a papers ne - netspar.nl · en overreden. In dit paper onderzoekt Henriëtte Prast (TiU) waarom het...
Transcript of a papers ne - netspar.nl · en overreden. In dit paper onderzoekt Henriëtte Prast (TiU) waarom het...
Nets
pa
r n
ea p
aper
s
Henriëtte Prast
Rationeel beleid voor irrationele mensen Een gedragseconomische visie op de toekomst van gezondheidspreventie in Nederland
nea 48
Rationeel beleid voor irrationele mensen
Beleidsmakers willen mensen in staat stellen weloverwogen
keuzes te maken. Zeker als het gaat om gezondheids
gerelateerd gedrag is er weinig tot geen draagvlak voor
bindend ingrijpen. Ook financiële prikkels stuiten snel op
weerstand. Uitgaande van het rationele keuzemodel blijft
er dan niet veel anders over dan informeren, voorlichten
en overreden. In dit paper onderzoekt Henriëtte Prast (TiU)
waarom het huidige beleid niet effectief is en vervolgens
welke methoden vanuit de gedragseconomie wel tot de
mogelijkheden behoren. Ten slotte geeft Prast de beleids
implicaties aan.
nea paper 48
netspar economische adviezen
Henriëtte Prast
Rationeel beleid voor irrationele mensen Een gedragseconomische visie op de toekomst van gezondheidspreventie in Nederland
ColofonNEA Papers is een uitgave van Netspar Februari 2013
RedactieRoel Beetsma (Voorzitter) - Universiteit van AmsterdamBart Boon – Ministerie van FinanciënEddy van Doorslaer – Erasmus Universiteit RotterdamThomas van Galen – Cardano Risk ManagementKees Goudswaard – Universiteit LeidenWinfried Hallerbach – Robeco NederlandMartijn Hoogeweegen – Nationale NederlandenArjen Hussem – PGGMFrank de Jong – Tilburg UniversityAlwin Oerlemans – APG Marine Regnault-Stoel – AEGON NederlandMaarten van Rooij – De Nederlandsche BankPeter Schotman – Universiteit MaastrichtLou Spoor – AchmeaPeter Wijn – APG
VormgevingB-more DesignBladvulling, Tilburg
DrukwerkPrisma Print, Tilburg University
RedactieadresNetspar, Tilburg UniversityPostbus 90153, 5000 LE [email protected]
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur(s).
Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement
inhoud
Voorwoord 7
1. Inleiding 11
2. De problematiek 15
3. Het effect van informatie, communicatie,
transparantie en overreding op gedrag 17
4. Gedragseconomie in vogelvlucht 26
5. Gedragseconomische interventies 31
6. Evaluatie en beleidsimplicaties 39
7. Samenvatting en conclusie 45
Literatuur 48
7
voorwoord
Netspar stimuleert debat over de gevolgen van vergrijzing voor het
(spaar-)gedrag van mensen, de houdbaarheid van hun pensioe-
nen en het overheidsbeleid. Doordat veel van de babyboomers
met pensioen gaan, zal het aantal 65-plussers in de komende
decennia snel toenemen. Meer in het algemeen leven mensen
gezonder en langer en krijgen gezinnen steeds minder kinderen.
Vergrijzing staat vaak in een negatief daglicht, want ten opzichte
van de bevolking tussen 20 en 65 jaar zou het aantal 65-plussers
wel eens kunnen verdubbelen. Kan de werkende beroepsbevol-
king dan nog wel het geld opbrengen voor een groeiend aantal
gepensioneerden? Moeten mensen meer uren maken tijdens hun
werkzame periode en later met pensioen gaan? Of moeten de
pensioenen worden gekort of de premies worden verhoogd om
het collectieve pensioen betaalbaar te houden? Moeten mensen
worden aangemoedigd zelf veel meer verantwoordelijkheid te
nemen voor het eigen pensioen? En wat is dan nog de rol van de
sociale partners in het organiseren van een collectief pensioen?
Kunnen en willen mensen eigenlijk wel zelf gaan beleggen voor
hun pensioen of zijn ze graag bereid dat aan pensioenfondsen
over te laten? Van wie zijn de pensioengelden eigenlijk? En hoe
kan een helder en eerlijk speelveld voor pensioenfondsen en
verzekeraars worden gedefinieerd? Hoe kunnen collectieve doel-
stellingen als solidariteit en meer individuele wensen worden
verzoend? Maar vooral: hoe kunnen de voordelen van langer
en gezonder leven worden benut voor een meer gelukkige en
welvarende samenleving?
8
Om een aantal redenen is er behoefte aan debat over de gevolgen
van vergrijzing. We weten niet altijd precies wat de gevolgen van
vergrijzing zijn. En de gevolgen die wel wel goed kunnen inschat-
ten, verdienen het om bekend te worden bij een groter publiek.
Belangrijker is natuurlijk dat veel van de keuzen die moeten
worden gemaakt een politieke dimensie hebben en daarover
is debat hard nodig. Het gaat immers om maatschappelijk zeer
relevante en actuele vraagstukken waar, in de meest letterlijke
zin oud en jong mee worden geconfronteerd. Om die redenen
heeft Netspar de NEA Papers ingesteld. In een NEA Paper neemt
de auteur gemotiveerd stelling over een beleidsrelevant onder-
werp. De naam NEA Papers heeft twee betekenissen. Ten eerste,
NEA staat voor Netspar Economische Adviezen. De auteurs advise-
ren op persoonlijke titel en op verzoek van Netspar over actuele
economische kwesties op het gebied van vergrijzing en pensioe-
nen. Ten tweede, NEA klinkt als Nee-Ja en geeft daarmee een
wezens kenmerk van elk debat aan.
Roel Beetsma
Voorzitter van de Netspar Redactieraad
10
Affiliaties
Henriëtte Prast – Tilburg University
Acknowledgements
De auteur dankt de Editorial Board van Netspar en Nancy
Hoeymans (RIVM) voor hun waardevol commentaar op en
suggesties van dit NEA-paper.
1 1
rationeel beleid voor irrationele mensen
1. Inleiding
Pensioensparen en gezondheidsgerelateerd gedrag staan alle-
bei hoog op de maatschappelijke agenda. Ze vereisen beide
gedragsverandering, die beleidsmakers trachten te bereiken
door informatie, communicatie, transparantie, waarschuwin-
gen, bewustmaking en overreding. Op beide terreinen zijn de
interventies tot dusverre weinig succesvol geweest. Ook vanuit
gedragseconomisch oogpunt lijken pensioensparen en gezond-
heidsgerelateerd gedrag, vooral leefstijl, op elkaar (Prast, 2011b).
Het gaat in beide gevallen om inter-temporele keuzes met verlei-
ding, en dus spelen goede voornemens, uitstelgedrag en wils-
kracht een rol. Verder komen de nadelige resultaten van gedrag
pas na vele jaren naar voren, waardoor mensen niet op tijd van
hun fouten leren.
Pensioen en leefstijl staan niet los van elkaar. Een gezondere
leefstijl leidt tot een hogere levensverwachting, meer pensioen-
jaren dus, en meer waar voor de pensioenpremie. Het verschil in
leefstijl tussen hogere en lagere klassen leidt zo via het collec-
tieve pensioen tot een herverdeling van lage naar hoge inko-
mens. Verder leidt een betere gezondheid ertoe dat mensen
sterker reageren op financiële prikkels om langer door te werken
(Erdogan en anderen, 2011). Bovendien zijn gezonde gepensio-
neerden in staat om inkomen te vervangen door thuisproductie,
waardoor ze met een lager pensioen toe kunnen, en schokken in
het pensioen beter kunnen opvangen door de substitutie tussen
12 nea paper 48
consumptie en thuisproductie (Aguiar en Hurst, 2005, 20072012;
Hurst, 2012; Skinner, 2007).1 Ook zit er een macro-aspect aan de
relatie tussen leefstijl en pensioen: een gezondere leefstijl leidt
tot een andere verhouding tussen gepensioneerden en werken,
en daarmee tot een groter beroep op de eerste en tweede pijler,
tenzij – zoals inmiddels is voorzien - de AOW- en pensioenleef-
tijd meestijgen met de levensverwachting (Bovenberg en anderen,
2006). Aan de andere kant doen gezonde pensioneerden minder
beroep op de zorg, zowel omdat ze die zelf minder nodig hebben,
als omdat ze beter in staat zijn een zieke partner te verzorgen.
Als het gaat om het effect van informatie en educatie op finan-
ciële planning zijn er grofweg twee stromingen in de wetenschap.
De ene stelt dat mensen die beter geïnformeerd zijn beter plan-
nen, en dus meer sparen voor hun pensioen (Lusardi en Mitchell,
2007). De andere stelt dat er geen positief, en in sommige geval-
len zelfs een negatief, causaal verband is aangetoond tussen
financiële educatie en financiële planning (Willis 2009, 2011). Voor
Nederland stellen Alessie en anderen (2011) vast dat beleid tot nu
toe niet toe heeft geleid tot gedragsverandering op pensioenge-
bied, en laten Prast en anderen (2012) zien dat informatie niet de
bottleneck is als het gaat om pensioensparen in Nederland.
Deze studie laat zien dat vergelijkbare conclusies te trekken zijn
voor (on)gezonde leefstijl. Wetenschappelijk betrouwbare analyse
van het effect van informatie op gedrag tonen niet of nauwelijks
een positief effect aan op gedrag. Waarschuwingen en aanbeve-
lingen kunnen zelfs averechts werken (Downs en anderen, 2009;
Peters en anderen, 2012). Gezondheidslogo’s leiden er toe dat
mensen per saldo meer calorieën binnen krijgen. Extra zorgelijk
1 Ook is er een beleidsmatige koppeling te leggen tussen pensioen en (financie-ring van) gezondheidszorg. Zie bijvoorbeeld Bovenberg en anderen (2011). Hier gaat deze studie niet op in.
rationeel beleid voor irrationele mensen 13
is dat de kans op averechtse effecten van informatie, aanbevelin-
gen en gezondheidslogo’s groter is bij mensen met overgewicht
en obesitas, met als gevolg dat dit beleid de gezondheidskloof
mogelijk doet toe- in plaats van afnemen.
Er is ook goed nieuws als het gaat om het bevorderen van gezond
gedrag. Er zijn omgevingsfactoren die ervoor zorgen dat mensen
een minder gezonde leefstijl hebben dan ze zelf willen. Het
elimineren of neutraliseren daarvan zou de consument helpen
zijn leefstijl in lijn te brengen met zijn eigen wensen en doelen,
zonder in te grijpen in zijn keuzevrijheid. Dat is des te belang-
rijker omdat voor leefstijl geldt dat de samenleving keuzevrij-
heid heel belangrijk vindt. Een dergelijk beleid kan vereisen dat
er door middel van regelgeving en controle paal en perk wordt
gesteld aan het gedrag van commerciële partijen dat het stre-
ven naar een gezondere levensstijl in de weg staat. Het gaat
daarbij overigens in deze studie niet om een verbod op het
aanbieden van ongezonde producten. Ook zijn er onbenutte
beleidsinstrumenten die mensen kunnen helpen hun eigen leef-
stijlvoornemens om te zetten in gedrag. Deze methoden zijn in
veldexperimenten getoetst en effectief gebleken. Een voorbeeld
is de invoering van gedifferentieerd betalen – alleen contant
voor ongezonde gerechten. Die zou de ongezonde invloed die
uitgaat van ontwikkelingen in de betaaltechnologie - van tast-
baar naar virtueel - kunnen neutraliseren. Invoering van een
pafpas zou mensen die willen minderen of stoppen met roken
kunnen helpen hun voornemen om te zetten in daden, zonder
tevreden rokers de mogelijkheid tot roken te ontnemen. Weeg-
en beweegloterijen zijn een goedkoop alternatief voor mensen
die gezond willen leven, maar zich geen personal trainer kunnen
veroorloven.
14 nea paper 48
Conclusie van dit artikel is dat huidige beleid op het gebied van
leefstijl en gezondheidspreventie heroverweging behoeft, zowel
omdat geldt ‘baat het niet, het schaadt mogelijk wel’, als omdat
er alternatieven zijn die aanvaardbaar kunnen zijn omdat ze niet
dwingend ingrijpen in de leefstijl. Voor alle suggesties gedaan
in dit artikel geldt dat het van belang is om de effectiviteit in de
Nederlandse context te onderzoeken via surveys, experimenten en
pilots alvorens ze in te voeren. Voor het huidige beleid is dat noch
in Nederland, noch elders gedaan, zo blijkt uit een overzichts-
studie naar leefstijlinterventies in de EU (Pérez-Cueto en anderen,
2011).
De opbouw van dit paper is als volgt. De volgende paragraaf
schetst de leefstijlproblematiek in Nederland, met de nadruk op
obesitas en overgewicht. Paragraaf 3 brengt in kaart wat we weten
over de effecten van beleid op het gebied van leefstijl. Paragraaf
4 schetst de hoofdconclusies van de gedragseconomie, brengt
in kaart onder welke omstandigheden ook goedgeïnformeerde
mensen keuzes maken die niet in lijn zijn met hun eigen doelen,
en verklaart daarmee waarom huidig beleid niet effectief is. In
paragraaf 5 komen gedragseconomisch geïnspireerde beleidsmo-
gelijkheden op het gebied van leefstijl aan de orde. In paragraaf 6
volgt een discussie over de implicaties voor beleid. Paragraaf 7 vat
samen en concludeert.
rationeel beleid voor irrationele mensen 15
2. De problematiek
Ongeveer 25 procent van de ziektelast in ons land vloeit voort uit
overgewicht en roken (Mackenbach, 2010). Ondanks inspanningen
op het gebied van preventie en leefstijl, zoals voorlichtingscam-
pagnes en convenanten (Gezondheidsraad 2010; Van der Lucht
en Polder 2010) nemen obesitas en overgewicht toe. In 2012 heeft
in Nederland meer dan de helft van de mannen en 45 procent
van de vrouwen overgewicht (CBS, 2012). Dat is volgens hoog-
leraar Voeding en Overgewicht Seidell nog een onderschatting,
want de CBS-cijfers zijn gebaseerd op wat mensen zelf opgeven.2
Kooreman en Scherpenzeel (2012) concluderen dat overgewicht
nóg meer voorkomt wanneer in plaats van de gebruikelijke BMI
(gewicht gedeeld door lengte in het kwadraat) het relevantere
vetpercentage als maatstaf wordt gebruikt. Dat het percentage
mensen met overgewicht/obesitas niet afneemt, komt vooral door
meer eten; Nederlanders zijn namelijk wel meer gaan bewegen
(TNO, 2011). Ook voor de VS geldt dat de stijging van overgewicht
de afgelopen decennia is veroorzaakt door meer eten, niet door
minder bewegen (Cutler en Glaeser, 2003). Tussentijdse evaluatie
van het Convenant Gezond Gewicht (Noordink en anderen, 2012)
concludeert dat er in de eerste helft van de Convenantperiode
(die loopt van 2010 tot 2015) geen resultaten zijn geboekt. Roken
is een belangrijke determinant van ziekte, en daarmee ook van
het beroep op de gezondheidszorg (Van der Lucht en Polder 2010;
Mackenbach 2010). Omdat vooral lagere klassen blijven roken,
draagt dit bij aan een toenemende kloof in levensverwachting
(Figuur 1).
2 http://www.telegraaf.nl/vrouw/gezond_leven/20791543/___Overgewicht_wordt_onderschat___.html
16 nea paper 48
Voor bindend ingrijpen in de keuzevrijheid op het gebied van
leefstijl is weinig draagvlak. Ook voor een verbod op snoepre-
clame is geen politieke meerderheid. Financiële prikkels die de
kosten van overgewicht doorberekenen in de prijs van voedsel,
zoals een vettaks, stuiten snel op weerstand. Convenanten zijn tot
nu toe niet de oplossing geweest, wat onder meer wordt toege-
schreven aan hun vrijblijvendheid en aan tegengestelde belangen
(Noordink en anderen, 2012).
Figuur 1. Klassenkloof in levensverwachting in Nederland
Bron: Bovenberg (2010), gebaseerd op RIVM 2010
rationeel beleid voor irrationele mensen 17
3. Het effect van informatie, communicatie, transparantie en
overreding op gedrag
Transparantie over de bestanddelen en het caloriegehalte van
voedsel, informatie en communicatie over de gezondheidsef-
fecten van eten, drinken roken en bewegen, aanbevelingen en
voorlichtingscampagnes op het gebied van leefstijl hebben als
doel mensen tot weloverwogen keuzes aan te sporen. De Wereld
Gezondheidsorganisatie (WHO, 2008-2013) bepleit het verstrek-
ken van feitelijk juiste en afgewogen informatie aan consumen-
ten, om hen in staat te stellen weloverwogen, gezonde keuzes te
maken, maar motiveert dit niet met een verwijzing naar weten-
schappelijk onderzoek over het effect daarvan op gedrag. Het
ministerie van VWS beschouwt het gebruik van logo’s in winkel,
supermarkt en horeca als een belangrijk middel om de gezonde
keuze makkelijker te maken, maar geeft hiervoor geen (weten-
schappelijke) onderbouwing (Faddegon, 2011).
De Gezondheidsraad (2008) heeft de in Nederland gebruikte
labels en logo’s geanalyseerd en concludeerde toen dat die
onvoldoende aansluiten bij wat er bekend is over de gezond-
heidseffecten van voeding. Ook krijgt een product al een logo
als het behoort tot de 25 procent gezondste, of misschien beter
gezegd minst ongezonde, producten binnen de betreffende
categorie. Inmiddels is dat laatste ‘verholpen’ door er ‘gezon-
dere keus’ van te maken. Kennelijk wordt dat door overheid en
toezichthouders niet als misleidende informatie beschouwd. De
Gezondheidsraad benadrukte in 2008 ook de wenselijkheid van
onderzoek naar het effect van gezondheidslogo’s op gedrag, dat
wil zeggen op voedselkeus.
Grunert en Wills (2007) concluderen op grond van een meta-
studie naar verplichte voedingsinformatie in de EU dat er geen
18 nea paper 48
inzicht is in de effecten daarvan op gedrag. Traill en anderen
(2010) concluderen dat beleid gericht op gezond eten en het voor-
kómen van obesitas in de EU nog nauwelijks is geëvalueerd. In
die leemte wordt enigszins voorzien door een vervolgstudie van
Pérez-Cueto en anderen (2011), die concludeert dat voor 22 van
de 107 voedselgerelateerde interventies in EU-landen het effect
op kennis en bewustwording is geëvalueerd, en voor 27 het effect
op gedrag. Pérez-Cueto en anderen concluderen dat deze laat-
ste evaluaties nauwelijks een effect van informatiecampagnes
op eetgedrag en gezondheid (gewicht) laten zien. Of de overige
58 interventies wel effect hebben gehad is niet onderzocht. Van
’t Riet (2012) concludeert op basis van een literatuuroverzicht dat
er geen overtuigende effecten van (verplichte) informatie over
voedingsbestanddelen op aankoopgedrag zijn gevonden.
Capacci en anderen (2012) geven een overzicht van de beleids-
maatregelen in Europa gericht op het bevorderen van gezonder
eten en van de studies die proberen de effectiviteit ervan in kaart
te brengen. Ze concluderen dat ‘a need exists for a more systema-
tic and accurate evaluation of government-level interventions as
well as for a stronger focus on actual behavioral change (cursive-
ring door HP) rather than changes in attitude or intentions alone.’
Calorie-informatie en -aanbevelingen in de horeca
Sinds 1 januari 2008 zijn horecaketens met minstens 15 vestigin-
gen in een aantal staten in de VS, waaronder New York, verplicht
om naast de prijs op de menukaart ook het aantal calorieën te
vermelden. De maatregel is voor deze ketens inmiddels uitge-
breid tot de gehele VS. In Nederland wordt eveneens van dit soort
informatie een positief effect verwacht, Volgens het ministerie
rationeel beleid voor irrationele mensen 19
van VWS verdient het aanbeveling dat horeca- en cateringbedrij-
ven calorie-informatie geven (Faddegon, 2011). Deze wijziging in
beleid maakte veldexperimenten mogelijk die gedrag inventari-
seerden voor en na de invoering van de calorie-informatie.
Harnack en French (2008) geven een overzicht van alle in de
medische wetenschappelijke literatuur verschenen studies (op
basis van de PubMed database) naar het mogelijke effect van
calorie-informatie op voedselkeus in een horecasetting. Van de
zes besproken studies concluderen er vijf dat calorie-informatie
tot een daling in de consumptie leidt. Het effect is klein, maar
erger is dat Harnack en French een vernietigend oordeel vellen
over de gehanteerde methodologie. Zo meten sommige studies
intenties, niet gedrag, wat volgens de auteurs een vertekening
oplevert als gevolg van sociaal wenselijke antwoorden. Vanuit
gedragseconomische hoek is hier nog aan toe te voegen dat ook
ware intenties vaak niet leiden tot gedragsverandering, zeker als
het gaat om (on)gezond eten. Daarmee zou de onbetrouwbaar-
heid van de uitkomsten alleen nog maar toenemen.
Swartz en anderen (2011) analyseren, eveneens via de database
PubMed de opzet en conclusies van alle (namelijk zeven) veld-
en lab-experimenten die zijn uitgevoerd sinds het overzicht van
Harnack en French (2008). Ze stellen vast dat slechts twee van
deze recentere studies van goede wetenschappelijke kwaliteit
zijn, namelijk Harnack en anderen (2008) en Finkelstein en ande-
ren (2011). Deze beide studies concluderen dat calorie-informatie
niet leidt tot minder calorie-inname.
Onderzoek buiten PubMed is door Swartz en anderen niet
bekeken, waardoor gedragseconomische onderzoeken die zijn
gepubliceerd in economische en psychologische toptijdschriften
20 nea paper 48
buiten hun inventarisatie zijn gebleven.3 Downs en anderen
(2009) vergelijken het eet- en drinkgedrag van klanten voor en
na de introductie van de verplichte calorie-informatie in New
York. Bezoekers van McDonald’s en een Starbucks kregen het
verzoek hun kassabon in te leveren en enkele vragen te beant-
woorden. Bovenop dit natuurlijke experiment (gedrag voor en
na invoering van de regelgeving) werd ook een experimenteel
onderzoek verricht doordat er groepen waren (random) die van
tevoren informatie kregen over aanbevolen calorieën per dag en
per maaltijd. In Starbucks en in een van de McDonald’s was geen
effect zichtbaar van de calorie-informatie en –aanbeveling. In de
andere McDonald’s werden na invoering minder calorieën gege-
ten, waarbij het gunstige effect het grootste was voor mensen die
zeiden op dieet te zijn. De calorieaanbevelingen hadden echter
na invoering van de verplichte calorie-informatie een averechts
effect: ze leidden tot meer calorieconsumptie juist onder bezoe-
kers met een BMI>25.
Dumanovsky en anderen (2011) doen veldonderzoek naar de
calorieconsumptie van bezoekers van fast food restaurants voor
en na de introductie van de verplichte calorievermelding in 11
fastfood ketens. Hun conclusie is dat er over het geheel genomen
geen daling is van de gemiddelde calorieconsumptie. Dit resultaat
is het gevolg van twee tegengestelde bewegingen: een daling van
het aantal geconsumeerde calorieën bij McDonald’s, en een stij-
ging bij Subway.
3 Uit persoonlijke correspondentie van auteur met Jonas Swartz blijkt dat medi-sche metastudies gewoonlijk slechts zijn gebaseerd op de PubMed database, waardoor studies gepubliceerd in tijdschriften van andere disciplines buiten het gezichtsveld blijven. Omgekeerd verwijzen artikelen in bijvoorbeeld Ame-rican Economic Review wel naar wetenschappelijke literatuur uit medische hoek. Op het gebied van interdisciplinariteit over dit onderwerp is er dus nog terrein te winnen.
rationeel beleid voor irrationele mensen 21
Vermeer en anderen (2011) onderzoeken het effect van voe -
dings informatie op de consumptie in een bioscoop. Bezoekers
krijgen in ruil voor het invullen van een vragenlijst gratis frisdrank
aangeboden. Het tonen van voedingsinformatie (aantal calorieën
en GDA-informatie) blijkt niet van invloed op de maat frisdrank
die mensen bestellen.
Wansink en anderen (2004) onderzoeken het effect van de
labels ‘healthy’ of ‘diet’ op gerechten in een restaurant. Precies
dezelfde gerechten werden op sommige dagen wel, op andere
niet voorzien van een gezondheidslabel. Er blijkt dat een ‘gezond’
etiket ertoe leidt dat mensen een gerecht vaker kiezen, vooral met
als het gaat om toetjes. De interpretatie van de onderzoekers is
dat juist voor dit type voedsel een etiket leidt tot vermindering
van het schuldgevoel.
Wansink en Chandon (2006) vergelijken de consumptie van
M&M’s met het label ‘light’ met die van M&M’s aangeduid als
‘regular’. Het gaat in beide gevallen om dezelfde M&M’s, en dus
zijn eventuele verschillen uitsluitend toe te schrijven aan het
effect van het label. Er worden gemiddeld 28,4 procent meer
M&M’s gegeten als er het label ‘light’ op staat. Minstens zo
belangrijk vanuit het perspectief van bestrijding van overgewicht
is dat het effect significant groter is voor mensen met een BMI
boven de 25. Die eten gemiddeld 47 procent meer in het geval van
light, tegenover gemiddeld 16 procent meer bij mensen met een
BMI < 25.
Op zichzelf is het niet verbazingwekkend dat mensen meer eten
als een product het label ‘light’ heeft. De relevante vraag is of
er per saldo meer calorieën worden gegeten. Gemiddeld bevat-
ten ‘light’ producten 59 procent minder vet per portie (het logo
klopt), en 15 procent minder calorieën. Uitgaande van het door
Wansink en Chandon gemeten effect van het light label (+ 16
22 nea paper 48
procent voor mensen met gezond gewicht, + 47 procent voor
mensen met overgewicht) zou dat betekenen dat mensen met
een BMI < 25 ongeveer evenveel calorieën binnen krijgen door
het eten van light (in plaats van regular), en mensen met een
BMI > 25 rond 25 procent meer.4 Als dit resultaat maatgevend is
voor het effect van logo’s, zijn gezondheidslogo’s neutraal voor
mensen met een gezond gewicht, en maken ze mensen met over-
gewicht nog dikker.
Crum en anderen (2011) vinden een ongunstig lichamelijk
effect van een keuzebevorderend logo. Ze meten de concentratie
ghreline (het door de maag geproduceerde ‘hongerhormoon’)
bij proefpersonen voor, tijdens en na het drinken van een milk-
shake. Ghreline geeft een signaal aan de hersenen dat er moet
worden gegeten, en heeft ook te maken met de stofwisseling: een
scherpe daling betekent een snelle stofwisseling. De milkshakes
gingen vergezeld van een logo met zowel voedingsinformatie
als een subjectieve omschrijving (‘indulge’ versus ‘sensible’, zie
bijlage 1). Volgens het indulge label bevatte de shake 620 calo-
rieën, volgens het sensible label 140. In werkelijkheid ging het om
dezelfde shake, die er met 380 calorieën precies tussen in zat. Bij
proefpersonen in de ‘indulge’ setting treedt een sterke stijging
van de ghlerinespiegel op gevolgd door een snelle daling (verza-
diging). Bij de mensen die dachten een sensible milkshake te
drinken trad een veel kleiner effect op, met als gevolg dat ze zich
minder verzadigd voelden. Crum en anderen concluderen hieruit
dat gezondheidslogo’s vanuit het perspectief van voorkomen en
tegengaan van overgewicht een nadelig placebo-effect hebben.
Omgekeerd kan ook worden gesteld dat eten dat met ‘hedonis-
4 Voor zover light producten vetvervangers bevatten die trekbevorderend zijn (zie Nestle, 2002), is de toename van de consumptie van echte light producten vermoedelijk nog groter dan die in het M&M experiment.
rationeel beleid voor irrationele mensen 23
tisch’ wordt geassocieerd, eerder een verzadigd gevoel geeft.
Wellicht draagt dit bij aan een verklaring van de Franse paradox,
die luidt dat Fransen meer genieten van eten, maar gezonder
zijn dan Amerikanen, die eten vooral associëren met gezond-
heid, maar te dik zijn (Rozin, 2005).Van Kleef en Dagevos (2012)
concluderen dat ‘little empirical and consistent evidence exists to
support nutrition labels designed to improve eating habits.’
Aanbieders kunnen ook met een algemeen logo uitstralen dat
hun assortiment gezond en verantwoord is, zoals Subway, dat
zichzelf aanprijst als vers en duurzaam. Chandon en Wansink
(2007) onderzoeken of dit tot een halo-effect leidt, dat wil zeggen
het effect dat mensen uit een enkel kenmerk conclusies trekken
over andere kenmerken, hoewel het een niet het ander impli-
ceert. Uit het 0nderzoek blijkt dat mensen het aantal calorieën
van Subway sterk (namelijk met rond een derde) onderschat-
ten. Datzelfde geldt niet voor McDonald’s gerechten, wat duidt
op een halo-effect van Subway. De onderschatting ging gepaard
met een grotere hoeveelheid geconsumeerde calorieën in de
Subway-conditie. Mensen die zeggen zich bezig te houden met
de gezondheidsaspecten van voeding maken wel hogere calorie-
schattingen, maar het halo-effect (Subway minus McDonald’s) is
in deze groep even groot. Dat zou betekenen dat de psychologi-
sche invloed van logo’s zich uitstrekt tot mensen die wel geïnfor-
meerd en geïnteresseerd zijn.
Roken
Voor bindend ingrijpen tegen meeroken is een groot draagvlak
omdat dit is gericht op het tegengaan van schadelijke externe
effecten van roken. Voor zelf roken is de beleidsvisie dat dit een
eigen keus is en moet blijven. Interventies tegen roken beperken
24 nea paper 48
zich dan ook (net als bij alcohol) tot campagnes, informatie en
overreding, reclamebeperkingen, en accijns. Daarnaast worden
cursussen om te stoppen met roken toegepast, wat wordt gemo-
tiveerd door het verslavende karakter van roken. Conventionele
prikkels als een hogere prijs, campagnes en rookverboden zijn
effectief gebleken in het voorkomen van beginnen met roken,
maar niet om mensen tot stoppen te bewegen - al zou een
verveelvoudiging van de prijs wel dat effect hebben (Pierce en
anderen, 2012).
Khwaja en anderen (2006, 2009) komen tot de conclusie dat
rokers pessimistisch zijn over de gezondheidsschade door roken.
Viscusi (2007) onderzoekt voor de VS de kennis over het effect
van roken op longkanker mede in relatie tot sociaaleconomische
variabelen zoals opleidingsniveau en inkomen. Hij laat zien dat
rokers de nadelige effecten van roken overschatten. Verder blijkt
dat hoe hoger opgeleid, des te juister (= lager) de inschatting.
Dat in de VS, net als bij ons, lagere klassen (blijven) roken komt
volgens dit onderzoek dus niet doordat ze het gevaar onderschat-
ten. Carman en Kooreman (2011) vinden dat Nederlanders hun
kans op een aantal ziektes (hart, griep, borstkanker) sterk over-
schatten, maar het effect van medische preventie (aspirine, vacci-
natie, mammograms) onderschatten.
Saffer en anderen (2007) laten zien dat reclame voor nicotine-
pleisters leidt tot meer roken onder jongeren. Een voor de hand
liggende verklaring is dat roken dankzij deze reclames wordt
gezien als iets dat weliswaar schadelijk en verslavend is, maar
waarvan je ook eenvoudig af kunt komen. Het afschaffen van
dergelijke reclame zou volgens dit onderzoek leiden tot een even
grote daling van de sigarettenconsumptie als de stijging van de
prijs van een pakje sigaretten met tien procent. De vraag is wat
dit betekent voor campagnes over en subsidiëring van cursussen
rationeel beleid voor irrationele mensen 25
om te stoppen met roken. Peters en anderen (2012) stellen dat
de effectiviteit van een rook-afschrikbeleid nauwelijks weten-
schappelijk is onderzocht, en dat de onderzoeken die er zijn op
z’n best concluderen dat dit soort interventies zinloos is, en op
z’n slechtst dat ze een averechts effect hebben. Dit betekent niet
dat informatie over ziekterisico’s hoe dan ook ineffectief is. Zo
concluderen Parkes en anderen (2008) dat informatie aan rokers
over de ‘leeftijd’ van hun longen gunstige effecten heeft. Dit komt
wellicht doordat hier gebruik wordt gemaakt van de invloed van
saillantie (zie later).
Al met al blijkt uit studies naar het effect van overheidsinter-
venties op het gebied van leefstijl ten eerste dat deze niet zijn
voorafgegaan door c.q. gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek
naar de effectiviteit ervan. Op de tweede plaats hebben evalua-
ties achteraf en experimenteel onderzoek niet of nauwelijks een
effect aangetoond van informatie, educatie en transparantie. Last
but not least blijkt dat aanbevelingen en gezondheidslogo’s en
-aureolen eerder een averechts dan een gunstig effect hebben.
De gedragseconomische verklaring is dat het niet gebrek aan
informatie en zelfs niet gebrek aan intentie is waardoor veel
mensen er een ongezonde leefstijl op nahouden. In dat geval
verbaast het niet als informatie geen effect heeft. Hierop gaat de
volgende paragraaf in.
26 nea paper 48
4. Gedragseconomie in vogelvlucht
DellaVigna (2009) concludeert dat mensen in drie opzichten syste-
matisch en voorspelbaar afwijken van wat het rationele keuze-
model veronderstelt: in hun preferenties, in hun omgang met
informatie en hun oordeelsvorming, en in hun besluitvorming.
Een belangrijk gevolg van de ‘afwijkingen’ van het ratio-
nele keuzemodel juist voor beleid op het gebied van leefstijl, is
dat onder bepaalde duidelijk omschreven omstandigheden de
kans groot is dat ook goed geïnformeerde, handelingsbekwame
mensen systematisch en voorspelbaar andere keuzes maken
dan ze zelf willen. Dat is wezenlijk anders dan wat het ratio-
nele model, en vaak ook beleid, veronderstelt, namelijk dat als
mensen handelingsbekwaam en goed geïnformeerd zijn, en als
markten werken, datgene wat mensen doen (onthulde voorkeur)
past bij datgene wat mensen moeten doen gezien hun eigen
voorkeuren en doelstellingen (normatieve voorkeur).
Een nieuwe loot aan de stam van de gedragseconomie, name-
lijk de behavioral industrial organization5 onderzoekt hoe onder-
nemingen in hun bedrijfsmodel gebruik (kunnen) maken van de
bovengenoemde systematische ‘afwijkingen’ van het rationele
model om zo meer omzet, een groter marktaandeel, en meer
winst te genereren binnen de regels die overheid en toezicht-
houders aan marktpartijen stellen, zoals eerlijke (correcte, begrij-
pelijke, niet-misleidende) informatievoorziening (Laibson en
Gabaix, 2006).6
5 Industriële organisatie als subdiscipline bestaat sinds rond 1930 en bestudeert hoe bedrijven in imperfecte markten – en dat zijn de meeste - met elkaar concurreren via onder andere hun prijs- en contractstructuur. De behavioral variant hiervan is van recente datum.
6 Voor financiële keuzes is aangetoond dat aanbieders inspelen op cognitieve beperkingen van hun klanten (Agarwal en anderen, 2009).
rationeel beleid voor irrationele mensen 27
Voor beleid dat als uitgangspunt heeft dat leefstijlkeuzes moeten
aansluiten bij wat mensen zelf willen, is het uiteraard van groot
belang te weten wanneer goed geïnformeerde, handelingsbe-
kwame mensen iets anders doen dan wat ze zouden moeten
doen gezien hun eigen doelen. Hoe kunnen we weten wanneer
onthulde voorkeur (gedrag) niet de normatieve preferenties (ware
voorkeur) weerspiegelt, en wat de ware voorkeur is? Beshears en
anderen (2008) brengen in kaart welke omstandigheden de kans
groot maken dat mensen niet datgene doen dat niet aansluit bij
wat ze gezien hun eigen wensen en doelen zouden moeten doen.
1. Inter-temporele keus met onmiddellijke behoeftebevrediging
Bij inter-temporele keuzes moet het welzijn in verschillende
perioden tegen elkaar worden afgewogen, waarbij geldt dat ‘you
can ‘t have your cake and eat it’. Keuzes met verleiding zijn die
waarbij een van de mogelijkheden meteen plezier oplevert. De
gedragseconomie laat zien dat als een van de mogelijkheden
waaruit gekozen kan worden onmiddellijk nut oplevert, ook goed
geïnformeerde, handelingsbekwame mensen meer voor de korte
termijn gaan dan past bij hun eigen voorkeuren en doelen. Wat
iemand dan kiest, wordt mede bepaald door (gebrek aan) wils-
kracht: het (on)vermogen om intentie om te zetten in gedrag.
Read en Van Leeuwen (1998) illustreren dit voor (on)gezonde
voedselkeus. Ze lieten kantoormedewerkers aangeven welk
type snack zij een week later zouden willen eten: een gezonde
(fruit) of een ongezonde (candybar). Het gaat hier om een inter-
temporele keus zonder de mogelijkheid tot onmiddellijke belo-
ning, immers nu moet er gekozen worden voor volgende week.
Driekwart bestelde fruit. Dezelfde werknemers kregen een week
later inderdaad een tussendoortje aangeboden, maar beide
snacks waren in ruime mate beschikbaar. Daarmee was het een
28 nea paper 48
inter-temporele keus met onmiddellijke verleiding geworden.
Nu koos slechts 30 procent voor de gezonde snack. Minstens7 45
procent veranderde dus van gedachten op het moment dat er een
onmiddellijke beloning was.
2. De keus is complex
Hoe meer alternatieven, hoe moeilijker iemand het vindt om voor
zichzelf te verantwoorden waarom de keus uitvalt in het voordeel
van dat ene product (Schwartz, 2004).8 Verder kan informatie
juist verwarring zaaien in plaats van verhelderen, en daardoor
tot slechtere keuzes leiden (Simon, 1955). Bovendien put cogni-
tieve inspanning de wilskracht uit, waardoor mensen eerder voor
verleiding bezwijken (Faddegon, 2009). Complexe keus versterkt
dan ook het onder 1) gesignaleerde effect van een gebrek aan
wilskracht.
3. Er is een passieve (wie-zwijgt-stemt-toe) keus mogelijk
De stille keus - wat je kiest als je geen actieve keus maakt – heeft
een groot effect op gedrag. Daar zijn meerdere redenen voor. ‘Ik
vul morgen dat formulier wel in’, en van uitstel komt afstel. Ook
wordt de stille keus opgevat als de door deskundigen aanbevolen
keus, en/of als de descriptieve sociale norm – datgene wat de
meeste mensen doen. Mensen voelen zich geroepen aan zichzelf
en/of anderen uit te leggen waarom ze ‘afwijken’, bijvoorbeeld
als ze als voetganger in Amsterdam stoppen voor rood licht. Het
effect van de stille keus is aangetoond op veel terreinen, varië-
7 Het kan ook meer zijn, als werknemers die chocola hadden besteld bij nader inzien fruit kozen.
8 Analytisch is onderscheid te maken tussen maximizers en satisfiers, maar in de praktijk zijn de verschillen tussen mensen niet zo categorisch. Mensen kunnen bovendien, afhankelijk van het domein, meer of minder geneigd zijn tot optimalisatie. Zie Schwartz en anderen (2002).
rationeel beleid voor irrationele mensen 29
rend van pensioensparen tot maaltijdkeus en orgaandonatie
(Kooreman en Prast, 2010).
4. Er zijn derden die kunnen profiteren van de voorspelbare
irrationaliteit
Bedrijven kunnen profiteren van het wilskrachtprobleem, de rela-
tie tussen complexiteit en het uitstellen/afzien van een keus, de
gevoeligheid voor de stille keus en framing (Kooreman en Prast,
2010; Prast, 2010; DellaVigna en Malmendier, 2004; Laibson en
Gabaix, 2006). Vooral het wilskrachtprobleem wordt in het busi-
ness model benut. Goederen waarvoor geldt dat mensen hun
toekomstige consumptie overschatten (naar de gym gaan) zijn
duur in aanschaf, en goedkoop of gratis in gebruik. Voor produc-
ten waarvan mensen hun toekomstige gebruik onderschatten
geldt het omgekeerde: lage aanschafprijs, hoge variabele kosten
(mobiele telefoon; printer en inktpatronen; extra bagage op reis;
voordeelverpakkingen van snoep en snacks). Op het wilskracht-
probleem wordt ook ingespeeld door producten waarvan mensen
zich voornemen niet, of minder, te consumeren, laagdrempe-
lig aan te bieden, zodat mensen voor verleiding bezwijken. Dat
sigaretten 24 uur per dag verkrijgbaar zijn speelt in op de moeite
die mensen hebben om goede voornemens ten uitvoer te bren-
gen. Een overtuigde roker kan immers eenvoudig ruimschoots het
aantal sigaretten kopen dat hij van plan is te consumeren, want
sigaretten bederven niet snel en zijn gemakkelijk op te slaan. Het
zijn juist mensen die zich voornemen te stoppen of te minde-
ren die door de ruime beschikbaarheid worden ‘geholpen’. Ook
voor financiële keuzes is aangetoond dat aanbieders inspelen op
cognitieve beperkingen van hun klanten (Agarwal en anderen,
2009).
30 nea paper 48
5. Er is beperkte mogelijkheid tot het leren van fouten
Een laatste omstandigheid die de kans groot maakt dat mensen
ook als ze goed geïnformeerd zijn keuzes maken die niet bij hun
eigen doelen passen, is de volgende: als de mogelijkheid tot het
leren van fouten beperkt is. Wie met pensioen is en merkt dat hij
te weinig heeft gespaard kan het niet overdoen. Ook voor leef-
stijl geldt dat de aangerichte schade pas duidelijk wordt na lange
tijd omdat die het gevolg is van de optelsom van vele, dagelijks
terugkerende, en op zichzelf onschuldige ‘fouten’.
Voor alle hiervoor beschreven omstandigheden geldt, dat ze
niet betrekking hebben op een gebrek aan kennis en informatie.
Informatieoverdracht en overreding zullen er dan ook niet toe
leiden dat het verschil tussen onthulde en normatieve voorkeur
(gedrag en eigen wensen) verdwijnt. Om met Redelmeier en Shafir
(1995) te spreken: ‘Thinking harder will not eliminate a cognitive
bias anymore than staring intently will make a visual illusion
disappear’. Dat betekent ook dat de genoemde invloeden net zo
goed effect hebben op hoger opgeleiden en hogere inkomens.
Daarbij is wel de kanttekening van belang dat er enig verband is
tussen wilskracht op kinderleeftijd, en maatschappelijk succes,
zowel in de zin van prestaties als sociaal, als jongvolwassenen
(Eigste en anderen, 2006). Dat kan betekenen dat lagere sociale
klassen extra gevoelig zijn voor de genoemde invloeden.
rationeel beleid voor irrationele mensen 31
5. Gedragseconomische interventies
Gedragseconomisch geïnspireerde interventies rond leefstijl
houden rekening met de invloeden op gedrag die werden bespro-
ken in de vorige paragraaf. Ze hebben als doel ervoor te zorgen
dat omstandigheden die ertoe leiden dat mensen keuzes maken
die niet aansluiten bij hun eigen wensen en belangen worden
geneutraliseerd. Ze grijpen niet aan bij de rede, ervan uitgaande
dat op het gebied van leefstijl keuzes sterk door andere factoren
dan de rede worden beïnvloed.
Just en anderen (2008) onderzoeken het effect van keuzes
vooraf op de menukeuze in een kantine. Ze vergelijken de bestel-
lingen van scholieren die vooraf een keuze hadden moeten
maken met die van scholieren die ter plekke vrij zijn om te kiezen
wat ze willen eten. Ze vinden echter geen effect. Wel effectief in
het bevorderen van gezond gedrag in kantines is het inzetten van
de betaalmethode (Just en anderen, 2008). Studenten in groep a)
kregen 20 dollar in cash. In groepen b) en c) kregen ze een chip-
kaart met tien dollar erop plus tien dollar contant. In b) mocht de
chipkaart alleen gebruikt worden voor gezonde gerechten, terwijl
in situatie c) alle gerechten met de kaart betaald mochten worden
– dat leek het meest op de werkelijkheid dus.
In situatie c), ongedifferentieerd betalen (de huidige realiteit
dus), werden ongezondere gerechten gekozen en was het aantal
geconsumeerde calorieën significant groter dan in de andere twee
condities (Figuur 2). In de contant-plus-gezonde-pasconditie
kregen de studenten rond twee keer zoveel gezonde, en slechts
rond 40 procent zoveel ongezonde calorieën binnen als bij onbe-
perkt betalen. Maar ook in de alleen-contant conditie (midden,
de feitelijke situatie voordat pinnen en chippen werd geïntrodu-
32 nea paper 48
ceerd) is het aantal ongezonde calorieën een stuk kleiner dan bij
onbeperkt betalen.
Het effect van gedifferentieerd betalen komt volgens de onder-
zoekers doordat contant betalen tot meer weloverwogen keuzes
leidt. Zoals Just en Wansink (2009) opmerken: ‘Students have to
take out the dollar they might otherwise spend on an iTune and
ask themselves how bad they want the cookie’. Ontwikkelingen
in de betaaltechnologie zijn dus niet-neutraal, iets wat ook
al is geconstateerd met betrekking tot sparen (Laibson, 2005).
Dat we virtuele handelingen gevoelsmatig anders beleven dan
niet-virtuele handelingen, blijkt ook uit het feit dat we minder
afwijzend staan tegenover illegaal downloaden van muziek of
boek dan tegenover het plunderen van een winkel. (Ariely, 2012).
Zoals Figuur 2 laat zien is de overgang van het vroegere betaalsys-
teem (alleen contant) naar een systeem waarin kleine bedragen
behalve contant ook kunnen worden gepind, dikmakend.
Figuur 2. Betaalmethode en voedselkeus
Bron: auteur gebaseerd op Just en anderen (2008)
c = pinnen en contant betalena = alleen contant betalenb = contant plus gezonde pas
rationeel beleid voor irrationele mensen 33
Gedifferentieerd betalen kan ook fungeren als zelfbindings- of
disciplineringmechanisme. Mensen die zich voornemen gezonder
te eten en weten dat ze hier vanzelf niet toe komen, kunnen hun
voornemen omzetten in gedrag door geen contant geld op zak te
hebben. Hierdoor beperken ze zelf bewust hun eigen toekomstige
keuzevrijheid. Het feit dat steeds meer horecagelegenheden en
winkels er toe overgaan om contant geld zelfs helemaal niet meer
te accepteren, maakt het voor mensen nog moeilijker om zich te
disciplineren.
Downs en anderen (2009) onderzoeken of mensen zich laten
beïnvloeden door datgene dat als de gemakkelijke, voor de
hand liggende keuze, wordt gepresenteerd. Ze variëren de volg-
orde van sandwiches in het menu van fastfoodrestaurants. In de
eerste variant stonden op de eerste pagina van het menu de vijf
calorie-armste sandwiches, in de tweede de vijf calorierijkste,
en in een derde een mix hiervan. Andere sandwiches stonden op
een apart vel achterin het menu. Als er alleen gezonde sandwi-
ches op het voorblad staan, worden die anderhalf keer zo vaak
gekozen als wanneer de voorpagina een mix bevat, zo ontdek-
ken de onderzoekers. In een latere studie laten dezelfde auteurs
(Wisdom en anderen, 2010) zien dat dit ‘voor-de-hand-liggende-
keuze’-effect afhangt van de precieze vormgeving. Als de minder
gezonde sandwiches al op bladzijde 2 van het menu staan, heeft
dat weliswaar een significant positief effect op de keuze van een
gezonde sandwich, maar dit wordt gecompenseerd door calorie-
rijkere bijgerechten en/of drankjes.
Wansink en anderen (2002) onderzoeken of voedselkeuzes te
bevorderen zijn door de omschrijving van gerechten verleidelijk
te maken. Gedurende zes weken bekeken ze in een universi-
teitsrestaurant het effect van twee verschillende omschrijvingen
van gerechten die altijd al op het menu stonden: de standaard
34 nea paper 48
(feitelijke) omschrijving, en een omschrijving die mogelijk een
positieve associatie opwekt. Producten met een trekbevorderende
omschrijving werden vaker (+ 27 procent) gekozen. Voorbeelden
van effectieve labels in de Amerikaanse situatie zijn ‘Cajun’
(geografisch), ‘traditional’ (nostalgisch), en ‘tender’ (smaak).
Gueguen en Jacob (2012) komen voor Frankrijk tot vergelijkbare
conclusies.
Volpp en anderen (2008b) onderzoeken of een financiële
prikkel die aansluit bij gedragseconomische inzichten, mensen
motiveert om gewicht te verliezen. Het gaat hierbij niet om een
beloning voor gewichtsverlies (dat zou een rationele prikkel zijn),
maar om het inspelen op het psychologische mechanisme van
spijtaversie. De onderzoekers vergelijken drie (willekeurig toege-
wezen) groepen mensen met een hoge BMI. Een groep deed mee
aan een loterij, waarbij winnaars hun opbrengst alleen zouden
krijgen als ze hun streefgewicht hadden bereikt. Dit speelt in op
spijtaversie. Wie later een winnend zal blijken te hebben, maar
de opbrengst niet krijgt omdat hij zijn streefgewicht niet heeft
behaald, weet wat hij misloopt. In een andere groep zetten
deelnemers hun eigen geld op het spel; dat zouden ze alleen
terugkrijgen als ze het streefgewicht (een gewichtsverlies van 12
kilo in 16 weken) zouden behalen. Dit is een zelfdisciplinerings-
mechanisme dat een prijskaartje hangt aan uitstelgedrag. Mensen
in deze groep mochten zelf kiezen hoeveel ze wilden inzetten. In
een controlegroep werden deelnemers die ook wilden afvallen,
alleen eens per maand gewogen.
In zowel de loterij- als de ‘eigen-inzet’-groep slaagde rond
de helft van de deelnemers erin het streefgewicht te behalen;
in de controlegroep was dat slechts 11 procent. Het gemiddelde
gewichtsverlies was respectievelijk 9,8 (loterij), 10,5 (statiegeld)
en 2,9 kilo (controlegroep). Drie maanden nadat het experiment
rationeel beleid voor irrationele mensen 35
was beëindigd, hadden de interventiedeelnemers nog steeds een
lager gewicht dan de controlegroep, maar was het verschil niet
meer significant. John en anderen (2011) doen een vergelijkbaar,
maar langer durend onderzoek (32 weken). Ze concluderen dat
gedurende de interventie er een significant effect is, maar dat
na afloop uiteindelijk het verschil verdwijnt. Zij interpreteren
dat als slecht nieuws, maar het is de vraag of deze uitkomst zo
anders is dan die van mensen die met een personal trainer resul-
taat boeken, maar terugvallen in de oude routine als ze daarmee
stoppen.
Charness en Gneezy (2009) bekijken of gewichtsverlies te
bevorderen is door met een tijdelijke financiële prikkel lichaams-
beweging tot gewoontegedrag te maken. In een eerste onder-
zoek kregen studenten geld voor gymbezoek. De helft van de
deelnemers kreeg 25 dollar per persoon als ze in de komende
week de gym minstens eenmaal zouden bezoeken, leden van
de controlegroep kregen niets. Van de 25 dollar-groep kreeg de
helft na die eerste week 100 dollar in het vooruitzicht als ze in de
komende maand de gym minstens achtmaal zouden bezoeken.
Het gym bezoek steeg significant meer dan in de controlegroep,
en kwam geheel voor rekening van studenten die voorheen geen
regelmatige gymbezoekers waren. Ook zeven weken nadat het
experiment was afgelopen was de gymfrequentie hoger dan voor
de start van het experiment. In een tweede onderzoek kregen
alle deelnemers 50 dollar als ze na een maand hun gezond-
heid zouden laten meten. Voor sommigen werd de uitbetaling
alleen verricht als ze in de komende maand minstens eenmaal de
gym zouden bezoeken, anderen kregen het bedrag alleen als ze
minstens achtmaal waren gegaan. Ook hier werd de bezoekfre-
quentie gemeten vóór, tijdens, en na zeven weken. Daaruit bleek
een significante stijging, waarbij de groep die minstens acht maal
36 nea paper 48
naar de gym had moeten gaan, vaker bleef gaan dan de groep die
minstens eenmaal had moeten gaan. Het lijkt er op dat de prikkel
gezond gewoontegedrag heeft uitgelokt, maar ook hier is de vraag
is of het effect langer stand houdt.
Vellekoop en anderen (te verschijnen, 2012/2013) onderzoeken
een ‘statiegeld’-benadering voor lichaamsbeweging. Oogmerk is
om mensen die zich geen personal trainer kunnen veroorloven,
toch een zelfdisciplineringsinstrument te bieden. Leden van een
sportschool die de school weinig bezoeken, krijgen de mogelijk-
heid om bovenop het lidmaatschapsgeld (kwartaalkaart) een
bedrag te storten. Elke week dat ze minder vaak komen dan het
door henzelf gekozen streefaantal, raken ze het bedrag van die
week kwijt. Komen ze net zo vaak per week als ze zich hebben
voorgenomen, dan krijgen ze hun eigen geld contant uitbetaald
(zonder rente). Op deze manier wordt aan uitstelgedrag een prijs-
kaartje gehangen. Een variant van dit systeem is onlangs (januari
2012) ingevoerd door een sportschool in de VS. Leden kunnen
een app downloaden en aangeven hoe vaak per week ze willen
gaan.9
Volgens Beshears en anderen (2005) is het feit dat sigaret-
ten 24/7 te koop zijn een voorbeeld van third-party marketing.
Mensen hebben voldoende aan gewone winkelopeningstijden
om tandpasta te kopen – waarom geldt dat niet voor sigaretten?
Dat is volgens Beshears en anderen omdat aanbieders inspelen
op het feit dat de meeste rokers willen minderen of zelfs stoppen,
en om die reden tijdens winkeluren een beperkte hoeveelheid (of
zelfs geen) sigaretten kopen. ‘Dankzij’ de 24/7 beschikbaarheid
bezwijken ze voor de verleiding. Beshears en anderen bepleiten
interventies die niemand het roken beletten, maar die aspirant-
9 http://www.engadget.com/2012/01/03/gympact-iphone-app-offers-cash-rewards-to-gym-goers-penalizes-i/
rationeel beleid voor irrationele mensen 37
stoppers en -minderaars helpen hun gedrag in lijn met hun
doelen te brengen. De introductie van een tabaks-chipknip die
slechts eenmaal per maand of week is op te laden, zou mensen
in staat stellen zelf hun rantsoen te bepalen. Sigaretten kunnen
alleen worden gekocht als er voldoende rantsoen op de chipkaart
staat. In een sterkere variant (alles-of-niets) zou er voor sigaret-
ten een tabaks-id kunnen worden geïntroduceerd: alleen wie in
het bezit is van deze pas, mag sigaretten kopen. Dat lijkt op de
wietpas, maar het verschil is dat iedereen de kaart kan krijgen. De
enige voorwaarde is dat de tabakspas op tijd wordt aangevraagd.
Dit kan maar eens per jaar; na een jaar is opnieuw aanvra-
gen nodig. Wie wil stoppen laat de kaart verlopen (of vernietigt
hem tussentijds). Een andere mogelijkheid is het invoeren van
een wachttijd bij de aankoop van sigaretten. Wie nu sigaretten
bestelt, krijgt ze pas (bijvoorbeeld) overmorgen geleverd.
Een van de redenen waarom mensen ‘kortzichtige’ keuzes maken
is dat ze zich geen voorstelling kunnen maken van hun toekom-
stige ik. In het pensioendomein is onderzocht in hoeverre dit
een rol speelt bij spaargedrag – wat net als stoppen met roken
een inter-temporele keus met verleiding is. Ersner-Hershfield en
anderen (2009) vinden het volgende: als jongeren denken aan
sparen voor hun pensioen, treedt dezelfde hersenreactie op als
wanneer ze denken aan weggeven van geld aan onbekenden.
Hierdoor geïnspireerd confronteren Hershfield en anderen (2011)
jongeren met een spiegelbeeld van hoe ze er op hun zeventigste
uit zullen zien. In vergelijking met een controlegroep zijn deze
jongeren daarna significant meer bereid tot spaargedrag. Dat
zegt iets over waarom mensen onvoldoende pensioensparen.
Of zo’n spiegel ook de oplossing kan zijn is de vraag. Inmiddels
(december 2012) kan iedereen online een spiegelbeeld zien van
38 nea paper 48
zichzelf over dertig jaar, in de hoop dat dit het sparen bevordert
(http://faceretirement.merrilledge.com/). Om te bezien of gebrek
aan voorstellingsvermogen ook een rol speelt in het gezondheids-
domein, zouden mensen moeten worden geconfronteerd met
hun eigen spiegelbeeld na vele jaren roken, of als dik iemand.
rationeel beleid voor irrationele mensen 39
6. Evaluatie en beleidsimplicaties
Voor het huidige leefstijlbeleid zijn de conclusies van weten-
schappelijk onderzoek tamelijk vernietigend. Wetenschappelijke
fundering door betrouwbaar onderzoek vooraf is nagenoeg
afwezig. Nog niet de helft van de interventies is achteraf geëva-
lueerd, waarvan slechts de helft op effectiviteit in termen van
gedragsverandering. De evaluaties die er zijn, vinden geen - of
zelfs een averechts - effect op gedrag. Datzelfde geldt voor de
waarschuwingen tegen roken. Calorie-informatie in de horeca
leidt over het geheel genomen niet tot minder calorieverbruik.
Voor calorieaanbevelingen komen sommige studies tot de conclu-
sie dat het effect zelfs averechts is, vooral onder mensen met
overgewicht. ‘Keuzebevorderende’ logo’s hebben geen, of een
averechts effect, en ook dat is groter voor mensen met een hoge
BMI. Gezondheidshalo’s leiden tot meer eten, ook door een
fysieke reactie erop. Als mensen denken dat voedsel minder calo-
rieën bevat, wordt hun hongergevoel na het eten ervan minder
lang gestild. Anti-rookwaarschuwingen hebben geen, of een
averechts, effect.
Daar komt nog eens bij dat er allerlei onvermoede invloeden
op leefstijl zijn. Invloeden die het mensen moeilijk maken om
keuzes te maken die aansluiten bij hun eigen doelen en voorne-
mens. Sommige daarvan zijn onbedoeld, zoals de ontwikkelingen
in de betaaltechnologie. De overgang van contant op niet-
tastbaar betalen heeft geleid tot meer gedachteloze aankopen,
aankopen die niet aansluiten bij de eigen gezondheidsintentie,
en heeft ook de mogelijkheden tot zelfdisciplinering beperkt.
Andere invloeden zijn, bezien vanuit de ‘behavioral industrial
organization’, doelbewuste pogingen van de commerciële sector
om in te spelen op de zwakte van de wil en andere oorzaken die
40 nea paper 48
mensen van hun zelf geplande pad afbrengen. Zo is het geen
toeval dat sigaretten 24/7 te koop zijn. Er is geen reden waarom
van-harte-rokers de aankoop van sigaretten minder goed kunnen
plannen dan die van tandpasta. De realisatie van goede voorne-
mens wordt doorkruist door de altijd-beschikbaarheid.
Bezien door een gedragseconomische bril wekt het geen verba-
zing dat een beleid dat sterk leunt op informatie en overreding,
niet werkt. Gedrag staat, zeker op het terrein van leefstijl, onder
invloed van factoren die ervoor zorgen dat mensen keuzes maken
die niet aansluiten bij hun eigen wensen en doelen. Gebrek aan
kennis en zelfs aan intentie lijken niet de bottleneck te zijn als
het gaat om gezondheidsgerelateerd gedrag. De oplossing zit
dan ook niet in het toegankelijker, begrijpelijker, en meer doel-
groepgericht maken van informatie en overreding, maar in het
neutraliseren van invloeden die ervoor zorgen dat mensen keuzes
maken die niet passen bij hun eigen doelen.
Dat hogere sociale klassen beter geïnformeerd zijn en er een
gezondere leefstijl op nahouden, kan de indruk wekken dat er
een oorzakelijk verband is tussen de twee. Tegelijkertijd is vast-
gesteld dat, na controle voor andere factoren, informatie geen
doorslaggevende factor is. Het verband zou ook kunnen duiden
op een omgekeerde causaliteit, namelijk dat wie gezond leeft
meer open staat voor informatie.
Niet alleen voor huidig beleid en voor de inspanningen van de
voedselindustrie geldt dat er onvermoede schadelijke effec-
ten zijn. Ook de omgeving blijkt veel obesogener dan gedacht.
Tegenover dit slechte nieuws over beleid dat aangrijpt bij de rede,
is er ook goed nieuws over de mogelijkheden tot beïnvloeding
van gezondheidsgerelateerd gedrag. Het gaat daarbij om inter-
venties die mensen helpen hun gedrag in lijn te brengen met hun
rationeel beleid voor irrationele mensen 41
eigen wensen, voornemens en doelen. Daarbij zijn er twee typen
interventies te onderscheiden. Het ene type neemt invloeden weg
die mensen ongemerkt van hun eigen pad afbrengen. Het andere
type biedt mensen een instrument om zichzelf te disciplineren, te
wapenen tegen de wegduwende invloeden.
Gedifferentieerd betalen van eten kan gewoontegedrag door-
breken door mensen te bepalen bij de gedachteloze keuzes die
ze maken. Ook kan het mensen een instrument geven om hun
goede voornemens in gezond gedrag om te zetten. Op het eerste
oog lijkt het een vergaande ingreep, maar er worden op allerlei
terreinen beperkingen gesteld aan mogelijkheden om met wettige
betaalmiddelen te betalen. Die zijn gewoonlijk in het belang van
de aanbieder, en niet van de klant. Denk aan betaald parkeren in
Amsterdam (mag niet contant), telefoneren in telefooncel (idem),
alleen met toegangspas kunnen betalen in bedrijfsrestaurant. Ook
zijn sommige betaalmethoden opzettelijk (veel) duurder gemaakt
dan andere, zoals contant betalen in het openbaar vervoer. Dat is
niet in het belang van de reiziger, integendeel.
Een andere veelbelovende manier om de consumptie van
gezonde voeding te bevorderen, is gebruik maken van een
omschrijving die aangrijpt bij de emotie (trek). Dit is een aanpak
die zou kunnen werken in kantines en bedrijfsrestaurants en
waar bij de aanbesteding van de catering rekening gehouden
mee zou kunnen worden. De commerciële sector gebruikt marke-
tingtechnieken met winstoogmerk, de overheid zou datzelfde
kunnen doen met sociaal oogmerk (‘social marketing’). Verder is
onderzoek aanbevolen dat onderzoekt of omdraaiing van logo’s
(heavy, ongezondere keus) via het standaard- en verzadigingsef-
fect gezond gedrag kan bevorderen.
42 nea paper 48
Mogelijk zijn mensen te helpen bij het in de praktijk brengen
van goede voornemens door ze zelf een prijs te laten hangen aan
uitstelgedrag - of het nu gaat om het bereiken van een gezond
gewicht of het gaan naar de gym (loterij, statiegeld). Voor deze
interventies geldt dat ze zijn toe te passen door de overheid maar
ook door het bedrijfsleven. Zo zouden werkgevers een beweeg-
of weegloterij kunnen organiseren voor de werknemers. Dat
hoeft weinig te kosten en past in het kader van maatschappelijk
verantwoord ondernemen en/of in de ambitie om gezondere
en dus productievere werknemers te krijgen. Ook een jaarlijkse
nationale (be)weegloterij is te overwegen, waarbij het ministerie
van VWS een deel van het prijzengeld kan leveren als manier om
bewegen en afvallen te stimuleren.10
Mensen die willen minderen, of stoppen, met roken zijn te
helpen door het kopen van sigaretten minder gemakkelijk te
maken. Beperkte verkooptijden (eens per week), een tabaks-
rantsoenkaart of –id, en een verplichte wachttijd tussen bestel-
len en leveren zouden niemand het roken ontnemen. Maar het
kan mensen die willen stoppen helpen die wens in daden om te
zetten. Natuurlijk, er kan een zwarte markt ontstaan, en er zullen
mensen voor de verleiding bezwijken en bij anderen een sigaret
bietsen. Het gaat er hier echter niet om (anders dan bijvoor-
beeld indertijd in de VS de drooglegging, en tegenwoordig de
wietpassen) mensen beperkingen op te leggen, maar mensen de
instrumenten ter hand te stellen waarmee ze zichzelf beperkin-
gen opleggen als ze dat willen – en dat is de meerderheid van de
rokers (Kooreman en Prast, 2010). Dit zou ook het doorberekenen
van de maatschappelijke kosten aan rokers die niet intekenen op
10 Auteur is lid van de RvC van de Staatsloterij.
rationeel beleid voor irrationele mensen 43
Do’s en don’t s op het gebied van gezondheidspreventie:
Type interventie Do’s Don’ts
Informatie, waarschuwen, overreden
Informeren over de schade van uitstel van gedragsverandering; mensen percipiëren dat als ‘gratis’Logo’s op ongezond voedsel (zodat gezond de standaard wordt)Trekbevorderende omschrij-vingen van gezond voedsel
Informatie over schade van ongezond gedragWaarschuwen tegen ongezond gedragLogo’s op gezonde items (die suggereren dat gezond bijzonder is)
Doorbreken gewoonte-gedrag
Ongezonde voeding alleen contant laten betalen; bij aanbesteding catering dit als eis opnemen
Aanbieden zelfbindings-mechanismen
Invoeren pafpas die eens per jaar kan worden aangevraagd en/of eens per maand is op te ladenInvoeren wachttijd tussen bestellen en afhalen sigaretten
Verkrijgbaarheid sigaretten buiten winkelopenings-tijden; dit bemoeilijkt het mensen om hun intentie om te zetten in gedrag
Convenanten en codes
Stel code op waaraan industrie zich moet houden, met onafhankelijke monitoring-commissie; indien na drie jaar geen vooruitgang, wet- en regelgeving invoerenIntegreren in MVO
Vrijblijvend convenant met voedselindustrie werkt niet, want industrie heeft groot belang bij ongezond gedrag; window dressing en zogenaamd MVO
Verboden en geboden
Sigaretten alleen te koop met zelfgekozen pafpasKantines verplichten om gedifferentieerd betalen in te voeren; supermarkten idem
Verbod op ongezond voedsel belemmert keuzevrijheid en reduceert welzijn van mensen die af en toe eens willen snoepenVerbod op sigaretten idem; verboden zijn niet nodig om gedrag te doen veranderen
44 nea paper 48
zelfbindingsmechanismen aanvaardbaar(der) maken. Immers,
wie wil stoppen heeft nu de kans dat te doen, wie dat niet wil
aanvaardt de gevolgen van zijn gedrag.
Gezien het feit dat vooral lagere sociale klassen er een ongezonde
leefstijl op nahouden, zouden het juist deze klassen zijn die baat
hebben bij het neutraliseren van ongewenste invloeden en bij de
introductie van invloeden die mensen helpen hun voornemens
om te zetten in gedrag.
De vraag is legitiem of de overheid de (morele) plicht heeft om
informatie te geven en de helderheid en transparantie van de
communicatie te bevorderen ook als dit beleid volstrekt nutteloos
is, bijvoorbeeld omdat burgers ondanks het feit dat ze er niets
mee doen, informatie op prijs stellen en omdat het optreden van
commerciële partijen leidt tot een marktfalen dat consumenten
weghoudt van een ook door hen geprefereerde situatie. Of deze
vraag bevestigend beantwoordt moet worden hangt af van a) de
kosten van dit beleid en b) de eventuele negatieve effecten van
dit beleid. Nog afgezien van mogelijke negatieve gedragseffecten
stelt Glaeser (2006) dat het geven van informatie en waarschu-
wingen een psychologische belasting opleggen aan mensen die
hun gedrag niet willen en zullen veranderen (‘blije rokers en
dikkerds’), maar er zich door de informatie en waarschuwingen
wel schuldiger over gaan voelen. Tegenover deze belasting staan
geen overheidsinkomsten, vandaar dat het volgens Glaeser
inferieur is aan bijvoorbeeld een vettaks.
rationeel beleid voor irrationele mensen 45
7. Samenvatting en conclusie
Beleidsmakers willen mensen in staat stellen weloverwogen
keuzes te maken. Zeker als het gaat om gezondheidsgerelateerd
gedrag is er weinig tot geen draagvlak voor bindend ingrijpen.
Ook financiële prikkels stuiten snel op weerstand. Uitgaande van
het rationele keuzemodel blijft er dan niet veel anders over dan
informeren, voorlichten en overreden.
Deze studie heeft laten zien dat gedrag systematisch onder
invloed staat van factoren die niet aansluiten bij de rede, terwijl
‘redelijke’ invloeden geen of zelfs een averechts effect hebben.
Dat geldt bij uitstek voor gezondheidsgerelateerd gedrag. Het
maakt de kans groot dat wat mensen doen niet aansluit bij wat
ze zelf willen – ook als ze goed geïnformeerd en handelingsbe-
kwaam zijn. Het verklaart waarom informatie- en overredings-
beleid weinig effectief is als het gaat om gezondheidsgerelateerd
gedrag. De effecten lijken zelfs averechts te zijn, juist voor zwak-
kere groepen in de samenleving.
Deze studie heeft ook concrete suggesties gedaan voor inter-
venties die wel kans van slagen hebben. Succesvolle interventies
elimineren de sturing door de omgeving en/of geven mensen de
instrumenten in handen om zichzelf tegen die sturing te wape-
nen. Ze maken het mensen eenvoudiger om keuzes te maken die
aansluiten bij hun eigen doelen – iets wat juist als het gaat om
gezondheidsgerelateerd gedrag door beleidsmakers zo belangrijk
wordt geacht. De concrete toepasbaarheid is bij sommige ideeën
wellicht een issue, maar de omvang van de problematiek en het
gebrek aan effectiviteit van huidig beleid maken het van groot
belang alternatieven aan te dragen, te onderzoeken en bespreek-
baar te maken.
46 nea paper 48
Commerciële bedrijven benutten systematisch het effect van niet-
rationele invloeden op gedrag van hun klanten in het belang van
hun omzet, marktaandeel en winst. Het is een van de redenen
dat de omgeving waarin mensen tot keuzes komen geen level
playing field is. Het betekent dat het naïef is, en van weinig
wetenschappelijke kennis getuigt, om veel te verwachten van
convenanten. Het goede nieuws is dat juist die psychologische
mechanismen die mensen kwetsbaar maken voor sturing van hun
eigen pad, te gebruiken zijn om mensen (zich) op hun eigen pad
te (laten) houden of hen daarnaar terug te leiden. Wat commer-
ciële bedrijven doen met marketing, zou de overheid kunnen
inzetten ten behoeve van ‘social marketing’. Daarnaast is het
van belang dat beleidsmakers en toezichthouders het gedrag van
marktpartijen niet alleen bezien door een rationele, maar ook
door een gedragswetenschappelijke bril, en waar nodig ingrijpen
als deze manier van kijken leidt tot de diagnose van misbruik en
kwalijke beïnvloeding.
De inleiding van deze studie benadrukte een aantal overeen-
komsten tussen gezondheidsgerelateerd gedrag en pensioenspa-
ren. Dat werpt de vraag op of de hier gesuggereerde oplossingen
ook van toepassing kunnen zijn in het pensioendomein. Het
antwoord is: ja. Zelfbindingsmechanismen zijn succesvol geble-
ken in het bevorderen van sparen, net als het aanbieden van
pensioensparen als standaard, en in mindere mate het elimine-
ren van de passieve keus (= niet-sparen) in het pensioendomein
door werknemers en zzp’er te verplichten een keus te maken voor
al dan niet bijsparen. Dit komt aan de orde in een NEA-paper
waarin gedragseconomie wordt toegepast op pensioensparen.
Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de vraag of er uit
de behavioral industrial organization conclusies zijn te trekken
voor de governance van aanbieders van pensioenoplossingen.
rationeel beleid voor irrationele mensen 47
Het is voor zowel gezondheidspreventie als pensioensparen
van belang om de kennis over menselijk gedrag en de invloeden
daarop op de maatschappelijke agenda te krijgen. Zolang dat
niet gebeurt, wordt beleid dat aansluit bij de rede beschouwd als
‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Ook blijft dan de overtuiging
heersen dat wat geïnformeerde handelingsbekwame mensen
doen, aansluit bij hun eigen wensen. En wordt een overheid die
de omgeving wil neutraliseren, gezien als een stiekem manipu-
lator. Pas als de boodschap doordringt dat niet-interveniëren
niet-neutraal is, zal het besef komen dat dit soort interventie iets
anders is dan betutteling.
48 nea paper 48
Literatuur
Agarwal, Sumit, John G.Driscoll, Xavier Gabaix en David I. Laibson (2009), The Age of Reason: Financial Decisions over the Life-Cycle with Implications for Regulation, Brookings Papers on Economic Activity 2
Aguiar, Mark en Erik Hurst (2012) Deconstructing Lifecycle Production, Working Paper Princeton University/University of Chicago
Albarracin, Dolores, Wei Wang en Joshua Leeper (2009), Immediate Increase in Food Intake Following Exercise Messages, Obesity 17 (7)
Alessie, Rob, Maarten van Rooij en Annamaria Lusardi (2011), “Financial Literacy, Retirement Preparation and Pension Expectations in the Netherlands”, DNB Working Paper No. 289
ASPECT Consortium. (2004). Tobacco or health in the European Union: Past, present and
future, Office for Official Publications of the European Communities, Luxemburghttp://ec.europa.eu/health/archive/ph_determinants/life_style/tobacco/documents Beaudoin, C.E., C. Fernandez, J.L. Wall en T.A. Farley (2007), Promoting Healthy
Eatingand Physical Activity: Short-Term Effects of a Mass Media Campaign, American
Journal of Preventive Medicine, 32:217Beshears, J., J.J. Choi, D. Laibson en B.C. Madrian (2005), “Early Decisions: A
Regulatory Framework”, Swedish Economic Policy Review (12) p. 41-60.Beshears, J., J.J. Choi, D. Laibson en B.C. Madrian (2008), How Are Preferences
Revealed?, Journal of Public Economics 92(8-9), pages 1787-1794Bovenberg, Lans (2010), Solidariteit tussen generaties, 4 aprilBovenberg, L. , W. Koelewijn en N. Kortleve (2011), Pensioenstelsel kan helpen op
arbeids-en woningmarkt en in gezondheidszorg, Het Financieele Dagblad, 12 November
Bovenberg, Lans, Johan Mackenbach en Roel Mehlkopf (2006), Een eerlijk en vergrijzingbestendig ouderdomspensioen, ESB 15 december
Brambila-Macias, J., Shankar, B., Capacci, S., Mazzocchi, M., Perez-Cueto, A., Verbeke, W., Traill, W.B. (2012), Interventions to promote healthy eating - What works, what doesn’t and what’s promising: A review, Food and Nutrition Bulletin
Capacci, Sara, Mario Mazzocchi, Bhavani Shankar, José Brambila Macias, Wim Verbeke, Armando Perez Cueto Eulert, Agnieszka Kozioł-Kozakowska, Beata Piórecka, Barbara Niedzwiedzka, Dina D’Addesa, Anna Saba, Aida Turrini, Jessica Aschemann-Witzel, Tino Bech-Larsen, Mathias Strand, Laura Smillie, Josephine Wills en W Bruce Traill (2012), Policies to promote healthy eating in Europe : a structured review of policies and their effectiveness, Nutrition Reviews 70 (3)
rationeel beleid voor irrationele mensen 49
Carman, Katherine Grace en Peter Kooreman (2011), Flu Shots, Mammograms, and the Perception of Probabilities, Working Paper, Universiteit van Tilburg
Centraal Bureau voor de Statistiek (2012), http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3746-wm.htm
Chandon, P en B. Wansink (2007), The Biasing Health Halos of Fast-Food Restaurant Health Claims: Lower Calorie Estimates and Higher Side-Dish Consumption Intentions, Journal of Consumer Research (34)
Chandon, Pierre en Brian Wansink (2011), Is Food Marketing Making Us Fat? A Multi-disciplinary Review, Foundations in Trends and marketing, Now Publishers; also published as Insead Faculty and research paper 2011/64
Charness, G. en U. Gneezy (2009), Incentives to Exercise, Econometrica 77Choi, J.J., D. Laibson, B. Madrian en A. Metrick (2005), Optimal Defaults and Active
Decisions”, NBER Working Paper No 11074Crum, A. J., W.R Corbin, K.D. Brownell en P. Salovey (2011), Mind Over Milkshakes:
Mindsets, Not Just Nutrients, Determine Ghrelin Response, Health Psychology.Cutler, D.M., E.L. Glaeser en J.M. Shapiro (2003) Why Have Americans Become More
Obese? Journal of Economic Perspectives 17 (3)Dagevos, J.C. (2011), In de strijd tegen vet is ‘psychologica’ belangrijker dan
prijslogicaLEI: Wageningen UR, LEI, 2011-12-22 DellaVigna, Stefano (2009), Psychology and Economics: Evidence from the Field,
Journal of Economic Literature 47(2)DellaVigna, S. en U. Malmendier (2006), “Paying Not to Go to the Gym”, American
Economic Review (96), p. 694-719. Downs, J.S., G. Loewenstein en J. Wisdom (2009), “Strategies for Promoting
Healthier Food Choices”, American Economic Review 99 (2)Dumanovsky, T., C.Y. Huang, C.A. Nonas, T.D. Matte, M.T. Bassett en L.D. Silver
(2011), Changes in energy content of lunchtime purchases from fast food restaurants after introduction of calorie labelling: cross sectional customer surveys, British Medical Journal 26 (343)
Eigste, Inge-Marie, Vivian Zayas, Walter Mischel, Yuichi Shoda; Ozlem Ayduk,; Mamta B. Dadlani, Matthew C. Davidson en J. Lawrence Aber (2006), Predicting Cognitive Control From Preschool to Late Adolescence and Young Adulthood, Psychological Science 17 (6)
Engbers, L.H. (2007), FoodSteps: The effects of a worksite environmental intervention on cardiovascular risk indicators, PhD thesis, Free University Amsterdam
Erdogan-Ciftci, Esen, Eddy van Doorslaer en Angel López-Nicolás (2011), Does declining health affect the responsiveness of retirement decisions to financial incentives?, Netspar Discussion Paper DP 01/2011-005
Ersner-Hershfield, H., Garton, M. T., Ballard, K., Samanez-Larkin, G. R., Knutson., B. (2009), Don’t stop thinking about tomorrow: Individual differences in future self-continuity account for saving, Judgment and Decision Making 4
50 nea paper 48
European Advisory Service (2004), The introduction of mandatory nutrition labeling in the European Union, Impact assesment undertaken for the European Commission, Brussel,
http://ec.europa.eu/food/food/labellingnutrition/nutritionlabel/impact_assessment.pdf
Faddegon, Krispijn (2011), Landelijk overgewichtbeleid gespiegeld aan kennis uit de gedragswetenschappen, WRR-Webpublicatie nr 60
Finkelstein, E.A., K.L. Strombotne , N.L. Chan en J.Krieger (2011), Mandatory menu labeling in one fast-food chain in King County, Washington, American Journal of Preventive Medicine 40 (2)
Frank, R.D. (2004), Behavioral Economics and Health Economics”, NBER Working Paper No 10881
Gabaix, Xavier en David Laibson (2006), Shrouded Attributes, Consumer Myopia, and Information Suppression in Competitive Markets, The Quarterly Journal of Economics 121(2), pages 505-540
Gezondheidsraad (2008), Gezonde voeding: logo’s onder de loep, Den Haag, 2008/22
Glaeser, E. (2006), Paternalism and Psychology, The University of Chicago Law Review (73), pp. 133-156.
Grunert, Klaus G. en Josephine M. Wills (2007), A Review of European Research on Consumer Response to Nutrition Information on Food Labels, Journal of Public Health 15 (5)
Guéguen, Nicolas en Céline Jacob (2012), The effect of menu labels associated with affect, tradition and patriotism on sales, Food Quality and Preference 23
Guéguen, Nicolas en Céline Jacob (2012), The effect of menu labels associated with affect, tradition and patriotism on sales, Food Quality and Preference 23
Harnack, Lisa en Simone A. French (2008), Effect of point-of-purchase calorie labeling on restaurant and cafeteria food choices: A review of the literature, International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 5 (51)
Harnack, L.J., S.A. French, J.M. Oakes, M.T. Story, R.W. Jeffery en S.A. Rydell (2008), Effects of calorie labeling and value size pricing on fast food meal choices: results from an experimental trial, International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 5 (63)
Hershfield, Hal E., Daniel G. Goldstein, William F. Sharpe, Jesse Fox, Leo Yeykelis, Laura L. Carstensen en Jeremy N. Bailenson (2011), Increasing Saving Behavior Through Age-Progressed Renderings of the Future Self, Journal of Marketing Research 48, 23-37
Hurst, Erik (2012), The Retirement of a Consumption Puzzle, Netspar International Pension Workshop, Parijs, juni
John, L., G. Loewenstein, A. Troxel, L. Norton, J. Fassbender en K. Volpp (2012), Financial Incentives for Extended Weight Loss: A Randomized, Controlled Trial, Journal of General Internal Medicine (te verschijnen)
rationeel beleid voor irrationele mensen 51
Just, D.R. en B. Wansink (2009), Smarter Lunchrooms: Using Behavioral Economics to Improve Meal Selection, Choices 24(3)
Just, David R., Brian Wansink, Lisa Mancino en Joanne Guthrie (2008), Behavioral Economic Concepts To Encourage Healthy Eating in School Cafeterias: Experiments and Lessons From College Students, ERR-68. U.S. Dept. of Agriculture, December
Kahneman, D. en A. Tversky (1982), The psychology of preferences, Scientific American, 246, 160-173.
Khwaja, A., D. Silverman en F. Sloan (2006), Are Smokers Misinformed? Evidence from Subjective Beliefs about Mortality and Health”, Working Paper
Khwaja, A., D. Silverman,F. Sloan en Yang Wang (2009), “Are Mature Smokers Misinformed?, Journal of Health Economics 28 (2)
Kleef, E. van en H. Dagevos (2009), Gezondheidslogo’s op eten: resumé en verwachtingen, in: Dagevos, H en E van Kleef (redactie), Gezondheidslogo’s op eten. Verkenningen rond hun recente opmars, Wageningen, Wageningen Academic Publishers
Kleef, E. van en H. Dagevos (2012), The growing role of front-of-pack nutrition profile labelling: A consumer perspective on key issues and controversies (forthcoming in
Critical Reviews in Food Science and Nutrition)Kleef, Ellen van, Mitsuru Shimizu en Brian Wansink (2011), Food compensation: do
exercise ads change food intake? International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 8 (6)
Kooreman, P. en H.M. Prast (2010), “What does behavioral economics mean for policy? Challenges to savings and health policies in the Netherlands”, De Economist 158(2)
Kooreman, Peter en Agaath Scherpenzeel (2012), Advanced Body Mass Measurement, Feedback, and Health Behaviors, paper, Centerdata/Tilburg University, June
Laibson, David (2005), Impatience and Savings, NBER Reporter: Research Summary, Fall
Laibson, D. en X. Gabaix (2007), Can People Make Wise Healthcare Choices? paper presented at the AEA 2007 Conference, Chicago
Loewenstein, George (2008), Financial Incentive–Based Approaches for Weight Loss; A Randomized Trial, Journal of the American Medical Association 300 (22)
Lucht, F. van der, en J.J. Polder (2010), Van gezond naar beter, Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, RIVM
Lusardi, A., en O.S. Mitchell (2007), Baby boomer retirement security: The role of planning, financial literacy, and housing wealth. Journal of Monetary Economics 54
Mackenbach, J. (2010), Ziekte in Nederland, Mouria/Elsevier Publishers
52 nea paper 48
Mazzochi, M. (2011), Do Europeans want governments to direct their eating choices?, paper gepresenteerd tijdens de 11th FENS European Nutrition Conference, Madrid, 26-29 oktober
Nederkoorn, Chantal, Remco C. Havermans, Janneke C A H Giesen en Anita Jansen (2011), High tax on high energy dense foods and its effects on the purchase of calories in a supermarket. An experiment, Appetite 56 (3)
Nestlé, Marion (2002), Food Politics: How the Food Industry Influences Nutrition and Health. Berkeley: University of California Press
Nestle, M. en D.S. Ludwig (2010), Front-of-package food labels: Public health or propaganda? JAMA, 303(8)
Nies, Kathrin en Peter Schotman (2007), On the determinants of financial subjective well-being, Netspar Discusssion Paper DP 12/2007-058
Noordink, M., B.P.A. van Mil, B.R. Dunning en R,M, van Schelven (2012), Tissentijdse evaluatie convenant gezond gewicht, Kwink Groep, Den Haag
O’Donoghue, T. en M. Rabin (2005) Optimal taxes for sin goods, Swedish Economic Policy Review 12
Parkes, Gary, Trisha Greenhalgh, Mark Griffin en Richard Dent (2008), Effect on Smoking
Quit Rate of Telling Patients their Lung Age: The Step2quit Randomised Controlled Trial
British Medical Journal, 336(7644)Pérez-Cueto, F. J. A., J. Aschemann-Witzel, B. Shankar, J. Brambila Macias, T.
Bech-Larsen, M. Mazzocchi, S. Capacci, A. Saba, A. Turrini, B. Niedzwiedzka, A. Kozioł-Kozakowska, J. Wills, B. Traill en W. Verbeke (2011) Assessment of healthy eating policies evaluation in Europe: a review within EATWELL project, Public Health Nutrition
Peters, Gjalt-Jorn Ygram, Robert A.C. Ruiter en Gerjo Kok (2012), Threatening communication: a critical re-analysis and a revised meta-analytic test of fear appeal theory, Health Psychology Review
Pierce, John P., Sharon E. Cummins, Martha M. White, Aimee Humphrey en Karen Messer (2012), Quitlines and Nicotine Replacement for Smoking Cessation: Do We Need to Change Policy? Annual Review of Public Health 33
Potters, J.J.M. en H.M. Prast (2009), Gedragseconomie in de praktijk, in W.L. Tiemeijer, C.A. Thomas en H.M. Prast (red), De Menselijke Beslisser: Over de Psychologie van Keuze en Gedrag, (Amsterdam, Amsterdam University Press, 2009), p. 47-58.
Prast, Henriëtte (2010), Gedragseconomie en de financiële crisis, in A. van Witteloostuyn (redactie), Nederland na de crisis, Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde
Preadviezen 2010, SDU
rationeel beleid voor irrationele mensen 53
Prast, Henriëtte (2011a), Rationele pensioenen voor irrationele mensen: een gedragseconomie visie op de toekomst van het pensioen in Nederland, in Maatman, R.H., R.M.M.J. Bauer, D. Busch en L.G.Vereburg, Onderneming en pensioen, Wolters Kluwer
Prast, Henriëtte (2011b), A behavioral economics approach to public health: theory and policy implications, European Journal of Consumer Law 2011/4
Prast, Henriette, Federica Teppa en Anouk Smits (2012), Is Information Overrated? Evidence from the Pension Domain, Paper gepresenteerd tijdens Netspar conferentie, Parijs, 7-8 juni 2012 en tijdens ECB conferentie, München, juli 2012
Read D, en B, van Leeuwen (1998), Predicting Hunger: The Effects of Appetite and Delay on Choice, Organizational Behavior and Human Decision Processes 76 (2)
Redelmeier, Donald A. en Eldar Shafir (1995), Medical Decision Making in Situations That Offer Multiple Alternatives Journal of the American Medical Association 273(4)
Riet, Jonathan van ‘t (2012), Sales effects of product health information at points of purchase: a systematic review, Public Health Nutrition
Rijksvoorlichtingsdienst (2004), Uitgangspunten Overheidscommunicatie, SDU, Den haag
Rinaldi, Ambrogio en Elisabetta Giacomel (2008), Information to Members of DC Pension Plans: Conceptual Framework and International Trends, IOPS Working Paper 5
Rooij, M. van, en F. Teppa (2008) Choice or no choice: what explains the attractiveness of default options Netspar Discussion Papers, 2008(032).
Rozin, Paul (2005), The Meaning of Food in Our Lives: A Cross-Cultural Perspective on Eating and Well-Being, Journal of Nutrition Education and Behavior 37 (2)
Saffer, H. , M. Wakefield en Y. Terry-Mcelrath (2007), The Effect of Nicotine Replacement Therapy Advertising on Youth Smoking, NBER Working paper 12964
Schwartz, B. (2004), The Paradox of Choice: Why More is Less, Ecco Press Schwartz, Barry, Andrew Ward, John Monterosso, Sonja Lyubomirsky, Katherine
White en Darrin R. Lehman (2002), Maximizing Versus Satisficing: Happiness Is a Matter of Choice, Journal of Personality and Social Psychology 83 (5)
Simon, Herbert A. (1955) A Behavioral Model of Rational Choice, Quarterly Journal of Economics, 69(1)
Skinner, Jonathan (2007), Are You Sure You’re Saving Enough for Retirement? Journal of Economic Perspectives
Sloan, F.A., V.K. Smith en D.H. Taylor (2003), The Smoking Puzzle: Information, Risk Perception, and Choice, Harvard University Press.
Steenhuis I., P. van Assema en G. van Breukelen (2004), The effectiveness of nutrition education and labeling in Dutch supermarkets. Am J Health Promot. 18
54 nea paper 48
Swartz, J.J., D. Braxton en A.J. Viera (2011), Calorie menu labeling on quick-service restaurant menus: an updated systematic review of the literature, Int J Behav Nutr Phys Act ; 8 (135).
Thaler, R.H. en C.R. Sunstein (2003), Libertarian Paternalism, American Economic Review (Papers and Proceedings) (93)
TNO (2011), Bewegen in Nederland 2000 – 2010Traill, W. B., Shankar, B., Brambila Macias, J. D.-J., Aschemann-Witzel, J., Strand,
M., Mazzocchi, M., Capacci, S., Verbeke, W., Perez-Cueto, F. J. A., D’ Addesa, D., Saba, A.,
Turrini, A., Niedzwiedzka, B., Koziol-Kozakowska, A., Kijowska, V., Piorecka, B., Infantes,
M., Wills, J., Smille, L., Chalot, F. and Lyle, D. (2010) Interventions to promote healthy eating habits: evaluation and recommendations, Obesity Reviews 11 (12)
Trijp, H. C. van en I.A. Lans, (2007). Consumer perceptions of nutrition and health claims, Appetite 48
UK Department of Health (2011a), The Public Health Responsibility Deal, MaartVariyam, Jayachandram N. (2005), Nutrition Labeling in the Food-away-from-
home sector: an economic assessment, Economic Research Report 4, Economic Research Service Department of Agriculture, April
Variyam, Jayachandram N. (2008), Do Nutrition Labels Improve Dietary Outcomes?”Health Economics, 17, 695-708
Vellekoop, Nathanael, Henriëtte Prast en Peter Kooreman (2012),Wanting to go more to the gym: a field experiment with a commitment device, Working Paper, Tilburg University, te verschijnen
Vermeer, W.M., I.H.M. Steenhuis, F.H. Leeuwis, A.E.R. Bos, M. de Boer en J.C. Seidell (2011), View the label before you view the movie: A field experiment into the impact of Portion size and Guideline Daily Amounts labelling on soft drinks in cinemas. BMC Public Health 11 (438)
Viscusi, W.K. (2007) Regulation Of Health, Safety, And Environmental Risks, in A. Mitchell Polinsky en S. Shavell, Handbook Of Law And Economics, Vol. 2 (Amsterdam, Elsevier/North-Holland
Volpp, K.G., John, L.K., Troxel, A.B., Norton, L., Fassbender, J., and Loewenstein, G. (2008), Financial Incentive-based Approaches for Weight Loss: A Randomized Trial. Journal of the American Medical Association, 300(22), 2631-2637.
Volpp, K.G., A.B. Troxel, M.V. Pauly, H.A. Glick, A. Puig A, D.A. Asch, R. Galvin R, J.Zhu, F. Wan F, J. DeGuzman J, E. Corbett, J. Weiner J en J.Audrain-McGovern (2009), A Randomized Controlled Trial of Financial Incentives for Smoking Cessation. The New England Journal of Medicine 360
Wansink, Brian (2006), Why we eat more than we think, Bantham Books, New YorkWansink, Brian en Pierre Chandon (2006), Can “Low Fat” Nutrition Labels Lead to
Obesity?, Journal of Marketing Research, 43:4 (November), 605-17
rationeel beleid voor irrationele mensen 55
Wansink, Brian, James Painter en Koert van Ittersum (2002), How Descriptive Menu Labels Influence Attitudes and Repatronage, in Susan M. Broniarczyk en Kent Nakamoto (red.), Advances in Consumer Research 29, Valdosta, GA: Association for Consumer Research
Wansink, B., K. van Ittersum en J.E. Painter (2004), How Diet and Health Labels Influence Taste and Satiation, Journal of Food Science, 69 (9)
Waterlander, Wilma (2012), Put the money where the mouth is, dissertatie, Vrije Universiteit
Willis, Lauren E. (2009), Evidence and Ideology in Assessing the Effectiveness of Financial Literacy Education, 46 San Diego L. Rev. 415
Willis, Lauren E. (2011), The Financial Education Fallacy, American Econ. Rev 101 (3)Wisdom, Jessica, Julie S. Downs en George Loewenstein (2010), Promoting Healthy
Choices: Information versus Convenience, American Economic Journal: Applied Economics 2 (april)
World Health Organization. (2008-2013) Action Plan for the Global Strategy for the Prevention and Control of Noncommunicable Diseases (Geneve)
1 Een 10 voor governance (2007) Lans Bovenberg en René Maatman2 Blinde vlekken van de denkers en
doeners in de pensioensector (2007)
Kees Koedijk, Alfred Slager en Harry van Dalen
3 Efficiëntie en continuïteit in pensi-oenen: het FTK nader bezien (2007)
Casper van Ewijk en Coen Teulings4 Jongeren met pensioen: Interge-
nerationele solidariteit anno 21e eeuw (2007)
Mei Li Vos en Martin Pikaart 5 Marktwerking in de pensioensec-
tor? (2007) Jan Boone en Eric van Damme6 Modernisering van het uitvoe-
ringsmodel voor pensioenregelin-gen en marktwerking (2007)
Arnoud Boot7 Differentiatie naar jong en oud in
collectieve pensioenen: een ver-kenning (2008)
Roderick Molenaar en Eduard Ponds
8 Maatwerk in Nederlandse pensi-oenproducten (2008)
Theo Nijman en Alwin Oerlemans9 Je huis of je leven? Eigen betalin-
gen voor woon- en welzijnsvoor-zieningen voor ouderen en opti-malisatie van de pensioenportfolio (2008)
Lou Spoor 10 Individuele pensioenoplossingen:
doel, vormgeving en een illustratie (2008)
Zvi Bodie, Henriëtte Prast en Jan Snippe
11 Hoe kunnen we onze risico’s effi-cient delen? Principes voor opti-male sociale zekerheid en pensi-oenvoorziening (2008)
Coen Teulings12 Fiduciair management: panacee
voor pensioenfondsen? (2008) Jan Bertus Molenkamp13 Naar een solide en solidair stelsel
(2008) Peter Gortzak
14 Het Nederlandse pensioenstelsel: weerbaar en wendbaar (2008) Gerard Verheij
15 Het managen van lange- en korte termijn risico’s (2009) Guus Boender, Sacha van Hoogda-lem, Jitske van Londen
16 Naar een reëel kader voor pensi-oenfondsen (2009) Casper van Ewijk, Pascal Janssen, Niels Kortleve, Ed Westerhout), met medewerking van Arie ten Cate
17 Kredietcrisis en Pensioenen: Modellen (2009) Guus Boender
18 Kredietcrisis en pensioenen: struc-turele lessen en korte termijn beleid (2009)
Lans Bovenberg en Theo Nijman19 Naar een flexibele pensioenrege-
ling voor ZZP’ers (2009) Frank de Jong20 Ringfencing van pensioenvermo-
gens (2009) René Maatman en Sander Steneker
overzicht uitgaven in de nea paper serie
overzicht uitgaven in de nea paper serie
21 Inflation Risk and the Inflation Risk Premium (2009) Geert Bekaert
22 TIPS for Holland (2009) Zvi Bodie
23 Langer doorwerken en flexibel pensioen (2009) Jolande Sap, Joop Schippers en Jan Nijssen
24 Zelfstandigen zonder pensioen (2009)Fieke van der Lecq en Alwin Oerlemans
25 “De API is een no-brainer” (2009) Jacqueline Lommen
26 De pesioenagenda 2009–2010 (2009) Benne van Popta
27 Consumenten aan het roer. Strategische toekomstvisies voor de Nederlandse pensioensector (2010)
Niels Kortleve en Alfred Slager 28 Het pensioen van de zzp’er fiscaal-
juridisch bezien: wie is er aan zet? (2010)
Gerry J.B. Dietvorst29 Normen voor de pensioen-
aansprakenstatistiek (2010) Elisabeth Eenkhoorn en Gerrit Zijlmans
30 Over de wenselijkheid van de uitgifte van geïndexeerde schuld door de Nederlandse overheid (2010) Casper van Ewijk en Roel Beetsma
31 Van arbeidsverhouding naar verhouding tot de arbeid? De doorgroei van de zzp’er (2010) Ad Nagelkerke, Willem Plessen en Ton Wilthagen
32 Leidt uitvoering door concurrerende zorgverzekeraars tot een doelmatige en financieel houdbare AWBZ? (2010)
Erik Schut en Wynand van de Ven33 Herziening Financieel
Toetsingskader (2010) Frank de Jong en Antoon Pelsser34 Decumulatie van pensioenrechten
(2010) Gerry Dietvorst, Carel Hooghiemstra, Theo Nijman & Alwin Oerlemans
35 Van toezegging naar ambitie – Een betaalbaar reëel pensioen dat eerlijk is over de risico’s en aanpasbaar voor exogene ontwikkelingen (2010) Dick Boeijen, Niels Kortleve en Jan Tamerus
36 Now is the time. Overstap naar degressieve pensioenopbouw nu wenselijk en mogelijk (2010) Lans Bovenberg en Bart Boon
37 Het Pensioenlabel als basis voor toezicht (2010) Agnes Joseph en Dirk de Jong
38 De gouden standaard bij beleidsvoorbereiding (2011) Peter Kooreman en Jan Potters
39 Risicoprofielmeting voor beleggingspensioenen (2011) Benedict Dellaert en Marc Turlings
40 Naar een dynamische toekomstvoorziening. Integratie van werk, pensioen, zorg en wonen over de levensloop (2011)
Lans Bovenberg, Wouter Koelewijn en Niels Kortleve
Nets
pa
r n
ea p
aper
s
Henriëtte Prast
Rationeel beleid voor irrationele mensen Een gedragseconomische visie op de toekomst van gezondheidspreventie in Nederland
nea 48
Rationeel beleid voor irrationele mensen
Beleidsmakers willen mensen in staat stellen weloverwogen
keuzes te maken. Zeker als het gaat om gezondheids
gerelateerd gedrag is er weinig tot geen draagvlak voor
bindend ingrijpen. Ook financiële prikkels stuiten snel op
weerstand. Uitgaande van het rationele keuzemodel blijft
er dan niet veel anders over dan informeren, voorlichten
en overreden. In dit paper onderzoekt Henriëtte Prast (TiU)
waarom het huidige beleid niet effectief is en vervolgens
welke methoden vanuit de gedragseconomie wel tot de
mogelijkheden behoren. Ten slotte geeft Prast de beleids
implicaties aan.