515 Ross: Sport Door De Breedtesportimpuls Hoger Lokale Politieke Agenda
Transcript of 515 Ross: Sport Door De Breedtesportimpuls Hoger Lokale Politieke Agenda
diversen
194 3-2005 > zorg & financiering
Hans Hoogervorst, Minister van VWS, is deonbetwiste nummer 1 in de ‘Top 100 MedischeMacht’ van MedNet Magazine.
De ranglijst der machtigen in de gezondheids-zorg is op 25 januari jl. voor de derde keer gepu-bliceerd.VVD-minister Hoogervorst staat voor de tweedekeer op rij op de eerste positie. De jury noemthem de ‘onbetwiste meesterschaker op hetmachtschaakbord van de gezondheidszorg’.De Minister heeft volgens de jury op een manierdie bij voor- en tegenstanders respect afdwingthet eindspel van marktwerking en de stelselher-ziening definitief op het bord gezet. Hooger-vorst wordt in de ranglijst op de voet gevolgddoor Martin van Rijn, zijn directeur-generaal
Gezondheidszorg. Op de derde plaats staatinspecteur-generaal Herre Kingma van deInspectie voor de Gezondheidszorg.
De ‘MedNet Top 100 Medische Macht’ is inmid-dels een begrip in de gezondheidszorg. Voor dederde keer heeft een jury, onder leiding vanvoorzitter drs. Cathy C. van Beek MCM (lid raadvan bestuur Sint Maartenskliniek Nijmegen), dehonderd meest invloedrijke personen in deNederlandse gezondheidszorg op een rij gezet.Deze keer is voor het eerst gebruik gemaakt vaneen door de Erasmus Universiteit ontwikkeldemethode voor het meten van macht.De Top-100 is in zijn geheel na te lezen opwww.mednet.nl.Bron: MedNet, 25 januari 2005<
514 top 100 medische macht 2005
329 gemeenten in Nederland hebben de afge-lopen jaren gebruik gemaakt van de Breedte-sportimpuls (BSI). Daarmee zijn projectenrondom buurt en sport, verenigingsondersteu-ning en sportstimuleringsprojecten gericht opbijvoorbeeld ouderen en gehandicapten van degrond gekomen. ‘Sport is door de BSI hoger opde lokale politieke agenda gekomen’, aldusStaatssecretaris Ross-van Dorp (VWS) in eenbrief aan de Tweede Kamer over de 2-meting vande Breedtesportimpuls.
Deze impuls startte in 2000 en loopt tot en2009. De laatste groep gemeenten (76) gaat ditjaar van start met een meerjarig project, dat totdoel heeft om het lokale sportaanbod structu-reel te verbeteren. Ook moet door de impuls desamenwerking versterken tussen sport en ande-re sectoren als onderwijs en de gezondheids-zorg. Het Ministerie van VWS investeert in totaal93 miljoen euro in de breedtesportimpuls. De
gemeenten, provincies en bonden doen daarnog eens ruim 140 miljoen bovenop, zodat metde BSI een bedrag van bijna 235 miljoen eurogemoeid is. Met dat geld worden onder meer honderdensportverenigingen ondersteund. Een kleine165 gemeenten hebben een project opgezet metals doel de lokale sportclubs te helpen bij hetwerven van leden, het ondersteunen van vrijwil-ligers en het ondersteunen bij financiële zaken.Daarnaast zijn er ook projecten speciaal gerichtop doelgroepen. Zo hebben projecten voorouderen 10.000 oudere sporters opgeleverd enzijn door de impuls 2400 mensen met een han-dicap gaan sporten. Ross schrijft in haar brief te verwachten dat naafloop van de BSI-gemeenten, provincies enbonden zestig procent van het totale BSI-bedragin het sportaanbod blijven investeren.Ross startte eind vorig jaar met een nieuwesportstimuleringsregeling, de zogenoemde
515 ross: sport door de breedtesportimpuls hoger lokale politiekeagenda
ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 194
diversen
195zorg & financiering > 3-2005
BOS-regeling, hetgeen staat voor buurt, onder-wijs en sport. Ze trekt de komende zes jarentachtig miljoen euro uit om via een aanbod van
sportactiviteiten de leefsituatie van jongeren inachterstandssituaties te verbeteren.Bron: persbericht Ministerie van VWS, 10 maart 2005<
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft hetgebruik van kunstmatige zoetstoffen in produc-ten onderzocht. Gebleken is dat de meeste pro-ducten afzonderlijk (96%) de maximaal toe-gelaten concentraties kunstmatige zoetstoffenniet overschrijden. Kinderen tot vier jaar kun-nen echter wel een teveel van de zoetstof cycla-maat binnenkrijgen als zij grote hoeveelhedenof verschillende producten die met deze zoetstofzijn bereid, tot zich nemen.
Er komen steeds meer producten op de marktdie kunstmatige zoetstoffen bevatten, variërendvan frisdranken, limonadesiropen, melkproduc-ten en nagerechten tot vitaminepreparaten voorkinderen en peutertandpasta. Voorbeelden van kunstmatige zoetstoffen zijn:cyclamaat (E952), sacharine (E954), aspartaam(E951) en acesulfaam-k (E950). Levensmiddelendie speciaal bestemd zijn voor baby’s, peuters enkleuters, bijvoorbeeld zuigelingenvoeding enkoekjes voor peuters, mogen geen kunstmatigezoetstoffen bevatten.Deze kinderen gebruiken echter ook productendie voor alle leeftijdscategorieën bestemd zijn.Daarin mogen wel – vastgestelde maximale hoe-veelheden – kunstmatige zoetstoffen zitten. Datgeldt ook voor light-producten en producten
waarop staat ‘geen suiker toegevoegd’. Op deverpakking van de producten staat aangegevenwat er in het product zit.
Advies
Vier procent van de onderzochte productenoverschrijdt de maximaal toegelaten concentra-ties kunstmatige zoetstoffen. Echter, kinderentot vier jaar die producten met kunstmatigezoetstoffen gebruiken, kunnen de aanvaardbaredagelijkse inname (de ADI) voor de zoetstofcyclamaat overschrijden. Voor andere zoetstof-fen bestaat dit gevaar niet. Als een kind bijvoor-beeld twee glazen frisdrank en een glasyoghurtdrank (beide zonder suiker maar welgezoet met cyclamaat) per dag drinkt, wordt deveiligheidsgrens voor de zoetstof cyclamaatoverschreden. Het Voedingscentrum heeft eenuitgebreid advies opgesteld.Hoewel de gevolgen van een regelmatige over-schrijding van de veiligheidsgrens van cyclamaattot nu toe nog onbekend zijn, adviseert de VWAom terughoudend te zijn met het geven van pro-ducten met deze kunstmatige zoetstof aan kin-deren tot vier jaar.Bron: bericht Voedsel- en Waren Autoriteit, 9 maart2005<
516 vwa: kunstmatige zoetstoffen voor jonge kinderen beperken
Uit het eerste landelijke onderzoek naar pro-bleemdrinken blijkt dat 10,3 procent van deNederlanders van 16-69 jaar veel drinkt en daarproblemen van ondervindt.
Dat blijkt uit het rapport De prevalentie van pro-bleemdrinken in Nederland: Een algemeen bevolkings-onderzoek van de Universiteit Maastricht.In het rapport wordt iemand een probleemdrin-ker genoemd als hij/zij problemen ondervindtals gevolg van regelmatig óf stevig drinken. Voor
517 één op de tien nederlanders is probleemdrinker
ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 195