963 programmaboekje Magische Klanken

8
Programma PRIJS 1,50 [Vrienden NNO gratis] dirigent Dmitry yablonsky Klarinet anton Jakimenko DUKAS De tovenaarsleerling symfonie nr. 7

description

963 programmaboekje Magische Klanken

Transcript of 963 programmaboekje Magische Klanken

Programma PR I J S € 1, 50 [ Vr iendenNNOgr at i s]

di r ig ent Dmitry yablonsky

K l ar i n e t anton Jakimenko

DukasDe tovena arsleerling

symfonie nr . 7

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o 2

magische klanken

donderdag 26 november | 20.15 uur *Groningen | De Oosterpoort

dinsdag 1 december | 20.15 uur *Emmen | De Muzeval

donderdag 3 december | 20.15 uur *Meppel | Schouwburg Ogterop

Dirigent Dmitry YablonskyKlarinet Anton Jakimenko

Dukas L’Apprenti sorcier (De Tovernaarsleerling)Von Weber Eerste klarinetconcert in f kl.t., opus 73

Pauze

Dvor̆ák Zevende symfonie in d kl.t., opus 70

* Gratis lezing één uur voor aanvang concert; in De Oosterpoort begint de lezing om 19.00 uur.

het noorD neDerlanDs orkest

Het Noord Nederlands Orkest (NNO) is het grootste regionale symfonieorkest in Nederland, waarvan Michel Tabachnik sinds 2005 chef-dirigent is. Met Groningen als standplaats verzorgt het orkest zo’n 120 concerten per seizoen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe, maar ook op belangrijke podia in de rest van Nederland, waaronder het Concertgebouw in Amsterdam en de Doelen in Rotterdam. Het NNO treedt ook regelmatig op in het buitenland, zoals in 2007 in Salle Pleyel en Cité de la Musique in Parijs en in 2009 in Perugia, Italië, tijdens het 64e Festival Sagra Musicale Umbra. Het NNO is regelmatig te beluisteren tijdens radio-uitzendingen en heeft afgelopen vijf jaar diverse CD’s op gerenommeerde labels uitgebracht. De programmering van het orkest onderscheidt zich door durf en originaliteit. In elk seizoen zijn cross-overs te vinden met andere muziekstijlen - zoals jazz en popmuziek - naast bijzonder samengestelde programma’s van barok tot 21e-eeuws. Daarnaast organiseert het NNO samen met Grand Theatre/Prime-concerten elk jaar een festival rondom een prominente hedendaagse componist. Kijk voor de meest actuele informatie over onze concerten op www.nno.nu.

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o3

Dmitry Yablonsky werd geboren in Moskou in een muzikale familie. Yablonsky speelde cello en werd op zijn zevende toegelaten tot de centrale muziekschool voor getalenteerde kinderen in Moskou en maakte zijn orkestdebuut op negenjarige leeftijd met Haydns Celloconcert. In 1977 vervolgde hij zijn opleiding aan de Juilliard School of Music in New York, Curtis Institute of Music in Philadelphia en Yale University bij docenten als Zara Nelsova, studente van E. Feuermann en G.Piatigorsky en Aldo Parisot. Als solist trad Dmitry Yablonsky op in concertzalen als: Carnegie Hall, Lincoln Center, Concertgebouw, LaScala en werkte hij met musici als Vladimir Fedoseeyev, Victor Tretiakov, Yuri Bashmet, Vadim Repin, Boris Berezovsky, Jean Bernard Pommier en vele anderen.

Aan de Yale University werkte Dmitry Yablonsky veel samen met de dirigent Otto-Werner Mueller en sinds 1992 studeerde hij orkestdirectie bij Yuri Simonov, de chef-dirigent van de Bolshoi Opera. Dmitry Yablonksy dirigeerde het Nationaal Orkest van België, Russisch Staats Symfonie Orkest (Svetlanov’s orkest), Orchestre National d’ile de France, Israel Symphony Orchestra, Kamerorkest van Bologna, St.Petersburgs Symfonie-orkest, Taiwan National Orchestra.

Dmitry yablonskidir igent

Als dirigent werkte hij met Monserrat Caballé en Roberto Alagna tijdens het Menton Festival in Frankrijk. Ook dirigeerde hij de wereldpremière van het altvioolconcert van Steven Gerber opgedragen en uitgevoerd door Yuri Bashmet.In 2008 heeft hij in Nederland Holland Symfonia gedirigeerd tijdens de cellobiennale in celloconcerten van Carter en Lutoslawsky, maar ook de Trauermusik van Lutoslawsky en de Negende symfonie van Sjostakovitsj. In seizoen 2009-2010 maakt hij zijn debuut bij het Limburgs Symfonie Orkest met de Negende symfonie van Sjostakovitsj.

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o 4

De van afkomst Russische Anton Jakimenko werd geboren in Oezbekistan en begon op achtjarige leeftijd met pianospelen. Toen hij tien jaar was, kwam hij met zijn ouders naar Nederland, waar hij klarinet begon te spelen. Zijn vader was zijn eerste leraar. Anderhalf jaar later werd Jakimenko toegelaten tot het Prins Claus Conservatorium in Groningen. Anton Jakimenko won twee maal de eerste prijs op het Prinses Christina Concours in Groningen. In 2009 is hij begonnen aan het eerste jaar aan het conservatorium in Groningen bij Pierre Lafay.

anton JakimenkoKl ar ine t

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o5

“Het totale oeuvre van Dukas is vervuld van een altijd-durend verlangen naar beweging; de vreugde die hij tracht te vangen en die hij ook weet te bereiken, ziet men erin opengaan als een bloem; alles verraadt er een onlesbare dorst naar ritme die alleen zichzelf vermag te stillen”, aldus de Franse mu ziekwetenschapper, Jean Aubry, over het werk van Paul Dukas. Het is deze karakteristiek die niet alleen in een notedop de muziek van Dukas in het algemeen typeert, maar die speciaal ook van toepassing is op het virtuoze, bondige en tot op de vierkante millimeter effectieve symfonische gedicht L’ Appren ti sorcier, het meest populaire stuk van Dukas. De partituur is gebaseerd op de befaamde ballade Der Zauberlehrling van Goethe, welke Dukas in de Franse vertaling van Henri Blaze leerde kennen. Met andere woorden, dit gedicht fungeert als programma voor deze compositie, met dien verstande dat de ondertitel van het opus, zijnde Symfonisch scherzo, als een aanwijzing mag worden opgevat dat we De Tovenaarsleerling evengoed als een brok absolute muziek mogen ondergaan. Hoe het ook zij, de geliefdheid van het werk is niet verwonderlijk, temeer ook daar Walt Disney er een onderdeel van zijn prachti ge tekenfilm Fantasia op baseerde, waarin niemand minder dan Mickey Mouse als tovenaarsleerling fungeert.De plot van het gedicht is even simpel als suggestief: een oude tove naar laat zijn leerling alleen thuis achter. Laatst genoemde wil een bad nemen, maar is te lui om de kuip zelf te vullen, dus zet hij een bezem aan het werk. Helaas is hij vergeten hoe de geesten, die hij heeft opgeroepen, weer te bannen. In vertwij-feling slaat hij de bezem in stukken, die op hun

beurt elk in een nieuwe bezem veranderen, totdat er tien tallen en nog eens tienta llen bezems doende zijn de kuip te vullen, zodat er een gigantische zondvloed ontstaat, die pas wordt bedwongen als de oude grijsaard terugkeert. Dukas heeft dit gegeven subliem in klinkende munt omgesmeed. Het geheel begint met een langzame en geheimzinnige inleiding, waarin een motief voor klarinetten voorkomt, dat bepalend is voor het hele stuk. Na een markante paukenslag introduceren de fagotten het komische hoofdthema, dat als het ware de bezem verbeeldt. Gaande het verloop nemen steeds meer instrumenten, met de blazers (knetterende koperfanfares!) aan het betoog deel, terwijl enkele tertsen in de trompetten het ogenblik aangeven waarop de bezem in stukken wordt geslagen. Dan volgt er een moment van rust, waarna er allengs geen houden meer aan is en werkelijk de hel losbreekt. Op het hoogte punt van het tumultueuze lawaai spreekt de inmiddels terugge keerde tovenaar drie bezweringen uit, die weerklinken in de voltallige kopersectie. Ondanks dat geeft de houterige fagot - waarmee de in elkaar stortende bezems zijn gesymboli seerd - nog niet op, en ook elders knarst en piept het nog wat na. Toch is dit alles ver geefs, want niet lang daarna maken twee snelle maten van het totale orkest bruusk een eind aan dit meeslepen de en myste-rieuze symfonische gedicht.

Maarten Brandt

Paul Dukas (1865 - 1935)

L’ Apprenti sorcier (De Tovenaarsleerling) (1897)

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o 6

Als iemand onnoemlijk veel heeft bijgedragen tot de emancipatie van de houtblazers in het algemeen en die van de klarinet in het bijzonder - dit zowel in orkestraal als in solistisch verband - is het wel Wolfgang Amadeus Mozart geweest. Men hoeft dan slechts te denken aan de Serenades voor blazers, de late pianoconcerten en uiteraard het befaamde Klarinetconcert. Een andere eigenschap in de klinkende nalatenschap van Mozart is dat de scheidslijn tussen zijn louter instrumentale en muziekdramatische oeuvre veelal flinterdun is en dat niet zelden in zijn soloconcerten de indruk beklijft van tot instrumentale episodes omgewerkte operascènes.

‘bel canto’Dit alles is aan Carl-Maria von Weber allerminst ongemerkt voorbijgegaan. De klarinet heeft hij niet alleen met twee concerten in het zonnetje gezet, maar tevens met zijn Concertino, opus 26. Wie mocht denken dat hij in deze werken Mozart kopieert heeft het volledig bij het verkeerde eind. In zekere zin slaat Von Weber met bijvoorbeeld het thans te spelen en in 1811 voor klarinettist Heinrich Bärmann geschreven Eerste klarinetconcert een brug tussen de klassieke periode en de onverhulde romantiek van het Italiaanse ‘bel canto’, zoals ons dit in de opera’s van Bellini en Donizetti tegemoet klinkt. En niet alleen dat, wat soms anticipeert hij ook reeds op zijn eigen opera’s, met name op Der

Freischütz en Euryanthe. Soms vertoont de muziek in dit concert ronduit donkere tinten, iets waarvoor de toonsoort f kleine terts zich vanzelfsprekend prima leent.

vonkenZoveel is bovendien duidelijk, Von Weber kende niet alleen de omvang van de klarinet als nauwelijks een ander, ook in om het even welke liggingen wist hij de mogelijkheden van het instrument ten volle uit te buiten. Dit tot in alle extremen, variërende van een hypersensueel legato tot en met wat de musicoloog Philippe Olivier ooit treffend een ‘pyrotechnische’ virtuositeit heeft genoemd. En, inderdaad, de vonken spatten er tijdens de hoekdelen dikwijls vanaf, waarbij in het afsluitende Rondo van het Eerste concert de intensiteit van het spel die van het eerste deel soms nog overtreft. Het orkest voorziet de solist enerzijds van een rode loper, maar treedt op gezette tijden ook soeverein op de voorgrond. Een verhaal apart is in dit opzicht het fraaie tweede gedeelte, een uitgebalanceerd Adagio, waarin de hoorngroep en de solist een dialoog aangaan. Dit zodanig dat het wel lijkt of hier een groots lyrisch liefdesduet uit een opera voor model heeft gestaan. Dat virtuositeit en lyriek elkaar niet uit-, maar insluiten, daarvan levert Von Webers Eerste klarinetconcert het overtuigende bewijs.

Maarten Brandt

carl-maria von Weber (1786-1826)

Eerste klarinetconcert in f kl.t., opus 73

AllegroAdagio ma non troppoRondo Allegro

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o7

Dvor̆áks muziek geeft altijd een vloeiende, een spontane en natuurlijke indruk. Dit heeft bij sommigen wel eens tot de veronderstelling geleid dat het componeren voor hem een instinc tief proces was, waarbij hij zich geestelijk niet zwaar hoefde in te spannen. Uit composities zoals de Zevende symfonie blijkt de onjuistheid van deze gedachte.In de schetsen, die enig inzicht geven in Dvor̆áks werkwijze, staan in elk deel en op elke bladzijde talrijke correcties en weglatingen; alleen al van het begin bestaan drie versies met harmonische, melodische en ritmische verschillen. Hieruit valt af te leiden hoe de componist met zijn materiaal heeft geworsteld. De Zevende ontstond tussen december 1884 en maart het jaar daarna. Dvor̆ák schreef het werk op verzoek van de Philharmonic Society, die hem na zijn succesvolle eerste bezoek aan Londen tot erelid had benoemd. Vanaf het begin was Dvor̆ák vastbesloten voor zijn Engelse vrienden een werk te schrijven dat met Gods hulp “de wereld in beroering zou brengen”. De première vond plaats op 22 april 1885 in Londen, onder leiding van de componist. Terwijl Dvor̆áks Zesde symfonie kan worden gezien als het werk van een gelukkig man, voldaan en vol zelfvertrouwen, lijkt de Zevende meer dat van iemand die met

grote levensvragen is geconfronteerd en die tragiek heeft ervaren. Dvor̆áks autobiograaf Otakar Sourek heeft er op gewezen dat het karakter van de symfonie verband houdt met een persoonlijke en artistieke crisis in het leven van de componist. Mogelijk heeft deze een rol gespeeld bij het componeren van een werk dat met zijn grote dramatische kracht en emotionele diepgang tot Dvor̆áks grootste prestaties mag worden gerekend. De opzet is traditioneel, in vier delen. In het eerste, Allegro maestoso, is melancholie de overheersende stemming, met tegelijk een gevoel van ongemakkelijkheid dat zich over het hele deel uitstrekt; aan het eind sterft het hoofdthema weg in de hoorns en celli. Intimiteit en hartstocht kleuren het Poco adagio, dat is gebaseerd op een droefgeestig peinzend thema van fluiten en klarinetten, en op een melodie van de hoorn die verzachting biedt. Het derde deel opent met een dansachtig thema van violen en altviolen dat in het verloop agressiever en gejaagder wordt. De Finale heeft iets uitdagends, dit is tevens het deel waarin de invloed van de nationale Tsjechische muziektraditie het duide lijkst tot uitdrukking komt.

antonin Dvor̆ák (1841-1904)

Zevende symfonie in d kl.t., opus 70 (1884-85)

Allegro maestosoPoco adagioScherzo: VivaceFinale: Allegro

M a g i s c h e K l a n K e n | n n o 8

10/12 | draCHteN | de lawei | 20.00 uur

11/12 | GroNiNGeN | de oosterpoort | 20.15 uur

13/12 | HooGeVeeN | de tamBoer | 15.00 uur

BraHms pianoconcert nr. 1 | tsJaikoVski De notenKraKer

Dirigent miCHel taBaCHNik | piano aNtoN kuerti

2 0 J a a r N N o J u B i l e u m C o N C e r t

tsJaikoVski de notenkr aker

B r a H m s p i a n oco n cert n r .1

2 0Ja arnno

19 8 9

20 09