6777 Boom/Creatief schrijven · Maak een mind map of brainstorm. Of begin met free writen. Bekijk...

17
5 Vragen vooraf In hoofdstuk 4 heb je het onderwerp verkend. Uit de mind map, het fictieve gesprek of de sneuvelversie heb je nieuwe ideeën gekregen voor je onder- werp. Dan kun je nu door naar de tweede fase: het schrijven van je tekst. Maar sta eerst eens stil bij een aantal vragen die hieraan voorafgaan. Wat voor tekst wordt het? Met welk doel schrijf je hem? Wie gaat hem lezen? Welke invalshoek kies je? Tot slot: hoe stel jij je op als auteur? Op deze vra- gen wordt in dit hoofdstuk ingegaan. Verder volgt hier nog een uitleg over vier belangrijke pijlers van het schrij- ven: waarneming, selectie, beschrijving en compositie. Je zult het schrijven zelf nog even moeten uitstellen. 5. Tekstsoorten Teksten zijn te verdelen in genres. Elk genre stelt bepaalde eisen aan opbouw, inhoud en formulering. Je kunt hierbij denken aan non-fictieteksten als arti- kelen, reportages, columns, interviews, portretten, recensies, rapportages en brieven. Een belangrijk verschil tussen bepaalde genres is het doel: wil je de lezer informeren of ook overtuigen? Er bestaan twee soorten zakelijke teksten: informerende teksten: brengen feiten en bevindingen over aan de lezer en beschrijven ontwikkelingen. Tekstdoelen: informe- ren en uitleggen. 2 betogende teksten: geven naast feiten en bevindingen ook meningen en oordelen. Tekstdoelen: informeren, uitleggen en overtuigen. Dan is er nog een derde tekstsoort: de tekst waarmee je de lezer wilt amuseren of in vervoering brengen.

Transcript of 6777 Boom/Creatief schrijven · Maak een mind map of brainstorm. Of begin met free writen. Bekijk...

5Vragen vooraf

In hoofdstuk 4 heb je het onderwerp verkend. Uit de mind map, het fictieve gesprek of de sneuvelversie heb je nieuwe ideeën gekregen voor je onder-werp. Dan kun je nu door naar de tweede fase: het schrijven van je tekst. Maar sta eerst eens stil bij een aantal vragen die hieraan voorafgaan. Wat voor tekst wordt het? Met welk doel schrijf je hem? Wie gaat hem lezen? Welke invalshoek kies je? Tot slot: hoe stel jij je op als auteur? Op deze vra-gen wordt in dit hoofdstuk ingegaan.Verder volgt hier nog een uitleg over vier belangrijke pijlers van het schrij-ven: waarneming, selectie, beschrijving en compositie. Je zult het schrijven zelf nog even moeten uitstellen.

5. Tekstsoorten

Teksten zijn te verdelen in genres. Elk genre stelt bepaalde eisen aan opbouw, inhoud en formulering. Je kunt hierbij denken aan non-fictieteksten als arti-kelen, reportages, columns, interviews, portretten, recensies, rapportages en brieven. Een belangrijk verschil tussen bepaalde genres is het doel: wil je de lezer informeren of ook overtuigen?

Er bestaan twee soorten zakelijke teksten: informerende teksten: brengen feiten en bevindingen over aan de lezer en

beschrijven ontwikkelingen. Tekstdoelen: informe-ren en uitleggen.

2 betogende teksten: geven naast feiten en bevindingen ook meningen en oordelen. Tekstdoelen: informeren, uitleggen en overtuigen.

Dan is er nog een derde tekstsoort: de tekst waarmee je de lezer wilt amuseren of in vervoering brengen.

48C r e a t i e f s c h r i j v e n

Bovenstaande genres nemen de werkelijkheid als uitgangspunt. Bij informe-rende teksten beschrijf je een gebeurtenis of geef je de resultaten weer van we-tenschappelijk onderzoek. Misschien leg je het een en ander nader uit. Jij als auteur komt er niet in voor, het gaat slechts om het onderwerp. Bij betogende teksten vertrek je ook van de werkelijkheid, maar geef je tevens een oordeel over een gebeurtenis of bevinding. In dit geval ben je als auteur nadrukkelij-ker aanwezig: je vertelt, licht toe en geeft een oordeel.

Hieronder vind je een overzicht van de belangrijkste genres met een korte om-schrijving en het bijbehorende doel(en).

genre omschrijving doel(en)

nieuwsverslag feitelijk bericht over een gebeurtenis of persoon informeren

artikel uitgebreid feitelijk verslag van een gebeurtenis informeren

of personen

column persoonlijke rubriek over maatschappelijke of informeren

politieke onderwerpen of personen overtuigen

amuseren

portret schets van een publiek persoon via anderen informeren

interview portret van een persoon in zijn eigen woorden informeren

overtuigen

amuseren

reportage ooggetuigeverslag van een bepaald onderwerp informeren

recensie oordelend verslag van een kunstuiting informeren

overtuigen

essay persoonlijk getint opstel over wetenschap, cultuur of informeren

een ander onderwerp overtuigen

amuseren

brief schriftelijke boodschap aan een of meer personen informeren

via krant/tijdschrift overtuigen

adviseren

rapportage feitelijke of oordelend verslag van een bepaald informeren

zakelijk onderwerp overtuigen

adviseren

Figuur 5. Genres

49

globaal onderwerp: kunst in Rotterdam

eerste verfijning: Rotterdamse musea

tweede verfijning: kunstmusea in het Museumpark

V r a g e n v o o r a f

5.2 Afbakening en invalshoek

Elk onderwerp vraagt om een kader. Je kunt onmogelijk alle aspecten behan-delen. Je moet kiezen voor een bepaalde benadering en invalshoek. Een on-derwerp valt op verschillende manieren te benaderen. Een goed journalistiek gebruik wil dat je zowel voor- als tegenstanders aan het woord laat. Hoor en wederhoor heet dat.De keuze die je maakt hangt onder meer af van het genre. Bij een informe-rende tekst beschrijf je zo helder en neutraal mogelijk een gebeurtenis, rege-ling of maatregel. Gaat het om nieuws dan begin je met het nieuws. Beschrijf je een bepaalde achtergrond, dan geef je eerst een korte situatieschets. Daarna volgt de achtergrondinformatie. Bij betogende teksten heb je meer keuzevrij-heid. Daar kun je zelf de volgorde van de feiten en meningen bepalen. Hoewel je ook hier moet beginnen met een feitelijke samenvatting.

VoorbeeldStel, je bent gevraagd een artikel te schrijven voor een magazine van een luchtvaartmaatschappij. Dit glossy tijdschrift komt eens per kwartaal uit. Het wordt verspreid in de vliegtuigen en aan de balies op de luchthavens. Het ar-tikel moet gaan over cultuur in Rotterdam. Dat is nogal breed. Met cultuur wordt hier bedoeld: beeldende kunst. Dan is het nog ruim geformuleerd: waar moet je beginnen?

AfbakeningProbeer je onderwerp af te bakenen. Houd daarbij rekening met je lezers en het blad. Gelet op de lezers kies je de musea. Maar dat is nog ruim; Rotter-dam kent veel kunstmusea. Je gaat het nogmaals verfijnen. Je neemt een dui-delijk omschreven geografisch gebied: het Museumpark. Daar zijn vier musea gevestigd: Museum Boymans van Beuningen, de Kunsthal, de Nederlandse Architectuurinstelling (Nai) en het Natuurhistorisch Museum. Allemaal op loopafstand van elkaar. Bovendien liggen ze op geringe afstand van het Cen-traal Station. Handig voor reizigers die vanaf Schiphol komen.

Figuur 5.2 Afbakening van je onderwerp in schema

50C r e a t i e f s c h r i j v e n

InvalshoekWelke invalshoek kies je vervolgens? Stel die keus nog even uit en gebruik eens een creatieve techniek om je onderwerp te verkennen. Maak een mind map of brainstorm. Of begin met free writen. Bekijk het resultaat. Welke in-valshoeken kun je ontdekken? Je keuze relateer je aan de doelen van de tekst. Je wilt de lezer zowel informeren als motiveren om het Museumpark te bezoe-ken in Rotterdam. Verder houd je rekening met de lezers. Daarover meer in de volgende paragraaf.

Aan welke invalshoeken kun je denken?

• actualiteit: Welke exposities zijn er momenteel? Beschrijven van actuele exposities in musea.

• bijzondere ligging: Situering van het museumpark in de stad, op loopaf-stand van cs, vlak bij centrum, Witte de Witstraat.

• architectuur: Nadruk op bijzondere architectuur, de Kunsthal van Rem Koolhaas, het Huis Sonneveld van architecten-duo Brinkman en Van der Vlugt.

• doelgroepen: Wat is er allemaal te doen voor de jeugd, volwassenen en ouderen?

5.3 Lezerspubliek

Je hebt inmiddels je onderwerp afgebakend, invalshoek en tekstsoort bepaald. Je weet ook in welk blad de tekst wordt afgedrukt. Nu de lezers. Wie zijn ze? En wat willen ze weten over het onderwerp? Schrijven is namelijk meer dan alleen je gedachten helder op papier krijgen. Het is vooral je kennis zo tot uit-drukking brengen dat de boodschap door de lezers wordt begrepen. Je moet je dus verplaatsen in de hoofden en de houding van de lezers. Zoals je in hoofd-stuk 3 kunt lezen, houden professionele schrijvers rekening met het publiek waar ze voor schrijven. Ze stemmen daar hun inhoud en stijl op af.

In 960 deed de Russische linguïst Roman Jacobson onderzoek naar de werking van taal. Hij ontwikkelde een communicatieschema dat het proces tussen twee of meer personen inzichtelijk maakt. Als taal voor communicatie wordt gebruikt, zo schreef hij, dan is er een zender met een boodschap voor een ontvanger.

51V r a g e n v o o r a f

contextreferentiële functie

Code: taal

expressieve functie relationele functie

zender/schrijver boodschap/tekst ontvanger/lezer

appellerende functie poëtische functie

Hiervoor gelden drie voorwaarden: Er moet contact worden gemaakt, via woorden/klanken in een gesprek, te-

lefoon, e-mail of brief.2 Er moet een bepaalde code worden gehanteerd. Een taal is een code. Maar

morseseinen, ook beelden net als foto’s en rooksignalen.3 Er dient een gemeenschappelijke context te zijn, ook wel referentiekader ge-

heten; een gezamenlijk gedeelde cultuur.

Volgens Jacobson kun je met taal verschillende aspecten van de onderlinge communicatie benadrukken. Je schrijft bijvoorbeeld een brief waarin je een boodschap overbrengt aan de ontvanger. Dat noemt hij de referentiële func-tie van taal. Daarmee verwijs je naar de werkelijkheid. Tegelijkertijd geef je de ander ook informatie over jezelf; je bent bijvoorbeeld enthousiast over de persoon of het onderwerp: dat is de expressieve functie van taal. Ook kun je door je woordgebruik laten zien hoe je de relatie tussen jou en de ontvanger beoordeelt: dat is de relationele functie. Vervolgens kun je een beroep doen op de ontvanger: de appellerende functie. Tot slot toon je je verrukt of aangedaan over een tekst, gedicht of lied: dat is de poëtische functie.

De vijf functies van taal: referentiële functie: brengt de inhoud over van de boodschap geba-

seerd op de werkelijkheid2 expressieve functie: geeft de relatie aan die de zender met de bood-

schap heeft3 relationele functie: duidt op de relatie tussen zender en ontvanger4 appellerende functie: geeft aan wat de ontvanger moet doen na lezing

van de tekst5 poëtische functie: duidt op de schoonheid van de tekst of de taal

Schematisch:

Figuur 5.3 Communicatiemodel van Jacobson

52C r e a t i e f s c h r i j v e n

referentiële functie

relationele functieespressieve functie

appellerende functie

Voorbeeld

De heer J-W. ScholteDreef 121213 AA Heemst

Terneuzen, 12 oktober 2006

Beste Jan-Willem,

Wat een verrassing dat ik je laatst trof op het congres. Ik vond het prettig te horen dat je carrière voorspoedig verloopt.Je vroeg me tijdens de lunch of ik een voorbeeld had van het opmerkelijke gegeven dat taal ook gedrag kan beïnvloeden. Door drukte kon ik je dat toen niet echt uitleggen.

Ik stuur je hierbij een artikel van mijn hand waarin ik een experiment van de Amerikaanse psycholoog John Bargh beschrijf dat priming is gaan heten.Ik ben benieuwd hoe je het vindt. Laat het me graag weten via e-mail.

Mocht je eens in de buurt zijn, kom gerust eens langs!

Met hartelijke groet,Hans Hom

DoelgroepenVoor een weekblad als De Groene Amsterdammer schrijf je anders dan voor Yes. Beide tijdschriften hebben een ander lezerspubliek. De Groene wordt vooral gelezen door een kleine groep maatschappelijk betrokken hoogopge-leide mannen en vrouwen van 30 jaar en ouder, terwijl Yes er is voor jonge meiden van 8 tot 24 jaar met een traditionele levensopvatting. De lezersgroe-pen zitten in een verschillende levensfase en inkomensposities en hebben daardoor andere ervaringen, behoeften en interesses. Zo’n blad bepaalt dus niet alleen de keuze van je onderwerp, maar ook de inhoud, invalshoek en schrijfstijl.

53V r a g e n v o o r a f

Hoe goed ken jij je lezers? Beantwoord de volgende vragen:

Voorkennis – Wat weet mijn publiek over het onderwerp? – Welke ervaringen hebben ze bij het onderwerp? – Mag ik jargon gebruiken?

2 Houding en mening – Hoe staat mijn publiek tegenover het onderwerp: is dat open, vijandig of

juist positief? – Welke meningen en waarden bezit mijn publiek? – In hoeverre spelen geslacht, opleiding, economische positie een rol?

3 Verwachtingen – Wat wil mijn publiek te weten komen over het onderwerp? – Wat voor soort uitleg willen ze? – Welke vragen hebben zij over het onderwerp?

5.4 Type schrijver

Bij informerende teksten houd je als schrijver afstand tot je onderwerp. De ge-beurtenis of de bevinding staat voorop. Daarover doe je zo neutraal en feitelijk mogelijk verslag. Je neemt dus een zakelijke schrijfhouding aan. Denk hierbij aan genres als nieuwsverslag, brief of rapport. Maar schrijf je een andere tekst, een column bijvoorbeeld, dan zou deze zakelijke stijl misstaan. De lezer ver-wacht juist een persoonlijke stijl. Zo vragen bepaalde teksten om een speci-fieke toon van de schrijver. Ga hiermee eens experimenteren, want daarmee vergroot je je stijlmogelijkheden.

Er bestaan de volgende typen schrijvers:• de zakelijke schrijver; kiest voor feiten en houdt afstand;• de amateurschrijver; wil lezers enthousiast maken;• de deskundige schrijver; komt graag rustig en vertrouwd over;• de verontwaardigde schrijver; toont geschoktheid;• de ironische schrijver; bedoelt het net anders.

54C r e a t i e f s c h r i j v e n

5.5 Waarneming

Goed schrijven begint met goed waarnemen. Bij waarnemen denk je onmid-dellijk aan je ogen. Maar je bezit nog vier andere zintuigen: horen, proeven, tasten en ruiken. Zonder het te merken gebruik je meer zintuigen tegelijk; om je op straat te oriënteren kijk je niet alleen maar luister en ruik je ook. Voor je dagelijkse gang is het nauwelijks interessant te weten wat je hebt gezien of ge-hoord. Maar dat wordt het wel als dit beeld onderdeel uitmaakt van een tekst. Dan moet je als auteur van deze tekst gaan kiezen uit de combinatie van waar-nemingen. Het is juist deze keuze die jouw tekst boeiend maakt.

! Schrijfopdracht 2: waarnemen

Doel: testen van je eigen waarneming

ÿ Hoeveel rechthoeken zie je hieronder? ÿ Bekijk de figuur 30 seconden. ÿ Schrijf het aantal rechthoeken op dat je hebt gevonden.

(Met dank aan Igor Byttebier, Creativiteit. Hoe?Zo! 2002.)

Antwoord Het antwoord is afhankelijk van het kader waarbinnen je deze recht-

hoek hebt waargenomen. Mogelijk heb je 6 rechthoeken geteld. Maar elke kolom is op zijn beurt ook een rechthoek. Dan kom je op 20 recht-hoeken. Elke kolom kun je verder verdelen in 2 rechthoeken. Dat zijn er dus 8. Opgeteld kom je nu tot 28 rechthoeken. Je kunt nu verder gaan met de rijen.

Eigenlijk kijken we op het eerste gezicht onnauwkeurig en monsteren snel per-soon, dier of ding dat we tegenkomen. We menen het object of de persoon al snel gezien te hebben. Wat zag je dan? We zien bij de eerste aanblik vooral het

55V r a g e n v o o r a f

geheel, de vorm en grootte. Op details letten we nauwelijks. Wat weet je nog van de kleur, geur, materiaalsoort of het oppervlak van het object dat je zojuist waarnam? Pas bij nadere beschouwing gaan we details onderscheiden. Maar daar moet je twee dingen voor doen: concentreren en de tijd nemen. Als we naar een object kijken, dan maken onze hersenen daar onmiddellijk een samen-hangend beeld van. We ‘vertalen’ de chaos om ons heen tot overzichtelijke cate-gorieën, begrippen en woorden zoals volkshuisvesting, woonbeleid of straat.

Selectief waarnemenWaarnemen is dus selectief en berust grotendeels op herinneringen; je hebt eerder het object gezien en ‘vult’ elke keer wanneer je hetzelfde object op-nieuw ziet het plaatje gewoon in.Jij: ‘Goh, heb je een nieuwe bril?’Hij: ‘Die draag ik al een week. Zie je dat nu pas?’

Maar er loert nog een gevaar bij je waarneming, namelijk de woorden waar-mee je het object beschrijft. Hoe standaard of clichématig zijn die? Het blijkt dat onze geconditioneerde waarnemingen ons als vanzelf naar bepaalde vaste uitdrukkingen in de taal leiden.

Een proef op de som. Vul telkens één woord in: Het paard…2 Het paard loopt…3 Het gras is…4 Het plein is…5 De …hemel6 De …rozen7 Het meisje is…8 Een …straatbeeld

Wat heb je ingevuld? Is dat soms bij Het paard: hinnikt/loopt/draaft/galoppeert?2 Het paard loopt: kreupel/mank?3 Het gras is: groen/verdord?4 Het plein is: rond/groot/prachtig?5 De blauwe/roze/donkere hemel?6 De rode/gele/geurende rozen?7 Het meisje is: schattig/lief/klein/braaf?8 Een fleurig/vrolijk/somber straatbeeld?

(Met dank aan Cocky van Bokhoven in Je weet niet wat je schrijft, 999)

56C r e a t i e f s c h r i j v e n

Onze taal wemelt van de standaardwoorden en -uitdrukkingen, zoals je bij deze simpele oefening merkt. Wat heb je nu eigenlijk gezien aan dat paard, van het gras, het plein, de hemel, de rozen, het meisje en het straatbeeld? Welk beeld is je bijgebleven? Dáár willen we over lezen! Over standaardtaal en cli-chés lees je meer in hoofdstuk 7.

! Tips voor vernieuwde waarneming: • Wees nieuwsgierig naar mensen, voorwerpen en situaties. • Concentreer je op één of hooguit twee zintuigen. • Verander je waarnemingspositie: ga eens op je knieën zitten of klim op

een stoel. • Neem tijd voor je waarneming. • Geef jezelf de opdracht vijf verschillende elementen te noemen. • Benoem specifieke kenmerken van je waarneming: denk aan kleur, vor-

men, diktes en geuren.

5.6 Selectie

De creatieve verkenningstechnieken hebben je flink wat nieuwe ideeën opge-leverd. Met dit materiaal zou je verschillende teksten kunnen schrijven. Maar dat doe je niet. Je begint met één tekst, van beperkte omvang. Met een zekere invalshoek en voor een duidelijk omschreven publiek. Verder weet je welke rol jij als auteur inneemt. Dan komt het nu op selecteren aan. Welke voorbeelden en welke details wil je opnemen? Hoe leid je de lezer je artikel binnen? Met welke anekdote, citaat of beschrijving begin je? Daarmee overtuig je de lezer en zorg je ervoor dat je betrouwbaar en aantrekkelijk overkomt.

‘Die zorgvuldige observatie van details is later heel nuttig bij het schrijven. Hoe

dichter we bij het detail komen, hoe dichter we de werkelijkheid naderen. De lens

van de camera werkt als een selectiemechanisme, je kunt niet alles in het beeld

vangen. Je moet een deel van het landschap kiezen, een fragment uit de menigte

isoleren. De lens moet zich concentreren op zekere gezichten en niet op de onbe-

paalde massa, je kijkt concreet, niet abstract.

De fotografie is een heel goede leerschool voor het werken in detail. De fotografi-

sche opname vereist een beslissing over wat je uiteindelijk wilt laten zien.

Ryszard Kapuscinskiover waarnemen en beschrijven

Kade

r 5.1

57V r a g e n v o o r a f

5.7 Beschrijving

‘Het overgrote deel van mijn volwassen leven heb ik doorgebracht in

de Amsterdamse Pijp. (…) De Pijp is, door de van oudsher goedkope en

slechte woonruimte, ook een van de meest gemengde buurten van de

stad. Dat is af te zien aan de traditionele klederdrachten van De Pijp, die

de geïnteresseerde bezoeker vrolijk naast elkaar kan aantreffen: Turk-

se overjassen met fleurige sjaaltjes daarboven; of juist hoge laarzen,

strakke spijkerbroek met een lang vest en een zwart geknotte hoofd-

doek; sportkleding met zo veel mogelijk gouden kettingen behangen;

bebaarde mannen in jurken op sandalen; studenten met kleren van het

Waterlooplein; en natuurlijk de onberispelijk hippe young urban pro-

fessionals.’

(Corine Vloet in NRC Handelsblad, 1 november 2003.)

Hoe pakt Vloet de beschrijving van haar woonbuurt aan? Stapsgewijs geeft ze in haar column de lezer informatie over wat ze heeft waargenomen. Ze maakt daarbij duidelijke keuzes en richt zich op de bewoners van de buurt.

Vloet• verwijst naar haar eigen leven: persoonlijke noot• beschrijft de dominante indruk: cultureel gemengde volksbuurt• licht deze indruk toe: via opsomming kledingstukken• gebruikt specifieke details: kledingstuk per bevolkingsgroep• kiest bepaalde auteursrol: belangstellende waarnemer

Vloet benoemt deze verschillende culturen niet, maar beschrijft ze via enkele kledingstukken, die voor zichzelf spreken. Deze stijlfiguur heet pars pro toto ofwel deel voor het geheel, zie paragraaf 6.6. Om de kledingstukken te be-schrijven gebruikt ze zelfstandige naamwoorden: overjassen, sjaaltjes, spijker-broeken, en bijvoeglijke naamwoorden: fleurig, strak, lang, om de dominante

Die vraag naar de kaders van de werkelijkheid dringt zich ook op bij het schrijven.

Wanneer ik iets beschrijf, bewerk ik het als een soort foto, een beeld van een be-

paald moment, een verstard object. Daarna wil ik zo’n beeld in beweging laten

komen.’

Ryszard Kapuscinski, Lapidarium. Amsterdam, 2003.

Vervolg

58C r e a t i e f s c h r i j v e n

indruk te versterken. Uit de ongetwijfeld veel rijkere waarneming die ze van haar buurt had, heeft ze een uitsnede gemaakt.Een goede beschrijving zorgt voor samenhang in de details die je geeft. De lezer kan zich al lezend een beeld vormen van de situatie of gebeurtenis. Jij zorgt voor de sprekende details die aansluiten bij de dominante indruk die je wilt achterlaten, zoals het fragment van Vloet laat zien.

Tijd in tekstIn elke tekst heb je te maken met tijd. Gebeurtenissen of verhalen spelen zich immers af in tijd: verleden, heden, toekomst. Wat zijn de meest gebruikte tij-den in teksten?

• Tegenwoordige tijd: je beschrijft een voorval op het moment zelf. De vlammen slaan alle kanten op. Ik zie iemand vanuit de hoogste verdieping wuiven.

• Onvoltooid tegenwoordige tijd: je beschrijft een voorval dat heeft plaatsge-vonden. Minister De Graaf is vanochtend afgetreden.

• Onvoltooid verleden tijd: je beschrijft het voorbije voorval al vertel-lend. De irritaties tussen de ministers speel-den al langer.

• Toekomende tijd: je geeft een vooruitblik. Volgende week zal het kabinet zijn voorjaarsplannen presen-teren.

Verder bestaat er verschil tussen vertelde tijd en verteltijd. Een voorbeeld. ‘De autorit van Zwolle naar Den Haag gebruikt Y om de ochtendkranten door te nemen.’ Deze zin vertelt iets over de bezigheid van Y: dat is de verteltijd. Ter-wijl de auto van Y anderhalf uur reistijd nodig heeft om van Zwolle naar Den Haag te rijden: dat is de vertelde tijd. Zo kan je een jaar uit iemands leven in één zin samenvatten. Of je kunt over een etmaal van iemands leven een kloeke roman schrijven zoals James Joyce deed met Ulysses.Hussel niet te veel tijden door elkaar in een tekst. Probeer een tekst in de te-genwoordige tijd te schrijven. Dit leest het prettigst; het is alsof het gebeurt op het moment dat je het leest. Bij journalistieke teksten begin je meestal met de onvoltooid tegenwoordige tijd. Daarna ga je over op de onvoltooid verleden tijd of de tegenwoordige tijd.

59V r a g e n v o o r a f

! Technieken van beschrijven: • Bepaal de dominante indruk. • Kies details die daarmee samenhangen. • Orden deze details voor de lezer. • Gebruik concrete, specifieke woorden. • Maak onderscheid tussen de beweging van het object en de beweging

van de waarnemer (inzoomen, vogelvluchtperspectief). • Benoem niet de indruk, maar laat de details voor zich spreken. • Gebruik zelfstandige naamwoorden, wees zuinig met bijvoeglijke naam-

woorden en bijwoorden. • Gebruik actieve werkwoorden, dit zijn werkwoorden die een handeling

uitdrukken. • Kies met zorg de tijd van het werkwoord. • Wees zuinig met beeldspraak.

5.8 Compositie

Onder compositie verstaan we de opbouw en de rangschikking van de onder-delen die een tekst tot een geheel maken. Het zorgt voor lijn en samenhang in een tekst evenals een vloeiende overgang tussen tekstonderdelen. Hoe bouw je nu een tekst op? Met welke informatie begin je? Volgens de klassieke leer zijn er drie mogelijkheden: Ab ovo: vanaf het begin: Er was eens…2 In medias res: ergens in het midden3 Post rem: bij het einde van de handeling: het lijk wordt gevonden aan

het begin van het verhaal

Ga niet te snel uit van een vaste compositie bij je tekst, maar experimenteer met de zojuist genoemde mogelijkheden. Soms zit je vast aan een bepaalde aanpak. Als je nieuws brengt, dan moet je daarmee beginnen. Vandaar dat nieuwsberichten in kranten ook beginnen met een samenvattende lead waar-in een aantal ‘w-vragen’ (zie paragraaf 4.3) wordt beantwoord. Maar schrijf je een portret, reportage, achtergrondverhaal, recensie of beleidsnota, dan heb je meer keus.Compositie speelt vooral bij langere teksten een belangrijke rol. Via een goed opgebouwd verhaal blijf je de lezer boeien. Een creatieve schrijver verrast de lezer met een ongewone presentatie van zijn materiaal. Probeer eens los te komen van de aangeleerde structuur van zakelijke teksten: probleemstelling,

60C r e a t i e f s c h r i j v e n

methode, discussie, resultaten, conclusies, aanbevelingen en bijlagen. Begin zoals inspecteur Columbo deed. Hij introduceert eerst de moordenaar en kijkt vanuit dat standpunt terug. Hieronder volgen twee voorbeelden van een creatieve compositie: een reportage vanuit de fragmentarische bronnen in een hotelkamer en een discussienota als glossy.

‘Mijn boeken zijn collages, lappendekens, gemaakt van gevonden voorwerpen,

jutterskunst. Het dramatische gegeven moet zorgen voor de structuur, moet bij

de lezer de indruk wekken dat er sprake is van doordachte compositie en strakke

regie. De werkelijkheid is dat alles aan elkaar hangt van toevalligheden.’

Karel Glastra van Loon, ‘The making of: De onzichtbaren’, in Dif nr.1.

Karel Glastra van Loon over compositie

Kade

r 5.2

VerhaalschervenSchrijver en journalist Ryszard Kapuscinski begint zijn boek De sjah aller sjahs (Amsterdam, 986) over de val van de sjah van Perzië, het huidige Iran, met een beschrijving van zijn hotelkamer in Teheran. De sjah is zojuist ge-vlucht en zijn opvolger, geestelijk leider Khomeini, spreekt het volk toe via de televisie. Kapuscinski heeft de tv in zijn kamer aangezet en tegelijkertijd be-schrijft hij nauwkeurig de bronnen die hij als buitenlandcorrespondent ver-zameld heeft om zich een beeld te vormen van de gevluchte dictator. Het zijn er nogal wat: krantenberichten, radio-uitzendingen, geluidsbanden, nieuws-bulletins, fotokopieën, strooibiljetten, door amateurs opgenomen 8-mmfilms, grammofoonplaten, foto’s, notities van gesprekken, boeken. De chaos waarin het land verkeert, vind je weerspiegeld in de chaos van de bronnen op zijn ho-telkamer.Kapuscinski gebruikt driekwart van het boek om deze ravage aan bronnen te rangschikken en te ordenen. Als lezer ben je getuige van dit ordeningsproces. Langzaamaan vallen de brokstukken, beelden en fragmenten van de nadagen van dit regime op zijn plek. Het laatste hoofdstuk biedt een globaal overzicht. Dit boek is geheel in de ikvorm geschreven, een bewuste keuze van Kapuscin-ski. Het maakt zijn verslag persoonlijk, aantrekkelijk en geloofwaardig.

GlossyEen groep kunstenaars en architecten opererend onder de naam Stroom Den Haag, bracht in september 2005 een discussienota uit over de wijk de Bink-horst in Den Haag. Ze deden dit in de vorm van een glossy magazine. Geheel

61V r a g e n v o o r a f

in de lijn van een glossy prijkt op de voorpagina de naam van het blad, Binck, met onderaan de onthullende zin: De Binckhorst: het best bewaarde geheim van Den Haag.

Figuur 5.4 Omslag tijdschrift Binck. Stroom Den Haag, 2005

De rest van het blad is gevuld met interviews, portretten, korte artikelen en veel foto’s, maquettes en tekeningen. Op het eerste gezicht heb je niet door dat via de artikelen en interviews in dit blad een serieus onderwerp wordt bespro-ken: hoe richten we de Binckhorst opnieuw in?

! Tips voor creatieve composities: • Werk met flashbacks. • Gebruik flashforwards. • Begin bij de conclusie en schrijf ‘terug’. • Wissel zakelijke informatie af met persoonlijke notities. • Vertel je verhaal vanuit de positie van een onverwachte doelgroep. • Zet je verhaal in een ongebruikelijke tekstsoort.

62C r e a t i e f s c h r i j v e n

5.9 Oefeningen

Een voorwerp waarnemen in drie stappen (0 minuten) • Neem een willekeurig voorwerp. Bekijk het 2 minuten. Leg het vervol-

gens uit het zicht. Schrijf zo nauwkeurig mogelijk op wat je hebt gezien. • Pak het voorwerp en bekijk het voorwerp nogmaals. Zijn er aspecten die

je bent vergeten? Leg het voorwerp buiten je gezichtsveld. Beschrijf het opnieuw.

• Nu verander je het voorwerp in gedachten. Maak het eens groter. Of kleiner. Harder of zachter. Verander de kleur of het gewicht. Geef op-nieuw een beschrijving.

2 Een voorwerp beschrijven (0 minuten) • Neem een willekeurig voorwerp. Beschrijf het in maximaal vier zinnen

zonder de functie te noemen. • Beschrijf de functie van het voorwerp. Doe dit in twee zinnen. • Maak een mind map van dit voorwerp. • Kies je favoriete associatie uit de mind map. Neem een woord uit het on-

derstaande rijtje:

liefde

veiligheid

rust

woede

schoonheid

• Schrijf vijf zinnen met je favoriete associatie in combinatie met het geko-zen woord uit bovenstaand rijtje. Elke zin moet beginnen met: Ik wil …

• Schrijf opnieuw vijf zinnen met je favoriete associatie en het keuze-woord, maar begin met: Ik wil niet…

3 Visualiseren met een woord (5 minuten) Lees onderstaand rijtje met woorden aandachtig door. venster 2 hond 3 wijnrek 4 mok 5 grens

63V r a g e n v o o r a f

6 klok 7 open haard 8 gras 9 tak 0 berg

Kies drie woorden. Geef van elk woord een zo levendig mogelijke beschrij-ving. Begin je beschrijving met het woord uit het rijtje. Je mag ook de meer-voudsvorm nemen.

Dus: Vensters zitten er niet in dit gebouw, of: Hond is braaf. Schrijf daarna 0 minuten door.

3 Luisterend schrijven (25 minuten) Zet een willekeurige cd op. Luister aandachtig naar één nummer. Zet de

cd-speler uit. Schrijf nu tien minuten naar aanleiding van dit nummer. Heb geen oordeel, schrijf gewoon je eerste associatie op. En schrijf door.

Herhaal deze oefening, maar nu met een cd van een geheel andere stijl. Schrijf weer tien minuten.

4 Een handeling beschrijven (5 minuten) • Roep met een beschrijving een handeling op. Bijvoorbeeld het slijpen

van een potlood of het wegrijden van een auto. • Ga een stap verder en beschrijf zowel de handeling als degene die hem

uitvoert. Bijvoorbeeld een onderwijzer of een taxichauffeur. • Beschrijf nu de gedachten van de persoon terwijl hij met deze handeling

bezig is, zonder de handeling te noemen.

5 Composities bedenken (5 minuten) Je moet het jaarverslag schrijven van het Voorlichtingsbureau voor Voeding. Het mag niet op de standaard manier worden geschreven; je bent juist ge-

vraagd om met drie creatieve compositievoorstellen te komen. • Maak een mind map uitgaande van de woorden compositie, jaarverslag

en voeding. • Zoek drie boeiende clusters. • Werk deze clusters uit tot voorstellen voor een alternatief jaarverslag.