530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

274
530.002.124 NL I N S T R U C T I E B O E K F I A T S E D I C I

description

freee

Transcript of 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Page 1: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

530.002.124 NLI N S T R U C T I E B O E K

F I A T S E D I C I

Page 2: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

1

Hoewel in dit instructieboek alle uitvoeringen van de Fiat SEDICI beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die

u gekocht hebt.

Geachte cliënt,

Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat SEDICI.

Wij hebben dit boek samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.

Dit instructieboek bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat SEDICI volledigte benutten.

Wij herinneren u er bovendien aan dat Fiat hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw FiatSEDICI buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt Fiat ervoor dat dit op milieuvriendelijke wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd worden (volgens de wettelijke normen). Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordtgestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.

In de bijgevoegde „Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:

❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden

❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.

Veel leesplezier en goede reis!

Page 3: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

2

Door de keuze voor Originele Fiat-on-derdelen kunt u rekenen op een snelle enefficiënte service. Deze service wordt ver-leend door vakbekwame monteurs die be-schikken over een compleet assortimentonderdelen en de voorgeschreven ge-reedschappen.

Het Fiat Servicenetwerk maakt gebruikvan originele Fiat-onderdelen en origine-le Fiat-ruildelen.

ORIGINELE FIAT-RUILDELEN

Hieronder worden alle al gebruikte ori-ginele Fiat-onderdelen/mechanische com-ponenten verstaan die zijn ingeleverd bijFiat die deze onderdelen volledig reviseert,waardoor ze dezelfde kwaliteit en be-trouwbaarheid hebben als de nieuwe ori-ginele Fiat-onderdelen.

Met originele Fiat-ruildelen:

❒ kunnen de cliënten van Fiat mechanischecomponenten aanschaffen (motoren,versnellingsbakken enz.) tegen buiten-gewoon voordelige prijzen;

❒ wordt het milieu ontzien doordat deafvalstromen van versleten en defecteonderdelen wordt beperkt.

ORIGINELE FIAT-ONDERDELEN

Deze onderdelen garanderen de betrouw-baarheid en technische kwaliteit van uwauto. De originele onderdelen zijn van het-zelfde ontwerp als de componenten diebij de assemblage van de auto zijn gebruikt.Ze hebben een aantal zeer zware keurin-gen doorstaan alvorens ze in het produc-tie- of revisieproces worden opgenomenen garanderen dat de prestaties van de auto gedurende de gehele levensduur constant blijven.

Voor een goed onderhoud zijn de origi-nele Fiat-onderdelen of Fiat-ruildelen, dieuitsluitend bij het Fiat Servicenetwerk ver-krijgbaar zijn, een juiste keuze.

ORIGINELE FIAT-ONDERDELEN EN ORIGINELE FIAT-RUILDELEN

Page 4: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

3

TANKEN

(RHD)

2

2

(LHD)2

4

7

6

(LHD) 19

(RHD)9

3

10

8

5

6

79JF017

1. Brandstof (zie Deel 1)

2. Motorkap (zie Deel 4)

3. Gereedschap voor verwisselen vaneen wiel (zie Deel 4)

4. Oliepeilstok (geel) (zie Deel 8)

5. Oliepeilstok van automatische versnel-lingsbak (rood of oranje) (zie Deel 8)

6. Motorkoelvloeistof (zie Deel 8)

7. Ruitensproeiervloeistof (zie Deel 8)

8. Accu (zie Deel 8)

9. Bandenspanning (zie informatieplaatjeop de portierstijl aan de bestuurders-zijde voor informatie over de banden)

10. Reservewiel (zie Deel 8)

LHD: Uitvoeringen met stuur links

RHD: Uitvoeringen met stuur rechts(Dieseluitvoeringen)

Page 5: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

4

BETEKENIS VAN DE SYMBOLEN OP HET ACCUPLAATJE

79JF016

Rook niet, kom niet dichtbijmet open vuur of vonken

Bescherm de ogen

Houd buiten het bereik vankinderen

Accuzuur

Volg de procedures

Explosief gas

Page 6: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

5

De gegevens in dit instructieboek hebbenbetrekking op de productgegevens die beschikbaar zijn op het moment van depublicatie. Eventuele verschillen tussen de informatie in dit instructieboek en uwauto kunnen te wijten zijn aan verbete-ringen of modificaties.

Fiat behoudt zich het recht voor om opelk moment zonder kennisgeving modifi-caties aan te brengen, zonder verplicht tezijn dezelfde of gelijksoortige modificatiesaan te brengen op eerder geproduceer-de of verkochte auto’s.

De auto die u hebt gekocht kan niet inovereenstemming zijn met de geldendewetgeving in andere landen. Controleerdus eerst de wetgeving in het land waar-in u de auto gaat gebruiken voordat deauto geregistreerd wordt.

BELANGRIJK

Wij raden u aan de instructies in dit boekaandachtig te lezen en op te volgen. Deonderwerpen die extra aandacht vragen,worden aangegeven met het symbool "en de woorden ATTENTIE/BELANGRIJK/OPMERKING die een speciale betekenishebben. Deze speciale betekenissen zijnvan toepassing behalve als de wetgevingaangeeft dat deze woorden een andere be-tekenis hebben.

Wij raden u aan goed te letten op de aan-wijzingen die met deze woorden wordenaangeduid:

INLEIDING

Dit instructieboek hoort bij de auto enmoet dan ook bewaard worden. Bij ver-koop van de auto moet de nieuwe eigenaardit instructieboek ontvangen. Wij radenu aan dit instructieboek aandachtig doorte lezen voordat u met uw nieuwe Fiat gaat rijden en het zo nu en dan na te lezenomdat het informatie, tips en aanwijzingenvoor het gebruik, de veiligheid en het onderhoud van de auto bevat.

Geeft een mogelijk gevaaraan dat de veiligheid van de

inzittenden in gevaar kan brengen ofdodelijk letsel kan veroorzaken.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Geeft een mogelijk gevaaraan dat schade kan veroorzaken aan deauto.

OPMERKING Geeft uitleg over onder-houdswerkzaamheden of instructies.

Page 7: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

6

BELANGRIJK De installatie van mobieletelefoons of radiozendapparaten (bijvoor-beeld 27 mc) kan interferentie in het ont-stekingssysteem van de auto en daardoorstoringen in de werking veroorzaken.Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk voormeer informatie over de installatie vandergelijke apparaten.

In dit instructieboek betekent de door-gehaalde cirkel „Onjuist” of „Vermijden”.

WAARSCHUWING VOOR MODIFICATIES

Voer geen modificaties aande auto uit. Door eventuele

modificaties kunnen de prestaties ver-minderen, de veiligheid in gevaar wor-den gebracht en voldoet de auto nietmeer aan de typegoedkeuring. Bo-vendien kan eventuele schade die ver-oorzaakt is door deze modificaties,mogelijk niet worden gedekt door degarantie.

ATTENTIE!

75F080

Page 8: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

VOOR U WEGRIJDT

BEDIENINGSORGANEN OP DE STUURKOLOM

DASHBOARD

ANDERE BEDIENINGSORGANEN EN VOORZIENINGEN

WEGWIJS IN UW AUTO

AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN

LADEN EN SLEPEN VAN DE AUTO

CONTROLES EN ONDERHOUD VAN DE AUTO

NOODGEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE

ALGEMENE INFORMATIE

TECHNISCHE GEGEVENS

APPENDIX

ALFABETISCH REGISTER

IINNHHOOUUDD 1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

Page 9: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Bewust onbedrukt gehouden pagina.

Page 10: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

9

VVOOOORR UU WWEEGGRRIIJJDDTT

60G404

BRANDSTOF TANKEN .................................................... 10

DE SLEUTELS ........................................................................ 11

PORTIEREN OPENEN/SLUITEN ..................................... 12

RUITBEDIENING ................................................................. 24

SPIEGELS ................................................................................ 27

STOELVERSTELLING ......................................................... 28

VERSTELBARE HOOFDSTEUNEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 30

VEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES ................ 31

KINDERZITJES VOOR LANDEN VAN DE EU ............ 40

EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEMEN (AIRBAG) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 47

1

Page 11: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

10

Mengsels van benzine enethylalcohol

Mengsels van benzine en ethylalcohol (ethanol) zijn beschikbaar op enkele mark-ten en kunnen alleen in uw auto gebruiktworden als het ethanolpercentage lageris dan 10%. Het octaangetal van dezemengsels mag in ieder geval niet lager zijndan het getal dat is voorgeschreven voorde benzine.

Mengsels van benzine enmethylalcohol

Mengsels van benzine en methylalcohol(methanol) zijn beschikbaar op enkelemarkten. Tank NOOIT mengsels die eenmethanolpercentage hebben boven de 5%.Fiat is niet aansprakelijk voor schade aanhet brandstofsysteem en verminderdeprestaties van de auto die te wijten zijnaan het gebruik van deze mengsels. Dezeschade wordt dus niet gedekt door de Garantie op de Nieuwe Auto.

Mengsels die een methanolpercentage be-vatten dat gelijk of lager is dan 5% kun-nen worden gebruikt als ze cosolventenen anticorrosiemiddelen bevatten.

OPMERKING Als u een mengsel van ben-zine/alcohol tankt en u niet tevreden bentover het rijgedrag of het verbruik, gebruikdan loodvrije benzine die niet vermengdis met alcohol.

BELANGRIJK Pas op dat u tijdens het tan-ken geen brandstof op de carrosseriemorst die alcohol bevat. Brandstof die opde carrosserie lekt, moet direct wordenverwijderd. De in de brandstof aanwezigealcohol kan schade veroorzaken die nietdoor de Lakgarantie op de Nieuwe Autowordt gedekt.

DIESELMOTOREN

De gebruikte diesel moet een cetaange-tal hebben boven de 50 en een zwavelge-halte onder de 50 ppm (delen per mil-joen). De auto’s met dieselmotor zijn uit-sluitend geschikt voor dieselbrandstofvoor motorvoertuigen die voldoet aan Europese specificaties EN590 en emissie-regeling Euro V. Gebruik geen diesel voorscheepsmotoren, huisbrandolie enz. Hetgebruik van verkeerde diesel kan ernstigeschade aan de motor veroorzaken.

BRANDSTOF TANKEN

BENZINEMOTOREN

Als de vulopening van de brandstoftankvan uw auto niet is uitgerust met eenstroombegrenzer, kunt u zowel loodvrijeals loodhoudende benzine tanken met eenminimum octaangetal van 85 RON.

Opmerking: wij raden u aan loodvrije ben-zine te tanken.

Als de vulopening van de brandstoftankdaarentegen is uitgerust met een stroom-begrenzer (vernauwing), mag uitsluitendloodvrije benzine getankt worden met eenminimum octaangetal van 91 RON (of 95RON als dat is aangegeven op het tank-klepje). Bij de vulopening van de brand-stoftank van deze auto’s is bovendien eensticker aangebracht met het opschrift:„SOLO CARBURANTE SENZA PIOMBO”of „UNLEADED FUEL ONLY”, „NUR UNVERBLEITES BENZIN”, „ENDASTBLYFRI BENSIN”, „SOLO GASOLINA SINPLOMO”.

Als een sticker met „RON 95” is aange-bracht, dan moet er loodvrije benzine meteen octaangetal (RON) van ten minste 95worden getankt.

68KM086

Page 12: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

11

BELANGRIJK Tank bij auto’s met diesel-motor uitsluitend dieselbrandstof voormotorvoertuigen die voldoet aan de Eu-ropese specificatie EN590. Het gebruikvan andere producten of mengsels kan demotor onherstelbaar beschadigen en hetvervallen van de garantie tot gevolg heb-ben. Mocht u onverhoopt een ander typebrandstof tanken, dan mag de motor nietworden gestart en moet de brandstoftankworden afgetapt. Ook als de motor slechtskort heeft gedraaid, moet naast de brand-stoftank, ook alle brandstof uit het gehelebrandstofcircuit worden afgetapt.

BELANGRIJK De brandstoftank is voor-zien van extra ruimte voor het uitzettenvan de brandstof bij hoge buitentempera-turen. Als de tank te vol is en blootgesteldwordt aan hoge temperaturen, kan erbrandstof weglekken. Om te voorkomendat de ruimte in de brandstoftank verza-digd raakt, mag niet verder getankt wor-den als het vulpistool automatisch afslaatof als de brandstof begint terug te stromen(als er andere niet automatische tanksys-temen worden gebruikt).

Kom niet dicht bij de vul-opening met open vuur of

een brandende sigaret: brandgevaar.Houd uw hoofd ook niet dicht bij devulopening om te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.

ATTENTIE!

Fiat CODE – Elektronischestartblokkering (Immobilizer) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Dit systeem beschermt de auto tegen dief-stal m.b.v. een elektronische startblokke-ring.

De motor kan alleen worden gestart metde originele sleutel waarin de identificatie-code is opgeslagen. Als u de sleutel instand „ON” draait, wordt de identificatie-code naar de regeleenheid van de auto ge-zonden. Extra sleutels moeten wordenaangevraagd bij het Fiat Servicenetwerkdat zorgt dat ze worden opgeslagen metde bijbehorende identificatiecode. U kuntgeen sleutels gebruiken die vervaardigdzijn door sleutelmakers.

DE SLEUTELS

Bij de auto worden twee identieke sleu-tels geleverd. Met iedere sleutel kunnende portieren worden geopend of geslo-ten. Wij raden u aan de reservesleutel opeen veilige plek te bewaren.

De identificatiecode van de sleutel staatop de sleutel zelf of op een metalen plaatjedat bij de sleutels geleverd wordt. Het israadzaam het codeplaatje (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) op een veiligeplaats op te bergen. Als u in geval van ver-lies extra sleutels wilt bestellen, dan hebtu deze code nodig.

BELANGRIJK Als de auto wordt verkocht,moeten alle sleutels en het metalen plaatjeoverhandigd worden aan de nieuwe eigenaar.

79J020

Page 13: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

12

PORTIERENOPENEN/SLUITEN

PORTIEREN

Voorportier vanaf de buitenzijde ver-grendelen:

❒ steek de sleutel in het slot en draai hemnaar de achterzijde van de auto, of

❒ draai de vergrendelknop naar voren,trek de handgreep omhoog en sluit hetportier.

Om een voorportier vanaf de buitenzijdete openen, moet u de sleutel in het slotsteken en hem naar de voorzijde van deauto draaien.

Om een achterportier vanaf de buitenzijdete vergrendelen, moet u de vergrendel-knop naar voren draaien en het portiersluiten.

Om een portier vanuit het interieur tevergrendelen, moet u de vergrendelknopnaar voren draaien; om het portier weerte openen, moet u de knop in tegenge-stelde richting draaien. De handgreep be-hoeft niet uitgetrokken te worden ge-houden als u het portier sluit.

OPMERKING Houd de handgreep van hetportier altijd omhoog als u een voorpor-tier sluit, anders wordt het portier nietvergrendeld.

Als het lampje van de startblokkering (1)bij een benzinemotor of het SVS-lampje(Service Vehicle Soon) (2) bij een diesel-motor bij contactsleutel op „ON” gaatbranden, dan start de motor niet.

OPMERKING

Als het lampje brandt, draai dan de sleutelop „LOCK” en daarna nogmaals op „ON”.Als het lampje blijft knipperen bij sleutelop „ON”, dan is er mogelijk een storing inde sleutel of in de startblokkering. Wendtu tot het FIAT Servicenetwerk om het sys-teem te laten controleren.

OPMERKINGEN

❒ Als u de contactsleutel verliest, wendtu dan zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk om de verloren sleutelte deactiveren en een nieuwe te be-stellen.

❒ Als u in het bezit bent van andere auto’smet elektronische sleutels, houd dezesleutels dan verwijderd van het start-/ contactslot van uw Fiat, omdat ze sto-ringen kunnen veroorzaken in de Fiat-startblokkering, waardoor de motorniet gestart kan worden.

(1) (2)

62J127

❒ De motor kan mogelijk niet gestartworden als aan de sleutels metalenvoorwerpen zijn vastgemaakt.

BELANGRIJK De elektronische sleutel iszeer kwetsbaar. Om beschadiging van desleutel te voorkomen:

❒ Voorkom stoten, vochtigheid en hogetemperaturen. Stel de sleutel niet blootaan directe zonnestraling (bijvoorbeeldop het dashboard).

❒ Kom niet met magnetische voorwer-pen in de buurt van de elektronischesleutel.

BELANGRIJK Bij krachtige stoten kunnende elektronische componenten in de sleu-tel beschadigd worden.

De startblokkering van uw auto, model5WK49181 en 5WK49182 (voor benzine-uitvoeringen) of model 5WK49183 en5WK49184 (voor dieseluitvoeringen), isconform de belangrijkste bepalingen envoorschriften van de Europese richtlijn1999/5/CE.

Geluidssignaal elektronischesleutel (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het portier aan bestuurderszijde openis, wordt de bestuurder door een repe-terend geluidssignaal gewaarschuwd datde sleutel uit het start-/contactslot moetworden verwijderd.

Page 14: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

13

60B008

ONTGRENDELENVERGRENDELEN

Achter

Voor

79J021

ONTGRENDELEN

VERGRENDELENU kunt bovendien gelijktijdig alle portie-ren ver- of ontgrendelen door respectie-velijk de voor- of achterzijde van de knopte bedienen, zoals op de afbeelding is aan-gegeven.

OPMERKINGEN

❒ Als de auto is uitgerust met het „Key-less Entry”-systeem (waardoor u toe-gang tot de auto hebt zonder de sleu-tel te gebruiken), kunt u alle portierenver- en ontgrendelen met behulp vande afstandsbediening. Zie de paragraaf„Keyless Entry” in dit hoofdstuk.

❒ Als de auto is uitgerust met het systeem„Keyless Start” (waardoor u de motorkunt starten zonder de sleutel te ge-bruiken), kunt u alle portieren ver- enontgrendelen door de knop op dehandgreep van het portier in te druk-ken. Zie de paragraaf „Keyless Start”in dit hoofdstuk.

CENTRALEPORTIERVERGRENDELING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

U kunt alle portieren (inclusief de achter-klep) gelijktijdig ver- of ontgrendelen doorde sleutel in het slot van het bestuurders-portier te steken en te draaien.

Om alle portieren gelijktijdig te vergren-delen, moet u de sleutel in het slot stekenvan het bestuurdersportier en hem éénkeer naar de achterzijde van de auto draai-en.

Om alle portieren gelijktijdig te ontgren-delen, moet u de sleutel in het slot ste-ken van het bestuurdersportier en hemtwee keer naar de voorzijde van de autodraaien.

Om alleen het bestuurdersportier te ont-grendelen, moet u de sleutel in het slotsteken van het bestuurdersportier en heméén keer naar de voorzijde van de autodraaien.

54G294

ONTGRENDELEN VERGRENDELEN

Achter

Voor

80JM009

OPENENSLUITEN

Page 15: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

14

Systeem inschakelen:

Steek de sleutel in het slot van het be-stuurdersportier en draai hem twee keerbinnen 3 seconden naar de achterzijde vande auto.

Als het systeem is ingeschakeld, zijn deontgrendelknoppen op de portieren bui-ten werking.

OPMERKINGEN

❒ Het dead lock-systeem schakelt niet inals een of meerdere portieren niet goedgesloten zijn. Controleer daarom, voor-dat u het systeem inschakelt, of alleportieren goed gesloten zijn.

❒ Het dead lock-systeem schakelt auto-matisch uit als u de contactsleutel instand „ON” draait, zodat de portierengeopend kunnen worden.

Als het dead lock-systeem isingeschakeld, kunnen de

portieren op geen enkele wijze vanbinnenuit worden geopend. Contro-leer daarom, voordat u de auto ver-laat, of er geen personen meer aanboord zijn.

ATTENTIE!

83E107

Achter

2 keer

Voor

DEAD LOCK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Dit veiligheidssysteem verhindert het ope-nen van de portieren.

Het dead lock-systeem schakelt in als u desleutel in het slot van het bestuurders-portier draait.

OPMERKINGEN

❒ Als de auto is uitgerust met het „Key-less Entry”-systeem, kunt u het deadlock-systeem inschakelen met behulpvan de afstandsbediening. Zie de para-graaf „Keyless Entry” in dit hoofdstuk.

❒ Als de auto is uitgerust met het systeem„Keyless Start”, kunt u het dead lock-systeem inschakelen door op de knopop de handgreep van het portier tedrukken. Zie de paragraaf „KeylessStart” in dit hoofdstuk.

Page 16: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

15

Systeem uitschakelen:

Om het systeem uit te schakelen, moetu de sleutel in het slot van het bestuur-dersportier steken en hem twee keer naarde voorzijde van de auto draaien.

Om alleen het bestuurdersportier te ont-grendelen, moet u de sleutel in het slotsteken van het bestuurdersportier en heméén keer naar de voorzijde van de autodraaien.

83E105

Achter

Voor

❒ Als de afstandsbediening zich in de nabijheid van elektrische/elektronischeapparatuur bevindt (bijv. een personalcomputer).

Het Keyless Start-systeem met afstands-bediening model S62J1 en sleutel modelTS001 is conform de belangrijkste bepa-lingen en voorschriften van de Europeserichtlijn 1999/5/CE.

OPMERKINGEN

❒ Als de afstandsbediening niet goedwerkt, kunt u de portieren niet ont-/ vergrendelen en de motor niet starten.Controleer daarom altijd of de con-tactsleutel in de afstandsbediening is opgeborgen.

❒ Zorg dat u de afstandsbediening altijdbij u hebt.

❒ Wendt u bij verlies van de afstands-bediening zo snel mogelijk tot het FiatServicenetwerk om de verloren af-standsbediening uit het geheugen vande auto te laten wissen.

❒ Het systeem kan maximaal vier af-standsbedieningen/sleutels herkennen.Wendt u voor meer informatie tot hetFiat Servicenetwerk.

❒ De batterijen in de afstandsbedieninghebben een levensduur van ongeveertwee jaar. De levensduur is nietteminafhankelijk van de gebruiksomstandig-heden.

KEYLESS START-SYSTEEM(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Het Keyless Start-systeem maakt de vol-gende handelingen mogelijk:

❒ Openen/sluiten van de portieren doorde knop op de handgreep van het portier in te drukken. Zie voor meerinformatie de betreffende paragraaf indit hoofdstuk.

❒ De motor starten zonder de contact-sleutel te gebruiken. Zie de paragraaf„Start-/contactslot” in het hoofdstuk„BEDIENINGSORGANEN OP DESTUURKOLOM” en de paragraaf „Motor starten” in het hoofdstuk„WEGWIJS IN UW AUTO”.

❒ Portieren ont-/vergrendelen met deknoppen LOCK/UNLOCK van de afstandsbediening. Zie de paragraaf„Keyless Entry” in dit hoofdstuk.

OPMERKING De werking van het Key-less Start-systeem kan in de volgende ge-vallen gestoord worden:

❒ Door signalen van televisies, elektro-nische regeleenheden of mobiele tele-foons die zich in de nabijheid bevinden.

❒ Als de afstandsbediening in contact staatmet metalen voorwerpen.

❒ Als er in de nabijheid andere afstands-bedieningen aanwezig zijn die op eenradiofrequentie werken.

Page 17: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

16

op de knop op een van de handgrepenvan de portieren drukken.

Als de portieren vergrendeld zijn, knip-peren de richtingaanwijzers één keer. Alsde richtingaanwijzers nog een keer knip-peren, dan is het dead lock-systeem inge-schakeld.

Portieren openen/sluiten met„Keyless System”

Als de afstandsbediening zich binnen heteigen bereik bevindt, kunt u de portierenont-/vergrendelen door knop (1) op dehandgreep van het bestuurdersportier, hetvoorportier aan passagierszijde of de ach-terklep in te drukken. Om het ongewenstopenen van de portieren/inbraakpogingente voorkomen, kunt u het dead lock-systeem inschakelen.

De portieren vergrendelen of het deadlock-systeem inschakelen als de portierenzijn geopend:

❒ Om alle portieren te vergrendelen,moet u één keer op de knop op eenvan de handgrepen van de portierendrukken.

❒ Om alle portieren te vergrendelen enhet dead lock-systeem in te schakelen,moet u twee keer binnen 3 seconden

(1)

79J023 Als het dead lock-systeem isingeschakeld, kunnen de por-

tieren op geen enkele wijze van bin-nenuit worden geopend. Controleerdaarom, voordat u de auto verlaat, ofer geen personen meer aan boord zijn.

ATTENTIE!

Eén portier of alle portieren ontgrende-len:

❒ Eén portier ontgrendelen: druk éénkeer op de knop op de handgreep vanhet portier.

❒ Alle portieren ontgrendelen: druk nog-maals op de knop op de handgreep vanhet portier.

Om de contactsleutel in de afstands-bediening op te bergen, moet u de sleutelin de afstandsbediening duwen totdat hijvergrendelt.

62J004

(A)

62J005

Om de sleutel uit de afstandsbediening tehalen, moet u knop (A) in de richting vande pijl drukken en de sleutel uit de af-standsbediening nemen, zoals aangegevenop de afbeelding.

Page 18: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

17

Als één of alle portieren ontgrendeld wor-den:

❒ De richtingaanwijzers knipperen tweekeer, en

❒ de plafondverlichting gaat ongeveer 15 seconden branden en dooft daarna,mits de schakelaar van de plafond-verlichting in de middelste stand staat.Als u op de contactsleutel drukt, gaatde plafondverlichting onmiddellijk uit.

Controleer of de portieren daadwerkelijkvergrendeld zijn nadat u de knop hebt ingedrukt.

OPMERKINGEN

❒ In de volgende gevallen worden met deknop de portieren niet vergrendeld:

– als een portier geopend of niet goedgesloten is;

– als het start-/contactslot niet in standLOCK staat;

– als de contactsleutel in het start-/con-tactslot zit.

❒ Als binnen 30 seconden na het ont-grendelen van de portieren met behulpvan de knop, geen enkel portier wordtgeopend, worden de portieren automa-tisch opnieuw vergrendeld.

❒ De afstandsbediening werkt mogelijkniet als u zich te dicht bij de portier-ruit bevindt.

❒ De ver-/ontgrendelknoppen op de portieren kunnen mogelijk niet goedwerken als in de auto een andere afstandsbediening aanwezig is.

❒ Met de afstandsbediening kunt u eenvan de ver-/ontgrendelknoppen bedie-nen als u zich binnen het bereik ervanbevindt. Als de afstandsbediening zichbijvoorbeeld binnen het ontvangst-bereik van de ver-/ontgrendelknop ophet bestuurdersportier bevindt, kan deknop met de afstandsbediening wordenbediend, maar niet de knop van hetportier aan passagierszijde voor of deknop van de achterklep.

BELANGRIJK De afstandsbediening is zeerkwetsbaar. Om beschadiging aan de af-standsbediening te voorkomen:

❒ Voorkom stoten, vochtigheid en hogetemperaturen. Stel de afstandsbedie-ning niet bloot aan directe zonnestra-ling (bijvoorbeeld op het dashboard).

❒ Voorkom dat magnetische voorwerpen(bijv. een televisie) in de buurt van deafstandsbediening komen.

Als de afstandsbediening zich op ongeveer80 cm van de handgrepen van de voor-portieren of de achterklep bevindt, kuntu de portieren ver- of ontgrendelen metde knop.

OPMERKINGEN

❒ Het ontvangstbereik van de ver-/ont-grendelknop is ongeveer 80 cm. Als deafstandsbediening zich op een grotereafstand bevindt, kunt u de portierenniet met de knop ver- of ontgrende-len.

❒ Het bereik van de afstandsbedieningwordt kleiner of de afstandsbedieningkan mogelijk niet goed werken als debatterij leeg is of als er interferentiesof radiostoringen zijn.

(1)

(1)

(1)

80JM0201. 80 cm

Page 19: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

18

KEYLESS ENTRY-SYSTEEM(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

(1) knop LOCK (vergrendelen)

(2) knop UNLOCK (ontgrendelen)

U kunt alle portieren van de auto gelijk-tijdig ver- of ontgrendelen met de sleutelof de afstandsbediening.

Als de afstandsbediening in de auto is,wordt het voorportier aan bestuurders-zijde of passagierszijde automatisch ont-grendeld in de volgende gevallen:

❒ Het bestuurdersportier wordt auto-matisch ontgrendeld als het wordt geopend en vervolgens weer wordt gesloten door de portierknop naar voren te draaien of door de ver-/ont-grendelknop in te drukken.

❒ Het voorportier aan passagierszijdewordt automatisch ontgrendeld als eenvan de portieren (behalve het bestuur-dersportier) wordt geopend en ver-volgens het voorportier aan passagiers-zijde wordt gesloten door de portier-knop naar voren te draaien of door dever-/ontgrendelknop in te drukken.

OPMERKINGEN

❒ Het herinneringssignaal wordt niet ge-activeerd als de afstandsbediening zichop het dashboard bevindt, in het dash-boardkastje, in het portiervak, op dezonneklep, op de vloerbedekking enz.

❒ Zorg dat u de afstandsbediening altijdbij u hebt.

❒ Laat de afstandsbediening niet in de auto als u de auto verlaat.

(1)

(2)

81A184

Type 1

Herinneringssignaal

Als de afstandsbediening niet in de auto is,klinkt er in de volgende gevallen ongeveertwee seconden een repeterend geluids-signaal en gaat het lampje van het KeylessStart-systeem (rood) op het instrumenten-paneel knipperen:

❒ De snelheid van de auto komt boven10 km/h.

❒ Een of meerdere portieren zijn geo-pend en vervolgens weer gesloten methet start-/contactslot niet in standLOCK.

Als u de afstandsbediening weer in de autoplaatst (behalve in de bagageruimte), doofthet rode lampje binnen enkele seconden.

79JF001

Page 20: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

19

Centrale portiervergrendeling

❒ Om alle portieren te vergrendelen,moet u één keer op de knop LOCK (1)drukken.

❒ Om alleen het bestuurdersportier teontgrendelen, moet u één keer op deknop UNLOCK (2) drukken.

❒ Om alle portieren te ontgrendelen, moetu nogmaals op de knop UNLOCK (2)drukken.

189001

Type 2

Als de portieren vergrendeld zijn, knip-peren de richtingaanwijzers één keer. Alsde richtingaanwijzers nog een keer knip-peren, dan is het dead lock-systeem inge-schakeld.

Als één of alle portieren ontgrendeld worden:

❒ De richtingaanwijzers knipperen tweekeer, en

❒ de plafondverlichting gaat ongeveer 15 seconden branden en dooft daarna,mits de schakelaar van de plafond-verlichting in de middelste stand staat.Als u de contactsleutel in het start-/ contactslot steekt, gaat de plafond-verlichting onmiddellijk uit.

Controleer of de portieren daadwerkelijkvergrendeld zijn nadat u de knop LOCK(1) hebt ingedrukt.

Als binnen 30 seconden na het ontgren-delen van de portieren met behulp van deknop UNLOCK (2), geen enkel portierwordt geopend, worden de portieren automatisch opnieuw vergrendeld.

Centrale portiervergrendeling metdead lock-systeem (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Om het ongewenst openen van de por-tieren/inbraakpogingen te voorkomen,kunt u het dead lock-systeem inschakelen.Als het systeem is ingeschakeld, kunnende vergrendelknoppen van de portierenniet meer bediend worden.

Systeem inschakelen:

Om alle portieren te vergrendelen, moetu twee keer binnen 3 seconden op deknop LOCK (1) drukken.

Systeem uitschakelen:

❒ Om alleen het bestuurdersportier teontgrendelen, moet u één keer op deknop UNLOCK (2) drukken.

❒ Om alle portieren te ontgrendelen, moetu nogmaals op de knop UNLOCK (2)drukken.

Als het dead lock-systeem is ingeschakeld, kunnen de

portieren op geen enkele wijze vanbinnenuit worden geopend. Contro-leer daarom, voordat u de auto verlaat, of er geen personen meer aan boord zijn.

ATTENTIE!

Page 21: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

20

Batterij vervangen

Als de zender/afstandsbediening niet goed werkt, controleer dan de batterij envervang deze zo nodig.

Batterij van zender vervangen

❒ Verwijder de schroef (1) en open hetdekseltje van de zender.

❒ Verwijder de zender (2).

Type 1

Het Keyless Entry-systeem met zendermodel TS002 en ontvanger model R51K0is conform de belangrijkste bepalingen envoorschriften van de Europese richtlijn1999/5/CE.

Type 2

Het Keyless Entry-systeem met afstands-bediening model S62J1 en sleutel modelTS001 is conform de belangrijkste bepa-lingen en voorschriften van de Europeserichtlijn 1999/5/CE.

BELANGRIJK De zender/afstandsbedieningis zeer kwetsbaar. Om beschadiging tevoorkomen:

❒ Voorkom stoten, vochtigheid en hogetemperaturen. Stel de zender/afstands-bediening niet bloot aan directe zonne-straling (bijvoorbeeld op het dash-board).

❒ Voorkom dat magnetische voorwerpen(bijv. een televisie) in de buurt van dezender/afstandsbediening komen.

(1)

(2)

81A185

OPMERKINGEN

❒ Het bereik is maximaal 5 meter. Dezeafstand varieert echter afhankelijk vande omgeving, vooral als zich radio-stations of radiozendapparaten in debuurt bevinden.

❒ U kunt de portieren in de volgende gevallen niet ver- of ontgrendelen metbehulp van de sleutel of de afstands-bediening:

– als het start-/contactslot niet in standLOCK staat of als de contactsleutelin het contactslot zit, of

– als een portier geopend of niet goedgesloten is.

❒ Wendt u bij verlies van de sleutel/ afstandsbediening zo snel mogelijk tothet Fiat Servicenetwerk om de verlorensleutel/afstandsbediening uit het ge-heugen van de auto te laten wissen ente vervangen.

Page 22: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

21

❒ Open de zender door in de daarvoorbestemde opening (2) de rand van eenmunt of de punt van een platte schroe-vendraaier te steken.

❒ Vervang de batterij (3) (lithium knoop-batterij CR1620 of gelijkwaardig); letdaarbij goed op de polariteit.

❒ Sluit de zender en plaats hem in de zitting.

❒ Sluit het dekseltje van de zender, plaatsde schroef (1) en draai deze vast.

❒ Controleer of u de portieren met dezender kunt bedienen.

❒ Lege batterijen dienen in speciaal daar-voor bestemde containers te wordengedeponeerd. Gooi lithiumbatterijennooit in de vuilnisbak.

(2)

(3)

80JM135

Batterij van de afstandsbedieningvervangen

❒ Open de afstandsbediening door in dedaarvoor bestemde opening de puntvan een platte schroevendraaier te steken en bescherm de punt met eenzachte doek.

❒ Vervang de batterij (1) (lithium knoop-batterij CR2032 of gelijkwaardig); letdaarbij goed op de polariteit, zoals aangegeven in de afbeelding.

❒ Sluit de afstandsbediening zorgvuldig.

❒ Controleer of u de portieren met deafstandsbediening kunt bedienen.

189002 189003

BELANGRIJK De zender/ afstandsbe-diening is een zeer kwetsbaar elektronischsysteem. Vermijd het binnendringen vanstof of vocht en maak geen interne com-ponenten los, om schade te voorkomen.

OPMERKING Lege batterijen dienen inspeciaal daarvoor bestemde containers teworden gedeponeerd. Gooi batterijennooit weg in de huisvuilbak.

Bij inslikken kunnen lithium-batterijen ernstige schade

aan de gezondheid toebrengen. Houdze buiten het bereik van kinderen enhuisdieren. Bij inslikken dient onmid-dellijk een arts te worden geraad-pleegd.

ATTENTIE!

Page 23: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

22

Kinderveiligheidsslot(achterportieren)

1. IN BEDRIJF

2. BUITEN BEDRIJF

Beide achterportieren zijn voorzien vaneen kinderveiligheidsslot zoals aangegevenop de afbeelding. Als de vergrendelhendelin stand (1) staat, is het kinderveiligheids-slot in werking; in stand (2) is het daar-entegen buiten werking. Als het kinder-veiligheidsslot is ingeschakeld, kunnen deachterportieren niet van binnenuit ge-opend worden, ook niet als de andereportieren ontgrendeld zijn. Bij ingeschakeldkinderveiligheidsslot kunnen de achter-portieren alleen van buitenaf worden geopend.

(1)

(2)

79J025

Schakel het kinderveilig-heidsslot altijd in als er

kinderen op de achterbank zitten.

ATTENTIE!

Na het inschakelen van hetkinderveiligheidsslot, moet

gecontroleerd worden of het daad-werkelijk is geactiveerd door aan debinnenhandgreep van het portier tetrekken.

ATTENTIE!

(1)

80JM133

1. Symbool van huisvuilbak met een kruis

Het symbool van de huisvuilbak met eenkruis er over (1) geeft aan dat lege batte-rijen gescheiden van het huisvuil moetenworden afgevoerd.

Controleer of lege batterijen op de correctewijze afgevoerd of gerecycleerd worden,zodat schade aan het milieu of de volks-gezondheid door een onjuiste afvoer-methode wordt voorkomen. Het her-gebruik van materialen draagt bij aan eenbehoud van de natuurlijke grondstoffen.Wendt u voor meer informatie over hetafvoeren of het recycleren van lege batterijen tot het Fiat Servicenetwerk.

Page 24: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

23

Achterklep

1. Ontgrendelknop achterklep

De achterklep kan worden geopend/ge-sloten door de sleutel in het slot van hetbestuurdersportier te steken.

Als uw auto is voorzien van een achter-klep met een slotcilinder, dan kan de achterklep m. b. v. de sleutel in het slotworden ver- en ontgrendeld. Om de achterklep te openen moet de sleutel inhet slot worden gestoken en rechtsomworden gedraaid, waarna de achterklepkan worden opgetild.

Als uw auto is voorzien van een achter-klep met een ontgrendelschakelaar (1),dan moet voor het openen deze schake-laar (1) ingedrukt worden gehouden, terwijl de achterklep wordt opgetild.

OPMERKING Als de achterklep niet goedgesloten is, ga dan als volgt te werk:

❒ Druk op de ontgrendelknop (1) enopen de achterklep iets.

❒ Sluit de achterklep na enkele seconden.

❒ Controleer of de achterklep is gesloten.

Als u de ontgrendelknop (1) niet kunt bedienen vanwege een storing of een lege accu, dan kunt u de achterklep ookvanuit het interieur openen. Ga als volgtte werk:

❒ Klap de achterzitplaatsen neer voor eenbetere toegang tot de achterklep, zo-als beschreven in de paragraaf „Achter-zitplaatsen neerklappen”.

(1)

79J026

Controleer altijd of de ach-terklep goed gesloten is. Rij-

den met een geopende of niet goedgesloten achterklep kan zeer gevaar-lijk zijn, omdat bij een ongeval de pas-sagiers makkelijk uit de auto kunnenworden geworpen. Een goed geslotenachterklep voorkomt ook dat het uit-laatgas in het interieur dringt.

ATTENTIE!

❒ Open de achterklep door de nood-ontgrendelhendel (2) te bedienen metbehulp van een platte schroevendraaierof de slinger van de krik. Om de achter-klep weer te vergrendelen, hoeft u hemslechts te sluiten.

Als het dan nog niet lukt om de achter-klep te ontgrendelen, wendt u dan tot hetFiat Servicenetwerk.

(2)

79J099

Bedien de noodhendel nietmet uw vingers: kans op

verwonding.

Controleer of er geen personen in hetopeningsgebied van de achterklep zijnals u de achterklep vanuit het interieur opent.

ATTENTIE!

Page 25: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

24

(1)

(2)

80JM010

ELEKTRISCH BEDIENBARERUITEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De elektrische bediening werkt uitsluitendals het start-/contactslot in stand „ON”staat.

Bestuurderszijde (type A)

RUITBEDIENING

HANDBEDIENDE RUITEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Om de ruit te openen of te sluiten, moetu de slinger op het betreffende portier-paneel draaien.

60G010

Page 26: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

25

Passagiersportier

Het voorportier aan passagierszijde isvoorzien van een knop (3) voor bedieningvan de ruit aan passagierszijde voor.

Bestuurdersportier

Het bestuurdersportier is voorzien vande volgende knoppen: knop (1) voor be-diening van de ruit aan bestuurderszijde,knop (2) voor bediening van de ruit aanpassagierszijde voor en de knoppen (4)en (5) voor bediening van de zijruitenlinks- en rechtsachter.

(1)

(2)

(4)

(5)

80JC095

(3)

79J029

Bestuurderszijde (type B)

Druk voor het openen op de voorzijdevan de knop. Trek voor het sluiten devoorzijde van de knop omhoog.

De ruit aan bestuurderszijde kan boven-dien automatisch worden geopend zonderde knop ingedrukt te houden (handig bijv.bij tolhuisjes of in „drive-in” restaurantswaar u uw maaltijd aan boord van de auto kunt nuttigen). Druk de knop van deruit aan bestuurderszijde volledig in en laatde knop los; om het openen van de ruitte stoppen voordat hij geheel geopend is,moet u de knop iets omhoog trekken.

81A009

SLUITEN

OPENEN

Page 27: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

26

OPMERKING De ruiten in de achter-portieren zijn zo ontworpen dat ze slechts2/3 van de totale slag kunnen worden ge-opend.

OPMERKING Als u rijdt met geopendezijruiten achter, dan kan er een dreunendgeluid hoorbaar zijn, dat het gevolg is vanluchttrillingen. Om het geluid te vermin-deren, kunt u de zijruit voor aan de be-stuurders- of passagierszijde iets openenof de zijruit achter iets sluiten.

79J207

De ruit aan bestuurderszijde is ook uit-gerust met een knop om de ruitbedienin-gen aan passagierszijde te blokkeren. Alsu deze knop indrukt, blokkeert u het openen/sluiten van de ruiten aan passa-gierszijde met behulp van de knoppen (2),(3), (4) of (5). Druk nogmaals op de blokkeerknop voor de ruitbedieningen aanpassagierszijde om de normale werking teherstellen.

80JM011 80JC097

Blokkeerknop ruitbediening (type A) Blokkeerknop ruitbediening (type B)

Blokkeer altijd de ruitbedie-ningen aan passagierszijde

als u kinderen aan boord hebt. Kin-deren lopen namelijk een groter risicoop verwondingen die veroorzaaktworden door bewegende ruiten.

Zorg dat niemand in de auto het ri-sico loopt op verwondingen (bijv. aande handen of het hoofd), die veroor-zaakt worden door sluitende ruiten.

Neem altijd de sleutel uit het start-/ contactslot als u de auto verlaat, ookals dat slechts een korte tijd is. Laatkinderen niet onbewaakt in de autoachter, omdat ze de knoppen kunnenbedienen en klem kunnen komen tezitten tussen de bewegende ruiten.

ATTENTIE!

Page 28: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

27

SPIEGELS

BINNENSPIEGEL

De binnenspiegel kan met de hand wordenafgesteld zodat het gebied achter de autozichtbaar is. Voor het verstellen van despiegel moet u hendeltje (1) in de normalestand zetten (dagstand) en vervolgens hethendeltje met de hand in een van de vierrichtingen plaatsen totdat de gewenstestand is bereikt.

Als u ‘s nachts rijdt, zet dan het hendeltjein de antiverblindingsstand, zodat u min-der gehinderd wordt door de koplampenvan de achterliggers.

79J032

(1)

65D409

DagstandNachtstand

Tijdens het rijden moet despiegel altijd in de normale

stand staan.

ATTENTIE!Gebruik de antiverblindings-stand alleen als dat nodig is.

Als de spiegel in deze stand staat, isde waarneming van objecten andersdan wanneer de spiegel in de normalestand staat.

ATTENTIE!

BUITENSPIEGELS

Stel de buitenspiegels zo in dat de flankenvan de auto zichtbaar zijn.

79J033

De buitenspiegel is bol,waardoor de afstandswaar-

neming en de grootte van de objectenwordt beïnvloed; de objecten lijkenkleiner en verder verwijderd dan zein werkelijkheid zijn.

ATTENTIE!

Page 29: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

28

ELEKTRISCH VERSTELBARESPIEGELS(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De schakelaar voor bediening van de buitenspiegels bevindt zich op het portier-paneel aan bestuurderszijde. De elektrischeverstelling is alleen mogelijk met het start-/contactslot in stand „ACC” of „ON”.

Ga voor het verstellen als volgt te werk:

❒ Met de schakelaar kiest u welke spie-gel u wilt verstellen (links of rechts).

❒ Druk voor het verstellen de buiten-zijde van de schakelaar in een van devier richtingen.

❒ Zet na het verstellen de schakelaarweer in de middelste stand om het perongeluk verstellen te voorkomen.

STOELVERSTELLING

(2)

(4)

(3)

(1) (1)

(3)(2)

(4)

79J034

Controleer of de stoel goedgeblokkeerd is door te pro-

beren hem naar voren en achteren te schuiven Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachtsverschuiven en kunt u de controleover de auto verliezen.

ATTENTIE!

Als de veiligheidsgordel te loszit, wordt u niet goed door

de veiligheidsgordel op uw plaats ge-houden. Daarom moeten eventueleafstellingen van de stoelen uitgevoerdworden voordat de gordel wordt omgelegd.

ATTENTIE!

Alle afstellingen mogen uit-sluitend bij een stilstaande

auto worden uitgevoerd.

ATTENTIE!

OPMERKING Als de auto is uitgerust metelektrisch verwarmbare buitenspiegels, ziedan „Schakelaar achterruitverwarming enverwarmde buitenspiegels” in het hoofd-stuk „DASHBOARD”.

Page 30: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

29

Als de bestuurdersstoel is uitgerust meteen hoogteverstelling, trek de hendel danomhoog of duw hem omlaag totdat de gewenste hoogte is bereikt. De hendel bevindt zich aan de buitenzijde van destoel.

RUGLEUNING VERSTELLENVERSTELLEN INLENGTERICHTING

De hendel voor de verstelling van de voor-stoelen bevindt zich onder de stoelen zelf.Voor het verstellen van de stoel, moetu de hendel omhoog trekken en de stoelnaar voren of naar achteren schuiven.

Controleer na de afstelling of de stoelgoed geblokkeerd is door te proberenhem naar voren en achteren te schuiven.

Voor een maximale bescher-ming door de veiligheids-

gordels moeten tijdens het rijden derugleuningen altijd rechtop staan.

ATTENTIE!

Om de rugleuningen van de voorstoelente verstellen, moet u de hendel aan de buitenzijde van de stoel omhoog trekkentotdat de gewenste stand is bereikt. Laatvervolgens de hendel los om de rug-leuning te vergrendelen.

80JM023 80JM024 80JM025

Page 31: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

30

OPMERKING Om de hoofdsteun vollediguit te trekken moet u de rugleuning mogelijk achterover klappen, zodat u meerruimte hebt.

Hoofdsteunen voor

Om de hoofdsteun voor in hoogte te ver-stellen, moet u de steun omhoog trekkentotdat hij vergrendelt. Voor het omlaagplaatsen van de hoofdsteun, moet u desteun omlaag duwen en tegelijkertijd devergrendelhendel bedienen. Om de hoofd-steun te verwijderen (bijv. voor reinigingof vervanging), moet u tegen de vergren-delhendel duwen en de hoofdsteun geheeluittrekken.

VERSTELBAREHOOFDSTEUNEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De hoofdsteunen zijn ontworpen om hetrisico op verwondingen bij een ongeval tebeperken. Stel de hoofdsteunen zo in dathet midden van de hoofdsteun zich terhoogte van de oren van de inzittende bevindt. Als dit niet mogelijk is bij zeer lange inzittenden, stel dan de hoofdsteunin op de hoogste stand (geheel uitgetrok-ken).

De hoofdsteunen moeten zoworden ingesteld dat ze het

hoofd ondersteunen en niet de nek.Alleen in deze positie bieden ze bescherming.

Alle afstellingen van de hoofdsteunenmogen uitsluitend bij een stilstaandeauto worden uitgevoerd.

ATTENTIE!

80J001 80JS082

Page 32: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

31

VEILIGHEIDSGORDELSEN KINDERZITJES

Hoofdsteunen achter

Om de hoofdsteun achter in hoogte teverstellen, moet u de steun omhoog trek-ken totdat hij vergrendelt. Voor het om-laag plaatsen van de hoofdsteun, moet u desteun omlaag duwen en tegelijkertijd devergrendelhendel bedienen. Om de hoofd-steun te verwijderen (bijv. voor reinigingof vervanging), moet u tegen de vergren-delhendel duwen en de hoofdsteun geheeluittrekken.

Als kinderzitjes gebruikt worden, moetende hoofdsteunen altijd maximaal zijn uitgetrokken.

63J135

De veiligheidsgordels moe-ten altijd worden gedragen.

ATTENTIE!

Airbags vormen een aanvul-lende bescherming op de

veiligheidsgordels die dan ook altijdgedragen moeten worden, of de autonu wel of niet is uitgerust met airbags.Ze bieden namelijk de beste bescher-ming bij een ongeval door het risicoop ernstig en ook dodelijk letsel teverminderen.

ATTENTIE! 65D231S

65D606

Over het bekken

Passagiers mogen uitsluitendop de zitplaatsen worden

vervoerd met omgelegde veiligheids-gordels. Het is niet toegestaan pas-sagiers in de bagageruimte te vervoe-ren, omdat het risico op letsel bij eenongeval aanzienlijk toeneemt.

ATTENTIE!

65D201

Diagonaal over het bekken

Page 33: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

32

Ga voor het correct omleg-gen van de veiligheidsgordels

als volgt te werk:

– het onderste gordelgedeelte moetover het bekken en niet over de buikliggen.

– het bovenste gordelgedeelte moetlangs de schouder liggen en niet on-der de arm.

– het bovenste gordelgedeelte magniet tegen het gezicht of de nek lig-gen en mag niet van de schouder afglijden.

– voor maximale bescherming doorde veiligheidsgordel mag de gordel-band niet gedraaid zijn, maar moetaltijd goed zijn uitgetrokken en aan-sluiten op het lichaam van de inzit-tende. Als de gordel niet goed aan-sluit, wordt de inzittende veel minderop zijn plaats gehouden.

– controleer of de gesp van iederegordel in de betreffende sluiting zit.De gespen van de gordels van de zitplaatsen achter kunnen wordenverwisseld.

ATTENTIE!

65D199

Ook vrouwen die in ver-wachting zijn moeten een

gordel dragen. Zij moeten echter advies inwinnen over de persoonlijkesituatie bij de eigen huisarts. Zwan-gere vrouwen moeten het onderstedeel van de gordel meer naar bene-den omleggen, zoals op de afbeeldingis aangegeven.

Draag geen scherpe of breekbarevoorwerpen (bijv. pennen of brillen),ook niet in een broekzak, die letselkunnen veroorzaken bij een ongeval.

ATTENTIE!

Iedere gordel dient slechts terbescherming van een enkel

persoon. Vervoer kinderen nooit op uwschoot, ook geen pasgeboren kinderen,waarbij de gordel beiden zou moetenbeschermen. Als u de gordel op die wijze gebruikt, kan dit bij een ongevalernstig letsel veroorzaken.

Controleer regelmatig of de veilig-heidsgordels nog in goede staat zijnen vervang ze als ze tekenen van slij-tage of scheuren vertonen. Vervangna een ongeval altijd alle veiligheids-gordels, ook als ze ogenschijnlijk nietbeschadigd zijn.

Kinderen jonger dan 12 jaar moetenop de zitplaatsen achter vervoerdworden, waarbij ze beschermd moe-ten worden door passende systemen.

Pasgeborenen en zeer kleine kinderenkunnen alleen worden vervoerd in passende kinderzitjes, die in de han-del verkrijgbaar zijn en die altijd moeten worden gebruikt. Controleerof het aangeschafte kinderzitje voldoetaan de wettelijke veiligheidsnormen.Lees de door de fabrikant van het zitje geleverde montage-instructiesaandachtig door en volg ze strikt op.

ATTENTIE!

Onderste gordelband, diagonaal over bekken

Page 34: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

33

VEILIGHEIDSGORDELS

OPROLAUTOMAAT METBLOKKEERMECHANISME(EMERGENCY LOCKINGRETRACTOR – ELR)

De veiligheidsgordel is voorzien van eenoprolautomaat met blokkeermechanisme(ELR), die de gordelband blokkeert bijbruusk remmen of ongevallen. De oprol-automaat grijpt ook in als u de gordel sneluittrekt. Als in dat geval de gordel blok-keert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel vervolgensweer geleidelijk uit.

Algemene opmerkingen over hetgebruik van de veiligheidsgordels

Om het risico dat u onder de gordel uitschuift tijdens een ongeval zoveel mogelijk te beperken, moet u het onder-ste deel van de gordel diagonaal over hetbekken plaatsen en strak laten aansluitendoor het bovenste gordelgedeelte doorde gesp te schuiven. Het bovenste gordel-gedeelte past zich automatisch aan het lichaam van de drager aan, zodat de bewegingsvrijheid behouden blijft.

Reinig de gordels met wateren een neutrale zeep, ver-

mijd contact met poets- en smeer-middelen, olie, chemische productenen in het bijzonder met accuvloeistof.

Als het bovenste gordelgedeelte on-gemak bij de nek of het gezicht vanhet vervoerde kind oplevert, verplaatshet kind dan naar het midden van deauto.

Voor een maximale bescherming doorde veiligheidsgordels, moeten tijdenshet rijden de rugleuningen altijdrechtop staan.

ATTENTIE!

60A038

Ga goed rechtop zitten en steun goed tegen de rugleuning

Onderste gordelband, diagonaal over het bekken

60A040

Onderste gordelband, diagonaal over het bekken

Het is streng verboden onderdelen van de veilig-

heidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken. Werk-zaamheden aan de veiligheidsgordelsen gordelspanners moeten wordenuitgevoerd door gekwalificeerd per-soneel. Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

Page 35: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

34

Om de gordel los te maken, moet u opde rode knop op de sluiting drukken methet opschrift „PRESS” (drukken) en degordel laten teruglopen.

60A039

Leg de gordel om terwijl u rechtop zit engoed tegen de rugleuning steunt, laat degordel aansluiten op het bovenlichaam enhet bekken en steek vervolgens de gespin de sluiting totdat hij vergrendelt.

OPMERKING Op de sluiting van de middelste veiligheidsgordel achter staathet opschrift „CENTER” (midden). Desluitingen zijn zo ontworpen dat de gespvan een gordel alleen in de bijbehorendesluiting past.

60A036 80J2008

Page 36: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

35

SBR-SYSTEEM (SEAT BELT REMINDER) –BESTUURDERSSTOEL

De auto is uitgerust met het SBR-systeem(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit eenakoestisch waarschuwingssysteem dat, samen met een brandend lampje op hetinstrumentenpaneel, de bestuurder waar-schuwt als de veiligheidsgordel niet is omlegd.

Als de contactsleutel in stand „ON” staaten de gordel aan bestuurderszijde is nietomgelegd:

1) Het lampje van het SBR-systeem gaatbranden.

2) Als de snelheid van de auto hoger is dan15 km/h, gaat het lampje van het SBR-systeem knipperen en schakelt hetakoestische waarschuwingssysteem ongeveer 95 seconden in.

Draag altijd veiligheids-gordels zowel voor als achter

in de auto. Rijden zonder omgelegdeveiligheidsgordels verhoogt bij een ongeval het risico op verwondingen.Wen u eraan dat u de veiligheids-gordel vastmaakt voordat u de motorstart.

ATTENTIE!

79JF002

3) Als de bij punt 2) beschreven cyclus isbeëindigd, blijft het lampje van het SBR-systeem branden totdat de gordel aanbestuurderszijde wordt omgelegd.

Als de bestuurder na het omleggen vande veiligheidsgordel, de gordel weer los-maakt, schakelt het SBR-systeem opnieuwin vanaf cyclus 1) of 2) afhankelijk van desnelheid van de auto. Als de snelheid vande auto lager is dan 15 km/h, schakelt hetSBR-systeem opnieuw in vanaf cyclus 1);als de snelheid van de auto hoger is dan15 km/h, schakelt het SBR-systeem op-nieuw in vanaf cyclus 2).

Het SBR-systeem schakelt automatisch uitals u de veiligheidsgordel omlegt of de motor uitzet.

Page 37: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

36

BEVESTIGINGSMECHANISME(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Controleer of de gordelband goed vast-zit in de bevestigingspunten en niet is blijven haken aan de rugleuning, in hetscharniermechanisme of in de rails van de stoel.

HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Stel de hoogte van de veiligheidsgordel zo in dat het bovenste gordelgedeelte halverwege tussen nek en uiteinde van deschouder ligt. Om de hoogte van het bevestigingspunt in te stellen, moet u hetmechanisme omhoog of omlaag verplaat-sen nadat de blokkeerknop is ingedrukt,zoals aangegeven op de afbeelding. Con-troleer na het verstellen of het bevesti-gingspunt goed geblokkeerd is.

64J198

Het bovenste gordelgedeeltemoet over de schouder hal-

verwege tussen nek en uiteinde vande schouder liggen. De gordel magniet langs het gezicht of de nek lopen,maar mag ook niet van de schouderafglijden. Als de gordel niet goed isafgesteld, kan de werking tijdens eenongeval verminderd zijn.

ATTENTIE!

79J035

Page 38: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

37

KINDERZITJES

Fiat raadt het gebruik aan van passendesystemen voor het veilig vervoeren vankinderen. Op de markt zijn tegenwoordigverschillende typen kinderzitjes beschik-baar; controleer of het door u aange-schafte zitje voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen.

Alle kinderzitjes zijn voorbereid om opde zitplaatsen van de auto bevestigd teworden, hetzij met de veiligheidsgordelsvan de auto, hetzij met de speciale beves-tigingsstangen van de zitplaats. Fiat raadtaan kinderen op de zitplaatsen achter tevervoeren, omdat volgens de statistiekendie plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden.

VEILIGHEIDSGORDELS CONTROLEREN

Controleer regelmatig of de veiligheids-gordels nog in goede staat zijn en goedwerken. Controleer de conditie van degordelband, de sluitingen, de gespen, deoprolautomaten, de bevestigingspunten ende schuifringen. Vervang de gordel als hijbeschadigd is of niet meer goed werkt.

65D209S

Vervang de gordels als zeniet meer goed werken. Con-

troleer na een ongeval alle onderde-len van de veiligheidsgordels. Vervangna een ongeval van een bepaalde om-vang altijd alle veiligheidsgordels, ookals ze ogenschijnlijk niet beschadigdzijn. Vervang de veiligheidsgordels inieder geval nadat de gordelspannersin werking zijn getreden (d. w. z. bijeen ongeval waarbij de frontairbagszijn geactiveerd).

ATTENTIE!

60G332S

Het is streng verboden on-derdelen van de veiligheids-

gordels of gordelspanners te demon-teren of open te maken. Werkzaam-heden aan de veiligheidsgordels engordelspanners moeten worden uit-gevoerd door gekwalificeerd perso-neel. Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

Page 39: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

38

(EU-landen)

Zie voor de bevestiging van kinderzitjesde paragraaf „Kinderzitjes voor landen vande EU” in dit hoofdstuk.

Kinderzitjes monteren:

❒ Een traditioneel kinderzitje (met be-vestiging m.b.v. de veiligheidsgordel)mag uitsluitend op de zitplaats links-achter worden geplaatst.

❒ ISOFIX-kinderzitjes van Groep I (gewichtvan het kind tussen 9 en 18 kg), maat-klasse B, B1 of A mogen zowel op dezitplaats links- als rechtsachter wordengeplaatst.

OPMERKING Houdt u aan de geldendewetgeving met betrekking tot kinderzitjes.

Als u een kind op de voorstoel moet ver-voeren in een kinderzitje dat naar vorenis gekeerd, zet dan de passagiersstoel zover mogelijk naar achteren.

79J221

79J222

79J223

Kinderzitje voor baby’s – alleen voor de achterzitplaatsen

Kinderzitje voor kleuters

Kinderzitje voor kinderen

Plaats geen kinderzitje tegende rijrichting in op de voor-

stoel als de auto is uitgerust met eenairbag aan passagierszijde voor. Alsbij een ongeval de airbag in werkingtreedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. De achterkant van het kinderzitje kan zich te dicht bij hetgebied bevinden waarbinnen de air-bag wordt opgeblazen.

ATTENTIE!

65D607

De afbeeldingen dienen al-leen ter illustratie van de be-

vestiging. Houdt u voor de montagevan het kinderzitje aan de instructies.De fabrikant is verplicht deze instruc-ties bij te leveren.

ATTENTIE!

Page 40: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

39

Als u een kinderzitje op deachterbank bevestigt, plaats

dan de voorstoel naar voren. Hiermeevoorkomt u dat de voetjes van hetkind de rugleuning van de stoel raken,wat bij een ongeval verwondingenkan veroorzaken.

ATTENTIE!

Als het kinderzitje niet goedin de auto bevestigd is, kan

het kind letsel oplopen bij een on-geval. Volg strikt de volgende aanwij-zingen op en de montage-instructiesdie bij het kinderzitje zijn geleverd.

ATTENTIE!

65D608 65D609

Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als de auto is uit-

gerust met sidebags. Als bij een on-geval de airbag in werking treedt (op-blaast), kan dit ernstig letsel veroor-zaken.

ATTENTIE!

Plaats geen kinderzitje tegende rijrichting in op de mid-

delste zitplaats achter omdat bij eenongeval of bruusk remmen, de arm-steun achter (indien aanwezig bij be-paalde uitvoeringen) naar benedenkan klappen en deze het kind kan verwonden.

ATTENTIE!

Page 41: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

40

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

ND

ND

ND

ND

ND

ND

ND

ND

ND

ND

KINDERZITJES VOOR LANDEN VAN DE EU

KINDERZITJES

De volgende tabel vermeldt de geschiktheid van de passagierszitplaatsen voor het vervoer en de montage van kinderzitjes. Gebruikvoor het vervoeren van kinderen onder 12 jaar of met een lengte onder 1,50 m, passende veiligheidssystemen die voldoen aan deEuropese ECE/R44-voorschriften.

Geschiktheid van de passagierszitplaatsen voor het gebruik van traditionele kinderzitjes (bevestigen met veiligheidsgordels) – Informatietabel

Gewichtsgroepen Zitplaats (of andere positie)

Passagier Achter Achter Tussenpositie Tussenpositie voor buitenzijde in het midden buitenzijde in het midden

groep 0 tot 10 kg

groep 0+ tot 13 kg

groep 1 9-18 kg

groep 2 15-25 kg

groep 3 22-36 kg

LEGENDAU = geschikt voor „Universele” kinderzitjes voor de aangegeven gewichtsgroepen.UF = geschikt voor „Universele” kinderzitjes voor de aangegeven gewichtsgroepen die in de rijrichting van de auto geplaatst

moeten worden.L = geschikt voor speciale kinderzitjes; zie bijgevoegd overzicht. Deze kinderzitjes zijn van de categorie „specifiek voertuig”,

„beperkt” of „semi-universeel”.B = geïntegreerde kinderzitjes voor de aangegeven gewichtsgroepen.X = niet geschikt voor kinderen van de aangegeven gewichtsgroepen.ND = niet beschikbaar.* ISOFIX-kinderzitjes kunnen zowel rechts als links bevestigd worden.OPMERKING „Universeel” is de categorie zoals bedoeld in de Europese ECE/R44-voorschriften.

U (alleen links)

U (alleen links)

U (alleen links)*

UF (alleen links)

UF (alleen links)

Page 42: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

41

F

G

E

E

D

C

D

C

B

B1A

ISO/L1ISO/L2

(1)

ISO/R1(1)

ISO/R1ISO/R2

ISO/R3

(1)

ISO/R2

ISO/R3

ISO/F2

ISO/F2X

ISO/F3

(1)

(1)

(1)

NDNDNDND NDND NDND ND ND ND ND NDND ND ND ND

XX

NDX

NDXXX

ND XX

IUFIUFIL

ND ND ND

NDNDNDND NDND NDND ND ND ND ND NDND ND ND ND

NDNDNDND NDND NDND ND ND ND ND NDND ND ND ND

NDNDNDND NDND NDND ND ND ND ND NDND ND ND ND

NDNDNDND NDND NDND ND ND ND ND NDND ND ND ND

Geschiktheid van de passagierszitplaatsen voor het gebruik van ISOFIX-kinderzitjes – Informatietabel

GewichtsgroepenMaat-

Opstelling ISOFIX-kinderzitje

klasse Bevestiging Passagier Achter Achter in Tussenpositie Tussenpositie Andere voor buitenzijde het midden buitenzijde in het midden zitplaatsen

reiswieg

groep 0 tot 10 kg

groep 0+ tot 13 kg

groep 1 9-18 kg

groep 2 15-25 kg

groep 3 22-36 kg

(1) Bij kinderzitjes waarop geen ISOFIX-maatklasse (van A tot G) voor de betreffende gewichtsgroep staat aangegeven, moet de fabrikant vande auto aangeven welke ISOFIX-systemen geschikt zijn voor de auto en op welke plaats ze bevestigd kunnen worden.

LEGENDA

IUF = geschikt voor „universele” ISOFIX-kinderzitjes voor de aangegeven gewichtsgroepen die in de rijrichting van de auto geplaatst moetenworden. Fiat raadt RÖMER DUO plus aan, opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma.

IL = geschikt voor speciale ISOFIX-kinderzitjes uit de categorie „specifiek voertuig”, „beperkt” of „semi-universeel”.X = ISOFIX-plaats niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes voor de aangegeven gewichtsgroepen en/of maten.ND = niet beschikbaar.OPMERKING „Universeel” is de categorie zoals bedoeld in de Europese ECE/R44-voorschriften.

Page 43: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

42

BEVESTIGING M. B. V.DRIEPUNTSGORDEL (Alleen mogelijk bij de zitplaatslinksachter)

BELANGRIJK Trek de hoofdsteun volledigomhoog, voordat het zitje op de zitplaatswordt geplaatst.

ELR-gordel

79J224

Bevestig het kinderzitje enhoudt u daarbij strikt aan

de instructies die door de fabrikantvan het kinderzitje zijn geleverd.

ATTENTIE!

Controleer of de veiligheidsgordel goedvastzit.

Beweeg het kinderzitje in alle richtingen omte controleren of het goed is bevestigd.

ISOFIX-BEVESTIGING(Beschikbaar zowel op de zitplaatslinks- als rechtsachter – ISOFIX-systeem Groep I (gewicht van hetkind tussen 9 en 18 kg), maatklasseB, B1 of A)

De zijzitplaatsen achter zijn voorzien vanspeciale bevestigingspunten onder en ver-bindingsstangen voor de montage van eenISOFIX-kinderzitje. De bevestigingspuntenbevinden zich tussen de onderzijde van derugleuningen en de zittingen van de zijzit-plaatsen achter.

79J058

Een ISOFIX-kinderzitje maguitsluitend gemonteerd wor-

den op de zijzitplaatsen achter enniet op de middelste zitplaats.

ATTENTIE!

Als de auto is uitgerust met bovenste bevestigingspunten, volg dan strikt de instructies op over het gebruik van diebevestigingspunten. Deze instructiesworden door de fabrikant van het kinderzitje geleverd.

63J020

Houdt u aan de montage-instructies van het ISOFIX-

kinderzitje die door de fabrikant geleverd worden. Beweeg na de mon-tage het kinderzitje in alle richtingen(vooral naar voren) om te controlerenof de verbindingsstangen goed ge-blokkeerd zijn in de bevestigingen.

ATTENTIE!

Page 44: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

43

Ga in de meeste gevallen als volgt te werk:

❒ Zet de hoofdsteun achter geheel omhoog.

BELANGRIJK Voordat u een kinderzitjebevestigt, moet u de hoofdsteun in dehoogste stand zetten (geheel uitgetrokken).

❒ Zorg dat het uiteinde van de stangenen de bevestigingspunten op een lijn lig-gen, zoals aangegeven in de afbeelding.Pas op voor uw vingers.

❒ Druk het kinderzitje zo in de bevesti-gingspunten dat de uiteinden van destangen in de bevestigingspunten vast-haken. Controleer of het kinderzitjevergrendeld is.

78F114 54G183 54G184

❒ Klap de rugleuning naar achteren (indien mogelijk) om de montage makkelijker te maken.

❒ Plaats het kinderzitje op de achterbanken steek de verbindingsstangen in debevestigingspunten tussen de rugleuningen de zitting van de achterbank.

Page 45: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

44

❒ Maak de bovenste riem vast aan het be-treffende bevestigingspunt en blokkeerde riem volgens de instructies die doorde fabrikant van het kinderzitje zijn ge-leverd. Controleer of u de riem goedaan het daarvoor bestemde bevesti-gingspunt hebt vastgemaakt en niet aande sjorogen (indien aanwezig) voor hetvastzetten van bagage.

Controleer of u de riem niet aan de sjorogen (indien

aanwezig) voor het vastzetten van bagage hebt vastgemaakt. Door eenonjuiste montage wordt het kind minder goed op zijn plaats gehouden.

ATTENTIE!

❒ Pak de onderkant van het kinderzitjevast en duw het zitje krachtig naar derugleuning van de achterbank, zodat hetgoed vasthaakt aan de stangen. Con-troleer of het zitje goed vastzit doorte proberen het kinderzitje in alle rich-tingen te bewegen (vooral naar voren).

❒ Klap de rugleuning, indien neergeklapt,omhoog.

❒ Maak de bovenste riem (indien aan-wezig) vast zoals beschreven is in devolgende paragraaf „Montage van hetkinderzitje m. b. v. bovenste riem”

MONTAGE VAN HETKINDERZITJE M. B. V.BOVENSTE RIEM

Bij enkele kinderzitjes is het gebruik vaneen bovenste riem noodzakelijk. De be-vestigingspunten voor de bovenste riembevinden zich aan de achterzijde van derugleuning en het aantal is afhankelijk vande uitvoering van de auto.

Ga voor een juiste montage van het kinderzitje als volgt te werk:

❒ Verwijder de afdekplaat voor de bagage-ruimte.

❒ Bevestig het kinderzitje op de achter-bank volgens de eerder beschrevenprocedure.

54G185 79JF003

Page 46: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

45

❒ Leid de bovenste riem zoals op de afbeelding is aangegeven. (Zie voor hetomhoog of omlaag plaatsen van dehoofdsteun de paragraaf „Verstelbarehoofdsteunen”).

❒ Zorg dat de riem niet door bagagewordt gehinderd.

VEILIGHEIDSGORDELS METGORDELSPANNERS (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

86G032

Type 1

Type 2

63J269

en/of

label

Dit deel van het instructie-boek beschrijft de VEILIG-

HEIDSGORDELS MET GORDEL-SPANNERS die in uw auto geïnstal-leerd zijn. Wij raden u aan deze instructies aandachtig te lezen en opte volgen om het risico op letsel, ookdodelijk, zo veel mogelijk te beperken.

ATTENTIE!

Als uw auto is voorzien van veiligheids-gordels met gordelspanners, is aan de onderzijde van de veiligheidsgordels eeninformatieplaatje aanwezig met de letters„P” en/of „PRE”, zoals aangegeven op deafbeelding. Het gebruik van veiligheids-gordels met gordelspanners is gelijk aanhet gebruik van traditionele veiligheids-gordels.

Wij raden u aan dit deel en het volgendedeel „Extra veiligheidssystemen (airbag)”te lezen voor een betere kennis van deveiligheidssystemen.

De werking van de veiligheidsgordels metgordelspanners is gekoppeld aan die vande EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEMEN (Air-bag); de sensoren en de elektronische regeleenheid van de airbags regelen name-lijk ook de werking van de gordelspanners.De gordelspanners treden dus is werkingals de airbags worden geactiveerd. Zie voormeer informatie en aanwijzingen, inclusiefhet onderhoud van de veiligheidsgordelsmet gordelspanners, hetgeen beschrevenstaat in dit deel en de voorzorgsmaatregelenin het deel „Extra veiligheidssystemen (air-bag)”.

Page 47: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

46

De gordelspanners in de rolautomaten vanbeide veiligheidsgordels voor treden inwerking bij frontale botsingen. De gordelsworden enige centimeters aangetrokkenwaardoor de inzittenden veel beter ophun plaats worden gehouden en de voor-waartse beweging wordt beperkt. Als degordelspanners worden geactiveerd,wordt de betreffende oprolautomaat geblokkeerd. Tijdens de werking van degordelspanner kan er een beetje rook ont-snappen. Deze rook is niet schadelijk enduidt niet op brand.

Alle inzittenden van de auto (bestuurderen passagiers) moeten altijd de veiligheids-gordels omleggen, hetzij de traditionele,hetzij de gordels met gordelspanners, ombij een ongeval het risico op ernstig of dodelijk letsel te beperken.

Zorg dat de rugleuning rechtop staat ensteun goed tegen de rugleuning voordatu de gordel omlegt. Het onderste gordel-gedeelte moet over het bekken en nietover de buik liggen. Leun niet vooroverof naar de zijkant. Zie de paragrafen„Stoelverstelling” en „Veiligheidsgordelsen kinderzitjes”.

De gordelspanners en de airbags wordenalleen geactiveerd bij zware frontale bot-singen. Ze treden niet in werking bij aan-rijdingen van achteren, zijdelingse aanrij-dingen, als de auto over de kop slaat of bijlichte frontale aanrijdingen. De gordel-spanner werkt slechts eenmaal. Wendt u nahet in werking treden van de gordelspan-ners (en dus de activering van de airbags),zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerkom het systeem te laten vervangen.

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait en het lampje „AIR BAG” op hetinstrumentenpaneel niet knippert, kortgaat branden of langer dan 10 secondenblijft branden, of tijdens het rijden gaatbranden, dan kan er een storing zijn in deveiligheidssystemen (gordelspanners of airbags). Wendt u zo snel mogelijk tot hetFiat Servicenetwerk om de systemen telaten controleren.

Onderhoudswerkzaamhedenaan de gordelspanners, aan

onderdelen of bedrading ervan mogen uitsluitend worden uitgevoerddoor geautoriseerd en gespecialiseerdpersoneel van het Fiat Service-netwerk. Door onoordeelkundige ofverkeerde werkzaamheden kunnende gordelspanners onvoorzien geac-tiveerd worden of de werking ervanverhinderen. Kans op verwonding.

ATTENTIE!

Om schade of het per ongeluk in werkingtreden van de gordelspanners te voor-komen, moet gecontroleerd worden ofde accu is losgekoppeld en het start-/ contactslot ten minste 90 seconden instand „LOCK” staat, voordat werkzaam-heden aan het elektrische systeem van deauto worden uitgevoerd.

De bedrading en de aansluitingen van degordelspanners hebben een gele bescher-ming (tape of mantel); raak de onderde-len of de bedrading van de gordelspannersniet aan. Als de auto buiten gebruik moetworden gesteld, wendt u dan tot het FiatServicenetwerk.

Page 48: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

47

EXTRAVEILIGHEIDSSYSTEMEN(AIRBAG) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

1

2

3

3

44

5

5

6

7

8

8

79J115

Dit deel van het instructie-boek beschrijft de EXTRA

VEILIGHEIDSSYSTEMEN (airbag) diein uw auto geïnstalleerd zijn. Wij ra-den u aan deze instructies aandach-tig te lezen en op te volgen om hetrisico op letsel, ook dodelijk, zo veelmogelijk te beperken.

ATTENTIE!

Naast de veiligheidsgordels is de auto uit-gerust met een extra veiligheidssysteem(airbag), dat uit de volgende onderdelenbestaat:

1 Airbag bestuurder

2 Airbag passagier voor

3 Sidebag (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

4 „Gordijn”-headbag (bescherming vanhet hoofd – voor bepaalde uitvoerin-gen/markten)

5 Gordelspanners

6 Regeleenheid airbagsysteem

7 Signaleringssensor frontale botsingen

8 Signaleringssensor zijdelingse aanrij-dingen (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Page 49: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

48

FRONTAIRBAGS

De bestuurdersairbag is in een daarvoorbestemde ruimte in het midden van hetstuurwiel geplaatst en de passagiersairbagvoor in het dashboard aan passagierszijde.De plaats van beide airbags is aangegevendoor middel van het opschrift „SRS AIR-BAG” op het deksel van de airbag.

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait en het lampje „AIR BAG” op hetinstrumentenpaneel niet knippert, blijftbranden of tijdens het rijden gaat branden,dan kan er een storing zijn in de veilig-heidssystemen (gordelspanners of airbag-systeem) (voor bepaalde uitvoeringen/markten). Wendt u zo snel mogelijk tothet Fiat Servicenetwerk om de systemente laten controleren.

63J030

80JS026 80J2009

60G032

Activeringsbereik bij frontale botsing

Plaats geen stickers of ande-re objecten op het stuurwiel,

op het deksel van de airbagmoduleaan de passagierszijde of op de zij-randen van de hemelbekleding. Plaatsgeen voorwerpen op het dashboardaan passagierszijde (bijv. een mobieletelefoon), omdat deze het correctopenen van de airbag aan passagiers-zijde kunnen hinderen en de inzitten-den ernstig kunnen verwonden.

ATTENTIE!

Page 50: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

49

Als u een kind op de voorstoel moet vervoeren in een kinderzitje dat naar voren is gekeerd, zet dan de passagiers-stoel zo ver mogelijk naar achteren. Zie het hoofdstuk „Veiligheidsgordels enkinderzitjes” in dit deel.

De frontairbags worden alleen geactiveerdbij zware frontale botsingen. Ze tredenniet in werking bij aanrijdingen van ach-teren, zijdelingse aanrijdingen, als de autoover de kop slaat of bij lichte frontale aan-rijdingen, omdat geen enkele aanvullendebescherming wordt geboden bij dit typeaanrijdingen. Onthoud dat bij een onge-val de airbag slechts één keer geactiveerdwordt. Daarom moeten de veiligheids-gordels altijd gedragen worden. Ze houdende inzittenden op hun plaats bij alle be-wegingen die tijdens het ongeval kunnenontstaan.

65D236A 65D237A

De airbag is daarom GEEN vervangingvoor de veiligheidsgordels. Voor maximalebescherming bij een ongeval MOETEN DEVEILIGHEIDSGORDELS ALTIJD WOR-DEN OMGELEGD, waarbij u zich ervanbewust moet zijn dat geen enkel veilig-heidssysteem in staat is om bij een onge-val al het mogelijke letsel te voorkomen.

De airbag is geen vervangingvoor de veiligheidsgordels,

maar een aanvulling. Alle inzittendenvan de auto (bestuurder en passa-giers) zijn verplicht de veiligheids-gordels om te leggen, ook als de autois uitgerust met airbags, om het risicoop ernstig en ook dodelijk letsel bijeen ongeval te beperken.

ATTENTIE!

Plaats geen kinderzitje tegende rijrichting in op de voor-

stoel als de auto is uitgerust met airbags voor de passagier voor. Als bijeen ongeval de airbag in werkingtreedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben. De achterkant van het kinder-zitje kan zich te dicht bij het gebiedbevinden waarbinnen de airbag wordtopgeblazen.

ATTENTIE!

65D607

De frontairbags worden in de volgende gevallen niet geactiveerd

De frontairbags kunnen in de volgende gevallenniet geactiveerd worden

Page 51: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

50

SIDEBAGS EN „GORDIJN”–HEADBAGS(bescherming van het hoofd) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De sidebags (voor bepaalde uitvoeringen/markten) zijn aan de zijde van het portierin de zijkant van de rugleuning geplaatst.De plaats van de sidebags is aangegevendoor middel van het opschrift „SRS AIR-BAG” op het deksel van de airbag.

Airbag-informatieplaatje

Het informatieplaatje bevindt zich op dezonneklep.

63J115 77J052

AVERTISSEMENTWARNINGADVERTENCIA WARNUNGATTENZIONE WAARSCHUWINGVIGYÁZAT

GB

F

E

D

I

NL

H

DO NOT place rear-facing child seat on this seat with airbag.DEATH OR SERIOUS INJURY can occur.The BACK SEAT with child restraint is the SAFEST place for children.

73K021

Page 52: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

51

De „gordijn”-headbags (bescherming vanhet hoofd – voor bepaalde uitvoeringen/markten) zijn in de hemelbekleding geplaatst. De plaats van de „gordijn”-head-bags is aangegeven door middel van hetopschrift „SRS AIRBAG” op het deksel vande airbag.

80JM146

Plaats geen kinderzitje opde voorstoel als de auto is

uitgerust met sidebags. Als bij eenongeval de airbag in werking treedt(opblaast), kan dit ernstig letsel veroorzaken.

ATTENTIE!

80JM032

Activeringsbereik bij zijdelingse aanrijding

54G027

De sidebags en „gordijn”-headbags worden in de volgende gevallen niet geactiveerd

Steun niet met het hoofd, dearmen of de ellebogen tegen

het portier, de ruiten of in het gebiedvan de headbag (windowbag) om verwondingen tijdens het opblazen tevoorkomen.

ATTENTIE!

Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het

raam.

ATTENTIE!

Page 53: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

52

De sidebags en „gordijn”-headbags worden alleen geactiveerd bij zware zijdelingse aanrijdingen. Ze treden niet inwerking bij frontale aanrijdingen, aanrij-dingen van achteren, als de auto over dekop slaat of bij lichte zijdelingse aanrijdin-gen, omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt geboden bij dit typeaanrijdingen. Onthoud dat bij een onge-val de airbag slechts één keer geactiveerdwordt. Daarom moeten de veiligheids-gordels altijd gedragen worden. Ze houdende inzittenden op hun plaats bij alle be-wegingen die tijdens het ongeval kunnenontstaan.

54G028

De sidebags en „gordijn”-headbags kunnen in de volgende gevallen niet geactiveerd worden

WERKING VAN HETAIRBAGSYSTEEM

Bij een frontale aanrijding verwerkt eenelektronische regeleenheid de van de sensoren afkomstige signalen bij een plot-selinge snelheidsvermindering en zorgt ervoor, indien nodig, dat de airbags op-blazen. Als de auto is uitgerust met side-bags en „gordijn”-headbags, verwerkt deelektronische regeleenheid de van de sen-soren afkomstige signalen en zorgt ervoor,indien nodig, dat de airbags opblazen. Hetgas dat gebruikt wordt voor het opblazenvan de airbags is stikstof of argon. Als hetkussen van de airbag opblaast, worden hethoofd (alleen frontairbags en headbags) enhet bovenlichaam beschermd. De airbagwordt onmiddellijk opgeblazen en weer gedeactiveerd. Het zicht wordt niet be-lemmerd en u kunt de auto eenvoudig verlaten.

De airbag is daarom GEEN vervangingvoor de veiligheidsgordels. Voor maximalebescherming bij een ongeval MOETEN DEVEILIGHEIDSGORDELS ALTIJD WOR-DEN OMGELEGD, waarbij u zich ervanbewust moet zijn dat geen enkel veilig-heidssysteem in staat is om bij een onge-val al het mogelijke letsel te voorkomen.

De airbag is geen vervangingvoor de veiligheidsgordels,

maar een aanvulling. Alle inzittendenvan de auto (bestuurder en passa-giers) zijn verplicht de veiligheids-gordels om te leggen, ook als de auto is uitgerust met airbags, om hetrisico op ernstig en ook dodelijk letsel bij een ongeval te beperken.

ATTENTIE!65D610

Page 54: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

53

De airbags worden snel en krachtig geactiveerd om het risico op ernstig enook dodelijk letsel bij een ongeval te be-perken. Het onmiddellijk opblazen van deairbags kan niettemin irriterend zijn voorde huid en het gezicht Bij het in werkingtreden van de airbags hoort u een nogalhard geluid en er ontsnapt wat poeder-achtige stof en rook, die niet schadelijkzijn voor de gezondheid en niet op brandduiden. Let in ieder geval op omdat enkele onderdelen van de airbags na activering erg warm zijn.

De veiligheidsgordel zorgt ervoor dat u opuw plaats wordt gehouden als de airbagsgeactiveerd worden. Stel de stoel zo vermogelijk naar achteren, waarbij de controleover de auto behouden blijft. Houd de rug-leuning rechtop en steun goed tegen deleuning. Leun niet voorover op het stuur-wiel of het dashboard. Dit geldt ook voorde passagier voor die ook niet vooroverof tegen het portier mag aanleunen of slapen. Zie de paragrafen „Stoelverstelling”en „Veiligheidsgordels en kinderzitjes”.

54G582

De bestuurder mag niet voor-over op het stuurwiel of het

dashboard leunen. Dit geldt ook voorde passagier voor die ook niet voor-over of tegen het dashboard mag leu-nen. Als de auto is uitgerust met side-bags, mag de passagier voor niet tegen het portier aanleunen of slapen.In al deze situaties bevindt de inzit-tende zich namelijk te dicht bij het ge-bied waarin de airbag opblaast en kanhij/zij ernstige verwondingen oplopen.

Plak geen stickers of andere objectenop het stuurwiel of op het dashboardaan passagierszijde. Bij een ongevalkunnen ze het correct openen van deairbag hinderen of weggeslingerdworden, waardoor de inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.

Op auto’s die zijn uitgerust met side-bags mogen de rugleuningen van devoorstoelen niet worden bedekt methoezen of kleden. Hierdoor kunnende airbags niet volledig worden opgeblazen en ernstig letsel veroor-zaken. Plaats geen bekers of blikjesin het portier. Als de airbags wordengeactiveerd, kunnen ze worden weg-geslingerd waardoor de inzittendenernstig letsel kunnen oplopen.

ATTENTIE!

Page 55: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

54

Bij lichte aanrijdingen kan de auto beschadigd worden, maar worden defront- en de zijairbags niet geactiveerd.Laat na een ongeval, ook als daarbij de air-bags niet zijn geactiveerd, in ieder gevalde correcte werking van het airbagsys-teem door het Fiat Servicenetwerk con-troleren.

De auto is uitgerust met een diagnose-module die bij een ongeval waarbij de air-bags zijn geactiveerd, de gegevens van hetairbagsysteem, inclusief de sensoren, registreert.

Onderhoud van het airbagsysteem

Als de airbags zijn geactiveerd, wendtu dan zo snel mogelijk tot het Fiat Service-netwerk om de airbags en de bijbehoren-de onderdelen te laten vervangen.

Als de auto onder water is geweest (voor-al de vloer aan bestuurderszijde), moetu het airbagsysteem door het Fiat Service-netwerk laten controleren omdat de regel-eenheid beschadigd kan zijn.

Het onderhoud of de vervanging van hetairbagsysteem vereist specifieke procedu-res; wendt u daarom uitsluitend tot het FiatServicenetwerk. Vertel het personeel datde onderhoudswerkzaamheden verricht altijd dat uw auto is uitgerust met airbags.

Onderhoudswerkzaamheden aan de air-bags, aan onderdelen of bedrading ervanmogen uitsluitend worden uitgevoerddoor geautoriseerd personeel van het FiatServicenetwerk. Door onoordeelkundigeof verkeerde werkzaamheden kunnen deairbags per ongeluk geactiveerd wordenof de werking ervan verhinderd worden.Kans op verwonding.

Om schade of het per ongeluk in werkingtreden van de airbags te voorkomen, moetgecontroleerd worden of de accu is los-gekoppeld en het start-/contactslot tenminste 90 seconden in stand „LOCK”staat, voordat werkzaamheden aan hetelektrische systeem van de auto wordenuitgevoerd. De bedrading en de verbin-dingen van de airbags hebben een gele bescherming (tape of mantel) om ze makkelijker te herkennen. Raak de onder-delen of de bedrading van het airbagsys-teem niet aan.

Het buiten gebruik stellen van een auto metniet geactiveerde airbags kan gevaarlijk zijn;wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.

Page 56: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

55

ALGEMENE OPMERKINGEN

Als de contactsleutel in standON staat, kunnen, ook bij

uitgezette motor, de airbags geacti-veerd worden bij een stilstaande autoals de auto wordt aangereden dooreen andere auto. Daarom mogen, ookals de auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiersstoel voorworden geplaatst. Als de contact-sleutel echter in stand LOCK staat,wordt bij een ongeval geen enkel veiligheidssysteem (airbag of gordel-spanners) geactiveerd; als een systeemniet in werking treedt, betekent dit nietdat het systeem niet goed werkt.

ATTENTIE!

Reis niet met voorwerpen opschoot of voor de borst en

houd vooral geen pijp, potlood enz.in de mond. Bij een ongeval waarbijde airbag in werking treedt, kan diternstig letsel veroorzaken.

ATTENTIE!

Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be-

schadiging of als de auto bij een over-stroming onder water is geweest, hetairbagsysteem door het Fiat Service-netwerk controleren.

ATTENTIE!

De stoelen mogen niet metwater of met stoom worden

gereinigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).

ATTENTIE!

De frontairbag treedt in wer-king als de botsing zwaarder

is dan een botsing waarbij alleen degordelspanners worden geactiveerd.Bij aanrijdingen die tussen deze tweedrempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.

ATTENTIE!

Haak geen harde voorwer-pen aan de kledinghaakjes

en aan de steunhandgrepen.

ATTENTIE!

Page 57: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Bewust onbedrukt gehouden pagina.

Page 58: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

57

BBEEDDIIEENNIINNGGSSOORRGGAANNEENN OOPP DDEE SSTTUUUURRKKOOLLOOMM

60G405

START-/CONTACTSLOT ................................................. 58

BEDIENINGSHENDEL VERLICHTING .......................... 63

HENDEL RUITENWISSERS/-SPROEIERS ....................... 65

SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 66

HENDEL STUURWIELVERSTELLING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 67

BEDIENINGSKNOPPEN AUTORADIO OP HET STUURWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 68

CLAXON ............................................................................... 68

CRUISE-CONTROL (SNELHEIDSREGELAAR) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 69

2

Page 59: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

58

START-/CONTACTSLOT

AUTO ZONDER „KEYLESSSTART”-SYSTEEM (starten met sleutel)

Het start-/contactslot heeft de volgendevier standen:

LOCK

Dit is de normale stand voor het parkerenen de enige stand waarin de sleutel kanworden uitgenomen.

In deze stand kan de motor niet wordengestart en het stuurwiel niet worden ver-draaid als de sleutel is uitgenomen.

Uitvoeringen methandgeschakelde versnellingsbak

Druk de sleutel in en draai deze in stand„LOCK”. Als u de sleutel verwijdert, danschakelt de startblokkering en het stuur-slot in.

Uitvoeringen met automatischeversnellingsbak

De sleutel kan uitsluitend in stand„LOCK” worden gezet als de versnellings-pook in stand „P” (Parkeren) staat. Alsu de sleutel verwijdert, dan schakelt destartblokkering, het stuurslot en de blok-kering van de versnellingspook in.

65D367

Bedien de organen niet doorde arm door het stuur te

steken om te voorkomen dat u zichbezeert.

ATTENTIE!

60G033A

In stand „LOCK” draaien

Indrukken

60B041A

Om het stuurslot uit te schakelen, moetu de sleutel in het slot steken en hemrechtsom in een van de andere standendraaien. Als u er niet in slaagt de sleutel tedraaien om het stuurslot uit te schakelen,probeer dan het stuur iets naar rechts oflinks te draaien en tegelijkertijd de sleutelte draaien.

Handgeschakeldeversnellingsbak

Page 60: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

59

Als het start-/contactslot isgeforceerd (bijv. bij een

poging tot diefstal) moet u, voordatu weer met de auto gaat rijden, dewerking van het slot laten controlerenbij het Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto

wordt verlaten, om onbedoeld ge-bruik van de bedieningsknoppen/-hendels te voorkomen. Vergeet nietde handrem aan te trekken. Schakelde eerste versnelling in als de auto op een helling omhoog staat en deachteruit bij een helling omlaag (gezien vanuit de rijrichting). Laat kinderen nooit alleen achter in de auto.

ATTENTIE!

Verwijder de sleutel nooit uithet contactslot als de auto

nog in beweging is. Bij de eerste stuur-uitslag blokkeert het stuur automa-tisch. Dit geldt in alle gevallen, ookals de auto gesleept wordt.

ATTENTIE!

Het is streng verboden omde-/montagewerkzaamheden

uit te voeren, waarvoor wijzigingenin de stuurinrichting of de stuurkolomvereist zijn (bijv. bij montage van eendiefstalbeveiliging). Hierdoor kunnende prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaarworden gebracht en voldoet de autoniet meer aan de typegoedkeuring.

ATTENTIE!

ACC

Accessoires zoals de radio kunnen wor-den gebruikt, maar niet de motor.

ON

Dit is de normale bedrijfsstand. Alle elek-trische installaties zijn ingeschakeld.

START

In deze stand kan de motor worden gestart met behulp van de startmotor.Laat de sleutel los zodra de motor is aan-geslagen.

Zoemer voor de contactsleutel (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het bestuurdersportier geopend is ende sleutel nog in het contactslot zit, danklinkt een onderbroken geluidssignaal omde bestuurder eraan te herinneren desleutel uit te nemen.

Page 61: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

60

❒ Als het rode lampje van het „KeylessStart”-systeem gaat branden, dan is deafstandsbediening waarschijnlijk niet in de auto of is de batterij van de af-standsbediening leeg. Het rode lampjedooft enkele seconden nadat de af-standsbediening in het passagierscom-partiment (maar niet in de bagage-ruimte) van de auto is gelegd.

Als de afstandsbediening in de auto is, metuitzondering van de bagageruimte, dan kanhet start-/contactslot worden gedraaidzonder de sleutel te gebruiken.

OPMERKINGEN

❒ Als de batterij van de afstandsbedieningleeg is of als er sterke radiogolven ofharde geluiden zijn, kan het bereik be-perkt zijn of kan de afstandsbedieningniet werken.

❒ Als de afstandsbediening zich te dichtbij de ruit bevindt, kan deze mogelijkniet werken.

❒ Als de afstandsbediening op het dash-board, in het dashboardkastje, in deportiervakken, op de zonneklep of opde vloer van de auto is geplaatst, danis het mogelijk dat het start-/contact-slot niet kan worden gedraaid.

AUTO MET „KEYLESS START”-SYSTEEM

Als de afstandsbediening in de auto is, metuitzondering van de bagageruimte, dan kanhet start-/contactslot worden bediend.Om het start-/contactslot te bedienenmoet het eerst worden ingedrukt.

Uitvoeringen methandgeschakelde versnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het vanstand „LOCK” in stand „ACC” te draaien.Om het start-/contactslot van stand„ACC” in stand „LOCK” te draaien, moetu het start-/contactslot indrukken en naarlinks draaien.

Uitvoeringen met automatischeversnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het tekunnen draaien.

Als op het instrumentenpaneel het blauwelampje van het „Keyless Start”-systeemgaat branden, dan kan het start-/contact-slot worden gedraaid. Als daarentegen hetrode lampje gaat branden, dan kan hetstart-/contactslot niet worden gedraaid.

OPMERKINGEN

❒ Het start-/contactslot kan in stand„ACC” worden gedraaid als het blauwelampje van het „Keyless Start”-systeembrandt. Het blauwe lampje blijft enkeleseconden branden en dooft daarna omhet systeem te beschermen. In dat geval moet u het start-/contactslot los-laten en vervolgens opnieuw indrukken.

(1)

(2)

(3)

(4)

56KN076 79JF001

Page 62: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

61

BELANGRIJK De afstandsbediening is eenkwetsbaar elektronisch apparaat. Bescha-digingen voorkomen:

❒ Stel de afstandsbediening niet bloot aanharde contacten, aan vocht of aan hogetemperaturen, door bijvoorbeeld de af-standsbediening op het dashboard inhet zonlicht te laten liggen.

❒ Houd de afstandsbediening verwijderdvan magnetische voorwerpen zoals eentelevisie.

Het start-/contactslot kan ook worden gedraaid door de sleutel in de daarvoorbestemde opening te steken.

Als bij start-/contactslot op „ACC” (zon-der ingestoken sleutel) een portier eenbepaalde tijd geopend is, dan start de mo-tor mogelijk niet als het start-/contactslotop „START” wordt gedraaid. Als de motor niet start, sluit dan alle portierenof draai het start-/contactslot op „LOCK”en start de motor nogmaals.

Het start-/contactslot kan in de volgendevier standen worden gezet:

LOCK (1)

Dit is de normale stand voor het parkerenen de enige stand waarin de sleutel kanworden uitgenomen. In deze stand is hetniet mogelijk de motor te starten en hetstuur te draaien.

ACC (2)

Accessoires zoals de radio kunnen wordengebruikt, maar niet de motor.

ON (3)

Dit is de normale bedrijfsstand. Alle elektrische installaties zijn ingeschakeld.

START (4)

In deze stand kan de motor worden gestartmet behulp van de startmotor. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.

Zoemer van start-/contactslot

(Als het „Keyless Start”-systeem wordtgebruikt)

Er klinkt een onderbroken geluidssignaalom de bestuurder eraan te herinneren dathet start-/contactslot in stand „LOCK”moet worden gedraaid als dit nog in stand„ACC” staat en het bestuurdersportieris geopend.

Als de auto is uitgerust met een automa-tische versnellingsbak, dan kan de sleuteluitsluitend in stand „LOCK” worden gezet als de versnellingspook in stand „P”(Parkeren) staat.

Om het stuurslot uit te schakelen, moetu de sleutel in het slot steken en hemrechtsom in een van de andere standendraaien. Als u er niet in slaagt de sleutelte draaien om het stuurslot uit te scha-kelen, probeer dan het stuur iets naarrechts of links te draaien en tegelijkertijdde sleutel te draaien.

Uitvoeringen methandgeschakelde versnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het vanstand „LOCK” in stand „ACC” te draaien.Om het start-/contactslot van stand„ACC” in stand „LOCK” te draaien, moetu het start-/contactslot indrukken en naarlinks draaien.

Uitvoeringen met automatischeversnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het tekunnen draaien.

Page 63: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

62

81A297S

Draai het start-/contactslotnooit in stand „LOCK” en

neem de sleutel nooit uit als de auto nog in beweging is. Het stuurzal blokkeren en het is onmogelijkte sturen.

Zet het start-/contactslot altijd instand „LOCK” en neem de sleutel altijd uit voordat u de auto verlaat,ook al is dat voor een korte periode.Laat kinderen nooit onbewaakt ach-ter in een geparkeerde auto omdatzij de auto onverwachts in bewegingkunnen brengen of zich kunnen ver-wonden aan de elektrisch bedienbareruiten of het opendak. Ook kan eenhoog oplopende interieurtempera-tuur schadelijk zijn voor hun gezond-heid en zelfs dodelijke gevolgen heb-ben.

ATTENTIE!

BELANGRIJKE TIPS

❒ Laat de startmotor niet langer dan 15 seconden per keer draaien. Laat destartmotor van de dieseluitvoeringenniet langer dan 30 seconden per keerdraaien. Als de motor niet aanslaat,wacht dan 15 seconden voordat u deauto opnieuw probeert te starten. Alsde motor na enkele pogingen niet aan-slaat, controleer dan het brandstof-niveau en de startsystemen of raadpleeghet Fiat Servicenetwerk.

❒ Als de motor uitstaat, moet u het start-/contactslot niet in stand „ON” latenstaan om te voorkomen dat de accuontlaadt.

Het start-/contactslot kan worden ge-draaid nadat de sleutel in de opening isgestoken.

Het kapje (1) op het start-/contactslotdient om het draaien van het slot te vergemakkelijken.

Als u de sleutel gebruikt om het start-/contactslot te draaien, moet het kapje (1)aan beide zijden worden ingedrukt en verwijderd.

Zoemer van contactsleutel(Als de contactsleutel wordt gebruikt)

Als het bestuurdersportier geopend is ende sleutel nog in het start-/contactslot zit,dan klinkt een onderbroken geluidssignaalom de bestuurder eraan te herinneren desleutel uit te nemen.

(1)

80JM139

Page 64: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

63

Zoemer voor ingeschakeldeverlichting(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Er klinkt een geluidssignaal om u eraan teherinneren de verlichting uit te schakelenals die nog ingeschakeld was na het uit-nemen van de sleutel en het openen vanhet bestuurdersportier.

Bediening dagverlichting(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als de motor is gestart, schakelt alle verlichting in. Deze stand kan worden uit-geschakeld als de bedieningshendel voorde verlichting in een andere stand wordtgedraaid dan „OFF”.

BEDIENINGSHENDELVERLICHTING

WERKING VERLICHTING

Om de verlichting in- of uit te schakelen,moet u de draaiknop aan het uiteinde vande hendel draaien. Er zijn drie standen:

OFF (1) Alle verlichting gedoofd.

3 (2) De parkeerverlichting voor, deachterlichten, de kentekenplaatverlichtingen de verlichting van het instrumenten-paneel zijn ingeschakeld, terwijl de kop-lampen zijn uitgeschakeld.

1 (3) De parkeerverlichting voor, deachterlichten, de kentekenplaatverlichting,de verlichting van het instrumentenpaneelen de koplampen zijn ingeschakeld.

Duw bij ingeschakelde koplampen de hendel naar voren voor inschakeling vanhet grootlicht of trek de hendel naar ach-teren (naar u toe) voor inschakeling vanhet dimlicht. Als het grootlicht is inge-schakeld, brandt het bijbehorende con-trolelampje op het instrumentenpaneel.Als u het grootlicht tijdelijk wilt inscha-kelen om een lichtsignaal te geven, moetu de hendel iets naar u toe trekken endaarna weer loslaten.

(1)

(2)

(3)

78K068 78K069

Page 65: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

64

WERKINGRICHTINGAANWIJZERS

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, kunnen de rechter of linker richting-aanwijzers worden ingeschakeld door dehendel omhoog of omlaag te zetten.

Normaal richting aangeven

Zet de hendel geheel naar boven of naarbeneden. Als van richting is veranderd,schakelt de richtingaanwijzer uit en keertde hendel terug in de normale stand.

Kort richting aangeven

Als slechts kort richting hoeft worden aan-gegeven waarvoor het stuur maar weinighoeft te worden verdraaid, dan kunnende richtingaanwijzers worden ingeschakelddoor de hendel iets te verplaatsen en inde betreffende stand te houden. Als dehendel wordt losgelaten, keert hij terugin de ruststand.

SCHAKELAARMISTACHTERLICHT

Voor inschakeling van het mistachterlicht,moet u de schakelaar draaien, zoals is aan-gegeven in de afbeelding, terwijl de kop-lampen zijn ingeschakeld. Als het mist-achterlicht brandt, brandt het bijbeho-rende controlelampje op het instrumen-tenpaneel. Draai de schakelaar voor hetmistachterlicht niet als de koplampen nietzijn ingeschakeld.

OPMERKING Als de schakelaar voor dekoplampen in stand „OFF” wordt gezet,dan wordt de schakelaar van het mist-achterlicht automatisch uitgeschakeld.

78K070 78K071 78K072

Page 66: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

65

Als de hendel is voorzien van de stand„INT TIME”, draai dan de hendel naar voren of naar achteren voor de gewensteintervalstand van de ruitenwissers.

RUITENSPROEIERS

Trek de hendel naar u toe voor inscha-keling van de ruitensproeiers. De ruiten-wissers schakelen automatisch met lagesnelheid in als ze nog niet waren inge-schakeld en de hendel in stand „INT” isgedraaid.

HENDELRUITENWISSERS/-SPROEIERS

RUITENWISSERS

Voor inschakeling van de ruitenwissers,moet u de hendel naar beneden in een vande drie standen plaatsen. In stand „INT”(voor bepaalde uitvoeringen/markten) wis-sen de ruitenwissers met interval. Dezestand wordt aangeraden bij lichte regenof nevel. In stand „LO” wordt langzaamcontinu gewist. In stand „HI” wordt snelcontinu gewist. Voor uitschakeling van deruitenwissers, moet u de hendel in stand„OFF” zetten.

Trek de hendel omhoog en houd hem instand „MIST” voor inschakeling van de ruitenwissers met langzaam continue werking.

BELANGRIJK Gebruik de ruitenwissersniet om opgehoopte sneeuw of ijs van devoorruit te verwijderen. In die omstan-digheden grijpt, als de ruitenwissers tezwaar worden belast, de beveiliging in, dieervoor zorgt dat de ruitenwissers enkeleseconden worden uitgeschakeld. Als hier-na de werking niet wordt hervat (ook naeen herstart van de auto met de contact-sleutel), wendt u dan tot het Fiat Service-netwerk.

Om ijsafzetting op de voor-ruit tijdens de koude maan-

den te voorkomen, moet voor en tijdens het gebruik van de ruiten-sproeiers de voorruit worden ver-warmd.

Giet geen antivries voor motorkoel-systemen in het ruitensproeierreser-voir. Als deze vloeistof op de voorruitkomt, kan het zicht ernstig belem-merd worden en kan ook de lak vande auto beschadigen.

ATTENTIE!

MIST

OFF

INT

LO

HI

63J301

63J302

63J303

Page 67: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

66

SCHAKELAARACHTERRUITWISSER/-SPROEIER(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Voor inschakeling van de achterruitwisser,moet u de betreffende schakelaar aan hetuiteinde van de hendel naar voren in stand„ON” draaien. Als stand „INT” aanwezigis en de schakelaar naar voren in stand„INT” is gedraaid, dan werkt de achter-ruitwisser in de intervalstand. Draai deschakelaar in stand „OFF” voor uitscha-keling van de achterruitwisser.

Als de achterruitwisser in stand „OFF”staat, moet voor inschakeling van de achterruitsproeier de schakelaar naar achteren worden gedraaid en in die standworden gehouden.

Als de achterruitwisser in stand „ON”staat, moet voor inschakeling van de achterruitsproeier de schakelaar naar voren worden gedraaid en in die standworden gehouden.

BELANGRIJK Verwijder ijs of sneeuw vande achterruit en het wisserblad voordatu de achterruitwisser gebruikt. Opge-hoopte sneeuw of ijs kan de slag van deachterruitwisser hinderen waardoor deruitenwissermotor kan beschadigen.

63J304

Achterruitwisser

Achterruitsproeier

Intervalstand

BELANGRIJK Om te voorkomen dat de onderdelen van de ruitenwissers/-sproeiers worden beschadigd, moeten devolgende voorzorgsmaatregelen in achtworden genomen:

❒ Bedien de hendel niet als het ruiten-sproeierreservoir leeg is omdat daar-door de ruitensproeierpomp kan wor-den beschadigd.

❒ Probeer een droge voorruit nietschoon te maken met de ruitenwissersomdat dan de voorruit en de wisser-bladen kunnen beschadigen. Bedien altijd eerst de ruitensproeiers voordatu de ruitenwissers inschakelt op eendroge ruit.

❒ Verwijder ijs of sneeuw van de wisser-bladen voordat u de ruitenwissers ge-bruikt.

❒ Controleer regelmatig het niveau vande ruitensproeiervloeistof, vooral bijslecht weer.

❒ Vul het reservoir van de ruitensproeier-vloeistof slechts voor 3/4 in de koudemaanden om uitzetting van de vloeistofbij bevriezing mogelijk te maken.

Page 68: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

67

HENDELSTUURWIELVERSTELLING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De hendel bevindt zich onder de stuur-kolom. Hoogteverstelling stuurwiel:

❒ Trek de hendel omhoog om het stuur-wiel te ontgrendelen.

❒ Zet het stuur op de gewenste hoogteen vergrendel het stuurwiel door dehendel naar beneden te duwen.

❒ Probeer het stuur omhoog of omlaagte bewegen om er zeker van te zijn dathet goed vergrendeld is. Het stuur mag alleen worden

versteld als de auto stilstaaten de motor is uitgezet.

ATTENTIE!

Het is streng verboden omde-/montagewerkzaamheden

uit te voeren, waarvoor wijzigingenin de stuurinrichting of de stuurkolomvereist zijn (bijv. bij montage van eendiefstalbeveiliging). Hierdoor kunnende prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaarworden gebracht en voldoet de autoniet meer aan de typegoedkeuring.

ATTENTIE!

63J026

ONTGRENDELING

VERGRENDELING

Verstel de hoogte van hetstuur nooit als de auto nog

in beweging is, omdat u anders decontrole over de auto kunt verliezen.

ATTENTIE!

Page 69: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

68

CLAXON

Druk om de claxon te bedienen op de betreffende knop op het stuur. De claxonkan werken ongeacht de stand van hetstart-/contactslot.

BEDIENINGSKNOPPENAUTORADIO OP HETSTUURWIEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De basisfuncties van de autoradio kunnenworden geregeld met de bedienings-knoppen op het stuur.

Zie voor meer informatie de paragraaf„Autoradio” in het hoofdstuk „DASH-BOARD”.

63J307

80JM014

Page 70: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

69

(2)(1)

(4) (3)

(6)(5)CRUISE-CONTROL(SNELHEIDSREGELAAR)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De cruise-control elektronische snelheids-regeling maakt het mogelijk een constante,vooraf ingestelde snelheid aan te houden,zonder het gaspedaal ingetrapt te houden.Het systeem mag uitsluitend onder veiligeomstandigheden, bij een snelheid boven40 km/h (25 mph) op lange, rechte en droge trajecten (bijv. autosnelwegen) enbij weinig wijzigingen in het verkeersbeeldworden gebruikt. Het gebruik van dit sys-teem biedt geen voordelen in druk ver-keer. Gebruik dit systeem niet in de stad.

BEDIENINGSKNOPPEN

1. Knop MAIN (ON: systeem ingescha-keld; OFF: systeem uitgeschakeld)

2. Knop RES/ACC (oproepen van opge-slagen snelheid, verhogen van ingesteldesnelheid)

3. Knop SET/COAST (snelheid opslaan,verlagen van ingestelde snelheid)

4. Knop CANCEL (systeem uitschakelen)

5. Lampje CRUISE (systeem ingeschakeld)

6. Lampje SET (systeem in bedrijf)

SYSTEEM INSCHAKELEN

Druk op knop „MAIN” (1) om het sys-teem in te schakelen en klaar te makenvoor gebruik.

De inschakeling van het systeem wordtaangegeven door het gaan branden van hetlampje „CRUISE” op het instrumenten-paneel. Het lampje blijft branden totdathet systeem wordt uitgeschakeld.

OPMERKING

❒ Bij uitvoeringen met handgeschakeldeversnellingsbak verdient het aanbeve-ling het systeem uitsluitend in de hogeversnellingen (4e, 5e of 6e) te gebruiken.

❒ Op afdalingen kan bij ingeschakeldecruise-control de snelheid iets oplopenten opzichte van de opgeslagen snel-heid.

SNELHEID OPSLAAN

Ga als volgt te werk om een snelheid opte slaan en de cruise-control in bedrijf testellen.

❒ Druk op knop „MAIN” (1) om het sys-teem in te schakelen.

❒ Trap het gaspedaal in om de gewenstesnelheid te bereiken.

❒ Druk op knop „SET/COAST” (3): desnelheid van de auto is opgeslagen enhet gaspedaal kan worden losgelaten.

OPMERKING Indien nodig (bijvoorbeeldbij inhalen) kan de snelheid simpel tijdelijkverhoogd worden door het intrappen vanhet gaspedaal. Als u daarna het gaspedaalloslaat, wordt teruggekeerd naar de op-geslagen snelheid.

OPGESLAGEN SNELHEIDOPROEPEN

Als het systeem uitschakelt na een van devolgende handelingen:

❒ rempedaal intrappen;

❒ koppelingspedaal intrappen (bij auto’smet handgeschakelde versnellingsbak);

❒ knop „CANCEL” (4) indrukken;

FSUV1650

Page 71: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

70

❒ als het ESP® in werking treedt (voor be-paalde uitvoeringen/markten),

dan kan de opgeslagen snelheid als volgtweer worden ingesteld.

❒ Geef geleidelijk gas, totdat de snelheidongeveer gelijk is aan de opgeslagensnelheid.

❒ Schakel de versnelling in die ingescha-keld was op het moment dat de snel-heid werd opgeslagen.

❒ Druk op de knop „RES/ACC” (2).

OPGESLAGEN SNELHEIDVERHOGEN

Als de cruise-control in bedrijf is, dan kande opgeslagen snelheid op twee manie-ren worden verhoogd:

❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgensde nieuwe snelheid op;

of

❒ druk op de knop „RES/ACC” (2). Telkens als de knop wordt ingedrukt,wordt de snelheid met een vaste waar-de verhoogd. Als de knop ingedruktwordt gehouden, wordt de snelheidtraploos verhoogd.

OPGESLAGEN SNELHEIDVERLAGEN

Als de cruise-control in bedrijf is, dan kande opgeslagen snelheid op twee manie-ren worden verlaagd:

❒ schakel het systeem uit en sla vervol-gens de nieuwe snelheid op;

of

❒ druk op knop „SET/COAST” (3). Telkens als de knop wordt ingedrukt,wordt de snelheid met een vaste waar-de verlaagd. Als de knop ingedruktwordt gehouden, wordt de snelheidtraploos verlaagd.

SYSTEEM UITSCHAKELEN

Het systeem schakelt in de volgende ge-vallen uit:

❒ knop „CANCEL” (4) indrukken;

❒ rempedaal intrappen;

❒ koppelingspedaal intrappen (bij auto’smet handgeschakelde versnellingsbak);

❒ motor uitzetten (start-/contactslot instand „OFF”);

❒ systeem uitschakelen (knop „MAIN”(1) op „OFF”);

❒ als de snelheid meer dan 20% daalt tenopzichte van de ingestelde snelheid;

❒ als de snelheid van de auto lager wordtdan 36 km/h (22 mph);

❒ als het ESP® in werking treedt (voor bepaalde uitvoeringen/markten);

❒ bij een storing in het systeem.

OPMERKING Als het gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het systeem niet werke-lijk uitgeschakeld, maar heeft het acce-leratie-verzoek voorrang boven de hand-having van de opgeslagen snelheid: de cruise-control blijft in bedrijf en hervat deregeling van de snelheid, zodra het gas-pedaal wordt losgelaten, zonder dat er opknop „RES/ACC” (2) behoeft te wordengedrukt.

BELANGRIJK Als de cruise-control tijdenshet rijden is ingeschakeld, zet dan nooitde versnellingspook in de vrijstand.

BELANGRIJK Bij een storing of een afwij-kende werking van de cruise-control,moet het systeem worden uitgeschakeld(knop „MAIN” (1) op „OFF”). Laat hetsysteem door het Fiat Servicenetwerkcontroleren.

Page 72: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

71

DDAASSHHBBOOAARRDD

60G406

DASHBOARD ...................................................................... 72

INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 73

CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES ....... 74

SNELHEIDSMETER .............................................................. 83

TOERENTELLER .................................................................. 84

BRANDSTOFMETER .......................................................... 84

TEMPERATUURMETER/WAARSCHUWINGSLAMPJE TE HOGE TEMPERATUUR ............................................... 85

DISPLAY .................................................................................. 85

KNOP WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN ......... 91

SCHAKELAAR MISTLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 91

KNOP ESP OFF(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 92

KEUZEKNOP 2WD/4WD (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 92

KNOP ACHTERRUITVERWARMING EN BUITENSPIEGELVERWARMING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 93

KNOP KOPLAMPVERSTELLING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 94

DASHBOARDKASTJE ........................................................ 94

AANSTEKER EN ASBAK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 95

BEWAKINGSLAMPJE .......................................................... 95

KLIMAATREGELING ........................................................... 96

VERWARMINGSSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 97

HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 100

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 104

AUTORADIO ........................................................................ 110

3

Page 73: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

72

DASHBOARD

1. Instrumentenpaneel

2. Start-/contactslot

3. Schakelaar verlichting/richtingaan-wijzers en lichtsterkteregeling

4. Schakelaar ruitenwissers/-sproeiersen schakelaar achterruitwisser/-sproeier (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

5. Schakelaar waarschuwingsknipper-lichten

6. Overige schakelaars (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)

7. Bediening klimaatregeling

8. Autoradio (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

9. Aansteker

10. Motorkapontgrendeling

11. Luchtrooster in het midden

12. Luchtrooster aan de zijkant

13. Ontwasemen/ontdooien zijruiten

14. Dashboardkastje

15. Zekeringenkast

16. Airbag (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

3

15

16 1 4 511 8 16

2 7 9 14106

4

10

163 18 5 1116

13 13 12 131312

13 13 12 131312

714 152 69

79JM021

Stuur rechts

Stuur links

Page 74: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

73

INSTRUMENTENPANEEL

1. Snelheidsmeter

2. Toerenteller

3. Brandstofmeter

4. Temperatuurmeter

5. Display

6. Keuzeknop kilometerteller/dagteller

7. Keuzeknop weergave

8. Controle- en waarschuwingslampjes

5 7 88 6

12 384

79JF018

Page 75: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

74

Het lampje moet doven nadat u de mo-tor hebt gestart en de handrem hebt los-gezet, mits er voldoende remvloeistof is.

Bovendien gaat het lampje samen met hetlampje van het ABS branden bij een sto-ring in de elektronische remdrukverde-ling van het ABS (remdrukregelaar ach-ter).

Als het lampje van het remsysteem tijdenshet rijden gaat branden, dan kan dat dui-den op storingen in het remsysteem vande auto. In dat geval moet u:

❒ De auto voorzichtig aan de kant van deweg stilzetten.

❒ Controleer de werking van het rem-systeem door voorzichtig aan de kantvan de weg iets op te trekken en weeraf te remmen.

– Als u denkt dat u veilig verder kuntrijden, rijd dan voorzichtig en on-middellijk naar de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerkvoor de noodzakelijke reparaties; of

LAMPJES ENINDICATOREN

WAARSCHUWINGSLAMPJEREMSYSTEEM

65D477

Om te controleren of dit lampje functio-neert, moeten, afhankelijk van de techni-sche specificaties van de auto, de volgen-de drie controles worden uitgevoerd.

❒ Het lampje gaat kort branden als u hetstart-/contactslot in stand „ON” en/of„START” draait.

❒ Het lampje gaat branden als de hand-rem is aangetrokken en het start-/ contactslot in stand „ON” staat.

❒ Het lampje gaat branden als een of beide van de genoemde omstandig-heden zich voordoen.

Het lampje gaat ook branden als de rem-vloeistof in het reservoir onder het mini-mum niveau komt.

Bedenk dat de remweg langerkan zijn en het daarom nood-

zakelijk is het rempedaal geheel in tetrappen, zelfs verder dan normaal, omde auto geheel stil te zetten.

ATTENTIE!

Als zich een van de volgendeomstandigheden voordoet,

laat dan het remsysteem onmiddellijkdoor het Fiat Servicenetwerk contro-leren.

Als het waarschuwingslampje van hetremsysteem niet dooft na het startenvan de motor en het uitschakelen vande handrem.

Als het waarschuwingslampje van hetremsysteem niet gaat branden alsu het start-/contactslot in stand „ON”of „START” draait.

Als het waarschuwingslampje vanhet remsysteem gaat branden tijdenshet rijden.

ATTENTIE!

– Laat de auto naar de dichtstbijzijndevestiging van het Fiat Servicenetwerkvervoeren voor de noodzakelijke reparaties.

OPMERKING Omdat de schijfremmenzelfstellend zijn, daalt het niveau van deremvloeistof naarmate de remblokkenverslijten. Het bijvullen van de remvloei-stof kan dus een normaal onderdeel vanhet periodieke onderhoud zijn.

Page 76: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

75

branden of tegelijkertijd gaan branden, danbetekent dit dat er storingen kunnen zijnin het controlesysteem voor de remdrukachter of in de antiblokkeerfunctie van hetABS. Als een van deze situaties zich voor-doet, wendt u dan tot het Fiat Service-netwerk om het systeem te laten contro-leren. Bij een storing in het ABS blijft hetremsysteem normaal werken, maar zon-der de mogelijkheden van het ABS. Zievoor meer informatie over het ABS, deparagraaf „ABS” (antiblokkeersysteem) inhet deel „WEGWIJS IN UW AUTO”.

WAARSCHUWINGSLAMPJEANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)

65D529

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait, gaat dit lampje kort branden zodatu de juiste werking van het lampje kunt controleren.

Als het lampje blijft branden of als hetlampje gaat branden terwijl de auto rijdt,dan kunnen er storingen zijn in het ABS.

In dat geval moet u:

❒ De auto voorzichtig aan de kant van deweg stilzetten.

❒ Het start-/contactslot in stand „LOCK”draaien en de motor opnieuw starten.

Als het lampje gaat branden en onmiddel-lijk weer dooft, dan werkt het systeem opde juiste wijze. Als het lampje echter blijftbranden, dan zijn er storingen.

Het ABS beschikt over elektronische rem-drukverdeling voor de achterremmen. Alstijdens het rijden het lampje van het ABSen het lampje van het remsysteem blijven

52KM133

SLIP-LAMPJE (SLIPPEN)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

ESP® is een geregistreerd handelsmerk vanDaimler AG.

Dit lampje knippert 5 keer per secondeals een van de ESP®-systemen wordt ge-activeerd, behalve het ABS. Als het lampjeknippert, rijd dan voorzichtig.

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, gaat het lampje even branden zodatgecontroleerd kan worden of het lampjegoed werkt. Als het lampje blijft brandenof tijdens het rijden gaat branden en blijftbranden, kan er een storing zijn gesigna-leerd in de ESP®-systemen (behalve ABS).Laat de systemen door het FIAT Service-netwerk controleren.

OPMERKING Als u de accu loskoppelt envervolgens weer aansluit, worden de func-ties van de ESP®-systemen behalve het ABSuitgeschakeld en gaat het waarschuwings-lampje voor slippen 1 keer per secondeknipperen. Zie voor meer informatie overhet weer inschakelen van de ESP®-systemen,„SLIP-lampje” in het hoofdstuk „WEG-WIJS IN UW AUTO”.

Zie voor meer informatie over de ESP®-systemen, „ESP® (Electronic Stability Pro-gram, elektronische stabiliteitsregeling)”in het hoofdstuk „WEGWIJS IN UWAUTO”.

De ESP®-systemen sluiteneventuele ongelukken niet

uit. Rijd altijd voorzichtig.

ATTENTIE!

Page 77: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

76

Controleer het oliepeil en vul het zo nodigbij. Als het oliepeil voldoende is, laat danhet smeersysteem door het Fiat Service-netwerk controleren voordat u weer gaatrijden.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Als u de motor laat draaien terwijl dit lampje brandt, dan kan de motorernstig beschadigd worden.

❒ Om te weten wanneer er motoroliemoet worden bijgevuld, mag u niet ver-trouwen op het lampje van de oliedruk,maar moet ook regelmatig het oliepeilworden gecontroleerd.

50G051A

Dit lampje gaat branden als u het start-/ contactslot in stand „ON” draait en dooftzodra de motor is gestart. Het lampje gaatbranden en blijft branden als de motor-oliedruk onvoldoende is.

Als het lampje v tijdenshet rijden gaat branden, zet

dan onmiddellijk de motor uit enwendt u tot het Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

WAARSCHUWINGSLAMPJE TELAGE MOTOROLIEDRUK

66J031

66J032

Als het start-/contactslot in stand ON staat,gaat het lampje even branden zodat ge-controleerd kan worden of het lampje goedwerkt. Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, kan er eenstoring zijn gesignaleerd in de ESP®-syste-men (behalve ABS). Laat het systeem doorhet FIAT Servicenetwerk controleren.

Zie voor meer informatie over de ESP®-systemen, „ESP® (Electronic Stability Pro-gram, elektronische stabiliteitsregeling)” inhet hoofdstuk „WEGWIJS IN UW AUTO”.

WAARSCHUWINGSLAMPJE ESP OFF(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

ESP-LAMPJE(Electronic Stability Program,elektronische stabiliteitsregeling) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het start-/contactslot in stand ONstaat, gaat het lampje even branden zodatgecontroleerd kan worden of het lampjegoed werkt.

Als u de schakelaar ESP OFF indrukt omde ESP®-systemen (behalve ABS) uit teschakelen, gaat het lampje ESP OFF bran-den en blijft branden.

Zie voor meer informatie over de ESP®-systemen, „ESP® (Electronic Stability Pro-gram, elektronische stabiliteitsregeling)” inhet hoofdstuk „WEGWIJS IN UW AUTO”.

WAARSCHUWINGSLAMPJEVOOR ONVOLDOENDEOLIEKWALITEIT(bij uitvoeringen met dieselmotor)

79JM007

De auto is uitgerust met een controle-systeem voor de oliekwaliteit, dat aangeeftwanneer de motorolie en het oliefiltermoeten worden vervangen.

Dit lampje gaat enige seconden branden omde juiste werking te controleren, als u hetstart-/contactslot in stand „ON” draait.

Page 78: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

77

Als dit lampje tijdens het rijden gaat bran-den, dan moeten de motorolie en hetoliefilter direct worden vervangen, omdathet controlesysteem heeft vastgesteld datde levensduur van de motorolie beperktis door kwaliteitsverlies, toename of af-name van de olie.

Het lampje dooft na vervanging van de motorolie en het oliefilter en het resettenvan het controlesysteem voor de olie-kwaliteit. Zie voor meer informatie overhet verversen van de motorolie, de para-graaf „Motorolie en oliefilter vervangen”in het hoofdstuk „CONTROLES EN ONDERHOUD VAN DE AUTO”.

Als de motorolie is vervangen moet hetlampje worden gereset zodat de volgendeolieverversing kan worden berekend.Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk omhet lampje te laten resetten.

WAARSCHUWINGSLAMPJEONVOLDOENDE ACCULADING

50G052A

Dit lampje gaat branden als u het start-/ contactslot in stand „ON” draait en dooftzodra de motor is gestart. Het lampje gaatbranden en blijft branden als er storingenzijn in het laadsysteem van de accu. Als hetlampje tijdens het rijden gaat branden, laatdan het laadsysteem onmiddellijk door hetFiat Servicenetwerk controleren.

Vervang het filter en de motorolie zodra het lampje

knippert. De motor laten draaien terwijl het lampje knippert, kan ernstige schade aan de motor ver-oorzaken.

ATTENTIE!

WAARSCHUWINGSLAMPJEVEILIGHEIDSGORDEL (S. B. R. – SEAT BELT REMINDER)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

60G049

Dit lampje gaat branden als de bestuurderde veiligheidsgordel niet heeft omgelegd.Zie voor meer informatie over het SBR-systeem de paragraaf „Veiligheidsgordelsen kinderzitjes” in het deel „VOORU WEGRIJDT”.

63J030

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait, gaat dit lampje knipperen of enkeleseconden branden zodat u de juiste werking kunt controleren.

Dit lampje gaat branden en blijft brandenals er een storing is in het airbagsysteemof in het systeem van de gordelspanners(voor bepaalde uitvoeringen/markten) vande veiligheidsgordels.

WAARSCHUWINGSLAMPJE„AIRBAG”(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het „AIRBAG”-lampjeniet knippert of niet enkele

seconden gaat branden als het start-/contactslot in stand „ON” is gedraaid,of als het langer dan 10 secondenbrandt of gaat branden tijdens het rij-den, dan betekent dit dat het airbag-systeem of het systeem van de gor-delspanners van de veiligheidsgordels(voor bepaalde uitvoeringen/mark-ten) niet goed kan functioneren. Laatbeide systemen door het Fiat Service-netwerk controleren.

ATTENTIE!

Page 79: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

78

STORINGSLAMPJEMOTORMANAGEMENTSYSTEEM

65D530

De auto is uitgerust met een computer-gestuurd diagnosesysteem voor de emis-sies. Het storingslampje op het instru-mentenpaneel geeft aan wanneer het nodig is het emissieregelsysteem te con-troleren. Dit lampje gaat branden als u hetstart-/contactslot in stand „ON” draait omde juiste werking te controleren en dooftzodra de motor is gestart.

Als het storingslampje bij draaiende motor gaat branden of knipperen, danmoet het emissieregelsysteem wordenhersteld. Wendt u direct tot een werk-plaats van het Fiat Servicenetwerk om hetemissieregelsysteem te laten controleren.Vermijd bruusk accelereren totdat de controle is uitgevoerd.

BELANGRIJK Als u met de auto blijft rijden met een brandend of knipperendstoringslampje, dan kan het emissieregel-systeem permanent beschadigd wordenwaardoor het brandstofverbruik toe-neemt en de auto slechter gaat rijden.

WAARSCHUWINGSLAMPJETRANSMISSIE(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

81A262

Dit lampje gaat enige seconden brandenom de juiste werking te controleren, alsu het start-/contactslot in stand „ON”draait. Als het lampje brandt, dan is er eenstoring in het aandrijfsysteem van de auto. Laat het aandrijfsysteem door hetFiat Servicenetwerk controleren.

WAARSCHUWINGSLAMPJE SVS(Service Vehicle Soon) (bij uitvoeringen met dieselmotor)

84E034

Als u de contactsleutel in stand „ON”draait, gaat dit lampje enkele secondenbranden om de juiste werking van hetlampje aan te geven. Als het lampje knip-pert met de contactsleutel op „ON”, danstart de motor niet.

OPMERKING Als het lampje brandt, draaidan de sleutel op „LOCK” en daarna weerop „ON”. Als het lampje blijft knipperenbij sleutel op „ON”, dan is er mogelijk eenstoring in de startblokkering. Wendt u tothet Fiat Servicenetwerk om het systeemte laten controleren.

Page 80: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

79

WAARSCHUWINGSLAMPJEFIAT CODE(STARTBLOKKERING)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

65D239

Dit lampje gaat branden als u het start-/contactslot in stand „ON” draait om dejuiste werking te controleren.

Als het lampje knippert met de contact-sleutel op „ON”, dan start de motor niet.

OPMERKING Als het lampje brandt, draaidan de sleutel op „LOCK” en daarna weerop „ON”. Als het lampje blijft knipperenbij sleutel op „ON”, dan is er mogelijk eenstoring in de startblokkering. Wendt u tothet Fiat Servicenetwerk om het systeemte laten controleren.

54G345

WAARSCHUWINGSLAMPJE TE HOGEKOELVLOEISTOFTEMPERATUUR(bij uitvoeringen met dieselmotor)

Dit lampje gaat enige seconden brandenom de juiste werking te controleren, alsu het start-/contactslot in stand „ON”draait. Het lampje gaat tijdens het rijdenbranden als de motor te warm is. Zie deparagraaf „Koelvloeistoftemperatuurmeter/Waarschuwingslampje te hoge koelvloei-stoftemperatuur”.

60A534

Als u de contactsleutel in het contactslotdraait, gaat het lampje branden. Het lampjedooft als de voorgloeibougies de juiste temperatuur voor het starten van de motorhebben bereikt.

CONTROLELAMPJEVOORGLOEIBOUGIES(bij uitvoeringen met dieselmotor)

WAARSCHUWINGSLAMPJEVOOR WATER INBRANDSTOFFILTER (bij uitvoeringen met dieselmotor)

60A541

Dit lampje gaat enige seconden branden omde juiste werking te controleren, als u hetstart-/contactslot in stand „ON” draait. Hetlampje gaat tijdens het rijden branden alser water in het brandstoffilter aanwezig is.Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk om de condens te laten aftappen. Zie de paragraaf „Brandstoffilter”in het deel „CONTROLES EN ONDER-HOUD VAN DE AUTO”.

BELANGRIJK Water in het brandstof-systeem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregel-matig gaan draaien. Als het lampje gaatbranden, wendt u dan zo snel mogelijk tothet Fiat Servicenetwerk om het systeemte laten aftappen. Als het lampje direct nahet tanken gaat branden, bestaat de moge-lijkheid dat er tijdens het tanken water inde brandstoftank is gekomen: zet in datgeval onmiddellijk de motor uit en wendtu tot het Fiat Servicenetwerk.

Page 81: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

80

WAARSCHUWINGSLAMPJEGEOPENDE PORTIEREN

WAARSCHUWINGSLAMPJEVOOR VERSTOPT ROETFILTER(bij uitvoeringen met dieselmotor)

54G391

64J244

Dit lampje blijft branden totdat alle portieren (inclusief de achterklep) goedgesloten zijn.

Als een portier (of de achterklep) nietgoed gesloten is als de auto gaat rijden,dan klinkt er een geluidssignaal.

Dit lampje gaat enige seconden brandenom de juiste werking te controleren, alsu het start-/contactslot in stand „ON”draait.

Als het lampje tijdens het rijden gaat bran-den, dan is het roetfilter verstopt. Om hetroetfilter te regenereren moet de automet een snelheid van ten minste 50 km/h(31 mph) rijden totdat het lampje dooft(gedurende maximaal 30 minuten afhan-kelijk van de snelheid van de auto).

Als het lampje tijdens het rijden met deauto dooft, dan is de regeneratie van hetroetfilter voltooid.

Zie voor meer informatie de paragraaf„Roetfilter” in het hoofdstuk „WEGWIJSIN UW AUTO”.

WAARSCHUWINGSLAMPJEBRANDSTOFRESERVE

54G343

Totdat er is getankt, klinkt er een geluids-signaal telkens als u het start-/contactslotop „ON” draait:

OPMERKING Het inschakelmoment vanhet lampje is afhankelijk van de weg-omstandigheden (als u bijvoorbeeld afdaaltof een bocht neemt) en de rijomstandig-heden vanwege het klotsen van de brand-stof in de tank.

Als dit lampje gaat branden, moet u zospoedig mogelijk tanken. Als dit lampjebrandt dan attendeert ook een geluids-signaal u op de noodzaak om te tanken.

79J039

Dit lampje gaat branden als u het start-/contactslot in stand „ON” draait en dooftzodra de motor is gestart.

Als dit lampje tijdens het rijden gaat bran-den, dan werkt mogelijk de stuurbekrach-tiging niet goed; laat dit systeem contro-leren door het Fiat Servicenetwerk.

OPMERKING Als de stuurbekrachtigingniet goed werkt, kunt u nog altijd hetstuurwiel bedienen maar is er meer krachtvereist.

WAARSCHUWINGSLAMPJESTUURBEKRACHTIGING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Page 82: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

81

CONTROLELAMPJE „KEYLESSSTART” (starten zonder sleutel) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

80JM122

Als u het start-/contactslot indrukt bij eenauto die uitgerust is met het „KeylessStart”-systeem, gaat dit lampje blauw ofrood branden. Als het lampje blauw gaatbranden, kunt u het start-/contactslotdraaien zonder de sleutel te gebruiken; alsdaarentegen het lampje rood gaat branden,kunt u het start-/contactslot niet zonderde sleutel draaien. Zie voor meer infor-matie de paragraaf „Start-/contactslot” inhet deel „BEDIENINGSORGANEN OPDE STUURKOLOM”.

Als het lampje rood gaat knipperen, danbevindt de afstandsbediening zich niet inde auto. Zie voor meer informatie de paragraaf „Keyless Start-systeem” in hetdeel „VOOR U WEGRIJDT”.

CONTROLELAMPJEMISTACHTERLICHT(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

54G491

Dit lampje brandt als het mistachterlichtis ingeschakeld.

64J045

CONTROLELAMPJEVERLICHTING

Dit lampje brandt als de buitenverlichting,de kentekenverlichting en/of de koplam-pen zijn ingeschakeld.

CONTROLELAMPJEGROOTLICHT

50G056

Dit lampje brandt als het grootlicht is ingeschakeld.

50G055

Als u de rechter of linker richtingaan-wijzer inschakelt, gaat het bijbehorendegroene lampje op het instrumentenpaneelknipperen samen met de gekozen richting-aanwijzer. Als u de waarschuwingsknip-perlichten inschakelt, gaan beide lampjesen alle richtingaanwijzers knipperen.

CONTROLELAMPJESRICHTINGAANWIJZERS

Page 83: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

82

79J040

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait, gaat dit lampje kort branden zodatu de juiste werking van het lampje kunt controleren. Als de 2WD/4WD-keuze-schakelaar in stand „4WD AUTO” staaten het start-/contactslot in stand „ON”,gaat dit lampje constant branden.

Als dit lampje en de aanduiding „4WDLOCK” tijdens het rijden blijven brandenof gelijktijdig gaan branden, kan er een storing zijn in het 4x4-systeem; laat in datgeval het systeem door het Fiat Service-netwerk controleren.

CONTROLELAMPJE 4WD AUTO(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

CONTROLELAMPJE 4WD LOCK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Het lampje gaat branden als de 2WD/4WD-schakelaar van stand „4WD AUTO”in stand „4WD LOCK” wordt gezet.

Als dit lampje en de aanduiding „4WDAUTO” tijdens het rijden blijven brandenof gelijktijdig gaan branden, kan er een storing zijn in het 4x4-systeem; laat in datgeval het systeem door het Fiat Service-netwerk controleren.

OPMERKINGEN

❒ Als de snelheid van de auto toeneemt,wordt automatisch van „4WD LOCK”naar stand „4WD AUTO” over-geschakeld en gaat het bijbehorendelampje constant branden.

❒ Als u het contactslot in stand „OFF”draait, wordt de stand „4WD LOCK”uitgeschakeld.

Zie voor meer informatie over de stand„4WD LOCK” de paragraaf „2WD/4WD-keuzeschakelaar” in het deel„WEGWIJS IN UW AUTO”.

BELANGRIJK Gebruik stand „4WDLOCK” niet op een harde of droge ondergrond.

Als de olietemperatuur van de onder-delen van het 4x4-systeem hoog is, gaatdit lampje knipperen. Van stand „4WDAUTO” of „4WD LOCK” wordt auto-matisch overgeschakeld naar stand „2WD– tweewielaandrijving” om beschadigingvan de onderdelen van het 4x4-systeemte voorkomen.

Zie voor meer informatie de paragraaf„Gebruik van de 2WD/4WD-keuze-schakelaar” in het deel „WEGWIJS INUW AUTO”.

OPMERKING Als u de motor weer start,stopt het lampje tijdelijk met knipperen.

OPMERKING Als de snelheid van de autotoeneemt, wordt automatisch van „4WDLOCK” naar stand „4WD AUTO” over-geschakeld en gaat het bijbehorende lampje constant branden.

79J100

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait, gaat dit lampje kort branden zodatu de juiste werking van het lampje kunt controleren.

Page 84: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

83

79JM020

LAMPJES CRUISE-CONTROL(SNELHEIDSREGELAAR)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Controlelampje ingeschakeldecruise-control

FSUV1649

FSUV1648

Dit lampje gaat branden als het start-/contactslot in stand „ON” staat en decruise-control is ingeschakeld.

Controlelampje werking cruise-control

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat en de cruise-control is ingeschakeld,dan brandt dit lampje als het systeemwerkt.

SNELHEIDSMETER

De snelheidsmeter geeft de snelheid vande auto aan in km/h of mph.

Page 85: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

84

TOERENTELLER

De toerenteller geeft het toerental perminuut van de motor aan.

BELANGRIJK Rijd nooit met de wijzer vande toerenteller in het rode gebied om ernstige schade aan de motor te voor-komen. Controleer of bij terugschakelende motor niet met een te hoog toerentalgaat draaien. Zie „Toegestane maximumsnelheden bij terugschakelen” in het deel„WEGWIJS IN UW AUTO”.

BRANDSTOFMETER

Als u het start-/contactslot in stand „ON”draait, geeft deze meter ongeveer de hoeveelheid brandstof aan die in de tankaanwezig is. „F” betekent full (vol) en „E”betekent empty (leeg).

Tank zo spoedig mogelijk als de wijzer hetgedeelte „E” (niet de letter „E”) nadert.

Als het lampje voor de brandstofreserve(1) gaat branden, moet u zo spoedig mogelijk tanken.

Als het lampje voor de brandstofreserve(1) brandt dan attendeert ook een geluidssignaal u op de noodzaak om te tanken.

Totdat er is getankt, klinkt er een geluidssignaal telkens als u het start-/ contactslot op „ON” draait:

OPMERKING Het moment waarop hetlampje voor de brandstofreserve (1) gaatbranden, is afhankelijk van de weg-omstandigheden (bijv. op hellingen of inbochten) en van de rijstijl, omdat debrandstof in de tank beweegt.

Het symbool (2) geeft aan dat het tank-klepje met de vulopening zich aan de linkerzijde van de auto bevindt.

79JM001

(2)

(1)

80JM102

OPMERKING De wijzer kan bij bepaaldewegomstandigheden (bijv. op hellingen ofin bochten) en afhankelijk van de rijstijl,iets schommelen door de beweging vande brandstof in de tank.

Page 86: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

85

TEMPERATUURMETER/WAARSCHUWINGS-LAMPJE TE HOGETEMPERATUUR(voor uitvoeringen metdieselmotor)

DISPLAY

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan toont het display de volgendeinformatie:

Display (A)

Huidig brandstofverbruik

Display (B)

Dagtellerstand/Gemiddeld brandstof-verbruik/Actieradius/Temperatuurmeter

Display (C)

Stand van de versnellingspook (bij uitvoe-ringen met automatische versnellingsbak)

Display (D)

Kilometertotaalteller/Lichtsterkte ver-lichting

Display (E)

Klokje (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)

1. Keuzeknop dagteller

2. Keuzeknop weergave

3. Display

Huidig brandstofverbruik

Het display (A) toont het actuele brand-stofverbruik m.b.v. een staafdiagram alleen als de auto rijdt.

(1)

79JF007

)2()1( (3)

(D)

(B)(A)

(C)

(E)

80JM104

80JM081

Als de contactsleutel in stand „ON” staat,geeft de meter de koelvloeistoftempera-tuur aan. Onder normale bedrijfsomstan-digheden moet de wijzer binnen het gedeelte voor de toegelaten en normaletemperatuur tussen „H” en „C” blijven.Als de wijzer stand „H” nadert (of hetlampje (1) voor te hoge koelvloeistof-temperatuur – voor bepaalde uitvoeringen/markten – brandt), dan is de motor over-verhit. Volg bij een oververhitte motorde instructies in het deel „NOOD-GEVALLEN”.

BELANGRIJK Doorrijden met een over-verhitte motor kan ernstige schade aande motor veroorzaken.

Page 87: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

86

OPMERKING

❒ Het staafdiagram verschijnt niet op hetdisplay als de auto stilstaat.

❒ De maximum waarde voor het actuelebrandstofverbruik is 30. Er wordt geenhogere waarde dan 30 op het displayweergegeven ook al is het actuelebrandstofverbruik hoger.

❒ De weergave op het display kan ietsvertraagd zijn als het brandstofverbruiksterk beïnvloed wordt door wijzigin-gen in de rijomstandigheden.

❒ Het display toont geschatte waarden.De aangegeven waarden kunnen afwij-ken van de werkelijke waarden.

❒ De meeteenheid voor het huidigebrandstofverbruik kan worden gewijzigd.Zie „Gemiddeld brandstofverbruik” indit hoofdstuk.

De weergave van het huidige brandstof-verbruik kan op de volgende wijze in- enuitgeschakeld worden.

❒ Kies optie „actieradius” op het display(B) door het indrukken van de keuze-knop voor de weergave (2). OPMERKING Als de minklem (–) van de

accu losgekoppeld is geweest, moet deweergave van het huidige brandstof-verbruik weer op de persoonlijke voor-keur worden ingesteld.

Dagteller/Gemiddeldbrandstofverbruik/ Actieradius/ Temperatuurmeter/Controle levensduur motorolie

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan toont het display (B) een vande volgende zes parameters: dagteller A,dagteller B, gemiddeld brandstofverbruik,actieradius, temperatuurmeter of controlelevensduur motorolie.

Om de weergave op het display (B) te wijzigen, moet kort op de keuzeknop voorde dagteller (1) of de keuzeknop voor deweergave (2) worden gedrukt.

80JM105

80JM106

❒ Houd de keuzeknop voor de dagteller(1) ingedrukt en draai de keuzeknopvoor de weergave (2) om de weer-gave van het huidige brandstofverbruikin of uit te schakelen.

Wijzig de instellingen van hetdisplay niet tijdens het rijden.

Als u de instellingen van het displayprobeert te wijzigen tijdens het rijden,kunt u de controle over de auto ver-liezen.

ATTENTIE!

Page 88: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

87

(a)

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

79JM009

Wijzig de instellingen van hetdisplay niet tijdens het rijden.

Als u de instellingen van het displayprobeert te wijzigen tijdens het rijden,kunt u de controle over de auto ver-liezen.

ATTENTIE!

AS Druk op de keuzeknop voor de dagteller (1).

QZ Druk op de keuzeknop voor de weergave (2).

a. Dagteller Ab. Dagteller Bc. Gemiddeld brandstofverbruikd. Actieradiuse. Temperatuurmeterf. Controle levensduur motorolie

OPMERKING

❒ De parameters wijzigen als u de knopindrukt en loslaat.

❒ Het display toont geschatte waarden.De aangegeven waarden kunnen af-wijken van de werkelijke waarden.

Dagteller

De dagteller kan gebruikt worden om deafgelegde afstand te meten bij korte rit-ten of de afgelegde afstand tussen tweetankbeurten.

De dagtellers A en B kunnen onafhankelijkvan elkaar worden gebruikt.

De dagteller kan op nul worden gezetdoor de keuzeknop voor de dagteller (1)even ingedrukt te houden als de dag-tellerstand op het display is weergegeven.

OPMERKING De maximale dagtellerstandis 9999,9 km. Na het bereiken van dezestand begint de teller weer op 0,0.

Gemiddeld brandstofverbruik

Als u tijdens de laatste rit met de auto deweergave van het gemiddelde brandstof-verbruik had ingesteld, dan zal het displayde laatst berekende waarde van het gemiddelde brandstofverbruik van dezelaatste rit tonen, als het start-/contactslotin stand „ON” wordt gezet. Tenzij deweergave van het gemiddelde brandstof-verbruik op nul wordt gezet, zal het dis-play bij de berekening van het gemiddeldeverbruik rekening houden met eerdere rit-ten.

De waarde van het gemiddelde brand-stofverbruik kan op nul worden gezetdoor de keuzeknop voor de weergave (2)even ingedrukt te houden als het gemid-delde brandstofverbruik op het display isweergegeven.

OPMERKING Als de waarde van het gemiddelde brandstofverbruik op nul isgezet of als de minklem (–) van de acculosgekoppeld is geweest, wordt het gemiddelde brandstofverbruik pas na hetafleggen van een bepaalde afstand weer-gegeven.

Om de meeteenheid voor het gemiddeldebrandstofverbruik te wijzigen, moet dekeuzeknop voor de weergave (2) wordengedraaid terwijl de keuzeknop voor dedagteller (1) ingedrukt wordt gehouden.

Page 89: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

88

80JM1372

(g)

79JM010

OPMERKING Afhankelijk van de specifi-caties van de auto kan de basisinstellingvoor het brandstofverbruik in km/l ofl/100km zijn.

OPMERKING

❒ Als de meeteenheid voor het gemid-delde brandstofverbruik wijzigt, dan wijzigt automatisch ook de meeteen-heid voor het huidige verbruik.

❒ Als de minklem (–) van de accu los-gekoppeld is geweest, moet de meet-eenheid voor het gemiddelde verbruikweer worden ingesteld. Stel de meet-eenheid weer in op de persoonlijkevoorkeur.

Actieradius

Als u tijdens de laatste rit met de auto deweergave van de actieradius had ingesteld,dan zal het display gedurende enkele seconden „---” weergeven en vervolgensde actieradius weergeven, als het start-/ contactslot in stand „ON” wordt gezet.

De op het display aangegeven actieradiusis een schatting van de afstand op basisvan de actuele rijomstandigheden die kanworden afgelegd, totdat de wijzer van debrandstofmeter gedeelte „E” bereikt.

Als de tank bijna leeg is, dan verschijnt er„---” op het display.

Als het lampje voor de brandstofreservebrandt, dan moet er zo spoedig mogelijkworden getankt, ongeacht de actieradiusdie er op het display wordt aangegeven.

De actieradius wordt berekend op basisvan de recente rijomstandigheden en daar-om kan de waarde na iedere tankbeurtverschillen.

OPMERKING Als het start-/contactslottijdens het tanken op „ON” blijft staan,dan kan de actieradius een onjuiste afstandaangeven.

OPMERKING Als de minklem (–) van deaccu losgekoppeld is geweest, wordt deactieradius pas na het afleggen van een bepaalde afstand weergegeven.

Temperatuurmeter

De temperatuurmeter toont de buiten-temperatuur.

Als de buitentemperatuur daalt tot 0°C,wordt op het display het symbool (g)weergegeven.

OPMERKING Tijdens het rijden met lagesnelheid of als de auto stilstaat, kan de aan-gegeven buitentemperatuur afwijken vande werkelijke temperatuur.

Als de temperatuurmeter foute waardenmeet of direct nadat het start-/contact-slot op „ON” is gedraaid, kan het displayde buitentemperatuur niet weergeven.

Als de buitentemperatuur daalt tot 0°C,wordt het symbool (g) weergegeven ookals het display de temperatuur niet kanweergeven.

Om de meeteenheid voor de temperatuurte wijzigen, moet de keuzeknop voor deweergave (2) worden gedraaid terwijl dekeuzeknop voor de dagteller (1) ingedruktwordt gehouden.

Page 90: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

89

80JM093

(h)

79JM011

OPMERKING Als de minklem (–) van deaccu losgekoppeld is geweest, moet demeeteenheid voor de temperatuur weerworden ingesteld. Stel de meeteenheidweer in op de persoonlijke voorkeur.

Controle levensduur motorolie

De levensduurcontrole van de motorolietoont de afstand die tot de volgende vervanging van de motorolie en het olie-filter kan worden afgelegd. Als de afstand0 km nadert, moeten de motorolie en hetfilter zo spoedig mogelijk worden vervan-gen. Als het waarschuwingslampje voorde oliekwaliteit op het instrumenten-paneel gaat branden, dan moeten de motorolie en het oliefilter onmiddellijkworden vervangen.

Zie voor informatie over het vervangenvan de motorolie en het oliefilter, de paragraaf „Motorolie en oliefilter vervan-gen” in het hoofdstuk „CONTROLES ENONDERHOUD VAN DE AUTO”.

Na het vervangen van de motorolie en hetoliefilter moet de levensduurcontrole van de motorolie worden gereset om devolgende vervanging correct te kunnen berekenen. Wendt u tot het Fiat Service-netwerk om het controlesysteem te laten resetten.

Als de levensduurcontrole van de motor-olie is gereset, dan wordt de afstand aan-gegeven die tot de volgende vervangingvan de motorolie en het oliefilter kan wor-den afgelegd. Ook het brandende waar-schuwingslampje voor de oliekwaliteit zaldan doven.

BELANGRIJK Vervang de motorolie enhet oliefilter onmiddellijk als de afstanddie door de levensduurcontrole van demotorolie wordt aangegeven, 0 km nadert.Doorrijden met de auto als de aange-geven waarde 0 km is, kan ernstige schadeaan de motor veroorzaken.

OPMERKING Als de auto overwegendonder zware bedrijfsomstandighedenwordt gebruikt, dan moeten de motor-olie en het oliefilter vaker worden ver-vangen ongeacht de informatie die de levensduurcontrole van de motorolietoont. Zie „Aanbevolen onderhoud bijzware gebruiksomstandigheden” in hetdeel „CONTROLES EN ONDERHOUDVAN DE AUTO”.

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan toont het display (C) de standvan de versnellingspook (h).

Zie voor informatie over het gebruik vande versnellingsbak „Gebruik van de ver-snellingsbak” in het hoofdstuk „WEGWIJSIN UW AUTO”.

Kilometertotaalteller / Lichtsterkte verlichting

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan toont het display (D) de kilo-metertotaalstand.

Door de keuzeknop voor de weergave (2)links- of rechtsom te draaien kan de licht-sterkte van het display worden aangepast.

Kilometertotaalteller

De kilometertotaalteller toont de totaalafgelegde afstand van de auto.

Indicator voor de stand van deversnellingspook (bij uitvoeringenmet automatische versnellingsbak)

Page 91: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

90

BELANGRIJK Vergelijk de stand van de kilometertotaalteller regelmatig metde intervallen van het geprogrammeerdonderhoudsschema. Als de onderhouds-beurten niet bij de voorgeschreven kilo-meterstanden worden uitgevoerd, dan kandit leiden tot overmatige slijtage of zelfsschade aan bepaalde delen van de auto.

Lichtsterkteregeling

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan brandt de verlichting van het instrumentenpaneel.

De auto is uitgerust met een systeem datde lichtsterkte van het instrumenten-paneel automatisch beperkt als de buiten-verlichting of de koplampen worden in-geschakeld.

De lichtsterkte van het instrumenten-paneel kan worden aangepast ongeacht ofde buitenverlichting of de koplampen zijningeschakeld.

Draai om de lichtsterkte van het instru-mentenpaneel te verhogen de keuzeknopvoor de weergave (2) rechtsom.

Draai om de lichtsterkte van het instru-mentenpaneel te verlagen de keuzeknopvoor de weergave (2) linksom.

OPMERKING

❒ Als u de keuzeknop voor de weergavelanger dan 5 seconden niet indrukt ofdraait, nadat de regeling van de licht-sterkte is geactiveerd, dan wordt de regeling automatisch geannuleerd en zalhet display (D) weer de kilometer-totaalstand weergeven.

❒ U kunt de lichtsterkte wijzigen bij ingeschakelde buitenverlichting of kop-lampen ook als het start-/contactslotin stand „ACC” of „LOCK” staat.

❒ Als de minklem (–) van de accu los-gekoppeld is geweest, moet de licht-sterkte van het instrumentenpaneelweer worden ingesteld. Stel de licht-sterkte weer in op de persoonlijkevoorkeur.

OPMERKING Als de lichtsterkte op hetmaximum niveau is ingesteld, dan wordtde verlichting van het instrumentenpaneelniet gedimd als de buitenverlichting of dekoplampen worden ingeschakeld.

Klokje (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het start-/contactslot in stand „ON”staat, dan toont het display (E) de tijd.

Klokje op tijd zetten:

❒ Druk gelijktijdig op de keuzeknop voorde dagteller (1) en de keuzeknop voorde weergave (2).

Wijzig de instellingen van hetdisplay niet tijdens het rijden.

Als u de instellingen van het displayprobeert te wijzigen tijdens het rijden,kunt u de controle over de auto ver-liezen.

ATTENTIE!

80JM039

Page 92: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

91

Wijzig de instellingen van hetdisplay niet tijdens het rijden.

Als u de instellingen van het displayprobeert te wijzigen tijdens het rijden,kunt u de controle over de auto ver-liezen.

ATTENTIE!

❒ Draai voor het instellen van de uren,de keuzeknop voor de weergave (2)links- of rechtsom terwijl de uur-aan-duiding knippert. Om de uren snel telaten verspringen, moet de keuzeknopvoor de weergave (2) gedraaid wordengehouden. Om het ingestelde uur te activeren moet op de keuzeknop voorde weergave (2) worden gedrukt, waar-na de minuten gaan knipperen.

❒ Draai voor het instellen van de minuten,de keuzeknop voor de weergave (2)links- of rechtsom terwijl de minuten-aanduiding knippert. Om de minutensnel te laten verspringen, moet de keu-zeknop voor de weergave (2) gedraaidworden gehouden. Om de ingesteldeminuten te activeren moet op de keu-zeknop voor de weergave (2) wordengedrukt.

OPMERKING Als de minklem (–) van deaccu losgekoppeld is geweest, wordt hetklokje op nul gezet. Zet het klokje op tijd.

KNOPWAARSCHUWINGS-KNIPPERLICHTEN

Druk op de betreffende knop om de waar-schuwingsknipperlichten in te schakelen.Alle vier de richtingaanwijzers en de bij-behorende controlelampjes gaan gelijk-tijdig knipperen.

Druk nogmaals op de schakelaar om de waarschuwingsknipperlichten uit teschakelen.

Gebruik de waarschuwingsknipperlichtenom andere weggebruikers te waarschuwenals u de auto in geval van nood moet par-keren of als uw auto een gevaar vormtvoor andere weggebruikers.

80JM041

KNOP VANMISTLAMPEN VOOR(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De mistlampen schakelen in als op de betreffende knop wordt gedrukt, terwijlde hendel voor de buitenverlichting in detweede of derde stand staat. Het lampjein de knop gaat branden als de mist-lampen voor branden.

OPMERKING Afhankelijk van de wet-geving, kan in enkele landen de werkingvan de mistlampen anders zijn dan boven-staande beschrijving.

64J058

Page 93: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

92

KNOP „ESP OFF”(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

ESP® is een geregistreerd handelsmerk vanDaimler AG.

De knop „ESP OFF” bevindt zich op demiddenconsole. Met deze knop kunt u hetESP®-systeem (behalve het ABS) in- of uit-schakelen.

Om het ESP®-systeem (behalve het ABS)uit te schakelen, moet u op de knop „ESPOFF” drukken en hem ingedrukt houdentotdat het lampje „ESP OFF” gaat branden.

Om alle ESP®-systemen weer te activeren,moet u nogmaals op de knop „ESP OFF”drukken. Het lampje „ESP OFF” zal dandoven.

Zie voor meer informatie over het ESP®-systeem, „ESP® (Electronic Stability Program, elektronische stabiliteits-regeling)” in het hoofdstuk „WEGWIJSIN UW AUTO”.

KEUZEKNOP2WD/4WD(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De 2WD/4WD-keuzeknop bevindt zichop de middenconsole.

Zie voor meer informatie over het gebruikvan deze knop, de paragraaf „Werking vande 2WD/4WD-keuzeknop” in het deel„WEGWIJS IN UW AUTO”.

79J177

79J180

Page 94: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

93

KNOP VOORACHTERRUIT- ENBUITENSPIEGEL-VERWARMING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Druk bij draaiende motor op knop (1) omde achterruit te ontwasemen.

Als op de buitenspiegel aan bestuurders-zijde het symbool (2) staat, dan is de autouitgerust met verwarmde buitenspiegels.Als u op knop (1) drukt, worden gelijktijdigde verwarming van de buitenspiegels envan de achterruit ingeschakeld.

Als het verwarmingssysteem werkt, danbrandt het bijbehorende controlelampje.Het systeem werkt uitsluitend bij draai-ende motor.

Om de verwarming uit te schakelen, moetu nogmaals op knop (1) drukken.

BELANGRIJK De achterruitverwarmingen de verwarmde buitenspiegels (voor bepaalde uitvoeringen/markten) vragenveel stroom. Schakel ze uit zodra het ont-wasemen is voltooid.

(1)

80JM042

(1)

80JM043

(2)

80JC040

OPMERKING

❒ De verwarming werkt uitsluitend bijdraaiende motor.

❒ De verwarming schakelt na 15 minu-ten automatisch uit om ontlading vande accu te voorkomen.

Page 95: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

94

80JM040

79J120

KNOP VOOR DEKOPLAMPVERSTELLING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Met deze knop kunt u de koplampen afstellen op basis van de beladingsgraadvan de auto.

Het volgende schema toont de standenvan de knop in relatie tot beladingsgraadvan de auto.

Beladingsgraad van de auto

Alleen bestuurder

Bestuurder + 1 passagier(op de voorstoel)

Bestuurder + 4 passagiers,zonder bagage

Bestuurder + 4 passagiersen bagage

Bestuurder + volle bagageruimte

Stand knop

0

0

1

2

3

DASHBOARDKASTJE

Trek aan de handgreep om het dash-boardkastje te openen. Klap voor het sluiten het klepje weer omhoog totdat het vergrendelt.

Rijd nooit met een geopenddashboardklepje om verwon-

dingen bij een ongeval te voorkomen.

ATTENTIE!

Page 96: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

95

AANSTEKER EN ASBAK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

AANSTEKER

De aansteker werkt als het start-/contact-slot in stand „ACC” of „ON” staat.

Druk de aansteker voor gebruik geheelin de zitting en laat hem los. De aanste-ker springt na verwarming automatisch te-rug in de oorspronkelijke stand en is danklaar voor gebruik.

BELANGRIJK Sluit geen andere acces-soires aan op de contactbus voor de aan-steker om schade te voorkomen. De stek-kers van bepaalde accessoires kunnen hetinterne mechanisme van de contactbusvoor de aansteker beschadigen.

ASBAK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

U kunt de asbak in een van de beker-houders op de middenconsole plaatsen.

79J045

Asbak voor

79J047

Zorg dat de sigaretten-peuken helemaal gedoofd

zijn voordat u de asbak sluit en gooinooit afval in de asbak om brand tevoorkomen.

ATTENTIE!

BEWAKINGSLAMPJE

Dit lampje knippert als het start-/ contactslot in stand „OFF” of „ACC”staat. Het knipperende lampje dient alsafschrikking tegen diefstal omdat het lijktalsof de auto is uitgerust met een dief-stalbeveiliging.

80JM022

Page 97: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

96

KLIMAATREGELING

Er zijn drie soorten klimaatregeling:

❒ Verwarming

❒ Handbediende verwarming en airconditioning

❒ Automatisch geregelde verwarming enairconditioning

LUCHTROOSTERS

1. Luchtrooster voor ontwaseming ofontdooiing van de voorruit

2. Luchtroosters voor ontwaseming ofontdooiing van de zijruiten

3. Vaste luchtroosters aan zijkant

4. Luchtrooster in het midden

5. Onderste luchtroosters (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

80JM044

Page 98: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

97

VERWARMINGSSYSTEEM(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

BESCHRIJVING VAN HETBEDIENINGSPANEEL

DRAAIKNOP VOORTEMPERATUURREGELING (1)

Met deze draaiknop kunt u de gewenstetemperatuur instellen.

Draaiknop voor aanjagersnelheid (2)

Met deze knop kunt u de aanjager in-schakelen en de snelheid kiezen.

Draaiknop voor luchtstroom (3)

Met deze knop kunt u een van de volgende functies inschakelen:

LUCHTROOSTER AAN DEZIJKANT

Als deze „open” is, komt er lucht uit ongeacht de stand van het luchtrooster.

63J045

(1) (2) (3)

(4)

63J193

63J048

Page 99: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Verwarmen (c)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters onder en aande zijkant en uit de luchtroosters voorontwaseming van de voorruit en in min-dere mate ook uit de luchtroosters voorontwaseming van de zijruiten.

Ontwasemen/ontdooien (e)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters voor ont-waseming van de voorruit en de zijruitenen uit de luchtroosters aan de zijkant.

Ventilatie (a)

Luchtstroom met de ingestelde tempera-tuur uit de luchtroosters in het middenen aan de zijkant.

79J065

79J066

Functie Bi-level (b)

Luchtstroom met de ingestelde tempera-tuur uit de onderste luchtroosters en koelere lucht uit de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkant. Als de draaiknopvoor de temperatuurregeling (1) helemaalin de stand KOUD of WARM staat, is detemperatuur van de lucht uit de ondersteluchtroosters en uit de luchtroosters inhet midden en aan de zijkant dezelfde.

79J067

79J068

Verwarmen en ontwasemen (d)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters onder en aande zijkant en uit de luchtroosters voorontwaseming van de voorruit en de zij-ruiten.

79J069

(g)(f)

63J047

Drukknop voor luchttoevoer (4)

Met deze knop kunt u een van de volgende mogelijkheden kiezen:

Buitenlucht (f)

Als u deze mogelijkheid kiest, dooft hetlampje en wordt buitenlucht aangevoerd.

98

Page 100: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

99

Geforceerde ventilatie

Stel de bedieningsknoppen op dezelfdemanier in als voor de natuurlijke ventilatie,met uitzondering van de draaiknop voorde aanjagersnelheid die niet in stand„OFF” mag staan.

Normale verwarming (toevoer van buitenlucht)

Selecteer „VERWARMEN” en „BUITEN-LUCHT”, draai de draaiknop voor de tem-peratuurregeling en de draaiknop voor deaanjagersnelheid in de gewenste stand. Alsu de aanjagersnelheid verhoogt, neemt ookde toevoer van warme lucht toe.

Snelle verwarming (met gebruik van luchtrecirculatie)

Stel de bedieningsknoppen op dezelfde manier in als voor de normale verwarming,met uitzondering van de „LUCHT-RECIRCULATIE” die moet worden in-geschakeld. Als u deze manier van ver-warmen lange tijd gebruikt, kan de lucht-kwaliteit in het interieur verslechteren en kunnen de ruiten beslaan. Gebruik deze methode dus alleen om het interieursnel op te warmen en schakel zo snel mogelijk over op normale verwarming.

Verwarming hoofd/voeten

Selecteer „BI-LEVEL” en „BUITEN-LUCHT”, draai de draaiknop voor de tem-peratuurregeling en de draaiknop voor deaanjagersnelheid in de gewenste stand. Alsde draaiknop voor de temperatuur-regeling niet geheel in stand KOUD ofWARM staat, dan is de lucht uit de lucht-roosters in het midden en aan de zijkantkoeler dan de lucht uit de onderste lucht-roosters.

Ontwasemen/Voeten verwarmen

Selecteer „VERWARMEN EN ONT-WASEMEN” en „BUITENLUCHT”, draaide draaiknop voor de temperatuur-regeling in de gewenste stand en de draai-knop voor de aanjagersnelheid op dehoogste stand. Als de voorruit ontwasemdis, zet dan de knop voor de aanjagersnel-heid op de gewenste stand.

Ontwaseming

Selecteer „ONTWASEMING” en „BUITENLUCHT”, draai de draaiknopvoor de temperatuurregeling in de gewenste stand (hoe hoger de tempera-tuurinstelling des te sneller de ontwase-ming) en de draaiknop voor de aanjager-snelheid op de hoogste stand. Als de voor-ruit ontwasemd is, zet dan de knop voorde aanjagersnelheid op de gewenste stand.

.

Luchtrecirculatie (g)

Als u deze mogelijkheid kiest, gaat hetlampje branden, wordt de toevoer vanbuitenlucht afgesloten en wordt de lucht-recirculatie in het interieur ingeschakeld.

Wij raden u aan de luchtrecirculatie in teschakelen in tunnels, op stoffige wegen ofals u de lucht in het interieur snel wilt afkoelen. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt.

De mogelijkheden „BUITENLUCHT” en„LUCHTRECIRCULATIE” worden af-wisselend ingeschakeld als u de knop voorde luchttoevoer indrukt.

OPMERKING Schakel de functie„LUCHTRECIRCULATIE” niet te lang in:de luchtkwaliteit in het interieur kan ver-slechteren. Daarom is het raadzaam defunctie „BUITENLUCHT” af en toe in teschakelen.

INSTRUCTIES VOOR DEWERKING VAN HET SYSTEEM

Natuurlijke ventilatie

Selecteer „VENTILATIE” en „BUITEN-LUCHT”, draai de knop voor de tempe-ratuurregeling in de gewenste stand en deknop voor de aanjagersnelheid in stand„OFF” zodat tijdens het rijden koele luchtin de auto wordt gevoerd.

Page 101: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

79J070

100

OPMERKING Voor maximaal ontwase-men moet naast de onder Ontwasemingbeschreven instelling, de draaiknop op demaximum temperatuur worden ingestelden de luchtstroom uit de luchtroostersaan de zijkant naar de zijruiten wordengericht.

HANDBEDIENDEAIRCONDITIONING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

BESCHRIJVING VAN HETBEDIENINGSPANEEL

DRAAIKNOP VOORTEMPERATUURREGELING (1)

Met deze draaiknop kunt u de gewenstetemperatuur instellen.

Draaiknop voor aanjagersnelheid (2)

Met deze knop kunt u de aanjager inschakelen en de snelheid kiezen.

79J103

63J048

Draaiknop voor luchtstroom (3)

Met deze knop kunt u een van de volgen-de functies inschakelen:

Page 102: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

101

Verwarmen (c)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters onder en aande zijkant en in mindere mate uit de lucht-roosters voor ontwaseming van de voor-ruit en de zijruiten.

Ontwasemen/ontdooien (e)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters voor ont-waseming van de voorruit en de zijruitenen uit de luchtroosters aan de zijkant.

Ventilatie (a)

Luchtstroom met de ingestelde tempera-tuur uit de luchtroosters in het middenen aan de zijkant.

79J065

79J066

Functie Bi-level (b)

Luchtstroom met de ingestelde tempera-tuur uit de onderste luchtroosters en koelere lucht uit de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkant. Als de draaiknopvoor de temperatuurregeling (1) helemaalin de stand KOUD of WARM staat, is detemperatuur van de lucht uit de onder-ste luchtroosters en uit de luchtroostersin het midden en aan de zijkant dezelfde.

79J067

79J068

Verwarmen en ontwasemen (d)

Lucht met de ingestelde temperatuurstroomt uit de luchtroosters onder en aande zijkant en uit de luchtroosters voorontwaseming van de voorruit en de zij-ruiten.

79J069

(g)(f)

63J047

Drukknop voor luchttoevoer (4)

Met deze knop kunt u een van de volgen-de mogelijkheden kiezen:

Buitenlucht (f)

Als u deze mogelijkheid kiest, dooft hetlampje en wordt buitenlucht aangevoerd.

Page 103: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

102

Drukknop airconditioning (5)

Druk voor het inschakelen van de aircon-ditioning op de knop „A/C” en zet dedraaiknop voor de aanjagersnelheid in eenandere stand dan „OFF”.

Als de airconditioning is ingeschakeld, danbrandt het lampje in de knop.

Druk voor uitschakeling van de aircon-ditioning nogmaals op de knop „A/C”.

Tijdens de werking van de airconditioningkunt u kleine toerentalwisselingen van demotor bemerken. Dit is normaal omdathet systeem zo is ontworpen dat de com-pressor in- en uitschakelt om de juistetemperatuur te behouden. Een beperktgebruik van de compressor bespaartbrandstof.

INSTRUCTIES VOOR DEWERKING VAN HET SYSTEEM

Natuurlijke ventilatie

Selecteer „VENTILATIE” en „BUITEN-LUCHT”, draai de knop voor de tempe-ratuurregeling in de gewenste stand en deknop voor de aanjagersnelheid in stand„OFF” zodat tijdens het rijden koele luchtin de auto wordt gevoerd.

Geforceerde ventilatie

Stel de bedieningsknoppen op dezelfdemanier in als voor de natuurlijke venti-latie, met uitzondering van de draaiknopvoor de aanjagersnelheid die niet in stand„OFF” mag staan.

Normale verwarming (toevoer van buitenlucht)

Selecteer „VERWARMEN” en „BUITEN-LUCHT”, draai de draaiknop voor de tem-peratuurregeling en de draaiknop voor deaanjagersnelheid in de gewenste stand. Alsu de aanjagersnelheid verhoogt, neemt ookde toevoer van warme lucht toe.

Snelle verwarming (met gebruik van luchtrecirculatie)

Stel de bedieningsknoppen op dezelfde manier in als voor de normale verwarming,met uitzondering van de „LUCHTRECIR-CULATIE” die moet worden ingeschakeld.Als u deze manier van verwarmen langetijd gebruikt, kan de luchtkwaliteit in hetinterieur verslechteren en kunnen de ruiten beslaan. Gebruik deze methode dusalleen om het interieur snel op te warmenen schakel zo snel mogelijk over op normale verwarming.

Luchtrecirculatie (g)

Als u deze mogelijkheid kiest, gaat hetlampje branden, wordt de toevoer vanbuitenlucht afgesloten en wordt de lucht-recirculatie in het interieur ingeschakeld.

Wij raden u aan de luchtrecirculatie in teschakelen in tunnels, op stoffige wegen ofals u de lucht in het interieur snel wilt afkoelen. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt.

De mogelijkheden „BUITENLUCHT” en„LUCHTRECIRCULATIE” worden afwis-selend ingeschakeld als u de knop voorde luchttoevoer indrukt.

OPMERKING Schakel de functie„LUCHTRECIRCULATIE” niet te lang in:de luchtkwaliteit in het interieur kan ver-slechteren. Daarom is het raadzaam defunctie „BUITENLUCHT” af en toe in teschakelen.

Page 104: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

103

Snelle koeling (met gebruik van luchtrecirculatie)

Stel de bedieningsknoppen op dezelfdemanier in als voor de normale koeling, metuitzondering van de „LUCHTRECIRCU-LATIE” die samen met de maximale aan-jagersnelheid moet worden geselecteerd.

OPMERKINGEN

❒ Schakel de functie „LUCHTRECIRCU-LATIE” niet te lang in: de luchtkwaliteitin het interieur kan verslechteren. Daar-om is het raadzaam de functie „BUI-TENLUCHT” af en toe in te schakelen.

❒ Als uw auto in de zon heeft gestaan metgesloten ruiten, dan koelt de auto snel-ler af als u de ruiten even openzet enu gelijktijdig de airconditioning inscha-kelt met de knop voor de luchttoevoerin stand „BUITENLUCHT” en de aanjager op de hoogste snelheid zet.

Lucht drogen

Schakel de airconditioning in (knop„A/C”), draai de knop voor de lucht-stroom in de gewenste stand, selecteer„BUITENLUCHT” en draai de draaiknopvoor de temperatuurregeling en de draai-knop voor de aanjagersnelheid in de gewenste stand.

OPMERKING De airconditioning kangoed gebruikt worden om de ruitenschoon te houden, omdat de lucht wordtontvochtigd, ook met warme lucht doormiddel van de functies „ONTWASEMEN”of „VERWARMEN EN ONTWASEMEN.

OPMERKING Voor maximale ontdooi-ing/ontwaseming:

❒ kies „ONTWASEMEN” en „BUITEN-LUCHT”,

❒ schakel de airconditioning in (knop„A/C”),

❒ zet de draaiknop voor de aanjagersnel-heid in de hoogste stand,

❒ zet de draaiknop voor de tempera-tuurregeling op de maximale tempera-tuur,

❒ richt de luchtstroom uit de lucht-roosters aan de zijkant op de zijruiten.

Verwarming hoofd/voeten

Selecteer „BI-LEVEL” en „BUITEN-LUCHT”, draai de draaiknop voor de tem-peratuurregeling en de draaiknop voor deaanjagersnelheid in de gewenste stand. Alsde draaiknop voor de temperatuurregelingniet geheel in stand KOUD of WARMstaat, dan is de lucht uit de luchtroostersin het midden en aan de zijkant koeler dande lucht uit de onderste luchtroosters.

Normale koeling

Schakel de airconditioning in (knop„A/C”), draai de knop voor de lucht-stroom in stand „VENTILATIE” en draaide draaiknop voor de temperatuurregelingen de draaiknop voor de aanjagersnelheidin de gewenste stand. Als u de aanjager-snelheid verhoogt, neemt ook de toevoervan koele lucht toe.

U kunt de knop voor de luchttoevoer zowel in stand „BUITENLUCHT” als instand „LUCHTRECIRCULATIE” zetten.Als u „LUCHTRECIRCULATIE” kiest,neemt de koelingscapaciteit toe.

79J070

Page 105: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

104

OPMERKING De airconditioning maaktgebruik van het koelmiddel HFC-134a,meestal aangeduid met „R-134a”. Hetkoelmiddel R-134a heeft in 1993 het koel-middel R-12 in de automobielindustrievervangen. Er zijn ook andere koelmid-delen beschikbaar, inclusief het gerecy-cleerde koelmiddel R-12. In uw auto magalleen het type R-134a gebruikt worden.

BELANGRIJK Als u het verkeerde koel-middel gebruikt, kan de airconditioning beschadigd worden. Gebruik uitsluitendR-134a. Meng of vervang het koelmiddelR-134a niet met of door een ander typekoelmiddel.

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

BESCHRIJVING VAN HETBEDIENINGSPANEEL

1. Keuzeknop temperatuur

2. Keuzeknop voor aanjagersnelheid

3. Keuzeknop voor luchttoevoer

4. Keuzeknop voor luchtstroom

5. Drukknop ontwasemen

6. Drukknop „OFF” (uitschakeling)

7. Drukknop airconditioning

8. Drukknop „AUTO”

9. LCD-display

ONDERHOUD

Als de airconditioning lange tijd niet wordtgebruikt, bijvoorbeeld in de winter, kun-nen de prestaties minder zijn als u het sys-teem weer inschakelt. Schakel de aircon-ditioning regelmatig in om de doelmatig-heid en de levensduur van het systeem tegaranderen. Laat de airconditioning tenminste een keer per maand bij draaiendemotor een minuut werken. Op deze wijzekan het koelmiddel circuleren en wordtde smeerolie verspreid waardoor de interne onderdelen beter beschermd worden.

De airconditioning is voorzien van lucht-filters. Reinig of vervang de luchtfilters zoals is aangegeven in de paragraaf „Ge-programmeerd onderhoud” in het deel„CONTROLES EN ONDERHOUD”.Laat deze werkzaamheden bij voorkeurdoor het Fiat Servicenetwerk uitvoerenomdat het onderste opbergvak verwijderdmoet worden.

Page 106: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

105

(1) (9) (2)

(7) (3)(5)(4)(6)(8)

79JF008

(1)

(7)

79JF013

Keuzeknop temperatuur (1)

Draai de knop (1) om de temperatuur inte stellen.

Drukknop airconditioning (7)

Met de drukknop (7) kan de airconditio-ning worden in- en uitgeschakeld.

Druk op de knop om de airconditioningin te schakelen: op het LCD-display ver-schijnt de melding „A/C ON”. Druk nog-maals op de knop om de airconditioninguit te schakelen: op het LCD-display dooftde melding „A/C ON”.

Page 107: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

106

(2)

80JM047

(3)

(a)

(b)

79JF009

Keuzeknop voor aanjagersnelheid (2)

Met de knop (2) kan de aanjager wordeningeschakeld en de snelheid worden geregeld.

Als de knop „AUTO” (8) is ingedrukt, danwordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld door het klimaatregelsysteem omde ingestelde temperatuur te handhaven.

Keuzeknop voor luchttoevoer (3)

Met de knop (3) kan de luchttoevoer volgens een van de volgende methodenworden gekozen.

Als de knop „AUTO” (8) is ingedrukt, danwordt de luchttoevoer automatisch geregeld door het klimaatregelsysteem omde ingestelde temperatuur te handhaven.

LUCHTRECIRCULATIE (a)

Als deze methode is gekozen, dan is detoevoer van buitenlucht afgesloten enwordt de lucht in het interieur gerecircu-leerd. Wij raden u aan de luchtrecirculatiein te schakelen op plaatsen met veront-reinigde lucht zoals in tunnels of als u delucht in het interieur snel wilt afkoelen.

BUITENLUCHT (b)

Als deze methode is gekozen, dan wordtlucht van buiten toegevoerd.

Telkens als u op de knop voor de lucht-toevoer drukt, wijzigt de luchttoevoer tussen „BUITENLUCHT” en „LUCHT-RECIRCULATIE”.

OPMERKING Schakel de functie„LUCHTRECIRCULATIE” niet te lang in,omdat de luchtkwaliteit in het interieurdaardoor kan verslechteren. Kies daaromaf en toe de functie „BUITENLUCHT”.

Page 108: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

107

(4)

(c)

(d)

(e)

( f )

80JM049

79J065

79J066

79J068

79J067

Keuzeknop voor luchtstroom (4)

Met de knop (4) kan de luchtverdeling volgens een van de volgende methodenworden ingesteld. De gekozen functiewordt aangegeven op het LCD-display.

Als de knop „AUTO” (8) is ingedrukt, danwordt de luchtverdeling automatisch geregeld door het klimaatregelsysteem omde ingestelde temperatuur te handhaven.

Ventilatie (c)

Luchtstroom met een geregelde tempe-ratuur uit de luchtroosters in het middenen aan de zijkant.

Bi-level (d)

Luchtstroom met een geregelde tempe-ratuur uit de luchtroosters in de been-ruimten en koelere lucht uit de lucht-roosters in het midden en aan de zijkant.Als de keuzeknop voor de temperatuur-regeling (1) helemaal in de stand KOUD(COLD) of WARM (HOT) staat, is detemperatuur van de lucht uit de lucht-roosters in de beenruimte en uit de lucht-roosters in het midden en aan de zijkantdezelfde.

Verwarmen (e)

Luchtstroom met een geregelde tempe-ratuur uit de luchtroosters in de been-ruimte en de luchtroosters aan de zijkant,en in mindere mate uit de luchtroostersvoor ontwaseming van de voorruit en dezijruiten.

Verwarmen en ontwasemen (f)

Luchtstroom met een geregelde tempe-ratuur uit de luchtroosters in de been-ruimten, uit de luchtroosters voor ontwasemen van de voorruit en de zij-ruiten en uit de luchtroosters aan de zijkant.

Page 109: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

108

(5)

80JM050

(7) (6)

(8)(1)

80JM126

80JM051

Drukknop ontwasemen (5)

Druk op de knop (5) om de ontwasemingin te schakelen.

Ontwaseming

Luchtstroom met een geregelde tempe-ratuur uit de luchtroosters voor ontwa-semen van de voorruit en de zijruiten enuit de luchtroosters aan de zijkant.

OPMERKING Na het indrukken van knop(5) voor het inschakelen van de ontwa-seming, schakelt ook de airconditioningin en wordt de luchttoevoer automatischop „BUITENLUCHT” gezet. Echter bijzeer lage temperaturen schakelt de air-conditioning niet in.

BEDIENINGSINSTRUCTIES VOOR HET SYSTEEM

Automatische werking

Het klimaatregelsysteem kan automatischwerken. Om het systeem automatisch hetklimaat in het interieur te laten regelenmoet de volgende procedure worden aangehouden:

❒ Start de motor.

❒ Druk op knop „AUTO” (8).

❒ Stel de gewenste temperatuur in metde keuzeknop voor de temperatuur (1).

Voor het handhaven van de ingesteldetemperatuur worden de aanjagersnelheid,de luchttoevoer en de luchtstroom auto-matisch geregeld.

Eventueel kan m. b. v. knop (7) de air-conditioning met de hand op basis van depersoonlijke voorkeur, worden in- of uitgeschakeld. Als u de airconditioning uitschakelt, dan kan het klimaatregel-systeem de temperatuur in het interieurniet verlagen tot onder de temperatuurvan de buitenlucht.

Druk op de knop „OFF” (6) om het klimaatregelsysteem uit te schakelen.

OPMERKING Bij een probleem in het verwarmingssysteem of de airconditioninggaat het opschrift „AUTO” op het LCD-display knipperen. Laat het systeem doorhet Fiat Servicenetwerk controleren.

Page 110: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

109

(11)

(10)

80JM127 79J070

OPMERKING

❒ Begin met een temperatuurinstellingvan 22°C (72°F) om de aangenaamstetemperatuur te vinden.

❒ Als u de keuzeknop voor de tempera-tuur (1) draait totdat er „HI” of „LO”op het LCD-display verschijnt, werkt deklimaatregeling met de maximale ver-warmings- of koelingscapaciteit en werktde aanjager op de hoogste snelheid.

❒ Om de toevoer van koude lucht als hetkoud is en warme lucht als het warmis, te vermijden, vertraagt het systeemde inschakeling van de aanjager zolanger geen verwarmde of gekoelde luchtbeschikbaar is.

❒ Als uw auto in de zon heeft gestaan met gesloten ruiten, dan koelt de autosneller af als u de ruiten even openzet.

❒ Ook tijdens de automatische werkingkunt u handmatig enkele functies aan-passen. De handmatig gekozen instel-lingen worden aangehouden, terwijl alleandere functies automatisch geregeldblijven.

❒ Om de automatische regeling voor deaanjagersnelheid (knop 2), de lucht-toevoer (knop 3) en de luchtstroom (knop 4) te herstellen, moet u op knop „AUTO” (8) drukken.

Zorg dat de interieurtemperatuursensor(10) (tussen het stuurwiel en het bedie-ningspaneel van de klimaatregeling) of dezonnestralingsensor (11) (op het dash-board aan bestuurderszijde) niet afgedektworden.

Deze sensoren worden door het auto-matische systeem gebruikt om de tempe-ratuur te regelen.

Handmatige bediening

Het klimaatregelsysteem kan ook hand-matig worden geregeld. Zet de keuze-knoppen in de gewenste stand.

OPMERKING Voor maximale ontwase-ming:

❒ druk op de knop (5) voor het inscha-kelen van de ontwaseming (ook de airconditioning schakelt in en de lucht-toevoer wordt automatisch op „BUITENLUCHT” gezet),

❒ zet de aanjagersnelheid op „HIGH”(HOOG),

❒ draai de keuzeknop voor de tempera-tuur totdat het opschrift „HI” op hetLCD-display verschijnt,

❒ richt de luchtstroom uit de luchtroos-ters aan de zijkant op de zijruiten.

ONDERHOUD

Als de airconditioning lange tijd niet wordtgebruikt, bijvoorbeeld in de winter, kunnende prestaties minder zijn als u het systeemweer inschakelt. Schakel de airconditioningregelmatig in om de doelmatigheid en delevensduur van het systeem te garanderen.Laat de airconditioning ten minste een keerper maand bij draaiende motor een minuutwerken. Op deze wijze kan het koelmiddelcirculeren en wordt de smeerolie verspreidwaardoor de interne onderdelen beter beschermd worden.

Page 111: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

110

AUTORADIO

❒ Als u op een erg slecht wegdek rijdt,kan het geluid door trillingen over-springen.

❒ Het apparaat is een precisie-instrument.Open of verwijder de speler nooit ensmeer de draaiende delen nooit met vetin, ook niet als zich problemen voor-doen. Breng het apparaat naar het FiatServicenetwerk.

De airconditioning is voorzien van lucht-filters. Reinig of vervang de luchtfilters zoals is aangegeven in de paragraaf „Ge-programmeerd onderhoud” in het deel„CONTROLES EN ONDERHOUD”.Laat deze werkzaamheden bij voorkeurdoor het Fiat Servicenetwerk uitvoerenomdat het onderste opbergvak verwijderdmoet worden.

OPMERKING De airconditioning maaktgebruik van het koelmiddel HFC-134a,meestal aangeduid met „R-134a”. Hetkoelmiddel R-134a heeft in 1993 het koel-middel R-12 in de automobielindustrievervangen. Er zijn ook andere koelmid-delen beschikbaar, inclusief het gerecy-cleerde koelmiddel R-12. In uw auto magalleen het type R-134a gebruikt worden.

BELANGRIJK Als u het verkeerde koel-middel gebruikt, kan de airconditioning beschadigd worden. Gebruik uitsluitendR-134a. Meng of vervang het koelmiddelR-134a niet met of door een ander typekoelmiddel.

Een te hoog volume tijdenshet rijden kan zowel uw leven

als het leven van anderen in gevaarbrengen. Regel het volume altijd zodat omgevingsgeluiden (bijv. claxonsen sirenes van ambulance, politieenz.) hoorbaar blijven.

ATTENTIE!

FM/MW/LW-RADIO MET CD-SPELER EN CD-WISSELAAR

VOORZORGSMAATREGELEN

❒ Als de temperatuur in de auto zeer laagis en u de CD-speler direct na het in-schakelen van de verwarming gebruikt,kan zich condens op de CD vormen ofop de optische delen van de spelerwaardoor de weergave slecht kan zijn.Als er condens op de CD zit, maak deCD dan met een zachte doek schoon.Als er condens op de optische delenvan de speler zit, mag de speler mini-maal een uur niet gebruikt worden zodat de condens op een natuurlijkewijze kan verdwijnen.

79J188

Page 112: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

111

Nieuwe CD’s kunnen oneffenheden heb-ben rondom de randen. Als u deze CD’sgebruikt, kunnen ze niet worden weer-gegeven of kan het geluid overspringen.Verwijder deze oneffenheden (C) aan deranden met een ballpoint (B) voordat u deCD in het apparaat plaatst.

Neem de CD uit het doosje door in hetmidden van het doosje te drukken en deCD aan de rand omhoog te trekken.

Pak de CD altijd bij de randen vast.

Raak nooit het CD-oppervlak aan.

52D275

CD uitwerpenJuiste manier om eenCD vast te houden

Verwijder vingerafdrukken en stof van hetCD-oppervlak m.b.v. een zachte doek van-uit het midden naar de randen.

(B)(B)(C)

52D277

Plak geen stickers op het CD-oppervlaken schrijf nooit met een pen of potloodop het CD-oppervlak.

VOORZORGSMAATREGELENVOOR CD’S

Het apparaat is specifiek ontworpen voorhet afspelen van CD’s met het merk (A).

Geen enkele andere CD kan worden weer-gegeven.

(A)

52D274

52D347 52D348

Page 113: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

112

52D349

52D350

52D351

(A)

52D274

52D291

Gebruik geen oplosmiddelen, antistatischesprays of ontvetters voor het reinigen vaneen CD.

Gebruik geen CD’s met krassen, barstenof vervormingen enz. Het gebruik van dergelijke CD’s kan storingen of schadeveroorzaken.

OPMERKINGEN

❒ Gebruik geen in de handel verkrijgba-re beschermfolies voor CD’s of CD’smet stabilisatoren enz. omdat deze kun-nen vastlopen in het inwendige mecha-nisme en de CD kunnen beschadigen.

❒ Een goede werking is niet gegarandeerdbij het gebruik van CD-R-schijven die opeen afwijkend formaat zijn beschreven.

❒ Het apparaat is niet geschikt voor deweergave van CD-RWs.

CD BELUISTEREN

❒ CD’s of CD-ROMS zonder het merk(A) kunnen niet gebruikt worden.

❒ Bepaalde CD’s met het formaat CD-R\CD-RW kunnen niet gebruikt worden.

❒ De CD moet met het etiket aan de bovenzijde in het apparaat worden geplaatst.

❒ Als er al een CD in het apparaat zit, kaner geen andere CD geplaatst worden.Duw de CD niet met kracht in het apparaat.

❒ Als een lege (onbeschreven) CD wordtingestoken, dan wordt de CD uitge-worpen.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Steek nooit uw vingers, uw hand ofvoorwerpen in de opening van de CD-speler.

❒ Steek nooit een CD in het apparaat metlijmsporen op het etiket of op het uit-leenetiket van de CD of met lijmsporenvan een verwijderd etiket. Lijmsporenkunnen het uitwerpen van de CD verhinderen of storingen veroorzaken.

Stel de CD’s niet bloot aan warmte-bronnen of direct zonlicht.

Page 114: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

113

ALGEMENE INFORMATIE

1. Toets on/off (inschakelen/uitschake-len) – draaiknop volumeregeling

2. Toets mute

3. Toets Audio

4. Toets Up (selecteren/omhoog zoeken)

5. Toets Down (selecteren/omlaagzoeken)

Toets on/off

Druk op de toets on/off (1) om het systeem in te schakelen.

Druk nogmaals op de toets on/off (1) omhet systeem uit te schakelen.

Volume Up/Down

Draai de draaiknop voor de volume-regeling (1) rechtsom om het volume teverhogen.

Draai de draaiknop voor de volume-regeling (1) linksom om het volume teverlagen.

Mute on/off

Druk op de toets mute (2) om het geluidtijdelijk uit te zetten.

RADIOANTENNE(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De radioantenne op de voorzijde van hetdak kan worden omgeklapt of verwijderd.Pak de antenne aan de onderkant vast omhem om te klappen. Draai de antennelinksom als u hem wilt verwijderen. Draaide antenne rechtsom als u hem weer wiltmonteren.

BELANGRIJK Om beschadiging aan de antenne te voorkomen:

❒ Verwijder de antenne voordat u eenwastunnel binnengaat.

❒ Verwijder de antenne of klap hem omals hij ergens tegen aan kan stoten, bijv.tegen een laag plafond in een garage of als u de auto afdekt met een beschermhoes.

80G143

Druk nogmaals op de toets mute (2) omhet geluid weer in te schakelen.

OPMERKINGEN

❒ Bij ingeschakelde CD-speler wordt defunctie play tijdelijk onderbroken (pauze-functie) of het volume wordt uitgezet(mute-functie).

❒ Als het systeem wordt uitgeschakeld ofeen willekeurige toets wordt ingedrukt,wordt de mute-functie automatisch uit-geschakeld.

AudioregelingMet deze toets kunt u de volgende functiesregelen: Bass (lage tonen), Treble (hogetonen), Balance (balansregeling kanalenrechts/links), Fader (balansregeling kanalenvoor/achter).

Druk op de toets audio (3) om de gewenstefunctie te selecteren.

Telkens als u op de toets audio (3) drukt,kunt u de beschikbare functies als volgtwijzigen:

79J189

Page 115: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

114

RADIO

4. Toets Up (selecteren/omhoog zoeken)

5. Toets Down (selecteren/omlaag zoeken)

6. Toets FM/AM

7. Programmeertoets [1] tot [6]

8. Toets voor automatisch zoeken

Radio

Als u op de toets FM/AM (6) drukt nadathet systeem is uitgeschakeld of een andereaudiobron is ingeschakeld, wordt afge-stemd op het laatst beluisterde station.

Golfband

Iedere keer als u de radio selecteert metde toets FM/AM (6), wisselt de golfbandals volgt:

FM1/FM2/LW/MW1/MW2/(FM1)

Handmatige afstemming

Met de toets Up (4) of Down (5) kuntu op een frequentie afstemmen.

(4): Hogere frequentie

(5): Lagere frequentie

BAS (Bass, lage tonen)/TRE (Treble, hogetonen)/BAL (Balance, balansregeling)/FAD(Fader, fadingeffect)/AVC (Auto VolumeControl, automatische volumeregeling) (alleen MP3-uitvoering)

Als u opnieuw op de toets audio (3) drukt,worden de betreffende functies uitge-schakeld.

Druk op de toets Up (4) of Down (5) omde geselecteerde functies te regelen.

❒ BAS (Bassen)(4): Lage tonen versterken(5): Lage tonen verzwakken

❒ TRE (hoge tonen)(4): Hoge tonen versterken(5): Hoge tonen verzwakken

❒ BAL (balansregeling rechts/links)(4): Volume van de linker luidspreker verlagen(5): Volume van de rechter luidspreker verlagen:

❒ FAD (balansregeling voor/achter)(4): Volume van de luidspreker voor verlagen(5): Volume van de luidspreker achter verlagen:

❒ AVC (Auto Volume Control, automati-sche volumeregeling) (alleen MP3-uitvoe-ring) (4): AVC OFF/AVC1/AVC2/AVC3(5): AVC3/AVC2/AVC1/AVC OFF

OPMERKING De automatische volume-regeling AVC regelt automatisch het geluidsvolume (verhogen of verlagen) opbasis van de snelheid van de auto.

Automatische afstemming

Als u de toets Up (4) of Down (5) loslaatnadat u de toets 1 of meer seconden hebtingedrukt, start het automatisch zoekenvanaf het eerste te ontvangen station.

(4): Hogere frequentie

(5): Lagere frequentie

OPMERKING Als de AF-functie is in-geschakeld, wordt er alleen naar RDS-stations gezocht.

79J190

Page 116: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

115

❒ De stations kunnen worden gepro-grammeerd op FM1, FM2, LW, MW1en MW2.

❒ Er kunnen maximaal zes stations worden geprogrammeerd. Als u geenstations vindt met een sterk ont-vangstsignaal, kan het aantal gepro-grammeerde stations lager zijn dan zes.

❒ Nadat de stations geprogrammeerdzijn, wordt afgestemd op het station datis opgeslagen onder toets [1]. Als geenenkel station wordt gevonden, wordtop de vorige frequentie afgestemd.

❒ Als de stations worden geherprogram-meerd, worden de oude gegevensoverschreven door de nieuwe.

❒ Als de AF-functie is ingeschakeld, wordter alleen naar RDS-stations gezocht.

Geprogrammeerde stationsselecteren

Als u 2 of meer seconden op een van devan [1] tot [6] genummerde program-meertoetsen (7) drukt, wordt afgestemdop het onder die toets opgeslagen station.

OPMERKING Als u op een toets druktwaaronder geen station is opgeslagen,toont het display „---”.

Handmatig programmeren

Als u 2 of meer seconden op een van devan [1] tot [6] genummerde program-meertoetsen (7) drukt, wordt afgestemdop het onder die toets opgeslagen station.

OPMERKINGEN

❒ De stations kunnen worden gepro-grammeerd op FM1, FM2, LW, MW1en MW2.

❒ Als de stations worden geherprogram-meerd, worden de oude gegevensoverschreven door de nieuwe.

Automatisch programmeren

Als u 2 of meer seconden op de toetsvoor automatisch zoeken (8) drukt, wor-den automatisch zes stations met eensterk signaal op de huidige golfband geprogrammeerd.

OPMERKINGEN

❒ Het automatisch programmeren kanworden uitgeschakeld door de toetsvoor het automatisch zoeken (8) in te drukken terwijl het automatisch programmeren bezig is.

RDS (Radio Data System)

1. Toets on/off – draaiknop volume-regeling

4. Toets Up (selecteren/omhoog zoeken)

5. Toets Down (selecteren/omlaag zoeken)

9. Toets automatische afstemming (AF)

10. Toetsen verkeersinformatie (TA)

11. Keuzetoets programmatype PTY

Wat is het RDS-systeem?

Bepaalde FM-stations zenden extra gege-vens uit die compatibel zijn met het RDS-systeem. Dit systeem biedt extra functiesdankzij het gebruik van die gegevens.

De beschikbaarheid van de RDS-serviceverschilt per gebied. Houdt u er daaromrekening mee dat de volgende functies nietin elk gebied beschikbaar kunnen zijn.

AF (Alternative Frequency)

Er wordt gezocht naar een alternatievezender die hetzelfde programma uitzendt,maar met een betere ontvangst en erwordt automatisch op deze zender af-gestemd.

Page 117: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

116

REG (Region)

U kunt een gebied instellen waarin u deAF-functie gebruikt om stations te selec-teren. Als de REG-functie is ingeschakeld,is de AF-functie alleen actief in het huidigegebied.

PS (Program Service Name)

In plaats van de frequentie wordt de naamvan het station weergegeven.

PTY (Program Type)

U kunt programma’s zoeken aan de handvan het type.

79J191

TA (Traffic Annoucement)

Er wordt gezocht naar stations die ver-keersinformatie (TP) uitzenden en op deze stations wordt afgestemd. Stationsdie verkeersinformatie uitzenden wordenTP-stations genoemd.

EON (Enhanced Other Network)

De RDS-informatie wordt constant bijge-werkt op basis van de huidige positie.

De aanduiding „EON” blijft branden terwijl u RDS-informatie ontvangt.

Ontvangst van alarmberichten

Alarmberichten worden automatisch uitgezonden en weergegeven.

AF/REG On/Off

Telkens als u op de toets voor automati-sche afstemming (9) drukt, wijzigt AF/REGals volgt:

AF ON/REG OFF/AF ON/REG ON/AFOFF/REG OFF/(AF ON/ REG OFF)

De aanduiding „AF” gaat branden als AFis ingeschakeld (ON). Ook de aanduiding„REG” gaat branden als REG is ingescha-keld (ON).

TA On/off

Druk op de toets voor verkeersinformatie(10) om de TA-functie in te schakelen endruk opnieuw op de toets om de TA-functie uit te schakelen.

Als de TA-functie is ingeschakeld, brandtde aanduiding „TA”.

De aanduiding „TP” blijft branden terwijlu TP-informatie ontvangt.

OPMERKINGEN

❒ Als u op de toets Up (4) of Down (5)drukt terwijl de TA-functie is ingescha-keld, dan wordt er gezocht naar eenTP-station TP (TP SEEK).

❒ Als u binnen 20 seconden na de in-schakeling van de TA-functie geen informatie ontvangt, wordt het zoekenTP SEEK automatisch een keer uitge-voerd.

❒ Als u geen enkel TP-station ontvangt,verschijnt het opschrift „NOTHING”(niets).

TA Standby

Als bij ingeschakelde CD-speler of CD-wisselaar verkeersinformatie (TP) wordtontvangen als de TA-functie actief is,wordt automatisch op de radio afgestemd;als de verkeersinformatie eenmaal is uitgezonden, wordt weer op de eerderingeschakelde audiobron afgestemd.

Page 118: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

117

PTY Search

U kunt programma’s zoeken aan de handvan het type.

❒ Druk op de keuzetoets voor het programmatype (11) om de PTY-functie te selecteren

❒ Draai de draaiknop voor de volumeregeling (1) om het gewensteprogrammatype te selecteren.

Draai de draaiknop voor de volume-regeling (1) rechtsom om de mogelijk-heden in de volgende volgorde te door-lopen: (Als u de draaiknop linksom draait,doorloopt u de lijst in de omgekeerdevolgorde)

NO PTY/NEWS/AFFAIR /INFO/SPORTS/EDUCATE/DRAMA/CULTURE/SCIEN-CE/ VARIED/POP/ROCK/EASY M/LIGHTM/CLASSICS/OTHER M/WEATHER/FINANCE/CHILDREN/SOCIAL/RELIGION/PHONE IN/TRAVEL/LEISURE/JAZZ/COUNTRY/NATION M/OLDIES/FOLKM/DOCUMENT/(NEWS)

❒ Als u op de toets Up (4) of Down (5)drukt terwijl PTY is weergegeven,wordt het zoeken gestart.

OPMERKING Als het geselecteerde programmatype niet wordt ontvangen,verschijnt het opschrift „NOTHING” envervolgens opnieuw PTY. Als u op detoets Up (4) of Down (5) drukt, wordter opnieuw naar hetzelfde programma-type gezocht.

CD-SPELER4. Toets Up (volgende kiezen)

5. Toets Down (vorige kiezen)

12. Toets CD

13. Uitwerptoets CD (eject)

14. Toets korte weergave (scan)

15. Herhaaltoets (repeat)

16. Toets willekeurige weergave(random)

CD-speler

U kunt de CD-speler selecteren door detoets CD (12) in te drukken als het apparaat is uitgeschakeld of als afgestemdis op een andere audiobron.

OPMERKINGEN

❒ De CD-speler kan niet geselecteerdworden als er geen CD in de speler zit.

❒ Als is overgeschakeld naar de CD-wisselaar, moet opnieuw op de CD-toets (12) worden gedrukt.

79J192

Laden/uitwerpen van een CD

Voordat u een CD plaatst, moet u contro-leren of het etiket naar boven gekeerd is.

Druk voor het uitnemen van de CD opde toets eject (13).

OPMERKING De aanduiding „CD IN”blijft branden zolang de CD in het appa-raat zit. Steek geen andere CD in het ap-paraat als de aanduiding „CD IN” brandt.

Muziekstuk selecteren

Met de toets Up (4) of Down (5) kuntu het gewenste muziekstuk selecteren.

(4): Volgende muziekstuk

(5): Vorige muziekstuk (twee keer indrukken)

Snel vooruitspoelen/Snel terugspoelen

De weergavesnelheid neemt toe of af alsu de toets Up (4) of Down (5) ingedrukthoudt.

(4): Snel vooruitspoelen

(5): Snel terugspoelen

OPMERKINGEN

❒ Als bij ingeschakelde REPEAT het geselecteerde muziekstuk het einde be-reikt, wordt het opnieuw weergegeven.

❒ Als u de toets voor snel vooruitspoelentot aan het einde van de CD ingedrukthoudt, wordt teruggekeerd naar heteerste muziekstuk.

Page 119: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

118

SCAN Play

Druk voor een korte weergave (de eerste10 seconden van ieder muziekstuk wordenweergegeven) op toets (14).

Druk voor het uitschakelen van de korteweergave opnieuw op toets (14).

De aanduiding „SCN” blijft branden tijdensde korte weergave.

REPEAT Play

Druk voor het herhalen (hetzelfde muziek-stuk wordt continu herhaald) op toets (15).

Druk voor het uitschakelen van de herhaal-functie opnieuw op toets (15).

De aanduiding „RPT” blijft branden tijdensde herhaling.

RANDOM Play

Druk voor het willekeurig afspelen (demuziekstukken op de CD worden in wille-keurige volgorde afgespeeld) op toets (16).

Druk voor het uitschakelen van de wille-keurige weergave opnieuw op toets (16).

De aanduiding „RDM” blijft branden tijdensde willekeurige weergave.

CD-WISSELAAR (CD Changer)

De CD-wisselaar is een optional. Raad-pleeg het Fiat Servicenetwerk voor meerinformatie.

4. Toets Up (volgende kiezen)

5. Toets Down (vorige kiezen)

12. Toets CD

14. Toets korte weergave (scan)

15. Herhaaltoets (repeat)

16. Toets willekeurige weergave (random)

17. Toets volgende CD

18. Toets vorige CD

CD-wisselaar

U kunt de CD-wisselaar selecteren doorde toets CD (12) in te drukken als hetapparaat is uitgeschakeld of als afgestemdis op een andere audiobron.

OPMERKINGEN

❒ CD Changer kan niet worden geselec-teerd als de CD-wisselaar niet is aan-gesloten of als er geen CD in de speler zit.

❒ Als is overgeschakeld naar de CD-speler, moet opnieuw op de CD-toets(12) worden gedrukt.

Volgende/vorige CD selecteren

U kunt de gewenste CD selecteren doorde toets voor volgende CD (17) of vorigeCD (18) in te drukken.

(17) Volgende CD

(18) Vorige CD

Muziekstuk selecteren

Met de toets Up (4) of Down (5) kuntu het gewenste muziekstuk selecteren.

(4): Volgende muziekstuk

(5): Vorige muziekstuk (twee keer indrukken)

79J193

Page 120: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

119

❒ DISC SCAN Play

Druk voor een korte CD-weergave (deeerste 10 seconden van het eerste muziek-stuk van iedere CD worden weergegeven)1 of meer seconden op toets (14).

Druk voor het uitschakelen van de korteCD-weergave opnieuw op toets (14).

De aanduiding „D. SCN” blijft branden tijdens de versnelde weergave.

REPEAT Play

❒ REPEAT Play

Druk voor het herhalen (hetzelfde muziek-stuk wordt continu herhaald) op toets (15).

Druk voor het uitschakelen van de herhaalfunctie opnieuw op toets (15).

De aanduiding „RPT” blijft branden tijdensde herhaling.

❒ DISC REPEAT Play

Druk voor herhaling van de CD (dezelfdeCD wordt continu herhaald) 1 of meerseconden op toets (15).

Druk voor het uitschakelen van de herhaalfunctie opnieuw op toets (15).

De aanduiding „D. RPT” blijft branden tijdens de herhaling van de CD.

RANDOM Play

❒ RANDOM Play

Druk voor het willekeurig afspelen (de muziekstukken op de CD worden in willekeurige volgorde afgespeeld) op toets (16).

Druk voor het uitschakelen van de wille-keurige weergave opnieuw op toets (16).

De aanduiding „RDM” blijft branden tijdens de willekeurige weergave.

❒ DISC RANDOM Play

Druk voor het willekeurig afspelen vanCD’s (de muziekstukken van alle CD’sworden willekeurig afgespeeld) 1 of meerseconden op toets (16).

Druk voor het uitschakelen van de wille-keurige weergave opnieuw op toets (16).

De aanduiding „D. RDM” blijft brandentijdens de willekeurige weergave.

Snel vooruitspoelen/Snel terugspoelen

De weergavesnelheid neemt toe of af alsu de toets Up (4) of Down (5) ingedrukthoudt.

(4): Snel vooruitspoelen

(5): Snel terugspoelen

OPMERKINGEN

❒ Als bij ingeschakelde REPEAT het geselecteerde muziekstuk het einde be-reikt, wordt het opnieuw weergegeven.

❒ Als u de toets voor snel vooruitspoelentot aan het einde van de CD ingedrukthoudt, wordt teruggekeerd naar heteerste muziekstuk.

SCAN Play

❒ SCAN Play

Druk voor een korte weergave (de eerste10 seconden van ieder muziekstuk wordenweergegeven) op toets (14).

Druk voor het uitschakelen van de korteweergave opnieuw op toets (14).

De aanduiding „SCN” blijft branden tijdensde korte weergave.

Page 121: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

120

MP3/WMA-SPELER (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

4. Toets volgende bestand

5. Toets vorige bestand

12.CD-toets

13.Uitwerptoets

15.Herhaaltoets

16.Toets willekeurig afspelen

17.Toets volgende map

18.Toets vorige map

20.Toets tekstweergave

Wat zijn MP3- en WMA-formaten?

MP3 (MPEG1/2 Audio Layer-II/III) enWMA (Windows MediaTM Audio) zijncompressietechnieken voor digitale audio.De eerste is ontwikkeld door MPEG (Motion Picture Experts Group) en detweede door Microsoft Corporation.M.b.v. deze compressietechnieken kunnende inhoud van circa 10 muziek-CD’s tot1 CD worden gecomprimeerd (deze ver-houding heeft betrekking op gegevens opeen CD-R of CD-RW van 650 Mb opge-slagen met een vaste bitrate van 128 kbpsen een sample-frequency van 44,1 kHz).

79J194

Opmerkingen over het aanmakenvan MP3/WMA-bestanden

MP3 en WMA

❒ Voor een goede audiokwaliteit verdienthet aanbeveling een hoge bitrate ensample-frequency te kiezen.

❒ Het gebruik van VBR (Variable Bit Rate)wordt afgeraden omdat de afspeelduurniet correct wordt weergegeven en deweergave onderbrekingen kan vertonen.

❒ De geluidskwaliteit is afhankelijk van decoderingsmethode.

Zie voor meer informatie de handleidingvan uw coderings- en opnamesoftware.

MP3❒ Aanbevolen wordt een bitrate-instelling

van „128 kbps of hoger” en „vast”.

WMA

❒ Aanbevolen wordt een bitrate-instellingvan „64 kbps of hoger” en „vast”.

❒ Om weergave door dit apparaat mogelijk te maken, mag de kopieer-beveiliging van het WMA-bestandenniet worden ingesteld.

OPMERKING Geef bestanden nooit de extensie „ .mp3” of „ .wma” als ze niet hetMP3- of WMA-formaat hebben. Er kunnengeluiden worden weergegeven die niet alleen de luidsprekers maar ook uw gehoorkunnen beschadigen.

MP3/WMA-bestanden op een CDopslaan❒ Brand geen CD’s met zowel CD-DA-

bestanden als MP3/WMA-bestanden.

❒ Als er op een CD zowel CD-DA alsMP3- of WMA-bestanden staan, dankunnen de muziekstukken mogelijk opeen afwijkende wijze of bepaalde muziekstukken in het geheel niet worden weergegeven.

❒ Als u MP3- en WMA-bestanden op eenCD opslaat, gebruik dan gescheidenmappen voor elk van de beide data-formaten.

❒ Zet geen andere dan MP3- of WMA-bestanden op de CD en voorkom dater onnodige mappen op de CD staan.

❒ De naam moet aan een MP3-/WMA-bestand worden toegekend op basisvan de volgende richtlijnen, waarbij de voorschriften van elk file-system gerespecteerd moeten worden.

Page 122: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

121

Laden en uitwerpen van de CD

Als u een CD plaatst, zorg dan dat het gedeelte met het etiket aan de bovenzijdezit. Druk voor het uitwerpen op de uit-werptoets (13).

OPMERKING: De aanduiding CD IN blijft branden zolang er in het apparaat eenCD aanwezig is. Plaats geen CD als de aanduiding CD IN brandt.

Volgende en vorige bestand

U kunt het gewenste bestand selecterendoor op de toets volgende bestand (4) ofop de toets vorige bestand (5) te drukken.

(4): Volgende bestand

(5): Vorige bestand (twee keer indrukken)

Volgende en vorige map

U kunt de gewenste map selecteren doorop de toets volgende map (17) of op detoets vorige map (18) te drukken.

(17): Volgende map

(18): Vorige map

❒ De extensies „ .mp3” of „ .wma” moe-ten aan een bestand op basis van het bij-behorende formaat worden toegekend.

❒ Er kunnen problemen optreden bij deweergave van een MP3-/WMA-bestandof de weergave van informatie over hetMP3-/WMA-bestand als de opnamemet bepaalde typen opnamesoftwareof CD-recorders heeft plaatsgevonden.

❒ Dit apparaat heeft geen playlist-functie.

❒ Ook als Multisession-recording wordtondersteund, verdient het toch aanbe-veling de „Disc-at-once”-optie te kiezen.

MP3-compressieformaten

❒ Bitrate

MPEG1 Audio Layer II: 64k – 320 kbps

MPEG1 Audio Layer III: 32k – 320 kbps

MPEG2 Audio Layer II: 64k – 320 kbps

MPEG2 Audio Layer III: 8k – 160 kbps

❒ Sample-frequency

MPEG1 Audio Layer II/III: 44.1 k/48 k/32 kHz

MPEG2 Audio Layer II/III: 22.05 k/24 k/16 kHz

WMA (Ver. 7, Ver. 8, Ver. 9*)

❒ Bitrate 32 k – 192 kbps

❒ Sample-frequency 44.1 k/48 k/32 kHz

* WMA 9 Professional/LossLess/Voiceworden niet ondersteund.

Ondersteunde bestandssystemen

ISO 9660 Level 1/Level 2, Apple-extensionISO 9660, Joliet, Romeo

Max. aantal bestanden/mappen

❒ Max. aantal bestanden: 511 (bestanden+ mappen)

❒ Max. aantal bestanden in een map: 255

❒ Max. aantal bestanden in een submap: 8

❒ Max. aantal mappen: 255 (inclusiefhoofdmap)

MP3/WMA-speler

Om de MP3/WMA-speler te selecteren,moet u op de CD-toets (12) drukkenbij uitgeschakeld apparaat of als een andere audiobron is ingeschakeld.

OPMERKING

❒ De MP3/WMA-speler wordt niet geselecteerd als geen enkele MP3/WMA-CD is geladen.

❒ Als is overgeschakeld naar het ladenvan CD’s, moet opnieuw de CD-toets (12) worden ingedrukt.

Page 123: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

122

Afspeelmogelijkheid REPEAT(herhalen)Voor de afspeelmogelijkheid REPEAT(continue herhaling van het huidige bestand), moet u op de herhaaltoets (15)drukken.

Om deze afspeelmogelijkheid te onder-breken, moet u opnieuw op de herhaal-toets (15) drukken.

De aanduiding RPT blijft branden tijdensde herhaling.

Afspeelmogelijkheid RANDOM(willekeurig afspelen)Voor de afspeelmogelijkheid RANDOM(willekeurig afspelen van de bestanden opde CD), moet u op de toets willekeurigafspelen (16) drukken.

Om deze afspeelmogelijkheid te onder-breken, moet u opnieuw op de toets willekeurig afspelen (16) drukken.

De aanduiding RDM blijft branden tijdenshet willekeurig afspelen.

DIEFSTALBEVEILIGING (SEC)

1. Toets on/off – draaiknop volumeregeling

4. Toets Up

11. Keuzetoets programmatype

19. Van [1] tot [4] genummerde toetsen

Snel vooruit- en terugspoelen

De afspeelsnelheid neemt toe als u detoets (4) of (5) ingedrukt houdt.

(4): Snel vooruitspoelen

(5): Snel terugspoelen

OPMERKING

❒ Als de bestanden bij ingeschakelde REPEAT (herhalen) het einde bereiken,worden de bestanden weer normaal afgespeeld.

❒ Als u de toets voor snel vooruitspoeleningedrukt houdt tot het einde van deCD, dan wordt teruggekeerd naar heteerste bestand.

TekstweergaveTelkens als u de toets tekstweergave (20)indrukt bij ingeschakelde MP3/WMA-speler, wijzigt het display als volgt:

Verstreken speelduur/Naam map/Naambestand/(Verstreken speelduur)

OPMERKING: om de tekst te doorlopen,moet u de toets tekstweergave (20) 2 ofmeer seconden ingedrukt houden.

De autoradio is uitgerust met een dief-stalbeveiliging die bestaat uit een 4-cijfe-rige identificatiecode. Als de identificatie-code eenmaal is ingevoerd, dan kan de autoradio niet meer bediend worden zonder identificatiecode nadat de voedingvan de autoradio of de accu losgekoppeldis geweest.

OPMERKINGEN

❒ Als 10 keer een verkeerde identificatie-code wordt ingevoerd, toont het dis-play „HELP” en kan de autoradio nietmeer worden ingeschakeld.

❒ Als u uw identificatiecode bent ver-geten, raadpleeg dan het Fiat Service-netwerk.

79J195

Page 124: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

123

Identificatiecode wissen

De opgeslagen identificatiecode kan wor-den gewist. Na het wissen van de codekan een nieuwe identificatiecode wordeningevoerd. U kunt uw identificatiecode duszo vaak wijzigen als u wilt.

❒ Druk op de toets on/off (1) om het systeem uit te schakelen.

❒ Houd gelijktijdig de toetsen (19) metde nummers [3] en [4] ingedrukt endruk 1 of meer seconden op de toetson/off (1). Het display van de autoradiotoont „SEC”.

❒ Houd de toets Up (4) ingedrukt endruk op toets (19) met het nummer[1]. Het display van de autoradio toont„----”.

❒ Druk op de van [1] tot [4] genummerdetoetsen (19) en voer de identificatie-code van de gebruiker in. Iedere toetskomt overeen met een cijfer.Voer de opgeslagen identificatiecode in.

❒ Druk 2 of meer seconden op de keuze-toets voor het programmatype (11) omde identificatiecode in te voeren.Het systeem schakelt ongeveer 10 seconden uit na „----” weergegeven tehebben.

Identificatiecode gebruikerinvoeren

Als de identificatiecode van de gebruikereenmaal is ingevoerd, toont het display vande autoradio het opschrift „SEC” om u uitte nodigen de identificatiecode in te voe-ren als het apparaat weer is ingeschakeldof als het apparaat verwijderd of de acculosgekoppeld is geweest.

Het apparaat kan niet gebruikt worden alsde identificatiecode niet in de volgendevolgorde wordt ingevoerd.

OPMERKING Het display van de auto-radio toont niet het opschrift „SEC” alsde radio na uitschakeling weer binnen 20seconden wordt ingeschakeld.

❒ Houd de toets Up (4) ingedrukt en drukop toets (19) met het nummer [1].Het display van de autoradio toont„----”.

❒ Druk op de van [1] tot [4] genummerdetoetsen (19) en voer de identificatie-code van de gebruiker in. Iedere toetskomt overeen met een cijfer. Voer deopgeslagen identificatiecode in.

❒ Druk 2 of meer seconden op de keuze-toets voor het programmatype (11) omde identificatiecode in te voeren.Het systeem schakelt uit.Als u het apparaat weer inschakelt,wordt afgestemd op de radio.

Identificatiecode gebruikerinvoeren

❒ Druk op de toets on/off (1) om het systeem in te schakelen.

❒ Houd gelijktijdig de toetsen (19) metde nummers [3] en [4] ingedrukt endruk 1 of meer seconden op de toetson/off (1). Het display van de autoradiotoont „SEC”.

❒ Houd de toets Up (4) ingedrukt endruk op toets (19) met het nummer[1]. Het display van de autoradio toont„----”.

❒ Druk op de van [1] tot [4] genummerdetoetsen (19) en voer de identificatie-code van de gebruiker in. Iedere toetskomt overeen met een cijfer en hetnummer wordt iedere keer hoger alsu de toets indrukt.Als u bijvoorbeeld u het tweede cijfervan links wilt verhogen naar 3, moetu vier keer op de toets (19) met hetnummer [2] drukken.

❒ Druk 2 of meer seconden op de keuze-toets voor het programmatype (11) omde identificatiecode in te voeren.Het systeem schakelt uit na het op-schrift „SEC” te hebben weergegeven.Als de identificatiecode eenmaal is ingevoerd, wordt deze bij inschakelingvan het apparaat gevraagd als het apparaat is uitgenomen of de accu los-gekoppeld is geweest.

Page 125: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

124

STORINGEN VERHELPEN

Als er storingen in de werking zijn, voer dan de volgende controles uit.Als de geleverde suggesties niet voldoende zijn om het probleem op te lossen, wendt u dan tot een vestiging van het Fiat Service-netwerk om het apparaat te laten controleren.

Algemeen

Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing

Krachtige storing

Slechte werking

In de nabijheid wordt een mobiele telefoongebruikt

De veiligheidsfunctie is actief

Als u een mobiele telefoon wilt gebruiken, gebruik hem dan niet in de buurt van het apparaat.

Als het display van de autoradio „SEC” toont, voer dan de identificatiecode van de gebruiker in.Als het display van de autoradio „HELP” toont,raadpleeg dan het Fiat Servicenetwerk.

RadioProbleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing

Krachtige storing

De automatische afstemming is niet mogelijk

Het is niet mogelijk stations met een voldoende sterk signaal te programmeren via het automatisch programmeren

Stem goed op het station af

Kies een station door middel van handmatige afstemming.Schakel de AF-functie uit.

Schakel de AF-functie uit.

Er is niet goed op het station afgestemd

Er zijn geen stations met een voldoende sterk signaal. Als de AF-functie is ingeschakeld, wordt er alleennaar RDS-stations gezocht.

Als de AF-functie is ingeschakeld,wordt er alleen naar RDS-stations gezocht

Page 126: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

125

CDProbleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing

Het geluid is onderbroken of gestoord

De CD kan niet worden ingestoken

Maak de CD schoon met een zacht doekje.Vervang de CD door een andere zonder gebreken.

Plaats de CD pas nadat de andere is uitgenomendoor op de toets eject (13) te drukken.

De CD is vuil.De CD is defect of vervormd.

Er zit al een CD in de speler

De CD kan niet worden gelezen

De speler heeft een onbekende foutveroorzaakt

STORINGSMELDINGEN

CD

Display Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing

ERROR 1

ERROR 3

Plaats de CD met het etiket naar boven gekeerd.Controleer of de CD niet defect of vervormd is.Als het opschrift ERROR 1 niet verdwijnt, ookniet als een normale CD wordt ingestoken, raadpleeg dan het Fiat Servicenetwerk.

Druk als de CD in het apparaat is gestoken, opde toets eject (13) om de CD uit te nemen.Als de CD niet kan worden uitgenomen, raadpleeg dan het Fiat Servicenetwerk.

Page 127: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

126

BEDIENINGSKNOPPENAUTORADIO OP HETSTUURWIEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De basisfuncties van de autoradio kunnenworden geregeld met de bedienings-knoppen op het stuur. Het werking vandeze knoppen wijzigt als het navigatie-systeem is geïnstalleerd.

Auto’s zonder navigatiesysteem

Volumeregeling:

Verhoog het volume door op toets (1) tedrukken.

Verlaag het volume door op toets (2) tedrukken.

Druk voor de mute-functie op toets (3).

Druk voor het selecteren van de audio-bron op toets (4).

De autoradio kan ook worden inge-schakeld door op toets (4) te drukken.

Van radiostation wisselen:

Druk kort (5) (alleen MP3-uitvoering) omdoor te gaan naar het volgende opge-slagen station.

Om naar het voorgaande opgeslagen station te gaan, moet kort op de toets (6)(alleen MP3-uitvoering) worden gedrukt.

(3)(1)(2)

(4)

(5)(6)

63J305

Om de opgeslagen radiostations in oplopende frequentie snel te doorlopen,moet toets (5) ingedrukt worden gehouden.

Om de opgeslagen radiostations in af-lopende frequentie snel te doorlopen,moet toets (6) ingedrukt worden gehouden.

Om de selectie op een CD snel te door-lopen:

Druk op toets (5) om door te gaan naarhet volgende muziekstuk op een CD.

Druk op toets (6) om terug te gaan naarhet vorige muziekstuk op een CD.

Bij auto’s met navigatiesysteem

Raadpleeg de volgende schema’s voor hetgebruik van de bedieningsknoppen op hetstuurwiel.

Page 128: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

127

Toets Werking van Wijze

toets Radio CD-speler CD-speler (MP3, WMA)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

volume verhogen

volume snel verhogen

volume verlagen

volume snel verlagen

zoeken naar op-geslagen radiostation

op een hogere frequentie

zoeken naar radiostation op eenhogere frequentie

zoeken naar opgeslagen

radiostation op eenlagere frequentie

zoeken naar radiostation op eenlagere frequentie

binnenkomend gesprek: gesprek aannemen(mits handsfreesysteem is geïnstalleerd)

tijdens gesprek: gesprek beëindigen(mits handsfreesysteem is geïnstalleerd)

opbellen

spraakbediening activeren (als optionele microfoon is geïnstalleerd)

volume verhogen

volume snel verhogen

volume verlagen

volume snel verlagen

doorgaan naar volgend muziekstuk.

snel vooruit zoekennaar muziekstuk.

teruggaan naar vorigmuziekstuk

snel doorspoelen van muziekstuk.

volume verhogen

volume snel verhogen

volume verlagen

volume snel verlagen

doorgaan naar volgend muziekstuk

doorgaan naar volgende map

teruggaan naar vorigmuziekstuk

teruggaan naar vorige map

Navigatiesysteem compleet metkaarten

(3)

(1)

(2)

(4)

(5)

(6)

79J233

Page 129: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

128

Toets Werking van Wijze

toets Mediaspeler SD-kaart (MP3, WMA)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

Kort indrukken

Langer indrukken

volume verhogen

volume snel verhogen

volume verlagen

volume snel verlagen

doorgaan naar volgend muziekstuk.

doorgaan naar volgende map

teruggaan naar vorig muziekstuk

teruggaan naar vorige map

binnenkomend gesprek: gesprek aannemen(mits handsfreesysteem is geïnstalleerd)

tijdens gesprek: gesprek beëindigen(mits handsfreesysteem is geïnstalleerd)

opbellen

spraakbediening activeren (als optionele microfoon is geïnstalleerd)

volume verhogen

volume snel verhogen

volume verlagen

volume snel verlagen

doorgaan naar volgend muziekstuk.

doorgaan naar volgende map

teruggaan naar vorig muziekstuk

teruggaan naar vorige map

Navigatiesysteem compleet metkaarten

(3)

(1)

(2)

(4)

(5)

(6)

79J233

Page 130: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

129

AANNDDEERREE BBEEDDIIEENNIINNGGSSOORRGGAANNEENN EENN VVOOOORRZZIIEENNIINNGGEENN

60G407

HANDREMHENDEL ........................................................... 130

PEDALEN ............................................................................... 131

VERSNELLINGSPOOK ....................................................... 132

DOP VAN DE BRANDSTOFTANK ............................... 132

NEERKLAPBARE ZITPLAATSEN ACHTER .................. 134

ZONNEKLEPPEN ................................................................ 137

SCHAKELAAR PLAFONDLAMPJE .................................. 138

SPOTS (voor bepaalde uitvoeringen/markten) .............. 138

VERWARMDE VOORSTOELEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 139

HANDGREPEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 140

MOTORKAP ......................................................................... 140

BEKER-/BLIKJESHOUDER (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 142

CHASSISHAKEN .................................................................. 143

GEREEDSCHAP VOOR VERWISSELEN WIEL ............ 144

OPBERGVAK OP RUGLEUNING VAN VOORSTOEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 145

TASSENHAAK ...................................................................... 145

SJOROGEN VOOR BAGAGE(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 145

HOEDENPLANK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 146

VERLICHTING BAGAGERUIMTE ................................... 146

RADIOANTENNE (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ..................................... 147

INSTALLATIE VAN RADIOZENDAPPARATUUR ..... 147

BEVESTIGINGSPUNTEN VOOR IMPERIAAL OF ALLESDRAGERS(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................. 147

4

Page 131: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

130

HANDREMHENDEL

1. Inschakelen

2. Ontgrendelen

3. Uitschakelen

De handremhendel is tussen de voor-stoelen geplaatst. Om de handrem in teschakelen, moet u het rempedaal intrappenen de handremhendel omhoog trekken.Om de handrem uit te schakelen, moet uhet rempedaal intrappen, de handrem-hendel iets omhoog trekken, met uw duimde knop op het uiteinde van de hendel indrukken en de hendel laten zakken totdat hij in de uiterste stand staat.

(2)

(3)

(1)

54G039

Voordat u parkeert, bij auto’smet handgeschakelde ver-

snellingsbak, moet u controleren of deeerste versnelling of de achteruit (“R”)is ingeschakeld; bij auto’s met automatische versnellingsbak moet deversnellingsbak in stand “P” (Parkeren)staan. Zorg dat u de handrem volledighebt aangetrokken, ongeacht of de versnelling is ingeschakeld of de parkeerstand.

ATTENTIE!

Als de auto onder extreemkoude klimatologische om-

standigheden wordt geparkeerd,houd dan de volgende procedure aan:

1) Schakel de handrem in.2) Handgeschakelde versnellingsbak:

zet de motor uit en schakel de eer-ste versnelling of de achteruit in.Automatische versnellingsbak: zetde versnellingspook in „P” (parke-ren) en zet de motor uit.

3) Verlaat de auto bij uitgezette motor en plaats wiggen voor enachter de wielen.

4) Schakel de handrem uit.Als u weer wilt wegrijden, vergeet dannooit om eerst de handrem in te schakelen voordat de wiggen wordenverwijderd.

ATTENTIE!

Rijd nooit met ingeschakeldehandrem om oververhitting

van de achterremmen te voorkomen.Door oververhitting kan de werkingin gevaar worden gebracht en de levensduur van het remsysteem verkortof permanent beschadigd worden.

Als de handrem niet in staat is de auto stevig op zijn plaats te houdenof niet volledig kan worden vrijgezet,wendt u dan onmiddellijk tot het FiatServicenetwerk.

ATTENTIE!

Trek bij auto’s met automatische versnel-lingsbak, altijd de handrem aan voordat deversnellingspook in stand „P” (PARKEREN)wordt gezet. Als u op een helling parkeerten de versnellingspook in stand „P” zetvoordat de handrem wordt aangetrokken,dan kan er door het gewicht van de autoeen probleem ontstaan als voor het weg-rijden de versnellingspook weer uit stand„P” moet worden gezet.

Trek de handrem altijd vol-ledig aan voordat u de auto

verlaat, om te voorkomen dat de auto onverwachts in beweging komten letsel of schade veroorzaakt.

ATTENTIE!

Page 132: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

131

(1) (2) (3)

79J072Handgeschakelde versnellingsbak

79J154Automatische versnellingsbak

PEDALEN

Koppelingspedaal (1)(bij handgeschakelde versnellingsbak)

Het koppelingspedaal wordt gebruikt omde aandrijving van de wielen te onder-breken als u de motor start, de auto stil-zet of als u schakelt. Als u het pedaal intrapt, wordt de koppeling ontkoppeld.

BELANGRIJK Laat tijdens het rijden uwvoet niet op het koppelingspedaal rusten.Hierdoor kan de koppeling eerder slijtenof beschadigen of de vertraging bij af-remmen op de motor kan onverwacht afnemen.

Rempedaal (2)

Uw auto is voorzien van schijfremmen vooren achter of schijfremmen voor en trom-melremmen achter. Als u het rempedaalintrapt, worden zowel de voor- als ach-terremmen ingeschakeld.

Er kan af en toe een piepgeluid tijdens hetgebruik van de remmen hoorbaar zijn. Ditis een normaal verschijnsel, dat veroor-zaakt wordt door omgevingsfactoren zoals temperatuur, vocht, sneeuw.

Gaspedaal (3)

Dit pedaal regelt het motortoerental. Alsu het gaspedaal intrapt, neemt het motorvermogen toe en dus de snelheidvan de auto.

Laat het Fiat Servicenetwerkde remmen controleren bij

een overmatig piepgeluid of als hetpiepgeluid iedere keer tijdens het remmen optreedt.

ATTENTIE!

Laat de remmen niet werkendoor het rempedaal lang-

durig ingetrapt te houden en laat devoet niet op het pedaal rusten. Hier-door kunnen de remmen oververhitraken, dat kan leiden tot een onvoorspelbare remwerking, een veel langere remweg of blijvende beschadiging van de remmen.

ATTENTIE!

Page 133: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

132

VERSNELLINGSPOOK

De auto heeft of een handgeschakelde ofeen automatische versnellingsbak.

De bedieningspook voor de verschillendeversnellingsbaktypen staat hierna afge-beeld. Zie voor meer informatie over hetgebruik van de versnellingsbak, de para-graaf „Gebruik van de versnellingsbak” inhet deel „WEGWIJS IN UW AUTO”.

Handgeschakelde versnel-lingsbak: om correct te kun-

nen overschakelen, moet het koppe-lingspedaal volledig worden inge-trapt. Om deze reden mag er nietsonder de pedalen liggen: controleerof matten goed bevestigd zijn en depedalen niet hinderen.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Laat tijdens het rijden dehand niet op de versnellingspook rusten,want de uitgeoefende kracht, ook al is deze gering, kan leiden tot een voortijdigeslijtage van de onderdelen in de versnel-lingsbak.

63J051

80J2033

DOP VANBRANDSTOFTANK

De dop van de brandstoftank bevindt zichaan de linkerachterzijde van de auto. U opent het tankklepje door aan de hen-del te trekken onder de bestuurdersstoel.U kunt het klepje eenvoudig dichtklappen.

Verwijder de tankdop lang-zaam omdat de brandstof

onder druk kan staan en naar buitenkan spuiten; kans op verwonding.

ATTENTIE!

Benzine is zeer ontvlambaar.Rook niet terwijl u tankt en

zorg dat er geen open vuur of vonkenin de buurt zijn.

ATTENTIE!

Handgeschakelde 5-versnellingsbak(benzinemotoren)

Handgeschakelde 6-versnellingsbak(dieselmotoren)

77J021Automatische versnellingsbak

Page 134: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

133

79J048

79J049

Dop van brandstoftank verwijderen:

❒ Open het tankklepje.

❒ Draai de dop linksom en verwijder dedop.

OPMERKING Tijdens het tanken kan dedop (2) aan de houder (1) op het klepjeworden gehaakt.

Dop van brandstoftank monteren:

❒ Draai de dop rechtsom totdat enkele„kliks” worden gehoord.

❒ Sluit het tankklepje.

79K053

(1)

(2)

56KN078

Als u de dop moet vervangen,gebruik dan een origineel

Fiat-onderdeel of soortgelijk. Een on-geschikte dop kan leiden tot storingenin het brandstofsysteem of het emissie-reductiesysteem of tot lekkage tijdenseen ongeval.

ATTENTIE!

Page 135: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

134

BELANGRIJK Als u de rugleuning naar voren klapt, voorkom dan dat er vuil inde zittingen voor de vergrendelingen komt.Door vuil kunnen de vergrendelingen be-schadigd raken en verhinderd worden datde rugleuning van de achterzitplaats goedvergrendelt.

❒ Trek de riem (1) naar achteren en haakde zitplaats los.

OPKLAPBAREACHTERZITPLAATSEN

De achterzitplaatsen van uw auto kunnenworden opgeklapt om de bagageruimte tevergroten.

Zitplaatsen naar voren klappen:

❒ Maak de gordelbanden vast in de daar-voor bestemde sluitingen.

BELANGRIJK Als u de rugleuning neer-klapt, zorg dan dat de gordelbanden in dedaarvoor bestemde sluitingen zitten, omte voorkomen dat ze vast komen te zittenin het midden van de rugleuning van dezitplaats, in het scharniermechanisme ofin het blokkeermechanisme en beschadigdkunnen worden. Zorg dat de gordelbandniet gedraaid is.

❒ Berg de sluitingen van de veiligheids-gordels van de middelste en rechter zitplaats in de stand op die op de af-beelding is aangegeven.

BELANGRIJK Als u de achterzitplaatsennaar voren klapt, moeten de sluitingen vande veiligheidsgordels van de middelste enrechter zitplaats eerst in de stoel wordenopgeborgen, om te voorkomen dat ze vastkomen te zitten en beschadigen.

❒ Plaats de verstelbare hoofdsteun geheelomlaag.

❒ Trek aan de ontgrendelhendel op iedere rugleuning en klap de rugleunin-gen naar voren.

79J121

79J213

(1)

63J057

79J123

Als u de achterzitplaatsenloshaakt en opklapt, pas dan

op dat u uw gezicht of handen nietverwond.

ATTENTIE!

Page 136: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

135

❒ Maak de riem (2) los door op de haakte drukken zoals aangegeven op de afbeelding.

❒ Maak de riem (2) vast aan de hoofd-steun voor zoals aangegeven op de afbeelding.

BELANGRIJK Als u de omgeklapte zit-plaatsen vastmaakt met een riem, stel delengte van de riem dan af om te voorko-men dat de zitplaatsen in beweging komen.

❒ Kantel de zitplaatsen geheel naar voren.

79J124

(2)

79J125

(2)

63J059

Bagage of andere ladingmoet altijd in de bagage-

ruimte worden geplaatst waarbij deachterzitplaatsen rechtop moetenstaan. Als u ook lading in de ruimtevan het interieur met opgeklapte ach-terzitplaatsen moet vervoeren, zorgdan dat de lading goed bevestigd isom te voorkomen dat de lading gaatschuiven en de inzittenden kan ver-wonden. De lading mag nooit bovende rugleuningen uitkomen.

ATTENTIE!

Page 137: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

136

❒ Laat de zitplaats zakken totdat hij vast-haakt in de oorspronkelijke stand.

BELANGRIJK

❒ Als u de achterzitplaatsen weer in denormale stand zet, zorg dan dat er geenvuil in de vergrendelingen komt. Vuilkan verhinderen dat de achterzitplaat-sen stevig vergrendeld worden.

❒ Als u de achterzitplaatsen weer in denormale stand zet, zorg dan dat zichniets onder de zitting bevindt om beschadigingen te voorkomen.

❒ Controleer of de achterzitplaatsengoed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, is het rode deel van de ontgrendelriem zichtbaar.

Zitplaatsen achter in normale stand zetten:

❒ Maak de riem los van de hoofdsteun enbevestig hem aan de achterzijde van dezitplaats.

79J126 79J129 79J168

Als u de achterzitplaatsenweer in de normale stand

zet, pas dan op dat uw vingers niettussen het blokkeermechanisme en devloer klem komen te zitten.

ATTENTIE!

Page 138: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

137

BELANGRIJK Controleer na het vast-zetten van de zitplaatsen of ze goed vergrendeld zijn. Als dit niet het geval is,dan is de rode band van de ontgrendel-hendel zichtbaar.

63J130 79J127

VERGRENDELD ONTGRENDELD

Rood

Steek de hand nooit in deopeningen voor de vergren-

delingen van de rugleuning, omdatuw vinger afgekneld en verwond kanraken.

ATTENTIE!

❒ Kantel de rugleuningen omhoog totdatze vergrendelen.

Nadat de zitplaatsen zijn teruggeplaatst,moet u de zitplaatsen heen en weer bewegen om te controleren of ze goedvastzitten.

79J161

ZONNEKLEPPEN

De zonnekleppen kunnen omlaag wordengeklapt naar de voorruit of naar de zijruitworden gedraaid, zodat u niet verblindwordt door te sterk buitenlicht.

BELANGRIJK Pak de zonnekleppen alleenbij de harde kunststof delen vast om beschadiging te voorkomen.

Page 139: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

138

OPMERKING Het aantal portieren dat gekoppeld is aan de werking van het plafondlampje hangt af van de technischespecificaties van de auto. Als er een scha-kelaar (met rubberen dop) is gemonteerdop de portierstijl zoals aangegeven op deafbeelding, dan wordt het plafondlampjedoor het betreffende portier bediend.

SPOTS(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Druk op de schakelaar om de verlichtingin of uit te schakelen.

SCHAKELAARPLAFONDLAMPJE

De schakelaar heeft drie standen die alsvolgt werken:

ON (1)

De verlichting brandt constant, ongeachtof de portieren open of dicht zijn.

DOOR (2)

De verlichting gaat branden als u een por-tier opent.

OFF (3)

De verlichting blijft gedoofd, ook als u eenportier opent.

Nadat u alle portieren hebt gesloten, blijftde verlichting nog ongeveer 15 secondenbranden en dooft daarna geleidelijk. Alsu tijdens deze periode de sleutel in hetstart-/contactslot steekt, dan gaat de verlichting direct geleidelijk uit.

Als u de sleutel uit het start-/contactslotverwijdert, gaat de verlichting ongeveer15 seconden branden, waarna deze geleidelijk dooft.

(1)(2)(3)

64J104

79J075

79J074

Page 140: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

139

VERWARMDEVOORSTOELEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Als het contactslot in stand “ON” staat,kunt u op een of beide schakelaars druk-ken om de bijbehorende stoel te verwar-men. Het lampje in de schakelaar zal gaanbranden. Om de stoelverwarming uit te schakelen, moet u nogmaals op de schakelaar drukken. Het lampje in de schakelaar zal doven.

79J076

Verkeerd gebruik van destoelverwarming kan gevaar-

lijk zijn. Degene die op de stoel zit kanbrandwonden oplopen, ook bij tame-lijk lage temperaturen, als hij/zij eendunne broek draagt, een minirok ofkorte broek en de verwarming eenlange tijd ingeschakeld laat.

Schakel de stoelverwarming niet in alsdegene die op de stoel zit de volgendekenmerken heeft:

– Personen met een beperkte gevoe-ligheid in de onderste ledematen engehandicapte oude mensen.

– Kinderen of personen met een erggevoelige huid.

– Personen die in slaap zijn gevallenof verkeren onder invloed van alcoholof andere middelen die slaperigheidveroorzaken.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Om beschadiging van de onderdelen van de stoelverwarming tevoorkomen:

❒ Stel de voorstoelen niet bloot aankrachtige stoten, zoals door springendekinderen.

❒ Bedek de stoelen niet met isolerendmateriaal zoals dekens of kussens.

86G064

Page 141: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

140

HANDGREPEN(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De handgrepen dienen voor het gemakvan de passagiers.

BELANGRIJK Hang niet aan de handgreepom beschadiging van de handgreep en debekleding te voorkomen.

54G249 79J077

MOTORKAP

Motorkap openen:

❒ Trek aan de ontgrendelhandgreeplinksonder het dashboard aan be-stuurderszijde. Op deze wijze wordtde motorkap iets geopend.

80J045

❒ Druk met de vinger op de ontgren-delhendel onder de motorkap, zoalsaangegeven op de afbeelding. Terwijlu de hendel indrukt, opent u de motorkap.

Page 142: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

141

❒ Til de motorkap verder op totdat hijvoldoende omhoog staat om de steun-stang te kunnen plaatsen.

79JM022

Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de

motorkap onverwacht dichtvallen.

ATTENTIE!

Motorkap sluiten:

❒ Til de motorkap iets op en verwijderde steunstang uit de opening. Plaats desteunstang terug in de borgklem.

❒ Laat de motorkap tot vlak boven debumper zakken en laat de motorkapdichtvallen. Controleer of de motorkapop de juiste wijze vergrendeld is.

Om veiligheidsredenen moetde motorkap tijdens het

rijden altijd goed gesloten zijn. Con-troleer daarom altijd of de motorkapgoed vergrendeld is door het vergren-delmechanisme. Als u tijdens het rijdenmerkt dat de motorkap niet goed isvergrendeld, stop dan onmiddellijk ensluit de motorkap op de juiste wijze.

ATTENTIE!

Page 143: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

142

BEKER-/BLIKJESHOUDER (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De beker/blikjeshouders bevinden zich inde middenconsole.

Gebruik de beker/ blikjes-houders niet voor warme

dranken of om scherpe of harde voor-werpen in op te bergen, omdat ze bijbruusk remmen kunnen wegschietenen de inzittenden verwonden.

ATTENTIE!

FLESSENHOUDER

In de uitsparing kan een fles, mits goed afsluitbaar, worden geplaatst.

Trek het deksel omhoog om de houderte openen.

79J051

79J052

80JM087

80JM055

80JM143

Voor

Achter

Page 144: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

143

(1)

79JF019

(2)

79J080

Voor

Achter

(3)

79J081

(3)

79J132

Zijkanten (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

CHASSISHAKEN

De chassishaken zijn aan de voorzijde (1),achterzijde (2) en aan de zijkanten (3) vande auto geplaatst (voor bepaalde uitvoer-ingen/markten). De haken (1) en (2) kun-nen in noodgevallen worden gebruikt. Dehaken (3) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) kunnen worden gebruikt voorhet vervoer op een aanhanger/trein.

Zie voor het slepen van de auto de instructies in het hoofdstuk „NOOD-GEVALLEN” in het deel „LADEN EN SLEPEN VAN DE AUTO”.

Gebruik de chassishaken nietom een andere auto te slepen

of om de auto over de weg te latenslepen. De haken (1) en (2) mogen uitsluitendin noodgevallen gebruikt worden, bij-voorbeeld als uw auto of een andereauto vastzit in modder of sneeuw.De haken (3) (indien aanwezig) kun-nen worden gebruikt voor het vervoerop een aanhanger/trein.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Om beschadiging van deauto te voorkomen, mogen de haken (1)en (2) nooit worden gebruikt als beves-tiging tijdens het vervoer op een aan-hanger of trein.

Page 145: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

144

79JM014

79J083

(1)

80J048

79J085

Plaats het gereedschap voorhet verwisselen van een wiel

na gebruik weer zorgvuldig terug, omte voorkomen dat het bij een ongevalletsel kan veroorzaken.

ATTENTIE!

79J086

GEREEDSCHAP VOORVERWISSELEN WIEL

De krik, de krikslinger en de wielbout-sleutel zijn in de bagageruimte geplaatst.

Om het reservewiel uit te nemen, moetu de centrale blokkeerschroef (1) linksomdraaien en verwijderen.

Om de krik te verwijderen, moet u deaansluiting linksom draaien en de krik uitde steunbeugel trekken.

Om de krik terug te plaatsen, moet u dekrik in de steunbeugel plaatsen en de aan-sluiting rechtsom draaien totdat de krikvastzit.

De krik dient uitsluitend voorhet verwisselen van een wiel

van de auto waarbij de krik geleverdis of voor auto’s van hetzelfde model.Gebruik de krik niet voor het opkrik-ken van andere auto’s. Gebruik de krikbeslist nooit voor het uitvoeren vanwerkzaamheden onder de auto. Als dekrik niet juist geplaatst wordt, kan deopgekrikte auto van de krik vallen. Opeen sticker op de krik is het maximumhefvermogen aangegeven; de krik magnooit voor een zwaardere last wordengebruikt. Lees voordat u de krik ge-bruikt zorgvuldig de instructies voorhet opkrikken van de auto in het deel„NOODGEVALLEN” van dit boek.

ATTENTIE!

Page 146: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

145

OPBERGVAK OPRUGLEUNINGVOORSTOEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Dit vak dient voor het opbergen van lichte en zachte voorwerpen, zoals hand-schoenen, kranten of tijdschriften.

60B119

Berg geen scherpe of hardevoorwerpen op in het vak.

Bij een ongeval kunnen voorwerpenzoals flessen en bekers de inzittendenachter verwonden.

ATTENTIE!

80JM058

79J087

SJOROGEN VOORBAGAGE(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Vier sjorogen voor het vastzetten van bagage bevinden zich op de vloer in de bagageruimte. Hieraan kan een als optionalleverbaar elastisch net worden bevestigdom te voorkomen dat bagage tijdens hetrijden verschuift.

TASSENHAAK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

IN DE BAGAGERUIMTE

Aan deze haak kan een tas of anderesoortgelijke voorwerpen worden gehaakt.

Gebruik deze haak niet voor grote of zware voorwerpen.

Page 147: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

146

HOEDENPLANK(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Deze hoedenplank houdt de bagage of andere lading in de bagageruimte uit hetzicht.

Plaats geen voorwerpen opde hoedenplank, ook geen

kleine of lichte voorwerpen, omdatze bij een ongeval kunnen wordenweggeslingerd en zo de inzittendenkunnen verwonden of het zicht vande bestuurder kunnen belemmeren.

ATTENTIE!

BAGAGERUIMTE-VERLICHTING

Als u de achterklep opent en de bagage-ruimteverlichting staat in stand „ON” (1),dan blijft de verlichting constant brandenzolang de achterklep geopend blijft.

Als de bagageruimteverlichting in stand„OFF” (2) staat, blijft de verlichting ge-doofd, ongeacht of de achterklep geopendof gesloten is.

BELANGRIJK Laat de achterklep niet lange tijd openstaan met de bagageruimte-verlichting in stand „ON” om het ontladenvan de accu te voorkomen.

79J128

79J162

(1) (2)

79J053

Page 148: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

147

RADIOANTENNE(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

De radioantenne op de voorzijde van hetdak kan worden omgeklapt of verwijderd.Pak de antenne aan de onderkant vast omhem om te klappen. Draai de antennelinksom als u hem wilt verwijderen. Draaide antenne rechtsom als u hem weer wiltmonteren.

BELANGRIJK Om beschadiging aan de antenne te voorkomen:

❒ Verwijder de antenne voordat u eenwastunnel binnengaat.

❒ Verwijder de antenne of klap hem omals hij ergens tegen aan kan stoten, bijv.tegen een laag plafond in een garage of als u de auto afdekt met een beschermhoes.

80G143

INSTALLATIE VANRADIOZENDAPPARATUUR

Vraag als u radiozendapparatuur in uw auto wilt installeren, advies aan het FiatServicenetwerk over de frequentieband,maximaal zendvermogen, opstelling vande antenne op de auto en de voorwaar-den voor de installatie en/of het gebruik.Indien dit soort apparaten niet correctworden ingebouwd of niet geschikt zijnvoor het autotype kunnen er ernstige storingen in de elektronische systemenvan de auto ontstaan.

BEVESTIGINGSPUNTENVOOR IMPERIAAL OFALLESDRAGERS(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

U kunt de allesdragers gebruiken voor bevestiging van de imperiaal die leverbaaris via het Fiat Servicenetwerk. Als u een imperiaal gebruikt, houdt u dan aan de instructies en voorzorgsmaatregelen die indit deel vermeld staan en die bij de impe-riaal geleverd zijn.

❒ Controleer of de imperiaal solide bevestigd is.

❒ Gebruik voor het bevestigen van deverschillende voorwerpen (zoals ski’sen fietsen) de daarvoor bestemde hulp-stukken die leverbaar zijn via het FiatServicenetwerk. Houd bij de montagevan deze hulpstukken zorgvuldig de bijgeleverde instructies aan. Plaats voorwerpen niet direct op het dak om beschadiging te voorkomen.

❒ Het gewicht van de allesdragers plusde bagage mag maximaal 50 kg zijn.Bovendien mag het gewicht van deauto (volbeladen inclusief het gewichtvan de bestuurder, de passagiers, delading in de bagageruimte, de ladingop het dak en het gewicht op de trek-haak) nooit het maximum toelaatbaartotaalgewicht van de auto overschrij-den dat is aangegeven in het deel„TECHNISCHE GEGEVENS”.

Page 149: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

148

79J088

79J089

Allesdragers

Bevestigingspunten voor imperiaal

❒ Bevestig de lading stevig op de alles-dragers volgens de geleverde instructies.Plaats de zwaarste voorwerpen onder-op en verdeel de lading zo gelijkmatigmogelijk.

❒ Vervoer geen voorwerpen die te verin de lengte (bumper) of in de breedteuitsteken, zodat het zicht op de wegniet wordt belemmerd.

❒ Maak de voorste en achterste uiteindenvan lange voorwerpen (houtpanelen,surfplanken enz.) aan de voor- en ach-terzijde van de auto vast. Bescherm degespoten plaatdelen van de auto zodatze niet door de bevestigingstouwen beschadigd worden.

❒ Controleer regelmatig of de allesdragersnog goed vastzitten en in goede staatzijn.

❒ Bij auto’s met bevestigingspunten voorallesdragers, moet u de bevestigings-punten afdekken als u ze niet gebruikt.

Bij abrupte manoeuvres ofals de lading niet goed is

vastgezet, kan de lading van het dakworden geslingerd en personen ver-wonden of andere auto’s beschadigen.

Zet de lading goed vast en vermijd abrupte manoeuvres zoals met spin-nende wielen optrekken, scherpebochten met hoge snelheid en bruuskremmen. Controleer regelmatig of delading nog goed vastzit.

Grote, brede, lange of platte voor-werpen kunnen de aerodynamica vande auto beïnvloeden of door de windworden meegenomen, waardoor decontrole over de auto vermindert ener kans is op ongelukken. Rijd lang-zaam en voorzichtig als u dit soort lading vervoert.

ATTENTIE!

Page 150: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

149

WWEEGGWWIIJJSS IINN UUWW AAUUTTOO

60G408

BELANGRIJK UITLAATGAS ............................................. 150

DAGELIJKSE CONTROLES .............................................. 150

MOTOROLIEVERBRUIK .................................................... 151

MOTOR STARTEN ............................................................. 152

GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...................... 156

GEBRUIK VAN DE 2WD/4WD-KEUZESCHAKELAAR(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 159

REMSYSTEEM ....................................................................... 161

ESP® (ELECTRONIC STABILITY PROGRAM– ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 164

INRIJPERIODE ...................................................................... 167

KATALYSATOR(voor bepaalde uitvoeringen/markten) ............................ 167

BRANDSTOFBESPARING ................................................. 168

5

Page 151: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

150

DAGELIJKSECONTROLESVOORDAT U WEGRIJDT

❒ Zorg dat de ruiten, de spiegels, de ver-lichting en de reflectoren schoon en ingoede staat zijn.

❒ Controleer visueel de volgende onder-delen:

– diepte van de groeven in het loopvlakvan de banden

– onregelmatige slijtage, scheuren enbeschadigingen

– bevestiging van de wielbouten

– aanwezigheid van vreemde voor-werpen zoals spijkers, steentjes enz.

Zie voor meer informatie het hoofdstuk“Banden” in het deel “CONTROLES ENONDERHOUD”.

❒ Controleer op eventuele lekkage vanvloeistoffen en olie.

OPMERKING Het is normaal als er wateruit de airconditioning komt nadat het systeem gebruikt is.

❒ Zorg dat de motorkap goed geslotenis.

❒ Controleer of de koplampen en achter-lichten, de richtingaanwijzers, de rem-lichten en de claxon goed werken.

❒ Stel de stoelen en de hoofdsteunen(voor bepaalde uitvoering/markten) in.

BELANGRIJK UITLAATGAS

52D334

Vermijd het inademen vanuitlaatgas omdat het kool-

monoxide bevat, een geur- en kleur-loos gas dat dodelijk kan zijn. Aan-gezien koolmonoxide moeilijk is opte merken, moet u de volgende voor-zorgsmaatregelen in acht nemen omte voorkomen dat dit gas het interieurbinnendringt.

Laat de motor niet draaien in de ga-rage of in andere afgesloten ruimten.

Parkeer de auto niet te lang metdraaiende motor, ook niet in de open-lucht. Als u korte tijd in de auto zitmet stationair draaiende motor, zetdan de knop voor de luchttoevoer op“BUITENLUCHT” en de aanjager opde hoogste snelheid.

Start de auto niet als de achterklepgeopend is, zorg dat alle ruiten en hetopendak (voor bepaalde uitvoeringen/markten) dicht zijn, zet de knop voorde luchttoevoer op “BUITENLUCHT”en de aanjager op de hoogste snelheid.

ATTENTIE!

Voor een goede werking vanhet ventilatiesysteem van uw

auto, moet het ventilatierooster onderde voorruit vrij van sneeuw, bladerenenz. zijn.

Houd het gebied rondom de uitlaat-pijp vrij van sneeuw of ander mate-riaal om te voorkomen dat het uit-laatgas zich onder de auto ophoopt.Deze voorzorgsmaatregel is heel belangrijk als u de auto parkeert inslechte weersomstandigheden.

Laat het uitlaatsysteem regelmatigcontroleren op eventuele beschadi-gingen of lekkage. Laat afwijkingen inhet systeem onmiddellijk repareren.

ATTENTIE!

Page 152: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

151

❒ Niveau van de olie voor de stuur-bekrachtiging (voor bepaalde uitvoering/markten)

❒ Niveau van de ruitensproeiervloeistof

❒ Niveau van het elektrolyt in de accu

❒ Werking van de motorkaphaakTrek de ontgrendelhandgreep van demotorkap naar u toe. Bedenk dat hetniet mogelijk is de motorkap volledigte openen zonder dat u de beveiligings-haak hebt losgehaakt. Controleer de juiste werking van de haak en zorgdat de motorkap goed is gesloten. Zievoor het smeerprogramma “Haken,scharnieren en vergrendelingen” in deparagraaf “CHASSIS EN CARROSSERIE”in het hoofdstuk “Geprogrammeerd periodiek onderhoud” in het deel“CONTROLES EN ONDERHOUD”.

Controleer een keer per maand of iederekeer als u tankt, de bandenspanning meteen manometer. Controleer ook de span-ning van het reservewiel

❒ Controleer het rempedaal en de hand-remhendel.

❒ Stel de buitenspiegels in.

❒ Controleer of naast uzelf ook de pas-sagiers de veiligheidsgordels hebbenomgelegd.

❒ Controleer of alle controlelampjes gaanbranden als u de contactsleutel in stand“ON” of “START” draait.

❒ Controleer de werking van alle meters.

❒ Controleer of het LAMPJE VAN HETREMSYSTEEM dooft als u de handremloszet.

Voer een keer per week of iedere keer alsu tankt, de volgende controles uit in de motorruimte:

❒ Motoroliepeil

❒ Niveau van de koelvloeistof

❒ Niveau van de remvloeistof

60A187S

Zorg dat de motorkap goedgesloten is voordat u weg-

rijdt. Hierdoor voorkomt u dat de motorkap tijdens het rijden onver-wachts kan opengaan en uw zicht belemmert, wat tot ongelukken kanleiden.

ATTENTIE!

MOTOROLIEVERBRUIK

Het is normaal dat de motor olie verbruikttijdens de werking.

Het motorolieverbruik hangt af van deviscositeit van de olie, de kwaliteit en debedrijfsomstandigheden van de auto.

Het motorolieverbruik neemt toe als u met hoge snelheid rijdt, veelvuldig accelereert en afremt, en als de autozwaar beladen is.

Bovendien verbruikt een nieuwe motormeer olie omdat de zuigers, zuigerverenen de cilinderwanden nog niet op elkaarzijn ingelopen.

Nieuwe motoren bereiken een normaalolieverbruik nadat ongeveer 5 000 km isafgelegd.

Page 153: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

152

MOTOR STARTEN

VOORDAT U DE MOTOR START

OPMERKING De versnellingspoken opde afbeelding hebben betrekking op dehandgeschakelde 5-versnellingsbak (bijuitvoeringen met benzinemotor) en deautomatische versnellingsbak.

❒ Zorg dat de handrem volledig is aan-getrokken.

❒ Handgeschakelde versnellingsbak: zetde versnellingspook in stand “N” (vrij)en trap het koppelingspedaal volledigin. Houd het pedaal ingetrapt tijdenshet starten van de motor.

❒ Automatische versnellingsbak: zet deversnellingspook in stand “P” (Parkeren)(Zo nodig kan een afgeslagen motor bijeen rijdende auto worden gestart metde pook in stand “N”).

OPMERKING: Auto’s met automatischeversnellingsbak hebben een beveiliging diede werking van de startmotor blokkeert alsde versnellingsbak in een andere stand dan“P” (Parkeren) staat.

Olieverbruik: Max. 1,0 L iedere1000 km

Houd bij de beoordeling van het oliever-bruik rekening met de mogelijkheid datde olie verdund kan zijn en dat het werke-lijke verbruik moeilijk meetbaar is.

Bijvoorbeeld bij een auto die vaak voorkorte ritten wordt gebruikt en die een nor-maal olieverbruik heeft, laat de oliepeilstokgeen daling van het motorolieverbruik zien,zelfs niet na 1000 km of meer. Dit is hetgevolg van geleidelijke verdunning van deolie met brandstof of vocht, waardoor hetlijkt alsof het olieniveau ongewijzigd blijft.

Houd er ook rekening mee dat de stoffendie de verdunning veroorzaken kunnenverdampen en als de auto regelmatig methogere snelheid gaat rijden, bijvoorbeeldop de snelweg; dit kan leiden tot een over-matige daling van het motorolieniveau naeen rit met hoge snelheden.

Controleer voor het startenvan de motor of de handrem

is aangetrokken en de versnellings-pook in vrij staat (of in stand “P”(Parkeren) bij auto’s met automatischeversnellingsbak).

ATTENTIE!

BELANGRIJK Het is raadzaam om ge-durende de eerste kilometers niet demaximale prestaties van uw auto te eisen(snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen, krachtig remmen enz.).

BELANGRIJK Laat de sleutel niet in hetstart-/contactslot zitten als de motor stil-staat, zodat de accu niet onnodig wordtontladen.

MT

80JS008

Page 154: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

153

STARTEN MET EEN KOUDEMOTOR (benzine-uitvoeringen)Start de motor zonder het gaspedaal inte trappen door de contactsleutel in stand“START” te draaien. Laat de sleutel loszodra de motor aanslaat.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Stop onmiddellijk met het laten draaienvan de startmotor als de motor is aan-geslagen, om beschadiging van het start-systeem te voorkomen.

❒ Start de motor iedere keer niet langerdan 15 seconden. Als de motor bij deeerste poging niet aanslaat, wacht danongeveer 15 seconden voordat u opnieuw probeert te starten.

Als de motor niet aanslaat nadat u 15 seconden geprobeerd hebt de motor testarten, wacht dan nog eens 15 seconden,trap vervolgens het gaspedaal 1/3 van deslag in en probeer de motor opnieuw testarten. Laat de sleutel en het gaspedaal loszodra de motor aanslaat.

Als het nog niet lukt de motor te starten,probeer dan gedurende de gehele start-procedure het gaspedaal volledig inge-trapt te houden. Op deze wijze hersteltde motor zich als hij is verzopen.

STARTEN MET EEN KOUDEMOTOR (Dieseluitvoeringen)Draai de contactsleutel in stand “ON” enwacht tot het lampje van de voorgloei-bougies dooft. Start de motor door decontactsleutel in stand “START” te draai-

en. Laat de sleutel los zodra de motor isaangeslagen.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Schakel de startmotor niet langer dan 30 seconden in. Als de motor niet aan-slaat, wacht dan 15 seconden en startvervolgens opnieuw. Als de motor bij dederde poging nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.

❒ Als de auto lange tijd stil heeft gestaanbij zeer lage temperaturen (–20 °C),moet u de sleutel in de startstand houden en het starten pas beëindigen als het motortoerental is opgelopen tottussen 800 en 1000 toeren/min.

STARTEN MET WARME MOTOR

Start de motor door de sleutel in stand“START” te draaien. Laat de sleutel loszodra de motor is aangeslagen.

VOORZORGSMAATREGELENVOOR HET UITZETTEN VAN DE MOTOR METTURBOCOMPRESSOR

Laat voordat u de motor uitzet na berg-opwaarts of met hoge snelheid te hebbengereden, de motor een of meer minutenstationair draaien (als dat niet verbodenis) zodat de turbocompressor en de motorolie kunnen afkoelen. Hierdoorvoorkomt u dat de kwaliteit van de motorolie overmatig afneemt en de lagersvan de turbocompressor kunnen wordenbeschadigd.

STARTEN VAN EEN D20AA-DIESELMOTOR NA HET AFSLAAN DOORGEBREK AAN BRANDSTOF

De motor slaat af als er geen brandstofmeer aanwezig is. Om de motor weer te starten, moet u de auto stilzetten, desleutel ongeveer 5–10 seconden in stand“ON” houden om de motor van brand-stof te voorzien en vervolgens de motorstarten zoals hiervoor beschreven is.

DIESELROETFILTER

Het roetfilter vangt de roetpartikels uithet uitlaatgas op en kan onder bepaalderijomstandigheden verstopt raken. Hetroetfilter wordt gereinigd tijdens een regeneratieproces, waarbij de roetdeeltjesin het filter worden verbrand door detemperatuur van het uitlaatgas tijdens hetrijden of bij stationair draaien te verhogen.

Als er een bepaalde hoeveelheid roet-deeltjes in het roetfilter is opgevangen, danwordt het automatisch geregenereerd omverstopping te voorkomen.

Als de regeneratie van het roetfilter begonnen is tijdens het rijden en doorgaatbij stationair draaiende motor, dan wordthet motortoerental circa 100 toeren perminuut verhoogd en schakelt de ventilateurvan het motorkoelsysteem in.

Page 155: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

154

Kom niet in de buurt van hetuitlaatsysteem als de motor

draait. Tijdens de regeneratie van hetroetfilter kan de temperatuur van hetuitlaatgas stijgen.

ATTENTIE!

OPMERKING Tijdens het rijden of bij stationair draaiende motor kan er witterook uit de uitlaat komen afhankelijk vanhet type brandstof dat gebruikt wordt.Dit is een gevolg van de automatische regeneratie van het roetfilter en heeftgeen invloed op de rijeigenschappen vande auto.

64J244

Lampje voor het roetfilter

Als het waarschuwingslampje van het roet-filter tijdens het rijden gaat branden, danbegint het filter verstopt te raken. Als hetlampje brandt, moet het roetfilter gere-genereerd worden. Om het roetfilter teregenereren moet de auto met een snel-heid van ten minste 50 km/h (31 mph) rijden totdat het lampje dooft (gedurendemaximaal 30 minuten afhankelijk van desnelheid van de auto).

Respecteer echter altijd de geldende snel-heidslimieten en houd rekening met deandere weggebruikers.

Als het lampje tijdens het rijden met deauto dooft, dan is de regeneratie van hetroetfilter voltooid.

BELANGRIJK Controleer of het roefiltergeregenereerd wordt als het bijbehorendelampje brandt. Als het roetfilter niet ge-regenereerd wordt, dan kan dat tot eenonregelmatige werking van de auto leidendie veroorzaakt worden door een verstoptroetfilter.

AUTO MET STARTSYSTEEMZONDER SLEUTEL

Het start-/contactslot kan worden bediendzonder de sleutel te gebruiken mits de af-standsbediening zich in het interieur vande auto (met uitzondering van de bagage-ruimte) bevindt. Om het start-/contact-slot te kunnen draaien, moet het eerstworden ingedrukt.

56KN082

79JF001

Daarom kan de motor iets meer geluidproduceren (ook door het geluid van deventilateur) en/of kan de uitlaatgas-temperatuur iets verhoogd zijn door deverbranding van de roetdeeltjes.

Page 156: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

155

Uitvoeringen methandgeschakelde versnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het vanstand “LOCK” in stand “ACC” te draaien.Om het start-/contactslot van stand“ACC” in stand “LOCK” te draaien, moetu het start-/contactslot indrukken en naarlinks draaien.

Uitvoeringen met automatischeversnellingsbak

Druk het start-/contactslot in om het tekunnen draaien.

Als het lampje van het “Keyless”-systeemop het instrumentenpaneel blauw brandt,dan kan het start-/contactslot worden gedraaid. Als het lampje rood brandt, dankan het start-/contactslot niet wordengedraaid.

OPMERKING

❒ Als het lampje van het “Keyless start”-systeem blauw brandt, dan kan hetstart-/contactslot in stand “ACC” wor-den gedraaid. Als u het start-/contact-slot indrukt, dan brandt het blauwelampje enkele seconden en dooft ver-volgens om het systeem te beschermen.Om het blauwe lampje vervolgens weerin te schakelen, moet u het start-/con-tactslot loslaten en opnieuw indrukken.

❒ Als het rode lampje van het “KeylessStart”-systeem gaat branden, dan is deafstandsbediening waarschijnlijk nietin de auto of is de batterij van de afstandsbediening leeg.

OPMERKING

❒ Als de batterij van de afstandsbedieningleeg is of als er sterke radiogolven of -storingen zijn, kan het bereik beperktzijn of kan de afstandsbediening nietwerken.

❒ Als de afstandsbediening zich te dichtbij de ruiten bevindt, kan deze mogelijkniet werken.

❒ Het start-/contactslot kan niet wordengedraaid als de afstandsbediening zichop het dashboard, in het dashboard-kastje, in het portiervak, op de zonne-klep of op de vloer bevindt

BELANGRIJK De afstandsbediening is eenkwetsbaar elektronisch apparaat. Stel ombeschadigingen te voorkomen, de afstands-bediening niet bloot aan krachtige schok-ken, vocht of hoge temperaturen (zoalsop het dashboard in direct zonlicht).

Als bij start-/contactslot in stand “ACC”(zonder ingestoken sleutel) een portiereen bepaalde tijd geopend is, dan start demotor mogelijk niet als het start-/contact-slot op “START” wordt gedraaid. Als demotor niet start, sluit dan alle portierenof draai het start-/contactslot in stand“LOCK” en start de motor nogmaals.

Het start-/contactslot kan ook wordengedraaid door de sleutel in de daarvoorbestemde opening te steken. Zie de paragraaf “Start-/contactslot” in het deel“BEDIENINGSORGANEN OP DE STUUR-KOLOM”.

Page 157: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

156

N (Vrij)

Met de pook in deze stand kan een af-geslagen motor opnieuw worden gestartals de auto in beweging is. Als u de pookin stand “N” zet bij stationair draaiendemotor moet het rempedaal ingetrapt worden gehouden om de auto op zijnplaats te houden.

D (Rijden)

Dit is de pookstand voor normaal rijden.Als de versnellingspook in stand “D” staat,dan vindt het overschakelen automatischplaats in relatie tot de gaspedaalbediening.Hoe hoger de snelheid van de auto deste dieper het gaspedaal moet worden ingetrapt voor het terugschakelen.

3 (3 Laagste versnellingen)

Deze stand van de versnellingspook isvooral geschikt op lange en niet al te steilehellingen. In deze stand kan worden afge-remd op de motor tijdens lange flauweafdalingen. De versnellingsbak gebruiktuitsluitend de eerste drie versnellingen.

2 (2 Laagste versnellingen)

Deze stand van de versnellingspook biedtmeer trekkracht bij het oprijden van steilehellingen of een groter afremeffect op demotor tijdens afdalingen.

GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK

AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK MET 4 VERSNELLINGEN

Versnellingspook

De versnellingspook kan uitsluitend uitstand “P” (Parkeren) worden gezet, als hetstart-/contactslot in stand “ON” staat enhet rempedaal is ingetrapt.

77J021

77J028Standen van de pook bij een automatische versnellingsbak

Automatische versnellingsbak met 4 versnellingen

Houd bij stilstaande auto altijd het rempedaal inge-

trapt voordat vanuit “P” (Parkeren)of “N” een versnelling vooruit of deachteruit wordt ingeschakeld. Hier-door wordt voorkomen dat de autoonverwacht gaat rijden als een ver-snelling wordt ingeschakeld.

ATTENTIE!

Gebruik de versnellingspook zoals hier-onder is beschreven:

P (Parkeren)

Gebruik deze stand van de pook om deversnellingsbak te blokkeren bij een ge-parkeerde auto of als de motor wordtgestart. Zet de pook uitsluitend in stand“P” als de auto volledig stilstaat.

R (Achteruit)

Zet bij stilstaande auto de pook in dezestand om de achteruit in te schakelen.

Zorg ervoor dat de auto volledig stilstaatvoordat de achteruit wordt ingeschakeld.

Page 158: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

157

Handgeschakelde 5-versnellingsbak (voor benzinemotoren)

Handgeschakelde 6-versnellingsbak (voor dieselmotoren)

L (1 Laagste versnelling)

Deze stand van de versnellingspook biedtmaximale trekkracht bij het oprijden vansteile hellingen of het rijden in diepe sneeuwof modder of het maximale afremeffect opde motor tijdens steile afdalingen.

OPMERKING

Als u een versnelling wilt inschakelen bijeen snelheid die boven de maximum snel-heid van de gekozen versnelling ligt, danzal de versnellingsbak pas terugschakelenzodra de snelheid is gedaald tot onder de maximum snelheid van de gekozen versnelling.

BELANGRIJK Respecteer de volgendevoorschriften om beschadiging van de automatische versnellingsbak te voor-komen:

❒ Zorg ervoor dat de auto volledig stil-staat voordat stand “P” of “R” wordtingeschakeld.

❒ Schakel niet van stand “P” of “N” naar“R”,“D”, “3”, “2” of “L” als de motormet een hoger toerental dan het stationaire toerental draait.

❒ Geef niet onnodig gas als de versnel-lingsbak in een rijstand (“R”, “D”,“3”,“2” of “L”) staat en de auto stilstaat.

❒ Gebruik het gaspedaal niet om de autoop zijn plaats te houden op een helling.Gebruik de remmen van de auto.

HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK

Wegrijden

Trap voor het wegrijden het koppelings-pedaal in en schakel de eerste versnellingin. Schakel de handrem uit en laat het kop-pelingspedaal geleidelijk opkomen. Als u eenverandering in het geluid van de motorhoort, trap dan het gaspedaal langzaam interwijl u het koppelingspedaal langzaamverder laat opkomen.

Schakelen

Alle versnellingen vooruit zijn gesynchro-niseerd om eenvoudig en geluidloos te kunnen schakelen. Trap altijd het kop-pelingspedaal volledig in voordat u schakelt.

79J002

80J2033

Page 159: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

158

– Verlaag de snelheid enschakel terug naar een lagere

versnelling voordat u een lange of stei-le afdaling maakt. Met een lagere ver-snelling kunt u op de motor afremmen. – Gebruik de remmen niet langdurigom oververhitting en daardoor bescha-diging te voorkomen– Als u op gladde wegen rijdt, vermin-der dan eerst vaart en schakel dan pasterug. Door te grote of onverwachtsesnelheidswisselingen kunnen de bandenhun grip verliezen, waardoor u de con-trole over de auto kunt verliezen.– Zorg ervoor dat de auto volledigstilstaat voordat de achteruit wordtingeschakeld.

ATTENTIE!

79J217

Om correct te kunnen over-schakelen, moet het koppe-

lingspedaal volledig worden ingetrapt.Om deze reden mag er niets onderde pedalen liggen: controleer of mat-ten goed bevestigd zijn en de pedalenniet hinderen.

ATTENTIE!BELANGRIJK

❒ Om beschadiging aan de koppeling tevoorkomen, mag u het koppelingspedaalniet als steun voor uw voet gebruikenals u rijdt of om de auto stil te houdenop een helling. Trap het koppelingspe-daal tijdens het overschakelen geheel in.

❒ Geef geen gas tijdens het op- of terug-schakelen van een versnelling. Het geven van “tussengas” tijdens het op- ofterugschakelen kan de levensduur van demotor beperken en het soepel over-schakelen verhinderen.

Maximaal toegestaneterugschakelsnelheden

Bij uitvoeringen met 1.6-benzinemotor

Overschakeling km/h (mph)

Van 2 naar 1 50 (31)

Van 3 naar 2 90 (56)

Van 4 naar 3 135 (84)

Van 5 naar 4 180 (113)*

Overschakeling km/h (mph)

Van 2 naar 1 40 (25)

Van 3 naar 2 70 (43)

Van 4 naar 3 120 (74)

Van 5 naar 4 160 (99)

Van 6 naar 5 200 (124)*

Bij uitvoeringen met 2.0-dieselmotor

(*) OPMERKING Deze maximum snelheidis mogelijk niet haalbaar bij bepaalde rijom-standigheden en/of conditie van de auto.

BELANGRIJK Controleer voordat u terug-schakelt of de snelheid van de auto lageris dan de maximaal toegestane snelheid vande versnelling die u wilt inschakelen omernstige schade aan de motor te voor-komen.

Bij auto’s met toerenteller

Houd een gematigd toerental aan om te voorkomen dat het rode gebied van detoerenteller bereikt wordt.

Achteruit inschakelen bij handgeschakelde 6-versnellingsbak (bij uitvoeringen met dieselmotor)

Om de achteruit in te schakelen, moetu de ring omhoog trekken en de pooknaar rechts en vervolgens naar achterenplaatsen.

Handgeschakelde 6-versnellingsbak (voor dieselmotoren)

Page 160: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

159

GEBRUIK VANKEUZEKNOP2WD/4WD(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Met het 4×4-systeem kunt u met de 2WD/4WD-keuzeschakelaar de aandrijving kiezen op basis van de rijomstandigheden.Er zijn drie standen: “2WD” (alleen voor-wielaandrijving), “4WD AUTO” en “4WDLOCK”, die kunnen worden ingeschakeldmet de 2WD/4WD-schakelaar ook als deauto rijdt, mits de voorwielen in de recht-uitstand staan.

BESCHRIJVING VAN DE DRIE STANDEN VAN HET 4×4-SYSTEEM

2WD

In deze stand worden alleen de voor-wielen aangedreven. Gebruik deze standbij normale rijomstandigheden (droge enharde ondergrond).

4WD AUTO

In deze stand worden bij normale snel-heden zowel de voor- als de achterwielenaangedreven, waardoor de trekkracht groter wordt ten opzichte van tweewiel-aandrijving. Gebruik deze stand op rulleof gladde wegen (bedekt met ijs, sneeuw,modder enz.).

Als de AUTOMATISCHE werking is gekozen, beoordeelt het 4×4-systeemde rijomstandigheden met behulp vansensorsignalen.

Als de voorwielen doorslippen, dan verbetert de elektronische koppeling detrekkracht van de achterwielen. Dezefunctie verbetert de stabiliteit tijdens hetrijden op een onregelmatig wegdek en opbesneeuwde hellingen of soortgelijkewegen.

Ook onder normale rijomstandigheden opgeplaveide wegen wordt er minder motor-koppel aan de achterwielen geleverd enmeer aan de voorwielen, waardoor ookhet brandstofverbruik verbetert.

80J009

4WD LOCK

In deze stand worden de voor- en achter-wielen aangedreven bij lage snelheden. Gebruik deze stand als het wegrijden instand “4WD AUTO” moeizaam gaat opwegen met modder, zand of sneeuw.

OPMERKINGEN

❒ Gebruik op natte wegen de auto niet instand “4WD LOCK” om beschadigingvan de transmissie te voorkomen.

❒ Als de snelheid van de auto toeneemt,wordt de stand “4WD LOCK” auto-matisch uitgeschakeld en de stand“4WD AUTO” ingeschakeld.

❒ Als het contactslot in stand “OFF”staat, wordt de stand “4WD LOCK”uitgeschakeld.

Page 161: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

160

WERKING VAN DE 2WD/4WD-KEUZESCHAKELAAR

Gebruik de 2WD/4WD-keuzeschakelaarals volgt:

2WD/4WD-keuzeschakelaarinschakelen

De 2WD/4WD-keuzeschakelaar wordtingeschakeld als u de sleutel in het start-/ contactslot draait.

Vanuit stand 2WD naar stand 4WD AUTO

Als u de 2WD/4WD-keuzeschakelaar inde neutrale stand zet, gaat de aanduiding“4WD AUTO” branden.

Vanuit stand 4WD AUTO naar stand 4WD LOCK

Druk enkele seconden op de “4WDLOCK”-schakelaar totdat de aanduiding“4WD LOCK” gaat branden.

79J040

79J100

Vanuit stand 4WD AUTO of 4WDLOCK naar stand 2WD

Als u de“2WD”-schakelaar indrukt, dooftde aanduiding “4WD AUTO” of “4WDLOCK”.

OPMERKINGEN

❒ De 2WD/4WD-keuzeschakelaar kanzowel bij stilstaande auto als bij rijdendeauto worden gebruikt.

❒ Zorg dat de voorwielen in de rechtuit-stand (stuur in de middenstand) staanvoordat u de 2WD/4WD-keuze-schakelaar bedient.

❒ Als u bij het nemen van bochten, gas-geven of vaart minderen de 2WD/4WD-keuzeschakelaar gebruikt of de stand “4WD AUTO” of “4WDLOCK” uitschakelt, kan dit een schokteweeg brengen; dit duidt echter nietop een storing in het systeem.

❒ Als bij ingeschakelde “4WD LOCK”-stand de snelheid van de auto toeneemt,wordt automatisch de stand “4WDAUTO” ingeschakeld.Echter, als u snelheid mindert, wordtniet automatisch de “4WD LOCK”-stand weer ingeschakeld. Hiervoormoet u de “4WD LOCK”-schakelaarindrukken afhankelijk van de rijomstan-digheden.

Vanuit stand 4WD LOCK naar stand 4WD AUTO

Als u de “4WD LOCK”-schakelaar indrukt,gaat de aanduiding “4WD AUTO” branden.

Page 162: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

161

❒ Bedenk dat u met een 4x4-auto nietoveral kunt rijden. Houdt u aan de volgende rij-instructies:

– Rijd niet in water, bijvoorbeeld dooreen rivier.

– Rijd niet in gebieden waarbij de voor-wielen continu doorslaan, zoals opzand of in modder.

– Als een van de wielen los van degrond komt, bijvoorbeeld als u vande weg afraakt, vermijd dan het door-slaan van het wiel.

❒ Als de aanduiding “4WD AUTO” of“4WD LOCK” blijft branden of tijdenshet rijden gaat branden, kunnen er storingen zijn in het 4x4-systeem. Laathet systeem door het Fiat Service-netwerk controleren.

BELANGRIJK Onregelmatig versletenbanden kunnen de juiste werking van de2WD/4WD-keuzeschakelaar in gevaarbrengen. Houd voor uw banden het onderhoudsprogramma aan. Zie “Banden”en “Geprogrammeerd onderhoud” in hetdeel “CONTROLES EN ONDERHOUD”voor de juiste wieluitlijnprocedure.

REMSYSTEEM

De remweg neemt toe met de snelheidvan de auto. De remweg bij bijvoorbeeld60 km/h is ongeveer 4 keer langer dan diebij een snelheid van 30 km/h. Begin metremmen voordat u het punt bereikt waar-op geremd moet worden en vermindergeleidelijk vaart.

❒ Als u met de auto met hoge snelheiddoor zand of water rijdt of als een wielvan de weg afraakt, wordt het verschilin toerental tussen de voor- en achter-wielen groter (de wielen slaan door).Als deze omstandigheden langere tijdoptreden, dan stijgt ook de olietempe-ratuur in de transmissie-onderdelen.In dat geval gaat de aanduiding “4WDAUTO” knipperen en wordt automa-tisch de 2WD-stand ingeschakeld om detransmissie-onderdelen te beschermen;parkeer de auto op een veilige plaatsen laat de motor stationair draaien; na enige tijd gaat de aanduiding “4WD AUTO” opnieuw branden enwordt de stand “4WD AUTO” weer ingeschakeld.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Gebruik de stand “4WD LOCK” nooitals u op verharde wegen rijdt. Gebruikde stand “4WD LOCK” niet op een natwegdek. Als u de stand “4WD LOCK”gebruikt onder bovengenoemde om-standigheden, wordt de transmissiezwaar belast en kan er ernstige schadeontstaan. Bovendien slijten de bandensneller en stijgt het brandstofverbruik.

60G165A

Page 163: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

162

REMBEKRACHTIGER

Uw auto is voorzien van een rem-bekrachtiger. Bij gebrek aan vermogenvanwege een motorstoring of andere storingen, blijft het systeem werken dankzij een vermogensreserve en kunt u de auto stilzetten door het rempedaal éénkeer in te trappen en ingetrapt te houden.De vermogensreserve wordt gedeeltelijkgebruikt als u het rempedaal intrapt envermindert iedere keer als u het rem-pedaal intrapt. Bedien het rempedaal daar-om soepel en gelijkmatig en vermijd pom-pend remmen.

ABS (ANTIBLOKKEERSYSTEEM)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Het ABS voorkomt het doorslippen vande wielen door de remdruk elektronischte regelen. Het zorgt er ook voor dat ude controle over het stuur behoudt bijbruusk remmen of op gladde wegen.

Het ABS treedt automatisch in werking;een speciale remtechniek is dus niet ver-eist. U hoeft slechts het rempedaal in tetrappen zonder noodzaak om de druk ophet rempedaal te variëren. Het ABS treedtiedere keer in werking als de wielen dreigen te blokkeren. Het rempedaal kaniets trillen als het ABS in werking treedt.

OPMERKING Het ABS werkt niet als desnelheid van de auto lager is dan 6 km/h.

Als er water in de remtrom-mel van de remmen dringt,

kunnen de prestaties van het remsys-teem onvoldoende en onberekenbaarzijn. Nadat u in water hebt geredenof nadat u de auto hebt gewassen,moet u de juiste werking van de rem-men controleren. Probeer de remmenuit terwijl u met lage snelheid rijdt.Als de remmen minder goed werkendan normaal, laat ze dan drogen doorze continu te bedienen terwijl u langzaam rijdt, totdat de normalewerking hersteld is.

ATTENTIE!

Ook zonder vermogens-reserve in het remsysteem

kunt u de auto stilzetten door hetrempedaal in te trappen, maar is ermeer kracht vereist dan normaal. Deremweg zal echter langer zijn.

ATTENTIE!

Remassistentiesysteem

Het assistentiesysteem herkent een nood-stop aan de bedieningswijze van het rem-pedaal en zal de remdruk zo hoog mogelijkhouden ook in het geval de bestuurder ongewild de druk op het rempedaal ver-laagt.

OPMERKING Als het rempedaal snel enkrachtig wordt ingetrapt, dan kan het rem-pedaal een trillend geluid produceren. Ditis normaal en een indicatie dat het rem-assistentiesysteem correct geactiveerd is.

Page 164: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

163

Op bepaalde oppervlakken(grind, besneeuwde wegen

enz.) kan de remweg van een automet ABS iets langer zijn dan die vaneen auto met een traditioneel rem-systeem. Bij een normaal remsysteemkunnen geblokkeerde wielen zich in-graven in het grind of in de sneeuw-laag waardoor de remweg korterwordt, terwijl het ABS dit weerstands-effect minimaliseert. Houd een gro-tere afstand aan voor het remmen als u op dit soort wegen rijdt.

Op geplaveide wegen kunnen zeergetalenteerde bestuurders de remwegmet een conventioneel remsysteemiets verkorten ten opzichte van eenremsysteem met ABS.

In beide bovengenoemde gevallenbiedt het ABS echter het voordeel datde auto bestuurbaar blijft. Bedenkechter dat het ABS niet in staat is alle gevolgen van het rijden op ge-accidenteerde wegen, bij slechteweersomstandigheden of bij een ver-keerde inschatting van de bestuurderte compenseren. Gebruik uw gezondeverstand en rijd niet te hard.

ATTENTIE!

1. Storingslampje ABS Type 1

2. Storingslampje ABS Type 2

3. Storingslampje remsysteem

(1) (2)

(3)

65D451

Als tijdens het rijden hetABS-storingslampje ((1) of

(2)) op het instrumentenpaneel gaatbranden, kan er een storing zijn in hetABS. Laat het systeem onmiddellijkdoor het Fiat Servicenetwerk contro-leren. Mocht het ABS niet werken,dan werkt het remsysteem zoals eennormaal remsysteem zonder ABS.

ATTENTIE!

Als het ABS-storingslampje((1) of (2)) en het storings-

lampje van het remsysteem (3) op hetinstrumentenpaneel blijven brandenof tijdens het rijden gelijktijdig gaanbranden, dan betekent dit dat de antiblokkeerfunctie en de elektronischeremdrukverdeling (remdrukbegrenzingvan de achterwielen) niet kunnenworden geactiveerd. In dat geval kun-nen de achterwielen makkelijk door-slippen en kan de achterzijde van deauto, in het ergste geval, uitbrekentijdens het remmen op een gladdeweg of als u bruusk remt, ook op eendroog wegdek.

Wendt u onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk om het ABS te latencontroleren. Rijd voorzichtig en ver-mijd bruusk remmen.

ATTENTIE!

Page 165: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

164

HOE WERKT HET ABS

Een computer controleert voortdurend dedraaisnelheid van de wielen en vergelijktde snelheidswijzigingen van de wielen tijdens het remmen. Als de draaisnelheidvan de wielen plotseling vermindert en dewielen dreigen door te slippen, wordt deremdruk een aantal keren per secondenaangepast om de voorkomen dat de wielen blokkeren. Tijdens het starten ofals wordt geaccelereerd na krachtig rem-men, dan kan tijdelijk de werking van deABS-motor of een trillend geluid wordengehoord, dat duidt op het resetten en dezelfcontrole van het ABS.

Het ABS werkt mogelijk nietcorrect als de auto wordt

voorzien van banden of velgen metandere specificaties dan die staanaangegeven in het instructieboek. Dit komt doordat het ABS werkt opbasis van de snelheidswijzigingen vande wielen. Als u de banden of velgenvervangt, monteer dan alleen bandenof velgen van het juiste type en metde juiste afmetingen die in het in-structieboek zijn aangegeven.

ATTENTIE!

ESP® is een geregistreerd handelsmerk vanDaimler AG.

Het ESP® (Electronic Stability Program,elektronische stabiliteitsregeling) helpt omde auto onder controle te houden inbochten zowel bij onder- als overstuur.Het systeem helpt bovendien om de tractiete behouden bij het accelereren op onverharde of gladde wegen. Hiervoor regelt het systeem het motorvermogenen bedient het selectief de remmen. Bovendien helpt het ESP® om het door-slaan van de wielen te voorkomen doorde remdruk te regelen.

Het ESP® optimaliseert destabiliteit tijdens het rijden

niet onder alle omstandigheden en regelt niet het gehele remsysteem vande auto. Het ESP® sluit eventuele on-gelukken niet uit, zoals ongelukkendie veroorzaakt worden door een tehoge snelheid in bochten of dooraquaplaning. Alleen door voorzich-tig en geconcentreerd te rijden kun-nen ongelukken worden voorkomen.Ook bij auto’s die zijn uitgerust metESP® moet altijd veilig worden gereden.

Het ESP® bestaat uit de volgende drie sys-temen:

SYSTEEM VOORSTABILITEITSREGELINGHet stabiliteitsregelsysteem van de autozorgt voor een geïntegreerde regeling vandiverse systemen, zoals het remsysteemmet ABS, tractieregeling, regeling van hetmotorkoppel enz. Dit systeem regelt automatisch de remmen en het motor-koppel om het slippen en uitbreken van deauto te voorkomen in bochten, op gladdewegen of bij plotselinge stuurbewegingen.

SYSTEEM VOORTRACTIEREGELINGHet systeem voor tractieregeling helpt bijhet voorkomen van spinnende banden tijdens het wegrijden of accelereren opgladde wegen. Het systeem werkt alleenals geconstateerd wordt dat een of meer-dere wielen doorslaan of hun grip dreigente verliezen. Als dit zich voordoet, grijpthet systeem automatisch in op de voor- enachterremmen en vermindert het motor-vermogen om het spinnen te beperken.

OPMERKING Als u de motor start of direct nadat de auto in beweging is, kunt u enkele seconden een klik horen. Dit betekent dat het hiervoor beschreven systeem een zelfcontrole uitvoert. Dit geluid duidt niet op een storing.

ATTENTIE!

ESP® (ELECTRONIC STABILITY PROGRAM –ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Page 166: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

165

ABS (ANTI-LOCK BRAKING SYSTEM,ANTIBLOKKEERSYSTEEM)

Het ABS voorkomt het doorslippen doorde remdruk elektronisch te regelen. Hetzorgt er ook voor dat u de controle overhet stuur behoudt bij bruusk remmen ofremmen op gladde wegen. Het ABS treedtautomatisch in werking; speciale rem-technieken zijn dus niet nodig. Trap het rempedaal in zonder te pompen. Het ABStreedt in werking als de wielen dreigen teblokkeren. Als het ABS in werking is getreden, kunt u een trilling in het rem-pedaal bemerken.

(Zie voor meer informatie over het ABS,“Remsysteem” in het deel “WEGWIJS INUW AUTO”.)

OPMERKING Als het ABS is geactiveerd,kunt u een roffelend geluid horen en/ofeen trilling in het rempedaal bemerken.Dit is normaal en betekent dat de drukvan de remvloeistof op de juiste wijzewordt geregeld.

Het ESP® kan mogelijk nietgoed werken als andere

banden gebruikt worden dan de banden die staan aangegeven in hetinstructieboek. Houdt u bij het ver-vangen van de banden strikt aan deafmetingen en de typen die staanaangegeven in het instructieboek.Het ESP® kan mogelijk niet goed wer-ken als de bandenspanning anders isdan de spanning die is voorgeschre-ven voor de banden. Het ESP® kanmogelijk niet goed werken als metsneeuwkettingen wordt gereden. HetESP® kan mogelijk niet goed werkenals de banden te veel versleten zijn.Vervang de banden als de slijtage-indicatoren zichtbaar zijn in de groeven van het loopvlak.Het ESP® is geen vervanging voorwinterbanden of sneeuwkettingen opbesneeuwde weggedeelten.

ATTENTIE!

Het ESP® kan mogelijk nietjuist werken als motorcom-

ponenten (zoals een uitlaatdemper)niet standaard zijn of extreem ver-sleten zijn. Voer geen modificatiesuit aan de wielophanging van de auto, omdat hierdoor de juiste wer-king van het ESP®-systeem in gevaarkan worden gebracht.

ATTENTIE!

Hierna worden de ESP®-lampjes beschre-ven.

SLIP-LAMPJE (SLIPPEN)

52KM133

Als een van de ESP®-systemen wordt geactiveerd behalve het ABS, gaat hetSLIP-lampje op het instrumentenpaneel 5keer per seconde knipperen.

BELANGRIJK Als het SLIP-lampje tijdenshet rijden gaat branden en blijft branden,kan er een storing zijn gesignaleerd in deESP®-systemen (behalve ABS). Laat desystemen door het Fiat Servicenetwerkcontroleren.

OPMERKING Als het SLIP-lampje tijdenshet rijden gaat branden en blijft branden,om aan te geven dat er een storing is inde ESP®-systemen (behalve ABS), danwerkt het remsysteem als een traditioneelABS zonder de extra eigenschappen vanhet ESP®.

Page 167: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

166

OPMERKING

Als u de accu loskoppelt en vervolgensweer aansluit, worden de functies van deESP®-systemen behalve het ABS uitge-schakeld en gaat het waarschuwingslampjevoor slippen 1 keer per seconde knippe-ren. Voer in dat geval de volgende proce-dure uit om de ESP®-systemen weer te activeren:

❒ rijd enkele seconden rechtuit met eensnelheid hoger dan 15 km per uur envoorkom het doorslippen van de ban-den;

❒ het SLIP-lampje dooft en de ESP®-systemen worden weer geactiveerd.

Het kan enige seconden duren voordathet SLIP-lampje dooft, afhankelijk van decondities van het wegdek.

ESP-lampje

66J031

Bij een storing in de ESP®-systemen(behalve ABS) gaat het ESP-lampje ophet instrumentenpaneel branden

BELANGRIJK Als het ESP-lampje tijdenshet rijden gaat branden of blijft branden,kan er een storing zijn gesignaleerd in deESP®-systemen (behalve ABS). Laat desystemen door het Fiat Servicenetwerkcontroleren.

OPMERKING Als het ESP-lampje tijdenshet rijden gaat branden of blijft branden,om aan te geven dat er een storing is inde ESP®-systemen (behalve ABS), danwerkt het remsysteem als een traditio-neel ABS zonder de extra eigenschap-pen van het ESP®.

Schakelaar ESP OFF

66J032

Het is raadzaam tijdens het rijden de ESP®

ingeschakeld te laten, zodat u alle ESP®-systemen kunt benutten.

Het kan nodig zijn de ESP®-systemen (behalve ABS) uit te schakelen als de auto in zand, modder of sneeuw vastzit,waarbij de banden moeten spinnen.

Schakelaar ESP OFF

Als u de schakelaar ESP OFF in het middenvan het dashboard indrukt om de ESP®-systemen (behalve ABS) uit te schakelen,gaat het lampje ESP OFF op het instrumentenpaneel branden.

Na de uitschakeling van de ESP®-systemen(behalve ABS), moet u ervoor zorgen datze weer geactiveerd worden voordatu weer op de normale manier verder rijdt.

Als u opnieuw op de schakelaar ESP OFFdrukt, dooft het lampje ESP OFF en worden alle ESP®-systemen geactiveerd.

ABS-lampje/Lampje remsysteem

Zie “Remsysteem” in het deel “WEGWIJSIN UW AUTO”.

62J142

Page 168: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

167

INRIJPERIODE

BELANGRIJK De prestaties en de be-trouwbaarheid van de motor hangen afvan hoe de auto tijdens de inrijperiode behandeld wordt en of de voorzorgs-maatregelen in acht zijn genomen. Het isvooral belangrijk om tijdens de eerste 1 000km de volgende voorzorgsmaatregelen inacht te nemen.

❒ Laat na het starten van de motor, demotor geleidelijk opwarmen.

❒ Laat de motor niet lange tijd met eenconstant toerental draaien. De bewegende delen lopen beter in alsu het motortoerental varieert.

❒ Als u de auto lange tijd niet gebruikthebt, rijd dan langzaam weg. Vermijdmet vol gas optrekken.

❒ Vermijd bruusk remmen, vooral tijdensde eerste 300 km.

❒ Rijd niet met een lage snelheid als u eenhoge versnelling hebt ingeschakeld.

❒ Rijd met een gematigde snelheid.

❒ Trek geen aanhangers tijdens de eerste 1 000 km.

KATALYSATOR(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Het doel van de katalysator is om de uit-stoot van schadelijke bestanddelen uit deuitlaat van uw auto te verminderen. Hetis verboden loodhoudende benzine te gebruiken in auto’s die zijn uitgerust meteen katalysator omdat hierdoor de onder-delen van de katalysator die zorgen voorvermindering van de schadelijke bestand-delen, worden uitgeschakeld.

De katalysator is zo ontworpen dat hij degehele levensduur van uw auto meegaatbij een normaal gebruik van uw auto metloodvrije benzine en vereist geen specialeonderhoudswerkzaamheden. Het is ech-ter zeer belangrijk dat de motor goed isafgesteld. Als de motor niet start vanwegeeen verkeerde afstelling, kan de katalysa-tor oververhit raken. Hierdoor kunnende katalysator en andere onderdelen vande auto onherstelbaar beschadigen.

BELANGRIJK Om mogelijke schade aande katalysator of andere onderdelen vande auto tot een minimum te beperken:

❒ Zorg dat de motor altijd in optimalestaat verkeert.

❒ Als de motor niet goed werkt, vooralals het starten niet lukt of de prestatiesminder zijn, laat de motor dan onmid-dellijk controleren.

❒ Voorkom dat de motor afslaat of hetcontact wordt uitgeschakeld als de auto met ingeschakelde versnelling in beweging is.

❒ Probeer de motor niet te starten doorde auto aan te duwen, aan te slepen ofvan een helling af te laten rollen.

68KM085

Page 169: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

168

❒ Laat de motor niet stationair draaienbij losgenomen of verwijderde bougie-kabels, zoals bij ouderwetse diagnose-werkzaamheden.

❒ Laat de motor niet lange tijd stationairdraaien als u denkt dat er storingen zijn.

❒ Zorg dat er altijd voldoende brandstofin de brandstoftank zit.

54G584S

Als u de auto parkeert ofmet de auto rijdt, zorg dan

dat de katalysator en de andere onder-delen van de uitlaat niet oververhitraken. Parkeer of start de motor nietboven ontvlambare materialen, zo-als gras of droge bladeren, omdat deze in aanraking kunnen komen methet hete uitlaatsysteem.

ATTENTIE!

BRANDSTOFBESPARING

Door het opvolgen van de volgende aan-wijzingen bespaart u brandstof.

Laat de motor niet lange tijdstationair draaien.Als u de auto langer dan een minuut parkeert met draaiende motor, zet dande motor uit en start hem later opnieuw.Als u een koude motor opwarmt, laat hemdan stationair draaien totdat de wijzer-naald van de temperatuurmeter de stand“C” bereikt (als het niet verboden is demotor stationair te laten draaien). In dezestand is de motor voldoende opgewarmdom weg te rijden.

Vermijd snel optrekkenSnel optrekken bij stoplichten of bij stop-borden verhoogt het brandstofverbruikonnodig en verkort de levensduur van demotor. Rijd langzaam weg.

Voorkom onnodig afremmenVerminder geen vaart en stop niet als ditniet nodig is. Probeer zo veel mogelijk eengematigde en constante snelheid aan tehouden. Als u afremt en vervolgens weergas geeft, verbruikt u veel brandstof.

Houd een constante kruissnelheid aanProbeer zo veel mogelijk een constantesnelheid aan te houden, aangepast aan dewegcondities en de verkeerssituatie.

Houd het luchtfilter schoon

Door een vuil luchtfilter is de brandstof-toevoer naar de motor veel groter dande hoeveelheid geleverde lucht. Hierdoorwordt brandstof verspild omdat er geenvolledige verbranding plaatsvindt.

Houd het gewicht van de auto zo laag mogelijk

Hoe zwaarder de auto, hoe hoger hetbrandstofverbruik. Verwijder onnodigebagage en andere lading.

Houd de banden op de juiste spanning

Als de spanning te laag is, neemt hetbrandstofverbruik toe vanwege de hogererolweerstand van de banden. Houd de ban-den op de juiste spanning. De juiste ban-denspanning is aangegeven op een infor-matieplaatje op het portier of de portier-stijl aan bestuurderszijde.

60A183S

Page 170: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

169

AAAANNWWIIJJZZIINNGGEENN VVOOOORR HHEETT RRIIJJDDEENN

60G409

MET HOGE SNELHEID RIJDEN ...................................... 170

BERGOPWAARTS/-AFWAARTS RIJDEN ..................... 170

OP GLADDE WEGEN RIJDEN ........................................ 171

6

Page 171: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

170

MET HOGE SNELHEIDRIJDEN

Als u met hoge snelheid rijdt, houdt u danaan de volgende aanwijzingen:

❒ De remweg neemt aanzienlijk toe bijeen hogere snelheid. Begin met remmenruim voor het punt waarop u gestoptmoet zijn, zodat u indien nodig extraruimte hebt voor het remmen.

❒ Als het regent, kunt u te maken krijgenmet “Aquaplaning”, ofwel een verliesvan direct contact tussen het wegdek ende banden van de auto, dat veroorzaaktwordt door het dunne laagje water datzich heeft gevormd. Bij aquaplaning kanhet zeer moeilijk zijn de auto te sturenof te remmen en kunt u dus de con-trole over de auto verliezen. Beperkuw snelheid als het wegdek nat is.

❒ Bij een hoge snelheid kan de auto door sterke zijwind uit koers worden gedrukt. Verminder vaart en bereidt u voor op onverwachtse koersaf-wijkingen van de auto als u uit een tunnel komt, in bochten of als u andere auto’s inhaalt enz.

BERGOPWAARTS/- AFWAARTS RIJDEN

❒ Als u een steile helling oprijdt, kan de auto langzamer gaan rijden door onvoldoende vermogen. Schakel in datgeval terug naar een lagere versnellingvoor meer vermogen. Schakel snel te-rug om verlies van snelheid te voor-komen.

❒ Als u van een helling afrijdt, kunt u beter op de motor afremmen door terug te schakelen.(Zowel met handgeschakelde als auto-matische versnellingsbak mogelijk).

52D078

Draag altijd veiligheids-gordels. Ook als er airbags

gemonteerd zijn voor de zitplaatsenvoor, moeten de bestuurder en allepassagiers altijd goed worden be-schermd door de veiligheidsgordels.Zie “Veiligheidsgordels en kinder-zitjes” voor de instructies over hetjuiste gebruik van de veiligheidsgor-dels.

Rijd nooit onder invloed van alcoholof verdovende middelen omdat dit uwcapaciteit om veilig te rijden ernstigkan schaden, waardoor de kans opongevallen toeneemt. Rijd ook nietals u vermoeid, geïrriteerd, misselijkof gestrest bent.

ATTENTIE!

Houd het rempedaal niet te lang ingetrapt of trap het

niet te vaak in als u een lange en steile afdaling maakt, omdat de rem-men oververhit kunnen raken en deremcapaciteit in gevaar kan wordengebracht. Als u deze voorzorgsmaat-regelen niet opvolgt, kunt u de con-trole over de auto verliezen.

ATTENTIE!

Page 172: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

171

OP GLADDE WEGENRIJDEN

Rijd op een nat wegdek langzamer dan opeen droog wegdek om te voorkomen datde wielen doorslippen als u remt. Als uop beijzelde, besneeuwde of modderigewegen rijdt, verlaag dan de snelheid envermijd bruusk gasgeven, abrupt remmenof bruuske stuurbewegingen.

4×4-MODELLEN

Uw 4×4 is ontwikkeld om de aandrijvingvan de auto te verbeteren op gladde wegen. Echter de aandrijving van uw 4×4is niet ongelimiteerd bij overvloedigesneeuw, modder of diep rul zand; rijd daar-om niet met uw 4×4 in deze omstandig-heden. De 4×4-uitvoeringen zijn geensport- of terreinwagens en zijn niet ont-worpen voor off-road-gebruik.

SNEEUWKETTINGEN

Sneeuwkettingen moeten indien nodig gebruikt worden om de trekkracht te vergroten of omdat het wettelijk is voor-geschreven. Gebruik sneeuwkettingen diegeschikt zijn voor de afmetingen van deop uw auto gemonteerde banden. Controleer bovendien of er voldoendespeling is tussen het spatbord en de gemonteerde sneeuwkettingen.

Monteer de sneeuwkettingen op de voor-wielen volgens de door de fabrikant bijgeleverde instructies. Trek, indien nodig,de sneeuwkettingen na als u ongeveer 1 kmhebt gereden. Rijd langzaam met gemon-teerde sneeuwkettingen.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Als u hoort dat de sneeuwkettingende carrosserie raken, stop dan en trekze na.

❒ Als uw auto is uitgerust met wiel-deksels, verwijder dan eerst de wiel-deksels voordat u sneeuwkettingenmonteert, om beschadiging te voor-komen.

BELANGRIJK Draai bij afdalingen NOOITde contactsleutel in stand “OFF” omdat danhet emissieregelsysteem kan beschadigen.

79J029

60G089S

60G089S

Page 173: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

172

BELANGRIJK Laat de auto niet langer danenkele minuten schommelen, omdat dande motor oververhit kan raken en de versnellingsbak beschadigd kan worden.

ALS UW AUTO VASTZIT

Als uw auto in sneeuw, modder of zandvastzit, volg dan de volgende aanwijzingenop:

❒ Schakel telkens heen en weer tussende eerste versnelling en de achteruitom de auto te laten schommelen, zo-dat er een extra stuwkracht ontstaat.Trap het gaspedaal geleidelijk in om hetdoorslaan van de wielen te voorkomen.Neem uw voet van het gaspedaal ter-wijl u schakelt.Laat de motor niet met te hoge toeren-tallen draaien. Als de wielen te veeldoorslaan, kunnen de wielen nog dieperwegzakken waardoor de auto nogmoeilijker is los te krijgen.

❒ Als uw auto blijft vastzitten na het latenschommelen van de auto, laat hem dandoor een andere auto lostrekken.

Zorg dat niemand in de buurtvan de auto blijft als u de

auto laat schommelen en laat de wielen niet sneller draaien dan 40 km/h, aangegeven op de snel-heidsmeter, om verwonding of be-schadiging te voorkomen.

ATTENTIE!

54G638S

54G638S

Naast de aanwijzingen voorhet rijden in dit deel, moeten

ook de volgende voorzorgsmaat-regelen in acht worden genomen.

Controleer of uw banden in goedestaat zijn en de juiste banden-spanning hebben. Zie voor meer informatie “Banden” in het deel“CONTROLES EN ONDERHOUD”.

ATTENTIE!

Gebruik geen banden die ver-schillen van de banden die

door Fiat zijn voorgeschreven. Gebruiknooit banden van een ander type ofmet andere afmetingen. Dit geldt voorzowel de voor- als de achterwielen.Zie voor meer informatie over de voor-geschreven banden, het informatie-plaatje op de portierstijl aan bestuurderszijde.

Gebruik nooit banden waarvan debandenmaat groter is dan voorge-schreven of speciale schokdempers enveren om uw auto te verhogen, omdatu daarmee de rijeigenschappen vanuw auto wijzigt. Te grote banden kun-nen bovendien tegen de carrosserieschuren en de auto beschadigen of de doelmatigheid van de banden ingevaar brengen.

Nadat u in water hebt gereden, moetu bij lage snelheid de juiste werkingvan de remmen controleren. Als deremmen minder goed werken dannormaal, droog ze dan door het rem-pedaal even ingetrapt te houden terwijl u langzaam doorrijdt, totdatde normale remwerking hersteld is.

ATTENTIE!

Page 174: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

173

LLAADDEENN EENN SSLLEEPPEENN VVAANN DDEE AAUUTTOO

54G215

LADEN VAN DE AUTO .................................................... 174

TREKKEN VAN AANHANGERS ..................................... 174

SLEPEN VAN DE AUTO (SLEPEN ZONDER BESTUURDER) ................................ 179

7

Page 175: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

174

TREKKEN VAN EENAANHANGER

Uw Fiat is ontworpen voor het vervoervan personen en normale bagage, en nietvoor het trekken van aanhangers. Fiat ont-raadt u dan ook om de auto te gebruikenvoor het trekken van een aanhanger alser geen specifieke regelgeving is over hettoegestane trekvermogen. Door het trek-ken van een aanhanger kunnen de rij-eigenschappen en de levensduur van deauto verminderd worden en neemt hetbrandstofverbruik toe.

In enkele landen zijn er regelingen vankracht die het trekken van een aanhangerbinnen bepaalde gewichtslimieten toestaan(maximum toelaatbaar aanhangergewichtop kenteken of bij wet bepaald, waarbijde laagste waarde geldt). De auto’s die indeze landen zijn geregistreerd, kunnenworden gebruikt voor het trekken vanlichte aanhangers, mits het gewicht vandeze aanhanger niet de maximum toege-stane waarden overschrijdt.

Houdt u altijd aan de specificaties en deaanbevelingen in dit deel als u uw Fiat gebruikt voor het trekken van een aan-hanger. In dat geval is het van essentieelbelang dat u de juiste aanhanger en trek-inrichtingen kiest. Raadpleeg een expertop het gebied van aanhangers.

LADEN VAN DE AUTO

De auto is ontworpen voor een specifiekebelasting. Het laadvermogen van de auto wordt begrensd door het maximumtotaal geladen gewicht (GVWR) en demaximum asbelastingen (GAWR, voor enachter). Het totale gewicht van de autois opgenomen in het deel “TECHNISCHEGEGEVENS”.

GVWR – Maximum toegestaan gewichtbij een volbeladen auto (inclusief inzitten-den, accessoires en lading, en gewicht opde trekhaak indien een aanhanger wordt getrokken).

GAWR – (Voor en achter) Maximum toe-gestane gewicht op een afzonderlijke as.

Het totale gewicht van de beladen autoen het gewicht op de voor- en achteraskunnen alleen worden bepaald door weging van de auto. Deze gewichtenmoeten worden vergeleken met de waar-den voor GVWR en GAWR (voor enachter). Als het totaal gewicht van de autoof de belasting op de afzonderlijke as hoger is dan de vastgestelde waarden,moet u lading verwijderen totdat de toegelaten waarden zijn bereikt.

Voorkom overbelading vande auto. Het totale gewicht

(gewicht van de auto plus inzittenden,accessoires, lading en gewicht op detrekhaak indien een aanhanger wordtgetrokken) mag nooit het maximaaltoelaatbare gewicht van de auto(GVWR) overschrijden. Zorg boven-dien dat de lading zo verdeeld is dathet gewicht op de voor- of achterasniet de maximaal toegestane asbe-lastingen (GAWR) overschrijdt.

ATTENTIE!

De lading moet gelijkmatigverdeeld worden. Om per-

soonlijk letsel of beschadigingen aande auto te voorkomen, moet de ladingaltijd zo bevestigd zijn dat deze bijbruusk remmen niet verschuift. Dezwaarste voorwerpen moeten onder-op en zo ver mogelijk naar voren inde bagageruimte worden geplaatst.Als u lading opstapelt, zorg dan datde lading niet boven de rugleuningenachter uitsteekt.

ATTENTIE!

Page 176: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

De montage van trekhaak-constructies aan de as of aan

de bumper van de auto zijn verboden.

ATTENTIE!

Bevestig de veiligheids-kettingen niet aan de

bumper van de auto. Zorg dat deaansluitingen niet kunnen losraken.

ATTENTIE!

Sluit de aanhangerverlichtingniet rechtstreeks aan op het

elektrische systeem van de auto, ommogelijke beschadiging van het sys-teem te voorkomen.

ATTENTIE!

REMMEN

Als de remmen van de aan-hanger worden gebruikt,

houdt u dan aan de instructies vande fabrikant. Sluit het remsysteemvan de aanhanger niet aan op hetremsysteem van de auto; ook mageen eventuele elektrische voedingniet van de bestaande bedradingworden afgetakt.

ATTENTIE!

175

VEILIGHEIDSKETTINGEN

De auto en de aanhanger moeten met elkaar verbonden worden door middelvan vangkettingen. De kettingen moetengekruist onder de trekhaak worden aan-gebracht, op een zodanige wijze dat deaanhangerkoppeling niet in aanraking komtmet het wegdek als de aanhanger van detrekkogel losraakt. Houdt u bij het vast-haken van de veiligheidskettingen aan deaanwijzingen van de fabrikant. Zorg dater voldoende speling is om bochten te nemen. Zorg dat de kettingen beslist nietin aanraking komen met het wegdek.

AANHANGERVERLICHTING

Controleer of de aanhanger voorzien isvan verlichting die voldoet aan de wette-lijke bepalingen. Controleer ook of de aan-hangerverlichting goed werkt voordat u met de aanhanger gaat rijden.

BELANGRIJK Bij het trekken van een aan-hanger worden de motor, de transmissieen de remmen zwaarder belast. Trek absoluut geen aanhanger tijdens de eerste 1000 km van uw nieuwe auto.

TREKHAKEN

Monteer uitsluitend trekhaakconstructiesdie zijn ontworpen voor bevestiging aanhet chassis van uw auto en passende trek-kogels die zijn afgestemd op de montageaan de gekozen trekhaakconstructie.

Page 177: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

176

SPIEGELS

Controleer of de spiegels van uw auto aande wettelijke voorschriften voldoen als u een aanhanger trekt. Als dit niet het gevalis, monteer dan eerst de juiste spiegelsvoordat u een aanhanger gaat trekken.

LADEN VAN DEAANHANGER/AUTO

Om de auto en de aanhanger op de juistewijze te laden, moet u weten hoe u hettotaal gewicht van de aanhanger en het gewicht op de trekhaak kunt berekenen.

Het totaal gewicht van de aanhanger is hetgewicht van de aanhanger plus lading. U kunt het totaal gewicht van de aanhan-ger op dezelfde manier meten (inclusiefalle lading) als bij auto’s.

Het gewicht op de trekhaak geeft de neer-waartse kracht aan die wordt uitgeoefendop de trekhaak bij een volbeladen aan-hanger en met de trekhaak op de normalehoogte. Dit gewicht kan gemeten wordenmet een gewone personenweegschaal.

Het gewicht van een beladen aanhanger(totaal gewicht van de aanhanger) magnooit het “maximum toegestane aanhanger-gewicht” overschrijden.

De lading moet zo in de aanhanger ver-deeld worden dat het gewicht op de trek-haak gelijk is aan ongeveer 10% van hettotaal gewicht van de aanhanger, maar magniet het “maximaal toelaatbare gewicht opde trekhaak” overschrijden. Het is raadzaamom het totaal gewicht van de aanhangeren het gewicht op de trekhaak te metenvoordat u met een aanhanger gaat rijden,zodat u kunt controleren of de lading opde juiste wijze verdeeld is.

BANDEN

Als u een aanhanger moettrekken, moeten de banden

van de auto en de aanhanger beslistde voorgeschreven spanning hebben:vooral de banden van de auto moetende juiste bandenspanning hebben. Alseen bandenspanning bij een vol be-laden auto vermeld is, moeten debanden op die spanning worden ge-bracht. De banden van de aanhangermoeten op spanning worden ge-bracht volgens de instructies die doorde fabrikant van de aanhanger zijngeleverd.

ATTENTIE!

Als het gewicht van de aan-hanger niet goed verdeeld is,

kan de auto instabiel worden en deaanhanger gaan slingeren. Controleerof het gewicht op de trekhaak gelijkis aan ongeveer 10% van het totaalgewicht van de aanhanger, en dat tegelijkertijd het “maximaal toelaat-bare gewicht op de trekhaak” niet isoverschreden. Controleer bovendienof de lading goed bevestigd is. Als ditniet het geval is, kan dit leiden totongelukken.

ATTENTIE!

Page 178: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

177

AANVULLENDE AANWIJZINGENVOOR HET TREKKEN VANAANHANGERS

Voorkom overbelading vande aanhanger en de auto.

Het totaal gewicht van de aanhangermag nooit het “maximum toegestaneaanhangergewicht” overschrijden. Hettotaal gewicht van de auto (gewichtvan de auto plus inzittenden, acces-soires en lading, inclusief het gewichtvan de trekhaak en het gewicht vande aanhanger op de trekhaak) magnooit de waarde (GVWR) overschrijdendie is aangegeven in het deel “TECH-NISCHE GEGEVENS”.

ATTENTIE!

Sluit de aanhangerverlichtingaan en bevestig de veilig-

heidskettingen iedere keer als eenaanhanger wordt getrokken.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Door het trekken van eenaanhanger wordt de auto zwaarder belast,waardoor de onderhoudswerkzaamhedenaan de auto vaker moeten worden uitge-voerd. Houdt u aan het geprogrammeerdeonderhoudsschema voor het gebruik onder zware omstandigheden.

De auto gedraagt zich anderstijdens het trekken van een

aanhanger. Houdt u aan de volgendevoorzorgsmaatregelen om uw veilig-heid en die van anderen te garanderen.– Zorg dat van richting veranderen,stoppen en achteruitrijden voor u geenproblemen opleveren voordat u meteen aanhanger in het verkeer gaat rijden. Trek pas een aanhanger als udat op een zekere en veilige manierkunt doen.– Overschrijd nooit de maximaal toe-gestane snelheid die geldt voor hettrekken van aanhangers of 80 km/h(de laagste waarde geldt).– Rijd niet met een zodanige snelheiddat de aanhanger kan gaan slingerenof stuiteren. Verlaag onmiddellijk uwsnelheid zodra u merkt dat de aan-hanger slingert of stuitert.– Beperk de snelheid bij regen en opgladde of hobbelige wegen, om tevoorkomen dat u de controle over deauto verliest.– Laat u door een andere persoonhelpen als u achteruit moet rijden.Houdt u aan de veiligheidsafstanden.De remweg wordt langer als u eenaanhanger trekt. Houd om veilig-heidsredenen per 16 km/h van uwsnelheid de lengte van uw auto metaanhanger als minimum afstand tot uwvoorligger (80 km/h : 16 = 5 x ca. 10 m= ca. 50 m). Deze afstand moet wor-

ATTENTIE!

den vergroot op gladde ofhellende wegen.

– Als de aanhanger is uitgerust meteen oplooprem, moet geleidelijk ge-remd worden om stoten door hetblokkeren van de wielen van de aan-hanger te voorkomen.

– Beperk de snelheid in bochten enhoud in bochten een constante snel-heid aan. Als u in bochten afremt ofgasgeeft, kunt u de controle over deauto verliezen. Bedenk dat de mini-mum draaicirkel groter is dan nor-maal omdat de wielen van de aan-hanger dichter bij de binnenzijdevan de bocht rollen dan de wielenvan de auto.

– Vermijd gasgeven en bruusk rem-men. Voer geen snelle manoeuvresuit, behalve als dat nodig is.

– Beperk de snelheid bij zijwind enhoud rekening met luchtverplaatsin-gen als zware auto’s u dichtbij pas-seren met hoge snelheid.

– Let goed op als u inhaalt. Houd rekening met de lengte van uw aan-hanger als u van rijbaan wisselt; geefdeze manoeuvres tijdig aan.

– Beperk de snelheid en schakel terugvoordat u aan een lange afdaling begint. Het is gevaarlijk tijdens eenafdaling terug te schakelen.

ATTENTIE!

Page 179: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

178

– Belast de remmen niet teveel, zodat ze niet over-

verhit raken waardoor de werkingvermindert. Rem zo veel mogelijk opde motor af.

– Bij het trekken van een aanhangerkan de motor van de auto oververhitraken tijdens zeer warme dagen of alslang bergopwaarts wordt gereden.Let op de temperatuurmeter van demotor. Zet bij oververhitting de autoop een veilige plaats aan de kant vande weg stil. Zie “Oververhitte motor”in het deel “NOODGEVALLEN”.

ATTENTIE!

60A186

Houdt u altijd aan de vol-gende procedure als u de

auto met aanhanger parkeert:

– Rem in alle veiligheid.

– Houd het rempedaal ingetrapt envraag aan een andere persoon pas-sende wiggen tegen de wielen van deauto en de aanhanger te plaatsen.

– Laat het rempedaal langzaam lostotdat de wiggen bij de wielen belastzijn.

– Schakel de handrem in.

– Handgeschakelde versnellingsbak:schakel de eerste versnelling of deachteruit in en zet de motor uit.

– Automatische versnellingsbak: zetde versnellingspook in stand “P”(parkeren) en zet de motor uit.

ATTENTIE!

Wegrijden na het parkeren:

– Trap het koppelingspedaalin en start de motor.

– Schakel de versnelling in, zet dehandrem los en verplaats u langzaamvan de wiggen.

– Stop de auto terwijl u het rem-pedaal ingetrapt houdt.

– Laat de wiggen door een anderepersoon weghalen.

ATTENTIE!

Page 180: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

179

SLEPEN VAN DE AUTO(SLEPEN ZONDERBESTUURDER)

Uw auto kan door een ander voertuig(bijv. een Camper) worden gesleept mitseen geschikte sleepinrichting wordt gebruikt. De toepasbare sleepinrichtingis afhankelijk van de specificaties van uwauto: d.w.z. of de auto 2-wiel- of 4-wiel-aandrijving heeft.

Zie de tabel met sleepinstructies om dejuiste sleepmethode voor uw auto te kiezen, en houdt u strikt aan de volgendeaanwijzingen. Zorg dat u de juiste sleep-voorzieningen gebruikt. Tijdens het slepen mag niet harder worden geredendan 90 km/h.

Max. toegestane verticalebelasting (EU) op de trekhaak

50 kg (110 lbs)

Maximaal toegestane uitsteek “a”

810 mm (31,9 inch)

Houdt u tijdens het slepenvan de auto aan de volgende

instructies om ongevallen en bescha-diging van de auto te voorkomen.Houdt u aan de wettelijke bepalin-gen met betrekking tot de verlichtingvan de auto en de stangen of desleeppunten.

ATTENTIE!

Gebruik tijdens het slepenvan de auto altijd een veilig-

heidsketting.

ATTENTIE!

79J158

BELANGRIJK Als een auto met automa-tische versnellingsbak wordt gesleeptmet vier wielen op de grond, dan kan deautomatische versnellingsbak beschadigdraken.

Page 181: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

180

A: AUTO’S MET 2 AANGEDREVEN WIELEN MET HANDGESCHAKELDE OF AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK (NIET DESTAND 2-WIELAANDRIJVINGBIJ 4-WIELAANDRIJVING)

❒ Plaats de voorwielen op rolbokkenvolgens de door de fabrikant van derolbokken geleverde instructies.

❒ Zet de handrem los.

54G212

SLEEPMETHODE A

AAN DE VOORZIJDE:VOORWIELEN OP ROLBOKKENEN ACHTERWIELEN OP DE GROND

VERSNEL-LINGSBAK

A/T

M/T

M/T

54G641

SLEEP-METHODE

A

A B

B

TABEL SLEEPINSTRUCTIES

AANDRIJVING

2-WIELAANDRIJVING

4-WIELAANDRIJVING

inclusief de stand

2-WIELAANDRIJVING

Page 182: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

181

79J130

SLEEPMETHODE B

AAN DE VOORZIJDE: ALLE 4 WIELEN OP DE GROND

B: AUTO’S MET 2 AANGEDREVEN WIELEN MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK (NIET DE STAND 2-WIELAANDRIJVING BIJ 4-WIELAANDRIJVING)

❒ Zet de pook van de handgeschakeldeversnellingsbak in de vrijstand.

❒ Draai het start-/contactslot in stand“ACC” zodat het stuurwiel ontgren-delt.

❒ Zet de handrem los.

BELANGRIJK De stuurkolom is niet be-stand tegen de druk die tijdens het slepenuitgeoefend wordt door de voorwielen.Ontgrendel altijd het stuurslot voordat ergesleept wordt.

Page 183: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

182

B: AUTO’S MET 4 AANGEDREVEN WIELEN MET HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK (INCL. DE STAND 2-WIELAANDRIJVING BIJ 4-WIELAANDRIJVING)

BELANGRIJK De auto met 4-wielaan-drijving mag nooit worden gesleept metde voor- of achterwielen op het wegdek(en de versnellingbak in vrij). Dit kan totonherstelbare schade aan de versnellings-bak leiden.

❒ Zet de 2WD/4WD-schakelaar in stand“2WD”.

❒ Zet de pook van de handgeschakeldeversnellingsbak in de vrijstand.

❒ Draai het start-/contactslot in stand“ACC” zodat het stuurwiel ont-grendelt.

❒ Zet de handrem los.

BELANGRIJK De stuurkolom is niet be-stand tegen de druk die tijdens het slepenuitgeoefend wordt door de voorwielen.Ontgrendel altijd het stuurslot voordat ergesleept wordt.

79J175

79J176

Page 184: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

183

CCOONNTTRROOLLEESS EENN OONNDDEERRHHOOUUDD VVAANN DDEE AAUUTTOO

60G410

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 185

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA – BENZINE-UITVOERINGEN .......................................... 186

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA– DIESEL-UITVOERINGEN ............................................... 188

AANBEVOLEN ONDERHOUD BIJ ZWARE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN .................................... 190

AANDRIJFRIEM .................................................................... 191

MOTOROLIE EN OLIEFILTER ......................................... 191

TRANSMISSIEOLIE .............................................................. 195

OLIE VAN AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (AT) ................................................. 196

KOELVLOEISTOF VAN MOTORKOELSYSTEEM ....... 198

RUITENSPROEIERVLOEISTOF ........................................ 201

LUCHTFILTER ...................................................................... 201

BOUGIES (benzine-uitvoeringen) ..................................... 202

BRANDSTOFFILTER (dieseluitvoeringen) ..................... 204

REMMEN ................................................................................ 205

STUURINRICHTING .......................................................... 207

KOPPELINGSPEDAAL ........................................................ 208

BANDEN ............................................................................... 208

ACCU ..................................................................................... 213

ZEKERINGEN ....................................................................... 215

GLOEILAMPEN VERVANGEN ......................................... 221

RUITENWISSERBLADEN VOOR/ACHTER ................. 227

AIRCONDITIONING ......................................................... 230

8

Page 185: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

184

60B128S

Wees voorzichtig bij het uit-voeren van werkzaamheden

aan de auto, om persoonlijk letsel tevoorkomen. Houdt u strikt aan devolgende aanwijzingen:

– Controleer, om beschadiging vanhet airbagsysteem en de gordelspan-ners te voorkomen (of het ongewenstinschakelen van deze systemen), ofde accu is losgekoppeld en of het con-tactslot ten minste 90 seconden instand “LOCK” staat, voordat u werk-zaamheden aan de elektrische instal-latie van uw auto uitvoert. Raak deonderdelen van het airbagsysteem, deonderdelen van de gordelspanners ofde bedrading niet aan.De bedrading is omwikkeld met geletape of met een gele mantel; ook deverbindingsstekkers zijn geel zodat zemakkelijk te herkennen zijn.

– Laat de motor niet stationair draai-en in een garage of in andere afge-sloten ruimtes.

ATTENTIE!

– Houd handen, kleding, ge-reedschap en andere voor-

werpen op afstand van de ventilatoren de aandrijfriem als de motordraait. De ventilator kan automatischinschakelen.

– Als u onderhoudswerkzaamhedenmoet uitvoeren bij een draaiende motor, controleer dan of de handremis ingeschakeld en de versnellingsbakin de vrijstand staat (auto’s met hand-geschakelde versnellingsbak).

– Raak de kabels van de ontstekingof andere onderdelen van het ont-stekingssysteem niet aan tijdens hetstarten van de motor of als de motoral draait, om elektrische schokken tevoorkomen.

– Raak de warme motor, het spruit-stuk, de uitlaatpijpen, de katalysator,de radiateur en de vloeistofleidingenvan het motorkoelsysteem niet aan.

– Rook niet en veroorzaak geen von-ken of vuur in de nabijheid van ben-zine of in de buurt van de accu, ombrand te voorkomen.

– Begeef u niet onder de auto als deze alleen wordt ondersteund doorde bijgeleverde krik.

ATTENTIE!

– Let er op dat er niet perongeluk kortsluiting tussen

de plus- en minpolen van de accuontstaat.

– Houd afgewerkte olie, koelvloeistofen andere vloeistoffen buiten het bereik van kinderen en dieren. Afgewerkte vloeistoffen moeten wor-den afgevoerd volgens de wettelijkebepalingen; loos ze niet in de grond,in het riool enz.

ATTENTIE!

Page 186: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

185

ONDERHOUDSSCHEMA

In de volgende tabellen staan de onder-houdsintervallen voor het periodiek on-derhoud aan uw auto aangegeven. In detabellen staat aangegeven (in mijlen, kilo-meters en maanden) wanneer controles,registraties, smeringen en andere werk-zaamheden moeten worden uitgevoerd.Deze intervallen kunnen kleiner zijn alsuw auto onder zware gebruiksomstandig-heden gebruikt wordt (zie “Aanbevolenonderhoud bij zware gebruiksomstandig-heden”).

BELANGRIJK De servicebeurten van hetGeprogrammeerd Onderhoud zijn doorde fabrikant voorgeschreven. Het nietuitvoeren van deze servicebeurten kanhet vervallen van de garantie tot gevolghebben.

BELANGRIJK Gebruik voor het vervan-gen van onderdelen van de auto bij voor-keur originele Fiat-onderdelen.

Vertrouw het onderhoud inprincipe toe aan het Fiat

Servicenetwerk. Als u toch zelf onder-houd of kleine reparaties verricht,controleer dan of u over het juistespeciale gereedschap en de nood-zakelijke originele Fiat-onderdelen ende voorgeschreven bedrijfsvloeistof-fen beschikt. Voer niet zelf onder-houdswerkzaamheden uit, als u daar-mee geen ervaring hebt.

ATTENTIE!

De schokdempers zijn metgas onder hoge druk gevuld.

Neem de schokdempers nooit uit el-kaar en stel ze niet bloot aan vuur.Plaats ze bovendien niet in de buurtvan verwarmingen of warmtebronnen.Voor de afvoer van een schokdemper,moet het gas op een veilige manierworden afgetapt. Wendt u voor tipsen hulp tot het Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

Page 187: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ●

● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

186

ONDERHOUDSSCHEMA – BENZINE-UITVOERINGEN

De onderhoudsbeurten moeten iedere 15 000 km worden uitgevoerd

× 1000 km

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen

Werking verlichting (koplamp- en achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren

Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellen

Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren

Remblokken achter (schijfremmen) of remschoenen op conditie en slijtage controleren

Buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen, bussen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem visueel controleren

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)

Conditie van aandrijfriem voor hulporganen visueel controleren

Brandstofdampopvangsysteem controleren

Handrem controleren en eventueel afstellen

Klepspeling controleren en eventueel afstellen

Uitlaatgasemissie controleren

Page 188: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

187

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ●

● ●

● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

× 1000 km

Vergrendelmechanismen van motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smeren

Bougies vervangen (bij bougies met iridium-elektrode iedere 105 000 km of iedere 7 jaar)

Motorolie en oliefilter vervangen

Conditie luchtfilter controleren

Luchtfilterelement vervangen

Koelvloeistof vervangen

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen

Visueel de conditie van brandstoftank controleren

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren

Olieniveau automatische versnellingsbak controleren

Olie handgeschakelde versnellingsbak vervangen

Olie automatische versnellingsbak vervangen

Oliepeil in haakse overbrenging controleren (4×4-uitvoering)

Oliepeil differentieel achter controleren (4×4-uitvoering)

Olie differentieel achter vervangen (4×4-uitvoering) (alleen de eerste keer bij 15 000 km)

Werking wielophangingen controleren

Stuurinrichting controleren

Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)

Rem- en koppelingsvloeistof vervangen (of in ieder geval iedere 24 maanden)

Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elke 2 jaar)

Page 189: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

188

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

ONDERHOUDSSCHEMA – DIESELUITVOERINGEN

De onderhoudsbeurten moeten iedere 15 000 km worden uitgevoerd

× 1000 km

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen

Werking verlichting (koplamp- en achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren

Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellen

Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren

Remblokken achter (schijfremmen) of remschoenen op conditie en slijtage controleren

Buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen, bussen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem visueel controleren

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)

Conditie van aandrijfriem voor hulporganen visueel controleren

Handrem controleren en eventueel afstellen

Uitlaatgasemissie controleren

Vergrendelmechanismen van motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smeren

Page 190: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

189

15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180

● ● ● ● ● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

● ● ● ● ● ●

× 1000 km

Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoering met DPF) (**)

Conditie luchtfilter controleren

Luchtfilterelement vervangen

Koelvloeistof vervangen

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen

Distributieriem vervangen (*)

Brandstoffilter vervangen (of elke 4 jaar)

Visueel de conditie van brandstoftank controleren

Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren

Olie handgeschakelde versnellingsbak vervangen

Oliepeil in haakse overbrenging controleren (4×4-uitvoering)

Oliepeil differentieel achter controleren (4×4-uitvoering)

Olie differentieel achter vervangen (4×4-uitvoering) (alleen de eerste keer bij 15 000 km)

Werking wielophangingen controleren

Stuurinrichting controleren

Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)

Rem- en koppelingsvloeistof vervangen (of in ieder geval iedere 2 jaar)

Pollenfilter vervangen (of in ieder geval iedere 2 jaar)

(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer,langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.

(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij kwaliteitsverlies, dat wordt aangegeven door middel van een melding ofeen brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel; ververs de motorolie en het oliefilter in ieder geval om de 2 jaar.

Page 191: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Onderhoudsinterval

Iedere 15 000 km (9 000 mijl) of 12 maanden

Iedere 45000 km (27000 mijl) of 36 maanden

Iedere 36 maanden

Iedere 7 500 km (4 500 mijl) of 6 maanden

Iedere 7 500 km (4 500 mijl) of 6 maanden

Iedere 30000 km (18000 mijl) of 24 maanden

Iedere 10 000 km (6 000 mijl) of 8 maanden

Iedere 2500 km (1500 mijl)

Iedere 30000 km (18000 mijl) of 24 maanden

Iedere 30000 km (18000 mijl) of 24 maanden

Iedere 15000 km (9000 mijl) of 12 maanden

Iedere 15000 km (9000 mijl) of 12 maanden

Alleen eerste keer: 15000 km (9000 mijl) of 12 maanden

Daarna vanaf tweede keer: Iedere 30000 km (18000 mijl) of 24 maandengerekend vanaf 0 km (0 mijl) of 0 maanden

Iedere 15000 km (9000 mijl) of 12 maanden

Iedere 45000 km (27000 mijl) of 36 maanden

Onderhoud

I

R

R

R

R

R

R

I

R

R

I

I

R

I

R

Iridiumbougies(sterk geadviseerd)

Nikkelbougies(standaardtype)

190

AANBEVOLEN ONDERHOUD BIJ ZWARE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDENAls de auto vaak gebruikt wordt onder zware omstandigheden die overeenkomen met de codes in de volgende tabel, laat dan de onderhoudswerkzaamheden bij het aangegeven interval uitvoeren.

G - - - -H Trekken van aanhangers (indien toegestaan)

OnderhoudswerkzaamhedenI Controleren en herstellen of zo nodig vervangenR Vervangen

OPMERKING 4WD: 4-wielaandrijving

Code zware gebruiksomstandighedenA Veel korte rittenB Rijden op slechte en/of onverharde wegenC Rijden op stoffige wegenD Rijden bij extreem lage temperaturen en/of op wegen met strooizoutE Veel korte ritten bij extreem lage temperaturenF Gebruik van loodhoudende benzine

Onderhoud

Aandrijfriem voor hulporganen (V-aandrijfriem)

Distributieriem (dieselmotor)

Motorolie en oliefilter (benzinemotor)

Motorolie en oliefilter (dieselmotor)

Bougies

Luchtfilterelement (Indien nodig, vaker controleren of vervangen)

Olie van automatische versnellingsbak

Wiellagers

Ashoezen aandrijfassen/cardanas (4WD)

Olie handgeschakelde versnellingsbakOlie haakse overbrenging (4WD) Differentieelolie (4WD)

Pollenfilterelement van airconditioning (indien aanwezig) (Vaker reinigen als de luchtopbrengst van de airconditioning vermindert)

Code zware omstandigheden

B C D

A D

A C D E F H

A C D E H

A B C E F H

C

B E H

B C D H

B D E H

B E H

C D

Page 192: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

191

MOTOROLIE EN OLIEFILTER

OLIESPECIFICATIE VOORBENZINEMOTOREN

Controleer of de gebruikte motorolievoldoet aan de specificaties API SL, SMof ACEA A3 aanbevolen product SELENIAK SAE 5W-40 met de kwalificatie Fiat9.55535-M2.

OLIESPECIFICATIE VOORDIESELMOTOREN

Controleer of de gebruikte motorolievoldoet aan de specificaties API CF ofACEA B4 aanbevolen product SELENIAWR SAE 5W-40 met de kwalificatie Fiat9.55535-N2.

AANDRIJFRIEM

63J132

DEF: 4.5 – 5.5 mm(0.18 – 0.22 in.)

DEF: 3 – 5 mm(0.12 – 0.20 in.)

DEF: 7 – 8 mm(0.28 – 0.31 in.)

AC

GE

→ : druk van 100 N (10 kg, 22 lbs)

GE: Dynamo

DEF: Doorbuiging

AC: Aircocompressor

Houd handen, haren, kleding,gereedschap en andere voor-

werpen op afstand van de ventilatoren de aandrijfriem als de motor draait.

ATTENTIE!

Benzine-uitvoeringen

Controleer de juiste spanning van de aandrijfriem. Een te slap gespannen riemkan tot gevolg hebben dat de accu niet voldoende wordt opgeladen, de motoroververhit raakt, de stuurbekrachtiging ende airconditioning niet goed werken, enbovendien tot een overmatige slijtage vande riem. Als u met uw duim op de riemdrukt halverwege tussen de poelies, moetde riem doorbuigen zoals hierna is aan-gegeven.

De riemen moeten ook op eventuele beschadiging gecontroleerd worden.

Als de riem vervangen of afgesteld moetworden, wendt u dan tot het Fiat Service-netwerk.

Voor dieseluitvoeringen

De spanning van de riemen wordt auto-matisch afgesteld.

Page 193: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

192

1. MIN

2. MAX

3. Peilstok

BELANGRIJK Als het oliepeil niet regel-matig gecontroleerd wordt, kan de motorernstig beschadigen door het tekort aanolie.

BIJVULLEN

Verwijder de olievuldop en giet langzaamolie in de vulopening totdat het oliepeilhet bovenste merkteken op de oliepeil-stok heeft bereikt. Giet niet teveel olie inde opening. Dit is net zo schadelijk als eentekort aan olie. Start de motor na het bijvullen en laat de motor een minuut stationair draaien. Zet de motor uit,wacht ongeveer 5 minuten en controleerdan opnieuw het oliepeil.

OLIEPEIL CONTROLEREN

Het is belangrijk dat de motorolie op hetvoorgeschreven niveau wordt gehouden,om een efficiënte smering van de motorte garanderen. Het oliepeil moet gecon-troleerd worden als de auto op een vlakkeondergrond staat. Het oliepeil kan ver-keerd worden aangegeven als de auto opeen hellend vlak staat. Het oliepeil moetgecontroleerd worden voordat u de mo-tor start of ten minste 5 minuten na hetuitzetten van de motor.

De oliepeilstok heeft een gele kleur zodathet peil beter kan worden afgelezen. Trekde oliepeilstok uit, veeg de olie van de peil-stok met een schone doek, steek de peil-stok weer in de motor en trek hem op-nieuw uit. Het oliepeil moet tussen hetbovenste en onderste merkteken op depeilstok staan. Als het oliepeil zich dichtbij het onderste merkteken bevindt, vuldan olie bij tot aan het bovenste merk-teken.

80G064 81A147

Openen

Benzine-uitvoeringen

(3)

(2) (1)

79J170

Dieseluitvoeringen

Sluiten

Page 194: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

193

Aanhaalmoment van aftapplug:Benzine-uitvoeringen: 35 Nm (3,5 kgm, 25,3 lb·ft)Dieseluitvoeringen: 20 Nm(2,0 kgm; 14,4 lbf/ft)

❒ Monteer de aftapplug met de afdicht-ring.Draai de plug met het voorgeschrevenaanhaalmoment vast met behulp vaneen sleutel.

OPMERKING (Dieseluitvoeringen)Telkens als u de olie ververst, moet hetcontrolesysteem dat aangeeft wanneer deolie opnieuw ververst moet worden, wor-den gereset, ongeacht of het lampje vande oliedruk knippert of niet. Wendt u tothet Fiat Servicenetwerk voor meer infor-matie over het resetten van het systeem.

MOTOROLIE EN OLIEFILTERVERVANGEN

Olie aftappen bij een nog niet afgekoeldemotor.

❒ Verwijder de olievuldop.

❒ Plaats een daarvoor bestemde opvang-bak onder de aftapplug.

❒ Verwijder de aftapplug m.b.v. een pas-sende sleutel en tap vervolgens demotorolie af.

54G091S

Openen Sluiten

De motorolie kan erg heetzijn en verwondingen aan

de vingers en de handen veroorzakenals de aftapplug wordt losgedraaid.Wacht tot de aftapplug zodanig is af-gekoeld dat u hem met blote handenkunt aanraken.

ATTENTIE!

60G306

Zowel afgewerkte als nieuwemotorolie is giftig en gevaar-

lijk; daarom moet de olie samen metde gebruikte filters bewaard wordenbuiten het bereik van kinderen endieren, om contact of per ongeluk inslikken te voorkomen.

Langdurig en herhaaldelijk contactmet afgewerkte motorolie kan huid-tumoren veroorzaken.

Contact met afgewerkte olie kanhuidirritaties veroorzaken.

ATTENTIE!

Om zo min mogelijk in aan-raking te komen met afge-

werkte olie, moet u tijdens het olie-verversen kleding met lange mouwenen vloeistofdichte handschoenen dra-gen (bijv. vaatwashandschoenen). Bijcontact tussen de olie en de huid,moet u uw huid overvloedig afspoelenmet water en zeep.

Breng de met olie bevuilde kleding endoeken naar een wasserette.

De afgewerkte olie en filters moetengerecycleerd of afgevoerd wordenvolgens de wettelijke procedures.

ATTENTIE!

Page 195: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

194

1. Oliefilter

2. 3/4 slag

Aanhaalmoment oliefilterBenzine-uitvoeringen: 3/4 slag, of 14 Nm (1,4 kgm; 10,1 lbf/ft)Dieseluitvoeringen: 28 Nm (2,8 kgm; 20,2 lbf/ft)

BELANGRIJK Om olielekkage te voor-komen, moet gecontroleerd worden ofhet filter goed is aangedraaid; draai het filter echter niet te vast aan.

OLIEFILTER VERVANGEN

❒ Draai het oliefilter linksom m.b.v. eenpassende sleutel los en verwijder hetfilter.

❒ Maak met een schone doek het con-tactoppervlak op de motor voor hetnieuwe filter schoon.

❒ Breng een beetje motorolie aan op dekunststof afdichtring van het nieuwefilter.

❒ Draai het filter met de hand vast tot-dat de pakking in contact komt met hetmontagevlak.

1. Losdraaien

2. Vastdraaien

BELANGRIJK Om er zeker van te zijn dathet oliefilter goed vastzit, is het belang-rijk dat u de exacte stand kunt vaststellenwaar de pakking van het filter voor heteerst het montagevlak raakt.

❒ Draai m.b.v. een passende sleutel hetfilter vast (voer het aangegeven aan-tal slagen uit) vanaf contactpunt methet montagevlak (of met het voorge-schreven aanhaalmoment).

54G092

(1)

(2)

79J142 54G093

Vastdraaien (gezien vanaf de bovenzijde van het filter)

Page 196: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

195

Olie bijvullen en op lekkagecontroleren

❒ Vul olie bij via de vulopening en plaatsvervolgens de dop terug.Zie voor de oliehoeveelheid de vul-lingstabel in het deel “TECHNISCHEGEGEVENS”.

❒ Start de motor en controleer opeventuele lekkage bij het filter en deaftapplug. Laat de motor ten minste5 minuten draaien op diverse toeren-tallen.

❒ Zet de motor uit, wacht ongeveer 5 minuten en controleer dan opnieuw hetoliepeil en vul het zo nodig bij. Con-troleer opnieuw op eventuele lekkage.

BELANGRIJKE TIPS

❒ Voor het olie verversen, raden wij aaneen origineel Fiat-filter te gebruiken. Alseen ander filter is aangeschaft, contro-leer dan of dat van dezelfde kwaliteitis en houdt u aan de instructies van defabrikant.

❒ Olielekkage rondom het filter of de aftapplug duidt op een verkeerde montage of geeft aan dat de pakking beschadigd is. Als lekkage wordt ge-constateerd of als u er niet zeker vanbent dat het filter goed is vastgedraaid,wendt u dan tot het Fiat Servicenet-werk.

Olie voor haakse overbrenging (4WD)Olie voor differentieels achter(4WD) (olie voor hypoïdetandwielen API GL-5)

TRANSMISSIE-OLIEOLIE HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK/OLIEHAAKSE OVERBRENGING(4WD)/OLIE DIFFERENTIEELACHTER (4WD)

Als u olie moet bijvullen, gebruik dan olie met de juiste viscositeit, zoals in de volgende afbeelding is aangegeven.

Wij raden u aan de volgende olie te gebruiken:

TUTELA XVI SAE 75W-90, API GL-4, FIAT9.55550-MZ4 Contractual Technical Re-ference N° F808.G08, voor de tandwielenvan handgeschakelde versnellingsbakken inde benzine-uitvoeringen.

TUTELA XVI SAE 75W-90, API GL-3,FIAT 9.55550-MZ4 Contractual TechnicalReference N° F808.G08, voor de tand-wielen van handgeschakelde versnellings-bakken in de dieseluitvoeringen.

Olie voor hypoïde tandwielen TUTELAW90/M – DA SAE 80W-90 API GL -5,voor de tandwielen van de haakse over-brenging en het achterdifferentieel (4WD).

54G095

54G096

79JM023

Olie voor handgeschakeldeversnellingsbakken in de benzine-uitvoeringen (API GL-4)

Niveau van de versnellingsbakoliecontroleren

Het oliepeil kan worden gecontroleerdaan de hand van de volgende procedure:

❒ Parkeer de auto op een vlakke onder-grond, schakel de handrem in en zetvervolgens de motor uit.

❒ Verwijder de olievulplug (1) of (2).

Olie voor handgeschakeldeversnellingsbakken in de dieseluitvoeringen (API GL-3)

Page 197: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

196

BELANGRIJK Als u de plug vastdraait,breng dan afdichtingsmiddel Loctite 510of een soortgelijk afdichtingsmiddel aanop de schroefdraad van de plug, om olie-lekkage te voorkomen.

Olie van de versnellingsbakvervangenDeze handeling vereist specifieke proce-dures, materialen en gereedschappen;wendt u daarom tot het Fiat Servicenet-werk.

(1)

(2)

79J 143

79J143

Handgeschakelde versnellingsbak

Nadat u met de auto hebtgereden, kan de olie erg heet

zijn en brandwonden veroorzaken.Wacht tot de olievulplug zodanig isafgekoeld dat u hem met de blotehanden kunt aanraken, voordat u detransmissie-olie controleert.

ATTENTIE!

❒ Voel met uw vinger in de vulopening.Als het oliepeil tot aan de onderkantvan de vulopening staat, is het oliepeiljuist. Monteer in dat geval de plug.

❒ Als het oliepeil te laag is, vul dan oliebij via de olievulopening (1) of (2) tot-dat het oliepeil de onderrand van devulopening heeft bereikt en monteervervolgens de plug.

Aanhaalmoment vul-/niveauplug (1) en (2)Handgeschakelde versnellingsbak/Haakse overbrenging: 21 Nm (2,1 kgm; 15,2 lbf/ft)Achterdifferentieel:23 Nm (2,3 kgm; 17,0 lbf/ft)

OPMERKING Wendt u voor de controlevan de olie in de haakse overbrenging(4WD) tot het Fiat Servicenetwerk, om-dat er speciale gereedschappen, materialenen procedures voorgeschreven zijn.

(2)

79J005

Differentieel achter (4WD)

OLIE VANAUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK (AT)

OLIESPECIFICATIES

Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk voorinformatie over het juiste olietype dat gebruikt moet worden.

OLIENIVEAU CONTROLEREN

BELANGRIJK Rijden met een te hoog ofte laag olieniveau kan de versnellingsbakernstig beschadigen.

Controleer het olieniveau van de auto-matische versnellingsbak als deze de nor-male bedrijfstemperatuur heeft.

Ga als volgt te werk voor de controle vanniveau:

❒ Breng de versnellingsbakolie op tem-peratuur door met de auto te rijdenof door de motor stationair te latendraaien totdat de temperatuurmeterde normale bedrijfstemperatuur aan-geeft.

❒ Rijd nog circa 10 minuten door metde auto.

BELANGRIJK Om schade aan de auto-matische versnellingsbak te voorkomenmag er nooit een andere olie worden ge-bruikt dan die door het Fiat Servicenetwerkis voorgeschreven.

Page 198: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

197

OPMERKING Controleer het olieniveauniet nadat er een lange afstand met hogesnelheden of in stadsverkeer bij hoge tem-peraturen is gereden of als er een aan-hanger is getrokken. Wacht totdat de olieis afgekoeld (ongeveer 30 minuten), an-ders is de meting van het olieniveau nietbetrouwbaar.

❒ Parkeer de auto op een horizontaalvlak.

❒ Trek de handrem aan en start de motorterwijl de versnellingspook in stand “P”(Parkeren) staat. Laat de motor2 minuten stationair draaien en laatde motor stationair draaien tijdens decontrole van het olieniveau.

❒ Houd het rempedaal ingetrapt en zetde versnellingspook in elk van de stan-den en wacht telkens drie seconden inelke stand. Zet de pook vervolgens instand “P” (Parkeren).

❒ De handgreep van de oliepeilstok voorde automatische versnellingsbak (A/T)is rood of oranje, zodat deze eenvoudigkan worden herkend. Trek de peilstokuit, reinig deze en plaats de peilstok vol-ledig terug.

❒ Controleer het laagste niveau aan beidezijden van de peilstok. Het olieniveaumoet tussen de twee merktekens in hetgedeelte “HOT” op de peilstok staan.

1. FULL HOT2. LOW HOT3. Onderste punt = olieniveau

❒ Vul de versnellingsbak uitsluitend bijmet de voorgeschreven olie via de opening voor de peilstok totdat hetjuiste niveau is bereikt.

BELANGRIJK Plaats de peilstok na de con-trole of de bijvulling volledig in de zitting.

OLIE VERVANGEN

Deze handeling vereist specifieke proce-dures, materialen en gereedschappen; laatdaarom de betreffende werkzaamhedenbij het Fiat Servicenetwerk uitvoeren.

63J125

52K M144

52KM144 54G317

Houd het rempedaal in-getrapt tijdens de verplaat-

singen van de versnellingspook om tevoorkomen dat de auto onverwachtgaat rijden.

ATTENTIE!

Page 199: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

198

56K N090

56KN090

Benzine-uitvoeringen

LOW

FUL LFULLFUL L

79J M015

79JM015

DieseluitvoeringenKOELVLOEISTOF VANMOTORKOELSYSTEEM

MOTORKOELVLOEISTOFKIEZEN

Om optimale prestaties en een lange levensduur van de motor te garanderen,raden wij het gebruik aan van PARA-FLU UP.

Dit type koelvloeistof is uitermate geschikt voor het koelsysteem van uw auto omdat het:

❒ Zorgt dat de motor op de juiste tem-peratuur blijft.

❒ Een goede bescherming biedt tegen bevriezing en oververhitting.

❒ Een optimale bescherming garandeerttegen corrosie en roest.

Als u niet de juiste koelvloeistof gebruikt,kan het motorkoelsysteem beschadigdworden. Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren over het juiste type koel-vloeistof.

BELANGRIJK Eventuele schade aan hetkoelsysteem kan worden voorkomen doorde volgende aanwijzingen op te volgen:

❒ Gebruik altijd een silicaatvrije koel-vloeistof op basis van ethyleenglycol,die met gedestilleerd water in de juistemengverhouding verdund is.

❒ Controleer of de koelvloeistof met50% gedestilleerd water is verdund enin geen geval meer dan 70%. Hogereconcentraties kunnen oververhittingveroorzaken.

❒ Gebruik geen onverdunde koelvloei-stof of alleen water.

❒ Voeg geen andere middelen of be-schermvloeistoffen toe. Deze kunnenniet geschikt zijn voor het koelsysteem.

❒ Meng geen verschillende soorten koel-vloeistof. Als u dit wel doet, dan kun-nen de pakkingen vroegtijdig slijtenen/of de motor oververhit raken of ernstig beschadigen.

KOELVLOEISTOFNIVEAUCONTROLEREN

Het niveau van de koelvloeistof moet worden gecontroleerd bij het expansie-reservoir, niet in de radiateur. Het niveauvan de koelvloeistof bij een koude motormoet tussen de merktekens “FULL” en“LOW” staan.

Page 200: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

199

KOELVLOEISTOF BIJVULLEN

De motorkoelvloeistof isschadelijk of dodelijk bij in-

slikken of inademen. Vermijd het in-slikken van antivries of koelvloeistof.Probeer bij inslikken niet het brakenop te wekken. Neem onmiddellijkcontact op met een eerste-hulppostof een arts. Vermijd het inademen vanwarme nevel of dampen; in dat ge-val moet de betrokkene in de open-lucht worden gebracht. Bij contactvan de koelvloeistof met de ogen di-rect met overvloedig water uitspoe-len en een arts raadplegen. Spoel uwhanden overvloedig als u deze pro-ducten hebt aangeraakt. Deze oplos-singen kunnen ook voor dieren gif-tig zijn. Houd ze daarom buiten hetbereik van kinderen en dieren.

ATTENTIE!BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

❒ Het mengsel dat u gebruikt, moet 50%antivries bevatten.

❒ Als u verwacht dat de minimum om-gevingstemperatuur op de plaats waaru de auto gebruikt onder –35 °C (–31 °F) komt, moet de concentratieantivries hoger zijn (maximaal 60%);houdt u aan de instructies op de ver-pakking van het antivriesmiddel.

❒ Plaats de dop weer op het reservoir enzorg dat de pijl op de dop en de pijl ophet reservoir samenvallen. Als dit niethet geval is, kan er koelvloeistof weg-lekken.

Het is zeer gevaarlijk de dopvan het reservoir te openen

als de temperatuur van de koelvloei-stof hoog is, omdat de vloeistof en dedamp onder druk kunnen ontsnappenen verwondingen kunnen veroorza-ken. Wacht tot de koelvloeistof is af-gekoeld voordat u de dop verwijderd.

ATTENTIE!

Als het niveau van de koelvloeistof onderhet opschrift “LOW” staat, moet het wor-den bijgevuld.

Wacht tot de motor is afgekoeld en ver-wijder de dop door deze langzaam links-om te draaien zodat de druk ontsnapt. Vulkoelvloeistof bij tot aan het opschrift“FULL”. Overschrijd dit opschrift niet.

Page 201: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

200

KOELVLOEISTOF VERVANGEN

79J007

❒ Til het reservoir omhoog, verwijder heten maak het volledig leeg.

❒ Draai de aftapplug aan de onderzijdevan de radiateur los en tap de koel-vloeistof af in een daarvoor geschikteopvangbak.

❒ Monteer het reservoir en vul het metkoelvloeistof tot aan het merkteken“FULL”.

❒ Draai de aftapplug op de radiateurdicht.

❒ Vul de radiateur met koelvloeistof enmonteer de dop van de radiateur.

❒ Laat na het vullen de motor ongeveer2-3 minuten stationair draaien, zodatde lucht uit het koelsysteem kan ont-snappen.

❒ Zet de motor uit.

60A212

❒ Controleer opnieuw het niveau van dekoelvloeistof in de radiateur. Als hetniveau gedaald is, vul dan koelvloeistofbij.

BELANGRIJK De koelvloeistof moet ver-vangen worden als de auto op een vlakkeondergrond staat.

Voor dieseluitvoeringen

Wij raden u aan de koelvloeistof door hetFiat Servicenetwerk te laten vervangen.

Het is gevaarlijk de dop vande radiateur te verwijderen

bij een hoge koelvloeistoftempera-tuur, omdat er zeer hete vloeistof endamp onder druk kan ontsnappen.Wacht tot de koelvloeistof is afge-koeld voordat u de dop verwijderd.

ATTENTIE!

Benzine-uitvoeringen

❒ Verwijder bij een koude motor de dopvan de radiateur door hem langzaamlinksom te draaien totdat hij niet meerverder kan. Druk de dop niet omlaag alsu de dop losdraait. Wacht tot de druk isontsnapt, druk vervolgens de dop om-laag terwijl u de dop linksom blijft draai-en.

Page 202: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

201

LUCHTFILTER

Een met stof verstopt luchtfilter veroor-zaakt een hogere weerstand bij aan-zuiging, waardoor het rendement van demotor vermindert en het brandstofver-bruik toeneemt.

BELANGRIJK Als de ruitensproeierpompbij een leeg reservoir wordt ingeschakeld,kan de pomp en de pompmotor bescha-digd raken.

79J091

Voor en achterRUITENSPROEIER-VLOEISTOF

Controleer of er ruitensproeiervloeistofin het reservoir zit. Vul zo nodig bij metTUTELA PROFESSIONAL SC35, eventu-eel verdund met water.

Gebruik geen antivriesmid-delen in het reservoir van de

ruitensproeiers. Als er antivries op deruiten wordt gesproeid, kan het zichternstig belemmerd worden en de lakvan de auto beschadigen.

ATTENTIE!

Rijdt niet met een leeg rui-tensproeierreservoir: de rui-

tensproeiers zijn van fundamenteelbelang voor een optimaal zicht.

ATTENTIE!

Enkele in de handel verkrijg-bare ruitensproeiervloeistof-

fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-torruimte bevinden zich warme on-derdelen die bij contact de vloeistofkunnen doen ontbranden.

ATTENTIE! (4)

(5)

(1)

(2) (3)(2)

79J F020

79JF020

80J M067

80JM067

Voor benzine-uitvoeringen

Voor benzine-uitvoeringen

Page 203: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

202

(1)

80J M125

80JM125

79J M016

79JM016

Bij uitvoeringen met dieselmotor

60G102

Juist VerkeerdLuchtfilterelement verwijderen:

❒ Maak de toevoerslang (1) van het lucht-filter los.

❒ Verwijder de bouten (2), draai de bout(3) los en til het luchtfilterhuis (4) op.

BELANGRIJK Let er tijdens het optillenvan het luchtfilterhuis op dat niet tegen demotoroliepeilstok (5) wordt gestoten ombeschadiging te voorkomen.

❒ Haak de klemmen aan de zijkant los enverwijder het filterelement uit het lucht-filterhuis. Als het element vervuild is,vervang het dan door een nieuwe.

BOUGIES(benzine-uitvoeringen)

Bougies met nikkel-elektrode (conventio-nele type): controleer de bougies regel-matig op de eventuele aanwezigheid vankoolafzettingen. Koolafzettingen op debougies verhinderen de vorming van eenkrachtige vonk.

Verwijder de koolafzettingen met ijzer-draad of een speld en stel vervolgens deafstand tussen de elektroden af.

Toegang tot de bougies:

❒ Draai de drie bouten (1) los en verwij-der vervolgens het gehele luchtfilter.

❒ Koppel zo nodig de stekker (2) los,terwijl de borglip ingedrukt wordt gehouden.

❒ Verwijder de bouten van de bougie-doppen.

❒ Trek de doppen van de bougies.

OPMERKING Controleer bij de montageof de bougiekabels, de doppen, de pakkingvan het luchtfilter en de ringen op de juistemanier bevestigd zijn.

Page 204: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

203

Elektrode-afstand “a”:K16HPR-U11SILFR6A111,0 – 1,1 mm (0,039 – 0,043 inch)

BELANGRIJK Als u de bougies vervangt,gebruik dan altijd bougies van het voor uwauto voorgeschreven merk en type. Zievoor de bougietypen het deel “TECHNI-SCHE GEGEVENS”. Als u een ander merkbougies wilt gebruiken dan het voor-geschreven merk, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.

54G106

BELANGRIJKE TIPS

❒ Maak de bougiekabels los door aan dedop en niet aan de kabel te trekken. An-ders kan de kabel beschadigd worden.

❒ Raak tijdens onderhoudswerkzaamhe-den de centrale elektrode van bougiesmet een iridium/platina elektrode nietaan (bougies met smalle centrale elek-trode), omdat deze snel kan beschadi-gen.

60G160S

Losdraaien

Vastdraaien

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

❒ Bij de montage moeten de bougies metde hand worden vastgedraaid, om be-schadiging van de schroefdraad te voor-komen. Draai de bougies vast met eenmomentsleutel op 25 Nm (2,5 kgm;18,0 lbf/ft). Voorkom dat vuil via deopeningen van de bougies in de motorkomt als u de bougies verwijdert.

❒ Gebruik absoluut geen bougies metschroefdraad met onjuiste afmetingen.

Page 205: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

204

OPMERKING Als de motor is uitgerustmet hoogspanningsbougiekabels en u ondervindt problemen bij de ontsteking(bijvoorbeeld moeilijk starten van de motor, overslaan enz.), moet de oorzaakniet alleen gezocht worden in de bougiesmaar ook in de veroudering van de bou-giekabels (meestal na 80 000 km of 5 jaargebruik). Als door het vervangen van debougies het probleem niet wordt opge-lost, laat dan de bougiekabels en het ont-stekingssysteem door het Fiat Servicenet-werk controleren.

BRANDSTOFFILTER(dieseluitvoeringen)

Het brandstoffilter dient ook als opvangvoor water.

Tap het water af als het lampje van hetbrandstoffilter gaat branden. Water aftappen:

❒ Plaats een opvangbakje of doeken onder de aftapmond van het brand-stoffilter.

❒ Draai de aftapplug (1) iets los. Het water wordt afgevoerd.

❒ Draai de aftapplug dicht zodra er geenwater maar dieselbrandstof uitstroomt.

❒ Draai de aftapplug vast.

(1)

79J147

Page 206: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

205

OPMERKING Bij schijfremmen is het nor-maal dat het vloeistofniveau geleidelijkdaalt als de remblokken slijten.

REMMEN

REMVLOEISTOF

Controleer visueel het niveau van de rem-vloeistof in het reservoir in de motor-ruimte. Controleer of het vloeistofniveautussen de merktekens “MAX” en “MIN”staat. Als het niveau dicht bij het merk-teken “MIN” staat, vul dan bij met rem-vloeistof TUTELA TOP 4 SAE J1704 ofDOT4 tot aan het “MAX”-niveau.

79J 148

79J148

Het niet opvolgen van devolgende instructies kan per-

soonlijk letsel of ernstige schade aanhet remsysteem veroorzaken.

– Als de remvloeistof in het reservoironder een bepaald niveau komt, gaathet lampje van de remmen op het in-strumentenpaneel branden (bij draai-ende motor en uitgeschakelde hand-rem). Als het lampje gaat branden,wendt u dan onmiddellijk tot het FiatServicenetwerk om het remsysteemte laten controleren.

– Als het vloeistofniveau in het reser-voir snel daalt, dan is er een lekkagein het remsysteem. In dat geval moethet systeem zo snel mogelijk door hetFiat Servicenetwerk gecontroleerdworden.

ATTENTIE!– Remvloeistof kan letselaan de ogen veroorzaken en

de lak beschadigen. Let goed op als u het reservoir vult.

– Gebruik alleen SAE J1704 of DOT4remvloeistoffen. Gebruik opgevangenvloeistof niet opnieuw en gebruikgeen vloeistoffen die in oude of niethermetisch afgesloten flacons zijnbewaard. Er mogen absoluut geenvuildeeltjes en andere vloeistoffenin het reservoir van de remvloeistof terechtkomen.

ATTENTIE!

Remvloeistof is bij inslikkenschadelijk of dodelijk, en ook

gevaarlijk bij contact met de huid ende ogen. Probeer bij inslikken niet hetbraken op te wekken. Neem onmid-dellijk contact op met een eerste-hulppost of een arts. Bij contact metde ogen direct met overvloedig wateruitspoelen en een arts raadplegen.Spoel uw handen overvloedig af alsu dit product hebt aangeraakt. Rem-vloeistof kan ook voor dieren giftigzijn. Houd de vloeistof daarom buitenhet gebruik van kinderen en dieren.

ATTENTIE!

Page 207: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

206

Meet bij draaiende motor de afstand tus-sen het rempedaal en de vloer terwijl hetrempedaal met een kracht van ongeveer30 kg (66 lbs) is ingetrapt. De minimumvereiste afstand staat aangegeven. Aange-zien het remsysteem van uw auto zelfre-gulerend is, hoeft het pedaal niet afgesteldte worden.

Als de afstand tussen het pedaal en devloer kleiner is dan de minimum vereisteafstand, laat de auto dan door het FiatServicenetwerk controleren.

OPMERKING Als u de afstand tussen hetrempedaal en de vloer meet, hoeft u geenrekening te houden met de dikte van devloermat.

REMPEDAAL

Controleer of het rempedaal op het juistepunt stopt en niet “sponzig” aanvoelt ophet moment dat het wordt ingetrapt. Inhet tegengestelde geval moet u het rem-systeem door het Fiat Servicenetwerk la-ten controleren. Voer bij twijfel over deslag van het rempedaal de volgende con-trole uit:

Minimum afstand tussen pedaal en vloer (“a”): 40 mm (1,6 inch)

54G108 60G104S

Als het remsysteem een vande hierna vermelde onge-

makken vertoont, laat het systeemdan onmiddellijk door het Fiat Service-netwerk controleren.

– Onvoldoende remvertraging

– Ongelijkmatig remmen (de remmenwerken niet in dezelfde mate op allewielen).

– Te grote slag van het pedaal.

– Zware bediening van het rempedaal

– Overmatige geluidsproductie

– Trillingen in het pedaal (tijdens hetremmen).

ATTENTIE!

Page 208: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

207

STUURINRICHTING

Speling van het stuurwiel (“c”):0 – 30 mm (0,0 – 1,2 inch)

Controleer de speling van het stuurwieldoor het stuurwiel langzaam van linksnaar rechts te draaien en de afstand vande stuurwielverdraaiing te meten voor-dat u een lichte weerstand voelt. De spe-ling moet tussen de aangegeven waardenliggen.

Controleer of het stuur soepel draait doorhet langzaam helemaal naar rechts en linkste draaien in een vrije ruimte. Als de spe-ling niet binnen de aangegeven waardenligt of als zich iets anders ongewoonsvoordoet, laat dan de stuurinrichting doorhet Fiat Servicenetwerk controleren.

HANDREM

Remtand (“b”): 4° – 9°Uitgeoefende kracht op de hendel (1): 200 N (20 kg; 44 lbs)

Controleer of de handrem goed is afge-steld door het aantal door de tanden ge-maakte klikken te tellen terwijl u de hand-remhendel langzaam omhoog trekt tot-dat de maximale slag is bereikt. De hand-remhendel moet stoppen na het aange-geven aantal tanden en de achterwielenmoeten volledig geblokkeerd zijn. Als dehandremhendel verkeerd is afgesteld ofals de remmen blijven slepen als de hen-del volledig omlaag is gezet, laat dan dehandrem door het Fiat Servicenetwerkcontroleren en/of afstellen.

54G109

80J M008

80JM008

Page 209: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

208

BANDEN

De voorgeschreven bandenspanning vooren achter van uw auto staan op een spe-cifiek plaatje vermeld. De bandenspanningvoor en achter moet overeenkomen metde aangegeven waarden.

De aangegeven waarden gelden niet voorhet noodreservewiel.

BANDEN CONTROLEREN

Controleer de banden van de auto tenminste een keer per maand en ga daarbijals volgt te werk:

❒ Controleer de bandenspanning meteen geschikte manometer en hersteleventueel de bandenspanning. Con-troleer ook de spanning van hetnoodreservewiel.

KOPPELINGSPEDAAL

PEDAAL EN VLOEISTOFCONTROLEREN

Controleer regelmatig de werking van hetkoppelingspedaal en het niveau van dekoppelingsvloeistof. Als de koppeling pasontkoppelt bij een volledig ingetrapt koppelingspedaal, laat dan de koppelingdoor het Fiat Servicenetwerk controleren.Als het niveau van de koppelingsvloeistofdicht bij het merkteken “MIN” staat, vuldan bij met remvloeistof TUTELA TOP 4SAE J1704 of DOT4 tot aan het “MAX”niveau.

79J148

54G307

Page 210: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

209

1. Slijtage-indicator in het loopvlak

2. Merkteken voor de indicator

❒ Controleer of de profieldiepte van hetloopvlak niet minder is dan 1,6 mm(0,06 inch). Hiervoor dienen specialeslijtage-indicatoren in het loopvlak vande band. Als de indicatoren zichtbaarzijn op het loopvlak, is de profieldieptevan het loopvlak gelijk of minder dan1,6 mm (0,06 inch) en moeten de ban-den dus vervangen worden.

❒ Controleer op slijtage, scheuren en an-der soort schade. Banden die scheurenvertonen of andere schade moetenworden vervangen. Als een band teke-nen van ongewone slijtage vertoont,laat de band dan door het Fiat Service-netwerk controleren.

❒ Controleer of de wielbouten nog goedvastzitten.

❒ Controleer of er geen spijkers, scherpesteentjes of andere scherpe voorwerpenin de banden zitten.

54G136

– De bandenspanning moetbij koude banden worden ge-

controleerd. Anders krijgt u mogelijkverkeerde waarden.

– Pomp de band geleidelijk op tot devoorgeschreven waarde en controleerregelmatig de bandenspanning.

– Pomp de banden niet op tot te lageof te hoge waarden.Als de banden onvoldoende zijn op-gepompt, kan de auto een afwijkendrijgedrag vertonen of kan de band vande velg lopen, waardoor er ongeluk-ken kunnen ontstaan en schade aande band of aan de velg.Als de banden te hard zijn opgepomptkunt u een klapband krijgen, wat on-gelukken en ernstig persoonlijk letseltot gevolg kan hebben. Bovendien kande auto een afwijkend rijgedrag gaanvertonen met kans op ongelukken.

ATTENTIE!

Als tegen stoepranden wordtgebotst of op slechte wegen

(stenen of keien) wordt gereden, kun-nen de banden beschadigd worden ende wieluitlijning van de auto in ge-vaar worden gebracht. Laat daaromde banden en de wieluitlijning regel-matig door het Fiat Servicenetwerkcontroleren.

ATTENTIE!

Page 211: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

210

Fiat zijn goedgekeurd als standaard-uitrusting of als optional van de auto.

BELANGRIJK Als u de originele bandenvervangt door banden met een anderebandenmaat, kan de snelheidsmeter of dekilometerteller een verkeerde waardeaangeven. Neem eerst contact op met hetFiat Servicenetwerk voordat u bandenaanschaft met een bandenmaat die andersis dan de oorspronkelijke.

BELANGRIJK Als bij de modellen metvierwielaandrijving (4WD) een band wordtvervangen door een band met een anderebandenmaat of verschillende merken voorde vier banden worden gebruikt, dan kande transmissie beschadigen.

BANDEN PER AS OMWISSELEN

Om onregelmatige slijtage van de bandente voorkomen en de levensduur te ver-lengen, moet u de wielen verwisselen zo-als op de afbeelding is aangegeven. Ver-wissel de wielen elke 10 000 km (6 000 mijl)van as. Nadat u de wielen verwisseld hebt,moet u de banden voor en achter op devoorgeschreven spanning brengen. Ditstaat aangegeven op het informatieplaatje.

– Monteer op uw auto ban-den van hetzelfde type en

met dezelfde bandenmaat, zodat deauto goed bestuurbaar blijft en u eenperfecte controle over de auto be-houdt. Monteer op de wielen van deauto geen banden van een ander type of met een andere bandenmaat.Het type band en de bandenmaatmoeten overeenkomen met hetgeendoor Fiat is voorgeschreven als stan-daarduitrusting of als optional vanuw auto.

– Als u de velgen en banden van deauto vervangt door andere velgen enbanden die op de markt beschikbaarzijn, kunnen de stuureigenschappenen de wegligging van de auto aan-zienlijk veranderen.

– Daarom mogen alleen velg-band-combinaties gebruikt worden die door

ATTENTIE!

54G114

Verwisselen van de 4 banden

Page 212: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

211

NOODRESERVEWIEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

1. Slijtage-indicator in het loopvlak

2. Merkteken voor de indicator

Uw auto is voorzien van een noodreserve-wiel met kleine afmetingen, dat minderruimte inneemt in de bagageruimte. Daar-naast heeft het noodreservewiel een be-perkt gewicht zodat bij een lekke band hetwiel makkelijker verwisseld kan worden.Het noodreservewiel mag alleen gebruiktworden in noodgevallen en voor korte stuk-ken. De bandenspanning van het nood-reservewiel moet ten minste een keer permaand gecontroleerd worden. Gebruikeen goede draagbare manometer die is ingesteld op 4,2 bar (60 psi). Controleerbovendien of het noodreservewiel goedin de zitting is bevestigd.

Gebruik nooit gelijktijdig twee nood-reservewielen op dezelfde auto.

54G115

Het noodreservewiel magalleen tijdelijk, in noodge-

vallen worden gebruikt. Als u hetnoodreservewiel te lang gebruikt, kande band scheuren en kunt u de con-trole over de auto verliezen. Als u deauto gebruikt met een gemonteerdnoodreservewiel, houd dan met hetvolgende rekening:

– Het rijgedrag van de auto is anders.

– Rijd niet sneller dan 80 km/h (50 mph).

– Vervang het noodreservewiel zo snelmogelijk door een wiel en een bandmet standaard afmetingen.

– Het gebruik van het noodreserve-wiel vermindert de bodemvrijheid vande auto.

– De aanbevolen bandenspanning voorhet noodreservewiel is 4,2 bar (60 psi).

– Monteer geen sneeuwkettingen ophet noodreservewiel. Alleen als hetabsoluut noodzakelijk is kan hetnoodreservewiel in plaats van een vande achterwielen gemonteerd worden.

ATTENTIE!

– De levensduur van het loop-vlak van een noodreservewiel

is veel korter dan die van de stan-daard op de auto gemonteerde ban-den. Vervang de band onmiddellijk alsde slijtage-indicatoren op het loop-vlak verschijnen.

– Als u de band van een noodreser-vewiel moet vervangen, gebruik daneen band met exact dezelfde maaten structuur.

ATTENTIE!

WIELEN VERWISSELENGa voor het verwisselen van een wiel alsvolgt te werk:

❒ Haal de krik, het gereedschap en hetnoodreservewiel uit de auto.

❒ Draai de wielbouten los zonder ze teverwijderen.

❒ Krik de auto op (volg de betreffendeinstructies in het deel “NOOD-GEVALLEN”).

❒ Verwijder de wielbouten en het wiel.

Page 213: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

212

❒ Verwijder voordat het wiel wordt gemonteerd, modder en vuil van decontactvlakken op de wielnaaf en hetwiel m.b.v. een schone doek. Let er bijhet schoonmaken van de naaf op datdeze na een rit zeer heet kan zijn.

❒ Draai de centreerpen (1) in een van deboutgaten in de wielnaaf.

BELANGRIJK Draai de centreerpen niette vast om beschadiging te voorkomen.

❒ Plaats het wiel over de centreerpen.Draai de wielbouten met het conischeuiteinde in de boutgaten van de naaf,behalve in het boutgat waarin de cen-treerpen is gemonteerd. Draai elkebout met de hand vast totdat het wielstevig aan de naaf vastzit.

79J196

Aanhaalmoment voor de wielbouten: 85 Nm (8,5 kgm; 61,5 lbf/ft)

❒ Laat de krik zakken en draai de wiel-bouten m.b.v. de sleutel met het voor-geschreven aanhaalmoment kruiselingsvast in de volgorde die op de afbeeldingis aangegeven.

Gebruik de originele wiel-bouten en draai ze direct na

het vervangen van een wiel met hetvoorgeschreven aanhaalmoment vast.Afwijkende wielbouten of niet goedvastgedraaide wielbouten kunnen los-lopen of zelfs volledig uitlopen enoorzaak zijn van een ongeval. Als u niet beschikt over een moment-sleutel, laat dan het aanhaalmomentvan de wielbouten controleren doorhet Fiat Servicenetwerk.

ATTENTIE!

81A057

(1)

79J M017

79JM017

❒ Verwijder de centreerpen en monteerde resterende wielbout.

– Controleer voordat u deauto opkrikt of de pook bij

een auto met automatische versnel-lingsbak in “P” (Parkeren) of met eenhandgeschakelde versnellingsbak in“R” (Achteruit) staat.

– Krik de auto nooit op als de versnel-lingsbak in “N” (Vrij) staat, omdat eranders door instabiliteit van de krik on-gelukken kunnen gebeuren.

ATTENTIE!

Page 214: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

213

U auto is uitgerust met een onderhouds-vrije accu. Er hoeft dus geen water te wor-den bijgevuld. Wij raden u echter aan deaccu, de accupolen en de accubeugel regel-matig te controleren op eventuele oxida-tie. Oxidatie kan worden verwijderd meteen hard borsteltje en verdunde ammo-niak of in water opgelost zuiveringszout.Spoel na het verwijderen van de oxide-resten met schoon water.

De optische meter op de accu geeft in-formatie over de conditie van de accu.

Maak de minpool van de accu los om ont-lading te voorkomen, als de auto een maandof langer stilstaat.

60A269

ACCU

– Accu’s ontwikkelen ont-vlambare waterstof; ze moe-

ten daarom ver verwijderd van openvuur en vonken gehouden en bewaardworden om het risico op explosies tevoorkomen. Om dezelfde reden is hetverboden te roken tijdens werkzaam-heden die in de buurt van de accuworden uitgevoerd.

– Maak de minpool van de accu losvoordat er controle- of onderhouds-werkzaamheden aan de accu wordenuitgevoerd. Let op dat u geen kort-sluiting veroorzaakt door gelijktijdigcontact tussen metalen voorwerpen,de accuklemmen en de auto.

– Als u de motor moet starten m.b.v.een hulpaccu, houdt u dan aan de be-treffende instructies in het deel“NOODGEVALLEN”, om persoonlijkletsel of schade aan de auto of deaccu te voorkomen.

ATTENTIE!

WIELDEKSEL(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

1. of 2. Gereedschap met plat uiteinde

Uw auto is uitgerust met twee soortengereedschap (een pijpsleutel en een krik-slinger), waarvan er een een plat uiteindeheeft.

Gebruik het gereedschap met het platte uit-einde voor het verwijderen van het wiel-deksel, zoals op de afbeelding is aangege-ven.

Controleer bij het terugplaatsen van hetwieldeksel of het zo geplaatst is dat hethet ventiel niet kan beschadigen of afge-dekt is.

54G117

60G309

Page 215: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

214

Accu’s bevatten giftige stof-fen, waaronder zwavelzuur

en lood. Deze stoffen vormen eenmogelijk risico voor het milieu en degezondheid. Defecte accu’s moetenafgevoerd en gerecycleerd worden opbasis van wettelijke voorschriften enmogen niet met normaal huisvuil worden afgevoerd. Voorkom dat deaccu breekt tijdens het verwijderen uitde auto. Bij breuk kan er zwavelzuuruitstromen dat letsel kan veroorzaken.

ATTENTIE!

(1)

(2)

(3)

(4)

51KM039

(1)

(2)

(4)

(3)

51KM041

Pb

(5)

(6)

51KM042

ACCU VERVANGEN

Accu vervangen:

1. Maak de kabel los van de minpool (1).

2. Maak de kabel los van de pluspool (2).

3. Verwijder de bevestigingsbout (3) ende klem (4).

4. Verwijder de accu.

Accu monteren:

1. Monteer de accu in omgekeerde volg-orde van het verwijderen.

2. Draai de bevestigingsbout en de ka-bels van de accu stevig vast.

5. Symbool van huisvuilbak met een kruis

6. Chemisch symbool voor lood “Pb”

Het symbool in detailafbeelding (5) (datop het accu-etiket is aangebracht) geeftaan dat defecte accu’s niet met het nor-male huisvuil mogen worden afgevoerd.Het chemische symbool voor lood “Pb”(6) geeft aan dat de accu een percentagelood bevat dat hoger is dan 0,004%.

Controleer of defecte accu’s op de juistewijze worden afgevoerd en gerecycleerdzodat mogelijk schadelijke gevolgen die bijeen onjuiste afvoermethode kunnen ont-staan voor het milieu en de gezondheid,worden voorkomen. Het hergebruik vanmaterialen draagt bij aan een behoud vande natuurlijke grondstoffen. Wendt u voormeer informatie over het afvoeren of hetrecycleren van lege batterijen tot het FiatServicenetwerk.

OPMERKING Als de accu wordt los-gekoppeld, worden enkele functies van deauto gereset en/of uitgeschakeld.

Deze functies moeten worden geresetnadat de accu weer is aangesloten.

Bij uitvoeringen met benzinemotor Bij uitvoeringen met dieselmotor

Page 216: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

215

ZEKERINGEN IN DE MOTORRUIMTE

De hoofdzekering, de primaire zekeringenen enkele afzonderlijke zekeringen bevin-den zich in de motorruimte. Als de hoofd-zekering doorbrandt, werkt geen enkeleelektrisch onderdeel. Als een primaire zekering doorbrandt, werkt geen enkelelektrisch onderdeel van de betreffendeelektrische groep. Als u de hoofdzekering,een primaire of een afzonderlijke zekeringmoet vervangen, gebruik dan originele Fiat-onderdelen.

60G111

63J 095

63J095

Als de hoofdzekering of eenprimaire zekering doorbrandt,

laat dan de auto door het Fiat Service-netwerk controleren. Gebruik altijdoriginele Fiat-onderdelen. Gebruiknooit ander materiaal (zoals eendraad) om een zekering tijdelijk tevervangen om brand of beschadigingvan de elektrische installatie tevoorkomen.

ATTENTIE!

ZEKERINGEN

De auto is uitgerust met drie soorten zekeringen:

Hoofdzekering

De hoofdzekering wordt direct door deaccu gevoed.

Primaire zekeringen

Deze zekeringen zitten tussen de hoofd-zekering en de afzonderlijke zekeringen enworden gebruikt voor groepen elektrischeverbruikers.

Afzonderlijke zekeringen

Deze zekeringen zijn voor de afzonder-lijke elektrische circuits.

Gebruik het tangetje in de zekeringenkastvoor het verwijderen van een zekering. Destroomsterkte (ampèrage) van iedere zekering staat op het deksel van het kastjeaangegeven.

OPMERKING Zorg dat er in de zekerin-genkast altijd reservezekeringen zitten.

Page 217: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

216

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

62J085

(28)

(27)(26)(25)

(6) (7) (9) (11)

(12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19)

(24)

(8) (10)

(22)(21)

(23)

(20)

79J092

Alle elektrische verbruikers

Elektrische ruitbediening, ruitenwissers, startmotor

Achterlicht, achterruitverwarming, portiervergrendeling, waarschuwingsknipper-lichten/claxon, interieurverlichting

Verwarming, aircocompressor, stuurbekrachtiging

Ventilateur koelsysteem, mistlampen voor, koplampen

Zekering koplamp (rechts)

Zekering koplamp (links)

Zekering mistlampen voor

Zekering regeleenheid stuurbekrachtiging

Zekering ABS-pompmotor

Zekering ventilateur koelsysteem

Zekering ABS-magneetkleppen

Zekering motorstartcircuit

Zekering start-/contactslot

Zekering aanjager

80 A

50 A

50 A

80 A

80 A

15 A

15 A

20 A

60 A

40 A

30 A

30 A

30 A

50 A

30 A

ZEKERINGEN IN DE MOTORRUIMTE

Voor uitvoeringen met benzinemotor

Hoofdzekering/Primaire zekering

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

Page 218: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

217

20 A

15 A

15 A

15 A

Zekering aircocompressor

Zekering gasklepactuator

Zekering automaat (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Zekering brandstofinspuiting

Relais automaat (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Relais aircocompressor

Relais brandstofpomp

Relais ventilateur voor condensor

Relais mistlampen voor

Zekering gasklepactuator

FI HOOFD

Relais motorstartcircuit

Relais ventilateur koelsysteem

Relais blokkering versn.pook

Hoofdzekering/Primaire zekering

(16)

(17)

(18)

(19)

(20)

(21)

(22)

(23)

(24)

(25)

(26)

(27)

(28)

(29)

Page 219: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

218

(6) (7)

(4) (5)(2)(1) (3)

79J172

(33)

(30)(29)(28)

(8) (9) (14)

(16)(15) (17) (18) (19) (20) (21) (22)

(27)

(10) (11) (13)(12)

(25)(24)

(26)

(23)

(32)

(31)

79J149

80 A

30 A

140 A

50 A

30 A

30 A

30 A

15 A

15 A

20 A

50 A

60 A

40 A

30 A

30 A

30 A

50 A

30 A

(34) (35)

(36)

(37)

(38)

79J173

Voorgloeibougies

Brandstofvoorverwarming

Alle elektrische verbruikers

Verlichting

Hulpverwarming

Hulpverwarming

Hulpverwarming

Zekering koplamp (rechts)

Zekering koplamp (links)

Zekering mistlampen voor

Startcircuit

Zekering regeleenheid stuurbekrachtiging

Zekering ABS-pompmotor

Zekering ventilateur koelsysteem

Zekering ABS-magneetkleppen

Zekering motorstartcircuit

Startcircuit

Zekering aanjager

Voor uitvoeringen met dieselmotor

Hoofdzekering/Primaire zekering

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

(16)

(17)

(18)

Page 220: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

219

10 A

20 A

30 A

20 A

10 A

10 A

15 A

Zekering aircocompressor

Zekering brandstofpomp

Zekering ventilateur voor condensor

Zekering brandstofinspuiting

Relais 3 hulpverwarming

Relais aircocompressor

Relais brandstofpomp

Relais ventilateur voor condensor

Relais mistlampen voor

Relais 2 hulpverwarming

Relais hulpverwarming

Relais motorstartcircuit

Relais ventilateur koelsysteem

Relais ventilateur koelsysteem

Relais ventilateur koelsysteem

Brandstofvoorverwarming

Hoofdcircuit brandstofinspuiting

EPI

Brandstofinspuiting

INJ DVR

Hoofdzekering/Primaire zekering

(19)

(20)

(21)

(22)

(23)

(24)

(25)

(26)

(27)

(28)

(29)

(30)

(31)

(32)

(33)

(34)

(35)

(36)

(37)

(38)

Page 221: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

220

15 A

15 A

10 A

10 A

15 A

15 A

30 A

30 A

10 A

15 A

10 A

10 A

10 A

20 A

15 A

10 A

15 A

10 A

10 A

15 A

30 A

15 A

10 A

79J093

79J011

Achterruitwisser

Bobine

Achteruitrijverlichting

Instrumenten

Accessoires

Accessoires 2

Elektrische ruitbediening

Ruitenwissers voor

IG1 SIG

Airbag

ABS antiblokkeersysteem

Achterlichten

Remlichten

Portiervergrendeling

Verlichting 4WD

ST SIG

Stoelverwarming

IG 2 SIG

Mistachterlicht

Plafondverlichting

Achterruitverwarming

Claxon/alarmknipperlichten

Fiat CODE (startblokkering)

ZEKERINGEN ONDER HET DASHBOARD

Hoofdzekering/Primaire zekering

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

(16)

(17)

(18)

(19)

(20)

(21)

(22)

(23)

Page 222: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

221

GLOEILAMPENVERVANGEN

De zekeringen zijn ook aan de bestuur-derszijde onder het dashboard geplaatst.Trek het deksel van het zekeringenkastjelos. De stroomsterkte (ampèrage) van iedere zekering staat op het deksel van hetkastje aangegeven.

Doorgebrande zekeringenmoeten altijd worden ver-

vangen door andere met dezelfdestroomsterkte (ampèrage). Maak nooitgebruik van noodoplossingen, zoalseen stukje aluminium of een kabeltje,om een doorgebrande zekering te vervangen. Als na het vervangen vaneen zekering, de nieuwe zekering bin-nen korte tijd doorbrandt, dan is erwaarschijnlijk een ernstiger elektrischprobleem. Laat in dat geval de autoonmiddellijk door het Fiat Servicenet-werk controleren.

ATTENTIE!

65D046

OK DOORGEBRAND

– Direct nadat de lampen gedoofd zijn, kunnen ze nog

zo heet zijn dat ze verwondingen aande vingers kunnen veroorzaken. Ditgeldt met name voor de halogeen-lampen in de koplampen. Vervang delampen pas nadat ze zijn afgekoeld.

– De lampen van de koplampen bevatten halogeengas onder druk. Bijeen ongeval kunnen deze lampenopenbarsten en persoonlijk letsel veroorzaken; behandel deze lampendus zeer voorzichtig.

ATTENTIE!

BELANGRIJK Als er transpiratievocht op de lamp komt, kunnen de halogeen-lampen oververhit raken en openbarstenzodra u ze heeft ingeschakeld. Wij radenu daarom aan nieuwe lampen met eenschone doek vast te pakken.

BELANGRIJK Als een lamp vaak vervangenmoet worden, dan moet het elektrischesysteem door het Fiat Servicenetwerk gecontroleerd worden.

PLAFONDLAMPJE (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Verwijder het lampenglas met behulp vaneen schroevendraaier die beschermd is meteen zachte doek, zoals aangegeven op deafbeelding. Om het lampenglas weer temonteren, moet u het in de zitting druk-ken.

De lamp kan worden uitgenomen doorhem naar buiten te trekken. Controleerna het vervangen of de contactveren delamp goed op zijn plaats houden.

60G115

Page 223: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

222

KOPLAMPEN

Open de motorkap; Maak de stekker (1)los. Verwijder de rubber kap (2). Drukde borgveer (3) naar voren en haak dezelos. Verwijder de lamp. Monteer eennieuwe lamp in omgekeerde volgorde vande verwijdering.

(2)

(1)

(3)

80J M069

80JM069

(3)

80J M113

80JM113

(2)

(4)

(3)

(1)

79J M026

79JM026

OPMERKING De stand van de borgveer(3) is via de opening in het lamphuiszichtbaar.

Voor uitvoeringen met dieselmotor

Toegang tot de gloeilamp van de koplampaan de luchtfilterzijde:

❒ Draai de bout (1) los.

❒ Til het luchtfilter (2) op en trek de slang(4) van het luchtfilter (2).

❒ Draai de bouten (3) los en verwijder deslang (4) van het luchtfilter.

Page 224: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

223

RICHTINGAANWIJZERS OP FLANKEN

De gloeilamp is niet demontabel, daarommoet de gehele unit worden vervangen.Druk de verlichtingsunit met de duim naarlinks in de zitting en verwijder de unit.

64J195

OVERIGE VERLICHTING

Lamphouder

1. Verwijderen

2. Monteren

Om een lamphouder uit de zitting te verwijderen, moet u de lamphouder linksom draaien en vervolgens uit de zitting trekken. Om de lamphouder weerte monteren, moet u hem in de zitting duwen en rechtsom draaien.

(1)

(1)

(2)

(2)

54G123

(1)

(2)

(3)

(4)

54G124

Lampen

3. Verwijderen

4. Monteren

Er zijn twee typen gloeilampen: glasfitting-lampen (1) en glas/metaalfittinglampen (2).

Voor het verwijderen en monteren van eenglasfittinglamp (1), moet u de lamp uit dehouder trekken of in de houder drukken.

Om een glas/metaalfittinglamp uit een lamp-houder te verwijderen, moet u de lamp ietsindrukken en linksom draaien. Om eennieuwe lamp te monteren, moet u de lampin de houder duwen en rechtsom draaien.

U kunt een afzonderlijke lamp of de lamp-houder als volgt bereiken.

Page 225: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

224

(1) (2)

80J M123

80JM123

(1)

(2)

80J M114

80JM114

80J M071

80JM071

(3)

79J M025

79JM025

Richtingaanwijzer voor (1) Buitenverlichting voor (2)

Mistlampen voor(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

OPMERKING Het vervangen van eenlamp gaat makkelijker als het stuur naarlinks wordt gedraaid voor vervanging vande rechter lamp en omgekeerd.

❒ Steek een platte schroevendraaier inopening (2) en maak de snelsluitingen(1) los door de schroevendraaier op deaangegeven wijze te draaien.

❒ Verwijder de bouten (3).

❒ Open het kap in de wielkuip. Druk opde borgveer en koppel de stekker los.

❒ Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.

Page 226: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

225

80J M131

80JM131

80J M068

80JM068

Achterlichtunit (achterlicht, remlicht,richtingaanwijzer enz.)

Plafondlampje(voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Verwijder het lampenglas met behulp vaneen platte schroevendraaier die beschermdis met een zachte doek, zoals aangegevenop de afbeelding. Plaats het plafondlampjein de zitting en druk het vast.

75F087

Kentekenplaatverlichting

Page 227: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

226

(2)

63J127

(1)

63J106

(3)(3) (4)

80J M076

80JM076

Derde remlicht (voor bepaalde uitvoeringen/markten)

Derde remlicht verwijderen:

❒ Open de achterklep en draai de moeren (1) los, zoals aangegeven opde afbeelding.

❒ Sluit de achterklep. Verwijder het derde remlicht (2) van de achterklep.

❒ Druk de borglippen (3) naar binnen entrek de lamphouder (4) uit.

❒ Vervang de gloeilampen.

❒ Voer voor de montage van het derderemlicht de hiervoor beschreven han-delingen in omgekeerde volgorde uit.

79J015

Bagageruimteverlichting

Page 228: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

227

❒ Druk de borging (1) in de richting vande wisserarm (2) en verwijder het wisserblad van de arm zoals op de af-beelding is aangegeven.

❒ Haak de borging los van het uiteindevan de wisserarm en verwijder het wisserblad zoals is aangegeven.

54G130

WISSERBLADENRUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER

De wisserbladen moeten worden vervan-gen als ze verdroogd of beschadigd zijn ofals ze strepen op de ruit achterlaten.

Houdt u bij het monteren van nieuwe wis-serbladen aan de volgende procedure:

BELANGRIJK Tijdens het vervangen vande wisserbladen, mag de arm van de ruitenwisser niet over de ruit bewegen,om krassen of breuk te voorkomen.

OPMERKING Enkele wisserbladen kun-nen anders zijn dan de in dit hoofdstukbeschreven wisserbladen, afhankelijk vande technische specificaties van de auto.Neem in dat geval contact op met het FiatServicenetwerk voor meer informatieover de juiste vervangingsprocedure.

WISSERBLADEN VERVANGEN

❒ Til de wisserarm van de voorruit.

OPMERKING Als u beide wisserarmenmoet optillen van de voorruit, til daneerst de wisserarm aan de bestuurders-zijde op. Kantel bij het terugplaatsen,eerst het wisserblad aan de passagierszijdeop de ruit. In het andere geval kunnen dewisserbladen elkaar raken.

Rijden met versleten ruiten-wisserbladen is zeer gevaar-

lijk, omdat ze het zicht onder slechteweersomstandigheden aanzienlijk beperken.

ATTENTIE!

54G129

70G119

Page 229: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

228

60A260

54G132

54G133 65D151

54G134

Type A (Verwijderen/Monteren)

1. Bevestiging aan uiteinde

Type B (Verwijderen/Monteren)

1. Bevestiging aan uiteinde

Type C

OPMERKING Verbuig bij type C de houder van het wisrubber niet verder dannodig is. Het kan anders breken.

Page 230: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

229

54G135 65D151

80G146

1. Borging

❒ Als het nieuwe wisrubber niet voorzienis van de twee metalen strips, verwijderdeze dan uit het oude rubber en zet zeover in het nieuwe.

❒ Monteer het nieuwe wisrubber in om-gekeerde volgorde van demontage metde bevestiging aan het uiteinde naar dewisserarm gericht (behalve bij type C).

BELANGRIJK Controleer of het wis-rubber correct bevestigd is in alle houders.Borg het uiteinde van het wisrubber in dezitting.

❒ Monteer het wisserblad op de wisser-arm en controleer of de borgnok ver-grendeld is in de arm.

WISSERBLADEN VAN ACHTERRUITWISSER VERVANGEN

❒ Til de wisserarm van de achterruit.

❒ Maak het wisserblad los van de arm zoals is aangegeven.

❒ Verwijder het wisserblad zoals is aangegeven.

OPMERKING Verbuig het uiteinde van dehouder voor het wisrubber niet verderdan nodig is. Het kan anders breken.

Page 231: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

230

1. Borging

❒ Als het nieuwe wisrubber niet voorzienis van de twee metalen strips, verwijderdeze dan uit het oude rubber en zet zeover in het nieuwe.

❒ Monteer het nieuwe wisrubber in omgekeerde volgorde van demontage.

BELANGRIJK Controleer of het wisrubbercorrect bevestigd is in alle houders.

❒ Monteer het wisserblad aan de arm vande achterruitwisser in omgekeerde volg-orde van demontage.

AIRCONDITIONING

Als u de airconditioning niet gebruikt gedurende een lange periode, bijvoorbeeldin de winter, dan is de werking mogelijkniet optimaal als u de airconditioning weergaat gebruiken. Om de optimale prestatiesen levensduur van de airconditioning tebehouden, moet het systeem regelmatigworden ingeschakeld.

Laat de airconditioning ten minste een keerper maand bij draaiende motor een minuutwerken. Op deze wijze kan de circulatievan het koelmiddel en de smeerolie helpende interne onderdelen te beschermen.

54G135

Page 232: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

231

NNOOOODDGGEEVVAALLLLEENN

60G411

OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 232

NOODSTART ...................................................................... 233

SLEPEN ................................................................................... 235

DE STARTMOTOR WERKT NIET ................................. 236

DE MOTOR IS VERZOPEN .............................................. 236

DE MOTOR RAAKT OVERVERHIT ............................... 236

DE POOK VAN DE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK KAN NIET UIT STAND “P” (PARKEREN) WORDEN GEZET ............. 238

9

Page 233: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

232

❒ Plaats het reservewiel dicht bij het op-gekrikte wiel, zoals op de afbeelding isaangegeven, mocht de krik eventueelverschuiven.

❒ Plaats de krik verticaal en krik de autovervolgens op door de handgreeprechtsom te draaien totdat de boven-zijde van de krik in de daarvoor be-stemde beugel van de carrosserie valt.

❒ Krik de auto verder langzaam en ge-lijkmatig op totdat de band van degrond is. Krik de auto niet hoger op dannodig is.

OPKRIKKEN VAN DE AUTO

❒ Zet de auto stil op een stevige en vlak-ke ondergrond.

❒ Schakel de handrem en vervolgens deachteruit (“R”) in (auto’s met handge-schakelde versnellingsbak).

79JM014

75F062

Controleer voordat u de auto opkrikt of de pook bij

een auto met automatische versnel-lingsbak in “P” (Parkeren) of met eenhandgeschakelde versnellingsbak in“R” (Achteruit) staat.

– Krik de auto nooit op als de ver-snellingsbak in “N” (Vrij) staat, omdat er anders door instabiliteit vande krik ongelukken kunnen gebeuren.

ATTENTIE!

❒ Schakel de waarschuwingsknipperlich-ten in als de auto in het verkeer staat.

❒ Blokkeer de voor- en achterzijde vanhet wiel diagonaal ten opzichte van hetwiel dat opgekrikt wordt.

54G253

Page 234: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

233

NOODSTART(met een hulpaccu)– De krik mag uitsluitend

gebruikt worden voor hetverwisselen van wielen.

– Krik de auto niet op op een hellendwegdek.

– Krik de auto uitsluitend op door dekrik in de daarvoor bestemde beugelbij het te verwisselen wiel te plaatsen.

– Controleer of de krik ten minste 51 mm (2 inch) is opgekrikt voordatde krik in contact komt met de flens.Als de krik minder dan 51 mm (2 inch)van zijn maximale stand is ingeklapt,kan hij breken.

– Begeef u niet onder de auto als deauto op de krik steunt.

– Laat de motor niet draaien als deauto op de krik steunt en zorg dat allepassagiers de auto hebben verlaten.

ATTENTIE!

79J017

79J018

Voorwiel

Achterwiel

– Probeer de motor niet testarten als de accu bevroren

is. Anders kan de accu openbarsten.

– Verbind de startkabels en houd uw handen en de kabels ver verwijderdvan poelies, aandrijfriemen of elektro-ventilatoren.

– Accu’s ontwikkelen ontvlambarewaterstof; ze moeten daarom ver verwijderd van open vuur en vonkengehouden en bewaard worden om hetrisico op explosies te voorkomen. Omdezelfde reden is het verboden te roken tijdens werkzaamheden die inde buurt van de accu worden uitge-voerd.

– Als de voor het starten gebruiktehulpaccu in een andere auto gemon-teerd is, controleer dan of de twee auto’s niet met elkaar in verbindingstaan.

– Als de accu van uw auto herhaal-delijk zonder duidelijke reden ontlaadt, laat de auto dan door hetFiat Servicenetwerk controleren.

ATTENTIE!

Page 235: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

234

❒ Schakel alle systemen van de auto uit,behalve die systemen die om veilig-heidsredenen ingeschakeld dienen teblijven (bijvoorbeeld koplampen ofwaarschuwingsknipperlichten).

❒ Verbind de kabels als volgt:

– Sluit het uiteinde van de eerste kabel aan op de pluspool (+) van delege accu (1).

– Sluit het andere uiteinde aan op depluspool (+) van de hulpaccu (2).

– Sluit het uiteinde van de tweede kabel aan op de minpool (–) van dehulpaccu (2).

– Sluit het andere uiteinde aan op eenstevig en ongelakt metalen onder-deel, bijvoorbeeld de motorsteun (3)van de auto met de lege accu (1).

❒ Als de gebruikte hulpaccu in een andereauto gemonteerd is, start dan de motor van die auto. Laat de motor meteen iets versneld stationair toerentaldraaien.

❒ Start de motor van de auto met de legeaccu.

❒ Verwijder de kabels in omgekeerdevolgorde.

BELANGRIJK De auto mag niet wordengestart door hem aan te duwen of te slepen. Hierdoor kan de katalysator onherstelbaar beschadigen. Gebruik voorhet starten van een auto met een lege accu de daarvoor bestemde kabels.

PROCEDURE VOOR EENNOODSTART

❒ Gebruik voor een noodstart uitsluitendeen accu van 12V. Plaats een accu van12V dicht bij uw auto, zodat de start-kabels met beide accu’s kunnen wor-den verbonden. Als u een accu gebruiktdie in een andere auto is gemonteerd,VOORKOM DAN DAT DE AUTO’SELKAAR RAKEN. Schakel de handremvan beide auto’s volledig in.

– Om persoonlijk letsel enschade aan de accu of de

auto te voorkomen, moeten de instructies voor de noodstart zorg-vuldig en in de vermelde volgordeworden opgevolgd.Roep bij twijfel de hulp in van een erkende pechhulpdienst.

ATTENTIE!

(1)

(3)

(2)

54G079

Sluit de kabel absoluut nietdirect aan op de minpool (–)

van de lege accu, om explosies tevoorkomen.

ATTENTIE!

Page 236: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

235

AUTO’S MET TWEEAANGEDREVEN WIELEN (2WD)MET HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK.

Auto’s met handgeschakelde versnellings-bak kunnen op twee manieren wordengesleept.

❒ Slepen vanaf de voorzijde met de voor-wielen los van de grond en de achter-wielen op de grond. Controleer of de handrem losstaat voordat de autogesleept wordt.

❒ Slepen vanaf de achterzijde met de achterwielen los van de grond en devoorwielen op de grond, mits hetstuurwiel is ontgrendeld en de trans-missie in goede staat verkeert. Voor-dat de auto gesleept wordt, moet gecontroleerd worden of de versnel-lingsbak in de vrijstand staat en hetstuurslot ontgrendeld is (contact-sleutel in stand “ACC”) en het stuur-wiel vastgezet is met een passend blokkeermechanisme voor het slepen.

BELANGRIJK De stuurkolom is niet bestand tegen de druk die tijdens het slepen uitgeoefend wordt door de voor-wielen. Ontgrendel altijd het stuurslotvoordat er gesleept wordt.

AUTO’S METVIERWIELAANDRIJVING (4WD)

De auto kan op een van de volgende manieren gesleept worden:

❒ Met alle vier de wielen op een auto-ambulance.

❒ Met de voor- of achterwielen los vande grond en de andere twee wielen oprolbokken.

BELANGRIJK Als de auto gesleept wordtmet de voor- en/of achterwielen op degrond, kan de vierwielaandrijving bescha-digd worden.

SLEPEN

Als uw auto gesleept moet worden, wendtu dan tot een professionele sleepdienst.Het Fiat Servicenetwerk kan u gedetail-leerde instructies leveren.

BELANGRIJK Om tijdens het slepen scha-de aan te auto te voorkomen, moet u hetjuiste materiaal gebruiken en de auto opde juiste manier slepen.

AUTO’S MET 2 AANGEDREVENWIELEN (2WD) MET AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK

Auto’s met automatische versnellings-bak kunnen op twee manieren wordengesleept.

❒ Slepen vanaf de voorzijde met de voor-wielen los van de grond en de achter-wielen op de grond. Controleer of dehandrem losstaat voordat de auto gesleept wordt.

❒ Slepen vanaf de achterzijde met de ach-terwielen los van de grond en de voor-wielen op de grond.

BELANGRIJK Als de auto met de voor-wielen op de grond wordt gesleept, dankan de automatische versnellingsbak beschadigen.

Page 237: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

236

DE MOTOR IS VERZOPEN

Als de motor verzopen is, kan het startenzeer moeizaam verlopen. Als dit gebeurt,trap dan het gaspedaal volledig in en houdhet ingetrapt terwijl u de motor start.Schakel de startmotor niet langer dan 15seconden in.

DE MOTOR RAAKTOVERVERHIT

De motor kan onder bepaalde zware gebruiksomstandigheden oververhit raken.

Als de temperatuurmeter van de koel-vloeistof tijdens het rijden een overver-hitte motor aangeeft, ga dan als volgt tewerk:

❒ Schakel de airconditioning uit (indienaanwezig).

❒ Stop de auto zo snel mogelijk op eenveilige plaats.

❒ Laat de motor enkele minuten stationairdraaien totdat de meter weer normalewaarden aangeeft (tussen “H” en “C”).

DE STARTMOTOR WERKT NIET

❒ Probeer met ingeschakelde koplampenhet start-/contactslot in stand “START”te zetten, zodat de lading van de accugecontroleerd kan worden. Als de licht-opbrengst van de koplampen terug-loopt of de koplampen uitschakelen,dan is de accu leeg of maken de klem-men onvoldoende contact. Laad deaccu op of controleer of de klemmengoed zijn aangesloten.

❒ Als de lichtopbrengst van de koplampengoed is en blijft, controleer dan de zekeringen. Als het niet duidelijk iswaarom de startmotor niet werkt, iser waarschijnlijk een veel complexerelektrisch probleem. Laat in dat gevalde auto onmiddellijk door het Fiat Servicenetwerk controleren.

Als er stoom uit de motorkomt, zet dan de auto op

een veilige plaats stil en zet de motoronmiddellijk uit zodat hij kan afkoe-len. Open de motorkap niet zolanger stoom ontsnapt. Pas nadat destoom verdwenen is, kunt u de mo-torkap openen om te controleren ofde koelvloeistof nog kookt. Wacht indat geval tot de koelvloeistof afge-koeld is en rijdt daarna pas verder.

ATTENTIE!

Page 238: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

237

❒ Als er geen lekkages worden gevonden,vul dan voorzichtig koelvloeistof bij in het reservoir en eventueel in de radiateur. Zie “Koelvloeistof” in hetdeel “CONTROLES EN ONDER-HOUD VAN DE AUTO”.

Als de temperatuurmeter niet daalt totde normale waarden, ga dan als volgt tewerk:

❒ Zet de motor uit en controleer of deaandrijfriem en de poelie van de water-pomp niet beschadigd zijn of loszitten.Probeer eventuele defecten te verhel-pen.

❒ Controleer het niveau van de koel-vloeistof in het reservoir. Als het niveau onder het merkteken “LOW”staat, controleer dan de radiateur, dewaterpomp en de slangen van de ver-warming en de radiateur op eventuelelekkage. Als er lekkages worden ge-vonden die de oververhitting kunnenhebben veroorzaakt, laat dan de motorniet draaien zolang deze problemen nietzijn opgelost.

79J007

– Het is gevaarlijk de dopvan de radiateur te ver-

wijderen bij een hoge koelvloeistof-temperatuur, omdat er zeer hetevloeistof en stoom onder druk kanontsnappen. De dop mag alleen ver-wijderd worden als de koelvloeistof-temperatuur is gedaald.

– Om persoonlijk letsel te voorkomen,is het raadzaam handen, gereedschapen kleding ver verwijderd te houdenvan de elektroventilator van het motorkoelsysteem en van de elektro-ventilator van de airconditioning (indien aanwezig). Deze elektro-ventilatoren kunnen onverwachts automatisch inschakelen.

ATTENTIE!

Page 239: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

238

(1)

68K M037

68KM037

(1)

68K M038

68KM038

DE POOK VAN DE AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAKKAN NIET UIT STAND“P” (PARKEREN)WORDEN GEZET

UITVOERINGEN MET STUUR LINKS

Auto’s met een automatische versnel-lingsbak hebben een versnellingspook meteen elektrische blokkering als de auto ge-parkeerd wordt. Als de accu van de autoleeg is of er een andere elektrische storingaanwezig is, kan de automatische versnel-lingsbak niet op de normale manier uitstand “P” (Parkeren) worden gezet. Starten met een hulpaccu kan een oplos-sing bieden. Als dat niet het geval is, ga dan als volgt te werk. Door deze pro-cedure kan de versnellingspook uit stand“P” (Parkeren) worden gezet.

❒ Controleer of de handrem geheel isaangetrokken.

❒ Zet de motor uit als deze draait.

❒ Controleer of het start-/contactslot inde stand “ON” of “ACC” staat.

❒ Verwijder de dop (1) van de knop.

❒ Zet de pook in de gewenste stand, ter-wijl de ontgrendelknop met de sleutelof een platte schroevendraaier wordtingedrukt.

Dit is een noodprocedure. Als deze pro-cedure moet worden herhaald of als deprocedure niet werkt, laat dan uw autodoor het Fiat Servicenetwerk repareren.

UITVOERINGEN MET STUUR RECHTS

Auto’s met een automatische versnellings-bak hebben een versnellingspook met eenelektrische blokkering als de auto gepar-keerd wordt. Als de accu van de auto leegis of er een andere elektrische storing aan-wezig is, kan de automatische versnel-lingsbak niet op de normale manier uitstand “P” (Parkeren) worden gezet. Star-ten met een hulpaccu kan een oplossingbieden. Als dat niet het geval is, ga dan alsvolgt te werk. Door deze procedure kande versnellingspook uit stand “P” (Parke-ren) worden gezet.

❒ Controleer of de handrem geheel isaangetrokken.

❒ Zet de motor uit als deze draait.

❒ Controleer of het start-/contactslot inde stand “ON” of “ACC” staat.

❒ Zet de pook in de gewenste stand,terwijl de ontgrendelknop (1) wordtingedrukt.

Dit is een noodprocedure. Als deze pro-cedure moet worden herhaald of als deprocedure niet werkt, laat dan uw autodoor het Fiat Servicenetwerk repareren.

Page 240: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

239

OONNDDEERRHHOOUUDD VVAANN DDEE CCAARRRROOSSSSEERRIIEE

60G412

TIPS OM ROESTVORMING TE VOORKOMEN ......... 240

REINIGEN EN WASSEN VAN DE AUTO .................... 242

10

Page 241: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

240

Omgevingsinvloeden die roestvorming bevorderen

❒ Strooizout, zilte en vochtige zeeluchten luchtverontreiniging bevorderenroestvorming op metalen delen.

❒ Een hoog vochtigheidsgehalte bevordertroestvorming, vooral als de temperatuurdicht bij nul is.

❒ Als op bepaalde plaatsen van de autolange tijd vocht zit, kan roestvormingeerder ontstaan, ook als andere delenhelemaal droog zijn.

❒ Bij hoge temperaturen in bepaalde delen van de auto die niet goed geven-tileerd worden, kan het vocht niet verdampen waardoor roestvormingeerder kan ontstaan.

Het is dus belangrijk de auto zo schoonen droog mogelijk te houden (vooral de onderzijde). Het is bovendien raadzaam de lakbeschadigingen onmiddellijk bij te werken.

HOE KUNT U ROESTVORMINGVOORKOMEN

Was de auto regelmatig

Het regelmatig wassen van de auto is debeste manier om de carrosserie in goedestaat te houden en roestvorming te voor-komen.

Was de auto ten minste een keer in dewinter en aan het einde van het winter-seizoen. Houd de auto schoon en droog,vooral de onderzijde.

Als u in de winter vaak over wegen metstrooizout rijdt, moet u de auto ten minste een keer per maand wassen. Alsde auto wordt gebruikt in gebieden aanzee, moet u de auto ook een keer permaand wassen.

Zie voor meer informatie over het wassen van de auto, de paragraaf “Wassen van de auto” in dit hoofdstuk.

TIPS OMROESTVORMING TE VOORKOMEN

Een goed en regelmatig onderhoud vande auto is essentieel om roestvorming tevoorkomen. Hierna staan enkele tips enaanwijzingen vermeld om de auto tegenroest te beschermen. Wij raden u aandeze aandachtig te lezen en op te volgen.

BELANGRIJKE INFORMATIEOVER ROESTVORMING

Belangrijkste oorzaken van roestvorming

❒ Ophoping of aanwezigheid van strooi-zout, vuil, vocht of chemische produc-ten op moeilijk bereikbare delen aande onderzijde van de auto of het chas-sis.

❒ Beschadigingen, krassen of andere schade aan de laklaag die veroorzaaktzijn door lichte aanrijdingen of door de schurende werking van zand ensteentjes.

Page 242: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

241

Reinigen van het interieur en de bagageruimte

Controleer regelmatig of er onder devloerbedekking van de auto geen water,vocht of modder aanwezig is, waardoorroestvorming kan ontstaan.

Voer deze controle vaker uit als u met deauto op onverharde wegen rijdt in ergvochtige gebieden.

Vervoer eventuele bijtende substanties(bijv.: chemische producten, mest, reini-gingsmiddelen) in hermetisch afgeslotenverpakkingen. Verwijder eventuele lekka-ge direct en laat de auto drogen.

Zet de auto in een overdekte,droge en goed geventileerderuimte

Zet de auto niet in een vochtige en slechtgeventileerde ruimte. Als uw garage nietgoed geventileerd wordt, kan de garagevochtig zijn vooral als u de auto vaak wastof als u de auto in de garage parkeert alshij nog niet droog is. Als de garage vochtigis en niet goed geventileerd wordt, kaner eerder of sneller roestvorming ontstaanook als de ruimte verwarmd is.

Vuilafzettingen verwijderen

Verwijder zorgvuldig vuilafzettingen als:strooizout, pek, teer, hars, vogeluitwerp-selen of sporen van industriële verontrei-niging omdat deze zeer schadelijk zijnvoor de laklaag. Gebruik eventueel eenspeciaal reinigingsmiddel voor de laklaagen volg daarbij nauwgezet de gebruiks-aanwijzingen op.

Lak bijwerken

Controleer de carrosserie van de autozorgvuldig en werk eventuele lakbescha-digingen onmiddellijk bij om roestvormingte voorkomen. Laat bij grote beschadi-gingen of diepe krassen de laklaag even-tueel bijwerken door een gespecialiseerdbedrijf.

Breng geen extra antiroest-middelen aan in de buurt

van of op de componenten van hetuitlaatsysteem (bijv.: katalysator, uitlaatpijpen). Deze componentenontwikkelen hoge temperaturenwaardoor de antiroestmiddelen over-verhit kunnen raken: brandgevaar.

ATTENTIE!

Page 243: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

242

Stoffen bekleding

Reinig de stoffen bekleding met een stofzuiger en gebruik voor vlekken eenneutrale zeep en een vochtige zachtedoek. Verwijder zeepresten met een met water bevochtigde zachte doek. Herhaal deze handelingen totdat de vlekis verwijderd en gebruik anders een specifiek reinigingsmiddel voor stoffen bekleding; houdt u aan de gebruiksaan-wijzingen.

Veiligheidsgordels

Reinig de veiligheidsgordels met water enneutrale zeep. Gebruik geen sterke schoon-maakmiddelen, bleekmiddelen of kleur-middelen die de vezels van de gordel kunnen aantasten.

Vinyl vloerbedekking

Reinig de vinyl vloerbedekking met eenborstel en water en voeg eventueel neutrale zeep toe; daarna de vloerbedek-king overvloedig met water afnemen enin de schaduw laten drogen.

Vloermatten

Reinig de vloermatten met een stofzuiger.Verwijder vlekken met een schone doekbevochtigd met water en neutrale zeep;daarna afspoelen met een vochtige doeken water. Herhaal deze handelingen tot-dat de vlek is verwijderd en gebruik anders een specifiek middel voor het reinigen van vloermatten; houdt u aan degebruiksaanwijzingen.

REINIGEN VAN DE CARROSSERIE

BELANGRIJK Periodiek onderhoud vande carrosserie is uitermate belangrijk omde glans van de lak te behouden en roestte voorkomen.

REINIGEN EN WASSENVAN DE AUTO

GEBRUIK NOOIT ontvlam-bare producten zoals op-

losmiddelen, petroleum, benzine,bleekmiddelen of erg agressievehuismiddelen voor het reinigen vande carrosserie of de interne delen vande auto. Dergelijke producten kunnenpersoonlijk letsel of schade aan deauto veroorzaken.

ATTENTIE!

REINIGEN VANINTERIEURDELEN

Vinyl bekleding

Reinig de vinyl onderdelen met een sponsof een zachte doek bevochtigd met een oplossing van koud water en neutrale zeepen laat de oplossing enkele minuten inwerken.

Wrijf vervolgens met een schone zachtedoek over het oppervlak om het vuil teverwijderen en laat het drogen. Herhaalindien nodig deze handelingen.

76G044A

Page 244: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

243

Ga voor de juiste wasmethode als volgtte werk en parkeer de auto niet directin de zon:

❒ Spoel de onderzijde en de wielkuipenmet een harde waterstraal af.

BELANGRIJK

Tijdens het wassen van de auto:

❒ Richt geen straal stoom of heet watermet een temperatuur hoger dan 80 °C(176 °F) op de kunststof onderdelen.

❒ Reinig de motorruimte niet met eenhogedrukreiniger om beschadiging vande motorcomponenten te voorkomen.

❒ Spoel de accu niet af en verwijder even-tueel achtergebleven waterresten. Alser water in de accu dringt, kan er lekkage ontstaan.

❒ Spoel de carrosserie af en reinig de carrosserie met een zachte spons. Ge-bruik geen borstels of harde sponzendie krassen kunnen achterlaten op delak of op de kunststof onderdelen (debeschermdeksels en de koplamp-glazen zijn vaak van kunststof).

BELANGRIJK Gebruik voor het reinigenvan de gespoten of de kunststof onder-delen veel water; reinig deze onderdelenniet zonder water om beschadiging tevoorkomen.

❒ Was de carrosserie met een zachtespons of doek met een milde zeep-oplossing. Spoel de spons of de doek regelmatig uit in de zeepoplossing.

BELANGRIJK Als u een speciaal reini-gingsmiddel voor de carrosserie gebruikt,houdt u dan strikt aan de gebruiksaan-wijzingen. Was de carrosserie nooit metagressieve huishoudelijke middelen.

– Was de auto nooit of zetde auto nooit in de was bij

een draaiende motor.

– Aan de onderzijde van de auto enbij de spatborden bevinden zichscherpe delen. Draag handschoenenen een jas met lange mouwen om uwhanden en armen te beschermen alsu deze delen reinigt.

– Voordat u na het wassen van de auto wegrijdt, moet u de werking vande remmen controleren.

ATTENTIE!

60B212S

Page 245: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

244

IN DE WAS ZETTEN

Voor een betere bescherming van de carrosserie en meer glans, raden wij u aande auto na het wassen in de was te zetten en te polijsten.

Gebruik uitsluitend was en polish van optimale kwaliteit.

Houdt u strikt aan de instructies die op deverpakking van de was en de polish vermeld staan.

❒ Spoel de auto goed af met stromendwater.

❒ Droog de carrosserie met een schone,zachte zeem of doek en laat de auto inde schaduw drogen.

❒ Controleer de lak op eventuele beschadigingen en werk de lak zo nodig als volgt bij:

– Reinig de beschadigde plekken en laatze drogen.

– Schud de lakflacon voor gebruik enbreng de lak vervolgens met eenkwastje aan.

– Laat de lak goed drogen.

BELANGRIJK Als u de auto in een was-tunnel wast, let dan op de uitstekende delen (spoilers enz.). Raadpleeg bij twijfelhet personeel van de wastunnel.

60B211S

Page 246: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

245

AALLGGEEMMEENNEE IINNFFOORRMMAATTIIEEIDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. 246

BRANDSTOFVERBRUIK – CO2-EMISSIE ...................... 247

11

Page 247: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

246

1. Benzine-uitvoeringen

2. Dieseluitvoeringen

MOTORCODE

De motorcode is in het cilinderblok inge-slagen, zoals aangegeven op de afbeelding.

IDENTIFICATIEGEGEVENS

CHASSISNUMMER

Het chassisnummer en/of het motor-serienummer worden niet alleen voor deregistratie gebruikt maar ook voor deidentificatie van de auto. Wij raden u aande identificatiegegevens van uw auto aanhet Fiat Servicenetwerk mee te delen alsu het Servicenetwerk wilt raadplegenover eventuele onderhoudswerkzaam-heden of daarover informatie wilt in-winnen.

79J019

60G152

(2)

(1)

79J174

Alleen voor bepaalde uitvoeringen

Page 248: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

247

BRANDSTOFVERBRUIK – CO2-EMISSIEOvereenkomstig de geldende EU-richtlijn. M/T: Handgeschakelde versnellingsbak 2WD: 2-wielaandrijving

A/T: Automatische versnellingsbak 4WD: 4-wielaandrijving

1.6 16V 2.0 Multijet

1.6 L 2WD 1.6 L 4WD 2.0 L 2WD 2.0 L 4WD aandrijving aandrijving aandrijving aandrijving

Stadsverkeer (l/100km) M/T 7,9 8,2 6,4 7,0

(l/100km) A/T 9,2 – – –

Buitenweg (l/100km) M/T 5,2 5,5 4,4 4,6

(l/100km) A/T 5,9 – – –

Gecombineerd (l/100km) M/T 6,2 6,5 5,1 5,4

CO2 (g/km) M/T 143 149 134 142

(l/100km) A/T 7,2 – – –

CO2 (g/km) A/T 165 – – –

OPMERKING Omdat deze gegevens zijn gemeten onder voorgeschreven omstandigheden kan het brandstofverbruik van deauto in de praktijk afwijken van deze gegevens.

Page 249: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Bewust onbedrukt gehouden pagina.

Page 250: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

249

TTEECCHHNNIISSCCHHEE GGEEGGEEVVEENNSSMOTOR ................................................................................. 250

INSPUITING – ONTSTEKING ......................................... 250

ELEKTRISCHE ONDERDELEN ........................................ 251

LAMPEN ................................................................................. 251

TRANSMISSIE ....................................................................... 252

REMMEN ................................................................................ 252

WIELOPHANGING ............................................................ 252

STUURINRICHTING .......................................................... 252

WIELEN .................................................................................. 253

AFMETINGEN ...................................................................... 253

GEWICHTEN ....................................................................... 254

PRESTATIES .......................................................................... 254

VULLINGSTABEL ................................................................ 254

12

Page 251: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

250

TECHNISCHE GEGEVENSOPMERKING Technische gegevens kunnen aan M/T: Handgeschakelde versnellingsbak 2WD: 2-wielaandrijvingwijzigingen onderhevig zijn zonder aankondiging vooraf A/T: Automatische versnellingsbak 4WD: 4-wielaandrijving

MOTOR 1.6 16V 2.0 Multijet

Typecode

Aantal en opstelling cilinders

Boring x slag

Cilinderinhoud

Compressieverhouding

Maximum vermogen (EU) kWpk

bijbehorend toerental t/min

Maximum koppel (EU) Nmkgm

bijbehorend toerental t/min

Brandstof

INSPUITING – ONTSTEKING 1.6 16V 2.0 Multijet

Brandstofsysteem

Ontsteking

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekeningwordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.

ATTENTIE!

M16A (DOHC) – Euro 5

4 in lijn

78,0 x 83,0 mm (3,07 × 3,27 inch)

1.598 cm3 (97,5 cu. in)

10,5 : 1

88120

6.000

15615,94.400

Loodvrije benzine 95 RON (specificatie EN228)

D20AA – Euro 5

4 in lijn

83,0 x 90,4 mm (3,27 × 3,56 inch)

1.956 cm3 (119,3 cu. in)

16,5 : 1

99,2135

3.500

32032,61.500

Dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Specificatie EN590)

Elektronische Multipoint Inspuiting

Elektronische Single Spark ontsteking

Elektronisch geregelde directe “Common Rail” Multijet-inspuiting

Compressie

Page 252: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

12 V – 60/55 W

12 V – 55 W

12 V – 21 W

12 V – 21 W

12 V – 5 W

12 V – 21/5 W

12 V – 5 W

12 V – 21 W

12 V – 10 W

12 V – 5 W

12 V – 21 W

12 V – 8 W

12 V – 5 W

H4

H11

PY21W

P21W

W5W

P21/5W

W5W

P21W

P21W

W5W (8W)

W5W

251

12V 36Ah

NGK SILFR6A11

DENSO K16HPR-U11

12V 60Ah

Zie deel “CONTROLES EN ONDERHOUD VAN DE AUTO”

ELEKTRISCHE ONDERDELEN 1.6 16V 2.0 Multijet

Accu

Bougies Iridium

Nikkel

Zekeringen

LAMPEN VERMOGEN TYPE

Grootlicht/dimlicht

Mistlampen voor

Richtingaanwijzers voor

Richtingaanwijzers achter

Parkeerlichten

Remlichten/achterlichten

Kentekenplaatverlichting

Achteruitrijverlichting

Plafondverlichting

Bagageruimteverlichting

Mistachterlicht

Remlichten

Derde remlicht

Page 253: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

252

REMMEN

Voetrem Voor

Achter

Handrem

Rembekrachtiger

WIELOPHANGING

Voor

Achter

STUURINRICHTING

Type

Draaicirkel (tussen stoepranden)

Schijfremmen (Ø 280 mm – 11 in.)

Schijfremmen (Ø 280 mm – 11 in.)

Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen

10˝

Onafhankelijke wielophanging, type McPherson

Met torsiebrug

Tandheugel met elektrische bekrachtiging

11 m (433 in.)

TRANSMISSIE

Aandrijving 4WD

Koppeling

Versnellingsbak 1.6 16V M/T

1.6 16V A/T

2.0 Multijet

4 × 4 met elektronisch geregelde differentieelsper

Enkelvoudige droge plaat met drukgroep en hydraulische bediening

5 versnellingen + achteruit

4 versnellingen + achteruit

6 versnellingen + achteruit

Page 254: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

10 mm (0,39 inch)

1 ± 1 mm (0,0393 ± 0,0393 inch)

– 0° 23’ ± 1°

– 0° 10’ ± 1°

3° 40’ ± 2°

3° 32’ ± 2°

253

4.115 (162,0)

1.755 (69,1)

1.620 (63,8)

2.500 (98,4)

1.495 (58,9)

1.495 (58,9)

190 (7,5)

270/670

4.115 (162,0)

1.755 (69,1)

1.620 (63,8)

2,500 (98,4)

1.495 (58,9)

1.495 (58,9)

190 (7,5)

270/670

4.115 (162,0)

1.755 (69,1)

1.620 (63,8)

2.500 (98,4)

1.495 (58,9)

1.495 (58,9)

190 (7,5)

270/670

4.115 (162,0)

1.755 (69,1)

1.620 (63,8)

2.500 (98.4)

1.495 (58,9)

1.495 (58,9)

190 (7,5)

270/670

AFMETINGEN 1.6 16V 2.0 Multijetmm (inch)

2-wielaandrijving 4-wielaandrijving 2-wielaandrijving 4-wielaandrijving

Totale lengte

Totale breedte

Totale hoogte

Wielbasis

Spoorbreedte Voor

Achter

Bodemvrijheid (standaard A)

Inhoud bagageruimte dm3

WIELEN

Banden 205/60 R16

Velgen 16 × 6J

Bandenspanning De bandenspanningen staan op een sticker die op het bestuurdersportier is aangebracht. Tot 4 inzittenden zijn de waarden die voor “Eco Tire”-banden worden vermeld de aanbevolenwaarden om het laagste brandstofverbruik te bereiken.Voor 280 kPa (2,80 kg/cm², 40 psi) – Achter 260 kPa (2,60 kg/cm², 38 psi)OPMERKING Bij meer dan 4 inzittenden moeten de waarden op de sticker met bandeninformatieworden aangehouden.

Aanbevolen sneeuwkettingen Radiale/axiale dikte

Aanbevolen winterbanden 195/65 R15, 205/60 R16

Wieluitlijning Toespoor voor

Camber voor 2-wielaandrijving

4-wielaandrijving

Caster voor 2-wielaandrijving

4-wielaandrijving

Page 255: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

6,6 liter (11,6 Imp pt)

6,5 liter (11,4 Imp pt)

50 liter (11,0 Imp gal)

3,9 liter (6,9 Imp pt)(verversing incl. oliefilter)

2,5 liter (4,4 Imp pt)

5,8 liter (10,2 Imp pt)(tijdens revisie)

2,5 liter (4,4 Imp pt)

0,6 liter (1,1 Imp pt)

0,8 liter (1,4 Imp pt)254

2WD (M/T)

2WD (A/T)

4WD (M/T)

4WD

4WD

2WD

4WD

2WD

4WD

185 km/h

175 km/h

190 km/h

180 km/h

6,5 liter (11,4 Imp pt)

50 liter (11,0 Imp gal)

4,4 liter (7,7 Imp pt)(verversing incl. oliefilter)

2,0 liter (3,5 Imp pt)

2,0 liter (3,5 Imp pt)

0,6 liter (1,1 Imp pt)

0,8 liter (1,4 Imp pt)

1.190 (2.623)

1.250 (2.755)

1.335 (2.943)

1.370 (3.020)

PRESTATIES 1.6 16V 2.0 Multijet

Maximaal toelaatbare snelheid nainrijperiode

M/T

A/T

VULLINGSTABEL (indicatieve waarden) 1.6 16V 2.0 Multijet

Koelvloeistof(inclusief expansiereservoir)

Brandstoftank

Motorolie

Olie versnellingsbak

Olie haakse overbrenging

Olie Achterdifferentieel

GEWICHTEN KG (LBS) 1.6 16V 2.0 Multijet

Gewicht in rijklare staat (met brandstof,reservewiel, gereedschap en accessoires)

Page 256: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

255

AAPPPPEENNDDIIXXCONFORMITEITSVERKLARING .................................... 258

13

Page 257: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

256

Page 258: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

257

Page 259: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

258

CONFORMITEITSVERKLARING

Calsonic Kansel Corp. verklaart bij deze dat het volgende product geheel en alleen onder zijn verantwoordelijkheid valt,voldoet aan de 1995/5/EU-voorschriften voor Radio- en Telecommunicatie-apparatuur en is goedgekeurd na uitgevoerdetests die in wettelijke normen zijn vastgelegd, zoals hierna is vermeld.

Product: regelsysteem van het Intelligent Key System (Keyless Start)

Nummer Model/type: S62J1

Jaar EU-keur: 2004

CONFORMITEITSVERKLARING

Calsonic Kansel Corp. verklaart bij deze dat het volgende product geheel en alleen onder zijn verantwoordelijkheid valt,voldoet aan de 1995/5/EU-voorschriften voor Radio- en Telecommunicatie-apparatuur en is goedgekeurd na uitgevoerdetests die in wettelijke normen zijn vastgelegd, zoals hierna is vermeld.

Product: regelsysteem van het Intelligent Key System (Keyless Start)

Nummer Model/type: TS001

Jaar EU-keur: 2004

Page 260: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

259

CONFORMITEITSVERKLARING

Calsonic Kansel Corp. verklaart bij deze dat het volgende product geheel en alleen onder zijn verantwoordelijkheid valt,voldoet aan de 1995/5/EU-voorschriften voor Radio- en Telecommunicatie-apparatuur en is goedgekeurd na uitgevoerdetests die in wettelijke normen zijn vastgelegd, zoals hierna is vermeld.

Product: zender van Keyless Entry System

Nummer Model/type: TS002

Jaar EU-keur: 2004

CONFORMITEITSVERKLARING

Calsonic Kansel Corp. verklaart bij deze dat het volgende product geheel en alleen onder zijn verantwoordelijkheid valt,voldoet aan de 1995/5/EU-voorschriften voor Radio- en Telecommunicatie-apparatuur en is goedgekeurd na uitgevoerdetests die in wettelijke normen zijn vastgelegd, zoals hierna is vermeld.

Product: zender van Keyless Entry System

Nummer Model/type: R51K0

Jaar EU-keur: 2007

Page 261: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Bewust onbedrukt gehouden pagina.

Page 262: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

261

Autoradio

– Algemene informatie .......................... 113

– Antenne ........................................ 113-147

– Autoradio .............................................. 110

– Bedieningstoetsen op het stuurwiel .. 126

– CD-speler ............................................. 117

– CD-wisselaar ........................................ 118

– Diefstalbeveiliging ................................ 122

– MP3/WMA-speler ............................... 120

– Radio ...................................................... 114

– RDS (Radio Data System) ................. 115

– Storingen zoeken ................................. 124

– Storingsmeldingen ............................... 125

– Voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen ............................. 111

Bagageruimte

– Achterklep (openen) .......................... 23

– Bagageruimteverlichting ..................... 146

– Hoedenplank ........................................ 146

– Inhoud .................................................... 253

– Sjorogen bagageruimte ....................... 145

– Vergroten (zitplaatsen omklappen) ... 134

Banden

– Controle ............................................... 208

– Noodreservewiel ................................ 211

– Specificaties ........................................... 253

– Van as verwisselen .............................. 210

Bedieningshendel verlichting ................... 63

Bedieningsorganen en voorzieningen (overige) ................................................... 129

Bedieningsorganen op de stuurkolom ... 57

Beker/blikjeshouder .................................. 142

Bewakingslampje ........................................ 95

Bougies ................................................ 202-251

Brandstof

– Actieradius ............................................ 88

– Brandstofbesparing ............................. 168

– Brandstoffilter ...................................... 204

– Brandstofmeter .................................... 84

– Dop van de brandstoftank ................. 132

– Gemiddeld verbruik ............................ 87

– Huidig verbruik (meter) ..................... 85

– Tanken ............................................. 10-254

– Verbruik ................................................ 247

Buitentemperatuurmeter ......................... 88

Buitenverlichting ........................................ 63

Carrosserie in de was zetten ................ 244

Centrale portiervergrendeling ................ 13

Chassishaken ............................................... 143

Chassisnummer .......................................... 246

Claxon .......................................................... 68

CO2-emissie ............................................... 247

Contactslot ................................................. 58

Controles en onderhoud van de auto ... 183

Cruise-control (snelheidsregelaar) ........ 69

2WD/4WD-keuzeschakelaar ............ 92-159

Aandrijfriem (onderhoud) ...................... 191

Aansteker .................................................... 95

Aanwijzingen voor het rijden .................. 169

ABS ............................................................... 162

Accu ..................................................... 213-251

– Vervangen ............................................. 214

Achterklep ................................................... 23

Achterruitsproeier

– Bediening ............................................... 66

Achterruitverwarming .............................. 93

Achterruitwisser

– Bediening ............................................... 66

– Wisserbladen vervangen .................... 229

Afmetingen .................................................. 253

Airbag ........................................................... 47

– Algemene opmerkingen ..................... 55

– Flankrichtingaanwijzers ...................... 50

– Frontairbags .......................................... 48

– Gordijn-headbags ................................ 50

– Onderhoud ........................................... 54

– Werking van het systeem .................. 52

Airconditioning (onderhoud) .................. 230

Airconditioning, handbediend ................. 100

Algemene informatie ................................. 245

Allesdrager (bevestigingen) ...................... 147

Appendix ..................................................... 255

Asbak ............................................................ 95

AALLFFAABBEETTIISSCCHH RREEGGIISSTTEERR

14

Page 263: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

262

Inrijperiode .................................................. 167

Instrumentenpaneel ................................... 73

– Verlichting (lichtsterkte regelen) ..... 90

Interieurverlichting .................................... 138

Isofix kinderzitjes .................................... 41-42

Katalysator ................................................ 167

Keyless Entry System ................................ 18

Keyless Start System ................................. 15

Kilometertotaalteller ................................ 89

Kinderen

– Bevestigen met veiligheidsgordel ..... 42

– Kinderveiligheidsslot ........................... 22

– Kinderzitje ............................................ 37

– Montage van “Isofix”-kinderzitje ...... 42

Klimaatregeling, automatisch ................... 102

Knop voor koplampverstelling ................ 94

Koelvloeistof motor

– Bijvullen ................................................. 199

– Niveau controleren ............................ 198

– Specificaties ........................................... 198

– Vervangen ............................................. 200

Koplampen

– Gloeilampen vervangen ...................... 222

Koplampverstelling .................................... 94

Koppeling ............................................ 131-208

Krik ............................................................... 144

Laden en slepen van de auto ................. 173

Laden van de auto ..................................... 174

Lampen

– Typen ..................................................... 251

– Vervangen ............................................. 221

Lampje te hoge motortemperatuur ....... 85

Lampjes en indicatoren ............................. 74

Luchtfilter .................................................... 201

Luchtrecirculatie ............................... 100-104

Mistachterlicht (verlichting) ................... 64

Mistlampen voor ........................................ 91

Modificaties (belangrijk) ............................ 6

Motor

– Bougies .................................................. 202

– De motor is verzopen ....................... 236

– De motor raakt oververhit ............... 236

– De startmotor werkt niet ................. 236

– Koelvloeistof ........................................ 198

– Koelvloeistoftemperatuurmeter ...... 85

– Luchtfilter .............................................. 201

– Motorcode ............................................ 246

– Motorolie en oliefilter ........................ 193

– Noodstart ............................................. 233

– Starten ................................................... 152

– Technische gegevens .......................... 250

Motor starten ............................................. 152

Motorkap ..................................................... 140

Motorolie

– Bijvullen ................................................. 192

– Controle levensduur motorolie ....... 89

– Niveau controleren ............................ 192

– Olieverbruik ......................................... 151

Dagelijkse controles ................................ 150

Dagteller ...................................................... 87

Dashboard ...................................................71-72

Dashboardkastje ........................................ 94

Dead lock .................................................... 14

Dieselroetfilter ........................................... 153

Dimlicht ....................................................... 63

– Gloeilampen vervangen ...................... 222

ESP (Electronic Stability Program, elektronische stabiliteitsregeling)

– Bedieningsknop .............................. 92-164

Ethyl-/methylalcohol (mengsels) ............. 10

Extra veiligheidssystemen (airbag) ......... 47

Fiat CODE (startblokkering) ................. 11

Gereedschap ............................................. 144

Gewichten ................................................... 254

Gordelspanners .......................................... 45

Grootlicht .................................................... 63

– Gloeilampen vervangen ...................... 222

Handgrepen .............................................. 140

Handremhendel .......................................... 130

Hoedenplank ............................................... 146

Identificatiegegevens van de auto .......... 246

Imperiaal (bevestigingen) .......................... 147

Informatiedisplay ........................................ 85

Inleiding ........................................................ 5

Page 264: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

263

– Openen/sluiten .................................... 12

Prestaties ..................................................... 254

Radioantenne ................................... 113-147

Radiozendapparatuur (inbouw) .............. 147

Remmen

– Handremhendel .......................... 130-207

– Rembekrachtiger ................................. 162

– Rempedaal ............................................ 206

– Remsysteem ......................................... 252

– Remvloeistof ......................................... 205

Remsysteem ................................................ 161

Richtingaanwijzers ..................................... 64

– Gloeilampen vervangen ...................... 223

Rijstijl

– Bergopwaarts/-afwaarts ..................... 170

– Bij hoge snelheid .................................. 170

– Op gladde wegen ................................ 171

Ruiten

– Ruitbediening, elektrisch .................... 24

– Ruitbediening, handmatig ................... 24

Ruitensproeiers

– Bediening ............................................... 65

– Carrosserie wassen ............................ 242

– Ruitensproeiervloeistof ...................... 201

Ruitensproeiervloeistof ............................ 201

Ruitenwissers

– Bediening ............................................... 65

– Wisserbladen vervangen .................... 227

Sjorogen bagageruimte ........................... 145

Slepen van de auto .................................... 235

– Instructies .............................. 180-181-182

– Sleeppunten .......................................... 143

– Slepen zonder bestuurder ................. 179

Sleutels ......................................................... 11

– Batterij vervangen ............................... 20

– Keyless Entry ........................................ 18

Sneeuwkettingen ........................................ 171

Snelheidsmeter ........................................... 83

Spiegels

– Binnenspiegel ........................................ 27

– Buitenspiegels ....................................... 27

– Elektrische verstelling ......................... 28

– Ontwaseming ....................................... 93

Spotje (schakelaar) .................................... 138

Start-/contactslot ....................................... 58

Startblokkering ........................................... 11

Stuurinrichting ................................... 207-252

Stuurwiel

– Bedieningsknoppen autoradio .......... 68

– Hendel voor stuurwielverstelling ..... 67

Symbolen op accu-etiket .......................... 4

Tankdop ..................................................... 132

Tankstation ................................................. 3

Tassenhaak .................................................. 145

Technische gegevens ................................. 249

– Specificaties ........................................... 191

– Vervangen ............................................. 193

Motoroliefilter (vervangen) ..................... 194

Motorolieverbruik ..................................... 151

Motortemperatuurmeter ......................... 85

MP3/WMA-speler ...................................... 120

Noodgevallen ............................................ 231

Noodreservewiel .............................. 144-211

Noodstart (met een hulpaccu) ............... 233

Olie automatische versnellingsbak

– Niveau controleren ............................ 196

– Specificaties ........................................... 196

– Vervangen ............................................. 197

Onderhoud

– Onderhoudsschema ........................... 185

– Zwaar gebruik van de auto ............... 190

Onderhoud van de carrosserie .............. 239

Opbergvak op rugleuning voorstoel ...... 145

Opkrikken van de auto ............................. 232

Originele onderdelen/ruildelen ............... 2

Pedalen ....................................................... 131

Plafondlampje

– Gloeilamp vervangen .......................... 221

Plafondlampje (schakelaar) ....................... 138

Portieren

– Centrale portiervergrendeling ...... 13-19

– Dead Lock ............................................ 14

– Keyless Start ......................................... 15

– Kinderveiligheidsslot ........................... 22

Page 265: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

264

Verstelbare hoofdsteunen ....................... 30

Verwarmingssysteem en airconditioning ................................... 96

– Airconditioning, handbediend ........... 100

– Klimaatregeling, automatisch ............ 104

– Verwarming .......................................... 97

Voertuigidentificatie .................................. 246

Voordat u wegrijdt .................................... 9

Voorruit ontwasemen ............... 98-101-107

Vullingstabel .......................................... 10-254

Waarschuwingsknipperlichten ............. 91

Wegwijs in uw auto .................................. 149

Wielen

– Specificaties ........................................... 253

– Vervangen ............................................. 144

Wielophanging ............................................ 252

Wisserbladen voor/achter ....................... 227

– Vervangen .................................... 227-229

Zekeringen ................................................ 215

Zitplaatsen

– Opbergvak in rugleuning .................... 145

– Opklapbare achterzitplaatsen ........... 134

– Stoelverwarming voor ........................ 139

– Voor (afstellen) .................................... 29

Zonnekleppen ............................................. 137

Toerenteller ................................................ 84

Transmissie ................................................. 252

Transmissie-olie

– Niveau controleren ............................ 195

– Specificaties ........................................... 195

– Vervangen ............................................. 196

Trekhaak ...................................................... 174

Trekken van een aanhanger .................... 174

Uitlaatgas (belangrijk)............................... 150

Veiligheidsgordels

– Belangrijke aanwijzingen .................... 31

– Bevestiging ............................................ 36

– Controle ............................................... 37

– Gebruik ................................................. 33

– Gordelspanners ................................... 45

– Hoogteverstelling ................................ 36

Velgen (specificaties) ................................. 253

Verlichting (lichtsterkte regelen) ............ 90

Versnellingsbak

– Als de pook van de automaat niet uit stand “P” (Parkeren) kan worden gezet. ............................... 238

– Automatische ....................................... 156

– Gebruik ................................................. 156

– Handmatig ............................................. 157

– Olie verversen ............................ 196-197

– Oliepeil controleren .................. 195-196

– Versnellingspook ................................. 132

Page 266: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN DE AUTO AAN HET EINDEVAN DE LEVENSDUURAl jaren werkt Fiat hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en deontwikkeling van producten die steeds milieuvriendelijker zijn. Om de cliënten de best mogelijke service te garanderen in overeen-stemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor auto’s die aan heteinde van hun levensduur zijn, biedt Fiat aan haar cliënten de mogelijkheid de eigen auto* aan het einde van zijn levensduur in te leveren zonder extra kosten.

De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of eigenaar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In vrijwel alle landen van de EU konden tot 1 januari 2007 alleen au-to’s zonder kosten worden teruggegeven die vanaf 1 juli 2002 op kenteken waren gezet; vanaf 2007 is het zonder kosten teruggevenvan de auto niet meer afhankelijk van het jaar waarin de auto op kenteken is gezet, “indien het betrokken voertuig voorzien is van de essentiële voertuigonderdelen, met name motor en carrosserie, en geen afval bevat dat aan het afgedankte voertuig is toegevoegd”.

Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kunt u zich zonder aanvullende verplichtingen tot het Fiat Service-netwerk wenden of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Fiat zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijnzorgvuldig uitgekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van buiten gebruik gestelde auto’s met respect voor het milieu.

Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij het Fiat Servicenetwerk of bel het gratis nummer00800 3428 0000 of raadpleeg de Fiat internetsite.

* Auto met maximaal 9 zitplaatsen voor personenvervoer en een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t.

Page 267: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

NNOOTTIITTIIEESS

Page 268: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie
Page 269: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie
Page 270: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie
Page 271: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie
Page 272: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie
Page 273: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

Fiat Group Automobiles Netherlands B.V.

B. U. After Sales Importeur voor Nederland:

Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden

Druknummer 530.02.124 - 07/2009 - 1a editie

Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster

Page 274: 530 02 124 Sedici 2009 Serie 2 1e Editie

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.

Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.

NEDERLANDS