AB. - geneaknowhow.net · Amphibologie.....T wyfel -reden, twyfel -sin, dobbelsinnigheyt. ......

2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux

AB. Abalienatie..................Vervremdinge. Abandonneren ............Overgeven, verlaten, opgeven, laten varen. Abbreviatie..................Afkorting, verkorting. Abbreviëren.................Verkorten. Abborreren..................Afschricken, een tegenheydt ergens in hebben. Ab intestato .................Door versterf. Aboleren......................Verdelgen, vernietigen, te niet doen. Abolitie Brieven ..........Daerby een misdaet, onwetende oft onnoosel geschiedt, wordt vergeven, als oft dat noyt gedaen en were. Abominabel .................Grouwelyck. Abrenuntiëren .............Affweeren. Abrogatie ....................Te niet-doeninge. Abrogeren ...................Breken, te niet doen, af-schaffen. Absentie ......................Afwesen. Absent .........................Af-zynde, niet tegenwoordig. Absenteren ..................Af-zyn, achter-blyven. Absolveren ..................Volvoeren, voltrecken, vry-kennen, afdoen, ontslaen. Absolut........................Onbepaelt, rondt-uyt, plat-uyt. Absolutie .....................Afdoeninge, ontslaginge. Abstineren ...................Onthouden, spenen. Abstinentie ..................Onthoudinge. Abstract.......................Afgetrocken, afgesondert. Abstraheren.................Aftrecken, ontrecken. Absurd.........................Ongerymt, qualyck ten propooste gebracht. Abundant.....................Overvloedig. Abundantie..................Overvloedt. Abunderen...................Overvloedig zyn. Abuys ..........................Mis-slag, versinnig. Abuseren .....................Misleyden, versinnen, vergrypen, vergissen, bedriegen. AC. Academie ....................Opper-School, Hooft-School. Accent .........................Den thoon van een syllabe. Acceptatie ...................Aenneminge, aenveerdinge, tostemminge. Acceptilatie .................Een maniere van ontslaginge, mondelinge quytscheldinge. Accepteren ..................Tot syn voordeel nemen, aenveerden, aennemen. Accessoir.....................Iet dat uyt een ander spruyt, toevallig, bykomende. Acces, Accident ...........Toegank, toeval. Accys, Accysenaer .......Tol, Tollenaer. Accidenteel..................Toevallig. Accommodabel ............Behulpsaem, gerieflyk. Accommoderen............Profytelyk oft behulpig wesen. Accommodatie.............Behulpsaemheyt, gerief. Accompagneren...........Vergeselschappen. Accompleren ...............Volbrengen, nakomen. Accorderen..................Vereenigen, overeenkomen. Accoord.......................Overeenkomste, verdrag. Accrescentie ................Aenwas. Accreseeren.................Aengroeyen, toenemen, aenwassen.


Accumuleren ...............Ophoopen, vergaderen. Accusatie.....................Beschuldinge, aenklachte. Accuseren....................Beschuldingen, aenklagen, betuygen. Acquireren ..................Bekomen, verkrygen. Acquisiteur..................Bekomer. Acquisitie ....................Bekominge, verkryginge. Acquiesceren ...............Sig te vreden houden, berusten, toestaen. Acte.............................Gedaen werk, vonnis, oft daer men iet verhandelt, blyk, bedryf, kennis, kennis-schrift. Acteur .........................Tonneel-speelder, Pleyter. Actie............................Het Recht, d’welck men ergens toe heeft, opspraek, aenspraeck, aentael. Actie Reël....................Aentael op eenig Goedt. Actie Personeel ...........Opspraek op eenigen Persoon tot eenige daedt. Actief...........................Vernuftig, geestig, werkelyk. Actien..........................Inschulden, gerechtigheden. Active ..........................Bedryvelyk. Actueel ........................Dadelyk, besig, doende, oeffenende. Acut, Acute..................Scherp, scherpsinnig. AD. Adderen.......................Toedoen, byvoegen, aenlappen, optellen. Additie ........................Toedoeninge, vergaderinge, optellinge. Adequatie ....................Evenmatinge, gelykmakinge. Adequeren ...................Evenmatigen, gelyk maken. Adhereren ...................Aenhangen. Adherent......................Aenhanger, aenhangende. Adhiberen....................Byhouden, voortbrengen, aenwenden, by-brengen. Adhibitie .....................Toebrenginge, bybrenginge. Adhortatie ...................Aenneminge, aensporinge. Adhorteren ..................Aensporen, aenmanen. Adi ..............................Heden, van dage. Adiëren .......................Aenveerden, aennemen, onderwinden, aenslaen, beheeren. Adjiciëren....................Toewerpen. Adjectie .......................Toewerping, bywerping. Adimeren.....................Benemen. Ademptie .....................Ontneminge. Adimpleren..................Vervullen. Adjourneren ................Dagvaerden. Adjuncten ....................Bygevoegde Persoonen. Adjungeren..................Byvoegen. Adjudiceren.................Toewysen, aenwysen. Adjudicatie..................Toewysing, aenwysing. Adjusteren ...................Gelyk maken, verhefffen, af-passen. Adjuveren....................Helpen. Adminiculen ................Behulp-middelen. Administreren..............Bedienen, uytvoeren. Administratie...............Bediening, uytvoering, bewindt. Administrateur ............Bewindt-hebber. Admireren ...................Verwonderen.


Admirabel ...................Wonderlyk. Admiratie ....................Verwonderinge. Admirael .....................Zee-voogt. Admiraliteyt ................Zee-voogdye, Zee-bestier. Admitteren...................Toelaten, toestaen, inwilligen. Admissie......................Aenneming, toelating. Admoneren..................Vermanen, aenmanen. Admonitie....................Aenmaning, vermaning. Admoveren ..................Aenvoeren, aenbrengen. Adopteren....................Iemandt voor syn Kindt aennemen. Adoptie........................Aenneminge tot Kinderen. Adoreren .....................Aenbidden. Adorneren ...................Vercieren, opschicken, optoyen. Ad primam ..................Tot den eersten Dien- oft Recht-dag. Adresseren ..................Beschicken, toesenden, aenwysen. Adres...........................Aenwysing. Adscriberen.................Toe-eygenen, toe schryven. Adscriptie....................Toeschryving, beschryving. Adstringeren................Verbinden, dwingen, perssen. Adstructie....................Vast-making. Adstruëren...................Vast-maken. Advancement ...............Bevoordering. Advanceeren................Voorderen. Advans ........................Voordeel. Advenant .....................Overeenkomste, by gevolg, by gelyke. Advers .........................Tegen-partye. Adverseren ..................Tegen-streven, tegenstaen. Adverteren...................Waerschouwen, verwittigen. Advertentie ..................Waerschouwinge, bekent-makinge. Advertissement ............Een Schrifture daer in eenige middelen en aenmerkingen van Rechten bygebragt worden. Advies .........................Een goedtdunken, aenrading, berading. Adviseren ....................Beraden, besinnen, verwittigen, kennisse doen. Adulatie.......................Pluym-strykerye, vleyen. Aduleren......................Pluym-stryken, vleyen. Adulteren ....................Overspel bedryven. Advocaet .....................Een Rechts-voospraker, Patroon. Advocateren ................Toeroepen, voorspreken, iemandts woordt doen. Advoyeren ...................Toestemmen, bevetigen, van weerden houden. Advoy ..........................Toestemminge. AE. Aedificie......................Gebouw, timmeringe. Aequipagie ..................Uytrusting. Aequiperen..................Uytrusten, uytreeden. Aequipolent .................Gelykmatig, evenveel uytwerkende. Aequiteyt .....................Billigheyt. Aequivalent .................Gelyk-weerdig. Aequivaleren ...............Gelyk-gelden, evenweerdig zyn. Aequivocatie................Woordt-speling, gelyk-namigheyt, dobbel-sinnigheyt.


Aestimatie ...................Weerde, waerderingn schatting. Aestimeren ..................Waerderen, schatten, weerdig achten. AF. Affairen.......................Handel, koopmanschap, bekommering. Geaffecteert.................Gemaekt, opgepronkt, niet natuerlyk. Affectatie.....................Najaging, naslaning, gretigheyt. Affecteren....................Beï veren, behertigen, najagen. Affectie........................Toegenegentheyt, herts-tocht, toeneyging. Affectioneren...............Toeneygen, beminnen. Geaffectioneert............Toegeneygt. Afficiëren ....................Aendoen. Affigeren .....................Aenhechten, aenplecken. Affiniteyt .....................Maegschap, swagerschap, verwantschap. Affirmatie....................Bevesting, betuyging. Affirmeren...................Versekeren, bevestigen, betuygen. Affixie .........................Aenhechting, aenplecking. Afflictie .......................Quelling. Affligeren ....................Neerslaen, quellen. Affluëren .....................Toevloeyen, overvloeyen. Affluxie .......................Toevloeyinge. Affront.........................Verkorting, beleding, hoon, eer-rooving. Affronteren..................Verkorten, beledigen, verongelyken, hoonen. AG. Agent...........................Die gestelt is om vor iemandt iets uyt te voeren, Saek-voorder. Ageren.........................Doen, verhandelen, in Rechten handelen, ding-tael voeren. Aggraveren..................Beswaren, overladen. Aggreatie ....................Behaging, toestemming. Aggreëren ...................Behagen, toestemmen. Aggrediëren ................Aenvallen, aengaen, toe-treden. Aggresseren.................Aenvatten, aenvallen, invaren. Agiel ...........................Snel, behendig. Agnoseeren..................Herkennen. AL. Aliëneren.....................Vervremden. Aliënatie......................Vervremding. Aliënabel.....................Wandelbaer, dat vervremt kan worden. Alimentatie..................Opvoeding. Alimenteren.................Voeden, de kost geven. Allegeren.....................Voortbrengen, oft in Rechten bybrengen, aenwysen. Allegatie......................Aenwysing, by-brenging. Alliantie ......................Bontgenootschap. Alliëren .......................Verbondt maken. Allodiale goederen ......Vryen en on-leen goederen, vrye have. Alloy ...........................Munt-stoffe. Alluderen ....................Op-spelen, de oog op-hebben. Allusie .........................Insicht op iets, aenspel.


Alluvie.........................Aenvloeying, aenspoeling. Alteratie ......................Verandering. Altriceren ....................Kyven, bedingen. Altricatie .....................Kyving, bedinging. Altereren .....................Veranderen, verwisselen. Alternatief ...................Verwisseling, van d’een om d’ander, het een oft ander. AM. Amateur ......................Liefhebber. Ambagen .....................Omwegen. Ambassade ..................Besending. Ambassadeur...............Gesant, Hof-gesant. Ambiëren.....................Ergens naar trachen, versoecken, vryen, begeeren. Ambiguiteyt .................Dobbelsinnigheyt. Ambitie........................Staet-sucht. Ambitieus ....................Staet-suchtig, eergierig. Amende .......................Boete, Straffe. Amiabel.......................Lieflyk, minsaem. Amicabel .....................Vriendelyk. Amicabele compositeurs ...............Goede Mannen, Scheydts-lieden. Amice ..........................Goeden vriendt. Amissie........................Verlies. Amonitie......................Toerusting, Oorlogs-gereetschap. Amoliëren....................Wegdryven, uytroeyen, verdelgen. Amoureus ....................Verlieft. Amortiseren.................Het goedt in een doode hand stellen, dat is onwandelbaer maken. Amoveren ....................Weeren, weg-doen, weg-nemen. Ampel..........................Wydt en breedt, in ’t lang. Amphibolie..................Dobbelsinnigheyt. Amphibologie ..............Twyfel-reden, twyfel-sin, dobbelsinnigheyt. Amphitheater...............Schouw-burg, een ronden-burg daer iet eerelyks vertoont wordt. Amplecteren ................Omheffen, omvangen, aennemen, verkiesen. Ampliëren....................Verbreeden, vermeeren, uytbreyden. Amputeren...................Besnoeyen, af-snoeyen. AN. Anabaptist ...................Herdooper. Analogie......................Evenredenheyt. Anatomie.....................Ontleding. Animadversie...............Aenmerking. Animadverteren...........Waernemen, behertigen, bevroeden, aenmerken. Animeren.....................Moedt geven, aenporren. Animeus ......................Moedig. Animositeyt .................Moedigheyt. Annalen.......................Jaer boeken, Tydt-rekeningen. Annecteren ..................Aenknoopen, aenhechten. Annex ..........................Aengehecht, bygevoegt. Annibileren .................Annulleren, vernietigen, te niet doen. Annotatie.....................Aanteekening.


Annoteren....................Aanteekenen. Annuëren.....................Toewenden, toeknicken, toestaen. Annullatie....................Vernieting. Annulleren...................Vernietigen. Annunciëren ................Aenseggen, verkondigen. Antecederen ................Voorgaen. Antecelleren ................Uytmunten, overtreffen. Antecesseur .................Voorsaet, Voorganger. Anticipatie...................Voorkoming, voor den vervaldag. Anticiperen..................Voorkomen, verrassen, onderscheppen. Antidateren .................Vervroegen, den dag vroeger stellen als hy is. Antidotael....................Tegen-gift. Anticq..........................Oudt, ouderwets, snaeks. Antipatie .....................Afkeer,weersin. Antiqueren...................Afschaffen, te niet doen. Antiquiteyt...................Oudtheyt. AP. Apaert .........................Afgesondert, afgescheyden. Apscriph......................Verborgen, twyfelachtig, ongeregelt. Apologie......................Verantwoording, verdeding. Apostaet ......................Afvalligen, Verloochenaer. Apostel ........................Gesant. Apostille ......................Bescheedt, ofte acte opden kant oft marge geschreven. Apostilleren.................Op den kant aenteekenen. Appaiseren ..................Bevredigen. Apparentie...................Schynbaerheyt. Apparent .....................Oogschynlyk, schynbarelyk, waerschynelyk. Appellatie, Appel.........Beroep van eenen leegeren tot eenen hoogeren Rechter. Appelleren...................Wederroepen, erkennen, weder versoeken. Appendix .....................Aenhangsel, byvoegsel. Applauderen................Prysen, toejuygen. Applicatie....................Toepassing. Appliceren...................Toepassen, ten propooste brengen. Appoincteren...............Bestemmen, iemant ergens bescheyden. Appoinctement.............Beslichting, uyting. Apprehenderen ............Vast-houden, vangen, aentasten. Apprehensie ................Vatting, begryping, hafte, hechtenisse. Approbatie ..................Goedt-keuring, bestemming, gestadig. Approberen .................Goedt-kennen, van weerden houden, toestaen, gestaden. Approcheren................Naerderen. Appropriëren...............Toe-eygenen. Apt ..............................Nut, bequaem. Apud acta....................Wettelyck, voor’t Gerecht. Apuy............................Steunsel, leuning. AR. Arbiters .......................Scheydts-lieden, Middelaers, Goede Mannen. Arbitragie....................Goedt-dunken, uytspraek. Arbitrateurs.................Vrede-makers, Goede-mannen.


Arbitreren ...................Bemiddelen, uytspreken. Architect......................Bouw-Meester. Arguatie ......................Beknibbeling, twist-propoost. Arguëren .....................Twist-redenen. Argumentatie...............Reden-kaveling, gevolg van reden. Argumenteren..............Reden-kavelen. Argument ....................Bewys-reden, kort begryp, inhoudt. Aristocratie .................Adel-regering. Arte .............................Willekom-geldt, Godts-pennink. Arrementen van het proces t’aenveerden In de Sake voortgaen, en ’t Proces aennemen op den grondt daer op ’t selve begonst is. Arrest ..........................Beslag, besluyt, besetting, bekommering op iemants persoon oft goedt. Item het gewysden en besluyt van eenen Souvereynen Rechter. Arresteren ...................Vast-houden, in versekeringe en bedwank houden, besetten, bekommeren, beslaen. Arriveren.....................Aenkomen, aenlanden. Arrogant......................Beroemlyk, trots, vermeten. Arsenael ......................Wapen-huys. Artikel .........................Lidt, Hooft-stuk. Articuleren ..................Beleden, ontleden. Artificie .......................Konst-handel. Artificieel ....................Konstig. Artillerie......................Geschut. AS. Ascendent....................Opgaende, opklimmende. Aspect .........................Aenschouw, gesicht. Aspireren.....................Naer trachten, bejagen. Aspiratie......................Toe-blasing, aenblasing. Assassinaet..................Moorderye. Asscriberen .................Toeschryven, toe-eygenen Assecteren ...................Naervolgen, bejagen. Assequeren ..................Bekomen, verkrygen, vervolgen. Asserveren...................Behoeden, bewaren. Assesseur.....................By-gevoegden, by-sitter. Assereren ....................Versekeren. Assignatie....................Aenwysing, bewys, overwysing. Assigneren...................Op iemandt bewysen, overwysen. Assimileren..................Vergelyken. Assimuleren.................Veynsen. Assisteren....................Bystaen, helpen. Assistentie ...................Bystandt, hulp. Associëren...................Vergeselschappen, met malkanderen vereenigen. Assopiëren...................Stillen, in slaep wiegen, te neder leggen. Assumeren...................Bynemen, aennemen, toenemen. Assumtie......................Byneming, aenneming, toeneming. Assurateur...................Versekeraer. Assureren ....................Versekeren. Assurantie ...................Versekering.


Astringeren..................Prangen, toeprangen, t’samen dwingen. Astruëren.....................Ophouden, aenhouden, aentimmeren, tot een Fondament stellen. Astructle......................Bouwing, aentimmering, bewering. AT. Atache.........................Aenhechtsel, en is een schriftelyk Consent op ’t gene gedaen is, dat men aen eenige Stucken hangt ofte byvoegt. Atheist .........................Godt-vergeter, Godt-verloochenaer, Godt-versaker. Attaqueren...................Aenranden, aengrypen. Attenteren....................Beproeven, onderstaen, onderwinden, ondernemen. Attentie........................Toeluystering. Attente, attentelyk........Met aendacht. Attentaet......................Onderwindt, stout bestaen, tegens verbodt. Atterminatie ................Verlenging, uytstel. Atterminatiebrieven.....Zyn brieven van uytstel, om voor sekeren tydt van syne Schuldenaers bevrydt te syn. Attestatie .....................Getuygenis, verklaring. Attesteren ....................Betuygen. Attrapperen .................Betrappen, achterhalen. Attribuëren..................Toe-schicken, toevoegen, toe-eygenen. AV. Avance ........................Winst. Avancement.................Voordering, bevoordering. Avanceren ...................Voorderen, bevoorderen. Avantage .....................Voordeel. Audientie.....................Gehoor. Auditeur ......................Toehoorder. Auditorium ..................Gehoor-plaets. Aufugeren....................Ontvlieden, doorgaen, wegloopen. Augmenteren ...............Vermeerderen. Aversie ........................Af-keer. Avoceren .....................Af-stemmen, ontraden. Avontuer......................Geval. Avontueren..................Wagen, bestaen. Autentyk ......................Bekrachtigt, geloofweerdig, het eerste bewerp. Autentiseren ................Bekrachtigen, krachtig maken. Autheur .......................Vinder, maker, oorsaek van ’t werk, instelder, Schryver. Authographum.............Grondt-schrift, eygen-schrift, grondt-text. Authoriseren................Machtig maken, gesag geven. Authoriteyt ..................Gesag, macht, geloofbaerheyt. Authorisatie.................Last, volmacht. Auxilie.........................Hulp, bystandt. Auxiliëren....................Helpen, behulpig zyn. AX. Axioma........................Eenen gemeynen regel. BA. Balanceren..................Wegen, vergelyken.


Balance .......................wage, Weeg-schael, Evenaer. Baliuw.........................Landt-Voogt, Landt-Drossaert. Banqueroutier .............Bank-breker, achter-uytvaerder. Bandiet........................Balling, een uytgebannen, woest balling. Baptiseren ...................Naem geven,Doopen, schyn geven. Bastaert.......................Onechteling, Speel-kindt, Aterling. BE. Benedictie ...................Zegen. Beneficie .....................Weldaedt, voordeel, een proeve, voor-recht. Beneficie van inventaris Voor-recht van Boedel-beschryving, mede-brengende, dat den erfgenaem niet voorder in de schulden san den Boedel gehouden en is, als ter concurrentie van de Goederen. Benigniteyt ..................Goedertierentheyt. Besoigne......................Een werk, besigheyt. Besoigneren ................Arbeyden, werken, besig syn. Bestiael .......................Het Vee, beestelyk. BI. Biblioteke ....................Boek-kamer, Boek-kas. Bigamus ......................Die twee mans, oft twee vrouwen te gelyk heeft. Billioen .......................Afgekeurt, quaedt geldt. Billet ...........................Brief, Cedulle. BL. Blame..........................Naem-schending, eer-vlek. Blameren.....................Faem rooven, naem schenden. Blandiëren...................Vleyen, lief-kosen. Blasphemeren..............Lasteren, achterklappen. BO. Bordeel .......................Hoeren-Huys Bottelier ......................Schaf-meester. Bottelerye....................Spys-kamer. Bouget.........................Een Mael, leiren sak, reys-sak. BR. Braggeren ...................Pronken. Braveren .....................Trotsen. Brevier ........................Een kort begryp, een kort inhoudt. Breviteyt......................Kortheyt. Brouilleren..................Verwerren. Bruï que ......................Stuer, haestig. Brutael ........................Onbeschoft, beestachtig. BU. Buffet ..........................Recht-bank, Recht-tafel. Bulle ...........................Een brief.


CA. Cabinet .......................Geheym-schat, Juweel-kamer. Cachet.........................Zegel. Cacheteren ..................Zegelen. Cadentie......................Nedergank, ondergank, toeval. Caduc..........................Neervallig, vergankelyk, vervallen. Calamiteyt...................Ellendigheyt, quelling, tegenspoet. Calant .........................Koop-vriendt. Calculatie....................Rekening. Calculeren...................Rekenen, overslag maken. Calculus ......................Leg-pennink, reken-pennink. Calendrier...................Almanach, Maendt-wyser, is ook een korte aenwysinge tot wat Artikelen van de gemaekte Schrifturen de geëxhibeerde stucken dienen. Calengieren.................Beklagen, optygen, betichten. Calomnie.....................Laster, schandt-vlek. Calomniëren................Lasteren, faem-rooven. Cameraet.....................Macker, Spits-broer. Canael.........................Water-loop, Gote. Canalie .......................Gespuys, het gauw. Cancelleren.................Uytschrabben, deur-doen, te niet-doen. Cancellerye .................Stadts-boek-kamer, Brief-kamer, alwaer den Heere Cancellier woont. Cancellier ...................Opperschryver, versoek-meester, President van den Raedt. Canon .........................Regel, richtsnoer, regel-maet. Canonink.....................Geeselyk Persoon, Dom-heer. Canonik.......................Regelmachtig. Canoniseren ................Inweyen, Heyligen. Capabel.......................Vatbaer, ontfankbaer, bevattelyk, bequaem om iets uyt te voeren. Capaciteyt ...................Vatbaerheyt, begryp, bequaemheyt. Capitael ......................Hooft-somme, Hooft-Schult, item daer lyf en goedt aen hangt. Capittel .......................Hoodt-stuk, een Godts-huys. Capitulatie ..................Verdrag-stuk, Hooft-stukx-deelinge. Capituleren .................Aen hooft-stucken verdeelen. Caprice .......................Grillen, eygensinnigheyt. Capricieux...................Hoofdig, grillig, eygensinnig. Captie .........................Bedrog, vanging met woorden, begryp. Captieus ......................Bedriegelyk, begrypelyk. Capteren .....................Iemant ergens in vatten, begrypen, verkeerdelyk opnemen. Captief ........................Gevangen. Carceren .....................Incarceren, gevangen setten, kerkeren. Cas..............................Geval. In cas ..........................In geval. Cas subject..................’t Geval daer ’t geschil ofte proces om is. Cassatie ......................Af-schaffing. Casseren .....................Af-schaffen, te niet doen. Castigatie....................Tuchting. Castigeren...................Tuchtingen, kastyden. Castratie .....................Lubbing. Castreren ....................Lubben, af-snyden, uyt-trecken. Casueel .......................By geval, toevallig, gevallig.


Catheyl........................Roerende goedt. Catholyk......................Algemeyn, rechtsinnig. Cathalogue..................Naem-tafel, naem-Cedulle. Cause ..........................Oorsaek. Causeren .....................Veroorsaken, beschuldigen. Caveren.......................Wachten, verhoeden, borg blyven, seker doen, verborgen. Caveren de rato...........Is borge blyven voor een ander die principael schuldenaer is, soo lange hy dat van weerde en voor goedt aennemt. Cavillatie ....................Kakelerye, knibbeling, hairklieverye. Cavilleren ...................Kakelen, knibbelen, vitsen. Cautele........................Borg-tochte, sekeringe. Cautie de Judicio sisti .Borge om t’allen tyde in Recht te verschynen. CautieJudicatum solvi oft pro judicando Borge om ’t gewysde te voldoen. Cautie juratoir ............Borg oft seker by Eedt. Cautionaris .................Borg. CE. Cederen.......................Overgeven, af-standt doen, wyken. Cedulle........................Schuldt-brief, Handt-schrift. Celebreren ..................Vieren, gedachtenis ergen van houden. Celeriteyt.....................Haestigheyt. Censure.......................Bestraffinge, toets. Censureren..................Bestraffen, toetsen. Ceremonie...................Hoffelyk onthael, oft manier, item Kerken-dienst, Dienst-pleginge. Ceremonicus ...............Hof-dienst, dienst-plichtig. Certificatie ..................Verklaer-brief, versekering, getuygenis. Certificeren .................Voor de waerheyt verklaren. Cesseren......................Ophouden, eyndigen. Cessie..........................Overgeving van Goederen, af-standt. Cessionant, Cessionaris Die al syn Goedt aen syne Crediteuren overgeeft. Cessie-Brieven ............Brieven van Boedel, af-standt mogen doen. CH. Character....................Merk-letter, Letter. Chargeren ...................Aenvallen, belasten. Chirographe................Handt-schrift. Chronologie ................Tydt-rekening. Chicaneur ...................Een Werre-vogel, kakeleer, een schobber, een hair-kliever. CI. Circumferentie, Circuit, Ommegank, omtrek, omloop. Circumlocutie..............Omspraek. Circumspect ................Voorsichtig, omsiende. Circumstantie ..............Omstandigheyt, gelegentheyt van sake. Circumveniëren ...........Bedriegen, misleyden, verstricken. Circumventie ...............Bedrog, verstricking. Citatie .........................Roeping, daging. Citeren ........................In Recht betrecken, dagen. Civile sake...................Daer lyf noch bloedt aenhangt. Civiel ..........................Beleeft, heus, borgerlyk.


Civilen Rechter............Werelyken Rechter. CL. Clandestien .................Heymelyk. Clausule ......................Slot, besluyt, grondt-reden. Clausule van inhibitie..Verbot tegen executie, d’welk wordt geplogen in materie van Appellatie ofte Appel. Clementie ....................Sachtmoedigheyt. Client ..........................Schut-genoot; Leen-man. Clientele......................Bescherming. CO. Codicil ........................Een soorte van uytersten wille sonder erven ofte onterven. Cohier .........................Schat-ceel, blaffart. Collaterael ..................Zydeling, zydeling, maegschap. Collatie .......................Vergelyking, bepassing. Collationeren ..............t’Samen-brengen, vergelyken, d’een tegen d’ander oversien. Collectie, Collecte .......Versameling, Verpachting. Collecteur ...................Inmaner, versameleer. Collegie.......................Byeenkomst, gilde, geselschap. Colligeren ...................Versamelen. Colluderen ..................t’Samen bedektelyk handelen. Collusie.......................Heymelyk verstandt, bedrog. Colonie .......................Bewooning, volk-planting. Combineren.................t’Samen-voegen. Commanderen .............Bevelen, gebieden. Commandeur...............Oppersten Bevel-hebber. Comedie ......................Schouw-spel, bly-spel. Comediant...................Kamer-speelder, Tooneel-speelder. Commemoreren ...........Herdenken, herhalen, vertellen. Commensael................Dis-genoot, Tafel-gast. Commercie ..................Koophandel, verhandeling. Commis .......................Bevel-hebber. Commiseratie ..............Deernis, erberming. Commissaris................Bevel-hebber, uytvoerder. Commissie...................Bevel, last. Committimus ...............Volle macht. Committeren................Te werk stellen, bevel geven, misdoen, sondigen. Commodieus................Gerieffelyck, gemackelyk. Commoditeyt ...............Gemak, gelegentheyt, gerief. Commotie....................Beroerte, beroering. Commoveren ...............Bewegen, roeren, verroeren. Communicatie .............Gemeynschap, berading, mededeyling. Communiceren ............Mede-deylen, ramen, te rade nemen, gemeyn maken. Communicabel ............Mede-deylbaer. Communie ...................Gemeynschap. Communicatie .............Verwisseling. Compact......................Verdrag, verding, verbondt. Compagnie..................Gemeynschap, maetschap, vergadering. Comparatie .................Vergelyking.


Compareren ................Verschynen, sich vertoonen. Comparitie ..................Byeenkomste, vergadering. Compassie...................Medelyden, mededoogen, deernisse. Compatibel..................Medelydig, gedoogsaem, ergens wel mede overeenkomende. Compelleren................Toedryven, aenklagen, aenspreken, dwingen . Compendieus...............Beknopt, kort. Compensatie................Vergelyking, vergelding. Compenseren...............D’een schuldt tegens d’ander vergelyken. Competent ...................Behoorlyk. Competentie ................Behoorlykheyt, onderhoorigheyt. Comptetenten Rechter .Dagelyckschen en onderhoorighen Rechter. Competeren.................Toebehooren. Complaceren ...............Believen. Complaincte ................Klachte. Mandament van Complaincte Klachte, die men doet in cas van nieuwigheydt, als iemandt in syn vredelyk bezit eenig eenig hinder ofte geweldt wordt aengedaen. Compleet .....................Vol, volkomen. Complexie ...................Aert, gesteltenisse der nature. Complice.....................Macker, mede-pleger van eenigh quaedt. Complimenten .............Eerdienstigheden, dienst-redenen, gedienstigheden. Complimenteren ..........Gedienstigheyt betoonen. Complot ......................t’Samenspanning. Complotteren...............t’Samen staen, t’samen-spannen. Comportement.............Handel en wandel. Comporteren ...............Gedragen. Componeren................t’Samen stellen, toe-stellen, dichten. Compositie ..................t’Samen-stelling. Comprehenderen .........Intrecken, begrypen, bevatten. Comprehensie..............Bevatting, begryping. Compres......................In een gedrongen, geperst. Comprimeren ..............Toe-perssen, toe-drucken. Compromis..................Toesegging, verblyf, belofte. Compromitteren ..........Toeseggen, verblyven, overgeven. Comptoir .....................Reken-kamer, Schryf-kamer. Compulsoir..................Een Mandament. Compulsoir..................Een bevel tegens geweygert Recht, en geleden over-last, dwank-brief. Computatie..................Rekening, toe-rekening, aenrekening. Computeren.................Toe-rekenen, aen-rekenen. Concederen .................Verleenen, gunnen, toe-geven, toestaen, bewilligen. Concept.......................Begryp, ontwerp. Concerneren................Betreffen, aenbehooren. Concertatie..................Stryding, t’samen-stryding. Concerteren.................Stryden, reden-kavelen. Concessie ....................Toestandt, toelating, bewilling. Conchierge..................Hofwachter, Stadthuys bewaerder. Concilie.......................Raedts-vergadering, Landts-dagh, Raedt, Kerken-raedt. Conciliëren..................Bevredigen, versoenen. Concipiëren.................Begrypen, ontwerpen, opnemen. Concluderen................De Sake in Rechte aenleggen, besluyten.


Conclusie ....................Slot, besluyt. Conclusie in Rechten...Is een korte stelling en grondt daer op d’Acte wordt aengeleydt. Concluderen in Rechten De Sake sluyten, en Recht versoeken. Concordaet..................t’Samen-stemming, overeenstemming. Concorderen ...............Overeenkomen. Concordie ...................Eenstemmigheyt, eendragt. Concubine ...................Bysit, Boele. Concupiscentie ............Begeerlykheyt. Concurrentie ...............t’amen-deyling, mede-deyling, t’Samen-loop. Concurreren................t’Samen-loopen, mede-deylen, t’samen-deylen. Concussie....................Dwang, overlast. Condemneren ..............Doemen, verwysen. Condemnatie ...............Vonnisse tot iemandts naerdeel. Condescenderen ..........Aftreden, inwilligen, toe-staen. Condictie.....................Wedereyssching, van ’t gene t’onrecht, ofte te veel betaelt, oft gegeven is. Condiscipel .................School-gesel, mede-leerling. Conditie ......................Voorbeding, voorwaerde. Conditioneren .............Bespreken, voorbedingen. Conditioneel................Op voorwaerde. Condoleantie ...............Rouw-beklag. Conducteur..................Leydts-man. Conduiseren ................Beleggen, geleyden. Confederatie................Verbondt, bondt-genootschap. Confedereren...............Verbondt maken. Conferentie .................t’Samen-spraek, reden-wisseling. Confereren ..................Overeenbrengen, reden-wisselen. Confesseren.................Belyden, bekennen, biechten. Confessie.....................Belydenisse, biecht-bekentenisse. Confidentie..................Vertrouwen, vrymoedigheyt. Confiëren ....................Toe-vertrouwen. Confirmatie .................Bevesting. Confirmeren ................Bevestigen, gestaden. Confiscatie ..................Verbeurt-making. Confisqueren...............Verbeurt-verklaren, aenslaen. Confluëren ..................t’Samen-vloeyen, t’samen-loopen. Confluentie..................Toeloop, t’samen-vloeying. Confonderen................Verwerren, beschaemt maken. Conform......................Gelyk gemaekt. Conformeren ...............Vergelyken. Conformiteyt ...............Ingevolge, gelyk gestelt. Conforteren.................Versterken. Confrater ....................Spits-broeder, mede-broeder. Confronteren...............Den eenen by den anderen vergelyken, en is eygentlyk als partyen, oft getuygen tegens malkanderen worden gehoort. Confugeren .................Toevlucht nemen. Confuys .......................Verwert, onstelt, verstelt, bestaen, overhoop. Confugie .....................Verwerring. Confutatie ...................Wederlegging. Confuteren ..................Wederleggen.


Congratuleren .............Begroeten, geluk wenschen. Congregatie ................Versameling, byeenkomste. Congregeren ...............Versamelen. Conjecture...................Gissing, raedtsel, raming. Conjectureren..............Ramen, gissen. Conjungeren................t’Samen-voegen. Conjunctie...................t’Samen-voeging. Conjuncture ................Beloop, t’Samen-voeging. Conjuratie ...................t’Samen-sweiring Conjureren ..................t’Samen-sweiren, besweiren. Connecteren ................t’Samen-knoopen. Connectie ....................t’Samen-knooping. Connexiteyt .................t’Samen-koppeling. Conniventie .................Oogluyking. Conniveren..................Oogluyken, door de vingeren sien, gedingen. Conquest .....................Overwinst, verovering. Conquesteren ..............Veroveren, verkrygen, winnen. Consacreren................Toe-heyligen, Heyligen, Weyen. Consanguiniteyt ..........Bloedt-vriendtschap, Maeghschap, Bloedt-verwantschap. Conscenderen..............Klimmen. Conscientie..................Gemoedt, geweten, gewisse. Conscientieus ..............Vroom, oprecht, rechtveerdig. Consent .......................Bewilling, verlof, toestant. Consenteren ................Bewilligen, toestemmen, verwillekeuren. Consequentie...............Gevolg. Conservatie .................Bewaring, onderhouding. Conserveren ................Bewaren, onderhouden, beschutten. Considerabel ...............Aenmerkelyk, naerdenkelyk. Consideratie................Insicht, naerdenking. Considereren...............Insien, bedenken, aenmerken. Consignatie .................Onder-rechts-legging, siet oblatie. Consigneren ................Onder-recht-legging, verzegelen. Consisteren .................Bestaen. Consistentie.................Bestandigheyt. Consistorie ..................Kerken-raedt, Raedt-kamer. Consolatie ...................Vertroosting. Consoleren ..................Vertroosten. Consolidatie ................Heeling, vermenging, t’samen-heeling. Consolideren ...............Heelen, t’samen-hechten. Consonant ...................Overeenstemmende, gelyk-luydende. Consort .......................Mede-staende, Macker. Conspiratie..................t’Samen-spanning, t’samen-sweiring. Conspireren.................t’Samen-sweiren, t’samen-spannen, aenspannen om eenig quaedt te doen oft uyt te voeren. Constant......................Standtvastig. Consteren....................Blyken, in waerheyt bestaen, bekent zyn. Constituëren................Machtig maken, in plaetse stellen. Constitutie...................Instelling, gesteltenis, toesegging. Constituant..................Eenen Rent-verschryver. Constringeren..............Dwingen, prangen, pramen.


Constructie..................Bouwing, beleydt. Construëren.................t’Samen-voegen, bouwen, beleggen,. Consult........................Wys. Consultatie, Consulte ..Raedt-geving, raedt-pleging. Consummeren..............Volvoeren, voleynden. Consummatie...............Voleynding, volvoering. Consumeren ................Doorbrengen, verteiren, verslyten. Consumptie .................Voldoening,verteiring. Contagie......................Besmetting. Contagieus ..................Besmettelyk. Contemplatie ...............Overdenking, vermaking, opmerking. Contempleren..............Overdenken, beschouwen, aensien. Contenantie.................Gelaet. Contenderen................Invaren, twisten, krakeelen, aenleggen, eysch maken. Content .......................Gereet. Contentie.....................Twist, krakeel. Contentieus .................Krakeelig, twistig. Conterfeytsel ...............Af-beeldtsel. Conterfeyten................Naer-malen, naer-maken, af-beelden. Contestatie ..................Betuyging. Contesteren .................Beropen, betuygen. Conthoralen ................Bruyt en Bruydegom, Echt-genooten, Bedt-genooten. Contineren ..................Bevatten, begrypen. Continentie..................Inhouding, ingetogentheyt, onthouding. In continentie ..............Aenstonts, datelyk, stracx, staende voet. Continuatie .................Aenhouding, volherding, vervolg. Continueel...................Gedurig. Continuëren ................Aenhouden, volherden, vervolgen. Contre-banderen .........Tegen-aenspannen. Contract ......................Overeenkoming, verdrag, overkoming. Contract antenuptieel ..Houwelyksche Voorwaerde. Contractant .................Onderhandelaer. Contracteren ...............Overeenkomen, t’samen-handelen, verkorten, intrecken. Contre-manderen ........Af-seggen, tegen gebieden. Contrarie.....................Dwers, strydig. Contrariëren ...............Tegen-stryden, tegen-streven. Contrarieteyt ...............Strydigheyt. Contraveniëren............Tegen-gaen, overtreden. Contraventie................Overtreding. Contraventeur .............Tegen-strever, overtreder. Contrerolle..................Tegen-Boek. Contrerolleren.............Tegen-boek houden. Contrerolleur, Controlleur Tegen-Boekhouder Contrey .......................Landtstreek. Contribuëren ...............Opbrengen, toe-brengen. Contributie ..................Schatting, opbrenging, toe-brenging. Controvers ..................Strydig, tusschen Partyen oneens. Controversie................Geschil, twist, reden-strydig, geding. Controverteren ............Twisten, tegen-campen, in geschil trecken. Contumatie..................Wederspannigheyt, hertneckigheyt.


Contumaceren .............Iemandt straffen, om dat hy als wederspannig in Rechten niet en verschynt. Convalesceren.............Gesondt worden. Convalescentie ............Genesing. Convenant ...................Verdrag. Convenient ..................Gevoegelyk, behoorelyk. Conveniëren ................Overkomen, voor Recht dagen, passen, voegen. Convenientie ...............Overkomste, aenspraek, overeenkomste, verding, voorwaerde. Convent.......................Klooster, t’samen-wooning. Conventicule ...............t’Samen-rotting. Conversatie .................Hantering, gemeynsaemheyt, ommegank. Converseren ................Ommegaen. Converteren.................Omkeeren, verkeeren, bekeeren. Convicie ......................Schelding, toenaem, schamperheyt, verwyt. Convinceren ................Overwinnen. Convocatie ..................t’Samen-roeping, vergadering. Convoceren .................t’Samen-roepen. Convoy........................Geley, vry-geley. Convoyëren .................Geleyden. Copye..........................Af-schrift, uyt-schrift, naer-schrift, dobbel. Copiëren .....................Uytschryven, verdobbelen. Copieus .......................Ruym, rykelyk, overvloedig. Cordiael ......................Openhertig. Corpulent ....................Lyvig, dik, grof, onvermogen. Correctie .....................Verbetering, berisping. Corresponderen...........Overeenkomen, op malkanderen passen. Correspondentie ..........Heymelyke overeenkoming. Corrigeren ..................Verbeteren, rechten. Corroboreren ..............Versterken. Corroboratie ...............Versterking. Corruëren....................Instorten, vervallen, neer-storten. Corrumperen...............Bederven, iemandt met giften omkoopen, verblinden. Corruptie, Corruptele..Quade invoering, omkooping. Costumen ....................Gewoonten, oude herkomen. Couragie .....................Moedt, lust, wackerheyt. Couragieus..................Moedig, stoutmoedig. Courant.......................Gereet, veerdig, loopende. Cours ..........................Loop, trant, gebruyk. Courtisaen...................Een Hovelink. Courtoysie...................Beleeftheyt. Courtois ......................Hoofs, heus, beleeft. Cousin.........................Neve. Couvert .......................Deksel, overdeksel, ommeslag. CR. Creatuer......................Schepsel, ma eksel. Creantie, Credentie .....Geloofbaerheyt, geloof-brief. Crediet ........................Geloof, inschuldt. Crediteren ...................Gelooven, borgen, vertrouwen. Crediteur.....................Schuldt-eysscher, die aen een ander uyt-leent.


Creëren .......................Maken, verkiesen. Crimen ........................Schuldt, misdaedt. Crimen laese Majestatis Hoogste Macht-schending, gequetste Hoogheyt. Crimineel ....................Dat den hals aengaet. Criminele Justitie ........Bloedt-recht, hals-recht, Recht van den Hoogsten. Criminele Sake ............Hals-saek. Crimineel Proces.........Hals-recht. Cronyk ........................Tydt-boe, Historie. Cruel ...........................Wreedt, hert. CU. Culpabel......................Schuldig, strafbaer. Culperen .....................Beschuldigen, betichten. Cultiveren ...................Bebouwen. Cumuleren...................Op-hoopen, t’samen-hoopen. Cumulatie....................Op-Hooping, vermeerdering. Curabel .......................Geneesselyk. Curatele ......................Besorging, regering, redding. In curatele...................Is onder de toesicht van een ander gestelt worden, als men in verloop van schulden geraekt. Curateur......................Toesiender, Regeerder. Curieus........................Net, nauwkeurig. Curieusheyt .................Nettigheyt. Custodie ......................Een kas, een koker, een gevangenisse. Custos .........................Een Koster.

AB. - geneaknowhow.net · Amphibologie.....T wyfel -reden, twyfel -sin, dobbelsinnigheyt. ......

Documents

Transcript of AB. - geneaknowhow.net · Amphibologie.....T wyfel -reden, twyfel -sin, dobbelsinnigheyt. ......