wuttke‘Dit es dinde van goede en quade’. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.).Na studies te Berlijn en Amsterdam werkte Ulrike Wuttke van 2008 tot 2012 aan de UGent aan haar proefschrift ‘Dit es dinde van goede ende quaede’: Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jh.)’. Hiervoor onderzocht ze de verbeelding van de eindtijd, de hemel, hel en vagevuur in het oeuvre van de drie veertiende

Erik DuvergerprijsBeatrijs Wolters van der WeyGroepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus.Beatrijs Wolters van der Wey promoveerde in 2012 aan de KU Leuven op het proefschrift Groepsvertoon. Publieke groepsportretten in Brabant 15851800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus Dit

Un prince de justice. Vorstelijke wetgeving, soeve-reiniteit en staatsvorming in het graafschap Vlaan-deren tijdens de regering van Filips de Goede

Jonas Braekevelt werkte in 2013 zijn proefschrift ‘Un prince de justice’ af aan de UGent. Op dit ogenblik

-Vlaanderen. Zijn huidig onderzoek richt zich op het ontstaan van een vorstelijk wetgevend discours in

Page 6: Academieberichten 56

6 7

Marc Vanneste

Ere-voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) Jacques Rogge toonde zich tijdens de Openbare Vergadering van de KVAB op 14 december 2013 erg opgetogen over de Gouden Penning die hij uit de handen van voorzitter Ludo Gelders mocht ontvangen. “Ik ben de jongste weken overladen met prijzen en eretekens allerhande, maar de Gouden Penning van de Academie is toch wel heel bijzonder en is van alle onderscheidingen die ik mocht ontvangen, dewelke die mij het diepst raakt”, zei hij in zijn dankwoord.

Daarop had hij het in zijn toespraak ‘De uitdagin-gen van de sport’ over de valkuilen in de sportbe-oefening. Onder anderen citeerde hij terrorisme, gigantisme, de ethische gevaren zoals dopingge-bruik, wedstrijdvervalsing, malafide gokpraktijken en hooliganisme als permanente bedreigingen waartegen waakzaamheid geboden is. Met gigantisme bedoelt hij dat er grenzen moeten worden gesteld aan het aantal atleten en disciplines die tijdens de Olympische Spelen mogen worden toegelaten. In zijn 12-jarige loopbaan als voorzitter van het IOC stelde hij zich ter zake erg strikt op, wat hem, naar eigen zeggen, ook de bijnaam ‘Mister No’ opleverde. Hij pleitte eveneens voor georgani-seerde ‘nazorg’ van de atleten, om te vermijden dat ze na hun actieve sportcar-rière in het spreekwoordelijke ‘zwarte gat’ vallen. Eveneens brak hij een lans voor een betere bewaking van de gezondheid van de atleten tijdens de actieve sportloopbaan, omdat overtrainen en overcompetitie een hypotheek dreigen te leggen op hun leven-na-de-sport. In de strijd voor een professionele en ‘propere’ sportbe-oefening wees hij op de noodzakelijke steun van de overheid wereldwijd. Ook dient er nagedacht over een duurzame benutting van de vaak geldverslin-dende infrastructuur na afloop van de Spelen. Met betrekking tot de rol van de sport in onze samenle-ving zei hij optimistisch te zijn gestemd wegens haar sociale relevantie, haar positieve rol bij het verwer-ven van discipline en teamgeest en – indien geen excessen of aberraties – haar positieve invloed op de gezondheid van de mensen.

Jacques Rogge werd met de Gouden Penning gelauwerd omwille van zijn schitterende carrière als een van de meest invloedrijke ‘ambassadeurs’ op het wereldtoneel. Deze onderscheiding wordt door de Koninklijke Vlaamse Academie van België jaarlijks – zij het dit keer met een jaar onderbreking –

uitgereikt aan een persoonlijkheid die met zijn uitzonderlijke loopbaan Vlaanderen internationaal op de kaart heeft gezet.

De laureaat, Gentenaar van geboorte, studeerde geneeskunde aan de Universiteit Gent. Zijn doctors-diploma vulde hij aan met een licentie in de sportgeneeskunde. De actieve belangstelling voor de sport was nooit ver weg. Als zeiler in de Finnklasse nam hij deel aan de Olympische Spelen in Mexico (1986), München (1972) en Montreal (1976). Hij werd zelfs wereldkampioen in het zeilen en behaalde tweemaal een tweede plaats in dezelfde discipline. Ook werd hij tien keer geselec-teerd voor het Belgische rugbyteam.

Mister Clean

Later, na zijn actieve sportcarrière, toonde hij zich begaan met de olympische gedachte en werd hij

tussen 1990 en 1992 voorzit-ter van het Belgisch Olym-pisch en Interfederaal Comité (BOIC). In dezelfde periode (1991) werd hij lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), waar hij zich verdienstelijk maakte binnen de Medische Commissie. Hij werd in 1994 vicevoorzitter van het IOC. In 2001 werd hij de 8ste voorzitter van hetzelfde IOC, in opvolging van de Spanjaard Juan Antonio Samaranch. Vier maanden geleden, op 10 september 2013, heeft Jacques Rogge in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires zijn mandaat doorgegeven aan zijn vice-voorzitter, de Duitser Thomas Bach. Onder zijn

voorzitterschap vonden 3 Olympische Zomerspelen en 3 Olympische Winterspelen plaats.

Tot de belangrijkste verwezenlijkingen onder zijn OIC-voorzitterschap zijn te vermelden: de oprich-ting van de Youth Olympic Games, zijn weerstand tegen de druk om op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro (2016) nieuwe sportdisciplines toe te laten en niet in het minst zijn strijd tegen doping in de sport, wedstrijdvervalsing en illegale gokpraktij-ken. De harde aanpak van het dopinggebruik in de sport leverde hem de bijnaam ‘Mister Clean’ op.Als ere-voorzitter van het IOC heeft hij nu ineens een zee van tijd voor zijn gezin en zijn kleinkinderen, al blijft hij de Olympische competitie nauwgezet volgen en blijft hij lobbyen voor meer sportopvoe-ding.

Gouden Penning 2013

Overhandiging van de Gouden Penning door de voorzitter.

De Academie reikt jaarlijks gemiddeld een elftal prijzen uit. De uiterlijke indieningsdatum van al deze prijzen is 30 april 2014.

Laureaat van de Academie (€ 10000): De Laurea-ten van de Academie zijn de meest prestigieuze prijzen die de Academie uitreikt. Jaarlijks komen alle disciplinegebieden van de Academie in aanmerking. Overeenkomstig de Klassen worden hoogstaande wetenschappers en kunstenaars als Laureaten van de Academie bekroond in de Natuurwetenschappen, Menswetenschappen, Kunsten en Technische Wetenschappen.

Octaaf CALLEBAUTPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijke studie van de kwaliteitsvoeding en meer algemeen van de voedingsomstandighe-den, ook in de derde wereld.

Henri VANDERLINDENPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de sterrenkunde.

Marie-Christiane MASELIS-PRIJS (€ 5000): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de kinderpsychotherapie en/of kinderpsychia-trie.

Mgr. Charles DE CLERCQPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de religieuze geschiedenis van Vlaanderen.

OPROEPEN

Onderscheidingen

Nil Volentibus Arduum (Niets is moeilijk voor hen die willen). Zo luidt de wapenspreuk van Jacques Rogge, die op 11 maart 1993 tot Ridder in de Belgische adelstand werd verheven en wie tien jaar later, op 11 maart 2003, wegens verdienste, de adellijke titel van Graaf werd verleend. Eerst als orthopedisch chirurg en docent sportgeneeskunde aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel, dan als sportbeoefenaar en later, en niet het minst, als hoogste autoriteit van het Internatio-naal Olympisch Comité heeft hij de wapenspreuk in daden omgezet.

Behalve zijn adellijke titels ontving Jacques Rogge diverse eredoctoraten, onder meer die van de Universiteit Gent, de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit van Bakoe, de Semmelweis Universi-teit Budapest en de École polytechnique fédérale de Lausanne. Op 26 november 2012 werd hij benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau wegens zijn verdienstelijk werk in de sport en op 25 september 2013 overhandigde koning Filip hem het Grootkruis in de Kroonorde.

Marc Vanneste

Jacques Rogge maakte van dopingvrije sport het strijdpunt

Jan GILLISPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belang-rijk oorspronkelijk werk i.v.m. de geschiedenis van het wetenschappelijk denken.

Mgr. René LENAERTSPRIJS (€ 2500): Prijs voor een verdienstelijk werk op het gebied van de muziekwetenschap.

Frans VAN CAUWELAERTPRIJS (€ 7500): Wordt in 2014 toegekend in de economische, peda-gogische, psychologische, rechtskundige, sociale en politieke wetenschappen.

Prijzen van de ARBHet is ook mogelijk te kandideren voor de prijzen van de Nationale Belgische Academie, wiens beheer werd overgenomen door de Académie royale de Belgique. Men dient direct bij de ARB te kandideren (http://www.academieroyale.be). Ook hier geldt 30 april 2014.

François DERUYTSPRIJS (prijs te bepalen): Prijs voor een verdienstelijk werk in de meetkunde.

Prijzen van de KVAB

Page 7: Academieberichten 56

6 7

Marc Vanneste

Ere-voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) Jacques Rogge toonde zich tijdens de Openbare Vergadering van de KVAB op 14 december 2013 erg opgetogen over de Gouden Penning die hij uit de handen van voorzitter Ludo Gelders mocht ontvangen. “Ik ben de jongste weken overladen met prijzen en eretekens allerhande, maar de Gouden Penning van de Academie is toch wel heel bijzonder en is van alle onderscheidingen die ik mocht ontvangen, dewelke die mij het diepst raakt”, zei hij in zijn dankwoord.

Daarop had hij het in zijn toespraak ‘De uitdagin-gen van de sport’ over de valkuilen in de sportbe-oefening. Onder anderen citeerde hij terrorisme, gigantisme, de ethische gevaren zoals dopingge-bruik, wedstrijdvervalsing, malafide gokpraktijken en hooliganisme als permanente bedreigingen waartegen waakzaamheid geboden is. Met gigantisme bedoelt hij dat er grenzen moeten worden gesteld aan het aantal atleten en disciplines die tijdens de Olympische Spelen mogen worden toegelaten. In zijn 12-jarige loopbaan als voorzitter van het IOC stelde hij zich ter zake erg strikt op, wat hem, naar eigen zeggen, ook de bijnaam ‘Mister No’ opleverde. Hij pleitte eveneens voor georgani-seerde ‘nazorg’ van de atleten, om te vermijden dat ze na hun actieve sportcar-rière in het spreekwoordelijke ‘zwarte gat’ vallen. Eveneens brak hij een lans voor een betere bewaking van de gezondheid van de atleten tijdens de actieve sportloopbaan, omdat overtrainen en overcompetitie een hypotheek dreigen te leggen op hun leven-na-de-sport. In de strijd voor een professionele en ‘propere’ sportbe-oefening wees hij op de noodzakelijke steun van de overheid wereldwijd. Ook dient er nagedacht over een duurzame benutting van de vaak geldverslin-dende infrastructuur na afloop van de Spelen. Met betrekking tot de rol van de sport in onze samenle-ving zei hij optimistisch te zijn gestemd wegens haar sociale relevantie, haar positieve rol bij het verwer-ven van discipline en teamgeest en – indien geen excessen of aberraties – haar positieve invloed op de gezondheid van de mensen.

Jacques Rogge werd met de Gouden Penning gelauwerd omwille van zijn schitterende carrière als een van de meest invloedrijke ‘ambassadeurs’ op het wereldtoneel. Deze onderscheiding wordt door de Koninklijke Vlaamse Academie van België jaarlijks – zij het dit keer met een jaar onderbreking –

uitgereikt aan een persoonlijkheid die met zijn uitzonderlijke loopbaan Vlaanderen internationaal op de kaart heeft gezet.

De laureaat, Gentenaar van geboorte, studeerde geneeskunde aan de Universiteit Gent. Zijn doctors-diploma vulde hij aan met een licentie in de sportgeneeskunde. De actieve belangstelling voor de sport was nooit ver weg. Als zeiler in de Finnklasse nam hij deel aan de Olympische Spelen in Mexico (1986), München (1972) en Montreal (1976). Hij werd zelfs wereldkampioen in het zeilen en behaalde tweemaal een tweede plaats in dezelfde discipline. Ook werd hij tien keer geselec-teerd voor het Belgische rugbyteam.

Mister Clean

Later, na zijn actieve sportcarrière, toonde hij zich begaan met de olympische gedachte en werd hij

tussen 1990 en 1992 voorzit-ter van het Belgisch Olym-pisch en Interfederaal Comité (BOIC). In dezelfde periode (1991) werd hij lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), waar hij zich verdienstelijk maakte binnen de Medische Commissie. Hij werd in 1994 vicevoorzitter van het IOC. In 2001 werd hij de 8ste voorzitter van hetzelfde IOC, in opvolging van de Spanjaard Juan Antonio Samaranch. Vier maanden geleden, op 10 september 2013, heeft Jacques Rogge in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires zijn mandaat doorgegeven aan zijn vice-voorzitter, de Duitser Thomas Bach. Onder zijn

voorzitterschap vonden 3 Olympische Zomerspelen en 3 Olympische Winterspelen plaats.

Tot de belangrijkste verwezenlijkingen onder zijn OIC-voorzitterschap zijn te vermelden: de oprich-ting van de Youth Olympic Games, zijn weerstand tegen de druk om op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro (2016) nieuwe sportdisciplines toe te laten en niet in het minst zijn strijd tegen doping in de sport, wedstrijdvervalsing en illegale gokpraktij-ken. De harde aanpak van het dopinggebruik in de sport leverde hem de bijnaam ‘Mister Clean’ op.Als ere-voorzitter van het IOC heeft hij nu ineens een zee van tijd voor zijn gezin en zijn kleinkinderen, al blijft hij de Olympische competitie nauwgezet volgen en blijft hij lobbyen voor meer sportopvoe-ding.

Gouden Penning 2013

Overhandiging van de Gouden Penning door de voorzitter.

De Academie reikt jaarlijks gemiddeld een elftal prijzen uit. De uiterlijke indieningsdatum van al deze prijzen is 30 april 2014.

Laureaat van de Academie (€ 10000): De Laurea-ten van de Academie zijn de meest prestigieuze prijzen die de Academie uitreikt. Jaarlijks komen alle disciplinegebieden van de Academie in aanmerking. Overeenkomstig de Klassen worden hoogstaande wetenschappers en kunstenaars als Laureaten van de Academie bekroond in de Natuurwetenschappen, Menswetenschappen, Kunsten en Technische Wetenschappen.

Octaaf CALLEBAUTPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijke studie van de kwaliteitsvoeding en meer algemeen van de voedingsomstandighe-den, ook in de derde wereld.

Henri VANDERLINDENPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de sterrenkunde.

Marie-Christiane MASELIS-PRIJS (€ 5000): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de kinderpsychotherapie en/of kinderpsychia-trie.

Mgr. Charles DE CLERCQPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belangrijk oorspronkelijk werk op het gebied van de religieuze geschiedenis van Vlaanderen.

OPROEPEN

Onderscheidingen

Nil Volentibus Arduum (Niets is moeilijk voor hen die willen). Zo luidt de wapenspreuk van Jacques Rogge, die op 11 maart 1993 tot Ridder in de Belgische adelstand werd verheven en wie tien jaar later, op 11 maart 2003, wegens verdienste, de adellijke titel van Graaf werd verleend. Eerst als orthopedisch chirurg en docent sportgeneeskunde aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel, dan als sportbeoefenaar en later, en niet het minst, als hoogste autoriteit van het Internatio-naal Olympisch Comité heeft hij de wapenspreuk in daden omgezet.

Behalve zijn adellijke titels ontving Jacques Rogge diverse eredoctoraten, onder meer die van de Universiteit Gent, de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit van Bakoe, de Semmelweis Universi-teit Budapest en de École polytechnique fédérale de Lausanne. Op 26 november 2012 werd hij benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau wegens zijn verdienstelijk werk in de sport en op 25 september 2013 overhandigde koning Filip hem het Grootkruis in de Kroonorde.

Marc Vanneste

Jacques Rogge maakte van dopingvrije sport het strijdpunt

Jan GILLISPRIJS (€ 1250): Prijs voor een belang-rijk oorspronkelijk werk i.v.m. de geschiedenis van het wetenschappelijk denken.

Mgr. René LENAERTSPRIJS (€ 2500): Prijs voor een verdienstelijk werk op het gebied van de muziekwetenschap.

Frans VAN CAUWELAERTPRIJS (€ 7500): Wordt in 2014 toegekend in de economische, peda-gogische, psychologische, rechtskundige, sociale en politieke wetenschappen.

Prijzen van de ARBHet is ook mogelijk te kandideren voor de prijzen van de Nationale Belgische Academie, wiens beheer werd overgenomen door de Académie royale de Belgique. Men dient direct bij de ARB te kandideren (http://www.academieroyale.be). Ook hier geldt 30 april 2014.

François DERUYTSPRIJS (prijs te bepalen): Prijs voor een verdienstelijk werk in de meetkunde.

Prijzen van de KVAB

Page 8: Academieberichten 56

8 9

Prijs Vlaams Minister Wetenschapsbeleid oog voor ruim talent RVO-Society

Thomas Vandenberghe

De Roger Van Overstraeten Society werd tijdens Openbare Vergadering van de KVAB bekroond met de Prijs van de Vlaamse Minister voor Weten-schapsbeleid 2013. De RVO-Society coacht techni-sche en wetenschappelijke educatie binnen en buiten het onderwijs. De laureaten van deze prijs blinken uit op het vlak van wetenschapscommuni-catie en dragen zo bij aan de plaats van de weten-schap binnen de samenleving.

De Prijs van de Vlaamse Minister van Wetenschaps-beleid: een erkenning door de Vlaamse Overheid

De Academie reikt om de drie jaar de Prijs van de Vlaamse Minister voor Wetenschapsbeleid uit aan personen of instellingen die erin geslaagd zijn om op voortreffelijke wijze wetenschap binnen het bereik te brengen van het algemeen publiek, een missie die zowel wetenschapspopularisering als -vulgarisering kan omvatten. De prijs wordt al sinds 2000 uitgereikt onder auspiciën van de Vlaamse minister van Wetenschapsbeleid, een functie die op dit ogenblik wordt waargenomen door mevrouw Ingrid Lieten, Viceminister-president van de Vlaamse Regering. Naast de erkenning door de prijs zelf, is er een bedrag van € 7500 aan verbon-den.

Wetenschapscommunicatie eren: al een dik decennium een focus van de Academie

Achtereenvolgens werd de prijs uitgereikt aan EOS- Magazine (2000), het Canvas-programma Overle-ven (2003), Technopolis (2006) en Universiteit Vrije Tijd van het Davidsfonds (het huidige Davidsfonds Academie) (2009). Totnogtoe werden alleen maar instellingen bekroond met deze prijs, hoewel het ook mogelijk is dat personen hem overhandigd krijgen. Sinds vorig jaar organiseert de Academie

RVO-Society bekroond met wetenschapscommunicatie-prijs van de Academie

trouwens ook de Onderscheiding Wetenschaps-communicatie, die specifiek wetenschappers wil bekronen die niettegenstaande hun drukke agenda toch nog de tijd vinden om kwaliteitsvolle projecten te ontplooien.

RVO-society: jongeren enthousiasmeren voor wetenschap(pen)

De RVO-Society past perfect in het rijtje van de vorige laureaten van de prijs. Net als Technopolis en Davidsfonds Academie gaat ook de RVO-Society verder dan louter kennisoverdracht: ze interageren elk op hun eigen manier met hun doelpubliek, gaan voluit in op hun vragen en dragen zo bij tot het publieke bewustzijn van wetenschap. Het Fingerspitzengefühl voor techniek en wetenschap-pen overbrengen op jongeren van 5 tot 25 jaar is de kerntaak van de RVO-Society. Een mooi neven-effect van de jongeren zélf de activiteiten en experimenten te laten doen, is hen motiveren voor studies in wetenschap en technologie.

RVO-Society: nobele en eenvoudige doelstelling, gedegen ingevuld

Na een rondvraag in de verschillende Klassen, kiest de Academie zelf de laureaat van de prijs. Wat opvallend aan de RVO-Society werd bevonden, is hoe ze uitgaande van een vrij eenvoudige basisop-dracht een zeer brede set van activiteiten heeft uitgebouwd. Jongeren worden zowel binnen als buiten het onderwijs betrokken in ervaringsgerichte activiteiten. Binnen het onderwijs gaat de aandacht naar de hele kleuter-, basis-, middelbare en hogere schoolomgeving. De projecten zijn ingedeeld voor de school (de directie, coördinato-ren,…), voor de leerkracht en voor de leerling. Leerkrachten, ICT-cöordinatoren, begeleiders, lerarenopleidingen… worden geïnstrueerd en gecoacht over de projecten van de RVO-Society. De projecten zijn attractief opgesteld en dragen namen als ‘Robbie de Robot’, ‘Chip!Chip!Chip!Hoera’, ‘Op weg met elektron’,… Ervaringen uit het dagelijkse leven worden op een wetenschappelijke manier inzichtelijk gemaakt (‘gecontextualiseerd’). Naast workshops waar de leerlingen op bezoek komen worden er ook materi-aalkoffers gemaakt en kunnen de leraars navormin-gen krijgen.

Betrekking bedrijfsleven

Buiten het onderwijs worden de laatste tijd ook meer en meer rechtstreekse activiteiten ontplooid waaronder het zomerkamp ‘Ingenieur op je 13e’ en ‘de techniekbende’. Aan de andere kant wordt ook het technische en wetenschappelijke midden-veld betrokken: na 10 jaar ervaring in het educatief vertalen van de nieuwste technologieën is RVO-Society voor veel bedrijven een educatieve

Bart Motmans, Raadgever innovatie en wetenschap Kabinet van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media

en Armoedebestrijding die in naam van Viceminister-president Ingrid Lieten sprak

Jo Decuyper,directeur RVO-Society

partner geworden. RVO-Society slaat bruggen tussen innovatie en onderwijs en heeft een groeiende aandacht voor de sociale inbedding van de ingenieur (i.s.m. diverse partners zoals Cera) en voor coöperatief ondernemen, als stichtende vennoot in CORE cvba-so, samen met onder andere Ecopower. Deze integrerende aanpak oefende veel aantrekkingskracht uit op de Acade-mie.

Tenslotte wil de Academie ook aandacht hebben voor de recente keuze van de RVO-Society om in haar werking te focussen op een grote en urgente maatschappelijke uitdaging, de opwarming van het klimaat. Hiervoor ontwikkelt ze educatieve pakketten en opleidingen die het begrip energie bevattelijk en ervaringsgericht overbrengen.

Naar de geest en passie van Roger Van Overstrae-ten

De RVO-Society werd opgericht volgens de ideeën van Roger Van Overstraeten, de stichter en eerste algemeen directeur van imec, die ook lid van de Academie was. Na zijn overlijden ging in 2000 de RVO-Society van start, ondersteund door imec, de Vlaamse universiteiten en een aantal bedrijven. Haar hoofdpartners zijn de Vlaamse overheid, imec, Agoria en Cera.

Nieuwe werkgroepen

Maatschappelijk verantwoord onderne-men en investeren (MVO)

MVO is een continu verbeteringsproces waarbij ondernemingen vrijwillig op systematische wijze economische, milieu- en sociale overwegingen in de gehele bedrijfsvoering opnemen. Overleg met de stakeholders maakt deel uit van dit proces. De werkgroep zal midden 2014 een afgewerkt stand-punt presenteren, waarin nagegaan wordt of MVO effectief een instrument kan zijn om de duurzaam-heid van een onderneming te versterken. De groep bestaat uit personen werkzaam bij organisaties die de sociale positie van de ondernemer centraal stellen, zoals Ondernemers voor Ondernemers, Business and Society en The European Business Network for Corporate Social Responsibility en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de academische wereld.

Informaticaonderwijs in het Primair en Secundair onderwijs

Deze werkgroep bestaat uit leden van de Klassen Technische, Natuur- en Menswetenschappen, en uit een aantal leden van de Jonge Academie, aangevuld met specialisten uit de onderwijs- en bedrijfswereld. Informatica heeft in de laatste vijftig jaar een enorme evolutie gekend en heeft een grote stempel gedrukt op onze samenleving. Dage-lijks zijn we bezig met producten waarin software zit. In de omliggende landen zijn reeds initiatieven genomen om het onderwijs van de informatica drastisch op te waarderen. Deze werkgroep zal bestuderen welke stappen in het Vlaamse onder-wijs moeten gezet worden. Het Standpunt gaat in op hoe – in het leerplichtonderwijs – informatica zowel als een vormend en als een utilitair vak kan gedoceerd worden en wordt in de tweede helft van 2014 verwacht.

De rol van spin-offs in een Innovatiestra-tegie: Risico en Opportuniteiten

Spin-offs vormen een essentiële component van een innovatiegerichte maatschappij en deze nieuwe werkgroep buigt zich over de elementen die de creatie van spin-offs moet aanmoedigen. De werkgroep bestaat uit leden van de Klassen Technische en Natuurwetenschappen en heeft al enkele werkvergaderingen achter de rug, waaruit naar voor kwam dat een correcte ondernemings-attitude meer benadrukt moet worden en dat de incubatieondersteuning van belang is. Er zal ook aandacht besteed worden aan de ‘lessons learned’, nl. wat we kunnen leren uit mislukkingen.

Page 9: Academieberichten 56

8 9

Prijs Vlaams Minister Wetenschapsbeleid oog voor ruim talent RVO-Society

Thomas Vandenberghe

De Roger Van Overstraeten Society werd tijdens Openbare Vergadering van de KVAB bekroond met de Prijs van de Vlaamse Minister voor Weten-schapsbeleid 2013. De RVO-Society coacht techni-sche en wetenschappelijke educatie binnen en buiten het onderwijs. De laureaten van deze prijs blinken uit op het vlak van wetenschapscommuni-catie en dragen zo bij aan de plaats van de weten-schap binnen de samenleving.

De Prijs van de Vlaamse Minister van Wetenschaps-beleid: een erkenning door de Vlaamse Overheid

De Academie reikt om de drie jaar de Prijs van de Vlaamse Minister voor Wetenschapsbeleid uit aan personen of instellingen die erin geslaagd zijn om op voortreffelijke wijze wetenschap binnen het bereik te brengen van het algemeen publiek, een missie die zowel wetenschapspopularisering als -vulgarisering kan omvatten. De prijs wordt al sinds 2000 uitgereikt onder auspiciën van de Vlaamse minister van Wetenschapsbeleid, een functie die op dit ogenblik wordt waargenomen door mevrouw Ingrid Lieten, Viceminister-president van de Vlaamse Regering. Naast de erkenning door de prijs zelf, is er een bedrag van € 7500 aan verbon-den.

Wetenschapscommunicatie eren: al een dik decennium een focus van de Academie

Achtereenvolgens werd de prijs uitgereikt aan EOS- Magazine (2000), het Canvas-programma Overle-ven (2003), Technopolis (2006) en Universiteit Vrije Tijd van het Davidsfonds (het huidige Davidsfonds Academie) (2009). Totnogtoe werden alleen maar instellingen bekroond met deze prijs, hoewel het ook mogelijk is dat personen hem overhandigd krijgen. Sinds vorig jaar organiseert de Academie

RVO-Society bekroond met wetenschapscommunicatie-prijs van de Academie

trouwens ook de Onderscheiding Wetenschaps-communicatie, die specifiek wetenschappers wil bekronen die niettegenstaande hun drukke agenda toch nog de tijd vinden om kwaliteitsvolle projecten te ontplooien.

RVO-society: jongeren enthousiasmeren voor wetenschap(pen)

De RVO-Society past perfect in het rijtje van de vorige laureaten van de prijs. Net als Technopolis en Davidsfonds Academie gaat ook de RVO-Society verder dan louter kennisoverdracht: ze interageren elk op hun eigen manier met hun doelpubliek, gaan voluit in op hun vragen en dragen zo bij tot het publieke bewustzijn van wetenschap. Het Fingerspitzengefühl voor techniek en wetenschap-pen overbrengen op jongeren van 5 tot 25 jaar is de kerntaak van de RVO-Society. Een mooi neven-effect van de jongeren zélf de activiteiten en experimenten te laten doen, is hen motiveren voor studies in wetenschap en technologie.

RVO-Society: nobele en eenvoudige doelstelling, gedegen ingevuld

Na een rondvraag in de verschillende Klassen, kiest de Academie zelf de laureaat van de prijs. Wat opvallend aan de RVO-Society werd bevonden, is hoe ze uitgaande van een vrij eenvoudige basisop-dracht een zeer brede set van activiteiten heeft uitgebouwd. Jongeren worden zowel binnen als buiten het onderwijs betrokken in ervaringsgerichte activiteiten. Binnen het onderwijs gaat de aandacht naar de hele kleuter-, basis-, middelbare en hogere schoolomgeving. De projecten zijn ingedeeld voor de school (de directie, coördinato-ren,…), voor de leerkracht en voor de leerling. Leerkrachten, ICT-cöordinatoren, begeleiders, lerarenopleidingen… worden geïnstrueerd en gecoacht over de projecten van de RVO-Society. De projecten zijn attractief opgesteld en dragen namen als ‘Robbie de Robot’, ‘Chip!Chip!Chip!Hoera’, ‘Op weg met elektron’,… Ervaringen uit het dagelijkse leven worden op een wetenschappelijke manier inzichtelijk gemaakt (‘gecontextualiseerd’). Naast workshops waar de leerlingen op bezoek komen worden er ook materi-aalkoffers gemaakt en kunnen de leraars navormin-gen krijgen.

Betrekking bedrijfsleven

Buiten het onderwijs worden de laatste tijd ook meer en meer rechtstreekse activiteiten ontplooid waaronder het zomerkamp ‘Ingenieur op je 13e’ en ‘de techniekbende’. Aan de andere kant wordt ook het technische en wetenschappelijke midden-veld betrokken: na 10 jaar ervaring in het educatief vertalen van de nieuwste technologieën is RVO-Society voor veel bedrijven een educatieve

Bart Motmans, Raadgever innovatie en wetenschap Kabinet van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media

en Armoedebestrijding die in naam van Viceminister-president Ingrid Lieten sprak

Jo Decuyper,directeur RVO-Society

partner geworden. RVO-Society slaat bruggen tussen innovatie en onderwijs en heeft een groeiende aandacht voor de sociale inbedding van de ingenieur (i.s.m. diverse partners zoals Cera) en voor coöperatief ondernemen, als stichtende vennoot in CORE cvba-so, samen met onder andere Ecopower. Deze integrerende aanpak oefende veel aantrekkingskracht uit op de Acade-mie.

Tenslotte wil de Academie ook aandacht hebben voor de recente keuze van de RVO-Society om in haar werking te focussen op een grote en urgente maatschappelijke uitdaging, de opwarming van het klimaat. Hiervoor ontwikkelt ze educatieve pakketten en opleidingen die het begrip energie bevattelijk en ervaringsgericht overbrengen.

Naar de geest en passie van Roger Van Overstrae-ten

De RVO-Society werd opgericht volgens de ideeën van Roger Van Overstraeten, de stichter en eerste algemeen directeur van imec, die ook lid van de Academie was. Na zijn overlijden ging in 2000 de RVO-Society van start, ondersteund door imec, de Vlaamse universiteiten en een aantal bedrijven. Haar hoofdpartners zijn de Vlaamse overheid, imec, Agoria en Cera.

Nieuwe werkgroepen

Maatschappelijk verantwoord onderne-men en investeren (MVO)

MVO is een continu verbeteringsproces waarbij ondernemingen vrijwillig op systematische wijze economische, milieu- en sociale overwegingen in de gehele bedrijfsvoering opnemen. Overleg met de stakeholders maakt deel uit van dit proces. De werkgroep zal midden 2014 een afgewerkt stand-punt presenteren, waarin nagegaan wordt of MVO effectief een instrument kan zijn om de duurzaam-heid van een onderneming te versterken. De groep bestaat uit personen werkzaam bij organisaties die de sociale positie van de ondernemer centraal stellen, zoals Ondernemers voor Ondernemers, Business and Society en The European Business Network for Corporate Social Responsibility en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de academische wereld.

Informaticaonderwijs in het Primair en Secundair onderwijs

Deze werkgroep bestaat uit leden van de Klassen Technische, Natuur- en Menswetenschappen, en uit een aantal leden van de Jonge Academie, aangevuld met specialisten uit de onderwijs- en bedrijfswereld. Informatica heeft in de laatste vijftig jaar een enorme evolutie gekend en heeft een grote stempel gedrukt op onze samenleving. Dage-lijks zijn we bezig met producten waarin software zit. In de omliggende landen zijn reeds initiatieven genomen om het onderwijs van de informatica drastisch op te waarderen. Deze werkgroep zal bestuderen welke stappen in het Vlaamse onder-wijs moeten gezet worden. Het Standpunt gaat in op hoe – in het leerplichtonderwijs – informatica zowel als een vormend en als een utilitair vak kan gedoceerd worden en wordt in de tweede helft van 2014 verwacht.

De rol van spin-offs in een Innovatiestra-tegie: Risico en Opportuniteiten

Spin-offs vormen een essentiële component van een innovatiegerichte maatschappij en deze nieuwe werkgroep buigt zich over de elementen die de creatie van spin-offs moet aanmoedigen. De werkgroep bestaat uit leden van de Klassen Technische en Natuurwetenschappen en heeft al enkele werkvergaderingen achter de rug, waaruit naar voor kwam dat een correcte ondernemings-attitude meer benadrukt moet worden en dat de incubatieondersteuning van belang is. Er zal ook aandacht besteed worden aan de ‘lessons learned’, nl. wat we kunnen leren uit mislukkingen.

Page 10: Academieberichten 56

UITGELICHT

10 11

Professor Jan Eeckhout pleit voor grondige hervorming arbeidsmarkt

Werkzekerheid te verkiezen boven jobzekerheidMarc Vanneste

Het eerste luik van het Denkersprogramma zit er haast op. Het kwam, zoals bekend, tot stand na ruggespraak met de Vlaamse overheid en Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Ingrid Lieten in het bijzonder. De eerste denkerscyclus was er een met envergure. De opdracht bestond erin om het gigantische probleem van de jeugdwerkloosheid met het ontleedmes te ontrafelen en een passende therapie voor te stellen. De Denker op wie de Academie een beroep heeft gedaan is Jan Eeckhout, professor aan het University College London en UPF Barcelona. Hij is in zijn domein een autoriteit met internationale renommée. Tijdens het congres van woensdag 11 december in het Paleis der Academiën, heeft hij zijn eindconclusies bekend-gemaakt. Samen met het team van deskundigen van de Academie die hem in zijn taak bijstonden, prijst hij zonder omwegen de radicale hervorming van de arbeidsmarkt aan als redmiddel. Zo zou het rigide systeem van jobzekerheid zoals wij dat in België kennen, dienen op te schuiven naar een soepel systeem van werkzekerheid (‘flexicurity’ in het jargon). Het officiële rapport met de schriftelijke bevindingen van het denkwerk zal in mei 2014 worden voorgesteld. Over de lijnen waarlangs het denkproces verliep en wat de Denker er zelf van verwacht, volgt hieronder een gesprek.

Hoe schat u de kansen in dat de overheid en de betrokken instanties rekening houden met de advie-zen van dit Denkersprogramma?

Jan Eeckhout: “Ik ben realist genoeg om te beseffen dat er tussen advies en concretisering van onze voorstellen een brede afgrond gaapt. Of ons land ooit het systeem van ‘flexicurity’ zal omarmen, hangt af van de politieke wil van de beleidsmensen, de bereidheid van instanties als de RVA-VDAB, de Hoge Raad van Werkgelegenheid en de sociale partners, meer bepaald de vakbonden en werkgeversorganisa-ties. Zowel de vakbonden als de werkgevers hebben hun reserves tegen het systeem van ‘flexicurity’ of werkzekerheid. De vakbonden omar-men een stelsel van jobzekerheid omdat het hen het best uitkomt om hun opdracht, de bescherming en het afdingen van loonafspraken, na te komen. De werkgevers zijn sceptisch omdat flexibiliteit valt of staat met de efficiëntie van de bedrijfsorganisatie. Ook leert de

ervaring in een land als Denemarken dat in een systeem van ‘flexicurity’, de loonkost toeneemt, terwijl de loonhandicap in België met onze buurlan-den vanuit werkgevershoek onder vuur wordt geno-men. Wij, academici, kunnen de toestand alleen maar ontleden en op basis van ons onderzoek zeggen waar het op staat en proberen de andere partijen van ons gelijk te overtuigen. Niet voor niets werden bij wijze van zachte lobbying tijdens het congres van 11 december de belangrijkste spelers in het veld uitgenodigd, zijnde de werkgevers- en middenstandorganisaties, de vakbonden, de diensten voor arbeidsbemiddeling en de politiek in de persoon van Minister van Werk Monica De Coninck.”

Door wie werd u benaderd en vergde het van uwentwege veel bedenktijd om mee te stappen n het Denkersprogramma van de KVAB?

Jan Eeckhout: “Academielid Joep Konings, profes-sor economie aan de KU Leuven en ikzelf zijn goede collega’s. We appreciëren elkaars werk en kennen elkaar van in Londen. Als zo iemand je vraagt om mee te stappen in een initiatief als het Denkerspro-gramma, dan weet je dat de vraag gefundeerd is en hoef je niet lang te aarzelen om ja te zeggen. Bovendien trok het project me aan omdat het buiten de academische grenzen tekent en gericht is op het grote publiek.”

Hoe is de samenwerking verlopen met de overige leden van de Academie en de andere spelers in het veld en hoe werd het vraagstuk aangepakt?

Jan Eeckhout: “Van meet af aan hadden we de bedoeling om over de Belgische muurtjes heen te kijken en te zien hoe de organisatie van de arbeids-

markt in andere landen is georgani-seerd. We botsten binnen de EU op twee werelden. Noordelijke landen, met naties als Denemarken en Duitsland staan lijnrecht tegenover landen uit het Middellandse Zeege-bied zoals Portugal, Spanje, Grieken-land en Frankrijk. Het plaatje is voldoende gekend. In Duitsland vonden tussen 2003 en 2005 ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt plaats, waar de nadruk is komen te liggen op flexibiliteit en waar de rechten van werklozen en bijstandsgerechtigden flink werden ingeperkt. Een soortgelijke hervor-ming werd eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw al doorgevoerd in Denemarken. Te oordelen naar de lage werkloosheidsgraad daar was het een succesvolle operatie. Landen zoals Spanje, Portugal,

Over gelijkheid gesproken, de loonvorming op basis van competenties geeft de vrouw betere kansen op de arbeidsmarkt en kan ook de loonkloof met haar mannelijke collega’s verminderen. Een vrouw met kinderzorg in een gezin met drie kinderen, zal, wat betreft loonopbouw, in ons land algauw aankij-ken tegen een achterstand van 6 jaar als gevolg van evenveel gederfde jaren. In een systeem waar lonen op basis van competenties worden gezet, zal dat veel minder zijn. Uiteindelijk zijn in Denemarken vrouwen veel actiever op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd, en in, voor België, eerder typisch mannelijke sectoren.”

Sociaal vangnet

“Het ‘flexicurity’ model kan pas naar behoren functioneren met een degelijk sociaal vangnet voor mensen die even de rol met de arbeidsmarkt hebben gelost. In Denemarken krijgen werklozen een hoge uitkering, die het laatste loon dicht bena-dert. Maar ze blijven veel minder lang ‘hangen’ in de toestand van non-activiteit omdat de hele arbeidsorganisa-tie afgestemd is op het snel vinden van een nieuwe baan. Uiteindelijk komt dit de overheid goedkoper uit. Werklozen zijn duurder dan bij ons, maar de periode dat ze moeten stempe-len is van veel kortere duur.”

Hoe kijkt u aan tegen een hervorming van het onderwijssysteem, waarbij de schoolse opleiding beter op de noden van het bedrijfsleven is afgestemd? In Zwitserland is het systeem van werkplekleren voor de maakindustrie algemeen ingeburgerd. En bij ons in België zijn de Syntra-opleidingen op een zelfde leest geschoeid. Ze kunnen puike effectiviteitcijfers voorleggen. 85 % van de werkplekopgeleiden zou binnen de 6 maan-den een vaste baan hebben. Ook zou dit systeem van onderwijs bevorderlijk zijn voor een positieve arbeidsattitude.

Jan Eeckhout: “Het kan nooit slecht zijn om het onderwijs maximaal af te stemmen op de noden van het bedrijfsleven. Maar – en ook dit is de ervaring in Denemarken – de beste leerschool blijkt vaak de werkvloer zelf. Binnen de onderneming doet men onbetaalbare ervaring op, verwerft men competenties die men als pas afgestudeerde nooit kan voorleggen. Bedrijven moeten dan wel bereid zijn om minder ervaren werkkrachten kansen te geven en zelf voor de opleiding in te staan.”Overheden, zij het op Europees, federaal of regionaal niveau onderkennen het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid en pakken uit met allerhande initiatieven om het te verhelpen. Systemen zoals de ‘jongerengarantie’ gelanceerd door de Europese Commissie, de ‘instapstage’ van de Belgische federale overheid en het ‘jeugdwerk-plan’ van de Vlaamse overheid doorkruisen elkaar of vullen elkaar aan. Wat denkt u van al deze maat-regelen?

Jan Eeckhout: “Op zich zijn dat allemaal verdienste-lijke voorstellen, maar ik vrees dat ze een marginaal effect zullen hebben, zolang de arbeidsmarkt in diverse landen van de EU niet grondig is hervormd.

Denemarken kan hiervoor model staan. Samen met de andere collega’s van het Denkerspro-gramma zal ik blijven pleiten voor een arbeidsmodel waar flexibiliteit en werkzekerheid voorop staan. Hopelijk slagen wij erin om alle betrokken partijen en de politiek van ons gelijk te overtuigen.”

Griekenland en Frankrijk daarentegen kampen met een torenhoge werkloosheid, toestand die weliswaar werd aangescherpt door eerst de financi-ele crisis, later door de recessie waar Europa zich nu in bevindt.

Helaas valt te constateren dat ons land eerder aansluiting vindt bij het peloton van de landen aan de Middellandse Zee dan die van het Noord-Europa. In België bedraagt de jeugdwerkloosheid 23 %. Dat is ongeveer driemaal het percentage van de algemene werkloosheid. In economisch gunstige tijden is de jeugdwerkloosheid het dubbele van de algemene werkloosheid. Rooskleurig kan je de situatie bij ons niet noemen. Wanneer men in deze context over België spreekt, bedoel ik het land met de drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijke Gewest. Ze zijn, mijns inziens, niet los van elkaar te bekijken. Vlaanderen pleegt wel eens te pronken met zijn dynamische economie, maar eigenlijk is de situatie in het Vlaamse landsgedeelte, als je die afzet tegen de aangehaalde voorbeelden van Denemarken en Duitsland, niet zo riant te noemen.”

Welke is volgens u de weg die moet worden bewan-deld om uit het dal te klimmen?

Jan Eeckhout: “In betere tijden bedraagt de algemene werkloosheidsgraad in Denemarken 3 %. Nu, in volle tijden van recessie, spreken we daar van een werkloosheidsgraad van 5 %. Volgens een economische wetmatigheid moet je dit cijfer met twee vermenigvuldigen, wil je een idee hebben van de jeugdwerkloosheid. Die bedraagt dus in Dene-marken 10 % tegenover 23 % in België.

Het duurt gewoon langer vooraleer jongeren een plaatsje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. En met jeugd bedoel ik jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 25 jaar. Men moet echter voorzichtig zijn met het opplakken van het etiket ‘werkloos’, want heel wat jonge mensen zijn tussen hun 18de en 22ste benomen door hun studies. De onderzoeksgroep van het Denkerspro-gramma is tot de slotsom gekomen dat, wil België de jeugdwerkloosheid (en ook de algemene werkloosheid) oplossen, er zich een ingrijpende hervorming van de arbeidsmarkt opdringt. En hiervoor kan de Deense visie model staan. De reorganisatie die daar is doorgevoerd, steunt op drie pijlers: 1. activering, 2. flexibiliteit en 3. een degelijk sociaal vangnet, zij het tijdelijk, voor mensen die even uit de boot vallen.”

Activering

“In Denemarken zal iemand die zijn baan verliest hoogstens gedurende drie maanden werkloos zijn. Bij ons bestaat helaas zoiets als de categorie ‘langdurig werklozen’ met inactiviteitsperiodes van 3 jaar en langer. Dat een werkloze in Denemarken snel weer zijn intrede maakt op de arbeidsmarkt komt door de intense activering. De mensen van de arbeidsbemiddeling spelen er bijzonder kort op de bal. Hier bij ons zal de VDAB een werkzoekende om de 6 tot 7 weken uitnodigen om de stand van zijn dossier te bespreken. In Denemarken wordt je zoektocht naar een job om de drie, vier dagen besproken, geëvalueerd, bijgestuurd. Let wel, zo’n systeem van intense activering vergt extra middelen en personeel, het valt dus vrij duur uit.”

Flexibiliteit

“Hét instrument dat een arbeidsconsulent in Dene-marken in handen krijgt, om werkzoekenden snel aan een nieuwe job te helpen, is een flexibel ingerichte arbeidsmarkt. Zo’n soepele aanpak vergt snelle ontslagprocedures en vlotte aanwervingsre-gels. Bij de Denen primeert, zoals gezegd, werkze-kerheid boven jobzekerheid. De loonzetting gebeurt er op basis van kwalificaties, competenties, ervaring, productiviteit, efficiëntie. Het salaris is er ook meer dan een louter pecuniaire vergoeding, zaken als een bedrijfswagen, compensaties, verze-keringen, mogelijkheid tot kinderopvang maken evengoed deel uit van de verloning. Een barema opbouw gebaseerd op anciënniteit, zoals bij ons gebruikelijk is, komt er niet voor. Dat verklaart waarom in Denemarken het ambtenarenstatuut, dat stoelt op een baremieke verloning volgens

dienstjaren, onbestaande is. Noch-tans blijkt uit tevredenheidsstudies dat de arbeidsvoldoening er hoog scoort. Dat komt omdat het systeem van flexibiliteit geldt voor het hele scala van arbeidsaanbod. Zowel jobs uit het hogere segment als banen voor lager opgeleiden zijn soepel hanteerbaar. In ons (Belgisch) systeem is flexibiliteit meestal synoniem met minder interessante jobs voor lager opgelei-den. Zo ontstaat een soort ‘duale’ arbeidsmarkt met betere en inferieure tewerkstellingskansen, dat ongelijkheid creëert en een gevoel van onrechtvaardigheid opwekt. In een systeem met werkzekerheid (‘flexicurity’) komen deze spannin-gen minder voor.

Jan Eeckhout Torben Andersen van de Aarhus University, Denemarken, die het

had over het ‘flexicurity’-systeem

UITGELICHT

10 11

Professor Jan Eeckhout pleit voor grondige hervorming arbeidsmarkt

Werkzekerheid te verkiezen boven jobzekerheidMarc Vanneste

Het eerste luik van het Denkersprogramma zit er haast op. Het kwam, zoals bekend, tot stand na ruggespraak met de Vlaamse overheid en Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Ingrid Lieten in het bijzonder. De eerste denkerscyclus was er een met envergure. De opdracht bestond erin om het gigantische probleem van de jeugdwerkloosheid met het ontleedmes te ontrafelen en een passende therapie voor te stellen. De Denker op wie de Academie een beroep heeft gedaan is Jan Eeckhout, professor aan het University College London en UPF Barcelona. Hij is in zijn domein een autoriteit met internationale renommée. Tijdens het congres van woensdag 11 december in het Paleis der Academiën, heeft hij zijn eindconclusies bekend-gemaakt. Samen met het team van deskundigen van de Academie die hem in zijn taak bijstonden, prijst hij zonder omwegen de radicale hervorming van de arbeidsmarkt aan als redmiddel. Zo zou het rigide systeem van jobzekerheid zoals wij dat in België kennen, dienen op te schuiven naar een soepel systeem van werkzekerheid (‘flexicurity’ in het jargon). Het officiële rapport met de schriftelijke bevindingen van het denkwerk zal in mei 2014 worden voorgesteld. Over de lijnen waarlangs het denkproces verliep en wat de Denker er zelf van verwacht, volgt hieronder een gesprek.

Hoe schat u de kansen in dat de overheid en de betrokken instanties rekening houden met de advie-zen van dit Denkersprogramma?

Jan Eeckhout: “Ik ben realist genoeg om te beseffen dat er tussen advies en concretisering van onze voorstellen een brede afgrond gaapt. Of ons land ooit het systeem van ‘flexicurity’ zal omarmen, hangt af van de politieke wil van de beleidsmensen, de bereidheid van instanties als de RVA-VDAB, de Hoge Raad van Werkgelegenheid en de sociale partners, meer bepaald de vakbonden en werkgeversorganisa-ties. Zowel de vakbonden als de werkgevers hebben hun reserves tegen het systeem van ‘flexicurity’ of werkzekerheid. De vakbonden omar-men een stelsel van jobzekerheid omdat het hen het best uitkomt om hun opdracht, de bescherming en het afdingen van loonafspraken, na te komen. De werkgevers zijn sceptisch omdat flexibiliteit valt of staat met de efficiëntie van de bedrijfsorganisatie. Ook leert de

ervaring in een land als Denemarken dat in een systeem van ‘flexicurity’, de loonkost toeneemt, terwijl de loonhandicap in België met onze buurlan-den vanuit werkgevershoek onder vuur wordt geno-men. Wij, academici, kunnen de toestand alleen maar ontleden en op basis van ons onderzoek zeggen waar het op staat en proberen de andere partijen van ons gelijk te overtuigen. Niet voor niets werden bij wijze van zachte lobbying tijdens het congres van 11 december de belangrijkste spelers in het veld uitgenodigd, zijnde de werkgevers- en middenstandorganisaties, de vakbonden, de diensten voor arbeidsbemiddeling en de politiek in de persoon van Minister van Werk Monica De Coninck.”

Door wie werd u benaderd en vergde het van uwentwege veel bedenktijd om mee te stappen n het Denkersprogramma van de KVAB?

Jan Eeckhout: “Academielid Joep Konings, profes-sor economie aan de KU Leuven en ikzelf zijn goede collega’s. We appreciëren elkaars werk en kennen elkaar van in Londen. Als zo iemand je vraagt om mee te stappen in een initiatief als het Denkerspro-gramma, dan weet je dat de vraag gefundeerd is en hoef je niet lang te aarzelen om ja te zeggen. Bovendien trok het project me aan omdat het buiten de academische grenzen tekent en gericht is op het grote publiek.”

Hoe is de samenwerking verlopen met de overige leden van de Academie en de andere spelers in het veld en hoe werd het vraagstuk aangepakt?

Jan Eeckhout: “Van meet af aan hadden we de bedoeling om over de Belgische muurtjes heen te kijken en te zien hoe de organisatie van de arbeids-

markt in andere landen is georgani-seerd. We botsten binnen de EU op twee werelden. Noordelijke landen, met naties als Denemarken en Duitsland staan lijnrecht tegenover landen uit het Middellandse Zeege-bied zoals Portugal, Spanje, Grieken-land en Frankrijk. Het plaatje is voldoende gekend. In Duitsland vonden tussen 2003 en 2005 ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt plaats, waar de nadruk is komen te liggen op flexibiliteit en waar de rechten van werklozen en bijstandsgerechtigden flink werden ingeperkt. Een soortgelijke hervor-ming werd eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw al doorgevoerd in Denemarken. Te oordelen naar de lage werkloosheidsgraad daar was het een succesvolle operatie. Landen zoals Spanje, Portugal,

Over gelijkheid gesproken, de loonvorming op basis van competenties geeft de vrouw betere kansen op de arbeidsmarkt en kan ook de loonkloof met haar mannelijke collega’s verminderen. Een vrouw met kinderzorg in een gezin met drie kinderen, zal, wat betreft loonopbouw, in ons land algauw aankij-ken tegen een achterstand van 6 jaar als gevolg van evenveel gederfde jaren. In een systeem waar lonen op basis van competenties worden gezet, zal dat veel minder zijn. Uiteindelijk zijn in Denemarken vrouwen veel actiever op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd, en in, voor België, eerder typisch mannelijke sectoren.”

Sociaal vangnet

“Het ‘flexicurity’ model kan pas naar behoren functioneren met een degelijk sociaal vangnet voor mensen die even de rol met de arbeidsmarkt hebben gelost. In Denemarken krijgen werklozen een hoge uitkering, die het laatste loon dicht bena-dert. Maar ze blijven veel minder lang ‘hangen’ in de toestand van non-activiteit omdat de hele arbeidsorganisa-tie afgestemd is op het snel vinden van een nieuwe baan. Uiteindelijk komt dit de overheid goedkoper uit. Werklozen zijn duurder dan bij ons, maar de periode dat ze moeten stempe-len is van veel kortere duur.”

Hoe kijkt u aan tegen een hervorming van het onderwijssysteem, waarbij de schoolse opleiding beter op de noden van het bedrijfsleven is afgestemd? In Zwitserland is het systeem van werkplekleren voor de maakindustrie algemeen ingeburgerd. En bij ons in België zijn de Syntra-opleidingen op een zelfde leest geschoeid. Ze kunnen puike effectiviteitcijfers voorleggen. 85 % van de werkplekopgeleiden zou binnen de 6 maan-den een vaste baan hebben. Ook zou dit systeem van onderwijs bevorderlijk zijn voor een positieve arbeidsattitude.

Jan Eeckhout: “Het kan nooit slecht zijn om het onderwijs maximaal af te stemmen op de noden van het bedrijfsleven. Maar – en ook dit is de ervaring in Denemarken – de beste leerschool blijkt vaak de werkvloer zelf. Binnen de onderneming doet men onbetaalbare ervaring op, verwerft men competenties die men als pas afgestudeerde nooit kan voorleggen. Bedrijven moeten dan wel bereid zijn om minder ervaren werkkrachten kansen te geven en zelf voor de opleiding in te staan.”Overheden, zij het op Europees, federaal of regionaal niveau onderkennen het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid en pakken uit met allerhande initiatieven om het te verhelpen. Systemen zoals de ‘jongerengarantie’ gelanceerd door de Europese Commissie, de ‘instapstage’ van de Belgische federale overheid en het ‘jeugdwerk-plan’ van de Vlaamse overheid doorkruisen elkaar of vullen elkaar aan. Wat denkt u van al deze maat-regelen?

Jan Eeckhout: “Op zich zijn dat allemaal verdienste-lijke voorstellen, maar ik vrees dat ze een marginaal effect zullen hebben, zolang de arbeidsmarkt in diverse landen van de EU niet grondig is hervormd.

Denemarken kan hiervoor model staan. Samen met de andere collega’s van het Denkerspro-gramma zal ik blijven pleiten voor een arbeidsmodel waar flexibiliteit en werkzekerheid voorop staan. Hopelijk slagen wij erin om alle betrokken partijen en de politiek van ons gelijk te overtuigen.”

Griekenland en Frankrijk daarentegen kampen met een torenhoge werkloosheid, toestand die weliswaar werd aangescherpt door eerst de financi-ele crisis, later door de recessie waar Europa zich nu in bevindt.

Helaas valt te constateren dat ons land eerder aansluiting vindt bij het peloton van de landen aan de Middellandse Zee dan die van het Noord-Europa. In België bedraagt de jeugdwerkloosheid 23 %. Dat is ongeveer driemaal het percentage van de algemene werkloosheid. In economisch gunstige tijden is de jeugdwerkloosheid het dubbele van de algemene werkloosheid. Rooskleurig kan je de situatie bij ons niet noemen. Wanneer men in deze context over België spreekt, bedoel ik het land met de drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijke Gewest. Ze zijn, mijns inziens, niet los van elkaar te bekijken. Vlaanderen pleegt wel eens te pronken met zijn dynamische economie, maar eigenlijk is de situatie in het Vlaamse landsgedeelte, als je die afzet tegen de aangehaalde voorbeelden van Denemarken en Duitsland, niet zo riant te noemen.”

Welke is volgens u de weg die moet worden bewan-deld om uit het dal te klimmen?

Jan Eeckhout: “In betere tijden bedraagt de algemene werkloosheidsgraad in Denemarken 3 %. Nu, in volle tijden van recessie, spreken we daar van een werkloosheidsgraad van 5 %. Volgens een economische wetmatigheid moet je dit cijfer met twee vermenigvuldigen, wil je een idee hebben van de jeugdwerkloosheid. Die bedraagt dus in Dene-marken 10 % tegenover 23 % in België.

Het duurt gewoon langer vooraleer jongeren een plaatsje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. En met jeugd bedoel ik jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 25 jaar. Men moet echter voorzichtig zijn met het opplakken van het etiket ‘werkloos’, want heel wat jonge mensen zijn tussen hun 18de en 22ste benomen door hun studies. De onderzoeksgroep van het Denkerspro-gramma is tot de slotsom gekomen dat, wil België de jeugdwerkloosheid (en ook de algemene werkloosheid) oplossen, er zich een ingrijpende hervorming van de arbeidsmarkt opdringt. En hiervoor kan de Deense visie model staan. De reorganisatie die daar is doorgevoerd, steunt op drie pijlers: 1. activering, 2. flexibiliteit en 3. een degelijk sociaal vangnet, zij het tijdelijk, voor mensen die even uit de boot vallen.”

Activering

“In Denemarken zal iemand die zijn baan verliest hoogstens gedurende drie maanden werkloos zijn. Bij ons bestaat helaas zoiets als de categorie ‘langdurig werklozen’ met inactiviteitsperiodes van 3 jaar en langer. Dat een werkloze in Denemarken snel weer zijn intrede maakt op de arbeidsmarkt komt door de intense activering. De mensen van de arbeidsbemiddeling spelen er bijzonder kort op de bal. Hier bij ons zal de VDAB een werkzoekende om de 6 tot 7 weken uitnodigen om de stand van zijn dossier te bespreken. In Denemarken wordt je zoektocht naar een job om de drie, vier dagen besproken, geëvalueerd, bijgestuurd. Let wel, zo’n systeem van intense activering vergt extra middelen en personeel, het valt dus vrij duur uit.”

Flexibiliteit

“Hét instrument dat een arbeidsconsulent in Dene-marken in handen krijgt, om werkzoekenden snel aan een nieuwe job te helpen, is een flexibel ingerichte arbeidsmarkt. Zo’n soepele aanpak vergt snelle ontslagprocedures en vlotte aanwervingsre-gels. Bij de Denen primeert, zoals gezegd, werkze-kerheid boven jobzekerheid. De loonzetting gebeurt er op basis van kwalificaties, competenties, ervaring, productiviteit, efficiëntie. Het salaris is er ook meer dan een louter pecuniaire vergoeding, zaken als een bedrijfswagen, compensaties, verze-keringen, mogelijkheid tot kinderopvang maken evengoed deel uit van de verloning. Een barema opbouw gebaseerd op anciënniteit, zoals bij ons gebruikelijk is, komt er niet voor. Dat verklaart waarom in Denemarken het ambtenarenstatuut, dat stoelt op een baremieke verloning volgens

dienstjaren, onbestaande is. Noch-tans blijkt uit tevredenheidsstudies dat de arbeidsvoldoening er hoog scoort. Dat komt omdat het systeem van flexibiliteit geldt voor het hele scala van arbeidsaanbod. Zowel jobs uit het hogere segment als banen voor lager opgeleiden zijn soepel hanteerbaar. In ons (Belgisch) systeem is flexibiliteit meestal synoniem met minder interessante jobs voor lager opgelei-den. Zo ontstaat een soort ‘duale’ arbeidsmarkt met betere en inferieure tewerkstellingskansen, dat ongelijkheid creëert en een gevoel van onrechtvaardigheid opwekt. In een systeem met werkzekerheid (‘flexicurity’) komen deze spannin-gen minder voor.

Jan Eeckhout Torben Andersen van de Aarhus University, Denemarken, die het

had over het ‘flexicurity’-systeem

Page 11: Academieberichten 56

UITGELICHT

10 11

Professor Jan Eeckhout pleit voor grondige hervorming arbeidsmarkt

Werkzekerheid te verkiezen boven jobzekerheidMarc Vanneste

Het eerste luik van het Denkersprogramma zit er haast op. Het kwam, zoals bekend, tot stand na ruggespraak met de Vlaamse overheid en Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Ingrid Lieten in het bijzonder. De eerste denkerscyclus was er een met envergure. De opdracht bestond erin om het gigantische probleem van de jeugdwerkloosheid met het ontleedmes te ontrafelen en een passende therapie voor te stellen. De Denker op wie de Academie een beroep heeft gedaan is Jan Eeckhout, professor aan het University College London en UPF Barcelona. Hij is in zijn domein een autoriteit met internationale renommée. Tijdens het congres van woensdag 11 december in het Paleis der Academiën, heeft hij zijn eindconclusies bekend-gemaakt. Samen met het team van deskundigen van de Academie die hem in zijn taak bijstonden, prijst hij zonder omwegen de radicale hervorming van de arbeidsmarkt aan als redmiddel. Zo zou het rigide systeem van jobzekerheid zoals wij dat in België kennen, dienen op te schuiven naar een soepel systeem van werkzekerheid (‘flexicurity’ in het jargon). Het officiële rapport met de schriftelijke bevindingen van het denkwerk zal in mei 2014 worden voorgesteld. Over de lijnen waarlangs het denkproces verliep en wat de Denker er zelf van verwacht, volgt hieronder een gesprek.

Hoe schat u de kansen in dat de overheid en de betrokken instanties rekening houden met de advie-zen van dit Denkersprogramma?

Jan Eeckhout: “Ik ben realist genoeg om te beseffen dat er tussen advies en concretisering van onze voorstellen een brede afgrond gaapt. Of ons land ooit het systeem van ‘flexicurity’ zal omarmen, hangt af van de politieke wil van de beleidsmensen, de bereidheid van instanties als de RVA-VDAB, de Hoge Raad van Werkgelegenheid en de sociale partners, meer bepaald de vakbonden en werkgeversorganisa-ties. Zowel de vakbonden als de werkgevers hebben hun reserves tegen het systeem van ‘flexicurity’ of werkzekerheid. De vakbonden omar-men een stelsel van jobzekerheid omdat het hen het best uitkomt om hun opdracht, de bescherming en het afdingen van loonafspraken, na te komen. De werkgevers zijn sceptisch omdat flexibiliteit valt of staat met de efficiëntie van de bedrijfsorganisatie. Ook leert de

ervaring in een land als Denemarken dat in een systeem van ‘flexicurity’, de loonkost toeneemt, terwijl de loonhandicap in België met onze buurlan-den vanuit werkgevershoek onder vuur wordt geno-men. Wij, academici, kunnen de toestand alleen maar ontleden en op basis van ons onderzoek zeggen waar het op staat en proberen de andere partijen van ons gelijk te overtuigen. Niet voor niets werden bij wijze van zachte lobbying tijdens het congres van 11 december de belangrijkste spelers in het veld uitgenodigd, zijnde de werkgevers- en middenstandorganisaties, de vakbonden, de diensten voor arbeidsbemiddeling en de politiek in de persoon van Minister van Werk Monica De Coninck.”

Door wie werd u benaderd en vergde het van uwentwege veel bedenktijd om mee te stappen n het Denkersprogramma van de KVAB?

Jan Eeckhout: “Academielid Joep Konings, profes-sor economie aan de KU Leuven en ikzelf zijn goede collega’s. We appreciëren elkaars werk en kennen elkaar van in Londen. Als zo iemand je vraagt om mee te stappen in een initiatief als het Denkerspro-gramma, dan weet je dat de vraag gefundeerd is en hoef je niet lang te aarzelen om ja te zeggen. Bovendien trok het project me aan omdat het buiten de academische grenzen tekent en gericht is op het grote publiek.”

Hoe is de samenwerking verlopen met de overige leden van de Academie en de andere spelers in het veld en hoe werd het vraagstuk aangepakt?

Jan Eeckhout: “Van meet af aan hadden we de bedoeling om over de Belgische muurtjes heen te kijken en te zien hoe de organisatie van de arbeids-

markt in andere landen is georgani-seerd. We botsten binnen de EU op twee werelden. Noordelijke landen, met naties als Denemarken en Duitsland staan lijnrecht tegenover landen uit het Middellandse Zeege-bied zoals Portugal, Spanje, Grieken-land en Frankrijk. Het plaatje is voldoende gekend. In Duitsland vonden tussen 2003 en 2005 ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt plaats, waar de nadruk is komen te liggen op flexibiliteit en waar de rechten van werklozen en bijstandsgerechtigden flink werden ingeperkt. Een soortgelijke hervor-ming werd eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw al doorgevoerd in Denemarken. Te oordelen naar de lage werkloosheidsgraad daar was het een succesvolle operatie. Landen zoals Spanje, Portugal,

Over gelijkheid gesproken, de loonvorming op basis van competenties geeft de vrouw betere kansen op de arbeidsmarkt en kan ook de loonkloof met haar mannelijke collega’s verminderen. Een vrouw met kinderzorg in een gezin met drie kinderen, zal, wat betreft loonopbouw, in ons land algauw aankij-ken tegen een achterstand van 6 jaar als gevolg van evenveel gederfde jaren. In een systeem waar lonen op basis van competenties worden gezet, zal dat veel minder zijn. Uiteindelijk zijn in Denemarken vrouwen veel actiever op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd, en in, voor België, eerder typisch mannelijke sectoren.”

Sociaal vangnet

“Het ‘flexicurity’ model kan pas naar behoren functioneren met een degelijk sociaal vangnet voor mensen die even de rol met de arbeidsmarkt hebben gelost. In Denemarken krijgen werklozen een hoge uitkering, die het laatste loon dicht bena-dert. Maar ze blijven veel minder lang ‘hangen’ in de toestand van non-activiteit omdat de hele arbeidsorganisa-tie afgestemd is op het snel vinden van een nieuwe baan. Uiteindelijk komt dit de overheid goedkoper uit. Werklozen zijn duurder dan bij ons, maar de periode dat ze moeten stempe-len is van veel kortere duur.”

Hoe kijkt u aan tegen een hervorming van het onderwijssysteem, waarbij de schoolse opleiding beter op de noden van het bedrijfsleven is afgestemd? In Zwitserland is het systeem van werkplekleren voor de maakindustrie algemeen ingeburgerd. En bij ons in België zijn de Syntra-opleidingen op een zelfde leest geschoeid. Ze kunnen puike effectiviteitcijfers voorleggen. 85 % van de werkplekopgeleiden zou binnen de 6 maan-den een vaste baan hebben. Ook zou dit systeem van onderwijs bevorderlijk zijn voor een positieve arbeidsattitude.

Jan Eeckhout: “Het kan nooit slecht zijn om het onderwijs maximaal af te stemmen op de noden van het bedrijfsleven. Maar – en ook dit is de ervaring in Denemarken – de beste leerschool blijkt vaak de werkvloer zelf. Binnen de onderneming doet men onbetaalbare ervaring op, verwerft men competenties die men als pas afgestudeerde nooit kan voorleggen. Bedrijven moeten dan wel bereid zijn om minder ervaren werkkrachten kansen te geven en zelf voor de opleiding in te staan.”Overheden, zij het op Europees, federaal of regionaal niveau onderkennen het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid en pakken uit met allerhande initiatieven om het te verhelpen. Systemen zoals de ‘jongerengarantie’ gelanceerd door de Europese Commissie, de ‘instapstage’ van de Belgische federale overheid en het ‘jeugdwerk-plan’ van de Vlaamse overheid doorkruisen elkaar of vullen elkaar aan. Wat denkt u van al deze maat-regelen?

Jan Eeckhout: “Op zich zijn dat allemaal verdienste-lijke voorstellen, maar ik vrees dat ze een marginaal effect zullen hebben, zolang de arbeidsmarkt in diverse landen van de EU niet grondig is hervormd.

Denemarken kan hiervoor model staan. Samen met de andere collega’s van het Denkerspro-gramma zal ik blijven pleiten voor een arbeidsmodel waar flexibiliteit en werkzekerheid voorop staan. Hopelijk slagen wij erin om alle betrokken partijen en de politiek van ons gelijk te overtuigen.”

Griekenland en Frankrijk daarentegen kampen met een torenhoge werkloosheid, toestand die weliswaar werd aangescherpt door eerst de financi-ele crisis, later door de recessie waar Europa zich nu in bevindt.

Helaas valt te constateren dat ons land eerder aansluiting vindt bij het peloton van de landen aan de Middellandse Zee dan die van het Noord-Europa. In België bedraagt de jeugdwerkloosheid 23 %. Dat is ongeveer driemaal het percentage van de algemene werkloosheid. In economisch gunstige tijden is de jeugdwerkloosheid het dubbele van de algemene werkloosheid. Rooskleurig kan je de situatie bij ons niet noemen. Wanneer men in deze context over België spreekt, bedoel ik het land met de drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijke Gewest. Ze zijn, mijns inziens, niet los van elkaar te bekijken. Vlaanderen pleegt wel eens te pronken met zijn dynamische economie, maar eigenlijk is de situatie in het Vlaamse landsgedeelte, als je die afzet tegen de aangehaalde voorbeelden van Denemarken en Duitsland, niet zo riant te noemen.”

Welke is volgens u de weg die moet worden bewan-deld om uit het dal te klimmen?

Jan Eeckhout: “In betere tijden bedraagt de algemene werkloosheidsgraad in Denemarken 3 %. Nu, in volle tijden van recessie, spreken we daar van een werkloosheidsgraad van 5 %. Volgens een economische wetmatigheid moet je dit cijfer met twee vermenigvuldigen, wil je een idee hebben van de jeugdwerkloosheid. Die bedraagt dus in Dene-marken 10 % tegenover 23 % in België.

Het duurt gewoon langer vooraleer jongeren een plaatsje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. En met jeugd bedoel ik jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 25 jaar. Men moet echter voorzichtig zijn met het opplakken van het etiket ‘werkloos’, want heel wat jonge mensen zijn tussen hun 18de en 22ste benomen door hun studies. De onderzoeksgroep van het Denkerspro-gramma is tot de slotsom gekomen dat, wil België de jeugdwerkloosheid (en ook de algemene werkloosheid) oplossen, er zich een ingrijpende hervorming van de arbeidsmarkt opdringt. En hiervoor kan de Deense visie model staan. De reorganisatie die daar is doorgevoerd, steunt op drie pijlers: 1. activering, 2. flexibiliteit en 3. een degelijk sociaal vangnet, zij het tijdelijk, voor mensen die even uit de boot vallen.”

Activering

“In Denemarken zal iemand die zijn baan verliest hoogstens gedurende drie maanden werkloos zijn. Bij ons bestaat helaas zoiets als de categorie ‘langdurig werklozen’ met inactiviteitsperiodes van 3 jaar en langer. Dat een werkloze in Denemarken snel weer zijn intrede maakt op de arbeidsmarkt komt door de intense activering. De mensen van de arbeidsbemiddeling spelen er bijzonder kort op de bal. Hier bij ons zal de VDAB een werkzoekende om de 6 tot 7 weken uitnodigen om de stand van zijn dossier te bespreken. In Denemarken wordt je zoektocht naar een job om de drie, vier dagen besproken, geëvalueerd, bijgestuurd. Let wel, zo’n systeem van intense activering vergt extra middelen en personeel, het valt dus vrij duur uit.”

Flexibiliteit

“Hét instrument dat een arbeidsconsulent in Dene-marken in handen krijgt, om werkzoekenden snel aan een nieuwe job te helpen, is een flexibel ingerichte arbeidsmarkt. Zo’n soepele aanpak vergt snelle ontslagprocedures en vlotte aanwervingsre-gels. Bij de Denen primeert, zoals gezegd, werkze-kerheid boven jobzekerheid. De loonzetting gebeurt er op basis van kwalificaties, competenties, ervaring, productiviteit, efficiëntie. Het salaris is er ook meer dan een louter pecuniaire vergoeding, zaken als een bedrijfswagen, compensaties, verze-keringen, mogelijkheid tot kinderopvang maken evengoed deel uit van de verloning. Een barema opbouw gebaseerd op anciënniteit, zoals bij ons gebruikelijk is, komt er niet voor. Dat verklaart waarom in Denemarken het ambtenarenstatuut, dat stoelt op een baremieke verloning volgens

dienstjaren, onbestaande is. Noch-tans blijkt uit tevredenheidsstudies dat de arbeidsvoldoening er hoog scoort. Dat komt omdat het systeem van flexibiliteit geldt voor het hele scala van arbeidsaanbod. Zowel jobs uit het hogere segment als banen voor lager opgeleiden zijn soepel hanteerbaar. In ons (Belgisch) systeem is flexibiliteit meestal synoniem met minder interessante jobs voor lager opgelei-den. Zo ontstaat een soort ‘duale’ arbeidsmarkt met betere en inferieure tewerkstellingskansen, dat ongelijkheid creëert en een gevoel van onrechtvaardigheid opwekt. In een systeem met werkzekerheid (‘flexicurity’) komen deze spannin-gen minder voor.

Jan Eeckhout Torben Andersen van de Aarhus University, Denemarken, die het

had over het ‘flexicurity’-systeem

Page 12: Academieberichten 56

12

Professor Jan Eeckhout pleit voor grondige hervorming arbeidsmarkt

Werkzekerheid te verkiezen boven jobzekerheidMarc Vanneste

Het eerste luik van het Denkersprogramma zit er haast op. Het kwam, zoals bekend, tot stand na ruggespraak met de Vlaamse overheid en Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Ingrid Lieten in het bijzonder. De eerste denkerscyclus was er een met envergure. De opdracht bestond erin om het gigantische probleem van de jeugdwerkloosheid met het ontleedmes te ontrafelen en een passende therapie voor te stellen. De Denker op wie de Academie een beroep heeft gedaan is Jan Eeckhout, professor aan het University College London en UPF Barcelona. Hij is in zijn domein een autoriteit met internationale renommée. Tijdens het congres van woensdag 11 december in het Paleis der Academiën, heeft hij zijn eindconclusies bekend-gemaakt. Samen met het team van deskundigen van de Academie die hem in zijn taak bijstonden, prijst hij zonder omwegen de radicale hervorming van de arbeidsmarkt aan als redmiddel. Zo zou het rigide systeem van jobzekerheid zoals wij dat in België kennen, dienen op te schuiven naar een soepel systeem van werkzekerheid (‘flexicurity’ in het jargon). Het officiële rapport met de schriftelijke bevindingen van het denkwerk zal in mei 2014 worden voorgesteld. Over de lijnen waarlangs het denkproces verliep en wat de Denker er zelf van verwacht, volgt hieronder een gesprek.

Hoe schat u de kansen in dat de overheid en de betrokken instanties rekening houden met de advie-zen van dit Denkersprogramma?

Jan Eeckhout: “Ik ben realist genoeg om te beseffen dat er tussen advies en concretisering van onze voorstellen een brede afgrond gaapt. Of ons land ooit het systeem van ‘flexicurity’ zal omarmen, hangt af van de politieke wil van de beleidsmensen, de bereidheid van instanties als de RVA-VDAB, de Hoge Raad van Werkgelegenheid en de sociale partners, meer bepaald de vakbonden en werkgeversorganisa-ties. Zowel de vakbonden als de werkgevers hebben hun reserves tegen het systeem van ‘flexicurity’ of werkzekerheid. De vakbonden omar-men een stelsel van jobzekerheid omdat het hen het best uitkomt om hun opdracht, de bescherming en het afdingen van loonafspraken, na te komen. De werkgevers zijn sceptisch omdat flexibiliteit valt of staat met de efficiëntie van de bedrijfsorganisatie. Ook leert de

ervaring in een land als Denemarken dat in een systeem van ‘flexicurity’, de loonkost toeneemt, terwijl de loonhandicap in België met onze buurlan-den vanuit werkgevershoek onder vuur wordt geno-men. Wij, academici, kunnen de toestand alleen maar ontleden en op basis van ons onderzoek zeggen waar het op staat en proberen de andere partijen van ons gelijk te overtuigen. Niet voor niets werden bij wijze van zachte lobbying tijdens het congres van 11 december de belangrijkste spelers in het veld uitgenodigd, zijnde de werkgevers- en middenstandorganisaties, de vakbonden, de diensten voor arbeidsbemiddeling en de politiek in de persoon van Minister van Werk Monica De Coninck.”

Door wie werd u benaderd en vergde het van uwentwege veel bedenktijd om mee te stappen n het Denkersprogramma van de KVAB?

Jan Eeckhout: “Academielid Joep Konings, profes-sor economie aan de KU Leuven en ikzelf zijn goede collega’s. We appreciëren elkaars werk en kennen elkaar van in Londen. Als zo iemand je vraagt om mee te stappen in een initiatief als het Denkerspro-gramma, dan weet je dat de vraag gefundeerd is en hoef je niet lang te aarzelen om ja te zeggen. Bovendien trok het project me aan omdat het buiten de academische grenzen tekent en gericht is op het grote publiek.”

Hoe is de samenwerking verlopen met de overige leden van de Academie en de andere spelers in het veld en hoe werd het vraagstuk aangepakt?

Jan Eeckhout: “Van meet af aan hadden we de bedoeling om over de Belgische muurtjes heen te kijken en te zien hoe de organisatie van de arbeids-

markt in andere landen is georgani-seerd. We botsten binnen de EU op twee werelden. Noordelijke landen, met naties als Denemarken en Duitsland staan lijnrecht tegenover landen uit het Middellandse Zeege-bied zoals Portugal, Spanje, Grieken-land en Frankrijk. Het plaatje is voldoende gekend. In Duitsland vonden tussen 2003 en 2005 ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt plaats, waar de nadruk is komen te liggen op flexibiliteit en waar de rechten van werklozen en bijstandsgerechtigden flink werden ingeperkt. Een soortgelijke hervor-ming werd eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw al doorgevoerd in Denemarken. Te oordelen naar de lage werkloosheidsgraad daar was het een succesvolle operatie. Landen zoals Spanje, Portugal,

UITGELICHT

Over gelijkheid gesproken, de loonvorming op basis van competenties geeft de vrouw betere kansen op de arbeidsmarkt en kan ook de loonkloof met haar mannelijke collega’s verminderen. Een vrouw met kinderzorg in een gezin met drie kinderen, zal, wat betreft loonopbouw, in ons land algauw aankij-ken tegen een achterstand van 6 jaar als gevolg van evenveel gederfde jaren. In een systeem waar lonen op basis van competenties worden gezet, zal dat veel minder zijn. Uiteindelijk zijn in Denemarken vrouwen veel actiever op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd, en in, voor België, eerder typisch mannelijke sectoren.”

Sociaal vangnet

“Het ‘flexicurity’ model kan pas naar behoren functioneren met een degelijk sociaal vangnet voor mensen die even de rol met de arbeidsmarkt hebben gelost. In Denemarken krijgen werklozen een hoge uitkering, die het laatste loon dicht bena-dert. Maar ze blijven veel minder lang ‘hangen’ in de toestand van non-activiteit omdat de hele arbeidsorganisa-tie afgestemd is op het snel vinden van een nieuwe baan. Uiteindelijk komt dit de overheid goedkoper uit. Werklozen zijn duurder dan bij ons, maar de periode dat ze moeten stempe-len is van veel kortere duur.”

Hoe kijkt u aan tegen een hervorming van het onderwijssysteem, waarbij de schoolse opleiding beter op de noden van het bedrijfsleven is afgestemd? In Zwitserland is het systeem van werkplekleren voor de maakindustrie algemeen ingeburgerd. En bij ons in België zijn de Syntra-opleidingen op een zelfde leest geschoeid. Ze kunnen puike effectiviteitcijfers voorleggen. 85 % van de werkplekopgeleiden zou binnen de 6 maan-den een vaste baan hebben. Ook zou dit systeem van onderwijs bevorderlijk zijn voor een positieve arbeidsattitude.

Jan Eeckhout: “Het kan nooit slecht zijn om het onderwijs maximaal af te stemmen op de noden van het bedrijfsleven. Maar – en ook dit is de ervaring in Denemarken – de beste leerschool blijkt vaak de werkvloer zelf. Binnen de onderneming doet men onbetaalbare ervaring op, verwerft men competenties die men als pas afgestudeerde nooit kan voorleggen. Bedrijven moeten dan wel bereid zijn om minder ervaren werkkrachten kansen te geven en zelf voor de opleiding in te staan.”Overheden, zij het op Europees, federaal of regionaal niveau onderkennen het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid en pakken uit met allerhande initiatieven om het te verhelpen. Systemen zoals de ‘jongerengarantie’ gelanceerd door de Europese Commissie, de ‘instapstage’ van de Belgische federale overheid en het ‘jeugdwerk-plan’ van de Vlaamse overheid doorkruisen elkaar of vullen elkaar aan. Wat denkt u van al deze maat-regelen?

Jan Eeckhout: “Op zich zijn dat allemaal verdienste-lijke voorstellen, maar ik vrees dat ze een marginaal effect zullen hebben, zolang de arbeidsmarkt in diverse landen van de EU niet grondig is hervormd.

Denemarken kan hiervoor model staan. Samen met de andere collega’s van het Denkerspro-gramma zal ik blijven pleiten voor een arbeidsmodel waar flexibiliteit en werkzekerheid voorop staan. Hopelijk slagen wij erin om alle betrokken partijen en de politiek van ons gelijk te overtuigen.”

Griekenland en Frankrijk daarentegen kampen met een torenhoge werkloosheid, toestand die weliswaar werd aangescherpt door eerst de financi-ele crisis, later door de recessie waar Europa zich nu in bevindt.

Helaas valt te constateren dat ons land eerder aansluiting vindt bij het peloton van de landen aan de Middellandse Zee dan die van het Noord-Europa. In België bedraagt de jeugdwerkloosheid 23 %. Dat is ongeveer driemaal het percentage van de algemene werkloosheid. In economisch gunstige tijden is de jeugdwerkloosheid het dubbele van de algemene werkloosheid. Rooskleurig kan je de situatie bij ons niet noemen. Wanneer men in deze context over België spreekt, bedoel ik het land met de drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijke Gewest. Ze zijn, mijns inziens, niet los van elkaar te bekijken. Vlaanderen pleegt wel eens te pronken met zijn dynamische economie, maar eigenlijk is de situatie in het Vlaamse landsgedeelte, als je die afzet tegen de aangehaalde voorbeelden van Denemarken en Duitsland, niet zo riant te noemen.”

Welke is volgens u de weg die moet worden bewan-deld om uit het dal te klimmen?

Jan Eeckhout: “In betere tijden bedraagt de algemene werkloosheidsgraad in Denemarken 3 %. Nu, in volle tijden van recessie, spreken we daar van een werkloosheidsgraad van 5 %. Volgens een economische wetmatigheid moet je dit cijfer met twee vermenigvuldigen, wil je een idee hebben van de jeugdwerkloosheid. Die bedraagt dus in Dene-marken 10 % tegenover 23 % in België.

Het duurt gewoon langer vooraleer jongeren een plaatsje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. En met jeugd bedoel ik jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 25 jaar. Men moet echter voorzichtig zijn met het opplakken van het etiket ‘werkloos’, want heel wat jonge mensen zijn tussen hun 18de en 22ste benomen door hun studies. De onderzoeksgroep van het Denkerspro-gramma is tot de slotsom gekomen dat, wil België de jeugdwerkloosheid (en ook de algemene werkloosheid) oplossen, er zich een ingrijpende hervorming van de arbeidsmarkt opdringt. En hiervoor kan de Deense visie model staan. De reorganisatie die daar is doorgevoerd, steunt op drie pijlers: 1. activering, 2. flexibiliteit en 3. een degelijk sociaal vangnet, zij het tijdelijk, voor mensen die even uit de boot vallen.”

Activering

“In Denemarken zal iemand die zijn baan verliest hoogstens gedurende drie maanden werkloos zijn. Bij ons bestaat helaas zoiets als de categorie ‘langdurig werklozen’ met inactiviteitsperiodes van 3 jaar en langer. Dat een werkloze in Denemarken snel weer zijn intrede maakt op de arbeidsmarkt komt door de intense activering. De mensen van de arbeidsbemiddeling spelen er bijzonder kort op de bal. Hier bij ons zal de VDAB een werkzoekende om de 6 tot 7 weken uitnodigen om de stand van zijn dossier te bespreken. In Denemarken wordt je zoektocht naar een job om de drie, vier dagen besproken, geëvalueerd, bijgestuurd. Let wel, zo’n systeem van intense activering vergt extra middelen en personeel, het valt dus vrij duur uit.”

Flexibiliteit

“Hét instrument dat een arbeidsconsulent in Dene-marken in handen krijgt, om werkzoekenden snel aan een nieuwe job te helpen, is een flexibel ingerichte arbeidsmarkt. Zo’n soepele aanpak vergt snelle ontslagprocedures en vlotte aanwervingsre-gels. Bij de Denen primeert, zoals gezegd, werkze-kerheid boven jobzekerheid. De loonzetting gebeurt er op basis van kwalificaties, competenties, ervaring, productiviteit, efficiëntie. Het salaris is er ook meer dan een louter pecuniaire vergoeding, zaken als een bedrijfswagen, compensaties, verze-keringen, mogelijkheid tot kinderopvang maken evengoed deel uit van de verloning. Een barema opbouw gebaseerd op anciënniteit, zoals bij ons gebruikelijk is, komt er niet voor. Dat verklaart waarom in Denemarken het ambtenarenstatuut, dat stoelt op een baremieke verloning volgens

dienstjaren, onbestaande is. Noch-tans blijkt uit tevredenheidsstudies dat de arbeidsvoldoening er hoog scoort. Dat komt omdat het systeem van flexibiliteit geldt voor het hele scala van arbeidsaanbod. Zowel jobs uit het hogere segment als banen voor lager opgeleiden zijn soepel hanteerbaar. In ons (Belgisch) systeem is flexibiliteit meestal synoniem met minder interessante jobs voor lager opgelei-den. Zo ontstaat een soort ‘duale’ arbeidsmarkt met betere en inferieure tewerkstellingskansen, dat ongelijkheid creëert en een gevoel van onrechtvaardigheid opwekt. In een systeem met werkzekerheid (‘flexicurity’) komen deze spannin-gen minder voor.

Minister van Werk Monica De Coninck

De reorganisatie van de arbeidsmarkt steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit en een degelijk sociaal vangnet

De reorganisatie van de arbeidsmarkt steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit en een degelijk sociaal vangnet“steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit

en een degelijk sociaal vangnet”

José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Wetenschap en Technologie, pleit voor een nieuwe aanwezigheid van wetenschap in de samenleving.

Op initiatief van de Klasse van de Natuurweten-schappen organiseert de Academie in 2014 een Denkersprogramma rond het gebrek aan belang-stelling voor wetenschap en technologie in wat wij graag onze ‘kennismaatschappij’ noemen. Meer bepaald wil de Academie de aandacht vestigen op het gebrek aan jonge mensen die willen gaan voor STEM-studies, hierin afstuderen, en vervolgens opteren voor een STEM-loopbaan. ‘STEM’ staat voor Science, Technology, Engineering en Medicine.

En dit ondanks al de inspanningen van de overheid en alle acteurs in het veld. Indien Vlaanderen tegen 2020 één van de meest dynamische, innova-tieve en W&T-nieuwsgierige regio’s in Europa wil worden zullen er belangrijke mentaliteitsveranderin-gen moeten optreden. De Academie zal zich daarom buigen over de vraag of “Vlaanderen inderdaad op weg is naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatiegedreven kennismaat-schappij.”

Het is niet de bedoeling om korte termijn antwoor-den aan te bieden voor dit ingewikkeld vraagstuk, noch om het belangrijke werk, dat reeds door vele instanties in Vlaanderen geleverd werd, te duplice-ren. Integendeel. De Academie is ervan overtuigd dat een internationaal erkende autoriteit omringd door stakeholders uit verschillende sectoren van de Vlaamse samenleving – niet alleen natuurweten-schappers en ingenieurs, leraars en ouders maar ook sociologen, psychologen, economen, bedrijfs-leiders, journalisten, … – de katalysator kan zijn van een denkproces waardoor bovenvermelde proble-matiek vanuit een ander perspectief benaderd wordt. Met de hoop dat dit leidt tot het verwerven van nieuwe inzichten en het voorstellen van originele nieuwe strategieën.

Denkersprogramma’s 2014

13

De Denker

Als internationaal expert zal professor José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Weten-schap en Technologie, Informatiemaatschappij en Hoger Onderwijs, intensief meewerken aan dit Denkersprogramma. Prof. Gago is Elektrotechnisch Ingenieur en Fysicus van opleiding, voorzitter van het LIP en lid van talrijke adviesraden bij de Europese Commissie. Het LIP werd in 1986 gesticht voor onderzoek in de elementaire deeltjesfysica, en is een laboratorium met veel prestige in Portugal en in het CERN. Hij is de auteur van het impactvolle rapport ‘Europe needs more researchers’, gepubli-ceerd in 2004. Hij is sinds meer dan 20 jaar een expert van de vooropgestelde problematiek. Prof. Gago heeft merkwaardige verwezenlijkingen op zijn actief. Zo is hij erin geslaagd om in Portugal een culturele revolutie teweeg te brengen voor wat betreft de publieke perceptie van W&T en de gevolgen ervan. Hij is de initiatiefnemer van het succesvolle ‘Ciência Viva’-programma. Op 10 jaar tijd, en dankzij Gago's initiatieven, is het aantal STEM-afgestudeerden in Portugal verdubbeld.

E-learning en Blended Learning

Brede princiepsdiscussie over de toekomst van blended learning bij Vlaamse onderwijsinstellingen vat aan bij de KVAB

De Klasse van de Technische Wetenschappen neemt het voortouw om in 2014 een Denkerspro-gramma in te richten rond de problematiek van E-learning en Blended Learning. Rond deze thema-tiek publiceerde de Academie in juni 2013 het standpunt nr. 19 ‘Van Blended naar Open Learning? Internet en ICT in het Vlaams Hoger Onderwijs’. Dit rapport bespreekt de grondige veranderingen die zich de laatste twee decennia voltrokken in de wereld en de maatschappij: de revolutionaire ontwikkelingen in de technologie, de explosieve groei van het PC-gebruik en van de toegang tot draadloze communicatie, en het drukke verkeer op het internet en in de sociale netwerken. De tijd is rijp om hier een nieuwe Denkersprogramma over te lanceren.

Onze universiteiten en hogescholen hebben vandaag allemaal een centraal digitaal leerplat-form waarop de student zijn eigen gepersonali-seerde leeromgeving vindt. Multicampusonderwijs op basis van live video-conferenties en webappli-caties heeft zijn weg gevonden in de associaties en andere samenwerkingsverbanden. Voor de aanmaak en uitwisseling van digitaal leermateriaal is er een sterke wereldwijde trend naar “Open Educational Resources” (OER). Deze OER-beweging betekent voor onze hoger onderwijs instellingen zowel een grote uitdaging als een nieuwe opportuniteit.

Een nog veel grotere uitdaging zijn de “Massive Open Online Courses” (MOOCs), overgewaaid uit de VS, met tienduizenden deelnemers wereldwijd. Maar hoe gaan onze eigen universiteiten en hoge-scholen hier mee om?

De hamvraag is: zullen al deze ontwikkelingen het onderwijs ten gronde veranderen of gaat het slechts om nieuwe hulpmiddelen in het klassieke systeem? De uitdaging is: welke principiële keuzes maken we, hoe pakken we het concreet aan? De conclusie van het rapport luidde: “er is nood aan een systemische visie op de optimale valorisatie van de ICT en het internet voor het nieuwe hoger onderwijs van de 21-ste eeuw”.

Het is deze visie die men zal trachten te ontwikkelen in het voorgestelde Denkersprogramma. Dit zal gebeuren door een grondige studie van bestaande denkmodellen, een kritische analyse

José Mariano Gago

Vlaanderen: op weg naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatie-gedreven kennismaatschappij?

van actuele ontwikkelingen en beleidsplannen in Vlaanderen, Europa en elders, en een diepgaande reflectie op de eigen ervaringen in het veld van alle deelnemers aan het project. Dat alles moet leiden tot een brede langetermijnvisie met verschillende hypotheses, mogelijke modellen en toekomstscenario’s, en dit op de drie niveaus: micro (leerling, leraar, klas), meso (school, universi-teit) en macro (de verschillende overheden). De Academie zal proberen met een brede representa-tieve groep van stakeholders een “out of the box” denkoefening op te zetten, vanuit haar neutrale positie en zonder in concurrentie te treden met de onderwijsinstellingen en de beleidsorganen.

Nu al een primeur: twee denkers

Om dit project te inspireren en te leiden worden twee bekende buitenlandse experts aangetrokken. Prof. Diana Laurillard (University of London) heeft jarenlange ervaring in open en afstandsonderwijs en grote expertise in de pedagogisch-onderwijskundige aspecten. Prof. Pierre Dillenbourg (EPFL-Lausanne) leidt een universitair centrum van waaruit MOOCs worden ontworpen en georgani-seerd. Deze complementaire aanpak zal het beste halen uit de uiteenlopende ervaring van de Denkers, nl. het pedagogisch gerichte vs. het praktijkgerichte.

Page 13: Academieberichten 56

12

Professor Jan Eeckhout pleit voor grondige hervorming arbeidsmarkt

Werkzekerheid te verkiezen boven jobzekerheidMarc Vanneste

Het eerste luik van het Denkersprogramma zit er haast op. Het kwam, zoals bekend, tot stand na ruggespraak met de Vlaamse overheid en Vlaams minister voor Wetenschapsbeleid Ingrid Lieten in het bijzonder. De eerste denkerscyclus was er een met envergure. De opdracht bestond erin om het gigantische probleem van de jeugdwerkloosheid met het ontleedmes te ontrafelen en een passende therapie voor te stellen. De Denker op wie de Academie een beroep heeft gedaan is Jan Eeckhout, professor aan het University College London en UPF Barcelona. Hij is in zijn domein een autoriteit met internationale renommée. Tijdens het congres van woensdag 11 december in het Paleis der Academiën, heeft hij zijn eindconclusies bekend-gemaakt. Samen met het team van deskundigen van de Academie die hem in zijn taak bijstonden, prijst hij zonder omwegen de radicale hervorming van de arbeidsmarkt aan als redmiddel. Zo zou het rigide systeem van jobzekerheid zoals wij dat in België kennen, dienen op te schuiven naar een soepel systeem van werkzekerheid (‘flexicurity’ in het jargon). Het officiële rapport met de schriftelijke bevindingen van het denkwerk zal in mei 2014 worden voorgesteld. Over de lijnen waarlangs het denkproces verliep en wat de Denker er zelf van verwacht, volgt hieronder een gesprek.

Hoe schat u de kansen in dat de overheid en de betrokken instanties rekening houden met de advie-zen van dit Denkersprogramma?

Jan Eeckhout: “Ik ben realist genoeg om te beseffen dat er tussen advies en concretisering van onze voorstellen een brede afgrond gaapt. Of ons land ooit het systeem van ‘flexicurity’ zal omarmen, hangt af van de politieke wil van de beleidsmensen, de bereidheid van instanties als de RVA-VDAB, de Hoge Raad van Werkgelegenheid en de sociale partners, meer bepaald de vakbonden en werkgeversorganisa-ties. Zowel de vakbonden als de werkgevers hebben hun reserves tegen het systeem van ‘flexicurity’ of werkzekerheid. De vakbonden omar-men een stelsel van jobzekerheid omdat het hen het best uitkomt om hun opdracht, de bescherming en het afdingen van loonafspraken, na te komen. De werkgevers zijn sceptisch omdat flexibiliteit valt of staat met de efficiëntie van de bedrijfsorganisatie. Ook leert de

ervaring in een land als Denemarken dat in een systeem van ‘flexicurity’, de loonkost toeneemt, terwijl de loonhandicap in België met onze buurlan-den vanuit werkgevershoek onder vuur wordt geno-men. Wij, academici, kunnen de toestand alleen maar ontleden en op basis van ons onderzoek zeggen waar het op staat en proberen de andere partijen van ons gelijk te overtuigen. Niet voor niets werden bij wijze van zachte lobbying tijdens het congres van 11 december de belangrijkste spelers in het veld uitgenodigd, zijnde de werkgevers- en middenstandorganisaties, de vakbonden, de diensten voor arbeidsbemiddeling en de politiek in de persoon van Minister van Werk Monica De Coninck.”

Door wie werd u benaderd en vergde het van uwentwege veel bedenktijd om mee te stappen n het Denkersprogramma van de KVAB?

Jan Eeckhout: “Academielid Joep Konings, profes-sor economie aan de KU Leuven en ikzelf zijn goede collega’s. We appreciëren elkaars werk en kennen elkaar van in Londen. Als zo iemand je vraagt om mee te stappen in een initiatief als het Denkerspro-gramma, dan weet je dat de vraag gefundeerd is en hoef je niet lang te aarzelen om ja te zeggen. Bovendien trok het project me aan omdat het buiten de academische grenzen tekent en gericht is op het grote publiek.”

Hoe is de samenwerking verlopen met de overige leden van de Academie en de andere spelers in het veld en hoe werd het vraagstuk aangepakt?

Jan Eeckhout: “Van meet af aan hadden we de bedoeling om over de Belgische muurtjes heen te kijken en te zien hoe de organisatie van de arbeids-

markt in andere landen is georgani-seerd. We botsten binnen de EU op twee werelden. Noordelijke landen, met naties als Denemarken en Duitsland staan lijnrecht tegenover landen uit het Middellandse Zeege-bied zoals Portugal, Spanje, Grieken-land en Frankrijk. Het plaatje is voldoende gekend. In Duitsland vonden tussen 2003 en 2005 ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt plaats, waar de nadruk is komen te liggen op flexibiliteit en waar de rechten van werklozen en bijstandsgerechtigden flink werden ingeperkt. Een soortgelijke hervor-ming werd eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw al doorgevoerd in Denemarken. Te oordelen naar de lage werkloosheidsgraad daar was het een succesvolle operatie. Landen zoals Spanje, Portugal,

UITGELICHT

Over gelijkheid gesproken, de loonvorming op basis van competenties geeft de vrouw betere kansen op de arbeidsmarkt en kan ook de loonkloof met haar mannelijke collega’s verminderen. Een vrouw met kinderzorg in een gezin met drie kinderen, zal, wat betreft loonopbouw, in ons land algauw aankij-ken tegen een achterstand van 6 jaar als gevolg van evenveel gederfde jaren. In een systeem waar lonen op basis van competenties worden gezet, zal dat veel minder zijn. Uiteindelijk zijn in Denemarken vrouwen veel actiever op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd, en in, voor België, eerder typisch mannelijke sectoren.”

Sociaal vangnet

“Het ‘flexicurity’ model kan pas naar behoren functioneren met een degelijk sociaal vangnet voor mensen die even de rol met de arbeidsmarkt hebben gelost. In Denemarken krijgen werklozen een hoge uitkering, die het laatste loon dicht bena-dert. Maar ze blijven veel minder lang ‘hangen’ in de toestand van non-activiteit omdat de hele arbeidsorganisa-tie afgestemd is op het snel vinden van een nieuwe baan. Uiteindelijk komt dit de overheid goedkoper uit. Werklozen zijn duurder dan bij ons, maar de periode dat ze moeten stempe-len is van veel kortere duur.”

Hoe kijkt u aan tegen een hervorming van het onderwijssysteem, waarbij de schoolse opleiding beter op de noden van het bedrijfsleven is afgestemd? In Zwitserland is het systeem van werkplekleren voor de maakindustrie algemeen ingeburgerd. En bij ons in België zijn de Syntra-opleidingen op een zelfde leest geschoeid. Ze kunnen puike effectiviteitcijfers voorleggen. 85 % van de werkplekopgeleiden zou binnen de 6 maan-den een vaste baan hebben. Ook zou dit systeem van onderwijs bevorderlijk zijn voor een positieve arbeidsattitude.

Jan Eeckhout: “Het kan nooit slecht zijn om het onderwijs maximaal af te stemmen op de noden van het bedrijfsleven. Maar – en ook dit is de ervaring in Denemarken – de beste leerschool blijkt vaak de werkvloer zelf. Binnen de onderneming doet men onbetaalbare ervaring op, verwerft men competenties die men als pas afgestudeerde nooit kan voorleggen. Bedrijven moeten dan wel bereid zijn om minder ervaren werkkrachten kansen te geven en zelf voor de opleiding in te staan.”Overheden, zij het op Europees, federaal of regionaal niveau onderkennen het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid en pakken uit met allerhande initiatieven om het te verhelpen. Systemen zoals de ‘jongerengarantie’ gelanceerd door de Europese Commissie, de ‘instapstage’ van de Belgische federale overheid en het ‘jeugdwerk-plan’ van de Vlaamse overheid doorkruisen elkaar of vullen elkaar aan. Wat denkt u van al deze maat-regelen?

Jan Eeckhout: “Op zich zijn dat allemaal verdienste-lijke voorstellen, maar ik vrees dat ze een marginaal effect zullen hebben, zolang de arbeidsmarkt in diverse landen van de EU niet grondig is hervormd.

Denemarken kan hiervoor model staan. Samen met de andere collega’s van het Denkerspro-gramma zal ik blijven pleiten voor een arbeidsmodel waar flexibiliteit en werkzekerheid voorop staan. Hopelijk slagen wij erin om alle betrokken partijen en de politiek van ons gelijk te overtuigen.”

Griekenland en Frankrijk daarentegen kampen met een torenhoge werkloosheid, toestand die weliswaar werd aangescherpt door eerst de financi-ele crisis, later door de recessie waar Europa zich nu in bevindt.

Helaas valt te constateren dat ons land eerder aansluiting vindt bij het peloton van de landen aan de Middellandse Zee dan die van het Noord-Europa. In België bedraagt de jeugdwerkloosheid 23 %. Dat is ongeveer driemaal het percentage van de algemene werkloosheid. In economisch gunstige tijden is de jeugdwerkloosheid het dubbele van de algemene werkloosheid. Rooskleurig kan je de situatie bij ons niet noemen. Wanneer men in deze context over België spreekt, bedoel ik het land met de drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijke Gewest. Ze zijn, mijns inziens, niet los van elkaar te bekijken. Vlaanderen pleegt wel eens te pronken met zijn dynamische economie, maar eigenlijk is de situatie in het Vlaamse landsgedeelte, als je die afzet tegen de aangehaalde voorbeelden van Denemarken en Duitsland, niet zo riant te noemen.”

Welke is volgens u de weg die moet worden bewan-deld om uit het dal te klimmen?

Jan Eeckhout: “In betere tijden bedraagt de algemene werkloosheidsgraad in Denemarken 3 %. Nu, in volle tijden van recessie, spreken we daar van een werkloosheidsgraad van 5 %. Volgens een economische wetmatigheid moet je dit cijfer met twee vermenigvuldigen, wil je een idee hebben van de jeugdwerkloosheid. Die bedraagt dus in Dene-marken 10 % tegenover 23 % in België.

Het duurt gewoon langer vooraleer jongeren een plaatsje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. En met jeugd bedoel ik jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 25 jaar. Men moet echter voorzichtig zijn met het opplakken van het etiket ‘werkloos’, want heel wat jonge mensen zijn tussen hun 18de en 22ste benomen door hun studies. De onderzoeksgroep van het Denkerspro-gramma is tot de slotsom gekomen dat, wil België de jeugdwerkloosheid (en ook de algemene werkloosheid) oplossen, er zich een ingrijpende hervorming van de arbeidsmarkt opdringt. En hiervoor kan de Deense visie model staan. De reorganisatie die daar is doorgevoerd, steunt op drie pijlers: 1. activering, 2. flexibiliteit en 3. een degelijk sociaal vangnet, zij het tijdelijk, voor mensen die even uit de boot vallen.”

Activering

“In Denemarken zal iemand die zijn baan verliest hoogstens gedurende drie maanden werkloos zijn. Bij ons bestaat helaas zoiets als de categorie ‘langdurig werklozen’ met inactiviteitsperiodes van 3 jaar en langer. Dat een werkloze in Denemarken snel weer zijn intrede maakt op de arbeidsmarkt komt door de intense activering. De mensen van de arbeidsbemiddeling spelen er bijzonder kort op de bal. Hier bij ons zal de VDAB een werkzoekende om de 6 tot 7 weken uitnodigen om de stand van zijn dossier te bespreken. In Denemarken wordt je zoektocht naar een job om de drie, vier dagen besproken, geëvalueerd, bijgestuurd. Let wel, zo’n systeem van intense activering vergt extra middelen en personeel, het valt dus vrij duur uit.”

Flexibiliteit

“Hét instrument dat een arbeidsconsulent in Dene-marken in handen krijgt, om werkzoekenden snel aan een nieuwe job te helpen, is een flexibel ingerichte arbeidsmarkt. Zo’n soepele aanpak vergt snelle ontslagprocedures en vlotte aanwervingsre-gels. Bij de Denen primeert, zoals gezegd, werkze-kerheid boven jobzekerheid. De loonzetting gebeurt er op basis van kwalificaties, competenties, ervaring, productiviteit, efficiëntie. Het salaris is er ook meer dan een louter pecuniaire vergoeding, zaken als een bedrijfswagen, compensaties, verze-keringen, mogelijkheid tot kinderopvang maken evengoed deel uit van de verloning. Een barema opbouw gebaseerd op anciënniteit, zoals bij ons gebruikelijk is, komt er niet voor. Dat verklaart waarom in Denemarken het ambtenarenstatuut, dat stoelt op een baremieke verloning volgens

dienstjaren, onbestaande is. Noch-tans blijkt uit tevredenheidsstudies dat de arbeidsvoldoening er hoog scoort. Dat komt omdat het systeem van flexibiliteit geldt voor het hele scala van arbeidsaanbod. Zowel jobs uit het hogere segment als banen voor lager opgeleiden zijn soepel hanteerbaar. In ons (Belgisch) systeem is flexibiliteit meestal synoniem met minder interessante jobs voor lager opgelei-den. Zo ontstaat een soort ‘duale’ arbeidsmarkt met betere en inferieure tewerkstellingskansen, dat ongelijkheid creëert en een gevoel van onrechtvaardigheid opwekt. In een systeem met werkzekerheid (‘flexicurity’) komen deze spannin-gen minder voor.

Minister van Werk Monica De Coninck

De reorganisatie van de arbeidsmarkt steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit en een degelijk sociaal vangnet

De reorganisatie van de arbeidsmarkt steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit en een degelijk sociaal vangnet“steunt op drie pijlers: activering, flexibiliteit

en een degelijk sociaal vangnet”

José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Wetenschap en Technologie, pleit voor een nieuwe aanwezigheid van wetenschap in de samenleving.

Op initiatief van de Klasse van de Natuurweten-schappen organiseert de Academie in 2014 een Denkersprogramma rond het gebrek aan belang-stelling voor wetenschap en technologie in wat wij graag onze ‘kennismaatschappij’ noemen. Meer bepaald wil de Academie de aandacht vestigen op het gebrek aan jonge mensen die willen gaan voor STEM-studies, hierin afstuderen, en vervolgens opteren voor een STEM-loopbaan. ‘STEM’ staat voor Science, Technology, Engineering en Medicine.

En dit ondanks al de inspanningen van de overheid en alle acteurs in het veld. Indien Vlaanderen tegen 2020 één van de meest dynamische, innova-tieve en W&T-nieuwsgierige regio’s in Europa wil worden zullen er belangrijke mentaliteitsveranderin-gen moeten optreden. De Academie zal zich daarom buigen over de vraag of “Vlaanderen inderdaad op weg is naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatiegedreven kennismaat-schappij.”

Het is niet de bedoeling om korte termijn antwoor-den aan te bieden voor dit ingewikkeld vraagstuk, noch om het belangrijke werk, dat reeds door vele instanties in Vlaanderen geleverd werd, te duplice-ren. Integendeel. De Academie is ervan overtuigd dat een internationaal erkende autoriteit omringd door stakeholders uit verschillende sectoren van de Vlaamse samenleving – niet alleen natuurweten-schappers en ingenieurs, leraars en ouders maar ook sociologen, psychologen, economen, bedrijfs-leiders, journalisten, … – de katalysator kan zijn van een denkproces waardoor bovenvermelde proble-matiek vanuit een ander perspectief benaderd wordt. Met de hoop dat dit leidt tot het verwerven van nieuwe inzichten en het voorstellen van originele nieuwe strategieën.

Denkersprogramma’s 2014

13

De Denker

Als internationaal expert zal professor José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Weten-schap en Technologie, Informatiemaatschappij en Hoger Onderwijs, intensief meewerken aan dit Denkersprogramma. Prof. Gago is Elektrotechnisch Ingenieur en Fysicus van opleiding, voorzitter van het LIP en lid van talrijke adviesraden bij de Europese Commissie. Het LIP werd in 1986 gesticht voor onderzoek in de elementaire deeltjesfysica, en is een laboratorium met veel prestige in Portugal en in het CERN. Hij is de auteur van het impactvolle rapport ‘Europe needs more researchers’, gepubli-ceerd in 2004. Hij is sinds meer dan 20 jaar een expert van de vooropgestelde problematiek. Prof. Gago heeft merkwaardige verwezenlijkingen op zijn actief. Zo is hij erin geslaagd om in Portugal een culturele revolutie teweeg te brengen voor wat betreft de publieke perceptie van W&T en de gevolgen ervan. Hij is de initiatiefnemer van het succesvolle ‘Ciência Viva’-programma. Op 10 jaar tijd, en dankzij Gago's initiatieven, is het aantal STEM-afgestudeerden in Portugal verdubbeld.

E-learning en Blended Learning

Brede princiepsdiscussie over de toekomst van blended learning bij Vlaamse onderwijsinstellingen vat aan bij de KVAB

De Klasse van de Technische Wetenschappen neemt het voortouw om in 2014 een Denkerspro-gramma in te richten rond de problematiek van E-learning en Blended Learning. Rond deze thema-tiek publiceerde de Academie in juni 2013 het standpunt nr. 19 ‘Van Blended naar Open Learning? Internet en ICT in het Vlaams Hoger Onderwijs’. Dit rapport bespreekt de grondige veranderingen die zich de laatste twee decennia voltrokken in de wereld en de maatschappij: de revolutionaire ontwikkelingen in de technologie, de explosieve groei van het PC-gebruik en van de toegang tot draadloze communicatie, en het drukke verkeer op het internet en in de sociale netwerken. De tijd is rijp om hier een nieuwe Denkersprogramma over te lanceren.

Onze universiteiten en hogescholen hebben vandaag allemaal een centraal digitaal leerplat-form waarop de student zijn eigen gepersonali-seerde leeromgeving vindt. Multicampusonderwijs op basis van live video-conferenties en webappli-caties heeft zijn weg gevonden in de associaties en andere samenwerkingsverbanden. Voor de aanmaak en uitwisseling van digitaal leermateriaal is er een sterke wereldwijde trend naar “Open Educational Resources” (OER). Deze OER-beweging betekent voor onze hoger onderwijs instellingen zowel een grote uitdaging als een nieuwe opportuniteit.

Een nog veel grotere uitdaging zijn de “Massive Open Online Courses” (MOOCs), overgewaaid uit de VS, met tienduizenden deelnemers wereldwijd. Maar hoe gaan onze eigen universiteiten en hoge-scholen hier mee om?

De hamvraag is: zullen al deze ontwikkelingen het onderwijs ten gronde veranderen of gaat het slechts om nieuwe hulpmiddelen in het klassieke systeem? De uitdaging is: welke principiële keuzes maken we, hoe pakken we het concreet aan? De conclusie van het rapport luidde: “er is nood aan een systemische visie op de optimale valorisatie van de ICT en het internet voor het nieuwe hoger onderwijs van de 21-ste eeuw”.

Het is deze visie die men zal trachten te ontwikkelen in het voorgestelde Denkersprogramma. Dit zal gebeuren door een grondige studie van bestaande denkmodellen, een kritische analyse

José Mariano Gago

Vlaanderen: op weg naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatie-gedreven kennismaatschappij?

van actuele ontwikkelingen en beleidsplannen in Vlaanderen, Europa en elders, en een diepgaande reflectie op de eigen ervaringen in het veld van alle deelnemers aan het project. Dat alles moet leiden tot een brede langetermijnvisie met verschillende hypotheses, mogelijke modellen en toekomstscenario’s, en dit op de drie niveaus: micro (leerling, leraar, klas), meso (school, universi-teit) en macro (de verschillende overheden). De Academie zal proberen met een brede representa-tieve groep van stakeholders een “out of the box” denkoefening op te zetten, vanuit haar neutrale positie en zonder in concurrentie te treden met de onderwijsinstellingen en de beleidsorganen.

Nu al een primeur: twee denkers

Om dit project te inspireren en te leiden worden twee bekende buitenlandse experts aangetrokken. Prof. Diana Laurillard (University of London) heeft jarenlange ervaring in open en afstandsonderwijs en grote expertise in de pedagogisch-onderwijskundige aspecten. Prof. Pierre Dillenbourg (EPFL-Lausanne) leidt een universitair centrum van waaruit MOOCs worden ontworpen en georgani-seerd. Deze complementaire aanpak zal het beste halen uit de uiteenlopende ervaring van de Denkers, nl. het pedagogisch gerichte vs. het praktijkgerichte.

Page 14: Academieberichten 56

José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Wetenschap en Technologie, pleit voor een nieuwe aanwezigheid van wetenschap in de samenleving.

Op initiatief van de Klasse van de Natuurweten-schappen organiseert de Academie in 2014 een Denkersprogramma rond het gebrek aan belang-stelling voor wetenschap en technologie in wat wij graag onze ‘kennismaatschappij’ noemen. Meer bepaald wil de Academie de aandacht vestigen op het gebrek aan jonge mensen die willen gaan voor STEM-studies, hierin afstuderen, en vervolgens opteren voor een STEM-loopbaan. ‘STEM’ staat voor Science, Technology, Engineering en Medicine.

En dit ondanks al de inspanningen van de overheid en alle acteurs in het veld. Indien Vlaanderen tegen 2020 één van de meest dynamische, innova-tieve en W&T-nieuwsgierige regio’s in Europa wil worden zullen er belangrijke mentaliteitsveranderin-gen moeten optreden. De Academie zal zich daarom buigen over de vraag of “Vlaanderen inderdaad op weg is naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatiegedreven kennismaat-schappij.”

Het is niet de bedoeling om korte termijn antwoor-den aan te bieden voor dit ingewikkeld vraagstuk, noch om het belangrijke werk, dat reeds door vele instanties in Vlaanderen geleverd werd, te duplice-ren. Integendeel. De Academie is ervan overtuigd dat een internationaal erkende autoriteit omringd door stakeholders uit verschillende sectoren van de Vlaamse samenleving – niet alleen natuurweten-schappers en ingenieurs, leraars en ouders maar ook sociologen, psychologen, economen, bedrijfs-leiders, journalisten, … – de katalysator kan zijn van een denkproces waardoor bovenvermelde proble-matiek vanuit een ander perspectief benaderd wordt. Met de hoop dat dit leidt tot het verwerven van nieuwe inzichten en het voorstellen van originele nieuwe strategieën.

De Denker

Als internationaal expert zal professor José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Weten-schap en Technologie, Informatiemaatschappij en Hoger Onderwijs, intensief meewerken aan dit Denkersprogramma. Prof. Gago is Elektrotechnisch Ingenieur en Fysicus van opleiding, voorzitter van het LIP en lid van talrijke adviesraden bij de Europese Commissie. Het LIP werd in 1986 gesticht voor onderzoek in de elementaire deeltjesfysica, en is een laboratorium met veel prestige in Portugal en in het CERN. Hij is de auteur van het impactvolle rapport ‘Europe needs more researchers’, gepubli-ceerd in 2004. Hij is sinds meer dan 20 jaar een expert van de vooropgestelde problematiek. Prof. Gago heeft merkwaardige verwezenlijkingen op zijn actief. Zo is hij erin geslaagd om in Portugal een culturele revolutie teweeg te brengen voor wat betreft de publieke perceptie van W&T en de gevolgen ervan. Hij is de initiatiefnemer van het succesvolle ‘Ciência Viva’-programma. Op 10 jaar tijd, en dankzij Gago's initiatieven, is het aantal STEM-afgestudeerden in Portugal verdubbeld.

E-learning en Blended Learning

Brede princiepsdiscussie over de toekomst van blended learning bij Vlaamse onderwijsinstellingen vat aan bij de KVAB

De Klasse van de Technische Wetenschappen neemt het voortouw om in 2014 een Denkerspro-gramma in te richten rond de problematiek van E-learning en Blended Learning. Rond deze thema-tiek publiceerde de Academie in juni 2013 het standpunt nr. 19 ‘Van Blended naar Open Learning? Internet en ICT in het Vlaams Hoger Onderwijs’. Dit rapport bespreekt de grondige veranderingen die zich de laatste twee decennia voltrokken in de wereld en de maatschappij: de revolutionaire ontwikkelingen in de technologie, de explosieve groei van het PC-gebruik en van de toegang tot draadloze communicatie, en het drukke verkeer op het internet en in de sociale netwerken. De tijd is rijp om hier een nieuwe Denkersprogramma over te lanceren.

Onze universiteiten en hogescholen hebben vandaag allemaal een centraal digitaal leerplat-form waarop de student zijn eigen gepersonali-seerde leeromgeving vindt. Multicampusonderwijs op basis van live video-conferenties en webappli-caties heeft zijn weg gevonden in de associaties en andere samenwerkingsverbanden. Voor de aanmaak en uitwisseling van digitaal leermateriaal is er een sterke wereldwijde trend naar “Open Educational Resources” (OER). Deze OER-beweging betekent voor onze hoger onderwijs instellingen zowel een grote uitdaging als een nieuwe opportuniteit.

Een nog veel grotere uitdaging zijn de “Massive Open Online Courses” (MOOCs), overgewaaid uit de VS, met tienduizenden deelnemers wereldwijd. Maar hoe gaan onze eigen universiteiten en hoge-scholen hier mee om?

De hamvraag is: zullen al deze ontwikkelingen het onderwijs ten gronde veranderen of gaat het slechts om nieuwe hulpmiddelen in het klassieke systeem? De uitdaging is: welke principiële keuzes maken we, hoe pakken we het concreet aan? De conclusie van het rapport luidde: “er is nood aan een systemische visie op de optimale valorisatie van de ICT en het internet voor het nieuwe hoger onderwijs van de 21-ste eeuw”.

Het is deze visie die men zal trachten te ontwikkelen in het voorgestelde Denkersprogramma. Dit zal gebeuren door een grondige studie van bestaande denkmodellen, een kritische analyse

Pierre DilenbourgDiana Laurillard

14 15

Wat betekent deze wereldwijde problematiek voor ons?

Rekening houdend met deze achtergrond, maken wij de volgende aanbevelingen aan de overhe-den, de industrie en de onderwijs- en onderzoeks-wereld:

België en Vlaanderen dienen terug te participeren in de internationale mijnbouw, meer bepaald in nieuwe vormen van mijnbouw die ecologisch en socio-economisch verantwoord zijn. Met hun wereldwijde ervaring kunnen Vlaamse baggerbe-drijven een belangrijke rol spelen in het ontginnen van grondstoffen op de zeebodem.

Versnelde kennisopbouw over onze grondstoffen-afhankelijkheid uit alle werelddelen en grondstof-fen in de stadsmijn, en brede kennisverspreiding hiervan naar de burger. Het in Vlaanderen sterk ingeburgerde recyclagedenken moet op deze kennis verder uitgebouwd worden, niet alleen bij het sorteren of verwerken van afval, maar reeds bij de keuze en het gebruik van producten.

Vlaanderen staat sterk qua technisch-wetenschappelijk materiaalonderzoek, en zou daarom het voortouw moeten nemen in Europese initiatieven rond grondstoffenefficiëntie, onder meer in de materiaalgerichte Europese kennis- en Innovatiecommunity (KIC).

In Vlaanderen en in de Europese Unie, is de verhou-ding tussen de publieke middelen die in de innova-tie geïnvesteerd worden en de resulterende nieuwe industriële activiteit, onvoldoende in vergelijking met de topregio’s in de wereld. Het is inefficiënt om zonder meer grondstoffen die het predicaat “kritiek” hebben, te gebruiken voor productinnova-ties, omdat hun bevoorradingstoekomst onzeker is. Wij raden aan de criteria voor het toekennen van publieke ondersteuning uit te breiden met de categorie tot welke de gebruikte grondstoffen behoren. Indien een grondstof tot de categorie “kritiek” behoort dan moet het innovatiewerk hiermee adequaat rekening houden.

Een versterking van de Vlaamse koploperpositie in recyclage, gericht op het bereiken van een circulaire economie, biedt de Vlaamse economie heel wat groeimogelijkheden. Dit kan maar door een doorgedreven materiaal-georiënteerde waardeketen-strategie toe te passen op nieuwe producten en processen, en door verder te investe-ren in innovatieve technologieën voor het recycle-ren van metalen uit complexe producten.

Dreigende Metaalschaarste: geen fictieUitdagingen en opportuniteiten voor de samenleving

Alle grondstoffen zijn eindig, in het bijzonder ook die van de metalen. Dat hebben de alarmkreten in de wereldpers aangetoond, nadat China in 2010 een embargo op de uitvoer van de zgn. zeldzame aardmetalen had ingesteld. Het was bekend dat de vraag naar de meeste metalen vanaf de industriële revolutie, zij het met periodische schommelingen, continu was toegenomen. Maar de relatieve toename voor de zgn. "basismetalen" zoals ijzer, koper en aluminium, blijft nog bescheiden in verge-lijking met de relatieve toename van de vraag naar zgn. "technologiemetalen" tijdens de voorbije decennia.

Maar er zijn nog andere technologiemetalen dan de zeldzame aardmetalen. Zo zit Neodymium zowel in de magneten van de microfoon van je smartphone als in de magneten van een windmo-lengenerator, Europium in je TV-scherm, Gallium in LED-lampen, Indium in de nieuwste zonnepanelen, etc... Weinigen kennen deze exotische elementen maar ironisch genoeg zijn het elementen die in belangrijke mate ons leven in de 21e eeuw zullen bepalen.

Daarom is het belangrijk aandacht te hebben voor een dreigend schaarsteprobleem, zeker in een Europese en Vlaamse omgeving, waar wij niet over de noodzakelijke grondstoffen beschikken. Zal de ontginning van deze "metalen" spoedig een grens bereiken? Zullen de "kritieke" metalen voor ons steeds voldoende toegankelijk blijven? Zullen er binnenkort conflicten over ontstaan?

Statische projecties geven inderdaad aan dat, rekening houdend met de huidige exploitatiegraad en een groeiende vraag, een aantal metalen, over een paar decennia volledig uitgeput zullen zijn (bv. Lood in 2018, Zilver in 2019, Zink in 2044). Meer realistische modellen houden ook rekening met de interne dynamiek van de mijnbouw- en winnings-technologie en met de volatiliteit van de grondstof-fenmarkt, maar zijn niet noodzakelijk optimistischer, wel integendeel: zowel de bevoorradingszekerheid als de vraag naar metalen zijn niet constant en dit leidt bijgevolg tot onzekerheid, zowel van financi-ele, geopolitieke als technologische aard.

Tot zover de probleemstelling: schaarste is dyna-misch en zal een zorg blijven.

De Academie voelde zich begin 2013 aangespro-ken om op deze problematiek een antwoord te bieden, in eerste instantie voor Vlaanderen binnen Europa. De internationale teneur is dat de proble-matiek kansen biedt voor nieuwe ontginningsge-bieden, en voor efficiëntere en minder vervuilende winningstechnologie- en veredelingsmethoden, dat er versterkte aandacht dient te gaan naar materiaalsubstitutie, naar een intelligent materiaal-besparend productontwerp en naar recyclage. Specifiek voor deze laatste domeinen is er voor Vlaanderen een bijzondere toekomst weggelegd. Als voorbeeld vermelden we het concept van de "stadsmijnbouw" of "urban mining".

Dreigende Metaalschaarste: geen fictieUitdagingen en opportuniteiten voor de

Standpunten

van actuele ontwikkelingen en beleidsplannen in Vlaanderen, Europa en elders, en een diepgaande reflectie op de eigen ervaringen in het veld van alle deelnemers aan het project. Dat alles moet leiden tot een brede langetermijnvisie met verschillende hypotheses, mogelijke modellen en toekomstscenario’s, en dit op de drie niveaus: micro (leerling, leraar, klas), meso (school, universi-teit) en macro (de verschillende overheden). De Academie zal proberen met een brede representa-tieve groep van stakeholders een “out of the box” denkoefening op te zetten, vanuit haar neutrale positie en zonder in concurrentie te treden met de onderwijsinstellingen en de beleidsorganen.

Nu al een primeur: twee denkers

Om dit project te inspireren en te leiden worden twee bekende buitenlandse experts aangetrokken. Prof. Diana Laurillard (University of London) heeft jarenlange ervaring in open en afstandsonderwijs en grote expertise in de pedagogisch-onderwijskundige aspecten. Prof. Pierre Dillenbourg (EPFL-Lausanne) leidt een universitair centrum van waaruit MOOCs worden ontworpen en georgani-seerd. Deze complementaire aanpak zal het beste halen uit de uiteenlopende ervaring van de Denkers, nl. het pedagogisch gerichte vs. het praktijkgerichte.

De verschijning van het nieuwe deel van het Natio-naal Biografisch Woordenboek is voorzien in de loop van het voorjaar van 2014. Het nieuwe deel bevat zo'n 125 lemmata en is verlucht met talrijke illustraties. De bijdragen zijn allemaal gestoeld op origineel onderzoek. Onder meer de volgende figuren zullen een plaats krijgen in het NBW deel 21: de politici August Beernaert, Rika de Backer-van Ocken en Mathilde Schroyens, de beeldend kunstenaar Valerius de Saedeleer en tien leden van de familie De Vigne, de schrijvers Marie Gevers, de dansers-choreografen Sonia Korty en Andrée Marlière, de cineasten Nicole van Goethem en

André Cauvin, de architecten Lucas Faydherbe en Hans Vredeman de Vries, de feministische pioniers Renée van Mechelen en Liane Boeykens, mediafi-guren Bert van Kerkhoven en Valère Depauw, de muzikanten Raymonde Serverius en Django Reinhardt, de grondvester van de anticonceptiepil Ferdinand Peeters, striptekenaar Willy Vandersteen, historische figuren als Ida van Boulogne, Frans van Busleyden en vele anderen. Het NBW deel 21 zal verkrijgbaar zijn tegen ca. 70 euro. Er is steeds een korting van 50 % voor personen en instellingen die hun reeks van het NBW wensen aan te vullen met oude delen (tot en met deel 17).

Verwacht: Nationaal Biografisch Woordenboek deel 21

15

ren in innovatieve technologieën voor het recycleren van metalen uit complexe producten.

Innovaties en acties op weg naar een circulaire economie

Innovaties en acties op weg

naar een circulaire economie

Etienne Aernoudt, Dirk Fransaer, Egbert Lox, Karel Van Acker

Standpunten 22

Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, KIasse Techische Wetenschappen, 2014

Dreigende metaalschaarste?

Dreigende metaalschaarste?

Dit standpunt kwam tot stand in een werkgroep van de Klasse Technische Wetenschappen van de KVAB. Voorzitter van de werkgroep was dr. Ir. Egbert Lox, senior vice-president van Umicore, wereldspeler in materiaaltechnologie. De eindredactie van het standpunt berustte bij prof. em. dr. ir. Etienne Aernoudt van de KU Leuven, waar hij departementsvoorzitter was van MTM (materiaalkunde). Andere leden van de werkgroep waren ir. Dirk Fransaer, gedele-geerd bestuurder van VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, en prof. dr. Ir. Karel Van Acker, gewoon hoogleraar aan de KU Leuven, coördinator van het KU Leuven Materials Research Centre en hoofddocent duurzame materialen en processen.

Reeds bij het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw wees de ‘Club van Rome’ op de eindigheid van de natuurlijke rijkdommen van onze planeet. Dit veroorzaakte een schokef-fect na de periode van ongebreidelde groei die de jaren ‘60 kenmerkte. De oliecrisissen van 1973 en 1979 bevestigden de analyse van de Club van Rome . Toen China in 2010 een embargo op de uitvoer van zeldzame aardmetalen instelde, ging een nieuwe schokgolf door de wereld: zeldzame aardmetalen, maar ook metalen als europium, gallium, indium, neodymium zijn van uitzonderlijk belang voor innovatieve ontwikkelingen in domeinen als de mobiele telefonie, de micro-elektronica en de elektrovoltaïsche zonnepanelen. Vele van deze metalen komen uit geopolitiek instabiele regio’s, waardoor ‘het Westen’ vroeg of laat met bevoorradingsproblemen dreigt te maken te krijgen.Toch kan dit objectieve risico ook opportuniteiten inhouden voor een regio als Vlaanderen: recycling van de schaarse technologiemetalen uit gebruikte mobiele telefoons, LED-lampen, televisietoestellen, zonnepanelen enz.(“urban mining”) kan de kwetsbaarheid van de innovatieve industrie significant verminderen. Vlaanderen is een van de koplopers van deze zogeheten ‘circulaire economie’ en het wordt belangrijk om deze positie in de toekomst te behouden en liefst nog verder uit te bouwen.In dit standpunt wordt gepleit voor een doorgedreven participatie in de internationale mijnbouw, sensibilisering van de maatschappij voor onze kwetsbaarheid inzake grondstof-fenbevoorrading, doorgedreven betrokkenheid bij de Europese kennis- en innovatiecom-munity en investering in innovatieve technologieën voor het recyclen van schaarse metalen.

Page 15: Academieberichten 56

José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Wetenschap en Technologie, pleit voor een nieuwe aanwezigheid van wetenschap in de samenleving.

Op initiatief van de Klasse van de Natuurweten-schappen organiseert de Academie in 2014 een Denkersprogramma rond het gebrek aan belang-stelling voor wetenschap en technologie in wat wij graag onze ‘kennismaatschappij’ noemen. Meer bepaald wil de Academie de aandacht vestigen op het gebrek aan jonge mensen die willen gaan voor STEM-studies, hierin afstuderen, en vervolgens opteren voor een STEM-loopbaan. ‘STEM’ staat voor Science, Technology, Engineering en Medicine.

En dit ondanks al de inspanningen van de overheid en alle acteurs in het veld. Indien Vlaanderen tegen 2020 één van de meest dynamische, innova-tieve en W&T-nieuwsgierige regio’s in Europa wil worden zullen er belangrijke mentaliteitsveranderin-gen moeten optreden. De Academie zal zich daarom buigen over de vraag of “Vlaanderen inderdaad op weg is naar een nieuwsgierige, enthousiaste en innovatiegedreven kennismaat-schappij.”

Het is niet de bedoeling om korte termijn antwoor-den aan te bieden voor dit ingewikkeld vraagstuk, noch om het belangrijke werk, dat reeds door vele instanties in Vlaanderen geleverd werd, te duplice-ren. Integendeel. De Academie is ervan overtuigd dat een internationaal erkende autoriteit omringd door stakeholders uit verschillende sectoren van de Vlaamse samenleving – niet alleen natuurweten-schappers en ingenieurs, leraars en ouders maar ook sociologen, psychologen, economen, bedrijfs-leiders, journalisten, … – de katalysator kan zijn van een denkproces waardoor bovenvermelde proble-matiek vanuit een ander perspectief benaderd wordt. Met de hoop dat dit leidt tot het verwerven van nieuwe inzichten en het voorstellen van originele nieuwe strategieën.

De Denker

Als internationaal expert zal professor José Mariano Gago, voormalig Portugees Minister voor Weten-schap en Technologie, Informatiemaatschappij en Hoger Onderwijs, intensief meewerken aan dit Denkersprogramma. Prof. Gago is Elektrotechnisch Ingenieur en Fysicus van opleiding, voorzitter van het LIP en lid van talrijke adviesraden bij de Europese Commissie. Het LIP werd in 1986 gesticht voor onderzoek in de elementaire deeltjesfysica, en is een laboratorium met veel prestige in Portugal en in het CERN. Hij is de auteur van het impactvolle rapport ‘Europe needs more researchers’, gepubli-ceerd in 2004. Hij is sinds meer dan 20 jaar een expert van de vooropgestelde problematiek. Prof. Gago heeft merkwaardige verwezenlijkingen op zijn actief. Zo is hij erin geslaagd om in Portugal een culturele revolutie teweeg te brengen voor wat betreft de publieke perceptie van W&T en de gevolgen ervan. Hij is de initiatiefnemer van het succesvolle ‘Ciência Viva’-programma. Op 10 jaar tijd, en dankzij Gago's initiatieven, is het aantal STEM-afgestudeerden in Portugal verdubbeld.

E-learning en Blended Learning

Brede princiepsdiscussie over de toekomst van blended learning bij Vlaamse onderwijsinstellingen vat aan bij de KVAB

De Klasse van de Technische Wetenschappen neemt het voortouw om in 2014 een Denkerspro-gramma in te richten rond de problematiek van E-learning en Blended Learning. Rond deze thema-tiek publiceerde de Academie in juni 2013 het standpunt nr. 19 ‘Van Blended naar Open Learning? Internet en ICT in het Vlaams Hoger Onderwijs’. Dit rapport bespreekt de grondige veranderingen die zich de laatste twee decennia voltrokken in de wereld en de maatschappij: de revolutionaire ontwikkelingen in de technologie, de explosieve groei van het PC-gebruik en van de toegang tot draadloze communicatie, en het drukke verkeer op het internet en in de sociale netwerken. De tijd is rijp om hier een nieuwe Denkersprogramma over te lanceren.

Onze universiteiten en hogescholen hebben vandaag allemaal een centraal digitaal leerplat-form waarop de student zijn eigen gepersonali-seerde leeromgeving vindt. Multicampusonderwijs op basis van live video-conferenties en webappli-caties heeft zijn weg gevonden in de associaties en andere samenwerkingsverbanden. Voor de aanmaak en uitwisseling van digitaal leermateriaal is er een sterke wereldwijde trend naar “Open Educational Resources” (OER). Deze OER-beweging betekent voor onze hoger onderwijs instellingen zowel een grote uitdaging als een nieuwe opportuniteit.

Een nog veel grotere uitdaging zijn de “Massive Open Online Courses” (MOOCs), overgewaaid uit de VS, met tienduizenden deelnemers wereldwijd. Maar hoe gaan onze eigen universiteiten en hoge-scholen hier mee om?

De hamvraag is: zullen al deze ontwikkelingen het onderwijs ten gronde veranderen of gaat het slechts om nieuwe hulpmiddelen in het klassieke systeem? De uitdaging is: welke principiële keuzes maken we, hoe pakken we het concreet aan? De conclusie van het rapport luidde: “er is nood aan een systemische visie op de optimale valorisatie van de ICT en het internet voor het nieuwe hoger onderwijs van de 21-ste eeuw”.

Het is deze visie die men zal trachten te ontwikkelen in het voorgestelde Denkersprogramma. Dit zal gebeuren door een grondige studie van bestaande denkmodellen, een kritische analyse

Pierre DilenbourgDiana Laurillard

14 15

Wat betekent deze wereldwijde problematiek voor ons?

Rekening houdend met deze achtergrond, maken wij de volgende aanbevelingen aan de overhe-den, de industrie en de onderwijs- en onderzoeks-wereld:

België en Vlaanderen dienen terug te participeren in de internationale mijnbouw, meer bepaald in nieuwe vormen van mijnbouw die ecologisch en socio-economisch verantwoord zijn. Met hun wereldwijde ervaring kunnen Vlaamse baggerbe-drijven een belangrijke rol spelen in het ontginnen van grondstoffen op de zeebodem.

Versnelde kennisopbouw over onze grondstoffen-afhankelijkheid uit alle werelddelen en grondstof-fen in de stadsmijn, en brede kennisverspreiding hiervan naar de burger. Het in Vlaanderen sterk ingeburgerde recyclagedenken moet op deze kennis verder uitgebouwd worden, niet alleen bij het sorteren of verwerken van afval, maar reeds bij de keuze en het gebruik van producten.

Vlaanderen staat sterk qua technisch-wetenschappelijk materiaalonderzoek, en zou daarom het voortouw moeten nemen in Europese initiatieven rond grondstoffenefficiëntie, onder meer in de materiaalgerichte Europese kennis- en Innovatiecommunity (KIC).

In Vlaanderen en in de Europese Unie, is de verhou-ding tussen de publieke middelen die in de innova-tie geïnvesteerd worden en de resulterende nieuwe industriële activiteit, onvoldoende in vergelijking met de topregio’s in de wereld. Het is inefficiënt om zonder meer grondstoffen die het predicaat “kritiek” hebben, te gebruiken voor productinnova-ties, omdat hun bevoorradingstoekomst onzeker is. Wij raden aan de criteria voor het toekennen van publieke ondersteuning uit te breiden met de categorie tot welke de gebruikte grondstoffen behoren. Indien een grondstof tot de categorie “kritiek” behoort dan moet het innovatiewerk hiermee adequaat rekening houden.

Een versterking van de Vlaamse koploperpositie in recyclage, gericht op het bereiken van een circulaire economie, biedt de Vlaamse economie heel wat groeimogelijkheden. Dit kan maar door een doorgedreven materiaal-georiënteerde waardeketen-strategie toe te passen op nieuwe producten en processen, en door verder te investe-ren in innovatieve technologieën voor het recycle-ren van metalen uit complexe producten.

Dreigende Metaalschaarste: geen fictieUitdagingen en opportuniteiten voor de samenleving

Alle grondstoffen zijn eindig, in het bijzonder ook die van de metalen. Dat hebben de alarmkreten in de wereldpers aangetoond, nadat China in 2010 een embargo op de uitvoer van de zgn. zeldzame aardmetalen had ingesteld. Het was bekend dat de vraag naar de meeste metalen vanaf de industriële revolutie, zij het met periodische schommelingen, continu was toegenomen. Maar de relatieve toename voor de zgn. "basismetalen" zoals ijzer, koper en aluminium, blijft nog bescheiden in verge-lijking met de relatieve toename van de vraag naar zgn. "technologiemetalen" tijdens de voorbije decennia.

Maar er zijn nog andere technologiemetalen dan de zeldzame aardmetalen. Zo zit Neodymium zowel in de magneten van de microfoon van je smartphone als in de magneten van een windmo-lengenerator, Europium in je TV-scherm, Gallium in LED-lampen, Indium in de nieuwste zonnepanelen, etc... Weinigen kennen deze exotische elementen maar ironisch genoeg zijn het elementen die in belangrijke mate ons leven in de 21e eeuw zullen bepalen.

Daarom is het belangrijk aandacht te hebben voor een dreigend schaarsteprobleem, zeker in een Europese en Vlaamse omgeving, waar wij niet over de noodzakelijke grondstoffen beschikken. Zal de ontginning van deze "metalen" spoedig een grens bereiken? Zullen de "kritieke" metalen voor ons steeds voldoende toegankelijk blijven? Zullen er binnenkort conflicten over ontstaan?

Statische projecties geven inderdaad aan dat, rekening houdend met de huidige exploitatiegraad en een groeiende vraag, een aantal metalen, over een paar decennia volledig uitgeput zullen zijn (bv. Lood in 2018, Zilver in 2019, Zink in 2044). Meer realistische modellen houden ook rekening met de interne dynamiek van de mijnbouw- en winnings-technologie en met de volatiliteit van de grondstof-fenmarkt, maar zijn niet noodzakelijk optimistischer, wel integendeel: zowel de bevoorradingszekerheid als de vraag naar metalen zijn niet constant en dit leidt bijgevolg tot onzekerheid, zowel van financi-ele, geopolitieke als technologische aard.

Tot zover de probleemstelling: schaarste is dyna-misch en zal een zorg blijven.

De Academie voelde zich begin 2013 aangespro-ken om op deze problematiek een antwoord te bieden, in eerste instantie voor Vlaanderen binnen Europa. De internationale teneur is dat de proble-matiek kansen biedt voor nieuwe ontginningsge-bieden, en voor efficiëntere en minder vervuilende winningstechnologie- en veredelingsmethoden, dat er versterkte aandacht dient te gaan naar materiaalsubstitutie, naar een intelligent materiaal-besparend productontwerp en naar recyclage. Specifiek voor deze laatste domeinen is er voor Vlaanderen een bijzondere toekomst weggelegd. Als voorbeeld vermelden we het concept van de "stadsmijnbouw" of "urban mining".

Dreigende Metaalschaarste: geen fictieUitdagingen en opportuniteiten voor de

Standpunten

van actuele ontwikkelingen en beleidsplannen in Vlaanderen, Europa en elders, en een diepgaande reflectie op de eigen ervaringen in het veld van alle deelnemers aan het project. Dat alles moet leiden tot een brede langetermijnvisie met verschillende hypotheses, mogelijke modellen en toekomstscenario’s, en dit op de drie niveaus: micro (leerling, leraar, klas), meso (school, universi-teit) en macro (de verschillende overheden). De Academie zal proberen met een brede representa-tieve groep van stakeholders een “out of the box” denkoefening op te zetten, vanuit haar neutrale positie en zonder in concurrentie te treden met de onderwijsinstellingen en de beleidsorganen.

Nu al een primeur: twee denkers

Om dit project te inspireren en te leiden worden twee bekende buitenlandse experts aangetrokken. Prof. Diana Laurillard (University of London) heeft jarenlange ervaring in open en afstandsonderwijs en grote expertise in de pedagogisch-onderwijskundige aspecten. Prof. Pierre Dillenbourg (EPFL-Lausanne) leidt een universitair centrum van waaruit MOOCs worden ontworpen en georgani-seerd. Deze complementaire aanpak zal het beste halen uit de uiteenlopende ervaring van de Denkers, nl. het pedagogisch gerichte vs. het praktijkgerichte.

De verschijning van het nieuwe deel van het Natio-naal Biografisch Woordenboek is voorzien in de loop van het voorjaar van 2014. Het nieuwe deel bevat zo'n 125 lemmata en is verlucht met talrijke illustraties. De bijdragen zijn allemaal gestoeld op origineel onderzoek. Onder meer de volgende figuren zullen een plaats krijgen in het NBW deel 21: de politici August Beernaert, Rika de Backer-van Ocken en Mathilde Schroyens, de beeldend kunstenaar Valerius de Saedeleer en tien leden van de familie De Vigne, de schrijvers Marie Gevers, de dansers-choreografen Sonia Korty en Andrée Marlière, de cineasten Nicole van Goethem en

André Cauvin, de architecten Lucas Faydherbe en Hans Vredeman de Vries, de feministische pioniers Renée van Mechelen en Liane Boeykens, mediafi-guren Bert van Kerkhoven en Valère Depauw, de muzikanten Raymonde Serverius en Django Reinhardt, de grondvester van de anticonceptiepil Ferdinand Peeters, striptekenaar Willy Vandersteen, historische figuren als Ida van Boulogne, Frans van Busleyden en vele anderen. Het NBW deel 21 zal verkrijgbaar zijn tegen ca. 70 euro. Er is steeds een korting van 50 % voor personen en instellingen die hun reeks van het NBW wensen aan te vullen met oude delen (tot en met deel 17).

Verwacht: Nationaal Biografisch Woordenboek deel 21

15

ren in innovatieve technologieën voor het recycleren van metalen uit complexe producten.

Innovaties en acties op weg naar een circulaire economie

Innovaties en acties op weg

naar een circulaire economie

Etienne Aernoudt, Dirk Fransaer, Egbert Lox, Karel Van Acker

Standpunten 22

Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, KIasse Techische Wetenschappen, 2014

Dreigende metaalschaarste?

Dreigende metaalschaarste?

Dit standpunt kwam tot stand in een werkgroep van de Klasse Technische Wetenschappen van de KVAB. Voorzitter van de werkgroep was dr. Ir. Egbert Lox, senior vice-president van Umicore, wereldspeler in materiaaltechnologie. De eindredactie van het standpunt berustte bij prof. em. dr. ir. Etienne Aernoudt van de KU Leuven, waar hij departementsvoorzitter was van MTM (materiaalkunde). Andere leden van de werkgroep waren ir. Dirk Fransaer, gedele-geerd bestuurder van VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, en prof. dr. Ir. Karel Van Acker, gewoon hoogleraar aan de KU Leuven, coördinator van het KU Leuven Materials Research Centre en hoofddocent duurzame materialen en processen.

Reeds bij het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw wees de ‘Club van Rome’ op de eindigheid van de natuurlijke rijkdommen van onze planeet. Dit veroorzaakte een schokef-fect na de periode van ongebreidelde groei die de jaren ‘60 kenmerkte. De oliecrisissen van 1973 en 1979 bevestigden de analyse van de Club van Rome . Toen China in 2010 een embargo op de uitvoer van zeldzame aardmetalen instelde, ging een nieuwe schokgolf door de wereld: zeldzame aardmetalen, maar ook metalen als europium, gallium, indium, neodymium zijn van uitzonderlijk belang voor innovatieve ontwikkelingen in domeinen als de mobiele telefonie, de micro-elektronica en de elektrovoltaïsche zonnepanelen. Vele van deze metalen komen uit geopolitiek instabiele regio’s, waardoor ‘het Westen’ vroeg of laat met bevoorradingsproblemen dreigt te maken te krijgen.Toch kan dit objectieve risico ook opportuniteiten inhouden voor een regio als Vlaanderen: recycling van de schaarse technologiemetalen uit gebruikte mobiele telefoons, LED-lampen, televisietoestellen, zonnepanelen enz.(“urban mining”) kan de kwetsbaarheid van de innovatieve industrie significant verminderen. Vlaanderen is een van de koplopers van deze zogeheten ‘circulaire economie’ en het wordt belangrijk om deze positie in de toekomst te behouden en liefst nog verder uit te bouwen.In dit standpunt wordt gepleit voor een doorgedreven participatie in de internationale mijnbouw, sensibilisering van de maatschappij voor onze kwetsbaarheid inzake grondstof-fenbevoorrading, doorgedreven betrokkenheid bij de Europese kennis- en innovatiecom-munity en investering in innovatieve technologieën voor het recyclen van schaarse metalen.

Page 16: Academieberichten 56

André Alen gekozen tot voorzitter van het Grondwettelijk Hof

De heer André Alen (Klasse Menswetenschappen) werd op 21 november 2013 gekozen tot Neder-landstalig voorzitter van het Grondwettelijk Hof voor een mandaat dat ingaat op 9 januari 2014 en eindigt op 31 januari 2016, in opvolging van de heer Marc Bossuyt. Reeds vanaf maart 2001 is hij Rechter in het Grondwettelijk Hof. Hij doceert staatsrecht aan de KU Leuven, was in het verleden adviseur van de Minister van Justitie en stond mee aan het hoofd van verschillende kabinetten.

Willem Elias verkozen tot aantredend voorzitter van de KVAB

Op 14 december 2013 werd de heer Willem Elias verkozen tot nieuw voorzitter van de Academie voor de periode 2015-2016. Professor Elias doctoreerde in 1989 op een proefschrift over de relatie tussen opvoeding en hedendaagse kunst. Hij is decaan van de faculteit Psychologie en Educatiewetenschap-pen aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is kunsttheoreticus, -filosoof, -criticus en agoog. In het tweedelige werk (2006/2008) Aspecten van de Belgische

Kunst na ‘45’ stelt hij op een eigenzinnige en kritische manier het Belgische kunstlandschap voor.

Hij lichtte tijdens de voorstelling van zijn kandidaat-schap toe dat de educatieve kant van de kunstfilo-sofie zijn passie is, vooral dan om de kunsten het grote publiek te kunnen laten bereiken. In 2015 gaat hij op emeritaat en hij zal de eerste jaren daarvan samen met de andere leden aan de werking van de Academie bijdragen. De belang-rijkste speerpunten voor hem zijn de sluimerende interdisciplinariteit van de Klassen tot een hoger niveau te brengen, de interesse van de leden voor de verschillende activiteiten van de Academie te verhogen, en in te gaan op de wens van de overheid om meer naar buiten te treden, en dat niet alleen met publicaties.

Derrick Gosselin aangesteld tot voorzitter SCK•CEN

De heer Derrick Gosselin werd op voordracht van de ministerraad, op 26 november 2013 door ZM

Koning Filip aangesteld tot Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Studiecen-trum voor Kernenergie SCK•CEN te Mol. Hij is één van de stichtende leden van de Klasse Technische Wetenschappen, die in 2009 werd opgericht en lid van de energieraad van de KVAB. Hij is verbon-den aan de universiteiten van Gent en van Oxford waar hij specialiseert in besluitvormig bij complexe problemen. Hij is lid van de Global Agenda Councils, denktank van het WEF, van de Oxford

Honorary Membership Hongaarse Aca-demie voor Rik Van Brussel

Professor emeritus Hendrik Van Brussel (KTW) van het Departement Werktuig-kunde aan de KU Leuven werd door de Hongaarse Academie van Weten-schappen (MTA) verkozen tot Honorary Member, in de sectie van de ingeni-eurswetenschappen. Hij is internatio-naal lid van de Advisory Board van de MTA zijn Institute for Computer Science and Control. Hij was gedurende zijn hele carrière, die meer dan 40 jaar omspant, actief in het gebied tussen

werktuigbouwkunde, elektronica, regeltechniek en informatica, een domein dat tegenwoordig mechatronica wordt genoemd. Er werden in 2013 20 buitenlandse ereleden verkozen door het MTA, die steevast personen zijn "who cultivate their fields of science on an internationally recognised level and who can lay claim to exceptional appreciation from Hungarian science and scholarship".

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen bestaat 350 jaar

Anne-Mie Van Kerckhoven curator van een van de activiteiten

Als een Academie voor kunsten haar jubileum viert, is dat meer dan een herdenking, het is een herbeleving. Een herbeleving van de stromingen, de spanningen, tussen traditie en moderni-teit, tussen ambacht en kunst, in tempore non suspecto verteld door de studenten van de Academie. In de grote tentoonstelling in het MAS werden veteranen als Jacob Jordaens, David II Teniers, Vincent Van Gogh en Laurens Alma Tadema gecontrasteerd met recentere bekenden als Panama-

renko, Fred Bervoets en Anne-Mie Van Kerckhoven. Drie tentoonstellingen in de Lange Zaal van de Academie zoomden in op de dialoog tussen hedendaagse en oud-studenten en het artistiek-pedagogische traject van de instelling. Anne-Mie Van Kerckhoven volgde voor een jaar de laatste-jaarsstudenten van de Academie. In ‘Van een Bruisende Campus waar de Kunsten Welig Tieren’ (7 november - 19 december 2013), is ze curator van een persoonlijke selectie van hun werken, om zo te kijken wat hun motivatie is om kunstenaar te zijn.

De Academie voor Schone Kunsten heeft ook rijkelijk bijgedragen aan het artistieke genootschap binnen de KVAB, de Klasse van de Kunsten. Drie van de 10 stichtende leden van die Klasse waren afkomstig van de Antwerpse academie, nl. de oud-leerlingen Walter Vaes en Henri Van de Velde en de directeur 1945-1946 Constant Permeke. Andere oud-leerlingen kwamen de Klasse al snel aanvullen, Richard Baseleer in 1939 en Oscar Jespers in 1941. Andere oud-leerlingen die lid waren

André Alen gekozen tot voorzitter van het

Benoemd of onderscheidenHonorary Membership Hongaarse Aca-

Benoemd of onderscheidenMartin School, en van Academia Europaea.

Het SCK•CEN is het belangrijkste federale onder-zoekscentrum van België met bijna 700 onderzoe-kers en het tweede belangrijkste onderzoekscen-trum in Europa rond nucleaire wetenschappen en technologie, na het Franse CEA (Commissariat à l'énergie atomique et aux énergies alternatives). Het SCK•CEN heeft drie onderzoekspolen: energie, materiaal en medische toepassingen van nucleaire technologie. Het SCK•CEN heeft eveneens in zijn zestigjarig bestaan een internationale know-how opgebouwd rond de veiligheid van nucleaire installaties, het doordacht beheer van radio-actief afval en de bescherming van de mens en het milieu tegen ioniserende straling. Een andere KTW-confrater, de heer Erik Van Walle, is sinds 2006 Directeur-generaal van het SCK•CEN. Hij werd tot lid verkozen in 2011.

Het SCK is een wereldspeler in de medische stralingsfysica. Daarin is het SCK actief op drie niveaus: als leverancier van radio-isotopen voor medische toepassingen, als onderzoeksinstelling voor verbeterde stralingsprotocols bij verschillende aandoeningen (vaak kanker) als bij radiologie, en als onderzoeksinstelling over de bescherming tegen ioniserende straling.

Karen Maex benoemd tot nieuwe decaan Faculteiten wetenschappen van de Universiteit Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam

De Colleges van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en van de Vrije Universiteit (VU) hebben mevrouw Karen Maex (Klasse Natuurwe-tenschappen) benoemd tot respectievelijk decaan van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (UvA-FNWI) en decaan van de Faculteit der Exacte Wetenschappen (VU-FEW) en decaan van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen (VU-FALW), met ingang van 1 januari 2014. Prof. Maex was vicerector voor de Groep Wetenschap & Technologie van de KU Leuven van 2005-2013.Ze is gespecialiseerd in materiaalfysica en nano-technologie voor elektronica-toepassingen en is auteur en co-auteur van meer dan 250 internatio-nale publicaties. Na haar doctoraat aan de KU Leuven deed ze onderzoek in samenwerking met IMEC, later als Onderzoeksdirecteur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen. Bij IMEC was ze later directeur van het Departement Interconnect Technologie en Silicides tot december 2000. Ze kreeg de titel IMEC Fellow in 2001 en coördi-neerde het strategisch weten-schappelijk onderzoek in de Silicium divisie tot juli 2005. Sinds oktober 2009 is ze lid van de Raad van Bestuur van IMEC.

zijn Renaat Braem (1910-2001), Victor Delhez (1902-1981), Herman Diels (1903-1986), Gerard Gaudaen (1927-2003), Floris Jespers (1889-1965), Marcel Macken (1913-1977), Jan van de Kerckhove (1927-2007) en Eduard van Steenbergen (1889-1952). Frans Dille (1909-1999) was aan de academie ooit docent. Van de huidige leden van de Klasse Kunsten studeerden Jan Fabre, André Goezu, Dr. Hugo Heyrman, Panamarenko en Anne-Mie Van Kerckhoven aan de Antwerpse academie.

De heer Jean Berlamont (Klasse Technische Wetenschappen) is benoemd tot voorzitter van VLARIO, het Overlegplatform en Kenniscentrum voor de rioleringen- en afvalwaterzuiveringsector in Vlaanderen.

De heer André Laporte (Klasse Kunsten) werd op 25 januari 2014 gelauwerd met de Klara Carrière-prijs in deSingel te Antwerpen. De prijs is een eerbe-toon voor een Vlaams musicus met een internatio-nale uitstraling.

De heer Filip Rathé (Klasse Kunsten) werd op 25 januari 2014 door Klara uitgeroepen tot ‘Musicus van het jaar 2013’ in deSingel te Antwerpen.

Mevrouw Fien Troch (Klasse Kunsten), nieuw lid van 2013, is met haar film Kid onderscheiden met de Prijs André Cavens van de Belgische Unie van de Filmkritiek.

Bij Koninklijk Besluit van 18 juli 2013 worden de volgende leden van de Academie bevor-derd of benoemd in de Nationale Orden: De heer Hendrik Deroo wordt benoemd tot Groot-officier in de Leopoldsorde.De heer Freddy Dumortier wordt benoemd tot Grootofficier in de Kroonorde.De heer Dirk Fransaer wordt benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde.De heer Marcel Smets wordt benoemd tot Grootof-ficier in de Kroonorde.

Bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 2013 worden de volgende leden van de Acade-mie bevorderd of benoemd in de Nationale Orden:De heer Yvan Bruynseraede wordt benoemd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Raoul Servais wordt bevorderd tot Grootof-ficier in de Kroonorde.De heer Joseph Thas wordt benoemd tot Grootoffi-cier in de Kroonorde.De heer Hendrik Van Brussel wordt bevorderd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Paul Van Rompuy wordt bevorderd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Eric Van Walle wordt benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde.

16 17

Page 17: Academieberichten 56

André Alen gekozen tot voorzitter van het Grondwettelijk Hof

De heer André Alen (Klasse Menswetenschappen) werd op 21 november 2013 gekozen tot Neder-landstalig voorzitter van het Grondwettelijk Hof voor een mandaat dat ingaat op 9 januari 2014 en eindigt op 31 januari 2016, in opvolging van de heer Marc Bossuyt. Reeds vanaf maart 2001 is hij Rechter in het Grondwettelijk Hof. Hij doceert staatsrecht aan de KU Leuven, was in het verleden adviseur van de Minister van Justitie en stond mee aan het hoofd van verschillende kabinetten.

Willem Elias verkozen tot aantredend voorzitter van de KVAB

Op 14 december 2013 werd de heer Willem Elias verkozen tot nieuw voorzitter van de Academie voor de periode 2015-2016. Professor Elias doctoreerde in 1989 op een proefschrift over de relatie tussen opvoeding en hedendaagse kunst. Hij is decaan van de faculteit Psychologie en Educatiewetenschap-pen aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is kunsttheoreticus, -filosoof, -criticus en agoog. In het tweedelige werk (2006/2008) Aspecten van de Belgische

Kunst na ‘45’ stelt hij op een eigenzinnige en kritische manier het Belgische kunstlandschap voor.

Hij lichtte tijdens de voorstelling van zijn kandidaat-schap toe dat de educatieve kant van de kunstfilo-sofie zijn passie is, vooral dan om de kunsten het grote publiek te kunnen laten bereiken. In 2015 gaat hij op emeritaat en hij zal de eerste jaren daarvan samen met de andere leden aan de werking van de Academie bijdragen. De belang-rijkste speerpunten voor hem zijn de sluimerende interdisciplinariteit van de Klassen tot een hoger niveau te brengen, de interesse van de leden voor de verschillende activiteiten van de Academie te verhogen, en in te gaan op de wens van de overheid om meer naar buiten te treden, en dat niet alleen met publicaties.

Derrick Gosselin aangesteld tot voorzitter SCK•CEN

De heer Derrick Gosselin werd op voordracht van de ministerraad, op 26 november 2013 door ZM

Koning Filip aangesteld tot Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Studiecen-trum voor Kernenergie SCK•CEN te Mol. Hij is één van de stichtende leden van de Klasse Technische Wetenschappen, die in 2009 werd opgericht en lid van de energieraad van de KVAB. Hij is verbon-den aan de universiteiten van Gent en van Oxford waar hij specialiseert in besluitvormig bij complexe problemen. Hij is lid van de Global Agenda Councils, denktank van het WEF, van de Oxford

Honorary Membership Hongaarse Aca-demie voor Rik Van Brussel

Professor emeritus Hendrik Van Brussel (KTW) van het Departement Werktuig-kunde aan de KU Leuven werd door de Hongaarse Academie van Weten-schappen (MTA) verkozen tot Honorary Member, in de sectie van de ingeni-eurswetenschappen. Hij is internatio-naal lid van de Advisory Board van de MTA zijn Institute for Computer Science and Control. Hij was gedurende zijn hele carrière, die meer dan 40 jaar omspant, actief in het gebied tussen

werktuigbouwkunde, elektronica, regeltechniek en informatica, een domein dat tegenwoordig mechatronica wordt genoemd. Er werden in 2013 20 buitenlandse ereleden verkozen door het MTA, die steevast personen zijn "who cultivate their fields of science on an internationally recognised level and who can lay claim to exceptional appreciation from Hungarian science and scholarship".

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen bestaat 350 jaar

Anne-Mie Van Kerckhoven curator van een van de activiteiten

Als een Academie voor kunsten haar jubileum viert, is dat meer dan een herdenking, het is een herbeleving. Een herbeleving van de stromingen, de spanningen, tussen traditie en moderni-teit, tussen ambacht en kunst, in tempore non suspecto verteld door de studenten van de Academie. In de grote tentoonstelling in het MAS werden veteranen als Jacob Jordaens, David II Teniers, Vincent Van Gogh en Laurens Alma Tadema gecontrasteerd met recentere bekenden als Panama-

renko, Fred Bervoets en Anne-Mie Van Kerckhoven. Drie tentoonstellingen in de Lange Zaal van de Academie zoomden in op de dialoog tussen hedendaagse en oud-studenten en het artistiek-pedagogische traject van de instelling. Anne-Mie Van Kerckhoven volgde voor een jaar de laatste-jaarsstudenten van de Academie. In ‘Van een Bruisende Campus waar de Kunsten Welig Tieren’ (7 november - 19 december 2013), is ze curator van een persoonlijke selectie van hun werken, om zo te kijken wat hun motivatie is om kunstenaar te zijn.

De Academie voor Schone Kunsten heeft ook rijkelijk bijgedragen aan het artistieke genootschap binnen de KVAB, de Klasse van de Kunsten. Drie van de 10 stichtende leden van die Klasse waren afkomstig van de Antwerpse academie, nl. de oud-leerlingen Walter Vaes en Henri Van de Velde en de directeur 1945-1946 Constant Permeke. Andere oud-leerlingen kwamen de Klasse al snel aanvullen, Richard Baseleer in 1939 en Oscar Jespers in 1941. Andere oud-leerlingen die lid waren

André Alen gekozen tot voorzitter van het

Benoemd of onderscheidenHonorary Membership Hongaarse Aca-

Benoemd of onderscheidenMartin School, en van Academia Europaea.

Het SCK•CEN is het belangrijkste federale onder-zoekscentrum van België met bijna 700 onderzoe-kers en het tweede belangrijkste onderzoekscen-trum in Europa rond nucleaire wetenschappen en technologie, na het Franse CEA (Commissariat à l'énergie atomique et aux énergies alternatives). Het SCK•CEN heeft drie onderzoekspolen: energie, materiaal en medische toepassingen van nucleaire technologie. Het SCK•CEN heeft eveneens in zijn zestigjarig bestaan een internationale know-how opgebouwd rond de veiligheid van nucleaire installaties, het doordacht beheer van radio-actief afval en de bescherming van de mens en het milieu tegen ioniserende straling. Een andere KTW-confrater, de heer Erik Van Walle, is sinds 2006 Directeur-generaal van het SCK•CEN. Hij werd tot lid verkozen in 2011.

Het SCK is een wereldspeler in de medische stralingsfysica. Daarin is het SCK actief op drie niveaus: als leverancier van radio-isotopen voor medische toepassingen, als onderzoeksinstelling voor verbeterde stralingsprotocols bij verschillende aandoeningen (vaak kanker) als bij radiologie, en als onderzoeksinstelling over de bescherming tegen ioniserende straling.

Karen Maex benoemd tot nieuwe decaan Faculteiten wetenschappen van de Universiteit Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam

De Colleges van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en van de Vrije Universiteit (VU) hebben mevrouw Karen Maex (Klasse Natuurwe-tenschappen) benoemd tot respectievelijk decaan van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (UvA-FNWI) en decaan van de Faculteit der Exacte Wetenschappen (VU-FEW) en decaan van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen (VU-FALW), met ingang van 1 januari 2014. Prof. Maex was vicerector voor de Groep Wetenschap & Technologie van de KU Leuven van 2005-2013.Ze is gespecialiseerd in materiaalfysica en nano-technologie voor elektronica-toepassingen en is auteur en co-auteur van meer dan 250 internatio-nale publicaties. Na haar doctoraat aan de KU Leuven deed ze onderzoek in samenwerking met IMEC, later als Onderzoeksdirecteur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen. Bij IMEC was ze later directeur van het Departement Interconnect Technologie en Silicides tot december 2000. Ze kreeg de titel IMEC Fellow in 2001 en coördi-neerde het strategisch weten-schappelijk onderzoek in de Silicium divisie tot juli 2005. Sinds oktober 2009 is ze lid van de Raad van Bestuur van IMEC.

zijn Renaat Braem (1910-2001), Victor Delhez (1902-1981), Herman Diels (1903-1986), Gerard Gaudaen (1927-2003), Floris Jespers (1889-1965), Marcel Macken (1913-1977), Jan van de Kerckhove (1927-2007) en Eduard van Steenbergen (1889-1952). Frans Dille (1909-1999) was aan de academie ooit docent. Van de huidige leden van de Klasse Kunsten studeerden Jan Fabre, André Goezu, Dr. Hugo Heyrman, Panamarenko en Anne-Mie Van Kerckhoven aan de Antwerpse academie.

De heer Jean Berlamont (Klasse Technische Wetenschappen) is benoemd tot voorzitter van VLARIO, het Overlegplatform en Kenniscentrum voor de rioleringen- en afvalwaterzuiveringsector in Vlaanderen.

De heer André Laporte (Klasse Kunsten) werd op 25 januari 2014 gelauwerd met de Klara Carrière-prijs in deSingel te Antwerpen. De prijs is een eerbe-toon voor een Vlaams musicus met een internatio-nale uitstraling.

De heer Filip Rathé (Klasse Kunsten) werd op 25 januari 2014 door Klara uitgeroepen tot ‘Musicus van het jaar 2013’ in deSingel te Antwerpen.

Mevrouw Fien Troch (Klasse Kunsten), nieuw lid van 2013, is met haar film Kid onderscheiden met de Prijs André Cavens van de Belgische Unie van de Filmkritiek.

Bij Koninklijk Besluit van 18 juli 2013 worden de volgende leden van de Academie bevor-derd of benoemd in de Nationale Orden: De heer Hendrik Deroo wordt benoemd tot Groot-officier in de Leopoldsorde.De heer Freddy Dumortier wordt benoemd tot Grootofficier in de Kroonorde.De heer Dirk Fransaer wordt benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde.De heer Marcel Smets wordt benoemd tot Grootof-ficier in de Kroonorde.

Bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 2013 worden de volgende leden van de Acade-mie bevorderd of benoemd in de Nationale Orden:De heer Yvan Bruynseraede wordt benoemd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Raoul Servais wordt bevorderd tot Grootof-ficier in de Kroonorde.De heer Joseph Thas wordt benoemd tot Grootoffi-cier in de Kroonorde.De heer Hendrik Van Brussel wordt bevorderd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Paul Van Rompuy wordt bevorderd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.De heer Eric Van Walle wordt benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde.

16 17

Page 18: Academieberichten 56

18 19

ON Opgemerkt

Marc Mendelson (6 november 1915-8 december 2013)

Marc Mendelson was meer dan 45 jaar lid van de Koninklijke Vlaamse Academie en tevens het oudste lid van de Klasse van de Kunsten. Als kunstschilder nam hij een heel bijzondere plaats in. Hij is niet meteen de meest bekende kunstenaar, maar toch lopen dagelijks honder-den mensen voorbij een van zijn werken, m.n. Happy Metro to You, dat het metrostation Park te Brussel siert.

Na de oorlog studeerde Marc Mendelson aan het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen en sinds 1951 was hij als docent verbonden aan de Nationale Hogere School voor Bouwkunst en Visuele Kunsten, Abdij Ter Kameren, te Brussel. Hij is bekend om zijn wandschilderingen, sculp-turen in goud, hoed-maskers en assemblages. Vertrokken van een magisch realisme evolueert zijn werk naar een tactiele reliëfwerking van de verfmaterie. Rond 1966 komt een polychrome kleurbehandeling en een meer persoonlijke neofiguratieve kunst naar voren. Hij behoorde tot de Jeune Peinture Belge, een groep waarvan hij medestichter was, en tot Espace.

Marc Mendelson trad toe tot de Academie als corresponderend lid in 1965, werd werkend lid in 1968 en erelid in 1997.

Slechts weinigen die langs de hoofdingang het Paleis der Academiën bezoeken realiseren zich dat ze het terrein betreden langs een Leeuwenpoort. Leeuwen-poorten zijn er dan ook sinds mensenheugenis. De beroemdste zijn ongetwijfeld die van Mycene, daterend uit de Griekse prehistorie, en die van Jeruza-lem, aan het begin van de Via Dolorosa. Ook de Leeu-wenpoort van het Paleis der Academiën staat aan het begin van een pad dat pijn kan doen aan knieën en enkels, maar daar hebben we het bij een vorige gelegenheid al over gehad. De vraag hier is: waarom staan hier langs weerszijden van het toegangshekken prachtige uniek gebeeldhouwde leeuwen, die uitkijken over het Paleizenplein? Op zoek naar een antwoord mochten we ons alweer verbazen.

Elkeen zou het voor de hand liggend vinden dat de Leeuwenpoort er is gekomen als statussymbool van dit paleis, dat in oorsprong (1828-1829) de woning was van een prins van koninklijken bloede, Willem van Oranje, en zijn echtgenote Anna Paulowna, grootvor-stin van Rusland. Ook het Koninklijk Paleis in Laken heeft immers een Leeuwenpoort evenals het Konink-lijk Paleis hier in het centrum van Brussel. De theorie van de Leeuwenpoort als Koninklijk statussymbool houdt echter niet lang stand. De Leeuwenpoort van het paleis van de kroonprinsen Willem en Anna is immers ouder dan het paleis zelf. Ze stond er al van bij de heraanleg van het Warandepark door architect Zinner omstreeks 1775 en is te zien op een prent uit 1779, waarop een praalstoet het refugium van de abdij van Park passeert. Die refuge stond op het terrein van het Paleis der Academiën vanaf ca. 1775

tot omstreeks 1820. De Leeuwenpoort maakte deel uit van de balustrade die deze abdij heeft gebouwd om het Warandepark af te bakenen. Omdat symme-trie bij de conceptie van het Park van Brussel een doel op zich was, kijken we naar de andere kant van het Paleizenplein. Daar staat perfect in de as van de toegangspoort van het Academiënhuis – een beetje verscholen aan de Koningsstraat – een gelijkaardige Leeuwenpoort. Langs weerskanten van het Paleizen-plein plaatsten de abdijen van Grimbergen en van Park een Leeuwenpoort, compleet volgens de symme-trische ordening van architect Zinner. Op het plan van 1775 waren die balustrades en ook het refugiehuis nog niet gebouwd. Zij staan aangeduid als conceptu-eel. Echter, er is – alweer tot grote verbazing – op het plein geen aanduiding van een Leeuwenpoort te zien. De prent uit 1779 toont het refugium van Park met de Leeuwenpoort al afgewerkt. Na de afbraak van de refuge omstreeks 1822 heeft men de hoofdingang van het nieuwe paleis van de kroonprins perfect uitgeme-ten gebouwd op de middenas van de Leeuwenpoort! Wat schrander, toch?

Dit alles geeft ons de gelegenheid om een belangrijk detail kenbaar te maken aan diegenen die ooit eens een dossier willen indienen voor een van de prijzen die de academie uitreikt. Meestal is het dan zondag wanneer het paleis en ook het park er omheen geslo-ten zijn. Het is dan nog wel mogelijk een dossier in te dienen langs de brievenbus. Deze staat bijna geheel aan het zicht onttrokken, goed verscholen, rechts van deze Leeuwenpoort.

De Leeuwenpoort en de brievenbus van het AcademiënpaleisHans Rombaut

18 19

ON Opgemerkt

Marc Mendelson (6 november 1915-8 december 2013)

Marc Mendelson was meer dan 45 jaar lid van de Koninklijke Vlaamse Academie en tevens het oudste lid van de Klasse van de Kunsten. Als kunstschilder nam hij een heel bijzondere plaats in. Hij is niet meteen de meest bekende kunstenaar, maar toch lopen dagelijks honder-den mensen voorbij een van zijn werken, m.n. Happy Metro to You, dat het metrostation Park te Brussel siert.

Na de oorlog studeerde Marc Mendelson aan het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen en sinds 1951 was hij als docent verbonden aan de Nationale Hogere School voor Bouwkunst en Visuele Kunsten, Abdij Ter Kameren, te Brussel. Hij is bekend om zijn wandschilderingen, sculp-turen in goud, hoed-maskers en assemblages. Vertrokken van een magisch realisme evolueert zijn werk naar een tactiele reliëfwerking van de verfmaterie. Rond 1966 komt een polychrome kleurbehandeling en een meer persoonlijke neofiguratieve kunst naar voren. Hij behoorde tot de Jeune Peinture Belge, een groep waarvan hij medestichter was, en tot Espace.

Marc Mendelson trad toe tot de Academie als corresponderend lid in 1965, werd werkend lid in 1968 en erelid in 1997.

Slechts weinigen die langs de hoofdingang het Paleis der Academiën bezoeken realiseren zich dat ze het terrein betreden langs een Leeuwenpoort. Leeuwen-poorten zijn er dan ook sinds mensenheugenis. De beroemdste zijn ongetwijfeld die van Mycene, daterend uit de Griekse prehistorie, en die van Jeruza-lem, aan het begin van de Via Dolorosa. Ook de Leeu-wenpoort van het Paleis der Academiën staat aan het begin van een pad dat pijn kan doen aan knieën en enkels, maar daar hebben we het bij een vorige gelegenheid al over gehad. De vraag hier is: waarom staan hier langs weerszijden van het toegangshekken prachtige uniek gebeeldhouwde leeuwen, die uitkijken over het Paleizenplein? Op zoek naar een antwoord mochten we ons alweer verbazen.

Elkeen zou het voor de hand liggend vinden dat de Leeuwenpoort er is gekomen als statussymbool van dit paleis, dat in oorsprong (1828-1829) de woning was van een prins van koninklijken bloede, Willem van Oranje, en zijn echtgenote Anna Paulowna, grootvor-stin van Rusland. Ook het Koninklijk Paleis in Laken heeft immers een Leeuwenpoort evenals het Konink-lijk Paleis hier in het centrum van Brussel. De theorie van de Leeuwenpoort als Koninklijk statussymbool houdt echter niet lang stand. De Leeuwenpoort van het paleis van de kroonprinsen Willem en Anna is immers ouder dan het paleis zelf. Ze stond er al van bij de heraanleg van het Warandepark door architect Zinner omstreeks 1775 en is te zien op een prent uit 1779, waarop een praalstoet het refugium van de abdij van Park passeert. Die refuge stond op het terrein van het Paleis der Academiën vanaf ca. 1775

tot omstreeks 1820. De Leeuwenpoort maakte deel uit van de balustrade die deze abdij heeft gebouwd om het Warandepark af te bakenen. Omdat symme-trie bij de conceptie van het Park van Brussel een doel op zich was, kijken we naar de andere kant van het Paleizenplein. Daar staat perfect in de as van de toegangspoort van het Academiënhuis – een beetje verscholen aan de Koningsstraat – een gelijkaardige Leeuwenpoort. Langs weerskanten van het Paleizen-plein plaatsten de abdijen van Grimbergen en van Park een Leeuwenpoort, compleet volgens de symme-trische ordening van architect Zinner. Op het plan van 1775 waren die balustrades en ook het refugiehuis nog niet gebouwd. Zij staan aangeduid als conceptu-eel. Echter, er is – alweer tot grote verbazing – op het plein geen aanduiding van een Leeuwenpoort te zien. De prent uit 1779 toont het refugium van Park met de Leeuwenpoort al afgewerkt. Na de afbraak van de refuge omstreeks 1822 heeft men de hoofdingang van het nieuwe paleis van de kroonprins perfect uitgeme-ten gebouwd op de middenas van de Leeuwenpoort! Wat schrander, toch?

Dit alles geeft ons de gelegenheid om een belangrijk detail kenbaar te maken aan diegenen die ooit eens een dossier willen indienen voor een van de prijzen die de academie uitreikt. Meestal is het dan zondag wanneer het paleis en ook het park er omheen geslo-ten zijn. Het is dan nog wel mogelijk een dossier in te dienen langs de brievenbus. Deze staat bijna geheel aan het zicht onttrokken, goed verscholen, rechts van deze Leeuwenpoort.

De Leeuwenpoort en de brievenbus van het AcademiënpaleisHans Rombaut

Page 19: Academieberichten 56

18 19

ON Opgemerkt

Marc Mendelson (6 november 1915-8 december 2013)

Marc Mendelson was meer dan 45 jaar lid van de Koninklijke Vlaamse Academie en tevens het oudste lid van de Klasse van de Kunsten. Als kunstschilder nam hij een heel bijzondere plaats in. Hij is niet meteen de meest bekende kunstenaar, maar toch lopen dagelijks honder-den mensen voorbij een van zijn werken, m.n. Happy Metro to You, dat het metrostation Park te Brussel siert.

Na de oorlog studeerde Marc Mendelson aan het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen en sinds 1951 was hij als docent verbonden aan de Nationale Hogere School voor Bouwkunst en Visuele Kunsten, Abdij Ter Kameren, te Brussel. Hij is bekend om zijn wandschilderingen, sculp-turen in goud, hoed-maskers en assemblages. Vertrokken van een magisch realisme evolueert zijn werk naar een tactiele reliëfwerking van de verfmaterie. Rond 1966 komt een polychrome kleurbehandeling en een meer persoonlijke neofiguratieve kunst naar voren. Hij behoorde tot de Jeune Peinture Belge, een groep waarvan hij medestichter was, en tot Espace.

Marc Mendelson trad toe tot de Academie als corresponderend lid in 1965, werd werkend lid in 1968 en erelid in 1997.

Slechts weinigen die langs de hoofdingang het Paleis der Academiën bezoeken realiseren zich dat ze het terrein betreden langs een Leeuwenpoort. Leeuwen-poorten zijn er dan ook sinds mensenheugenis. De beroemdste zijn ongetwijfeld die van Mycene, daterend uit de Griekse prehistorie, en die van Jeruza-lem, aan het begin van de Via Dolorosa. Ook de Leeu-wenpoort van het Paleis der Academiën staat aan het begin van een pad dat pijn kan doen aan knieën en enkels, maar daar hebben we het bij een vorige gelegenheid al over gehad. De vraag hier is: waarom staan hier langs weerszijden van het toegangshekken prachtige uniek gebeeldhouwde leeuwen, die uitkijken over het Paleizenplein? Op zoek naar een antwoord mochten we ons alweer verbazen.

Elkeen zou het voor de hand liggend vinden dat de Leeuwenpoort er is gekomen als statussymbool van dit paleis, dat in oorsprong (1828-1829) de woning was van een prins van koninklijken bloede, Willem van Oranje, en zijn echtgenote Anna Paulowna, grootvor-stin van Rusland. Ook het Koninklijk Paleis in Laken heeft immers een Leeuwenpoort evenals het Konink-lijk Paleis hier in het centrum van Brussel. De theorie van de Leeuwenpoort als Koninklijk statussymbool houdt echter niet lang stand. De Leeuwenpoort van het paleis van de kroonprinsen Willem en Anna is immers ouder dan het paleis zelf. Ze stond er al van bij de heraanleg van het Warandepark door architect Zinner omstreeks 1775 en is te zien op een prent uit 1779, waarop een praalstoet het refugium van de abdij van Park passeert. Die refuge stond op het terrein van het Paleis der Academiën vanaf ca. 1775

tot omstreeks 1820. De Leeuwenpoort maakte deel uit van de balustrade die deze abdij heeft gebouwd om het Warandepark af te bakenen. Omdat symme-trie bij de conceptie van het Park van Brussel een doel op zich was, kijken we naar de andere kant van het Paleizenplein. Daar staat perfect in de as van de toegangspoort van het Academiënhuis – een beetje verscholen aan de Koningsstraat – een gelijkaardige Leeuwenpoort. Langs weerskanten van het Paleizen-plein plaatsten de abdijen van Grimbergen en van Park een Leeuwenpoort, compleet volgens de symme-trische ordening van architect Zinner. Op het plan van 1775 waren die balustrades en ook het refugiehuis nog niet gebouwd. Zij staan aangeduid als conceptu-eel. Echter, er is – alweer tot grote verbazing – op het plein geen aanduiding van een Leeuwenpoort te zien. De prent uit 1779 toont het refugium van Park met de Leeuwenpoort al afgewerkt. Na de afbraak van de refuge omstreeks 1822 heeft men de hoofdingang van het nieuwe paleis van de kroonprins perfect uitgeme-ten gebouwd op de middenas van de Leeuwenpoort! Wat schrander, toch?

Dit alles geeft ons de gelegenheid om een belangrijk detail kenbaar te maken aan diegenen die ooit eens een dossier willen indienen voor een van de prijzen die de academie uitreikt. Meestal is het dan zondag wanneer het paleis en ook het park er omheen geslo-ten zijn. Het is dan nog wel mogelijk een dossier in te dienen langs de brievenbus. Deze staat bijna geheel aan het zicht onttrokken, goed verscholen, rechts van deze Leeuwenpoort.

De Leeuwenpoort en de brievenbus van het AcademiënpaleisHans Rombaut

Page 20: Academieberichten 56

Academie-Berichten verschijnt driemaal per jaar. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Paleis der Academiën - Hertogsstraat 1 - 1000 Brussel - Tel. 02 550 23 23 - Fax 02 550 23 25 - e-mail: [email protected] -

www.kvab.be - redactie: Thomas Vandenberghe - vormgeving: Charlotte Dua - ISSN 0778-1008 - V.U. G. van Outryve d’Ydewalle.

Feestjaar 2013: een terugblik ...Feestjaar 2013: een terugblik ...

ACADEMIEBERICHTENNr 56 - jaargang 25

Feb 2014 - mei 2014

WETENSCHAPWAT IS KUNST

volgens

6

11

2

15

In tegenstelling tot de teksten in de vorige Academieberichten, worden nu gebeurtenissen beschreven die reeds hebben plaatsgehad namelijk ons feestjaar. Voor dit feestjaar werden een reeks initiatieven genomen om onze Academie meer uitstraling te geven en om haar aanwezigheid in de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa te verstevigen. Wegens plaatsgebrek, moeten wij ons hier beperken tot enkele hoogte-punten, met centraal de feestviering van 22 oktober 2013.

Alhoewel die feestviering beschouwd kan worden als een apotheose, willen wij hier toch kort een paar andere activiteiten vermelden rond het 75 jaar jong zijn van de Academie: het concert in november waarbij een nieuw uitgewerkt muziekstuk van enkele toondichters, leden van de Academie, door het Spiegel String Quartet gespeeld werd. In de rij van activiteiten werden bepaalde kunstvormen verwaarloosd; bijvoorbeeld grafische kunsten, ballet, enz. maar het mogelijke aanbod vanuit de Klasse van de Kunsten is zo groot dat wij wellicht in staat waren meerdere vieringen te organiseren, of reeds de volgende te plannen. Ongetwijfeld was de aanwezigheid van Zijne Majesteit de Koning op de academische zitting de blikvanger bij uitstek. Zijn intrede in de Troonzaal, samen met de hymne van de Academie (uit het oeuvre van confrater Laporte), gaf aan de hele viering een “decorum” dat op geen andere wijze bereikt had kunnen worden. Een van beide boeken die aan Zijne Majesteit de Koning werden geschonken bevat 50 vragen over wetenschap en kunst: weten-schappers en kunstenaars van de Academie proberen in een zeer begrij-pelijke taal de vragen te beantwoorden vanuit hun expertise en kennis. Ter afsluiting en bekroning van de geleverde inspanningen om kunsten en wetenschappen te laten bloeien, een citaat van erevoorzitter Frans Boen-ders: “de KVAB: ’s lands nobelste Beschermdame van kennis en kunst!”

WAT IS KUNST

WETENSCHAP

volgens

WAT IS

volgens

Voorstelling van denieuwe leden KVAB

Uitreiking Gouden Penningaan Jacques Rogge

UitgelichtJeugdwerkloosheidJan Eeckhout

Nieuwe publicatieStandpunten:

“Dreigende Metaalschaarste: geen fictie”

WAT IS

volgens

volgens

WETENSCHAP

WETENSCHAP

KUNST