Aanwijzingsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie

56

Transcript of Aanwijzingsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 3 van 54

Colofon

Projectnaam Aanwijzingsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie

Datum voltooid Laatste wijziging 23-9-2009

Projectleider Frank Buchner

Versienummer 2.0

Status Definitief

Bestandsnaam Aanwijzingsprogramma NHW v2.0.doc

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 5 van 54

Inhoud

Colofon 3 Samenvatting 7

1. Aanleiding voor dit aanwijzingsprogramma 11

2. Nieuwe Hollandse Waterlinie 13 2.1 Definitie van een linie of stelling 13 2.1.1 Kringenwet 13 2.2 Nationaal project Nieuwe Hollandse Waterlinie 14 2.2.1 Relatie aanwijzingsprogramma en Panorama Krayenhoff 15

3. Aanwijzing rijksmonumenten tot nog toe 17 3.1 Clustering doet recht aan essentie 17

4. Selectiecriteria voor aanvullende bescherming en verfijning 21 4.1 Bescherming van schoots- en inundatievelden 22

5. Format monumentbeschrijvingen 23

6. Overleg over totstandkoming aanwijzingsprogramma 25 6.1 Advies Raad voor Cultuur 25 6.1.1 Samenvatting van het advies van de Raad voor Cultuur 26 6.1.2 Wat is er met het advies gedaan 26

7. Uitvoering aanwijzingsprogramma 29 Bijlage 1 Totaaloverzicht aanwijzingsprogramma 31 Bijlage 2 Voorbeeld monumentbeschrijving 45

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 7 van 54

Samenvatting

1. Aanleiding voor dit aanwijzingsprogramma

In de Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009 (Stcrt. 2009, 169), hierna de

Beleidsregel 2009 heeft de minister aangegeven uit eigen beweging vooral planmatig, via

centraal aangestuurde aanwijzingsprogramma’s, monumenten te willen aanwijzen en

verbeteracties in het monumentenbestand te willen doorvoeren. Op die manier beoogt hij

lacunes en onevenwichtigheden op te heffen en daarmee de kwaliteit van het

monumentenbestand te verbeteren. De Beleidsregel 2009 vormt in dat opzicht onder andere

het kader voor de uitbreiding en verfijning van de bescherming van de Nieuwe Hollandse

Waterlinie.

2. Nieuwe Hollandse Waterlinie

Het voert te ver om in deze nota een uitgebreide beschrijving te doen van de Nieuwe

Hollandse Waterlinie. Voor een meer uitgebreide beschrijving wordt kortheidshalve verwezen

naar de brochure ‘De Nieuwe Hollandse Waterlinie’ (brochure 16 uit de reeks ‘Cultuurhistorie’

van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

2.1. Definitie van een linie of stelling

Bij de bescherming van linies en stellingen in het algemeen en derhalve ook voor de Nieuwe

Hollandse Waterlinie is de definitie van een linie of stelling van belang. Een militaire linie is te

definiëren als een ‘ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengeschakelde of anderszins

samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties,

grachten, prikkeldraadversperringen, mijnenvelden en tankhindernissen’.

2.2. Nationaal project Nieuwe Hollandse Waterlinie

In 1999 is de Nota Belvedère uitgebracht. De intentie van deze nota is de cultuurhistorie

volwaardig en vroegtijdig te betrekken bij de inrichting van de ruimte van Nederland. Om te

laten zien hoe cultuurhistorie kan doorwerken in de ruimtelijke inrichting heeft het rijk de

Nieuwe Hollandse Waterlinie als nationaal project gelanceerd.

Het in 1999 opgerichte Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft in vijf jaar tijd een

ruimtelijk plan voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie gemaakt en afgestemd met vele partijen:

het Linieperspectief Panorama Krayenhoff. Eén van de onderdelen van het Panorama

Krayenhoff is de toezegging dat de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg een

bescherming op grond van de Monumentenwet zou voorbereiden.

In september 2005 tekenden de vijf betrokken ministeries en provincies een

bestuursovereenkomst die de basis vormt om gezamenlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie te

ontwikkelen. De bestuursovereenkomst uit 2005 is in het Pact van Rijnauwen nog eens

bekrachtigd en verder geconcretiseerd voor de periode tot 2011. Naast een verscheidenheid

aan concrete uitvoeringsprojecten, heeft minister Plasterk toegezegd de waterlinie te willen

beschermen door middel van de aanwijzing tot rijksmonument.

2.2.1. Relatie aanwijzingsprogramma en Panorama Krayenhoff

In artikel 7 van de Beleidsregel 2009 staat dat de minister bij de aanwijzing van een

monument als beschermd monument rekening houdt met de mate waarin het monument:

a) een positief behoudsperspectief heeft, zowel technisch als functioneel, en

b) een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving.

Dit aanwijzingsprogramma is noodzakelijk als onderlegger voor object- en gebiedsgerichte

ontwikkelingen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals voorgesteld in het liniepersperctief,

welke op haar beurt weer noodzakelijk zijn voor een positief behoudsperspectief en bijdrage

aan de ruimtelijke ordening, die voorwaardelijk zijn voor een aanwijzing als rijksmonument.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 8 van 54

3. Aanwijzing rijksmonumenten tot nog toe

Tot op heden heeft de aanwijzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie nooit als onderdeel van

een categoriaal aanwijzingsproject plaatsgevonden. Hierdoor is er geen adequate bescherming

van de essentie van het systeem van de waterlinie, namelijk een aaneengesloten

verdedigingsstelsel tussen Muiden en de Biesbosch.

3.1. Clustering doet recht aan essentie

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is één groot samenhangend functioneel en ruimtelijk systeem

en zou ook op die wijze benaderd moeten worden. De cultuurhistorische waarde is voor een

groot deel gelegen in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Hoewel de

onderdelen stuk voor stuk ook een grote cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen zou het

geen recht doen aan de linie als stelsel om deze samenhang buiten beschouwing te laten.

Dit stelsel is uiteen te rafelen tot kleinere substructuren van onderdelen die een ruimtelijke en

historisch-functionele verwantschap met elkaar vertonen. Deze substructuren kunnen bestaan

uit een fort met bijbehorende werken, maar ook bijvoorbeeld uit een groep van kazematten of

een inundatiestelsel bestaande uit een inundatiekanaal en een paar sluizen en stuwen. Deze

substructuren zullen in het vervolg van deze nota aangeduid worden als ‘clusters’.

Het schaalniveau van de clusters leent zich in beginsel bijzonder goed voor de

complexbescherming als rijksmonument. Binnen elk cluster zijn er verschillende

(meervoudige) monumenten en de functionele en ruimtelijke samenhang kan beschreven

worden in de complexbeschrijving.

4. Selectiecriteria voor aanvullende bescherming en verfijning

Teneinde te komen tot een goed onderbouwd aanwijzingsprogramma voor de Nieuwe

Hollandse Waterlinie, is in artikel 6 lid 2 van de Beleidsregel 2009 een viertal selectiecriteria

opgenomen waaraan getoetst is of het betreffende monument al dan niet geselecteerd zou

moeten worden voor het aanwijzingsprogramma. Het advies van de Raad voor Cultuur is

aanleiding geweest om een tweetal criteria enigszins anders dan in de Beleidsregel 2009 te

formuleren.

Navolgend de 4 selectiecriteria.

1 Het desbetreffende monument maakt deel uit van het samenhangende verdedigingsstelsel

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in ruimtelijke en historisch-functionele zin en is van

belang voor het specifieke karakter van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;

2 Het desbetreffende monument heeft een militaire functie gehad in het kader van de Nieuwe

Hollandse Waterlinie;

3 Het desbetreffende monument is in voldoende mate herkenbaar en gaaf;

4 Inundatie- en schootsvelden worden niet opgenomen.

Toepassing van vorengenoemde selectiecriteria heeft geleid tot de selectie van 96 complexen.

Hiervan zijn reeds 54 complexen (gedeeltelijk) beschermd als rijksmonument en betreft het

een verfijning van de bestaande aanwijzing. Bij 42 complexen betreft het daadwerkelijk

nieuwe aanwijzingen. Voor een totaaloverzicht van het aanwijzingsprogramma wordt

kortheidshalve verwezen naar bijlage 1.

4.1. Bescherming van schoots- en inundatievelden

De Nieuwe Hollandse Waterlinie scoort op het punt van gaafheid en herkenbaarheid bijzonder

hoog. Voor een deel komt dit doordat tot de linie behorende objecten als forten, kazematten

en dergelijke bewaard zijn gebleven, maar het komt voor een groot deel ook voort uit de

landschappelijke gaafheid. De ligging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft vele decennia

lang haar stempel gedrukt op ruimtelijke plannen. Schoots- en inundatievelden waren

bepalende factoren voor de ruimtelijke inrichting.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 9 van 54

Het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie werkt samen met het ministerie van VROM aan

een bestendiging van deze kwaliteiten in ruimtelijke plannen. Dit aanwijzingsprogramma en

genoemd project van het projectbureau zijn in dat opzicht complementair.

5. Format monumentbeschrijvingen

Teneinde samenhang, consistentie en volledigheid te krijgen in de verschillende

monumentbeschrijvingen van de rijksmonumenten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is er

een format gemaakt waaraan alle monumentbeschrijvingen van de Nieuwe Hollandse

Waterlinie moeten voldoen.

6. Overleg over totstandkoming aanwijzingsprogramma

Minister Plasterk heeft in de toelichting bij de Beleidsregel 2009 te kennen gegeven, bij het

formuleren van aanwijzingsprogramma’s, graag te willen samenwerken met deskundigen,

andere overheden en particuliere monumentenorganisaties. Deze samenwerking is voor het

aanwijzingsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie op verschillende manieren vormgegeven.

6.1. Advies Raad voor Cultuur

De minister stelt een aanwijzingsprogramma niet eerder vast, dan nadat hij de Raad voor

Cultuur hierover om advies heeft gevraagd. De Raad heeft dan ook geadviseerd over het

concept aanwijzingsprogramma. Het advies is te downloaden op www.cultuur.nl.

6.2. Samenvatting van het advies van de Raad voor Cultuur

De Raad staat in beginsel positief tegenover een aanwijzingsprogramma voor de Nieuwe

Hollandse Waterlinie. De Raad is positief over het feit dat de linie in haar geheel is bezien en

beoordeeld en is van mening dat er inderdaad aanvullend objecten beschermd dienen te

worden. De Raad heeft een tweetal kanttekeningen geplaatst bij het concept

aanwijzingsprogramma.

6.3. Wat is er met het advies gedaan

Het overgrote deel van het advies is overgenomen. Voor een deel heeft dit ook geleid tot

aanpassing van dit aanwijzingsprogramma. Onder andere het eerste en tweede

selectiecriterium van dit aanwijzingsprogramma zijn aangepast ten opzichte van het concept

aanwijzingsprogramma.

7. Uitvoering aanwijzingsprogramma

Het aanwijzingsprogramma zal gezien de omvang in een aantal tranches in procedure gebracht

worden. Actualiteiten rond de aanwijzingsprocedure zullen gecommuniceerd worden op de

website, www.cultureelerfgoed.nl/nieuwe-hollandse-waterlinie.

Noot bij de kaarten

Het kaartmateriaal op de navolgende linker pagina’s van dit aanwijzingsprogramma

is ter illustratie van het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie opgenomen.

Het betreft een klein deel van de waterlinie ten noorden en zuiden van de Lek, het

zogenaamde Lekacces. Op de kaarten is iedere keer hetzelfde gebied weergegeven,

maar telkens met een andere kaartlaag. Zo zijn onder andere het strategisch stelsel

en het inundatiestelsel toegelicht.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 10 van 54

Strategisch stelsel 1940 van de omgeving ten noorden en zuiden van de

Lek. Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas Nieuwe

Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006).

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 11 van 54

1. Aanleiding voor dit aanwijzingsprogramma

Artikel 3, eerste en tweede lid, van de Monumentenwet 1988, bevat de bevoegdheid

om monumenten aan te wijzen als beschermd monument. Aanwijzing als beschermd

monument gebeurt op initiatief van de minister (ambtshalve) of op verzoek van een

belanghebbende.

In de Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009 (Stcrt. 2009, 169),

hierna de Beleidsregel 2009, heeft de minister aangegeven uit eigen beweging

vooral planmatig, via centraal aangestuurde aanwijzingsprogramma’s, monumenten

te willen aanwijzen en verbeteracties in het monumentenbestand te willen

doorvoeren. Op die manier beoogt hij lacunes en onevenwichtigheden op te heffen

en daarmee de kwaliteit van het monumentenbestand te verbeteren. De

Beleidsregel 2009 vormt in dat opzicht onder andere het kader voor de uitbreiding

en verfijning van de bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Op grond van artikel 3 van de Beleidsregel 2009 kan de minister, de Raad voor

cultuur gehoord, een aanwijzingsprogramma vaststellen. In artikel 4 tweede lid,

onder b heeft de minister het aanwijzingsprogramma voor monumenten van de

Nieuwe Hollandse Waterlinie reeds expliciet aangekondigd. In de toelichting bij de

Beleidsregel 2009 staat hierover:

De bescherming van de monumenten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die van

vóór 1940 dateert, betreft een reeds gedane toezegging die nu geëffectueerd wordt.

De basis voor die toezegging is het door de Ministerraad in 2003 vastgestelde

‘Linieperspectief Panorama Krayenhoff’ (Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe

Hollandse Waterlinie, 2004). Het Linieperspectief omvatte onder meer de toezegging

dat het rijk, in casu de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), een beschermingsvoorstel voor de

gebouwde onderdelen van de linie zou voorbereiden. Uit een inventarisatie van de

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bleek dat er zowel in kwalitatieve als in

kwantitatieve zin het nodige schortte aan de bestaande bescherming van de Nieuwe

Hollandse Waterlinie. In 2008 is bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het

project ‘Aanvullende aanwijzing en verfijning Nieuwe Hollandse Waterlinie’ van start

gegaan. Het project voorziet in een complexgewijze bescherming van de onderdelen

van de linie en verfijning van de reeds beschermde onderdelen. Vlakelementen,

zoals schoots- en inundatievelden, worden niet aangewezen; het planologisch

instrumentarium leent zich beter voor bescherming hiervan.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de regie gevoerd over de

totstandkoming van dit aanwijzingsprogramma, maar heeft bij de (pre)selectie en

de gehanteerde selectiecriteria nauw samengewerkt en afgestemd met verschillende

andere partijen en deskundigen. In dit licht kunnen het Projectbureau Nieuwe

Hollandse Waterlinie, de Liniecommissie (bestuurlijk samenwerkingsverband van 5

departementen en 5 provincies) en de Stichting Menno van Coehoorn niet

ongenoemd blijven.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 12 van 54

Polderhoogtekaart van de omgeving ten noorden en zuiden van de Lek.

Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas Nieuwe

Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006).

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 13 van 54

2. Nieuwe Hollandse Waterlinie

Het voert te ver om in deze nota een uitgebreide beschrijving te doen van de

Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er zal dan ook volstaan worden met een summiere

beschrijving. Voor een meer uitgebreide beschrijving wordt kortheidshalve verwezen

naar de brochure ‘De Nieuwe Hollandse Waterlinie’ (brochure 16 uit de reeks

‘Cultuurhistorie’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is zoals de naam al zegt een waterlinie. Het is de

opvolger van de Oude Hollandse Waterlinie. De linie was bedoeld om middels

gecontroleerde onderwaterzettingen (inundaties) de vijand vanuit het oosten te

kunnen stoppen. In tegenstelling tot de Oude Hollandse Waterlinie ligt de stad

Utrecht bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie ook binnen het te verdedigen gebied. De

linie als geheel is een gecompliceerd werk met inundatievelden, sluizen,

inundatiekanalen, stuwen, forten, kazematten en andere werken. De Nieuwe

Hollandse Waterlinie is aangelegd vanaf 1815 en is tot en met 1940 met

tussenpozen versterkt en verbeterd. Bij de aanleg is gebruik gemaakt van

versterkingen die ook al onderdeel waren van de Oude Hollandse Waterlinie. De ca.

85 kilometer lange Nieuwe Hollandse Waterlinie doorkruist vijf provincies en ligt via

de oostkant van Utrecht tussen Muiden en de Biesbosch.

2.1 Definitie van een linie of stelling

Bij de bescherming van linies en stellingen in het algemeen en derhalve ook voor de

Nieuwe Hollandse Waterlinie is de definitie van een linie of stelling van belang. Een

militaire linie is te definiëren als een ‘ongeveer lineair stelsel van doorgaande,

aaneengeschakelde of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal

voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen,

mijnenvelden en tankhindernissen’ (definitie ontleend aan Het Postmilitaire

Landschap 2.0, VROM-DG Ruimte, 2004).

Het gaat om werken die in een functioneel en ruimtelijk verband met elkaar staan

en die tot doel hebben een militaire vijand de toegang tot (delen van) het

vaderlandse territorium te beletten of in ieder geval zoveel mogelijk te hinderen en

te vertragen. Het essentiële aspect van linies en stellingen is dan ook de, gewoonlijk

lineaire, hindernis in het landschap met daaraan toegevoegd militaire versterkingen

op punten waar die hindernis zwakke plekken vertoonde, onderbroken, of bijzonder

kwetsbaar was. De feitelijke hindernis kon bestaan uit natuurlijke elementen, zoals

een moeras, brede rivier, of de zee, dan wel uit kunstmatige elementen, zoals onder

water te zetten landerijen (inundaties), mijnenvelden, prikkeldraadversperringen,

liniedijken en antitankgrachten en -muren. Voor het tot stand brengen van

kunstmatige hindernissen, in het bijzonder geldt dit de inundaties, waren

aanzienlijke aanvullende werken vereist zoals een samenhangend stelsel van dijken,

kaden, waterlopen, sluizen en stuwen. Zo veel mogelijk werd hierbij gebruik

gemaakt van bestaande elementen in het landschap, in andere gevallen werden

bestaande elementen aangepast (bijvoorbeeld dijken verhoogd), in nog weer

andere gevallen werden deze nieuw aangelegd. De militaire versterkingen bij de

zogeheten accessen en bij de zwakke en kwetsbare plekken in de hindernissen

bestonden uit vestingen, forten, schansen, batterijen en kazematten, om de meest

voorkomende te noemen.

2.1.1 Kringenwet

Vorengaand is beschreven wat er precies verstaan wordt onder een linie of stelling,

en derhalve ook wat er gerekend wordt tot het domein van de Nieuwe Hollandse

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 14 van 54

Waterlinie. De Nieuwe Hollandse Waterlinie beperkt zich dus tot die zaken die een

militaire functie gehad hebben. Naast deze militaire werken zijn er echter ook

afgeleide bouwwerken die cultuurhistorische waarde hebben. Het gaat dan in het

bijzonder om de houten huizen. Als gevolg van de Kringenwet 1853 golden er

beperkingen ten aanzien van bebouwing en beplanting rond de forten. De

Kringenwet 1853 bepaalde dat er binnen een straal rond de forten niet, of enkel in

hout gebouwd mocht worden, zodat dit snel geruimd zou kunnen worden om

zodoende een vrij schootsveld te creëren.

2.2 Nationaal project Nieuwe Hollandse Waterlinie

In 1999 brachten de bewindslieden van de ministeries OCW, VROM, LNV en V&W de

Nota Belvedère uit. De intentie van deze nota is de cultuurhistorie volwaardig en

vroegtijdig te betrekken bij de inrichting van de ruimte van Nederland. ‘Behoud door

ontwikkeling’ is het adagium van Belvedère. Om te laten zien hoe cultuurhistorie

kan doorwerken in de ruimtelijke inrichting heeft het rijk de Nieuwe Hollandse

Waterlinie als nationaal project gelanceerd. Deze impuls is de waterlinie toegekend

enerzijds vanwege de complexe bestuurlijke opgave (de samenwerking tussen 5

departementen, 5 provincies, ruim 25 gemeenten en 3 waterschappen), anderzijds

vanwege de complexe ruimtelijke opgave.

Het in 1999 opgerichte Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft in vijf jaar

tijd een ruimtelijk plan voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie gemaakt en afgestemd

met vele partijen: het Linieperspectief Panorama Krayenhoff. Eind 2003 heeft de

Ministerraad het Linieperspectief aanvaard en besloten de essentie ervan op te

nemen in de Nota Ruimte, wat begin 2005 ook is gebeurd. De waterlinie is hierin

aangewezen als een van de 20 Nationale Landschappen en maakt deel uit van de

ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland. Tot slot is de Nieuwe Hollandse Waterlinie

voorbeeldproject in het Actieprogramma Ruimte en Cultuur.

Eén van de onderdelen van het Panorama Krayenhoff is de toezegging dat de

toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg een bescherming op grond van de

Monumentenwet zou voorbereiden. In deze wetenschap is de uitvoering van de

zogenaamde projectenveloppen uit het linieperspectief ter hand genomen. De

bestuurlijke partners dringen nu dan ook aan op het nakomen van deze afspraak.

In september 2005 tekenden de vijf betrokken ministeries en provincies een

bestuursovereenkomst die de basis vormt om gezamenlijk de Nieuwe Hollandse

Waterlinie te ontwikkelen. De partijen hebben zich bestuurlijk verenigd in de

Liniecommissie.

De bestuursovereenkomst uit 2005 is in het Pact van Rijnauwen nog eens

bekrachtigd en verder geconcretiseerd voor de periode tot 2011. Naast een

verscheidenheid aan concrete uitvoeringsprojecten, variërend van restauraties tot

aanleg van een fietsbrug, van bezoekerscentrum tot gebiedsontsluiting en van

uitbaggeren van de grachten tot het ontwikkelen van een educatief programma,

heeft minister Plasterk toegezegd de waterlinie te willen beschermen door middel

van de aanwijzing tot rijksmonument. In het pact staat hierover:

"De bescherming van de NHW wordt versterkt door toepassing van de

Monumentenwet. De minister van OCW zal zorgen voor een adequate bescherming.

Met een projectmatige aanpak zal worden gezorgd voor een aanvullende aanwijzing

van clusters van objecten en een verfijning van de reeds aangewezen monumenten,

om zo te komen tot een integrale bescherming van de NHW. Deze nationale

bescherming vormt de basis voor een voordracht van de NHW voor de

Werelderfgoedlijst van UNESCO".

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 15 van 54

Vanaf januari vorig jaar heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in

samenwerking met het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie gewerkt aan de

voorbereidingen om te komen tot dit aanwijzingsprogramma. Over de

totstandkoming van het aanwijzingsprogramma heeft overleg plaatsgevonden met

onder andere de Liniecommissie en de stichting Menno van Coehoorn.

2.2.1 Relatie aanwijzingsprogramma en Panorama Krayenhoff

De basis van dit aanwijzingsprogramma is, zoals gezegd, gelegen in het nationale

project, wat uiteindelijk geresulteerd heeft tot het Linieperspectief Panorama

Krayenhoff. In deze gebiedsvisie wordt het credo van de nota Belvedere ‘Behoud

door ontwikkeling’ gehanteerd.

Het Linieperspectief zet in op twee strategieën voor de verwezenlijking van de visie.

Aan de ene kant is dat het projectgerichte ontwikkelingsprogramma, georganiseerd

in de zogenaamde projectenveloppen. Aan de andere kant is er de verankering in

het formele beleid. Deze twee zaken kunnen niet los van elkaar gezien worden.

In artikel 7 van de Beleidsregel 2009 staat dat de minister bij de aanwijzing van een

monument als beschermd monument rekening houdt met de mate waarin het

monument:

a) een positief behoudsperspectief heeft, zowel technisch als functioneel, en

b) een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving.

Met de uitvoering van het Panorama Krayenhoff, in de op ontwikkeling gerichte

projectenveloppen, houden en krijgen alle objecten afzonderlijk, maar vooral ook in

hun onderlinge samenhang, een positief behoudsperspectief. Vele forten en andere

werken worden in het kader van dit nationale project op dit moment gerestaureerd

en voorzien van een passende (her)bestemming. Het zijn ook deze objecten die in

samenhang de drager zijn van dit unieke cultuurlandschap. Het verloren gaan van

belangrijke schakels uit deze ketting zou de samenhang en daarmee de

uitzonderlijke kwaliteit en waarde van het functionele en ruimtelijke stelsel van de

waterlinie ernstig schaden, zo niet volledig ondermijnen.

De aanwijzing van deze objecten hangt zoals gezegd nauw samen met het positieve

behoudsperspectief en de positieve invloed op de kwaliteit van de ruimtelijke

ordening, zoals dat geborgd wordt door de uitvoering van het Linieperspectief

Panorama Krayenhoff.

Het omgekeerde is echter ook het geval. De betrokken partijen bij de uitvoering van

het Linieperspectief hebben dit namelijk ter hand genomen in de wetenschap dat er

een formele onderlegger onder deze investeringen zit, middels onder andere de

aanwijzing tot rijksmonument. Het Panorama Krayenhoff schrijft hierover:

“Ten eerste bereidt de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een bescherming voor

op grond van de Monumentenwet. Alle gebouwde onderdelen van de Waterlinie

komen, afzonderlijk dan wel als onderdeel van een complex, in aanmerking voor

bescherming als monument.”

Kortom, dit aanwijzingsprogramma is noodzakelijk als onderlegger voor object- en

gebiedsgerichte ontwikkelingen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, welke op haar

beurt weer noodzakelijk zijn voor een positief behoudsperspectief en bijdrage aan

de ruimtelijke ordening, die voorwaardelijk zijn voor een aanwijzing als

rijksmonument. De aanwijzing als rijksmonument en de ontwikkelingsgerichte

benadering zijn ten opzichte van elkaar zowel conditioneel als synergetisch.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 16 van 54

Inundatiestelsel 1940 van de omgeving ten noorden en zuiden van de Lek.

Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas Nieuwe

Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006).

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 17 van 54

3. Aanwijzing rijksmonumenten tot nog toe

Tot op heden heeft de aanwijzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie nooit als

onderdeel van een categoriaal aanwijzingsproject plaatsgevonden. Hierdoor is er

geen adequate bescherming van de essentie van het systeem van de waterlinie,

namelijk een aaneengesloten verdedigingsstelsel tussen Muiden en de Biesbosch. In

2006/2007 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een nulmeting gedaan

naar de mate waarin de Nieuwe Hollandse Waterlinie reeds beschermd is en waar er

mogelijk nog hiaten en onvolkomenheden zijn in de bescherming. Uit deze

nulmeting bleek het volgende.

Zoals gezegd heeft de aanwijzing van onderdelen van de Nieuwe Hollandse

Waterlinie nog niet programmatisch plaatsgevonden, wat niet wil zeggen dat er nog

geen monumenten zijn aangewezen als beschermd monument op grond van de

Monumentenwet 1988. In het kader van het Monumenten Selectie Project (MSP) is

er veel bouwkunst uit de periode 1850-1940 geïnventariseerd en aangewezen als

rijksmonument. In dit kader is ruim driekwart van de forten van de Nieuwe

Hollandse Waterlinie aangewezen als rijksmonument en in een aantal gevallen is dit

ook gebeurd in de vorm van een complexbescherming in samenhang met de

betonnen werken op de forten. De samenhang tussen de verschillende complexen

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie onderling is echter zelden of nooit expliciet

gelegd en is zeker geen primaire aanleiding geweest voor de aanwijzing als

rijksmonument.

Zoals beschreven is de Nieuwe Hollandse Waterlinie vanaf 1815 aangelegd en tot en

met 1940 verbeterd en versterkt. Kijkende naar het bestand van als rijksmonument

beschermde onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, kan geconstateerd

worden dat de forten uit de 19e eeuw over het algemeen redelijk beschermd zijn

(ca. 75% aangewezen als rijksmonument). Er is echter een onderwaardering en

onderbescherming voor de betonnen werken uit de twintigste eeuw, evenals voor de

tot de waterlinie behorende weg- en waterwerken. Van de ongeveer 30 clusters van

betonnen werken uit de periode ná 1900 is er maar één cluster als rijksmonument

aangewezen. In navolgende paragraaf zal het begrip ‘cluster’ nader toegelicht

worden.

Hoewel hiervoor is opgemerkt dat de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in

kwantitatieve zin redelijk goed beschermd zijn, is het van belang om te constateren

dat de monumenbeschrijvingen van de werken allesbehalve samenhangend,

consistent en volledig zijn. In een aantal gevallen zijn de forten als complex

beschermd in samenhang met de betonnen werken op het fort. In die gevallen kan

dan ook met recht gesteld worden dat de samenhang tussen de verschillende

onderdelen op de forten onderkend is in de aanwijzing als beschermd complex. Dit

is echter niet bij alle forten op deze manier gebeurd. De relatie tussen de

verschillende complexen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is vrijwel nooit gelegd

in de monumentbeschrijving, terwijl de ruimtelijke en functionele samenhang een

essentiële waarde is.

3.1 Clustering doet recht aan essentie

In de vorige paragrafen is geconstateerd dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie één

groot samenhangend functioneel en ruimtelijk systeem is en ook op die wijze

benaderd zou moeten worden. De cultuurhistorische waarde is voor een groot deel

gelegen in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Hoewel de

onderdelen stuk voor stuk ook een grote cultuurhistorische waarde

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 18 van 54

vertegenwoordigen zou het geen recht doen aan de linie als stelsel om deze

samenhang buiten beschouwing te laten.

Hoewel de Nieuwe Hollandse Waterlinie van Muiden tot aan de Biesbosch één groot

samenhangend stelsel is, is het wel mogelijk dit uiteen te rafelen naar kleinere

substructuren van onderdelen die een ruimtelijke en historisch-functionele

verwantschap met elkaar vertonen. Deze substructuren kunnen bestaan uit een fort

met bijbehorende werken, maar ook bijvoorbeeld uit een groep van kazematten of

een inundatiestelsel bestaande uit een inundatiekanaal en een paar sluizen en

stuwen. Deze substructuren zullen in het vervolg van deze nota aangeduid worden

als ‘clusters’.

Afbeelding 1

Het principe van de clustering is ontleend aan het werkboek ‘In lijn van de

Versteende Ridders’ (Belvedere voorbeeldproject, initiatiefnemer: Bureau B+B). Dit

werkboek omschrijft een cluster als: “Een samenhangend geheel van

verdedigingswerken en fysieke verdedigingsmiddelen ter verdediging van een

bepaald geografisch gebied.” Nog een citaat uit genoemd werkboek dat de clusters

omschrijft: “Tijdens het onderzoek is duidelijk geworden dat de logica die de forten

bij de accessen hadden op een andere manier ook geldt voor de

groepsschuilplaatsen. In 1940, na de uitvinding van de brisantgranaat, waren de

forten kwetsbaar en werd een gespreide verdedigingstactiek een vereiste. De

groepsschuilplaatsen staan daar waar de vijand het inundatieveld over kon steken of

waar accessen beveiligd moesten worden en op niet inundeerbare gebieden. Om

deze verschillende onderdelen te verdedigen waren verschillende opstellingen van

groepsschuilplaatsen noodzakelijk.” En verder: “Omdat de Nieuwe Hollandse

Waterlinie vele landschapstypen doorsnijdt is geen cluster exact hetzelfde.” Er

kunnen verschillende typen clusters onderscheiden worden (zie afbeelding 1). Het

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 19 van 54

strategisch principe van een ‘Accescluster meervoudig’ is als voorbeeld weergegeven

in afbeelding 2 en illustreert duidelijk de functionele en ruimtelijke samenhang

tussen de verschillende onderdelen.

Het schaalniveau van de clusters leent zich in beginsel bijzonder goed voor de

complexbescherming als rijksmonument. Binnen elk cluster zijn er verschillende

(meervoudige) monumenten en de functionele en ruimtelijke samenhang kan

beschreven worden in de complexbeschrijving. De begrippen ‘meervoudig

monument’ en ‘complex’ vragen om een nadere uitleg. Van een meervoudig

monument wordt gesproken als meerdere zelfstandige eenheden opgenomen in de

monumentbeschrijving één monumentnummer hebben gekregen en gezamenlijk als

één monument worden aangemerkt. Het begrip ‘complex’ is geen wettelijke term en

wordt gehanteerd om een meerwaarde toe te kennen aan een samenstel van

afzonderlijke individueel beschermde (meervoudige) monumenten, die hun

samenhang ontlenen aan hun visuele, ruimtelijke en functionele verbondenheid. Het

fenomeen complexbescherming is ook vaak toegepast bij de bescherming van

buitenplaatsen, om op die manier de verschillende onderdelen (bv. hoofdhuis,

oranjerie en toegangshek) van de buitenplaats met elkaar in verband te

beschermen.

Afbeelding 2

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 20 van 54

Inundatiepolders 1940 van de omgeving ten noorden en zuiden van de Lek.

Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas Nieuwe

Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006).

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 21 van 54

4. Selectiecriteria voor aanvullende bescherming en verfijning

Teneinde te komen tot een goed onderbouwd aanwijzingsprogramma voor de

Nieuwe Hollandse Waterlinie, is in artikel 6 lid 2 van de Beleidsregel 2009 een

viertal selectiecriteria opgenomen om aan te toetsen of het betreffende monument

al dan niet geselecteerd zou moeten worden voor het aanwijzingsprogramma.

Het advies van de Raad voor Cultuur is aanleiding geweest om een tweetal criteria

enigszins anders dan in de Beleidsregel 2009 te formuleren. Aan het eerste

criterium is toegevoegd dat de geselecteerde monumenten van belang zijn voor het

specifieke karakter van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit was overigens ook al

wel de insteek van de Beleidsregel 2009, maar het was niet zo expliciet

geformuleerd. De tweede wijziging betreft het feit dat het er niet om gaat of het

monument met een militair doel aangelegd of gewijzigd is, maar of het monument

een militaire functie gehad heeft in het kader van de waterlinie. De Nieuwe

Hollandse Waterlinie heeft immers bij voorkeur sterk gebruikgemaakt van civiele

waterwerken. Slechts als dit niet mogelijk bleek, werden er speciaal voor het

militaire doel waterwerken gerealiseerd.

Navolgend de gehanteerde selectiecriteria. Per criterium volgt een korte toelichting.

5 Het desbetreffende monument maakt deel uit van het samenhangende

verdedigingsstelsel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in ruimtelijke en

historisch-functionele zin en is van belang voor het specifieke karakter

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Op grond hiervan kan de reikwijdte van het complex en zijn onderdelen bepaald

worden, alsmede de onderlinge samenhang tussen de complexen. Op basis van

dit criterium is de hele Nieuwe Hollandse Waterlinie opgedeeld in ruimtelijk en

historisch-functioneel samenhangende complexen. Dit betekent tevens dat

geïsoleerd en/of perifeer liggende objecten die intrinsiek te weinig monumentale

waarde hebben, niet zijn geselecteerd, omdat er geen sprake (meer) is van

ruimtelijke samenhang. Bij de selectie van monumenten staat de bijdrage aan de

beleving en het specifieke karakter van het waterlinielandschap centraal.

6 Het desbetreffende monument heeft een militaire functie gehad in het

kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Er zijn objecten die door hun ligging binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie een

bepaalde verschijningsvorm hebben. Dit geldt in het bijzonder voor bouwwerken

(huizen, boerderijen) die ten gevolge van de Kringenwet in hout zijn uitgevoerd,

maar geen militaire functie gehad hebben en derhalve geen deel uitmaken van

het verdedigingsstelsel. Deze zijn niet geselecteerd.

7 Het desbetreffende monument is in voldoende mate herkenbaar en gaaf.

Het totale verdedigingsstelsel was zeker in parate situatie nog veel groter en

kende ook loopgraven, antitankgrachten, groepsnesten e.d.. Deze veelal

tijdelijke, aarden werken zijn vrijwel zonder uitzondering weer verdwenen.

Zonder voldoende gaafheid/herkenbaarheid zijn zij niet geselecteerd. Bovendien

moet er sprake zijn van continuïteit van bestaan. Eventueel gereconstrueerde

objecten zijn dus evenmin geselecteerd.

8 Inundatie- en schootsvelden worden niet opgenomen.

In het aanwijzingsprogramma zijn alleen punt- en lijnobjecten geselecteerd. Dat

wil zeggen dat er wel forten, kazematten of inundatiekanalen geselecteerd zijn,

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 22 van 54

maar geen vlakelementen als inundatie- of schootsvelden. Het planologisch

instrumentarium leent zich beter voor bescherming hiervan.

Toepassing van vorengenoemde selectiecriteria heeft geleid tot de selectie van 96

complexen. Van deze 96 complexen zijn reeds 54 complexen (gedeeltelijk)

beschermd als rijksmonument en betreft het een verfijning van de bestaande

aanwijzing. Bij 42 complexen betreft het daadwerkelijk nieuwe aanwijzingen. Voor

een totaaloverzicht van het aanwijzingsprogramma wordt kortheidshalve verwezen

naar bijlage 1. Op het moment van in procedure gaan zal de informatie uit de

bijlage grootschaliger en daarmee gedetailleerder beschikbaar komen via de website

van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

4.1 Bescherming van schoots- en inundatievelden

De mate van herkenbaarheid en gaafheid is het primaire criterium voor de selectie

van linies en stellingen die van algemeen belang zijn. De Nieuwe Hollandse

Waterlinie scoort op dit punt bijzonder hoog. Voor een deel komt dit doordat tot de

linie behorende objecten als forten, kazematten en dergelijke bewaard zijn

gebleven, maar de herkenbaarheid en gaafheid komt voor een groot deel ook voort

uit de landschappelijke gaafheid. De ligging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie

heeft vele decennia lang haar stempel gedrukt op ruimtelijke plannen. Schoots- en

inundatievelden waren bepalende factoren voor de ruimtelijke inrichting.

Om de Nieuwe Hollandse Waterlinie ook voor de toekomst duurzaam als systeem te

behouden is een verantwoord omgaan met en deze open ruimten (schootsvelden en

inundatievelden) noodzakelijk. Dit zal verder vertaald en bestendigd moeten worden

in de ruimtelijke ordening.

In een notitie, die in de Liniecommissie aan de orde is geweest, wordt expliciet op

deze materie ingegaan. Deze notitie is gebaseerd op de gedachte dat voorliggend

aanwijzingsprogramma uitgevoerd zal worden. Dit wordt gezien als de basis onder

de bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ten aanzien van de

gebiedsbescherming wordt in deze notitie geconcludeerd dat:

− de basis van gebiedsbescherming gevonden zou moeten worden in de Nota

Ruimte, die nu echter nog van een hoge abstractie is en derhalve de provincies

weinig richting geeft voor het concretiseren van het beleid in structuurvisies;

− met een goede beschrijving in de AMvB-NR en een adequate doorvertaling in de

streekplannen/provinciale structuurvisies de open vlakten op dat niveau afdoende

beschermd zouden kunnen worden;

− bij een goede doorvertaling zoals hierboven beschreven, de inzet van het instrument beschermd landschapsgezicht (o.g.v. de Natuurbeschermingswet) of

beschermd stadsgezicht (o.g.v. de Monumentenwet) niet nodig is.

De gebiedsbescherming van het landschap als integraal onderdeel van de

ruimtelijke ordening past goed in de visie op de Modernisering van de

Monumentenzorg (MoMo). In plaats van toepassing van sectoraal instrumentarium

voor de gebiedsbescherming (beschermde gezichten), staat MoMo een generieke

inzet van instrumentarium uit de Wet ruimtelijke ordening voor waarin een integrale

belangenafweging plaatsvindt, waarvan de cultuurhistorie deel uitmaakt. Het

instrument van de structuurvisie op rijks- en provinciaal niveau en verdere borging

in Amvb’s en verordeningen behoort daarin tot de mogelijkheden. In het kader van

MoMo zal worden nagedacht over de inzet van dit instrument op rijksniveau.

Vastlegging van de waarden in de provinciale structuurvisie en verordening behoort

overigens nu al tot de mogelijkheden.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 23 van 54

5. Format monumentbeschrijvingen

Hiervoor is opgemerkt dat de kwaliteit van de monumentbeschrijvingen van de

objecten die reeds aangewezen zijn te wensen overlaat. Teneinde samenhang,

consistentie en volledigheid te krijgen in de verschillende monumentbeschrijvingen

van de rijksmonumenten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is er een format

gemaakt waaraan alle monumentbeschrijvingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie

moeten voldoen. Indien alle onderdelen op deze wijze beschreven worden is de

historisch-functionele en ruimtelijke samenhang tussen alle onderdelen inzichtelijk

en gewaarborgd.

Het format zal niet alleen toegepast worden op nieuwe aanwijzingen, maar de

monumentbeschrijvingen van de objecten die nu al reeds aangewezen zijn als

rijksmonument zullen omwille van de consistentie omgewerkt worden in het

stramien van dit format. In veel gevallen beperkt dit zich tot het enkel aanpassen

van de omschrijving. In sommige gevallen zullen meerdere beschermde

rijksmonumenten wellicht samengevoegd worden tot één meervoudig monument. In

weer andere gevallen zal een enkel rijksmonument omgewerkt worden tot een

complexbescherming. Tot slot zal het voorkomen dat er objecten aan een

beschermd complex toegevoegd worden. Dit laatste zal slechts in een beperkt

aantal gevallen aan de orde zijn. In de procedure zal expliciet gemaakt worden of

het betreffende object reeds beschermd was (verfijning) of dat er sprake is van een

bijbescherming (nieuwe aanwijzing). Met deze systematiek is reeds ervaring

opgedaan bij de verfijning van de bescherming van buitenplaatsen.

Het format voor de monumentbeschrijvingen kent een drietal schaalniveaus. Op het

laagste niveau worden de (meervoudige) objecten omschreven als onderdeel van

een complex. Eén niveau hoger, op het schaalniveau van de complexbeschrijving,

wordt de ruimtelijke en historisch-functionele samenhang binnen het complex

geduid. Tevens wordt er op dit niveau specifiek aandacht geschonken aan de ligging

en relatie binnen het netwerk van de Nieuwe Hollandse Waterlinie door middel van

het aangeven van de relatie van het betreffende complex met de ‘aanpalende’

complexen. Op deze manier zijn alle complexen behorende tot de waterlinie met

elkaar verweven. Op het hoogste abstractieniveau ten slotte wordt de Nieuwe

Hollandse Waterlinie in z’n nationale context beschreven. Onderstaand is deze

indeling gevisualiseerd. Ter illustratie is dit format voor het complex “Fort

Everdingen” uitgewerkt bijlage 2.

Nieuwe Hollandse

Waterlinie

Complex

Fort A

Complex

betonnen

Complex

Fort B

Object

1

Object

2

Object

3

Object

4

Object

5

Object

6

Object

7

Object

8

Object

9

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 24 van 54

Actuele topografische positie 2004 van de omgeving ten noorden en zuiden

van de Lek. Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas

Nieuwe Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006). (topografische onderlegger ©2004

Topografische Dienst Kadaster, Emmen)

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 25 van 54

6. Overleg over totstandkoming aanwijzingsprogramma

Minister Plasterk heeft in de toelichting bij de Beleidsregel 2009 te kennen gegeven,

bij het formuleren van aanwijzingsprogramma’s, graag te willen samenwerken met

deskundigen, andere overheden en particuliere monumentenorganisaties. Het is een

belangrijke opdracht voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, om deze

samenwerking verder vorm te geven. De minister acht de bijdrage van particulier

initiatief van groot belang om de centraal geïnitieerde aanwijzingsprogramma’s aan

te vullen en te vervolmaken, omdat deze erfgoedorganisaties gezamenlijk over een

grote achterban met enorme lokale kennis beschikken en omdat zij het

maatschappelijk draagvlak voor cultuurhistorisch erfgoed representeren. Deze

samenwerking is voor het aanwijzingsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie op

verschillende manieren vormgegeven.

Allereerst is dit aanwijzingsprogramma niet tot stand gekomen van achter de

burelen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, maar is het als gezamenlijk

project met het Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie tot stand gekomen.

Middels de samenwerking met het projectbureau zijn er indirect veel (informele)

verbindingen gelegd met betrokkenen bij de waterlinie. Naast een inhoudelijke rol,

heeft het projectbureau in het kader van dit project dan ook vooral een rol als

intermediair tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en belanghebbenden.

Al aan het begin van het project is er overleg geweest met de Liniecommissie over

de wijze van aanpak. Meer in het bijzonder over de selectiecriteria en over de

complexgewijze bescherming. In de Liniecommissie zijn de vijf betrokken

departementen en de vijf provincies bestuurlijk vertegenwoordigd. Het voorliggende

aanwijzingsprogramma mag dan ook rekenen op de volle instemming van de

Liniecommissie.

In de jaren voordat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werkte aan dit

aanwijzingsprogramma (2004-2005) zijn er door de stichting Menno van Coehoorn

en de stichting Militair Erfgoed, verscheidene aanwijzingsverzoeken ingediend voor

aanwijzing van waterlinie-objecten tot beschermd monument. Dit betreft dus

lopende aanwijzingsverzoeken. Over deze lopende aanwijzingsverzoeken heeft

overleg plaatsgevonden in het licht van voorliggend aanwijzingsprogramma. Voor

het overgrote deel zijn de objecten die onderdeel zijn van de lopende

aanwijzingsverzoeken ook gevat in dit aanwijzingsprogramma. De stichting Menno

van Coehoorn heeft (mede namens de stichting Militair Erfgoed) aangegeven positief

te staan tegenover voorliggend aanwijzingsprogramma.

Tot slot zijn alle gemeenten in een bijeenkomst geïnformeerd over dit

aanwijzingsprogramma. Aan de gemeenten is de toezegging gedaan dat het totale

bestand van waterlinie-objecten op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed gepubliceerd zal worden. De gemeenten die natuurlijk over een grote lokale

kennis beschikken, zullen dan nog een check uit (kunnen) voeren of er geen

onvolkomenheden in dit bestand zitten.

6.1 Advies Raad voor Cultuur

De minister stelt niet eerder een aanwijzingsprogramma vast, dan nadat hij hierover

de Raad voor Cultuur om advies heeft gevraagd. De Raad voor Cultuur heeft op

verzoek van de minister geadviseerd over het concept aanwijzingsprogramma. Het

advies van de Raad voor Cultuur is te downloaden op www.cultuur.nl.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 26 van 54

6.1.1 Samenvatting van het advies van de Raad voor Cultuur

De Raad staat in beginsel positief tegenover een aanwijzingsprogramma voor de

Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Raad is positief over het feit dat de linie in haar

geheel is bezien en beoordeeld en is van mening dat er inderdaad aanvullend

objecten beschermd dienen te worden. Het concept aanwijzingsprogramma gaf de

Raad echter aanleiding tot het maken van een tweetal kanttekeningen, namelijk:

1 De mate waarin een object van belang is voor het specifieke karakter van de

NHW is volgens de Raad ten onrechte geen selectiecriterium geweest. In het

concept aanwijzingsprogramma waren alleen objecten geselecteerd die een

militair doel gediend hebben en tevens voor dat doel zijn aangelegd of hiervoor

ingrijpend zijn gewijzigd. Dit had tot gevolg dat:

a) civiele waterwerken die tevens een militaire functie hadden in het stelsel van

de NHW buiten het aanwijzingsprogramma gehouden waren;

b) de houten huizen in het landschap van de NHW, die het gevolg zijn van de

Kringenwet 1853, buiten het aanwijzingsprogramma gehouden zijn. Deze

houten huizen hebben immers geen militaire functie gehad, maar zijn slechts

het gevolg van de ligging in het waterlinielandschap.

2 De Raad is met de minister van mening dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie één

groot samenhangend functioneel en ruimtelijk systeem is en als zodanig

benaderd zou moeten worden. De Raad ondersteunt dan ook dat de bescherming

van de ruimtelijke structuren van de linie noodzakelijk is. De Raad doet de

dringende aanbeveling de inzetbaarheid van het instrument beschermde stads-

en dorpsgezicht (ex artikel 35 MW 1988) nog eens nader te bezien.

6.1.2 Wat is er met het advies gedaan

Het overgrote deel van het advies is overgenomen. Voor een deel heeft dit ook

geleid tot aanpassing van dit aanwijzingsprogramma. De mate waarin een object

van belang is voor het specifieke karakter van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, was

niet expliciet benoemd in de selectiecriteria. In deze definitieve versie van het

aanwijzingsprogramma is dit onderdeel gemaakt van het eerste selectiecriterium.

Het tweede selectiecriterium, namelijk het militaire karakter van de objecten, is nu

iets ruimer geformuleerd. In het concept aanwijzingsprogramma was het criterium

dat het een militair doel gediend moest hebben en dat het met dat doel moest zijn

aangelegd of ingrijpend hiervoor moest zijn gewijzigd. In deze definitieve versie van

het aanwijzingsprogramma is dat laatste losgelaten. Terecht merkte de Raad voor

Cultuur op dat het militaire stelsel voor een belangrijk deel steunde op civiele

waterwerken. Deze civiele werken waren weliswaar niet met een militair doel

aangelegd of hiervoor gewijzigd, maar zij konden een cruciale rol hebben in het

inundatiestelsel en daarmee, naast een civiele, ook een militaire functie hebben.

Wat betreft deze waterwerken heeft in lijn met het aangepaste selectiecriterium nog

een herselectie plaatsgevonden.

De houten huizen echter hebben in beginsel nooit een militaire functie gehad. Dit

aanwijzingsprogramma ziet op een uitbreiding en verfijning van de aanwijzing van

een linie- of stelling. In paragraaf 2.1 is een linie of stelling gedefinieerd. Deze

definitie beperkt zich tot de militaire werken en laat in die zin geen ruimte voor de

afgeleide objecten hiervan. Hoewel de houten huizen géén militaire functie hebben

gehad, kunnen ze wel kenmerkend zijn voor het waterlinielandschap. Om die reden

zal separaat worden geformuleerd in hoeverre het wenselijk is om de houten huizen

op enige wijze aanvullend te beschermen. Hierbij zal betrokken worden dat

verschillende houten huizen al zijn aangewezen als rijks -of, gemeentelijk

monument, of liggen binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht en op die manier

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 27 van 54

al bescherming genieten. Tevens zal het ‘houten-huizen-project’, dat geïnitieerd is

door het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, hierbij betrokken worden.

Het belang van gebiedsbescherming wordt onderkend. Dit valt echter buiten de

scope van dit aanwijzingsprogramma. Het betreft immers een

aanwijzingsprogramma op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988. In het

licht van de visie op de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) ligt het in de

bedoeling om de cultuurhistorie, en daarmee ook het waterlinielandschap,

nadrukkelijk te betrekken in het integrale kader van de ruimtelijke ordening, in

plaats van hiervoor sectoraal instrumentarium in te zetten.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 28 van 54

Inundatieschema 1940 van de omgeving ten noorden en zuiden van de Lek.

Bron: C.M. Steenbergen / J. van der Zwart; Strategisch Laagland, Digitale Atlas Nieuwe

Hollandse Waterlinie; TU-Delft (2006).

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 29 van 54

7. Uitvoering aanwijzingsprogramma

Gezien de omvang van de Nieuwe Hollandse Waterlinie -85 kilometer lengte,

verspreid over ruim 25 gemeenten- zal het aanwijzingsprogramma niet in één keer,

maar in een aantal tranches in procedure gebracht worden. Het streven is om alle

tranches, met tussenpozen van enkele weken, nog zoveel mogelijk in 2009 in

procedure te brengen.

De direct belanghebbenden zullen uitgebreid geïnformeerd worden met een mailing

die aantal weken voorafgaand aan de formele start van de procedure aan hen

verzonden zal worden.

Daarnaast zal er per tranche op locatie een informatieavond georganiseerd worden

om de belanghebbenden en andere geïnteresseerden te informeren over de Nieuwe

Hollandse Waterlinie en de aanwijzingsprocedures.

Actualiteiten rond de uitvoering van dit aanwijzingsprogramma zullen in ieder geval

gecommuniceerd worden op de website, www.cultureelerfgoed.nl/werken/nieuwe-

hollandse-waterlinie

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 31 van 54

Bijlage 1 Totaaloverzicht aanwijzingsprogramma

De navolgende tabel en bijbehorende kaart zal in het vervolg van de

aanwijzingsprocedures verder verfijnd en uitgewerkt worden. De tot het complex

behorende objecten en de ligging hiervan is dan ook enkel indicatief bedoeld en kan

tot het moment van in procedure gaan nog aan verandering onderhevig zijn.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 32 van 54

Id Naam Nieuw of

verfijning

Typering complex

1 BETONNEN WERKEN MUIDERBERG

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN MUIDERBERG werd gebouwd in 1931 en 1939-1940 en ligt in het meest noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het bestaat uit een aantal betonnen werken gebouwd op de niet-inundeerbare gronden tussen het Naardermeer en het IJsselmeer, in en rondom het dorp Muiderberg.

2 BETONNEN WERKEN MUIDEN-MUIDERBERG

verfijning Het complex BETONNEN WERKEN MUIDEN-MUIDERBERG werd gebouwd in 1931 en 1939-1940 en vormt het meest noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een aantal werken ligt geclusterd aan nabij de Hakkelaarsbrug, in het oostelijke deel van het complex. In het westelijke deel, in de directe nabijheid van de vesting Muiden, liggen de overige betonnen werken die tot het complex worden gerekend.

101 VESTING MUIDEN verfijning VESTING MUIDEN ligt rond de strategisch uiterst belangrijke, door middel van zeesluizen gesloten monding van de Vecht, die tevens de inlaat van water uit de voormalige Zuiderzee mogelijk maakte. Daarbij waren de dijken langs de Vecht hoofdverdedigingslijn. Tevens van belang als verdediging van de accessen van de Weespertrekvaart en de Zuiderzeedijk. Vesting Muiden was van oudsher vooral van belang als verdediging van de sluizen en werd daarom al in de tijd van de Oude Hollandse Waterlinie voorzien van aarden werken, onder meer in de nabijheid van het Muiderslot. In de 19e eeuw volgde verdere versterking met de zogenoemde Westbatterij, een torenfort uit 1854 en de Caponnière (1875-1883), die later Muizenfort is genoemd.

201 VESTING WEESP verfijning De VESTING WEESP fungeerde als depot voor omliggende forten in het noorden van de Waterlinie. De defensieve functie van de vesting betrof het uitbrengen van vuur op de Vechtkades, afgrendeling van de weg Naarden-Muiden en het flankeren van Fort Uitermeer. In het derde kwart van de negentiende eeuw werd Weesp geconfronteerd met een nieuw modern acces: de spoorlijn Hilversum-Amsterdam. In 1860 werden de wallen verzwaard. Binnen de vesting Weesp werd op de Ossenmarkt in 1859-1861 een bomvrije toren met rondgaande gracht en ophaalbrug gebouwd.

3 BETONNEN WERKEN UITERMEER-HINDERDAM

verfijning Het complex BETONNEN WERKEN UITERMEER-HINDERDAM dateert uit 1878, 1934 en 1939-1940 en ligt in het noordelijke gedeelte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, in een meander van de rivier de Vecht binnen de inundatievelden tussen de vestingsteden Weesp en Naarden. Het complex heeft twee zwaartepunten. In het westelijke deel, tussen fort Uitermeer en fort Hinderdam, ligt een aantal werken in een nagenoeg lineair verband langs de Vechtoevers en geclusterd rondom het fort Uitermeer. De werken in het oostelijke deel liggen langs een aantal belangrijke accessen.

4 FORT UITERMEER verfijning Het complex FORT UITERMEER ligt in het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en bestaat uit een in oorsprong 17e eeuws gebastioneerd fort waarop en waar omheen bouwwerken uit de diverse perioden staan. De bouwwerken samen weerspiegelen de gewijzigde functies en veranderende inzichten in militair-strategisch opzicht van de 17e eeuw tot de jaren vijftig van de 20e eeuw.

5 FORT HINDERDAM verfijning Het complex FORT HINDERDAM dateert uit de 17e eeuw en ligt in het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, op een eilandje in de Vecht. Ten noorden van het forteiland ligt een klein eilandje dat één van de eveneens 17e eeuwse lunetten van het fort was. De lunette aan de zuidzijde is verdwenen en alleen in het wegenpatroon herkenbaar. Het eiland Hinderrust aan de oostzijde behoort niet tot het beschermde complex, maar hier moeten wel de zeesluizen en de dam hebben gelegen die aanvankelijk door fort Hinderdam werden verdedigd.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 33 van 54

6 DUIKER NIGTEVECHT nieuw De betonnen DUIKER uit 1939-1940 ligt in de Kanaaldijk Oost van het Amsterdam-Rijnkanaal bij het dorp Nigtevecht, juist ten zuidwesten van de sluis in de Vecht en nagenoeg tegenover het fort Nigtevecht. Door de duiker konden versnelde inundaties tot stand worden gebracht in het gebied ten oosten van de Vecht.

7 FORT RONDUIT verfijning Het complex FORT RONDUIT uit 1873-1878 ligt in het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, op de moeilijk of niet- inundeerbare hoge gronden rond Naarden, tussen de Zuiderzee (IJsselmeer) en het Naardermeer. Het fort is door middel van een verdedigingswal aan de zuidzijde fysiek verbonden met de VESTING NAARDEN. Het diende ter verdediging van de buitendijkse gronden aan de noordzijde van de vesting, de zeedijk en de Naarder Trekvaart.

8 VESTING NAARDEN verfijning VESTING NAARDEN ligt op vooruitgeschoven positie in de Nieuwe Hollandse Waterlinie: enerzijds kwetsbaar, maar anderzijds offensief te duchten. De vesting verdedigde onder meer de toegang over de hogere gronden en de Naarder Trekvaart. Naarden was garnizoensstad. In de 19e eeuw zijn er veel aanpassingen gedaan aan de al uit vroegere eeuwen daterende ‘modelvesting’, met dubbele gracht, voorwerken en bastions. Toegevoegd vanaf ca. 1870 onder meer een bomvrije poort (1877), bomvrije kazernes, remises, kazematten, schuilplaatsen en een militaire bakkerij. De vesting is in 1926 opgeheven.

9 WERKEN AAN DE KARNEMELKSLOOT

verfijning Het complex WERKEN AAN DE KARNEMELKSLOOT ligt op ongeveer een kilometer ten zuiden van Naarden aan de rand van het Naardermeer (westzijde) en een woonwijk (oostzijde). Het complex bestaat uit een tweetal aarden lunetten (batterijen) ter weerszijden van de Karnemelksloot en de dijk langs het Naardermeer, eveneens ´Naardermeer’ genaamd. Tussen de lunetten bevindt zich een 18e eeuwse damsluis. Aan de noordkant van de westelijke lunette staat de voormalige fortwachterswoning (Naardermeer 7).

10 OFFENSIEF VOOR NAARDEN, WERK NO. IV

verfijning Het complex OFFENSIEF VOOR NAARDEN WERK NO. IV uit 1886-1870 is het enige gaaf bewaarde werk binnen het totaal van vijf werken die officieel tot het Offensief voor Naarden worden gerekend. Het Offensief werd tussen 1886 en 1877 in een halve cirkel om de oost- en zuidzijde van de vesting Naarden aangelegd.

11 INFANTERIESTELLING FRANSCHE KAMP

nieuw Het complex INFANTERIESTELLING FRANSCHE KAMP uit 1918 ligt nagenoeg parallel aan de Fransche Kampweg tussen Bussum en Naarden en doorkruist door de Weg door t Kamp. De stelling bestaat uit circa zestig gewapend betonnen groepsschuilplaatsen van het type 1918/I en 1918/II. Zij zijn in twee parallelle rijen gelegen op een terreinstrook van circa een kilometer lang en 50 tot 100 meter breed en loopt van zuidwest naar noordoost.

12 BETONNEN WERKEN HINDERDAM-KIJKUIT

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN HINDERDAM-KIJKUIT dateert uit de periode 1930-1940 en ligt in een nagenoeg lineair verband aan de binnenkant van de meander in de Vecht tussen Vreeland en Fort Hinderdam. Het complex bestaat uit zowel groepsschuilplaatsen, een kazemat, alsook uit een inundatievoorziening.

13 FORT KIJKUIT nieuw FORT KIJKUIT of het redoute op de Kortenhoefse Zuwe dateert in eerste aanleg uit 1844-47. Later in de 19e en 20ste eeuw werden moderniseringen aangebracht. Het fort ligt aan de tegenwoordige weg Hilversum-Haarlem, tussen Loosdrecht en Vreeland (N201). Het diende ter afsluiting van de Kortenhoefse Zuwe met het ernaast gelegen kanaal.

14 BETONNEN WERKEN KIJKUIT

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN KIJKUIT dateert uit de 20ste eeuw en bestaat hoofdzakelijk uit kleine betonnen werken tussen de Vecht en fort Kijkuit. Het acces werd tot die tijd verdedigd door middel van fort Kijkuit. Het geschut van dit fort bestreek weliswaar het totale acces, maar desondanks werd besloten deze geconcentreerde verdediging aan te vullen met verspreide gevechtsopstellingen.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 34 van 54

15 FORT SPION verfijning Fort Spion dateert in zijn eerste aanleg uit 1844-47 en is met tussenpozen tot in de 20ste eeuw aangepast, Het fort is gelegen aan noordzijde van de Bloklaan, een dijkweg door de Loosdrechtse plassen nabij de grens tussen de gemeenten Loosdrecht en Loenen en diende ter verdediging van dit acces.

16 BETONNEN WERKEN FORT SPION

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN SPION dateert uit de 20ste eeuw en bestaat hoofdzakelijk uit kleine betonnen werken tussen langs de Vecht ter hoogte van fort Spion en werken rond dit fort. Het acces werd tot die tijd verdedigd door middel van fort Spion. Het geschut van dit fort bestreek weliswaar het totale acces, maar desondanks werd besloten deze geconcentreerde verdediging aan te vullen met verspreide gevechtsopstellingen.

17 FORT NIEUWERSLUIS verfijning Het complex FORT NIEUWERSLUIS hoort tot het middelste gedeelte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en stamt als onderdeel van de vesting Nieuwersluis in eerste aanleg al uit de 17e eeuw, als onderdeel van de (Oude) Hollandse Waterlinie.

18 OMGEVING FORT NIEUWERSLUIS

verfijning Het complex OMGEVING FORT NIEUWERSLUIS bestaat uit een aantal separate onderdelen binnen het tot vesting uitgebouwde dorp Nieuwersluis. Enkele objecten dateren uit de periode van de Oude Hollandse Waterlinie. Ze kregen al dan niet tijdelijk een functie binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

19 BETONNEN WERKEN NIEUWERSLUIS-TIENHOVEN

nieuw Het COMPLEX BETONNEN WERKEN NIEUWERSLUIS-TIENHOVEN ligt tussen de forten Nieuwersluis (noordelijk) en Tienhoven (zuidelijk) en werd in de periode 1939-1940 een concentratie groepsschuilplaatsen gebouwd. De groepsschuilplaatsen liggen nog in een herkenbaar lineair verband.

20 FORT TIENHOVEN verfijning Het FORT TIENHOVEN is qua ontwerp en bouwgeschiedenis nagenoeg gelijk aan de nabij gelegen forten Kijkuit en Spion. Net als deze forten is Fort Tienhoven een kleine accespost, gerealiseerd in de tweede bouwfase (1841-1864) van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarin naast de bouw van torenforten, de kleinere werken van de linie vooral voorzien werden van zogenaamde bomvrije gebouwen.

21 BETONNEN WERKEN FORT TIENHOVEN

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN FORT TIENHOVEN ligt ten westen en ten zuiden van fort Tienhoven. Er werden in de periode 1939-1940 betonnen groepsschuilplaatsen en enkele koepelkazematten tot stand gebracht. Voorts bevat het complex nog enkele sluizen.

22 BETONNEN WERKEN TIENHOVEN-MAARSEVEEN

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN TIENHOVEN-MAARSEVEEN ligt ten westen en ten zuiden van fort Tienhoven. Er werden in de periode 1939-1940 betonnen groepsschuilplaatsen en enkele koepelkazematten tot stand gebracht.

25 SLUIS AMERSTAM-RIJNKANAAL-VECHT

verfijning Het complex SLUIS AMSTERDAMRIJNKANAAL-VECHT ligt ten zuiden van Maarssen en is aangelegd in 1890. De schutsluis vormt de verbinding tussen het Merwedekanaal (thans Amsterdamrijnkanaal) en de Vecht. De naastgelegen sluiswachterswoning (Straatweg 8-10) uit 1891 is opgetrokken in neo-renaissancestijl. De sluis had zowel een civiele als een militaire functie.

26 WERK BIJ MAARSEVEEN verfijning Het WERK BIJ MAARSSEVEEN werd gebouwd in 1880-81. Het is één van de laatste forten dat binnen de linie gebouwd is (vierde bouwperiode). Het fort diende ter verdediging van het acces de Maarsseveensedijk en de naastgelegen vaart en van de dijken van de Maarsseveense en Tienhovense polders.

27 BETONNEN WERKEN MAARSEVEEN-DE KLOP

nieuw Tussen het WERK BIJ MAARSSEVEEN en FORT DE KLOP ligt een reeks groepsschuilplaatsen, ten oosten van de Vecht en gerangschikt van noordwestelijke naar zuidoostelijke richting en dateren uit 1939-1940. Het sluizencomplex in de Nedereindsche Vaart maakt eveneens onderdeel uit van het complex.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 35 van 54

28 FORT DE KLOP verfijning FORT DE KLOP is gelegen aan de noordzijde van de Vecht in de binnenhoek waar de Klopvaart vanuit de Vecht in noordelijke richting op Fort de Gagel toeloopt. Samen met de forten (van noord naar zuid gelegen) De Gagel, Blauwkapel, De Bilt, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte, maakte het deel uit van de linie versterkingen uit de eerste bouwperiode van de waterlinie, bij de kwetsbare accessen rondom Utrecht.

29 KLOPVAART nieuw De KLOPVAART is in de 12e eeuw gegraven voor de veenontginning van het gebied. In de 19e eeuw is het water verbreed tot inundatiekanaal voor de waterlinie. Het kanaal moest water vanuit de Vecht aanvoeren, zodat het gebied van de waterlinie in geval van gevaar onder water gezet kon worden. Het complex bestaat naast het kanaal uit verschillende inundatiewerken.

30 FORT DE GAGEL verfijning FORT DE GAGEL ligt aan het noordelijke eind van de Klopvaart. Het was bedoeld voor het afsluiten van de Gageldijk, Kerkeindse Dijk, het flankeren van de Klopdijk en het beschermen van voorgelegen inundatiesluizen. Samen met de forten (van noord naar zuid gelegen) De Klop, Blauwkapel, De Bilt, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte, maakte het deel uit van de linie versterkingen uit de eerste bouwperiode van de waterlinie, bij de kwetsbare accessen rondom Utrecht.

31 FORT RUIGENHOEK verfijning FORT RUIGENHOEK diende ter afsluiting van het acces Ruigenhoeksedijk en ter verdediging van de keerkade tussen twee inundatiekommen. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje.

32 TUSSENSTELLING GAGEL-RUIGENHOEK

nieuw In de TUSSENSTELLING GAGEL-RUIGENHOEK werden vanaf het einde van de 19de eeuw tot in 1940 in fasen onder meer tientallen betonnen groepsschuilplaatsen tot stand gebracht, een koepelkazemat en een inundatiesluis. De betonnen groepsschuilplaatsen bevinden zich in grote meerderheid in het tussengebied tussen Fort de Gagel en Fort Ruigenhoek, zij liggen in een nog herkenbaar lineair verband.

33 FORT BLAUWKAPEL verfijning Ter plekke van een versterking uit de 18e eeuw, werd in de jaren 1818-1821 FORT BLAUWKAPEL aangelegd. Het is één van de grootste forten van de waterlinie, waarbij het een uniek gegeven is dat het dorpje Blauwkapel geheel in het fort werd opgenomen om de kosten van onteigening te beperken. Samen met de forten (van noord naar zuid gelegen) De Gagel, De Klop, De Bilt, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte, maakte het deel uit van de linie versterkingen uit de eerste bouwperiode van de waterlinie, bij de kwetsbare accessen rondom Utrecht.

34 BETONNEN WERKEN BLAUWKAPEL

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN BLAUWKAPEL ligt ten oosten en ten noorden van fort Blauwkapel. Er werden in de periode 1939-1940 betonnen groepsschuilplaatsen en een gevechtsloopgraaf tot stand gebracht. De groepsschuilplaatsen bevinden zich in grote meerderheid in het tussengebied tussen fort Blauwkapel en fort Voordorp.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 36 van 54

35 FORT VOORDORP verfijning FORT VOORDORP had als hoofddoel de Voordorpsedijk, die dienst deed als inundatiekering, en twee duikers te verdedigen. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren. Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje.

36 BETONNEN WERKEN FORT VOORDORP

nieuw Het complex BETONNEN WERKEN FORT VOORDORP ligt tussen de forten Blauwkapel en Voordorp. Er werden in de periode 1939-1940 betonnen groepsschuilplaatsen en een koepelkazemat tot stand gebracht. De groepsschuilplaatsen bevinden zich in grote meerderheid in het tussengebied tussen fort Blauwkapel en fort Voordorp en deels ten zuiden van fort Voordorp. De groepsschuilplaatsen liggen nog in een herkenbaar lineair verband.

37 WERKEN BIJ GRIFTESTEIN

nieuw Ten oosten van het Fort op de Biltstraat zijn in 20e eeuw ter weerszijden van de Biltstraat de WERKEN BIJ GRIFTENSTEIN aangelegd. De werken bestaan uit groepsschuilplaatsen, een waarnemingspost en twee dubbele mitrailleurkazematten uit de periode 1914-17. In de periode 1939-1940 zijn betonnen groepsschuilplaatsen en koepelkazematten gerealiseerd. De groepsschuilplaatsen liggen nog in een herkenbaar lineair verband. Tevens ligt hier het noordelijkste deel van de antitankgracht.

38 FORT DE BILT nieuw FORT DE BILT werd gebouwd in de jaren 1816-1819, op en ter weerszijden van de Biltsestraatweg. Het fort functioneerde als afsluiting van het acces van de straatweg Utrecht-De Bilt. Samen met de forten (van noord naar zuid gelegen) De Gagel, De Klop, Blauwkapel, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte, maakte het deel uit van de linie versterkingen uit de eerste bouwperiode van de waterlinie, bij de kwetsbare accessen rondom Utrecht.

301 INUNDATIEVOORZIENINGEN WATERLINIEWEG

nieuw Het complex INUNDATIEVOORZIENINGEN WATERLINIEWEG is gebouwd in 1939-1940 en gelegen tegen en in het noordelijke gedeelte van de Waterlinieweg bij Utrecht. De voorzieningen hadden ten doel, om bij gestelde inundaties het water in de watergangen te keren. De voorzieningen bestaan uit enkele damsluizen en een plofduiker, gebouwd onder het wegdek van de Waterlinieweg. Tot het complex behoort tevens een aantal groepsschuilplaatsen uit 1939-1940, gelegen in lineair verband op een gedeelte gedekte gemeenschapsweg met voorliggend inundatiekanaal.

302 KROMHOUTKAZERNE verfijning In het kader van de Nieuw Hollandse Waterlinie in 1910-1922 op voormalig fort Vossegat aangelegd KAZERNECOMPLEX, waarbij onderdelen van het oude fort zijn opgenomen.

39 WERK OP DE HOOFDDIJK nieuw Het fort WERK AAN DE HOOFDDIJK werd in 1877-1879 ten oosten van Utrecht gebouwd. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren. Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje. De afstand tussen Fort Voordorp en het Fort bij Rijnauwen werd te groot geacht en diende opgevuld te worden door het Werk aan de Hoofddijk.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 37 van 54

40 FORT RIJNAUWEN verfijning Het FORT BIJ RIJNAUWEN is in 1869-1872 gebouwd. Tezamen met het fort bij Vechten en het fort 't Hemeltje was het bestemd om de Houtense Vlakte, te verdedigen. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren. Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje.

41 TUSSENSTELLING RIJNAUWEN-VECHTEN

nieuw In de TUSSENSTELLING RIJNAUWEN-VECHTEN zijn vanaf het eind van de 19e eeuw tot en met april 1940 in fasen onder meer tientallen betonnen groepsschuilplaatsen tot stand gebracht, naast een antitankgracht, kazematten, loopgraven en verspreide open batterijen. Het is lineair van karakter en overbrugt een groot deel van de niet inundeerbare ruimte tussen Fort Rijnauwen en Fort Vechten, die beide behoren tot de zogenoemde ‘vooruitgeschoven forten’. T

42 FORT VECHTEN verfijning Het FORT BIJ VECHTEN is in opdracht van het Ministerie van Oorlog gebouwd in 1867-1869 en is genoemd naar het gehucht Vechten. Het fort bevindt zich nagenoeg op dezelfde plaats waar de Romeinen tweeduizend jaar geleden het versterkte legerkamp Fectio hadden. Het Fort bij Vechten ligt ten zuidwesten van het dorp Bunnik. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren. Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje.

43 TUSSENSTELLING UTRECHT

nieuw De TUSSENSTELLING UTRECHT is in de periode 1939-1940 ingericht als een linie van loopgraven en andere aarden werken, waarbinnen ook betonnen groepsschuilplaatsen tot stand zijn gebracht. Deze zijn alle gebouwd naar het zogenoemde standaardontwerp type P, of piramide. De betonnen werken liggen in een nog herkenbaar lineair verband, en binnen de schootsvelden van (minimaal één van) de forten in de nabijheid.

44 LUNET I verfijning De vier LUNETTEN op de Houtense Vlakte zijn aangelegd tussen 1819 en 1821. De Houtense Vlakte ligt hoger dan de omgeving, en vormde zodoende een zwakke plek in de Waterlinie. Samen met de forten (van noord naar zuid gelegen) De Gagel, De Klop, De Bilt, Blauwkapel en Vossegat, maakte het deel uit van de linie versterkingen uit de eerste bouwperiode van de waterlinie, bij de kwetsbare accessen rondom Utrecht.

45 LUNET II verfijning idem

46 LUNET III verfijning idem

47 LUNET IV verfijning idem

401 INUNDATIEKANAAL LUNETTEN

nieuw In 1871-1873 werd het INUNDATIEKANAAL gegraven tussen de Schalkwijkse Wetering en de Lunetten van Utrecht. Door dit kanaal konden tijden oorlogsdreiging, grote hoeveelheden water vanuit de Lek naar de inundatievelden rand de stad Utrecht worden aangevoerd.

48 TUSSENSTELLING ’T HEMELTJE-VECHTEN

nieuw De TUSSENSTELLING ’T HEMELTJE-VECHTEN ligt tussen de forten bij ’t Hemeltje en bij Vechten. Er werden – als aanvulling op diverse veldversterkingen (met loopgraven) - in 1918 en in 1939-1940 betonnen groepsschuilplaatsen en een koepelkazemat tot stand gebracht. Tevens ligt hier het zuidelijkste deel van de antitankgracht.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 38 van 54

49 FORT ‘T HEMELTJE verfijning FORT `T HEMELTJE is aangelegd in de jaren 1877-1881. Het diende ter afsluiting van de Houtense Vlakte, een hooggelegen gebied dat niet inundeerbaar was. Tevens bestreek het fort de spoorlijn Utrecht-Den Bosch. Het fort maakt deel uit van de zogenaamde tweede, vooruitgeschoven, kring forten uit derde bouwperiode. Deze kring werd nodig bevonden omdat bleek dat de bestaande forten, door onder meer de steeds groter wordende reikwijdte en inslagkracht van de projectielen, verouderd waren. Deze tweede kring bestaat uit de forten Ruigenhoek in het noorden, en naar het zuiden toelopend langs de oostkant van Utrecht, fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, fort Rijnauwen, fort Vechten en fort ’t Hemeltje.

50 FORT JUTPHAAS verfijning FORT JUTPHAAS dateert in zijn eerste aanleg uit 1819-1820 en is later diverse malen gewijzigd. Het fort Jutphaas is gelegen aan de voormalige hoofdverbindingsroute tussen Houten en Montfoort, aan de Overeindseweg.

51 PLOFSLUIS nieuw Tussen 1934 en 1952 werd het Amsterdam-Rijnkanaal gegraven. Met de aanleg van dit kanaal zou de hoofddefensielinie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie doorbroken worden. De in oorlogstijd geïnundeerde polders zouden via het kanaal weer kunnen leeglopen. Derhalve werd door Rijkswaterstaat de PLOFSLUIS aangelegd, een sluis die middels een explosie het kanaal voor vijanden kon afdammen en zo het nieuwgevormde acces snel af kon sluiten. De plofsluis ligt over het Amsterdam-Rijnkanaal, net voorbij de splitsing met het Lekkanaal.

52 INUNDATIEKANAAL EN WERKEN AAN DE OVEREINDSE WEG

verfijning In 1871-1873 werd het INUNDATIEKANAAL gegraven tussen de Schalkwijkse Wetering en de lunetten van Utrecht. Door dit kanaal konden grote hoeveelheden water vanuit de Lek naar inundatievelden rand de stad Utrecht worden aangevoerd. De WERKEN AAN DE OVEREINDSEWEG zijn aangelegd ter bescherming en beheersing van het inundatiekanaal en ter afgrendeling van de Overeindseweg als voorverdediging van fort Jutphaas.

53 BETONNEN WERKEN EN INUNDATIESLUIS LEKKANAAL

verfijning Het Lekkanaal dat in 1936 werd aangelegd als verbinding tussen de Lek en het Amsterdamrijnkanaal, kruist de Schalkwijkse Wetering. Ter hoogte van deze kruising werd aan de oostkant een INUNDATIESLUIS aangelegd en aan weerszijden van het Lekkanaal een duiker . Verder zijn enkele kazematten toegevoegd, ter verdediging van de kruising maar ook ter ondersteuning van het indundatiegebied ten oosten van Jutphaas dat door de aanleg van het Lekkanaal smaller en kwetsbaarder was geworden.

55 VERDEDIGINGSWERK TE VREESWIJK

verfijning Het VERDEDGINGSWERK VREESWIJK is een vroeg aardwerk uit 1786 met diverse negentiende-eeuwse uitbreidingen. Het is gelegen naast de Lekdijk, achter Vreeswijk. Dit is het punt waar de Vaartsche Rijn (later Merwedekanaal) door middel van een sluis in verbinding staat met de Lek. Het verdedigingswerk te Vreeswijk diende in de eerste plaats ter bescherming van deze sluis en daarnaast kon het verdedigingswerk de Lekdijk bewaken en voorkomen dat de vijand van de Lekdijk gebruik zou maken.

56 BETONNEN WERKEN LEK-LEKKANAAL

nieuw In 1936 is het Lekkanaal aangelegd dat de verbinding tot stand heeft gebracht tussen de Lek en het Amsterdamrijnkanaal ter verbetering van de binnenvaartverbinding tussen Amsterdam en Rotterdam. Ten oosten en ten westen van de uitmonding van het Lekkanaal in de Lek zijn twee kazematten gerealiseerd ter verdediging van het acces.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 39 van 54

57 WERK AAN DE WAALSE WETERING

verfijning Het WERK AAN DE WAALSE WETERING dateert uit 1875. Dit aardwerk , met bomvrije kazerne en forfwachterswoning, ligt bij het dorp Tull en ’t Waal ten noorden van de Lek aan de Waalse Wetering die parallel aan de Lek loopt. Het was aangelegd ter verdediging van het niet inundeerbare terrein ten noorden van de Schalkwijkse Wetering en ondersteunde ook het Werk aan de Korte Uitweg.

59 WERK AAN DE KORTE UITWEG

verfijning Het WERK AAN DE KORTE UITWEG dateert uit de periode 1871-1885, Het Werk aan de Korte Uitweg is aangelegd op een strategische plaats, namelijk ongeveer halverwege het Inundatiekanaal van Fort Honswijk naar de Schalkwijkse Wetering.

60 LUNET AAN DE SNEL verfijning Het LUNET AAN DE SNEL of Lunet bij Honswijk dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw; het werd aangelegd in de jaren 1845-1846 als een klein, open aarden werk, met twee schuin op elkaar staande facen en een smalle keelzijde. Het lunet is in het kader van de internationale wapenwedloop van de jaren ’70 belangrijk gemoderniseerd in de periode 1871-1879.

61 FORT HONSWIJK verfijning Het FORT HONSWIJK dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw en kwam tot stand in de jaren 1841-1848. Het had onder meer een functie als verdediging van een grote en een kleinere inundatiesluis voor Lekwater. Het fort is aangelegd op een in meerdere opzichten strategische plaats. Ten eerste waren de Lek en de Noordelijke Lekdijk mogelijke accessen. Ook ligt het fort bij het T-vormige ontmoetingspunt van het kort na 1870 aangelegde Inundatiekanaal en de noordelijke Lekdijk.

62 WERK AAN DE GROENEWEG

nieuw Het WERK AAN DE GROENEWEG maakt deel uit van de militaire verdediging van het acces via het moeilijk inundeerbare oeverwalgebied aan de noordzijde van de Lek. In de riviervlakte zijn vanaf de Eerste Wereldoorlog tot en met april 1940 in fasen onder meer tientallen (gewapend) betonnen groepsschuilplaatsen tot stand gebracht, naast kazematten, talrijke loopgraven en verspreide open batterijen. Als achterliggende verbindingsas koos men de ongeveer noord-zuid lopende Groeneweg, die de Lekdijk en de Achterdijk verbond.

501 FORT EVERDINGEN verfijning Het FORT EVERDINGEN dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw; het werd aangelegd in de jaren 1844-1849. Het had onder meer een functie als bescherming van de inundatiesluizen van Lekwater en het vormde tevens de verdediging van de accessen van de Lek en de Diefdijk. Het fort is in het kader van de wapenwedloop van de jaren ’70 van de 19e eeuw belangrijk gemoderniseerd. Fort Everdingen is genoemd naar het enkele kilometers ten westen ervan gelegen dorp Everdingen.

502 BETONNEN WERKEN ROND FORT EVERDINGEN

nieuw De accessen van de Linge- en Lekoevers, de spoorweg van Dordrecht naar Elst en ook de Diefdijk zelf werden tot die tijd verdedigd door middel van een aantal forten en andere werken, waaronder de complexen Fort Everdingen, het Werk op de spoorweg aan de Diefdijk, Fort Asperen en Fort Nieuwe Steeg. Het geschut van deze forten en werken bestreek de accessen, maar er werd besloten de geconcentreerde verdediging gedeeltelijk te vervangen door en aan te vullen met verspreide gevechtsopstellingen. Het complex BETONNEN WERKEN ROND FORT EVERDINGEN is één van deze gespreide gevechtsopstellingen.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 40 van 54

503 VERDEDIGINGSWERK AAN HET SPOEL

verfijning Het VERDEDIGINGSWERK AAN HET SPOEL dateert in eerste aanleg uit het eind van de 18e eeuw. Het Werk aan het Spoel is aangelegd ter verdediging van een inundatieluis (eerder een in geval van oorlogsdreiging te maken coupure) in de Zuider Lekdijk, waarmee het aangrenzende poldergebied van de Vijfheerenlanden zou worden geïnundeerd. Het werk diende als voorverdediging voor het Fort Everdingen. Tevens was het Werk aan het Spoel van betekenis als (voor)verdediging van het acces via de Zuider Lekdijk en ten slotte bestreek het geschut de (rivierbrug in de) spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch.

504 BETONNEN WERKEN ROND WERK AAN HET SPOEL

nieuw De accessen van de Linge- en Lekoevers, de spoorweg van Dordrecht naar Elst en ook de Diefdijk zelf werden tot die tijd verdedigd door middel van een aantal forten en andere werken, waaronder de complexen Fort Everdingen, het Werk op de spoorweg aan de Diefdijk, Fort Asperen en Fort Nieuwe Steeg. Het geschut van deze forten en werken bestreek de accessen, maar er werd besloten de geconcentreerde verdediging gedeeltelijk te vervangen door en aan te vullen met verspreide gevechtsopstellingen. Het complex BETONNEN WERKEN ROND WERK AAN HET SPOEL is één van deze gespreide gevechtsopstellingen.

63 TUSSENSTELLING DIEFDIJK NOORD

nieuw Het complex DIEFDIJK NOORD is tot stand gekomen als accesverdediging van Rijksweg 2, waarin tevens een betonnen en ijzeren inundatiekering is gebouwd. Ze is samengesteld uit enkele geschutsopstellingen, namelijk een gietstalen koepelkazemat type G, een mitrailleurkazemat en een kanonkazemat. Verder omvat het complex enkele groepsschuilplaatsen type P. alle van kort voor de Tweede Wereldoorlog.

64 TUSSENSTELLING DIEFDIJK ZUID

nieuw Het complex DIEFDIJK ZUID is tot stand gekomen als accesverdediging van Rijksweg 2 en van de bestaande polderwegen Sonsbrug en Acquoyseweg. Ze is onder meer samengesteld uit een geschutsopstelling, namelijk een koepelkazemat type G en enkele groepsschuilplaatsen type P.

65 WERK OP DE SPOORWEG BIJ DE DIEFDIJK

verfijning Het WERK OP DE SPOORWEG BIJ DE DIEFDIJK dateert in eerste aanleg uit het laatste kwart van de 19e eeuw; het werd aangelegd in de periode 1880-1885. Het Werk op de spoorweg bij de Diefdijk dankt zijn naam aan de ligging bij de kruising van de Diefdijk met de in dezelfde periode tot stand gebrachte spoorverbinding Dordrecht-Gorinchem-Geldermalsen-Elst.

66 TUSSENSTELLING OMGEVING WERK OP DE SPOORWEG

nieuw Het complex TUSSENSTELLING OMGEVING WERK OP DE SPOORWEG is tot stand gekomen als aanvulling op de bestaande accesverdediging van de spoorlijn Elst over Geldermalsen, Leerdam en Gorinchem naar Dordrecht en als verdediging van het gemaal De Oude Horn, met inundatie- en uitwateringssluis. Het complex omvat behalve het gemaal met sluis ook een geschutsopstelling, namelijk een koepelkazemat type G en enkele groepsschuilplaatsen type P.

67 FORT BIJ ASPEREN verfijning Het FORT BIJ ASPEREN dateert in eerste aanleg uit het eind van de 18e eeuw (1794). Het werd vernieuwd in het midden van de 19e eeuw, in de jaren 1845-1847. Het fort is in het kader van de wapenwedloop van de jaren ’70 belangrijk gemoderniseerd in de jaren rond 1880.

68 WAPENPLAATS BIJ ASPEREN

nieuw De WAPENPLAATS BIJ ASPEREN, een klein aarden verdedigingswerk, is aangelegd in 1845 ter plaatse van een uit 1794/95 daterende versterking: Pollux. De Wapenplaats bij Asperen en de waaiersluis maken deel uit van een samenstel van werken rond Asperen, dat onder meer de complexe dijkstructuur langs de Linge omvat en hiernaast ook het Fort bij Asperen en de verdere sluis- en waterwerken in dit gebied.

69 BETONNEN WERKEN ASPEREN

nieuw De kleine BETONNEN WERKEN BIJ FORT ASPEREN zijn aangelegd ter verdediging van het Lingeacces en in het bijzonder voor de verdediging van het sluizencomplex waarmee belangrijke delen van de Vijfheerenlanden en de zuidelijke Alblasserwaard geïnundeerd konden worden.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 41 van 54

601 WATERWERKEN ASPEREN nieuw De WATERWERKEN BIJ ASPEREN vormen een cruciaal complex van sluizen dat diende om de Linge op te stuwen en het aldus gekeerde water zijwaarts af te leiden in de belendende te inunderen rivierpolders tussen Waal en Maas. Drie sluizen, waarvan twee keersluizen met waaierdeuren in de beide Lingedijken, werden gebouwd in 1815. De derde sluis , een keer- en schutsluis in de rivier zelf, werd in de jaren 1860 voorzien van een ‘dubbelganger’. Het als zodanig unieke sluiscomplex werd verdedigd vanuit het aanliggende fort en de wapenplaats, alsmede door middel van een aantal 20e-eeuwse betonnen werken.

70 FORT NIEUWE STEEG verfijning Het FORT BIJ DE NIEUWE STEEG dateert uit het laatste kwart van de 19e eeuw en werd gebouwd tussen 1876 en 1880. Het Fort bij de Nieuwe Steeg is aangelegd op een strategische plaats op het zogenoemde Hoge Veld, aan de rand van de relatief brede inundatiezone tussen de Nieuwe Lingedijk en de Waal.

71 TUSSENSTELLING ZUIDER LINGEDIJK

nieuw De TUSSENSTELLING ZUIDER LINGEDIJK bestaat hoofdzakelijk uit kleine betonnen werken uit de 20e eeuw. De Nieuwe Zuider Lingedijk was hoofdverdedigingslijn van het brede inundeerbare gebied tussen de Linge en de Waal. Tezamen met het Fort bij Asperen, de Wapenplaats bij Asperen, het Fort bij Vuren en het Fort bij de Nieuwe Steeg vormden deze betonnen en andere werken de ondersteuning van de hoofdverdedigingslijn achter de inundatiezone in de toenmalige Asperense Polder en het Heukelemse Veld.

72 TUSSENSTELLING KWELDIJK

nieuw De TUSSENSTELLING KWELDIJK bestaat hoofdzakelijk uit kleine betonnen werken uit de 20e eeuw. De Kweldijk was een nooddijk die in aansluiting op de noordelijker gelegen Nieuwe Zuider Lingedijk was bedoeld om bovenstrooms buiten de rivierdijken geraakt water te kunnen keren en af te leiden naar de Waal. Tezamen met het Fort bij Vuren en de Batterij bij Dalem vormden de betonnen en andere werken langs de Kweldijk en de Nieuwe Zuider Lingedijk de hoofdverdedigingslijn achter de inundatiezone in de toenmalige Asperense Polder en het Heukelemse Veld.

73 FORT BIJ VUREN verfijning Het FORT BIJ VUREN dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw. Het fort is aangelegd op een in meerdere opzichten strategische plaats. Ten eerste waren de Waal en de Noordelijke Waaldijk mogelijke accessen. Ook ligt het fort bij het T-vormige ontmoetingspunt van de haaks op de Waaldijk staande Dalemse Weg en tussen twee inundatiesluizen voor de aangrenzende rivierpolders.

701 VESTING GORINCHEM verfijning VESTING GORINCHEM als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie was een voortzetting van de oudere, van oorsprong middeleeuwse vesting bij de monding van de Linge (tevens pand van het Zederikkanaal) in de Lek. Gorinchem was verder een van de ‘springplanken’ van het zuiden naar Holland en werd onder meer in de Franse Tijd zwaar op de proef gesteld. Vanaf 1815 verdere versterkingen van wallen en bastions , alsmede een functie als garnizoensstad. Oostelijk van de stad ligt de in 1815 gebouwde en meerdere malen gewijzigde inundatie- en uitwateringssluis bij Dalem.

74 SLOT LOEVESTEIN verfijning In eerste aanleg dateert SLOT LOEVESTEIN uit de 14e eeuw. Door de eeuwen heen is het slot regelmatig van vorm veranderd. In de 17e eeuw werd het uitgebreid tot een complete vesting met aarden wallen, twee slotgrachten, een arsenaal, commandantswoning en soldatenhuisjes. Het kasteel werd staatsgevangenis voor politieke gevangenen. Dankzij de ontsnapping van Hugo de Groot in zijn boekenkist heeft het slot internationale bekendheid gekregen. In de 19e eeuw maakte Loevestein als militair fort deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 42 van 54

75 VESTING WOUDRICHEM verfijning De VESTING WOUDRICHEM vervult van oudsher een rol in de voorverdediging van de stad Gorinchem. In het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is de gebastioneerde vesting vanaf 1815 gemoderniseerd en rond het midden van die eeuw uitgebreid met onder meer een arsenaal (1851), een kazerne (1852) en een aantal bomvrije magazijnen (1867). De stad was namelijk vanaf 1815 opnieuw van strategisch belang geworden door de aanleg van een inundatiesluis en –kanaal langs de oostzijde van de vesting.

76 BATTERIJ ONDER BRAKEL verfijning De BATTERIJ ONDER BRAKEL, dateert in eerste aanleg uit de periode 1879-1884 en is genoemd naar het enige kilometers oostelijk ervan gelegen dorp Brakel. De batterij is aangelegd ter verdediging van het Waalacces, alsmede ter versterking van de westgrens van de inundatiezone in de Bommelerwaard.

77 BATTERIJ POEDEROIJEN verfijning De BATTERIJ ONDER POEDEROIJEN, dateert in eerste aanleg uit de periode 1879-1886 en is genoemd naar het enige kilometers oostelijk ervan gelegen dorp Poederoijen. De batterij is aangelegd ter verdediging van het Maasacces, alsmede ter versterking van de westgrens van de inundatiezone in de Bommelerwaard.

78 TUSSENSTELLING AAN DE NIEUWENDIJK

nieuw De TUSSENSTELLING AAN DE NIEUWENDIJK, bestaat hoofdzakelijk uit kleine betonnen werken. Tezamen met de complexen Batterij onder Brakel en Batterij onder Poederoijen vormden deze betonnen en andere werken, zoals de Geschutsstanden op de Dam in de Maas en de sluizen, de ondersteuning van de hoofdverdedigingslijn achter de nogal vooruitgeschoven inundatiezone van de westelijke Bommelerwaard.

79 FORT GIESSEN verfijning Fort Giessen dateert uit het laatste kwart van de 19e eeuw en werd gebouwd in de jaren 1878-1881. Het dankt zijn naam aan de ligging in de nabijheid van het dorp Giessen. Fort Giessen is aangelegd op een strategische plaats aan een meander van het riviertje de Alm. Verder is het fort zodanig gesitueerd dat het een aantal (dijk)wegen beheerst.

80 FORT AAN DE UPPELSE DIJK

verfijning Het FORT AAN DE UPPELSE DIJK dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw; het kwam tot stand in de jaren 1840-1850. Het had onder meer een functie als afsluiting van de accessen van de rijksweg van Breda naar Gorinchem en van de Uppelse Dijk.

81 TUSSENSTELLING WOUDRICHEM-WERKENDAM

nieuw De TUSSENSTELLING WOUDRICHEM-WERKENDAM strekt zich met een grote bocht, over ongeveer 7 km uit vanaf de Merwededijk ten westen van Woudrichem naar de oostzijde van Werkendam, waar een deel van de groepschuilplaatsen verloren is gegaan als gevolg van de dorpsuitbreidingen. De tussenstelling versterkte de weerbaarheid van de hoofdverdedigingslijn tussen het complex vesting Woudrichem in het noordoosten en het complex Fort Steurgat in het zuidwesten.

82 FORT BIJ HET STEURGAT nieuw Het FORT BIJ HET STEURGAT dateert uit het laatste kwart van de 19e eeuw en werd gebouwd in de jaren 1881-1882. Het dankt zijn naam aan de ligging in de nabijheid van de monding van het Steurgat in de Merwede. Het Fort bij het Steurgat is aangelegd op een strategische plaats op de landtong tussen de monding van het Steurgat en de Merwede, waardoor beide potentiële natte accessen zijn gedekt.

83 WERK AAN DE BAKKERSKIL

verfijning Het Werk aan de Bakkerskil dateert uit het laatste kwart van de 19e eeuw en werd gebouwd in de jaren 1888-1880. Het dankt zijn naam aan de ligging nabij de oostoever van de Bakkerskil. Het Werk aan de Bakkerskil is aangelegd op een strategische plaats op de Schenkeldijk en in de nabijheid van een tweetal zuidelijker gelegen inundatiesluizen, waaronder de belangrijke Papsluis, een van de inundatiesluizen van het Land van Altena.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 43 van 54

84 NABIJ HET WERK AAN DE BAKKERSKIL

verfijning Het complex NABIJ HET WERK AAN DE BAKKERSKIL strekt zich van noord naar zuid uit aan de oostzijde van de Bakkerskil en vormde de oostgrens van de inundatiezone in de Uppelsche Polder. De posten, sluizen en groepschuilplaatsen versterkten de weerbaarheid van de hoofdverdedigingslijn en van het Werk aan de Bakkerskil.

901 INUNDATIEWERKEN BIJ WIJK BIJ DUURSTEDE

verfijning Rond 1860 werd de Kromme Rijn op kosten van het Ministerie van Oorlog voor een groot gedeelte verbreed, verdiept en over kortere gedeelten gekanaliseerd om de watertoevoer naar de inundatievelden bij Utrecht te versnellen. Men profiteerde hierbij van het hogere waterpeil bij Wijk bij Duurstede. Als uitvloeisel daarvan zijn er verschillende kunstwerken gebouwd. Deze waterwerken dienden vrijwel uitsluitend een militair doel; dat de lokale scheepvaart hier in lichte mate van profiteerde was mooi meegenomen. Ter hoogte van Wijk bij Duurstede ligt het complex INUNDATIEWERKEN BIJ WIJK BIJ DUURSTEDE.

902 INUNDATIEWERKEN BIJ COTHEN

nieuw Rond 1860 werd de Kromme Rijn op kosten van het Ministerie van Oorlog voor een groot gedeelte verbreed, verdiept en over kortere gedeelten gekanaliseerd om de watertoevoer naar de inundatievelden bij Utrecht te versnellen. Men profiteerde hierbij van het hogere waterpeil bij Wijk bij Duurstede. Als uitvloeisel daarvan zijn er verschillende kunstwerken gebouwd. Deze waterwerken dienden vrijwel uitsluitend een militair doel; dat de lokale scheepvaart hier in lichte mate van profiteerde was mooi meegenomen. Ter hoogte van Cothen ligt het complex INUNDATIEWERKEN BIJ COTHEN.

903 INUNDATIEWERKEN BIJ WERKHOVEN

nieuw Rond 1860 werd de Kromme Rijn op kosten van het Ministerie van Oorlog voor een groot gedeelte verbreed, verdiept en over kortere gedeelten gekanaliseerd om de watertoevoer naar de inundatievelden bij Utrecht te versnellen. Men profiteerde hierbij van het hogere waterpeil bij Wijk bij Duurstede. Als uitvloeisel daarvan zijn er verschillende kunstwerken gebouwd. Deze waterwerken dienden vrijwel uitsluitend een militair doel; dat de lokale scheepvaart hier in lichte mate van profiteerde was mooi meegenomen. Ter hoogte van Werkhoven ligt het complex INUNDATIEWERKEN BIJ WERKHOVEN.

801 INUNDATIEKANAAL LINGE-TIEL

nieuw Het INUNDATIEKANAAL LINGE-TIEL bestaat uit een inundatiekanaal tussen de Waal bij Tiel en de Linge. Het kanaal was bedoeld om de tijd die nodig was voor het stellen van de inundaties bij Asperen te verkorten door het sneller aan kunnen voeren van water. Behalve het kanaal zelf, zijn ook nog verschillende kunstwerken als sluizen en een brug onderdeel van dit complex.

1001 FORT PANNERDEN verfijning FORT PANNERDEN is in de periode van 1869 tot 1871 gebouwd om de splitsing van de Rijn en de Waal te bewaken. Een belangrijke functie van het fort was de opmars van vijanden te vertragen. Ook moest het fort voorkomen dat de vijand de Linge Access kon afdammen, waardoor de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die in die periode afgewerkt werd, droog zou vallen.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 45 van 54

Bijlage 2 Voorbeeld monumentbeschrijving

Complex Fort Everdingen (concept)

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 46 van 54

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE

ALGEMENE INLEIDING

De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde van 1815 tot februari 1940 de hoofddefensielinie van

het Koninkrijk der Nederlanden. De 85 kilometer lange verdedigingslinie die is gebaseerd op

een uitgestrekte waterbarrière gesteund door militaire versterkingen, strekte zich uit van de

Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch bij Werkendam. Het typisch Hollandse

defensiesysteem van inundaties was de verbeterde voortzetting van de eens zo succesvolle

(oude) Hollandse Waterlinie uit 1672. Het concept voor een waterlinie dateert al uit 1589, toen

prins Maurits opdracht kreeg van de Staten van Utrecht en Holland om te onderzoeken hoe de

jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op een zo efficiënt mogelijke manier kon

worden verdedigd. Door een optimaal gebruik van de geografische omstandigheden kon een

bijzondere verdedigingslinie worden aangelegd. Daar waar hoog Nederland overgaat in het

laag gelegen poldergebied is het tamelijk eenvoudig om land onder water te zetten met behulp

van sluizen of het doorsteken van dijken. Aan de tastbare onderdelen van deze voornamelijk

‘papieren tijger’ werd eeuwenlang gesleuteld. Na WOII speelde de Nieuwe Hollandse Waterlinie

geen rol van betekenis meer in de hoofddefensie. En in 1951 werden veel onderdelen van de

Linie gedeclassificeerd, waarmee de opheffing van de Linie als zodanig een feit was.

Een verbeterde Waterlinie

De grond- en waterslag voor een verbeterde nieuwe Hollandse Waterlinie werd gelegd in de

Franse tijd in 1796/97 door de directeur der Hollandse Fortificatiën C.R.T. Krayenhoff. In zijn

Memorie betreffende de eerste of capitale Waterlinie beschrijft Krayenhoff gedetailleerd hoe de

(oude) Hollandse Waterlinie er toen voorstond en geeft hij aan hoe deze Linie verbeterd zou

moeten worden. Tevens bepleit hij een oostwaartse verlegging van de Linie om de stad Utrecht

binnen de Linie te brengen, beschermd door een aaneenschakeling van voorposten. Niet alleen

omdat Utrecht een belangrijke garnizoensstad was,

maar vooral om te voorkomen dat de vijand de waterhindernis zou kunnen aftappen. De

aanbevelingen die hij deed vormden het concept voor wat later de Nieuwe Hollandse Waterlinie

gaat worden. In 1811 werden de plannen zelfs door Keizer Napoleon goedgekeurd: La ligne de

Naarden à Gorcum doit donc être considérée comme la vraie ligne de l'Empire. Mede vanwege

militaire en politieke ontwikkelingen werd het plan echter niet verder uitgewerkt. Na het

vertrek van de Fransen, bij de aanloop tot het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden in het najaar

van 1814, diende Krayenhoff opnieuw een nota in, waarin zijn voorstellen uit 1796 en 1811

waren geactualiseerd. Daarop besloot Koning Willem I in het voorjaar van 1815 tot de aanleg

van een nieuwe Waterlinie, toen nog 'Utrechtse Linie' genoemd. De militaire en

waterstaatkundige werken voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie zouden het grootste en

duurste infrastructurele project worden dat ooit in Nederland is uitgevoerd.

Bouwen aan een perfect systeem

Evenals de ‘Oude’ Hollandse Waterlinie steunde de ‘Nieuwe’ op uitgebreide - maar nu beter

beheersbare - inundaties, waarbij forten en batterijen de inlaatpunten (sluizen) beschermden

en de niet te inunderen terreinstroken en andere accessen afsloten. Samen met de

waterbouwkundige Jan Blanken, inspecteur-generaal van Waterstaat, ontwikkelde Krayenhoff

als inspecteur-generaal der Fortificaties (1814-1826) de 'natte' plannen voor de Nieuwe

Waterlinie en werd opdracht gegeven aan majoor-ingenieur Willem Offerhaus voor de bouw

van een fortenkring om Utrecht. Tot aan Nieuwersluis werd het tracé van de (oude) Hollandse

Waterlinie langs de Vecht aangehouden. Vanaf Nieuwersluis volgde de nieuwe linie de Vecht,

tot enkele kilometers ten noorden van Utrecht. Daar moest de linie oostelijk om de stad heen

buigen, om vervolgens langs de Vaartse Rijn verder te gaan tot aan de sluizen van Vreeswijk

aan de Lek. Voorts sloot de nieuwe Waterlinie aan op het zuidelijke tracé dat in 1787 was

verplaatst naar de Diefdijk en de Linge.

Er dienden vijf zogenaamde ‘inundatiekommen’ te komen met op de accessen permanente

verdedigingswerken. Op een zestal cruciale plekken werden door Blanken ontworpen

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 47 van 54

waaiersluizen gebouwd. Deze sluizen, die zelfs tegen hoog water in geopend konden worden,

waren ideaal voor militaire inundaties.

De inrichting van een optimaal inundatiestelsel en de aanleg van de onmisbare permanente

verdedigingswerken duurden, met onderbrekingen, van 1815 tot 1886. Dat de realisatie van

de nieuwe Waterlinie zoveel tijd kostte, had alles te maken met de (internationale) politieke en

militair-technische ontwikkelingen en de ingrijpende infrastructurele en waterstaatkundige

veranderingen gedurende de negentiende eeuw. We kunnen in die eeuw een viertal

bouwperioden onderscheiden. In de eerste fase van 1815-1826 werden de versterkingen

rondom Utrecht gerealiseerd. Vervolgens bouwde de Dienst der Fortificatiën van 1841 tot 1864

de torenforten bij de rivieraccessen en tussen 1867-1872 vonden overal in de Linie

verbeteringen plaats. Ten slotte werden tussen 1871 en 1886 de laatste forten van de Linie

gebouwd. In de twintigste eeuw veranderden de militaire tactieken drastisch en werden

veldversterkingen tussen de forten aangelegd met diverse werken van gewapend beton.

Bouwfasen in de negentiende eeuw

Gedurende de eerste bouwfase werd tussen 1816 en 1826 op de kwetsbare accessen rondom

Utrecht een vijftal forten gebouwd. De eenvoudige werken bestonden uit aarden omwallingen,

die precies in het hart van de te beveiligen weg of kade waren gelegen. De forten werden

omgeven door een gracht en op de hoofdwal was de opstelplaats voor het geschut. De vorm

en de omvang van de forten werden bepaald door de breedte van het acces en de ligging van

de inundatiemiddelen. Op de hoog gelegen - en dus niet te inunderen - Houtense Vlakte

werden vier lunetten gebouwd. Deze V-vormige versterkingen werden voorzien van zware

bakstenen bekledingsmuren. Ten zuiden van Utrecht bouwde men ter bescherming van de

inundatiesluizen forten bij Jutphaas, Vreeswijk en Culemborg.

De volgende bouwfase diende zich aan, toen Nederland na 1839 België als onafhankelijke staat

erkende. Reorganisatie en vernieuwing van het verdedigingsstelsel waren nodig. Koning Willem

II besloot tot een geconcentreerde verdediging, met de Nieuwe Hollandse Waterlinie als

hoofddefensielinie. De vestingen en linies aan de landsgrenzen dienden om een eventuele

vijandelijke opmars te vertragen, zodat de inundaties van Waterlinie tijdig konden worden

gerealiseerd. Van 1841 tot 1864 volgde, ondanks ingrijpende bezuinigingen op defensie (de

omvang van het leger werd gehalveerd), een tweede actieve bouwperiode in de Waterlinie.

Onder leiding van genieofficier Merkes van Gendt werden op de dijkaccessen langs de rivieren

torenforten gebouwd. Bij de rivieraccessen van de Vecht, Lek, Linge en Waal verrezen ronde

bakstenen torenforten. In diezelfde periode kregen veel kleinere werken van de linie ‘bomvrije’

gebouwen o.a. in de vorm van vierkante wachthuizen binnen de redoutes. Met de

Napoleontische term ‘bomvrij’ (à l’ epreuve de bombe) bedoelde men dat ze bestand waren

tegen contemporain geschut. Het waren veelal wachthuizen met zware, gemetselde muren.

Een aantal versterkingen op de dijkaccessen in het Vechtplassengebied, die nog uit de Franse

tijd dateerden, werden vervangen door eenvoudige forten of redoutes.

In 1853 werd de Kringenwet ingevoerd die bepaalde dat er binnen cirkel van 1000 meter van

de forten beperkte bouw- en beplantingsvoor schriften golden i.v.m. een vrij schootsveld.

Binnen deze kringen vinden we dan ook soms houten bebouwing. In 1951 werd de Kringenwet

opgeschort en in 1963 ingetrokken.

Omstreeks 1864 leek de Nieuwe Hollandse Waterlinie min of meer voltooid. Maar de

ontwikkelingen van Frans-Duitse oorlog van 1870 brachten talloze tekortkomingen aan het

licht, zowel op bouwkundig, wapentechnisch als op tactisch gebied. Kolonel Kromhout kreeg de

taak om de organisatie van de Waterlinie beter te structureren. Er waren veel te weinig

bomvrije onderkomens voor manschappen en bomvrije magazijnen voor munitie. Bovendien

bleken de zware muren van de hoge torenforten lang niet zo ‘bomvrij’ als ze heetten te zijn.

Maar ook de nieuwe en de verbeterde 'bomvrije' forten bleken kort na oplevering al weer

verouderd. In de daaropvolgende jaren werden de kwetsbare torens daarom beveiligd. Om de

torens tegen directe treffers te beschermen, werd een zogenaamde ‘contrescarp’ aangebracht,

een halfrondgaande aanaarding van een dik kleipakket of een gemetselde en aangeaarde

galerij die los stond van de toren en daar in een ruime halve cirkelvorm omheen lag. Ook veel

andere bomvrije wachthuizen kregen een stevige aarden dekking.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 48 van 54

De derde bouwperiode (1867- ca. 1870) volgde o.a. na de uitvindingen van geschut met een

getrokken loop (ca. 1860). Dit verdragende en nauwkeuriger geschut maakte duidelijk dat de

werken in de Waterlinie toch zeer kwetsbaar waren. De forten misten dekkingsmogelijkheden

voor manschappen en materieel. Er was behoefte aan bomvrije remises voor geschut en

bomvrije kazernes voor de manschappen. Bovendien dienden de wallen te worden verzwaard.

Door de toegenomen reikwijdte van de projectielen moesten de steden Naarden en Utrecht,

die in de frontlinie kwamen te liggen, op grotere afstand worden verdedigd. Daarom werden

vooruitgeschoven posten aangelegd. Het centraal gelegen Utrecht was al een kruispunt van

wegen, maar werd sinds de jaren ’60 ook een knooppunt van een nieuwe vorm van

infrastructuur: de spoorwegen. De ring van zes oudere forten die Utrecht beschermde, lag ten

opzichte van de mogelijke posities van vijandelijk geschut te dicht bij de stad. Daarom werd

nog verder oostwaarts van de Domstad een tweede, vooruitgeschoven fortenkring aangelegd.

Verder vonden langs de Lek verbeteringen plaats voor mogelijke onderwaterzettingen rond

Utrecht: een nieuwe inlaatsluis bij Wijk bij Duurstede en verbeteringen bij Honswijk.

Begin jaren ’70 realiseerde de regering zich dat het Nederlandse defensieapparaat de

afgelopen dertig jaar sterk onder de bezuinigingen had geleden. Daarom diende de Minister

van Oorlog de Vestingwet van 1874 in. Deze kende o.a. prioriteit toe aan de verbetering en

vernieuwing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als hoeksteen van de Nederlandse

verdediging. Binnen acht jaar moesten nieuwe werkzaamheden voor de hoofdverdedigingslinie

worden verwezenlijkt (ruim 10 miljoen gulden). Daarmee ging men de vierde bouwperiode (ca.

1870-1886) in. De Waterlinie was nog maar amper ingericht volgens de laatste eisen van een

grote defensieve kracht, of in 1885 werd de brisantgranaat ingevoerd. Tegen dit explosieve

projectiel was geen fort bestand. L'histoire se repète: op slag waren de forten van de

gemoderniseerde Waterlinie weer verouderd en dus onbruikbaar. De geschiedenis van de

vestingbouw leert dat de ontwikkelingen van de verdedigingsmethoden voortdurend

achterlopen op die van de aanvalswapens. De forten bleken niet meer geschikt als

opstellingsplaats voor vestinggeschut. Om trefkans te voorkomen, moesten manschappen en

geschut worden gespreid in het linielandschap. De forten vervulden nog wel een rol als

stormvrij infanteriesteunpunt. Sindsdien speelde ‘maskering’(camouflage) door beplantingen

op en bij de forten een rol. In deze periode werden op veel forten behalve

fortwachterswoningen ook houten genie- en artillerieloodsen gebouwd om het materieel in

vredestijd vochtvrij te stallen. Toch vond inmiddels op grote schaal nieuwbouw plaats in de

Waterlinie. Van noord tot zuid verrezen nieuwe forten en batterijen in de Linie om een

aaneengesloten ‘snoer’ van steunpunten op bepaalde afstand van elkaar te realiseren. Daarna

kwam de fortenbouw tot stilstand. Het nut en de kracht van de kostenverslindende en snel

verouderende forten van de Waterlinie stond aan het eind van de negentiende eeuw ter

discussie. Het accent werd van de zogenaamde ‘dode weermiddelen’ verlegd naar de levende,

mobiele strijdkrachten die verspreid in veldversterkingen in de Linie zouden moeten opereren

om een stormaanval met de nieuwste wapens te weerstaan.

WOI en WOII

Tijdens de mobilisaties van WOI en WOII werd een groot aantal veldversterkingen voor

artillerie, infanterie en munitieopslag aangelegd. Loopgravenstelsels, groepsnesten,

prikkeldraadversperringen, gevechtswagenversperringen en tankgrachten bepaalden het

gezicht van de jongste Waterlinie. Ook bouwde men honderden betonnen groepsschuilplaatsen

en vele mitrailleurkazematten tussen de forten in het linielandschap. Op en bij de forten

verschenen de moderne golfplaten Romney-loodsen en Nissen-hutten voor diverse doeleinden.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 49 van 54

FORT EVERDINGEN

Inleiding complex

Het FORT EVERDINGEN dateert in eerste aanleg uit het midden van de 19e eeuw; het werd

aangelegd in de jaren 1844-1849. Het had onder meer een functie als bescherming van de

inundatiesluizen van Lekwater en het vormde tevens de verdediging van de accessen van de

Lek en de Diefdijk. Het fort is in het kader van de wapenwedloop van de jaren ’70 belangrijk

gemoderniseerd in de periode 1873-1877. Fort Everdingen is genoemd naar het enkele

kilometers ten westen ervan gelegen dorp Everdingen.

Bij de eerste aanleg van Fort Everdingen is een zogenoemd torenfort ontstaan, dat kwam te

liggen binnen een omgracht, in hoofdzaak vierhoekig aardwerk met een viertal bastions. Bij de

modernisering van het fort is aan de oostzijde van het torenfort, als bescherming hiervan,een

aangeaarde contrescarpgalerij gebouwd. Ook kwamen enkele bomvrije gebouwen tot stand.

Zowel de Diefdijk als de waterinlaten – inclusief waterkeringen - zijn nog aanwezig; de Diefdijk

zelf is als liniedijk versterkt met open en gesloten geschutsopstellingen en voorzien van

groepsschuilplaatsen. In het oevergebied van de Lek ten noordoosten van het fort kwam in

twee fasen (WO I en 1939-1940) een reeks kleine betonnen werken tot stand. In deze

perioden zijn ook aan de noordzijde van de Lek vele kleine betonnen werken gebouwd.

Ligging en relatie met andere complexen

Het FORT EVERDINGEN is aangelegd op een in meerdere opzichten strategische plaats. Ten

eerste waren de Lek en de Zuidelijke Lekdijk mogelijke accessen. Ook ligt het fort op het T-

vormige ontmoetingspunt van de uit de middeleeuwen daterende Diefdijk en de Zuidelijke

Lekdijk. De Diefdijk was als waterkering van de ten oosten hiervan te stellen inundatiezone in

de Nieuwe Hollandse Waterlinie opgenomen en was zowel van waterstaatkundig als defensief

belang. Bovendien kon via het fort een van de inundatiesluizen en –kanalen voor het

desbetreffende gebied worden beheerst. Fort Everdingen kon dekking geven aan het ongeveer

1 km naar het oosten gelegen Werk aan het Spoel, dat ook als verdediging van een waterinlaat

fungeerde. Fort Everdingen, de Lek en de spoorbrug werden vanaf 1907 gedekt door de

Batterij aan de Zuidelijke Lekdijk. Omgekeerd was het Werk aan het Spoel te beschouwen als

voorverdediging van het veel grotere Fort Everdingen, dat van achter de spoordijk in het

traject Utrecht-’s-Hertogenbosch (ca. 1870) ongezien te benaderen was. Tevens bestond er

een relatie met het op de noordoever van de Lek gelegen Fort Honswijk.

Omschrijving complex

Het ongeveer 11 ha beslaande complex FORT EVERDINGEN bestaat in hoofdzaak uit een

vierhoekig, asymmetrisch gebastioneerd aardlichaam met afgeronde begrenzingen, dat vrijwel

totaal is omgeven door een natte gracht en waarop behalve een torenfort met

contrescarpgalerij, twee aardgedekte bomvrije gebouwen en een bakstenen

fortwachterswoning, ook resten van een gietstalen koepelkazemat en enige betonnen

groepsschuilplaatsen voorkomen. Direct buiten de natte gracht bevinden zich nog de

buitenoevers en intacte onderdelen van de omleidingsweg, terwijl er bovendien drie

inundatiesluizen van verschillend type aanwezig zijn. Verder bevindt zich hier een (van

oudsher en nog ten dele) met grenspalen als zodanig aangemerkte zone van het Ministerie van

Oorlog.

De bescherming van het Fort Everdingen betreft de volgende complexonderdelen:

− FORT MET AANLEG EN AARDWERKEN, WAARIN DRIE MUNITIENISSEN, (RESTEN VAN)

GESCHUTSOPSTELPLAATSEN EN / OF REMISES, NATTE GRACHT met buitenoevers en MET

(OMLEIDINGS- EN ONDERHOUDS-)WEGEN en met door GRENSPALEN aangeduide zone.

− TORENFORT (als voorbeeld uitgewerkt)

− CONTRESCARPGALERIJ

− BOMVRIJ GEBOUW A1 (noordoostbastion)

− BOMVRIJ GEBOUW A2 (zuidoostbastion)

− GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P (als voorbeeld uitgewerkt)

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 50 van 54

− FORTWACHTERSWONING

− HOUTEN LOODS (C) (2) (noordwestbastion)

− HOUTEN LOODS middenzuid

− STANDAARD GIETSTALEN KOEPELKAZEMAT Type G

− INUNDATIESLUIS / KEERSLUIS

− INUNDATIESLUIS MET SCHOTBALKKERING, BEER EN LOOPBRUG

− INUNDATIESLUIS MET SCHOTBALKKERING Waardering complex: Complex FORT EVERDINGEN is van algemeen belang vanwege:

• Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse waterlinie zoals deze is

ontworpen door C.R.T. Krayenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken

en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende

meer dan 125 jaar is versterkt en verbeterd.

• Architectuurhistorische waarden in het bijzonder als uiting van de militair-strategische

bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de en 20ste eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de en 20ste eeuw)

c. het systeem van ‘levende’ veldversterking

Het betreft hier een complex dat in eerste aanleg een voorbeeld is van een torenfort met

aardwerken uit de periode 1841 -1864 bij een rivieracces en bij inundatiewerken.

Het complex is voorts een voorbeeld van een strategisch gelegen, in een latere

ontwikkelingsfase met aard- en metselwerk verbeterd en uitgebreid torenfort.

• Ensemblewaarde en situationele waarden vanwege zijn ligging binnen het systeem van de

Nieuwe Hollandse Waterlinie in het algemeen en in het bijzonder in de directe relatie tot de

complexen Fort Honswijk, Werk aan het Spoel en de werken aan de Diefdijk. Tevens is hier

sprake van een vrijwel gave relatie met het schootsveld.

• Het complex is representatief (karakteristiek) omdat het nog steeds de fysieke onderdelen,

kenmerken en vele omgevingskenmerken vertoont die destijds tot bouw en aanpassing

aanleiding waren.

• Het complex is gaaf bewaard omdat qua structuur en fysiek voorkomen de hoofdzaken van

de toestand in de jaren ’70 van de 19e eeuw zijn bewaard en nauwelijks zijn gewijzigd.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 51 van 54

GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P

Inleiding

GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P als in de mobilisatieperiode 1939-1940 aan het Fort

Everdingen toegevoegde onderdelen.

Groepsschuilplaatsen Type P zijn volgens min of meer uniform of standaardontwerp (vooral) in

de jaren 1939-1940 op meerdere plaatsen in Nederland gebouwd. Ze komen in ieder geval in

groten getale voor aan het Zuidfront van de zogenoemde Vesting Holland (aan de Nieuwe

Merwede en het Hollandsch Diep) en op diverse plaatsen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie –

toen het Oostfront van de Vesting Holland genoemd (onder meer in het gebied tussen Fort

Rijnauwen en Fort Vechten [= de Houtense Vlakte] en op en bij Fort Everdingen).Het totaal

aantal gebouwde exemplaren bedraagt circa 700, waarvan in de Nieuwe Hollandse Waterlinie

ongeveer 570; het merendeel (circa 400) hiervan bestaat nog. Het bouwprogramma van de

groepsschuilplaatsen Type P was bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niet afgerond

en van een aantal exemplaren is bekend dat ze nooit zijn voltooid.

Type P (vanwege de markante vorm ook wel ‘de piramide’ genoemd) is vermoedelijk het

meest bekende type betonnen verdedigingswerk in Nederland. Het type kwam voort uit de

zogenoemde VIS 77 (Voorschriften Inrichtingen Stellingen no. 77), uit 1928 en had onder

meer als bestemming deel uit te maken van de verdediging van een aantal nieuwe accessen,

waaronder vooral (autosnel)wegen.

De groepsschuilplaats Type P kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds

bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of

loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend

of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel

beneden het maaiveld. De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de

groepsschuilplaatsen Type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken die deel konden

uitmaken van een glacis ter bescherming van de loopgraaf of van een gedekte weg. Deze

aardwerken zijn thans meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar,

maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel

aanwezig. Er zijn talrijke exemplaren van het Type P gebouwd in inundeerbare gebieden,

waarbij in een aantal gevallen een nu nog zichtbare paalfundering is toegepast; bij andere is

een rondom uitstekende funderingsplaat of ook wel een trog tegen inundatiewater zichtbaar.

Omschrijving

GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P zijn éénlaagse, gewoonlijk in gewapend, ca. 100 tot 180 cm

dik gietbeton uitgevoerde, granaatvrije, militaire onderkomens, die beschutting konden bieden

aan 10-12 manschappen infanterie / artillerie, bij dekkingsklasse W 12-15, W 15-18 of W 21-

28. In het Oostfront behoren de meeste tot de zwaarste klasse.

De groepsschuilplaatsen Type P zijn gebouwd op een rechthoekig grondplan, bij maten die

uiteenlopen van ongeveer 5,50 x 7,20 x 4,70 m tot 6,50 x 8,20 x 4.90 (b x d x h). De

zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De beide blinde zijgevels en de keelzijde

zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een

knik van ongeveer 45 0 naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking.

Rechts in de keelzijde is op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld een (later al dan

niet dichtgezette), meestal vierkante toegangsopening. De in zijn geheel verticale, gesloten

frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45 0 en eindigt dus als een ‘afgeknotte puntgevel’. In

een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen

ter bevestiging van camouflagemateriaal. Een kenmerkend onderdeel bovenop de schuilplaats

type P is de conische, betonnen ‘uitlaat’, die bestemd was voor toepassing van een periscoop.

Deze periscopen zijn in de praktijk echter zelden of nooit aangebracht.

Het interieur van de groepsschuilplaatsen Type P bestaat uit een korte gang (meestal met een

betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden) en een van daaruit

naar links gerichte ‘sluis’ die afgrendelbaar was door een (uit meerdere delen bestaande)

zware, stalen deur. Via een tweede, vergelijkbare deur kon rechtsom een achterliggende,

vrijwel vierkante ruimte worden bereikt, de echte schuilplaats. De toegang kon vanuit deze

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 52 van 54

ruimte worden gedekt door een schietgat. De stalen deuren zijn buiten de ook na de Tweede

Wereldoorlog nog door Defensie gebruikte terreinen vaak niet meer aanwezig of ze zijn

onzichtbaar als gevolg van het met baksteen of beton dichtzetten van de groepsschuilplaatsen.

De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een

aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) houten banken of

een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Verschillende exemplaren op Fort Everdingen zijn – mede dankzij de niet publieke

toegankelijkheid van het terrein – relatief goed bewaard en bezitten nog interieuronderdelen.

Tevens bevinden zich nog exemplaren onder de grond (al dan niet voltooid), waarvan in een

aantal gevallen niets of vrijwel niets zichtbaar is.

Ten noorden van het fort – in de uiterwaard – ligt zeker één onvoltooid gebleven exemplaar,

waarvan alleen het onderste gedeelte, tot en met de vierkante toegangsopening, is uitgevoerd.

Waardering

GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P zijn van algemeen belang vanwege:

• Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is

ontworpen door C.R.T. Krayenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken

en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende

meer dan een eeuw is versterkt en verbeterd.

• Architectuurhistorische waarden, in het bijzonder als uiting van de militair-strategische

bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de en 20ste eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de en 20ste eeuw)

c. het systeem van ‘levende’ veldversterking in de diepte (20ste eeuw)

Het betreft hier onderdelen uit de periode 1939–1940. Deze onderdelen zijn voorbeelden

van gewapend betonnen groepsschuilplaatsen (Type P / Piramide), deels met en deels

zonder aarden dekking en in een of meerdere gevallen onvoltooid gebleven.

• Ensemblewaarde en situationele waarde als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Tevens vanwege de functionele en fysieke samenhang met de overige onderdelen van het

complex.

• De onderdelen zijn representatief (karakteristiek) omdat ze als onderdeel van een

gedeconcentreerde verdedigingslijn zijn toegevoegd aan het bestaande fortificatiestelsel.

• De onderdelen zijn redelijk gaaf bewaard en laten zich als gebouwde onderdelen meestal

goed,maar soms amper, in het veld - en in dit geval vooral op een fort - herkennen.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 53 van 54

TORENFORT

Inleiding

TORENFORT als markant gebouwd onderdeel van het Fort Everdingen. Torenforten zijn tot in

de jaren ‘60 van de 19e eeuw gebouwd, te beginnen in de Napoleontische Tijd; in Nederland

echter pas vanaf omstreeks 1840, waarbij de inzichten van militair ingenieur J.G.W. Merkes

van Gendt sturend waren. Nederlandse torenforten hebben gewoonlijk een ongeveer

cirkelvormig grondplan met een diameter van enkele tientallen meters en ze konden omgeven

zijn door een droge of een natte gracht. Ze zijn twee, drie of meer verdiepingen hoog en

bestaan uit zwaar – meters dik - metselwerk. Uitgangspunt was dat de ronde vorm goed

bestendig was tegen inslagen van kanonvuur, terwijl de defensieve kracht naar alle richtingen

min of meer gelijkwaardig kon zijn. Door opstelling van ver reikend geschut bovenop de

torenforten – waar tevens de uitkijk was gevestigd – dacht men in een gunstige verdedigende

positie te verkeren. Voor de nabije verdediging dienden (talrijke) geschutsopeningen.

Meerdere torenforten waren voorzien van een aarden dekking.

Met de komst van zwaarder geschut, met getrokken loop en vooral van brisantgranaten, was

het echter afgelopen met de torenforten: ze bleken toch kwetsbaar, ze waren relatief

gemakkelijke doelwitten en ze verloren hun defensieve waarde hierdoor binnen weinige jaren.

Als gevolg hiervan zijn verschillende torenforten van hun hoogste verdieping(en) ontdaan en

voorzien van aarden beschermingswallen. Wat bleef was hun functie als onderkomen voor

manschappen en materieel. Bekende torenforten in de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn die te

Weesp, Fort Honswijk en Fort Everdingen. De meeste torenforten zijn opgenomen in met

aarden werken en (natte) grachten omgeven fortcomplexen, zoals ook Fort Everdingen.

Omschrijving

Centraal in het huidige complex Fort Everdingen ligt het op een ronde plattegrond gebouwde

bakstenen TORENFORT dat de kern van de oudste aanleg vormt. Het torenfort kwam tot stand

in de jaren 1845-1847, nadat eerst aardwerken en fundering waren gerealiseerd. Het fort

heeft een diameter van ongeveer 40 m en was inclusief aarden dekking ongeveer 20 m hoog.

Het metselwerk van de gevel is asymmetrisch uitgevoerd: de wanden aan de oostzijde zijn

dikker dan die aan de westzijde. Er zijn drie bouwlagen, inclusief een door latere verbouwing

ontstaan souterrain; bovenop het bouwwerk bevindt zich een metersdikke aarden dekking.

Ook is hier een relatief kleine, afzonderlijk aangeaarde ruimte met gekromde gevel en centraal

zijn resten van een uitkijkpost en een geschutsopstelling. Rond het torenfort lag een circa 4 m

brede, ringvormige, natte gracht, waaruit de gevel direct oprees; bij een latere wijziging is

deze gracht grotendeels gedempt en vervangen door een ongeveer even brede, open gang.

De gevel van het hoofdvolume kent een rechte beëindiging op ongeveer 14,50 m hoogte. Deze

gevel is rondom voorzien van gevelopeningen van verschillend type en formaat (voornamelijk

getoogd en spleetvorming). Een aantal gevelopeningen kan worden gesloten met ijzeren

(kelderniveau) of zware houten luiken en / of persiennes. De toegang, met een verdiepte boog

binnen een boogsegment en met dubbele houten deuren, bevindt zich aan de westzijde. Op

een daarboven aangebrachte plaquette is onder meer de naam van het fort aangeduid.

Bij de totstandkoming van de contrescarpgalerij zijn tussen het torenfort en de galerij

gemetselde luchtbogen geplaatst.

Het interieur omvat op alle verdiepingen onder meer rondlopende, gewelfde gangen met op elk

niveau 12, ongeveer trapeziumvormige ruimten, die via boogvormige toegangen bereikbaar

zijn. Het torenfort kent een koepelvormig gemetseld gewelf met een centrale licht- en

luchtopening.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE | 23 september 2009

Pagina 54 van 54

Waardering

Het TORENFORT van Fort Everdingen is van algemeen belang vanwege:

• Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse waterlinie zoals deze is

ontworpen door C.R.T. Krayenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken

en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende

ongeveer 125 jaar is versterkt en verbeterd.

• Architectuurhistorische waarden, in het bijzonder als uiting van de militair-strategische

bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de eeuw).

Het betreft hier een onderdeel uit de periode 1841 -1864, namelijk een voorbeeld van een

torenfort bij een rivieracces, uit de jaren 1845-1847, gebouwd naar inzichten van militair

ingenieur J.G.W. Merkes van Gendt.

• Ensemblewaarden en situationele waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse

Waterlinie. Tevens vanwege de functionele en fysieke samenhang met de overige

onderdelen van het complex.

• Het onderdeel is relatief zeldzaam omdat het fort het duidelijkst aansluit bij het

oorspronkelijk voorbeeld van de ronde torenforten en representatief omdat het om militair-

strategische redenen is voorzien van een beschermende contrescarpgalerij, terwijl ook een

deel van de oorspronkelijke gracht rond het torenfort is blijven bestaan.

• Het onderdeel is goed bewaard omdat talrijke kenmerkende onderdelen in exterieur en

interieur behouden en herkenbaar zijn gebleven.