Aansluitvoorwaarden OMS Meldkamer GMC · Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011...
Transcript of Aansluitvoorwaarden OMS Meldkamer GMC · Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011...
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 1
Aansluitvoorwaarden OMS
Meldkamer GMC
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 2
AANSLUITVOORWAARDEN OMS MELDKAMER GMC
Het Openbare Meld Systeem Vanwege de EN 54-21 en de NEN 2535 heeft de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid besloten de infrastructuur
van het Openbaar Meldsysteem (OMS) te vernieuwen. Na een aanbestedingsprocedure is opdracht verstrekt aan
KPN B.V. die ook de vernieuwing heeft uitgevoerd en het systeem beheert. Met de vervanging van het OMS
systeem is de kwaliteit de komende jaren gewaarborgd en voldoet het systeem aan de laatste Europese en
Nederlandse normen.
Wees bewust van uw rol
Voor u als eigenaar of beheerder van een of meerdere gebouwen is de veiligheid van uzelf en iedereen die daarin
verblijft van levensbelang. Toch wordt dit vaker als een gegeven gezien en niet als een situatie waar zowel uzelf
en uw organisatie als de brandweer een actieve rol in spelen. Daarnaast zijn er ook andere partijen, zoals uw
installateur die een taak hebben in het realiseren van optimale brandveiligheid voor uw organisatie. In deze
aansluitvoorwaarden zijn daarom alle taken, verantwoordelijkheden en werkwijzen vastgelegd die tot een goed
samenspel leiden, zowel in crisissituaties als bij het voorkomen daarvan.
Terugdringen nodeloze brandmeldingen
Nodeloze brandmeldingen zijn een serieus probleem: zeker 85% van de meldingen blijkt nodeloos te zijn. Loze
brandmeldingen tasten de geloofwaardigheid van brandmeldingen in uw bedrijf aan. Hierdoor kan er een
laconieke of geïrriteerde houding ontstaan en is de kans groot dat uw personeel niet meer alert reageert.
Brandmeldingen brengen ook altijd voor één of meerdere medewerkers een werkonderbreking met zich mee.
Daarnaast leggen loze brandmeldingen een groot beslag op de capaciteit van de brandweerkorpsen.
Brandweervoertuigen begeven zich, met de nodige risico’s, met zwaailicht en sirene in het verkeer naar een
adres waar niets aan de hand blijkt te zijn. Vrijwillige brandweermedewerkers worden gealarmeerd en verlaten
onnodig hun werkplek. Om dit te voorkomen hebben wij uw medewerking nodig
Wat u moet doen?
Met deze aansluitvoorwaarden wil de brandweer u de noodzakelijke kennis verstrekken en bewust maken van uw
rol als eigenaar of beheerder van het Openbaar Meldsysteem. Voor het terugdringen van nodeloze meldingen
dient u te voldoen aan de prestatie-eis voor brandmeldinstallaties die in de NEN 2535* is opgenomen. Verder
wordt ook in NEN 2654* een aantal (onderhouds) eisen aan uw brandmeldinstallatie gesteld. In deze
aansluitvoorwaarden vindt u alle informatie en voorwaarden om op juiste wijze invulling te geven aan het beheer,
onderhoud en de controle van uw brandmeldinstallatie. Deze aansluitvoorwaarden maken deel uit van uw
aansluitovereenkomst voor het Openbaar Meldsysteem. Neem hier kennis van en zorg vervolgens dat binnen uw
organisatie de nodige maatregelen getroffen worden - precies zoals dit bij alle betrokken partijen gebeurt- zodat
wij sámen werken aan optimale veiligheid.
* Voor meer informatie kijk op: www.nen.nl
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 3
Inhoudsopgave
ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN ................... ............................................................................ 4
ARTIKEL 2. BESCHIKBAARSTELLING AANSLUITING......... ................................................................... 7
ARTIKEL 3. BETALING ................................ ............................................................................................ 9
ARTIKEL 4. VOORWAARDEN TEN AANZIEN VAN BRANDMELDINS TALLATIES ..................................11
ARTIKEL 5. AANSPRAKELIJKHEID....................... .................................................................................14
ARTIKEL 6. VERRICHTINGEN VAN DE BEHEERDER VAN HET O MS EN DE GMC ................................15
ARTIKEL 7. VERPLICHTINGEN ABONNEE.................. ...........................................................................16
ARTIKEL 8. GESCHILLEN.............................. .........................................................................................19
ARTIKEL 9. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN............ ....................................................................19
BIJLAGE 1 OMS DOORMELDAPPARATUUR AANSLUITSCHEMA’S
BIJLAGE 2: INSTALLATIE M.B.T. OBJECT SITUATIE BIJ 230V VOEDING
BIJLAGE 3 TEST-, ONDERHOUD- EN INSPECTIEFREQUENTIES VAN DE BRANDMELD- EN
SPRINKLERINSTALLATIE
BIJLAGE 4 HOE TE HANDELEN BIJ EEN BRANDMELDING
BIJLAGE 5. WAT TE DOEN BIJ STORINGSMELDING VAN UW BRANDMELDINSTALLATIE
BIJLAGE 6 LIJNONDERBREKING VAN DE SECUNDAIRE EN PRIMAIREVERBINDING
BIJLAGE 7 WERKWIJZE WEKELIJKSE / MAANDELIJKSE TEST
BIJLAGE 8 WERKWIJZE TESTMELDING VOOR HALF / JAARLIJKS CERTIFICERING
BRANDMELDINSTALLATIE EN BRANDBEHEERSINGS- EN BRANDBLUSSYSTEEM
BIJLAGE 9 IN ONDERHOUD ZETTEN VAN UW BRANDMELDINSTALLATIE
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 4
ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN
In deze aansluitvoorwaarden zijn onderstaande begrippen van belang en gelden de begripsomschrijvingen
van de laatste uitgave van NEN 2535, NEN 2654-1 en de NEN/EN54-reeks.
1.1 Aansluitnummer:
Het nummer waarmee de brandmeldcentrale wordt aangesloten op het openbaar meldsysteem
(OMS) van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
1.2 Aansluitvoorwaarden OMS:
De door het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid vastgestelde gezamenlijke
voorwaarden waaronder aansluiting op het OMS mogelijk is.
1.3 Abonnee:
Degene die een overeenkomst heeft afgesloten inzake aansluiting op het OMS met doormelding aan
de GMC (Gemeenschappelijke Meld Centrale van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.)
1.4 Abonnement:
De overeenkomst waarbij enerzijds de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en anderzijds de abonnee
de verplichtingen op zich neemt en derhalve nakomt zoals verwoord in deze voorwaarden.
1.5 Brandbeveiligingsinstallaties:
Installaties die in geval van een brandmelding automatisch worden geactiveerd en dienen voor het
bestrijden van brand en het beperken van ongevallen en/of schade door brand.
1.6 Branddetectiebedrijf
Bedrijf dat verantwoordelijk is voor het ontwerp, de levering, de montage en het onderhoud van de
installatie, en die verantwoordelijk is voor de compatibiliteit van de in de installatie toegepaste
componenten en onderdelen.
1.7 Beheerder:
KPN B.V. handelt namens de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid als beheerder van het OMS
1.8 Bevoegde autoriteit
De bevoegde autoriteit is het bevoegd gezag, in de meeste gevallen het gemeente bestuur primair of
diens gemachtigde die de toepassing van de brandmeldinstallatie heeft geëist en/of moet goedkeuren
in verband met het aansluiten van de brandmeldinstallatie op het ontvangststation voor
brandmeldingen. Daarnaast kan ieder ander rechtspersoon als eisende partij optreden, zoals de
brandverzekeraars. Deze eisende partijen zullen de uitgangspunten voor de brandmeldinstallatie
moeten vastleggen in het PvE conform de NEN 2535
1.9 Brandmeldcentrale (BMC)
Apparatuur waarmee de melder kan worden voorzien van spanning, en die
a) wordt gebruikt om:
• signalen te ontvangen van de aangesloten melders;
• te bepalen of deze signalen representatief zijn voor een brandalarmtoestand;
• een dergelijke brandalarmtoestand akoestisch en optisch weer te geven;
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 5
• de locatie van de meldingen weer te geven;
• mogelijkerwijs al deze informatie te registreren;
b) wordt gebruikt om het correct functioneren van de installatie te bewaken en akoestisch en optisch
iedere storing te signaleren (bijv. kortsluiting, onderbreking van de melderlus, of storing in de
energievoorziening);
c) indien vereist, in staat is het brandalarm door te geven, bijvoorbeeld:
• naar akoestische en optische brandalarmeringsapparatuur;
• met doormeldapparatuur naar het ontvangststation voor brandmeldingen;
• met besturing van automatische beveiligingsapparatuur naar een automatische
brandblusinstallatie;
d) indien vereist, in staat is storingen door te geven met doormeldapparatuur naar een
ontvangststation voor storingsmeldingen.
1.10 Brandmeldinstallatie (BMI)
Een volgens de voorschriften ontworpen, geprojecteerd, geïnstalleerd en in bedrijf gesteld stelsel van
op elkaar afgestemde apparatuur, leidingen en toebehoren van leidingen, die nodig zijn voor het
detecteren en melden van brand. OPMERKING de eisen waaraan een brandmeldinstallatie moet
voldoen zijn beschreven in NEN 2535.
1.11 Brandweer:
De brandweer van de gemeente/regio waarin het object van de abonnee is gelegen.
1.12 Brandweerpaneel:
Paneel, zijnde de brandmeldcentrale of een speciaal voor dit doel uitgevoerd paneel, waarop de voor
de brandbestrijdingsorganisatie noodzakelijke signalering en bedieningselementen aanwezig zijn
1.13 Certificaat
Geldig certificaat als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties of een ander erkende en
geaccrediteerde certificeringregeling voor vast opgestelde brandblus – of
brandbeheersingsinstallaties beheerd door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
(CCV).
1.14 Commandant:
De commandant van de brandweer van de gemeente/district/regio waarin het object van de abonnee
gelegen is.
1.15 Doormeldapparatuur voor brandmeldingen:
Alle apparatuur inclusief bijbehorende communicatie-infrastructuur (digitale lijnverbindingen) die
dienen voor het doorgeven van een brandmelding van de brandmeldcentrale aan de GMC.
1.16 Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen:
Alle apparatuur inclusief bijbehorende communicatie-infrastructuur (digitale lijnverbindingen) die dient
voor het doorgeven van een storingsmelding van de brandmeldcentrale naar een ontvangststation
voor storingen.
1.17 Gebruiker
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 6
Verantwoordelijke persoon voor het beheer van een brandmeldinstallatie, of de eigenaar van een
brandmeldinstallatie.
1.18 Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS):
Het systeem dat een “brand”-uitrukadres genereert op grond van de via de OMS-infrastructuur
doorgemelde brandmelding.
1.19 Gemeenschappelijke Meldcentrale (GMC):
Gemeenschappelijke Meldcentrale van Politie, Brandweer en Ambulancedienst van de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
1.20 Gemeente:
De gemeente waarin het object van de abonnee is gelegen.
1.21 Hoofdmelder:
Het onderdeel van het OMS, aangebracht bij de abonnee, bestaande uit een signaaloverdrager, dat
nodig is om de koppeling tot stand te brengen tussen de brandmeldcentrale en de GMC via het OMS.
1.22 Object:
Perceel of opstal waarin een brandmeldinstallatie is aangebracht en waarvoor een abonnement is
afgesloten.
1.23 Openbaar meldsysteem (OMS):
Het systeem dat door de KPN B.V. wordt geëxploiteerd en dient voor de automatische doorgave van
brandmeldingen naar de GMC.
1.24 Opgeleid Persoon (Beheerder brandmeldinstallatie):
Persoon, al dan niet in dienst van de gebruiker, die beschikt over een vereist bewijs van
vakbekwaamheid en die is geïnstrueerd omtrent de hem/haar toevertrouwde taken en mogelijke
gevaren die zijn verbonden aan onjuist handelen.
1.25 Sleutelhouder:
Een persoon die binnen 15 minuten na alarmering van de brandweer ter plaatse is en in staat is de
brandmeldinstallatie te restten
1.26 Veiligheidsregio:
Het openbaar lichaam of diens rechtsopvolger die verantwoordelijk is voor de organisatie en
aansturing van de hulpverlening in spoedeisende situaties en bij rampen en waarvan de GMC
onderdeel uitmaakt. Deze aansluitvoorwaarden gelden voor het OMS van de Veiligheidsregio Zuid-
Holland Zuid.
1.27 Nodeloze brandmelding:
Een onechte of ongewenste brandmelding
1.28 Onderhouder:
Het branddetectiebedrijf dan wel diens gemachtigde, met de bevoegdheid voor het onderhouden van
brandmeldinstallaties.
1.29 Onechte brandmelding:
Een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 7
1.30 Ongewenste brandmelding:
Brandmelding als gevolg van de aanwezigheid van een op brand lijkend verschijnsel die niet het
gevolg is van een echte brand
1.31 Ontvangststation voor brandmeldingen:
Organisatie (instelling) van waaruit op ieder moment de nodige brandbestrijdings- en
beveiligingsmaatregelen in gang kunnen worden gezet.
1.32 Ontvangststation voor storingsmeldingen:
Een organisatie (instelling) van waaruit de noodzakelijke corrigerende maatregelen onmiddellijk in
gang gezet kunnen worden
1.33 OPTA:
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.
1.34 PAC:
Particuliere Alarm Centrale
1.35 Programma van Eisen (PvE):
Document waarin de uitgangspunten om te komen tot een brandmeldinstallatie op een eenduidige
wijze door de daartoe deskundige personen zijn vastgelegd en ondertekend
1.36 Rapport van Onderhoud:
Document van het branddetectiebedrijf/onderhouder waarin een overzicht wordt gegeven van de
installatie en wordt vastgelegd, dat de brandmeldinstallatie is onderhouden conform deze norm, in
bedrijf is en nog steeds voldoet aan de uitgangspunten zoals vastgelegd in het Programma van Eisen
1.37 Rapport van Oplevering:
Document van het branddetectiebedrijf waarin een overzicht wordt gegeven van de installatie en
wordt vastgelegd, dat de brandmeldinstallatie in bedrijf is en voldoet aan de uitgangspunten zoals
vastgelegd in het Programma van Eisen en tevens dat alle toegepaste componenten en onderdelen
van de installatie voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteit en compatibiliteit
1.38 Webportal:
Een via het Internet voor de abonnee toegankelijke applicatie voor aanvraag, opzeggen en beheer
van de abonneegegevens.
ARTIKEL 2. BESCHIKBAARSTELLING AANSLUITING
2.1 De Veiligheidsregio stelt een aansluiting op het OMS beschikbaar voor brandmeldinstallaties met
doormelding naar de GMC middels het OMS. De aansluiting heeft uitsluitend ten doel in geval van
brand een zo spoedig mogelijk optreden van de brandweer te bevorderen.
2.2 Een abonnement wordt aangevraagd door indiening van een ingevuld en ondertekend
aanvraagformulier. Bij het aanvraagformulier wordt een exemplaar van deze "Aansluitvoorwaarden
OMS" verstrekt. Met de ondertekening van het aanvraagformulier erkent de aanvrager, dat hij bekend
en akkoord is met de aansluitvoorwaarden.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 8
2.3 Indien een aanvraag ten behoeve van een rechtspersoon, bijvoorbeeld een vennootschap onder
firma of een commanditaire vennootschap wordt ingediend, moet de aanvrager ten behoeve van de
GMC of Veiligheidsregio middels overlegging van een uittreksel uit het handelsregister diens
bevoegdheid om deze rechtens te verbinden aantonen.
2.4 Rechtspersonen, vennoten van vennootschappen onder firma en van commanditaire
vennootschappen zijn gehouden van elke wijziging betreffende de personen of de bevoegdheden van
degenen die hen rechtens kunnen verbinden -zo mogelijk middels overlegging van een uittreksel uit
het Handelsregister- aan de Veiligheidsregio terstond kennis te geven.
2.5 Voordat een brandmeldinstallatie wordt aangesloten op het OMS, moet deze installatie gecertificeerd
zijn conform de Regeling Brandmeldinstallatie van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en
Veiligheid (afgekort: CCV). Een brandmeldinstallatie die al op het OMS is aangesloten dient binnen
een door het bevoegd gezag vastgestelde termijn te zijn gecertificeerd conform de regeling
Brandmeldinstallaties van het CCV. Indien de installatie niet kan worden gecertificeerd bij het CCV,
dient een onafhankelijke inspectie-instelling met een inspectierapport aan te tonen dat de installatie
voldoet aan het vooraf opgestelde en goedgekeurde PvE of basisdocument brandveiligheid. De
inspectie-instelling is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie (RvA) op basis van de norm ISO
17020 type A voor de verrichting “inspectie brandbeveiligingsinstallaties” (welke inspecteert conform
VVB09).
2.6 Looptijd van de overeenkomst vangt aan op de datum van het realiseren van de aansluiting, die
schriftelijk wordt vastgelegd middels een oplevering. De minimale looptijd bedraagt één jaar. De
overeenkomst wordt telkens stilzwijgend verlengd met een kalenderjaar. Na het eerste jaar kan het
contract met inachtneming van de opzegtermijn van 3 maanden tussentijds, gedurende het lopende
jaar, worden beëindigd.
2.7 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid is bevoegd, zonodig onverwijld dan wel met inachtneming van
een termijn van drie maanden, de aansluiting op te heffen indien:
2.7.1 Dit nodig is om redenen van technisch of algemeen belang;
2.7.2 Daartoe op grond van enig wettelijk voorschrift aanleiding bestaat;
2.7.3 De abonnee de verplichtingen niet nakomt.
De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid gaat bij de door de gemeente verplicht gestelde
brandmeldinstallaties niet eerder over tot opheffing van de aansluiting, totdat ter zake overleg heeft
plaatsgevonden met het betreffende bevoegd gezag.
2.8 Het bevoegd gezag is bevoegd, zonodig onverwijld, de aansluiting op te heffen indien:
2.8.1 Dit nodig is om redenen van technisch of algemeen belang;
2.8.2 De abonnee de verplichtingen niet nakomt;
2.8.3 Daartoe op grond van enig wettelijk voorschrift aanleiding bestaat.
Hiervan zal de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid in kennis worden gesteld.
2.9 Opzeggen van de overeenkomst dient schriftelijk en aangetekend te geschieden aan de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en op de webportal
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 9
ARTIKEL 3. BETALING
3.1 Voor het beschikbaar stellen van een aansluiting op het ontvangststation voor brandmeldingen,
worden eenmalige aansluitkosten en vervolgens abonnementskosten in rekening gebracht.
3.2 De abonnementskosten en overige tarieven worden jaarlijks bestuurlijk vastgesteld door het
Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en weergegeven in de tarievenlijst. De
tarievenlijst staat op de Webportal
3.3 De abonnementskosten worden door KPN B.V. namens de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid per
jaar vooraf geïnd bij voorkeur via automatisch incasso.
De volgende bepalingen zijn hierbij van kracht:
• In geval de abonnee zijn overeenkomst tussentijds opzegt conform artikel 2.6 worden de
abonnementsgelden voor de na de afsluiting resterende volle maanden van het lopende
kalenderjaar gerestitueerd, na aftrek van de aansluitkosten (geldt slechts voor het eerste
abonnementsjaar)
• Een uiterlijke betalingstermijn van 30 dagen.
3.4 Voor wijzigen of herstellen van de aansluiting, in opdracht van de abonnee, worden de daarvoor
benodigde apparatuur, de daarbij behorende binnenleiding inbegrepen en de door de beheerder
werkelijk gemaakte kosten in rekening gebracht na uitvoer van de werkzaamheden.
3.5 Indien de betalingsplicht in de loop van het jaar aanvangt worden de verschuldigde
abonnementskosten afgerond op hele maanden dat de abonnee is aangesloten op het OMS. De
maand van aanvang van de aansluiting inbegrepen.
3.6 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of KPN B.V. kunnen aan de abonnee de kosten in rekening
brengen van de testen die in verband met een juist functioneren van de brandmeldinstallatie en/of de
doormelding noodzakelijk zijn.
Als op verzoek van de abonnee meerdere testen van de doormelding moeten plaatsvinden dan voor
zijn situatie wettelijk zijn voorgeschreven, dan kunnen de werkelijk gemaakte kosten hiervoor in
rekening worden gebracht. Het bedrag van deze kosten wordt vastgesteld conform de tarievenlijst
zoals vernoemd in artikel 3.2.
Bij eerste aanleg vallen de kosten voor het testen van de doormelding door de beheerder onder de
eenmalige aansluitkosten.
3.7 Indien de aansluiting buiten bedrijf wordt gesteld en deze buitengebruikstelling te wijten is aan de
abonnee zelf, blijven de kosten voor rekening van de abonnee. Bij definitieve opheffing blijft voor wat
betreft de betaling de opzegtermijn van drie maanden van kracht.
3.8 Alle in artikel 3 bedoelde kosten moeten worden voldaan op de door de Veiligheidsregio Zuid-Holland
Zuid aangegeven wijze, dat zoals blijkt uit een gedagtekende kennisgeving, nota of andere
documenten verschuldigd is, binnen 30 dagen na genoemde dagtekening
3.9 Alle overige kosten, die de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid moet maken, tot behoud en uitoefening
van haar rechten uit deze overeenkomst, inclusief de buitengerechtelijke kosten komen ten laste van
de abonnee.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 10
3.10 De kosten voor huur en gebruik van de benodigde OMS infrastructuur zijn bij de abonnementskosten
inbegrepen. De kosten voor de aanleg van een nieuwe aansluiting worden bij de abonnee in rekening
gebracht conform de tarievenlijst.
3.11 De kosten voor bediening en bewaking van het OMS zijn bij de abonnementskosten inbegrepen.
3.12 Over de kosten wordt de van toepassing zijnde omzetbelasting in rekening gebracht.
3.13 Eventuele aanpassingen in de belastingen verband houdende met de in deze overeenkomst
genoemde kosten komen voor rekening van de abonnee.
3.14 De voor aansluiting benodigde wijzigingen aan de brandmeldinstallatie zijn voor rekening van de
abonnee.
3.15 Eventuele optredende storingen in de apparatuur geven de abonnee niet het recht betalingen uit te
stellen of achterwege te laten.
3.16 Indien door omstandigheden bij de abonnee gelegen, op de afgesproken aansluitdag geen
aansluiting kan plaatsvinden, zullen de kosten verband houdende met de hernieuwde inplanning aan
de abonnee in rekening worden gebracht. Zie tarievenlijst voor de kosten inzake een hernieuwde
inplanning.
3.17 Voor rekening van de abonnee blijven in ieder geval:
3.17.1 de door de abonnee gewenste verplaatsingen en overige veranderingen;
3.17.2 aanpassingen aan de brandmeldinstallatie;
3.17.3 alle kosten verbonden aan het opheffen, c.q. tijdelijk opheffen van de aansluiting op het
OMS en het eventueel herstellen van de aansluiting.
3.18 In geval van niet tijdige betaling
3.18.1 Indien de abonnee niet binnen de in artikel 3.3 bedoelde termijn heeft betaald, zal hij in
gebreke worden gesteld door KPN B.V. en zal hem een redelijke termijn van nakoming
worden gegeven. Indien de abonnee niet binnen de redelijk gestelde termijn nakomt is hij
vanaf dat tijdstip in verzuim
3.18.2 Vanaf de datum waarop de abonnee in verzuim treedt, is de beheerder gerechtigd de
wettelijke rente en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte in
rekening te brengen. Voor vergoeding komen in aanmerking die buitengerechtelijke kosten
die in redelijkheid zijn gemaakt en die qua hoogte redelijk zijn in verhouding tot de
openstaande vordering
3.18.3 Na eerste correspondentie aangaande aanmaning voor betaling kan de Veiligheidsregio
Zuid-Holland Zuid, bij uitblijven van betaling binnen twee maanden na eerste factuurdatum,
tot buitengebruikstelling van abonnee overgaan. Let wel, buitengebruikstelling leidt vaak tot
een behoorlijke beperking in het gebruik van het object conform de Woningwet en/of de
wet milieubeheer. Voor de gevolgen is de abonnee aansprakelijk.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 11
ARTIKEL 4. VOORWAARDEN TEN AANZIEN VAN BRANDMELDINS TALLATIES
Algemene eisen
4.1 De apparatuur die voor de totstandkoming en instandhouding van de aansluiting benodigd is mag
alleen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming daarvan.
4.2 De brandmeldinstallatie dient te voldoen aan het gestelde in de NEN 2535 “Brandveiligheid van
gebouwen; brandmeldinstallaties; systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen.” inclusief de
wijzigingsbladen, die ten tijde van de installatie geldig waren/zijn.
4.3 De brandmeldinstallatie dient te worden beheerd, gecontroleerd en onderhouden conform
NEN 2654-1 “Brandmeldinstallaties, eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud”.
4.4 De apparatuur behorende tot de brandmeldinstallatie moet voldoen aan de betreffende kwaliteits- en
functionele eisen zoals gesteld in de van toepassing zijnde NEN-EN 54-normen “Brandmeld- en
alarmstelsels”.
Aanvullende eisen
4.5 De kwaliteit van de apparatuur dient gegarandeerd te blijven.
4.6 Op de bedrijfsspanning van de brandmeldinstallatie mogen geen apparaten worden aangesloten, die
niet tot de brandmeldinstallatie behoren.
4.7 Een bouwwerk met een brandmeldinstallatie heeft een brandweeringang. Een brandweeringang wordt
automatisch ontsloten bij een brandmelding of wordt ontsloten met een systeem dat in overleg met de
brandweer is bepaald
De brandmeldcentrale
4.7 Bij de brandmeldcentrale of bij het brandweerpaneel moet aanwezig zijn:
4.7.1 voldoende reservemateriaal voor het verhelpen van kleine storingen;
4.7.2 testgereedschap;
4.7.3 reserve materiaal (glaasjes) t.b.v. handbrandmelders (zie NEN 2654);
4.8 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of lokaal bevoegd gezag zijn bevoegd, afhankelijk van de
specifieke plaatselijke omstandigheden, aanvullende technische eisen ten aanzien van de BMI te
stellen.
4.9 De BMC dient te zijn voorzien van voldoende aansluitingen voor het doormelden van brandmeldingen
en eventuele storingsmeldingen. Per criterium is één contact vereist.
De BMC dient minimaal te zijn voorzien van de volgende aansluitingen:
• Het doormelden van brandmeldingen naar de GMC;
• Het eventueel doormelden van storingen uit de BMI naar een ontvangststation voor
storingsmeldingen.
Afhankelijk van de situatie kunnen meerdere doormeldcriteria vereist worden. Zie schema in de
bijlagen voor details.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 12
4.10 Ten behoeve van het doormeldsysteem dient tussen de BMC en de hoofdmelder een voor
signaaloverdracht en elektrische voeding geschikte kabel beschikbaar te zijn. Deze kabel dient in een
geheel gesloten buissysteem te worden aangelegd en over functiebehoud bij brand (min. 30 minuten)
te beschikken conform NPR 2576. Naast bedoelde kabel is het mogelijk dat door de beheerder een
antennekabel ten behoeve van een draadloze signaaloverdracht wordt aangelegd.
4.11 Indien de doormeldunit geplaatst moet worden in een ruimte waar een sprinkler is aangebracht moet
de doormeldunit in een IP65 beschermde kast worden geplaatst. De kosten hiervoor zijn voor
rekening van de abonnee.
De doormelding
4.12 Brandmeldingen dienen automatisch te worden doorgemeld aan de GMC.
4.13 De doormelding van brand dient te geschieden via de doormeldapparatuur welke door middel van de
OMS infrastructuur in verbinding staat met de GMC. De gehele OMS infrastructuur wordt 24h per dag
7 dagen per week continu bewaakt.
4.14 De aansluiting van doormeldapparatuur geschiedt door of namens de Veiligheidsregio Zuid-Holland
Zuid en zal pas tot stand worden gebracht wanneer voldaan is aan de aansluitvoorwaarden. Na
installatie van de OMS hoofdmelder in het pand / object van abonnee, heeft de abonnee een periode
van 10 werkdagen om een certificering van de brandmeldinstallatie uit te laten voeren door een
daartoe geaccrediteerde instantie of een geldend certificaat te tonen of een inspectierapport met een
ja-conclusie te tonen en zodra het formele certificaat aanwezig is dit onmiddellijk toe te sturen aan
het bevoegdgezag. Gedurende deze periode wordt betrokken brandmeldinstallatie aangesloten op
het OMS maar zal de doormelding naar de GMC niet geactiveerd worden. Zodra de BMI is
gecertificeerd en/of een inspectierapport met een ja-conclusie aanwezig is, zal de doormelding naar
de GMC worden geactiveerd. Onafhankelijk van de uitkomst van het certificatieproces is en blijft de
abonnee verantwoordelijk voor het in bedrijf zijn van zijn brandmeldinstallatie en daaruit
voortvloeiende verplichtingen zoals opgenomen in de regelgeving. Het OMS abonnement wordt
geacht aan te vangen op moment van ondertekening van de OMS overeenkomst, ongeacht de
uitkomst van voornoemd certificatieproces. Indien geen geldig certificaat of een inspectierapport met
een ja-conclusie overlegd kan worden binnen 10 werkdagen na de aansluiting van de hoofdmelder
kan het bevoegdgezag beperkingen opleggen betreffende het gebruik van betrokken object / pand
conform de geldende regelgeving.
4.15 Het vertraagd doormelden vanuit de brandmeldinstallatie, is in principe niet toegestaan. Indien de
object- / pandeigenaar desondanks toch een vertragingstijd wil instellen dient hij hiertoe schriftelijk
toestemming te vragen aan het bevoegdgezag. De toestemming tot vertraging dient in een besluit te
zijn vastgelegd.
4.16 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of gemeente zijn gerechtigd speciale voorwaarden te
stellen met betrekking tot het voorkomen van ongewenste/onechte meldingen.
4.17 Ten behoeve van het doormeldsysteem dient een aparte voedinginrichting te worden aangebracht
welke voldoet aan NEN-EN 54-4. Deze gescheiden voeding dient op dezelfde eindgroep als de BMI
te worden aangesloten. (zie bijlagen 1 en 2)
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 13
4.19 Alle bestaande brandmeldinstallaties die voor 2003 op het OMS zijn aangesloten en die nog niet zijn
gecertificeerd conform de Regeling Brandmeldinstallaties, krijgen tot uiterlijk 2017 de mogelijkheid
om hieraan te voldoen. Indien de bestaande brandmeldinstallatie meer storingen en onechte
brandmeldingen veroorzaakt dan conform de NEN 2535 is toegestaan, kan de Veiligheidsregio Zuid-
Holland Zuid en/of de commandant brandweer de abonnee verplichten de installatie te laten
certificeren, zodat de kwaliteit wordt gegarandeerd.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 14
ARTIKEL 5. AANSPRAKELIJKHEID
5.1 De abonnee heeft generlei aanspraak op schadevergoeding ter zake van het, om welke reden dan
ook, niet of niet optimaal functioneren van de aansluiting op het ontvangstation voor brandmeldingen.
5.2 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of het bevoegdgezag en KPN B.V. is niet aansprakelijk voor
eventuele schade, ontstaan als gevolg van het tijdsverloop tussen de melding en de aankomst van de
brandweer.
5.3 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of het bevoegdgezag is niet aansprakelijk voor enige
schade of nadeel door de abonnee geleden als gevolg van de beëindiging, de opheffing of de
opzegging van de aansluiting, zoals bedoeld in artikel 3.
5.4 De abonnee is aansprakelijk voor alle schade die de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid lijdt als
gevolg van tenietgaan, verwaarlozing, misbruik of moedwillige beschadiging van de voor de
aansluiting gebruikte materialen. Beschadiging omvat mede abnormale slijtage, naar het oordeel van
de KPN B.V. en/of de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik
of onzorgvuldige behandeling.
5.5 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, en/of het bevoegdgezag is niet aansprakelijk voor schade aan
het object, ontstaan in verband met de aanleg, de aanwezigheid, de wijziging of de verwijdering van
de aansluitingsapparatuur. Iedere aansprakelijkheid voor gevolgschade dan wel bedrijfsschade wordt
in dit verband uitgesloten.
5.6 De abonnee vrijwaart de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of het bevoegdgezag voor alle
aanspraken, welke derden tegen deze mochten hebben of pretenderen te hebben ter zake van het
niet of niet optimaal functioneren van de aansluiting op de GMC, van het tijdsverloop tussen de
melding en de aankomst van de brandweer of vanwege de opheffing of opzegging van de aansluiting,
zoals bedoeld in artikel 3.
5.7 De abonnee, wanneer deze geen eigenaar is van het object, vrijwaart de KPN B.V., Veiligheidsregio
Zuid-Holland Zuid en/of het bevoegdgezag tegen vorderingen van de eigenaar ter zake van de
aanleg, instandhouding, wijziging of verwijdering van de aansluiting.
5.8 De abonnee blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het juist functioneren van de BMI, ook na een
melding aan de GMC.
5.9 De abonnee draagt vanaf de datum van installatie van de doormeldapparatuur het risico van
beschadiging en verlies van de apparatuur en onderdelen van de aansluiting.
5.10 Indien op verzoek van de abonnee de doormelding naar de GMC tijdelijk wordt verbroken of
uitgeschakeld, blijft de abonnee verantwoordelijk voor het functioneren van de BMI. Voor de gevolgen
van het niet opnieuw "in dienst melden" van de BMI blijft de abonnee aansprakelijk.
5.11 Alle overige niet uitdrukkelijk in deze voorwaarden genoemde aanspraken van de abonnee met
name, doch niet uitsluitend, ingevolge enigerlei schade samenhangend met of voortvloeiende uit de
werking van de apparatuur, zijn uitgesloten.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 15
5.12 De abonnee vrijwaart de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of het bevoegdgezag tegen alle
aanspraken van derden ter zake van verrichtingen door of namens de KPN B.V. in het kader van
deze voorwaarden.
5.13 Ter zake van schade, ontstaan in verband met aanleg, de aanwezigheid of de opruiming van de
aansluitingsapparatuur, beperkt de vergoedingsplicht van de KPN B.V. voor brandmeldingen jegens
de abonnee zich tot directe materiële schade.
5.14 Het bevoegdgezag is niet aansprakelijk voor schade of nadeel door u als abonnee geleden als gevolg
van het niet tijdig of niet juist herstellen (resetten) van uw brandmeld, brandbeheersings- en/of
brandblussysteem na een brandmelding.
ARTIKEL 6. VERRICHTINGEN VAN DE BEHEERDER VAN HET O MS EN DE GMC
6.1 De GMC waarschuwt de door de abonnee opgegeven functionaris zo spoedig mogelijk bij ingrepen in
de apparatuur van het ontvangstation voor brandmeldingen, bij storing of tijdelijke buiten bedrijf
stelling hiervan.
De KPN B.V. waarschuwt de door de abonnee opgegeven functionaris zo spoedig mogelijk bij
ingrepen in het OMS, bij storing of tijdelijke buiten bedrijf stelling
6.2 De GMC alarmeert naar aanleiding van een OMS melding de brandweer en tracht de abonnee
hiervan in kennis te stellen.
6.3 De KPN B.V. waarschuwt naar aanleiding van een automatische storingsmelding van de in het object
aanwezige brandmeldinstallatie zo spoedig mogelijk de abonnee dan wel de door de abonnee
opgegeven functionaris, mits deze bereikbaar is onder het door de abonnee opgegeven permanent
bereikbaar telefoonnummer. (waarschuwingsadressen bij brand, 7dagen per week 00.00u – 24.00u
zoals ingevuld op het OMS inlichtingenformulier of webportal).
6.4 De KPN B.V. draagt zorg voor het in goede staat houden van het OMS, inclusief de daarop
aangesloten hoofdmelders.
6.5 De KPN B.V. draagt zorg voor de aanleg, onderhoud, wijziging, verplaatsing, reparatie en
verwijdering van de aansluiting.
6.6 De KPN B.V. draagt er zorg voor, dat binnen 4 uur na het door de PAC geregistreerde tijdstip de
melding inzake een dringende storing in de door de KPN B.V geplaatste apparatuur, dat deel
uitmaakt van het OMS, wordt aangevangen met het opheffen van de storing, dan wel voor het nemen
van maatregelen teneinde het functioneren van het OMS naar vermogen te continueren. KPN streeft
ernaar de storing binnen 8 uur op te heffen.
6.7 De GMC registreert namens de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid het aantal brandmeldingen per
kalenderjaar over een periode van een jaar. De registratie start op de aanvangsdatum van de
overeenkomst. Dit gebeurt op basis van het aantal automatische meldingen, die op de GMC
binnenkomen en die worden geregistreerd in het GMS.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 16
ARTIKEL 7. VERPLICHTINGEN ABONNEE
7.1 Als abonnee dient u zorg te dragen voor een Opgeleid Persoon die afdoende geïnstrueerd en
verantwoordelijk is voor een juiste wijze van beheer, controle en onderhoud van uw brandmeld-,
brandbeheersings- en/of brandblussysteem conform het gestelde in de NEN 2654-1: 2002. De
Opgeleid Persoon draagt zorg voor een juiste en betrouwbare registratie van onechte en ongewenste
meldingen in het logboek van de brandmeldinstallatie zoals beschreven in artikel 2.10.1 lid 1, 2 en 3
van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. De registratie en kwalificatie van een brandmelding
moet worden afgestemd met de bevelvoerder (drager van de witte helm met rode band) van de
gealarmeerde brandweereenheid ter plaatse. U als abonnee en de door u aangewezen personen
verlenen volledige medewerking aan de brandweer om na een brandmelding de oorzaak van de
brandmelding te kunnen achterhalen. Brandmeldingen waarvan de oorzaak niet kan worden
achterhaald, worden door de brandweer geclassificeerd als een onechte brandmelding zoals bedoeld
in de prestatie-eis voor ongewenste en onechte brandmeldingen in NEN 2535.
De volgende schriftelijke bescheiden moeten door u aan het bevoegd gezag en/of de afdeling
preventie van de gemeente waarin uw object is gelegen worden toegezonden:
7.1.1 Installatieattest van het branddetectiebedrijf (bij eerste in gebruik name en vervolgens na
iedere wijziging aan de installatie)
7.1.2 Rapport van oplevering van het branddetectiebedrijf bij eerste in gebruik name en
vervolgens na iedere wijziging aan de installatie
7.1.3 Rapport van onderhoud door erkend onderhoudsbedrijf (jaarlijks)
7.1.4 Afschrift geldig certificaat als bedoeld in artikel 2.2.1 lid 9 Gebruiksbesluit.
7.2 De abonnee dient er zorg voor te dragen dat ongewenste of onechte brandmeldingen van de BMI
door onzorgvuldig of onoordeelkundig gebruik en/of handelen worden voorkomen. Ongewenste of
onechte brandmeldingen door onzorgvuldig of onoordeelkundig gebruik en of handelen worden
aangemerkt als wanprestatie van de abonnee
7.3 Het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen mag de in het programma van eisen van de
brandmeldinstallatie gestelde prestatie-eisen niet overschrijden. Wanneer dit aantal wordt
overschreden, zal de abonnee hiervan schriftelijk van op de hoogte worden gesteld. Bij herhaling zal
er bestuursrechtelijk worden opgetreden. Bij notoire overtredingen wordt dit als een wanprestatie van
u als abonnee beschouwd en kan dit resulteren in het opheffen van de aansluiting. Dit laatste kan
consequenties hebben voor het gebruik van uw betreffende object
7.4 De abonnee is verplicht om de door de beheerder geplaatste apparatuur uitsluitend te gebruiken voor
het doel waarvoor deze is bestemd.
7.5 De abonnee stelt de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid zonder enige kosten geschikte ruimte ter
beschikking voor het onderbrengen van de apparatuur benodigd voor de doormelding. De ruimte
dient in overeenstemming te zijn met NEN 2535 7.7.1 t/m 7.7.3. en NEN-EN 54-2 en minimaal te
voldoen aan de volgende voorwaarden: temperatuur 10 tot 30 graden Celsius, relatieve vochtigheid
minder dan 85%, trillingsvrij en stofvrij. De abonnee laat toe dat, de voor de aansluiting benodigde
apparatuur en leidingen in genoemde ruimte kan worden aangebracht, zonder aanspraak op herstel
van de hierdoor aan het object toegebrachte schade.
7.6 Verzoeken tot onderhoud, wijziging, verplaatsing, en reparatie dienen te worden gericht aan de KPN
B.V. Verzoeken tot verwijdering van de aansluiting dienen te worden gedaan via de webportal. Deze
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 17
werkzaamheden worden uitgevoerd in overleg met de abonnee, doch altijd ten genoegen van de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en/of bevoegdgezag. Verplaatsing van de doormeldapparatuur
mag alleen uitgevoerd worden door KPN B.V..
7.7 De abonnee is verplicht aan de beheerder tenminste drie adressen en telefoonnummers van
personen op te geven, die bij een brandmelding en/of storingsmelding gewaarschuwd kunnen
worden. Tenzij de brandweer hiervan afwijkt, dienen deze personen binnen 15 minuten na contact
met de GMC, bij het object aanwezig te zijn. De personen dienen de brandweer toegang te kunnen
verschaffen tot alle ruimten in het object. Zij dienen tevens op de hoogte te zijn van het functioneren
en bedienen van de technische installaties in het bedrijf en van het arbeidsproces. Mutaties
waaronder namen, adressen en telefoonnummers dient de abonnee onverwijld aan de beheerder
door te geven via de Webportal.
7.8 Voor objecten met een permanente (24 uur per dag en 7 dagen per week) bezetting vervalt de
verplichting voor aparte sleutelfunctionarissen. In deze gevallen is de aanwezige interne organisatie
van het object verantwoordelijk voor de uitvoering van het gestelde onder artikel 0
7.9 De abonnee heeft de verplichting tot antwoorden op periodiek gestelde vragen over de
bereikbaarheid en de juistheid van voornoemde contactgegevens in de Webportal. Dit antwoord dient
binnen 14 (veertien) dagen te zijn gegeven.
7.10 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij een brandmelding.
7.11 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij een storingsmelding in de
BMI. (Zie bijlagen 5)
7.12 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van het beheer, de controle en het onderhoud
van de BMI. Een en ander dient te geschieden conform het gestelde in de NEN 2654-1 “Beheer,
controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties”
7.13 Bij beproeving / onderhoud van of werkzaamheden aan de BMI door of namens de abonnee dient de
doormelding van desbetreffende groep naar de GMC te worden afgeschakeld tijdens
werkzaamheden.
7.14 De periodieke test van de doormelding in het kader van certificering dient in overeenstemming te zijn
met de testprocedure “Werkwijze testmelding voor halfjaarlijkse/jaarlijkse certificering
brandmeldinstallatie en brandbeheersings- en brandblussysteem” zoals opgenomen in de bijlage 8 bij
deze voorwaarden.
7.15 De abonnee dient het volledige doormeldingstraject van de BMI tot en met het GMS te testen op
juiste werking bij een eerste aansluiting van de brandmeldinstallatie op de GMC en daarna één keer
per jaar.
7.16 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij het verrichten van
werkzaamheden in of aan het object. Bij werkzaamheden zoals lassen, solderen, boren, zagen e.d. in
het object moet het betreffende gedeelte van de BMI worden uitgeschakeld Als gevolg van de
werkzaamheden mag geen brandmelding worden gesignaleerd. Voor de juiste handelwijze (zie
bijlage 9)
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 18
7.17 Het incidenteel buitenwerking stellen in verband met uit te voeren werkzaamheden moet per ruimte
worden afgehandeld conform NEN 2654-1. Hierbij mag de prestatie-eis voor de
systeembeschikbaarheid zoals beschreven in NEN 2535 niet worden overschreden. De
brandmeldinstallatie signaleert dan “functie(s) uitgeschakeld” en mag geen brandmelding of
storingsmelding genereren als gevolg van de uitschakeling
7.18 Bij overschrijding van de prestatie-eis ten aanzien van de systeembeschikbaarheid en bij
uitschakeling van de doormelding moet, conform werkwijze ”In onderhoud zetten van uw
brandmeldinstallatie” in bijlage 9 vooraf toestemming worden gevraagd aan de afdeling
brandpreventie van de gemeente waarin het object is gelegen. In overleg met de afdeling
brandpreventie dient u dan aanvullende maatregelen te nemen om de gewenste brandveiligheid in
het object te continueren
7.19 De abonnee dient op de brandmeldcentrale het aansluitnummer waaronder de abonnee bij de GMC
en KPN B.V. bekend is aan te brengen. KPN B.V. zal daartoe zorgdragen voor een sticker .
7.20 De abonnee dient aanpassingen aan de BMI en/of relevante bouwkundige wijzigingen die van invloed
zijn op de goede werking van de BMI ter nadere goedkeuring aan de brandweer te overleggen
7.21 De abonnee is gehouden:
• de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en;
• personeel van derden dat werkt in opdracht van de Veiligheidsregio Zuid-Holland zuid;
• KPN B.V. die belast is met de aanleg, controle, beproeving, wijziging of verwijdering van de
aansluiting, tijdens de normale werktijden toegang te verlenen tot alle plaatsen waar enig
onderdeel van de aansluiting moet worden aangebracht of aanwezig is. De werkzaamheden
zullen zoveel mogelijk na voorafgaand overleg worden uitgevoerd. Deze personen kunnen
zich op aanvraag legitimeren.
7.22 De abonnee verplicht zich, zo nodig, de technische voorzieningen voor het koppelen met de GMC op
zijn kosten aan te passen, indien het OMS gewijzigd wordt of wordt vervangen door een ander OMS.
7.23 De abonnee is en blijft onverwijld verantwoordelijk en aansprakelijk voor snelle opvolging ingeval
van, maar daartoe niet beperkt:
7.23.1 een storingsmelding veroorzaakt wordt door de BMI;
7.23.2 door de storing de GMC de doormelding buitengebruik heeft gesteld;
7.23.3 een aangemelde storing niet is afgemeld.
De maximale duur waarmee een abonnee opvolging moet geven is in de NEN 2654 (o.a. hoofdstuk
6.3) voorgeschreven en gelimiteerd.
KPN B.V. zal naar alle redelijkheid en billijkheid en voor zover mogelijk de abonnee proberen te
bereiken en te informeren. Bij buiten gebruikstelling zal tevens de brandweer worden geïnformeerd.
7.24 De abonnee draagt zorg voor de energievoorziening van de hoofdmelder. Zie hiervoor artikel 4.17.
7.25 De abonnee gaat bij acceptatie van deze voorwaarden reeds nu voor alsdan akkoord met eventuele
wijzigingen in de onderhavige voorwaarden.
7.26 Door ondertekening van de overeenkomst geeft de abonnee opdracht de aansluiting te realiseren
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 19
ARTIKEL 8. GESCHILLEN
8.1 De abonnee kan tegen beslissingen van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid of de GMC binnen een
maand na dagtekening een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Dagelijks Bestuur van de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid beslist binnen drie maanden na
ontvangst van het beroepschrift. Zij kan de beslissing voor ten hoogste een maand verdagen. Van de
verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener van het beroepsschrift.
8.2 De abonnee kan tegen beslissingen van het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland
Zuid binnen een maand na dagtekening, een gemotiveerd beroepsschrift indienen bij het Algemeen
Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid beslist binnen drie maanden na
ontvangst van het beroepsschrift. Zij kan de beslissing voor ten hoogste een maand verdagen. Van
de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener van het beroepsschrift.
8.3 Alle beslissingen zijn onmiddellijk uitvoerbaar.
8.4 Van alle door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur
genomen beslissingen inzake geschillen of verdaging van termijnen wordt schriftelijk mededeling
gedaan aan de abonnee.
8.5 Alle eventuele geschillen voortvloeiende uit de overeenkomst zullen na een eventuele
bezwaarschrift- en beroepsprocedure worden behandeld door de bevoegde instantie.
ARTIKEL 9. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
9.1 In alle gevallen, waarin deze voorwaarden niet voorzien beslist de regionale commandant van de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Deze beslissing is onmiddellijk uitvoerbaar.
De beslissing wordt schriftelijk aan de abonnee meegedeeld.
9.2 De door of vanwege de beheerder van het ontvangststation voor brandmeldingen aangebrachte
onderdelen van de aansluiting zijn en blijven eigendom van de beheerder van het ontvangststation.
Na beëindiging van de overeenkomst moeten de hoofdmelder en de overige onderdelen van de
aansluiting binnen 6 weken ter beschikking van de beheerder worden gesteld.
9.3 Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven is de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid bevoegd
wijzigingen aan te brengen in de aansluitvoorwaarden.
Van de wijzigingen zal de abonnee schriftelijk op de hoogte worden gebracht.
9.4 De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid kan de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze
voorwaarden geheel of gedeeltelijk overdragen aan derden.
9.5 Van beslissingen, ingevolge deze voorwaarden door het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio
Zuid-Holland Zuid genomen, wordt aan de abonnee schriftelijk in kennis gesteld. Beslissingen zijn
onmiddellijk uitvoerbaar
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 20
9.6 In alle gevallen, waarin deze voorwaarden niet voorziet beslist de regionale commandant van de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Afwijkingen van deze aansluitvoorwaarden zijn slechts geldig wanneer deze schriftelijk zijn overeengekomen
en voor akkoord zijn bevonden door de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Be
hoo
rt bij d
e aanslu
itvoorw
aa
rde
n versie 3.1 jan
ua
ri 20
11 vastg
esteld in d
e bestuu
rsverg
ad
ering van
9 m
aart 2
011
2
1
BIJLA
GE
1 OM
S D
OO
RM
ELD
AP
PA
RA
TU
UR
AA
NS
LUIT
SC
HE
MA
’S
O n tvan gststa tio nvoo r
b ran dm eldin gen
N EN 2535
5 x 2 x 0,8 m m 2
Per d oo rm eld criter ium één of m eerdere m aakco ntac t(e n )De w eerstand en m oeten wo rd en g eplaats t d oo r d e leveran c ier van d e bran dm eld-/ sprin k ler ins ta ll ata tie .
o ption e le R J 11 co nn ecto r
B M Crand eld en tra le
A larm sp rink le r****
A la rm h an dm eld ers
S to ring a lg em een
Voe din g12 / 24V D C 50 0m A
IS/RA
D oor BM C ins ta llateurvan de abonnee te verzorgen
Kabel m et functiebehoudconform NEN 2535
Kabel m et functiebehoudconform NEN 2535
D oor de Beheerderte verzorgen
Hoofdm e lder
A larm au to m atisc he m eld ers
680 O hm
W eerstanden 0,25 Watt -1%
Doorm elder contact
Maakcontact
3300 O hm *
R Aegionale larmentra leC
D SL en G PR S netwerk
G PR S antenn e
Dig itaalG M S
S ys teem
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 22
BIJLAGE 2: INSTALLATIE M.B.T. OBJECT SITUATIE BIJ 2 30V VOEDING
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 23
BIJLAGE 3 TEST-, ONDERHOUD- EN INSPECTIEFREQUENTIES VAN DE BRANDMELD- EN
SPRINKLERINSTALLATIE
U mag niet vaker dan één keer per periode per locatie de testprocedure van de doormelding uitvoeren. De
conform NEN norm 2654 en Voorschriften Automatische Sprinklerinstallaties (VAS) vastgestelde periode
vindt u in de onderstaande tabel. Het verdient sterke aanbeveling om deze test te combineren met de
inspectie en het onderhoud van uw brandmeld- of sprinklerinstallatie, waarbij de doormelding als laatste
getest dient te worden. Zo voorkomt u dat na de test van de doormelding er onverhoopt brandmeldingen
binnen komen als gevolg van de onderhouds- en inspectietesten. De beheerder van de brandmeldinstallatie,
Opgeleid Persoon* en of de installateur is verantwoordelijk voor het op een juiste wijze uitvoeren van de
testen van uw installatie zonder dat daarbij nodeloze brandmeldingen worden gegenereerd.
Test, onderhoud en inspectieperioden.
NEN 2654
Brandmeldinstallatie Sprinklerinstallatie
Test doormelding Opgeleid Persoon
1 x p. maand 1 x p. maand
Preventief onderhoud branddetectiebedrijf
1 x p. jaar
1 x p. jaar
VAS
Periodieke test doormelding Beheerder/ branddetectiebedrijf
n.v.t. Iedere 2 weken
Inspectie
Inspectie-instelling
n.v.t. Iedere 6 maanden
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 24
BIJLAGE 4 HOE TE HANDELEN BIJ EEN BRANDMELDING
1. Lees bij het afgaan van het brandalarm uw brandmeldcentrale af en waarschuw direct de interne
organisatie.
2. Schakel desgewenst het geluidssignaal op de brandmeldcentrale uit. Reset de installatie
uitsluitend na toestemming van de brandweer.
3. Onderzoek zo goed mogelijk de brandmelding of laat dit doen.
4. Bij een brandmelding zal de Meldkamer 1x proberen telefonisch contact met u te krijgen. Neem
het gesprek aan en informeer de centralist over de locatie van de brandmelding en over de ernst van de situatie. De brandweer is dan al gealarmeerd en onderweg. Verbreek de verbinding pas na instemming van de centralist. Mocht het niet gelukt zijn om contact met u te krijgen, volg dan snel stap 5 en 6.
5. Verzamel cruciale informatie:
- exacte locatie en omvang van de brand;
- aantal personen aanwezig in het bouwwerk;
- eventuele gewonden of vermisten;
- ontruiming wel of niet gestart;
- aanwezigheid van gevaarlijke stoffen bij de brand.
6. Zodra u een beeld van de situatie heeft, neemt u zo snel mogelijk contact op met de
alarmcentrale via 112 In geval van een onechte of ongewenste brandmelding, belt u 078-6315662
7. Zorg dat de brandweer bij uw brandweeringang opgevangen wordt en dat de bevelvoerder
(drager van de witte helm met rode band) geïnformeerd wordt (zie stap 5).
8. Reset de brandmeldinstallatie alleen na toestemming van de brandweer.
9. Vul het logboek in.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 25
BIJLAGE 5 . WAT TE DOEN BIJ STORINGSMELDING VAN UW BRANDMELDINS TALLATIE
1. Lees de storingsmelding op de brandmeldcentrale en waarschuw de opgeleid persoon of de
beheerder van de brandmeldinstallatie.
2. Het geluidssignaal van de brandmeldcentrale mag u uitschakelen. de lichtindicator op het paneel mag u pas uitschakelen na het verhelpen van de storing.
3. Onderzoek de oorzaak van de storing en laat het probleem zo snel mogelijk verhelpen. De
brandweer wordt in geval van een storingsmelding niet gealarmeerd of geïnformeerd. 4. Blijft de storing aanhouden, verzamel dan relevante informatie:
- mogelijke oorzaak en aard van de storing; - vermoedelijke locatie van de storing; - vermoedelijke tijdsduur van de storing; - werking van de andere installaties en brandveiligheidsvoorzieningen.
5. Waarschuw ingeval van een storing in de energievoorziening uiterlijk binnen de tijdsduur van de
noodstroomcapaciteit van de brandmeldinstallatie - uw branddetectiebedrijf en laat binnen de daarvoor overeengekomen termijn de storing verhelpen.
6. Zorg voor afdoende maatregelen om de brandveiligheid en de doormelding naar de brandweer te
waarborgen gedurende de storingsafhandeling. Volg hiervoor de aanwijzingen van uw opgeleid persoon of installateur op.
7. Houd gedurende de storingsafhandeling uw brandmeldcentrale in de gaten en handel bij een
brandmelding volgens de normale procedure. Onderzoek in alle gevallen de oorzaak van een brandmelding. Indien een storing niet binnen 24 uur kan worden opgelost, moet u dit melden aan de afdeling preventie van de brandweer van uw brandweerdistrict.
8. Laat, na het verhelpen van de storing, uw opgeleid persoon of branddetectiebedrijf de
brandmeldinstallatie weer in bedrijf nemen en de doormelding testen. Hierbij is de werkwijze wekelijkse/maandelijkse testmelding van toepassing
9. Vul het logboek in.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 26
BIJLAGE 6 LIJNONDERBREKING VAN DE PRIMAIRE EN SECUN DAIRE VERBINDING
1. Indien de infrastructuur oftewel de verbinding met het Openbaar Meldsysteem totaal uitvalt, zal
het beheercentrum van KPN B.V. direct telefonisch contact met u opnemen en u informeren over de vermoedelijke tijdsduur van de storing
2. Waarschuw uw opgeleid persoon of de beheerder van uw brandmeldinstallatie als dat de
doormelding naar de GMC onderbroken is. De GMC wordt geïnformeerd door het Beheercentrum van KPN B.V.
3. Neem gedurende de lijnonderbreking afdoende maatregelen om de melding van calamiteiten
naar de brandweer te waarborgen. Volg hierbij de aanwijzingen van uw opgeleid persoon of beheerder van uw brandweerinstallatie op.
4. Laat na het verhelpen van de storing uw opgeleid persoon of beheerder van de
brandmeldinstallatie de brandmeldinstallatie en de doormelding testen in overleg met het Beheercentrum van KPN B.V. en weer volledig in bedrijf nemen. Hierbij is de werkwijze wekelijkse/maandelijkse testmelding van toepassing.
5. Vul het logboek in.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 27
BIJLAGE 7 WERKWIJZE WEKELIJKSE / MAANDELIJKSE TEST
1. Voor het uitvoeren van de test neemt de opgeleid persoon, beheerder van de
brandmeldinstallatie of branddetectiebedrijf (bijvoorkeur op werkdagen, tijdens kantooruren) telefonisch contact op met het beheercentrum van KPN B.V. telefoonnummer 088-3650323, en verzoekt, onder vermelding van het OMS meldnummer, om een wekelijkse / maandelijkse doormeldtest.
2. De centralist van het beheercentrum mag de doormelding voor de tijdsduur van vijf minuten in
onderhoud zetten, op voorwaarde dat degene die de test uitvoert een open verbinding houdt met de centralist. Wordt de verbinding tijdens de test verbroken, dan zal de centralist van het beheercentrum de test beëindigen.
3. Na toestemming van de centralist van het beheercentrum zal binnen vijf minuten een
brandmelding worden gemaakt. Na vijf minuten wordt de doormelding automatisch uit test gehaald en worden brandmeldingen weer doorgestuurd naar de GMC.
4. De centralist van het beheercentrum sluit na ontvangst van de brandmelding de test af.
5. De opgeleid persoon, beheerder van de brandmeldinstallatie of het branddetectiebedrijf bevestigt
dat het om een test ging en beëindigt het gesprek.
6. Vul het logboek in.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 28
BIJLAGE 8 WERKWIJZE TESTMELDING VOOR HALFJAARLIJKS / JAARLIJKS CERTIFICERING
BRANDMELDINSTALLATIE EN BRANDBEHEERSINGS- EN BRANDB LUSSYSTEEM
1. Uw opgeleid persoon, beheerder van de brandmeldinstallatie of het branddetectiebedrijf neemt
(bijvoorkeur op werkdagen, tijdens kantooruren) telefonisch contact op met het beheerscentrum van KPN telefoonnummer 088-3650323 onder vermelding van het OMS meldnummer met het verzoek om in verband met de certificering de doormelding te mogen testen. De Beheerder van de brandmeldinstallatie dient uw aanvraag in bij de GMC
2. Bij deze test wordt de doormelding NIET in onderhoud gezet maar komt de brandmelding binnen
bij de GMC. Deze test kan uitsluitend uitgevoerd worden na toestemming van de GMC en mag éénmaal per jaar tijdens de inspectie door de inspectie-instelling plaatsvinden.
3. Bij goedkeuring zal de GMC rechtstreeks contact opnemen om de toestemming te verlenen.
Degene die de test uitvoert dient dan tevens zijn (mobiele) telefoonnummer door te geven i.v.m. een mogelijke calamiteit.
4. Binnen vijf minuten moet er vanuit uw locatie een brandmelding gegenereerd worden. Bij een
goede werking wordt de brandmelding zichtbaar op de GMC. De centralist van de GMC zal de melding bevestigen. Hierop moet terugbevestigd worden dat het om een testmelding gaat. Brandmeldingen ná dit tijdspad, als gevolg van testhandelingen, worden als ongewenste meldingen geclassificeerd.
5. Na het telefonische contact en de bevestiging van de testmelding sluit de centralist van de GMC
de melding af en is de testmelding geregistreerd.
6. Bij geen contact of onduidelijke terugbevestiging vanuit uw locatie wordt zekerheidshalve door de
GMC een brandweereenheid gestuurd.
7. Einde test: vul het logboek in.
Behoort bij de aansluitvoorwaarden versie 3.1 januari 2011 vastgesteld in de bestuursvergadering van 9 maart 2011 29
BIJLAGE 9 IN ONDERHOUD ZETTEN VAN UW BRANDMELDINSTA LLATIE
1. Wanneer u de brandmeldinstallatie, korter dan 24 uur, in onderhoud-kort wilt zetten, moet u
rechtstreeks contact opnemen met de PAC van KPN (bijvoorkeur op werkdagen, tijdens kantooruren). Geef daarbij uw naam, adres, woonplaats en OMS-meldnummer door en de verwachte tijd, waarop de installatie weer actief meedoet.
2. Wanneer u als abonnee de installatie langer dan 24 uur in onderhoud-lang wilt melden dan moet u vooraf
goedkeuring vragen aan de preventiemedewerker van de gemeentelijke brandweer (op werkdagen, tijdens kantooruren). De telefoonnummers per gemeente vindt u op de site van www.vrzhz.nl vraag naar de afdeling preventie. Bij goedkeuring ontvangt de PAC van KPN een e-mail van de brandweer, waarin begin- en eindtijd/ datum vermeld zijn. Nadere afspraken worden gemaakt tussen de preventiemedewerker en de abonnee.
3. Mocht de preventiemedewerker geen goedkeuring verlenen, dan mag uw installatie niet in
onderhoud-lang . Indien u toestemmening heeft en de einddatum/eindtijd is verstreken en uw installatie nog in alarm staat, wordt u gebeld door de PAC van KPN.
4. Om de brandmeldinstallatie weer uit test of uit onderhoud te halen informeert u de PAC van KPN, dat de
werkzaamheden zijn voltooid. Ook hierbij hebt u uw naam, adres, woonplaats en OMS-meldnummer nodig.
5. Om 18.00 uur worden alle installaties uit onderhoud gehaald. Installaties die na 18.00 uur in alarm mogen
blijven worden nagebeld door de PAC van KPN. Zijn de onderhoudswerkzaamheden afgerond wordt de installatie uit onderhoud gehaald. Kan de abonnee niet bereikt worden dan wordt de installatie alsnog uit onderhoud gehaald zodat de GMC adequaat kan reageren op alarmmeldingen.
6. Onderhoud-lang: indien het tijdstip (de datum) is bereikt dat uw installatie uit onderhoud-lang
kan, dan wordt hiervoor dezelfde procedure als bij onderhoud kort gevolgd.
7. Vul het logboek in.
Brandmeldingen ten gevolge van foutieve handelingen aan de brandmeldinstallatie worden als
ongewenste brandmeldingen geclassificeerd.