Wetenschappelijk artikel - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/063/963/RUG01... ·...
Transcript of Wetenschappelijk artikel - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/063/963/RUG01... ·...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijk artikel
YANNAH VANGHELUWE
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. PATRICK VYNCKE
COMMISSARIS: PROF. DR. HANS VERSTRAETEN
ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
De invloed van consumentenheuristieken op ad likeability en de modererende rol van construal level en need for cognition
aantal woorden: 9757
________________________________________________________________________________________
Inzagerecht in de masterproef (*) Ondergetekende, ……………………………………………………. geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, niet- behorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. Datum en handtekening ………………………….. …………………………. Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past
2
ABSTRACT
Humans are decision-makers. Everyday we see ourselves making decisions about what products and
brands we want to use. When making decisions, people often use rules of thumb or mental
shortcuts, also known as heuristics. The advantage of using such shortcuts is that they are adaptable
to changing environments, reduce the cognitive load, and save time. Heuristics work well under most
circumstances, but they can lead to systematic errors or cognitive biases in some conditions. In this
paper we examine if these heuristics have an impact on ad likeability and if temporal distance (via
construal level) and need for cognition have an effect on the mode of information processing. In a
large-scale experiment the participants (N=209) got to see 12 sets of advertisements. These sets
consisted of 3 versions of the same advertisement with one basic advertisement; one advertisement
with a consumer heuristic and one advertisement with product information. We asked the
participants to score the advertisements from 0 to 10 in terms of ad likeability. To explain
respondents’ choices we conducted an additional qualitative research with 10 in-depth interviews.
Or results indicate that heuristics can have an impact on ad likeability. We do not always choose for
the advertisements with product information. Temporal distance can also moderate the way we
process information. Respondents who are primed with a far temporal distance tend to rely more on
heuristic cues than on product information and attributes.
Keywords: Heuristics, decision-making, construal level theory, consumer behaviour, temporal
distance, information processing, need for cognition
3
INHOUDSTAFEL WETENSCHAPPELIJK ARTIKEL
ABSTRACT 2
1. Inleiding 3
2. Literatuurstudie 6
2.1 Duale verwerkingsprocessen 6
2.1.1 Elaboration Likelihood Model 6
2.1.2 Het Systematic-Heuristic Processing Model van Chaiken 6
2.1.3 Two minds theorieën 7
2.2 Wat zijn heuristieken? 8
2.3 Heuristieken in het hoofd van de consument 11
2.3.1 Persuasieve heuristieken 11
2.3.2 De rol van product involvement 14
2.4 Need for cognition 15
2.5 Construal Level Theory 16
2.5.1 Psychologische afstand en construal level 16
2.5.2 Invloed van construal level op consumentengedrag 17
3. Methodologie 19
3.1 Kwantitatief hoofdonderzoek 19
3.1.1 Respondenten en design 19
3.1.2 Stimulusmateriaal 19
3.1.3 Procedure 20
3.2 Aanvullend kwalitatief onderzoek 21
4. Analyses 22
5. Onderzoeksresultaten 22
5.1 Kwantitatief hoofdonderzoek 22
5.2 Aanvullend kwalitatief onderzoek 24
6. Discussie, conclusie en verder onderzoek 25
7. Referenties 29
8. APPENDIX 38
9. Bijlagen 50
4
1. Inleiding
In een wereld waar consumenten blootgesteld worden aan honderden reclameboodschappen en
dagelijks geconfronteerd worden met honderden beslissingen wordt het moeilijker en moeilijker om
de consument ervan te overtuigen om precies jouw product te kopen. De effectiviteit van reclame en
de optimalisatie ervan is dan ook onoverkomelijk. We kunnen niet alle informatie die adverteerders
ons via reclame geven even grondig gaan verwerken. We gaan vaker terugvallen op het gebruik van
heuristieken. Dit zijn beslissingsregels of cognitieve processen die onze beslissingen gaan
vereenvoudigen. We gebruiken deze heuristieken onbewust of bewust om ons keuzeproces te
ondersteunen. Met minder tijd en meer informatie gaan heuristieken alleen maar belangrijker
worden. We moeten dan ook beter begrijpen hoe consumenten reclame gaan verwerken en
beslissingen nemen. De manier waarop consumenten heuristieken gebruiken kan aantonen hoe we
het strategische niveau van marketing kunnen linken aan tactische initiatieven. Het kan ook een
verklaring bieden voor waarom bepaalde merken zo sterk aan de top staan. De inzichten in deze
heuristieken kunnen een meerwaarde bieden voor marketeers maar kunnen ook consumenten
helpen om zelf betere beslissingen te maken.
Gedragseconomie stelt dat het menselijk brein twee manieren van informatieverwerking en het
nemen van beslissingen heeft. Systeem 1 is snel, automatisch en onbewust terwijl systeem 2 eerder
traag, gecontroleerd en bewust is (Kahneman, 2011). Dit toont duidelijke parallellen met modellen
van reclameverwerking zoals het Elaboration Likelihood Model en het Systematic-Heuristic
Processing Model van Chaiken. We gaan een boodschap niet altijd grondig gaan verwerken en onze
beslissingen zijn ook niet altijd rationeel. Alle informatie analyseren en verschillende alternatieven
agwegen zou ons te veel tijd kosten. We gaan om die reden snelle mental shortcuts of heuristieken
gaan gebruiken die ons gedrag en onze attitudes gaan bepalen (Cialdini, 2001; Kahneman, Slovic &
Tversky, 1982). Hoewel deze heuristieken vaak snel, efficiënt en gemakkelijk te gebruiken zijn, zijn ze
niet altijd even accuraat en correct. De effectiviteit van heuristische cues in reclame en het
overtuigingsproces is al eerder bewezen (Griskevicius et al., 2009; Cacioppo et al., 1986;
Maheswaran, 1992).
De construal level theory koppelt psychologische afstand aan abstractie en beschrijft hoe de ervaren
psychologische afstand een invloed gaat uitoefenen op welke manier we de omgeving rondom ons
gaan verwerken (Trope & Liberman, 2003). De basisveronderstelling van deze theorie stelt dat hoe
groter (kleiner) het construal level, hoe abstracter (concreter) de mindset van die persoon is. Deze
theorie kan belangrijke implicaties hebben voor de keuzeprocessen en reclameverwerking van
5
consumenten. We willen dan ook de relatie tussen construal level theory en het gebruik van
heuristieken verder onderzoeken. Het construal level van de consument kan een impact hebben op
ad likeability en de manier waarop we deze advertenties gaan verwerken. Het feit of mensen veel of
minder belang aan informatie hechten kan ook een invloed uitoefenen op ad likeability. Er is nog veel
ruimte voor wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot heuristieken. We willen met onze
huidige studie dan ook de invloed van consumentenheuristieken op de ad likeability onderzoek en
nagaan wat de impact is van construal level en need for cognition op de gebruik van heuristieken.
We beginnen dit artikel met een overzicht van de literatuur rond duale verwerkingsprocessen en de
werking van heuristieken. In het tweede deel bespreken we de construal level theory die een nieuw
inzicht kan geven in onze manier van informatie- en reclameverwerking. Het volgende deel van het
artikel bevat de opzet van het onderzoek en de resultaten waarbij we de hierboven vermeldde
theoretische concepten gaan koppelen in een onderzoeksdesign. In onze discussie en conclusie gaan
we de relevantie van onze resultaten bespreken. We geven hierbij ook de beperkingen aan van ons
huidig onderzoek en bespreken we suggesties voor verder onderzoek.
6
2. Literatuurstudie 2.1 Duale verwerkingsprocessen
2.1.1 Elaboration Likelihood Model
Eén van de belangrijkste en bekendste modellen van reclameverwerking op het gebied van
persuasieve communicatie is het Elaboration Likelihood Model. Dit model werd ontwikkeld door
Petty en Cacioppo (1986) en verder uitgewerkt door Petty en Wegener (1998). Het toont aan dat het
overtuigingsproces via twee verschillende wegen kan verlopen die elk op hun eigen manier te werk
gaan. De consument kan een boodschap via de centrale of perifere route gaan verwerken. De manier
waarop ze een boodschap gaan verwerken is afhankelijk van drie factoren, namelijk motivatie,
bekwaamheid en mogelijkheid. Het individu moet eerst en vooral de motivatie hebben om de
boodschap te verwerken. Dit wil zeggen dat het individu moet geïnteresseerd zijn in de
reclameboodschap. Bekwaamheid gaat dan weer over feit of het individu de boodschap begrijpt. Ten
slotte moet het individu ook de opportuniteit of de mogelijkheid hebben om de boodschap te
verwerken.
Wanneer de consument aan alle drie de factoren voldoet, dan de centrale route doorlopen worden.
De consument is in deze situatie bereid om de informatie grondig te gaan verwerken zodat men de
waarde van de argumenten kan beoordelen en zien wat deze te bieden hebben (Petty & Cacioppo,
1995). Dit kan resulteren in een positieve, negatieve of neutrale verandering in attitude. Wanneer
één van deze factoren ontbreekt, dan gaat men eerder informatie gaan verwerken via de perifere
route. De ontvanger denkt hierbij niet uitgebreid na over de inhoud van de boodschap en de
beoordeling gebeurt hier eerder via randsignalen (cues) of simpele beslissingsregels. De attitudes die
gevormd worden via de perifere route zijn niet permanent in tegenstelling tot de attitudes die
gevormd worden via de centrale route.
2.1.2 Het Systematic-Heuristic Processing Model van Chaiken
Dit model van Chaiken (1980, 1987) stelt ook dat het proces van overtuiging via twee verschillende
persuasieve strategieën (systematisch versus heuristisch) gaat verlopen. Bij de systematische
strategie gaat de ontvanger van de boodschap de inhoud uitgebreid gaan verwerken en unieke
voordelen gaan identificeren in de boodschap. De ontvanger gaat zich engageren in het itemspecifiek
en relationeel verwerken van informatie. Dit verhoogt de overtuigingskracht van de claims in de
boodschap. Bij de heuristische strategie daarentegen gaat de consument de boodschap niet echt
verdiepend gaan uitwerken. De motivatie en capaciteit om de boodschap volledig te verwerken
ontbreekt. In dit geval gaan individuen een oordeel vellen dat voldoening geeft maar zeker niet het
7
meest zeker en accuraat is. We passen in deze omstandigheden simpele beslissingsregeltjes toe die
onze attitude en ons gedrag gaan leiden. Chaiken (1980) stelt dat vele cues met betrekking tot de
boodschap, bron of nog andere cues verwerkt worden door middel van heuristieken of cognitieve
schema’s die individuen geleerd hebben en op basis van vroegere ervaringen en observaties. We
gaan in deze strategie dus minder cognitieve middelen gebruiken en daarbij terugvallen op
heuristieken. Individuen gaan heuristieken gebruiken omdat ze niet gemotiveerd zijn of omdat het
niet mogelijk is om informatie te verwerken (Chaiken & Ledgerwood, 2011).
2.1.3 Two minds theorieën
Onderzoek naar de manier waarop mensen informatie verwerken en beslissingen nemen geeft het
laatste decennium een onderscheid aan tussen twee systemen van mentale processen die
onderliggend zijn aan onze beslissingen en ons gedrag (Frankish & Evans, 2009; Stanovich & West,
2000). Kahneman (2003, 2011) baseerde zijn werk hierop en beschrijft deze twee met elkaar
verbonden systemen als systeem 1 en systeem 2. We hebben enerzijds een systeem 1 dat
automatisch, intuïtief en snel is. Dit systeem vergt geen inspanning, is associatief, emotioneel en kan
geassocieerd worden met de oudste delen van ons brein. Het werkt altijd en is gemaakt voor snelle,
automatische en intuïtieve beslissingen zonder er diep bij na te denken. Systeem 2 daarentegen is
reflectief, rationeel en gecontroleerd. Dit systeem vergt echter wel inspanning, werkt eerder traag
en is deductief.
In de literatuur vinden we ook andere benaderingen van hoe deze twee systemen te werk gaan.
Scheier en Held (2006) vergelijken het menselijk brein met een vliegtuig dat een autopiloot en piloot
bevat. Barden (2013, p. 11) geeft aan dat “As long as there are no problems, the pilot relies on the
processing of the autopilot for the entire flight without really knowing what is going on in the
autopilot.” Sunstein en Thaler (2008) maken dan weer een onderscheid tussen een automatisch en
reflectief systeem om het menselijk brein beter te begrijpen. De terminologie kan verschillen van
auteur tot auteur maar de kernidee is vaak dezelfde (Kahneman, 2011; Sunstein & Thaler, 2008;
Evans, 2010; Stanovich, 2011; Evans, 2010; Barden, 2013; Gawronski & Creighton, 2013; Scheier &
Held, 2006). Dit nieuwe inzicht in het menselijk brein geeft aan dat systeem 1 en systeem 2 ook het
verwerken van informatie en het beslissingsproces van consumenten kunnen gaan drijven. Het
onderscheid tussen de centrale/systematische en perifere/heuristische route om reclame te
verwerken ligt duidelijk in lijn met het onderscheid tussen systeem 1 en systeem 2 (Vyncke, 2011;
Samson & Voyer, 2012).
8
Heuristieken gaan hand in hand met het idee van een dual-processor brain (Herbert, 2010). De
menselijke geest bestaat uit twee verschillende systemen. Herbert (2010, p. 11) geeft aan dat “One is
logical, slow, deliberate, effortful and conscious. The other – much older and more primitive – is fast
and impressionistic, sometimes irrational. That’s the heuristic mind.” We gaan onze heuristische
hersenen vaak gebruiken als we te kampen krijgen met tijdsdruk of stress en via deze manier kunnen
we snel een beslissing nemen. We gaan ons in het volgende deel dan ook focussen op deze
heuristieken en hun werking.
2.2 Wat zijn heuristieken?
De klassieke economische visie stelt dat mensen echte rationele wezens zijn die beslissingen nemen
op basis van een analyse van de kosten en baten van de verschillende keuzemogelijkheden. Ze
kunnen hierbij ook alle pertinente informatie verzamelen en verwerken om naar het best mogelijke
resultaat te streven (Ariely, 2008). Dit uitgangspunt werd de volgende decennia in vraag gesteld. Het
onderzoeksveld van gedragseconomie gaat een brug bouwen tussen economie en psychologie door
te stellen dat het maken van beslissingen ook beïnvloed wordt door psychologische processen. Het
focust op het feit dat de manier waarop we informatie verwerken en beslissingen nemen niet altijd
een bewuste, rationele handeling is (Ariely, 2008; Gladwell, 2005; Sunstein & Thaler, 2008; Lehrer,
2009; Cialdini, 2007; Kahneman, 2011; Taleb, 2007; Hill, 2010; Rubinson, 2010). We worden met
meer informatie geconfronteerd dan we zelf bewust kunnen verwerken (Kahneman, Slovic &
Tversky, 1982). Voortdurend nadenken over verschillende factoren en alles analyseren zou ons te
veel tijd kosten. In plaats van alle stukjes informatie grondig te verwerken gaan we steunen op
heuristieken die ons gedrag gaan sturen (Cialdini, 2001; Kahneman, Slovic & Tversky, 1982; Shah &
Oppenheimer, 2008).
Mensen gebruiken heuristieken of mental shortcuts waarbij ze een snelle en bijna automatische
evaluatie gaan maken. Gigerenzer (2007) stelt dat we vaak beslissingen maken op basis van onze gut
feeling of intuïtie waarbij we vertrouwen op deze rules of thumb of heuristieken. Een heuristiek is ‘ a
fast and frugal decision rule, a mental program that produces a judgment quickly based on limited
information’ (Cosmides & Tooby, 2006, p.182). Het zijn eenvoudige, elementaire vuistregels die ons
helpen om verwarrende, complexe situaties het hoofd te bieden (Du Plessis, 2011). Het zijn
cognitieve processen die zich focussen op de meest belangrijkste informatie en de rest van de
informatie gaan negeren (Gigerenzer & Gaissmaier, 2011). Tot hier toe beschouwen we heuristieken
als intuïtief en onbewust. Ze gaan dan opereren op ons systeem 1. Sommige heuristieken kunnen
ook een bewuste strategie zijn om een beslissing te vereenvoudigen (Gilovich et al., 2002).
9
Heuristieken kunnen volgens de academische literatuur aangeboren of aangeleerd zijn. Herbert
(2010) stelt dat bepaalde cognitieve shortcuts diep ingebed zijn in onze hersenen. Het is gekend dat
mensen geëvolueerd zijn op de savannes van Oost-Afrika. Het brein heeft dan ook heel wat
veranderingen ondergaan om zich aan te passen aan de veranderende omgeving. De wereld zit vol
met risico’s en het brein heeft zich zodanig ontwikkeld om tot actie over te gaan. Dit betekent dat
het brein de mogelijkheid heeft om snel beslissingen en oordelen uit te voeren. Deze geëvolueerde
tendensen blijven dan achter in het moderne brein als heuristieken. De meeste van deze
heuristieken zijn wel niet aangepast aan de manier van leven vandaag, hoewel ze vaak even krachtig
blijven. Dit kan leiden tot fouten in ons denken. Cialdini (2007) geeft aan dat dieren
voorgeprogrammeerde tapes hebben om automatisch te reageren. Bij mensen noemen deze tapes
stereotypen en heuristieken. Ze zijn in tegenstelling tot dieren, niet enkel aangeboren, maar vaak
ook aangeleerd. Andere heuristieken zijn dus aangeleerd en worden vaak doorgegeven van generatie
naar generatie via cultuur. Deze heuristieken komen uit onze vroegste ervaringen en gaan ons gedrag
en denken nu beïnvloeden. Mensen gaan in het dagelijkse leven vaak deze heuristieken gaan
gebruiken omdat ze in het verleden handig waren (Herbert, 2010).
Mensen nemen dus specifieke rules of thumb aan maar deze kunnen ons ook op een dwaalspoor
zetten (Sunstein & Thaler, 2008; Lyengar, 2010; Schwartz, 2005). Als resultaat slagen we er soms niet
in om de beste optie te kiezen. We gaan dan keuzes maken die ons teleurstellen aangezien we vaak
niet altijd realiseren dat we een heuristiek gebruiken. Dit kan er soms toe leiden dat we geloven dat
de heuristiek ons een voordeel heeft terwijl het ons eigenlijk aanzet tot dom gedrag en slechte
beslissingen (Lyengar, 2010). Hoewel heuristieken ons vaak tijd en inspanningen gaan besparen,
kunnen deze rules of thumb ook falen omdat ze onderhevig zijn aan vooringenomenheid (Kimmel,
2013). Deze neiging om fouten te maken in bepaalde omstandigheden wordt ook wel cognitive bias
genoemd. Onze gut feelings zijn vaak vrij correct, maar toch maken we soms fouten omdat we te
veel op ons automatische systeem vertrouwen (Sunstein & Thaler, 2008).
Een belangrijke vraag houdt zich bezig met de vraag of heuristieken een positieve of negatieve
bijdrage leveren bij een beslissing of het verwerken van informatie. Het antwoord op deze vraag lijkt
tot op vandaag nog niet zeker. We kunnen onderzoek naar de bijdrage van deze cognitieve
heuristieken opdelen in twee verschillende perspectieven, namelijk het heuristics and biases
programma en het fast and frugal heuristics programma. Beide programma’s zijn het eens dat
mensen heuristieken gaan gebruiken en op deze manier snelle beslissingen maken met gelimiteerde
informatie. Ze denken wel anders over de werking van heuristieken en waarom het gebruik soms tot
fouten leidt (Kelman, 2011). Herbert (2010) stelt dat aan de ene kant je diegene hebt die vinden dat
10
de heuristieken in onze cognitieve toolbox ons helpen om complexe beslissingen te nemen. Dit
perspectief wordt in de literatuur het fast and frugal heuristics programma genoemd. Dit programma
legt de focus meer op de accuraatheid en ecologische validiteit van heuristieken (Gigerenzer et al.,
1999). Heuristieken kunnen hier snel en efficiënt een beslissing nemen met relatief weinig
informatie. Ze kunnen accurater zijn dan bepaalde complexe processen omdat ze aangepast zijn aan
de structuur van de omgeving en geëvolueerde mentale mechanismen. Gigerenzer (2011) stelt dat
heuristieken die een deel van de beschikbare informatie gaan negeren tot betere beslissingen
kunnen leiden dan ingewikkelde beslissingsprocessen. De effectiviteit van heuristieken hangt dan af
van de omgeving waarin individuen zich gaan bevinden. Individuen gaan die heuristieken gebruiken
die redelijke resultaten opleveren in een specifieke omgeving (Gigerenzer et al., 1999). Deze
heuristieken blijken zelfs vaak goed te werken, maar dit is niet altijd het geval (Gigerenzer, 2007). Het
individu gaat volgens dit programma vertrouwen op heuristieken omdat ze accuraat zijn en niet
omdat ze minder inspanning vergen (Gigerenzer, 2008). Zij willen antwoord geven op de vraag: “Hoe
goed is heuristiek X?”.
Aan de andere kant vinden we diegene terug die vinden dat heuristieken valkuilen en vooroordelen
met zich meebrengen. Heuristieken zijn in dit opzicht dan ook achterhaalde en maladaptieve regels
die leiden tot slechte keuzes in ons dagelijkse leven (Herbert, 2010). We noemen dit het heuristics
and biases programma (Kahneman, 2003). Dit programma houdt zich bezig met de beperkingen en
vertekeningen die het gebruik van heuristieken met zich mee kunnen brengen (Kahneman, Slovic,
Tversky, 1982). Deze systematische vertekeningen zijn dan ook meteen het bewijs dat individuen
heuristieken gaan gebruiken wanneer ze een beslissing nemen. Volgens dit programma gaan we
heuristieken gebruiken omdat we cognitief gelimiteerd zijn. Meer tijd en informatie zou nog beter
zijn wanneer we een goede beslissing willen maken. Ze gaan bepaalde cognitieve mechanismen zoals
heuristieken gaan toepassen om met deze beperking om te gaan. Ze willen eerder antwoord geven
op volgende vraag: “Gebruiken individuen heuristiek X?”.
Samengevat hebben we in bepaalde situaties de neiging om heuristieken te gebruiken "which are
simple rules of thumb, educated guesses, or intuitive judgments that simplify the decision-making
proces, leading to outcomes that often result in satisfactory , albeit sub-optimal, outcomes" (Kimmel,
2013, p.127). Heuristieken bieden een interessante kijk op ons beslissingsproces en de manier
waarop we omgaan met informatie. We gaan deze heuristieken dan ook verder bekijken vanuit het
oogpunt van de hedendaagse consument
11
2.3 Heuristieken in het hoofd van de consument
2.3.1 Persuasieve heuristieken
Gedragseconomie geeft ons ook een nieuw inzicht naar de consument toe. Het kan ons helpen te
begrijpen waarom onze reclameverwerking bestaat uit zogenaamde heuristieken of shortcuts
(Rubinson, 2010). Consumenten hebben vaak de keuze tussen een groot aanbod van concurrerende
merken en producten. Ze zijn dan ook soms onzeker over de prestatie en kwaliteit van deze
producten en merken. Dawar en Parker (1994, p.83) stellen dat “with neither infinite time horizons
nor the incentive to perform thorough comparative studies prior to the purchase, consumers are likely
to rely on heuristics to gauge quality across competitive products”. Deze beslissingen houden geen
bewuste en rationale keuze in tussen merken maar wel het gebruik van eenvoudige heuristieken
waarbij consumenten op basis van minimale informatie en zonder de boodschap diep en grondig te
verwerken beslissen om het merk of product wel of niet te kopen. Ze kunnen op deze manier de
zoektocht naar een product of merk gaan reduceren (Rubinson, 2010). Wanneer we een heuristiek
gaan gebruiken om te beslissen welk product we willen kopen, dan gaan we echter niet altijd met de
meest optimale keuze naar huis. Reclame kan ons gaan beïnvloeden zonder dat we er ons van
bewust zijn. Heath (2012) meent dat de meest succesvolle reclamecampagnes diegene zijn die
moeiteloos ons gedrag beïnvloeden zonder dat we er ons bewust van zijn. Reclamecampagnes
gebruiken vaak persuasieve appeals die onze heuristische processen tot actie aanzetten zonder dat
we de boodschap diep gaan verwerken (Cialdini, 2001). Door de juiste cues te integreren kunnen we
een hogere ad likeability verkrijgen bij de consument.
In de literatuur rond persuasieve communicatie en marketing hebben verschillende auteurs al
heuristieken geïdentificeerd die consumenten gaan gebruiken bij het verwerken van informatie en
aankoopbeslissingen. We verzamelden enkele van deze heuristieken in tabel 2. Deze lijst is zeker niet
exhaustief maar geeft de meest bekende en onderzochte heuristieken in de academische literatuur
weer. Op zes van deze heuristieken gaan we nu dieper in en nemen we op in onze empirische studie.
Een eerste heuristiek die consumenten vaak gaan gebruiken is de social proof heuristiek. Mensen
veronderstellen hier dat het gedrag van anderen het juiste is in een bepaalde situatie. We gaan
bepaalde producten of merken kopen omdat anderen het ook kopen (Cialdini, 2001; Griskevicius et
al., 2009; Cialdini & Goldstein, 2004). Als iedereen een bepaald product of merk koopt, dan moet het
wel goed zijn. Het gedrag van anderen gaat een sterke invloed uitoefenen op onze beslissingen. Deze
cognitieve vuistregel kan ook tot fouten leiden. Wanneer we onzeker zijn gaat het gedrag van
personen die op ons lijken een richtlijn zijn. Cialdini (1993) haalt aan dat mensen vaak het
12
Tabel 1. Overzicht heuristieken in marketing en persuasieve communicatie HEURISTIEK AUTEUR(S) HEURISTIEK AUTEUR(S) Availability
Tversky & Kahneman, 1974;
Kahneman, 2011; Kahneman,
Slovic & Tversky, 1982;
Kardes et al., 2011
Als je eraan denkt, dan moet het wel
belangrijk zijn. Het gemak waarmee
voorbeelden aangehaald kunnen
worden is hier van belang.
Idiosyncratic fit Kivetz & Simonson, 2003
Consumenten gaan
loyaliteitsprogramma’s met
persoonlijke kenmerken die relevant
zijn als meer waardevol beschouwen
Anchoring and
adjustment
Tversky & Kahneman, 1974;
Kahneman, 2011; Kahneman,
Slovic & Tversky, 1982;
Kardes et al., 2011
Mensen hebben soms de neiging om
zich sterk te focussen op het eerste
stukje informatie (de”anchor”) dat ze te
zien krijgen
Price Mitra, 1995; Lee, 2012; Rao, 1995 Consumenten oordelen dat
producten die een hoge prijs hebben
van goede kwaliteit zullen zijn
Representativeness Tversky & Kahneman, 1974;
Kahneman, 2011; Kardes et
al., 2004; Kahneman, Slovic &
Tversky, 1982
We gaan producten en merken gaan
evalueren op basis van hun
representatieve eigenschappen
Recognition Gigerenzer & Goldstein, 2002; Hilbig,
2010
Het herkende object heeft een
grotere waarde dan een object die
niet herkend wordt en draagt hierbij
de voorkeur
Brand name Mahesweran et al., 1992 Consumenten gaan producten kiezen
met een bekende merknaam aangezien
dit kwaliteit voorspelt
Scarsity Brannon & Brock, 2001; Cialdini, 2001 Zeldzame of exclusieve producten
hebben een hoge waarde en kwaliteit
Audience response Axsom et al., 1987 De respons van een enthousiast publiek
op een boodschap zorgt ervoor dat
mensen akkoord gaan met de
boodschap
Social proof Cialdini, 2001; Chaiken, 1980 Wanneer een product of merk
populair is en andere mensen het ook
kopen dan kan dit dienen als bewijs
dat het een goede optie is
Country of origin Chang, 2004 Producten of merken die geproduceerd
worden in het land van oorsprong zijn
beter dan producten of merken die
ergens anders zijn geproduceerd
Message length Wood et al., 1985; Petty & Cacioppo,
1984; Chaiken, 1980
Als de adverteerder veel argumenten
en informatie voorziet dan moet hij
wel de waarheid vertellen
Effort Kruger et al., 2004 Consumenten zien de inspanningen die
de maker van het product gedaan heeft
als een teken van kwaliteit
Familiarity Park & Lessig, 1981 Mensen houden van vertrouwde
zaken waar ze zich goed bij voelen en
gaan. Dit is een veilige/goede keuze.
Endorsement Forehand et al., 2004;
Metzger et al., 2010
Een principe die consumenten kunnen
volgen: “Als een beroemdheid of
organisatie een product of merk
ondersteunt dan moet het van goede
kwaliteit zijn”.
Similarity Read & Grushka-Cockayne, 2011 Mensen vertrouwen op een ervaring
uit het verleden en gaan deze
vergelijken met de huidige ervaring.
Goede ervaringen uit het verleden zal
het individu waarschijnlijk herhalen
bij de huidige ervaring.. Het
omgekeerde geldt voor ongunstige
ervaringen.
Expertise Ratneshwar & Chaiken, 1991 Consumenten vinden boodschappen
met een expert overtuigender Store image and
environment
Baker, Grewal & Parasuraman, 1994 Het uitzicht van de winkel of de
reputatie van het bedrijf kan een
signaal zijn van kwaliteit.
Likeability Chaiken, 1980 Consumenten gaan meer overtuigd
worden door een aangename person
dan door iemand die niet aangenaam is
Affect Slovic et al., 2000 De huidige emotie van mensen zoals
bv. plezier of angst kan beslissingen
gaan beïnvloeden.
13
vertrouwen geven aan de kennis van de menigte. De menigte is echter vaak fout omdat ze zelf
handelen en reageren naar de social proof heuristiek.
Verder heb je ook nog de autoriteitsheuristiek of expertiseheuristiek waarbij consumenten stellen
dat als een expert een product presenteert, het wel een goed product moet zijn (Cialdini, 2001). Een
individu kan geneigd zijn om een persoon die een grote hoeveelheid expertise bezit sneller te gaan
geloven (Petty, Cacioppo & Goldman, 1981). We zien dit principe onder andere terug als dokters of
medische experts een geneesmiddel gaan promoten. Consumenten gaan bepaalde informatie
serieus nemen van een persoon die een bepaalde autoriteit heeft in een vakgebied. We zijn het met
andere woorden eens met iemand die er veel verstand van heeft en dit heeft een invloed op onze
aankoopbeslissing.
Een andere heuristiek is de aantrekkelijkheidsheuristiek (Cialdini, 2001). Consumenten gaan een
product of merk kopen omdat ze het eens zijn met personen die ze aantrekkelijk vinden. We zien dit
terug bij beroemdheden die een bepaald product of merk promoten in een reclame advertentie
(Evans, 2010). De endorsement heuristiek (Metzger et al., 2010; Forehand et al., 2004) stelt dat
individuen boodschappen die endorsers bevatten die ze als positief ervaren worden overtuigender
vinden. Ze vinden dat deze bronnen te vertrouwen zijn en gaan deze informatie gaan gebruiken bij
het maken van een keuze. Volgens Petty en Cacioppo (1986) zijn celebrity endorsers cues die ons via
de perifere route gaan beïnvloeden. Deze werken het best bij producten die uit een lage
betrokkenheidscategorie komen.
Consumenten hanteren soms het land van herkomst principe hanteren wanneer ze producten gaan
evalueren (Verlegh, 1992; Verlegh et al.,1995). Producten of merken die geproduceerd zijn in het
land van oorsprong zijn beter dan producten die ergens anders geproduceerd zijn. Ze gebruiken dan
het land van herkomst als cue voor het bepalen van productkwaliteit wanneer er niet veel informatie
voor handen is. Deze country-of-origin heuristiek gaat dan echter wel zorgen voor eenvoud en
voorspelbaarheid bij de consument (Maheswaran, 1994). Het gebruik van de heuristiek wordt
bevooroordeeld en gaat minder accuraat zijn omdat ze gebaseerd is op een gelimiteerde observatie
of contextafhankelijke situatie. Een voorbeeld van deze heuristiek is dat consumenten op basis van
het stereotype dat Japan als natie betrouwbare elektronische producten produceert kunnen afleiden
dat de elektronische componenten afkomstig uit Japan technologisch geavanceerder en van hoge
kwaliteit zijn (Maheswaran & Yi Chen, 2009). Mahesweran (1994) concludeert dat het imago en de
overtuigingen rond het land van oorsprong een substantiële impact hebben op de evaluatie van de
14
producten uit dat land. Het land van oorsprong kan een mentaal beeld activeren dat de interpretatie
van andere productinformatie gaat beïnvloeden (Hong & Wyer, 1990; Li & Wyer, 1994).
Een laatste voorbeeld is de scarcity heuristiek waarbij de regel is dat wanneer een product of
opportuniteit eerder schaars of exclusief is, het wel een goed product of merk moet zijn (Cialdini,
2001; Griskevicius et al., 2009; Gierl & Huettl, 2010; Brannon & Brock, 2001; Herbert, 2010; Cialdini &
Goldstein, 2004). Dhar & Shermann (1996) stellen dat het principe van scarcity eigenschappen zoals
onderscheidend vermogen, onbeschikbaarheid en zeldzaamheid van producten aangeeft. Het
onderzoek van Mittone en Savadori (2009) toont aan dat de subjectieve waarde van een product
stijgt wanneer het schaars was. Met deze tactiek proberen marketeers dan ook de consument te
overtuigen. Bedrijven gaan bepaalde producten aangeven als een ‘limited edition’ waardoor ze zich
gaan onderscheiden van andere merken. Deze producten kunnen aantrekkelijk zijn omdat ze iets
nieuws bieden voor de consument. Ze bieden een product aan waarbij de consument maar een korte
periode heeft om te beslissen het product aan te schaffen, want anders is er geen mogelijkheid meer
om het te kopen (Wu et al., 2012; Cialdini, 2001).
Een laatste consumentenheuristiek die we opnemen in onze studie is de message-length-implies-
strength heuristiek. Een laatste heuristiek die gebruikt wordt bij persuasieve boodschappen is de
message-length-implies-strength heuristiek. Het aantal argumenten in de boodschap (Chaiken, 1980;
Petty & Cacioppo, 1984) of de lengte van de boodschap (Wood et al., 1985) kunnen dienen als een
cue die tot deze heuristiek kunnen leiden. Consumenten volgen dan de volgende heuristische regel:
“hoe meer argumenten, hoe beter en geloofwaardiger” of “hoe langer de boodschap, hoe beter de
positie moet zijn”. Lengte is bij deze heuristiek met andere woorden gelijk aan sterkte.
RQ 1: Gaan advertenties die een heuristiek bevatten of advertenties die productinformatie en
argumenten bevatten een hogere ad likeabilityscore krijgen?
2.3.2 De rol van product involvement
Consumenten gaan zich vaak uit de slag trekken bij een overaanbod aan producten en merken door
middel van deze heuristieken wanneer de betrokkenheid eerder laag is. De betrokkenheid bij een
product kan van belang zijn bij het al dan niet gebruiken van een heursitiek. Onderzoek heeft al vaker
aangetoond dat product involvement een invloed heeft op de effectiviteit van reclame (McGrath &
Mahood, 2004; Te’eni-Harari et al., 2009). Het is belangrijke factor bij het verwerken van informatie
omtrent een product. Wanneer de betrokkenheid van consumenten laag is dan is er geen sterke
cognitieve verwerking van informatie. Hoyer (1984) geeft met zijn onderzoek aan dat consumenten
15
dan eerder heuristieken gaan gebruiken dan uitgebreid een beslissing te nemen. Consumenten gaan
minder aandacht en betekenis geven aan een laag betrokken product dan aan een hoog betrokken
product. Wanneer ze hoog betrokken zijn bij het product zal de consument meer de inhoud van de
boodschap gaan verwerken. Volgens onderzoek (Biswass & Sherrell, 1993) zal als de kennis die een
consument heeft met betrekking tot een bepaalde productcategorie stijgt, het gebruik van
heuristieken zoals merknamen dalen. De consument die een hoge kennis heeft van de
productcategorie kan dan wellicht een objectieve evaluatie maken van het product op basis van de
attributen (Rao & Monroe, 1988). Consument die daarentegen een lage kennis hebben van de
productcategorie zullen sneller vertrouwen op een heuristiek om de kwaliteit van een product in te
schatten.
RQ 2: Heeft product involvement een impact op de ad likeabilityscores van de
reclameadvertententies?
Hypothese 2.1: Respondenten gaan een hogere ad likeabilityscore geven aan de heuristische
advertentie wanneer de betrokkenheid tot het product laag is.
2.4 Need for cognition
De studie van Drolet, Luce en Simonson (2009) geeft aan dat het persoonlijkheidskenmerk need for
cognition ertoe kan leiden dat consumenten heuristieken gaan gebruiken. De rol van cognitie is
uiterst belangrijk persoonlijkheidskenmerk bij hoe we omgaan met informatie. Deze
persoonlijkheidsvariabele is dan ook belangrijk in relatie tot reclamewerking. Petty en Cacioppo
(1982) definiëren need for cognition (verder: NFC) als de neiging die mensen hebben om na te
denken en het plezier dat ze daarbij ondervinden. Er zijn individuele verschillen waar te nemen in de
motivatie van mensen om informatie gaan verwerken. Deze verschillen zijn terug te vinden op een
continuüm met aan de ene kant diegene met die een hoge NFC hebben en aan de andere kant
diegene die een lage NFC hebben. Het onderscheid tussen individuen met een lage NFC en een hoge
NFC ligt vooral bij de manier waarop ze omgaan met informatie (Epstein & Pacini, 1999). Individuen
met een lage NFC gaan zich eerder laten leiden door simpele cues (Cacioppo, 1982; Cacioppo et al.,
1996). Ze kunnen hun keuze voor een product of merk dan laten afhangen van een beslissingsregel.
Individuen met een hoge NFC daarentegen hebben een voorkeur voor cognitieve processen en
complexiteit. Ze zijn sterk intrinsiek gemotiveerd om op zoek te gaan naar informatie en gaan ook
vaker alle beschikbare informatie gaan gebruiken bij het maken van een beslissing (Epstein & Pacini,
1999). Ze zoeken vaak naar de kwaliteit van de argumenten in een reclameboodschap en vergelijken
ze vaak productattributen (Cacioppo, Petty & Morris, 1983). Als we hierbij de link maken met het
elaboration likelihood model dan zullen individuen met een hoge NFC een hogere
16
waarschijnlijkheidsgraad hebben om informatie via de centrale route te verwerken dan individuen
met een lagere NFC (Petty & Cacioppo, 1982). Individuen met een lage NFC gaan dan meer via de
perifere route informatie verwerken (Cacioppo et al., 1986). Het gebruik van heuristieken bij het
maken van een keuze wordt verhoogd door lage niveaus van cognitie (Cacioppo, Petty, Feinstein, &
Jarvis, 1996; Chaiken, 1987; Haugtvedt & Petty, 1992).
RQ 3: Heeft het persoonlijkheidskenmerk need for cognition een impact op de ad likeabilityscores
voor advertenties die een heuristiek bevatten of advertenties met productinformatie en
argumenten?
Hypothese 3.1: Advertenties die een heuristiek bevatten scoren hoger op ad likeability dan
advertenties met productinformatie en argumenten bij respondenten met een lage NFC dan bij
respondenten met een hoge NFC.
2.5 Construal Level Theory
In dit deel gaan we in op de essentie van de Construal Level Theory (CLT). Dit theoretisch kader is
sterk aanwezig in het domein van sociale psychologie, maar de laatste jaren zien we vaker studies
terug in andere vakgebieden waaronder consumentenpsychologie. We besteden aandacht aan de
kernconcepten van deze theorie en gaan deze toepassen binnen het kader van consumentengedrag.
De construal level theory geeft aan dat de psychologische afstand ten opzichte van een object of
gebeurtenis de mentale representatie gaat bepalen van dat object of deze gebeurtenis (Trope &
Liberman, 2010). Volgens deze theorie gaan mensen vooral concreet gaan nadenken over zaken die
psychologisch (sociaal, geografisch of temporeel) dichtbij weg zijn terwijl ze eerder abstract gaan
nadenken bij zaken die eerder psychologisch veraf zijn.
2.5.1 Psychologische afstand en construal level
Twee belangrijke concepten binnen deze benadering zijn construal level en psychologische afstand.
Construal level is een psychologisch concept dat beschrijft hoe een persoon de wereld ervaart en
begrijpt. We kunnen informatie enerzijds construeren op een hoog en abstract niveau (high-level
construal) en anderzijds kunnen we informatie construeren op een laag en concreet niveau (low-level
construal) (Trope & Liberman, 2003). Kenmerkend aan een low-level construal is dat ze meer
gedetailleerd en specifiek het object of de gebeurtenis gaan weergeven. Een high-level construal
daarentegen gaat een meer algemene en abstracte weerspiegeling vormen. De psychologische
afstand tegenover een object of gebeurtenis kan voorkomen in verschillende dimensies waaronder
tijd, ruimte, hypothetische en sociale afstand (Liberman et al., 2007b; Liberman et al., 2007). Volgens
Trope en Liberman (2010) gaan we wanneer de afstand in tijd groot is een gebeurtenis via een high-
17
level construal gaan opbouwen want de verder gelegen toekomst brengt onzekerheid met zich mee.
Een lage construal daarentegen leidt dan weer tot een meer concreet denkpatroon waarbij we op
een meer concrete manier de gebeurtenis evalueren als de afstand in tijd klein is (Liberman et al.,
2002; Bar-Anan, Liberman & Trope, 2006). De psychologische afstand is groter wanneer het een
beslissing is die moet worden genomen in de verre toekomst dan wanneer het een beslissing is die
straks nog moet gebeuren (Trope & Liberman, 2010).
De onderliggende basis van de construal level theory is de link tussen psychologische afstand en het
niveau van abstractie of construal level. Trope en Liberman (2010, p. 443) geven het verband tussen
construal level en psychologische afstand op volgende manier weer: “Psychological distance refers to
the perception of when and event occurs, where it occurs, to whom it occurs and whether it occurs.
Construal levels refer to the perception of what will occur: the processes that give rise to the
representation of the event itself”. Trope, Liberman en Wakslak (2007b) geven een verklaring voor dit
verband. Zij stellen dat het verband tussen directe ervaring en informatie omtrent de gebeurtenis
aan de basis ligt van het verband tussen construal level en psychologische afstand. Wanneer iets
gebeurt in het “hier en nu” en dus in onze directe omgeving, dan hebben we er meestal veel
informatie over waardoor we een gedetailleerd en contextueel construal kunnen opbouwen.
Wanneer een gebeurtenis dan weer verder verwijderd is van de directe ervaring, dan bezitten we
minder informatie ter beschikking over de gebeurtenis wat ervoor zorgt dat we het object meer
abstract gaan opbouwen. Psychologische afstand is op die manier een belangrijke determinant als
het gaat over eerder primaire en essentiële of secundaire en perifere kenmerken die de basis vormen
van de evaluatie van het object of de gebeurtenis (Liberman et al.,, 2007b).
2.5.2 Invloed van construal level op consumentengedrag
Het gedrag van de consument kan ook beïnvloed worden door een abstracte of concrete denkwijze.
Consumenten kunnen op een verschillende manier representaties van producten of keuzes gaan
maken afhankelijk van de gepercipieerde psychologische afstand. De mate waarin een consument
een object of gebeurtenis ervaart als psychologisch dicht of ver hangt ook af van de betrokkenheid
en persoonlijkheidskenmerken van de consument (Liberman et al., 2007). Verschillende studies
hebben proberen te begrijpen hoe het construal level een invloed kan hebben op het gedrag van de
consument. De effecten van psychologische afstand en construal level zien we in verschillende
studies terug rond voorspelling, gedrag en evaluatie (Trope & LIberman, 2000; Goodman & Malkoc,
2012; Liberman, Sagristano & Trope, 2002; Liberman & Trope, 1998). Trope & Liberman (2000)
stellen in hun studie dat individuen die hun beslissingen construeren op een hoog niveau meer
aandacht gaan besteden aan primaire functies in plaats van secondaire functies. Goodman en Malkoc
18
(2012) onderzoeken dan weer de modererende invloed van psychologische afstand op de voorkeur
van consumenten met betrekking tot de grootte van het assortiment. Volgens Liberman, Sagristano
en Trope (2002) worden objecten in bredere categorieën ingedeeld wanneer ze betrekking hebben
tot situaties in de verre toekomst dan in situaties in de nabije toekomst. Construal level en
psychologische afstand kunnen dus belangrijke gevolgen hebben voor het keuzegedrag van
consumenten.
Liberman, Sagristano en Trope (2002) stellen in hun discussie dat mensen misschien mensen een
gebeurtenis in de nabije toekomst misschien relevanter en belangrijker gaan vinden. Ze zouden
hierbij dan meer betrokken zijn bij de gebeurtenis dan wanneer deze in de verre toekomst ligt en ook
meer de neiging hebben om zich te engageren voor een systematische verwerking van informatie.
Individuen die daarentegen zich eerder laag betrokken voelen bij een gebeurtenis zouden dan eerder
heuristisch en zonder grote inspanningen informatie gaan verwerken. Trope & Liberman (2003)
stellen dat dit een heuristiek is waarbij mensen meer en meer informatie gaan verzamelen naarmate
ze dichter komen bij de gebeurtenis. In de studie van Yan en Sangupta (2011) gaan ze het gebruik van
de prijs-kwaliteit heuristiek bij consumenten van naderbij bekijken door middel van construal level
als moderator. Het onderzoek stelt vast dat consumenten eerder op prijs gaan vertrouwen dan op
productspecifieke attributen om een oordeel te vellen over de kwaliteit van het product wanneer het
oordeel psychologisch veraf in de toekomst ligt. We willen deze link tussen construal level theory en
het onderscheid tussen systematische versus heuristische verwerking verder gaan uitwerken. Dit kan
belangrijke implicaties inhouden met betrekking tot het keuzegedrag van consumenten. We vragen
ons af of consumenten ook op andere cues (country of origin, expert als bron,…) en daarmee
gerelateerde heuristieken gaan vertrouwen wanneer de psychologische afstand groot is bij het
verwerken van reclame. In onze huidige studie gaan we de term object of gebeurtenis gaan
beschouwen als de aankoop van een product. De cognitieve representatie van de aankoop van een
product kan veranderen naar mate de psychologische afstand verandert en dit kan een impact
hebben op de manier van reclameverwerking.
RQ 4: Heeft het construal level (hoog of laag via temporele afstand) een impact op de ad
likeabilityscores van de reclameadvertentie? (exploratieve veronderstelling)
Hypothese 3: We verwachten dat respondenten in de verre toekomst (grote psychologische afstand)
eerder gaan terugvallen op heuristieken terwijl respondenten in de dichte toekomst (kleine
psychologische afstand) meer opteren voor productinformatie en argumenten.
19
3. Methodologie
3.1 Kwantitatief hoofdonderzoek
3.1.1 Respondenten en design
We zetten een experimenteel onderzoek op om deze onderzoeksvragen en hypotheses te testen. Er
namen 209 respondenten deel aan het experiment waarvan er 78 mannen (37%) en 131 vrouwen
(63%) waren. De leeftijd van de respondenten varieert van 16 tot en met 78 jaar met een gemiddelde
leeftijd van 31,49 jaar (SD=14,47). We kiezen voor een mixed factorieel design in deze studie.
Temporele afstand (psychologische afstand) is een between-subjects factor wat betekent dat een
respondent ofwel geprimed werd met een dichte of verre temporele afstand beschrijving (“Beeld je
in dat je het geadverteerde product morgen (of over 2 maanden) zou kopen.”). De heuristieken en
product involvement zijn dan weer within-subjects factoren wat betekent dat elke respondent
advertentiesets met 6 types van heuristieken te zien kreeg. De respondenten kregen ook evenveel
producten met een hoge als lage betrokkenheid te zien.
3.1.2 Stimulusmateriaal
We hebben dit experiment opgezet aan de hand van sets met reclameadvertenties. Per heuristiek
die we geselecteerd hebben uit de literatuur hebben we 2 sets van reclameadvertenties
aangemaakt. De versies die opgenomen worden in de set verschillen slechts op de aspecten die
dienden gemanipuleerd te worden. Op deze manier houden we de andere zaken in de
reclameadvertentie constant zodat een verschil tussen de versies daar niet kan aan toegewezen
worden. De manipulaties van de reclameadvertenties hebben we uitgevoerd aan de hand van Adobe
Photoshop CS5. Een set met reclameadvertenties bestaat telkens uit 3 versies van dezelfde
advertentie. De eerste versie is de basisadvertentie, de tweede versie bevat een cue die leidt tot een
heuristiek en de derde versie bevat productinformatie en argumenten.
Pretest 1: Product involvement
We willen eerst en vooral te weten te komen bij welke producten consumenten hoog of laag
betrokken zijn. Om dit te weten te komen gaan we een pretest uitvoeren voor 20 verschillende
producten. Het doel van deze pretest is om te weten te komen welke producten we kunnen
gebruiken in de advertenties van het eigenlijke experiment. We willen de mate van betrokkenheid
meten met de product involvement scale van Cho, Lee en Tharp (2001, In Bruner & Hensel, 2005).
Deze schaal bestaat uit 5 items en wordt gemeten op een vijfpuntenschaal gaande van ‘helemaal niet
akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Er hebben in totaal 25 respondenten deelgenomen aan de pretest
waarvan 10 mannen en 15 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 26,48 jaar (SD=10.74). We
20
hebben 6 producten geselecteerd die het hoogste scoorden op productbetrokkenheid en we hebben
ook 6 producten geselecteerd die het laagste scoren op productbetrokkenheid (bijlage 1).
Pretest 2: Reclameadvertenties
Vooraleer het eigenlijke experiment van start ging hebben we eerst ons materaal uitvoerig gepretest
om na te gaan of we wel meten wat we willen meten. We willen zeker zijn dat de heuristieken en
productinformatie in de advertenties ook zo worden ervaren door onze respondenten. We hebben
aan enkele personen onze gemanipuleerde advertenties voorgelegd en hen gevraagd naar de
verschillen tussen de advertenties en de interpretatie van de manipulaties. Na enkele aanpassingen
van de advertenties hebben we een pretest afgenomen bij 10 respondenten waarvan 5 vrouwen en 5
mannen via een online vragenlijst met een gemiddelde leeftijd van 28,8 jaar (SD=11.40). Deze
respondenten konden aangeven in welke mate de advertentie informatie aangaf die gerelateerd was
aan de zes heuristieken in de studie. Ze konden ook aangeven of de advertentie relevante
productinformatie bevatte. Alle antwoorden werden gemeten op een 7-puntenschaal van helemaal
niet eens tot helemaal eens. De pretest toonde aan dat onze manipulaties goed waren uitgevoerd en
dus correct worden geïnterpreteerd (bijlage 2).
3.1.3 Procedure
We hebben onze data verzameld aan de hand van een online experiment via Qualtrics. We hebben
de respondenten verteld dat ze deelnemen aan een onderzoek in verband met reclamevoorkeur. De
respondenten in de nabije (verre) toekomst conditie werden gevraagd om zich in te beelden dat ze
het geadverteerde product morgen (over 2 maanden) kopen. In het eerste deel van dit experiment
kregen de respondenten 12 sets met reclameadvertenties te zien (tabel 2). We probeerden het
volgorde-effect te vermijden door per set de advertenties in een verschillende volgorde te laten zien
aan de respondent. Zowel de respondenten in de ‘dichte’ conditie als de respondenten in de ‘verre’
conditie kregen dezelfde reeks met advertentiesets te zien. De respondenten konden aan elke
advertentie een score geven van 0 tot 10, in termen van ad likeability. Hier werd geen tijdslimiet
opgezet om scores te geven. We hebben in het experiment ook 8 vragen uit de behavior
identification form (BIF) van Vallacher en Wegner (1989) opgenomen om eventueel als
controlevariabele te gebruiken in onze analyses.
In het tweede deel van de vragenlijst hebben we de respondenten gevraagd naar hun need for
cognition. Dit construct wordt gemeten aan de hand van 15 items waarbij de respondenten moeten
aanduiden in welke mate ze het eens zijn met die stellingen. We kiezen er ook voor om in dit
experiment de heuristieken die we gebruikt hebben bewust te gaan bevragen aan onze
21
respondenten. Op deze manier gaan we na of er een samenhang is tussen het gebruik van de
heuristiek en de ad likeabilityscores van de advertenties. Ten slotte eindigen we de vragenlijst met
drie socio-demografische vragen waaronder geslacht, geboortejaar en opleidingsniveau. Op het
einde van het experiment konden respondenten indien ze dat wensten hun e-mailadres achterlaten
om een prijs te winnen.
ADVERTENTIESET HEURISTIEK INVOLVEMENT PRODUCT
SET 1 Social Proof Heuristiek Low Involvement Snoep
SET 2 Social Proof Heuristiek High Involvement Reis
SET 3 Scarcity Heuristiek Low Involvement Chips
SET 4 Scarcity Heuristiek High Involvement Meubel
SET 5 Country-of-origin Heuristiek Low Involvement Kaas
SET 6 Country-of-origin Heuristiek High Involvement Auto
SET 7 Autoriteit Heuristiek Low Involvement Wasproduct
SET 8 Autoriteit Heuristiek High Involvement Verzorgingsproduct
SET 9 Aantrekkelijkheidsheuristiek (celebrity
endorsement)
Low Involvement Ontbijtgranen
SET 10 Aantrekkelijkheidsheuristiek (celebrity
endorsement)
High involvement Smartphone
SET 11 Message-length-implies-strength
heuristiek
Low Involvement Frisdrank
SET 12 Message-length-implies-strength
heuristiek
High Involvement Computer
Tabel 2. Advertentiesets hoofdonderzoek
3.2 Aanvullend kwalitatief onderzoek
We sluiten ons empirisch deel af met een aanvullend kwalitatief onderzoek. Via een gerichte
topiclijst (zie bijlage 6) gaan we de resultaten van ons hoofdonderzoek beter proberen te begrijpen.
We nemen hiervoor diepte-interviews af bij 10 respondenten die eerder al meegedaan habben met
het kwantitatieve hoofdonderzoek. De resultaten van het kwantitatieve hoofdonderzoek kunnen een
trend aanduiden maar het niet volledig verklaren. We kunnen op deze manier ook resultaten die
afwijken nauwkeuriger gaan onderzoeken.
22
4. Analyses
We hebben voor onze analyses gebruik gemaakt van het statistische softwareprogramma SPSS 21.
We hebben in ons experiment gebruik gemaakt van de Nederlandstalige NFC-schaal van Pieters et al.
(1987). Eerst hebben we de interne betrouwbaarheid van de schaal gemeten (bijlage 4). Na
omschaling van enkele items bedraagt de cronbach’s alpha 0.746. Cronbach’s alpha zou nog kunnen
stijgen indien we item 15 weglaten maar we behouden dit item omdat het onderdeel uitmaakt van
een erkende en gevalideerde schaal. Hierna hebben we de somschaal SomNFC aangemaakt. We
hebben hiervan een mediaansplit (SplitNFC1) genomen om de respondenten in te delen in een groep
met een lage en een groep met een hoge NFC. Alle mensen met een waarde die boven de mediaan
behoren tot de groep met een hoge NFC (code 1) en diegene die een waarde hebben onder de
mediaan behoren tot de groep met een lage NFC (code 0). Om een antwoord te geven op onze
onderzoeksvragen en hypotheses gaan we per advertentieset de gemiddelde scores op ad likeability
van de 3 advertenties onderling gaan vergelijken met elkaar. We willen te weten komen of
respondenten de hoogste ad likeabilityscore toekennen aan de advertentie met de heuristiek of
productinformatie. We gebruiken hiervoor een repeated measures ANOVA-test om de gemiddelde
ad likeabilityscores van de advertenties te vergelijken. Via Mauchly’s test gaan we na of de varianties
van de verschillen tussen condities gelijk zijn (assumptie van sfericiteit). Indien deze test significant is
moeten we een corrigerende maat interpreteren in plaats van de F-ratio.
5. Onderzoeksresultaten
5.1 Kwantitatief hoofdonderzoek
We geven de meest relevante resultaten van ons kwantitatief hoofdonderzoek weer in de volgende
tabellen. De groene vakjes geven telkens aan welke advertentie de hoogste ad likeabilityscore kreeg
in de advertentieset. Tabel 3 toont ons de resultaten per advertentieset. In 3 van de 12 sets krijgt de
advertentie met de heuristiek de hoogste ad likeabilityscore. Dit is het geval voor set 3 (Scarsity – low
involvement) en set 7 (Autoriteit – low involvement). Hier hebben respondenten een significante
voorkeur voor de advertentie met een heuristische cue. Uit deze tabel blijkt ook dat de verschillen
tussen de 3 advertenties in set 1 (Social proof – low involvement) niet significant zijn. We vinden hier
dus geen uitgesproken voorkeur voor één van de advertenties. In 7 van de 12 sets gaan de
respondenten een siginificante voorkeur geven aan de advertentie met productinformatie. Dit is het
geval voor set 4 (Scarsity – high involvement), set 6 (Country-of-origin – high involvement), set 10
(Aantrekkeljkheid – high involvement), set 11 (Message length – low involvement) en set 12
(message length – high involvement). In set 5 (Country-of-origin – low involvement) en set 8
(Autoriteit – high involvement) heeft de advertentie met productinformatie de hoogste ad
23
likeabilityscore maar er is geen significant verschil tussen de advertentie met de heuristiek en die
met productinformatie. Opmerkelijk is dat bij set 2 (Social proof – high involvement) de
basisadvertentie de hoogste ad likeabilityscore krijgt. De sets waarbij de advertenties met de
heuristiek de hoogste score kregen bevatten een low involvement product en deze sets voldoen aan
onze verwachting dat een lage betrokkenheid bij een product ons kan doen terugvallen op een
heuristiek in plaats van een grondige en diepe uitwerking van de boodschap. Deze sets voldoen aan
onze hypothese bij onderzoeksvraag 2. We hebben in onze studie ook bewust de opgenomen
heuristieken bevraagd. De country of origin heuristiek (M=4.72, SD=1.46) scoorde het hoogst en de
celebrity endorsement heuristiek (M=2.57, SD=1.34) scoort het laagst. Ook de message length
heuristiek (M=3.44, SD=1.36) scoort niet hoog. De autoriteit heuristiek (M=4.69, SD=1.27) blijkt ook
een vuistregel waarmee respondenten het eens zijn. De social proof heuristiek (M=4.04, SD=1.61) en
scarsity heuristiek (M=4.22, SD=1.53) scoren ook goed en vinden de respondenten op hun van
toepassing.
Set Basis
(1)
Heuristiek
(2)
Product-
Info (3) Df F Sig?
Sig. (1)
en (2)?
Sig. (2)
en (3)?
Sig (1)
en
(3)?
1 5,25 5,63 5,35 2 F(2,416) = 1,90 Nee Nee Nee Nee 2 5,79 5,15 5,73 2 F(2,375) = 5,80 Ja Ja Ja Nee 3 5,46 6,70 5,19 2 F(2,351) = 45,80 Ja Ja Ja Nee 4 4,38 4,93 5,89 2 F(2,399) = 32,76 Ja Ja Ja Ja 5 4,44 5,94 6,07 2 F(2,401) = 44,99 Ja Ja Nee ja 6 5,10 5,83 6,40 2 F(2,395) = 26,01 Ja Ja Ja Ja 7 5,39 6,63 5,68 2 F(2,387) = 26,77 Ja Ja Ja Nee 8 4,13 5,99 6,13 2 F(2,390) = 83,18 Ja Ja Nee Ja 9 4,92 5,24 5,80 2 F(2,398) = 10,10 Ja Nee Ja Ja 10 4,95 5,30 6,30 2 F(2,416) = 22,37 Ja Nee Ja Ja 11 4,53 5,37 6,30 2 F(2,382) = 47,25 Ja Ja Ja Ja 12 3,82 5,35 7,23 2 F(2,373) = 145,76 Ja Ja Ja Ja
Tabel 3: Ad likeabilityscores (totale steekproef)
De tweede onderzoeksvraag wilde nagaan of psychologische afstand (via construal level) een invloed
heeft op de ad likeabilityscores van de advertenties. We hebben twee condities geprimed met een
verschillende temporele afstand (morgen of over 2 maanden). We hebben hiervoor opnieuw een
repeated measures ANOVA-test gebruikt met als between-subjects factor temporele afstand.
Tabel 4 toont ons de resultaten en de gemiddelde ad likeabilityscores. Respondenten die geprimed
werden met een dichte temporele beschrijving (morgen) gaan in 3 van de 12 sets de hoogste ad
likeabilityscore aan de advertentie met de heuristiek geven. Dit is het geval voor set 1 (Social proof –
low involvement), set 3 (Scarsity – low involvement) en set 7 (Autoriteit – low involvement).
24
Respondenten die geprimed werden met een verre temporele beschrijving( over 2 maanden) geven
in 5 van 12 sets de hoogste ad likeabilityscore aan de advertentie met de heuristiek. We hebben het
hier over set 3 (Scarsity – low involvement), set 5 Country-of-origin – low involvement), set 7
(Autoriteit – low involvement) en set 8 (high involvement).
MORGEN OVER 2 MAANDEN
SET Basis (1) Heuristiek (2) Productinfo (3) Basis (1) Heuristiek (2) Productinfo (3)
1 5,19 5,71 5,53 5,31 5,55 5,17
2 5,60 5,30 5,88 5,98 5 5,58
3 5,49 6,70 5,39 4,44 6,70 4,98
4 4,41 4,83 6,10 4,35 5,04 5,68
5 4,25 5,88 6,41 4,63 6 5,73
6 4,99 5,94 6,56 5,21 5,72 6,26
7 5,40 6,50 5,70 5,37 6,75 5,66
8 4,13 5,96 6,34 4,12 6,01 5,93
9 4,83 5,30 5,95 5,02 5,18 5,66
10 4,74 5,42 6,68 5,16 5,17 5,91
11 4,53 5,65 6,21 4,52 5,09 6,38
12 3,69 5,60 7,21 3,95 5,11 7,26 Totaal 0 3 9 1 5 6
Low Inv. 0 3 3 1 4 2 High Inv 0 0 6 0 1 4 Tabel 4: Ad likeabilityscores (Temporele afstand)
Opmerkelijk is dat respondenten die geprimed werden met een verre temporele beschrijving in set 1
(Social proof – low involvement) de hoogste ad likeabilityscore toekennen aan de basisadvertentie
terwijl in de dichte toekomst ze gaan kiezen voor de advertentie met productinformatie. We zien in
deze resultaten dus een tendens terugkeren waarbij respondenten in de dichte toekomst vaker de
advertentie met productinformatie de hoogste ad likeabilityscore geven en minder aan de
advertenties die een heuristiek bevatten. In de verre toekomst conditie gaan de respondenten meer
de advertentie met de heuristiek de hoogste ad likeabilityscore geven en minder aan de advertentie
met de productinformatie. Hoe groter de temporele afstand (en dus psychologische afstand), hoe
vaker de respondenten terugvallen op een heuristiek. Dit is echter niet voor alle reclamesets het
geval, maar er is duidelijk een tendens aanwezig in die richting. De invloed van temporele afstand
(zie bijlage 5) is niet in alle sets significant. Bij de sets waar de advertentie met de heuristiek de
hoogste ad likeabilityscore krijgt is het product in meerdere gevallen een hoog betrokken product
dan een laag betrokken product wat tegemoet komt aan onze verwachting.
25
Tabel 5 geeft de ad likeabilityscores weer van de advertentiesets en de invloed van need for
cognition. Wat de resultaten betreft omtrent het persoonlijkheidskenmerk need for cognition
verwachten we een verschil in scores tussen respondenten met een lage NFC en hoge NFC waarbij
respondenten met een lage NFC eerder een hoge score geven de advertentie met de heuristiek en
respondenten met een hoge NFC eerder de advertentie met productinformatie een hoge score gaan
geven. We zien hier geen duidelijke bevestiging van onze hypothese. Er zijn geen significante
resultaten die aangeven dat respondenten met een lage NFC eerder opteren voor een heuristische
advertentie (zie bijlage 5).
LAGE NFC HOGE NFC
SET Basis (1) Heuristiek (2) Productinfo (3) Basis (1) Heuristiek (2) Productinfo (3)
1 5,32 5,84 5,44 5,19 5,46 5,27
2 5,55 5,47 6,02 6 4,87 5,47
3 5,62 6,85 4,93 5,33 6,57 4,93
4 4,39 5,14 5,9 5,38 4,75 5,88
5 4,45 6,15 6,28 4,43 5,76 5,89
6 5,3 5,94 6,18 4,93 5,74 6,61
7 5,37 6,58 5,94 5,4 6,67 5,46
8 4,36 6,1 6,21 3,93 5,89 6,07
9 4,8 5,18 6,18 5,03 5,29 5,48
10 5,08 5,6 6,27 4,83 5,3 6,32
11 4 5,37 7,29 3,67 5,34 7,19
12 4,45 5,41 6,29 4,6 5,33 6,3
Totaal 0 3 9 1 3 8 Low Inv. 0 3 3 0 3 3 High Inv. 0 0 6 1 0 5 Tabel 5: Ad likeabilityscores (Need for cognition)
We zijn ook nagegaan of geslacht een rol speelt bij het verwerken van reclame. We vonden echter
geen significante resultaten terug die zouden aanwijzen dat vrouwen en mannen een verschillende
ad likeabilityscore geven (zie bijlage 5).
5.2 Aanvullend kwalitatief onderzoek
We bespreken hier kort de belangrijkste bevindingen en uitspraken die uit de kwalitatieve diepte-
interviews naar voor kwamen. Bij producten uit een hoge betrokkenheidscategorie gaan de
participanten meestal kiezen voor de advertentie met de productinformatie. Ze vinden bijvoorbeeld
een auto een belangrijke investering. “Je blijft geld in deze auto steken zoals reparaties, extra opties
en benzine. Het is belangrijk om te weten wat je krijgt voor je geld.” Een opmerkelijk resultaat bij
advertentieset 2 (reis - hoge betrokkenheid) was dat de basisadvertentie de hoogste gemiddelde ad
likeabilityscore kreeg. Sommige respondenten stellen dat “voor meer informatie je altijd naar een
26
reisbureau of website kan gaan. De foto van het landschap in Thailand ziet er al de moeite waard
uit”. Sommige respondenten kiezen dan weer niet voor de advertentie met productinformatie omdat
ze bekend zijn met het merk. “Ik heb niet veel informatie nodig bij dit product omdat ik dat merk al
eens gebruikt heb.” Merkbekendheid is dus ook een krachtige heuristiek die het gedrag van de
consument kan beïnvloeden.
De advertenties die een heuristische cue bevatten werden door het merendeel van de respondenten
gezien als abstract en de advertenties met productinformatie als eerder concreet. Wanneer de
psychologische afstand tegenover de aankoop klein is (morgen) zagen we dat in de meeste
advertentiesets de advertentie met productinformatie de hoogste gemiddelde ad likeabilityscore
kreeg. In 3 sets was dit niet het geval. In set 3 kreeg de scarsity heuristiek een hoge ad likeabilityscore
bij respondenten die geprimed werden met een dichte temporele beschrijving (morgen). Een
mannelijke participant gaf aan dat “het product niet altijd beschikbaar is aangezien het een limited
edition is en je dus zo snel mogelijk je kans moet grijpen als je het wil proberen”. Als je morgen een
product zou kopen kan de scarsity heuristiek je aanzetten om dit te doen. Er kwamen in deze
kwalitatieve aanvulling nog enkele andere heuristieken naar boven die de respondenten gaan
gebruiken bij het verwerken van een reclameadvertentie. Humor, buzzwords zoals ‘nieuw!’,
compositie van de advertentie en design van het product (vorm, kleur,…) spelen kunnen ook een rol
spelen volgens de respondenten bij het maken van een beslissing welk merk of product ze gaan
kopen.
6. Discussie, conclusie en verder onderzoek Met deze studie trachten we aan te tonen dat consumentenheuristieken een invloed kunnen hebben
op ad likeability en de verwerking van reclame. Daarenboven willen nagaan of construal level (via
psychologische afstand) en need for cognition een impact hebben op het gebruik van deze
heuristieken. Het onderscheid tussen twee verschillende maar met elkaar verbonden systemen van
informatieverwerking in ons menselijk brein begint ook door te breken binnen reclamewerking en
consumentengedrag. Mensen gaan vaak mental shortcuts of heuristieken gebruiken bij het maken
van beslissingen en verwerken van informatie. Consumenten gaan hierbij de reclameboodschap niet
altijd volledig en grondig gaan verwerken. Deze heuristieken besparen ons tijd en inspanning. Het
topic van heuristieken kan ons dan ook interessante inzichten geven in het keuzeproces van
consumenten.
27
De resultaten van deze studie bevestigen dat consumenten niet altijd op zoek zijn naar veel
informatie in een reclameadvertentie. Ze gaan bij bepaalde advertentiesets duidelijk voor de
heuristiek gaan kiezen en baseren zich hier dus maar op een klein stukje informatie om hun oordeel
op te bouwen. De scarcity en autoriteit heuristiek in set 3 en 7 blijken de respondenten sterk te
overtuigen. Deze stukjes informatie kunnen al veel zeggen over de kwaliteit van een product. Dit kan
zich dan weerspiegelen in een hoge ad likeability door de juiste cues te integreren die de consument
gaan overtuigen. Het resultaat dat respondenten vaak de advertentie met productinformatie een
hoge score gegeven hebben kan liggen aan het feit dat respondenten maar één taak hadden, een
score geven. Een cognitieve belasting bij de consument kan ervoor zorgen dat systeem 2 gehinderd
wordt en dat ze meer gaan vertrouwen op hun systeem 1 (Rottenstreich et al., 2007). Het zou in de
toekomst ook interessant zijn om de impact van cognitive load mee op te nemen in het onderzoek.
Wanneer we ons bezighouden met andere taken, dan kunnen onze productkeuzes veel minder onze
authentieke doelen gaan weerspiegelen en ons meer doen terugvallen op heuristieken (Drolet et al.,
2009). Bij set 11 en 12 (message length heuristiek) kiezen de respondenten sterk voor de advertentie
met productinformatie en niet de advertentie die veel informatie en argumenten bevat die als
heuristiek kunnen gebruikt worden ongeacht de inhoud. Respondenten kunnen hier dan opteren
voor de advertentie die hen voldoende relevante informatie verschaft in plaats van een te drukke
advertentie met veel argumenten. Deze advertentiesets kunnen op meerdere manieren
geïnterpreteerd worden en zijn dus niet altijd eenduidig.
Heuristieken verlopen dus niet altijd onbewust aangezien consumenten ook bewust deze vuistregels
gaan toepassen wanneer ze geconfronteerd worden met reclame. Deze heuristieken opereren
misschien niet specifiek op systeem 1 of de auto-piloot in het menselijk brein maar kunnen worden
gebruikt wanneer we een beslissing maken die geen volledig bewuste evaluatie nodig heeft van maar
die toch te complex is om volledig automatisch te verlopen. Deze redenering past binnen een
suggestie tot een nieuw model van consumentengedrag door Martin en Morich (2011). Zij stellen
voor dat de consument constant functioneert in het dagelijks leven met een bepaald niveau van
automatisme. Het niveau van automatisme kunnen we vaststellen op een continuüm van onbewust
naar bewust. Wanneer consumenten naar de winkel gaan kunnen ze volgens Martin (2008) in drie
verschillende staten zijn. Ze kunnen producten of merken kopen op basis van hun autopiloot, ze
kunnen heuristieken gaan gebruiken om een beslissing te vergemakkelijken (copiloot) of ze gaan
bewust een keuze maken waarbij ze verschillende opties in overweging gaan nemen (piloot).
De resultaten met betrekking tot de invloed van temporele afstand tonen een tendens aan waarbij
een grote temporele afstand (over 2 maanden) de kans op het gebruiken van een heuristiek gaan
28
verhogen. De impact van temporele afstand kan ook beïnvloed worden door de mate waarin de
consument vertrouwd is met een bepaald product of merk. Producten waarmee het publiek
vertrouwd is kunnen zorgen voor een verlaagde psychologische afstand (Trope et al., 2007).
Wanneer de consument niet echt vertrouwd is met het product of merk, kan dit ervoor zorgen dat hij
of zij zich eerder gaat baseren op bepaalde cues zoals autoriteit of scarsity dan het gebruik van
informatie over de attributen van het product. Een andere verklaring voor waarom respondenten
eerder de advertentie met productinformatie de hoogste ad likeabilityscore gaan geven wanneer ze
geprimed worden met een verre temporele beschrijving (over 2 maanden) kan zijn door het feit dat
bepaalde heuristische cues gepercipieerd worden als eerder onbelangrijke en secondaire aspecten.
Heuristische cues zouden hier dan juist een mindere impact hebben in de verre toekomst (Liberman
et al., 2002). Temporele afstand (via construal level) kan dus een belangrijke situationele moderator
zijn bij systeem 1 en systeem 2 processen. Bij bepaalde advertentiesets zagen we in de resultaten dat
respondenten gingen terugvallen op heuristieken bij producten uit de hoge betrokkenheidcategorie
wat inging tegen onze verwachting. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat individuen meer
en meer op zoek gaan naar shortcuts. Ze willen zo veel mogelijk tijd besparen bij het selecteren van
informatie. Daarbij komt dat men zelfs bij producten uit een hoge betrokkenheidcategorie gaat voor
de boodschap waarvoor het minste energie nodig is (Heath, 2012).
Het persoonlijkheidskenmerk need for cognition gaf bijna geen significante resultaten aan en gaf
geen duidelijke bevestiging aan van onze hypothese en de modererende invloed van het kenmerk.
We kunnen toch aangeven dat een respondent met een hoge NFC gaat hier niet altijd de advertentie
met productinformatie gaan verkiezen. Dit kan er op wijzen dat individuen met een hoge NFC toch in
bepaalde situaties bewust of onbewust heuristieken gaan toepassen.
De manier waarop consumenten reclame gaan verwerken is belangrijke kennis voor het nemen van
marketingbeslissingen en het ontwerpen van een goede reclamestrategie. Een goede
reclameboodschap gaat inspelen op de heuristieken van zijn doelpubliek en gaat consumenten
aanzetten tot actie. Het inzicht in de consument en de kennis van deze heuristieken kan helpen bij
het succesvol overtuigen van deze consumenten. Deze studie draagt ook bij tot het wetenschappelijk
onderzoek rond consumentengedrag en het gebruik van heuristieken. Concluderend kunnen we
vaststellen dat het gebruik van consumentenheuristieken een belangrijke invloed kan uit oefenen op
de manier waarop we reclameboodschappen gaan verwerken. We gaan een reclame-uiting niet altijd
grondig gaan verwerken. Psychologische afstand kan onze manier van verwerken ook gaan
beïnvloeden.
29
Een eerste belangrijke beperking van ons onderzoek is de sociale wenselijkheid van de respondenten.
Dit kan de validiteit van het onderzoek op de helling zetten. Respondenten kunnen zich voordoen als
een ‘slimme consument’ en kiezen voor de advertentie met productinformatie. Een tweede
beperking bestaat uit het feit dat er geen tijdsbeperking was bij het toekennen van scores aan de
advertenties. De respondent kon zo lang de tijd nemen als hij/zij wil om scores te geven. In volgend
onderzoek zouden we de advertenties voor een kortere tijd kunnen aanbieden. De respons van de
consument kan dan spontaner gebeuren en meer inspelen op het systeem 1 van de respondenten.
We werkten in deze studie ook met een meetschaal om ad likeability te meten. Dit kan de kans
vergroten op random antwoorden aangezien het zorgt voor een langer experiment en een
verminderde concentratie. In deze studie hebben we enkel de temporele afstand als dimensie
binnen psychologische afstand. Er zijn nog andere afstanden zoals ruimtelijke (winkel versus online
winkel) en sociale afstand (een beslissing die we voor onszelf nemen versus een beslissing die we
voor een andere personen zoals vrienden nemen) die we in wetenschappelijk onderzoek kunnen
betrekken. De gevonden verschillen zijn met 95% betrouwbaarheid niet te wijten aan toeval maar
dat wil niet zeggen dat we onze resultaten kunnen veralgemenen. Het kan wel een belangrijke aanzet
zijn tot toekomstig onderzoek. Een genuanceerde opdeling van respondenten met betrekking tot
need for cognition (laag – medium – hoog) kan ons nog een beter inzicht geven In het gebruik van
heuristieken. In deze studie hebben we enkel bekende merken opgenomen. Merkbekendheid bij de
respondenten kan ertoe leiden dat er niet veel informatie meer nodig is omtrent het product.
Volgend onderzoek zou voor de helft bekende en helft onbekende merken moeten opnemen om na
te gaan of er daar ook een verschil zit die een impact zou kunnen hebben op de verwerking van onze
advertenties.
We hebben slechts zes heuristieken opgenomen in onze studie. In de toekomst kan een uitgebreid
onderzoek meerdere heuristieken gaan opnemen en onderzoeken. Kwalitatief onderzoek naar
heuristieken die consumenten gaan gebruiken bij het verwerken van reclame kan nog nieuwe en
interessante rules of thumb naar boven halen waarvan de consument niet altijd beseft dat hij deze
gebruikt. We moeten evenzeer rekening houden met welke heuristieken gaan domineren gegeven
een bepaalde consument, merk of in een bepaalde context. Deze studie is dus nog maar het topje
van de ijsberg met rijke data rond consumenten en heuristieken. Verder onderzoek is dus zeker
aangewezen.
30
7. Referenties Ariely, D. (2008). Predictably irrational: the hidden forces that shape our decisions. New York:
HarperCollins Publishers.
Axsom, D., Yates, S. & Chaiken, S. (1987). Audience response as a heuristic cue in persuasion. Journal
of Personality and Social Psychology, 53(1), 30-40.
Baker, J., Grewal, D. & Parasuraman, A. (1994). The influence of store environment on quality
inferences and store image. Journal of the Academy of Marketing Science, 22(4), 328-339.
Bar-Anan, Y., Liberman, N. & Trope, Y. (2006). The association between psychological distance and
construal level : evidence from an implicit association test. Journal of Experimental Psychology,
135(4), 609-622.
Barden, P. (2013). Decoded: the science behind what we buy. New York: John Wiley & Sons Inc.
Biswas, A. & Sherrell, D.L. (1993). The influence of product knowledge and brand name on internal
price standards. Psychology and Marketing, 10(1), 31-46.
Brannon, L.A. & Brock, T.C. (2001). Scarcity claims elicit extreme responding to persuasive messages:
role of cognitive elaboration. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(3), 365-375.
Bruner, G.C., Hensel P.J. & James, K.E. (2005). Marketing scales handbook. 4: A compilation of multi-
item measures for consumer behavior and advertising. Mason, Ohio: Thomson/South Western.
Cacioppo J.T. & Petty R.E. (1982). The need for cognition. Journal of personality and social
psychology, 42(1), 116-131.
Cacioppo J.T., Petty R.E. (1984). The elaboration likelihood model of persuasion. Advances in
Consumer Research, 11(1), 673-675.
Cacioppo J.T., Petty R.E., Kao C.F. & Rodriguez R. (1986). Central and peripheral routes to
persuasion: an individual difference perspective. Journal of personality and social
psychology, 51(5), 1032-1043.
31
Chaiken, S. (1980). Heuristic versus systematic processing and the use of source versus message cues
in persuasion. Journal of Personality and social psychology, 39, 752- 766.
Chang, C. (2004). Country of origin as a heuristic cue: the effects of message ambiguity and product
involvement. Media psychology, 6(2), 169-192.
Cho, C.H., Lee, J.G. & Tharp, M. (2001). Different forced-exposure levels to banner advertisements.
Journal of Advertising Research, 41(4), 45-56.
Cialdini, R.B. (2001). Influence: science and practice. Boston: Allyn and Bacon.
Cialdini, R.B. (2007). Influence: the psychology of persuasion. New York: HarperCollins.
Cialdini, R.B. & Goldstein, N.J. (2004). Social influence: conformity and compliance. Annual Review of
Psychology, 55(1), 591-621.
Cosmides, L. & Tooby, J. (2006). Evolutionary psychology, moral heuristics and the law. In G.
Gigerenzer & C. Engel (Eds.), Heuristics and the law (pp. 181-212). Cambridge: MIT Press.
Dardis, F.E. & Shen, F. (2008). The influence of evidence type and product involvement on message-
framing effects in advertising. Journal of Consumer Behavior, 7(3), 222-238.
Dawar, N. & Parker, P. (1994). Marketing universals: consumers’ use of brand name, price, psychical
appearance, and retailer reputation as signals of product quality. Journal of Marketing, 58(4), 81-95.
DelVelcchio, D. (2001). Consumer perceptions of private label quality: the role of product category
characteristics and consumer use of heuristics. Journal of Retailing and Consumer Services, 8(5), 239-
249.
Drolet, A., Luce M.F. & Simonson, I. (2009). When does choice reveal preference? Moderators of
heuristic versus goal-based choice. Journal of Consumer Research, 36(1), 137-147.
Du Plessis, E. (2011). The branded mind: what neuroscience really tells us about the puzzle of the
brain and the brand. Londen: Kogan Page Limited.
32
Epstein S. & Pacini R. (1999). Some basic issues regarding dual-process theories from the perspective
of cognitive-experiential self-theory. In S. Chaiken & Y. Trope (Eds.), Dual-process theories in social
psychology (pp. 462-482). New York: The Guilford Press.
Evans, J. St.B.T. (2010). Thinking twice: two minds in one brain. New York. Oxford University Press.
Forehand, M., Gastil, J. & Smith M.A. (2004). Endorsements as voting cues: heuristic and systematic
processing in initiative elections. Journal of Applied Social Psychology, 34(11), 2215-2233.
Frankish, K. & Evans, J. St. B. T. (2009). The duality of mind: an historical perspective. In J. St. B. T.
Evans & K. Frankish (Eds.), In two minds: dual processes and beyond (pp. 1-29). Oxford: Oxford
University Press.
Gawronski, B & Creighton, L.A. (2013). Dual-process theories. In D.E. Carlston (Ed.), The Oxford
handbook of social cognition (pp. 1-34). New York: Oxford University Press.
Gierl, H. & Huettl, V. (2010). Are scarce products always more attractive? The interaction of different
types of scarsity signals with product’s suitability for conspicuous consumption. Journal of marketing
research, 27(3), 225-235.
Gigerenzer, G., Todd, P.M. & ABC Research Group. (1999). Simple heuristics that make us smart.
Oxford: Oxford University Press.
Gigerenzer, G. (2007). Gut feelings: the intelligence of the unconscious. Londen: Penguin Group.
Gigerenzer, G & Gaissmaier, W. (2011). Heuristic decision making. Annual Review of Psychology, 62(),
451-482.
Gilovich, T., Griffin, D. & Kahneman, D. (Eds.). (2002). Heuristics and biases: The psychology of
intuitive judgment. New York: Cambridge University Press.
Gladwell, M. (2005). Blink : the power of thinking without thinking. New York: Little, Brown & Co.
Goldstein, D.G. & Gigerenzer, G. (2002). Models of ecological rationality: The recognition heuristic.
Psychological Review, 109(1), 75-90.
33
Griskevicius, V., Goldstein, N.J., Mortensen, C.R., Sundie, J.M., Cialdini, R.B. & Kenrick, D.T. (2009).
Fear and loving in Las Vegas: evolution, emotion and persuasion. Journal of Marketing Research,
46(3), 384-395.
Haugtvedt, C.P. & Petty, R.E. (1992). Personality and persuasion: need for cognition moderates the
persistence and resistance of attitude changes. Journal of Personality and Social Psychology, 63(2),
308-319.
Hauser, J. (2011). A marketing science perspective on recognition-based heuristics. Judgment and
decision making, 6(5), 396-408.
Heath, R. (2012). Seducing the subconscious: the psychology of emotional influence of advertising.
Oxford: John Wiley & Sons.
Herbert, W. (2010). On second thought: outsmarting your mind’s hard-wired habits. New York: Crown
Publishing Group.
Hilbig, B.E. (2010). Think or blink – is the recognition heuristic an intuitive strategy? Jugdment and
decision making, 5(4), 300-309.
Hill, D. (2010). About face: the secrets of emotionally effective advertising. Londen: Kogan Page
Limited.
Hong, S. -T. & Wyer, R.S. (1989). Effects of country-of-origin and product-attribute information on
product evaluation: an Information processing perspective. Journal of Consumer Research, 16(2),
175-187.
Hoyer, W.D. (1984). An examination of consumer decision making for a common repeat purchase
product. Journal of Consumer Research, 11(), 822-829.
Kahneman, D., Slovic, P. & Tversky, A. (1982). Judgment under uncertainty: heuristics and biases.
Cambridge: Cambridge University Press.
Kahneman, D. (2003). A perspective on judgment and choice: mapping bounded rationality.
American Psychologist, 58(9). 697-720.
34
Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Londen: Allen Lane.
Kardes, F.R., Posavac, S.S. & Cronley, M.L. (2004). Consumer inference: a review of processes, bases
and judgment contexts. Journal of consumer psychology, 14(3), 230-256.
Kardes, F. R., Cline, T. W & Cronley, M.L. (2011). Consumer behavior. South-Western: Cengage
Learning.
Kelman, M. (2011). The heuristics debate. Oxford: Oxford University Press.
Kimmel, A.J. (2013). Psychological foundations of marketing. New York: Routledge.
Kivetz, R. & Simonson, I. (2003). The idiosyncratic fit heuristic: effort advantage as a determinant of
consumer response to loyalty programs. Journal of Marketing Reasearch, 40(4), 454-467.
Kruger, J., Wirtz, D, Van Boven, L & Altermatt, T.W. (2003). The effort heuristic. Journal of
Experimental Social Psychology, 40(1), 91-98.
Lee, F.S. (2012). Wine and the consumer price-percieved quality heuristics. International journal of
marketing studies, 4(3), 31-35.
Lehrer, J. (2009). How we decide. New York: Houghton Mifflin Harcourt.
Liberman, N. & Trope, Y. (1998). The role of feasibility and desirability considerations in near and
distant future decisions: A test of temporal construal theory. Journal of Personality and Social
Psychology, 75(1), 5-18.
Liberman, N., Sagristano, M.D. & Trope, Y. (2002). The effect of temporal distance on level of mental
construal. Journal of Experimental Social Psychology,38(6), 523-534.
Liberman, N., Trope, Y., & Stephan, E. (2007). Psychological distance. In E. T. Higgins, & A. W.
Kruglanski (Eds.), Social Psychology: Handbook of Basic Principles (pp. 353-383). New York: Guilford.
Liberman, N., Trope, Y. & Wakslak, C. (2007a). Construal levels and psychological distance: Effects on
representations, prediction, evaluation and behavior. Journal of Consumer Psychology, 17(2), 83-95.
35
Liberman, N., Trope, Y. & Wakslak, C. (2007b). Construal Level Theory and consumer behaviour.
Journal of Consumer Psychology, 17(2), 113-117.
Lyengar, S. (2010). The art of choosing. New York: Hachette Book Group.
Maheswaran, D., Mackie, D.M. & Chaiken, S. (1992). Brand name as a heuristic cue: the effects of
task importance and expectancy confirmation on consumer judgments. Journal of Consumer
Psychology, 1(4), 317-336.
Maheswaran, D. & Yi Chen, C. (2009). Nation equity: country-of-origin effects and globalization. In M.
Kotabe & K. Helsen (Eds.), The SAGE handbook of international marketing (pp. 91-113). London: Sage.
Martin, N. (2008). Habit: the 95% of behavior that marketers ignore. New Jersey: Pearson.
Martin, N. & Morich, K. (2011). Unconscious mental processes in consumer choice: toward a new
model of consumer behaviour. Journal of Brand Management, 18(7), 483-505.
Metzger, M.J., Flanagin, A. J. & Medders, R.B. (2010). Social and heuristic approaches to credibility
evaluation online. Journal of Communication, 60(3), 413-439.
Meyers-Levy J. & Maheswaran D. (2004). Exploring message framing outcomes when
systematic, heuristic, or both types of processing occur. Journal of consumer psychology,
14(1-2), 159-167.
Meyers-Levy, J. & Malaviya, P. (1999). Consumers’ processing of persuasive advertisements: an
integrative framework of persuasion theories. Journal of Marketing, 63(special issue), 45-60.
Mitra, A. (1995). Price cue utilization in product evaluations: the moderating role of motivation and
attribute information. Journal of Business Research, 33(3), 187-195.
Mittone, L & Savadori, L (2009). The scarcity bias. Applied Psychology, 58(3), 453-468.
Park, C.W. & Lessig, V. P. (1981). Familiarity and its impact on consumer decision biases and
heuristics. Journal of consumer research, 8(2), 223-230.
36
Pieters R.G.M., Verplancken B. & Modde J.M. (1987). Need for cognition: Relationship with reasoned
action. Nederlands Tijdschrift voor de Psychology, 42, 62-70.
Rao, A.R. & Monroe, K.B (1988). The moderating effect of prior knowledge on cue utilization in
product evaluations. Journal of Consumer Research, 15(2), 253-264.
Rao, A.R. (2005). The quality of price as a quality cue. Journal of Marketing Research, 42(4), 401-405.
Ratneshwar, S. & Mick, D.G. (Eds.) (2005). Inside consumption: consumer motives, goals and desires.
New York: Routledge.
Read, D. & Grushka-Cockayne, Y. (2011). The similarity heuristic. Journal of Behavioral Decision
Making, 24(1), 23-46.
Rottenstreich, Y., Sood, S. & Brenner, L. (2007). Feeling and thinking in memory-based versus
stimulus-based choices. Journal of Consumer Research, 33(4), 461-469.
Rubinson, J. (2010). What behavioural economics can teach marketing research. Journal of
Advertising Research, 50(2), 114-117.
Samson, A. & Voyer, B.G. (2012). Two minds, three ways: dual system and dual process models in
consumer psychology. Academy of Marketing Science Review, 2(2-4), 48-71.
Scheier, C. & Held, D. (2006). Wie werbung wirkt. Freiburg: Haufe.
Schwartz, B. (2005). The paradox of choice: why more is less. New York: HarperCollins Publishers.
Shah, A.K. & Oppenheimer, D.M. (2008). Heuristics made easy: an effort-reduction framework.
Psychological Bulletin, 134(2), 207-222.
Simonson, I. (1990). The effect of purchase quantity and timing on variety-seeking behavior. Journal
of Marketing Research, 27(2), 150-162.
Stanovich, K.E. & West, R.F. (2000). Individual differences in reasoning: implications for the
rationality debate? Behavioral and Brain Sciences, 23(5), 645-726.
Stanovich, K. E. (2011). Rationality and the reflective mind. New York: Oxford University Press.
37
Suri, R. & Monroe, K.B. (2003). The effects of time constraints on consumers’ judgments of prices and
products. Journal of Consumer Research, 30(1), 92-104.
Taleb, N.N. (2007). Fooled by randomness: the hidden role of chance in life and in the markets.
Londen: Penguin Books.
Te’eni-Harari, T., Lehman-Wilzig, S.N & Lampert, S.I. (2009). The importance of product involvement
for predicting advertising effectiveness among young people. International Journal of Advertising,
28(2), 203-229.
Thaler, R.H. & Sunstein, C.R. (2008). Nudge: improving decisions about health, wealth and happiness.
New Haven: Yale University Press.
Trope, Y. & Liberman, N. (2000). Temporal construal and time-dependent changes in preference.
Journal of Personality and Social Psychology, 79(), 876-889.
Trope, Y. & Liberman, N. (2003). Temporal construal. Psychological Review, 110(3), 403-421.
Trope, Y. & Liberman, N. (2003). Temporal Construal, Psychological Review, 110(3), 403-421.
Mahesweran, D. (1994). Country of origin as a stereotype: effects of consumer expertise and
attribute strength on product evaluations. Journal of Consumer Research, 21(2), 354-365.
Trope, Y., Liberman, N. & Wakslak, C. (2007). Construal levels and psychological distance: effect on
representation, prediction, evaluation, and behaviour. Journal of Consumer Psychology, 17(2), 83-95.
Vallacher, R.R. & Wegner, D.M. (1989). Levels of personal agency: individual variation in action
identification. Journal of Personality and Social Psychology, 57(4), 660-671.
Vaughn, R. (1980). How advertising works: a planning model. Journal of Advertising
Research, 20(5), 27–33.
Verlegh, P. W. J. & Steenkamp, J. –B. E. M. (1999). A review and meta-analysis of country- of-origin
research. Journal of economic psychology, 20(5), 521-546.
38
.Verlegh, P.W.J. (2002). Country-of-origin stereotypes and the processing of ads: a tomato-field
experiment. Advances in Consumer Research, 29(1), 166-167.
Vyncke, P. (2011). The heart and the mind: on advertising and consumption. S.I. : University Press
Wu, W.Y., Lu, H.Y., Wu, Y.Y & Fu, C.S. (2012). The effect of product scarcity and consumers’ need for
uniqueness on purchase intention. International Journal of Consumer Studies, 36(3), 263-274.
Wood, W., Kallgren, C.A. & Preisler, R.M. (1985). Access to attitude-relevant information in memory
as a determinant of persuasion: The role of message attributes. Journal of Experimental Social
Psychology, 21(1), 73-85.
Yan, D. & Sengupta, J. (2011). Effects of construal level on the price-quality relationship. Journal of
Consumer Research, 38(), 376-389.
39
8. APPENDIX (Stimulusmateriaal) Advertentieset 1: Social Proof heuristiek – High involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
40
Advertentieset 2: Social Proof heuristiek – Low involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
41
Advertentieset 3: Scarsity heuristiek – High involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
42
Advertentieset 4: Scarcity heuristiek – Low involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
43
Advertentieset 5: Country-of-origin heuristiek – High involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
44
Advertentieset 6: Country-of-origin heuristiek – Low involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
45
Advertentieset 7: Autoriteit heuristiek – High involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
46
Advertentieset 8: Autoriteit heuristiek – Low involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
47
Advertentieset 9: Celebrity endorsement heuristiek – High involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
48
Advertentieset 10: Celebrity endorsement heuristiek – Low involvement product
1. Controleeadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
49
Advertentieset 11: Message-length-implies-strength heuristiek – High involvement
product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
50
Advertentieset 12: Message-length-implies-strength heuristiek – Low involvement product
1. Controleadvertentie
2. Heuristiek
3. Productinformatie
51
9. Bijlagen Bijlage 1: Resultaten Pretest 1: Product involvement
Bijlage 2: Resultaten Pretest 2: Reclameadvertenties
Bijlage 3: Kwantitatief hoofdonderzoek: Steekproefomschrijving
Bijlage 4: Kwantitatief hoofdonderzoek: Interne betrouwbaarheid: NFC-schaal
Bijlage 5: Kwantitatief hoofdonderzoek: Resultaten
Bijlage 6: Topiclijst aanvullend kwalitatief onderzoek
Bijlage 7: Vragenlijsten, datafiles, outputs en resultaten aanvullend kwalitatief onderzoek (zie: CD-
rom)
52
Bijlage 1: Resultaten Pretest 1: Product Involvement
Statistics
GESLACHT
N Valid 25
Missing 0
Mean 1,60
GESLACHT
Frequency Percent Valid Percent Cumulative
Percent
Valid
Man 10 40,0 40,0 40,0
Vrouw 15 60,0 60,0 100,0
Total 25 100,0 100,0
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
LEEFTIJD 25 16,00 52,00 26,4800 10,73592
Valid N (listwise) 25
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Betrokkenheid_Parfum 25 1,00 5,00 3,3040 ,88529
Betrokkenheid_Horloge 25 1,00 5,00 3,2000 ,88129
Betrokkenheid_Snoep 25 1,00 4,20 2,7520 ,82720
Betrokkenheid_Pizza 25 1,80 4,00 3,0400 ,63509
Betrokkenheid_Afwasmiddel 25 1,00 4,60 2,4400 ,92195
Betrokkenheid_Zonnebril 25 1,00 5,00 3,3120 ,80432
Betrokkenheid_Merkkledij 25 2,00 5,00 3,3520 ,84119
Betrokkenheid_Ontbijtgranen 25 1,00 5,00 2,5200 ,81035
Betrokkenheid_Fotocamera 25 1,00 4,00 3,2800 ,70238
Betrokkenheid_Meubel 25 2,60 6,00 4,2640 ,87124
Betrokkenheid_Auto 25 1,80 4,40 3,3680 ,67251
Betrokkenheid_Reizen 25 3,20 5,00 4,2560 ,56427
Betrokkenheid_Gsm 25 2,20 5,00 3,4960 ,64581
Betrokkenheid_Computerproducte
n
25 1,00 4,80 3,3760 ,87810
53
Betrokkenheid_Chips 25 1,00 4,00 2,7680 ,81992
Betrokkenheid_Chocolade 25 2,00 5,00 3,2880 ,67843
Betrokkenheid_Verzorgingsproduct
en
25 1,00 5,00 3,5920 ,98401
Betrokkenheid_Frisdrank 25 1,00 4,00 2,7840 ,89800
Betrokkenheid_Wijn 25 1,80 4,20 3,0960 ,61406
Betrokkenheid_Kaas 25 1,00 4,00 2,8400 ,80208
Valid N (listwise) 25
(Groen = High involvement en Rood = Low involvement)
Bijlage 2: Resultaten Pretest 2: Reclameadvertenties
Statistics
GESLACHT
N Valid 10
Missing 0
GESLACHT
Frequency Percent Valid Percent Cumulative
Percent
Valid
Man 5 50,0 50,0 50,0
Vrouw 5 50,0 50,0 100,0
Total 10 100,0 100,0
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
LEEFTIJD 10 21,00 52,00 28,8000 11,39981
Valid N (listwise) 10
Heuristische advertenties
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Aantrekkelijkheid_Ontbijtgra
nen
10 4 7 6,00 ,943
Aantrekkelijkheid_Smartpho
ne
10 2 7 5,30 1,636
Autoriteit_Verzorgingsproduc
t
10 2 7 5,80 1,476
Autoriteit_Wasproduct 10 4 7 5,90 1,197
54
Country_of_Origin_Auto 10 3 7 5,50 1,080
Country_of_Origin_Kaas 10 5 7 5,90 ,738
MessageLength_Computer 10 4 7 6,00 ,943
MessageLength_Frisdrank 10 4 7 5,60 ,843
Scarsity_Chips 10 4 7 6,10 1,197
Scarsity_Meubel 10 2 7 6,10 1,595
SocialProof_Reis 10 4 7 5,80 1,317
SocialProof_Snoep 10 5 7 6,30 ,823
Valid N (listwise) 10
Advertenties met productinformatie
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Productinfo_Auto 10 1 7 5,20 1,687
Productinfo_Chips 10 4 7 5,90 ,994
Productinfo_Computer 10 2 7 5,50 1,434
Productinfo_Frisdrank 10 1 7 5,40 1,955
Productinfo_Kaas 10 1 7 5,50 1,900
Productinfo_Meubel 10 1 7 5,20 2,150
Productinfo_Ontbijtgranen 10 1 7 5,70 1,767
Productinfo_Reis 10 1 7 5,20 1,814
Productinfo_Smartphone 10 1 7 5,20 1,932
Productinfo_Snoep 10 2 7 5,20 1,687
Productinfo_Verzorgingspro
duct
10 1 7 5,20 1,814
Productinfo_Wasproduct 10 2 7 5,50 1,650
Valid N (listwise) 10
55
Bijlage 3: Kwantitatief hoofdonderzoek: Steekproefomschrijving
Geslacht
Geslacht
Frequency Percent Valid Percent Cumulative
Percent
Valid
Man 78 37,3 37,3 37,3
Vrouw 131 62,7 62,7 100,0
Total 209 100,0 100,0
Leeftijd
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Leeftijd 209 16,00 78,00 31,4928 14,46518
Valid N (listwise) 209
Opleidingsniveau
Statistics
Opleidingsniveau
N Valid 209
Missing 0
Opleidingsniveau
Frequency Percent Valid Percent Cumulative
Percent
Valid
Master (licenciaat) 54 25,8 25,8 25,8
Professionele of academische bachelor (kandidatuur) 90 43,1 43,1 68,9
Hoger secundair onderwijs 48 23,0 23,0 91,9
Lager secundair onderwijs 12 5,7 5,7 97,6
Lager onderwijs 1 ,5 ,5 98,1
Geen van bovenstaande 4 1,9 1,9 100,0
Total 209 100,0 100,0
56
Bijlage 4: Kwantitatief hoofdonderzoek: Interne betrouwbaarheid: NFC-schaal
Reliability Statistics
Cronbach's
Alpha
N of Items
,746 15
Item-Total Statistics
Scale Mean if
Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-
Total Correlation
Cronbach's
Alpha if Item
Deleted
NF3_rec 47,693780 34,733 ,447 ,723
NFC1 48,454545 35,893 ,259 ,743
NFC10 47,397129 34,750 ,488 ,720
NFC11_rec 47,564593 36,007 ,299 ,737
NFC12 47,894737 35,922 ,289 ,739
NFC14_rec 47,406699 34,896 ,353 ,732
NFC13 47,741627 34,433 ,468 ,721
NFC15 47,808612 38,367 ,104 ,754
NFC2 47,593301 34,550 ,481 ,720
NFC4_rec 47,526316 33,683 ,545 ,713
NFC5 47,655502 36,842 ,226 ,744
NFC6_rec 47,464115 35,904 ,294 ,738
NFC7_rec 47,727273 34,767 ,368 ,731
NFC8_rec 47,904306 34,193 ,408 ,726
NFC9 47,306220 37,694 ,202 ,745
57
Bijlage 5: Kwantitatief onderzoek: Resultaten (gebaseerd op SPSS-output)
SET 1 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 5,19 5,71 5,52 Nee (0,60) Over 2 maanden 5,30 5,55 5,17
Low NFC 5,32 5,84 5,44 Nee (0,812) High NFC 5,19 5,46 5,27
Man 5,10 5,18 5,39 Nee (0,161) Vrouw 5,34 5,90 5,32
SET 2 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 5,60 5,30 5,88 Nee (0,196) Over 2 maanden 5,98 5 5,58
Low NFC 5,55 5,47 6,02 Ja (0,020) High NFC 6 4,87 5,47
Man 5,65 5,22 5,78 Nee (0,676) Vrouw 5,87 5,11 5,69
SET 3 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 5,49 6,70 5,39 Nee (0,360) Over 2 maanden 4,44 6,70 4,98
Low NFC 5,62 6,85 5,48 Nee (0,610) High NFC 5,33 6,57 4,93
Man 5,08 6,04 4,90 0,214
Vrouw 5,69 7,09 5,36
SET 4 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 4,41 4,83 6,10 Nee (0,444) Over 2 maanden 4,35 5,04 5,68
Low NFC 4,39 5,14 5,90 Nee (0,512) High NFC 5,38 4,75 5,88
Man 4,38 5,08 6,04 Nee (0,777) Vrouw 4,38 4,85 5,79
SET 5 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 4,25 5,88 6,41 Ja (0,010) Over 2 maanden 4,63 6 5,73
Low NFC 4,45 6,15 6,28 Nee (0,546) High NFC 4,43 5,76 5,89
Man 4,67 6 6,09 Nee (0,665) Vrouw 4,31 5,91 6,06
SET 6 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 4,99 5,94 6,56 Nee (0,263) Over 2 maanden 5,21 5,72 6,26
Low NFC 5,30 5,94 6,18 Nee (0,070) High NFC 4,93 5,74 6,61
Man 5,19 5,73 6,55 Nee (0,538) Vrouw 5,05 5,89 6,32
58
SET 7 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 5,40 6,5 5,70 Nee (0,723) Over 2 maanden 5,37 6,75 5,66
Low NFC 5,37 6,58 5,94 Nee (0,207) High NFC 5,40 6,67 5,46
Man 5,28 6,42 5,67 Nee (0,694) Vrouw 5,45 6,75 5,69
SET 8 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 4,13 5,96 6,34 Nee (0,571) Over 2 maanden 4,12 6,01 5,93
Low NFC 4,36 6,10 6,21 Nee (0,666) High NFC 3,93 5,89 6,07
Man 4,15 5,67 5,68 Nee (0,092) Vrouw 4,11 6,18 6,40
SET 9 Basis Heuristiek Productinfo Sig. Morgen 4,83 5,30 5,95 Nee
(0,600) Over 2 maanden 5,02 5,18 5,66 Low NFC 4,80 5,18 6,18 Ja
(0,043) High NFC 5,03 5,29 5,48 Man 4,91 5,26 5,55 Nee
(0,512) Vrouw 4,93 5,23 5,95
SET 10 Basis Heuristiek Productinfo Sig. Morgen 4,74 5,42 6,68 Ja
(0.020) Over 2 maanden 5,16 5,17 5,91 Low NFC 5,08 5,60 6,27 Nee
(0,340) High NFC 4,83 5,30 6,32 Man 4,85 5,04 6,53 Nee
(0,184) Vrouw 5,02 5,45 6,16
SET 11 Basis Heuristiek Productinfo Sig. Morgen 4,54 5,65 6,21 Nee
(0,122) Over 2 maanden 4,52 5,09 6,38 Low NFC 4 5,37 7,29 Nee
(0,716) High NFC 3,67 5,34 7,19 Man 4,46 5,46 5,90 Nee
(0,229) Vrouw 4,57 5,31 6,48
SET 12 Basis Heuristiek Productinfo Sig.
Morgen 3,69 5,60 7,21 Nee (0,149) Over 2 maanden 3,95 5,11 7,26
Low NFC 4,45 5,41 6,29 Nee (0,807) High NFC 4,60 5,33 6,30
Man 3,97 5,14 7,19 Nee (0,366) Vrouw 3,73 5,48 7,26
59
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Heuristiek_Socialproof 209 1 7 4,22 1,532
Heuristiek_Scarsity 209 1 7 4,04 1,609
Heuristiek_Countryoforigin 209 1 7 4,72 1,461
Heuristiek_Autoriteit 209 1 7 4,69 1,265
Heuristiek_celebrityendorse
ment
209 1 6 2,57 1,340
Heuristiek_Messagelength 209 1 6 3,44 1,361
Valid N (listwise) 209
60
Bijlage 6: Topiclijst aanvullende kwalitatief onderzoek
• Welke advertentie van de 3 vind je het aantrekkelijkst? En waarom juist de advertentie met
de heuristiek/productinformatie/basisadvertentie?
• Wat trekt je aan in deze advertentie? Zoek je uitgebreid naar informatie en argumenten of
laat je je leiden door bepaalde elementen in de advertentie (cues)?
• In welke mate is de informatie in deze advertenties eerder concreet of abstract voor jou?
• Zorgt de afstand in tijd tegenover een aankoop voor een andere manier waarop je naar
informatie zoekt via reclame?
• Zijn er nog andere regeltjes die je gaat toepassen bij het zien van reclame of het kopen van
een product?