Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen:...

35
Versie 01/09/2015 1 Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) Aansluiting op het HS-distributienet Interne referentie: Lastenboek Technische Voorschriften TVS LB-E-HS 001 Versie: 01/09/2015

Transcript of Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen:...

Page 1: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 1

Aanvullende voorschriften

bij Synergrid C2/112 (03.2015)

Aansluiting op het HS-distributienet

Interne referentie: Lastenboek Technische Voorschriften TVS LB-E-HS 001 Versie: 01/09/2015

Page 2: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 2

1 Algemeen ........................................................................................ 3

2 Fases bij aansluiting van een cabine van de DNG.......................................... 3

3 Functie en samenstelling van een cabine ................................................... 4

4 Inplanting en toegang tot de cabine ......................................................... 6

5 Gebouw .......................................................................................... 7

6 Functionele eenheden ....................................................................... 12

7 Interactie tussen de FU’s en het lokaal ................................................... 13

8 Transformator ................................................................................. 14

9 Functionele meeteenheid HS ............................................................... 14

10 KWH-meting ................................................................................... 15

11 Kabels en toebehoren ........................................................................ 18

12 Constructie van het lokaal en zijn toegang ............................................... 19

13 Beveiligingen .................................................................................. 22

14 Aarding van cabines .......................................................................... 25

15 Zichtbare scheiding op LS ................................................................... 25

16 Hulpvoedingen ................................................................................ 26

17 Smart Grid ..................................................................................... 26

18 DNG rechtstreeks aangesloten op een TS ................................................. 26

19 Decentrale productie ........................................................................ 27

20 Net-Noodvoeding ............................................................................. 28

21 Wijzigingen aan of herindienstneming van een cabine ................................. 30

22 Risicoanalyse cabine van de DNB ........................................................... 30

23 Voorschriften volgens boek – bijlagen C2/112 ........................................... 31

24 Lijst met bijlagen ............................................................................ 34

Page 3: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 3

1 Algemeen

Dit document geeft toelichting en verduidelijking bij de oprichting en de aansluiting van een HS-cabine op het grondgebied van de distributienetbeheerders die onder het beheer van Eandis vallen. Vanaf 1 september 2015 zijn bij het indienen van de aanvraag tot aansluiting of aanpassing van de aansluiting bij de DNB enkel nog de nieuwe versie van de C2/112 (03.2015) samen met deze vernieuwde aanvullende voorschriften van Eandis toegelaten. In dit document wordt:

• de distributienetbeheerder aangeduid als DNB

• de distributienetgebruiker aangeduid als DNG

Uitzonderingen of afwijkingen op de algemene regel van de C2/112 en op deze aanvullende voorschriften worden uitzonderlijk toegestaan indien de reden van technische aard is en duidelijk geargumenteerd werd in overleg met de DNB.

2 Fases bij aansluiting van een cabine van de DNG

(Ter aanvulling van C2/112, hoofdstuk 2) FASE 1+4+7: De checklist uit de bijlagen wordt gebruikt voor de:

• controle van de volledigheid van het dossier,

• conformiteit bij de ontvankelijkheid van de aanvraag,

• conformiteit bij aansluiting/indienststelling. Bij elke stap zal deze checklist gecontroleerd en gevalideerd worden. Het niet volledig invullen van de checklist, leidt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het dossier. FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens tussen 25 en 250 kVA bepaalt de DNB de wijze van aansluiten i.f.v. het lokale distributienet (d.w.z. op het LS- of op het HS-net). Eventueel kan de DNB een aansluiting via een LS-verbinding rechtstreeks aangesloten op een HS/LS-transformator of een aansluiting vanuit het HS-net opleggen. Aansluitvermogen: dit is het maximum vermogen vermeld in het aansluitcontract. FASE 3: Het ééndraadsschema van de DNG moet een representatief en uniek volwaardig schema zijn dat gebruik maakt van de symboliek van C2/119, geldend op het uitvoeringsadres. Het is dus niet toegestaan een eenvoudige kopie van §3 uit het boek “C2/112 bijlagen” door te sturen.

FASE 6: Bij decentrale productie-installaties die parallel werken aan het net, worden de instellingen van de ontkoppelbeveiliging gecontroleerd door Eandis. Dit is conform de specifieke aanvullende voorschriften van Eandis met betrekking tot deze installaties (zie website Eandis). FASE 9: Na het aansluiten en vóór de indienstname wordt het indienststellingsverslag (Eandis referentie PB-413-F01) door de DNB en DNG opgemaakt en ondertekend.

Page 4: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 4

3 Functie en samenstelling van een cabine

3.A Foutstroomindicatoren (=kortsluitverklikkers) (Ter aanvulling van C2 / 112 § 3.2) De foutstroomindicatoren (= FSI of kortsluitverklikkers ) worden geleverd en geplaatst door de DNB bij het plaatsen en aansluiten van de netkabels. De klant voorziet steeds de nodige vooruitrusting in zijn schakelapparatuur zodat de foutstroomindicatoren kunnen worden geplaatst. Deze voorbereiding moet voorzien worden op elke luscel. Deze uitrusting omvat een:

• uitsparing waarin we de foutstroomindicator kunnen bevestigen,

• koker voor de aansluitsnoeren van de TI’s. Rondom de FSI opening dient een vrije ruimte te zijn van minimaal 4 mm, om een perfecte plaatsing van het afwerkkader van de FSI mogelijk te maken. Bij de levering dient deze afgedekt te zijn met behulp van een verwijderbare afsluiting in kunststof of metaal. Een vrije diepte van 125 mm moet beschikbaar zijn achter de opening om een perfecte inbouw en aansluiting van de FSI toe te laten.

• Tolerantie breedte: 92 mm (- 0,0 mm / + 0,8 mm)

• Tolerantie hoogte: 45 mm (- 0,0 mm / + 0,6 mm)

De DNG voorziet voor de foutstroomindicatoren ook de nodige wartels om met een signaallamp buiten het gebouw te gaan en een voedingskabel aan te sluiten, (cfr. externe signaallamp bij aanvullende voorschriften bij C2/112 §13.4.1). Het aantal foutstroomindicatoren is gelijk aan het aantal kabelvelden. In het geval er slechts 2 kabelvelden aanwezig zijn, wordt er maar één foutstroomindicator geplaatst. (Ter aanvulling van C2/112 §13.4.1) De DNB bepaalt op welk(e) kabelvertrek(ken) de foutstroomindicator(en) moet(en) geïnstalleerd worden. Indien er door de DNB geen telebeheer gevraagd wordt in de studie, zal de cabine altijd een externe signaallamp voor FSI bevatten.

Opening cfr. IEC

Afmeting: H x B = 45 x 92 mmLS-deel

HS-deel

Fixatiepunt in LS-deel

voor bevestiging kabels

Beschermhuls

(voorkeur metalen buis of profiel)

voorzien van trekdraad

Page 5: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 5

Externe signaallamp voor foutstroomindicatoren De DNG voorziet steeds de nodige ruimte voor 1 externe signaallamp op een discrete plaats aan de buitenzijde van de cabine (richting openbare weg) zodat het signaal van de foutstroomindicator, bij een HS fout stroomopwaarts of stroomafwaarts, sneller zichtbaar wordt voor de DNB van buiten de cabine en er tijd kan bespaard wordt voor het herstel van de spanning. De DNB sluit deze externe signaallamp aan op de elektronische foutstroomindicator. De opstelling is zodanig dat vandalisme maximaal wordt voorkomen (hoogte ≥ 2 m):

• De lamp is opgesteld achter een controlevenster in polycarbonaat. Het venster wordt hoog geplaatst aan de kant van de deur. Bij voorkeur bedraagt de afmeting van het polycarbonaat kijkvenster minimum 150x150mm. Het venster mag in de wand van de cabine geïntegreerd zijn.

• Bij een gemetst gebouw is het toegestaan geen kijkvenster te voorzien mits de signaallamp direct op de buitenwand van het gebouw kan worden geplaatst. In dit geval zal de lamp op de buitenmuur worden geplaatst (minstens 70x70mm vrije ruimte) met behulp van schroeven. De DNG voorziet een waterdichte doorvoer naar de cabine om de kabel van de signaallamp doorheen de wand te kunnen voeren (koker minimaal diameter 10 mm met gladde binnenkant) en voorziet een wachtbuis tot aan de cellen.

Bij een geïntegreerde cabine in een gebouw, wordt de plaatsing met de DNB besproken en dienen eventueel wachtbuizen door de DNG te worden voorzien.

3.B Cabine met meerdere DNG’s (Ter aanvulling van C2 / 112, § 3.4) Cabines met meerdere DNG’s zijn enkel uitzonderlijk toegestaan mits expliciet akkoord van de plaatselijke distributienetbeheerder. Het contract, met éénduidige vermelding wie borg staat voor de cabine, moet ontvangen zijn vóór de goedkeuring van de cabine door de DNB. De contracten tussen de verschillende actoren moeten ten laatste ontvangen zijn vóór de inlussing van de cabine. Er treedt slechts één beheerder op als uniek aanspreekpunt voor de DNB. Naast de voorwaarden beschreven in §3.4 van C2/112 moet bijkomend voldaan worden aan volgende extra voorwaarden:

• Alle klanten moeten over een eigen HS-transformator beschikken.

Indien deze transformatoren op afstand staan, moet iedere klant een afzonderlijke algemene beveiliging en eigen meetcellen hebben en staat hun transformator elk in een afzonderlijk lokaal zoals schema 2bis of 3bis.

• Ingeval er ruimte vereist is voor een distributiecabine, wordt een gescheiden ruimte gratis ter beschikking gesteld aan de DNB voor het oprichten van een distributiecabine. In dit geval zijn onderstaande regels van toepassing:

o De voorschriften van het lastenboek C2/112 blijven van toepassing voor de netgebruiker en behelzen de volledige installatie.

o De HS schakeleenheden worden in één enkel lokaal geplaatst.

o De transformator(en) van de andere netgebruikers moeten in hetzelfde lokaal als de HS-schakeleenheden geplaatst worden.

o Een langskoppelschakelaar van het railstel dient op zulke wijze te worden geplaatst opdat het railstel van de DNB en de luscellen in beheer van de DNB duidelijk onderscheden kunnen worden van deze van de andere netgebruikers.

o Er wordt een afzonderlijk aangrenzend lokaal voorzien voor de opstelling van de distributietransformator(en) en het algemeen LS-verdeelbord van de DNB.

Page 6: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 6

3.C Motorisering van de MS uitrusting voor de luscellen

(Ter aanvulling van C2 / 112, § 17.2) Standaard is er nog geen motorisatie verplicht binnen Eandis. In uitzonderlijke situaties kan een motorisatie met telebediening bij één of meerdere cellen opgelegd worden door de DNB. Deze vereiste zal bij opstart van het dossier kenbaar gemaakt worden door de DNB. Een hoofdcabine langs de straat is steeds verplicht indien medewerkers van de DNB geen directe toegang hebben tot de cabine binnen een redelijke tijd. Voorbeelden hiervan zijn: geen directe toegang vanaf de openbare weg, frequente file, oproep van een derde voor toegang, opstelling achter een hek, verplichte ingang via een receptie of vooraf een veiligheids-film te volgen,...). (zie § 4.A) Het voorzien van motorisatie en/of telesignalisatie (= toekomstmogelijkheid) door de DNG ter verbetering van de toegankelijkheid kan hierop een uitzondering bieden. De voorgestelde oplossing moet expliciet aanvaard worden door de lokale DNB. Mits aanvaarding kan een hoofdcabine worden toegelaten die niet ligt aan de straat, indien voldaan wordt aan §4.B. Het gebruik van motorisatie biedt echter geen vrijstelling van de noodzaak om binnen een redelijke termijn toegang te krijgen tot de installatie voor het uitvoeren van metingen of herstellingen met zware voertuigen, ...

4 Inplanting en toegang tot de cabine

(Ter aanvulling van C2/112, hoofdstuk 4)

4.A Permanente toegang voor personeel van de DNB

De normale toegankelijkheid voor het personeel van de DNB is direct*, zonder obstakels of hulp van derden, in het bijzonder bij het wegvallen van de netspanning (zie § 3.C). Onder directe* toegang wordt verstaan:

a) via een deur aan de openbare weg / direct aan de openbare weg b) via een gang in het gebouw c), via een trap met een helling van max. 45°, indien het lokaal zich in een

kelderverdieping bevindt. Een lokaal in een kelderverdieping wordt in principe niet toegestaan. Uitzonderlijk wordt in geval van argumentatie (en reden is niet van economische oorsprong) bij de aanvraag hierop afgeweken. In het geval de cabine zich in de kelder bevindt, moet deze grenzen aan de straatzijde en een rechtstreekse buitendeur hebben of bereikbaar zijn tot tegen de deur van de cabine met een voertuig van de schakelagent uit Eandis. Er moet een doorvoerluik aan de straatzijde aanwezig zijn voor de kabels van de meetwagen. Hou rekening met de nodige extra ruimte te voorzien i.v.m. het respecteren van de buigradius van de kabels.

(*) Deze directe toegankelijkheid voor het personeel dient te gebeuren zonder gebruik van een magnetische kaart, code of andere elektronische middelen.

4.B Permanente toegang voorzien voor een voertuig met materiaal van de DNB

De toegang moet geschikt zijn voor een voertuig met een massa van maximaal 7,5 ton. De toegangsweg moet minimaal 3 m breed en 3 m hoog zijn.

Page 7: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 7

4.C Standaard sloten DNB in infrastructuurgebied

Het cilinderslot voor toegang tot de cabine kan bekomen worden bij het betreffende infrastructuurgebied.

4.D Ondergrondse cabines niet toegestaan

Ondergrondse cabines, met een toegangsluik/ladder ter hoogte van het maaiveld (bovenzijde) zijn niet toegestaan.

5 Gebouw

5.A Algemene voorschriften

(Ter aanvulling van C2 / 112, § 5.1) Het lokaal van de HS-cabine beantwoordt aan de geldende normen en de regels vastgelegd in de milieuvergunning verleend door het VLAREM. Bescherming tegen brand: Het lokaal beantwoordt aan

• de norm NBN C18-200 “Richtlijnen voor de brandbeveiliging van de lokalen voor elektriciteitstransformatie”,

• de normen NBN S21-201, 202 en 203,

• het KB van 19 december 1997 (en wijzigingen) dat de basisnormen vastlegt i.v.m. de materie voor de beveiliging tegen brand en ontploffing, waaraan nieuwe gebouwen dienen te voldoen.

5.B Benodigdheden in HS klantcabines

(Hoofdstuk C2 / 112, § 5.1 aangevuld met uittreksels uit andere hoofdstukken) Klantcabines dienen steeds voorzien te zijn van:

• plaat eerste hulp bij ongeval,

• didactisch paneel bediening van de HS-schakelapparatuur (C2/112 § 21.3.2.3),

• schema van de elektrische uitrusting (C2/112 § 6.5),

• isolerend schakelbankje (volgens NBN 017),

• alle nodige en wettelijk verplichte aanduidingsplaten,

• 3 reserve zekeringen (i.f.v. de beveiliging) (C2/112 § 13.2.2.1) bij een LSS,

• bedieningshendels HS-schakelapparatuur (C2/112 § 10.2.3) Indien het schakeltoestel specifieke accessoires vereist voor exploitatie, moeten deze ook aanwezig zijn in de cabine. Voorbeelden zijn:

• specifieke meettoestellen of meetpennen voor spanningsmeting, fasevergelijking en kabeltest,

• testkar voor kabeltesten, relais testen

5.C Classificatie MS uitrusting bij BB00

(Ter aanvulling van C2 / 112, §5.3) Aangezien het restrisico op een interne boog op MS nooit volledig kan worden uitgesloten en er altijd een fout op de kabel of de eindmof kan plaatsvinden, moet de bouwkundige uitvoering van de cabine een minimum drukweerstand hebben ongeacht het type MS uitrusting. Stevigheid is ook vereist om iets aan de muur te bevestigen of om tijdens de werkzaamheden geen bouwongelukken m.b.t. de muur te veroorzaken. Er is steeds een risicoanalyse vereist om te verifiëren of het gebouw bestand is tegen een mogelijke interne boog (bij alle BB klasses) en de eventuele booggassen op een veilige manier kunnen worden afgevoerd.

Page 8: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 8

De constructieberekeningen van het gebouw worden daarom uitgevoerd en getest aan de laatst geldende norm. Volgens de Europese norm EN1990 moeten gebouwen voldoen aan een minimale basisvereiste. De robuustheid wordt in EN1990 sectie 2.1 als volgt beschreven: “Een structuur moet ontworpen en uitgevoerd worden op een manier dat het niet zal beschadigd worden:

• bij explosie,

• als gevolg van menselijke fouten. Elk gebouw moet bestand zijn tegen mogelijke uitzonderlijke omstandigheden, d.w.z. dat elk gebouw met een elektriciteitscabine een minimale drukvastheid tegen een explosie met interne boog heeft. Meer gedetailleerde informatie op EN 1991-1-7 (Sectie 5 en bijlage D gaan over explosies = accidentele invloeden). De levensduur (design working life) van een gebouw, zonder tussentijdse grote wijzigingen, wordt vastgelegd op 50 jaar. Lokaal klasse BB00 Een bestaand lokaal mag BB00 zijn als wanden voldoende weerstand tegen overdruk hebben om een accidentele boog te kunnen weerstaan. Het lokaal wordt verondersteld BB00 te zijn met een minimale stevigheid, indien aan onderstaande wanddiktes wordt voldaan:

• gewapend beton met een minimale dikte van 8 cm ongeacht het volume

• metselwerk van betonblokken of snelbouwstenen met een breedte van minimum 14 cm (standaard voor een dragende muur)

Cellenbeton en lichte wanden uit gipsplaten zijn nooit toegelaten. We achten dat bovenstaande minimale BB00 muurdiktes volstaan bij de DNB controle in praktijk om te voldoen aan een minimale BB00 weerstand in combinatie met een ventilatieopening van 0,6 m² en correcte opstelling van apparatuur, maar de uiteindelijke berekening en risicobeoordeling blijft de verantwoordelijkheid van de DNG. Toegelaten FU’s categorieën “AA” in BB00 ruimten zijn:

• AA20 & AA33 worden bij regel geplaatst,

• AA35 wordt gelijkgesteld aan AA20 mits de cellen zodanig zijn opgesteld dat de

overdrukplaten veilig kunnen werken bij falen van de boogonderdrukker,

• AA15 wordt gelijkgesteld aan AA20 mits de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant

correct zijn nageleefd,

• AA10 enkel bij uitzondering toegelaten mits de DNG een gefundeerde risicoanalyse

voorlegt aan de DNB in geval van renovatie van een cabine met hergebruik van het

bestaande lokaal.

Page 9: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 9

5.D Attest of gebruik van richtwaarden voor BB05

(Ter aanvulling van C2 / 112, §5.3 + §5.4 ) In een nieuw gebouw of lokaal worden enkel nog BB05 ruimtes toegelaten! a) Een synergrid gehomologeerde prefab cabine (C2/115) vereist geen attest.

b) BB05 attest van de architect.

Wanneer de architect zelf een berekening maakt voor het gebouw, bv. bij gebruik van andere wandtypes (volle baksteen, terracottasteen of snelbeton) dan punt c, levert de architect een BB05 attest af. Bijkomende informatie voor de architect:

• Lichte wanden (celbeton, gipsplaat) zijn nooit toegelaten,

• 18 cm volle baksteen (zonder wapening) voldoet niet,

• 19 cm terracottasteen/snelbouw (zonder bewapening) of snelbeton voldoet niet. c) We achten dat onderstaande minimale BB05 richtwaarden voor de muurtypes volstaan

bij de DNB controle in praktijk om te voldoen aan een minimale BB05 weerstand, maar de uiteindelijke berekening blijft de verantwoordelijkheid van de DNG. In praktijk zal bij de wandtype controle door de DNB de onderstaande richtwaarde gebruikt worden opdat het lokaal BB05 wordt geacht:

• Wand:

Wandtype Min. dikte Min. volume V1 (*) in m³

Gewapend metselwerk (in volle baksteen of terracottasteen/snelbouw)

19 cm 30 m³

Gewapend beton 8 cm 20 m³ (*) V1 = volume van het lokaal

• Plafond: geprefabriceerde welfsels of gewapend betonvloerplaat. Uiteraard blijft het steeds belangrijk dat alle MS apparatuur correct opgesteld wordt

volgens de voorschriften van de leverancier en o.a. de afstand tot de muur gerespecteerd is.

Page 10: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 10

5.E Aangepast schematische voorstelling classificatie gebouw volgens zijn weerstand tegen overdruk

(Ter aanvulling van C2 / 112, §5.10) Hieronder ziet u een aangepaste schematische voorstelling volgens de aanvullende voorschriften van Eandis (classificatie van een nieuw lokaal volgens zijn weerstand tegen overdruk).

Nie

uw

e e

lektr

isch

e in

sta

llatie

Pre

fab

ca

bin

e ?

JA

NE

E

Ge

test p

refa

blo

ka

al m

et

ma

teria

al A

A4

0

Ca

bin

e v

old

oe

t a

an

min

ima

le e

ise

n B

B0

0?

BB

40

JA

Atte

st A

rch

ite

ct g

ele

ve

rd o

f

go

ed

ge

ke

urd

typ

e C

2/1

15

?

(*)

NE

E

ST

OP

Be

tre

ed

ba

ar

loka

al?

(**)

NE

E

JA

BB

05

Nie

t b

etr

ee

db

aa

r

Lo

ka

al m

et

tra

nsfo

rma

torc

om

pa

rtim

en

t a

ls

bu

ffe

rvo

lum

e

NE

E

JA

BB

20

Lo

ka

al m

et d

rukva

ste

ke

lde

r o

f ka

be

lka

na

al a

ls

exp

lan

sie

vo

lum

e?

JA

BB

10

BB

05

Be

tre

ed

ba

ar

JA

NE

E

Atte

st A

rch

ite

ct g

ele

ve

rd o

f

co

nstr

uctie

vo

lge

ns §

5.D

?

(*)

NE

E

ST

OP

Vo

lum

e lo

ka

al ≥ 1

00 m

³

NE

E

JA

BB

50

Lo

ka

al m

et

tra

nsfo

rma

torc

om

pa

rtim

en

t a

ls

bu

ffe

rvo

lum

e

NE

E

JA

BB

20

/30

Lo

ka

al m

et d

rukva

ste

ke

lde

r o

f ka

be

lka

na

al a

ls

exp

lan

sie

vo

lum

e?

JA

BB

10

/30

BB

05

Be

tre

ed

ba

ar

JA

NE

EN

EE

JA

ST

OP

(*):

§ 5

.D u

it T

VS

-LB

E-H

S-0

01

(**)

: N

iet-

be

tre

ed

ba

re c

ab

ine

s e

nke

l to

eg

esta

an

als

to

taa

lco

nce

pt d

oo

r E

an

dis

ge

va

lide

erd

is.

NE

E

Page 11: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 11

(Ter aanvulling van C2 / 112, §5.11) Hieronder ziet u een aangepaste schematische voorstelling volgens de aanvullende voorschriften van Eandis (classificatie van een bestaand lokaal volgens zijn weerstand tegen overdruk)

Be

sta

an

de

ele

ktr

isch

e in

sta

llatie

Pre

fab

ca

bin

e ?

JA

NE

E

Ca

bin

e v

old

oe

t

aa

n m

inim

ale

eis

en

vo

or

he

rge

bru

ik?

(***

)

We

ers

tan

d te

ge

n

ove

rdru

k is g

eke

nd

en

he

t a

tte

st

is g

ele

ve

rd?

(*)

Be

tre

ed

ba

ar

loka

al?

(**)

NE

E

JA

BB

05

Nie

t b

etr

ee

db

aa

r

Lo

ka

al m

et

tra

nsfo

rma

torc

om

pa

rtim

en

t a

ls

bu

ffe

rvo

lum

e NE

E

JA

BB

20

Lo

ka

al m

et d

rukva

ste

ke

lde

r o

f ka

be

lka

na

al a

ls

exp

lan

sie

vo

lum

e?

JA

BB

10

BB

05

Be

tre

ed

ba

ar

JA

NE

E

ST

OP

Vo

lum

e lo

ka

al ≥ 1

00 m

³

NE

E

BB

50

NE

E

Lo

ka

al m

et

tra

nsfo

rma

torc

om

pa

rtim

en

t a

ls

bu

ffe

rvo

lum

e

NE

E

JA

BB

20

/30

Lo

ka

al m

et d

rukva

ste

ke

lde

r o

f ka

be

lka

na

al a

ls

exp

lan

sie

vo

lum

e?

JA

BB

10

/30

BB

05

Be

tre

ed

ba

ar

BB

00

JA

NE

EN

EE

JA

JA

ST

OP

Ca

bin

e v

old

oe

t

aa

n m

inim

ale

eis

en

vo

or

he

rge

bru

ik?

(***

)

NE

E

NE

E

BB

00

JA

Atte

st A

rch

ite

ct g

ele

ve

rd o

f

co

nstr

uctie

vo

lge

ns §

5.D

?

(*)

(*):

§ 5

.D u

it

TV

S-L

B E

-HS

-00

1

(**)

: N

iet-

be

tre

ed

ba

re c

ab

ine

s e

nke

l to

eg

esta

an

als

to

taa

lco

nce

pt d

oo

r E

an

dis

ge

va

lide

erd

is.

(***

): §

5.C

uit

TV

S-L

B E

-HS

-00

1

(***

): §

5.C

uit

TV

S-L

B E

-HS

-00

1

Page 12: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 12

6 Functionele eenheden

6.A Lijst met aanvaarde HS schakelapparatuur

(Ter aanvulling van C2/112, hoofdstuk 6) Een lijst met aanvaarde HS-schakelapparatuur op de netten van de distributienetbeheerder is raadpleegbaar op de website van Synergrid http://www.synergrid.be/ onder de items:

• erkende materialen,

• lijst van de materialen die door de distributienetbeheerders zijn goedgekeurd (C2/117).

Een overzicht van de minimum waarden (elektrische karakteristieken en afmetingen specifiek voor Eandis) vindt u verderop in bijlage 2 van dit document. Elk compartiment onder druk moet uitgerust worden met een manometer, omdat er steeds een reële kans bestaat dat het toestel onderhevig is aan schade, ook al is het drukverlies volgens ontwerp minimaal. Om veilig te schakelen, moet volgens de welzijnswet en het KB de toestand van de FU kunnen gecheckt worden. De periodieke controle van de minimale druk wordt geïntegreerd in het controlebezoek beschreven in het AREI. Functionele eenheden met onder druk staande compartimenten & dichtheidsproef

• op 40°C < levensduur 100 jaar EN

• op 80°C < levensduur 40 jaar (volgens SF6 lekdebiet volgens TST 19-2 van 2007)

worden niet meer aanvaard zonder manometer vanaf heden bij de keuring van de cabine. Functionele eenheden met onder druk staande compartimenten & dichtheidsproef

• op 40°C > levensduur 100 jaar EN

• op 80°C > levensduur 40 jaar (SF6 lekdebiet volgens TST 19-2 van 2007)

worden niet meer aanvaard zonder manometer vanaf 1/7 2018 bij de keuring van de cabine.

Fabrikanten die dit niet als optie aanbieden en die in het verleden goedgekeurd waren, krijgen een overgangsperiode tot 30/6/2018 om dit aan te passen.

Page 13: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 13

6.B Spanningsdetectoren (of VDS = Voltage Detection System)

(Ter aanvulling van C2/112, §6.4) Nieuwe installaties plaatsen met een conversiekit (HR hoogohmig naar LRM laagohmig maken) is niet toegestaan! De VDS voor nieuwe installaties is geschikt voor gebruik op netten met een spanningsbereik tussen 10 en 16 kV. Conversie van HR naar LRM via een afregelbaar toestel is enkel toegestaan voor bestaande installaties. Deze conversietoestellen moeten op de correcte netspanning worden afgeregeld (vb. 12 kV) en de cellen onderling moeten dezelfde uitgangsspanning afleveren zodat fasevergelijking mogelijk is tussen de verschillende cellen.

• Nieuwe installaties worden standaard uitgerust met VDS LRM.

• Uitbreidingen:

Binnen hetzelfde lokaal moeten alle VDS (Voltage Detection System) van hetzelfde type (homogeen) zijn, d.w.z. allemaal VDS HR (hoogohmig) of allemaal VDS LRM (laagohmig):

o Bestaande installatie allemaal reeds met VDS HR

uitbreiden met VDS HR & behoud VDS HR op bestaande cellen

uitbreiden met VDS LRM & conversie bestaande cellen naar LRM (*)

(*) Voor aanpassing bestaande cellen zijn conversiekits HR LRM wel toegestaan

o Bestaande installatie met reeds VDS LRM aanwezig

uitbreiden met VDS LRM

6.C Spanningsdetectoren (VDS-LRM)

(Ter aanvulling van C2 / 112, § 6.4) Afhankelijk van de netkarakteristieken kan Eandis vragen dat de VDS over de nodige contacten beschikt, rekening houdend met de vereiste spanning, voor de directionele foutstroomindicator (= kortsluitverklikkers). Deze richtingsgevoelige foutstroomindicatoren worden gebruikt voor de foutlocalisatie op het net om zo snel mogelijk de voeding te herstellen en zo de duurtijd van spanningsonderbrekingen te verminderen. Afhankelijk van de netkarakteristieken kan Eandis vragen dat de VDS compatibel is met de richtingsgevoelige kortsluitverklikker.

7 Interactie tussen de FU’s en het lokaal

Geen aanvullende voorschriften. Zie ook hoofdstuk 5 m.b.t. de toegestane combinatie.

Page 14: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 14

8 Transformator

8.A Inplanting van de transformator van de DNG op zijn site

(Ter aanvulling van C2 / 112, §8.6) Indien er geen aardingsbollen in de HS-meetcel voorzien zijn, worden deze geplaatst aan de secundaire kant van de transformator opdat deze steeds kan geaard worden.

De mechanische afscherming van de kabel (max 20m) is voldoende bestand tegen :

• een mogelijke aanrijding (indien bovengronds),

• graafschade (indien ondergronds), d.w.z. in een wachtbuis of een afgedekt betonnen

kanaal.

8.B Recuperatie van gebruikte transformatoren

(Ter aanvulling van C2 / 112, §8.9) Bij het hergebruiken van een bestaande transformator in dezelfde gerenoveerde cabine (met transformator in schakellokaal) worden de HS aansluitklemmen minimaal IPXX-B afgeschermd in de betekenis van artikel 44 van het AREI.

Deze afscherming van genaakbare HS klemmen gebeurt via

• tralie op een metalen frame bevestigd en

• een polycarbonaat bescherming tegen vlamboog bevestigd op het traliewerk aan de

transformator kant (binnenzijde).

Enkel afschermen met een polycabonaat is bijgevolg onvoldoende. De transformator kan ook aanraakveilig gemaakt worden met behulp van HS-hoekstekkers indien ook de LS klemmen afgeschermd worden. De olie analyse hoeft niet indien de bestaande transformator in de om te bouwen cabine reeds aanwezig was (hergebruik) en hij dezelfde functie blijft vervullen. In geval van een droge TFO hou rekening met :

• de hoge verliezen in de “TCO=Total Cost of Ownership”,

• het gevaar dat bij een incident of bij veroudering de droge TFO als een granaat

ontploft, waarbij zeer harde stukken hars veel schade kunnen aanrichten (neem dit op

in de risico-analyse).

9 Functionele meeteenheid HS

9.A Algemeen

(Ter aanvulling van C2 / 112, §9.1) Als de voedingsspanning van de cabine verschillend is van de toekomstige uitbatingsspanning in dat gebied, kan de DNB vragen om vermogen- en meettransformatoren op twee primaire spanningen te voorzien. De DNB stelt geen reserveonderdelen beschikbaar voor de HS-meeteenheid. Het is aan de DNG om de nodige regelingen te treffen voor wisselstukken. In geval van fouten op de meettransformatoren kan de DNB geen herindienstname verzekeren wanneer deze elementen ontbreken.

Page 15: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 15

9.B Kenmerken van de stroom- en spanningstransformatoren (Ter aanvulling van C2 / 112, §9.3.3 & §9.3.4) De technische specificaties van meet- en spanningstransformatoren, gebruikt op het DNB net, volgens TST 27.1 “MS meettransformatoren”, zijn beschikbaar via de website. TP’s dienen steeds type 15 VA te zijn.

10 KWH-meting

10.A Algemeen

(Ter aanvulling van C2 / 112 §10.1) Het type van meting en zijn toegang wordt bepaald door het "Technische Reglement voor de Distributie van Elektriciteit in Vlaanderen" van de VREG.

Het Technisch Reglement laat een LS kWh-meting toe voor vermogens tot en met een geïnstalleerd vermogen 250 kVA op MS aansluitingen indien aan §10.B voldaan wordt.

Voor materiaal met hoger toegekende spanning dan 17,5 kV, bvb. 29,9 en 36 kV, dient de DNB gecontacteerd te worden.

10.B Meting op laagspanning

(Ter aanvulling van C2/112 §10.2 – constructieve eisen van de meting op LS) Voor een "enkele" transformator met één uitgangsspanning en een maximum vermogen tot en met 250 kVA is een meting op LS-kant toegestaan. De stroomtransformatoren worden direct op de laagspanningsklemmen van de transformator van de klant gemonteerd.

De DNG voorziet zelf de onderdelen en bouwt deze onderdelen samen met degene die ter beschikking worden gesteld door de DNB (zie §9.B in deze aanvullende voorwaarden).

Uitzondering: enkel bij een groene stroommeting op LS > 10 kVA voorziet de DNB de complete meetmodule (klant voorziet bedrading tot aan meetmodule).

De transformator verliezen worden berekend

• volgens de verliescategorie en de gemeten verliezen van de transformator, indien

deze gekend zijn op de kenplaat.

• Zo niet wordt bij een bestaande transformator de norm gebruikt.

• Indien deze ook niet gekend is, wordt het verlies via de leeftijd bepaald

• In het slechtste geval, bij afwezigheid van alle bovenstaande gegevens, wordt het

verlies op het vermogen gebaseerd.

(Ter aanvulling van C2/112, §10.2.2)

• De DNB staat enkel een LS meting toe rechtstreeks op de klemmen van de TFO

volgens de tekening in C2/112 (met uitzondering van de opstelling van het

zekeringskastje voor de meetspanning, die buiten het transformator compartiment

wordt geplaatst).

• Andere systemen (bv. met directe verzegeling op de TI of onder ondoorzichtbare kap)

worden niet toegestaan door de DNB.

• In de transformatorkast gebruikt men een klemmenstrook i.p.v. kortsluitklemmen.

• Wegens de veiligheid moet het verzegelde zekeringskastje voor de meetspanning

buiten het transformator compartiment worden geplaatst. Dit zekeringskastje wordt

nadien door Eandis verzegeld.

Page 16: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 16

L1

Kenplaat

L2

Kenplaat

L3

Kenplaat

N

S1

S2

S1

S2

S1

S2

De kast is verzegelbaar

Voorzien van de nodige

wartels / doorvoerdichtingen

om alle kabels binnen te

brengen.

Schakelbare 4-polige smeltveiligheidshouder voor

HOV-zekeringen 10 x 38 mm.

De Nulleider wordt met een mes doorverbonden.

De smeltveiligheidshouder is geplaatst in een

verzegelbaar kastje (geleverd door Eandis).

Metalen behuizing

Frontplaat is

doorzichtig

De kenplaat van de TI’s kan

worden afgelezen

De kast is bovenop

de transformator

gemonteerd

Isolerende tussenschotten

tussen de fasen

Klemmenstrook

Kortsluitbare klemmen

zijn niet vereist

(Ter aanvulling van C2/112, §10.2.3) Deze paragraaf is binnen het uitbatingsgebied van Eandis niet van toepassing. Eandis stelt geen kast ter beschikking voor meting op LS.

Plaats voor verzegeling door Eandis.

Belangrijk: Kunststof onderdeel en koperen lipje moeten gemonteerd worden! Dit wordt later verzegeld door Eandis. De klant mag deze kast NOOIT openen.

Voorbeeld van zekeringskastje voor de meetspanning:

• plaatsen door installateur

• aanlevering door Eandis

Page 17: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 17

10.C Levering en plaatsing onderdelen meetopstelling

(Ter aanvulling van C2/112, §10.2.2 en §10.3.1) In onderstaande tabel staat beschreven wie de TI’s, de TP’s, de meterkast etc. levert bij een facturatiemeting op LS en HS.

Klantcabine LS meting: TI’s op secundaire TFO

Klantcabine HS meting

Semi indirect

56kVA < P 250 kVA

Indirect > 250kVA

Wie voorziet materialen

Wie plaatst Wie voorziet materialen

Wie plaatst

TI DNB Klant Klant Klant

TP Niet van toepassing

Niet van toepassing

Klant Klant

Aansluitmodule DNB Klant DNB Klant

Tussenkader DNB DNB DNB DNB

Meter DNB DNB DNB DNB

Zekeringskastje DNB Klant DNB Klant

10.D Meetopstelling in niet-betreedbare cabines

(Ter aanvulling van C2/112, §10.5) De erkende geprefabriceerde niet-betreedbare behuizingen die voldoen aan de Eandis vereisten, vindt u terug op synergrid erkende materialen C2/115. Voor deze cabines is naast de drukvastheid ook het totaalconcept van de cabine voor aansluitbaarheid, bediening en opstelling van de meetinrichting als totaalconcept gevalideerd. Zie ook §12.E.

10.E Frequentie van de centrale telecommunicatie

(Ter aanvulling van C2/112, §10.7 - impact op de signalen gebruikt door de DNB) De meest voorkomende CAB-frequentie(s) die in ieder gebied worden gebruikt, vindt u via een overzichtslijst per (deel)gemeenten terug op de Eandis website. In bepaalde (deel)gemeenten kunnen meerdere CAB frequenties voorkomen (afhankelijk van het adres). Contacteer de DNB om zekerheid over de CAB-frequentie te hebben.

HARMONISCHEN EN FLICKER

(Ter aanvulling van C2 / 112, §10.7.2) Raadpleeg de volgende Synergrid publicaties om harmonische en flicker te voorkomen : 1. Criteria voor het aansluiten van fluctuerende belastingen op MS-netten 2. Criteria voor het aansluiten van niet-lineaire belastingen op MS-netten

Page 18: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 18

11 Kabels en toebehoren

11.A MS aansluitkabels op het Eandis net

(Ter aanvulling van C2/112, §11.2) Het aansluiten van de MS kabels (& MS eindmoffen) op de luscellen aan het Eandis net gebeurt door de DNB. (Ter aanvulling van C2/112, §11.2.2) Afhankelijk van de maximale kabelsectie gelden onderstaande waarden voor de stromen van schakelaar en railstel:

Maximale kabelsectie

IR schakelaar en railstel

Kortsluitstroom IK

Interne boog klasse I.A.C.

240 mm² 630 A 20 kA 14 kA

400 mm² 800 A 20 kA 16 kA

630 mm² 1250 A 25 kA 25 kA

11.B HS-kabels voor de aansluiting met het net van de DNB

11.B.1 EINDSLUITINGEN VAN DE HS-KABELS

(Ter herinnering van C2/112, §11.2.3) Het is nooit toegelaten om meerdere kabels per fase op eenzelfde FU aan te sluiten.

11.B.2 LIGGING EN PLAATSING VAN HS-KABELS BUITEN DE GEBOUWEN

(Ter aanvulling van C2/112, § 11.2.4) Indien de cabine niet aan de rooilijn grenst, dienen er wachtbuizen en trekputten door de DNG te worden voorzien op het stuk tussen de rooilijn en de cabine. Extra voorschriften i.v.m. positie inlaten t.o.v. kromtestraal kabel:

• De inlaat positie van de kabel moet altijd zo laag mogelijk tegen de bodem van de

trekput of kabelkelder geplaatst worden om de minimale liggingsdiepte te garanderen.

• De inlaat positie van de kabelingangen van de trekput zijn gepositioneerd in functie

van de te nemen bocht zodat de kromtestraal kan gerespecteerd worden.

Bovenaanzicht

Trekput Trekput

OK Niet OK

Page 19: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 19

11.B.3 LIGGING EN PLAATSING VAN HS KABELS IN DE GEBOUWEN

(Ter aanvulling van C2/112, §11.2.5) Ligging van de mantelbuizen en kabelbanen voor de aansluit- en telecontrolekabels

Kabels die door andere lokalen dan de cabine lopen, dienen geplaatst te worden in brandvrije afgesloten kabelkanalen (te voorzien worden door de bouwheer). Bij noodzakelijke werken aan deze kabels dienen de afsluitingen weggenomen en teruggeplaatst te worden door de bouwheer/eigenaar van het gebouw.

11.C LS verbinding tussen transformator en de zichtbare onderbreking op LS

(Ter aanvulling van C2/112, §11.5.3 ) Deze paragraaf beschrijft de regels van goed vakmanschap voor de plaatsing van LS-kabels. (Ter aanvulling van C2/112, § 11.5.4.) Een algemene IP-XX-B bescherming over alle LS klemmen van de transformator in de vorm van een kast moet steeds voorzien zijn van isolerende tussenplaten tussen de fasen omwille van een minimaal risico te garanderen t.o.v. fase-fase fouten (zie figuur in C2/112 §10.2.2).

12 Constructie van het lokaal en zijn toegang

12.A Afmeting van het gebouw

(Ter aanvulling van C2/112, §12.2.3) De kabelinlaat hoogte H uit de figuur dient steeds zo laag mogelijk te zijn (cfr §11.B.2). (Ter aanvulling van C2/112, §12.2.4 & aanvullende voorwaarden) Alle kabelkelders hebben minimaal een vrije hoogte van 80 cm vanaf 1/7/2017.

12.B Binneninrichting van het lokaal

(Ter aanvulling van C2/112, §12.3.1) De aanwezigheid van een branddetectiesysteem wordt toegestaan mits aan volgende constructieve voorwaarden wordt voldaan:

• branddetectie moet volledig gescheiden en duidelijk herkenbaar zijn als branddetectie

circuit;

• het gebruik van een automatisch blussysteem circuit is niet toegestaan.

(Ter aanvulling van C2/112, §12.3.3: Vloer: geen metalen roosters, systeemvloer) Rooster vloeren en metalen vloeren zijn in de cabine niet toegelaten. Systeemvloeren zijn enkel toegestaan in BB50 cabines.

Page 20: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 20

(Ter aanvulling van C2/112, §12.3.6: Waterdichtheid kabeldoorgangen en waterafvoer) 1/ Standaard Eandis-muurdoorvoerdichting met bajonetsluiting Deze methodiek wordt sterk aangeraden. Indien de klant een kabeldoorgang voorziet van het type dat de DNB toelaat, o.a. Hauff HSI150 of compatibele BKD of Doyma, zorgt de DNB voor de plaatsing bij het binnenbrengen van de MS kabel. De keuze van de meest geschikte afdichting, bijvoorbeeld 1 of 2 deksels, wordt gemaakt op basis van de beschikbare informatie van de leveranciers. De plaatsing van de geprefabriceerde kunststof elementen gebeurt altijd volgens de voorgeschreven installatie instructies van de leverancier. De installateur is bij voorkeur aanwezig op het moment dat de DNB de aansluitkabels aanlegt, binnenbrengt in de cabine en de afdichting maakt. De volledige dichting bestaat uit twee delen: a) Het instortgedeelte wordt bepaald afhankelijk van de dikte van de muur en is vooraf ingebouwd door de bouwheer bij de constructie van het gebouw. Dit wordt afgesloten met een blind deksel dat voorzien is van een identificatie- en beschermfolie. Wanneer er problemen vastgesteld worden op de afdichting van het instortgedeelte, zal de aansluiting opnieuw moeten aangevraagd worden. De DNG blijft te allen tijde verantwoordelijk voor waterdichtheid.

b) Het deksel met bajonetsluiting met 3 kabeldoorgangen en de 3 koudkrimphulzen met spiraalveer worden voorzien en aangebracht door de DNB. Het achteraf vullen van de put met zand en aandammen gebeurt door de DNB met de nodige voorzichtigheid, zodat de afdichting niet beschadigd wordt.

2/ Ander type dichting

Indien de DNG een ander type gebruikt, staat de DNG zelf in voor de afdichting. De installateur die de afdichting zal maken, moet aanwezig zijn op het moment dat de aansluitkabels aangelegd en binnengebracht worden in de cabine, zodat onmiddellijk tijdens deze werken het geheel waterdicht kan afgesloten worden. Indien de installateur bij aanvang van de werken niet aanwezig is, wordt de cabine niet aangesloten en moet een nieuwe aanvraag tot aansluiten ingediend worden. De waterdichtheid van de cabine blijft te allen tijde de verantwoordelijkheid van de DNG.

Hauff

HSI 150

BKD

Uiteinde trekveer voor koudkrimphuls

Page 21: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 21

Aardgeleiders De DNG voorziet een afdichtingssysteem voor de aardgeleiders. Er wordt een doorvoerdichting per aardingsdraad voorzien. Indien de draden via een tussenklem worden aangesloten, dan moeten deze klemmen zichtbaar en toegankelijk zijn en moet de draad naar de aardingsonderbreker voldoende sectie hebben.

12.C Ventilatie

(Ter aanvulling van C2/112, §12.6) Het afsluiten van de aanzuigopening bij interne overdruk is enkel vereist in lokalen BB10, BB20, BB30 uitgerust met AA31 & AA32 apparatuur.

12.D Contactdozen

(Ter aanvulling van C2/112, §12.7.2) De DNB wenst een stopcontact van het type 16A 2P+A en een monofasig stopcontact type CEE 32A (dit wordt afgezekerd met 25A). De plaatsing van de contactdozen wordt in onderling overleg met de DNB bepaald.

12.E Constructieve eisen van de cabine

(Ter aanvulling van C2/112, §12.9) Metalen cabines met een speciale isolerende coating worden enkel toegestaan als werfcabines. In het geval van cabines met geleidend omhulsel is het ook toegestaan om de cabine ontoegankelijk te maken met een hek om de kans om te cabine aan te raken te vermijden. Hierdoor wordt het risico op contactspanning geminimaliseerd. Gezien de aard van een werfcabine (gebruik afwijkende types schakelapparatuur) en niet-betreedbare cabines (aspecten rond veiligheid, boogvastheid, beschikbare ruimte, ergonomie etc.) worden de “Werfcabines” en “Niet-betreedbare cabines” beschouwd als een systeem dat als één geheel wordt gevalideerd.

Door de aard van deze opstellingen zullen zij afwijken van de standaardbepalingen gedefinieerd in C2/112 en zal geval per geval een validatie moeten gebeuren om na te gaan of de afwijkingen t.o.v. C2/112 al dan niet aanvaard kunnen worden.

De aanvaarde “Niet-betreedbare cabines” die aan alle vereisten qua opstelling van de meetinrichting, de ruimte vereist voor Smart-grid toepassingen, de vereisten rond veiligheid en ergonomie worden opgenomen op een gepubliceerde lijst met erkende materialen. Enkel deze types worden aanvaard.

Page 22: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 22

13 Beveiligingen

13.A Algemeen

(Ter aanvulling van C2/112, §13.2.2 en §13.2.3 en §13.3.3)

De vereiste beveiligingen en de instellingen worden bezorgd tijdens de aansluitingsstudie. Er is namelijk een onderzoek nodig waarbij rekening gehouden wordt met diverse aspecten:

• het klantvermogen,

• de aanwezigheid van een intern netwerk en zijn componenten (transfo's & Decentrale

Productie),

• de selectiviteit met het opwaartse netwerk,

• de netwerkconfiguratie.

Klanten met een afnamevermogen 2 MVA of een opgesteld decentrale productievermogen

1 MVA gebruiken als algemene beveiliging verplicht één van onderstaande mogelijkheden:

• autonoom relais

• dual source (autonoom relais met mogelijkheid tot bijkomende voeding)

Het autonome & dual source relais voldoen aan de voorwaarden beschreven in §13.B.1 van dit document. In de andere gevallen, met een afnamevermogen > 2 MVA of opgesteld decentrale productievermogen >1 MVA, wordt verplicht gebruik gemaakt van een relais met hulpvoeding, zoals beschreven in §13.B.2 van dit document en §13.3.2 uit C2/112. De werkwijze bij een aanpassing of wijziging wordt beschreven in C2/112, hoofdstuk 21. Een vraag tot aanpassing van beveiligingsapparatuur en/of instelling dient ingediend te worden bij de DNB.

13.B Specifieke eisen aan de HS vermogenschakelaars met indirect relais

(Ter aanvulling van C2/112 §13.2.3.1, §13.2.3.2) De beveiligingen met een indirect beveiligingsrelais dienen ingesteld te kunnen worden om zowel aardfouten als overstromen door overbelasting en kortsluiting te detecteren. Zodra gebruik gemaakt wordt van een vermogenschakelaar dient een aardfoutinstelling geactiveerd te worden (Io of homopolaire instelling). De beveiliging moet in staat zijn om een aardfout van 60 A of groter correct te detecteren en uit te schakelen. Er wordt standaard geopteerd voor een constante tijdcurve (curve nr 1 volgens C2/112 §13.2.3.2) Curven van het inverse type mogen niet gebruikt worden. Bij eventueel gebrek aan informatie worden deze instelparameters meegegeven:

• Kortsluiting fase (I>>): tijdsinstelling = ogenblikkelijk (dus niet blokkeren) drempel = 1000 A

• Aardfout instelling: tijdsinstelling = 0,05 seconden (50 msec) drempel = 80 A

Page 23: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 23

13.B.1 EISEN AAN AUTONOOM / DUAL SOURCE RELAIS

De instellingen worden meegegeven door de DNB. Deze waarden primeren t.o.v. standaard formules beschreven in C2/112, hoofdstuk 13.

13.B.2 EISEN AAN VOEDING RELAIS MET HULPVOEDING

(Ter aanvulling van C2/112 §13.2.5) De instellingen worden meegegeven door de DNB. Deze waarden primeren t.o.v. standaard formules beschreven in C2/112, hoofdstuk 13. Enkel relais met hulpvoeding 48 V d.c. of 24 V d.c. zijn toegestaan. Relais uitsluitend gevoed door een hulpvoeding moeten aan volgende 3 voorwaarden voldoen:

A. Betrouwbare werking

Het basisprincipe voor failsafewerking is dat er een uitschakeling van de algemene beveiliging volgt bij problemen met de hulpvoeding. De bedrading is failsafe, zodat een uitschakeling volgt bij storing in de voeding van het relais.

Hierop afwijken, is enkel mogelijk indien de DNG aan alle volgende voorwaarden voldoet:

• Een contact van watchdog relais en contact bewaking hulpvoeding is zodanig gekableerd, dat dit in een meldkamer van het bedrijf terechtkomt (24/24 u, 7/7 d).

• Zodra de melding opkomt, geeft de DNG de melding door op een meldingsadres van de DNB via een specifieke functionele mailbox “[email protected]”. De mailbox verzamelt de meldingen, gelieve deze niet te gebruiken voor vragen.

• De distributienetgebruiker herstelt het beveiligingsrelais en zijn hulpvoeding binnen de eerstvolgende werkdag.

• Op vraag van de DNB moet het digitaal logboek van de meldkamer ter beschikking van de DNB gesteld worden.

• Er moet minstens 1 systeem van batterij zijn, die een autonomie van minstens 4u garandeert bij wegvallen van de netvoeding.

B. Eigenschappen TI’s

Voor deze beveiliging zijn volgende kenmerken van TI’s noodzakelijk:

• Verbruik van minstens 5 VA en een nauwkeurigheidsklasse van minstens 5P20.

• De meetketen moet zodanig zijn dat een kortsluiting van 20 kA (duurtijd 1 sec) correct afschakelt.

• Verhouding van de TI

o 1A wikkeling secundair

o Minstens 100/1

o Standaardkeuze uit: 100/1, 200/1, 400/1 of 800/1 De waarde wordt afgestemd op het contractueel vermogen.

Page 24: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 24

C. Keuze type relais

Het beveligingsrelais moet een relais zijn uit lijst C10/20 deel B en voldoen aan onderstaande voorwaarden:

• Enkel de beveiligingen met 3 drempels (I>, I>>, I>>>) zijn toegestaan.

• Kortsluitingen met zeer hoge stroom (> 8 kA) dienen ogenblikkelijk (I>>>) af te schakelen ten einde de schade bij de klant en op het opwaartse netwerk te beperken. Voor lagere kortsluitstromen kan een tijdsstaffeling voor I>> overwogen worden.

• Enkel de beveiligingen met een stoorschrijving (comtrade-file) zijn toegestaan.

o De stoorschrijving staat ingesteld op pickup-beveiliging, dat wil zeggen zodra een drempel aanloopt (start) dient er een comtrade-file aangemaakt te worden.

o Op vraag stuurt de DNG de comtrade-files door op een meldingsadres van de DNB via een specifieke functionele mailbox “[email protected]”. Dit kan gebeuren ter gelegenheid van een inschakelstroom van transformator of een piekstroom. De mailbox is enkel te gebruiken voor dit type meldingen.

13.C Specifieke eisen aan de gecombineerde lastscheidingsschakelaar

(Ter aanvulling van C2/112, §13.3.2) De netopbouw bij Eandis is zodanig ontworpen dat een transformator met een vermogen hoger dan 630 kVA bijna nergens mogelijk is met een LSS met smeltveiligheden. Omwille van de netselectiviteit gebruikt men :

• een gecombineerde lastscheidingsschakelaar voor de beveiliging van transformatoren met een vermogen tot en met 630 kVA (een gecombineerde lastscheider met smeltveiligheden is toegelaten);

• een vermogensschakelaar met indirect relais voor de beveiliging van transformatoren met een vermogen > 630 kVA (zie §13.B van dit document).

In geval van HS-smeltveiligheden als algemene beveiliging worden gebruikt, moeten de overstromen ten gevolge van overbelasting beveiligd worden via een LS –vermogensschakelaar, die permanent bereikbaar is voor de DNB. De stroominstelling van LS vermogensschakelaar is gebaseerd op het

• contractueel vermogen,

• geïnstalleerd vermogen van de transformator,

en maakt gebruik van een tijdsinstelling, die zo beperkt blijft als technisch mogelijk is. De instellingen worden bezorgd tijdens de aansluitingsstudie. Deze primeren t.o.v. standaard formules beschreven in hoofdstuk 13 van de C2/112 voorschriften. Er wordt verondersteld dat niet meer dan 20 m kabellengte wordt bewaakt in dit geval (cfr. §8.6 en §13.3.2 van de C2/112). Zoniet dient een oplossing met vermogensschakelaar met indirect beveiligingsrelais te worden voorzien. Wanneer de geïnstalleerde transformator 7 klemmen heeft en twee secundaire spanningen worden gebruikt, mag de klant het opgegeven vermogen in de aansluitstudie verdelen over de 2 spanningen, zodat de som kleiner of gelijk aan het opgegeven vermogen is (enkel voor telling op HS).

Page 25: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 25

13.D Minimumspanningsbeveiliging van het distributienet

(Ter aanvulling van C2/112, §13.4) Een minimumspanningsbeveiliging

• is verplicht vanaf een transformator met een vermogen ≥ 630 kVA (630 kVA

inbegrepen)

• kan ook voor kleinere geïnstalleerde vermogens en/of kleine netsecties worden

opgelegd door de plaatselijke netbeheerder indien het net dit vereist, bijvoorbeeld bij

kleinere netsecties (10 ….. 35 mm² Cu) en/of bij kleinere vermogens.

Indien de klant dit wenst, kan hij een vertraagde automatische herinschakeling voorzien. Het plaatsen van de elektronische foutstroomindicator is verplicht en geeft geen vrijstelling op het plaatsen van een minimumspanningsbeveiliging. In de toekomst kan, op aangeven van de netbeheerder, de minima op de algemene beveiliging worden vervangen door een gemotoriseerde MS uitrusting en elektronische foutstroomindicator met telebediening.

13.E Toegestane standaardschema’s voor automatische wederinschakeling

(Ter aanvulling van C2/112, §13.4.3) Automatische weder-indienststelling geassocieerd met minimumspanningsbeveiliging

De klant moet zich voldoende beschermen tegen de gevaren van spanningsterugkeer na een storing of spanningsdips – ongeacht de verplichting om al dan niet een minimumspanningsbeveiliging te plaatsen (bv. motoren, pompen, …).

14 Aarding van cabines

(Ter aanvulling van C2/112, §14) Het HS-distributienet wordt in globale aarding volgens art. 98 van het AREI uitgebaat op het uitbatingsgebied van Eandis tenzij expliciet anders vermeld. Voorzie elke cabine van 3 aparte aardingsdoorvoeringen (= 1 doorvoering per aardingsdraad)

• 2 voor de aardingslus

• 1 voor diepteaarding

15 Zichtbare scheiding op LS

(Ter aanvulling van §15.2 - zichtbare scheiding vermogenstoepassingen) Standaard bevindt de zichtbare scheiding zich steeds in hetzelfde lokaal als de olietransformator waarmee zij elektrisch verbonden is. De zichtbare scheiding moet geplaatst worden in het lokaal zelf of aan de andere kant van de muur.

Page 26: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 26

16 Hulpvoedingen

16.A Hulpvoedingen op 24/48 V d.c. (AUX type B)

(Ter aanvulling van C2/112 §16.4 Hulpvoedingen op 24/48 V d.c. [aux type B] ) Een hulpvoeding op 24/48 V d.c. (AUX type B) is verplicht voor het relais met hulpvoeding (zie hoofdstuk 13). 230 V a.c. is steeds verplicht in de cabine aanwezig en beschikbaar op een 2-polig 16A schakelaar (zowel AUX type A als type B). (Ter aanvulling van C2/112, §16.2 - tabel) De uitvoering voor de “RTU voor signalisatie en bediening” wordt beschreven in het document “Technische specificaties telecontrolekast”. U kunt deze terugvinden op de website van Eandis. Volgens dit schema moet de telecontrolekast gevoed worden met 230VAC spanning komende uit een UPS die de klant voorziet. Deze laatste zorgt voor een gewaarborgde voeding waarmee het vermogen Pnom van de telecontrolekast (50VA) gedurende minimaal 5 uur kan gewaarborgd worden. Dit komt overeen met een minimale capaciteit van 250Wh.

17 Smart Grid

(Ter aanvulling van C2/112, §17) De technologie voor smart grid toepassingen is op heden ter studie binnen Eandis. De beschikbare toepassingen & bijhorende voorschriften zijn terug te vinden op de Eandis website. De beschreven vooruitrustingen in het C2/112 hoofddocument moeten nog niet standaard worden voorzien. Deze worden enkel in concrete pilootcases toegepast en maken deel uit van een specifieke studie.

18 DNG rechtstreeks aangesloten op een TS

18.A Beveiliging

(Ter aanvulling van C2/112 §18.7) De standaard uitvoering voor rechtstreekse aansluiting is gebaseerd op differentieelbeveiliging. Zie C2/112 Bijlagen § 3.3.2 “Rechtstreekse aansluiting met 2x IDIFF of 2x gerichte IMAX- Schema B02”. Dit houdt in dat de aankomstcellen steeds een VS hebben, die kunnen aangestuurd worden door deze beveiliging. De directionele MAX I beveiliging (zie C2/112 § 18.7.3) is niet toegestaan binnen Eandis. Deze uitvoering is namelijk niet compatibel met het plaatsen van decentrale productie bij de rechtstreekse klant (zonnepanelen, windmolens, WKK’s,…).

Page 27: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 27

Beveiliging voedende kabels (Ter aanvulling van C2/112 §18.7.4) De differentieelbeveiligingsfunctie en overstroomdrempels worden door de DNB geleverd en ingesteld. Deze twee functies zijn nu verwerkt in 1 toestel. Dit toestel wordt opgesteld in een speciale hulpkast. De uitvoering van deze opstelling en randvoorwaarden (voeding, afmetingen, TI’s, …) zijn beschreven in het document “Aansluiting op middenspanning van rechtstreekse klanten met differentiaal beveiligde voedingskabels”. Dit document is terug te vinden op de website van Eandis. Beveiliging vertrekken DNG

De vertrekkende feeders dienen qua instelling van de beveiliging conform te zijn aan de instelwaarden die door de DNB zijn meegedeeld. Deze instelwaarden gaan voornamelijk over instellingen rond kortsluitingen & aardfouten. Het verslag van de instelling en de beproeving van de beveiligingen van de verschillende vertrekken wordt opgestuurd naar de DNB bij keuring, herkeuring en elke wijziging.

18.B Redundante voeding en een algemene beveiliging bij de DNB

(Ter aanvulling van C2/112 §18.2.3) Het schema vermeld in §18.2.3 wordt niet weerhouden voor Eandis. De facturatiemeting van een cabine van de DNG met rechtstreekse aansluiting vindt plaats in het TS of de door de DNB gelijkwaardig gestelde installatie en gebeurt via de driewattmetermethode. De aankomstcellen moeten vermogensschakelaars zijn en kunnen aangestuurd worden door een beveilging conform § 18.A.

19 Decentrale productie

(Ter aanvulling van C2/112, §19) De aanvullende technische voorschriften van decentrale producties zijn te vinden op de website van Eandis. Deze zijn vervat in diverse bijlagen die terug te vinden zijn onder publicaties voor klanten. De netontkoppeling (NOB) kan gebruik maken van het spanningssignaal van de meettransformatoren onder de volgende strikte voorwaarden:

• Het maximale vermogen van de meettransformatoren wordt niet overschreden.

• Het betreft enkel de toestellen netontkoppelbeveiliging, richtingsgevoelige beveiliging

en de facturatiemeter.

• Deze toestellen aangesloten op de meetkringen bevinden zich in het zelfde lokaal op

beperkte afstand en maakt gebruik van hetzelfde type en kleuraanduidingen als de

facturatie meting.

• Alle spanningsmeetkringen worden apart beveiligd met smeltveiligheden per toestel.

• Het vermogen van de meetkringen overschrijdt niet de waarden opgegeven in

C2/112, §9.3.3 + §9.4.4.

Bij speciale situaties met een meting op hoogspanning en < 1000 kVA totaal opgesteld productievermogen kunnen afwijkingen rond de meetplaats en -spanning aangevraagd worden. Dit wordt beoordeeld tijdens het aansluitproces op basis van een ééndraadsschema en het inplantingsplan met de fysische locaties.

Voor dossiers met totaal opgesteld vermogen 1000 kVA is altijd meting op HS vereist.

Page 28: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 28

(Ter aanvulling van C2/112, §19.3.2) Een kopie van het verslag van het gelijkvormigheidsonderzoek van de DP moet bij de cabine aanwezig zijn. (Ter aanvulling van C2/112, §19.5) De backup met een stroomopwaarts gelegen vermogensschakelaar kan afwijken volgens het concept, de netconfiguratie en de modaliteiten van de decentrale productie. Dit wordt beoordeeld in de aansluitstudie. (Ter aanvulling van C2/112, §19.7.3.2 Netontkoppeling – Werkingsprincipe van de back-up beveiliging) De modaliteiten van backup beveiliging staan vermeld in de technische bijlage rond netontkoppeling op de Eandis website.

20 Net-Noodvoeding

(Ter aanvulling van C2/112, §20) Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de type net-noodvoedingen op basis van volgende criteria:

• Statische UPS (bvb. batterijen) of roterende machines (generatoren)

• Noodvoedingen die enkel in noodsituaties kunnen voeden en noodvoedingen die

tijdens normale situaties energie kunnen terugvoeden naar het net (vb. combinatie

zonnepanelen & batterij)

Functies Voorbeeld Reglement

Statische UPS

Enkel voeding noodgebruikers Productnorm

Statische UPS

Voeding noodgebruikers + injectie stroomopwaarts

Combinatie batterij + zonnepanelen

C2/112 §19 (*)

+ C10/11

Roterende machine

Enkel voeding noodgebruikers – nooit parallel – altijd eilandwerking

(Break before make)

Diesel noodgroep die nooit parallel

gaat

C2/112 § 20 (*)

Roterende machine

Eiland en parallelwerking C2/112 §19 (*)

+ C10/11 + Voorschriften

Eandis

(*) C2/112 = C2/112 + TVS LB-E-HS 001 Eandis

Page 29: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 29

20.A Roterende net-noodvoeding zonder parallelwerking (Ter aanvulling van C2/112 §20) De noodgenerator moet steeds langs de laagspanningszijde van de transformator op het net gekoppeld worden. Aangepaste beveiligingen moeten voorzien worden om niet parallel met het distributienet te draaien en het distributienet niet accidenteel onder spanning te brengen (dus het bedrijf mag uitsluitend in eiland werken). Dit wordt standaard uitgevoerd via een mechanisch vergrendelde omschakelaar. Dit zorgt ervoor dat slechts één van beide kan ingeschakeld worden en het distributienet niet onder spanning wordt gezet door de noodgenerator. Een mechanische omschakelaar wordt vrijgesteld van controle ter plaatse. Zodra meerdere noodgeneratoren of noodvoedingen voorkomen, is een supervisiesysteem nodig dat de standen van deze schakelaars volgt en een digitaal logboek bijhoudt. Een elektrisch vergrendelde omschakeling is per uitzondering toegestaan mits volgende voorwaarden:

• Een wederzijdse vergrendeling op basis van de respectievelijke standen van beide

schakelaars op basis van bedrading.

• De stand van de schakelaars moet zichtbaar zijn op een synoptisch schema in de

cabine.

• Dit dossier moet voorgelegd worden aan de DNB.

20.B Roterende net-noodvoeding met parallelwerking

(Ter aanvulling van C2/112 §19 & C10/11) Deze voorschriften zijn onder “bijlage modaliteiten noodgroepen” beschikbaar op de website van Eandis.

Page 30: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 30

21 Wijzigingen aan of herindienstneming van een cabine

21.A Algemene beveiliging

(Ter aanvulling van C2 / 112 §21.3.1.4) Het beveiligingsrelais voor de algemene beveiliging is steeds van het indirecte type, want een direct relais is nooit uitgerust met een ingestelde homopolaire beveiliging en is dus nooit selectief.

21.B Synoptiek

(Ter aanvulling van C2 / 112 §21.3.2.3) De te installeren FU’s worden onderworpen aan de goedkeuring van de DNB, die onder andere nagaat dat de synoptiek voldoet aan §1.2.27 van de TST 19-2 specificatie. Deze TST wordt door Eandis ter beschikking gesteld.

22 Risicoanalyse cabine van de DNB

(Ter aanvulling van C2/112, §22) Alvorens er wordt overgegaan tot indienststelling dient de DNG de risicoanalyse van de desbetreffende installatie opgesteld door de preventieadviseur van de DNG, aan EANDIS te bezorgen.

Page 31: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 31

23 Voorschriften volgens boek – bijlagen C2/112

(Ter aanvulling van C2/112 Bijlagen, §3.4.2)

Gewijzigd ééndraadschema “Schema 3bis DP a) 1MVA = DP – 1 Tfo INT – D – HS” volgens de groen gemarkeerde rechthoek. De kabel tussen de 2 gebouwen moet eveneens mechanisch beschermd worden.

Mx

Schema 3bis DP a) ≤ 1 MVA DP - 1 Tfo INT – D-HSVersie 2.5 – 2014.10.23

KxN KxN

Aankomstcel VertrekcelAlgemene

beveiliging DNG

DxN

*: Vertraagde minima volgens

verplichting van de DNB

LS bord DNG kan zowel in het schakellokaal als een ander

lokaal opgesteld worden (geen voorschriften vanuit DNB)

Meetcel

*

AUX

klant

Lokaal cfr C2/112

NOB

Meetspanning **

P.O.

B.O.

~ Decentrale Productie ≤ 1 MVA

De back-up ontkoppeling kan ook op

de algemene LS schakelaar of op de

HS-schakelaar geplaatst worden.

Meting

Een vermogensschakelaar

mag eveneens geplaatst

worden.

HOV

Indien de afstanden te groot zijn zie schema 4.

De LSS LS moet in het lokaal van de trafo staan.

Een opstelling in de directe nabijheid van het

lokaal is NIET toegestaan.

De LSS LS is niet gepositioneerd waar de boog

zich kan expanderen (vb. droge trafo, BB20-

expansie in trafolokaal,...).

HOV

M

AUX

Type A

Indien een droge trafo wordt gebruikt, dient deze

opgesteld in aparte ruimte met drukvaste

wanden (≥125 hPa)

**: Het spanningssignaal kan op de TP’s voor de

meting genomen worden indien zowel de

bekabeling als de klemmenstrook volledig

ontoegankelijk is voor de DNG (zie hoofdstuk 9)

Tussenafstand =

max. 10 m

Mechanische

bescherming

Lengte =

max. 20 m

Page 32: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 32

(Ter aanvulling van C2/112 Bijlagen, §3.4.3) Gewijzigd ééndraadschema “Schema 3bis DP b) > 1MVA = DP – 1 Tfo INT – D – HS” volgens de groen gemarkeerde rechthoek. De kabel tussen de 2 gebouwen moet eveneens mechanisch beschermd worden.

DxNDxN Mx

Schema 3bis DP b) > 1 MVA DP - 1 Tfo INT – D-HSVersie 2.5 – 2014.10.23

KxN KxN

Aankomstcel VertrekcelAlgemene

beveiliging DNG

*: Vertraagde minima volgens

verplichting van de DNB

LS bord DNG kan zowel in het schakellokaal als een ander

lokaal opgesteld worden (geen voorschriften vanuit DNB)

Meetcel

*

AUX

DNG

Lokaal cfr C2/112

Meetspanning **

P.O.

B.O.

~ Decentrale Productie > 1 MVA

De back-up ontkoppeling kan ook op

de algemene LS schakelaar of op de

HS-schakelaar geplaatst worden.

Meting

Een vermogensschakelaar

mag eveneens geplaatst

worden.

HOV

Interface

Imax

Stroommeting

Indien de afstanden te groot zijn zie schema 4.

De LSS LS moet in het lokaal van de trafo staan.

Een opstelling in de directe nabijheid van het

lokaal is NIET toegestaan.

De LSS LS is niet gepositioneerd waar de boog

zich kan expanderen (vb. droge trafo, BB20-

expansie in trafolokaal,...).

HOV

M

AUX

Type B

RTU DNB

Indien een droge trafo wordt gebruikt, dient deze

opgesteld in aparte ruimte met drukvaste wanden

(≥125 hPa)

**: Het spanningssignaal kan op de TP’s voor de

meting genomen worden indien zowel de

bekabeling als de klemmenstrook volledig

ontoegankelijk is voor de DNG (zie hoofdstuk 9)

Tussenafstand =

max. 10 m

Mechanische

bescherming

Lengte =

max. 20 m

Page 33: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 33

(Ter aanvulling van C2/112 Bijlagen, §3.4.5) Gewijzigd ééndraadschema volgens de groen gemarkeerde rechthoek: “Schema 5bis DP – 1 DNG – meerdere vertrekken DP / DP buiten cabine = DP – 2 Tfo INT/EXT – D – HS” Zoals, In de figuur werd na de tekst stroommeting “(>1 MVA)” toegevoegd ter verduidelijking, want het stond ook al in de tekst bij ***.

Dx

NT

xT

Dx

NM

x

Sch

em

a 5

bis

DP

– 1

DN

G –

me

erd

ere

ve

rtre

kke

n D

P / D

P b

uite

n c

ab

ine

DP

- 2

+ T

fo IN

T/E

XT

– D

-HS

Ve

rsie

2.5

– 2

01

4.1

0.2

3

Kx

NK

xN

Aa

nko

mstc

el

Ve

rtre

kce

lA

lge

me

ne

be

ve

ilig

ing

DN

G

*: V

ert

raa

gd

e m

inim

a v

olg

en

s v

erp

lich

tin

g v

an

de

DN

B

De

DN

B h

ee

ft g

ee

n s

pe

cifie

ke

eis

en

vo

or

de

insta

llatie

va

n d

e D

NG

bu

ite

n d

e h

oo

fdca

bin

e.

Me

etc

el

*

Ve

rmo

ge

nssch

ake

laa

r m

et in

ge

ste

lde

ho

mo

po

laire

be

ve

ilig

ing

ve

rplic

ht

Ind

ivid

ue

le b

eve

ilig

ing

cfr

. A

RE

I

**

**

**: V

ert

raa

gd

e m

inim

a v

olg

en

s v

erp

lich

tin

g v

an

de

DN

B –

op

ge

ste

ld o

p d

e in

div

idu

ele

be

ve

ilig

ing

va

n d

e tra

nsfo

rma

tor

Bij

me

erd

ere

tra

fo’s

wo

rdt A

UX

bij

vo

ork

eu

r a

an

ge

slo

ten

op

de

tra

nsfo

rma

tor

die

he

t m

ee

ste

in

die

nst za

l zijn

.

Tra

nsfo

rma

tore

n k

un

ne

n o

pg

este

ld w

ord

en

in

he

t

sch

ake

lloka

al o

f e

lde

rs.

~P

.O.

B.O

.DP

al d

an

nie

t o

p e

en

an

de

re lo

ca

tie

op

ge

ste

ld

***:

Va

na

f d

ece

ntr

ale

pro

du

ctie-e

en

he

de

n o

p v

ers

ch

ille

nd

e

ve

rtre

kke

n (

> 1

0 k

VA

) zijn

HS

TP

’s v

erp

lich

t – z

ow

el vo

or

de

mu

ltifu

nctio

ne

le b

eve

ilig

ing

als

vo

or

de

NO

B. V

oo

r D

P o

p é

én

tra

fo b

uite

n d

e c

ab

ine

zijn

eve

ne

en

s H

S T

P’s

ve

rplic

ht.

Ee

n m

ultifu

nctio

ne

le b

eve

ilig

ing

is p

as v

erp

lich

t va

na

f >

1M

VA

de

ce

ntr

ale

pro

du

ctie

(so

m v

an

alle

pro

du

ctie

va

n d

e D

NG

)

He

t sp

an

nin

gssig

na

al ka

n o

p d

e T

P’s

vo

or

de

me

tin

g g

en

om

en

wo

rde

n in

die

n z

ow

el d

e b

eka

be

ling

als

de

kle

mm

en

str

oo

k

vo

lled

ig o

nto

eg

an

ke

lijk is v

oo

r d

e D

NG

(zie

ho

ofd

stu

k 9

).

Me

ets

pa

nn

ing

***

P.O

.

B.O

.

De

ce

ntr

ale

Pro

du

ctie

Ima

x

EN

/

OF

Str

oo

mm

etin

g (

1 M

VA

) **

*

HO

V

RT

U

DN

B**

*

NO

B /

Inte

rfa

ce

***

Me

tin

gA

UX

Typ

e A

/B**

*

M

~

Page 34: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 34

24 Lijst met bijlagen

Bijlage 1: Gebruikte afkortingen AREI : Algemeen reglement op de Elektrische Installaties AV : Aanvullende voorschriften CREG : Federale Regulator: Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het

Gas DP : Decentrale Productie FSI : FoutStroomIndicator (= kortsluitverklikker) HS : Hoogspanning LS : Laagspanning NOB : NetOntkoppelBeveiliging SYNERGRID : Beroepsfederatie van de netbeheerders elektriciteit en aardgas in België TFO : TransFOrmator TVS : Technische VoorSchriften TST : Technische Specificatie / Specification Technique VDS : Volt Detection System (= spanningsdetector) VREG : Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt WKK : Warmtekrachtkoppeling

Bijlage 2: Overzicht minimumwaarden omsloten HS-schakelapparatuur Elektrische karakteristieken bij nominale voedingsspanningen tot en met 15 kV

GEHELEN

Toegekende spanning (Ur) • 17,5 kV

Toegekende permanente stroom (Ir) • 630 A (*)

Korteduurstroom (Ith) • 20 kA - 1 s (*)

Piekwaarde van de stroom (Idyn) • 50 kA

Korteduurstroom van de aardingskringen • 2 kA - 1 s

Weerstand tegen interne boog • 14 kA - 1 s (*)

Spanningsaanduiders Netten 10 kV • 10-16 kV

Netten < 10 kV • 5-11 kV

Opwarmingsproef - gedissipeerd vermogen van de smeltveiligheden

• 40 W

SCHAKELAAR - SMELTVEILIGHEIDSCOMBINATIES

Toegekende permanente stroom (Ir) • 63 A

AARDINGSSCHEIDER STROOMAFWAARTS VAN EEN SCHAKELAAR-SMELTVEILIGHEIDSCOMBINATIE

Inschakelvermogen • 0 of 5 kA (indien aanwezig)

VERMOGENSSCHAKELAAR

Toegekende permanente stroom (Ir) • min. 630 A (*)

(*) hogere waarden kunnen vereist zijn in functie van de kabelsectie (zie § 11.A)

Page 35: Aanvullende voorschriften bij Synergrid C2/112 (03.2015) … · 2019-02-25 · FASE 2: Algemeen: opmerking bij het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit van de VREG Voor aansluitvermogens

Versie 01/09/2015 35

Afmetingen modulair type (in mm) Kabelcellen dewelke worden beheerd door de DNB (voor aansluiting van de lus) dienen bij laterale aansluiting een mininimumbreedte te hebben van 500 mm.

Aardingsbollen Aardingbollen vervaardigd uit een koperlegering F65 (kuprodur) bestand tegen een Icc van 10kA, met een kogeldiameter van 20mm volgens DIN 48088/teil1 Fluvius System Operator cvba | Brusselsesteenweg 199, 9090 Melle | www.fluvius.be | Fluvius is op 1 juli ontstaan uit de fusie van de netbedrijven Eandis en Infrax | T 078 35 35 34 | BTW BE 0477 445 084| RPR Gent, afdeling Gent | IBAN BE16 0910 1312 8674