6 binnw A4 thema fc - Noord-Holland€¦ · als ruimtelijke ordening, cultuurhistorie, landschap,...
Transcript of 6 binnw A4 thema fc - Noord-Holland€¦ · als ruimtelijke ordening, cultuurhistorie, landschap,...
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N D
Colofon
Uitgave
Provincie Noord-Holland
Postbus 123
2000 MD Haarlem
Tel.: (023) 514 31 43
Fax: (023) 514 40 40
Internetadres: www.noord-holland.nl
E-mailadres: [email protected]
Eindredactie
Provincie Noord-Holland
Directie Beleid
Sector Ruimtelijke Inrichting
Tekst en samenstelling
Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, Den Haag
Provincie Noord-Holland
Directie Beleid
Sector Ruimtelijke Inrichting
Sector Cultuur & Cultuurhistorie
Kaarten en illustraties
Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, Den Haag
Grafische verzorging
Provincie Noord-Holland
MediaProductie
Papier
Hello matt, houtvrij MC
Oplage
1.500 exemplaren
Haarlem, september 2006
BeleidskaderLandschap en CultuurhistorieNoord-Holland
BeleidskaderLandschap en CultuurhistorieNoord-Holland
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn2
Inhoudsopgaven
n
n
n
n
Voorwoord
1 Inleiding
1.1 Kenschets van Noord-Holland
1.1.1 Uitzonderlijke variatie aan landschappen
1.1.2 Rijkdom aan cultuurhistorie
1.1.3 Het belang van de cultuurhistorie
1.1.4 Levend landschap
1.2 Aansluiten op de Nota Belvedere
1.3 Landschap, cultuurhistorie en het ruimtelijke beleid
1.3.1 Ruimtelijke kwaliteit
1.3.2 Het Beeldkwaliteitsplan
1.3.3 Waarom deze nota?
1.3.4 Rol Provincie
1.4 Functie van dit Beleidskader
1.5 Opbouw beleidskader en leeswijzer
2 Vormgeven aan behoud door ontwikkeling
2.1 Behoud door ontwikkeling
2.1.1 Inleiding
2.1.2 Behouden
2.1.3 Versterken
2.1.4 Ontwikkelen/vernieuwen
2.1.5 De vier pijlers van behoud door ontwikkeling
2.2 Landschappelijke en cultuurhistorische variatie
2.2.1 Archeologie
2.2.2 Het ontstaan van landschappelijke verscheidenheid
2.3 Leesbaarheid van het landschap
2.3.1 Inleiding
2.3.2 Waterstaatkundige geschiedenis
2.3.3 De ontginnings- en bewoningsgeschiedenis
2.3.4 Leesbaarheid van de industrialisatiegeschiedenis
2.3.5 Leesbaarheid van de militair-strategische geschiedenis
2.4 Historische en ruimtelijke samenhangen
2.5 Historische relatie stad-land
7
9
9
11
11
13
15
17
17
18
20
27
27
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 3
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn4
3 Beleidsatlas
3.1 Waarom een beleidsatlas?
3.2 Landschapstypen
3.2.1 Strand en duinen
3.2.2 Strandwallen en –vlakten
3.2.3 Keileemopduikingen
3.2.4 Aandijkingen
3.2.5 Droogmakerijen
3.2.6 Gooise stuwwal
3.2.7 Oude zeekleipolders
3.2.8 Veenpolders
3.2.9 Veenrivierenlandschap
3.2.10 Zee
3.2.11 Kernen
3.3 Regio’s
3.3.1 Texel
3.3.2 Wieringen en Wieringermeer
3.3.3 Kop van Noord-Holland
3.3.4 West-Friesland
3.3.5 Noord-Holland midden
3.3.6 Oude IJ
3.3.7 Kennemerland
3.3.8 Jonge droogmakerijen
3.3.9 Stromenland, tussen Vecht en Amstel
3.3.10 Gooi en plassen
3.3.11 Zee
3.4 Prioritaire provinciale aandachtsgebieden
3.4.1 Texel, pleistocene deel
3.4.2 Wieringermeer
3.4.3 Westfriese Omringdijk
3.4.4 Groetpolder en De Gouw
3.4.5 Schermer, Beemster, Eilandspolder, Starnmeer en Kamerhop
3.4.6 Belvederegebied Waterland
3.4.7 Oer-IJgebied
3.4.8 Stelling van Amsterdam
3.4.9 Kanaalzone
3.4.10 Kennemerzoom
3.5 Structuurlijnen
3.6 Provinciaal beschermde gebieden
3.7 Rijksbeschermde gezichten
3.8 UNESCO, Belvedere en nationale landschappen
3.8.1 UNESCO Werelderfgoedlijst
3.8.2 Belvederegebieden
3.8.3 Nationale landschappen
33
33
35
42
47
53
54
55
55
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 5
4 Beleid per regio
4.1 Texel
4.1.1 Regio
4.1.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.2 Wieringen en Wieringermeer
4.2.1 Regio
4.2.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.3 Kop van Noord-Holland
4.3.1 Regio
4.3.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.3.3 Noordhollandsch Kanaal
4.4 West-Friesland
4.4.1 Regio
4.4.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.5 Noord-Holland Midden
4.5.1 Regio
4.5.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.5.3 Stelling van Amsterdam
4.5.4 Noordhollandsch Kanaal
4.6 Oude IJ
4.6.1 Regio
4.6.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.6.3 Stelling van Amsterdam
4.7 Kennemerland
4.7.1 Regio
4.7.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.7.3 Stelling van Amsterdam
4.7.4 Trekvaart Haarlem-Leiden
4.8 Jonge droogmakerijen
4.8.1 Regio
4.8.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.8.3 Stelling van Amsterdam
4.9 Veenstromenland, tussen Vecht en Amstel
4.9.1 Regio
4.9.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.9.3 Stelling van Amsterdam
4.9.4 Bovenregionale infrastructuur
4.10 Gooi en Vechtplassen
4.10.1 Regio
4.10.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per landschapstype
4.10.3 De buitenplaatsen van ’s-Graveland
4.10.4 Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandsche Waterlinie
4.11 Stedelijk landschap
4.11.1 Regio
4.11.2 Behoud, versterken en ontwikkelen per stedelijke subregio
61
61
67
75
83
89
101
109
117
123
131
139
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn6
4.12 Zee
4.12.1 IJsselmeer
4.12.2 Noordzee
4.12.3 Waddenzee
Literatuurlijst
143
144
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 7
amens Gedeputeerde Staten breng ik graag dit Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie
voor het voetlicht. Dit Beleidskader heeft namelijk van doen met zulke uiteenlopende zaken
als ruimtelijke ordening, cultuurhistorie, landschap, economie, woningbouw en infrastructuur.
Noord-Holland is een provincie met prachtige, uiteenlopende landschappen en met een rijke cultuur-
historie. Die zien wij graag als basis voor de nieuwe ontwikkelingen die op onze provincie afkomen:
behoud door ontwikkeling.
Ruimtelijke kwaliteit is één van de onderwerpen die de volle aandacht hebben van de Provincie Noord-
Holland. Voor ons heeft een nieuwe ontwikkeling kwaliteit als die is gebaseerd op de zichtbare en
minder zichtbare schatten van landschap en cultuurhistorie.
De Beeldkwaliteitsplannen die we sinds de vaststelling van het Ontwikkelingsbeeld
Noord-Holland Noord vragen ter onderbouwing van plannen hebben deze definitie
van ruimtelijke kwaliteit dan ook als vertrekpunt.
Ook voor Noord-Holland Zuid zijn dit natuurlijk belangrijke uitgangspunten.
Dit Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie is gemaakt voor heel Noord-Holland.
Het geeft in teksten en op kaarten aan waarmee op het gebied van landschap en
cultuurhistorie rekening is te houden bij nieuwe ontwikkelingen en, sterker nog, wat
aangrijpingspunten kunnen zijn voor meer kwaliteit bij de planvorming.
Het Beleidskader is ontstaan uit samenvoeging van bestaande beleidsnota’s op het
gebied van cultuurhistorie en landschap en bevat dus geen nieuw beleid.
Wel is dit beleid nu veel beter op elkaar afgestemd en ook beter hanteerbaar voor de gebruikers: de
gemeenten, ontwikkelaars en de vele andere partijen die betrokken zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Dit Beleidskader is enerzijds een vertrekpunt voor al deze ontwikkelende partijen, maar anderzijds ook
voor onszelf, voor de Provincie, het kader waaraan wij allerlei plannen zullen toetsen.
Wij hopen dat het Beleidskader voor u een steun en inspiratiebron is waarmee u aan de slag gaat.
Noord-Holland verdient dat.
Ton Hooijmaijers
gedeputeerde Ruimtelijke Ordening en Financiën
N
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn8
Topografische kaart Noord-Holland (Bron: GeoData Provincie Noord-Holland)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 9
Inleiding1n
n
n
n
n
1.1 Kenschets van Noord-Holland
1.1.1 Uitzonderlijke variatie aan
landschappen
Het landschap van Noord-Holland kent een enorme
diversiteit. Heel oude landschappen komen voor
naast relatief jonge landschappen, denk aan het
karakteristieke tuunwallenlandschap van de Hooge
Berg van Texel naast de jonge Polder Eijerland, of aan
het voormalige eiland Wieringen naast de Wieringermeer.
Sterk natuurlijke landschappen komen voor naast
landschappen die met een geometrische precisie zijn
ingericht. Denk aan het contrast tussen de duinen en
de polder Zijpe, of tussen de Eilandspolder en de
Beemster.
Sterk stedelijke landschappen grenzen aan uit-
gestrekte landelijke gebieden, denk aan het contrast
tussen de stedelijke hectiek van Amsterdam en de
landelijke rust van Waterland.
1.1.2 Rijkdom aan cultuurhistorie
In Noord-Holland is vrijwel het gehele landschap
bepaald door cultuurhistorie.
Ook gebieden die wij nu als ‘natuur’ beleven zijn in
de loop van honderden, of zelfs duizenden jaren
geheel en al door mensenhanden vormgegeven. De
veengraslanden, sloten en plassen, heidevelden,
bloemdijken, knotwilgen en houtwallen zijn allemaal
mensenwerk.
Het landschap van Noord-Holland is het resultaat
van een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Noord-
Holland kent een bewoningsgeschiedenis die terug-
voert naar de prehistorie. In die tijd al werden de
hogere zandgronden bewoond door jagers en boeren.
De lage delen van Noord-Holland waren toen nog
een soort van wadachtig landschap, met hoog opge-
slibde platen. Deze platen werden bewoond door
jagers en vissers, die op de hoogste platen ook al
akkers en weilanden hadden ingericht.
Daarop volgde een vrijwel continu proces van bewo-
nen en inrichten. In de verschillende ontwikkelings-
stadia van dit proces heeft de mens steeds weer
nieuwe elementen aan het landschap toegevoegd,
zonder het voorgaande geheel uit te wissen. Hier-
door is een heel gelaagd landschap ontstaan, waarin
iedere ´tijdlaag´ zijn sporen heeft nagelaten. Het
resultaat is een complex en intrigerend stelsel van
elementen en structuren uit verschillende perioden.
De Cultuurhistorische Waardenkaarten (2001) laten
zien dat het landschap van Noord-Holland een cul-
tuurhistorische schatkamer is.
1.1.3 Het belang van de cultuurhistorie
De herkenbaarheid van elementen en structuren uit
het verleden maakt dat de ontwikkelingsgeschiedenis
aan het landschap afleesbaar is. Dit draagt bij aan het
bewustzijn van de continuïteit van het bestaan. Er is
een verleden, een heden en een toekomst. Het land-
schap van Noord-Holland laat zich lezen als een
geschiedenisboek. Doordat men het verleden kan
herkennen, kan men het heden vaak ook beter begrij-
pen. Interpretatie van het heden kan niet zonder ken-
nis van het verleden. Dat maakt de cultuurhistorie zo
belangrijk. In de herkenbaarheid van de geschiede-
nis schuilt vaak een belangrijk deel van de eigenheid
van een gebied, van de identiteit van een landschap.
1.1.4 Levend landschap
Noord-Holland is een dynamisch landschap. Naast
gebieden waar de ontwikkelingen elkaar in een hoog
tempo opvolgen, en waar het landschapsbeeld voort-
durend aan ingrijpende veranderingen onderhevig
is, zijn er gebieden waar de veranderingsdruk min-
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn10
Uitzonderlijke variatie aan landschappen (archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 11
der groot is, waar de oorspronkelijke, vaak middel-
eeuwse ontginningsstructuur nog vrijwel ongerept
aanwezig is.
In de hoogdynamische gebieden gaan de ontwikke-
lingen soms zo snel dat het historisch gegroeide land-
schap door de nieuwe ontwikkeling dreigt te worden
overvleugeld. Hiermee verliest het landschap aan
eigenheid, aan identiteit. In de hoogdynamische
gebieden is in de regel wel het besef aanwezig van de
noodzaak van een goede geleiding van de ontwikke-
lingen. Ook in de minder dynamische gebieden gaan
de ontwikkelingen door. Deze ontwikkelingen vol-
trekken zich in een minder spectaculair tempo en de
veranderingen die zij te weeg brengen lijken veelal
minder ingrijpend. Toch is ook bij deze kleine veran-
deringen opmerkzaamheid geboden. Vele kleine ont-
wikkelingen tezamen kunnen een vergaande veran-
dering van het landschap impliceren. Juist bij die
kleine veranderingen schuilt het gevaar in het ter-
loopse, welhaast ongemerkte karakter van de veran-
dering, waarbij kwaliteit als zand door de vingers
dreigt te glippen.
1.2 Aansluiten op de NotaBelvedere
De Provincie wil met haar beleid ten aanzien van cul-
tuur en landschap aansluiten bij het gedachtegoed
zoals dat in de Nota Belvedere is vastgelegd. Deze
benadrukt het belang van landschap en cultuur-
historie vanuit een ontwikkelingsgericht perspectief.
De Nota Belvedere wil bewerkstelligen dat ontwik-
kelende partijen en mogelijk andere betrokkenen zich
bij de ontwikkelingen rekenschap geven van de land-
schappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten die een
gebied vertegenwoordigt. Belvedere kiest daarbij niet
voor behoud, noch voor ontwikkeling. Belvedere
kiest voor ‘behoud door ontwikkeling’.
Ook de Provincie staat een ontwikkelingsgerichte
benadering voor, met behoud van kwaliteit en het
ontwikkelen van nieuwe kwaliteit. De Provincie wil
ontwikkelingen dusdanig geleiden dat de land-
schappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten behou-
den blijven, worden ontwikkeld en waar mogelijk
worden versterkt.
De ontwikkelingen moeten zodanig worden uitge-
werkt dat de geschiedenis van het landschap leesbaar
blijft. Dat betekent dat men kenmerkende elementen,
patronen en structuren moet behouden, in de ont-
wikkeling moet integreren en waar mogelijk in hun
nieuwe context een nieuwe betekenis, een her-
nieuwde zeggingskracht moet geven. Tegelijkertijd
moet men daarbij niet schromen nieuwe kwaliteiten
aan het landschap toe te voegen. Het landschap van
Noord-Holland laat zich lezen als een geschiedenis-
boek, maar dat is zeker geen gesloten boek. Ook de
geschiedenis is een levend systeem, dat zich door-
ontwikkelt. Vanuit de gelaagdheid van het landschap
is het van belang dat ook deze generatie nieuwe kwa-
liteiten, nieuwe cultuurhistorie, aan het landschap
toevoegt. Laat het de ambitie zijn dat komende gene-
raties even trots zijn op hetgeen onze generatie aan
het landschap heeft toegevoegd, als dat wij trots zijn
op hetgeen bijvoorbeeld de 17e eeuw voor ons land-
schap heeft betekend.
1.3 Landschap, cultuurhistorieen het ruimtelijke beleid
In het voorgaande is belicht hoe Noord-Holland in
het verleden uit een samenspel van natuur en men-
senwerk is geworden tot wat het nu is. Noord-
Holland is echter ook een dynamische provincie;
meer mensen willen er blijven wonen en er hun
brood verdienen. Dat betekent steeds meer ruimte-
lijke aanspraken op dezelfde ruimte voor woonge-
bieden, bedrijfsterreinen en infrastructuur. Tegelijker-
tijd is er de opgave om in de toekomst leefbaarheid,
identiteit en aantrekkelijkheid van een regio te
behouden. Hoe valt dit alles nu te ‘matchen’ en welk
ruimtelijk beleid heeft de Provincie daarbij?
1.3.1 Ruimtelijke kwaliteit
De beantwoording van deze vraag is vastgelegd in
de streekplannen van de Provincie, namelijk het
Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord en het
streekplan Noord-Holland Zuid. Evenals bij de
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn12
Gelaagd en levend landschap
(Afbeeldingen Bosch Slabbers)
onlangs vastgestelde Nota Ruimte neemt bij het
Ontwikkelingsbeeld, maar ook bij het streekplan
Noord-Holland Zuid, het begrip ‘ruimtelijke kwa-
liteit’ een centrale plaats in. Om aan het begrip ‘ruim-
telijke kwaliteit’ concreet inhoud te geven heeft de
Provincie de in de Nota Ruimte genoemde bele-
vingswaarden (cultureel besef, diversiteit, menselijke
maat en leesbaarheid van cultuurhistorie) in haar
ruimtelijke beleid “vertaald” naar bebouwingska-
rakteristieken, landschappelijke inpassing, differen-
tiatie en ruimtelijke verscheidenheid van nieuwe ont-
wikkelingen. Het middel (instrument) om nieuwe
ontwikkelingen aan deze begrippen te kunnen toet-
sen is het Beeldkwaliteitsplan.
1.3.2 Het Beeldkwaliteitsplan
In het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord en
(in mindere mate) ook in het streekplan Noord-
Holland Zuid heeft het Beeldkwaliteitsplan een pro-
minente plaats gekregen. Zodra in het landelijke
gebied bestemmingsplannen of projectbesluiten
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (stedelijk of niet)
met aanzienlijke ruimtelijke consequenties mogelijk
maken is zo’n Beeldkwaliteitsplan verplicht.1)
Immers, ontwikkelingen zijn best mogelijk wanneer
het maar verantwoord gebeurt! Vooral in onderdeel
IV van het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord
heeft de Provincie daartoe voorwaarden gesteld aan
de inhoud van de Beeldkwaliteitsplannen.
Om voor provinciale medewerking in aanmerking te
komen, worden deze Beeldkwaliteitsplannen gecheckt
op de in dat streekplan voorgeschreven onderdelen.
1.3.3 Waarom deze nota?
Het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord ging
nog uit van eerder vastgestelde beleidsnota’s over
cultuurhistorie en het landschapsbeleid.2)
Om de functie als toetsingskader voor Beeldkwaliteits-
plannen te vervullen moeten deze beleidsnota’s helder
1) In streekplan Noord-Holland Zuid wordt het Beeldkwaliteitsplan
wel aanbevolen maar niet verplicht gesteld.2) Regioprofielen voor de regio’s Noord-Kennemerland, West-
Friesland en Kop van Noord-Holland en het Landschapskatern Noord-
Holland
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 13
en eenduidig zijn. Dat bleek onvoldoende het geval.
De Provincie heeft daarom een nieuw Beleidskader
Landschap en Cultuurhistorie geschreven waarin het
‘oude’ beleid is geïntegreerd en waarin mogelijke
tegenstrijdigheden tussen cultuurhistorische en land-
schappelijke benaderingen van de diverse regio’s zijn
weggenomen en leemten zijn opgevuld.
1.3.4 Rol Provincie
Ook de rol van de Provincie is veranderd. De Provincie
beoordeelt niet langer alleen maar plannen van de
gemeenten achteraf maar wil daarnaast vooral
gemeenten actief ondersteunen en met inzet van
diverse middelen (geld, knowhow, inzet van
bevoegdheden e.d.) gezamenlijk tot een kwalitatieve
impuls in het landelijke en stedelijke gebied komen.
Dat moet het antwoord zijn op vervlakking, verrom-
meling en identiteitsverlies. De Provincie opteert
daarbij vooral voor een benadering op de schaal van
de hele gemeente (een gemeentelijke benadering op
hoofdlijnen) of tussen samenhangende gemeenten
waar landschappelijke eenheden daartoe aanleiding
geven. Onze inzet zal in de toekomst vooral op deze
laatste benadering gericht zijn.
Daarbij kijkt de Provincie ook vooruit naar de nieuwe
Wet op de ruimtelijke ordening die waarschijnlijk in
2007 in werking zal treden en waarin sprake is van
veranderende verhoudingen tussen Provincie en
gemeenten. Samenwerking met en tussen gemeen-
ten, met in achtneming van ieders verantwoordelijk-
heden, op basis van op te stellen provinciale en
gemeentelijke structuurvisies staat daarbij centraal.
Ook dat vraagt om een helder beleid van de
Provincie; waar staat de Provincie voor en waar kun-
nen gemeenten bij de ondersteuning op rekenen? De
Provincie ondersteunt met deze nieuwe taakopvat-
ting het in de Nota Belvedere neergelegde gedachte-
goed om ons erfgoed zo goed mogelijk te behouden,
echter zonder ontwikkelingen onmogelijk te maken.
1.4 Functie van dit Beleidskader
Deze nota vervangt en integreert de beleidsstukken
‘Cultuurhistorische regioprofielen Noord-Holland’
en ‘Landschapskatern Noord-Holland’. Wij geven
daarmee invulling aan de bij de vaststelling van het
Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord gedane
toezegging op dat punt. Zij dient een aantal doelen:
n Op de eerste plaats wil de nota enthousiasmeren
en laten zien hoe wezenlijk de cultuurhistorie is
voor de eigen identiteit van het landschap.
n De nota biedt voor gemeenten handvatten voor
het opstellen van beeldkwaliteitsplannen.
n De nota geeft informatie ten behoeve van het
opstellen van bestemmingsplannen en project-
besluiten.
n De nota levert input aan de integrale beleids- en
planvorming bij de Provincie.
n De nota vormt met het streekplan het toetsings-
kader voor bestemmingsplannen en project-
besluiten met een Beeldkwaliteitsplan als om
onze medewerking wordt gevraagd.
n Zij is vanaf het begin voor de Provincie referentie-
kader bij het met gemeenten of andere belang-
hebbenden vooraf te voeren planologische over-
leg over conceptplannen of bij ondersteuning van
gemeenten ingeval van concrete initiatieven
(voorlichtingsacties, conferenties e.d.).
Juridisch heeft deze nota het karakter van beleids-
regels in de zin van artikel 1-3 Algemene wet
bestuursrecht, als nadere uitwerking van de in de
streekplannen neergelegde beleidsregels. Dit bete-
kent dat gemeenten met ons beleid rekening moeten
houden en – bij afwijking daarvan – dit goed moeten
motiveren, zodat duidelijk wordt welke belangenaf-
weging heeft plaatsgevonden.
Status van de kaarten
In deze nota komen diverse kaarten voor waarvan de
bedoeling en daarmee ook de juridische status verschilt:
n De kaarten A1 en A2, de indelingskaarten, zijn
uitsluitend van informatieve aard. Zij hebben
geen voor gemeenten bindende betekenis.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn14
Topografische kaart Noord-Holland
(Bron: GeoData Provincie Noord-Holland)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 15
n De kaarten B1, B2 en B3 en de uitsnedes daaruit
bij de gebiedsuitwerkingen in hoofdstuk 4 zijn
beleidskaarten van de Provincie; zij dienen om
het beleid, zoals vervat in hoofdstuk 3 en 4, te
visualiseren.
n De kaarten C1, C2 en C3 zijn informatieve kaarten
die het rijksbeleid weergeven. De Provincie zal
niet op deze kaarten toetsen en garandeert ook
niet de volledigheid van deze kaarten.
Dit betekent dat de tekst van deze nota voor de uit-
leg van het beleid leidend is en bij het raadplegen
van de kaart altijd de tekst van deze hoofdstukken
geraadpleegd dient te worden. Met de beleidskaar-
ten (op de kaart als zodanig aangegeven) moet – net
als met de beleidsregels – door de gemeente rekening
worden gehouden bij de planvorming.
1.5 Opbouw beleidskader enleeswijzer
Centraal uitgangspunt in het beleid ten aanzien van
landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland is
‘behoud door ontwikkeling’. Hoofdstuk 2 laat zien
hoe aan dit uitgangspunt inhoud wordt gegeven. Dit
uitgangspunt wordt vertaald in behoud, versterken
of ontwikkelen van de landschappelijke en cultuur-
historische variatie, van de leesbaarheid van het land-
schap, van de samenhang van historische structuren
en van de historische relaties tussen stad en land.
Daarbij wordt met name het begrip ‘leesbaarheid’ uit-
gewerkt. De leesbaarheid blijkt in belangrijke
mate bepaald door de waterstaatkundige
geschiedenis, de ontginningsgeschiedenis, de
industrialisatiegeschiedenis en de militair-strate-
gische geschiedenis.
Hoofdstuk 3 vormt de beleidsatlas. Kaarten vor-
men bij uitstek een middel om informatie snel
inzichtelijk te maken. In dit hoofdstuk wordt de
belangrijkste informatie, op het schaalniveau van
de provincie, in kaarten gebundeld.
De kaarten hebben betrekking op de onderschei-
den landschapstypen en de indeling in regio’s
(de zogenaamde indelingskaarten) en op de zogehe-
ten ‘prioritaire provinciale aandachtsgebieden’, de
ruimtelijke hoofdstructuur en de provinciaal
beschermde gebieden (het provinciale beleid). Per
kaartbeeld wordt een toelichting gegeven.
Hoofdstuk 4 tot slot werkt het beleid inzake land-
schap en cultuurhistorie per regio uit. Daarbij wordt
eerst het beleid uiteengezet voor de regio als geheel.
Vervolgens wordt per landschapstype puntsgewijs
benoemd waar het cultuurhistorie- en landschaps-
beleid zich specifiek op richt.
Naast dit Beleidskader verschijnt gelijktijdig de uit-
gave ‘Landschap en Cultuurhistorie als inspiratie’.
Dit voorbeeldenboek voor Noord-Holland Noord
heeft geen beleidsstatus. Aan de hand van een aantal
fictieve voorbeelden toont een ontwerpbureau aan
wat de mogelijkheden zijn om bij nieuwe ontwik-
kelingen in te spelen op de landschappelijke en
cultuurhistorische kenmerken.
Belangrijke aanvullende informatie vindt u ook op de Cultuurhistorische
Waarden kaarten (CHW-kaarten) die een schat aan informatie leveren over
aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit zijn geen beleidskaarten (dus niet met
een juridische status als toetsingskader zoals hiervoor bedoeld), maar vormen
meer een digitaal naslagdocument (kansenkaart). De CHW-kaarten zijn niet
alleen te gebruiken voor bestemmingsplannen, streekplannen, projectbesluiten,
maar ook in geval van ingrepen als ontgrondingen. Gelet op de veelheid aan
informatie op deze kaarten, die met de medewerking van diverse organisaties tot
stand zijn gekomen, vragen wij van gemeenten deze zo vroeg mogelijk in het plan-
proces te raadplegen en bij de afweging van belangen te betrekken. U kunt de
kaarten vinden op www.noord-holland.nl/chw
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn16
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 17
Vormgeven aan behoud doorontwikkeling
2n
n
n
n
n
2.1 Behoud door ontwikkeling
2.1.1 Inleiding
Ons landschap is het resultaat van een ontwikke-
lingsproces dat tot op de dag van vandaag door gaat.
In die zin is ook het landschap van vandaag een
momentopname in een continu transformatieproces.
Het is niet alleen het resultaat van een ontwikke-
lingsproces, maar tevens het vertrekpunt voor
nieuwe ontwikkelingen.
Bij het nadenken over die toekomstige ontwikkeling
moet de cultuurhistorie als volwaardig aspect in de
planvorming worden meegenomen. Daarbij is
‘behoud door ontwikkeling’ het leidend thema.
In het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie zijn ‘behoud’, ‘versterken’ en ‘ontwikkelen’
regelmatig terugkerende begrippen. Het zijn begrip-
pen die vaak tegenover elkaar worden geplaatst,
waar ze naast elkaar worden bedoeld.
Een landschap laat zich niet onder een glazen stolp
plaatsen, ieder landschap behoeft de ruimte om zich
verder te kunnen ontwikkelen. De essentie is dat die
ontwikkelingen zodanig worden geleid dat kwaliteiten
behouden blijven, knelpunten worden opgelost en
nieuwe kwaliteiten aan dat landschap worden toe-
gevoegd, en dat alles zodanig dat het landschap ‘haar
verhaal kan blijven vertellen’.
Behoud kan niet zonder ontwikkeling, maar omge-
keerd kan ontwikkeling niet zonder behoud. In elk
plan moet opnieuw worden gezocht naar het balans-
punt tussen behoud en ontwikkeling. Dat balanspunt
ligt per situatie anders, afhankelijk van:
n De mate waarin de historische structuur nog her-
kenbaar is.
n De kwetsbaarheid van het landschap.
n De dynamiek die op het gebied afkomt.
In kwetsbare gebieden, waar de historische structuur
nog gaaf aanwezig is, zal het accent meer liggen op
‘behoud’. In gebieden waar de historische structuur
ernstig is verwaterd en waar grootschalige ontwik-
kelingen op het gebied afkomen zal het accent meer
liggen op ‘ontwikkeling’. Maar zoals gezegd zal ook
in die gebieden behoud een thema zijn, om de ont-
wikkelingsgeschiedenis herkenbaar te houden.
Uit het oogpunt van landschap en cultuurhistorie is
zowel behoud als ontwikkeling een maatschappelijk
relevante opgave. Alle cultuurhistorie waar Noord-
Holland zo trots op is, is het resultaat van ontwik-
kelingen in het verleden, van menselijk ingrijpen in
en toevoegen aan het landschap. Vanuit dat perspec-
tief is het ook de opgave om nu aan de cultuur-
historie van de toekomst te werken. Niet alleen door
te behouden, maar ook door trots en zelfbewust
nieuwe kwaliteiten aan het landschap toe te voegen.
‘Behoud’ en ‘ontwikkeling’ zijn uitersten op een glij-
dende schaal. Binnen die schaal vormt ‘versterken’
een tussengelegen strategie.
2.1.2 Behouden
In gebieden waar sprake is van een duidelijk samen-
hangende en zo goed als onaangetaste historische
structuur ligt het accent op ‘behoud’. Behouden bete-
kent niet bevriezen, want ingrepen zullen altijd nood-
zakelijk zijn om een landschap levend te houden.
Ontwikkelingen moeten zorgvuldig worden ingepast
in de bestaande cultuurhistorische structuur en
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn18
mogen geen afbreuk doen aan die structuur.
Het accent ‘behoud’ is van toepassing op:
n Gebieden die zijn aangewezen als beschermd
stads- of dorpsgezicht, of die op de nominatie
staan om dat te worden, bijvoorbeeld: historische
kernen, villaparken, stadswijken, landgoederen
en buitenplaatsen.
n Lijnvormige structuren, zoals dijken en lintdor-
pen, die de cultuurhistorische ruggengraat van
een gebied vormen.
n Archeologische vindplaatsen. Waar behoud in
situ (op de plek waar het zich onder de grond
bevindt) niet mogelijk is geldt een documentatie-
plicht.
2.1.3 Versterken
De strategie ‘versterken’ is vooral van toepassing op
gebieden waar weliswaar cultuurhistorische schakels
zijn verdwenen, waardoor de leesbaarheid is aange-
tast, maar waar het landschap nog over voldoende
cultuurhistorische componenten beschikt om bij een
goede inpassing van de ontwikkelingen het verhaal
van het gebied weer leesbaar te maken. In deze gebie-
den wordt de ontwikkeling ingezet als een vehikel om
de identiteit van het gebied te versterken.
De strategie van versterken kan vooral worden inge-
zet bij:
n Ruimtelijke ordeningsprojecten.
n Landinrichtingsprojecten.
n Natuurontwikkelingsprojecten.
n Projecten op het gebied van stedelijke vernieuw-
ing.
n Projecten op het gebied van openluchtrecreatie.
2.1.4 Ontwikkelen/vernieuwen
In gebieden waar de leesbaarheid van de culturele
identiteit vrijwel geheel verdwenen is wordt ingezet
op het ontwikkelen van een nieuwe cultuurhistori-
sche identiteit, die mede is gebaseerd op hetgeen nog
aan cultuurhistorische waarden aanwezig is.
Bijvoorbeeld een oud ontginningslint of een oud ver-
kavelingspatroon.
De Cultuurhistorische Waardenkaart geeft inzicht in
de nog aanwezige cultuurhistorische waarden.
2.1.5 De vier pijlers van behoud door
ontwikkeling
In het verlengde van de hoofddoelstelling ‘Behoud
door ontwikkeling’ rust het beleid ten aanzien van
landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland op
vier pijlers.
Deze zijn gericht op het behoud, versterken of ont-
wikkelen van:
n De landschappelijke en cultuurhistorische varia-
tie.
n De leesbaarheid van het landschap. Het gaat hier-
bij om de leesbaarheid van de waterstaatkundige
geschiedenis, de ontginningsgeschiedenis, de
industrialisatie en de militair-strategische geschie-
denis.
n De historische en ruimtelijke samenhang, de
samenhang enerzijds tussen de historische struc-
turen onderling en anderzijds tussen de histori-
sche structuren en de recentere ontwikkelingen;
n De historische relaties tussen stad en land.
2.2 Landschappelijke encultuurhistorische variatie
2.2.1 Archeologie
De oudste cultuurhistorische objecten en structuren
zijn moeilijk leesbaar. Dit geldt met name voor de
archeologie die zich deels ondergronds afspeelt en
daarmee vaak onzichtbaar en minder makkelijk lees-
baar is.
Het landschap van Noord-Holland is het resultaat
van een lange geschiedenis van bewoning en inrich-
ting. Deze geschiedenis voert terug naar de periode
van de ijstijden.
In die periode (het pleistoceen) stuwden ijstongen de
Utrechtse Heuvelrug op en zijn de keileempakketten
afgezet die de basis vormen voor het oude land van
Texel en het voormalig eiland Wieringen. Ongeveer
tienduizend jaar geleden kwam een eind aan de peri-
ode van de ijstijden en begon het Holoceen. Door een
aanmerkelijke klimaatverbetering smolt het noorde-
lijk landijs af. Als gevolg hiervan rees de zeespiegel,
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 19
ontstonden rivieren en trad op grote schaal veenvor-
ming op. Ook werden door zee en wind strandwal-
len gevormd.
De bewoningsgeschiedenis van de pleistocene land-
schappen, zoals de Hooge Berg op Texel, gaat terug
tot 12.000 jaar voor Christus.
Maar ook de lage landen boden aanvankelijk gun-
stige bewoningscondities. Tegen het eind van het
neolithicum (circa 3000 v.Chr.) waren grote delen van
Noord-Holland nog een wadachtig kustgebied, met
hoger opgeslibde platen doorsneden door uitge-
strekte getijdengeulen.
De talrijke geulen maakten dat men zich hier een-
voudig over het water kon verplaatsen. Daarbij
waren deze gebieden van nature voedselrijk. Naast
vis in overvloed was er veel klein (water)wild.
De kleiplaten waren geschikt voor akkerbouw en
veeteelt.
In de Groetpolder en De Gouw zijn resten gevonden
van nederzettingen van mensen die hier aan het eind
van het neolithicum woonden en er hun doden
begroeven.
Deze resten van de zogeheten Enkelgrafcultuur
(3200-2500 voor Christus) en de Trechterbekercultuur
(2900-2300 voor Christus) zijn zeer behoudenswaard,
maar tegelijkertijd ook zeer kwetsbaar. Groetpolder
en de Gouw staan op de nominatie voor plaatsing op
de UNESCO Werelderfgoedlijst.
Ook grote delen van de huidige Wieringermeer zijn
in die periode bewoond. Daarnaast zijn de stran-
dwallen waarop zich de eerste duinen ontwikkelden
sinds het neolithicum continu bewoond geweest.
Een ander oud bewoningsgebied wordt gevormd
door het gebied van het ‘Oer-IJ’.
Hiermee wordt het gebied bedoeld waar de vroegere
binnendelta van de noordelijke Rijntak lag. Deze
mondde westelijk van Castricum in de Noordzee uit.
Deze binnendelta was al in de IJzertijd (ca 700 jaar
voor Christus) dicht bevolkt.
De restanten van deze binnendelta liggen grofweg
tussen het Noordzeekanaal in het zuiden, de duinen
in het westen, Krommenie, Assendelft en het
Alkmaardermeer in het oosten en Heiloo en Bergen
in het noorden. Ook het gebied van West-Friesland
en het overige veengebied kenden in de prehistorie
al bewoning.
Pas vanaf de middeleeuwen waren de technische
mogelijkheden zodanig ontwikkeld dat men in staat
was om het veen door middel van ontwateringsslo-
ten te ontginnen en het veen geschikt te maken voor
de landbouw. Door de ontwatering kwam een proces
van inklinking en oxidatie van het veen op gang. Om
zich tegen het water te beschermen werden huister-
pen opgeworpen. Zowel in West-Friesland als in
Waterland zijn deze terpen nog herkenbaar. Het
behoud van archeologische huisplaatsen en andere
archeologische overblijfselen in het veen staat of valt
met een voldoende hoog grondwaterpeil en een con-
serverend beheer.
De archeologie heeft niet alleen betrekking op bewo-
ning, maar ook op andere materiële resten van men-
selijke activiteiten, zoals de scheepvaart. Voor de kust
van Texel ligt een schepenkerkhof van internationale
allure. Dit schepenkerkhof staat eveneens op de
nominatie voor plaatsing op de UNESCO Wereld-
erfgoedlijst. Doordat grote delen van Noord-Holland
lange tijd zee zijn geweest, alvorens ze door droog-
making bij het land zijn gevoegd, kan men deze
scheepsarcheologie ook op het land aantreffen, bij-
voorbeeld in de Wieringermeer.
2.2.2 Het ontstaan van landschap-
pelijke verscheidenheid
Vanaf het moment van bewoning is de mens bezig
geweest zijn omgeving in te richten. De wijze waarop
men dat deed was afhankelijk van:
n De opbouw van de ondergrond.
n De tijd waarin de occupatie plaats vond.
n Daaraan gekoppeld de stand van de techniek.
n De wijze waarop de samenleving was georgani-
seerd.
In de prehistorie (neolithicum/bronstijd/ijzertijd)
was de samenleving nog maar beperkt georgani-
seerd, in die zin dat er zich nog geen grotere over-
koepelende sociale structuren hadden ontwikkeld.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn20
Daarbij waren ook de technische middelen beperkt.
Dit resulteerde in een kleinschalig, individueel
gebruik van het landschap. In de vroege middeleeu-
wen trok men het veengebied in. Met het graven van
ontwateringssloten maakte men het veen geschikt
voor de landbouw. De in richting sterk wisselende
verkaveling is het gevolg van de ontginning zonder
gezag van bovenaf en het grillige patroon van de
veenstroompjes waar men de sloten op liet afwateren.
De opkomst van de kloosters en het aangaan van
samenwerkingsverbanden tussen dorpsgebieden
maakten dat er in de middeleeuwen een organisatie
ontstond waarmee grotere werken planmatig konden
worden uitgevoerd. Dit maakte het mogelijk om bij-
voorbeeld de Westfriese Omringdijk aan te leggen of
de ontginning van de uitgestrekte veenmoerassen
stelselmatig ter hand te nemen.
Nieuwe technische mogelijkheden maakten het
mogelijk de windmolen in de 17e eeuw in te zetten
voor het droogmalen van grote wateroppervlakten.
De handel op de oost (VOC) leidde ertoe dat er een
structuur was van investeringsmaatschappijen. Deze
combinatie van techniek en organisatiestructuur
maakte dat begin 17e eeuw de eerste grote droogma-
kerijen (Beemster, Purmer, Schermer, Wijde Wormer)
konden worden ingericht. Door de introductie van
de kunstmest konden in de tweede helft van de
negentiende eeuw de arme zandgronden van het
Gooi in cultuur worden genomen. De introductie van
nieuwe methoden van bouwrijp maken (verbeterde
heitechnieken en zandopbrenging) maakte dat in de
twintigste eeuw ook de laag gelegen gebieden met
slappe bodems geschikt werden voor bebouwing en
de aanleg van infrastructuur.
Door de ontwikkeling van de infrastructuur tot slot
werden voorheen onbereikbare gebieden plotseling
snel en comfortabel bereikbaar. Dit was met name in
de na-oorlogse periode van grote invloed op het ver-
stedelijkingsproces.
De grote verschillen in ondergrond, gekoppeld aan
de grote verschillen in ontginningsperiode en de
grote verschillen in organisatie van de samenleving
hebben er toe geleid dat er een enorme variatie aan
landschappen is ontstaan. Vrijwel elke landschaps-
vorm is daarbij uniek, maar vrijwel altijd is deze
vorm te herleiden naar ondergrond, periode, stand
van de techniek en opbouw van de samenleving.
Een vorm staat daarmee nooit op zich zelf. Doordat
vrijwel iedere episode in de ontwikkelingsgeschie-
denis zijn sporen in het landschap heeft nagelaten is
het landschap van Noord-Holland een cultuur-
historische schatkamer.
Het beleid is gericht op:
n Behoud en bescherming van de archeologische
waarden, en waar behoud in situ niet mogelijk is
op een goede documentatie van die waarden.
n Behoud, versterken en ontwikkelen van de land-
schappelijke en cultuurhistorische verscheiden-
heid door landschap en cultuurhistorie als vol-
waardige aspecten in een integrale planvorming
mee te nemen.
2.3 Leesbaarheid van hetlandschap
2.3.1 Inleiding
Uitgangspunt bij alle ontwikkelingen is dat het land-
schap haar leesbaarheid behoudt.
Het begrip ‘leesbaarheid’ heeft betrekking op de her-
kenbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis die
het landschap doorlopen heeft. Binnen de cultuur-
historie van Noord-Holland is een aantal kenmer-
kende thema’s te onderscheiden. De belangrijkste
hiervan zijn:
n De waterstaatkundige geschiedenis.
n De ontginnings- en bewoningsgeschiedenis.
n De industrialisatiegeschiedenis.
n De militair strategische geschiedenis.
2.3.2 Waterstaatkundige geschiedenis
Noord-Holland wordt aan drie zijden omgeven door
water: de ‘ruige’ Noordzee, de ‘getemde’ Zuiderzee
en de ‘kraamkamer’ Waddenzee.
Het landschap van Noord-Holland is bepaald door
de omgang met het water. Het is gevormd in een
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 21
eeuwenlang proces van het land:
n Beschermen tegen het water.
n Winnen op het water.
n Verdedigen met het water.
Al in de prehistorie, toen grote delen van Noord-
Holland nog werden gevormd door een wadachtig
gebied, werden de hoogste platen bewoond door
mensen die leefden van de visserij en jacht en die hier
hun akkers en weilanden inrichtten. In de vroege
middeleeuwen woonde men ook op terpen in het
veengebied. Deze terpen beschermden de boerde-
rijen, maar niet het land. Het waren vluchtplaatsen
bij hoog water. Halverwege de middeleeuwen ging
men er toe over grotere gebieden met dijken tegen
het water te beschermen. Aan het begin van de der-
tiende eeuw was bijvoorbeeld heel West-Friesland
omdijkt (Westfriese Omringdijk). Van de 16e eeuw tot
in de 20e eeuw heeft men land door aandijkingen en
inpolderingen op het water gewonnen. Dit heeft
geresulteerd in oude aandijkingen als de Zijpepolder,
in de beroemde renaissance-droogmakerijen als de
Beemster en in jonge landschappen als de Haarlemmer-
meerpolder en de Wieringermeer.
Tot slot werd het water ingezet om het land en de ste-
den te kunnen beschermen.
De Stelling van Amsterdam vormt een ingenieus stel-
sel van linies, forten, redoutes en inundatievlakten,
waarmee men het land gestuurd onder water kon
zetten, om de vijand de doorgang te beletten.
Het water als bindend en verbindend
element
Lange tijd was het water het belangrijkste verbin-
dend middel in Noord-Holland. Vrijwel al het trans-
port vond over het water plaats. Tot aan de periode
van de grote ruilverkavelingen (vanaf 1950) waren
vrijwel alle veenverkavelingen een vaarverkaveling,
waarbij het transport van mens, vee en producten
over het water plaats vond.
Ook de verbindingen tussen steden onderling, en
tussen stad en land, vonden plaats via het water.
De trekvaart tussen Haarlem en Leiden kan worden
beschouwd als een ‘snelweg avant la lettre’.
De steden waren via een netwerk van watergangen
met het omliggend landelijk productiegebied ver-
bonden. Via het water werden de producten van het
land naar de stedelijke markten en later naar de vei-
lingen vervoerd. Op de veiling van Broek op Langedijk
werden groenten en fruit de veiling in- en uitgevaren.
2.3.3 De ontginnings- en bewonings-
geschiedenis
Vrijwel heel Noord-Holland is het resultaat van een
lange geschiedenis van ontginnen, omdijken, aandij-
ken, droogmaken en inpolderen. Het merendeel van
de dorpen in Noord-Holland vindt haar ontstaan in
het agrarisch gebruik van de grond. De vorm van
deze dorpen hangt daardoor nauw samen met de
wijze waarop men oorspronkelijk het land in gebruik
nam. Zo ontstonden in het Gooi brinkdorpen te
midden van engen en heiden. Op de strandwallen
ontstonden nederzettingen rond de geesten (geest-
dorpen) en in de poldergebieden kwamen lint- en
dijkdorpen voor die samenhangen met de opstrek-
kende verkavelingswijze. De bebouwing op Marken
is geconcentreerd op terpen (werven). Opvallend zijn
de verschillen tussen de dorpsvormen op het oude
land en die in het planmatig ingerichte nieuwe land.
De dorpen in het nieuwe land vertonen eenzelfde
planmatigheid in opzet. Ze liggen op voor de hand
liggende plaatsen als centrale kruisingen van wegen
of bij de toegangen tot het oude land.
Omdijkingen – aandijkingen – ontginningen –
droogmakerijen en inpolderingen.
Vanaf de 10e eeuw zijn grote delen ontgonnen van het veen-
moeras dat Noord-Holland toentertijd overwegend bedekte.
Hiertoe werden haaks op een ontginningsbasis (vaak een veen-
stroom) lange sloten gegraven om het veen te ontwateren. De
eeuwen hierna won de Zuiderzee steeds meer terrein. Om het
opdringende water het hoofd te bieden sloeg men de handen
ineen en bouwde de Westfriese Omringdijk. Met de aanleg van
de Westfriese Omringdijk in de 12e-13e eeuw ontstond West-
Friesland als eerste grote landkern, omgeven door water.
Achter de duinenrij ontstonden kwelders die zijn omdijkt.
Voorbeelden hiervan zijn het Zijpe, Polder het Koegras, de Anna
Paulownapolder en op Texel de Polder Eijerland en de Prins
Hendrikpolder. Deze aandijkingen bepalen tot op de dag van
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn22
Kaartvergelijking Noord Holland in 1900 …en in 2000
(Wolters-Noordhoff Atlasproducties) (Topografische Dienst Kadaster)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 23
vandaag het beeld van grote delen van de Kop van Noord-
Holland. Met de uitbreiding van de technische mogelijkheden
van de windmolen werd het mogelijk ook grotere meren, na de
aanleg van een ringdijk, droog te maken. Zo ontstonden aan het
begin van de zeventiende eeuw de Beemster, de Purmer, de
Schermer, de Wijde Wormer.
Deze droogmakerijen zijn als sterke entiteiten ontwikkeld,
waarbij iedere droogmakerij zijn eigen kenmerkende interne
structuur heeft. Men herkent de Beemster aan haar renaissance
indeling in volkomen vierkanten, of de Wijde Wormer aan haar
spiegelsymmetrische opbouw. Nog altijd zijn deze oude droog-
makerijen als sterke entiteiten met een herkenbare interne struc-
tuur in het landschap herkenbaar.
De uitvinding van het stoomgemaal maakte het mogelijk nog
grotere plassen droog te maken. Als laatste grote droogmakerij
is het Haarlemmermeer omdijkt en drooggemalen.
In de twintigste eeuw zijn, na aanleg van de Afsluitdijk, grote
delen van de voormalige Zuiderzee ingepolderd. De Wieringer-
meer (1930) is de eerste in een reeks van deze inpolderingen.
Wie de kaarten van het huidige landschap vergelijkt
met historische kaarten ziet hoe in veruit de meeste
gevallen de occupatiegeschiedenis nog altijd aan de
basis ligt van de landschappelijke structuren waar het
provinciaal beleid zich op focust.
Daarom is het in de planvorming noodzaak te onder-
zoeken hoe de ontginningsgeschiedenis is verlopen,
wat waren de belangrijkste ontginningsbases, wat
waren de ontginningseenheden, welke gebieden zijn
als entiteit ontwikkeld?
Het is van belang dat tenminste de ontginningsbases
en de entiteiten als zodanig hun herkenbaarheid als
structurerende elementen behouden en waar moge-
lijk worden versterkt/ontwikkeld. Daarbij moet wor-
den opgemerkt dat, bijvoorbeeld in het geval van de
droogmakerijen, de landschappelijke en cultuur-
historische kwaliteit niet alleen schuilt in de mate
waarin zij als entiteit herkenbaar zijn en/of de mate
waarin het interne inrichtingsstramien nog herken-
baar is, maar ook en vooral door het contrast met de
omgeving. Dergelijke ‘contrastkwaliteiten’ laten zich
niet in structuurkaarten of Cultuurhistorische
Waardenkaarten vangen, maar zijn wel essentieel
voor de eigen identiteit van een landschap. Waarmee
wordt benadrukt dat in de integrale planvorming het
raadplegen en interpreteren van bijvoorbeeld de
Cultuurhistorische Waardenkaarten weliswaar essen-
tieel is, maar dat men hiermee niet ontslagen wordt
van de plicht om zich zelf terdege rekenschap te
geven van de aanwezige kwaliteiten. Naast het raad-
plegen van bronnen blijft eigen aanvullend onder-
zoek en interpretatie van de cultuurhistorische en
landschappelijke kwaliteiten een onmisbaar element
in de planvorming.
2.3.4 Leesbaarheid van de industriali-
satiegeschiedenis
Onder invloed van de bloeiende handel ontstaat in
Noord-Holland een florerende (scheepsbouw)
industrie. In de Gouden Eeuw is de Zaanstreek het
grootste industriegebied van Europa, primair gericht
op de scheepsbouw voor de Amsterdamse handels-
vloot. Kenmerkend zijn de talloze scheepswerven,
zaagmolens, oliemolens en houten gebouwen. Hier
waren touwslagerijen, zeilfabrieken en teerbedrijven
gevestigd.
In het kielzog van de scheepsbouw ontstond een
industrie die was gericht op de bevoorrading, zoals
de scheepskoeken, voorloper van de Zaanse Koeken,
en de verwerking van de producten die naar de
Zaanstreek werden vervoerd (de Lassie silo’s).
Hieruit ontwikkelde zich een levensmiddelenbranche
die de basis legde voor een latere multinational als
Ahold. Kurk, teer, lijnolie en zeil vormden grond-
stoffen die hebben geleid tot het ontstaan van de
marmoleumindustrie (Krommenie).
Het Noordzeekanaal en de spoorlijn Amsterdam-
Haarlem hebben tijdens de industrialisatie een
belangrijke impuls gegeven aan de omliggende
gebieden. De cultuurhistorisch waardevolle com-
plexen vertegenwoordigen met elkaar de rijke
geschiedenis van de industriële revolutie in Noord-
Holland.
De industriële geschiedenis bepaalt mede de struc-
tuur van het landschap van Noord-Holland.
De voormalige fabrieken, silo’s, loodsen en handelsgebouwen
aan de Zaan vormen de ruggengraat van de Zaanstreek, bepa-
len mede de identiteit van dit gebied.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn24
2.3.a Het peperhuis te Enkhuizen
(foto: Adriaan Haartsen)
2.3.b Zeepziederij De Adelaar te Wormerveer
(foto: Paul Paris)
2.3.c De oevers van de Zaan rond 1920
(foto: Provincie Noord-Holland)
2.3.a
2.3.c
2.3.b
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 25
Eeuwen later zitten de handel en industrie nog altijd in het
denken van de Zaankanter. Zij vormen de personificatie, de
belichaming, van een deel van de orale geschiedenis van de
streek. Daarmee zijn dit soort complexen niet alleen van ruim-
telijke en cultuurhistorische betekenis, maar evenzeer van een
sociale betekenis. Zij staan niet alleen voor de wording van een
landschap, maar even zo zeer voor de wording van een samen-
leving. Zij maken deel uit van de genen van de samenleving.
In grote delen van Noord-Holland kan het landschap
niet los worden gezien van de industriële geschiede-
nis. Wie het landschap van Noord-Holland of het
leven van de Noord-Hollander wil kunnen begrijpen,
moet weet hebben van de handels- en industriële
geschiedenis. Vanuit de leesbaarheid van het land-
schap is het van belang dat het industriële erfgoed
haar bijdrage aan de geschiedenis kan blijven vertel-
len. Daarom wordt ingezet op behoud van het
industrieel erfgoed. Veel van deze gebouwen/com-
plexen hebben hun oorspronkelijke functie verloren.
Het ontwikkelen van nieuwe functies, passend
binnen de hoofdstructuur van deze complexen, kan
invulling geven aan het leidend credo ‘behoud door
ontwikkeling’.
2.3.5 Leesbaarheid van de militair-
strategische geschiedenis
De handel en later de industrie hebben met name de
steden in Noord-Holland grote rijkdom gebracht.
Die rijkdom moest worden beschermd.
Steden werden omgeven door bolwerken. In som-
mige steden, zoals bij Enkhuizen of Naarden, zijn die
bolwerken nog gaaf in tact. In andere steden zijn die
bolwerken, nadat ze hun verdedigende functie had-
den verloren, omgezet in parken.
Het bolwerk van Haarlem, getransformeerd tot park-
zone naar ontwerp van de beroemde landschaps-
architect J.D. Zocher, is daarvan een voorbeeld.
Ook havens, redes en handelsroutes moesten worden
beschermd. De toegang tot de haven van Amsterdam
werd lange tijd gevormd door het Noordhollandsch
Kanaal. De monding van dit kanaal lag bij Den
Helder. Den Helder werd verdedigd door een reeks
van forten, zoals fort Kijkduin. De ‘Rede van Texel’
bij Oudeschild vormde een belangrijk element in de
havenstructuur van Amsterdam. Hier werden de
schepen bevoorraad en werd lading gelost. De Rede
van Texel werd militair beschermd door de schans bij
Oudeschild.
In de zeventiende eeuw werd de Hollandse Water-
linie aangelegd. Leidende gedachte achter de aanleg
van deze waterlinie was dat men de vijand de door-
gang kon beletten door grote delen van het land
onder water te zetten, te inunderen.
Een waterdiepte van zo’n 30 centimeter moest het
onmogelijk maken met zwaar geschut te passeren.
Voor varen was het te ondiep en doordat sloten
onzichtbaar werden, was lopen of rijden onmogelijk.
Het grootste gevaar voor de werking van de water-
linie was een strenge winter. Forten, onderling ver-
bonden door een stelsel van redouten en (vuur)-
dijken, verdedigden de belangrijkst inlaatpunten. De
grote verdienste van de aanleg van de Hollandse
Waterlinie was dat men een uitgestrekt gebied kon
verdedigen, waarbij men zich slechts hoefde te con-
centreren op de verdediging van een beperkt aantal
punten.
Tussen 1880 en 1920 is de Stelling van Amsterdam
aangelegd als verdedigingslinie rond Amsterdam. De
stelling bestaat uit een dijk van 135 kilometer lengte
met daaraan gekoppeld 42 forten. Ook de Stelling
van Amsterdam was vooral bedoeld als waterlinie.
Bij vijandelijkheden konden grote delen land aan de
buitenkant van de dijk worden geïnundeerd. Binnen
twee dagen konden grote delen van de polder onder
water worden gezet. Amsterdam zou fungeren als
nationaal reduit, als het laatste bastion van
Nederland. De forten werden gesitueerd op kwets-
bare plekken in de linie. Dit zijn de plaatsen waar de
waterlinie wordt doorkruist door dijken, wegen, of
spoorlijnen, de zogenaamde accessen. Op die plaat-
sen zou de oprukkende vijand niet door het water
worden tegengehouden, zodat hij op deze plekken
extra onder vuur moest worden genomen. Behalve
de verdediging van accessen was een belangrijke
voorwaarde voor de locatie van de forten het over-
zien van de inundatievlakte, de te verdedigen kade
en het volgende fort in de Stelling. De aanleg van de
Stelling van Amsterdam werd geregeld in de
Vestingwet van 1874. De Stelling van Amsterdam
heeft nooit dienst gedaan en met de opkomst van het
vliegtuig verloor de stelling na de Eerste Wereld-
oorlog snel aan militaire betekenis.
Hij bleef echter goeddeels behouden en de militaire
status werd pas in 1963 opgeheven. In 1996 is de
Stelling van Amsterdam in zijn geheel op de UNESCO
Werelderfgoedlijst geplaatst.
In de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers de
Wieringermeer geïnundeerd door de dijk, ter hoogte
van het huidige Dijkgatbos, op te blazen. Het water
stroomde door twee grote gaten in de dijk het land
binnen. Bij de wielen die hierbij zijn ontstaan is een
monument opgericht.
Samengevat zijn er in Noord-Holland tal van mili-
taire werken die een stempel hebben gedrukt op het
landschap. Ze verhalen over de militair-strategische
geschiedenis van Noord-Holland. Zoals de hele
geschiedenis van Noord-Holland is ook de militair-
strategische geschiedenis sterk verbonden met het
water. Water als verbinding, zoals bij de bereikbaar-
heid van marine-haven Den Helder via het
Noordhollandsch Kanaal en de vaarroute op de Oost.
Beiden dienden een strategisch belang en moesten
beschermd worden. Maar ook water als barrière,
zoals bij de inundatievlaktes rond de Stelling van
Amsterdam.
Voor de leesbaarheid van het landschap is het van
belang dat de militair-strategische geschiedenis
herkenbaar blijft. Daarom wordt ingezet op:
n Behoud van de elementen en structuren die deel
uitmaken van de het militair-strategisch verleden.
n Versterken van de herkenbaarheid van deze ele-
menten en van hun werking.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn26
De Schans op Texel
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 27
2.4 Historische en ruimtelijkesamenhangen
In een aantal gebieden in Noord-Holland zijn de ont-
wikkelingen de afgelopen decennia dermate ingrij-
pend geweest dat met de nieuwe ontwikkeling de
oorspronkelijke structuur van het landschap is onder-
gesneeuwd. In deze gebieden is het landschap nau-
welijks meer bij machte haar zo interessante verhaal
te vertellen. Regelmatig leidt dit tot een desoriënta-
tie in de tijd en bovendien tot desoriëntatie in de
ruimte. De bezoeker raakt in deze gebieden letterlijk
het spoor bijster.
Dit speelt vooral in gebieden waar de stedelijke/
industriële groei explosief is geweest en/of waar de
infrastructuur sterk is uitgebreid. Met de aanleg van
nieuwe woonwijken, industrie- en havengebieden,
kanalen, spoorlijnen en snelwegen zijn van oor-
sprong grote samenhangende gebieden doorsneden
en gefragmenteerd.
Wie nu over de A208 rijdt kan zich verbazen over de
landgoederenreeks Beeckestijn, Schoonenberg,
Waterland en Velserbeek. Wat heeft mensen bezield
hier hun landgoed te stichten?
De verklaring wordt helder wanneer men bedenkt
dat deze landgoederen ooit zijn gesticht aan de
oevers van het Wijkermeer. Deze landgoederen
waren vanuit Amsterdam over het water snel bereik-
baar. Hier woonde men in de binnenduinrand, met
uitzicht over het uitgestrekte water van het
Wijkermeer.
Uitgangspunt is herstel en versterking van de histo-
rische en ruimtelijke samenhang. Daarmee wordt
enerzijds de samenhang bedoeld tussen historische
structuren onderling en anderzijds de samenhang
tussen de historische structuren en meer recente ont-
wikkelingen.
2.5 Historische relatie stad-land
Tot aan het begin van de twintigste eeuw woonden
er in Noord-Holland meer mensen op het platteland
dan in de stad. Enerzijds was er sprake van een ruim-
telijke scheiding tussen stad en land, anderzijds van
een waterkundige en functionele samenhang. De
meeste steden waren door bolwerken ingekaderd, en
ook fysiek van het platteland afgesneden. Daaren-
tegen waren er ruimtelijk en functioneel wel sterke
relaties tussen stad en land. Op de markten van de
steden werden de producten van het land verhan-
deld. Stad en land waren door doorgaande water-
structuren nauw met elkaar verbonden. Vanuit het
land drongen rivieren, veenstromen en poldervaar-
ten tot in het hart van de stad door.
In de jaren na de tweede wereldoorlog werd het lan-
delijk gebied primair beschouwd als producent van
voedsel. Inmiddels is het denken over de functie van
het landelijk gebied gewijzigd, het landelijk gebied is
al lang niet meer uitsluitend een productiegebied.
Naast haar functie als producent van voedsel is het
landelijk gebied in toenemende mate van betekenis
als uitloopgebied voor de stedeling, als leefgebied
voor planten en dieren als cultuurhistorisch waarde-
vol gebied.
Het landelijk gebied wordt daarmee steeds meer uit-
loopgebied en gebruiksgebied voor de stedeling.
Deze verandering in het denken over de verhouding
stad-land moet leiden tot een versterkte ruimtelijke
en functionele verweving tussen stad en land, met
groen- en waterstructuren die vanuit het stedelijk
weefsel reiken tot diep in het landelijk gebied, of
omgekeerd, met groen- en waterstructuren die zich
vanuit het landelijk gebied voortzetten tot in het cen-
trum van de stad.
Bij het versterken van de ruimtelijke en functionele
verweving tussen stad en land moet aansluiting wor-
den gezocht bij de cultuurhistorische structuren zoals
die in het landschap, veelal latent of rudimentair, nog
aanwezig zijn. Waar mogelijk moeten de historische
waterrelaties worden aangegrepen om de (ruimte-
lijke, recreatieve) samenhang stad-land te versterken.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn28
1 2
5 5
Deze reeks laat zien hoe het landschap van de Kop van Noord-Holland is gevormd.
De Kop van Noord-Holland is ontstaan nadat de kustlijn zich had gesloten.Aanvankelijk (1) reikte de kustlijn tot bij Camperduin. Callantsoog en Huisduinen (Den Helder) waren nog afzonderlijke eilanden. Daarnaast was er het eilandWieringen, een keileemopduiking afgezet in de ijstijd.
Achter de duinenrij lag een zandig binnenduingebied. In de luwte van de gesloten kustlijn slibden kleiplaten op. Deze kleiplaten werden door geulendoorsneden. Nog lange tijd brak de zee door de duinenrij en deed de invloed van de zee zich in het achterliggend gebied gelden (2).
Naarmate de platen hoger opslibden werden ze meer geschikt voor bewoning. Op de platen werd landbouw bedreven. Om zich tegen overstromingen tebeschermen zijn de gronden vanaf de 10e eeuw bedijkt. In de dertiende eeuw gaat men de afzonderlijke bedijkte gebieden met elkaar verbinden. Omstreeks1300 is de Westfriese Omringdijk gesloten (3). West-Friesland ontwikkelt zich als een regio, met een eigen culturele identiteit, een eigen munteenheid en eeneigen volkslied. In en grenzend aan West-Friesland liggen nog grotere en kleinere meren.
Grenzend aan de Westfriese Omringdijk werd Burghorn als eerste droogmakerij drooggemaakt (4).
Benoorden West-Friesland ontstond achter de duinenrij een luw milieu waarin de opslibbing versneld plaats vond. Ook deze platen werden ingepolderd.Hiermee ontstond de polder Het Zijpe. Tevens werden de kleinere meren binnen West-Friesland en de grotere meren nabij West-Friesland, zoals Polder Zijpeen Callantsoog drooggemaakt (5).
Ontwikkeling van de kop van Noord-Holland
T I T E L V A N D E N O T A n 29
3 4
7 8
In de 17e eeuw (6) worden ook de grotere meren. drooggemaakt en zet het proces van het inpolderen van kwelders voort.In die periode wordt de Heerhugowaard drooggelegd (1630) en ontstaat de Wieringerwaard (1612).
In de 19e eeuw (7) ontstaan achter de stuifdijk die Callantsoog met Huisduinen verbindt de polders Het Koegras, Anna Paulowna en de Wieringerwaard.Ook het eiland Wieringen wordt door een aandijking vergroot.
In de 20e eeuw (8) ontstaan, na aanleg van de Afsluitdijk, de grote Zuiderzeewerken. Als eerste wordt het Wieringermeer drooggelegd.
Ontwikkeling van Noord-Holland midden en zuid
De kaarten op volgende bladzijden, 38 en 39, laten zien hoe Noord-Holland in een eeuwendurend proces van omdijken, aandijken en droogleggen isontstaan. Oude zee- en IJdijken, die ooit de machtige begrenzingen van het land vormden, zijn inmiddels in het stedelijk en landelijk gebied opgegaan.Het landschap van Noord-Holland vormt een lappendeken van droogmakerijen uit verschillende perioden, waterrijk veenland en (klein)stedelijk gebied. Veel droogmakerijen laten zich nog als een entiteit lezen.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn30
Ontwikkeling van Noord-Holland Midden en Zuid
T I T E L V A N D E N O T A n 31
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn32
Indelingskaarten Inhoud
A1 Landschapstypen
Pag. 36
A2 Regio’s
Pag. 37
Provinciaal beleidskaarten Inhoud
B1 Prioiritaire aandachtsgebieden
(voorheen cultuurhistorische basisstructuren)
Pag. 46
B2 Structuurlijnen
Pag. 48
B3 Provinciaal beschermde bieden
Pag. 49
Informatieve kaarten (rijksbeleid) Inhoud
C1 Rijksbeschermde gezichten
Pag. 56
C2 UNESCO- en Belvederegebieden
Pag. 57
C3 Nationale landschappen
Pag. 58
A
B
C
Onderverdeling van Noord-Holland in gebieden met
overeenkomstige landschapstypologie.
Een landschapstype ontleent haar eigenheid voor een
belangrijk deel aan kenmerkende structuurdragers.
Onderverdeling van Noord-Holland in gebieden met een
ruimtelijke en/of historische samenhang en verbondenheid.
Meestal bevat een regio meerdere landschapstypen.
Gebieden en structuren die kenmerkend zijn voor de
landschappelijke identiteit van Noord-Holland. Hiervan is
sprake als binnen een (groter) geografisch begrensd gebied
een duidelijke thematische samenhang bestaat tussen de
aanwezige cultuurhistorische waarden.
Veelal lijnvormige elementen die bepalend zijn voor de
structuur, verschijningsvorm en leesbaarheid van het
betreffende landschapstype. Vaak betreft het dijken, lanen en
watergangen.
Provinciaal beschermde stads- en dorpsgezichten en
beschermde archeologische vindplaatsen.
Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten.
Belvederegebieden en gebieden die op de (voorlopige)
UNESCO Werelderfgoedlijst staan.
Nationale landschappen zoals opgenomen in de Nota Ruimte
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 33
Beleidsatlas3n
n
n
n
n
3.1 Waarom een beleidsatlas?
Kaarten vormen bij uitstek een middel om informa-
tie snel inzichtelijk te maken.
In dit hoofdstuk wordt de belangrijkste informatie,
op het schaalniveau van de provincie, in kaarten
gebundeld.
In die tussenzin, op het schaalniveau van de provin-
cie, schuilt een kanttekening.
Naarmate men meer op een gebied inzoomt ziet men
meer details. Zodra men met een gebied aan de slag
gaat, moet men op zoek naar de informatie die past
bij het schaalniveau waarop men op dat moment
werkt.
Op het gebied van cultuurhistorie bieden de
Cultuurhistorische Waardenkaarten op het niveau
van de regio een schat aan aanvullende informatie.
Voor het landschap in het noordelijk deel van de pro-
vincie biedt het rapport ‘Identiteit Noord-Holland
Noord’ meer gedetailleerd informatie.
De beleidsatlas is ingedeeld in een drietal catego-
rieën:
A Indelingskaarten.
B Provinciale beleidskaarten.
C Informatieve kaarten/rijksbeleid.
De eerste categorie brengt een onderverdeling aan in
landschapstypen en regio’s. Deze kaarten vormen de
onderlegger voor de uitwerking van het generieke
beleid (hoofdstuk 2) tot gebiedsspecifiek beleid, zoals
dat in het volgende hoofdstuk aan de orde komt:
A1 Landschapstypen.
A2 Regio’s.
De tweede categorie brengt het vastgestelde provin-
ciale beleid in beeld.
Deze categorie omvat de volgende kaarten:
B1 Kaart provinciale aandachtsgebieden.
B2 Kaart structuurlijnen.
B3 Kaart provinciaal beschermde gezichten en
archeologische vindplaatsen.
De kaart ‘Structuurlijnen’ is het resultaat van het in
kaart samenvoegen van informatie die al in de
Cultuurhistorische Regioprofielen en het Land-
schapskatern was opgenomen. Op deze kaart zijn de
structuurlijnen als aangeduid op de kaarten uit de
Cultuurhistorische Regioprofielen, aangevuld met lij-
nen volgend uit de tekst van de Cultuurhistorische
Regioprofielen en de tekst van het Landschapskatern
weergegeven. Bij kaart B3 wordt opgemerkt dat bij
planvorming archeologisch vooronderzoek altijd
nodig is. Raadpleeg voor afzonderlijk provinciaal
beschermde objecten de Cultuurhistorische Waarden-
kaart.
De derde categorie geeft ter informatie het rijksbeleid
weer. Deze kaarten zijn opgenomen als handreiking
voor de gebruiker, die daarmee al het beleid op
bovenlokaal schaalniveau op een rij krijgt. Dit betreft
een kaart met de rijksbeschermde gebieden, een kaart
waarop de Belvederegebieden weergegeven zijn en
gebieden die zijn geplaatst op de UNESCO
Werelderfgoedlijst dan wel op de nominatie staan op
die lijst te worden geplaatst en een kaart met de
Nationale Landschappen.
C1 Belvedere en UNESCO.
C2 Rijksbeschermde gezichten.
C3 Nationale landschappen.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn34
Het Klimduin te Schoorl (archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 35
3.2 Landschapstypen
Onder landschapstypen worden gebieden verstaan
met overeenkomstige ruimtelijke kenmerken en
elementen. Elk landschapstype heeft haar eigen orde-
ningsprincipe en ontstaansgeschiedenis. Deze voor
elk landschapstype unieke combinatie heeft geleid tot
de totstandkoming van de ruimtelijke kenmerken.
Van elk landschapstype, zoals op kaart A1 aangege-
ven, wordt een korte kenschets gegeven.
3.2.1 Jonge duinlandschap
Dit is een direct aan zee gerelateerd, reliëfrijk zand-
landschap. Door wind en golfwerking heeft dit
gebied een dynamisch karakter. De duinen worden
gevormd door hoge, droge zandruggen, vaak
begroeid met helmgras. De kustlijn en de duinen
hebben een primaire functie als zeekering en als
natuurgebied.
Een deel van de duinen is van antropogene oor-
sprong. Zij zijn ontstaan door opstuiving voor een
door de mens gevormde zanddijk. Dit betreft de
duinen tussen Camperduin en Callantsoog, tussen
Callantsoog en Den Helder en tussen De Koog en
De Cocksdorp.
De binnenduinranden van de oude duingebieden
kennen een lange bewoningsgeschiedenis. In de
duinzoom liggen steden, dorpen, villaparken, land-
goederen, buitenplaatsen en gezondheidscentra.
Bij Egmond vormen de oude akkertjes die in de
duinen zijn uitgegraven (het zeedorpenlandschap)
een cultuurhistorische bijzonderheid.
Op Texel vormt de Slufter een unieke landschap-
pelijke structuur.
3.2.2 Strandwallen en -vlakten-
landschap
Dit landschap ligt direct achter de jonge duinen en
kent een bescheiden reliëf.
Het bestaat uit parallel aan de kust verlopende
stroken van hoger gelegen, droge en zandige stran-
dwallen (de oude duinen), van elkaar gescheiden
door lager gelegen, natte en venige strandvlakten. De
strandwallen behoren tot de eerste gebieden die in
Noord-Holland werden bewoond. Men vestigde zich
op de randen van deze hoge gronden en startte van-
daar uit de ontginning van het aangrenzende gebied.
Men combineerde akkers op de strandwallen
(geesten) met graslandgebruik in de lagere, vochtige
strandvlakten. Bij de ontginning van de strandvlak-
ten stuitte men op natuurlijke obstakels, als geulen,
kreken en stroomwallen. Met de verkaveling en de
waterhuishouding moest hier op worden ingespeeld.
Hiermee ontstond een onregelmatig verkavelings-
patroon
De strandwallen vormen langgerekte, vaak verdichte
zones met bos, landgoederen en buitenplaatsen en
stedelijke bebouwing. Ook de hoofdroutes volgen de
strandwallen. Vooral in het zuiden hebben veel afgra-
vingen plaatsgevonden en is een zanderijenland-
schap ontstaan, veelal begrensd door steilranden.
Deze gronden zijn veelal in gebruik voor bollenteelt
en tuinbouw. De strandvlakten zijn meer open
ruimten met groene randen en een nat karakter (als
gevolg van de veengrond met veenstromen, maar
ook als gevolg van kwel). In de voormalige binnen-
delta bij Heemskerk zijn in de strandvlakten geulen
en wallenpatronen herkenbaar. Delen van de strand-
vlakten zijn omgezet (dieper liggende zandlaag naar
oppervlakte gebracht), waarmee ze geschikt werden
voor de bollenteelt.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn36
1. Landschapstypen(Bron: landschapsonderzoek, Buro Maas 1988)
A Indelingskaart
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 37
2. Regio’sA Indelingskaart
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn38
Weg in de Beemster
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 39
3.2.3 Keileemlandschap
De keileembulten van Texel en Wieringen zijn opdui-
kingen in de gestuwde pleistocene ondergrond. Deze
hoger gelegen gronden zijn al vroeg ontgonnen en
kennen een kleinschalige opbouw. Kenmerkend zijn
het glooiend reliëf, de onregelmatige wegstructuren
en verkavelingen, het kleinschalige, historische
karakter en de ruimtelijke verdichting. Ook kenmer-
kend zijn de tuunwallen (gestapelde grasplaggen),
die bij gebrek aan sloten de scheiding vormden tus-
sen de graslandpercelen.
Het keileemgebied van de Hooge Berg maakt deel uit
van het Waddeneiland Texel. Het keileemgebied van
Wieringen is in zijn geheel een voormalig eiland. Het
eilandkarakter is duidelijk herkenbaar:
n Door het contrast met het omringende natuur-
landschap (Texel) of het nieuwe land (Texel en
Wieringen).
n Doordat de randen als dijken (Wieringen) of steil-
randen markante begrenzingen vormen.
Op Wieringen vormt de oude wierdijk een cultuurhistorisch
unieke structuur. Op Texel en Wieringen vormen de tuunwal-
len een unieke structuur en op Texel zijn de schapenboeten en
drinkputten kenmerkende elementen.
3.2.4 Aandijkingenlandschap
Aandijkingen zijn aangeslibde zand- en slibplaten
langs de oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aan-
grenzende hogere gronden zijn ingedijkt en zo zijn
toegevoegd aan het land. Deze gebieden zijn als
geheel ingericht, vaak grootschalig, geometrisch en
open. De opeenvolgende aandijkingen zijn duidelijk
herkenbaar in het landschap. De oudste aandijkingen
liggen als schillen tegen het oude land aan, de latere
aandijkingen, zoals de Wieringermeer, hebben geen
duidelijke gerichtheid.
Aan de westzijde is er een contrastrijke overgang
naar de duinen. De dijken en hoofdwatergangen vor-
men een robuuste hoofdstructuur. Plaatselijk zijn er
sterke contrasten tussen de geometrische inrichting
en de natuurlijke kreekrestanten.
3.2.5 Droogmakerijenlandschap
Droogmakerijen worden gevormd door een droog-
gelegd binnenwater/meer, omsloten door een ring-
vaart en een ringdijk. Deze gebieden zijn als entiteit
drooggemaakt en ingericht, vaak grootschalig,
geometrisch en open. Ze worden gekenmerkt door
hun diepe ligging ten opzichte van het aanliggend
veenpolderlandschap/bovenland. Enig reliëf wordt
soms gevormd door de mee-ingepolderde stukken
veenland.
De verschillende droogmakerijen kennen alle hun
eigen kenmerkende interne structuur. Men herkent
de Beemster aan haar opbouw in volkomen vierkan-
ten, men herkent de Wijde Wormer aan haar spiegel-
symmetrische opbouw etc.
De droogmakerijen vormen door de mens gemaakte,
rationeel ingerichte landschappen, vaak met een
hoge cultuurhistorische waarde. De geometrische
verkavelings- en ontsluitingsstructuur en het functi-
onele watersysteem zijn nog altijd bepalend voor het
grondgebruik en de ruimtelijke ontwikkeling.
De ringdijken en ringvaarten laten de oorspronkelijke
natuurlijke meervorm zien en geven een fraai
contrast met de geometrisch indeling.
De indeling in volkomen vierkanten van de Beemster vormt een
unieke structuur. Deze wordt algemeen beschouwd als pronk-
stuk van de Hollandse renaissance en is opgenomen op de
Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Binnen de Beemster vormt de boerderij De Eenhoorn, met heer-
schapskamer, een uniek element.
Binnen de Haarlemmermeer vormt het gemaal van Cruquius,
als zijnde één van de drie stoomgemalen die het mogelijk maak-
ten dit enorme binnenmeer droog te leggen, een uniek element.
3.2.6 Stuwwallenlandschap
De Gooise stuwwal vormt de oostelijke hoge rand
van de provincie. Dit landschapstype bestaat uit
hogere zandgronden met afwisselend bos en heide,
en een gedifferentieerde overgangszone naar de aan-
liggende veengebieden en het Gooimeer. Het gebied
is uitgesproken rijk aan reliëf.
Het Gooi is vanouds een aantrekkelijk woongebied.
Op de hogere gronden liggen kernen als Bussum,
Blaricum, Hilversum en Huizen. Dit waren van oor-
sprong brinkdorpen met een radiale structuur. Rond
de dorpen kwamen omvangrijke akkercomplexen tot
stand (engen). De graslanden (meenten) lagen op
grotere afstand in de lage delen. De heidevelden
dienden voor het weiden van schapen, die iedere
avond op stal werden gezet en die de mest leverden
voor de akkers. Door het steeds weer opbrengen van
deze mest, vermengd werd met strooisel van de hei,
werden de engen opgehoogd en verkregen zij hun
karakteristieke bolle vorm. Plaatselijk zijn nog eng-
restanten herkenbaar.
In de 17e en 18e eeuw hebben zich op de hogere gron-
den landgoederen en buitenplaatsen ontwikkeld, zoals
Gooilust. Aan het eind van de negentiende eeuw en
het begin van de twintigste eeuw hebben zich bij de
kernen uitgestrekte villagebieden ontwikkeld, soms
door verkaveling van oudere landgoederen.
Aan het verblijf temidden van de bossen en heid-
eterreinen werd een heilzame werking toegedacht. In
het Gooi ontstonden herstellingsoorden en sanatoria.
Het sanatorium Zonnestraal (architect Jan Duiker)
vormt hiervan, als exponent van de Nieuwe Zakelijk-
heid, een architectonisch uniek voorbeeld. In de
Gooizoom zijn gronden afgezand ten behoeve van de
uitbreiding van de Amsterdams grachtengordel. Dit
heeft geleid tot het ontstaan van de buitenplaatszone
van ‘s-Graveland. Dit vormt een gaaf historisch-land-
schappelijk ensemble van lanen, bossen, parken,
landhuizen, zichtassen en zanderijvaarten.
3.2.7 Oude zeekleilandschap
In het pleistoceen bestonden grote delen van Noord-
Holland uit wadvlakten, doorsneden door kreken.
Na de laatste IJstijd ontwikkelde zich op deze klei-
bodem een veenkussen.In de 9e en 8e eeuw voor
Christus woonde men in dit gebied, dat regelmatig
te kampen heeft met wateroverlast, op terpen. Om
het water buiten te sluiten werd het gebied in de 11e
en 12e eeuw omdijkt. Aan het begin van de 13e eeuw
is de dijkring gesloten. Nog altijd vormt de Westfriese
Omringdijk de markante begrenzing van het oude
zeekleigebied.
Nadien is het veen, door klink en oxidatie, weer ver-
dwenen waardoor het onderliggende landschap weer
aan de oppervlakte kwam. De voormalige kreken
laten zich nu herkennen als relatief hoog gelegen
stroomruggen. De voormalige wadvlakten vormen
nu de laag gelegen en overwegend open kommen.
Met het inklinken, of zelfs verdwijnen, van het veen
kwamen ook de oude huisterpen weer aan de opper-
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn40
Oude zeekleilandschap van West-Friesland
(archief Bosch Slabbers)
Kennemerland: strandvlakte
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 41
vlakte. Doordat het gebied is ontgonnen als veenge-
bied, kent het ook de ruimtelijke karakteristieken van
een veengebied, met langgerekte lintdorpen, een
regelmatige, opstrekkende verkaveling en veel sloten,
vaarten en tochten om het water af te voeren/op te
slaan. Door herverkaveling is de oorspronkelijke struc-
tuur van het landschap plaatselijk ingrijpend veran-
derd en is een veel grootschaliger structuur ontstaan.
3.2.8 Veenpolderlandschap
De veenpolders bestaan uit onvergraven veen dat
overwegend in gebruik is als grasland. De veenge-
bieden kennen een vlakke ligging en een zeer open
karakter. Hierbinnen vormen de lange bebouwing-
slinten belangrijke ruimtevormende elementen.
De ontginningswijze van de veengebieden wordt
veelal gekenmerkt door een lange ontginningsas
langs een natuurlijk of gegraven water langs een
weg. Loodrecht op de ontginningsas zijn evenwijdig
sloten gegraven, waarmee een strookvormig ver-
kavelingspatroon is ontstaan. De bewoning en
bebouwing is gesitueerd langs de ontginningsas,
waardoor langgerekte streekdorpen zijn ontstaan.
Veel huizen zijn gebouwd van hout. Klei was weinig
voorhanden en hout verzakte minder snel op de
drassige bodem dan steen.
Op deze algemene ontginningswijze zijn talrijke vari-
anten. Het verkavelingspatroon varieert van zeer regel-
matig tot zeer onregelmatig terwijl meestal ook is inge-
speeld op specifieke omstandigheden ter plaatse, zoals
de aanwezigheid van veenstromen en meren. Daarbij
is er onderscheid in de mate van waterrijkdom.
De meeste veenpolders zijn aanvankelijk ingericht als
vaarpolders, waarbij de landbouwgronden alleen
over het water bereikbaar waren. Na een ingrijpende
herinrichting zijn vrijwel alle gronden over de weg
ontsloten. In Waterland komen nog waterrijke vaar-
polders voor. Dit vormen de meest water- en natuur-
rijke veengebieden met een deels gave historische
verkaveling en open karakter.
3.2.9 Veenrivierenlandschap
Landschap als het veenpolderlandschap, maar door-
sneden door veenrivieren.
Langs deze veenrivieren zijn meer zandige oever-
wallen afgezet. Aangrenzend liggen kommen met
klei- en veengronden. De kommen manifesteren zich
nog altijd als open grasland, de smalle oeverwallen
zijn sterk verdicht. De veenrivieren vormen lange tijd
de belangrijke vervoersaders. Van oudsher hebben de
meeste ontwikkelingen zich op de zandige oevers
geconcentreerd. Door de goede bereikbaarheid,
grondslag en de nabijheid van Amsterdam hebben
zich langs deze rivieren landgoederen ontwikkeld die
bijvoorbeeld de Amstel en de Vecht een bijzondere
allure geven. De Vecht maakt deel uit van de Nieuwe
Hollandse Waterlinie. Langs de rivier liggen diverse
forten die de droge ‘accessen’ vanuit het Gooi
moesten verdedigen. Aan de veenrivieren hebben
zich steden en plaatsen ontwikkeld als Amsterdam,
Abcoude, Ouderkerk aan de Amstel, Weesp en Muiden.
3.2.10 Zee
Noord-Holland wordt aan drie zijden door zee
omgeven:
n De weidse Noordzee, tevens belangrijke schakel
in de internationale vogeltrek.
n De dynamische Waddenzee, tevens kraamkamer
van tal van waterdieren en foerageergebied voor
tal van vogels, rustplaats in de vogeltrek.
n De voormalige Zuiderzee, van zee getransfor-
meerd tot binnenmeer en het grootste zoetwater-
bekken van Nederland.
De zee vormt één van de meest identiteitsbepalende
landschapstypen van Noord-Holland.
3.2.11 Kernen
De weergegeven kernen zijn vooral de grotere steden
en dienen ter oriëntatie. Het ligt als een patroon over
de onderliggende landschapstypen, soms subtiel
ingeweven, maar veelal met een nieuwe structuur het
onderliggende landschap dominerend. De abiotische
ondergrond en de natuurlijke processen zijn aange-
past aan het stedelijke grondgebruik en het gebied
kent zijn eigen dynamiek.
3.3 Regio’s
Onder regio’s worden gebieden begrepen met een
ruimtelijke en/of historische samenhang en verbonden-
heid. Een regio omvat één of meerdere land-
schapstypen. Bij de indeling van de regio’s is zoveel
mogelijk aangesloten op de indeling zoals die is
gehanteerd bij de Cultuurhistorische Waardenkaart
Noord-Holland.
Daarbij is per deelgebied van de CHW-kaart een toe-
lichtend katern verschenen.
Door met de regio’s op deze indeling aan te sluiten
kan, bij de uitwerking van plannen, de benodigde ver-
diepende informatie eenvoudig worden achterhaald.
De regio’s zijn weergegeven op kaart A2, pag. 45.
3.3.1 Texel
Eiland omgeven door Noord- en Waddenzee. In de
luwte van een keileemopduiking (de Hooge Berg) in
zee is een duinenrij gevormd. Deze is met de aanleg
van een zanddijk met een kleinere, meer noordelijk
gelegen eilandkern (Eijerland), verbonden. Vervolgens
zijn de kwelders, die aan de wadzijde zijn opslibd,
ingepolderd (Prins Hendrikpolder, polder Eijerland).
Landschapstypen:
n Keileemopduiking.
n Strand en duinen.
n Aandijkingen.
n Zee.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn42
De vuurtoren van Texel
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 43
3.3.2 Wieringen en Wieringermeer
Deze regio bestaat uit het voormalige Zuiderzee-
eiland Wieringen en de polder Wieringermeer.
Wieringen vormde een keileemopduiking in de
Zuiderzee. Met de drooglegging van het Wieringer-
meer, de eerste Zuiderzeepolder, is het eiland bij het
vasteland gevoegd.
Landschapstypen:
n Keileemopduiking.
n Aandijkingen.
3.3.3 Kop van Noord-Holland
De Kop van Noord-Holland omvat een opeenvol-
gende reeks van planmatige aandijkingen achter een
smalle, kunstmatig gesloten duinenrij (Kustzone,
Zijpe, Polder ’t Koegras, Anna Paulownapolder,
Wieringerwaard).
De kust tot aan het Camperduin bij Schoorl behoort
vanouds tot de Hollandse kustboog. Het Camperduin
vormde het eindpunt van deze nagenoeg gesloten dui-
nenreeks. Vanaf het Camperduin ging de gesloten dui-
nenrij over in een reeks van waddeneilanden.
Callantsoog en Den Helder (Huijsduinen) zijn van oor-
sprong eilanden. Tussen deze eilanden zijn zanddijken
en zeedijken (Hondsbossche zeewering) aangelegd.
De zanddijken hebben inmiddels een meer natuurlijk
aanzien verkregen, in een enkel geval heeft zich voor
de zanddijk een nieuwe duinenrij ontwikkeld, maar
nog altijd wordt het noordelijk deel gevormd door een
smalle en uiterst steile duinenrij, die messcherp over-
gaat in het achterliggend polderland.
Na de aanleg van de zanddijken konden de achter-
gelegen platen (slikken en schorren) worden aan-
gedijkt en ingericht. Deze aandijkingen hebben ieder
hun eigen maat en structuur.
Landschapstypen:
n Strand en duinen.
n Aandijkingen.
3.3.4 West-Friesland
Oud zeekleigebied, waarop veen tot ontwikkeling
was gekomen, begrensd door de markante Westfriese
omringdijk. Met het agrarische gebruik is de oor-
spronkelijke veenlaag, die tot 4 meter dik is geweest,
door inklinking en oxidatie verdwenen, waarna de
oorspronkelijke ondergrond en de oude huisterpen
weer aan de oppervlakte kwamen.
De Omringdijk vormt de samenbindende contour.
Nog altijd liggen de stedelijke kernen hoofdzakelijk
aan de rand van West-Friesland, bij de Omringdijk.
De groei van deze steden is mede te danken aan hun
ligging aan de Omringdijk, waardoor ze relatief goed
met elkaar waren verbonden.
Binnen de regio West-Friesland, een schaalniveau
lager, is sprake van verscheidenheid. Binnen West-
Friesland is in de hoger gelegen kreekruggen, de loop
van voormalige zeearmen nog herkenbaar. De Kromme
Leek herinnert aan de tijd dat dit gebied bedekt was
met veen.
Aanzienlijke delen van West-Friesland zijn in de periode
na de oorlog omgezet van een vaarverkaveling in een
rijverkaveling (Geestmerambacht).
Landschaptypen:
n Oude zeekleipolders.
n Droogmakerijen.
n Aandijkingen.
3.3.5 Noord-Holland midden
De oorsprong van deze regio wordt gevormd door
een dik veenkussen, dat zich heeft gevormd op een
ondergrond van kleiige slikken en schorren.
De meren (Purmeer, Schermeer, Beemster en
Wormeer) zijn opengewaaide veenrivieren, die door
de getijdenwerking en stormvloeden steeds verder
uitwaaiden. De overheersende windrichting is nog
herkenbaar in de richting van de huidige droogma-
kerijen, namelijk zuidwest naar noordoost. Deze zijn
in de zeventiende eeuw drooggemaakt. De veelal
diepe en stelselmatig ingedeelde droogmakerijen
worden omspoeld door waterrijk bovenland.
Droogmakerijen en bovenland kennen een ruimtelijke
samenhang die te typeren is als ‘mal en contramal’.
Landschapstypen:
n Veenpolders.
n Droogmakerijen.
n Oude zeekleipolders (Marken).
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn44
3.3.6 Oude IJ
Dit gebied valt deels samen met het Oer-IJ, het gebied
waar vroeger de binnendelta van de Rijn lag. Deze
binnendelta was al in de IJzertijd dicht bevolkt. Hier
ligt nog steeds een groot aantal archeologisch
waardevolle terreinen. Echter, het Oer-IJ strekt zich
over een groter gebied uit en is als ruimtelijke een-
heid niet meer bepalend.
Het oude IJ vormde een groot binnenmeer direct ach-
ter de kust. Het vormde als het ware een uitloper van
de Zuiderzee naar de kust. Met de aanleg van het
Noordzeekanaal is het oude IJ ingepolderd (1865-
1876). De aanleg van dit kanaal werd gefinancierd
vanuit de opbrengsten van de nieuwe polders.
Met de uitbreidingen van Amsterdam, de aanleg van
snelwegen en spoorlijnen en meer recent de aanleg
van havens is het gebied getransformeerd van open
polders tot een sterk versneden en gefragmenteerd
stadslandschap.
Landschaptypen:
n Droogmakerijen.
n Veenpolders.
n Strandwallen en –vlakten.
3.3.7 Kennemerland
Dit gebied wordt gekenmerkt door een breed duin-
gebied, met daarachter een brede zone van stran-
dwallen en -vlakten, waarbij in de strandvlakten
droogmakerijen zijn ontstaan.
De strandwallen vormen oude duinen, die door ero-
sie, afzanding en occupatie sterk zijn afgevlakt. De
huidige ‘jonge’ duinen vormen de primaire zeewering.
De parallelle ordening van hoger gelegen, zandige
strandwallen, van elkaar gescheiden door lage, natte
venige strandvlakten is nog in het landschap herken-
baar. Niet alle wallen lopen parallel aan de kust. Bij
Bergen is sprake van haakwallen, wallen die haaks op
de kust door een vroegere zeearm ontstaan zijn.
De beschutte ligging ten opzichte van zee en wind en
de aanwezigheid van een stevige, zandige onder-
grond maakt de binnenduinrand van oudsher tot een
Haarlemmermeerpolder
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 45
geliefde vestigingsplaats. Langs grote delen van de
binnenduinrand zijn eerst kastelen/versterkte hui-
zen, later landgoederen en buitenplaatsen en weer
later grote villagebieden tot ontwikkeling gekomen.
In de duinzoom werd zand gewonnen, voornamelijk
voor woningbouw op minder geschikte grondslag.
De zanderijvaarten vormen nog altijd kenmerkende
structuren.
Landschapstypen:
n Strand en duinen.
n Strandwallen en -vlakten.
n Droogmakerijen.
3.3.8 Jonge droogmakerijen
Nagenoeg geheel in de 19e eeuw drooggemalen
binnenwater. Omvangrijke ontwikkelingen in het
kader van (internationale) handel en verkeer bepalen
in belangrijke mate het beeld. Binnen deze regio is
vooral het stedelijk netwerk beeldbepalend en stu-
rend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Van de histo-
rische landschapsstructuur zijn nog wel elementen
en patronen herkenbaar. De ringvaart van de
Haarlemmermeer is een belangrijk structurerend ele-
ment. De continuïteit van de ringvaart en het contrast
tussen de droogmakerij en het omliggende oude land
zijn belangrijke kenmerken. Verder is het orthogonale
verkavelingspatroon nog duidelijk zichtbaar, deels
ook in de verstedelijkte gebieden.
Tot slot vormt de Stelling van Amsterdam, met for-
ten met elkaar verbonden door de Geniedijk, een bij-
zonder element. De diagonale ligging vormt een mar-
kante afwijking van de strikte ordening.
Landschapstypen:
n Droogmakerijen.
n Veenpolders.
3.3.9 Stromenland, tussen Vecht en
Amstel
Landschap ontstaan als veenkussens, omgeven door
veenrivieren. Op de zandige oevers van deze veen-
rivieren ligt de oorsprong van veel kernen. Aan de
oevers van deze rivieren liggen landgoederen en
buitenplaatsen. Als vervoersader en vestigingsplaats
vormen deze rivieren de ruggengraat in een veelal
open landschap.
Landschaptype:
n Veenrivierenlandschap.
3.3.10 Gooi en plassen
Het Gooi ligt op een stuwwal vanwaar de wegzijging
als kwel omhoog komt in de lager gelegen plassen-
reeks. Op de overgang tussen nat en droog hebben
zich landgoederen ontwikkeld. De stuwwal,
bestaande uit zand, grind en keileem, is in de saale-
ijstijd (ca 100.000 v. Chr.) ontstaan. Na de laatste ijstijd
heeft zich aan de voet van de stuwwal een laagveen-
moeras ontwikkeld. Door kweldruk en turfwinning
zijn hierin plassen ontstaan.
Landschapstypen:
n Gooise Stuwwal.
n Veenpolders.
n Droogmakerijen.
3.3.11 Zee
Noordzee en Waddenzee vormen eindeloze water-
vlakten waar de elementen vrij spel hebben. De
getijdendynamiek, erosie en sedimentatie en wind-
werking zijn nog steeds als landschapsvormende fac-
toren werkzaam en ervaarbaar, waardoor dit land-
schapstype bij uitstek als natuurlandschap ervaren
wordt.
Het IJsselmeergebied bestaat uit verschillende water-
compartimenten: het IJsselmeer, het Markermeer
(inclusief Gouwzee en IJmeer), het Gooimeer en de
overige randmeren.
De Afsluitdijk en de Houtribdijk zijn belangrijke
waterkeringen en markante elementen in dit zee-
landschap. De grens met het land wordt gevormd
door de oude zeedijk, die nog steeds een water-
kerende functie heeft. Aan de dijk liggen oude
vissersdorpen en handelsstadjes, als kralen aan een
snoer.
1. Prioritaire provinciale aandachtsgebieden(Bron: Cultuurhistorische regioprofielen, Provincie Noord-Holland 2003)
B Provinciaal beleid
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn46
Deze kaart is een verduidelijking van de tekst,de tekst is leidend.
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 47
3.4 Prioritaire provincialeaandachtsgebieden
In 2.3 is aangegeven dat het behoud, versterken en
ontwikkelen van de leesbaarheid van het landschap
een belangrijk uitgangspunt is. Dit is één van de
mogelijkheden om concreet uitwerking te geven aan
de centrale doelstelling ‘behoud door ontwikkeling’.
Vanuit de waterstaatkundige geschiedenis, de ont-
ginnings- en bewoningsgeschiedenis, de industriali-
satiegeschiedenis en de militair-strategische geschie-
denis is een tiental prioritaire aandachtsgebieden
geselecteerd.
In de Cultuurhistorische Regioprofielen waren deze
gebieden cultuurhistorische basisstructuren genoemd.
In deze gebieden is de cultuurhistorische betekenis
dermate zwaarwegend dat actief wordt gestreefd
naar het versterken van de cultuurhistorische com-
ponent.
Dit betreft de volgende tien gebieden:
1 Texel, pleistocene deel.
2 Wieringermeer.
3 Westfriese Omringdijk.
4 Groetpolder, De Gouw.
5 Schermer-Beemster-Eilandspolder, Starnmeer en
Kamerhop.
6 Belvederegebied Waterland (veenweiden met de
daarbinnen gelegen kleine droogmakerijen plus
Marken).
7 Oer-IJ-gebied.
8 Stelling van Amsterdam.
9 Noordzeekanaal, spoorlijn Amsterdam-Haarlem
en Zaanmond.
10 Kennemerzoom.
De prioritaire provinciale aandachtsgebieden zijn
weergegeven op kaart B1, pag. 46.
Bij de aandachtsgebieden 4, 6, 7, 8 en 9 heeft de
Provincie zelf het voornemen om projecten te initiëren
waarbij de cultuurhistorie een belangrijke rol speelt.
Bij de projecten 1, 2, 3, 5 en 10 wil de Provincie deel-
nemen aan projecten met een belangrijke cultuur-
historische component, geïnitieerd door derden.
Hieronder wordt de beleidsopgave voor de priori-
taire provinciale aandachtsgebieden toegelicht. Bij de
behandeling van de regio’s (H4) wordt onder de
betreffende regio’s het specifieke beleid verder uit-
gewerkt.
3.4.1 Texel, pleistocene deel
Het pleistocene deel van Texel kent een bewonings-
geschiedenis die teruggaat tot 12.000 voor Christus.
Uit de periode van de bronstijd tot aan de late
middeleeuwen zijn veel sporen van bewoning en
exploitatie bewaard gebleven. Deze geschiedenis is
niet alleen in de bodem bewaard gebleven, ook in het
huidige landschap is nog veel van de toenmalige
structuren herkenbaar zoals de onregelmatige weg-
structuren, oude verkavelingen, tuunwallen en de
ringvormige structuur van Den Burg. Texel heeft een
belangrijke rol gespeeld in de maritieme geschiede-
nis van Noord-Holland. In de 18e eeuw ontwikkelde
het eiland zich tot haven (De Rede van Texel) van de
internationale vloothandel. Het havendorp van
Oudeschild, de Schans bij Oudeschild en de wezen-
putten herinneren aan deze periode.
Getracht moet worden deze waardevolle elementen
te benutten, zodat bezoekers en bewoners van Texel
ook daadwerkelijk kennis van het erfgoed kunnen
nemen. Samen met het internationale project Lancewad
moet worden gewerkt aan het beter tot uitdrukking
laten komen van de cultuurhistorie van Texel en aan
het beter benutten van de recreatief toeristische
mogelijkheden die deze biedt.
3.4.2 Wieringermeer
Dit gebied wordt bewoond vanaf 2600 voor Christus.
Keer op keer werden de bewoners door het wassende
water verdreven, totdat in 1930 het gebied werd
omdijkt en drooggemalen.
Deze polder is geheel op de tekentafel ontworpen.
De identiteit van de polder wordt bepaald door de
cultuurhistorische lijnen in het landschap die nog
‘jong en gaaf’ zijn.
In de bodem van de polder zijn nog elementen en
structuren aanwezig die herinneren aan vroegere
bewoning en de strijd tegen het water.
2. StructuurlijnenB Provinciaal beleid
Deze kaart is een verduidelijking van de tekst,de tekst is leidend.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn48
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 49
3. Provinciaal beschermde gebieden(Bron: Provincie Noord-Holland)
B Provinciaal beleid
Deze kaart is een verduidelijking van de tekst,de tekst is leidend.Archeologisch vooronderzoek is altijd nodig bijplanontwikkeling. Raadpleeg voorafzonderlijke provinciaal beschermde objectende CHW-kaart.
In de toekomst kunnen meer dijken op deprovinciale monumentenlijst geplaatst worden
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn50
3.4.3 Westfriese Omringdijk
De Westfriese Omringdijk is van grote cultuurhisto-
rische waarde. Het is de enige ringdijk in Noord-
Holland die nog vrijwel geheel intact is.
Het beleid van de Provincie Noord-Holland is er op
gericht de dijk zoveel als mogelijk te behouden. De
Westfriese Omringdijk is in zijn geheel een provinciaal
monument en de provinciale monumentenverorde-
ning is op deze dijk van toepassing. Aangezien er
mensen aan de dijk wonen en er verkeer over gaat
moeten af en toe voorzieningen aan de dijk worden
aangebracht. Dit dient op de voor de dijk minst scha-
delijke manier te gebeuren.
3.4.4 Groetpolder en De Gouw
Dit betreft de bescherming van de sporen van vroege
(neolithicum) menselijk aanwezigheid. Deze sporen
(Enkelgrafcultuur, Trechterbekercultuur) zijn zeer
kwetsbaar. Het normale huidige agrarische gebruik
tast dit erfgoed beetje bij beetje aan. De Provincie
Noord-Holland heeft, samen met de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek en het Gewest
Kop van Noord-Holland, een project gestart dat moet
leiden tot een duurzaam behoud van deze vind-
plaatsen.
Doelstelling is om, analoog aan het agrarisch natuur-
beheer, op cultuurhistorisch waardevolle terreinen
tot een op het cultuurbehoud toegesneden agrarisch
beheer te komen.
3.4.5 Schermer, Beemster, Eilandspolder,
Starnmeer en Kamerhop
Het landschap van de Schermer, de Beemster, de
Eilandspolder, Starnmeer en Kamerhop toont de
opeenvolgende stadia van de wijze waarop het land
werd ontgonnen, bedijkt en ingepolderd en hoe men
Zuiderzeedijk
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 51
omging met het alom aanwezige water. De cultuur-
historische waarden zijn hier talrijk en veelzijdig.
In de Eilandspolder en de Polder Mijzen treft men
een staalkaart aan middeleeuwse veenontginningen:
in de westelijke Eilandspolder een onregelmatige
blokverkaveling, in de oostelijke Eilandspolder een
regelmatige strokenverkaveling en in de Polder
Mijzen een onregelmatige strokenverkaveling. Elk
verkavelingspatroon vertelt zijn verhaal in de
geschiedenis van het landschap. In dit landschap
bevinden zich langgerekte lintdorpen met veel
monumenten en andere karakteristieke bebouwing.
De Schermer en de Beemster zijn in de zeventiende
eeuw drooggemalen en met een geometrische preci-
sie ingericht. Hierbij is een fraai contrast ontstaan met
het omliggend ruige veengebied. Rond de
Schermerringdijk staan nog veel molens en zijn
molenplaatsen bewaard gebleven als bijzonder land-
schapselement met in de bodem archeologische spo-
ren. Verborgen en geheimzinnig liggen in de bodem
van het veengebied de resten van verdwenen neder-
zettingen.
In het veenweidegebied staat de landbouw onder
druk. Een ander waterbeheer en een centrale rol voor
natuurontwikkeling leiden tot een veranderend land-
schapsbeeld en bedreigen de archeologische resten.
Cultuurhistorie is bij uitstek het aangrijpingspunt
voor veranderingen in het beheer van het landschap.
De archeologische resten moeten worden veilig-
gesteld door een daarop afgestemd waterpeilbeheer.
De historische verkaveling en de openheid moeten
worden behouden en versterkt. De heldere ruimte-
lijke structuur van de droogmakerijen moet in stand
worden gehouden en waar mogelijk worden ver-
sterkt.
3.4.6 Belvederegebied Waterland
Het prachtige open landschap van Waterland met
zijn verkavelingspatroon, dijken, waterlopen en
karakteristieke lintdorpen met hun historische
bebouwing, toont een gaaf en samenhangend beeld
van de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis.
Het landschap van Waterland is het toppunt van een
cultuurlandschap, door boeren gebouwd. Het gebied
is onderdeel van het nationaal landschap Laag
Holland. De samenwerkende partijen, waaronder de
Provincie, streven naar behoud en versterking van
het cultuurhistorische (ook archeologische) waarde-
volle landschap. Het open en groene karakter is zeer
kenmerkend.
3.4.7 Oer-IJ-gebied
In het Oer-IJ-gebied ligt een aantal archeologisch
waardevolle terreinen. De meeste daarvan dateren
uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de vroege
middeleeuwen en bevatten bewoningsrestanten van
de Friese stammen die het kustgebied tussen de
Oude Rijn en noordelijk Duitsland bevolkten.
Veel nederzettingen zijn of worden bedreigd, onder
meer door agrarische grondbewerking. Evenals in de
Groetpolder is de Provincie in dit gebied een project
voor behoud en beheer van archeologische vind-
plaatsen gestart en wordt gezocht naar vormen van
agrarisch cultuurbeheer.
3.4.8 Stelling van Amsterdam
Om Amsterdam te beschermen tegen mogelijke aan-
vallen werd in de periode tussen 1874 en 1920 een
nieuwe verdedigingslinie rondom de stad aangelegd:
de Stelling van Amsterdam. Deze bestaat uit een
grote kring van forten, batterijen, verbindende dijken,
inundatiegebieden en andere militaire werken
rondom de hoofdstad.
De Stelling is de opvolger van een oudere kring van
forten (de Oude Stelling) die niet meer aan de mili-
taire eisen van de 19e eeuw voldeed.
Op 4 juli 2005 hebben Provinciale Staten het gebieds-
programma Stelling van Amsterdam vastgesteld. Het
gebiedsprogramma is een uitwerking van het Streekplan
Noord-Holland Zuid waarin de Stelling van Amsterdam
als een van de negen prioritaire projecten voor de
komende jaren is benoemd. In het gebiedsprogramma
wordt het beleid voor de Stelling van Amsterdam
omschreven evenals de beoogde uitvoering.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn52
Het gebiedsprogramma geeft aan dat de Provincie
Noord-Holland de Stellingzone als ruimtelijke eenheid
wil behouden en wil ontwikkelen tot een aantrekke-
lijke pleisterplaats voor de stad. De strategie is daarbij
gericht op versterking van de cultuurhistorische patro-
nen en objecten door een (bescheiden) toevoeging van
nieuwe functies en landschapselementen. Ook klein-
schalige stedelijke functies, zoals maatschappelijke en
culturele voorzieningen en woon/ werkmilieus in zeer
lage dichtheden, kunnen hierbinnen een plek krijgen.
In de hele Stellingzone is in principe ruimte voor 2.000
hectare (natte) natuur, 250 hectare nieuwe boszones en
150 hectare stedelijk programma.
Voor de Stellingzone geldt in principe het beleid voor
de Belvederegebieden (Nota Belvedere, 1999):
behoud door ontwikkeling. Daarnaast gelden twee
op de Stellingzone toegesneden beleidslijnen:
1 Behoud van de ruimtelijke samenhang tussen de
verschillende (deels beschermde) onderdelen:
hoofdverdedigingslijn, fortterreinen, kringen-
wetboerderijen, inundatiewerken en delen van de
inundatiegebieden).
2 Versterken van de herkenbaarheid en de gebruiks-
waarden van het monument, zoals:
n Een blauwgroene inrichting als accentuering
van hoofdverdedigingslijn en accessen.
n Verbetering van bestaande en aanleg van
nieuwe recreatieve routes.
n Herbestemmen forten en bijgebouwen die bij-
dragen aan publieke toegankelijkheid.
1) Een veldeenheid is een beoogde kleine ruimtelijke toevoeging op het
snijvlak van een schootsveld rondom een fort waarmee de schootsvelden
kunnen worden gemarkeerd. Zo’n veldeenheid kan bijvoorbeeld een rode
bestemming krijgen. Te denken valt hierbij aan een toeristische functie als
een verblijfsruimte of bijvoorbeeld een camping.
De Geniedijk bij fort Aalsmeer
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 53
n Nieuwe – veelal rode – bestemmingen op
nieuw aan te leggen veldeenheden1).
n Activiteiten in het kader van verbrede land-
bouw.
Naast het Streekplan Noord-Holland Zuid zijn voor
de Stelling van Amsterdam twee andere Streek-
plannen relevant: het Ontwikkelingsbeeld Noord-
Holland Noord (zeer beperkt) en het Streekplan
Utrecht. In totaal zijn er binnen de Stelling van
Amsterdam circa 110 vigerende bestemmingsplan-
nen, waarvan circa 80 binnen de provincie Noord-
Holland en ruim 30 op het grondgebied van de pro-
vincie Utrecht.
3.4.9 Kanaalzone
De kanaalzone kent drie parallelle vervoersassen, alle
georiënteerd op Amsterdam: het Noordzeekanaal
(1876), de spoorlijn Amsterdam-Haarlem (1839) en de
Trekvaart (1652). Deze trekvaart en spoorlijn zijn in
Nederland de oudste in hun soort. Het Noordzee-
kanaal, met de doorsnijding van de duinenrij, de aan-
leg van de sluizen, de drooglegging van het IJ en de
bijbehorende verdedigingswerken van de Stelling
van Amsterdam vormen een structuur waaraan de
industrialisatiegeschiedenis van Noord-Holland
prachtig is af te lezen.
Het Noordzeekanaal en de spoorlijn zijn dynamische
vervoersassen die permanent nieuwe investeringen
aantrekken. De historische investeringen horen,
samen met de vervoersassen waarlangs ze zijn
gedaan, tot het industrieel erfgoed. Dit erfgoed ver-
haalt over het werk van onze voorouders en draagt
bij aan de identiteit en daarmee aan de leefbaarheid
van het gebied.
Kern van de culturele verbindingszone Noordzee-
kanaalgebied is het hergebruiken en toeristisch recre-
atief ontsluiten van in onbruik geraakte industrieel
erfgoedcomplexen langs het Noordzeekanaal, de
Zaan en de spoorlijn Amsterdam-Haarlem.
Binnen de Noordzeekanaalzone zijn acht industriële
erfgoedcomplexen benoemd die voor herbestem-
ming in aanmerking komen. (zie kaart B1, pag. 46)
3.4.10 Kennemerzoom
De Kennemerzoom is een in Nederland uniek land-
schap dat zich kenmerkt door de hoge kwaliteit van
de architectuur en de aantrekkelijkheid van het land-
schap in de kuststreek. De villaparken, buitenplaatsen
en zorgcomplexen in het groen, afgewisseld met
open weilanden, bepalen het aanzicht van dit groene
weeldelandschap. Bebouwing en bebossing liggen
vanouds op de strandwallen, terwijl de strandvlakten
lange tijd onbebouwd zijn gebleven en dit deels nog zijn.
Naast de noord-zuid verlopende structuren, bepaald
door de verschillen in de ondergrond, zijn de oost-
west verlopende vaarten en wegen kenmerkend voor
dit gebied. Het mozaïek van het landschap heeft een
kenmerkende maat die bepalend is voor de identiteit
van deze regio. In de bodem van de strandwallen lig-
gen archeologische vindplaatsen die getuigen van
vroege bewoning.
De Kennemerzoom is een hoogwaardig landschap
waarin geen grootschalig bouwprogramma past.
De ruimtelijke kwaliteit moet worden versterkt door
in kleinschalige plannen ruim aandacht te geven aan
vormgeving van architectuur, stedenbouw en land-
schapsarchitectuur.
3.5 Structuurlijnen
In het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie neemt het begrip ‘structuur’ een centrale
plaats in. Van Dale omschrijft het begrip ‘structuur’
als ‘de wijze van opbouw van een samengesteld
geheel’. Het begrip structuur speelt zich af op ver-
schillende schaalniveaus:
n Een gebied is een geheel samengesteld uit steden,
lintdorpen, wegen, waterlopen, dijken, verkave-
lingen en beplantingen.
n Een lintdorp is een geheel dat is samengesteld uit
een weg met bermen, een wetering en gebouwen.
n Een gebouw is een geheel dat is samengesteld uit
muren, ramen en een dak.
n Een raam is samengesteld uit een kozijn, roeden
en beslag.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn54
Naarmate men verder inzoomt op een structuur ziet
men meer details.
Het provinciaal beleid richt zich met name op het
behoud en de ontwikkeling van de grotere structuren,
maar verwacht van gemeenten en andere betrokkenen
dat zij bij de uitwerking van het beleid dusdanig op
deelgebieden inzoomen dat daarbij ook de aandacht
voor de details ruimschoots aan bod komt. Want het
zijn de details die de rijkdom van het landschap
bepalen, die het landschap extra interessant maken,
die vaak de anekdotes achter het landschap onthullen.
De structuurlijnen zijn weergegeven op kaart B2,
pag. 48. Deze kaart geeft de grotere structuurlijnen
weer. Alle structuurlijnen die benoemd zijn in de
‘cultuurhistorische regioprofielen’ zijn hierin opge-
nomen. Deze zijn aangevuld met structuurlijnen die
volgen uit het landschapsbeleid. Vrijwel altijd wer-
den deze lijnen in de cultuurhistorische regioprofielen
al in meer algemene zin beschreven.
Deze lijnen vormen de ruggengraat van het land-
schap van Noord-Holland.
Met de nieuwe ontwikkelingen moeten deze
structuurlijnen tenminste worden behouden en bij
voorkeur worden versterkt. Door met de nieuwe ont-
wikkelingen aan te sluiten op de historische structuur-
lijnen krijgen deze een hernieuwde betekenis en
daarmee een vernieuwde zeggingskracht. De beleids-
regels ten aanzien van de structuurlijnen zijn uit-
gewerkt in hoofdstuk 4.
3.6 Provinciaal beschermdegebieden
De Provincie Noord-Holland heeft een aantal dorps-
gezichten en dijken een provinciaal beschermde
status gegeven. Zij zijn opgenomen op kaart B3,
pag. 49. Het gaat hierbij om:
Bij fort De Kwakel (Stelling van Amsterdam)
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 55
Beschermde dorpsgezichten:
n Barsingerhorn.
Provinciaal archeologische beschermde monumenten:
n Kronenburg.
De dijken:
n Wierdijk.
n Westfriese Omringdijk.
n Noorder IJ- en Zeedijken.
In de toekomst kan nog een aantal dijken op de
provinciale monumentenlijst geplaatst worden.
3.7 Rijksbeschermde gezichten
Naast de provinciaal beschermde gezichten is er nog
een groot aantal rijksbeschermde gezichten. Deze
staan op informatie kaart C1 (pag. 56). Het zijn aan-
gewezen beschermde stads- of dorpsgezichten of
stads- en dorpsgezichten die op de nominatie staan
om dat te worden, bijvoorbeeld: historische kernen,
villaparken, stadswijken, landgoederen en buiten-
plaatsen. De beschermde stads- en dorpsgezichten
staan per regio afzonderlijk benoemd in hoofdstuk vier.
De rijksbeschermde archeologische gebieden staan
niet op deze kaart. Raadpleeg voor informatie de
CHW-kaart Noord-Holland of neem contact op met
de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder-
zoek. Daarnaast dient bij planvorming altijd vooraf
archeologisch vooronderzoek verricht te worden,
omdat veel archeologische locaties nog onbekend zijn
en dus nog niet in kaart gebracht zijn.
3.8 UNESCO, Belvedere ennationale landschappen
Op een tweetal kaarten zijn gebieden aangegeven die
vanuit mondiaal, nationaal en/of provinciaal per-
spectief extra bescherming behoeven.
Deze gebieden zijn:
n Opgenomen op de UNESCO Werelderfgoedlijst,
dan wel in behandeling om op deze lijst te worden
geplaatst.
n Aangeduid als Belvederegebied.
n Nationale landschappen.
3.8.1 UNESCO Werelderfgoedlijst
Op de UNESCO Werelderfgoedlijst zijn elementen,
structuren en gebieden opgenomen die vanwege hun
archeologische en/of cultuurhistorische waarde van
mondiale betekenis zijn en die vanuit dat perspectief
extra bescherming behoeven.
In Noord-Holland zijn de volgende gebieden door de
UNESCO geplaatst op de Werelderfgoedlijst dan wel
op de voorlopige Werelderfgoedlijst:
1 De westelijke Waddenzee (voorlopige lijst).
2 De Gouw- en Groetpolder (voorlopige lijst).
3 Droogmakerij de Beemster.
4 Stelling van Amsterdam.
5 Historisch centrum van Amsterdam (voorlopige
lijst).
6 Nieuwe Hollandse Waterlinie (voorlopige lijst).
7 Complex Zonnestraal in Hilversum (voorlopige
lijst).
Ze staan aangegeven op kaart C2, pag. 57.
3.8.2 Belvederegebieden
Belvederegebieden zijn gebieden die door hun bij-
zondere aardkundige en cultuurhistorische waarden
van nationale betekenis zijn en vanuit dat perspectief
extra inzet behoeven. Ook in deze gebieden is het lei-
dend thema ‘behoud door ontwikkeling’.
In Noord-Holland betreft dit, naast de gebieden die
door de UNESCO op de (voorlopige) Werelderfgoed-
lijst zijn geplaatst, de volgende gebieden:
1 Het pleistocene deel van Texel (de Hooge Berg).
2 De Gouw en Groetpolder, in een bredere omgren-
zing dan het deel dat in behandeling is om te
worden aangemerkt als UNESCO Werelderfgoed.
Dit gebeid loopt door tot in het oostelijk deel van
de Wieringermeer en het centrale deel van West-
Friesland.
3 De Schermer, Eilandpolder, Polder De Zeevang.
4 Waterland.
5 Bergen-Egmond-Schoorl.
6 Zuid-Kennemerland.
7 Vecht- en Plassengebied.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn56
1. Rijksbeschermde gezichten(Bron: Provincie Noord-Holland)
InformatiekaartC
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 57
2. UNESCO- en Belvederegebieden(Bron: Nota Belvedere, bijlage: gebieden 1999)
C Informatiekaart
3. Nationale landschappen(Bron: www2.vrom.nl/notaruimte)
C Informatiekaart
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn58
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 59
3.8.3 Nationale landschappen
Nationale landschappen zijn gebieden met inter-
nationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwali-
teiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en
natuurlijk gebied. Het gaat hierbij in Noord-Holland
om:
n Laag Holland.
n Het Groene Hart.
n De Stelling van Amsterdam.
n De Nieuwe Hollandse Waterlinie.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn60
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 61
Beleid per regio4n
n
n
n
n
Dit hoofdstuk legt per regio het provinciale beleid inzake landschap en cultuurhistorie
vast. Binnen de beschrijving per regio wordt aangehaakt op de indeling in
landschapstypen. Eerst wordt het beleid uiteengezet voor de regio als geheel.
Vervolgens wordt per landschapstype puntsgewijs benoemd waar het cultuurhistorie-
en landschapsbeleid zich specifiek op richt.
4.1 Texel
4.1.1 Regio
Texel is, anders dan Wieringen, Schokland of
Marken, een echt Waddeneiland. Het verschil is dat
Texel strandwallen, duinen en strand kent.
De hoge gronden van de Hooge Berg waren al zeer
vroeg (12.000 voor Christus) bewoond. Later ging
men ook de kwelders, die in de luwte achter de duinen
ontstonden, bewonen. Deze vormden voedselrijke
gronden. Op de hogere platen werden akkers en wei-
landen ingericht. De getijdengeulen maakten dat
men zich relatief eenvoudig over het water kon ver-
plaatsen.
Op deze lage gronden beschermde men zich tegen
het water door het opwerpen van terpen. Hiermee
was alleen de bewoningsplaats tegen het wassende
water beschermd. Later legde men dijken aan, waar-
mee ook het land tegen het water werd beschermd.
De Waal- en Burgerdijk is hiervan een voorbeeld.
De keileemopduiking van het Hooge Land wordt
gekenmerkt door reliëf, een grillige wegenstructuur en
de onregelmatige blokverkaveling, waarbij de kavels
zijn afgezet door aarden dijken. Deze dijken, opge-
trokken uit graszoden, waren bedoeld om de schapen
binnen te houden. Dit tuunwallenlandschap is uniek
voor Nederland. Karakteristiek zijn voorts de scha-
penboeten. Later werd land gewonnen door hoog
opgeslibde kwelders te bedijken. Tussen het oude
Texel en het waddeneiland Eijerland legde men een
zanddijk aan, waarna de oostelijk daarvan gelegen
kwelder kon worden ingepolderd (de Eijerlandse pol-
der). Ook de Prins Hendrikpolder vormt een voor-
beeld van een late aandijking. Deze aandijkingen heb-
ben een grootschalig, open karakter en zijn regelmatig
ingedeeld. In de Polder Eijerland vormen de grillige
inbraakkreken een sterk contrast tot de bijna orthogo-
nale basisstructuur van de polder. Den Burg ligt in het
hart van het Hooge Land en kent een radiale structuur.
De overige dorpen liggen aan de rand van het Hooge
land of aan de voet van de duinen. Deze dorpen hebben
van oorsprong een lineaire structuur, met een sterk indi-
viduele bebouwing aan een doorgaande hoofdweg.
Texel ontwikkelde zich tot een belangrijke haven in
de handel op de Oost.
Hier werden de schepen van de VOC bevoorraad en
van hoogwaardig drinkwater voorzien. De wezen-
putten herinneren hier aan. De landgoedboerderij
Brakenburg vormt een herinnering aan de rijkdom
die de handel op de Oost het eiland heeft gebracht.
In de 80 jarige oorlog (1568-1648) zijn er, om de drei-
ging van de Spaanse vloot af te weren, verdedi-
gingswerken gebouwd, als de Oude Schans.
In de na-oorlogse periode is met name de kern Den
Burg sterk gegroeid en heeft de recreatieontwikkeling
een grote vlucht genomen. Met name in de duin-
zoom en bij De Koog zijn grote verblijfsrecreatie-
complexen ontwikkeld.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn62
4.1.a De slufter: doorbreking van de zanddijk
(archief Bosch Slabbers)
4.1.b Systeem van kreken en drooggevallen gronden
(archief Bosch Slabbers)
4.1.c Overgang zanddijk naar Polder Eijerland
(archief Bosch Slabbers)
4.1.d Natuurontwikkeling bij Den Hoorn
(archief Bosch Slabbers)
4.1.a
4.1.c
4.1.d
4.1.b
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 63
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Het is van belang dat de landschappelijke en cultuur-
historische variatie behouden blijft. Dat betekent dat
het landschappelijk onderscheid tussen het keileem-
landschap, de jonge duinen en de aandijkingen
behouden moet blijven en verder worden ontwik-
keld. Met beplantingen kan het contrast tussen het
keileemgebied en de aangrenzende meer open land-
schappen worden versterkt.
Voor het behoud en de ontwikkeling van de lees-
baarheid is het van belang dat de waterstaatkundige
geschiedenis herkenbaar blijft. Deze komt met name
tot uiting in het systeem van dijken.
Voor de leesbaarheid van de ontginnings- en
bewoningsgeschiedenis is het behoud en ontwikke-
ling van de tuunwallen, schapenboeten en kenmer-
kende dorpsstructuren van belang. Een deel van de
bewoningsgeschiedenis heeft een sterk maritiem
karakter. Elementen die hieraan herinneren, als de
Rede van Texel, de Wezenputten en de scheeps-
wrakken in de Texelstroom dienen zo goed mogelijk
behouden te blijven en te worden versterkt.
De militair strategische geschiedenis is met name
afleesbaar in de aanwezigheid van de Schans. Deze
dient, met inbegrip van haar schansbiotoop (linies,
schootsvelden), behouden te blijven.
4.1.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Binnen de regio Texel is het cultuurhistorisch- en
landschapsbeleid beschreven voor de landschaps-
typen:
n Jonge duinlandschap.
n Keileemlandschap.
n Aandijkingenlandschap.
Jonge duinlandschap
Behouden
n Behouden en herstellen van de dynamiek in de
duinzone (natuurlijke aangroei de Hors/Onrust-
plaat), bescherming van het sluftersysteem.
De Slufter is een voor Nederland uniek natuur-
gebied. Het is de enige natuurlijke slufter (gebied
waarbij de zee bij hoog water tot achter de pri-
maire zeewering/eerste duinenrij kan komen,
waarmee het gebied direct achter de primaire zee-
wering onder invloed van de getijden staat).
n De verscheidenheid aan overgangen duin-polder.
n De zanddijk bij de Slufter. Bijzonder aan Texel is
dat er zowel sprake is van een geleidelijke over-
gang duinen-polder als van een messcherpe over-
gang duin-polder. Deze verscheidenheid is zowel
ruimtelijk als vanuit natuur en cultuurhistorie
interessant. De scherpe overgang valt samen met
de aangelegde zanddijk. Als zodanig maakt deze
de basisopbouw van Texel (twee eilandkernen
door een zanddijk met elkaar verbonden) zicht-
baar.
Ontwikkelen
n Natuurontwikkeling in de binnenduinrandzone.
Door natuurontwikkeling en herstel van het
watersysteem kan de kenmerkende landschap-
pelijke zonering en ecologische gradiënt van de
duinen via de binnenduinrand naar het achter-
liggend polderland worden versterkt.
n Inpassen van de verblijfsrecreatieve ontwikkeling
die zich met name in de binnenduinrand heeft
ontwikkeld.
Polder Eijerland
(archief Bosch Slabbers)
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn64
4.1.e Het Tuunwallenlandschap
(archief Bosch Slabbers)
4.1.f De Kerk van Den Hoorn
(archief Bosch Slabbers)
4.1.g De Schans
(archief Bosch Slabbers)
4.1.h De landgoedboerderij Brakestein
(archief Bosch Slabbers)
4.1.i Wezenputten
(archief Bosch Slabbers)
4.1.e
4.1.g
4.1.h 4.1.i
4.1.f
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 65
Keileemlandschap (de Hooge Berg)
Behouden
n Het glooiende karakter en de relatieve kleinschalig-
heid. Nivellering van het reliëfrijke karakter moet
worden voorkomen.
n Het ‘tuunwallenlandschap’ met schapenboeten.
Het tuunwallenlandschap van de Hooge Berg is
uniek. De onregelmatige blokverkaveling waar-
bij kavels worden afgezoomd met steile gras-
dijken verschaft het tuunwallenlandschap haar
kenmerkende mozaïek.
n De Schans, en haar biotoop, met bijbehorende
werken.
n Rijksbeschermde dorpsgezichten (Oosterend en
Den Hoorn).
n Behoud door herstel en beheer van middel-
eeuwse nederzettingstructuren, buurtschappen
en terpdorpen De Koog, Den Burg, De Waal,
Oudeschild.
Zie voor analyses van nederzettingsstructuren
onder andere ‘Identiteit Noord-Holland Noord’.
n Drinkputten, eendenkooien en bosjes.
n Bodemarchief op archeologisch waardevolle ter-
reinen. Resten vanaf het paleolithicum.
Versterken
n Met beplanting kan het contrast tussen het kei-
leemgebied en de aangrenzende landschappen
worden versterkt.
n Versterken door herstel en beter zichtbaar en her-
kenbaar maken van de Rede van Texel, met inbe-
grip van de landgoedboerderij Brakestein en de
Wezenputten.
n Versterken door herstel en beter zichtbaar en her-
kenbaar maken van de ‘Batterij Den Hoorn’,
onderdeel van de Stelling van Den Helder.
n Structuren uit de VOC tijd benutten door ze bij-
voorbeeld recreatief te gebruiken.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
Aandijkingenlandschap (Polder
Eijerland en Prins Hendrikpolder)
Behouden
n De openheid.
n De stelselmatige/orthogonale (Polder Eijerland)
indeling.
De welhaast orthogonale indeling van Polder
Eijerland is bijzonder. Deze doet sterk denken aan
de indeling van de renaissancepolder De Beemster,
maar is van veel recenter datum.
n Het onderscheid in maat, schaal, sfeer en grond-
gebruik tussen de 16e eeuwse polder Waal en
Burg en de negentiende eeuwse polder Eijerland.
n Oude dijkstructuren als de Waal en Burgerdijk.
Ontwikkelen
n Ruimte voor de ontwikkeling van brakwater-
milieus achter de Waddijk.
n Ontwikkeling van de grillige kreken (Molenkil,
Buitenzwin, Roggesloot).
Zij vormen een relict van de oude zeegeulen en
voegen aan de regelmatige indeling van de pol-
der een geweldig contrast toe. Dit contrast kan
versterkt worden door natuurontwikkeling of
ruimtelijke ontwikkelingen hierop te enten.
Versterken
• Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuurhisto-
rie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe bebouwing
een bijdrage laten vormen aan de cultuurhistorische
identiteit van de locatie.
Zee
Behouden
n Het Scheepswrakkenterrein in de westelijke
Waddenzee.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn66
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 67
4.2 Wieringen en Wieringermeer
4.2.1 Regio
De geschiedenis van de Wieringermeer wordt geken-
merkt door ‘de strijd tegen het water’. Vanaf 2600
voor Christus is het gebied bewoond. De bewoners
werden echter keer op keer door het water verdreven.
In de negende en tiende eeuw na Christus drongen
de Vikingen via de zeearmen regelmatig het gebied
binnen om de bevolking te plunderen. Uit deze
Vikingperiode zijn nog archeologische restanten aan-
wezig.
In de 20e eeuw is de Wieringermeer definitief droog-
gelegd.
Wieringen is meer een Zuiderzee-eiland dan een
Waddeneiland. Het eiland had geen strandwallen,
duinen en strand en is daarmee meer verwant aan de
Zuiderzee-eilanden Urk, Schokland en Marken.
De naam Wieringen komt van het oud-germaanse
‘wir’, hetgeen hoogte betekent. Het oude eiland
bestaat uit keileemheuvels, met daartussen lagere
gebieden; de ‘kogen’. Deze kogen zijn in de loop der
tijd door dijken tegen de opdringende zee
beschermd. Aan de zuidzijde van het voormalige
eiland ligt een kwelderpolder, de in 1846 bedijkte
Waard Nieuwlandpolder.
Kenmerkend voor Wieringen is het voorkomen van
de Wieringer stolpboerderij.
De zuidelijke dijk van Wieringen is deels nog een
Wierdijk. Door de aanwezigheid van het Amstelmeer
is de keileemopduiking vanuit het westen nog als
eiland herkenbaar.
De provinciale weg deelt het eiland in tweeën en
heeft geen verband met overige structuren van het
eiland.
Nabij Den Oever, bij de aansluiting van de
Afsluitdijk, ligt de Stelling van Den Oever. De opslag
van beplanting doet afbreuk aan de herkenbaarheid
van dit militair werk.
De Wieringermeer is onderdeel van de Zuiderzee-
werken. De eerste grote Zuiderzeewerken werden in
Noord-Holland uitgevoerd: de dijk door het
Amsteldiep tussen Wieringen en Van Ewijcksluis, de
drooglegging van de eerste grote Zuiderzeepolder,
de Wieringermeer en de Afsluitdijk tussen Den Oever
en het Friese Zurich (1932). Voor de afwatering van
het overtollige IJsselmeerwater werden bij Den Oever
en bij het Kornwerderzand spuicomplexen gebouwd,
naar ontwerp van Roosenburg.
De Zuiderzeewerken brachten op het eiland
Wieringen veel bedrijvigheid met zich mee. Achter
de dijk bij Vatrop bevond zich het M.U.Z.-park,
woningen van werknemers van de Maatschappij tot
Uitvoering der Zuiderzeewerken. Verder liggen er de
woningen van hoger personeel en villa ‘Waterkeer’,
het tijdelijk onderkomen van ir. Lely tijdens de uit-
voering van de Zuiderzeewerken.
De polder Wieringermeer is een monument op zich.
Het is de eerste polder die in de jaren dertig van de
vorige eeuw (1934) is gewonnen op de Zuiderzee. Bij
de inpoldering is nadrukkelijk de wens op tafel
gelegd ‘landschappelijke kwaliteit’ te realiseren. Deze
kwaliteit zou voortkomen uit een goede verhouding
tussen wegen, dijken, dorpen, water en beplanting.
Anders dan in de klassieke polders is een soort drie-
hoekige webstructuur ontwikkeld, waarbij de hoofd-
assen worden gevormd door monumentale vaarten.
Naar verluidt heeft bij de opzet de oude polder
Wieringerwaard als inspiratie gediend.
Aan de inrichting van de polder hebben grote namen
gewerkt als Granpré Molière en professor J.T.P.
Bijhouwer, en minder bekende namen als Piet Kelder.
Granpré Molière ontwierp het basisplan. Daarbij
werden de dorpen in een soort webstructuur over de
polder verdeeld. Rond het hoofddorp, in het hart van
de polder, was een krans van ‘satelietdorpen’ gedacht.
Deze waren gesitueerd op plaatsen waar wegen,
vaarten en polderafdelingen onder een hoekver-
draaiing samenkomen.
In deze dorpen streefde hij in opzet en vormgeving
naar een eigentijds plattelandsideaal. Hij trok hier-
voor architecten als Berghoef en Wieger Bruin aan.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn68
4.2.a Overgang tussen het eiland Wieringen en de
Wieringermeer (archief Bosch Slabbers)
4.2.b Een van de watergangen in de Wieringermeer (archief Bosch Slabbers)
4.2.c Wegbeplanting(archief Bosch Slabbers)
4.2.d Kavelbeplanting(archief Bosch Slabbers)
4.2.e Wegbeplanting(archief Bosch Slabbers)
4.2.f Den Oeversche Vaart(archief Bosch Slabbers)
4.2.a
4.2.b
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 69
Uiteindelijk zijn naast het hoofddorp maar drie van
de satelietdorpen gerealiseerd.
Granpré Molière was zelf verantwoordelijk voor de
hoofdstructuur van de polder, maar voor het beplan-
tingsplan trok hij de landschapsarchitect J.T.P.
Bijhouwer aan.
Deze ontwierp de beplanting rond de drie dorpen en
de erven. In het noordoosten werd op onrendabele
grond een productiebos (Robbenoordbosch) aan-
gelegd.
In het beeld van de polder waren de zichten op de
dorpen van essentieel belang.
Het was de bedoeling dat men van grote afstand over
de vaarten en wegen de dorpen zag liggen. Daarbij
was ruim aandacht gegeven aan het dorpssilhouet.
Het dorp werd weliswaar door het groen ingekaderd,
maar zeker niet weggeplant.
Deze polder kent een groot contrast tussen besloten-
heid in de kernen en de weidse openheid van de pol-
dereenheden. Daarbij is nadrukkelijk gepoogd deze
openheid wel een eigen maat en schaal mee te geven.
De openheid moest worden teruggebracht tot een
‘voor het oog te bevatten maat’. Deze maat werd
bepaald door beplanting langs wegen en vaarten, de
beplanting bij de dorpen en de beplanting van de
erven. Nog altijd wordt de polder gekenmerkt door
een grote openheid met daarin kloeke massa’s van
bebouwing en erfbeplanting. Deze vormen groene
eilanden in een zee van ruimte.
De Wieringermeer is in opzet een naar binnen
gekeerde polder en representeert een overzichtelijke,
vooroorlogse samenleving.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
De geschiedenis van de regio ‘Wieringen en
Wieringermeer’ wordt voor een belangrijk deel ver-
teld door het verhaal van de strijd tegen het water en
de Zuiderzeewerken. Om dit verhaal leesbaar te houden
en de landschappelijke en cultuurhistorische variatie
te behouden, moet het contrast tussen het voormalig
eiland Wieringen en de aandijkingen, waaronder de
Wieringermeer, behouden blijven en verder worden
ontwikkeld. Het gaat dan om het contrast tussen het
kleinschalige, besloten en reliëfrijke keileemland-
schap en het grootschalige aandijkingenlandschap
waarin het totaalontwerp herkenbaar is. Ontwik-
kelingen in de waterhuishouding kunnen worden
aangegrepen om dit contrast en de variatie in het
landschap, te versterken. Ook met beplantingen kan
het contrast tussen het keileemgebied en de aan-
grenzende meer open landschappen worden ver-
sterkt.
Voor het behoud en de ontwikkeling van de lees-
baarheid is het van belang dat de waterstaatkundige
geschiedenis herkenbaar blijft.
Deze komt met name tot uiting in:
n Het systeem van dijken, van wierdijk tot Afsluit-
dijk.
n De relicten van de bedrijvigheid van de Zuider-
zeewerken, van M.U.Z.-park tot villa ‘Waterkeer’.
Voor de leesbaarheid van de ontginnings- en
bewoningsgeschiedenis is het van belang dat de
herkenbaarheid van Wieringen als eiland wordt
behouden, versterkt en ontwikkeld.
Voor het behoud van de archeologische variatie is het
van belang dat de archeologische restanten uit de
Vikingperiode behouden blijven en dat hun betekenis
wordt versterkt door de aanwezigheid van deze ele-
menten toeristisch- recreatief beter te benutten.
Voor de leesbaarheid van de militair strategische
geschiedenis is het van belang dat de Stelling van
Den Oever behouden blijft door onderhoud en her-
stel van de bouwkundige onderdelen.
Voor het behoud van de historische samenhang is het
van belang dat bij ontwikkelingen rond de provinciale
weg deze ontwikkelingen worden aangegrepen om
de cultuurhistorische samenhang van het omrin-
gende gebied te herstellen en te versterken.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn70
4.2.c
4.2.d
4.2.e
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 71
4.2.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Binnen de regio ‘Wieringen en Wieringermeer’ is het
cultuurhistorisch- en landschapsbeleid beschreven
voor de landschapstypen:
n Keileemlandschap (Wieringen).
n Aandijkingenlandschap (Wieringermeer).
Keileemlandschap
Behouden
n Behouden en versterken van het karakter als
Zuiderzee-eiland.
n Het glooiende karakter en de relatieve kleinscha-
ligheid.
Kenmerkend voor de keileemopduiking is de
kleinschalige en onregelmatige verkaveling. Nabij
Westerland is het landschap door de aanwezig-
heid van wallen en singels meer kleinschalig.
n Waar nodig herstellen van de Wierdijk.
n Behouden en versterken openheid van de
‘kogen’.
n Behoud door onderhoud en herstel, van histori-
sche nederzettingsstructuren van Westerland,
Hippolytushoef, Oosterland, Stroe, Den Oever en
de buurtschappen Vatrop en Belt. Zie voor ana-
lyses van nederzettingsstructuren onder andere
‘Identiteit Noord-Holland Noord’.
n Karakteristieke elementen als Wierschuren, drink-
putten en eendenkooien.
n Wieringer stolpboerderij.
n Het sluizencomplex De Stevinsluizen.
n Stelling van Den Oever door onderhoud en her-
stel van bouwkundige onderdelen.
n Behouden en educatief benutten van de Afsluit-
dijk als scherpe lijn door het water.
n Gemeenelandsweg-Koningsweg.
Versterken
n Archeologische restanten uit de Vikingperiode
door deze recreatief te benutten.
n Terugbrengen voormalige tuunwallen.
n Cultuurhistorische samenhang rond de provinciale
weg versterken bij eventuele ontwikkelingen.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Ontwikkelingen in de waterhuishouding aangrijpen
om het contrast tussen voormalig eiland
Wieringen en de omgeving te versterken.
n Van Wieringen weer een eiland maken, bijvoor-
beeld door de polder Waard Nieuwland onder
water te zetten.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn72
4.2.f
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 73
Aandijkingenlandschap
Behouden
n De cultuurhistorische hoofdstructuur van de
Wieringermeerpolder. Hieronder vallen het
kavelpatroon, de wegen, de waterloopstructuur,
de nederzettingstructuur en de waterstaatkun-
dige werken, waaronder de gemalen Lely en
Leemans.
n De fysieke zelfstandigheid van de bestaande
kernen.
n Kenmerkende boerderijtypen en rode pandek-
king van de boerderijen.
n Erfbeplantingen.
n Joods werkdorp Nieuwe Sluis.
Versterken
n Stimuleren erfbeplantingen.
n Beplanting langs vaarten en wegen, conform de
oorspronkelijke uitgangspunten achter het
beplantingsplan van Bijhouwer.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n De polder leent zich voor diverse ontwikkelingen,
zolang het totaalontwerp als uitgangspunt wordt
gebruikt.
n Inpassing van grootschalige ontwikkelingen door
middel van landschapsbouw.
n Ontwikkelingen in de waterhuishouding kunnen
worden aangegrepen om de variatie in het land-
schap te versterken.
n De verstedelijkingsdruk van en op de Wieringer-
meer leidt tot een woningbouwopgave, die van-
uit de cultuurhistorische context moet worden
opgevangen. Dat wil zeggen primair bij de
bestaande kernen. Waar dit onvoldoende past
(ontwikkelingen Wieringerrandmeer, groei van-
uit Medemblik) dient zoveel mogelijk het totale
concept van de Wieringermeerpolder uitgangs-
punt te zijn. Binnen het plangebied van de
Wieringerrandmeer zijn woonlandschappen
mogelijk. De overige nieuwe ontwikkelingen
moeten zijn gebaseerd op het totaalconcept en
moeten de karakteristiek van de Wieringermeer
volgen of versterken. Daarbij is ook te denken aan
het benutten van de oorspronkelijk geplande
dorpslocaties. Kernen buiten de Wieringer-
meerpolder kunnen niet zonder meer een uit-
breidingswijk over de dijk heen projecteren.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn74
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 75
4.3 Kop van Noord-Holland
4.3.1 Regio
Kenmerkend voor de Kop van Noord-Holland is de
scherpe overgang duin-polder. Deze scherpe over-
gang hangt samen met de ontstaansgeschiedenis van
de kustlijn. Tussen Huisduinen en Callantsoog is een
stuifdijk als zeewering aangelegd.
Als zodanig maakt deze de basisopbouw van de Kop
van Noord-Holland (eilandkernen door zanddijk ver-
bonden) zichtbaar. De Hondsbossche zeewering ligt
op de plaats waar vroeger de Zijpe het land binnen
kwam. Deze brede zeearm reikte tot aan de
Westfriese Omringdijk. Na het verzanden van de zee-
arm (vanaf de 15e eeuw) is (in een aantal pogingen)
de Hondsbossche en Pettemer zeewering aangelegd.
Na de Zijpe- en Hazepolder zijn grote delen van de
Kop van Noord-Holland op de zee veroverd. De
Wieringerwaard is in 1612 bedijkt, de polder
Koegras, de Anna Pauwlonapolder, de Waard
Nieuwlandpolder en de Waard- en Groetpolder date-
ren uit de 19e eeuw. Het zijn efficiënt ingerichte land-
bouwgebieden, waar de verschillende kreekrestan-
ten in het landschap nog herinneren aan de tijd voor
de bedijking, toen het gebied een afwisseling van
geulen, wadplaten en kwelders was. Op plaatsen
waar de afwateringskanalen hun water in zee spui-
den ontstonden kleine handelsnederzettingen, als
Oudesluis.
Militair laat de regio zich typeren als een frontlinie-
gebied met enkele bastions.
In het begin van de 80-jarige oorlog lagen het dorp
Huisduinen en het vissersdorp Helder op het Eiland
van Huisduinen. In 1781 werd Den Helder uitgeroepen
tot nationale marinehaven. Om deze tegen aanvallen
vanuit zee en over land te beschermen werd een uit-
gebreid stelsel van verdedigingswerken aangelegd.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Voor het behoud van de landschappelijke en cultuur-
historische variatie is behoud van de herkenbaarheid
van het onderscheid tussen oude eilandkernen en
jonge kustlijn van belang. Het gaat hierbij om het
behoud, versterken en ontwikkelen van het contrast
tussen de voormalige eilandkernen Callantsoog en
Huisduinen met het omliggende landschap met
zanddijken en aandijkingen.
Voor het behoud van de herkenbaarheid van de
waterstaatkundige geschiedenis zijn de scherpe over-
gang tussen zanddijk en polder en de herkenbaar-
heid van de opeenvolgende aandijkingen van belang.
Het behoud van de scherpe overgang tussen zand-
dijk en polder zal zich vooral richten op een over-
wogen inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Bij de
aandijkingen gaat het om het gemeenschappelijke
open, grootschalige, ontworpen karakter en de
onderlinge verschillen.
Voor de herkenbaarheid van de militair strategische
geschiedenis moet de identiteit van Den Helder als
vestingstad en marinestad en de Stelling van Den
Helder als structuur herkenbaar worden gemaakt
door het herstellen van onderdelen.
Ook nieuwe inrichtingsmaatregelen kunnen worden
gebruikt voor sterkere articulatie of extra contrast. In
dit kader zijn versterking en ontwikkeling van de
karakteristieke elementen in en rond Den Helder van
belang, zoals fort Lasalle, fort l’ Ecluse en de Rijkswerf
Willemsoord.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn76
4.3.a Balgzandkanaal bij De Kooy
(archief Bosch Slabbers)
4.3.b Akkerbouw in Zijpe- en Hazepolder
(archief Bosch Slabbers)
4.3.c Akkerbouw in Zijpe- en Hazepolder
(archief Bosch Slabbers)
4.3.d Sint Maartensvlotbrug
(archief Bosch Slabbers)
4.3.e Noordhollandsch Kanaal
(archief Bosch Slabbers)
4.3.f Panorama bij Sint Maartensbrug
(archief Bosch Slabbers)
4.3.a
4.3.b
4.3.c
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 77
4.3.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Voor de Kop van Noord-Holland is het beleid ten
aanzien van landschap en cultuurhistorie uitgewerkt
naar landschapstype:
n Jonge duinlandschap.
n Aandijkingenlandschap.
Daarnaast is het Noordhollandsch Kanaal een bij-
zonder element. Deze wordt in een afzonderlijke
paragraaf (4.3.3) behandeld.
Jonge duinlandschap
Behouden
n Behouden en herstellen van de dynamiek in de
duinzone en de bijzondere natuurwaarden van
het Zwanenwater.
Het Zwanenwater is ontstaan doordat zich later
voor de zanddijk een nieuwe duinreeks heeft
gevormd. Zo ontstond een ingesnoerde laagte. In
deze vochtige duinvallei ontstonden twee grote
zoet watermeren. Dit natuurgebied is van
Europese betekenis.
n De scherpe overgang duin-polder.
Versterken
n De kenmerkende landschappelijke zonering en
ecologische gradiënt van de duinen via de
binnenduinrand naar het achterliggend polder-
landschap door natuurontwikkeling en herstel
van het watersysteem.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de
cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen tot een samenhangend en aaneen-
gesloten gebied met hoge natuur- en landschaps-
waarden.
n Herstel en aanleg van duinrellen.
n Natuurontwikkeling in de binnenduinrand.
Aandijkingenlandschap
Het betreft hier de volgende aandijkingen:
n Zijpe- en Hazepolder (1597).
n Polder Wieringerwaard (1612).
n Polder het Koegras (1817).
n Anna Paulownapolder (1847).
Deze polders, ontstaan uit het droogleggen van de
opslibbingen, kennen hun eigen structuur, maat en
schaal. Deze worden eerst beschreven, alvorens in te
gaan op het beleid.
Zijpe- en Hazepolder
Kenmerkend voor het Zijpe is de opbouw in lang-
gerekte, noord-zuid georiënteerde blokken, en de
karakteristieke knik die de polder halverwege maakt.
Deze knik vertaalt zich door naar de gehele verkaveling.
De hoofdindeling lijkt vrijwel autonoom over het
onderliggend patroon van slikken, schorren en
stroomgeulen te zijn gelegd. Maar schijn bedriegt. De
ligging van de Groote Sloot wordt in belangrijke
mate bepaald door de aanwezigheid van de oude
stroomgeul van het Sint Maartenszwin. De Groote
Sloot is zoveel als mogelijk over deze stroomgeul
geprojecteerd.
Aan de Groote Sloot stonden herenboerderijen. Dit
waren stolpboerderijen met een aangebouwd voor-
huis dat de heerschapsvertrekken bevatte. Het voor-
huis kende niet zelden een imposante voorgevel als
van een stadshuis, vergelijkbaar met enkele grote
herenboerderijen in de latere Beemster.
Voorbeeld van deze boerderijen in de Zijpe was ‘Het
Huis te vroech op’. Daarnaast stichtten koopmannen
uit Amsterdam, regenten uit Alkmaar en welgestel-
den uit, Medemblik, Hoorn en Enkhuizen aan de
Groote Sloot plantages en buitenplaatsen, zoals
Wildrijk, Westphalen, Vergelegen en Ananas.
Wieringerwaard
Met de aanleg van het Zijpe bleek de inpoldering van
land een lucratieve investering. In de inpoldering van
de Wieringerwaard investeerden onder meer de bur-
gemeester van Alkmaar (reeds in het bezit van 284
morgen land in het Zijpe) en raadspensionaris Johan
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn78
4.3.d
4.3.e
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 79
van Oldenbarnevelt. Kenmerkend voor de Wieringer-
waard is de geometrische driehoekige indeling. Naar
verluidt vormde dit de inspiratie voor de inrichting
van het Wieringermeer, ruim 300 jaar later.
Polder het Koegras
Polder het Koegras kent een meer regelmatige
opbouw in grote blokken, met vaarten en vlieten die
evenwijdig dan wel haaks op de kust zijn gesitueerd.
Deze lijnen zijn recht als een liniaal en lijken volledig
autonoom over het onderliggend patroon van slik-
ken en schorren te zijn geprojecteerd.
Anna Paulownapolder
Bij de Anna Paulownapolder is er onderscheid in het
deel westelijk van het Oude Veer en het deel oostelijk
van deze kreek. Beide delen kennen een regelmatige
hoofdstructuur, maar in het westelijk deel is deze
evenwijdig aan de Balgzanddijk en in het oostelijk
deel staat deze juist haaks op de Balgzanddijk. In het
westelijk deel volgt een deel van de wegen haaks op
de Balgzanddijk, zoals de Schorweg en de Midden-
weg, hogere zandruggen uit het voormalige land-
schap van slikken en schorren. Het deels grillige
(Lage/Hooge) Oude veer vormt een fraai contrast tot
de regelmatige polderstructuur.
Behouden
n De kenmerkende dijken.
n Kreekruggen en kreekrestanten. Behoud van karak-
teristieke kenmerken van de ontsluiting en verka-
veling zoals oude wegen die kreekruggen volgen
of uit kreekjes voortkomende bochtige sloten.
n De kenmerkende nederzettingsstructuren. Zie
voor analyses van nederzettingsstructuren onder
andere ‘Identiteit Noord-Holland Noord’.
n Het onderscheid in polders, gebruik makend van
de verschillen in ruimtelijke opbouw tussen de
polders onderling en de contrasten tussen ‘oud’
en ‘nieuw’ land.
n De nog aanwezige graslanden in de Zijpe- en
Hazepolder langs de Westfriese Omringdijk om
de herkenbaarheid van de dijk te versterken.
n Behouden en herstellen van de historische heren-
boerderijen/buitenplaatsen.
n Terreinen van verdwenen buitens. In de Wieringer-
waard biedt dit gegeven aanleiding voor nieuwe
ontwikkelingen.
n De omgrachtingen van grote boerderij-erven.
n Genomineerd rijksbeschermd gezicht Rijkswerf
Willemsoord.
Versterken
n De hoofdstructuur bestaande uit dijken, water-
gangen en bebouwde/beplante wegen.
n Versterken en ontwikkelen van de Zijpe- en Haze-
polder door gebruik te maken van de vijf aanwe-
zige lijnen (vier linten en één kanaal) met ieder
een eigen identiteit. Deze polder leent zich voor
de combinatie van agrarische bedrijvigheid, recre-
atie, het herstellen van voormalige landgoederen
en het versterken van de recreatieve lijn langs de
kust. De kernkwaliteit van de lijnen in de polder
zijn sturend voor de ontwikkeling.
n Gebruik maken van zoete en brakke kwel.
Ontwikkelingen in de waterhuishouding kunnen
worden aangegrepen om de variatie in het land-
schap te versterken.
n Benutten van de waterlopen als regionale ver-
bindingswegen en als recreatieve vaarrouten.
n Voormalig eiland Callantsoog reconstrueren en
de contrasten met het omliggend land versterken.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Aansluiten bij de rationele indeling van de pol-
ders en de landschappelijke kenmerken die met
deze indeling samenhangen (bijvoorbeeld de
hoofdrichting, het patroon van wegen en water-
lopen, vorm van de ruimtes).
n Nieuwe ontwikkelingen laten aansluiten op, of
laten contrasteren met, dit stramien, zodanig dat
recht wordt gedaan aan het geometrische, monu-
mentale karakter van de polders.
n In de Polder Koegras zijn vanuit de vierkanten
structuur nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn80
n In de Wieringerwaard biedt het verleden aanleiding
voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen
en het restaureren van het oude woonlint.
n De lintbebouwing in de Anna Paulownapolder
leent zich voor groei tot een dicht landelijk woon/
werkgebied.
n Bij bijplaatsen van nieuwe bollenschuren streven
naar clustering en het vrijhouden van zichtlijnen
vanaf de N9 op het duin.
n Bij de vormgeving van wegen, waterlopen en dij-
ken gebruik maken van structuurlijnen en land-
schappelijke en cultuurhistorische elementen.
n Inpassen van grootschalige ontwikkelingen, zoals
de verblijfsrecreatie in de binnenduinrand, door
landschapsbouw.
4.3.3 Noordhollandsch Kanaal
Belangrijk element is het 80 kilometer lange Noord-
hollandsch Kanaal dat in 1824 op initiatief van de
toenmalige directeur-generaal van de waterstaat Jan
Blanken is gegraven om de haven van Amsterdam
een verbeterde verbinding met de Noordzee te geven.
Men durfde het in de 19e eeuw nog niet aan een oost-
westverbinding te maken en de duinen te door-
graven.
Over het kanaal zijn karakteristieke vlotbruggen aan-
gelegd, om de oost-westverbindingen over land te
bewaren.
Een prachtige reeks wordt gevormd door Sint
Maarten – Sint Maartensbrug – Sint Maartensvlotbrug
– Sint Maartenszee.
De oude route die de schepen moesten nemen om in
Amsterdam te komen liep via het Marsdiep (tussen
Den Helder en Texel), het Amsteldiep (ten zuiden van
Wieringen) en de Zuiderzee naar het IJ.
Vlak voor Amsterdam moest een grote hobbel wor-
den genomen: Pampus, een ondiepe plek waar bij
vloed maar drie meter water stond. Er moest een
oplossing worden gevonden om de bereikbaarheid
van de hoofdstad te verbeteren. Een plan om een
kanaal ten noorden van de stad, door Waterland en
zelfs dwars door Marken, aan te leggen is nooit voltooid.
In plaats daarvan werd het Groot Noordhollandsch
Kanaal gegraven. Sommige delen werden nieuw
gegraven, bij andere delen werden bestaande water-
wegen (zoals de Ringvaart van de Schermer en de
Beemster) gebruikt die op de juiste breedte en diepte
werden gebracht.
Met de aanleg van het kanaal konden de grotere schepen
Amsterdam binnenlopen en kreeg de hoofdstad een
directe verbinding met de marinehaven van de Den
Helder.
Behouden
n Lijnstructuur.
n Vlotbrug en pontonbruggen.
Versterken
n Versterken van het kanaal als landschapsstructu-
rerend element (lijnstructuur).
n Waar het kanaal nieuw is gegraven en als een ‘los’
element over het landschap is gelegd moet het
kanaal ook als een autonoom element worden
opgevat. Hier ligt het accent op het versterken van
het contrast tussen kanaal en omliggend land-
schap.
n Waar het kanaal elementen van de onderliggende
landschapsstructuur heeft opgepakt kan aansluiting
worden gezocht bij die landschapsstructuur. Hier
ligt het accent op het versterken van de samen-
hang tussen kanaal en omliggend landschap (ver-
zoening).
n Het Noordhollandsch Kanaal meer onderdeel
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 81
maken van het lokale landschap door in te spelen
op actuele lokale behoeften, waardoor het kanaal
meer van betekenis wordt in de plaatselijke iden-
titeit. Het kanaal kan bijvoorbeeld fungeren als
plek om aan te wonen, als windmolenlaan of als
onderdeel van een park.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn82
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 83
4.4 West-Friesland
4.4.1 Regio
West-Friesland kenmerkt zich door de ligging binnen
de Westfriese Omringdijk.
De dijk heeft de cultuurhistorische hoofdstructuur
van de regio bepaald: nog steeds liggen de stedelijke
kernen hoofdzakelijk aan de rand van West-Friesland.
West-Friesland heeft in de loop der eeuwen tal van
transformaties ondergaan:
n Ooit was dit een wadlandschap, opgebouwd uit
kleiige en zavelige platen, die hier en daar wer-
den doorsneden door kreken en kreekruggen. Op
deze platen had zich een circa 4 meter dik veen-
pakket ontwikkeld.
n Delen van het gebied, als de Groetpolder en het
Grootslag, waren al in de prehistorie (neolithi-
cum) bewoond. Men vestigde zich met name op
de flanken van de oeverwallen langs de kreken.
n In het westelijk deel vond vanaf circa 800 na
Christus bewoning op terpen plaats.
n In de 13e eeuw werd de Omringdijk aangelegd
tegen het omringende water.
n Het westelijk deel was waterrijker. De kleinere
meren zijn als eerste in de 15e en 16e eeuw droog-
gelegd. Dit heeft geleid tot tal van kleinere droog-
makerijen, door de Identiteitsvisie Noord-Holland
aangeduid als ‘amuses’. De polder Burghorn
(1456) is de oudste droogmakerij van het land.
Kleimeer (1567) en Diepsmeer (1570) zijn 16e
eeuwse droogmakerijen. Ook de Wogmeer (1608),
de Bokmeer, Baarsdorpermeer (1624) en Bennemeer
(1629) zijn voorbeelden van kleine droogmake-
rijen. De Heerhugowaard (1630) is een voorbeeld
van een grote droogmakerij.
n In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw
leidden de grootschalige ruilverkavelingen een
nieuwe transformatie in. In grote delen van West-
Friesland is de kenmerkende vaarverkaveling ver-
vangen door een rijverkaveling. Het meest ingrij-
pend was deze omzetting bij de ruilverkaveling Het
Grootslag. Alleen bij Broek op Langedijk, Polder
Mijzen en bij ‘de Natte cel’ (Polder het Grootslag)
zijn nog delen van de vaarverkaveling behouden.
n De laatste grote transformatie vond plaats in de
laatste decennia van de 20e eeuw/eerste jaren 21e
eeuw. In die periode is het gebied tussen Hoorn
en Enkhuizen nagenoeg geheel verstedelijkt en
wordt het gebied bij Andijk ingericht als groot-
schalig glastuinbouwgebied.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Voor het behoud van de archeologische variatie is het
behoud van het bodemarchief in de Groetpolder en
de Gouw van belang.
Voor de leesbaarheid van de waterstaatkundige
geschiedenis zijn van belang:
n Het behoud van de terpen in het westelijk deel,
zoals rond Schagen en Harenkarspel.
n Het behoud van de Westfriese Omringdijk (pro-
vinciaal monument), als zijnde het totale ensem-
ble van het dijklichaam, de wielen, de kleiputten
etc, alsmede handhaving van een brede vrije zone
aan weerszijden van de dijk. Verzwaring van de
dijk aan de IJsselmeerkust dient zorgvuldig te
gebeuren.
n Het behoud van de resterende onderdelen van de
vaarverkaveling, zoals de vaarverkaveling van
Polder de Mijzen.
Voor de leesbaarheid van de ontginnings- en
bewoningsgeschiedenis is het behoud van de veel-
heid aan nederzettings- en verkavelingspatronen
belangrijk. Naast voornoemde terpen rondom
Schagen en Harenkarspel, betreft dit ook de kreek-
ruggen en lintdorpen in het oostelijk deel van de
regio.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn84
4.4.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid tan aanzien van landschap en cultuur-
historie in West-Friesland is uitgewerkt naar land-
schapstype:
n Oude zeekleilandschap.
n Droogmakerijenlandschap.
n Aandijkingenlandschap (proefpolder Andijk).
Oude zeekleilandschap
Behouden
n De kenmerkende hoge en uiterst steile Omring-
dijk als zijnde het totale ensemble van het dijk-
lichaam, de wielen, de buitendijkse landen, het
oude tracé van de dijk en een brede zone aan
weerszijden van de dijk. De dijkversterking en
verzwaring tussen Hoorn en Enkhuizen dient op
een cultuurhistorisch verantwoorde manier te
worden verricht met zo min mogelijk ingrepen.
n De polders en het terpenlandschap rondom
Schagen, het terpenlandschap in de gemeente
Harenkarspel, de afzonderlijke terpen.
n De archeologische waarden van de Groetpolder
en De Gouw door toepassen van archeologie-
vriendelijk gebruik. Mogelijkheden voor infor-
matieverstrekking en recreatieve routes.
n Openheid van het landelijk gebied van Opmeer
en Wognum en de waaierverkaveling van Wadway
en Spanbroek. Intact houden van de verkaveling.
n Verkaveling ten oosten en zuidoosten van Hoorn.
n De veerverkaveling en behouden/versterken van
de openheid van polder Mijzen en behoud van de
historische verkavelingsstructuur en afwatering
van polder Beetskoog.
n Behouden en herstellen van daliegaten (voor-
malige putten van waaruit klei uit de ondergrond
naar boven werd gehaald om de vruchtbaarheid
van de arme veengronden te verbeteren), wielen,
drinkputten, meerwallen en hoogstamboomgaarden.
n De rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten
Twisk, Enkhuizen, Hoorn en Medemblik.
n Rijksbeschermd dorpsgezicht Kolhorn en provin-
ciaal beschermd gezicht Barsingerhorn.
n Behouden en herstellen van voormalige waterke-
ringen en historische wegen.
n De lintbebouwing van Oude Niedorp, Nieuwe
Niedorp, Winkel, Aartswoud/Hoogwoud, Aarts-
woud/Benningbroek/Sijbekarspel, Midwoud/
Oostwoud/Lambertschaag/Abbekerk/Opmeer,
4.4.a Twee buiten gedijkte wielen
ten noordoosten van Schagen
(foto: Paul Paris)
4.4.b Topografische kaart 1850
(uit: Grote Historische Provincie Atlas)
4.4.c Topografische kaart 2004
(uit: ANWB Topografische Atlas)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 85
Twisk/Opperdoes, Spanbroek/Wadway/Wognum/
Nibbixwoud/Hauwert, Schellinkhout. Zie voor
analyses van nederzettingsstructuren onder
andere ‘Identiteit Noord-Holland Noord’.
n Behouden en restaureren van de historische
bebouwing, de stolpen, de klinkerbestrating en
de bebouwing.
n Bijzondere kavelvormen als de resterende vaar-
verkavelingen in Broek op Langedijk en het ken-
merkende ‘kadetjesland’.
n De terreinen van verdwenen kastelen, versterkte
huizen en buitens.
n Polder Schellinkhout.
n Aardkundig waardevolle natuurlijke kreken,
kreekrestanten en kreekruggen. Behouden en ver-
sterken van oude kreeklopen als de Kromme
Leek als structurerend element.
n Het ellipsvormige stratenpatroon van de geest-
structuur van St Pancras leesbaar houden en
waar mogelijk herstellen.
Versterken
n Versterking van de herkenbaarheid van de
Westfriese Omringdijk door natuurontwikkeling
(provinciaal monument).
n Benadrukken van het contrast tussen hoger gelegen
en verdichte stroomruggen en lager gelegen
stroomvlakten door aanleg van beplantingen op
de stroomruggen.
n Het onderscheid tussen zeekleigebied en de inlig-
gende kleine droogmakerijen.
n Wateringen, kanalen en ringsloten accentueren in
het landschap.
n In het HES (Hoorn, Enkhuizen en Stedebroec) -
gebied de lintstructuur met de stolpen en de relatie
met de verkaveling zoveel mogelijk reconstrueren
en restaureren, voorkomen dat dorpen aan elkaar
groeien, verdichting tegengaan.
n Versterking van belangrijke lintstructuren als de
lintdorpen en kreekruggen. Behoud en restauratie
van bijbehorende bebouwing, de stolpen, klinker-
bestrating en beplanting.
n Historische spoorlijn Hoorn-Medemblik, trambanen
en vaarverbindingen toeristisch en recreatief
benutten.
n De structuur van de Kromme Leek met behoud
van de cultuurhistorische waarden.
n Versterken van de relatie tussen de dijk en (het
terrein van) kasteel Nuwendoorn.
n De IJsselmeerkust. Dijkversterking en -verzwaring
dient op een zorgvuldige en cultuurhistorische
manier verricht te worden.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen van de omgeving van de vesting-
werken van Enkhuizen tot ‘vestingbiotoop’.
n Ontwikkelingen in de waterhuishouding aan-
grijpen om de variatie in het landschap te ver-
sterken.
n Ontwikkelen van nieuwe landschappelijke kwa-
liteit en identiteit in polder Het Grootslag.
n Inpassing van de glastuinbouw nabij Andijk door
middel van landschapsbouw.
n Ontwikkelen van nieuwe landschappelijke kwali-
teiten in het verstedelijkend gebied tussen Hoorn
en Enkhuizen, bijvoorbeeld door groene gele-
dingszones.
n Ontwikkelingen in het HAL-gebied (Heerhugo-
waard, Alkmaar en Langedijk) dragen vanuit de
lintdorpen waarbij een nieuwe identiteit aan het
gebied wordt toegevoegd.
Droogmakerijenlandschap
Behouden
n Ringvaarten, ringdijken en molengangen.
Versterken
n Het onderscheid tussen zeekleigebied en de inlig-
gende kleine droogmakerijen.
n De droogmakerijen Wogmeer, Bennemeer, Berk-
meer en Baarsdorpermeer, Burghorn en Schager-
waard, bijvoorbeeld door het versterken van het
contrast met het omliggende land.
n De interne structuur.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn86
4.4.d Lintdorp Twisk
(archief Bosch Slabbers)
4.4.e Afwisseling van bebouwing en boomgaarden
(archief Bosch Slabbers)
4.4.f Stolpboerderij West-Friesland
(archief Bosch Slabbers)
4.4.g Vestingwal Enkhuizen
(archief Bosch Slabbers)
4.4.h Boerderij West-Friesland
(Bron: beelddoc.Prov.NH)
4.4.d
4.4.f
4.4.g 4.4.h
4.4.e
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 87
Aansluiten bij de rationele indeling van de pol-
ders en van de landschappelijke kenmerken die
met deze indeling samenhangen (bijvoorbeeld de
hoofdrichting van het patroon van wegen en
waterlopen, vorm van de ruimtes).
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Nieuwe ontwikkelingen laten aansluiten op, of
laten contrasteren met, dit stramien, zodanig dat
recht wordt gedaan aan het geometrische, monu-
mentale karakter van de droogmakerijen.
n Bij de vormgeving van wegen, waterlopen en
ringkades gebruik maken van structuurlijnen en
landschappelijke en cultuurhistorische elementen.
Aandijkingenlandschap
Ontwikkelen
n Proefpolder Andijk (proefpolder voor de aanleg
van de grootschalige IJsselmeerpolders, thans
recreatieterrein) ontwikkelen als entiteit.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn88
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 89
4.5 Noord-Holland Midden
4.5.1 Regio
Al voor de 10e eeuw trekken mensen het veengebied
in om door het graven van ontwateringssloten het
veen geschikt te maken voor landbouw. Kenmer-
kende overblijfselen van deze vroege bewoning zijn
de onregelmatige, van richting wisselende verkave-
ling en de verlaten huisterpen. De Zaanstreek is in de
Gouden Eeuw het grootste industriegebied van
Europa, gericht op scheepsbouw voor de Amster-
damse handelsvloot. Kenmerkend zijn de scheeps-
werven, zaagmolens en houten gebouwen. Het vele
hout dat door de zaagmolens werd verwerkt, werd
niet alleen gebruikt voor de scheepsbouw, maar ook
voor de bouw van huizen. Klei was weinig voor han-
den en hout verzakte op de drassige bodem minder
snel dan steen. Een ander gevolg van de Gouden
Eeuw was de totstandkoming van droogmakerijen.
Met behulp van het stedelijk kapitaal werden grote
watervlakten drooggemalen en ingericht als land-
bouwgebied. Deze vruchtbare landbouwgrond en de
relatief grote landbouwbedrijven gaven een gewel-
dige impuls aan de landbouwproductie, met name
zuivelproducten. Alkmaar ontwikkelde zich tot de
grootste kaasmarkt van het land en de faam van de
Edammer kaasjes reikte tot in alle delen van Europa.
Einde negentiende eeuw is door Noord-Holland
Midden het noordelijk deel van de Stelling van
Amsterdam aangelegd.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
De geschiedenis van ‘Noord-Holland Midden’ wordt
in belangrijke mate bepaald door:
n De vroege veenontginning.
n De droogmakerijen.
n De industriële ontwikkelingen in de Gouden eeuw.
n De aanleg van de Stelling van Amsterdam.
Voor het behoud van de archeologie is behoud van
de veenterpen en andere archeologische vindplaat-
sen essentieel. Deze laten zich alleen conserveren met
een daarop afgestemd peilbeheer.
Voor het behoud van de landschappelijke variatie is
het belangrijk dat het contrast tussen de veengebieden
en de droogmakerijen behouden blijft en verder
wordt ontwikkeld. De droogmakerijen vormen met
hun diepe ligging, hun openheid en bovenal hun stel-
selmatige indeling een schitterend contrast met het
hoger gelegen, veel onregelmatiger en extreem natte
bovenland dat de droogmakerijen bijna letterlijk
omspoelt. De droogmakerijen drijven als het ware in
de omringende veensoep. Daarbij hoort het behoud
van het verschil in verkavelings- en nederzettings-
patroon: lintdorpen op het onvergraven veen, kruis-
dorpen en de boerderijlinten (boerengrid) in de
droogmakerijen.
Voor het behoud van de waterstaatkundige geschie-
denis is, naast het behoud van de terpen, het behoud
van de cultuurhistorisch waardevolle dijken van
betekenis. Voor de afleesbaarheid van de bewo-
ningsgeschiedenis is het behoud van de kenmer-
kende bebouwingslinten, met behoud van de ken-
merkende architectuur (inclusief kleur- en materi-
aalgebruik, detaillering) van belang.
In de leesbaarheid van het landschap van Noord-
Holland Midden neemt de herkenbaarheid van de
industrialisatiegeschiedenis een centrale rol in. Het
gaat daarbij om de industrialisatie van de zestiende
tot de twintigste eeuw. Tot slot neemt in de leesbaar-
heid van het landschap de herkenbaarheid van de
militair-strategische geschiedenis een belangrijke rol
in. Het gaat hierbij om de herkenbaarheid van de
Stelling van Amsterdam.
Er wordt groot belang gehecht aan de geledende
functie die het veengebied en de droogmakerijen ver-
vullen ten opzichte van de omliggende steden en
daarmee aan de openheid van Noord-Holland
Midden.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn90
4.5.a
4.5.d
4.5.c
4.5.b
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 91
4.5.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie in Noord-Holland Midden is uitgewerkt naar
landschapstype:
n Veenpolderlandschap.
n Droogmakerijenlandschap.
Daarbinnen behoeven de Stelling van Amsterdam en
het Noordhollandsch Kanaal bijzondere aandacht.
Deze worden in afzonderlijke paragrafen behandeld.
Veenpolderlandschap
Voor dit gebied is het waterrijke en onregelmatige
veenlandschap, met haar langgerekte bebouwing-
slinten, kenmerkend. Nergens in Nederland vindt
men een zo waterig landschap als in Noord-Holland
Midden. Polder Westzaan, Polder Oostzaan, de
Kalverpolder, het Ilperveld, de Polder Wormer, Jisp
en Neck, de Eilandspolder en de polder Mijzen span-
nen de kroon. De sloten zijn breed (als gevolg van
kleinschalige turfwinning), de percelen smal en nat.
De bebouwing is geconcentreerd in smalle linten.
Daarbij is het lint van Graft-de Rijp, geboorteplaats
van de ingenieur-architect Leeghwater, een aansprekend
voorbeeld.
Daarnaast zijn er drie steden: Purmerend, strategische
gelegen aan de Where, de waterloop die de water-
vlakten van de Beemster en de Purmer met elkaar
verbond, en de ‘dam’steden Edam en Monnicken-
dam, handelsplaatsen die ontstonden op de plaats
waar een geul werd afgesloten met een dam.
Zes steden, Amsterdam, Monnickendam, Edam,
Purmerend, Hoorn en Alkmaar besloten in 1660 een
stelsel van trekvaarten aan te leggen om de steden
beter met elkaar te verbinden. Deze kunnen worden
beschouwd als snelwegen ‘avant la lettre’. In die tijd
golden trekvaarten als een uiterst geavanceerde ver-
binding.
Direct ten noorden van Amsterdam ligt een waterrijk
gebied. De weilanden worden omgeven door sloten
met een hoog waterpeil, terwijl er ook grotere water-
vlakken voorkomen, zoals het Kinselmeer en de
zogenaamde dieën (Ransdorper Die, Holysloter Die,
Uitdammer Die). Dit zijn natuurlijke veenstroompjes,
die door turfwinning of oeverafslag zijn vergroot.
In de 19e eeuw is een begin gemaakt met de aanleg
van een kanaal van Durgerdam naar de haven van
Amsterdam, om de toegankelijkheid van de
Amsterdamse Haven te verbeteren. Men was al flink
gevorderd met de werkzaamheden toen besloten
werd een andere oplossing te kiezen: de aanleg van
het Noordzeekanaal. De resten van dit nooit
gebruikte kanaal liggen nu als rechtlijnige natuur-
elementen in een overigens onregelmatig landschap.
Een aantal meertjes is aan het eind van de negen-
tiende eeuw drooggelegd (Burkmeer 1872, Blijkmeer
1875, Durgerdammer Diepolder 1880).
Een bijzonderheid is de Zaanstreek, met Zaandam en
de polders Assendelft, Westzaanpolder en Polder
Oostzaan. Zaandam/Zaandijk is ontstaan op de
oevers van de Zaan, en heeft een industriële ontwik-
keling doorlopen.
De polder Assendelft wordt naar het westen begrensd
door de machtige Assendelver Zeedijk. Deze hoge
dijk beschermde de polder tegen het Wijkermeer.
De polders westelijk van Zaandam vallen goeddeels
samen met het Oer-IJ.
Doordat hier vroeger het stroombed van het Oer-IJ
lag, is er in de ondergrond van nature veel zout aan-
wezig. Dit heeft met name in Gruisveld geleid tot de
aanwezigheid van zilt veen, een buitengewoon bij-
zonder milieu.
Binnen het veengebied komen de fraaiste dorpslin-
ten van Noord-Holland voor. Durgerdam, Ransdorp,
Holysloot, Zuiderwoude, Broek in Waterland, Edam,
Monnickendam, Marken, De Rijp, Zaandijk, West-
zaan en Haaldersbroek zijn rijksbeschermde dorps-
kernen. Watergang is een nog aan te wijzen
beschermd dorpsgezicht.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn92
4.5.a Renaissance stadhuis van De Rijp (archief Bosch Slabbers)
4.5.b Hoofdstraat van De Rijp(archief Bosch Slabbers)
4.5.c Eilandspolder zuidoosten van Noordeinde [archief (archief Bosch Slabbers)
4.5.d Schermerhoorn(archief Bosch Slabbers)
4.5.e Molendijk oostkant van de Schermer(archief Bosch Slabbers)
4.5.f Stompetoren(archief Bosch Slabbers)
4.5.g Stompetoren(archief Bosch Slabbers)
4.5.h Zuidervaart (Schermer)(archief Bosch Slabbers)
4.5.f
4.5.g 4.5.h
4.5.e
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 93
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie is voor het veenweidegebied gericht op:
Behouden
n De Middeleeuwse verkavelingsstructuren en
historische watergangen van Waterland, Zeevang,
Marken, Polder Oostzaan, Ilperveld, Polder
Purmerland, Polder Wormer, Jisp en Neck,
Kalverpolder, Polder Westzaan, Assendelver-
polders, Krommenieer Woudpolder, Eilands-
polder, Polder Mijzen en Beetskoog. Op de
structuurkaart is deze regio gedetailleerd weer-
gegeven. Dit betekent niet dat elke lijnstructuur
afzonderlijk van (zeer) hoge waarde is, maar wel
dat het totale verkavelingspatroon van bijzonder
waardevolle betekenis is.
n Nederzetting- en verkavelingspatronen van de
Dorregeesterpolder, Westwouderpolder, de
Uitgeester- en Heemskerkerbroekpolder.
n De kenmerkende structuur van de lange linten,
waarbij aan het lint een verscheidenheid aan
individuele woningen staat, die echter in hun ver-
scheidenheid wel ‘familie’ van elkaar zijn, in ver-
schijningsvorm aan elkaar verwant zijn.
n Structuren van de karakteristieke lint- en dijk-
dorpen met historische bebouwing, met door-
zichten naar het open polderland: Graft-De Rijp,
West-Graftdijk, Oost-Graftdijk, Schermerhorn,
Grootschermer, Het Noordeinde van Graft,
Driehuizen, Zuiderwoude, Watergang, Ilpendam,
Landsmeer, Broek in Waterland, Oosthuizen,
Kwadijk, Warder, Middelie, Beets, Oostzaan
(Noordeinde en de Heul), Jisp, Neck, Westzaan,
Wormer, Assendelft, Zunderdorp, Holysloot,
Durgerdam en Ransdorp.
n Beschermde stads- en dorpsgezichten: Edam,
Monnickendam, Marken, Zuiderwoude, Broek in
Waterland, De Rijp, Zaandijk, Westzaan, Haalders-
broek en het nog aan te wijzen dorpsgezicht
Watergang.
n Doorzichten vanuit het lint op het achterliggende
polderland.
n Het open en waterrijk karakter.
n De karakteristieke verschijningsvorm van het
water.
n Behouden en herstellen van brakwatermilieus.
n Niet zichtbare archeologische locaties met ont-
ginningsboerderijen en bewoningskernen uit de
middeleeuwen.
n Aardkundig waardevolle natuurlijke waterlopen
en kreekruggen.
n van (voormalige) dijkstructuren waaronder de
Assendelver Zeedijk en de Nieuwedijk
n Behouden en benutten van het patroon van
waterlopen, dijken en kades om de mogelijk-
heden van het recreatief medegebruik van het
veenweidegebied te vergroten.
n Elementen/kenmerken die samenhangen met de
ontginningsstructuur zoals boezemgebieden,
landscheidingskaden, strokenverkaveling, gerende,
knikkende en gebogen percelen.
n Behoud en herstel van cultuurhistorische ele-
menten als kerkepaden, huisterpen, verlaten
erven/dorpslinten, boerderijen, molens, bruggen,
kerkhoven en kasteelterreinen.
n Behoud en herstel van kenmerkende beplantingen
van wegen en kaden.
n Bodemarchief op archeologisch waardevolle
vindplaatsen.
n Op sommige plaatsen langs de Zaan behouden
van de openheid naar het omliggende landschap
(onder meer ter hoogte van Knollendam, de
Zaanse Schans en bij het station Wormerveer).
n Scheepshellingen en resten van andere industriële
activiteiten (molens, traankokerijen, pakhuizen)
uit de 17e en 19e eeuw langs de Zaan en in het
achtergelegen veld.
n Industrieel erfgoed aan weerszijden van de Zaan.
n Infrastructuur als de Nauernasche Vaart, de
Zesstedenvaart, het Noordhollandsch Kanaal en
het tracé van Goudriaan (het kanaaltracé door
Waterland en Marken).
n De Noorder IJ- en Zeedijken, met wielen en klei-
putten.
Versterken
n De ruimtelijk kwaliteit door integrale samenwer-
king met Nationaal Landschap Laag Holland bij
het opstellen van gebiedprogramma’s.
n De openheid van het veenweidelandschap (onder
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn94
Oostzaan en het Oostzanerveld
(foto: Paul Paris)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 95
meer polders Mijzen en Beetskoog) en bij even-
tuele invulling gebruik maken van karakteristieke
kavel- en waterpatronen.
n Het contrast tussen de veenweiden en de droog-
makerijen met behoud van dijken en boezems en
verkavelingsstructuur.
n Aanpassing van de grondwaterstand in gebieden
met hoge archeologische waarde en daar waar
nog een gaaf bewaard ontginningslandschap aan-
wezig is.
n Archeologische vindplaatsen als de werven (ter-
pen) op Marken, de resten van de 16e en 17e
eeuwse industrie in het Wormer- en Jisperveld en
de Eilandspolder en de resten van de middel-
eeuwse bewoningsplaatsen in het gehele veen-
weidegebied.
n De Assendelverpolder als overgangsgebied tus-
sen veenweidegebied en duinstreek met kreek-
ruggen, geulen en archeologische vindplaatsen
vanaf de late IJzertijd.
n Aansluiten bij de indeling in waterstaatkundige
eenheden en bij de zonering in voor- en achter-
kanten die binnen elke polder aanwezig is.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
n Hergebruik van vrijkomende agrarische bebou-
wing, daarbij gebruik makend van cultuurhistorie.
n Verbrede landbouw met accent op natuur, veran-
deringen in waterbeheer en recreatie.
n Benutten van de Zaan en het Noordzeekanaal als
culturele verbindingszones, gecombineerd met
hergebruik van industrieel erfgoed.
n Accentueren van de monding van de Zaan.
Ontwikkelen
n Gebiedseigen natuurontwikkeling in aansluiting
op cultuurhistorische waarden.
n Waterberging op plaatsen waar dat cultuurhisto-
risch verantwoord is.
n Herinrichting Hembrugterrein met stimulering
van de herbestemming van industrieel erfgoed.
n Transformatie van gebieden achter de
Zaanwanden baseren op de oorspronkelijke
structuur van kleinschalige bebouwing langs stra-
ten loodrecht op Zaanoevers.
Droogmakerijenlandschap
Kenmerkend voor dit gebied is het contrast tussen de
kleinere droogmakerijen, de ‘amuses’ uit de Identi-
teitsvisie Noord-Holland (De Noordmeer, de Belmer-
meer, de Blijkmeer, de Burkmeer, de Monnikenmeer,
Durgerdammer Diepolder) en de grotere stelselma-
tig ingerichte renaissancepolders (Beemster 1612, de
Purmer 1622, Wijde Wormer 1626, de Schermer 1635).
Kenmerkend zijn de herkenbare, rationele, geome-
trische verkavelingstructuur, de stolpboerderijen als
zeer kenmerkende bouwvorm en de herkenbaarheid
van de waterstaatkundige geschiedenis.
Beemster
De Beemster staat, met zijn indeling in volkomen
vierkanten, de verhoudingen van de gulden snede
die in de hoofdopzet en in de pleinen is terug te vinden,
en met zijn prachtige boerderijen bekend als het
pronkstuk van de Hollandse renaissance.
In de Beemster lagen naast tal van herenboerderijen
met heerschapvertrekken ook tal van buitenplaatsen
en plantages. Van de herenboerderijen is de
Eenhoorn het pronkstuk. Van de buitenplaatsen is
alleen Rustenhoven overgebleven. In de Beemster
zijn er, evenals in de Schermer, kleine gebieden waar
de percelering afwijkt van het rationele patroon. Dit
zijn de resten van het oude veenland, die binnen de
Ringdijk zijn komen te liggen en waar de oude per-
ceelsindeling is gehandhaafd.
Wijde Wormer
De Wijde Wormer kent een spiegelsymmetrische
indeling. De lengte-as werd gevormd door een brede
vaart. De boerderijen stonden aan twee linten even-
wijdig aan de Middenvaart. Deze linten lagen exact
tussen de Middenvaart en de Ringdijk. Later is de
snelweg precies over de Middenvaart aangelegd.
Purmer
Ook de Purmer kent van oorsprong een spiegel-
symmetrische opbouw, met de spiegelas in de leng-
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn96
Stolpboerderij in de Beemster
(archief Bosch Slabbers)
Verdedigingswerk
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 97
terichting van de polder. Vanaf deze spiegelas zijn de
blokken zo regelmatig mogelijk uitgezet.
Als gevolg van de verstedelijking aan de westkant is
de oorspronkelijke structuur nog maar nauwelijks
herkenbaar. Purmerend, gesticht op het bovenland,
is tot diep in de polder uitgebreid. Hierdoor is het
onderscheid tussen bovenland en droogmakerij ver-
vaagd. Daarnaast is in de polder een uitgestrekt bos-
gebied aangelegd.
Schermer
De Schermer vroeg, door zijn onregelmatige contour,
om een andere benadering. De omtrek van de polder
maakte het niet mogelijk te werken met een systeem
van volkomen vierkanten of een spiegelsymmetrische
opzet. In plaats daarvan zijn een sterke noord-zuid
as en een sterke oost-west as ontwikkeld, waaraan
een zo regelmatig mogelijk stelsel van wegen, vaar-
ten en tochten is gekoppeld.
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie is voor de droogmakerijen gericht op:
Behouden
n De droogmakerijen als ruimtelijke entiteit welke
wordt gedragen door de ringdijken en ringvaarten.
n Behouden en versterken van de interne geome-
trische structuur.
n Behouden van en aansluiten bij de rationele inde-
ling van de polders en van de landschappelijke
kenmerken die met deze indeling samenhangen
(bijvoorbeeld de hoofdrichting van het patroon
van wegen en waterlopen, vorm van de ruimtes).
n De historische waterstaatkundige structuur van
de twee binnenboezems van de Schermer en van
de Noordschermerdijk.
n De open relaties van de droogmakerijen met de
Kop van Noord-Holland en het IJsselmeer.
n De herkenbaarheid van het contrast tussen het
veenweidegebied en de droogmakerijen.
n Het eigen karakter van de restanten bovenland in
de droogmakerijen.
n UNESCO monument de Beemster.
n Het rijksbeschermd dorpsgezicht Middenbeemster.
n De totale droogmakerij Schermer, als rijks-
beschermd gezicht.
n Daliegaten.
n Resterende herenboerderijen en buitenplaatsen,
het stimuleren van erfbeplantingen.
n Terreinen van verdwenen buitens.
n Molengangen en (voormalige) molenplaatsen.
n Het bodemarchief op archeologisch waardevolle
terreinen.
Versterken
n De geometrische structuur van de Beemster,
Schermer, de Wijde- en Enge Wormer, Starnmeer
en Kamerhop, de Monnikenmeer, de Noordmeer
en de Broekermeer.
n De cultuurhistorische structuur van woonkernen
en het totaalconcept van de droogmakerij bij het
ontwerpen van ruimtelijke ontwikkelingen als
uitgangspunt nemen.
n Herstel van laanbeplantingen. Terugbrengen,
vanuit de historische context van bomenrijen
langs ringdijk en hoofdwegen.
n Grasland en openheid, ook tussen de gebouwen,
zodat niet een aaneengesloten bebouwingslint
ontstaat.
n De ruimtelijke ritmering van de stolpen, omgeven
door boomsingels en soms ook dubbele grachten.
n De ruimtelijk kwaliteit, door integrale samen-
werking met Nationaal Landschap Laag
Holland
n De landschappelijke betekenis van waterlinies
(Stelling van Amsterdam).
Ontwikkelen
n Nieuwe ontwikkelingen laten aansluiten op, of
laten contrasteren met, dit stramien, zodanig dat
recht wordt gedaan aan het geometrische, monu-
mentale karakter van de droogmakerijen.
n Bij de vormgeving van wegen, waterlopen en
ringkades gebruik maken van structuurlijnen en
landschappelijke en cultuurhistorische elementen.
n Ruimtelijke ontwikkelingen inzetten voor ver-
sterking van de cultuurhistorische structuur van
woonkernen.
n Doortrekken van de Noordervaart vanuit de
Schermer naar de stad Alkmaar
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn98
Het Voorm Fort in de Beemster
(foto: Paul Paris)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 99
n In de stedelijke ontwikkeling van de Omval bena-
drukken, dat deze locatie een eenheid vormt met
de rest van de droogmakerij De Schermer en de
cultuurhistorische kenmerken van deze droog-
makerij gebruiken bij de planontwikkeling.
n Waterberging op plaatsen waar dat cultuur-
historisch verantwoord is.
n Hergebruik van vrijkomende agrarische bebou-
wing. Daarbij gebruik maken van cultuurhistorie.
n Ontwikkelen van nieuwe buitenplaatsen.
4.5.3 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
4.5.4 Noordhollandsch Kanaal
Belangrijk element is het 80 kilometer lange
Noordhollandsch Kanaal dat in 1824 op initiatief van
de toenmalige directeur-generaal van de waterstaat
Jan Blanken is gegraven om de haven van
Amsterdam een verbeterde verbinding met de
Noordzee te geven. Bij de aanleg van het
Noordhollandsch Kanaal zijn grote delen nieuw
gegraven. Daarnaast is gebruik gemaakt van
bestaande waterwegen (zoals de Ringvaart van de
Schermer en de Beemster) die op de juiste breedte en
diepte zijn gebracht.
Behouden
n De lijnstructuur.
Versterken
n Versterken van het kanaal als landschapsstructu-
rerend element.
n Waar het kanaal nieuw is gegraven en als een ‘los’
element over het landschap is gelegd moet het
kanaal ook als een autonoom element worden
opgevat. Hier ligt het accent op het versterken
van het contrast tussen kanaal en omliggend
landschap.
n Waar het kanaal elementen van de onderliggende
landschapsstructuur heeft opgepakt kan aan-
sluiting worden gezocht bij die landschaps-
structuur. Hier ligt het accent op het versterken
van de samenhang tussen kanaal en omliggend
landschap (verzoening).
Ontwikkelen
n Het Noordhollandsch Kanaal meer onderdeel
maken van het lokale landschap door in te spelen
op actuele locale behoeften, waardoor het kanaal
meer van betekenis wordt in de plaatselijke
identiteit. Het kanaal kan bijvoorbeeld fungeren
als plek om aan te wonen of als onderdeel van
een park.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn100
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 101
4.6 Oude IJ
4.6.1 Regio
Dit gebied valt deels samen met het Oer-IJ, het gebied
waar de vroegere binnendelta van de Rijn lag. Deze
binnendelta was al in de IJzertijd dicht bevolkt. Hier
ligt nog een groot aantal archeologisch waardevolle
terreinen. Echter, het Oer-IJ strekt zich over een gro-
ter gebied uit en is als ruimtelijke eenheid niet meer
bepalend.
Het oude IJ vormde een groot binnenmeer direct achter
de kust. Het vormde als het ware een uitloper van de
Zuiderzee naar de kust. Aan dit IJ is niet alleen
Amsterdam ontstaan, maar heeft zich ook de land-
goederenreeks van Beeckestein, Waterland, Velser-
beek ontwikkeld.
Eind negentiende eeuw durfde men het aan om een
directe verbinding tussen de Amsterdamse havens en
de Noordzee aan te leggen en daarbij de bescher-
mende duinreeks te doorgraven. Met de aanleg van
het Noordzeekanaal (1865-1876) is het oude IJ inge-
polderd. Nadien heeft het gebied onder een sterke
stedelijke druk gestaan. Met de uitbreidingen van
Amsterdam, de aanleg van snelwegen en spoorlijnen
en meer recent de aanleg van havens en recreatie-
gebieden is het gebied getransformeerd van open
polders tot een sterk versneden en gefragmenteerd
stadslandschap.
In grote delen is de oorspronkelijke rationele 19e
eeuwse verkaveling grotendeels verdwenen ten gun-
ste van grootschalige recreatie- en industriegebieden.
Het resultaat is een vrijwel structuurloos landschap.
Alleen de voormalige zeedijken bieden in de land-
schappelijke oriëntatie (zowel in tijd als in ruimte)
nog enig houvast.
Het Oude IJ-gebied en de westelijk daarvan gelegen
IJmond is een echt werkgebied, met zware industrie
en havenactiviteiten. De cultuurhistorische kwaliteit
ligt in de dynamiek van de industriecultuur. De oost-
west verbinding van het Noordzeekanaal doorbreekt
de noord-zuid gerichte ruimtelijke hoofdstructuur
van deze typische kustregio.
Het Oude IJ-gebied is een moeilijk te duiden regio.
Functioneel en cultuurhistorisch is er een sterke oost-
west gerichte samenhang, landschappelijk gezien is
er echter een sterke noord-zuid verbondenheid met
Kennemerland, met name langs de kuststrook. Om
deze reden heeft de kuststrook op de regiokaart A2
een dubbelarcering gekregen.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
De Waterstaatkundige geschiedenis wordt in belang-
rijke mate bepaald door de herkenbaarheid van het
stelsel van oude zeedijken.
De ontginningsgeschiedenis is aan het landschap
afleesbaar door bijvoorbeeld de landgoederenreeks,
de industrialisatiegeschiedenis aan de haven- en
hoogoventerreinen. De Stelling van Amsterdam refe-
reert aan de militair strategische geschiedenis.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn102
4.6.a De overgang tussen de stad en het landelijk gebied
ten zuidoosten van Amsterdam
(foto: Paul Paris)
4.6.b Hoogbouw markeert de overgang
(foto: Paul Paris)
4.6.c Beeckestein
(archief Bosch Slabbers)
4.6.d Krommeniedijk
(archief Bosch Slabbers)
4.6.b
4.6.c 4.6.d
4.6.a
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 103
4.6.2 Behoud, versterken en
ontwikkelen per landschapstype
Binnen deze regio liggen de volgende landschaps-
typen:
n Droogmakerijenlandschap.
n Veenpolderlandschap.
Droogmakerijenlandschap voormalig
IJmeer
Behouden
n Het hergebruik en integratie van hoogwaardig
industrieel en militair erfgoed bij nieuwe ont-
wikkelingen op het gebied van cultuur, toerisme
en economie.
n Dijklichamen met wielen en kleiputten van de
oude zeedijken als de Waterlandse Zeedijk en
IJdijk in Amsterdam.
n Dijkbiotoop Noorder IJ- en Zeedijken.
Versterken
n Bewustwording van de industriële identiteit door
aansluiting op (inter)nationale industriële erf-
goedroute.
n Hergebruik en publiek toegankelijk maken van
dit industrieel erfgoed.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Met nieuwe ontwikkelingen inspelen op de aan-
wezigheid van oude (zee)dijken en deze in de
nieuwe constellatie weer manifest maken.
n Ontwikkelen van de dijken en ringvaarten als
sterke structuurlijnen en als recreatieve verbin-
ding tussen stad (Amsterdam) en land.
n Ontwikkelingen in de waterhuishouding kunnen
worden aangegrepen om een nieuwe structuur in
het landschap te ontwikkelen.
n Historische bedrijfsterreinen herontwikkelen tot
hoogwaardige publieksdomeinen waar wordt
gewoond, gewerkt, gezorgd, ontmoet en ont-
spannen. Deze publieksdomeinen kunnen op
regionale schaal met elkaar worden verbonden
door een nieuwe erfgoedroute, waarin de water-
wegen een recreatieve functie kunnen krijgen.
Ook de spoorlijn kan worden gebruikt ter ont-
sluiting van de publieksdomeinen.
n Terugbrengen van delen van de gedempte
Amsterdamse Vaart als onderdeel van de 17e
eeuwse trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem.
n Romeinse haven in de Zuiderscheg gebruiken als
inspiratiebron voor de herinrichting tot bedrijven-
terrein met behoud van aanwezige waarden.
n Verbeteren van het publieksdomein in Halfweg
door het wegnemen van de verkeerscorridor en
het beter beleefbaar maken van de stedenbouw-
kundige situatie rond de sluizen.
Veenpolderlandschap
Behouden
n Historische dijken zoals de Spaarndammerdijk en
Slaperdijk en waterlopen als de Mooie Nel en de
Liede.
n Openheid en waaier-verkavelingspatroon van de
Inlaagpolder.
n Openheid, karakteristieke waterpatronen en
doorzichten van de Vereenigde Binnenpolder.
n Behouden en handhaven van groene randen rond
Schalkwijk vanuit het bestaande stedenbouw-
kundige concept van Schalkwijk.
n Rijksbeschermd gezicht Spaarndam.
Versterken
n De landgoederenreeks en de samenhang tussen
landgoederen en IJ-polders.
n Vereenigde Binnenpolder en Veerpolder. Het
landschap zoveel mogelijk open houden en bij
invulling rekening houden met karakteristieke
waterpatronen en doorzichten.
n De groene overgang van Haarlem naar aanlig-
gend veenweidegebied door landschapsbouw in
de stadsrand.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn104
4.6.e Zaanstad-IJmond
(archief Bosch Slabbers)
4.6.f Het IJ
(archief Bosch Slabbers)
4.6.g Noorder IJ- en Zeedijk
(archief Bosch Slabbers)
4.6.h Krommeniedijk
(archief Bosch Slabbers)
4.6.i Zaandam
(archief Bosch Slabbers)
4.6.e
4.6.g
4.6.h 4.6.i
4.6.f
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 105
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
4.6.3 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn106
Het Noordzee kanaal
(uit: Provincie Atlas Noord-Holland)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 107
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn108
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 109
4.7 Kennemerland
4.7.1 Regio
De regio Kennemerland bestaat uit een ononder-
broken strook kust en duinen met hoge natuur-
waarden, waarbij de ingrepen van de mens van een
bescheiden omvang zijn met uitzondering van de
badplaatsen en de industriële ontwikkeling bij de
IJmond. De binnenduinrand is van oudsher een
geliefde vestigingsplaats. De achter de duinen gelegen
strandwallen en -vlakten kenmerken zich door geest-
nederzettingen. Dit zijn iets verhoogde nederzettingen
met een karakteristiek ellipsvormig stratenpatroon.
De leesbaarheid van Kennemerland is afhankelijk
van de contrasten tussen het ruige, natuurlijke duin-
landschap, de veelal beboste en verdichte binnen-
duinrand en strandwallen en de open strandvlakten.
Bij de geestnederzettingen is het belangrijk dat hun
kenmerkende structuur behouden wordt en dat zij in
de open setting van hun omgeving blijven liggen.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
In deze regio staan de strategieën behoud en verster-
ken voorop. Het versterken en onderling verbinden
van de cultuurhistorische waardevolle structuren
(landgoederen, buitenplaatsen) als hoofddragers van
de kwaliteit staat centraal. Bij vervanging van min-
der waardevolle of nog niet geheel ontwikkelde
onderdelen moet nieuwe ontwerpkwaliteit worden
ingezet. De Kennemerzoom (het zuidelijk deel van
Kennemerland) wordt gekenmerkt door een groen
karakter en allure. Om deze allure te behouden moeten
nieuwe ontwikkelingen voldoen aan hoge eisen op
het gebied van kwaliteit, uitstraling, verzorging en
aandacht.
4.7.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie voor de regio Kennemerland is uitgewerkt
naar de volgende landschapstypen:
n Jonge duinlandschap.
n Strandwallen- en strandvlaktenlandschap.
n Droogmakerijenlandschap.
n Veenpolderlandschap.
Daarnaast behoeven de Stelling van Amsterdam en
de Leidsche Trekvaart bijzondere aandacht. Zij worden
in afzonderlijke paragrafen behandeld.
Jonge duinlandschap
De jonge duinen vormen hier een overwegend breed
en natuurlijk landschap. Alleen bij IJmuiden wordt
het natuurlijk duinlandschap over een grote breedte
onderbroken door stedelijke bebouwing, industrie en
havengebieden. De jonge duinen vormen een samen-
hangend en aaneengesloten gebied met een hoge
natuur- en landschapswaarde.
Zandvoort, Wijk aan Zee, Egmond aan Zee, Bergen
aan Zee hebben zich aan zee als kernen ontwikkeld.
De binnenduinrand vormt een oud woonmilieu. Dit
gebied werd al in de prehistorie bewoond. In de
middeleeuwen werden hier versterkte huizen en
kastelen (de graven van Egmond) gebouwd, om het
Graafschap Holland te beschermen tegen invallers
uit vijandelijke gebieden als Utrecht en Friesland.
Bekende voorbeelden hiervan zijn de ruïnes van
Brederode (Santpoort) en van het Slot Egmond.
Vanaf de 17e eeuw werd het natuurschoon van
Kennemerland ontdekt door stadsmensen, vooral uit
Amsterdam en Haarlem. De stedelijke elite liet in de
zeventiende en achttiende eeuw in het binnenduin en
op de oude strandwallen landgoederen en buitenplaat-
sen bouwen. Voorbeelden hiervan zijn het ‘t Oude Hof
te Bergen, Huis de Marquette, de landgoederenreeks aan
de oevers van het Wijkermeer (Beeckestein, Waterland,
Velserbeek), Elswout, Huis te Manpad, Vogelenzang.
Eind negentiende/begin twintigste eeuw neemt het
buiten wonen een grote vlucht. Aan het wonen in de
binnenduinrand werd een heilzame werking toe-
gedacht.
De verbeterde ontsluiting met tram en spoor (1839,
eerste spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem)
maakt dat de binnenduinrand voor een bredere toplaag
bereikbaar wordt. Daarmee ontstaat de villa-cultuur.
In de binnenduinrand ontstaan bij Aerdenhout,
Bloemendaal, Heemstede en Vogelenzang uitge-
strekte villagebieden.
4.7.a
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn110
4.7.c
4.7.b
4.7.a Bollenteelt in de binnenduinrand
(archief Bosch Slabbers)
4.7.b De voert
(archief Bosch Slabbers)
4.7.c Binnenduinrand bij Bergen aan Zee
(archief Bosch Slabbers)
4.7.d Villapark Meerwijk, villa De Bark
(archief Bosch Slabbers)
4.7.d
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 111
Daarnaast ontstaan in de binnenduinrand tal van
sanatoria (Meer en Berg, Duin en Bosch, Koloniehuis
Jong Nederland). Bij Bakkum ligt de oudste jeugd-
herberg van Nederland (Koningsbosch).
In de tweede helft van de twintigste eeuw neemt de
ontwikkeling van het toerisme een vlucht. De bad-
plaatsen aan de kust groeien sterk en ook in de
binnenduinrand worden tal van voorzieningen
gemaakt voor de toenemende stroom van bezoekers.
In de smalle strook tussen provinciale weg en duin-
voet hebben zich tal van campings en andere ver-
blijfsrecreatieve complexen ontwikkeld.
In de negentiende eeuw komt in de duinen de
aardappelteelt in zwang. In relatief vochtige duin-
valleien werden akkertjes uitgegraven (om dichter bij
het grondwater te komen). Het zand dat hierbij vrij-
kwam werd in de vorm van wallen rond de akkers
gedeponeerd. Dit heeft bij Egmond geleid tot de ont-
wikkeling van het zeedorpenlandschap: een mozaïek
van kleine, verdiept gelegen aardappelakkertjes,
omgeven door zandruggen. Veel van deze akkertjes
zijn momenteel als volkstuinen in gebruik.
Tussen Beverwijk en Heemskerk ligt in de binnen-
duinrand één van de oudste vollegronds tuinbouw-
gebieden van het land. Dit gebied dreigt steeds meer
met kassen te verdichten.
In en langs de voet van de duinen hebben afzandingen
plaatsgevonden, eerst als ballast voor de koop-
vaardijschepen, later ten behoeve van de uitbreidingen
van Amsterdam. Daartoe zijn uitgebreide vaart-
systemen aangelegd. Na afzanding bleken deze
geestgronden bij uitstek geschikt voor de bollenteelt.
In de duinvoet bij Haarlem ontstond de ‘noordelijke
duin- en bollenstreek’ (het deel bij Lisse wordt alge-
meen aangeduid als de ‘zuidelijke duin- en bollen-
streek’).
Vanaf het midden van de negentiende eeuw zijn in
het duingebied uitgebreide voorzieningen getroffen
voor de drinkwatervoorziening van de hoofdstad
(Amsterdams Waterleidingbedrijf).
Vanouds stroomt er vanuit de duinen water naar de
polders aan de voet van de duinen. Deze kleine
beken, duinrellen, zijn vrijwel alle verdwenen. Vaak
zijn zij in gekanaliseerde vorm nog wel in het land-
schap te traceren. Daarnaast is aan de duinvoet de
kweldruk groot. Om de gronden langs de duinvoet
toch te kunnen bewerken is hier een meer fijnmazig
net van sloten aangelegd, en zijn weteringen gegra-
ven om het water zo snel mogelijk af te voeren. De
aanwezigheid van het kwelwater biedt mogelijkhe-
den voor natuurontwikkeling. Hier kunnen rijk
geschakeerde vegetaties, die zijn gebonden aan de
aanwezigheid van schoon en mineraalrijk water, tot
ontwikkeling komen.
Behouden
n Karakteristieke (micro)reliëfkenmerken van de
duinformaties.
n Behoud en herstel van historische landgoederen
en buitenplaatsen, zoals het Oude Hof te Bergen.
n De historische villaparken in de binnenduinrand.
n en herstel van lokale patronen van houtsingels,
zandwallen (zeedorpenlandschap).
n De vaartsystemen in de afgezande duinzoom.
n De open landschappen aan de voet van de duinen.
n Infrastructuur van de watervoorziening, restanten
militaire infrastructuur, archeologie.
n Badplaatsarchitectuur langs Haarlemmerstraat-
weg en Zandvoortseweg in Zandvoort.
Versterken
n De kenmerkende landschappelijke zonering en
ecologische gradiënt van de duinen via de
binnenduinrand naar het achterliggend polder-
landschap door natuurontwikkeling en herstel
van het watersysteem.
n De afvoer van overtollig duinwater combineren
met het herstel en landschappelijke opwaardering
van historische sloten.
n Het zicht op de duinvoet vanaf de provinciale
weg.
n Atlantikwall als structuur benoemen en versterken
en waar mogelijk voor educatieve doeleinden
gebruiken.
n Vergroten van de leesbaarheid van het klein-
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn112
4.7.e Natuurontwikkeling in de Verenigde Harger- en
Pettemerpolder
(archief Bosch Slabbers)
4.7.f De Hondsbossche Zeewering
(archief Bosch Slabbers)
4.7.g Overgang van de Hondsbossche Zeewering in
het Camperduin
(archief Bosch Slabbers)
4.7.h Landgoed in de binnenduinrand
4.7.i Landgoed in de binnenduinrand
4.7.f4.7.e
4.7.g
4.7.h 4.7.i
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 113
schalig gebruik van de duinen: versterken van het
zeedorpenlandschap, het zanderijenlandschap en
de zand- en schelpvaarten.
n In het kader van natuureducatie meer bekendheid
geven aan dit kleinschalig gebruik door hieraan in
fiets- en wandelroutes aandacht te besteden.
n De eigen identiteit van badplaatsen, door binnen
de herstructurering van de badplaatsen de type-
rende nederzettingsstructuren en badplaats-
architectuur herkenbaar te houden. Zie voor ana-
lyses van nederzettingsstructuren ‘Identiteit
Noord-Holland Noord’.
n Bij het hergebruik van zorginstellingen de nieuwe
bouwvolumen zodanig groeperen dat de ruimte-
lijke structuur beter tot uitdrukking komt. Bij een
buitenplaats of landgoed met bebouwing die niet
past binnen de historische schaal of maatvoering
kan bebouwing worden vervangen door een
volume dat hier wel past.
n De ruimtelijke relatie tussen de buitenplaatsen
Velserbeek, Waterland en Beeckestein met de
directe omgeving. Het gaat hierbij om de historische
relatie met de strandwal/het duin in het westen,
het voormalige Wijkermeer in het oosten en het
dorp Velsen-zuid. Dit wordt bereikt door de
scheidende werking van de wegen op te heffen.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Plaatselijk herstel van natuurlijke dynamiek met
inachtneming van de zeewerende functie van de
buitenste duinen. Door het mogelijk maken van
processen als verstuiving en sluftervorming kan
de dynamiek van het duingebied worden terug-
gebracht.
n Herstel en aanleg van duinrellen.
n Vernatting van de duinen en omvorming van
naaldbos naar meer natuurlijke duinbegroeiing
om de variatie te verhogen.
n Benutten van de mogelijkheden voor natuur-
ontwikkeling langs de duinvoet.
n Ontlasten van de kwetsbare delen van het duin
door zoneren en concentreren.
n Inpassen van de verblijfsrecreatie in de binnen-
duinrand.
n Mogelijkheden voor gebouwen met gezond-
heidsfuncties.
Strandwallen en -vlaktenlandschap
In het deel benoorden het Noordzeekanaal is het
strandwallenpatroon niet geheel parallel geordend.
De ligging is beïnvloed door het voormalige zeegat
van de Prae Zijpe. Castricum, Limmen en Heiloo liggen
op een smalle strandwal, Bergen is ontwikkeld op
een zogenaamde ‘haakwal’ (strandwal haaks op de kust).
Ook Uitgeest en Akersloot liggen op een smalle
strandwal die onderdeel uitmaakt van de geulen en
vlakten van de binnendelta.
Op de strandwallen zuidelijk van het Noordzee-
kanaal kwamen landgoederen en buitenplaatsen tot
ontwikkeling.
Het zuidelijk deel van het strandwallen/strandvlak-
ten landschap is nagenoeg geheel verstedelijkt. De
resterende open gebieden langs de voet van de duinen
en tussen de binnenste strandwal en de Ringvaart
van de Haarlemmermeer staan onder sterke druk
van de verstedelijking.
Het poldergebied achter de Hondsbossche Zee-
wering loopt door in het poldergebied van Egmond,
Bergen en Schoorl.
Dit gebied, tussen de jonge duinen en de dicht
bebouwde strandwal van Uitgeest, Heiloo, Limmen
en Alkmaar geldt als één van de mooiste polderland-
schappen van Noord-Holland. Het gebied bestaat uit
een afwisseling van kleine strandwallen, laaggelegen
strandvlakten en voormalige meertjes. Men vindt er
kleine polders, begrensd door dijken of kades, met
kronkelige sloten en vrij onregelmatige percelen.
Dit gebied heeft een grote cultuurhistorische beteke-
nis door de kleinschalige percelering, de kaden en
dijken en de vele molentjes. Hier is sprake van een
fraai contrast tussen het vlakke, open, groene pol-
derlandschap en de hoge duinen op de achtergrond.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn114
Hondsbossche Zeewering
De machtige dijk van de Hondsbossche Zeewering is
in eerste vorm in 1466 als zanddijk aangelegd.
Nadien is de dijk herhaalde malen versterkt. De zuid-
punt van de dijk vertoont een knik ter plaatse van de
aansluiting op de natuurlijke zeewering (Camper-
duin). Dat komt doordat de natuurlijke kustlijn gelei-
delijk iets naar achteren verschuift, waardoor de dijk
steeds meer als een ‘balkon’ in zee komt te liggen.
Achter de dijk ligt het polderlandschap van de
Vereenigde Harger- en Pettemerpolder. Hier is het
oorspronkelijke laat middeleeuwse verkavelings-
patroon nog vrijwel geheel in takt.
Schelpenhandel
Het Middeleeuwse dorp Akersloot was tot in de 17e eeuw van
belang vanwege de visserij en de scheepvaart. Met de droog-
legging van de Schermer en andere meren verdween deze
bedrijvigheid. Daarvoor in de plaats kwam de schelphandel ten
behoeve van de kalkbranderijen. Vanaf de stranden van Bergen,
Egmond en Castricum werden schelpen aangevoerd en via de
Schulpvaart naar Akersloot getransporteerd. Daar werden ze in
grotere schepen geladen en verder vervoerd naar kalkbrande-
rijen in Zwartsluis en Huizen.
Behouden
n De karakteristieke verkavelingsstructuur van de
polders in het overgangsgebied tussen de duinen
en het lage gebied in de gemeente Bergen.
n De openheid, middeleeuwse dijkjes en de nage-
noeg oorspronkelijke verkaveling in de Harger-
en Pettemerpolder.
n De contrasten tussen de lage open strandvlakten
en de beboste binnenduinrand, ondermeer door
behoud van het bestaande graslandareaal van de
strandvlakten.
n Behoud en herstel van historische landgoederen
als Marquette, Scheybeek en Westerhout en
buitenplaatsen in groen mozaïeklandschap.
n De vaartsystemen in afgezande gebieden.
n Bijzondere elementen als de Schulpsloot bij
Bakkum.
n In het zuidelijk deel de resterende open gebieden
in de duinvoet en inrichting van niet verstede-
lijkte gebieden tussen de binnenste strandwal en
de Ringvaart Haarlemmermeer.
n De suburbane interbellum stedenbouw van
Heemstede.
n Rijksbeschermde gezichten Alkmaar en histori-
sche dorpskern Bergen.
n Genomineerde rijksbeschermde gezichten Tuin-
dorp Oostbuurt en Park Meerwijk in Bergen.
n Genomineerd rijksbeschermd gezicht Wester-
houtkwartier.
n Genomineerd rijksbeschermd gezicht villaparken
Duin en Daal te Bloemendaal.
n Geestnederzettingen (Langenes, Noordeinde,
Dusseldorpergeest, Oosterzijde, deel van de
Alkmaardergeest en Oudorpergeest, Benes en
Westergeest, Startingergeest en Middelbuurt) met
hun ellipsvormige structuur in de setting van hun
open omgeving.
n De historische structuur van de kernen, waaron-
der Wijk aan Zee, Velsen, Beverwijk, Castricum
en Heemskerk.
n Vele oude en vaak zeer kwetsbare dijken.
n De archeologisch waarden van het gelaagde land-
schap, waaronder Oer-IJ en Rekere en specifiek
het provinciaal archeologisch monument Kronen-
burg.
n De resten van kastelen en buitenplaatsen.
n De geulen en het wallenpatroon van de binnen-
delta.
Versterken
n De cultuurhistorische structuur van het Oer-IJ
door het beter leesbaar maken van archeologische
bewoningsrelicten aan kreken, door het ontwik-
kelen van een daarop toegesneden behoud- en
beheerprogramma.
n Bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties de
herkenbaarheid van cultuurhistorische structuren
in de planvorming een plaats geven. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie. Voor
strandwallen en -vlakten specifiek de verstede-
lijkte geeststructuren versterken, herkenbaar aan
het ellipsvormige stratenpatroon.
n Het contrast tussen de ruimtelijk meer verdichte
strandwal en de open gebleven delen van de
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 115
strandvlakten door de strandvlakten vrij te
maken van functies die afbreuk doen aan de
openheid.
n Continuïteit van het agrarisch gebruik als belang-
rijke identiteitsdrager.
n Zichtas Elswout-St. Bavo (Haarlem) door in deze
as de glastuinbouw op te heffen ten behoeve van
de aanleg van een ecologische verbindingszone.
n Opwaarderen ruïne te Egmond aan de Hoef en
andere (voormalige) kastelen en kasteelterreinen.
n De waardering van de industriële identiteit door
middel van aansluiting op (inter)nationale erf-
goedroute. Hergebruik en publiek toegankelijk
maken van cultuurhistorisch (industrieel) erf-
goed.
Ontwikkelen
n Met nieuwe ontwikkelingen aansluiten bij de
lineaire opbouw parallel aan de kust.
n Ontwikkelen van nieuwe landgoederen op de
strandvlakten tussen Driehuis en Santpoort
Noord, onder voorwaarde van landschappelijke
openheid en publieke toegankelijkheid. Verder
zijn nieuwe landgoederen en buitenplaatsen
mogelijk als dit leidt tot verbetering van de ruim-
telijke kwaliteit.
n Bij hergebruik zorginstellingen aansluiten op de
historische schaal en maatvoering.
n Onderzoeken van de mogelijkheden van natuur-
ontwikkeling, verbrede landbouw en waterber-
ging.
n Ontwikkeling van de ecologische gradiënt van
duin naar polder door herstel van het water-
systeem.
Droogmakerijenlandschap
In de kop van het Kennemerland ligt een aantal van
de oudste droogmakerijen van ons land. Ten westen
van Alkmaar lagen ondiepe meertjes die al in de 16e
eeuw zijn drooggemalen, zoals het Bergermeer (1566)
en het Egmondermeer (1566).
Behouden
n De droogmakerijen als ruimtelijke entiteit welke
wordt gedragen door de ringdijken en ringvaarten.
n Molengangen, molens en voormalige molen-
plaatsen.
n Behouden en versterken van de interne structuur.
Aansluiten bij de rationele indeling van de pol-
ders en van de landschappelijke kenmerken die
met deze indeling samenhangen (bijvoorbeeld de
hoofdrichting van het patroon van wegen en
waterlopen, vorm van de ruimtes).
Ontwikkelen
n De droogmakerijen als ruimtelijke entiteit.
Veenpolderlandschap
Het betreft hier een kleine oppervlakte veenpolder-
landschap. Zie voor beleid de aangrenzende regio
‘jonge droogmakerijen’ in paragraaf 4.8.2.
4.7.3 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
4.7.4 Trekvaart Haarlem-Leiden
In de zeventiende eeuw was Leiden, na Amsterdam,
de tweede stad van het land en behoorde het tot de
20 grootste steden van Europa. Tussen Haarlem en
Leiden werd, min of meer door de strandvlakte, een
trekvaart aangelegd. In die tijd gold de trekvaart als
een uiterst geavanceerde verbinding.
Versterken
n De Trekvaart als ruimtelijke entiteit en als land-
schappelijke structuurlijn
n De belevingswaarde van de Leidsevaart als recre-
atieve verbinding tussen de diverse landgoede-
ren en buitenplaatsen. Hiertoe moet de vaart zelf,
maar ook de naastgelegen weg, voor recreatief
verkeer geschikt worden gemaakt.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen van de Trekvaart als recreatieve ver-
binding tussen stad (Haarlem) en land.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn116
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 117
4.8 Jonge droogmakerijen
4.8.1 Regio
Deze regio, ten zuiden van Amsterdam, maakte ooit
deel uit van het centraal Hollands-Utrechts veenkussen,
dat zich uitstrekte van de binnenste strandwal tot aan
de voet van de hoge gronden van de Utrechtse
Heuvelrug. Dit veenkussen werd in het oosten door-
sneden door veenrivieren als Amstel, Vecht, Gein en
Diem.
Deze regio omvat het gebied tussen de binnenste
strandwal en de Amstel, het gebied dat wordt
gedomineerd door de grootschalige droogmakerijen.
Oostelijk van de Amstel wordt het landschapsbeeld
bepaald door de aanwezigheid van de rivieren en
wat daarmee samenhangt. Dat gebied vormt daarvan
een afzonderlijke regio.
Binnen het veenkussen zijn grootschalige meren ont-
staan: het Haarlemmermeer, De Westeinderplassen,
het Legmeer en de Oosteinder Poel.
Met uitzondering van de Westeinderplassen zijn deze
meren pas in de tweede helft van de 19e eeuw droog-
gelegd (Haarlemmermeer 1850, Legmeer 1873/1883,
Oosteinderpoelpolder 1865, Schinkelpolder 1858).
De Bovenkerkerpolder, grenzend aan de Amstel, is
eerder verveend en drooggelegd.
De Amstel vormt binnen dit gebied een hoofd-
structuurlijn. Lange tijd was deze rivier, met het
naastgelegen jaagpad, één van de hoofdtransport-
aders van het land. Aan de oevers van de Amstel ont-
wikkelden zich buitenplaatsen als Amstelrust, Wester
Amstel en Oostermeer.
Tussen de beide grote droogmakerijgebieden
(Haarlemmermeer en Legmeer met aanliggende pol-
ders) liggen de Westeinderplassen en een smalle
strook bovenland, veenpolder. Ook ligt een strook
bovenland langs het Amstel-Drechtkanaal (Kalslager
polder/Uithoornsche Polder).
Binnen deze regio neemt de Stelling van Amsterdam
een belangrijke plaats in. De herkenbaarheid van de
Stelling en haar onderdelen (Forten, Geniedijk, vuur-
dijken en inundatievlakten) staat hier, als gevolg van
de vele infrastructurele doorsnijdingen, de opruk-
kende verstedelijking en de glastuinbouwontwikke-
ling, sterk onder druk.
In de Haarlemmermeer bedreigen de infrastructurele
ontwikkelingen de herkenbaarheid, tussen Uithoorn
en Aalsmeer raken de elementen zoek in een zich
snel verdichtend landschap.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Voor het behoud van de leesbaarheid van de regio
‘Jonge droogmakerijen’ zijn van belang:
n Het behoud, versterken en ontwikkelen van het
contrast tussen veenpolder en droogmakerij.
n De herkenbaarheid van de Amstel als belangrijke
structuurlijn.
n De herkenbaarheid van de Stelling van Amsterdam
als een grotere overkoepelende structuur.
4.8.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie is voor deze regio uitgewerkt naar land-
schapstype:
n Droogmakerijenlandschap.
n Veenpolderlandschap.
Daarnaast behoeft de Stelling van Amsterdam bij-
zondere aandacht. Deze wordt in paragraaf 3.4.8,
pag. 51 behandeld.
Droogmakerijenlandschap
Haarlemmermeerpolder
De Haarlemmermeer is de grootste droogmakerij van
Noord-Holland. Anders dan bij de eerdere droog-
makerijen is dit meer niet drooggemaakt met behulp
van windmolens, maar met de inzet van drie stoom-
gemalen.
Bij de aanleg van de Ringdijk heeft men gestreefd
naar de kortste omtrek. Dit heeft tot gevolg gehad dat
bij Lisserbroek en Vijfhuizen stukken bovenland zijn
ingedijkt en bij de polder zijn gevoegd. Nog altijd
herkent men deze bovenlandrestanten binnen de
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn118
4.8.a De Thamerpolder
(archief Bosch Slabbers)
4.8.b De Geniedijk
(archief Bosch Slabbers)
4.8.c De Geniedijk
(archief Bosch Slabbers)
4.8.b4.8.a
4.8.c
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 119
Ringdijk aan hun afwijkende verkaveling. De droog-
makerij zelf kent een uitermate stelselmatige opzet
met tochten en vaarten die haaks op elkaar zijn
gesteld. Binnen dit uiterst mathematische stelsel is er
één markante afwijking: de Geniedijk. Dit onderdeel
van de Stelling van Amsterdam loopt vrijwel diago-
naal door het orthogonale systeem.
In 1920 is in de Haarlemmermeer de militaire lucht-
haven Schiphol aangelegd.
Deze zou uitgroeien tot één van de grootste burger-
luchthavens van Europa.
De Haarlemmermeerpolder staat onder grote stede-
lijke druk. Wat ooit een ‘zee van ruimte’ was, groeit
nu dicht met een caleidoscopische verzameling aan
stedelijk getinte functies: woongebieden, bedrijven-
terreinen, de ‘stad’ Schiphol, het Strategisch Groen-
project Haarlemmerméér Groen, de aanleg van de
Hoge Snelheids Lijn etc. Ondanks de veelheid aan
ontwikkelingen is de oorspronkelijke hoofdstructuur
nog opvallend gaaf aanwezig.
Oosteinderpolder/Legmeerpolder
Ook deze polders kennen van oorsprong een vrij
systematische opbouw.
Deze opbouw is echter als gevolg van de glastuin-
bouwontwikkeling nauwelijks meer herkenbaar.
Westeinderplassen
Tot tweemaal toe is gepoogd de Westeinderplassen
droog te leggen, beide missies mislukten door orga-
nisatorische tegenslag. De eerste poging in 1884
strandde omdat het Ministerie van Oorlog het meer
nodig had voor de Stelling van Amsterdam. Bij de
tweede poging (omstreeks 1920) kreeg men de finan-
ciering niet rond. Na 1920 nam het recreatieve
gebruik van de plassen snel toe. Men besloot dat de
Westeinderplassen als water voor de stad Amsterdam
van meer betekenis was dan als land.
Bovenkerkerpolder
De Bovenkerkerpolder, grenzend aan Amstelveen, is
een open polder met een opvallend regelmatige ver-
kaveling. De bebouwing staat niet in de polder, maar
aan de rand van de polder, aan de Ringdijk.
De Bovenpolder grenst aan de Amstel.
Behouden
n Ringvaarten, ringdijken en molengangen.
n De stoomgemalen.
n De ruimtelijke hoofdstructuur van de
Haarlemmermeer met Ringdijk en –vaart, de
Hoofdvaart en de gemalen als identiteitsdragers.
n Kaden, dijken en verkavelingspatronen in de
Bovenkerker- en Legmeerpolder.
n Behouden en versterken van de interne structuur.
Aansluiten bij de rationele indeling van de pol-
ders en van de landschappelijke kenmerken die
met deze indeling samenhangen (bijvoorbeeld de
hoofdrichting van het patroon van wegen en
waterlopen, vorm van de ruimtes).
Versterken
n Het karakteristieke profiel van tochten en
bebouwingslinten in de Haarlemmermeer.
n De openheid van het zuidelijk deel van de Haarlem-
mermeer als overgang naar het Groene Hart.
n De herkenbaarheid van delen oud land temidden
van de rationele nieuwe verkaveling.
n Bij de invulling van de droogmakerijen zoveel
mogelijk gebruik maken van karakteristieke
kavel- en waterpatronen en doorzichten.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen van de dijken en ringvaarten als
sterke structuurlijnen en als recreatieve verbin-
ding tussen stad (Amsterdam) en land.
n In de Bovenkerkerpolder zijn mogelijkheden voor
waterberging.
n Voor de Haarlemmermeer moet een totaalconcept
worden ontwikkeld, waarbij het poldergrid kan
dienen als onderlegger voor ruimtelijke ontwik-
kelingen.
n Opgaven in de waterhuishouding kunnen wor-
den aangegrepen om een nieuwe structuur in het
landschap te ontwikkelen.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn120
Stelling van Amsterdam
(foto: Ludo Vermaire)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 121
Veenpolderlandschap
Tussen Haarlemmermeer en Oosteinderpoelpolder/
Legmeerpolder ligt een smalle strook veenpolder-
landschap, het ‘bovenland’. Ook de waterrijke
Uithoornsche polder is bovenland. Ook langs de
Amstel ligt een smalle strook bovenland, de
Kalslagerpolder.
Behouden
n De resterende open gebieden.
n De verkavelingsstructuur van de opgevaren gron-
den in aansluiting op de ringvaart van de
Haarlemmermeer en de Westeinderplassen.
Versterken
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
Ontwikkelen
n Bij transformatie aansluiten op het bestaande
verkavelings- en bebouwingspatroon (Oost-
einderweg, Aalsmeerderweg en Hoornweg).
n Uitbreiding van het recreatieve netwerk vanuit
het stedelijk gebied: fietsen, wandelen en varen.
Ontwikkelen recreatief knooppunt met cultuur-
historie als thema.
4.8.3 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn122
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 123
4.9 Veenstromenland, tussenVecht en Amstel
4.9.1 Regio
Het landschapsbeeld ten zuiden van Amsterdam
wordt in beginsel bepaald door uitgestrekte veen-
kussens, waartussen de veenrivieren Amstel, Gein,
Gaasp, Diem, Holendrecht, Waver, Bullewijk en Vecht
zich een weg naar het voormalige IJsselmeer zoeken.
Deze rivieren monden alle uit in het IJ/IJmeer, de
Amstel via het grachtenstelsel van Amsterdam. Ooit
waren deze rivieren de belangrijke structuurlijnen
van deze regio. Aan deze rivieren, met name langs
Amstel en Vecht, stonden tal van landgoederen en
buitenplaatsen. Dit landelijk gebied was als de tuin
voor de stad. Hier woonde/vertoefde de stedeling
wanneer hij de drukte van de stad wenste te ont-
vluchten.
Thans wordt dit landschap veelvuldig doorsneden
door grote infrastructurele werken: snelwegen (A1,
A2, A9), spoorlijnen en het Amsterdam Rijnkanaal.
Deze lijnen zijn als het ware autonoom over het
onderliggend landschap geprojecteerd. Zij voegen
een eigen laag aan het landschap toe.
Door de veelheid aan grote infrastructurele lijnen is
het landschap binnen dit deelgebied sterk versneden.
Het is opgedeeld in van elkaar gescheiden fragmen-
ten.
Dit leidt tot een verlies aan historische, ruimtelijke en
ecologische samenhang.
Het is nauwelijks meer te bevatten dat de verschil-
lende fragmenten deel uitmaken van in beginsel één
en dezelfde morfologische eenheid.
Wie over de A1 van Diemen naar Naarden rijdt zal
niet beseffen dat de gebieden links en rechts van de
snelweg tot één en hetzelfde gebied behoren en zal al
helemaal niet doorhebben dat hij zich op minder dan
200 meter van de voormalige Zuiderzee bevindt.
Met de vele infrastructurele werken is ook de relatie
stad-land sterk onder druk komen te staan. Kanalen,
spoorlijnen en snelwegen snijden de stad af van het
aanliggend landelijk gebied. Het landschap is daar-
mee, hoe nabij ook, voor de stedeling vrijwel onbe-
reikbaar geworden.
De aanwezigheid van de talloze doorsnijdingen
leiden ook tot een verlies aan gebruiksmogelijk-
heden. Vaak zijn de resterende fragmenten te klein,
en liggen zij te geïsoleerd, om bijvoorbeeld als land-
bouwgebied nog duurzaam economisch te kunnen
functioneren. Met het verslechteren van de land-
bouwkundige mogelijkheden neemt ook het per-
spectief op een duurzaam behoud van deze open
landschappen af.
Het beleid is gericht op een zodanige ontwikkeling
van het gebied dat het landschap ‘zijn verhaal kan
blijven vertellen’, dat de ontwikkelingsgeschiedenis
aan het landschap afleesbaar blijft. Dat betekent voor
de veenrivieren zelf dat het accent ligt op versterken
en ontwikkelen. Daarbij richt het beleid zich in deze
regio in het bijzonder op het tegengaan van frag-
mentatie, op herstel van de ruimtelijke en historische
samenhangen en op herstel van de samenhang
stad–land.
Daarnaast behoeven de Stelling van Amsterdam en
de inpassing van de infrastructuur afzonderlijke aan-
dacht.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Voor de leesbaarheid van het landschap is het van
belang dat de bewoningsgeschiedenis aan het land-
schap herkenbaar blijft. Op de oeverwallen van de
Amstel zijn in de Aetsveldsepolder prehistorische
bewoningsresten aanwezig. Nigtevegt is een goed
voorbeeld van een middeleeuwse bewoningskern,
Weesp een voorbeeld van een vestingstad. De water-
staatkundige geschiedenis komt tot uiting in het stel-
sel van dijken, de buitendijken en zomerkaden van
de voormalige Zuiderzee. De ontginningsgeschiedenis
komt tot uiting in de strokenverkaveling. De militaire
geschiedenis komt tot uitdrukking in de verdedi-
gingslinie Stelling van Amsterdam.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn124
4.9.a Wester-Amstel, getekend door Anton Pieck
(uit: Amstelland)
4.9.b Wester-Amstel, een van de buitenplaatsen langs
rivier de Amstel
(uit: Amstelland)
4.9.c Rivier de Vecht
(foto: Paul Paris)
4.9.b4.9.a
4.9.c
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 125
4.9.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie is voor deze regio uitgewerkt voor het land-
schapstype:
n Veenrivierenlandschap.
Veenrivierenlandschap
Binnen deze regio is de oorspronkelijke landschap-
pelijke opbouw van uitgestrekte veenkussens, die
zich tussen de rivieren bevonden, in beginsel nog
gaaf aanwezig.
Grote oppervlakten veenland zijn bewaard gebleven,
denk aan de Ronde Hoep, de Gemeenschapspolder,
de Aetsveldsche polder of de Keverdijksche polder.
Het landschap werd bepaald door hoogveeneilan-
den, omsloten door veenrivieren.
De hoogveenkussens zijn in de middeleeuwen ont-
gonnen vanaf de omringende rivieren.
Aan de oevers van de rivieren werden de boerderijen
gebouwd, waardoor het centrale gebied volledig
open en onbebouwd bleef. Min of meer loodrecht op
de rivieren werden sloten gegraven om het veenkus-
sen te ontwateren. Doordat men vanaf alle kanten
naar het midden toewerkte ontstond de kenmer-
kende radiale percelering. Aanvankelijk lag het veen-
kussen zo hoog, dat het overtollige water vrij naar de
rivieren kon stromen. Door de ontwatering en het
landbouwkundig gebruik daalde het oppervlak
echter snel.
De bodemdaling bracht met zich mee dat de gebieden
niet langer geschikt waren voor akkerbouw en dat de
rivieren van kaden moesten worden voorzien.
Daardoor konden de sloten hun water niet meer
rechtstreeks lozen op de rivieren.
Er werden weteringen gegraven waarin het water uit
de polder werd verzameld, op een paar punten werd
het water met behulp van molens geloosd op de
rivieren.
De Ronde Hoep is een veengebied dat door oude
veenrivieren wordt omgeven en dat zijn oorspron-
kelijke inrichting nog vrijwel onveranderd heeft
behouden. Alleen in het noorden is een punt van de
ovaal afgesneden door de snelweg A9.
Het waren met name de Amstel en de Vecht die zich
tot lustwarandes ontwikkelden. Dankzij hun goede
bereikbaarheid over het water en via het jaagpad
langs de rivieren bouwden welgestelde Amsterdam-
mers aan de oevers van Amstel en Vecht hun buiten-
plaatsen en landgoederen. Vroeger lag aan de Amstel
een reeks van buitenplaatsen. Hier zijn er nog drie
van over: Oostermeer (1728), Westeramstel (hiervan
resteert alleen nog de tuinaanleg met het rococo inrij-
hek) en Amstelrust (1740).
De Amstel en de aangrenzende weilanden en bos-
percelen steken als een groene scheg diep het stedelijk
gebied in.
Van groot belang is het behoud van de geledende
werking van het veenstromenland tussen
Amsterdam en het Gooi. Daarnaast gaat het voor
deze regio om behoud van de afwisseling van de ver-
dichte oevers aan weerszijden van de Vecht en de
Amstel en de openheid en het graslandkarakter van
de aangrenzende polders.
Behouden
n De afwisseling tussen de verdichte oevers langs
de rivieren en de openheid en het grasland-
karakter van de aangrenzende polders.
n De doorzichten vanaf de rivier naar het achter-
liggende polderland.
n Polder de Ronde Hoep (kaden, dijken en verka-
velingspatroon).
n Elementen/kenmerken die samenhangen met de
ontginningsstructuur, zoals weteringen, boezem-
gebieden, landscheidingskaden, tiendwegen,
strokenverkaveling, gerende, knikkende en gebo-
gen percelen.
n Behouden en herstellen van cultuurhistorische
elementen als kerkepaden, dorpslinten, kerk-
hoven, kasteelterreinen.
n De veenrivieren Vecht, Amstel, Oude Waver,
Bullewijk en Holendrecht met bovenlanden en
kades.
n Behoud van de herkenbaarheid van de zonering
in openheid van bovenstroomse delen naar bene-
denstroomse delen.
n Behouden en herstellen van de buitenplaatsen
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn126
Polder de Ronde Hoep
(foto: Paul Paris)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 127
langs Amstel en Vecht.
n Beschermde stads- en dorpsgezichten Ouderkerk
aan de Amstel, Muiden en Weesp.
n Bewoningssporen op de oeverwallen in de
Aetsveldsepolder.
n Bewoningssporen op de oeverwallen van de
Vecht.
n De zeewerende dijk bij Muiden.
Versterken
n Bekend maken van de aanwezigheid van verborgen
nederzettingsstructuren door informatieborden,
landschapsreconstructies, TRAP-routes (toeris-
tisch recreatieve archeologische fietsroutes) etc.
n Het landschap van de veenpolders zoveel moge-
lijk open houden en bij invullingen gebruik
maken van de karakteristieke kavel- en water-
patronen en doorzichten.
n Bij nieuwe ruimtelijke plannen, zoals in de
Bloemendalerpolder, dienen de aanwezige cultuur-
historische waarden zodanig geïntegreerd te worden
dat ze zichtbaar blijven, bijvoorbeeld in het
stratenpatroon of in het gebruik van de histori-
sche infrastructuur voor de ontsluiting. De meest
waardevolle structuren in het plan behouden
door er een landschappelijke invulling (park,
landgoed) aan te geven.
n Resten van verdwenen buitenplaatsen langs
Vecht en Amstel, bijvoorbeeld door ontwikkeling
van nieuwe buitenplaatsen.
n De ruimtelijke samenhang tussen de verschil-
lende gebieden.
n Herstel van de jaagpaden.
n De betekenis van de rivieren als verbindende ele-
menten tussen stad en land.
n Natuur- en landschapswaarden van de Vecht
door herstel en ontwikkeling van de oeverlanden.
n Benutten van het patroon van waterlopen en van
dijken en kades om de mogelijkheden van het
recreatief medegebruik van het veenweidegebied
te vergroten.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
n De Amstel als recreatieve verbinding tussen
Amsterdam en het landelijk gebied ten zuiden
van de stad.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen van de groene scheggen langs
Amstel en Gaasp tot groenzones die stad en land
met elkaar verbinden
n Ontwikkelen van de Amstel als sterke structuur-
lijn en als recreatieve verbinding tussen stad
(Amsterdam) en land.
n Aansluiten bij de indeling in waterstaatkundige
eenheden en bij de zonering in voor- en achter-
kanten die binnen elke polder aanwezig is.
n Ontwikkelen van nieuwe buitenplaatsen.
n De Muidertrekvaart als recreatieve waterverbin-
ding.
n Nieuwe functies in Marinecomplex te Weesp.
n Ontwikkelen met behoud van waardevolle
gebouwen en oorspronkelijke productielijnen op
het KNSF-terrein bij Muiden.
n Op en langs de zeewerende dijk bij Muiden kan
een recreatieve route worden aangelegd als
onderdeel van een doorgaand traject over de
voormalige IJ- en Zuiderzeedijken van Haarlem
via Amsterdam tot aan Huizen.
n Kruitfabriek langs de Amstel als bedrijventerrein
met behoud van historische gebouwen.
n Doorzichten vanaf de Amstel naar het open land-
schap.
n Architectonische en stedenbouwkundige kwa-
liteit die bijdraagt aan de beleving van de Amstel.
4.9.3 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
4.9.4 Bovenregionale infrastructuur
Bovenregionale infrastructuur heeft een sterk sturen-
de en ordenende werking op ruimtelijke ontwikke-
lingen. Hoewel dit thema in meer regio’s speelt, is
vooral in veenstromenland de invloed van bovenre-
gionale infrastructuur op het landschap groot.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn128
Zicht op de Vecht
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 129
Belangrijke aspecten hierbij zijn:
n Benutten van de ordenende werking die boven-
regionale infrastructuur op regionaal schaalni-
veau in potentie biedt voor de ontwikkeling en
versterking van de landschapsstructuur.
n In de vormgeving van de infrastructuur tot uiting
laten komen met welke landschapspatronen wel
en met welke landschapspatronen geen samen-
hang bestaat; afhankelijk van de ligging van het
element in de landschapsstructuur en van zijn
functie in het totale netwerk van verbindingen
kan de lijn als meer of minder zelfstandig ten
opzichte van zijn omgeving worden vorm-
gegeven.
n Opheffen van de negatieve effecten van de
barrièrewerking van spoordijken, kanalen en
snelwegen.
n De eigen vorm-karakteristieken van het infra-
structuur-element benadrukken om zo het
contrast tussen de landschapspatronen en het
nieuwe technische element zichtbaar te maken.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn130
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 131
4.10 Gooi en Vechtplassen
4.10.1 Regio
De Gooise stuwwal vormt de oostelijke hoge rand
van de provincie. Het centrale veenpakket grenst hier
aan de hoge zandgronden. De hoge zandgronden
van het Gooi en de venige gronden aan de voet van
het Gooi kennen een waterkundige samenhang. Deze
samenhang maakt dat het Vechtplassengebied tot de
regio Gooi wordt gerekend.
Het Gooi kenmerkt zich als een mozaïeklandschap.
Het gebied kent een lange bewoningsgeschiedenis.
Op de heideterreinen zijn prehistorische bewonings-
sporen aangetroffen, waaronder grafheuvels.
In de middeleeuwen ontstonden hier brinkdorpen,
met gemeenschappelijke bouwlanden en uitgestrekte
heideterreinen waar de schaapskudden werden
geweid. De schapen werden ’s nachts op stal gezet
om de mest op te kunnen vangen. Deze mest werd,
vermengd met plaggen, over de gemeenschappelijke
bouwlanden (engen) verspreid. De schapen werden
via schapendriften naar de hei geleid. Nog altijd zijn
op het Gooi de sporen van deze middeleeuwse
nederzettingen- en ontginningsstructuur herkenbaar.
Blaricum en Laren zijn voorbeelden van dergelijke
brinkdorpen. Daarnaast zijn nog (restanten van)
engen, meenten, zandpaden en schapendriften aan-
wezig.
In de zeventiende eeuw ontstaan op de hoge zand-
gronden, en in de overgang naar het veen, landgoe-
deren en buitenplaatsen.
Met de verbetering van de infrastructuur (aanleg van
de trambaan gevolgd door de aanleg van het spoor
Amsterdam-Amersfoort, 1874) raakt het Gooi als
woongebied in trek. Eind negentiende, begin twin-
tigste eeuw ontwikkelen zich hier uitgestrekte villa-
gebieden, soms vanuit de verkaveling van historische
landgoederen en buitenplaatsen. In de jaren dertig
van de vorige eeuw ontwikkelt Hilversum zich tot
het centrum van de jonge bouwkunst, met stadhuis
en uitbreidingswijken van W.M Dudok, gebouwen
van het Nederlandse omroepwezen en het sanato-
rium Zonnestraal van architect J. Duiker.
In de tweede helft van de twintigste eeuw neemt de
verstedelijking op de hoge gronden een grote vlucht.
De historische vestingstad Naarden, aan de rand van
het Gooi, wordt omkaderd door recente steden-
bouwkundige en infrastructurele ontwikkelingen,
waardoor het schootsveld minder herkenbaar is.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
De flank van het Gooi kent een directe waterkundige
relatie met de hoge gronden van de stuwwal. Hier is
de druk van het kwelwater zo groot, dat het kwel-
water in ‘meerstallen’ aan de oppervlakte komt.
Hierdoor ontstonden natuurlijke meren zoals het
Naardermeer en het Horstermeer. Beide meren ken-
nen, mede ten gevolge van die extreme kweldruk,
een bewogen en slechts ten dele geslaagde ontgin-
ningsgeschiedenis.
De militair-strategische geschiedenis van deze regio
wordt enerzijds gevormd door de aanleg van de ver-
dedigingslinie Stelling van Amsterdam, anderzijds
door de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Gezien de kwetsbaarheid van het mozaïeklandschap
van het Gooi is vanuit de cultuurhistorie gezien de
transformatiecapaciteit laag. Kleinschalige ontwik-
kelingen zijn mogelijk, mits passend binnen de bij-
zondere karakteristiek van het mozaïek.
4.10.2 Behoud, versterken en ontwikkelen
per landschapstype
Het beleid ten aanzien van landschap en cultuur-
historie is uitgewerkt naar landschapstypen:
n Stuwwallenlandschap.
n Veenpolderlandschap.
n Droogmakerijenlandschap.
Daarbij behoeft de unieke buitenplaatsgordel van
’s-Graveland afzonderlijk aandacht.
Stuwwallenlandschap
De voedselarme, hoge zandgronden van het Gooi
zijn eerst ontgonnen vanuit een variant op het principe
van de esdorpen, zoals we dat vooral van Drenthe
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn132
Landgoed Trompenburg
(archief Bosch Slabbers)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 133
kennen. Hierbij werden de gemeenschappelijke
bouwlanden, de meenten, vruchtbaar gehouden met
mest vermengd met plaggen. Deze mest was afkom-
stig van de schaapskudden, die overdag de uitge-
strekte heidevelden begraasden, en ’s nachts op de
potstal werden gezet. Door de mest met plaggen te
vermengen ontstond een vruchtbare grond, die over
de gemeenschappelijke bouwlanden werd uitgere-
den. Door het steken van de plaggen bleven de hei-
develden in takt. Tot aan de uitvinding van de kunst-
mest, midden 19e eeuw, gold er een subtiel even-
wicht tussen de omvang van de bouwlanden, de
grootte van de schaapskudde die nodig was om de
bodemvruchtbaarheid op peil te houden en het are-
aal heidegrond dat nodig was om deze kudde te kun-
nen weiden. De natte gronden op de overgang naar
het veengebied werden gebruikt als weiland en de
natste gronden als hooiland.
Met de introductie van de kunstmest was de bodem-
vruchtbaarheid niet langer de beperkende factor om
de arme zandgronden in cultuur te nemen. Vanaf
midden 19e eeuw zijn op grote schaal de heide-
gronden ontgonnen.
Eind negentiende eeuw nam de bereikbaarheid
van Hilversum eerst met de verharding van de
’s-Gravelandse weg, later door de aanleg van de
trambaan, sterk toe. Aan het wonen op de droge
zandgronden, in een bosrijke omgeving, werd een
heilzame werking toegeschreven. In de omgeving
van Hilversum ontstonden uitgestrekte villagebieden,
zoals Trompenberg, Nimrodpark en werden sanatoria
als Zonnestraal gesticht. Deze villagebieden werden
ontworpen door landschapsarchitecten als Schulz,
Copijn, Springer en Zocher. Zij kennen een bijzon-
dere samenhang tussen openbare ruimte, privé park/
tuin en gebouwen.
Behouden
n Het mozaïeklandschap (afwisseling bos en heide).
n Heidevelden met prehistorische grafheuvels,
middeleeuwse zandpaden en schapendriften
(Bussermerheide, Westerheide en Zuiderheide).
n De brink van Laren en de historische kernen
Blaricum en Huizen.
n Bij herinrichting de oorspronkelijke ruimtelijke
structuur van de brink en de verbindingswegen
benadrukken door bestrating, groenaanleg en
verlichting.
n De brinkstructuur van Hilversum zichtbaar
houden.
n Genomineerde rijksbeschermde gezichten Hilver-
sum-Zuid en Plan Oost.
n Het beschermd gezicht van Muiderberg.
n Naarden Vesting met de verboden kring en voor-
malige houten Kringwetwoningen. De verboden
kring open houden.
n Villaparken en middenstands- en arbeiderswij-
ken: ’t Spiegel en Brediuskwartier te Bussum,
noordwestelijk villagebied en Dudokwijken in
Hilversum als toekomstig te beschermen stads-
en dorpsgezichten. Stimuleren van de hand-
having en/of terugkeer van de woonfunctie in de
villaparken. Bij vernieuwing en herstructurering
inzetten op versterking van de hoge steden-
bouwkundige en architectonische kwaliteit.
Versterken
n De herkenbaarheid van de verboden kring
(Naarden Vesting) bij herstructurering of nieuwe
ontwikkeling benadrukken door de vormgeving
en inrichting van de ruimte (houten huizen,
bestrating, groen, informatievoorziening).
n Hoge stedenbouwkundige en architectonische
kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen.
n Oorspronkelijke functie en sfeer van de esdorpen.
n Voormalige meent- en maatlanden, esgronden en
engen voorzover die nog aanwezig zijn (Naarder
Eng, Laarder Eng, Oostermeent en Maatlanden
bij Huizen). Eventueel kan met kunst in de open-
bare ruimte de oorspronkelijke functie in beeld
worden gebracht.
n De historische grens tussen Holland en Utrecht
middels een educatief project benadrukken/
visualiseren.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen. Nieuwe
bebouwing een bijdrage laten vormen aan de cul-
tuurhistorische identiteit van de locatie.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn134
Ankeveense plassen
(foto: Paul Paris)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 135
Ontwikkelen
n Ontwikkeling van gevarieerde natuurlijke bossen
door omvorming van productie naaldbossen en
van de herstel openheid van dichtgegroeide heid-
eterreinen.
Veenpolder- en veenrivierenlandschap
De veenpolders aan de rand van de stuwwal vormen
een zeer nat milieu, deels begroeid met loofbos. Door
dit gebied zijn vaarten aangelegd, enerzijds voor de
verbetering van de afwatering, anderzijds als ver-
bindingsroute. Voorbeelden hiervan zijn de Naarder-
trekvaart, de Karnemelksloot, de ‘s-Gravelandsche
Vaart en de Uitwatering van het Naardermeer. In de
veenpolders liggen oude bebouwingslinten, waarvan
sommige aan open water. Dit open water is ontstaan
na afgraving van het veen of als gevolg van kwel.
Behouden
n Het waterrijke karakter en de openheid van de
veenpolders.
Bij invullingen gebruik maken van karakteristieke
kavel- en waterpatronen en doorzichten.
n Karakteristieke lintbebouwing in het veen(plas-
sen)gebied: Ankeveen, Nederhorst den Berg en
Kortenhoef, Oud- en Nieuw Loosdrecht en
Breukelerveen als oude ontginningsassen.
n Elementen van de Hollandse waterlinie.
n De zeewerende dijk bij Muiden en Muiderberg,
de Oostdijk bij Naarden en de zomerkade
Oostermeent bij Huizen. Op en langs deze dijken
kan een recreatieve route worden ontwikkeld als
onderdeel van een doorgaand traject over de
voormalige IJ- en Zuiderzeedijken van Haarlem
via Amsterdam tot aan Huizen.
Versterken
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
Droogmakerijenlandschap
De drooglegging van Horstermeer en Naardermeer
kent een bewogen geschiedenis.
Horstermeer
Het natuurlijke Horstermeer had een ronde vorm. In
1610 werd octrooien verleend tot bedijking en droog-
making. In de jaren daarop volgend werd het meer
met behulp van zes molens drooggemalen. De finan-
ciering van het project lag in handen van enkele
gefortuneerde Amsterdamse kooplieden. Door de
sterke kwelstroom vanuit de hoge gronden van het
Gooi bleek de Horstermeer echter moeilijk droog te
houden. In 1636 werd de polder onder water gezet
om de Spaanse troepen die naar Amsterdam opruk-
ten dwars te zitten. Pas in 1882 viel het land, dankzij
de inzet van stoomgemalen, opnieuw droog.
Naardermeer
Voor de drooglegging van het Naardermeer werd in
1623 octrooi verleend. Zes jaar later was het project
afgerond en de grond verkaveld. Nog in datzelfde
jaar liet het stadsbestuur van Amsterdam de nieuwe
polder al weer onder water lopen om te voorkomen
dat de Spanjaarden vanuit de Veluwe over de Vecht
zouden oprukken.
De droogmakerij werd na de inundatie in de steek
gelaten. Pas in 1883 kwam het tot een tweede poging
het meer droog te leggen, nu met behulp van het
stoomgemaal. Twee jaar achtereen leverde de polder
een aardige oogst op, maar de druk van het kwelwa-
ter uit het Gooi bleek zo groot dat de droogmakerij
niet houdbaar bleek.
In 1886 staakte men de bemaling, waarna het meer
weer volliep.
Achttien jaar later, in 1904, kwam de gemeente
Amsterdam met het plan het Naardermeer te dem-
pen met huisvuil. Dit leidde tot felle protesten van de
kant van natuurbeschermers. Zij organiseerden zich
in de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Zij kochten in 1906 het Naardermeer als eerste
natuurmonument van Nederland aan.
Hieruit is een overwoekerde poldervorm ontstaan,
waarvan de grondvorm ten dele is uitgewist.
Tegelijkertijd schemert de hoofdstructuur van de pol-
der nog door in het huidige natuurlandschap.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn136
Naardermeer
(foto: Paul Paris)
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 137
Behouden
n De deels door kwel ondergelopen droogmakerij,
het Naardermeer.
Versterken
n Bij herinrichting van de Horstermeerpolder de
verkavelingstructuur en de originele waterlopen
versterken.
n Cultuurhistorische structuren van kleine kernen,
door bij ruimtelijke ontwikkelingen de cultuur-
historie als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe bebouwing een bijdrage laten vormen
aan de cultuurhistorische identiteit van de locatie.
4.10.3 De buitenplaatsen van
’s-Graveland
Het buitenplaatsenlandschap van ‘s-Graveland is
rechtstreeks ontstaan vanuit een ontginning, waarbij
‘werk met werk maken’ het leidend thema leek.
Begin zeventiende eeuw had Amsterdam voor de uit-
breiding van haar grachtengordel dringend zand
nodig.
Voor het winnen van het zand werd een concessie ver-
worven, die bepaalde dat men in een geometrisch
afgebakend blok zand mocht winnen. Voor het trans-
port van het zand werden de ‘s-Gravelandse Vaart en
de Weesper Trekvaart aangelegd. Op hun terugreis
namen de schepen Amsterdams huisvuil mee, dat
werd gestort op de reeds afgegraven delen. Na com-
postering leverde dit een uiterst vruchtbare bodem op.
Na het voltooien van de zandwerkzaamheden is in
1634 het blok opgedeeld in eenheden, die vervolgens
onder de initiatiefnemers zijn verloot. Alle kavels
werden getransformeerd tot een buitenplaats. De
buitenplaatsen waren via de Weesper Trekvaart en
ook over land goed bereikbaar en vormden een
goede uitvalsbasis voor jachtpartijen op de Utrechtse
Heuvelrug.
De afzonderlijke buitens vloeiden ruimtelijk samen
tot een groter geheel, dat in zijn geometrische hoofd-
opzet een sterk contrast vormde met het aanliggende
landschap. Daarbinnen vormden de afzonderlijke
tuinen geprivatiseerde oases.
Behouden
n Het gehele rijksbeschermde ensemble van land-
goederen en buitenplaatsen inclusief lanen, zich-
tassen en zanderijstructuur.
4.10.4 Stelling van Amsterdam
Binnen deze regio ligt een deel van de Stelling van
Amsterdam. Zie voor een omschrijving en beleid
paragraaf 3.4.8, pag. 51.
Schapenburg ‘s Gravenland
(archief Bosch slabbers)
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn138
Rijksbeschermde gezichten
Landschapstypen
Structuurlijnen
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 139
4.11 Stedelijk landschap
4.11.1 Regio
Het gebied tussen Velsen, Haarlem, Schiphol en
Amsterdam/Amstelveen/Zaanstad is sterk verste-
delijkt. Dit gebied vormt het meest dynamische deel
van de Noordvleugel van de Randstad.
Als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad
zal deze subregio de komende jaren verder verste-
delijken. Daarbij wordt ingezet op het realiseren van
een grootstedelijk leefklimaat dat op Europees niveau
kan concurreren met andere stedelijke regio’s. Bij het
ontwikkelen van het grootstedelijk klimaat spelen
cultuur (oud en nieuw) en lokale en regionale iden-
titeit (de wortels van de plek) een belangrijke rol.
Inzet is het behoud en versterken van de bestaande
cultuurhistorische kwaliteiten en het ontwikkelen
van nieuwe kwaliteiten op basis van de nog aanwe-
zige cultuurhistorische patronen.
Behoud, versterken en ontwikkelen
variatie en leesbaarheid
Inzet is het ontwikkelen van een sterke stedelijke
structuur, met een krachtige identiteit, in een directe
samenhang met het ontwikkelen van stedelijke
groenstructuren die aansluiten op belangrijke groen-
blauwe structuren in het landelijk gebied.
Het is de ambitie om groenstructuren te ontwikkelen
die zich vanuit het hart van het stedelijk gebied
voortzetten tot diep in het landelijk gebied en, omge-
keerd, die vanuit het landelijk gebied reiken tot ver
in het stedelijk gebied.
Bij het ontwikkelen van deze verbindende groen-
blauwe structuren kan gebruik worden gemaakt van:
n Historische watergangen (rivieren, trekvaarten,
boezemwateren) die stad en land met elkaar ver-
binden.
n Het stelsel van dijklichamen die stad en land met
elkaar verbinden.
n De Stelling van Amsterdam als samenhangend
geheel en als verbindende structuur tussen stad
en land.
Bij het versterken van de verbinding stad-land gaat
het om:
n Het recreatief benutten van de Haarlemmer-
trekvaart als historische verbinding tussen
Amsterdam en Haarlem.
n Het versterken van Spaarne, Amstel, Drecht en
Vecht als verbinding tussen stad en land.
n Het versterken van het Amsterdamse Bos waarbij
met de herinrichting rekening wordt gehouden
met de cultuurhistorische waarden van dit terrein.
n Aanleg van een ecologische en recreatieve ver-
bindingszone (Groene As: de verbindingszone
Amstelland-Spaarnwoude) met behoud van de
verschillende cultuurlandschappelijke kenmerken.
n Uitbreiding van het recreatieve netwerk vanuit
het stedelijk gebied: fietsen, wandelen en varen.
Ontwikkelen recreatieve knooppunten met
cultuurhistorie als thema.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn140
4.11.2 Behoud, versterken en
ontwikkelen per stedelijke subregio
Binnen het stedelijk landschap kan onderscheid wor-
den gemaakt in:
n Haarlem en omgeving.
n Kanaalzone.
n Amsterdam-Schiphol-Amstelveen-Zaanstad.
Haarlem en omgeving
Haarlem is ontstaan aan de oevers van het sterk
meanderende Spaarne. Het Spaarne verbindt stad en
land, met sterk rode oevers in de stad, overgaand in
meer groene oevers in de buitengebieden. Daarbij
kent de groene zone tussen de oostoever van het
Spaarne en de wijk Schalkwijk veel pre-stedelijke
bebouwing. Bij Heemstede kennen beide oevers een
groen karakter, met cultuurhistorische relicten als
Hageveld en het Oude Slot.
Behouden
n Binnenstad als rijksbeschermd gezicht en de nog
aan te wijzen gezichten Koninginnebuurt, Bos en
Vaart, Oosterhout, Zuiderhout, Spaar en Hout,
Patrimoniumbuurt, Kleverpark, Bomenbuurt en
Planetenbuurt.
n Groene omzoming van Schalkwijk op de over-
gang naar landelijk gebied als onderdeel van het
stedenbouwkundig concept.
Versterken
n De historische stedelijke structuur kan op een
aantal punten worden versterkt door de barrière-
werking als gevolg van doorgaande wegen te
verkleinen.
Door verandering van profiel of verdiepte aanleg
van de weg kan de historische stedelijke/land-
schappelijke samenhang worden hersteld. Het
gaat hierbij in concreto om de Paviljoenslaan en
de route Prinsen Bolwerk – Kennemerplein en
Staten Bolwerk.
n Zo mogelijk herstel van gedempte grachten, zoals
het ontgraven van de Gedempte Oude Gracht.
Ontwikkelen
n Een zone langs de oostelijke oever van het
Noorder Buiten Spaarne op termijn aan de een-
zijdige bedrijfsfunctie onttrekken ten behoeve van
een pluriform gebruik waarbij de Spaarneoevers
als publieksdomein worden ontwikkeld.
n De spoorwegdriehoek ontwikkelen als woon-
gebied met culturele voorzieningen.
Kanaalzone
De Kanaalzone is een samenhangende structuur van
industrieel erfgoedcomplexen langs het Noordzee-
kanaal, de Zaan en langs de Spoorlijn Amsterdam-
Haarlem.
De cultuurhistorisch waardevolle complexen ver-
tegenwoordigen met elkaar de rijke geschiedenis van
de industriële revolutie in Noord-Holland.
Behouden
n Het industrieel erfgoed langs deze infrastructuur,
gericht op het hergebruik en integratie van hoog-
waardig industrieel en militair erfgoed bij nieuwe
ontwikkelingen op het gebied van cultuur, toe-
risme en economie.
n De dijkbiotoop Noorder IJ- en Zeedijken.
Versterken
n Hergebruik en publiek toegankelijk maken van
dit industrieel erfgoed.
n Bewustwording van de industriële identiteit door
aansluiting op (inter)nationale industriële erf-
goedroute.
Ontwikkelen
n Met nieuwe ontwikkelingen inspelen op de aan-
wezigheid van oude (zee)dijken en deze in de
nieuwe constellatie weer manifest maken.
n Ontwikkelen van de dijken en ringvaarten als
sterke structuurlijnen en als recreatieve verbin-
ding tussen stad (Amsterdam) en land.
n Historische bedrijfsterreinen herontwikkelen tot
hoogwaardige publieksdomeinen waar wordt
gewoond, gewerkt, gezorgd, ontmoet en ont-
spannen. Deze publieksdomeinen kunnen op
regionale schaal met elkaar worden verbonden
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 141
door een nieuwe erfgoedroute, waarin de water-
wegen een recreatieve functie kunnen krijgen.
Ook de spoorlijn kan worden gebruikt ter ont-
sluiting van de publieksdomeinen.
n Terugbrengen van delen van de gedempte
Amsterdamse Vaart als onderdeel van de 17e
eeuwse trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem.
n De Romeinse haven in de Zuiderscheg gebruiken
als inspiratiebron voor de herinrichting tot bedrij-
venterrein met behoud van aanwezige waarden.
n Verbeteren van het publieksdomein in Halfweg
door het wegnemen van de verkeerscorridor en
het beter beleefbaar maken van de stedenbouw-
kundige situatie rond de sluizen.
Amsterdam
Amsterdam, ontstaan op de plaats waar de Amstel in
het IJ uitmondde, kent een concentratie aan hoogte-
punten uit de geschiedenis van de architectuur en
stedenbouw.
Dankzij de lobvormige opbouw kent Amsterdam een
sterke verwevenheid van stad en ommeland. Groene
scheggen steken diep het stedelijk weefsel in.
Behouden
n De beschermde rijksgezichten Amsterdam
n Monumenten Selectie Project-gezichten
n De Kostverlorenvaart, het oude afwaterings-
kanaal van Rijnland op het IJ.
n De Osdorper binnenpolder als ‘eiland’ van vee-
nontginningen en als open landschap temidden
van verstedelijking.
n Behouden en versterken van de stedenbouwkun-
dige structuur van Amsterdam en het ruimtelijk
beeld van de verschillende wijken en buurten.
n Genomineerde rijksbeschermde gezichten
Amsterdam-Noord, Amsterdam-Zuid, Amsterdam-
Betondorp (Oost), Amsterdam-Admiralenbuurt
(West).
n Tuindorp Frankendael.
Ontwikkelen
n Ontwikkelen IJ-oevers voor wonen en werken
aan het water, hergebruik van de havenstructuur
en gebouwen en functiemenging.
n In de Westelijke Tuinsteden en Buitenveldert ste-
delijke vernieuwing/herstructurering binnen de
randvoorwaarden van de bestaande steden-
bouwkundige structuur van het Algemeen Uit-
breidingsplan van Van Eesteren (wonen in het
groen, strokenbouw, groenstructuur als drager en
verbinding naar het buitengebied).
n Verdichten van de groenzones langs de Ring Zuid
en de overkluizing gebruiken om nieuwe verbin-
dingen tot stand te brengen tussen gebieden aan
weerszijden van de Ring.
n IJburg in het IJmeer met een goede balans tussen
wonen, recreatie, natuur en water en met respect
voor de landschappelijk en cultuurhistorisch
waardevolle randen van het IJmeer.
n Stadsrandzones als de Brettenzone herontwikkelen
met ruimte voor functiemenging en groen-
ontwikkeling (natuur en recreatie).
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn142
IJsselmeer/Noordzee/Waddenzee
Waddenzee
IJselmeerNoordzee
B E L E I D S K A D E R L A N D S C H A P E N C U L T U U R H I S T O R I E N O O R D - H O L L A N D n 143
4.12 Zee
4.12.1 IJsselmeer
Behouden
n Kwaliteiten als groot open water aan de rand van
het stedelijk gebied met grote natuurwaarde en
betekenis voor de waterrelatie.
n Het karakter van de dijk en de aan de dijk gebonden
karakteristieke elementen als wielen, kleiputten,
dijksloten, stadjes, havens, sluizen, bebouwing en
andere cultuurhistorische elementen.
n De kenmerkende doorzichten vanaf de dijken.
Versterken
n Benutten van de mogelijkheden voor een meer
natuurlijk peilbeheer.
Ontwikkelingen
n Bij ontwikkelingen is de aanwezige zonering van
druk (stad/recreatie) naar rust (landelijk/natuur)
uitgangspunt.
n De grote afwisseling langs de kust biedt goede
mogelijkheden voor natuurontwikkelingen zoals
het aanleggen van vooroevers.
4.12.2 Noordzee
Behouden
n Grootschalig open water van internationaal belang.
n Alle voorbeelden van kustverdediging zoals die
in dit gebied aanwezig zijn (forten bij Den Helder,
onderdelen van de Atlantikwall).
n Kenmerkende voorbeelden van kustplaatsarchi-
tectuur in Zandvoort en Egmond aan Zee.
n Het contrast tussen natuurlijk duin en zanddijk,
en tussen zachte zeewering en harde zeewerking
(Hondsbossche zeewering). Behoud van de
scherpe overgang bij Camperduin.
Versterken
n Mogelijkheden voor natuurlijk kustbeheer.
Ontwikkelen
n Plaatselijk ontwikkelen van natuurlijke slufters
op de overgang van zee en duinen.
4.12.3 Waddenzee
Behouden
n Grootschalig open water van internationaal belang,
tegengaan van grootschalige inpolderingen.
n Rust en openheid.
n Het scheepswrakkenkerkhof in de westelijke
Waddenzee.
n Alle voorbeelden van kustverdediging zoals die
in dit gebied aanwezig zijn (De Schans, Texel).
Versterken
n Schorren kunnen worden vergroot.
Literatuurlijstn
n
n
n
n
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N Dn144
n Geuze, A., Feddes, F. Polders!: Gedicht Nederland. Rotterdam: NAI Uitgevers, 2005.
n Haartsen, A., Brand, N. Amstelland: Land van water en veen. Utrecht: Uitgeverij Matrijs, 2005.
Haartsen, A., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie van de Kop van Noord-Holland en Texel. Haarlem:
Provincie Noord-Holland, 2002.
n Haartsen, A., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie van Gooi en Vechtstreek. Haarlem: Provincie Noord-
Holland, 2000.
n Haartsen, A., Lenten, J., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie van de Kennemerland. Haarlem: Provincie
Noord-Holland, 2000.
n Haartsen, A., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie van Waterland en Zaanstreek. Haarlem: Provincie
Noord-Holland, 2001.
n Haartsen, A., Lenten, J., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie van Meerlanden en Amsterdam. Haarlem:
Provincie Noord-Holland, 2001.
n Haartsen, A., Oever- van Dijk, C. ten, De cultuurhistorie West-Friesland. Haarlem: Provincie Noord-Holland,
2001.
n Haartsen, A., Door mensen gemaakt: Cultuurhistorische waarden in Noord-Holland. Haarlem: Provincie Noord-
Holland, 2002.
n Landscape Architects for SALE, Identiteit Noord-Holland Noord: Onderzoek naar de identiteit van het land-
schap als drager voor ontwikkelingen. Haarlem: Provincie Noord-Holland, 2003.
n Landscape Architects for SALE, Bouwen voor Waterland 2020: Invulling van het regionaal woningbouwpro-
gramma voor Waterland vanuit een landschappelijk en cultuurhistorisch perspectief. Haarlem: Provincie
Noord-Holland, 2004.
n Landscape Architects for SALE, Kleine kernen kookboek. Haarlem: Provincie Noord-Holland, 2002.
n Reh, W., Steenbergen, C., Aten, D. Zee van Land: De droogmakerij als atlas van de Hollandse landschaps-
architectuur. Wormerveer: Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 2005.
n Provincie Noord-Holland, Cultuurhistorische Regioprofielen: Nota. Haarlem: 2003.
n Provincie Noord-Holland, Landschapskatern Noord-Holland: Het provinciaal landschapsbeleid in hoofdlijnen.
Haarlem: 2001.
n Provincie Noord-Holland, Beleidsnota Natuurlijk! Noord-Holland. Haarlem: 2005.
n Provincie Noord-Holland, Inspiratie voor kwaliteit: Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Haarlem: 2005.
n Provincie Noord-Holland, Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, Ontwikkelen met kwaliteit: Ruimtelijke
samenhang op uitvoering gericht (Streekplan). Haarlem: 2005.
n Provincie Noord-Holland, Wonen te gast in het landschap: Ideeënprijsvraag voor studenten. Haarlem: 2005.
n Provincie Noord-Holland, Cultuur Verbindt: Cultuurnota 2005-2008. Haarlem: 2004.
P R O V I N C I E N O O R D - H O L L A N D
Colofon
Uitgave
Provincie Noord-Holland
Postbus 123
2000 MD Haarlem
Tel.: (023) 514 31 43
Fax: (023) 514 40 40
Internetadres: www.noord-holland.nl
E-mailadres: [email protected]
Eindredactie
Provincie Noord-Holland
Directie Beleid
Sector Ruimtelijke Inrichting
Tekst en samenstelling
Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, Den Haag
Provincie Noord-Holland
Directie Beleid
Sector Ruimtelijke Inrichting
Sector Cultuur & Cultuurhistorie
Kaarten en illustraties
Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, Den Haag
Grafische verzorging
Provincie Noord-Holland
MediaProductie
Papier
Hello matt, houtvrij MC
Oplage
1.500 exemplaren
Haarlem, september 2006
BeleidskaderLandschap en CultuurhistorieNoord-Holland