3BA_Drugsfenomenen de Ruyver

download 3BA_Drugsfenomenen de Ruyver

of 53

Transcript of 3BA_Drugsfenomenen de Ruyver

DRUGSFENOMENENBrice De Ruyver Academiejaar 2008 2009

INLEIDING: BEGRIPS- EN FENOMEENOMSCHRIJVING EN BENADERING

Hoofdstuk 1 Inleiding: Begrips- en fenomeenomschrijving en benadering 1 Het drugsfenomeen is multidimensioneelWanneer men het drugsfenomeen benadert, komen er verschillende aspecten bij kijken: (1) Gezondheid: problematisch gebruik, gezondheidsschade (2) Sociaal: vaak gaat het dan over de discussie over welke factoren het druggebruik in de hand werken. (3) Veiligheid: druggebruik wordt gezien als criminaliteit. (4) Economie: het drugsfenomeen is de vrije markt in zijn meest extreme vorm. (5) Internationaal: enerzijds een geglobaliseerde markt van vraag en aanbod, anderzijds een internationaal kader van regelgeving.. Daarnaast komen er nog andere aspecten bij kijken: (1) Legaal >< illegaal. (2) Polydruggebruik: legale n illegale drugs. (3) De markt: het spel van vraag en aanbod. Conclusie: d druggebruiker en ht drugsprobleem bestaat niet. Bij de vormgeving van het beleid moet men zich hiervan bewust zijn! Bovendien wordt men geconfronteerd met verschillende beleidsniveaus die bevoegd zijn voor verschillende, maar soms ook dezelfde beleidsdomeinen (Lokale overheden, provinciale overheden, Gemeenschappen, Federale overheid, Europa, supranationale overheden ) Beleidsafstemming is noodzakelijk: Verticaal: over de niveaus heen. Horizontaal: over de sectoren heen.

2 De benadering is gentegreerd en globaalEen gentegreerd beleid veronderstelt beleidsafstemming.Epidemiologische kennis

Preventie

Hulpverlening

Repressie

(1) Epidemiologische kennis: Dit zijn de bouwstenen van het beleid. Zonder kennis van zaken kan men geen succesvol beleid uitbouwen! Belangrijk dat men inzicht in allerlei aspecten van het fenomeen verwerft. (2) Preventie gericht op niet (-problematische) gebruikers. Er bestaan 5 soorten preventie: structurele preventie: men zal inwerken op de socio-economische context. 2

INLEIDING: BEGRIPS- EN FENOMEENOMSCHRIJVING EN BENADERING

Persoonsgerichte preventie: men zal inwerken op het individu. Primaire preventie: gericht op niet(-problematische) druggebruikers. Vroeginterventie: gericht op de experimenteerperiode. Harm reduction: de schade minimaliseren.

(3) Hulpverlening gericht op problematische gebruikers. Er bestaat een brede waaier van hulpvoorzieningen: gentegreerd in een brede sociale aanpak DE druggebruiker bestaat niet. hoogdrempelige. Laagdrempelige Vroeginterventie, over zorgverlening, harm reduction tot nazorg. Evenwichtig inhoudelijk & geografisch (4) Repressie gericht op de producenten en handelaren.

3 Nieuwe ontwikkelingen(1) Evidence-based beleid wint aan belang Men kent een toenemende input van de wetenschappelijke wereld, maar anderzijds gaat men de initiatieven ook gaan evalueren. (2) Drugwetgeving Aanpassing met vallen en opstaan In 2003 kwam er een nieuwe drugwetgeving, maar in de praktijk leidde deze nieuwe wetgeving tot veel onduidelijkheid! Sinds mei 2008: pilootproject DBKs (3) Preventie Hoewel preventie als hoofddoelstelling door het beleid naar voren wordt geschoven, blijkt dit niet uit de financile middelen die aan preventie worden gespendeerd. (4) Harm reduction ook wettelijke basis gekregen Ter zake kan men een aantal initiatieven aanstippen: Substitutie: methadon; Spuitenruil; (5) Hulpverlening: Pilootprojecten n.a.v. federale beleidsnota van 2001 Het besef groeit dat de hulpverlening moet gespecificeerd worden naar de verschillende groepen toe (vraaggerichtheid). (6) Drugsoverlast Het fenomeen wordt overschat, toch kan men een aantal ontwikkelingen vaststellen (cf. gebruikspanden en coffeeshopdebat). (7) 7. Geografische verschuivingen in de drugproductie en drugshandel Coffeeshopdebat! 3

INLEIDING: BEGRIPS- EN FENOMEENOMSCHRIJVING EN BENADERING

Internationalisering van de markt van vraag en aanbod. (8) Drugseconomien Bepaalde landen zijn bijna volledig afhankelijk geworden van druggeld (cf. Afghanistan).

4

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Hoofdstuk 2: Het Belgisch drugbeleid en de drugwetgevingHet Belgisch drugbeleid en de drugwetgeving

1 Het begin: de drugwet van 19211.1 De drugwet van 1921De basiswetgeving op het vlak van drugwetgeving is de kaderwet van 1921. De concrete invulling gebeurde a.d.h.v. Koninklijke Besluiten. De reden hiervoor ligt hem in het feit dat, indien de lijst van middelen zou opgenomen worden in de wet, dit een limitatieve lijst zou betreffen en dus men de facto bepaalde middelen niet zou kunnen bestraffen. De kaderwet reglementeert 2 zaken: (1) Slaapmiddelen en verdovende middelen; (2) Giftstoffen, ontsmettingstoffen en antiseptica. De Wet van 9 juli 1975 zal de psychotrope stoffen toevoegen. De Wet van 3 mei 2003 zal de precursoren toevoegen

1.2 De Wet van 9 juli 1975Deze wet zal een zeer grondige wijziging van de wet van 1921 met zich meebrengen. (1) Men voegt psychotrope stoffen toe. (2) Een harde repressieve aanpak van de drughandel. (3) Invoer van verzwarende omstandigheden: a. De dader is lid of leider van een vereniging die drugs levert, b. De misdrijven zijn gepleegd ten aanzien van minderjarigen, c. Gevolgen voor de gezondheid van anderen. (4) Invoer van de verklikkingsclausule: de schuldigen aan correctionele of criminele straffen blijven vrij van vervolging of krijgen een strafvermindering als ze aan de overheid de identiteit van de daders die betrokken waren bij het misdrijf of het bestaan van de misdrijven hebben onthuld. (5) Verruimde perspectieven voor behandeling via de probatiewet 1964 a. Dwangbehandeling ( zal later worden afgevoerd vanuit de vaststelling dat geen enkele instelling de dwangpatinten wil behandelen).

1.3 De drugwetgeving en de internationale verdragen1.3.1 De VN-verdragenDe basisidee achter de supranationale wetgeving is dat als men partij is bij deze verdragen, men met de nationale wetgeving niet kan afwijken van deze verdragen. 5

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

De Nederlandse coffeeshops kunnen volgens deze verdragen niet, maar worden toch gedoogd op basis van het opportuniteitsprincipe. Harm reduction maatregelen liggen bovendien moeilijk: de overheid zal aan roesmiddelenverstrekking doen en dat kan evenmin volgens deze verdragen. Enkele voorbeelden: Enkelvoudig Verdrag New York - 1961 inzake verdovende middelen Verdrag van Wenen - 1971 inzake psychotrope stoffen Verdrag van Wenen - 1988 tegen de sluikhandel van verdovende middelen en psychotrope stoffen De basisidee achter de VN-verdragen is de prohibitie. Dit maakt een brug naar de hulpverlening onmogelijk, aangezien de verdragsluitende partijen de verplichting hebben te voorzien in: (a) Een strafbaarstelling van het bezit van illegale drugs, (b) Een strafrechtelijke of administratief rechtelijke reactie op het bezit van illegale drugs.

1.3.2 Europees niveauOp Europees niveau kunnen er een aantal verdragen worden aangestipt: Schengen Uitvoeringsovereenkomst (1990) De SUO voorziet o.a. in het principe van het goed nabuurschap. Dit impliceert dat het gevoerde nationaal beleid geen nadelige effecten mag hebben op de buurlanden. Verdrag van de Europese Unie van Maastricht (1992) Dit verdrag voorziet een aanpak van het drugsfenomeen binnen het domein volksgezondheid. Men maakt de brug naar de hulpverlening eindelijk mogelijk. Verdrag van Amsterdam (1997) Dit verdrag gaat de voorzieningen in het VEU verder gaan versterken. Daarnaast stelt men in het Post Amsterdam Verdrag een bijkomende doelstelling voorop: het beperken van de druggerelateerde schade Harm reduction krijgt een wettelijke grondslag! Actieplannen Deze plannen doen ons vaststellen dat er geen gecordineerd Europees drugbeleid is, maar dat er slechts verschillende nationale initiatieven zijn.

2 Het recente drugbeleid2.1 De jaren 80In de jaren 80 begint de drugproblematiek stilaan toe te nemen, maar er is nog geen politieke interesse voor het probleem. Toch kunnen we een aantal voorzieningen zien ontstaan vanuit het besef dat er een hulpvraag is. 6

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

2.2 De jaren 90Vanaf de jaren 90 zien we de interesse voor de drugproblematiek gestaag toenemen. Enerzijds vanuit wetenschappelijke hoek. Anderzijds ook vanuit de voorzieningen zelf. 1992: preventie- en veiligheidscontracten Dee gemeenten die te kampen hebben met een groot probleem qua onveiligheid de kans geven zich uit te rusten met een aantal voorzieningen op het terrein, in eerste instantie sociaal-preventieve en politionele voorzieningen. Later : Veiligheids- en Samenlevingscontracten

2.2.1 1993: Circulaire van de minister van Justitie en de vijf procureursgeneraalOntstaat in functie van een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid inzake verdovende middelen (1) Men gaat een onderscheid maken tussen: a. De gelegenheidsgebruiker, b. De gewoontegebruiker, c. De verkoper. (2) Men gaat geen onderscheid maken tussen de verschillende soorten drugs. (3) Elke overtreding van de drugwet moet een justitieel vervolg krijgen. Het belang van deze circulaire zit hem in het gegeven dat men binnen de sector repressie moet gaan nadenken over de wijze waarop men met een overtreding van de drugswet omgaat. Een sepot is immers ook een gevolg!

2.2.2 1994: Het DrugplanMen stelt vast dat kleine gemeenten vaak geen veiligheids- en preventiecontracten heeft, maar dat ze wel met een problematiek kampen.

2.2.3 1994: Methadon ConsensusconferentieDe eigenheid van het Belgische drugbeleid is dat het bottom-up tot stand is gekomen. Het resultaat is dat hulpverleners van de 1e lijn (dokters, apothekers, psychiaters en gezondheidscentra) zoveel mogelijk worden betrokken bij de methadonbehandeling. Methadonverstrekking en spuitenruil moet ingebed worden in de laagdrempelige programmas om zoveel mogelijk verslaafden te bereiken.

2.2.4 1995: Federaal Actieplan Toxicomanie DugsHet is een tienpuntenplan met zeer uiteenlopende zaken, die men niet automatisch aan elkaar zou gaan linken. (1) Toewijzing aan de sociale zekerheid van de opbrengst van de tegeldemaking van de vermogensvoordelen die in beslag werden genomen bij de strijd tegen de drughandel. (2) Verbetering opleiding van het gevangenispersoneel over het drugprobleem. (3) Opzetten uitwisselingsprogramma voor injectiespuiten. 7

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

(4) Uitbreiding van het recht tot sluiting van de etablissementen waar misdrijven worden gepleegd i.v.m. de handel of het gebruik van verdovende middelen. (5) Oprichten van Medisch-Sociale OpvangCentra (MSOCs) voor druggebruikers. Dit zijn zeer laagdrempelige voorzieningen die het mogelijk moeten maken dat gebruikers de stap naar de hulpverlening durven te zetten. (6) Het opmaken van een programma ter bestrijding van het recreatief druggebruik. (7) Uitbreiden van wetenschappelijk onderzoek. (8) Optimale regeling en verhoging van het aanbod qua verzorging van de druggebruikers. (9) Uitbreiden van maatregelen tot vermindering van het aanbod aan verdovende middelen. (10) Onderzoek van de gevolgen van het druggebruik voor de verkeersveiligheid.

2.2.5 1995: Drugnote Minister Demeester(1) (2) (3) (4) Databank preventiewerkers Vorming beginnende preventiewerkers Deskundigheid intermediairen Overleg, cordinatie, samenwerking provinciaal niveau

3 Parlementaire Werkgroep Drugs (1996 1997)De werkgroep zal een bottom-up aanpak hanteren: (1) Men opteert om alle aspecten van het fenomeen aan bod te laten komen, (2) Men opteert om met de voorhanden zijnde expertise te overleggen. Men zal een aantal aanbevelingen formuleren: de belangrijkste keuze waarvoor men opteert is het volledig loslaten van het vercriminaliseringsbeleid van de voorgaande jaren. Men opteert voor een gentegreerd beleid en men benadert de problematiek vanuit een normaliseringsperspectief. Uitgangspunten van de parlementaire werkgroep: o Preventie dan hulpverlening en pas dan repressie. o Preventie: ontraden en terugdringen van legaal en illegaal druggebruik. o Hulpverlening ter bescherming van de samenleving en van het individu. o Noodzaak van een strafrechtelijk beleid t.a.v. druggebruikers met gevangenis als ultimum remedium . o Penitentiair drugbeleid. o Evaluatie van het beleid. o Algemeen: stellen van grenzen van maatschappelijke tolerantie + handhaven van de grenzen.

3.1 Bouwstenen van het Belgisch drugbeleidEen gentegreerd beleid met horizontale en verticale beleidsafstemming. o Horizontaal: doorheen de verschillende sectoren. o Verticaal: doorheen de verschillende beleidsniveaus. Epidemiologie: kwantitatief en kwalitatief. 8

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Preventie: men opteert voor een panopliebenadering: o Structureel en persoonsgericht, o Bovenlokaal overleg, o Bijzondere aandacht: jongeren in de schoolomgeving, psychoactieve geneesmiddelen, smart drugs, drugs in het verkeer. Zorgverlening o Een brede waaier van voorzieningen zijn noodzakelijk, vanuit het besef dat d druggebruiker niet bestaat. o Registratie vanuit de noodzaak tot evaluatie van de eigen voorzieningen. o Netwerk van voorzieningen. o Samenwerking justitie hulpverlening: Justitie als ultimum remedium. o Risicobeperking (harm reduction): substitutiebehandeling geregistreerd. Repressie o Men zal het strafrecht niet als ultimum remedium inzetten in de strijd tegen de drugproductie en drughandel. o Het strafrechtelijk beleid t.a.v. druggebruiker, druggerelateerde criminaliteit en drughandel. Bezit illegale drugs blijft strafbaar Onderscheid: Handel uit winstbejag en handel om eigen gebruik te bekostigen Cannabis en andere illegale drugs Bezit: Cannabis voor eigen gebruik: laagste vervolgingsprioriteit Illegale drugs voor eigen gebruik: enkel vervolgen bij maatschappelijke overlast of problematisch gebruiker Problematische gebruiker + druggerelateerde misdrijven: maximaal alternatieve afhandelingsmodaliteiten

3.2 8 mei 1998: Ministerile Circulaire van de minister van Justitie en de 5 procureurs-generaal inzake bezit van en detailhandel in illegale verdovende middelenMen gaat de aanbeveling van de parlementaire werkgroep opvolgen. Men gaat het onderscheid tussen cannabis andere drugs doorvoeren. Men gaat nadenken over de wijze waarop men omgaat met het bezit van cannabis over eigen gebruik. De zgn. 3e weg tussen het loutere normaliseringsbeleid enerzijds en het repressief beleid anderzijds.

9

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

4 Evaluatierapport 2000Men zal n.a.v. het federaal regeerakkoord van 1999 de stand van zaken van het drugbeleid gaan evalueren. Vaststelling: de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep zijn tot dan toe nog steeds dode letter gebleven. Toch zijn er reeds een aantal zaken wel gemplementeerd: Op lokaal niveau: overlegstructuren en soms ook cordinatie Preventiecampagnes drugs in het verkeer (BOB - Wodca) MSOCs Relatie justitie hulpverlening genstitutionaliseerd door justitiehuizen Circulaire 8 mei 1998 Toch moet men vaststellen dat men eigenlijk nog niet erg ver stond, vnl. omwille van andere prioriteiten (Octopus-hervorming).

4.1 (1) Een gentegreerde, globale benaderingHoewel er nog te weinig sprake is van een afgestemd beleid, kan men toch al enige vooruitgang vaststellen: Verticale beleidsafstemming: Het principe is een afstemming op de verschillende beleidsniveaus: federaal, gemeenschap en gewest, provinciaal, regionaal, lokaal In de praktijk komt dit neer op het samenroepen van een Interministerile conferentie (federaal gemeenschap/gewest), maar tot op heden heeft deze conferentie nog maar 1 keer plaatsgevonden! Horizontale beleidsafstemming: Het principe is een afstemming bewerkstelligen tussen de verschillende actoren en sectoren: (drug)preventie, (drug)hulpverlening, politie, justitie In de praktijk stelt men een uitbouw van het overleg vast, maar slechts in bepaalde steden n bovendien bestaat er een grote verscheidenheid in de financiering!

4.2 (2) Epidemiologie, evaluatie en onderzoekMen kan gerust stellen dat dit aspect ronduit ondermaats is: Men heeft onvoldoende zicht op de zaken. De aanwezige gegevens zijn fragmentarisch. De bundeling van gegevens blijft beperkt. De uniforme registratie staat nog in zijn kinderschoenen, wat ertoe bijdraagt dat het nationaal focal point (= voedingsbron EMCDDA) onvoldoende gegevens krijgt.

4.3 (3) PreventieSinds de jaren 90 kan men hier een professionalisering waarnemen. Maar men is t sterk gaan focussen op de illegale drugs. Waardoor men de legale drugs uit het oog is verloren, terwijl deze de laatste tijd spectaculair zijn gestegen. 10

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Dezelfde knelpunten: o overwicht primaire preventie; o overwicht van de aandacht voor preventie van illegale drugs, vooral naar jongeren toe; o problemen evaluatie effectiviteit preventiestrategien; o problemen cordinatie op beleidsniveau; o gebrek aan stabiliteit en continuteit voor preventiewerkers Toename initiatieven op federaal, gemeenschaps-, provinciaal en lokaal niveau Gebruik van psycho-actieve geneesmiddelen verdient meer aandacht Smart drugs: geen informatiecampagne Rijden onder invloed o Campagnes naar alcohol o Vooral een repressief beleid: nood aan een preventieve aanpak! praktisch uitsluitend repressief nood aan preventieve aanpak Verdere uitbouw straathoekwerk Focus op jongeren in het uitgangsleven - recreatief druggebruik. (een initiatief van het VSP in 1997)

4.4 (4) Zorgverlening Het aanbod o Aantal voorzieningen neemt toe. o Differentiatie neemt toe. o Er is een brede waaier van voorzieningen o Inbedding in gezondheids- en welzijnsvoorzieningen stijgt MAAR toch blijven er knelpunten bestaan: o Geografische spreiding ongelijk meer in Gent dan in Brugge. o Laagdrempelig aanbod ondervertegenwoordigd o Gebrekkige afstemming o Samenwerking justitie drughulpverlening = pijnpunt o Bepaalde doelgroepen onvoldoende bereikt: Minderjaren, justitieclinten, psychiatrische problematiek, zwarte lijsten

4.4.1 Harm reductionDe ontwikkeling van harm reduction stijgt en we zien ook het aantal initiatieven van de laagdrempelige hulpverlening toenemen o.i.v. de MSOCs. De methadonbehandeling neemt toe o.i.v. de MSOCs, maar ook de huisartsen. Toch moeten we vaststellen dat er nog steeds gn wettelijk kader is. Spuitenruil is sinds 1998 voorzien van een wettelijk kader. Tenslotte zien we ook dat er een aanzet is genomen met een begin van specialisatie naar specifieke doelgroepen: vrouwen met kinderen, jongerenprogramma, dubbele diagnose, prostituees en zwangere druggebruikers. Maar, wat voor druggebruikende gedetineerden, nazorg, crisisopvang? (cf. onderzoek MSOC-evaluatie) 11

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

4.5 Strafrechtelijk beleidEr is nog steeds een gebrek aan wetenschappelijk onderzoek i.h.k.v. de druggerelateerde criminaliteit en overlast.

4.5.1 Circulaire van 8 mei 1998Grote probleem met deze circulaire is dat het begrippenkader (beperkt bezit voor eigen gebruik, eenmalig gebruik, problematisch gebruik, maatschappelijke overlast) onvoldoende duidelijk is. Leidde tot (1) een zeer uiteenlopende toepassing op parketniveau, maar ook (2) niet uniform opsporings- en vervolgingsbeleid

5 De federale drugsnota van 19 januari 2001: de draad wordt terug opgenomen5.1 Algemeen uitgangspuntDe federale regering zal bevestigen dat het drugprobleem in de eerste plaats een probleem van volksgezondheid is.

5.2 Doelstellingen:(1) Daling van het aantal middelenafhankelijken, (2) Daling van de fysische en psycho-sociale schade die drugmisbruik veroorzaakt, (3) Daling van de negatieve gevolgen van het drugfenomeen voor de samenleving.

5.3 Vijf pijlers(1) (2) (3) (4) (5) Preventie voor niet gebruikers en niet problematische gebruikers Zorgverlening, risicobeperking en herintegratie voor problematische gebruikers Repressie voor handelaars en producenten Een epidemiologisch en evaluatief instrumentarium Samenwerking tussen de beleidsdomeinen

5.4 Belangrijke actiepunten(1) Een gentegreerde, globale benadering Daartoe zal men een beleidsondersteunende Cel Drugbeleid oprichten, maar ook de Interministerile Conferentie Drugbeleid opnieuw samenroepen. (2) Inschakelen in Europees en V.N. drugbeleid Toch moet men zich ervan bewust zijn dat dit de manoeuvreerruimte aanzienlijk zal inperken. (3) Justitie hulpverlening Men zal duidelijk gaan opteren voor een samenwerking tussen de beide actoren. De voorwaarde is wel dat elke actor zich aan zijn eigen discipline houdt, maar tegelijk ook een gezamenlijke visie ontwikkelt. Opdat deze samenwerking concreet zou gerealiseerd kunnen worden heeft men de case manager justitie in het leven geroepen. 12

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Men beoogt zo bruggen tussen hulpverlening en justitie uit te bouwen. Wanneer men deze functie gaat evalueren, moet men vaststellen dat de samenwerking met justitie nog niet vlot verloopt. Justitiehuis wilde fundamenteel niet samenwerken met de case manager. PdK wilde vanuit pragmatische redenen niet samenwerken: men had geen bureau voor de case manager wegens manifest plaatsgebrek! (4) Epidemiologie, evaluatie, onderzoek Epidemiologie De vergaring van epidemiologische gegevens blijft tot op heden problematisch. Te weinig financiering weinig onderzoek weinig resultaten Probleem: geen aanvoer voor het nationaal focal point1 van het EMCDDA. Early Warning-systeem voor ATS Een snel waarschuwingssysteem dat mensen dient te waarschuwen voor het bestaan van nieuwe en/of gevaarlijke drugs op de markt. Met dit op het oog stuurt het early warning systeem waarschuwingen uit zodra het kennisneemt van nieuwe en/of gevaarlijke drugs op de Belgische markt. Evaluatieonderzoek neemt toe Eerst werden MSOCs gevalueerd. Daarnaast zien we dat ook het drugbeleid en de verslavingszorg worden gevalueerd. (5) Preventie Het grote probleem van de preventiezijde is dat men met onvoldoende capaciteit kampt. Dit is een paradoxale vaststelling gezien preventie de prioriteit zou moeten zijn Daarenboven situeren er zich ook problemen op het vlak van de beleidsmatige aansturing van de drugpreventie. Tot slot is de grote kritiek op de preventie dat men te sterk focust op de primaire preventie, terwijl men vaststelt dat het gebruik er is en zelfs toeneemt men gaat aan de grootste groep voorbij! Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen te signaleren: men pleit ervoor dat de Gemeenschappen eindelijk hun volledige verantwoordelijkheid gaan opnemen.

1

Belgisch Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugverslaving

13

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

(6) Zorgverlening Vanuit de vaststelling dat d gebruiker niet bestaat, heeft men geopteerd voor een brede waaier aan zorgverlening. Daarnaast kunnen we ook een groeiende aandacht voor de dubbele diagnose diagnose-patinten vaststellen. Bovendien is men zich ook bewust dat andere doelgroepen niet aan bod komen, omwille van bepaalde selectiecriteria. (7) Strafrechtelijk beleid 3 centrale principes t.a.v. vraagzijde: (1) Strafrechtelijk optreden is het ultimum remedium. (2) Een maximale orintatie naar de hulpverlening. (3) Druggebruik kan geen verschoningsgrond zijn voor crimineel gedrag. T.a.v. aanbodzijde: o Repressie! o Bovendien gaat men d precursoren ook aanpakken. de

Men gaat het wettelijk kader verder uitwerken: men voorziet in elke stap om rekening te houden met de tegenstelling vraag >< aanbod. OpsporingVPV of PV

VervolgingSepot of vordering

StraftoemetingDit is het Dit uitgelezen moment om rekening te gaan houden met de persoonlijke factoren!

Daarnaast worden er ook 3 categorien van misdrijven ingevoerd: (1) bezit voor eigen gebruik gebruik: o cannabis >< andere illegale drugs (2) bezit voor eigen gebruik + verzwarende omstandigheden: o de aanwezigheid van minderjarigen o het lid zijn van een criminele organisatie o problematisch gebruik (3) andere misdrijven

6 De nieuwe drugwetgeving6.1 Algemeen De federale drugsnota (2001): blijft de beleidsprioriteiten bepalen. ugsnota De drugwetgeving: zal de strafbare gedragingen en de straffen bepalen. : De Ministerile Circulaires: schrijven de richtlijnen voor de parketten voor en Circulaires: bepalen het opsporings en vervolgingsbeleid. opsporings14

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Vormen samen allemaal 1 geheel.

6.2 Juni 2003: aanpassing drugwetgevingDe uitgangspunten van deze aanpassing zijn: (1) Bezit van cannabis blijft strafbaar. (2) Druggebruik in groep: niet langer strafbaar. (3) Een gedifferentieerd strafrechtelijk beleid t.a.v. de druggebruiker. (4) Repressie t.a.v. winstbejag en/of georganiseerde criminaliteit. De sleutelbegrippen zijn: feiten voor persoonlijk gebruik: anders aanpakken dan feiten met het oog op winstbejag. Problematisch gebruik: noodzaak van individualisering. Openbare overlast: gebruik / bezit vraagt reactie wanneer de grenzen van de maatschappelijke tolerantie zijn bereikt. Versterking bescherming van minderjarigen: strenger optreden voor feiten t.a.v. minderjarigen. Men maakt een aantal onderscheiden: cannabis >< andere illegale drugs. Eigen gebruik (bekostigen) >< winstbejag. 3 misdrijfcategorien: (1) Invoer, vervaardiging, vervoer, aanschaffen, bezit, teelt van cannabis voor persoonlijk gebruik (2) Categ. 1 + verzwarende omstandigheden (t.a.v. minderjarigen, deelneming vereniging, fysieke gevolgen) (3) Alle andere

7 Het opsporings- en vervolgingsbeleid7.1 20 oktober 2004: Arrest ArbritragehofArt. 16 van de nieuwe drugwetgeving wordt vernietigd omdat het onduidelijk is. De begrippen problematisch gebruik, openbare overlast, gebruikershoeveelheid zijn vaag en onnauwkeurig, wat tot rechtsonzekerheid leidt. Noodzaak om de wetgeving (maar ook de circulaires) aan te passen.

7.2 25 januari 2005: Gemeenschappelijke richtlijn Minister van Justitie en College van Procureurs-GeneraalDe sleutelbegrippen krijgen (eindelijk) een sluitende definitie: (a) Persoonlijk gebruik: bezit van een hoeveelheid cannabis van maximum drie gram of n geteelde plant, zonder enige aanwijzing van verkoop of handel (b) Verzwarende omstandigheden: art. 2bis Drugwet (c) Verstoring openbare orde: a. bezit van cannabis in strafinrichting of instelling voor jeugdbescherming 15

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

b. bezit van cannabis in onderwijs- of gelijkaardige instelling of in onmiddellijke omgeving c. ostentatief bezit cannabis op openbare plaats of plaats die toegankelijk is voor het publiek (d) Massabijeenkomsten: tijdelijke en specifieke richtlijnen zijn mogelijk.

7.2.1 Opsporingsbeleid7.2.1.1 t.a.v. cannabis Bezit van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik dat niet gepaard gaat met verzwarende omstandigheden, verstoring van de openbare orde en dat door een meerderjarige wordt gebruikt, zal leiden tot het opstellen van een VPV. 7.2.1.2 t.a.v. andere hoeveelheden cannabis en illegale drugs Er zal in dit geval nog steeds een PV worden opgesteld.

7.2.2 Vervolgingsbeleid t.a.v. cannabisBezit van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik door een meerderjarige geniet de laagste vervolgingsprioriteit straffeloosheid! Indien het echter gepaard gaat met (a) verzwarende omstandigheden en/of (b) verstoring van de openbare orde, dan zal dit niet langer het geval zijn.

7.3 2006: ProgrammawetMen kan sinds de programmawet van 2006 een aantal bestuurlijke maatregelen nemen: nieuw art. 9bis: nieuwe bestuurlijke maatregel sluiting Nieuw art. 9ter: bestuurlijke aanhouding naar analogie met wet op openbare dronkenschap

16

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

Studies naar publieke uitgaven een belangrijk beleidsinstrument > Resultaten DIC II Walloni: men moet dit echter linken aan de sociale kaart en beseffen dat er in Vlaanderen meer voorzieningen zijn dan in Walloni! 18

HST 2: HET BELGISCH DRUGBELEID EN DE DRUGWETGEVING

(3) Ook hier stijgt het budget.

3.3 Sector veiligheidDit blijkt de grootste kostenpost te zijn geheel i.t.t. de beleidsdoelstelling en toch weer niet, want men dient te beseffen dat detentie de belangrijkste kost is en dat detentie nu eenmaal meer kost dan preventie en hulpverlening! De bereikte doelgroep binnen de sector blijkt voornamelijk de cannabisgebruiker te zijn (overlast, drugstoerisme etc.) daarenboven is cannabis ook de meest gebruikte drug.

3.4 Sectoroverschrijdende conclusiesEr blijkt een discrepantie te zijn tussen de beleidsdoelstellingen en de overheidsuitgaven (cf. preventie en hulpverlening >< veiligheid). overheidsuitgaven gaat naar veiligheid! Uit de cijfers kan men ook opmaken in hoeverre de overheid bezig is met een drugbeleid, het gaat immers om gexpliciteerde cijfers!

4 Aanbevelingen Men moet komen tot een Europese uniforme methodologie om zo internationale vergelijkingen van overheidsuitgaven mogelijk te maken.

Het opstellen van concrete doelstellingen is noodzakelijk. Voorwaarde hiervoor is dat men voldoende aanknopingspunten en vergelijkend materiaal heeft er is een nood aan epidemiologische gegevens! Bijkomend onderzoek is noodzakelijk. Indien men een evidence based beleid wil voeren, zal men meer gegevens moet verzamelen. Worden middelen wel optimaal aangewend: noodzaak om te komen tot een gentegreerd en integraal drugsbeleid. Ook dit kan men pas te weten komen indien men tot een doorgedreven verticale en horizontale beleidsafstemming komt. o Verticaal: de verschillende actoren binnen een sector, maar ook over de verschillende sectoren heen, samenbrengen. o Horizontaal: het zgn. hulpverleningstoerisme tegengaan.

19

HST 3: EPIDEMIOLOGIE VAN HET DRUGGEBRUIK, DRUGPRODUCTIE EN DRUGHANDEL

Hoofdstuk 3: Epidemiologie van het druggebruik, drugproductie en drughandel 1 (Problematisch) druggebruik: aard, omvang en spreiding 2 Druggebruik in de EU(1) Cannabis blijkt de meest gebruikte illegale drug te zijn. Het gebruik is vnl. geconcentreerd bij jongeren en jongvolwassenen. (2) Cocane en crack (3) ATS blijkt in toenemende mate te worden gebruikt. Doch dit is een recente vaststelling. (4) Herone en intraveneus druggebruik

3 Problematisch druggebruik in de EUDefinitie van problematisch gebruik in de EU: injecterend druggebruik of langdurig / regelmatig gebruik van opiaten, cocane en / of amfetamines Een herziening van deze definitie dringt zich echter op omwille van verschillende redenen (differentiatie in het problematisch druggebruik, polydruggebruik ) Grote probleem is dat er een gebrek aan betrouwbare gegevens is. Toch een aantal vaststellingen: Problematisch opiatengebruik: 0,1 - 0,6% IDU: 0,05 - 0,6%3

4 Profiel van clinten in behandeling in de EUEr blijken grote verschillen te bestaan tussen de verschillende landen. Deze kunnen verklaard worden vanuit de omvang van het druggebruik, maar ook vanuit de organisatie van de drughulpverlening. Herone: sterke stijging; Cocane: sterke daling; Cannabis: sterke stijging. Mannen > vrouwen. Vnl. jongeren (20 30 jaar). Sociale en economische kansarmoede.

Druggerelateerd overlijden (onderschatting) = 6500 9000 doden per jaar. De laagdrempelige hulpverlening blijkt een ander profiel van clinten aan te trekken: > 33 jaar; > mannen; 20

HST 3: EPIDEMIOLOGIE VAN HET DRUGGEBRUIK, DRUGPRODUCTIE EN DRUGHANDEL

> opiaatgebruikers; Vaak toegang op eigen initiatief, maar ook onder druk van sociaal netwerk of doorverwezen vanuit andere hulpverleningscentra; Algemeen: noodzaak tot meer studie!

5 (Problematisch) druggebruik in BelgiCannabis is de meest gebruikte illegale drug bij jongeren en jongvolwassenen. Voor de helft van de jongeren blijft het gebruik van drugs beperkt tot experimenteren. Grote nadeel van Belgische cijfers: onderzoek werd vnl. verricht bij gebruikers binnen de hulpverlening!

5.1 Profiel van de clinten in de Vlaamse drughulpverlening Polydruggebruik; blijkt IDUer te zijn; 25 29 jaar; Mannen > vrouwen; Vnl. Belgische nationaliteit (9/10). Vnl. laag opleidingsniveau. Aanmelding vnl. op eigen initiatief.

6 Drugproductie en handel6.1 OpiumAfghanistan is de n 1 producent en exporteur ter wereld.

6.2 CocaTeelt stijgt in Colombia, Peru en Bolivia. Toch is de wereldwijde teelt gedaald.

6.3 CannabisGrootste illegale drugsmarkt.

6.4 MetamfetamineHoewel het aantal laboratoria daalt, blijkt de productie toch toe te nemen.

6.5 AmfetamineWereldwijde productie blijkt gestabiliseerd.

7 DrughandelEr bestaan een handvol drughandelroutes: Cocane Direct van Zuid-Amerika naar Europa of via Centraal-Amerika naar de Caraben. 21

HST 3: EPIDEMIOLOGIE VAN HET DRUGGEBRUIK, DRUGPRODUCTIE EN DRUGHANDEL

Herone Van Afghanistan en Turkije naar Europa via: - De Noordelijke tak van de Balkanroute (= traditioneel); - De Zijderoute via Centraal-Azi, de Kaspische Zee en de Russische Federatie (sinds midden jaren 90); - Nu ook via Zuid- en Zuidwest-Azi naar Europa via landen op het Arabische schiereiland.

22

HST 4: DRUG PREVENTIE: ALGEMENE PRINCIPES, STRATEGIEN EN ORGANISATIE ISATIE

Hoofdstuk 4: Drug preventie: algemene principes, strategien en organisatie 1 Het kaderMen heeft verschillende visies waarop men naar de middelenproblematiek kan kijken. (1) Medisch psychiatrisch perspectief perspectief: Afhankelijkheid en verslaving worden als een ziekte gezien. De oplossing bestaat erin naar de dokter te gaan. (2) Gedragsmatige perspectief perspectief: Druggebruik wordt hier als deviant gedrag gezien. Het uitgangspunt is dat gedrag aangeleerd wordt en dat het dus ook weer kan worden afgeleerd. (3) Biologisch genetisch perspectief perspectief: Afhankelijkheid is voorbestemd door factoren intern aan het individu. Hier kan men de stepping stone- en gateway-theorie plaatsen. theorie

1.1 Classificatie van drugpreventiePrimaire preventie

Er is (nog) geen gebruik; Doel: voorkomen van gebruik.

Secundaire preventie

Probleem ontwikkelt zich, maar is nog niet manifest; Doel: voorkomen van misbruik. Probleem is manifest; Doel: (1) Voorkomen schadelijke gevolgen van gebruik, (2) voorkomen van herval.

Tertiaire preventie

Deze indeling is vandaag grotendeels verlaten! Vandaag gaat men de doelgroep centraal stellen en tevens het continum van drugsgebruik erkennen. Nu is er sprake van een interventiespectrum interventiespectrum: (1) Universele preventie: Gericht op de algemene bevolking bevolking; (2) Selectieve preventie: Gericht op specifieke risicogroepen risicogroepen; (3) Gendiceerde preventie preventie: Gericht op identificeerbare individuen met een hoog risico/grote kwetsbaarheid die al signalen of symptomen vertonen die een verhoogde kans op problemen aanduiden. 23

HST 4: DRUG PREVENTIE: ALGEMENE PRINCIPES, STRATEGIEN EN ORGANISATIE

2 Basisbegrippen Stepping Stone-theorie Als men begint met cannabis, eindigt men met herone in de goot. Uit onderzoek blijkt dat deze theorie niet klopt op farmacologisch vlak. Op milieuvlak blijkt ze wel te kloppen (cf. gateway-theorie). Gateway-theorie Wanneer men in een omgeving vertoeft waar gebruik normaal is, bestaat het risico dat men zal beginnen met gebruiken. Maar dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn en bovendien betekent dit niet dat men met dezelfde drugs zal beginnen.

3 Preventiestrategien3.1 Middelengerichte preventie (middel)3.1.1 Proscriptief modelDoel: (1) totale onthouding van druggebruik (abstinentie); (2) verbod op productie en distributie. Kritieken: (1) Houdt geen rekening met ontstaansfactoren van problematisch middelengebruik; (2) Ontbreken van geloofwaardigheid bij algemene publiek wanneer het ook wordt toegepast op maatschappelijk aanvaarde drugs (cf. drooglegging); (3) Houdt geen rekening met positieve effecten van drugs.

3.1.2 AanvaardingsmodelDoel: schadebeperking.

3.2 Persoonsgerichte preventie (mens)3.2.1 Naar algemene doelgroepen(1) Sensibiliseren; Doel: aandacht vragen. Populair, maar slechts effectief na veelvuldige herhaling (en zelfs dan treedt er resistentie op). (2) Informeren; a. Waarschuwende informatieve benadering; Doel: individuele gedragsverandering a.d.h.v. waarschuwende en afschrikwekkende informatie. Niet effectief: angst heeft geen blijvende invloed + na herhaling treedt er gewenning op. 24

HST 4: DRUG PREVENTIE: ALGEMENE PRINCIPES, STRATEGIEN EN ORGANISATIE

b. Objectieve informatieve benadering; Doel: individuele gedragsverandering door het aanleren van een negatieve houding t.o.v. middelen(gebruik) a.d.h.v. het aanreiken van uitgebreide informatie over middelen(gebruik). Niet effectief: effect is beperkt, bovendien kan men zelfs averechts effect bekomen. (3) Aanleren van persoonlijke en sociale vaardigheden; a. Het affectieve model; Doel: stimuleren van een positief zelfbeeld en het vergroten van de zelfwaardering (individu staat centraal). Niet effectief! b. Het sociale vaardigheidsmodel; Doel: aanleren van vaardigheden die nodig zijn om de keuzes die een persoon i.v.m. drugs maakt te realiseren in effectieve situaties waarin drugs worden aangeboden. Concreet: leren omgaan met groepsdruk Effectief: kennisvermeerdering neemt toe alsook verbetering van de vaardigheid om beslissingen te nemen (toch: blijkt afhankelijk van leerkracht/opvoeder). c. Het resilience-model; Doel: aanleren van het vermogen om op sociaal aanvaardbare manier te functioneren, dit gebeurt door op beschermende factoren te focussen i.p.v. risicofactoren. Niet realiseerbaar binnen preventie: het is een totaalaanpak!

3.2.2 Naar specifieke (risico)groepenIn deze benadering zal men vertrekken van wat de doelgroep weet, welke ervaringen ze heeft, over welke vaardigheden ze beschikt en welke noden en vragen er leven.

3.3 Omgevingsgerichte preventiestrategien (milieu)3.3.1 Het sociaal-ecologisch modelMen gaat uit van de systeemtheorie. Men gelooft dat de omgeving enerzijds het individuele gedrag bepaalt en beperkt, terwijl anderzijds een veranderende omgeving tot gedragsveranderingen bij de participanten kan leiden. De aanpak is interdisciplinair.

3.3.2 Het empowermentmodelCentraal staat de notie controle: mensen moeten weer zelf controle kunnen uitoefenen over hun leven. Individueel niveau Empowerment = participatief gedrag, gevoel van effectiviteit, kritisch bewustzijn en een interne controle locus. 25

HST 4: DRUG PREVENTIE: ALGEMENE PRINCIPES, STRATEGIEN EN ORGANISATIE

Organisatie- of gemeenschapsniveau Empowerment = het verwerven van macht om beslissingen te nemen, het creren van kansen om vaardigheden te ontwikkelen, participatie in collectieve actie en herverdeling van de macht of van het beslissingsniveau.

4 Preventie: wat werkt niet? Alles wat maar 1 keer plaats vindt heeft geen effect; Wanneer iets eenrichtingsverkeer is; Wanneer men met druggebruikers werkt; Wanneer men met afschrikkende effecten werkt, dan beseft de doelgroep dat dit niet noodzakelijk altijd zo is: o Gevolg: men trekt de andere boodschappen ook in twijfel, o Bepaalde groepen gaan zich onzeker voelen en gaan het gewraakte gedrag ter geruststelling stellen, o De eerste keer ervaart men een shock, bij herhaling treedt gewenning op. Politieagent in uniform werkt niet bij groepen die wantrouwig staan t.o.v. orde en gezag; Wanneer men als school ervoor kiest om externen de drugpreventie te laten doen: o Impliceert dat men geen beleid heeft, o Impliceert dat men enkel vormelijk aan preventie doet. MEGA / DONNA o Programma is het schoolvoorbeeld van wat niet werkt. Productinformatie werkt niet gedragsveranderend; o Men vergeet mens en milieu!!! Scholen/politie weten wat niet werkt, maar trekken het zich niet aan. Er bestaat gn preventiecultuur!

5 Preventie: wat werkt wel? Zowel beschermende factoren aanpakken als risicofactoren; Alle vormen van druggebruik aanpakken; o Maar niet alles op 1 hoop gooien! Aanleren van sociale vaardigheden; De anti drug normen bevorderen;

26

HST 4: DRUG PREVENTIE: ALGEMENE PRINCIPES, STRATEGIEN EN ORGANISATIE

o Jongeren blijken het rele druggebruik te overschatten. Interactieve methoden gebruiken; De ouders, zorgverleners n de doelgroep er in mee betrekken; Langdurige programmas; De aanpak van gezinnen; Via scholen zowel algemene als risicopopulaties; o Beseffen dat kwetsbare groepen beter via andere kanalen kunnen bereikt worden. Hoe hoger het risico, hoe intensiever de programmas; Rekening houden met de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de cultuur; o Weten wat er in de doelgroep leeft!

6 SamenvattendEen goed beleid moet vertrekken vanuit (1) een gezondheidsperspectief o Legaal >< illegaal; o Zowel preventie als (vroegtijdige) aanpak van problemen; o Zowel jongeren als volwassenen: zoniet krijgt mentaliteitsverandering (2) maar ook vanuit een welzijnsbevorderend beleid. o Maatschappelijke uitsluiting dient vermeden Men moet mensen een houvast en toekomstperspectieven aanbieden!

men

geen

27

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

Hoofdstuk 5: De drughulpverlening in Vlaanderen 1 Wat is verslaving, middelenmisbruik en afhankelijkheid?1.1 VerslavingVan Dijk heeft het over (1) de fasen van gebruik en (2) vicieuze cirkels. Fasen van gebruik:Experimenteel Sociaal/ gentegreerd Probmematisch Afhankelijkheid

(1) (2) (3)

Vicieuze cirkels: Lichamelijke cirkel: ontwenningsverschijnselen tegengaan door gebruik; Psychische cirkel: door het gebruik voelt men zich goed; Sociale cirkel: door het gebruik gaat men enerzijds contacten verliezen, maar anderzijds ook nieuwe contacten uitbouwen; (4) Cerebrale cirkel: door het gebruik loopt men hersenschade op: men zal sensatiezoekend gedrag vertonen.

1.2 Middelenmisbruik (DSM IV)Onaangepaste vorm van middelengebruik die lijdt tot significante beperkingen in het functioneren: Verplichtingen op werk, school en thuis Fysiek gevaar Juridische problemen Sociale en relationele problemen !!! Middelenmisbruik afhankelijkheid

1.3 Afhankelijkheid (DSM IV)Onaangepaste vorm van middelengebruik zoals blijkt uit 3 of meer van volgende criteria (laatste 12 maanden): tolerantie ontwenningsverschijnselen meer + langer dan bedoeld pogingen om te verminderen of controleren veel tijd in gebruik opgeven van belangrijke activiteiten fysieke en psychische problemen

28

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

1.4 Stadia van veranderingPrecontemplationMen wijst het probleem af.

ContemplationMen wordt zich bewust van het probleem. Men

PreparationMen concretiseert de plannen om te stappen, verandering is echter nog niet Men ingezet!

ActionMen concretiseert de verandering. Men

MaintenanceHet nieuw ingezette gedrag moet men trachten te behouden. Het Dit is de moeilijkste fase! Dit

2 Ontstaan en organisatie van de drughulpverlening rughulpverlening Jaren 30: ontstaan van A.A. in Amerika. Vanaf eind jaren 60 - begin jaren 70: toenemend druggebruik (herone) in Europa. Traditionele gezondheidszorg weigerachtig tov behandeling drugverslaafden: o Vzw IAT CAT, o oprichting gespecialiseerd PZ (De Pelgrim) Pelgrim), o Therapeutische Gemeenschappen (TG): De Kiem (1976) en De Sleutel (1974) herapeutische : (1974). Jaren 80: Groeiende beschikbaarheid drugs + problemen: crisisinterventiecentra (CIC), dagcentra (DC), Kortdurende Therapeutische Programmas en TG TGs Weinig sturing door regering, betrokkenheid verschillende ministeries (n=15), belangrijke focus binnen de gezondheidszorg (itt alcohol) Drugverslaafden meer en meer in contact met de traditionele gezondheidszorg: algemene (spoed of Psychiatrische A Afdelingen Algemeen Ziekenhuis (PAAZ)) en psychiatrische ) ziekenhuizen, centra geestelijke gezondheidszorg (CGG) Jaren 90: Straathoekwerk, MSOCs, sociale werkplaatsen, drangbehandeling; traathoekwerk, Meer recent: Spuitenruil, crisiseenheden, case management, proefzorg, D puitenruil, DBK,

29

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

3 Onderscheiden hulpverleningsvormen3.1 Drugvrije behandelingDoel: toepassing van psychosociale en opvoedkundige technieken i.f.v. abstinentie. Residentile en langdurig behandeling: bv. therapeutische gemeenschap Ambulante gesprekstherapie Medicatie: enkel voor bestrijding ontwenningsverschijnselen benzodiazepines) Enige alternatief voor niet-opiaatverslaafden (antidepressiva en

Wetenschappelijk onderzoek: 30-50% program completion Length Of Stay (LOS): blijkt een belangrijke voorspeller te zijn in de mate van succes van de behandeling (retentie en motivatie)

3.2 OntwenningsbehandelingDoel: stopzetten druggebruik; motiveren en evt. doorverwijzen. Medicatie: vnl. terugdringen ontwenningsverschijnselen, maar ook substitutiebehandeling (methadon).

3.3 SubstitutietherapieDoel: afbouwen of onderhoud met methadon. Medicatie: vnl. met agonisten (methadon, (LAAM), buprenorfine, clonidine, morfine, herone), maar ook met antagonisten (naltrexone). Nood aan psychosociale behandeling naast substitutietherapie.

3.4 Harm reductionDoel: activiteiten gericht op het voorkomen of verminderen van gezondheidsproblemen of -risicos als gevolg van (iv) druggebruik, ongeacht abstinentie. Voorbeelden: Spuitenruil (evt. desinfecteren) Vaccinatieprogrammas (HIV, HCV) Informatie en adviseringscampagnes Testen van pillen Peer support/education: eerste hulp, outreach, informatie Gebruikersruimten Op plaatsen waar gebruikers zich ophouden Ook in gevangenissen

30

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

3.5 Rentegratie en nazorgDoel: ervoor zorgen dat de gebruiker niet hervalt door in te werken op meer omvattende factoren (huisvesting ,tewerkstelling en beroepsopleiding (onderwijs), sociaal netwerk, vrijetijdsbesteding). Belangrijkste moment van het behandelingsproces (!). Succes afhankelijk van mate van ondersteuning + zingeving.

3.6 Gentegreerde behandelingDoel: vanuit de vaststellen van dat drugsproblematiek een meervoudige en complexe problematiek is, ontwikkelt men een omvattende en gentegreerde aanpak op individueel niveau. Behandeling meer succes, indien ook oog voor problemen op andere leefgebieden (cf. rentegratie en nazorg).

4 Bevindingen Niet veranderen is gemakkelijker dan wel veranderen, bovendien blijkt de motivatie bij de gebruiker vaak afwezig (of extern). Zorggebruik: o Slechts beperkt aantal personen in behandeling; o Drop-out; o Herval; o Lange behandelingsgeschiedenis; o Draaideurclinten. En behandeling is onvoldoende. Er is een nood aan een aaneenschakeling van verschillende behandelvormen en continuteit. Ontwikkelen van zorgcircuits en case management. Capaciteitsproblemen: mee verergerd door DBK.

5 Naar meer kwaliteitszorg5.1 Case management bij drugsverslaafden5.1.1 DoelstellingenCase management biedt een aantal belangrijke voordelen: (1) Het garandeert meer gendividualiseerde hulp; (2) Het garandeert een betere opvolging; (3) Het garandeert een betere afstemming tussen de verschillende diensten; (4) Het garandeert een continuteit van de aangeboden hulpverlening. Daarenboven stelt het case management zich een aantal doelstellingen: (1) De toegang tot de voorzieningen vergemakkelijken; 31

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

(2) Clinten langer in contact houden met de zorg.

5.1.2 Basisfuncties en taken Assessment: beoordeling van problemen, behoeften en mogelijkheden van clinten; Planning; Linking: in contact brengen met diensten; Cordinatie: afstemming van de hulpverlening; Advocacy: opkomen voor de belangen van de clint; Outreaching: clint opzoeken in diens omgeving; Monitoring: opvolging en bijsturing van de doelstellingen en het hulpverleningsproces; Evaluatie: evaluatie van doelen en tevredenheid van de clint.

5.1.3 PrincipesClintgerichtheid: client en hulpvraag staan centraal; Maatschappijgerichtheid: ondersteuning in directe leefomgeving; Assertiviteit: niet louter wachten op initiatief clint, maar actieve contactname; Integrale en omvattende aanpak: niet louter het hoofdprobleem, maar ook gerelateerde problemen aanpakken zoals tewerkstelling, huisvesting, En aanspreekpunt: verantwoordelijkheid bij 1 contactpersoon, die fungeert als boundary spanner; Flexibiliteit: soepel en pragmatisch inspelen op noden en hulpvraag clint.

5.1.4 Afstemming met het omringende netwerkCase management is maar succesvol indien het is ingebed in een bestaand netwerk van diensten. Men spreekt van een community systems approach of ook wel community advocacy. Case managers moeten dus niet alleen taken opnemen op het individuele niveau, maar moeten ook op buurt- en wijkniveau werken: men moet gemeenschapsgericht gaan werken!

5.2 Uitbouw van zorgcircuits middelenmisbruik5.2.1 OpzetDoor de uitbouw van zorgcircuits wil men tot een betere afstemming en samenwerking, zorg op maat en een waarborg voor de continuteit van de zorg komen. Daarenboven wil men een antwoord bieden op de groeiende verscheidenheid aan zorgvragers. In essentie wil men de bestaande zorg maximaal omvormen tot een vraaggerichte zorg.

5.2.2 BasisbegrippenEen zorgcircuit omvat de zorginhoud en de zorgorganisatie, waarbij er sprake is van zorgeenheden, modules en een zorgtraject. Zorginhoud = het management van de verschillende modules binnen het zorgaanbod; Zorgorganisatie = het beheer van mensen en middelen voor de uitvoering van het zorgprogramma; 32

HST 5: DE DRUGHULPVERLENING IN VLAANDEREN

Zorgeenheden = de kleinste organisatorische eenheden binnen een zorgcircuit; Modules = de voornaamste bouwstenen van een zorgcircuit. Kan omschreven worden als een geglobaliseerd aanbod van zorg, bestaande uit de combinatie van n of meer zorgfuncties die op een bepaalde manier worden aangeboden en gericht zijn op een welbepaald doel. Zorgtraject = de aaneenschakeling van modules.

5.2.3 Bedenkingen en besluit(1) Het denken over zorgcircuits botst met de vaststelling dat de huidige organisatie vnl. aanbodgericht is georganiseerd; (2) Wil men tot een effectief zorgcircuit komen, dan moet men de noden en behoeften van de doelgroep kennen; (3) Circuitvorming mag geen stigmatisering in de hand werken: men moet tot een ingebedde hulp- en zorgverlening komen. (4) Een zorgcircuit impliceert een zekere geslotenheid, toch mag een zorgcircuit nooit als af beschouwd worden!

33

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

Hoofdstuk 6: Druggebruik, criminaliteit, overlast, kansarmoede 1 Druggerelateerde criminaliteit1.1 Definitie van druggerelateerde criminaliteitEr bestaan 4 vormen van druggerelateerde criminaliteit: (1) Psychofarmacologische delicten Het betreft hier plegen van delinquentie onder invloed van drugs. Vb. geweld, middelengebruik in verkeer (2) Verwervingsdelicten Het betreft hier delicten die gepleegd worden met het oog op het financieren van het gebruik. Vb. vermogensdelinquentie (3) Systemische delicten Het betreft hier delicten die eigen zijn aan het functioneren van de drugsmarkt zelf. Vb. ripdeals, afrekeningen (4) Consensuele delicten Het betreft hier delicten die in het verlengde liggen van de incriminatie van druggebruik. Vb. dealen, koerieren

1.2 Meten van druggerelateerde criminaliteitEigen aan criminaliteit is dat het een verborgen fenomeen is. Het is dus moeilijk om criminaliteit te meten. Dat impliceert dat het meten van een subgroep van criminaliteit nog moeilijker is.

1.2.1 BenaderingenMen heeft toch een aantal benaderingen om druggerelateerde criminaliteit te meten: (a) Druggerelateerde criminaliteit meten a.d.h.v. informatie in het strafrechtelijk systeem In deze benadering zal men zich baseren op de geregistreerde criminaliteit. Groot nadeel is dat niet alle feiten geweten zijn.

(b) Druggerelateerde criminaliteit meten a.d.h.v. het aantal misdrijven gepleegd door een populatie van druggebruikers, al dan niet binnen de drughulpverlening Ook hier zit men met het nadeel dat niet alle druggebruikers bekend zijn.

34

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

(c) Algemene bevolkingsbevragingen Dit soort van benadering blijkt eerder zeldzaam. Bovendien zijn hier tal van nadelen aan verbonden (thuislozen, personen die in een instelling verblijven worden niet meegenomen).

1.2.2 CausaliteitMen moet zich steeds geweldig behoeden om uitspraken te doen over druggerelateerde criminaliteit en hoe het zit met causaliteit. De relatie is immers zeer complex en allesbehalve eenduidig, bovendien blijkt er een wederzijdse benvloeding te zijn (criminaliteit druggebruik). Enerzijds blijkt er een hoog percentage delinquenten met gebruikservaring te zijn, anderzijds blijkt er ook een hoog percentage problematische druggebruikers ervaring te hebben met het plegen van delicten. MAAR, de relatie is complex en allerminst eenduidig! Er blijkt geen absolute, causale noch universele relatie. Bovendien zijn niet alle delinquenten druggebruikers en een groot aantal druggebruikers pleegt geen delicten (bezit van drugs niet meegeteld). Besluitend: de link tussen deze twee fenomenen is complex, moeilijk te meten en mag dus niet overschat worden!

1.2.3 ConclusieEr is een verband tussen druggebruik en criminaliteit, maar: (1) Dit verband is complex en niet eenduidig: 1 model is niet in staat om het complex verband tussen druggebruik en criminaliteit te verklaren, het gaat vaak om een combinatie van modellen. (2) Er is geen universele relatie: de populatie die drugs gebruikt is zeer heterogeen en meervoudige wegen kunnen leiden tot druggebruik en criminaliteit.

1.3 Verklaren van druggerelateerde criminaliteitMen kan druggebruik op een drietal manieren verklaren: (1) Druggebruik leidt tot criminaliteit; (2) Criminaliteit veroorzaakt of leidt tot criminaliteit; (3) Criminaliteit en druggebruik hebben gemeenschappelijke oorzaken.

1.3.1 Druggebruik leidt tot criminaliteitBinnen dit verklaringsmodel kan men nog 3 modellen onderscheiden: (1) Het psychofarmacologische model Sommige effecten die psychoactieve stoffen kunnen oproepen, zoals irritatie en paranoia, kunnen leiden tot crimineel gedrag. Men kan zich hier afvragen of het wel om causaliteit gaat en niet om een correlatie? (2) Het economisch-compulsief model Criminaliteit wordt gepleegd om het druggebruik te financieren. (3) Het systemische model 35

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

Criminaliteit is het resultaat van de negatieve interacties binnen de illegale drugsmarkt.

1.3.2 Criminaliteit veroorzaakt of leidt tot druggebruikCriminaliteit leidt enerzijds tot een subcultuur, waarin druggebruik wordt getolereerd en aangemoedigd en anderzijds genereert criminaliteit een bron van inkomsten waarmee drugs kunnen worden aangekocht.

1.3.3 Criminaliteit of druggebruik hebben gemeenschappelijke oorzakenDruggebruik en criminaliteit delen dezelfde risicofactoren en dezelfde protectieve factoren. - Risicofactoren: laag zelfvertrouwen, deviante peers, fragiele socio-economische situatie, - Protectieve factoren: sterke familienormen, prosociale peers, Wanneer risicofactoren doorwegen op protectieve factoren, stijgen de kansen op druggebruik en/of crimineel gedrag.

2 Druggebruik en kansarmoedeEr blijkt een duidelijke correlatie tussen druggebruik en kansarmoede en te zijn. Enerzijds werkt kansarmoede druggebruik in de hand. Men wil zich onttrekken aan de situatie van kansarmoede. Aangezien dat niet materieel lukt, vlucht men in roesmiddelengebruik. Dit geldt zowel voor sociaal-economische kansarmoede als voor emotionele psychopedagogische kansarmoede. Anderzijds genereert druggebruik kansarmoede. Door het gebruik van middelen komt in een precaire financile situatie terecht, maar men verliest ook bindingen met familie en vrienden, wat na verloop van tijd voor verdere problemen zorgt. In vele gevallen leidt, na verloop van tijd, problematisch druggebruik tot een verzanding in een levenssituatie die gekenmerkt wordt door kansarmoede.

2.1 Kansarmoede: whats in a name?Kansarmoede is een vlag dat vele ladingen dekt. Het is daarom goed om even stil te staan bij de inhoud van deze term. Sociaal-economische kansarmoede Kansarme buurten: grotere beschikbaarheid drugs, meer druggebruikers aanwezig. Men leeft in een situatie van relatieve perspectiefloosheid. Emotionele psycho-pedagogische kansarmoede Problematische gezinssituaties Beleving: eenzaamheid, (emotionele) verwaarlozing Men kan vooral vaststellen dat hoewel de welvaart in onze samenleving toeneemt, de welzijn van de burgers niet altijd blijkt toe te nemen. Men wordt geconfronteerd met een steeds groter wordende groep van burgers die niet langer kunnen/willen functioneren in 36

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

onze consumptiemaatschappij. De maatschappij lost dit echter op door prozac voor te schrijven: Enter: drug taking society De essentie van het verhaal bestaat erin dat men door middelengebruik (legaal & illegaal) in een spiraal van maatschappelijke kwetsbaarheid terecht komt.

3 Drugs en overlast3.1 Definitie van drugoverlast3.1.1 Het concept overlastOok overlast is een vlag die vele ladingen dekt. Bovendien is overlast steeds een subjectief ingevuld begrip. Als men overlast dan toch moet definiren dan kan men dat als volgt doen: overlast begint daar waar de tolerantie van de burger ophoudt en/of daar waar de grenzen van de rechtstaat worden overschreden. Het objectieve aan overlast is dat het daadwerkelijk om een subjectieve invulling gaat.

3.1.2 Overlast drugoverlastDrugoverlast is niet als zodanig te onderscheiden van de bredere term overlast. Het is er een onderdeeltje van. Bovendien blijkt dat de burger zelf niet altijd het onderscheid gaat maken.

3.2 Gevolgen drugoverlastDe gevolgen van drugoverlast benadert men best vanuit 3 onderscheiden geledingen binnen de discussie: (1) Sleutelfiguren; (2) Druggebruikers; (3) Bevolking.

3.2.1 SleutelfigurenSleutelfiguren (hulpverlening, politie & justitie ) staan zeer weigerachtig t.o.v. het gebruik van de term overlast. Hulpverlening De hulpverlening beschouwt het gebruik van de term als een stigma, dat daadwerkelijke discussies in de weg staat. Politie & justitie Zij blijken zeer weigerachtig en terughoudend te staan tegenover het aanpakken van overlast middels de strafrechtsbedeling. Indien men zich hiermee gaat inlaten, slibt het systeem finaal dicht. Het COP-model houdt echter dit gevaar in: indien men zich gaat richten tot de burger, bestaat het risico dat men perspectief verliest en zich met overlast gaat inlaten. 37

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

3.2.2 DruggebruikersDruggebruikers blijken een institutioneel wantrouwen te hebben (en misschien wel terecht). Toch moeten men trachten een evenwicht te zoeken tussen overlast en hulpverlening. Ter zake kan de inplanting van de MSOCs worden aangestipt. Indien men effectief aan hulpverlening wil doen, dan verdient het aanbeveling in concentraties te werken, maar dit genereert overlast Daarenboven wordt het debat bemoeilijkt door het NIMBY-argument.

3.2.3 BevolkingWanneer overlast toeneemt, neemt het institutioneel wantrouwen toe, wat leidt tot een toename van de onveiligheidsgevoelens.Overlast Onveiligheidsgevoelens Institutioneel wantrouwen

3.3 Aard en omvang overlastDe stedelijke context blijkt een belangrijke katalysator te zijn voor het overlastfenomeen. Men kan dus stellen dat daar waar men met concentraties wordt geconfronteerd, het weerstandsvermogen van de burger om met kleine dagdagelijkse problemen om te gaan, afneemt. Bovendien blijkt overlast niet exclusief met illegale middelen verbonden. Het zijn vnl. legale middelen die voor overlast zorgen (alcohol). Tot slot blijkt overlast niet gelinkt aan bepaalde sociaal-demografische factoren. Het is iets dat elke burger, wars van enige sociaal-demografische factor, blijkt te ervaren. Daarentegen andere individuele kenmerken (onveiligheidsgevoelens, stemgedrag, institutioneel wantrouwen) blijken wel een invloed te hebben op de ervaring en beleving van overlast.

3.4 Attitudes en houdingen t.a.v. fenomeen overlast3.4.1 Overlast door concentratieToe-eigening van openbare ruimte en concentratie van restgroepen, m.a.w. zichtbaarheid, blijkt voor overlast te zorgen. Wil men het probleem oplossen, dan moet men gettovorming tegengaan. Zichtbaarheid en concentratie brengt ons bij de discussie over de inplanting van drughulpverleningsinitiatieven: opteert men voor een concentratie, en de daarbij horende overlast, of voor een spreiding, en de daarbij horende gebrekkige hulpverlening.

3.4.2 Drugoverlastfenomeen als vertrekpunt voor dialoog en overlegWil men het fenomeen effectief en succesvol aanpakken, dan is het essentieel dat men in overleg treedt met alle geledingen die geconfronteerd worden met het fenomeen (beleid, politie & justitie, burger, maar ook de gebruiker zelf!).

38

HST 6: DRUGGEBRUIK, CRIMINALITEIT, OVERLAST, KANSARMOEDE

3.4.3 Gentegreerd beleid met alle actoren: een taak voor iedereenEen exclusief politionele en justitile aanpak werpt geen vruchten af. Men moet aan een mentaliteitswijziging binnen alle geledingen werken, incl. de veroorzakers. Daarom is het van belang dat alle actoren inspraak hebben en actief kunnen participeren aan de dialoog.

3.5 BeleidsaanbevelingenWil men drugoverlast aanpakken, dan is het van belang dat men een volwaardig overlastbeleid voert en dus niet een drugoverlastbeleid. Een dergelijk beleid bestaat uit 2 luiken: (1) Gentegreerd en gedifferentieerd beleid a. Gentegreerd Men moet de kwaliteit van het leven op buurtniveau opkrikken door alle geledingen hierbij te betrekken (huisvesting, milieu, politie, justitie, beleid, ). Essentieel hierbij is dat men dialoog en overleg pleegt. b. Gedifferentieerd D overlast bestaat niet. Men moet zich hiervan bewust zijn en steeds een beleid op maat van het lokale probleem opstellen. (2) Gebruik van openbare ruimte Men moet als doel hebben dat de openbare ruimte weer door iedereen kan gebruikt worden. Dit kan men door concentratie te gaan vermijden (tegengaan van gettovorming, tegengaan van concentratie van hulpverleningsinitiatieven ). Maar men moet ook werken aan een maatschappelijk draagvlak over het gebruik van de openbare ruimte. Dit kan enkel middels dialoog en overleg. Dialoog en overleg zijn de eerste stappen op weg naar een succesvol overlastbeleid.

39

HST 7A: DE GEDIFFERENTIEERDE STRAFRECHTELIJKE AANPAK VAN HET DRUGPROBLEEM

Hoofdstuk 7: De gedifferentieerde strafrechtelijke aanpak van het drugprobleem & hulpverlening en justitie: nood aan afsprakenDe gedifferentieerde strafrechtelijke aanpak van het drugprobleem

1 KaderHet uitgangspunt blijft de strafrechtelijke aanpak als ultimum remedium opvatten. Dit impliceert dat men op alle niveaus maximaal moet doorverwijzen naar de hulpverlening en alternatieven.

2 Opsporing politie(1) Cannabis a. Bezit voor persoonlijk gebruik (max. 3 gram of n cannabisplant); b. Door een meerderjarige; c. Zonder verzwarende omstandigheden of verstoring van de openbare orde. VPV en geen inbeslagname. (2) Andere hoeveelheden cannabis en illegale drugs Steeds PV.

3 Vervolging parketDe parketmagistraat heeft steeds een opportuniteitsruimte. Hij kan een aantal beslissingen nemen: (1) Sepot; a. Klassiek sepot; b. Sepot met politievermaning; c. Sepot na verwijzing naar drughulpverlening; (2) Nieuw therapeutisch advies; (3) Praetoriaanse probatie; a. O.a. proefzorg; (4) Minnelijke schikking; (5) Bemiddeling in strafzaken; (6) Vervolging; a. Vrijlating onder voorwaarden;

3.1 Sepot3.1.1 Klassiek sepotDoordat het dossier steeds kan heropend worden, zou men kunnen stellen dat er een of ander vorm van preventief ontradend effect van uitgaat

40

HST 7A: DE GEDIFFERENTIEERDE STRAFRECHTELIJKE AANPAK VAN HET DRUGPROBLEEM

3.1.2 Sepot met politievermaningDe betrokkene wordt gewaarschuwd dat deze keer het de laatste keer is

3.1.3 Sepot na verwijzing naar drughulpverleningDe betrokkene blijft vrij om al dan niet in te gaan op het voorstel, bovendien is er gn sanctie voorzien indien de betrokkene besluit niet op het voorstel in te gaan.

3.2 Nieuw therapeutisch adviesBij problematisch gebruik zal er advies gevraagd worden via de case manager justitie over de noodzaak en aard van een behandeling. Het doel is de gearresteerde gebruiker in contact te brengen met hulpverlening. Bovendien is het mogelijk in elke fase van de strafprocedure: zowel Procureur als onderzoeksrechter als de Rechter ten Gronde, hebben de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de case manager Justitie die doorverwijst naar een therapeutisch adviseur.

3.3 Praetoriaanse probatieHet parket zal een vrijblijvend aanbod doen: men seponeert op voorwaarde dat een middelengebruiker zich laat behandelen in een door het parket aangeduide instelling. De gebruiker tekent een contract. Na 6 maanden gaat de hulpverlening het parket inlichten. Als men het contract niet naleeft, dan vervolgt het parket. Als men het contract wel naleeft, dan volgt er een sepot. Grote nadeel is dat er (1) geen wettelijke basis voor is en dat (2) veel afhangt van de persoonlijke interesse van de parketmagistraat.

3.3.1 Pilootproject proefzorg GentZie hoofdstuk 8.

3.4 Minnelijke schikking 3.5 Bemiddeling in strafzakenKan enkel nog voor delicten met een slachtoffer.

3.6 VervolgingOok hier bestaan er nog mogelijkheden tot differentiatie!

3.6.1 Vrijlating onder voorwaardenIn geval van gerechtelijk onderzoek kunnen de onderzoeksgerechten besluiten tot een vrijlating onder voorwaarden. Indien men de voorwaarden niet naleeft, zal men opnieuw worden aangehouden. Ook hier zijn er een aantal nadelen te signaleren: 41

HST 7A: DE GEDIFFERENTIEERDE STRAFRECHTELIJKE AANPAK VAN HET DRUGPROBLEEM

(1) De opvolging is problematisch door de overbelasting van de justitieassistenten; (2) Bovendien weet men niet zeker dat men na een gunstige VOV niet alsnog naar de gevangenis zal moeten gaan.

4 StraftoemetingDe rechtbank heeft ook de mogelijkheid tot differentiatie in zijn reactie op de feiten: (1) Vrijspraak; (2) (probatie)opschorting; (3) (probatie)uitstel; (4) Drugbehandelingskamer; (5) Veroordeling; (6) Internering.

4.1 Probatieopschorting en uitstel4.1.1 ProbatieopschortingMen schort de uitspraak op. Afhankelijk van de naleving van de voorwaarden kan er later al dan niet nog een uitspraak worden geveld.

4.1.2 ProbatieuitstelEr komt een uitspraak, maar de tenuitvoerlegging van de straf wordt afhankelijk gesteld van het al dan niet naleven van bepaalde opgelegde voorwaarden.

4.2 InterneringGrote probleem hier is dat er nauwelijks aangepaste hulpverlening is.

4.3 DrugbehandelingskamerZie hoofdstuk 8.

5 StrafuitvoeringOok op dit niveau heeft men de mogelijkheden tot differentiatie voor handen: (1) Voorwaardelijke invrijheidsstelling; (2) Voorlopige invrijheidsstelling.

5.1 Voorwaardelijke invrijheidsstellingMen komt vervroegd vrij, op voorwaarde dat men bepaalde voorwaarden naleeft. Indien men de voorwaarden niet naleeft, komt men terug vast te zitten. Grote probleem hier is dat de verwijzing naar de hulpverlening pas zeer laat na de feiten volgt.

5.2 Voorlopige invrijheidsstellingIn dit geval zal men op basis van medische gronden voorlopig in vrijheid worden gesteld, op voorwaarde dat men zich laat behandelen.

42

HST 7A: DE GEDIFFERENTIEERDE STRAFRECHTELIJKE AANPAK VAN HET DRUGPROBLEEM

6 Besluit(1) Men gebruikt verschillende criteria bij de beoordeling van een dossier: a. aard van de feiten: voor eigen gebruik of dealen; b. aard van het product: cannabis of andere drugs: c. fase van het gebruik: is het gebruik problematisch of niet. (2) Feiten in functie van winstbejag: dit ziet men als georganiseerde criminaliteit. Toch wordt er een onderscheid gemaakt tussen: a. om het persoonlijk gebruik te financieren; b. met het oog op winstbejag. (3) De klassieke strafrechtelijke afhandeling is nog steeds dominant: a. men gebruikt de alternatieve afhandelingen slechts in beperkte mate. De meeste dossiers worden ofwel geseponeerd ofwel vervolgd; b. de overtuiging is er, maar er is een gebrek aan mensen en middelen. Ze pleiten voor een uitbreiding van alternatieve mogelijkheden in plaats van een vernieuwing. (4) Een sterk geloof in het ter zitting brengen van drugdossiers: men ervaart dit als een rele stok achter de deur.

43

HST 7B: HULPVERLENING EN JUSTITIE: NOOD AAN AFSPRAKEN

Hulpverlening en justitie: nood aan afspraken

1 Fundamentele verschillen in de werking

Er is een nood aan samenwerking tussen beide diensten; Er is een nood aan vlotte doorverwijzing naar de hulpverlening hulpverlening.

Opdat dit mogelijk is, moeten er echter een aantal afspraken gemaakt worden: Justitie heeft feedback nodig: quid beroepsgeheim? Hulpverlening heeft autonomie nodig: quid ruimte voor autonome keuzes?

2 Het beroepsgeheim2.1 Wie?Hulpverleners zijn gebonden door het beroepsgeheim (art. 458 Sw.)

2.2 Wat?Het beroepsgeheim impliceert een geheimhoudingsplicht m.b.t. de relatie hulpverlener clint. Toch is het beroepsgeheim niet absoluut absoluut! Wettelijk voorschrift (rechtvaardigingsgrond (rechtvaardigingsgrond); Noodtoestand; Genformeerde toestemming van de clint clint.

2.3 Rapportage?Bovendien is het beroepsgeheim geen vrijgeleide om geen feedback te geven! Het beroepsgeheim staat immers niet in de weg om aan justitie te laten weten of de clint al dan niet komt opdagen. Justitie is niet genteresseerd in het verloop van de hulpverlening, maar wel in de het daadwerkelijke aanwezigheid van de betrokkene. anwezigheid

3 Ruimte voor autonome keuzesUiteindelijk moet de hulpverlening zelf nog het recht behouden om een clint al dan niet te aanvaarden. 44

HST 7B: HULPVERLENING EN JUSTITIE: NOOD AAN AFSPRAKEN

Daarnaast moet justitie beseffen dat de hulpverlening een prestatieverbintenis aangaat en gn resultaatsverbintenis. Tot slot is het de hulpverlening zelf die de concrete invulling van de hulpverlening aan de clint zal bepalen en niet justitie!

45

HST 8: PROEFZORG EN DRUGBEHANDELINGSKAMERS

Hoofdstuk 8: Proefzorg en de drugbehandelingskamers 1 Uitgangspunt van de benadering(1) Druggerelateerde criminaliteit kan worden verminderd door het onderliggende drugprobleem aan te pakken; (2) De aanpak van de onderliggende problematiek heeft een effect op de vraagzijde hetgeen op zijn beurt een impact heeft op de aanbodzijde; (3) de noodzakelijke investering in probleemoplossende maatregelen leidt tot een netto winst voor de maatschappij.

2 ProefzorgDoelstelling: delinquenten, die bekennen feiten te hebben gepleegd en bij wie een verslavingsverschijnsel of ziekte aan de grondslag van de feiten ligt, vlot, adequaat, efficint en individueel reeds op het echelon van de opsporing en vervolging door te kunnen verwijzen naar de hulpverlening. Proefzorg situeert zich op niveau van het parket. De orintatie naar de hulpverlening zal dus vrij snel na de gepleegde feiten plaats vinden.

2.1 Het klassieke parcoursEr zijn tal van nadelen verbonden aan het klassieke parcours: Voorwaarden worden (vaak lichtzinnig) voorgedragen met oog op vermijden gevangenisstraf; Rol advocaat is uitgespeeld op ogenblik van vonnis; De doorwinterde of onwillige beklaagde kan logheid misbruiken; Het blijkt voor sommige beklaagden een grote investering te zijn zonder daadwerkelijk resultaat; De logheid van de procedures maakt adequaat reageren onmogelijk. Samenvattend: het klassieke parcours is te log en te traag om adequaat te kunnen reageren op druggerelateerde delicten.

2.2 Proefzorg2.2.1 KaderMen wil reeds vroeg een doorverwijzing naar de hulpverlening mogelijk maken. Vanuit de wetenschap dat een adequate hulpverlening de kans op recidive verkleint en de rentegratie bevordert. Bovendien zal in dit geval de hulpverlening vrij snel na de feiten volgen.

2.2.2 Twee trajectenBinnen Proefzorg bestaan er 2 trajecten (1) Korte proefzorg: in dit geval zal het parket, samen met de proefzorgmanager, enkel doorverwijzen naar de hulpverlening. De betrokkene meldt zich aan en levert hiervan een bewijs aan. Vervolgens zal er geseponeerd worden. Doelstelling: de betrokkene de richting wijzen naar de hulpverlening. 46

HST 8: PROEFZORG EN DRUGBEHANDELINGSKAMERS

(2) Lange proefzorg: in dit geval acht het parket een behandeling n opvolging noodzakelijk. Doelstelling: de betrokkene naar de hulpverlening verwijzen en daadwerkelijk laten behandelen.

2.2.3 Drang >< Dwang?Proefzorg werkt volgens het drangprincipe: de betrokkene heeft nog steeds de keuze om de proefzorg te weigeren, maar in dat geval zal hij het strafrechtelijk parcours moeten volgen. Bij dwang heeft men geen keuzevrijheid.

3 DrugbehandelingskamerDoelstelling: middelengebruikende delinquenten op het niveau van de straftoemeting toch nog doorverwijzen naar de hulpverlening.

3.1 Principe Beklaagde mag de feiten niet betwisten, indien dit wel het geval is, maakt hij immers kans op een vrijspraak en hoort hij niet in de DBK thuis; Het O.M. zal nog geen vordering nemen, maar wel de mogelijke strafmaat toelichten; De liaison tussen justitie hulpverlening is aanwezig ter zitting, zodat de beklaagde onmiddellijk kan kennis maken (zo voorkomt men de logheid van de probatieprocedure). De liaison en de beklaagde zullen samen een traject uitwerken; De rechtbank zal op regelmatige basis de vorderingen opvolgen. Indien het traject stokt, kan men alsnog ingrijpen; Het slachtoffer kan zich nog steeds burgerlijke partij stellen.

3.2 EvaluatieHet project heeft 2 grote voordelen: (1) Men kan kort op de bal spelen; (2) Men volgt de evolutie van dichtbij op.

47

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

Hoofdstuk 9: Drugs en detentie 1 Druggebruik in gevangenissen1.1 Oorzaken drugproblemen in gevangenissen Import-theorie: gevangenis concentreert drugproblemen die in buitenwereld ontstaan zijn Deprivatie-theorie: leefomstandigheden in gevangenissen leiden tot toename gebruik, herval of zelfs tot initiatie in druggebruik Redenen gebruik ( redenen gebruik in de buitenwereld): o Kunnen ontspannen 75 % o Problemen vergeten 51 %

1.2 Gevolgen van druggebruik in gevangenissen(1) (2) (3) (4) Initiatie van gedetineerden in nieuwe vormen van druggebruik; Sfeer in de gevangenis; Invloed op psyche van gedetineerden; Volksgezondheid.

1.2.1 InitiatieDe gevangenis creert eigenlijk meer drugproblemen (en dan vnl. heroneproblemen) dan ze oplost.

1.2.2 Kwaliteit van samenleven Toename van (verbaal, mentaal, fysiek) geweld; Toename van racketeering (focus op, maar niet uitsluitend drugs): doordat drugs in de gevangenis meer kost dan buiten en doordat men geen inkomsten heeft, bouwt men schulden op; Ook niet-gebruikers hebben last van drugmilieu (diefstal, intimidatie, pushen,..).

1.2.3 Invloed op de geestelijke gezondheid van gedetineerdenDe psychiatrische problematiek is opmerkelijk hoger dan in de vrije samenleving. Men heeft er nood aan een gespecialiseerde hulpverlening! Bovendien moet men hard optreden tegen drugs in de gevangenis, want zelfs cannabis versterkt psychische problemen.

1.2.4 Gevolgen voor volksgezondheidDe gevangenis is een broeihaard van epidemien: Hepatitis C; Tuberculose: alle factoren om TBC te verspreiden zijn in de gevangenis aanwezig ; HIV. Ze haken in elkaar in!

48

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

1.3 Respons op drugproblemen1.3.1 Beperking aanbodszijde: problematisch! Penitentiair personeel heeft geen politionele bevoegdheid: geen controle mogelijk van bezoekers, personeel; Geen wettelijke basis voor gebruik van drugtesten buiten medische context; Quasi geen inzet van technopreventie (ionscans, GSM-stoorders, beveiliging wandelplaatsen door netten,drughonden, ); Geen drugvrije afdelingen (behalve Ruiselede).

1.3.2 SchadebeperkingActief opsporingsbeleid virale aandoeningen; Vaccinatiebeleid hepatitis A/B; Substitutiemedicatie: uitbreiding programmas (maar geen personeel): 1/10 gedetineerden arriveert met methadonprogramma; Actief preventiebeleid: samenwerking met Vlaamse Gemeenschap.

1.3.3 Therapeutische interventies?1.3.3.1 Cognitief-gedragsmatige behandeling Focus op denkprocessen en gedragsaspecten; Verhoogt motivatie voor andere interventies.

Voorbeelden: (1) Motivational interviewing: penitentiaire dagcursussen. Hiermee bereikt men zowel informatieoverdracht als een invraagstelling van het eigen gedrag. (2) Minnesota-model: professionele zelfhulp. Een interessant parcours voor hulpvragers die slechts korte tijd vastzitten. Men kan hiermee dus meer gebruikers bereiken. 1.3.3.2 Therapeutische gemeenschappen Dit kan binnen een gevangenissetting enkel kosteneffectief zijn indien men: (a) Op voorhand gaat selecteren welke gedetineerden men in aanmerking laat komen; (b) Men voorziet in een postrelease aftercare treatment. Voorbeeld: (1) B-Leave in Ruislede. 1.3.3.3 Methadon-onderhoud Recidive blijkt af te nemen; Zelfmoordneigingen blijken ook af te nemen: naast het gegeven dat men met justitie in contact komt, moet men anders ook nog eens omgaan met het afkicken.

1.3.3.4 Andere interventies Druggebruikers samenzetten en ze over hun problemen laten praten in groep werkt niet. Men brengt gewoon vraag en aanbod samen 49

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

Hoofdstuk 10: Drugproductie en drughandel 1 De centrale dienst Drugs binnen de politie1.1 Schematische situering

1.2 OpdrachtenDe CD Drugs voert zelf gn onderzoeken uit, het is een cordinerend orgaan. Cordinatie van onderzoeken Leiding van niet-gelokaliseerde operaties gelokaliseerde o Vb. grensoverschrijdende observaties van drugstransporten rensoverschrijdende Expertise en ondersteuning o Vb. Kan men a.d.h.v. een chemische analyse van de samenstelling van een XTC-tablet links leggen tussen verschillende labos ? tablet Programmawerking

2 Aanbodzijde stand van zaken2.1 Gebruik & verkoop2.1.1 AlgemeenAantal PVs voor drugs is toegemonen: Merendeel wegens bezit bezit; Vnl. cannabis (de epidemiologische gegevens worden bevestigd); Vnl. mannen, m.u.v. amfetaminen; , Dealers blijken minder mobiel dan gebruikers (a.d.h.v. vergelijking woonplaats arrestatieplaats).

2.1.2 Drugstoerisme?Vroeger werd Belgi vnl. met de doortocht geconfronteerd, vandaag zien we dat hier verandering is in gekomen: Naast cannabis, ziet men dat het vnl. om cocane en herone gaat ; Drugstoerisme kan men beschouwen als georganiseerde misdaad : o De organisaties die er zich mee bezig houden zijn al geruime tijd actief ; o Het gaat om uitgebreide organisaties (runners, verkopers, leveranciers ); o Men maakt gebruik van spookfirmas; 50

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

Is het gevoerde politiebeleid efficint? Afgaande op wat men vaststelt bij de consumenten wel Verandering in de reiswegen en vervoersmiddelen : men wordt op bepaalde plaatsen te vaak gecontroleerd Aanpassing van de verbergingsmethoden : men slikt bolletjes. Bovendien besteed men meer aandacht aan drugstoerisme op beleidsniveau. Hazeldonk-overleg (Fr Nl Be Lux). o Men ontwikkelt een gemeenschappelijke visie; o Men bouwt joint hit teams uit. MAAR: vraag naar meer structurele oplossingen: men moet de organisatie pakken! Met een hit & run tactiek (cf. joint hit team) kan men dat niet

2.2 Import & export smokkel2.2.1 Cocane2.2.1.1 Inbeslagneming De meeste inbeslagnemingen situeren zich op de Zaventem. De grootste in Antwerpen. De eindbestemming blijkt vaak Nederland te zijn. 2.2.1.2 Tendensen Voornamelijk transit naar Nederland; West-Afrika wordt meer en meer vermeld als doorvoerland; Misbruik van regionale luchthavens; Een paar cocane wasserijen: recuperatie van cocane uit katoen, papier

2.2.1.3 Interessante ontwikkelingen Mogelijkheden tot cordinatie? A.d.h.v. cocanelogos kan men internationale links leggen tussen inbeslagnemingen; Samenwerking met luchtvaartmaatschappijen a.d.h.v. Passenger Name Records; Maritime Analysis Operational Centre: de strijd tegen trafiek via zee opvoeren.

2.2.2 Herone2.2.2.1 Inbeslagneming De hoeveelheden die in beslag worden genomen zijn kleiner i.v.m. cocane. 2.2.2.2 Tendensen Belgi blijkt een doorvoerland te zijn: vnl. springplank naar de UK; Er bestaat een ruil heroine tegen ATS.

2.2.2.3 Interessante ontwikkelingen Een Europese cordinatie is mogelijk; Versterking van de controles in Centrale Asi (de stan landen ).

51

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

2.2.3 Cannabis2.2.3.1 Inbeslagneming Cijfers zijn hier niets zeggend! 2 inbeslagnemingen waren al goed voor meer dan van het totaal 2.2.3.2 Tendensen Transport: in mindere mate autobussen en vaker vrachtwagens en ETEs (smokkel via personenwagens); Tweerichtingssmokkel? ATS Cannabis; Het risico bestaat dat de huidige smokkelnetwerken zich gaan toeleggen op cocane i.p.v. cannabis; ETEs? o Belang is gering! o MAAR: blijkt vaak om goed georganiseerde organisaties te gaan (autocarrousels ).

2.2.4 Synthetische drugs2.2.4.1 Tendensen Smokkel blijkt, volgens de PVs, toe te nemen; Het gaat vaak om grote partijen.

2.3 Productie2.3.1 Synthetische drugs2.3.1.1 Tendensen Belgi kent niet veel labos, maar professionalisering! Strijd tegen precursoren? Verschuiving van land van herkomst van China naar Rusland en GOS; De productie is meer gesplitst : de politie vindt maar een deeltje van de ketting meer ; Afval wordt zr problematisch. Bovendien is slechts 1/3 gekend bij de politie.

2.3.2 Cannabis2.3.2.1 Tendensen Het aantal plantages neemt toe en bovendien blijkt ook de omvang toe te nemen; Plantages situeren zich vooral bij de Nederlandse grens, bovendien blijken het vaak Nederlanders te zijn die de leiders zijn; Professionalisering; Kan zeer winstgevend zijn.

52

HST 9: DRUGS EN DETENTIE

3 Uitdagingen3.1 CoherentieAanpak van: Productie synthetische drugs; Cannabisteelt; Import; Drugstoerisme.

53