357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het...

228
G E B R U I K E N O N D E R H O U D F I A T 1 2 4 S P I D E R

Transcript of 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het...

Page 1: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. FCA Italy S.p.A. behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische

of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier. G E B R U I K E N O N D E R H O U D

F I A T 1 2 4 S P I D E R NEDERLANDS

Cop 124 Spider LUM NL.qxp 14/07/16 09:11 Pagina 1

Page 2: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit

en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden. De Fiat garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles

en voor praktische adviezen van onze deskundigen.Met de Originele Vervangingsonderdelen gedistribueerd door MOPAR®, worden de kenmerken

van betrouwbaarheid, comfort en prestaties, waarvoor u uw nieuwe voertuig gekozen heeft, in de loop van de tijd in stand gehouden.

Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze auto’s te bouwen en die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling

van steeds innovatievere technologieën.Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:

de enige die speciaal door FCA voor uw auto ontworpen zijn.

VEILIGHEID: REMSYSTEEM

ECOLOGIE: ROETFILTERS, ONDERHOUD AIRCONDITIONING

COMFORT: WIELOPHANGING EN RUITENWISSERS

PERFORMANCE: BOUGIES,INSPUITVENTIELEN EN ACCU'S

LINEACCESSORI: STANGEN IMPERIAAL, VELGEN

WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN

Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.

Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.

ONLINE INSTRUCTIEBOEK

Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.

Ga naar de website www.mopar.eu/owner en open uw persoonlijke zone.

Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van hetInstructieboek zult kunnen vinden.

Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/.

De eLUM website is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alleandere voertuigen van de Group.

Veel leesplezier en goede reis!

Cop 124 Spider LUM NL.qxp 14/07/16 09:11 Pagina 2

Page 3: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Beste klant,

Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat 124 Spider hebt gekozen.

Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te

gebruiken.

Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het

maximum uit de technologische eigenschappen van uw voertuig kunt halen.

Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de

bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,

tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.

In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,

onderhoud van en zorg voor uw voertuig.

Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst

gemakkelijk kunt raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van het voertuig blijft indien het verkocht mocht

worden.

In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die FCA haar klanten biedt, het

Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.

Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service

van de mensen bij FCA zult waarderen.

Veel leesplezier gewenst. .. en goede reis!

BELANGRIJK In dit instructieboek zijn alle versies van het voertuig beschreven; neem alstublieft uitsluitend de

informatie in beschouwing die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie van uw voertuig.

De gegevens in deze publicatie zijn slechts indicatief. FCA Italy S.p.A. kan op elk moment de in deze publicatie

beschreven specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer

informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Page 4: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

AANDACHTIG LEZENTANKEN

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die aan de Europese specificatie EN228 voldoet. Gebruik geen

benzine die methanol of ethanol E85 bevat. Het gebruik van dergelijke mengsels kan leiden tot problemen met de ontsteking en het rijden,

evenals tot beschadiging van fundamentele componenten van het brandstoftoevoersysteem.

DE MOTOR STARTEN

Versies met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken, zet de versnellingspook in de vrijstand, trap het

koppelingspedaal volledig in zonder het gaspedaal in te trappen, en druk de startknop in.

Versies met automatische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken en of de versnellingspook in P (Parkeren) of N

(Vrijstand) staat, trap het rempedaal in en druk de startknop in.

PARKEREN BOVEN BRANDBAAR MATERIAAL

De katalysator ontwikkelt tijdens zijn werking zeer hoge temperaturen. Parkeer het voertuig dus niet boven gras, dennennaalden of ander

ontvlambaar materiaal: brandgevaar.

MILIEUBESCHERMING

Het voertuig is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die verband houden met de

uitlaatgasemissie, om het milieu beter te beschermen.

ELEKTRISCHE ACCESSOIRES

Als na aanschaf van het voertuig besloten mocht worden om elektrische accessoires toe te voegen (met het risico dat de accu langzaam

ontlaadt), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen het totale stroomverbruik berekenen en controleren of de elektrische

installatie van het voertuig geschikt is voor het extra stroomverbruik.

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD

Een correct onderhoud van het voertuig is van essentieel belang om de prestaties en de veiligheid, de milieuvriendelijkheid en lage

bedrijfskosten van het voertuig gedurende langere tijd te garanderen.

Page 5: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDINGBELANGRIJKE INFORMATIE

Elke keer dat instructies worden gegeven (links/rechts of vooruit/achteruit), moeten deze worden gezien als aanwijzingen voorde inzittende in de bestuurdersstoel. Speciale uitzonderingsgevallen op deze regel zullen duidelijk in de tekst zijn aangegeven.

De afbeeldingen in het Instructieboek zijn alleen bedoeld als voorbeeld: dit betekent dat sommige details van de afbeelding nietovereen kunnen komen met de daadwerkelijke uitrusting van uw voertuig. Bovendien is het Instructieboek geschrevenuitgaande van voertuigen met het stuurwiel aan de linkerkant; het is dus mogelijk dat bij voertuigen met het stuur rechts deplaatsen van bepaalde regelaars en elementen niet de exacte afspiegeling hebben ten opzichte van de afbeelding.

Om het hoofdstuk te vinden met de informatie die u nodig hebt, kunt u de inhoudsopgave achterin dit Instructieboekraadplegen.

Hoofdstukken kunnen gemakkelijk gevonden worden dankzij de grafische tabbladen, aan de zijkant van elke oneven pagina.Op een andere pagina verschijnt een legenda met de volgorde van het hoofdstuk en de bijbehorende tabbladsymbolen.

SYMBOLEN

Tijdens het lezen van dit Instructieboek zult u een reeks WAARSCHUWINGEN aantreffen om handelswijzen te voorkomen dietot schade aan uw voertuig zouden kunnen leiden.

Er zijn ook VOORZORGSMAATREGELEN die zorgvuldig moeten worden opgevolgd om onjuist gebruik van de onderdelenvan het voertuig te voorkomen, die zouden kunnen leiden tot ongevallen of letsel.

Daarom moeten alle WAARSCHUWINGEN en VOORZORGSMAATREGELEN altijd zorgvuldig in acht genomen worden.

WAARSCHUWINGEN en VOORZORGSMAATREGELEN worden in de tekst aangegeven met de volgende symbolen:

veiligheid van de inzittenden

veiligheid van het voertuig

milieubescherming

Page 6: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in
Page 7: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

KENNISMAKING MET HETINSTRUMENTENPANEEL

VEILIGHEID

STARTEN EN RIJDEN

IN GEVAL VAN NOOD

ONDERHOUD EN ZORG

TECHNISCHE GEGEVENS

MULTIMEDIA

INDEX

Page 8: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in
Page 9: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Grondige kennis van uw nieuwe

voertuig begint hier.

In dit boekje is op eenvoudige en

rechtstreekse wijze beschreven hoe uw

voertuig gemaakt is en hoe het werkt.

Daarom adviseren wij u het comfortabel

zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt

u met eigen ogen onmiddellijk zien wat

hier beschreven is.

DASHBOARD . . . . . . . . . . . . . . . .8

SLEUTELS . . . . . . . . . . . . . . . . . .9

CONTACTSLOT. . . . . . . . . . . . . .11

GEAVANCEERD KEYLESS ENTRY

SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . .14

BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG . .15

PORTIEREN . . . . . . . . . . . . . . . .16

STOELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . .20

HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . . . . .23

STUURWIEL . . . . . . . . . . . . . . . .23

SPIEGELS . . . . . . . . . . . . . . . . .24

BUITENVERLICHTING. . . . . . . . . .25

RUITENWISSERS/SPROEIER

VOORRUIT . . . . . . . . . . . . . . . .31

KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . .34

ELEKTRISCHE RUITEN . . . . . . . . .38

INTERNE APPARATUUR . . . . . . .40

ACHTERKLEP . . . . . . . . . . . . . . .41

MOTORKAP . . . . . . . . . . . . . . . .43

CABRIOLETKAP (ZACHTE KAP) . . .45

7

Page 10: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

DASHBOARD

1 – Instelbare luchtventilatie zijkant; 2 – Bedieningshendel buitenverlichting; 3 – Instrumentenpaneel; 4 – Ruitenwisserhendel; 5

– Instelbare luchtventilatie midden; 6 – Knop alarmknipperlichten; 7 – Radio 3”/Radio 7”-systeem (indien aanwezig); 8 – Air Bag

passagier; 9 – Instelbare luchtventilatie midden (passagierszijde); 10 – Klimaatregeling; 11 – Contactslot; 12 – Airbag

bestuurder; 13 – Bedieningsknoppen (TPMS-systeem/DSC-systeem)

1 02010200-123-555

8

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 11: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

SLEUTELS

SLEUTELS

1)

Er staat een codenummer op het

plaatje van de sleutelset; maak dit

plaatje los en bewaar dit op een veilige

plek (niet in het voertuig) voor

raadpleging bij het maken van een

vervangende sleutel (extra sleutel).

Noteer tevens het codenummer en

bewaar dit op een afzonderlijke veilige

plek, niet in het voertuig.

Als u uw sleutel (extra sleutel) fig. 2 bent

verloren, raadpleegt u het Fiat

Servicenetwerk en houd u uw

codenummer bij de hand(1 = extra

sleutel / 2 = zender / 3 = plaatje met

codenummer van sleutel).

BELANGRIJK Zorg voor een

reservesleutel voor het geval u uw

sleutel verliest. Neem bij een verloren

sleutel zo snel mogelijk contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

BELANGRIJK De bestuurder moet de

sleutel bij zich dragen zodat alle

systeemfuncties goed werken.

KEYLESSINVOERSYSTEEM

Dit systeem maakt gebruik van de

sleutelknoppen om de portieren,

achterklep en tankdop op afstand te

vergrendelen en ontgrendelen en opent

de achterklep.

Via het systeem kan de motor worden

gestart zonder dat de sleutel uit uw

sleuteldrager of zak hoeft te worden

gehaald.

OpmerkingDe werking van het keyless

invoersysteem kan variëren door lokale

omstandigheden.

Het keyless invoersysteem is volledig

operationeel (portier/achterklep/

tankdop vergrendelen/ontgrendelen) als

het contact is uitgeschakeld. Het

systeem werkt niet als het contact op

een andere stand staat dan UIT.

Als de sleutel niet werkt bij het

indrukken van een knop of als het

werkingsbereik te klein wordt, kan de

batterij leeg zijn.

De levensduur van de batterij is

ongeveer een jaar. Vervang de batterij

als het waarschuwingslampje (groen)

knippert op het

instrumentenpaneel. Het wordt

aanbevolen de batterij eenmaal per jaar

te vervangen aangezien het

waarschuwingslampje/indicatielampje

wellicht niet gaat branden of knipperen

als de batterij leegraakt.

Aanvullende sleutels zijn te verkrijgen

via het Fiat Servicenetwerk. Per voertuig

kunnen maximaal 6 sleutels met

keyless-functies worden gebruikt.

Breng alle sleutels mee naar het Fiat

Servicenetwerk als u aanvullende

sleutels nodig heeft.

ZENDAPPARATUUR

ToetsenVergrendeltoets: druk op de toets

om de deuren, de achterklep en de

tankdop te vergrendelen. De

waarschuwingslichten knipperen

eenmaal. De deuren, de achterklep en

de tankdop kunnen niet worden

vergrendeld met de vergrendeltoets als

een van de portieren geopend is. De

waarschuwingslichten knipperen dan

niet.

Ontgrendeltoets: druk op de toets

om de deuren en de achterklep te

ontgrendelen. De waarschuwingslichten

2 04010100-361-002

9

Page 12: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

knipperen tweemaal.

Achterkleptoets: houd de toets

ingedrukt totdat de achterklep

opengaat.

VERTRAAGDESLEUTELFUNCTIE

Als een sleutel in het voertuig wordt

achtergelaten, worden de functies van

de sleutel in het voertuig tijdelijk

onderbroken om diefstal van het

voertuig te voorkomen.

Druk op de ontgrendeltoets op sleutel

met onderbroken functies om de

functies te herstellen.

VERVANGING BATTERIJSLEUTEL

2)

1) 2) 3) 4) 5)

1)

De knoppen op de zender zijn

inoperabel en de werkingslampje

knippert niet, de batterij kan leeg zijn.

Vervang de batterij door een nieuwe

batterij (type CR2025) voordat de

zender onbruikbaar wordt.

De volgende condities geven aan dat

de batterij bijna leeg is:

indicatielampje (groen) knippert

in het instrumentenpaneel gedurende

ongeveer 30 seconden nadat de motor

is uitgezet;

het systeem werkt niet en het

werkingslampje op de zender knippert

niet als knoppen worden ingedrukt;

het werkingsbereik van het systeem

is kleiner geworden.

OPMERKING Het wordt aanbevolen de

batterij te laten vervangen door een

dealer van het Fiat Servicenetwerk om

schade aan de sleutel te voorkomen.

Als u zelf de batterij vervangt, volgt u

onderstaande instructie.

BELANGRIJK

1) Laat de sleutel niet achter in uw voertuig

als er kinderen aanwezig zijn en bewaar de

sleutel op een plek buiten het bereik van

kinderen; het is gevaarlijk de sleutel in uw

voertuig achter te laten als er kinderen

aanwezig zijn. Dit kan ertoe leiden dat een

kind ernstig letsel oploopt of zelfs overlijdt.

Kinderen kunnen sleutels zien als

interessant speelgoed en de elektrische

ruiten laten bewegen, of andere functies

activeren, en zelfs het voertuig laten rijden.

2) Er bestaat explosiegevaar als de batterij

niet goed is geplaatst.

BELANGRIJK

1) De elektronische onderdelen in de

sleutels kunnen beschadigen als de sleutel

aan sterke schokken wordt blootgesteld.

Om een correcte werking van de inwendige

elektronische componenten te garanderen,

mag de sleutel nooit aan direct zonlicht

blootgesteld worden.

2) Zorg ervoor dat de batterij correct is

geïnstalleerd. De batterij kan gaan lekken

als deze niet goed is aangebracht.

3) Let er bij het vervangen van de batterij

op dat u het interne circuit en de elektrische

polen niet aanraakt of buigt en dat er geen

vuil in de zender komt aangezien de zender

dan kan beschadigen.

4) Werp gebruikte batterijen weg in

overeenstemming met de volgende

instructies: isoleert de minpolen van de

batterij met cellofaan of gelijksoortige tape.

Ontmantel een batterij nooit. Werp een

batterij nooit in vuur of water. Vervorm of

plet een batterij nooit.

5) Vervang de batterij door een batterij van

een zelfde type (CR2025 of gelijksoortig).

BELANGRIJK

1) Gebruikte batterijen kunnen schadelijk

zijn voor het milieu als ze niet op de juiste

wijze als afval verwerkt worden. Ze moeten

overeenkomstig de wet in speciale bakken

gedeponeerd worden. Ze kunnen ook

ingeleverd worden bij het Fiat

Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal

zorgen.

10

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 13: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CONTACTSLOT

STANDEN STARTKNOP

Het systeem werkt alleen als de sleutel

zich binnen het werkingsbereik bevindt.

Elke keer dat de startknop fig. 3 wordt

ingedrukt, schakelt het contact van OFF

(UIT), naar ACC en naar ON (AAN).

Door nogmaals op de startknop te

drukken vanuit ON (AAN), schakelt het

contact uit.

OpmerkingDe motor start door de startknop in

te drukken terwijl het koppelingspedaal

(handmatige versnelling) of het

rempedaal (automatische versnelling)

wordt ingedrukt. Om de stand van het

contact te schakelen, drukt u op de

startknop zonder het pedaal in te

drukken.

Laat het contact niet op ON (AAN)

staan terwijl de motor niet loopt. Dit kan

leiden tot een lege accu. Als het

contact op ACC blijft staan (voor

automatische versnelling staat de

selectiehendel op P en het contact op

ACC), schakelt het contact na ongeveer

25 minuten automatisch uit.

UIT

3)

De stroom naar de elektrische

instrumenten schakelt uit en het

indicatielampje (oranje) van de

startknop gaat tevens uit. In deze stand

wordt het stuurwiel vergrendeld.

Vergrendeld stuurwiel

Als het indicatielampje (groen) van de

startknop knippert en de pieptoon

hoorbaar is, geeft dit aan dat het

stuurwiel niet is ontgrendeld. Om het

stuurwiel te ontgrendelen drukt u op de

startknop terwijl u het stuurwiel naar

links en rechts draait.

ACC (Accessoire)

Bepaalde elektrische accessoires

werken niet en het indicatielampje

(oranje) gaat branden. In deze stand is

het stuurwiel ontgrendeld. Het keyless

invoersysteem functioneert niet als de

startknop is ingedrukt naar ACC; de

portieren vergrendelen/ontgrendelen

niet, zelfs niet als ze handmatig zijn

afgesloten.

AAN

Dit is de normale stand nadat de motor

is gestart. Het indicatielampje (oranje)

schakelt uit (het oranje indicatielampje

gaat branden als het contact op ON

staat en de motor niet loopt).

DE MOTOR STARTEN

4)

Ga als volgt te werk:

controleer of u de sleutel bij u draagt;

laat inzittenden hun veiligheidsgordel

vastmaken;

controleer of de parkeerrem is

ingeschakeld. Blijf het rempedaal stevig

indrukken totdat de motor volledig is

gestart;

handmatige versnellingsbak: blijf

het rempedaal stevig indrukken totdat

de motor volledig is gestart.

Automatische versnellingsbak:

plaats het voertuig in parkeren (P). Als u

de motor opnieuw moet starten terwijl u

rijdt, schakelt u naar neutraal (N);

controleer of het indicatielampje

(groen) op het instrumentenpaneel

fig. 4 en het indicatielampje van de

startknop (groen) branden;

druk op de startknop nadat zowel

het indicatielampje (groen) op het

3 05010101-L12-001

11

Page 14: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

instrumentenpaneel als het

indicatielampje van de startknop (groen)

branden;

laat de motor na het starten

10 seconden stationair draaien.

Handmatige versnellingsbak: de

startmotor werkt niet als het

koppelingspedaal niet ver genoeg is

ingedrukt.

Automatische versnellingsbak: de

startmotor werkt niet als de

selectiehendel niet in P of N staat en als

het rempedaal niet ver genoeg is

ingedrukt.

BELANGRIJK Als het

waarschuwingslampje (rood)

brandt, of als het indicatielampje

van de startknop (oranje) knippert, kan

dit duiden op een probleem met het

motorstartssysteem en is het wellicht

niet mogelijk de motor te starten of het

contact op ACC of AAN te zetten.

Neem zo snel mogelijk contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

Onder volgende omstandigheden

knippert het waarschuwingslampje

(rood) nadat de startknop is

ingedrukt om de bestuurder te

informeren dat de startknop niet op

ACC kan worden gezet, zelfs niet vanuit

de uitgeschakelde stand:

de accu is leeg;

de sleutel bevindt zich buiten het

werkingsgebied;

de sleutel bevindt zich op een plek

waar het systeem het signaal niet kan

detecteren;

er bevindt zich binnen het

werkingsgebied een gelijksoortige

sleutel van een andere fabrikant;

geforceerde startmethode motor:

als het waarschuwingslampje (rood)

brandt, of het indicatielampje

(oranje) van de startknop knippert, kan

dit aangeven dat de motor niet start via

de gebruikelijke startmethode. Neem zo

snel mogelijk contact op met het Fiat

Servicenetwerk. Als dit optreedt, kan de

motor geforceerd worden gestart. Houd

de startknop ingedrukt totdat de motor

start. Overige procedures voor het

starten van de motor, zoals nabijheid

van de sleutel en het indrukken van de

koppeling (handmatige versnelling) of

het rempedaal (automatische

versnelling) zijn vereist;

als de motor geforceerd wordt

gestart, blijft het

waarschuwingslampje (rood) van

de sleutel (KEY) branden en het

indicatielampje (oranje) van de

startknop knipperen;

automatische versnellingsbak: als

de selectiehendel op neutraal (N) staat,

branden de indicatielampjes (groen)

van de sleutel en van de startknop

(groen) niet.

OPMERKING De motor kan, ongeacht

of deze koud of warm is, worden

gestart zonder gebruik van het

gaspedaal.

OPMERKING Als de motor de eerste

keer niet start, raadpleegt u de

paragraaf "Verzopen motor starten"

onder "Starten in noodsituaties". Neem

contact op met het Fiat Servicenetwerk

als de motor nog steeds niet start.

Motor starten bij lege sleutelbatterij

Als de motor wordt gestart door de

zender boven de startknop te houden

vanwege een lege sleutelbatterij of een

slecht functionerende sleutel, let dan op

het volgende omdat het signaal van de

sleutel anders niet goed wordt

ontvangen en de motor niet zou kunnen

starten: metalen onderdelen van andere

sleutels of metalen voorwerpen die de

sleutel/reservesleutels of sleutels van

4 05020106-12A-001

12

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 15: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

andere voertuigen met een

startonderbrekingssysteem raken of in

de buurt komen van sleutels/apparatuur

voor elektronische aankopen, of het

raken van veiligheidspoortjes of in de

buurt hiervan komen met de sleutel.

Als de motor niet kan worden gestart

vanwege een lege sleutelbatterij, dan

kan de motor via de volgende

procedure worden gestart:

blijf het rempedaal stevig indrukken

totdat de motor volledig is gestart;

handmatige versnellingsbak: blijf

het rempedaal stevig indrukken totdat

de motor volledig is gestart;

controleer of het indicatielampje

(groen) van de startknop knippert;

raak de startknop aan met de

achterkant van de sleutel (zoals wordt

getoond in fig. 5 ) terwijl het

indicatielampje (groen) van de startknop

knippert;

controleer of het indicatielampje

(groen) van de startknop gaat branden;

druk op de startknop om de motor te

starten.

Als u de startknop raakt met de

achterkant van de sleutel zoals wordt

aangetoond in de afbeelding, raak de

startknop dan aan met de

vergrendelkant van de sleutel naar

boven.

De motor kan niet worden gestart tenzij

het koppelingspedaal volledig is

ingedrukt (handmatige versnelling) of

tenzij het rempedaal volledig is

ingedrukt (automatische versnelling).

Bij een storing van de functie van de

startknop knippert het indicatielampje

(oranje) van de startknop. De motor kan

in dit geval worden gestart. Neem in dit

geval echter zo snel mogelijk contact

op met het Fiat Servicenetwerk.

Als het indicatielampje (groen) van de

startknop niet gaat branden, voert u de

procedure nogmaals uit vanaf het

begin. Wendt u tot het Fiat

Servicenetwerk als het lampje nog niet

gaat branden.

Om de stand van het contact te

schakelen zonder de motor te starten,

voert u het volgende uit nadat het

indicatielampje (groen) van de startknop

gaat branden:

laat het koppelingspedaal

(handmatige versnelling) of het

rempedaal (automatische versnelling)

los;

druk op de startknop om de stand

van het contact te wijzigen. Het contact

schakelt elke keer dat de startknop

wordt ingedrukt in de volgorde ACC,

ON (AAN) en OFF (UIT). Voer de

procedure nogmaals vanaf het begin uit

om de stand van het contact nogmaals

te wijzigen.

DE MOTORUITSCHAKELEN

5) 6)

Ga als volgt te werk:

breng het voertuig volledig tot

stilstand;

handgeschakelde

versnellingsbak: plaats de versnelling

in de vrij en activeer de parkeerrem.

Automatische versnellingsbak:

verplaats de selectiehendel naar P en

activeer de parkeerrem.

druk op de drukknop Start om de

motor uit te schakelen. De stand van

5 05010201-L12-001

13

Page 16: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

het contact is UIT.

BELANGRIJK Controleer voordat u het

voertuig verlaat of de drukknop op UIT

staat.

Noodstop motor

Het aanhouden indrukken van de

drukknop Start of het snel meerdere

malen indrukken terwijl de motor loopt

of er met het voertuig wordt gereden,

zorgt ervoor dat de motor onmiddellijk

uitslaat. Het contact gaat naar ACC.

BELANGRIJK

3) Schakel altijd het contact uit voordat u

de bestuurdersstoel verlaat, stel de

parkeerrem in en zorg ervoor dat de

selectiehendel op P (automatische

versnelling) of in de 1 e versnelling of op R

staat (handmatige versnelling). Het is

gevaarlijk de bestuurdersstoel te verlaten

zonder het contact uit te schakelen, de

parkeerrem in te stellen ent de

selectiehendel op P (automatische

versnelling) of in de 1 e versnelling of op R

te zetten (handmatige versnelling).

Onverwachte beweging van het voertuig

kan optreden en leiden tot een ongeluk.

Bovendien als u van plan bent uw voertuig

te verlaten, zelfs voor een korte periode, is

het belangrijk het contact uit te schakelen.

In een andere stand worden sommige

beveiligingsfuncties van het voertuig

uitgeschakeld en loopt de accu leeg.

4) Radiogolven van de sleutel kunnen effect

hebben op medische apparaten, zoals

pacemakers. Alvorens de sleutel te

gebruiken in de nabijheid van mensen met

dergelijke medische apparaten, vraagt u bij

de fabrikant van het medische apparaat na

of radiogolven van uw sleutel effect zullen

hebben op het apparaat.

5) Stop de motor niet terwijl het voertuig

rijdt. Het is gevaarlijk de motor te stoppen

terwijl het voertuig rijdt om enige andere

reden dan een noodgeval. Het stoppen van

de motor terwijl het voertuig rijd resulteert

in een verminderde remkracht door het

verlies van de rembekrachtiging, hetgeen

een ongeluk en ernstig letsel kan

veroorzaken.

6) Neem de sleutel altijd mee als het

voertuig wordt verlaten, om te voorkomen

dat iemand onverhoeds gebruik van de

bedieningselementen maakt. Vergeet niet

de parkeerrem in te schakelen. Laat

kinderen nooit zonder toezicht in de auto

achter.

GEAVANCEERDKEYLESS ENTRYSYSTEEM(indien aanwezig)

6)

Met de geavanceerde keyless-functie

kunt u de portieren, de achterklep en

de tankdop vergrendelen/ontgrendelen

of de achterklep openen als u de sleutel

bij u draagt.

BELANGRIJK Radiogolven van de

sleutel kunnen effect hebben op

medische apparaten zoals pacemakers:

alvorens de sleutel te gebruiken in de

nabijheid van mensen met dergelijke

medische apparaten, vraagt u bij de

fabrikant van het medische apparaat na

of radiogolven van uw sleutel effect

zullen hebben op het apparaat.

BELANGRIJK De functies van het

geavanceerde keyless entry systeem

kunnen worden gedeactiveerd om

mogelijke nadelige effecten voor

personen met een pacemaker of ander

medisch apparaat te voorkomen. Als

het systeem wordt uitgeschakeld, kunt

u de motor niet starten door de sleutel

bij u te dragen. Neem contact op met

het Fiat Servicenetwerk voor meer

informatie. Als het geavanceerde

14

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 17: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

keyless entry systeem is uitgeschakeld,

kunt u de motor via de volgende

procedure starten in het geval de

batterij van de sleutel leeg is.

BELANGRIJK

6) De werking van het herkenningssysteem

is afhankelijk van verschillende factoren,

zoals bijvoorbeeld elke interferentie van

elektromagnetische golven van externe

bronnen (bijv. mobiele telefoons), de

laadtoestand van de batterij in de

elektronische sleutel en de aanwezigheid

van metalen voorwerpen in de buurt van de

sleutel of het voertuig. In die gevallen is het

nog steeds mogelijk de portieren te

ontgrendelen met behulp van de metalen

baard in de elektronische sleutel (zie

beschrijving op de volgende pagina's).

BEVEILIGINGSALARMVOERTUIG(indien aanwezig)

STARTONDERBREKINGS-

Door het startonderbrekingssysteem

kan de motor alleen worden gestart met

een sleutel die door het systeem wordt

herkend. Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk als u problemen heeft

met het startonderbrekingssysteem of

de sleutel.

Het systeem activeren: het systeem

wordt geactiveerd als het contact van

AAN naar UIT wordt gezet. Het

waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel knippert om de

2 seconden totdat het systeem wordt

gedeactiveerd.

Het systeem deactiveren: het

systeem wordt gedeactiveerd als het

contact op AAN wordt gezet met de

correct geprogrammeerde sleutel. Het

waarschuwingslamp brandt

ongeveer 3 seconden en schakelt dan

uit.

Als de motor niet start met de juiste

sleutel en als het waarschuwingslampje

blijft branden of knipperen,

probeert u het volgende:

controleer of de sleutel zich binnen

het werkingsbereik bevindt voor

signaalverzending;

schakel het contact uit en start de

motor opnieuw. Neem contact op met

het Fiat Servicenetwerk als de motor

niet start na 3 of meer pogingen.

Als het waarschuwingslampje

continu blijft knipperen terwijl u

rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het

systeem controleren door het Fiat

Servicenetwerk. Als de motor wordt

uitgeschakeld terwijl het

waarschuwingslampje knippert, dan

kan de motor niet meer worden gestart.

ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)

Inbraaksensor(indien aanwezig)

De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik

van ultrasone golven om beweging in

het voertuig te detecteren en een alarm

te activeren bij inbraak in het voertuig.

De inbraaksensor detecteert bepaalde

bewegingen in het voertuig. De sensor

kan echter ook reageren op beweging

buiten het voertuig, zoals trillingen, hard

lawaai, wind en luchtstromen.

Let op het volgende om de

inbraaksensor goed te laten werken:

hang geen kleding of voorwerpen

aan de hoofdsteun;

duw de zonnekleppen terug naar de

oorspronkelijke stand;

15

SYSTEEM

Page 18: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

blokkeer de inbraaksensor niet door

deze te bedekken of door het

voorwerpen op te plaatsen;

laat de inbraaksensor niet vuil

worden of afvegen met een vloeistof;

stel de inbraaksensor en de

omlijsting ervan niet bloot aan schokken

of impact van enige soort;

installeer geen stoelen of

stoelbekleding die niet afkomstig zijn

van FCA;

plaats ter voorkoming van obstructie

van de inbraaksensor geen voorwerpen

of lading die boven de hoofdsteun

uitsteekt, in de buurt van de

inbraaksensor.

Het systeem activeren

Ga als volgt te werk:

sluit de ruiten en de kap goed,

schakel het contact uit en zorg ervoor

dat de motorkap, de kap, de portieren

en de achterklep gesloten zijn;

druk op de vergrendeltoets op de

zender of sluit het portier aan

bestuurderszijde van buitenaf met de

extra sleutel. De waarschuwingslichten

knipperen eenmaal. Met de

geavanceerde keyless functie: druk

op een verzoekschakelaar. Het

waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel knippert twee maal

om de 20 seconden. Na 20 seconden

is het systeem volledig geactiveerd.

Met de inbraaksensor: de

inbraaksensor kan alleen worden

geactiveerd als de kap is gesloten. Het

systeem kan zelfs worden geactiveerd

met een geopend ruit. Het open laten

van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt

echter uitnodigend op eventuele dieven

en de wind die in het voertuig

terechtkomt, kan het alarm tevens

activeren. De inbraaksensor kan ook

worden geannuleerd.

PORTIEREN

VERGRENDELEN /ONTGRENDELEN METEXTRA SLEUTEL

7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14)

Beide portieren, de achterklep en de

tankdop vergrendelen automatisch als

het portier aan bestuurderszijde wordt

vergrendeld met de extra sleutel.

Deze ontgrendelen als het portier aan

bestuurderszijde wordt ontgrendeld met

de extra sleutel.

Draai de extra sleutel naar voren om te

vergrendelen en naar achter om te

ontgrendelen.

HANDMATIGEVERGRENDELING /ONTGRENDELING

Werking van binnenuit

Beide portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep vergrendelen

automatisch als de

portiervergrendelknop aan

bestuurderszijde wordt ingedrukt. Deze

ontgrendelen als de

portiervergrendelknop 1 aan

bestuurderszijde fig. 7 naar buiten

wordt gedrukt.

6 04080300-12A-001

16

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 19: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK De rode indicatie 2 is te

zien wanneer de portiervergrendelknop

is ontgrendeld.

Werking van buitenaf

Om het portier aan bestuurderszijde

van buitenaf te vergrendelen, drukt u de

portiervergrendelknop naar de

vergrendelde stand en sluit u het portier

(het is niet nodig de handgreep in het

portier omhoog te houden).

Deze knop bedient de overige

portiervergrendelingen niet.

BELANGRIJK Als u het portier op deze

manier vergrendelt: let erop dat u de

sleutel niet in het voertuig achterlaat. De

portiervergrendelknop aan

bestuurderszijde kan niet worden

gebruikt als het portier aan

bestuurderszijde geopend is.

DUBBELVERGRENDELSYSTEEM(indien aanwezig)

Het dubbele vergrendelsysteem is

ontworpen om te voorkomen dat

iemand die in uw voertuig heeft

ingebroken het portier van binnenuit

kan openen. Neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk als u problemen

heeft met het dubbele

vergrendelsysteem.

Inschakeling van het systeem

Ga als volgt te werk:

sluit beide ruiten en de cabrioletkap;

schakel het contact uit en neem de

sleutel mee;

sluit beide portieren en de

achterklep;

steek de extra sleutel in het

bestuurdersportier, draai de extra

sleutel naar de vergrendelstand fig. 8 en

draai deze terug naar het midden. Draai

de sleutel vervolgens nogmaals binnen

3 seconden naar de vergrendelstand;

het indicatielampje gaat

ongeveer 3 seconden branden om aan

te geven dat het systeem is

geactiveerd.

U kunt het systeem tevens activeren

door de vergrendelknop op de zender

tweemaal binnen 3 seconden in te

drukken.

Met de geavanceerde keyless

functie: u kunt het systeem tevens

activeren door de verzoekschakelaar

tweemaal binnen 3 seconden in te

drukken.

OPMERKING Het systeem kan niet

worden geactiveerd bij een geopend

portier.

Uitschakeling van het systeem

Ontgrendel het bestuurdersportier of

schakel het contact in (AAN). Als de

stroom wordt onderbroken (gesprongen

zekering of losgekoppelde accu), dan

kan het systeem alleen worden

gedeactiveerd door een portier te

ontgrendelen met de extra sleutel.

7 04030107-L21-001 8 04030102-12A-001

17

Page 20: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VERGRENDELEN /ONTGRENDELEN METVERZOEKSCHAKELAAR(met geavanceerde keyless functie)

Beide portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep kunnen worden

vergrendeld/ontgrendeld met de

verzoekschakelaar fig. 9 als u de sleutel

bij u draagt.

Vergrendelen

Druk op de verzoekschakelaar om de

portieren, achterklep en

brandstoftankklep te vergrendelen; de

waarschuwingslichten knipperen

1 maal.

Ontgrendelen

Druk op de verzoekschakelaar om de

portieren, achterklep en

brandstoftankklep te ontgrendelen; de

waarschuwingslichten knipperen

2 maal.

OPMERKING Controleer of beide

portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep goed zijn afgesloten.

OPMERKING Beide portieren, de

achterklep en de brandstoftankklep

kunnen niet worden vergrendeld als een

van de portieren geopend is.

OPMERKING Het kan na het indrukken

van de verzoekschakelaar enkele

seconden duren voordat de portieren

ontgrendelen.

De instelling kan worden gewijzigd

zodat een pieptoon hoorbaar is ter

bevestiging als de portieren, de

achterklep, de brandstoftankklep

worden vergrendeld/ontgrendeld met

een verzoekschakelaar.

Het volume van de pieptoon kan tevens

worden aangepast. Volg de volgende

procedure om de instelling te wijzigen:

schakel het contact uit en sluit beide

portieren en de achterklep;

open het portier aan

bestuurderszijde;

houd binnen 30 seconden na het

openen van het portier aan

bestuurderszijde, de knop

5 seconden of langer ingedrukt.

Beide portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep worden vergrendeld

en de pieptoon wordt geactiveerd

volgens het ingestelde volume (als de

pieptooninstelling is uitgeschakeld,

wordt deze niet geactiveerd). De

instelling wijzigt elke keer dat de knop

op de sleutel wordt ingedrukt en de

pieptoon activeert volgens het

ingestelde volume (als de

pieptooninstelling is uitgeschakeld,

wordt deze niet geactiveerd);

Het instellen van de wijziging wordt

voltooid, door een van de volgende

handelingen uit te voeren:

– het schakelen van het contact naar

ACC of AAN;

– het sluiten van het portier aan

bestuurderszijde;

– het openen van de achterklep;

– de sleutel gedurende 10 seconden

niet gebruiken;

– het indrukken van een knop, met

uitzondering van de knop op de

sleutel;

– het indrukken van een

verzoekschakelaar.

Met antidiefstalsysteem

De waarschuwingslichten knipperen bij

in- en uitschakeling van het

antidiefstalsysteem (zie

“Antidiefstalsysteem” in de paragraaf

“Beveiligingsalarm voertuig”).

Met dubbel vergrendelsysteem

Als u de verzoekschakelaar tweemaal

indrukt binnen 3 seconden, dan wordt

het dubbele vergrendelsysteem

geactiveerd. De instelling kan worden

9 04000098-121-555

18

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 21: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

gewijzigd zodat de portieren, de

achterklep en de brandstoftankklep

automatisch worden vergrendeld

zonder de verzoekschakelaar in te

drukken.

Automatische vergrendelfunctie

Er is een pieptoon te horen wanneer

beide portieren gesloten zijn terwijl u de

geavanceerde sleutel bij u draagt.

Beide portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep worden na ongeveer

drie seconden automatisch vergrendeld

als de geavanceerde sleutel zich buiten

het werkingsgebied bevindt.

Tevens knipperen de

waarschuwingslichten eenmaal (ook als

de bestuurder zich binnen het

werkingsgebied bevindt worden beide

portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep automatisch

vergrendeld na ongeveer 30 seconden).

Als u zich buiten het werkingsgebied

bevindt voordat de portieren en de

achterklep volledig zijn gesloten, of als

er een andere sleutel in het voertuig ligt,

dan werkt de automatische

vergrendelfunctie niet.

Controleer altijd of beide portieren en

de achterklep gesloten en vergrendeld

zijn alvorens het voertuig te verlaten. De

elektrische ruiten kunnen niet worden

gesloten met de automatische

vergrendelfunctie.

Automatische hervergrendelfunctie

Na ontgrendeling met de

verzoekschakelaar vergrendelen beide

portieren, de achterklep en de

brandstoftankklep automatisch indien

een van de volgende handelingen niet

binnen 30 seconden wordt uitgevoerd.

Als uw voertuig over een

antidiefstalsysteem beschikt, knipperen

de waarschuwingslichten ter

bevestiging.

De tijd die nodig is om de portieren, de

achterklep en de brandstoftankklep

automatisch te vergrendelen, kan

worden gewijzigd (zie de paragraaf

“Personalisatiefuncties” in het

hoofdstuk “Kennismaking met het

instrumentenpaneel”).

Een portier of de achterklep openen.

Het contact in een andere stand

zetten dan OFF (UIT).

VERGRENDELEN /ONTGRENDELEN METZENDER

Beide deuren, de achterklep en de

brandstoftankklep kunnen worden

vergrendeld en ontgrendeld met de

zender van het Keyless Entry-systeem:

zie “Keyless Entry-systeem” in de

paragraaf “Sleutels”.

BELANGRIJK

7) Neem kinderen en huisdieren altijd mee

of laat een verantwoordelijk persoon bij ze

achter: het is gevaarlijk een kind of huisdier

zonder toezicht in het voertuig achter te

laten. Bij warm weer kan de temperatuur in

het voertuig hoog genoeg worden om te

leiden tot hersenschade of zelfs overlijden.

8) Laat de sleutel niet achter in uw voertuig

als er kinderen aanwezig zijn en bewaar de

sleutel op een plek buiten het bereik van

kinderen; het is gevaarlijk de sleutel in uw

voertuig achter te laten als er kinderen

aanwezig zijn. Dit kan ertoe leiden dat een

kind ernstig letsel oploopt of zelfs overlijdt.

9) Sluit altijd beide ruiten en de

cabrioletkap, vergrendel de portieren en

neem de sleutel mee als u het voertuig

onbeheerd achter laat: het is gevaarlijk uw

voertuig onafgesloten achter te laten

omdat kinderen zichzelf zouden kunnen

opsluiten in een heet voertuig, hetgeen kan

leiden tot overlijden. Tevens is een

onafgesloten voertuig een makkelijk doelwit

voor dieven en indringers.

10) Controleer na het sluiten van de

portieren altijd of ze goed dicht zitten: het is

gevaarlijk te rijden terwijl de portieren niet

goed zijn gesloten, het portier kan

onverwacht open gaan en resulteren in een

ongeluk.

11) Bevestig altijd de veiligheid rond het

voertuig alvorens een portier te sluiten: het

plotsklaps openen van een deur is

gevaarlijk. Een passerend voertuig of een

voetganger kan geraakt worden.

19

Page 22: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

12) Bevestig altijd de omstandigheden

rond het voertuig alvorens de portieren te

openen/sluiten en wees extra voorzichtig

bij sterke wind of als u geparkeerd staat op

een helling. Het is gevaarlijk als u niet op de

hoogte bent van de omstandigheden rond

uw voertuig omdat uw vingers tussen het

portier kunnen komen of een passerende

voetganger geraakt kan worden, hetgeen

kan leiden tot een onverwacht ongeluk of

letsel.

13) Als de elektrische ruit niet automatisch

omhoog of omlaag gaat omdat de accu

leeg is, duwt u langzaam omhoog/omlaag

op de elektrische ruit waarbij u het glas

naar binnen duwt. De elektrische ruit kan

anders in contact komen met de

cabrioletkap en het portier kan niet worden

geopend/gesloten hetgeen schade

toebrengt aan de ruit.

14) Activeer het dubbelevergrendelsysteem nooit als er passagiers,

met name kinderen, in het voertuig

aanwezig zij: het is gevaarlijk het systeem

te activeren als er passagiers, met name

kinderen, in het voertuig aanwezig zijn. De

passagiers kunnen de portieren niet van

binnenuit openen. Zij kunnen vast komen te

zitten en worden onderworpen aan hoge

temperaturen. Dit kan resulteren in letsel en

zelfs overlijden.

STOELEN

HANDMATIGE REGELING

15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27) 28) 29)

7)

Vooruit / achteruit

Til hendel 1 op om de stil vooruit of

achteruit te schuiven fig. 10, schuif de

stoel naar de gewenste stand en laat

de hendel los.

Zorg ervoor dat de hendel in de

oorspronkelijk positie wordt gezet en

dat de stoel is vergrendeld door deze

vooruit en achteruit te schuiven.

Hoogte

Om de hoogte van de voorkant van de

stoelzitting te verstellen, draait u knop

2 naar de gewenste stand.

Verstelbare rugleuning

Om de hoek van de rugleuning te

wijzigen, buigt u naar licht naar voor

terwijl u hendel 3 omhoog brengt. Leun

vervolgens naar achter tot aan de

gewenste positie en laat de hendel los.

Zorg ervoor dat de hendel in de

oorspronkelijk positie wordt gezet en

dat de rugleuning is vergrendeld door

deze vooruit en achteruit te schuiven.

VERWARMDE STOELEN(indien aanwezig)

29) 30) 31) 32)

De stoelen worden elektrisch

verwarmd. Het contact moet zijn

ingeschakeld (AAN).

Druk op de

stoelverwarmingsschakelaar fig. 11 om

het indicatielampje te laten branden als

contact is ingeschakeld (AAN).

De modus wijzigt als volgt als de

stoelverwarming voor de eerste maal

wordt ingeschakeld.

10 03010202-12A-003

20

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 23: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Gebruik geen organische

oplosmiddelen om de stoel te reinigen.

Dit kan het oppervlak van de stoel en

de verwarming beschadigen.

OpmerkingAls het contact wordt uitgeschakeld

terwijl de stoelverwarming geactiveerd

is (Hoog, Mid of Laag) en vervolgens

weer wordt ingeschakeld (AAN), dan

werkt de stoelverwarming automatisch

tegen de temperatuur die is ingesteld

voordat het contact werd

uitgeschakeld.

Gebruik de stoelverwarming als de

motor loopt. Als de stoelverwarming

langdurig wordt gebruikt terwijl de

motor niet loopt, dan kan de batterij

leeg raken.

De temperatuur van de

stoelverwarming kan alleen op Hoog,

Mid en Laag worden ingesteld

aangezien de stoelverwarming wordt

geregeld via een thermostaat.

BELANGRIJK

15) Zorg ervoor dat de verstelbare

onderdelen van een stoel vergrendeld zijn.

Verstelbare stoelen en rugleuningen die

niet vergrendeld zijn, zijn gevaarlijk. Bij een

noodstop of botsing kan de stoel of

rugleuning bewegen en letsel veroorzaken.

Zorg ervoor dat de verstelbare onderdelen

van de stoel vergrendeld zijn door te

proberen de stoel naar voor en achter te

schuiven en met uw rug tegen de

rugleuning te duwen.

16) Laat kinderen nooit een stoel verstellen.

Als u kinderen toestaat een stoel te

verstellen kan dit leiden tot ernstig letsel als

handen en voeten van het kind tussen de

stoel blijven klemmen.

17) Rijd niet als de stoelen niet zijn

vastgezet. Alle rugleuning zijn van belang

voor uw bescherming in een voertuig. Het

is gevaarlijk de rugleuning niet vast te

zetten omdat passagiers heen en weer

kunnen worden geslingerd en bagage

inzittenden kan raken bij een noodstop of

een botsing, hetgeen ernstig letsel kan

veroorzaken. Na het verstellen van de

rugleuning moet u, zelfs als er geen andere

passagiers zijn, tegen de rugleuning duwen

om te controleren of deze vaststaat.

18) Verstel de bestuurdersstoel alleen als

het voertuig stilstaat. Het is gevaarlijk de

bestuurdersstoel te verstellen als het

voertuig beweegt. De bestuurder kan de

controle over het voertuig verliezen en een

ongeluk veroorzaken.

19) Pas de stoelen niet aan en vervang ze

niet. Het is gevaarlijk de stoelen aan te

passen of te vervangen, zoals vervangen

van de bekleding of losdraaien van bouten.

De stoelen bevatten airbagonderdelen die

van wezenlijk belang zijn voor het

aanvullende veiligheidssysteem. Dergelijke

aanpassingen kunnen schade toebrengen

aan het aanvullende veiligheidssysteem en

resulteren in ernstig letsel. Raadpleeg het

Fiat Servicenetwerk als de stoelen moeten

worden verwijderd of vervangen.

20) Rijd niet met beschadigde stoelen. Het

is gevaarlijk te rijden met beschadigde

stoelen, zoals kapotte stoelzittingen of

beschadigingen tot aan het urethaan. Een

botsing, zelfs een botsing die niet sterk

genoeg is om de airbags te activeren, kan

de stoelen met essentiële

airbagonderdelen beschadigen. Bij een

volgende botsing kan het voorkomen dat

de airbag niet activeert, hetgeen kan leiden

tot ernstig letsel. Laat een dealer van het

Fiat Servicenetwerk altijd de stoelen,

veiligheidsgordelspanners en airbags

inspecteren na een botsing.

21) Rijd niet met neergeklapte stoelen. Als

u rijdt met neergeklapte stoelen kan dit

gevaarlijke situaties opleveren aangezien u

niet de volledige bescherming van de

veiligheidsgordels geniet. Bij noodremmen

of een botsing kunt u onder de heupgordel

glijden en ernstig inwendig letsel oplopen.

Ga goed naar achter en rechtop zitten voor

een maximale bescherming.

11 03010203-L12-002

21

Page 24: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

22) Plaats geen voorwerp, zoals een

kussen, tussen uw rug en de rugleuning.

Het is gevaarlijk om een voorwerp zoals

een kussen tussen uw rug en de

rugleuning te plaatsen, omdat u geen

veilige rijhouding hebt en de

veiligheidsgordel niet optimaal werkt bij een

botsing, hetgeen kan resulteren in een

ernstig ongeluk, letsel of overlijden.

23) Plaats geen voorwerpen onder de

stoel. Het voorwerp kan klem komen te

zitten zodat de stoel niet goed kan worden

vastgezet, hetgeen kan resulteren in een

ongeluk.

24) Plaats geen lading die boven de

rugleuningen uitsteekt. Het plaatsen van

bagage of lading die hoger is dan de

rugleuningen is gevaarlijk. Bij een noodstop

of een botsing kunnen voorwerpen

rondvliegen en worden geprojecteerd en

de passagiers raken en verwonden.

25) Zorg ervoor dat bagage en lading goed

is vastgezet alvorens te gaan rijden. Het is

gevaarlijk bagage en lading niet vast te

zetten omdat deze zich kunnen verplaatsen

of klem kan komen te zitten bij een

noodstop of een botsing en letsel kunnen

veroorzaken.

26) Sluit uw voertuig altijd af en houd de

autosleutels buiten het bereik van kinderen.

Het is gevaarlijk uw voertuig onafgesloten

te laten of de sleutels te bewaren op een

plek waar kinderen bij kunnen. Kinderen die

in de kofferbak klimmen kunnen hierin

opgesloten raken. Dit kan leiden tot

overlijden of hersenschade door

warmte-uitputting, met name in de zomer.

Sluit altijd de portieren en de

bagageruimte.

27) Houd uw handen en vingers bij het

verstellen van een stoel altijd uit de buurt

van de bewegende onderdelen van de

stoel en de zijrand om letsel te voorkomen.

28) Zorg er bij het verstellen van de stoelen

voor dat er geen spullen in de omgeving

liggen. Als lading vast komt te zitten, kan

dit de lading beschadigen. Houd de

achterzijde van de stoel met uw hand vast

terwijl u de stoelen naar voor en achter

schuift of als u een neergeklapte stoel

omhoog brengt. Als de achterzijde van de

stoel niet wordt vastgehouden, verplaatst

de stoel zich plotseling hetgeen letsel kan

veroorzaken.

29) Wees voorzichtig met het gebruik van

de stoelverwarming. De warmte hiervan

kan te heet zijn voor sommige mensen,

zoals hieronder aangegeven, en kan een

brandwond door lage temperatuur

veroorzaken. Zuigelingen, kleine baby's,

ouderen, mensen met een fysieke

handicap, mensen met een gevoelige huid,

overmatig vermoeide mensen, dronken

mensen, mensen die medicatie gebruiken

die slaap opwekt, zoals slaappillen en

hoestmedicatie.

30) Gebruik de stoelverwarming niet als er

zaken als een deken of kussen die in hoge

mate vocht vasthouden op de stoel zijn

geplaatst. De stoel kan overmatig

verwarmd worden en brandwonden met

een lage temperatuur veroorzaken.

31) Plaats geen voorwerpen op de stoel of

op tegen de rugleuning die de warmte

kunnen isoleren, zoals een afdekking of een

kussen. Het kan ervoor zorgen dat het

stoelverwarmingssysteem oververhit raakt.

Zitten op een oververhitte stoel kan

ernstige brandwonden veroorzaken door

de toename van de temperatuur op het

oppervlak van de stoel.

32) Plaats geen zware voorwerpen met

scherpe delen op de stoel en plaats geen

naalden of spelden in de stoel. Dit kan

ertoe leiden dat de stoel overmatig

verwarmd wordt en resulteren in letsel door

lichte brandwonden.

BELANGRIJK

7) De bekleding van de stoelen is

ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage

bij normaal gebruik van het voertuig.

Desalniettemin zijn enkele

voorzorgsmaatregelen nodig. Vermijd

langdurig en/of excessief schuren tegen

kledingaccessoires zoals metalen gespen

en klittenband die, als ze veel druk

uitoefenen in een klein gebied, zouden

kunnen afbreken, met beschadiging van de

bekleding als gevolg.

22

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 25: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

HOOFDSTEUNEN

33)

Niet-instelbare hoofdsteunen

Uw voertuig is uitgerust met

niet-instelbare hoofdsteunen in de

rugzittingen van de bestuurder en

passagiers.

De niet-verstelbare hoofdsteunen

bevatten een bijgesneden bedekking

van schuim op de bovenste structuur

van de rugzittingen en zijn bedoeld om

u en de passagier te beschermen tegen

nekletsel.

Zet de rugzittingen rechtop, in de

rijpositie, zodat de hoofdsteun zich zo

dicht mogelijk bij de achterkant van u

hoofd bevindt.

BELANGRIJK

33) Controleer of de rugzittingen van de

stoelen goed rechtop staan, in de rijpositie,

voordat u met het voertuig wegrijdt. Het is

gevaarlijk te rijden met onjuiste ingestelde

rugzittingen. Als u hoofd geen steun heeft,

kunt u ernstig letsel aan u nek oplopen bij

een botsing.

STUURWIEL

AFSTELLING STUURWIEL

34) 35) 36)

De hoek van het stuurwiel wijzigen:

stop het voertuig en breng de

vergrendelhendel 1 onder de

stuurkolom naar beneden fig. 12;

kantel het stuurwiel in de gewenste

positie en breng de hendel omhoog om

de kolom te vergrendelen;

probeer het stuurwiel omhoog en

omlaag te duwen om te controleren of

het stuurwiel goed vergrendelt is

alvorens weg te rijden.

BELANGRIJK

34) Het verstellen van het stuurwiel mag

alleen bij stilstaand voertuig en

uitgeschakelde motor gebeuren. Het is

gevaarlijk het stuurwiel te verstellen als het

voertuig beweegt. Als het stuurwiel wordt

verplaatst, kan dit ertoe leiden dat de

bestuurder abrupt naar links of rechts

draait. Dit kan leiden tot controleverlies of

een ongeluk.

35) Aftermarket werkzaamheden waarbij

wijzigingen van de stuurinrichting of de

stuurkolom betrokken zijn (b.v. bij montage

van een alarmsysteem) zijn ten strengste

verboden. Dergelijke werkzaamheden

kunnen de prestaties van het systeem, de

garantie en de veiligheid in gevaar brengen

waardoor het voertuig niet meer aan de

typegoedkeuring voldoet.

36) Alvorens het voertuig te verlaten

ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de

wielen draaien, de eerste versnelling

inschakelen bij een helling omhoog en de

achteruitversnelling bij een helling omlaag.

Als het voertuig op een steile helling wordt

geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of

wiggen of stenen. Bij het verlaten van het

voertuig, altijd de portieren sluiten door op

het knopje op de sleutel te drukken.12 04050101-12A-001

23

Page 26: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

SPIEGELS

BUITENSPIEGELS

37)

Breedtespiegel aanbestuurderskant

De breedtespiegel bevat twee

welvingen op het oppervlak die worden

gescheiden door een lijn 1 fig. 13 voor

binnen- en buitengebieden.

Het binnengebied is een standaard

bolle spiegel terwijl het buitengebied

een breder zicht geeft binnen hetzelfde

bereik. Deze combinatie geeft biedt

zekerheid bij het wisselen van rijbaan.

Objecten in het buitengebied zijn verder

weg dan in het binnengebied.

DAG/NACHTBINNENSPIEGEL

39)

Verstellen van deachteruitkijkspiegel

Verstel voordat u gaat rijden de

achteruitkijkspiegel fig. 14 om het zicht

door de achterruit te centreren.

Verblinding van koplampenverminderen

Plaats de spiegel met de

dag-/nachthendel in de dagpositie.

Duw de ontspiegelhendel 1 fig. 15 naar

voren voor rijden overdag (A-stand).

Duw de hendel naar achter om

verblinding van voertuigen aan de

achterzijde te verminderen (B-stand).

ELEKTRISCHE SPIEGELS

Het contact moet op de stad ACC of

ON (AAN) staan.

Ga als volgt te werk om in te stellen:

draai de spiegelknop fig. 16 naar

links 1 (L = links) of rechts 2 (R = rechts)

om de linker- of rechterspiegel te

kiezen;

druk de spiegelknop in de gewenste

richting.

13 04060101-12A-001

14 04060102-ADJ-001

15 04060102-MAN-002

16 04060101-L12-001

24

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 27: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Na het verstellen van de spiegel,

vergrendelt u de knop door deze naar

de middenpositie 0 te draaien om

ongewilde beweging te voorkomen.

SPIEGELS INKLAPPEN

38)

Vouw de buitenspiegel naar achter

fig. 17 totdat deze gelijk aan het

voertuig is.

BELANGRIJK

37) Kijk altijd over uw schouder alvorens

van rijbaan te wisselen. Het wisselen van

rijbaan zonder rekening te houden met de

werkelijke afstand van het voertuig in de

bolle spiegel is gevaarlijk. U kunt betrokken

raken bij een ernstig ongeluk. Hetgeen u

ziet in de bolle spiegel is dichterbij dan het

lijkt.

38) Stel de buitenspiegels altijd af aan uw

rijpositie alvorens op weg te gaan: het is

gevaarlijk met ingeklapte spiegels te rijden.

U zicht achteruit wordt beperkt en u kunt

een ongeluk veroorzaken.

39) Stapel geen lading of voorwerpen tot

boven de rugleuningen: lading die boven

de rugleuningen uitsteekt is gevaarlijk. Dit

kan uw zicht in de achteruitkijkspiegel

blokkeren waardoor u een andere

weggebruiker kunt raken bij het wisselen

van rijbaan.

BUITENVERLICHTING

KOPLAMPEN

Draai aan de koplampschakelaar 1

fig. 18 om de koplampen, andere

buitenverlichting en de

dashboardverlichting AAN of UIT te

zetten.

Het indicatielampje lichten aan op

het instrumentenpaneel gaat branden

wanneer de koplampschakelaar wordt

gedraaid op of .

Met automatischeverlichtingsregeling

Het indicatielampje lichten aan op het

instrumentenpaneel wordt

in-/uitgeschakeld in combinatie met de

automatische in-/uitschakeling van de

koplampen wanneer de

koplampschakelaar is geplaatst op

AUTO.

17 04060101-12R-001

18 05030101-121-001

25

Page 28: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Laat de lampen niet aan

als de motor uitstaat tenzij dit om

veiligheidsredenen nodig is om

ontladen van de accu te voorkomen.

26

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

DAGVERLICHTING (DRL)

40) 41)

In bepaalde landen moeten de lampen

van de rijdende voertuigen overdag zijn

ingeschakeld (dagrijverlichting).

De dagrijverlichting wordt automatisch

ingeschakeld als het voertuig start met

rijden.

De dagrijverlichting schakelt uit als de

parkeerrem wordt bediend of de

selectiehendel op de stand P wordt

gezet (versies met automatische

versnellingsbak).

GROOTLICHT

De koplampen schakelen tussen

grootlicht en stadslicht door de hendel

naar voor en naar achter te bewegen.

Als het grootlicht aan is, gaat het

waarschuwingslampje branden.

FLASH TO PASS

Flash to pass (knipperen om in te halen)

kan worden gebruikt als het contact is

ingeschakeld (AAN).

Trek om met de koplampen te

knipperen de hendel naar u toe (de

koplampschakelaar hoeft hiervoor niet

te zijn ingeschakeld).

Het waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd

branden.

De hendel keert terug naar de normale

stand als deze wordt losgelaten.

AUTOMATISCHEVERLICHTING(indien aanwezig)

Lichtsensor

Als de koplampschakelaar op de

AUTO-stand staat en het contact is

ingeschakeld (AAN), dan neemt de

lichtsensor de helderheid of duisternis

van de omgeving waar en worden de

koplampen, overige buitenverlichting en

de dashboardverlichting automatisch in

of uitgeschakeld.

BELANGRIJK De lichtsensor werkt

tevens als regensensor voor de

automatische wisserregeling. Houd

handen en krabbers weg van de ruit als

de wisserhendel in de stand AUTO

staat en het contact is ingeschakeld

(AAN) aangezien vingers klem kunnen

komen te zitten of de ruitenwissers of

rubbers beschadigd kunnen raken als

de ruitenwissers automatisch worden

geactiveerd. Als u de voorruit gaat

reinigen, controleer dan of de

ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld

(dit is met name van belang bij het

weghalen van ijs en sneeuw), met name

als het aanlokkelijk is om de motor te

laten lopen.

Page 29: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

COMING -HOMEVERLICHTINGSSYSTEEM

Het Coming Home-verlichtingssysteem

schakelt de koplampen (dimlicht) in als

de hendel wordt bediend.

Inschakeling van het systeem

Als aan de hendel wordt getrokken

terwijl het contact op ACC of UIT staat,

worden de stadslichten ingeschakeld.

De koplampen doven na een bepaalde

tijdsperiode nadat de portieren zijn

gesloten.

De tijd totdat de koplampen

uitschakelen nadat alle portieren zijn

gesloten, kan worden gewijzigd. Als er

gedurende 3 minuten nadat aan de

hendel is getrokken geen bewerkingen

worden uitgevoerd, schakelen de

koplampen uit.

De koplampen schakelen uit als

nogmaals aan de hendel wordt

getrokken terwijl de koplampen aan

zijn.

MISTVOORLICHTEN

De mistvoorlichten kunnen worden

gebruikt als het contact is

ingeschakeld.

De mistvoorlichten zorgen voor beter

zicht in het donker en bij mist.

Inschakelen

Draai de koplampschakelaar 1

fig. 19 naar de stand of

27

alvorens de mistvoorlichten te

ontsteken.

Draai de mistlichtschakelaar 2

fig. 19 naar de stand of

(schakelaar draait automatisch naar

de stand ).

Het waarschuwingslampje in het

instrumentenpaneel brandt als de

mistvoorlichten zijn ingeschakeld.

Uitschakelen

Voer een van de volgende bewerkingen

uit om de mistvoorlichten uit te

schakelen:

zet de mistlichtschakelaar 2 in de

stand UIT;

zet de koplampschakelaar 1 in de

stand UIT;

zet het contact op een andere stand

dan ON (AAN).

Het waarschuwingslampje in het

instrumentenpaneel gaat uit als de

mistvoorlichten zijn uitgeschakeld.

Met automatische

verlichtingsregeling

Als de mistlichtschakelaar 2 in de stand

of staat en de

koplampschakelaar in de AUTO-stand

staat, gaan de mistvoorlichten tegelijk

aan met de koplampen, de

buitenverlichting en het dashboard.

Als de mistlichtschakelaar 2 naar de

stand wordt gedraaid (de

mistvoorlichtschakelaar 2 keert

automatisch terug naar de stand ),

gaan het mistachterlicht en het

bijbehorende indicatielampje op het

instrumentenpaneel ook aan.

MISTACHTERLICHTEN

De mistachterlichten kunnen worden

gebruikt als het contact is

ingeschakeld.

Dankzij het mistachterlicht kan uw

voertuig beter worden waargenomen.

Wanneer de lampen branden, brandt

het mistachterlicht indicatielampje op

het instrumentenpaneel.

Versies met mistvoorlichten

Inschakelen

De koplampschakelaar 1 moet op

of worden gezet alvorens u

de mistachterlichten inschakelt.

Om het mistachterlicht in te schakelen,

19 05030101-121-001

Page 30: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

zet u de mistlichtschakelaar 2 in de

stand (de mistlichtschakelaar keert

automatisch terug naar de stand ).

Het waarschuwingslampje in het

instrumentenpaneel brandt als het

mistachterlicht is ingeschakeld.

Uitschakelen

Schakel het mistachterlicht als volgt uit:

draai de mistlichtschakelaar 2 weer

op (de mistlichtschakelaar keert

automatisch terug naar de stand );

draai de mistlichtschakelaar 1 op

OFF;

zet het contact op een andere stand

dan ON (AAN).

Het waarschuwingslampje in het

instrumentenpaneel gaat uit als het

mistachterlicht is uitgeschakeld.

Als u het mistachterlicht inschakelt,

schakelt het mistvoorlicht tevens in.

Als de mistlichtschakelaar 2 naar de

stand wordt gedraaid (de

mistlichtschakelaar keert automatisch

terug naar de stand ) gaat het

indicatielampje van de mistvoorlicht op

het instrumentenpaneel ook branden.

Met automatische

verlichtingsregeling

Als de koplampschakelaar in de stand

AUTO staat, schakelt het

mistachterlicht in zodra de koplampen,

28

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

de buitenverlichting en de

instrumentenpaneelverlichting zijn

ingeschakeld.

Versies zonder mistvoorlichten

De koplampen moeten zijn

ingeschakeld om het mistachterlicht te

kunnen inschakelen.

Inschakelen

Om het mistachterlicht in te schakelen,

zet u de mistlichtschakelaar 2 in de

stand (de mistlichtschakelaar keert

automatisch terug naar de

oorspronkelijke stand).

Het mistachterlicht indicatielampje op

het instrumentenpaneel brandt als het

mistachterlicht is ingeschakeld.

Uitschakelen

Schakel het mistachterlicht als volgt uit:

draai de mistlichtschakelaar 2 weer

op (de mistlichtschakelaar keert

automatisch terug naar de stand );

draai de mistlichtschakelaar 2 op

OFF;

draai de koplampschakelaar 1 op

OFF.

RICHTINGAANWIJZERS

Het contact moet ingeschakeld worden

(AAN) om de richtingaanwijzers te

kunnen gebruiken.

Beweeg de richtingaanwijzer van

beneden (om links af te slaan) of boven

(om rechts af te slaan) naar de

stopstand. Het signaal schakelt zelf uit

nadat de bocht is genomen.

Als de richtingaanwijzer blijft knipperen

na een draai, brengt u de hendel zelf

terug naar de oorspronkelijke stand.

De richtingsindicators (groen) in

het instrumentenpaneel knipperen

volgens de werking van de

richtingaanwijzer om aan te geven dat

deze werken.

Als een indicatielampje blijft branden

zonder te knipperen of als het afwijkend

knippert, dan kan een

richtinsaanwijzerlampje zijn

doorgebrand.

RIJBAANWISSELSIGNALEN

Beweeg de hendel halverwege in de

richting van de rijbaanwisseling (totdat

de indicator knippert) en houd deze

daar. De hendel keert terug naar de

uit-stand als deze wordt losgelaten.

Driemaal knipperenderichtingaanwijzer

Nadat de richtingaanwijzer wordt

losgelaten, knippert de richtingaanwijzer

drie maal.

De werking kan worden geannuleerd

door de hendel in tegenovergestelde

richting te bewegen.

Page 31: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Adaptive Front LightingSystem (AFS)(indien aanwezig)

Als de koplampen zijn ingeschakeld,

verstelt het adaptieve

bochtenverlichtingssysteem (AFS)

automatisch de koplampen naar links of

naar rechts naar aanleiding van de

richting waarin het stuurwiel gedraaid

wordt.

Een systeemstoring of werkingsconditie

wordt aangegeven met een

waarschuwing. Raadpleeg de paragraaf

"Waarschuwingslampjes op het

instrumentenpaneel" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

OPMERKING

De gemonteerde koplampen

verblinden tegemoetkomende

bestuurders niet, ongeacht of u zich

met uw voertuig in links- of

rechtsrijdend verkeer begeeft. De

optische as van de koplampen hoeft

daarom niet te worden aangepast

wanneer u tijdelijk aan de andere zijde

van de weg moet rijden (links- of

rechtsrijdend verkeer).

Het adaptieve

bochtenverlichtingssysteem (AFS) kan

worden geactiveerd/gedeactiveerd via

de personalisatiefunctie. Raadpleeg de

paragraaf "Personalisatiefuncties" in het

hoofdstuk "Kennismaking met het

29

instrumentenpaneel".

HOOGTEREGELINGKOPLAMPEN

Door het aantal passagiers en bagage

of lading in de bagageruimte kan de

hoek van de koplampen wijzigen.

Automatisch

De hoek van de koplampen wordt

automatisch ingesteld als u de

koplampen aanzet.

Handmatig

De schakelaar van de hoogteregeling

van de koplampen kan gebruikt worden

om de hoek van de koplampen met de

hand in te stellen. Om deze af te stellen

draait u aan ring 1 fig. 20 aan de

linkerkant van het instrumentenpaneel

(versies met stuur links) of aan de

rechterkant (versies met stuur rechts).

20 04030001-120-134

Page 32: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

30

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG Selecteer de juiste koplamphoek uit de volgende kaart:

VoorstoelBelasting Schakelaarstand

Bestuurder Passagier

X — — 0

X X — 1

X X X 2

X — X 3

Page 33: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

40) De dagverlichting is een alternatief voor

het dimlicht in landen waar het verplicht is

overdag met verlichting te rijden, en is

tevens toegestaan in landen waar dit niet

verplicht is.

41) De dagverlichting mag het dimlicht niet

vervangen tijdens het rijden in het donker

en in tunnels. Het gebruik van de

dagverlichting wordt geregeld door de

wegenverkeerswetgeving van het land

waar u rijdt. Neem de wettelijke

voorschriften in acht.

RUITENWISSERS/SPROEIERVOORRUIT

42) 43) 44)

8) 9) 10) 11)

Het contact moet ingeschakeld worden

(AAN) om de ruitenwissers te

gebruiken.

RUITENWISSERS

Schakel de wissers 1 fig. 21 in door de

hendel omhoog of omlaag te duwen.

Wissen met interval

Schakelaarstanden:

of MIST: werking door

omhoog te draaien;

OFF: stop;

--- of INT: wissen met interval;

— of LO: lage snelheid;

= of HI: hoge snelheid.

21 05030101-122-001

31

Wissen met interval en variabelesnelheid

Zet de hendel op de intervalstand en

kies de intervaltijd door ring 1 te

draaien.

Page 34: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Automatische wisserregeling

Schakelaarstanden:

of MIST: werking door

omhoog te draaien;

OFF: stop;

AUTO: automatische werking;

— of LO: lage snelheid;

= of HI: hoge snelheid.

Automatische ruitenwisserregeling

Als de wisserhendel in de stand AUTO

staat, detecteert de regensensor de

hoeveelheid regenval op de ruit en

worden de wissers automatisch in- of

uitgeschakeld (uit, interval/lage

snelheid/hoge snelheid).

Gevoeligheid regensensoraanpassen

De gevoeligheid van de regensensor

kan worden aangepast door de

schakelaar op de wisserhendel te

draaien.

Draai schakelaar 1 vanaf de

middenpositie (normaal) fig. 21 omlaag

voor een hogere gevoeligheid (+)

(snellere reactie) of omlaag voor minder

gevoeligheid (-) (tragere reactie).

In de volgende gevallen kunnen de

wissers automatisch gaan bewegen als

de ruitenwisserhendel op AUTO is

geplaatst en het contact wordt

ingeschakeld:

als de ruit boven de regensensor

wordt aangeraakt of afgeveegd met een

doek;

Als de ruit wordt geraakt met een

hand of ander voorwerp van binnen of

buiten het voertuig.

Als de automatische ruitenwisserhendel

van OFF op AUTO wordt gezet tijdens

het rijden, dan worden de ruitenwissers

eenmaal geactiveerd waarna ze gaan

werken in overeenstemming met de

regenval.

De automatische wisserregeling werkt

mogelijk niet als de

regensensortemperatuur ongeveer

–10°C of lager of ongeveer 85°C of

hoger is.

Als de ruit is behandeld met een

waterafstotend middel kan het zijn dat

de regensensor niet in staat is de

hoeveelheid regen correct waar te

nemen waardoor de automatische

wisserregeling niet goed werkt.

Indien vuil of ander materiaal (zoals ijs of

stoffen met zout water) zich aan de ruit

heeft gehecht boven de regensensor of

als de ruit met ijs is bedekt, kan dit

ertoe leiden dat de wissers automatisch

gaan werken.

Als de ruitenwissers het ijst, vuil of

ander materiaal niet kunnen verwijderen

stopt de automatische wisserwerking.

Stel in dit geval de wisserhendel in op

de lage stand of hoge stand voor

handmatige werking of verwijder het ijs,

vuil of andere materiaal met de hand

om de automatische werking te

herstellen.

BELANGRIJK Aangezien zwaar ijs en

sneeuw de ruitenwissers kunnen

blokkeren, wordt de wissermotor

beschermd tegen defecten,

oververhitting en brand door een

stroomonderbreker. Het mechanisme

stopt de werking van de wissers

automatisch gedurende ongeveer

5 minuten. Als dit optreedt, schakelt u

de ruitenwisserhendel uit, parkeert u de

auto en verwijdert u sneeuw en ijs.

Schakel de hendel na 5 minuten weer

in en de wissers zouden weer normaal

moeten werken. Als de wissers niet

werken, neemt u zo snel mogelijk

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Rijd naar de zijkant van de weg en

parkeer naast de weg. Wacht totdat het

opklaart voordat u verder rijdt met

defecte ruitenwissers.

32

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 35: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

RUITENSPROEIER

Trek de hendel naar u toe en houdt

deze vast om wasvloeistof te sproeien.

Als de wisserhendel in de stand OFF of

interval/ AUTO staat, werken de

ruitenwissers voortdurend totdat de

hendel wordt losgelaten.

Als de sproeier niet werkt, controleert u

de hoeveelheid vloeistof. Als het niveau

normaal is, neemt u contact op met het

Fiat Servicenetwerk.

Koplampsproeiers

Als de koplampen aan zijn werken de

koplampsproeiers automatisch elke

vijfde maal dat de ruitensproeier wordt

geactiveerd.

KOPLAMPSPROEIERS(indien aanwezig)

Het contact moet zijn ingeschakeld

(AAN) en de koplampen moeten aan

zijn.

De koplampsproeiers fig. 23 werken

automatisch elke vijfde maal dat de

ruitensproeier wordt geactiveerd. Als u

de koplampsproeiers wilt bedienen,

dubbeltikt u tegen de wisserhendel.

BELANGRIJK

42) Plaats alleen ruitenvloeistof of gewoon

water in het reservoir. Het gebruik van

antivries als ruitensproeiervloeistof is

gevaarlijk. Als dit op de ruit wordt

gespoten, raakt de ruit bevuild, hetgeen de

zichtbaarheid beïnvloed en kan resulteren

in een ongeluk.

43) Gebruik ruitenvloeistof alleen in

combinatie met antivries als het vriest. Het

gebruik van ruitenvloeistof zonder antivries

bij weersomstandigheden onder nul is

gevaarlijk, aangezien de ruit kan bevriezen

en uw zicht kan belemmeren, hetgeen kan

resulteren in een ongeluk. Zorg er

bovendien voor dat de ruit voldoende is

opgewarmd door middel van de

ruitverwarming voordat u er ruitenvloeistof

op spuit.

44) Zorg ervoor dat het systeem is

uitgeschakeld als de voorruit moet worden

schoongemaakt.

BELANGRIJK

8) Gebruik de ruitenwisser niet om

opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit

te verwijderen. Onder dergelijke

omstandigheden wordt bij overbelasting

van de ruitenwisser de beveiliging

ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser

enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als

hierna de ruitenwisser niet meer werkt (ook

niet nadat de motor opnieuw is gestart),

neemt u contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

9) Schakel de ruitenwissers niet met van de

ruit opgeheven wisserbladen in.

10) Schakel de regensensor nooit in tijdens

een schoonmaakbeurt in een wasstraat.

11) Zorg er bij ijs op de ruit voor dat de

wissers correct worden losgemaakt.

22 04110109-115-001

23 04110102-L37-007

33

Page 36: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KLIMAATREGELING

BELANGRIJK

2) Het systeem gebruikt een koelmiddel dat

compatibel is met de wetten die van kracht

zijn in de landen waar het voertuig wordt

verkocht, R134a van R1234yf (aangeduid

op een specifiek plaatje in de motorruimte).

Het gebruik van andere koelmiddelen heeft

invloed op de efficiency en de conditie van

het systeem. Ook de

compressorkoelmiddelen moeten

compatibel zijn met het aangeduide

koelmiddel.

34

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 37: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING

24 06010300-122-099

35

Page 38: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

REGELAARS

1 – Temperatuurregelaar. Draai de

regelaar rechtsom voor warm en

linksom voor koud.

2 – Ventilatorregelaar. De ventilator

beschikt over zeven snelheden.

3 – Modusselector. Draai de

modusselector om de gewenste

luchtstroommodus te selecteren. De

modusselector kan op de

tussenliggende standen (●) tussen elke

modus worden ingesteld.

4 – Ontwasemschakelaar achterruit.

Druk op de schakelaar om

ontwaseming van de achterruit in te

schakelen. De ontwasemschakelaar

voor de achterruit werkt ongeveer

15 minuten en schakelt dan

automatisch uit.

5 – Luchtinlaatselector. Buiten- en

gehercirculeerde lucht-standen kunnen

worden geselecteerd. Druk op de

schakelaar om de standen

buiten/gehercirculeerde lucht te

selecteren.

6 – A/C-schakelaar. Druk op de

A/C-knop om de airconditioning in te

schakelen.

36

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 39: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING

25 06010900-122-990

37

Page 40: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

REGELAARS

1 – Temperatuurregelaar.

2 – Ventilatorregelaar. De ventilator

beschikt over zeven snelheden.

AUTO-stand: de luchtstroom wordt

automatisch geregeld in

overeenstemming met de ingestelde

temperatuur. Uitgezonderd

AUTO-stand: de luchtstroom kan

worden ingesteld op het gewenste

niveau via de regelaar. 0-stand: om het

systeem uit te schakelen, stelt u de

regelaar in op 0.

3 – Modusselector. Draai de

modusselector om de gewenste

luchtstroommodus te selecteren.

AUTO-stand: de luchtstroommodus

wordt automatisch aangepast aan de

geselecteerde temperatuur.

Uitgezonderd AUTO-stand: de

gewenste luchtstroom kan worden

geselecteerd met de regelaar.

4 – Ontwasemschakelaar achterruit.

Druk op de schakelaar om

ontwaseming van de achterruit in te

schakelen. De ontwasemschakelaar

voor de achterruit werkt ongeveer

15 minuten en schakelt dan

automatisch uit.

5 – Luchtinlaatselector. Buiten- en

gehercirculeerde lucht-standen kunnen

worden geselecteerd. Druk op de

schakelaar om de standen

buiten/gehercirculeerde lucht te

selecteren.

6 – A/C-schakelaar. De airconditioning

(functies koelen/ontvochtigen) kunnen

worden in- of uitgeschakeld door de

schakelaar in te drukken terwijl de

ventilatorregelaar op een andere stand

dan 0 staat.

ELEKTRISCHERUITEN

BEDIENINGSELEMENTEN

45) 46)

Het contact moet zijn ingeschakeld om

de elektrische ruiten te laten werken.

Als de elektrische ruit niet opent/sluit,

wacht dan een moment en bedien de

knop opnieuw.

Schakelaars passagierszijde

De ruit aan passagierszijde kan ook

worden bediend met de hoofdknop op

het portier van de bestuurder fig. 26: 1

(ruit bestuurder) / 2 (ruit passagier).

Elektrische ruiten openen / sluiten

1 - Sluiten fig. 27: til de knop licht op. 2

- Openen: duw licht op de knop.

26 04070103-LN2-002

38

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 41: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Elektrische ruiten automatischopenen

Om het venster volledig automatisch te

openen, duwt u de knop volledig naar

beneden. Om de ruit halverwege te

stoppen trekt of duwt u de knop in

tegenovergestelde richting en laat u

deze vervolgens los. De elektrische ruit

kan volledig worden gesloten als het

portier is geopend.

Initialisatieprocedure elektrischruitsysteem

Als de accu is losgekoppeld tijdens

onderhoud aan het voertuig, of om

andere redenen (zoals een knop die

blijft werken nadat de ruit

geopend/gesloten is), dan opent de ruit

niet volledig automatisch.

Het resetten van de automatische

functie kan worden uitgevoerd via de

hoofdknoppen of via de knop op het

portier van de passagier.

De resetprocedure voor de

automatische functie van de elektrische

ruiten kan worden uitgevoerd op beide

portierknoppen. De automatische

functie van de elektrische ruiten wordt

alleen hervat voor de elektrische ruit die

is gereset:

sluit de portieren en de cabrioletkap;

schakel het contact in (AAN);

zorg ervoor dat de vergrendelknop

voor de elektrische ruiten op het

bestuurdersportier niet is ingedrukt;

druk op de knop en open de ruit

volledig;

trek de knop omhoog om de ruit

volledig te sluiten en houdt de knop

ongeveer 2 seconden vast nadat de ruit

volledig is gesloten;

herhaal stappen 4-5 voor de

elektrische ruit aan passagierszijde

terwijl u in de passagiersstoel zit;

controleer of de elektrische ruiten

goed werken via de portierknoppen.

Nadat het systeem opnieuw is

geïnitialiseerd, kan de ruit aan

passagierszijde volledig automatisch

worden geopend via de hoofdknoppen.

Als de automatische werking van de

elektrische ruiten niet normaal werkt als

de portieren of de cabrioletkap zijn

geopend/gesloten, reset u deze via

bovengenoemde procedures.

VERGRENDELKNOPELEKTRISCHE RUIT

Deze functie voorkomt dat de

elektrische ruit aan passagierszijde

wordt bediend. Houd deze knop op de

vergrendelstand als u kinderen in het

voertuig vervoert.

1 - Vergrendelde stand (knop

ingedrukt) fig. 28: alleen de elektrische

ruit aan bestuurderskant kan worden

bediend.

2 - Ontgrendelde stand (knop niet

ingedrukt): beide elektrische ruiten van

elk portier kunnen worden bediend.

BELANGRIJK Als de vergrendelknop

van de elektrische ruit in de

vergrendelde stand staat, schakelt het

lampje van de elektrische ruit aan

27 04070103-L12-001

28 04070104-LE2-001

39

Page 42: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

passagierszijde uit. Dit lampje kan

moeilijk te zien zijn door omgevingslicht.

BELANGRIJK

45) Controleer of de ruimte vrij is alvorens

een raam te sluiten: het sluiten van een

elektrische ruit is gevaarlijk. Handen, hoofd

en zelfs de nek kunnen vast komen te zitten

tussen de ruit en leiden tot ernstig letsel en

zelfs overlijden. Deze waarschuwing geldt

met name voor kinderen.

46) Laat kinderen nooit spelen met de

knoppen van de elektrische ruiten: de

knoppen van elektrische ruiten bevatten

geen vergrendeling zodat kinderen deze

per ongeluk kunnen bedienen, hetgeen kan

resulteren in ernstig letsel aan handen, het

hoofd of de nek van kinderen mochten

deze vast komen te zitten.

INTERNEAPPARATUUR

STOPCONTACT

Het stopcontact bevindt zich helemaal

aan de achterzijde van de beenruimte

aan de passagierszijde fig. 29.

Gebruik alleen oorspronkelijke

FCA-accessoires of gelijksoortige

accessoires die niet meer dan 120 W

(DC 12V, 10 A) verbruiken.

Het contact moet op de stand ACC of

AAN staan.

Om schade of elektrische uitval van het

stopcontact te voorkomen, moet u het

volgende in acht houden:

gebruik geen accessoires die meer

dan 120 W (DC 12V / 10A) verbruiken;

gebruik geen accessoires die niet

van FCA afkomstig zijn of die

gelijksoortig zij';

sluit de afdekking als het stopcontact

niet wordt gebruikt om te voorkomen

dan vreemd materiaal of vloeistof in het

stopcontact terechtkomt;

steek de stekker op de juiste manier

in het stopcontact;

steek de aansteker niet in het

stopcontact;

er kan ruis optreden bij het afspelen

van geluid naar gelang het apparaat dat

op het stopcontact wordt aangesloten;

naar gelang het apparaat dat op het

stopcontact wordt aangesloten, kan het

elektrische systeem van het voertuig

worden beïnvloed, waardoor het

waarschuwingslampje gaat branden.

Koppel het aangesloten apparaat aan

en zorg ervoor dat het probleem wordt

verholpen. Als het probleem is

verholpen, koppelt u het apparaat los

van het stopcontact en schakelt u het

contact uit. Neem, als het probleem

aanhoudt, contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

BELANGRIJK Om ontlading van de

batterij te voorkomen, mag u het

stopcontact niet langdurig gebruiken

als de motor uitstaat of in de vrij staat.

29 06040400-L12-002

40

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 43: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ACHTERKLEP

OPENEN

47) 48)

BELANGRIJK Alvorens de achterklep te

openen, verwijdert u eventuele

opgehoopte sneeuw en ijs. De

achterklep kan anders sluiten onder het

gewicht van sneeuw en ijs en letsel

veroorzaken.

BELANGRIJK Open/sluit de achterklep

voorzichtig bij sterke wind. Bij een

sterke windvlaag tegen de achterklep

kan deze plotsklaps sluiten en letsel

veroorzaken.

BELANGRIJK Open de achterklep

volledig om ervoor te zorgen dat deze

open blijft. Als de achterklep slechts

gedeeltelijk is geopend, kan deze

dichtslaan door trillingen of windvlagen

en letsel veroorzaken.

BELANGRIJK Schakel de motor uit als

u bagage in de bagageruimte plaatst of

eruit haalt. Anders kunt u brandwonden

oplopen door de warmte van het

uitlaatgas.

De externe ontgrendelknopgebruiken(indien aanwezig)

Ontgrendel de portieren en de

achterklep, druk vervolgens op de

elektrische achterklepopener fig. 30 en

breng deze omhoog als de

vergrendeling wordt vrijgegeven.

OPMERKING Met degeavanceerde

keyless-functie kan de achterklep

tevens worden geopend terwijl u de

sleutel bij u draagt.

Met de geavanceerde keyless-functie

Een gesloten achterklep kan tevens

worden geopend terwijl u de sleutel bij

u draagt.

Als de achterklep wordt geopend terwijl

de portieren zijn gesloten, kan het een

paar seconden duren voordat de

ontgrendeling van de achterklep wordt

vrijgegeven nadat de elektrische

achterklepopener is ingedrukt.

De achterklep kan worden gesloten

wanneer de portieren zijn vergrendeld

terwijl de sleutel zich in het voertuig

bevindt. Om echter te voorkomen dat

de sleutel in het voertuig ligt

opgesloten, kan de achterklep worden

geopend met de elektrische

achterklepopener. Als de achterklep

ondanks het uitvoeren van de

procedure niet kan worden geopend,

drukt u op de elektrische

achterklepopener om de achterklep

volledig te openen nadat de achterklep

volledig is gesloten.

Als de accu van het voertuig leeg is of

bij een storing in het elektrische

systeem waardoor de achterklep niet

kan worden geopend, kunt u de

achterklep openen door de

noodprocedure uit te voeren (raadpleeg

de paragraaf “Wanneer de achterklep

niet geopend kan worden” in dit

hoofdstuk).

30 04030201-12A-001

41

Page 44: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ALS DE ACHTERKLEPNIET KAN WORDENGEOPEND

Als de accu leeg is, kan de

bagageruimte niet worden ontgrendeld

en geopend. In dit geval kan de

bagageruimte worden ontgrendeld door

de situatie met de lege accu te

verhelpen.

Als de bagageruimte niet kan worden

ontgrendeld (ook niet als de lege accu

is verholpen) kan er een probleem zijn

met het elektrische systeem.

Ga als volgt te werk:

sluit de kap en verwijder het

windscherm fig. 31;

verwijder de bevestigingen aan de

rechterkant van het voertuig fig. 32;

trek de afdekking aan de rechterkant

van het voertuig gedeeltelijk weg fig. 33;

draai de schroefdoppen fig. 34 zover

los dat ze vrij kunnen ronddraaien;

trek de dop naar buiten en open de

achterklep fig. 35. Na uitvoering van

deze noodmaatregel moet u zo snel

mogelijk contact opnemen met het Fiat

Servicenetwerk.

BELANGRIJK Trek niet aan de schroef

als u aan de dop trekt. De schroef zou

dan kunnen vallen en wegraken.

SLUITEN

49) 50)

Gebruik beide handen om de

achterklep te sluiten totdat de

vergrendeling klikt. Sla de achterklep

niet dicht.

31 08080100-125-002

32 08080100-121-004

33 08080100-122-001

34 08080100-999-400

35 08080100-124-003

42

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 45: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Trek de achterklep omhoog om te

controleren of deze goed dicht zit.

BELANGRIJK

47) Laat nooit iemand meerijden in de

bagageruimte: het is gevaarlijk iemand te

laten meerijden in de bagageruimte. De

persoon in de bagageruimte kan ernstig

letsel oplopen of overlijden bij een

noodstop of een botsing.

48) Rijd niet met geopende achterklep:

uitlaatgas dat in het voertuig komt, is

gevaarlijk. Een geopende achterklep zorgt

er bij een rijdend voertuig voor dat

uitlaatgas in het voertuig terechtkomt. Dit

gas bevat CO (koolmonoxide), een

kleurloos, geurloos en zeer giftig gas dat

bewustzijnsverlies en overlijden kan

veroorzaken. Bovendien kunnen inzittenden

uit het voertuig vallen bij een ongeluk.

49) Sluit de achterklep af en laat kinderen

niet in de kofferbak spelen. De achterklep

openlaten of kinderen alleen met de

sleutels in het voertuig laten is gevaarlijk.

Een kind zou de achterklep kunnen openen

en in de kofferbak kunnen klimmen, waarbij

het zich kan verwonden of zelfs kan komen

te overlijden door blootstelling aan hitte.

50) Zorg ervoor dat kinderen niet in de

verleiding komen het voertuig als

speelterrein te zien: sluit de portieren en

achterklep altijd af en berg de sleutels goed

op, zodat zij er niet mee kunnen spelen.

Kinderen of dieren alleen achterlaten in een

geparkeerd voertuig is gevaarlijk. Slapende

baby's of kinderen die zichzelf insluiten in

de auto of kofferbak kunnen zeer snel

sterven door oververhitting. Laat uw

kinderen of huisdieren nooit alleen in een

auto. Laat de auto niet achter met

onafgesloten achterklep.

MOTORKAP

OPENEN

51) 52) 53) 55)

Ga als volgt te werk:

terwijl het voertuig is geparkeerd,

trekt u aan de ontgrendelhendel 1

fig. 36 om de motorkap te

ontgrendelen;

plaats uw hand in de opening onder

motorkap, schuif hendel 2 naar rechts

fig. 37 en breng de motorkap omhoog;

36 07030201-L88-088

43

Page 46: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

maak ondersteuningsstaaf 3

fig. 38 los uit de vergrendeling, plaats

deze in het gebied met bescherming 4

fig. 39 en plaats de staaf in de opening

die wordt aangegeven met de pijl om

de motorkap geopend te houden.

SLUITEN

54)

Ga als volgt te werk:

controleer of onder de motorkap of

alle vuldoppen goed zijn aangebracht

en of alle losse items (gereedschap,

olieflessen enz.) zijn verwijderd;

til de kap op, pak de staaf bij het

beschermingsgebied vast en plaats de

ondersteuningsstaaf in de

vergrendeling. Controleer of de staaf

goed in de klem is geplaatst alvorens

de motorkap te sluiten;

breng de motorkap tot ongeveer

20 cm boven de gesloten stand en laat

deze vervolgens vallen.

BELANGRIJK Duw niet met overmatige

kracht, bijvoorbeeld door uw eigen

gewicht te gebruiken, als u de

motorkap sluit. Anders kan de

motorkap vervormen.

BELANGRIJK

51) Verricht deze handelingen uitsluitend bij

stilstaande auto.

52) De motorkap kan plotseling omlaag

vallen als de steunstang niet correct

geplaatst is.

53) Gebruik beide handen om de motorkap

op te tillen. Controleer voordat de

motorkap wordt opgetild, of de armen van

de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,

het voertuig stilstaat en de handrem goed

is aangetrokken.

54) Controleer altijd of de motorkap is

gesloten en goed is vergrendeld. Een

motorkap die niet is gesloten en

vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze

open kan vliegen als het voertuig rijdt en

het zicht van de bestuurder kan blokkeren,

hetgeen kan resulteren in een ernstig

ongeluk.

55) Met actieve motorkap: trek niet aan de

ontgrendelhendel nadat de actieve

motorkap is geactiveerd. Het is gevaarlijk

aan de ontgrendelhendel te trekken als de

actieve motorkap is ingeschakeld

aangezien dit ervoor zorgt dat de motorkap

verder omhoog komt en het zicht

belemmerd. Bovendien kan de motorkap

niet handmatig naar beneden worden

gebracht; probeer de motorkap niet met

kracht omlaag te duwen. Dit kan de

motorkap vervormen of letsel veroorzaken.

Neem altijd contact op met een kundige

reparateur via het Fiat Servicenetwerk als

de actieve motorkap is geactiveerd.

37 07030201-122-001

38 07030201-130-888

39 07030201-123-002

44

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 47: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CABRIOLETKAP(ZACHTE KAP)

DE CABRIOLETKAPOPENEN

BELANGRIJK Ga niet op de geopende

kap zitten. De cabrioletkap kan dan

beschadigen of u kunt vallen en letsel

oplopen.

Ga als volgt te werk:

controleer of de parkeerrem is

ingeschakeld. Als de motor loopt, zet u

deze uit;

controleer of er voorwerpen liggen in

het gebied waar de kap omlaag wordt

gehaald;

trek terwijl ontgrendelknop 1

fig. 40 naar voren staat (rode markering

2 zichtbaar) de bovenste

ontgrendelhendel 3 terug fig. 41 om de

kap te ontgrendelen;

verwijder de slotplaat 4 van het anker

5 fig. 42;

BELANGRIJK Als de elektrische ruiten

niet automatisch omlaag gaan, opent u

de ruiten volledig.

houd de cabrioletkap, terwijl u zich

buiten het voertuig bevindt, vast aan de

voorste rand 6 en trek deze naar de

achterzijde van het voertuig;

BELANGRIJK Om de kap van binnen in

het voertuig te openen, gebruikt u de

bovenste hendels 6 fig. 43.

verplaats de kap naar achteren en

vouw deze op terwijl u met uw hand

licht op de achterruit duwt;

terwijl de achterzijde van de kap naar

beneden is, drukt u op de voorzijde

totdat u een vergrendelgeluid hoort

fig. 44. Beweeg de open kap licht heen

en weer om te controleren of deze

goed vergrendelt is.

40 04110102-L36-006

41 04110102-L21-001

42 04110102-L22-002

43 04110102-123-002

45

Page 48: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

DE CABRIOLETKAPOPENEN

Ga als volgt te werk:

controleer of de parkeerrem is

ingeschakeld. Als de motor loopt, zet u

deze uit;

breng ontgrendelhendel 1 omhoog

om te ontgrendelen fig. 45;

houd de cabrioletkap, terwijl u zich

buiten het voertuig bevindt, vast aan de

voorste rand en trek deze naar de

voorzijde van het voertuig;

BELANGRIJK Als de elektrische ruiten

niet automatisch omlaag gaan, opent u

de ruiten volledig.

BELANGRIJK Om de kap van binnen in

het voertuig te sluiten, gebruikt u de

bovenste hendels 2 fig. 46.

zittend in een stoel pakt u de

bovenste hendels 3 beet fig. 47 en

duwt u de kap tegen het windscherm.

Zorg ervoor dat de slotplaat 4 koppelt

met het anker 5, beweeg de bovenste

grendel langzaam en duw deze

vervolgens naar boven totdat u een

vergrendelgeluid hoort.

BELANGRIJK Rijden met een

cabrioletkap die niet goed is

vergrendeld, kan schade aan de kap

veroorzaken. Indien de rode indicator te

zien is op de ontgrendeltoets

fig. 48 betekent dit dat de kap niet

goed is vergrendeld. Controleer na het

44 04110102-126-001 45 04110103-121-004

46 04110103-L23-002

47 04110103-L24-003

46

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 49: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

vergrendelen van de cabrioletkap of de

rode indicator 6 niet zichtbaar is (7 =

vergrendelde stand / 8 = ontgrendelde

stand).

BELANGRIJK Spuit geen water

rechtstreeks op de naad tussen de ruit

en de kap als u vuil wegspoelt van de

zachte kap. Water kan anders in het

voertuig terechtkomen (zie paragraaf

"Onderhoud cabrioletkap" in het

hoofdstuk "Onderhoud en verzorging").

VOORZORGSMAATREGELENM.B.T. DECABRIOLETKAP

56) 57) 58) 59) 60)

12) 13) 15) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21)

Verwijder bladeren of andere

materiaal op en rond de cabrioletkap.

Als bladeren of ander materiaal het

afvoerfilter blokkeert, kan er water in het

voertuig komen. Reinig het afvoerfilter

ten minste eenmaal per jaar.

Controleer, alvorens de cabrioletkap

te openen, of de ontwasemschakelaar

van de achteruit is uitgeschakeld.

Anders kan warmte die vrij komt van de

ontwasemer schade toebrengen aan de

cabrioletkap en het interne materiaal.

Stop, voordat u de cabrioletkap

opent of sluit, op een veilige plek naast

de rijbaan en parkeer op een vlakke

ondergrond.

Controleer of er niets op de

cabrioletkap of in de buurt van de

achteruit ligt als u de cabrioletkap opent

of sluit.

Zelfs kleine voorwerpen kunnen

schade berokkenen.

Controleer bij het openen van de

cabrioletkap of er in het voertuig geen

voorwerpen zijn die door de wind

kunnen worden weg geblazen.

Bevestig alle losse voorwerpen

alvorens met geopende cabrioletkap te

gaan rijden.

Ter voorkoming van diefstal of

vandalisme en om ervoor te zorgen dat

de binnenzijde van het voertuig droog

blijft, wordt aanbevolen de cabrioletkap

goed te sluiten en beide portieren af te

sluiten als u het voertuig verlaat.

Rijd niet door een automatische

wasstraat; dit kan schade toebrengen

aan de cabrioletkap.

Open of sluit de cabrioletkap niet als

de temperatuur onder 5 °C is; dit

brengt schade toe aan het materiaal

van de cabrioletkap.

De cabrioletkap is vervaardigd van

hoogkwalitatief materiaal. Als dit niet

goed wordt onderhouden, kan het

materiaal hard worden, vlekken krijgen

of een ongelijkmatige glans opleveren.

Open de cabrioletkap niet als deze

nat is. Als de cabrioletkap opgevouwen

opdroogt, verslechtert deze en treedt

schimmel op.

Bij het openen van een natte

cabrioletkap kan tevens water in het

voertuig terechtkomen.

Open of sluit de cabrioletkap niet bij

sterke wind, daar dit de kap kan

beschadigen of een ongeluk kan

veroorzaken.

De elektrische ruiten gaan naar

beneden als de cabrioletkap wordt

geopend/gesloten. Dit is een functie ter

verbetering van de werking en duidt niet

op een probleem. Indien de accu van

het voertuig is losgekoppeld voor

onderhoud of om andere redenen, dan

gaan de elektrische ruiten niet

automatisch omlaag. Als de elektrische

ruiten niet omlaag gaan, moet het

open/sluitmechanisme van de ruiten

worden gereset.

Het windscherm vermindert de

hoeveelheid wind die van achter in het

48 04110103-124-001

47

Page 50: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

voertuig terechtkomt als u met

geopende kap rijdt.

BELANGRIJK

56) Zorg ervoor dat de cabriolettop correct

vergrendeld is alvorens het voertuig te

starten.

57) Draag in een rijdend voertuig uw

veiligheidsgordel goed aangebracht: staan

in het voertuig of zitten op de opbergruimte

van de cabrioletkap of het midden van het

console terwijl het voertuig rijdt is gevaarlijk.

Bij een onverwachte manoeuvre of botsing

kunt u ernstig letsel oplopen of zelfs

overlijden.

58) Houd uw handen en vingers altijd uit

de buurt van bevestigingsmechanismen bij

het bewegen van de cabrioletkap: het is

gevaarlijk uw handen of vingers bij de

bevestigingsmechanismen te plaatsen. U

handen of vingers kunnen klem komen te

zitten en letsel oplopen door het

mechanisme.

59) Wees voorzichtig tijdens het

monteren/verwijderen van de softtop om

mogelijke schade of letsel te voorkomen.

60) Houd kinderen uit de buurt van de

bewegingszone van de softtop tijdens het

openen en sluiten.

BELANGRIJK

12) Open de softtop nooit als er sneeuw of

ijs op ligt, om beschadiging te voorkomen.

13) Er mogen geen ladingen op het dak

worden geplaatst.

14) Vogelpoep en plantaardige harsen

moeten zo snel mogelijk van de softtop

verwijderd worden, omdat deze de stof op

ernstige wijze kunnen beschadigen.

15) Gebruik nooit hogedrukreinigers.16) Als er stroom- of hogedrukreinigers

gebruikt worden, houd dan een geschikte

afstand aan en gebruik geen water dat

warmer is dan 60 °C. Als de afstand te kort

of als de druk te hoog is, kan dat leiden tot

schade, vervormingen en binnendringen

van water.

17) Als een spuitlans wordt gebruikt, richt

deze dan niet op de randen van de stof en

de omranding van de voorruit om te

voorkomen dat water binnendringt.

18) Gebruik nooit alcohol, benzine,chemische producten, reinigingsmiddelen,

vlekkenverwijderaars, was, oplosmiddelen

en “was- en polijstmiddelen”.

19) Spoel zeepresten onmiddellijk af om

vlekken en kringen te voorkomen. Herhaal

de handeling indien nodig.

20) Volg de aanwijzingen op de verpakking

van het impregneermiddel om perfecte

resultaten te verkrijgen.

21) De rubberen pakkingen van het

cabriodak mogen uitsluitend met water

gereinigd worden. Als gemerkt wordt dat

de pakkingen droog of kleverig zijn, breng

dan talkpoeder aan of gebruik producten

voor de verzorging van rubber

(siliconenspray).

48

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

VO

ER

TU

IG

Page 51: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

In dit deel van het instructiehandboek

vindt u alle informatie die u nodig hebt

om het instrumentenpaneel goed te

begrijpen, te interpreteren en te

gebruiken.

INSTRUMENTENPANEEL. . . . . . . .50

LAMPJES EN BERICHTEN . . . . . . .55

49

KENNISMAKING MET HETINSTRUMENTENPANEEL

Page 52: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

INSTRUMENTENPANEEL

1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay

automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/

Buitentemperatuur/Snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display

49 05020100-121-001

50

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 53: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VERSIES MET STUUR RECHTS

1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay

automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/

Buitentemperatuur/Instelbare snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display

50 05020100-667-888

51

Page 54: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KILOMETERTELLER /DAGTELLER

U kunt de weergavemodus wijzigen van

kilometerteller in Dagteller A” en in

“Dagteller B”,en terug naar

kilometerteller door schakelaar 1

fig. 51 in te drukken terwijl een van de

modi wordt weergegeven. De gekozen

modus wordt weergegeven.

Als het contact is ingeschakeld op ACC

of UIT, kunnen de kilometerteller of

tripmeters niet worden weergegeven.

Als de schakelaar echter wordt

ingedrukt kan er echter per ongeluk

worden geschakeld tussen de

tripmeters of worden deze gereset

gedurende een periode van tien

minuten in de volgende gevallen:

nadat het contact op AAN is gezet;

nadat het portier aan

bestuurderskant is geopend.

Trip meter

De dagteller kan de totale afstand van

twee afgelegde afstanden registreren.

Een wordt geregistreerd onder "Trip A"

en de andere onder "Trip B".

“Trip A” kan bijvoorbeeld de afstand

vanaf het vertrekpunt registreren en

“Trip B” de afstand vanaf de laatste

tankbeurt.

Gebruik deze meter om reisafstanden

bij te houden en brandstofverbruik te

berekenen.

Versies met Radio 7”: als de

gegevens van zuinig

brandstofverbruik worden gereset

via de controle voor zuinig

brandstofverbruik, of als Trip A

wordt gerest met de dagteller als

de functie die synchroniseert met

de controle van zuinig

brandstofverbruik terwijl de

dagteller is ingeschakeld, dan

resetten de gegeven van zuinig

energieverbruik en Trip A

gelijktijdig.

OPMERKING Alleen de dagtellers

registreren tienden van kilometers

(miles).

Dagteller resetten

De dagteller wordt gewist als de

stroomtoevoer wordt onderbroken

(doorgebrande zekering of

losgekoppelde accu) of als het voertuig

meer dan 9999,9 km (mile) heeft

gereden.

VERLICHTINGINSTRUMENTENPANEEL

Aanpassing lichtintensiteit

De lichtintensiteit van het

instrumentenpaneel en de

dashboardverlichting kan worden

aangepast door knop 1 fig. 52 te

draaien:

de lichtintensiteit vermindert door

de knop naar links te draaien. Er is een

pieptoon hoorbaar als de knop naar de

maximale dimstand is gedraaid;

de lichtintensiteit verhoogt door

de knop naar rechts te draaien.

Verlichtingsdimmer annuleren

Draai de knop naar rechts totdat u een

pieptoon hoort terwijl het

instrumentenpaneel wordt gedimd met

51 05020102-121-001

52 05020102-121-001

52

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 55: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

het contact AAN. Als de zichtbaarheid

van het instrumentenpaneel wordt

verminderd vanwege verblinding door

omgevingslicht, annuleert u de

verlichtingsdimmer.

Als de verlichtingsdimmer is

geannuleerd, kan het

instrumentenpaneel niet woorden

gedimd. Ook niet als de positielichten

zijn ingeschakeld. Als de

verlichtingsdimmer is geannuleerd,

schakelt het scherm op het middelste

display naar een constante weergave

van het dagscherm.

TRIPCOMPUTER ENINFO-SCHAKELAAR

De volgende informatie kan worden

geselecteerd met de INFO-schakelaar

fig. 53 terwijl het contact is

ingeschakeld (AAN):

Afstand-tot-leeg (gemiddelde afstand

die u kunt rijden met beschikbare

brandstof);

Gemiddeld zuinig brandstofverbruik;

Huidig zuinig brandstofverbruik;

Gemiddelde voertuigsnelheid;

Alarm voertuigsnelheid.

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk als u problemen heeft

met uw tripcomputer.

Modus alarm voertuigsnelheid

In deze modus wordt de huidige

instelling voor het alarm van de

voertuigsnelheid weergegeven. U kunt

de voertuigsnelheidsinstelling waarbij de

waarschuwing wordt geactiveerd,

wijzigen.

BELANGRIJK Het alarmdisplay van de

voertuigsnelheid wordt tegelijkertijd met

de pieptoon geactiveerd. De ingestelde

voertuigsnelheid knippert meerdere

malen.

Het alarm van de voertuigsnelheid kan

worden ingesteld met de

INFO-schakelaar.

De alarmfunctie van de voertuigsnelheid

kan worden ingesteld tussen 30 en

250 km/u.

BELANGRIJK Stel de voertuigsnelheid

altijd in volgens de wetten en regels in

uw land/stad waarin met het voertuig

wordt gereden. Controleer bovendien

altijd de snelheid van het voertuig

middels de snelheidsmeter.

Het alarm van de voertuigsnelheid kan

worden ingesteld met de volgende

procedure:

druk op de INFO-schakelaar om de

alarmmodus voor de voertuigsnelheid

weer te geven;

druk aanhoudend op de

INFO-schakelaar totdat een pieptoon

hoorbaar is. Op het display van de

voertuigsnelheid knippert het derde

cijfer (honderdtallen) fig. 54;

druk op de INFO-schakelaar en stel

het derde cijfer (honderdtallen) in op de

gewenste voertuigsnelheid. De

numerieke waarde wijzigt elke keer dat

de INFO-schakelaar wordt ingedrukt;

druk aanhoudend op de

INFO-schakelaar totdat een pieptoon

53 0620500-122-001

54 05020110-121-002

53

Page 56: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

hoorbaar is. Op het display van de

voertuigsnelheid knipperen de onderste

twee cijfers (tientallen en eentallen)

fig. 55;

druk op de INFO-schakelaar en stel

de twee onderste cijfers (tientallen en

eentallen) in op de gewenste

voertuigsnelheid. De numerieke waarde

wijzigt elke keer dat de INFO-

schakelaar wordt ingedrukt;

druk aanhoudend op de

INFO-schakelaar totdat een pieptoon

hoorbaar is. De ingestelde

voertuigsnelheid wordt weergegeven p

het alarmscherm voor de

voertuigsnelheid.

SCHAKELINDICATOR

De schakelindicator ondersteunt u bij

een optimaal zuinig brandstofverbruik

en soepel rijden.

De geselecteerde schakelstand 1

fig. 56 wordt op het instrumentenpaneel

weergegeven en er wordt aangegeven

welke schakelstand 2 het meest

geschikt is volgens de huidige

rij-omstandigheden.

Indicatie Toestand

Cijfer

De geselecteerde

schakelstand wordt

weergegeven

en cijfer

Schakel op of terug

naar de aangegeven

schakelstand die

wordt weergegeven

BELANGRIJK Vertrouw niet alleen op

de aanbevolen opschakeling/

terugschakeling die wordt

weergegeven. De werkelijke rijsituatie

kan andere schakelstanden vereisen.

Om ongelukken te vermijden, moet de

weg- en verkeerssituatie goed worden

beoordeeld door de bestuurder

alvorens te schakelen.

Versies met handmatigeversnellingsbak

De schakelindicator schakelt uit als de

volgende werkingen worden uitgevoerd:

het voertuig is gestopt;

het voertuig staat in de vrijstand;

het voertuig staat in de achteruit;

de koppeling is niet volledig ingetrapt

als er na stilstand gas wordt gegeven;

het koppelingspedaal wordt

2 seconden of langer ingetrapt tijdens

het rijden.

Versies met automatischeversnellingsbak

De schakelindicator schakelt uit als de

volgende werkingen worden uitgevoerd:

het voertuig is gestopt;

de handmatige schakelmodus is

geannuleerd.

Handmatig opschakelen(versies met automatische

versnellingsbak)

Gebruik de selectiehendel om een

versnelling op of terug te schakelen, tik

de selectiehendel terug + eenmaal.

55 05020110-121-003

56 05210102-12A-001

54

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 57: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

LAMPJES EN BERICHTEN

BELANGRIJK Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er

klinkt een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun

beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het

Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. Zie de informatie in dit hoofdstuk in

de gevallen dat een storing wordt gemeld.

BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:

ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden langdurig herhaald weergegeven. Minder ernstige

storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën kan

onderbroken worden. De melding op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.

Voertuigen met Radio 7”

De inhoud van de waarschuwingen kunnen via het audiosysteem worden geverifieerd.

Ga als volgt te werk:

als het waarschuwingslampje brandt, selecteert u het pictogram op het home-scherm om het applicatiescherm weer te

geven;

selecteer “ Waarschuwing” om de huidige waarschuwingen weer te geven;

selecteert de van toepassing zijnde waarschuwing om de details te bekijken.

Voor de volgende indicatie-/waarschuwingslampjes:

Hoofdwaarschuwingslampje;

Remsysteem waarschuwingslampje;

ABS-waarschuwingslampje;

Oplaadsysteem waarschuwingslampje;

Motorolie waarschuwingslampje;

Controleer motor lampje;

Waarschuwingslampje hoge temperatuur motorkoelvloeistof;

Waarschuwingslampje automatische transmissie;

Indicatielampje storing stuurbekrachtiging;

Waarschuwingslampje Air Bag/Gordelspansysteem;

Waarschuwingslampje actieve motorkap;

Waarschuwingslampje laag brandstofpeil;

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel;

Waarschuwingslampje bij niet goed gesloten portier;

55

Page 58: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje laag peil ruitensproeiervloeistof;

Waarschuwingslampje Tyre Pressure Monitoring System;

SLEUTEL waarschuwingslampje;

Led-koplamp SLEUTEL waarschuwingslampje;

Moersleutel indicatielampje;

Indicatielampje TCS/DSC;

Indicatielampje DSC UIT;

Veiligheid indicatielampje;

Deactivatielampje passagiers-Air Bag (indien aanwezig).

Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en schakelt enkele seconden later uit

,of als de motor wordt gestart. Laat het voertuig door het Fiat Servicenetwerk inspecteren als het lampje niet uit gaat of blijft

branden.

Enkel voor “remsysteem waarschuwingslampje”: het lampje blijft continu branden wanneer de parkeerrem is geactiveerd.

56

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 59: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL

Rode waarschuwingslampjes

Waarschuwingslampje Betekenis

WAARSCHUWING PARKEERREM - INSPECTIELAMPJE / WAARSCHUWING LAAG

REMVLOEISTOFNIVEAU

Waarschuwing parkeerrem / Inspectielampje

Dit lampje gaat branden als de parkeerrem wordt gebruikt terwijl het contact op START of AAN

wordt gezet. Het schakelt uit als de parkeerrem volledig wordt losgelaten.

Waarschuwing remvloeistofniveau te laag

Als het waarschuwingslampje van de rem blijft branden terwijl de parkeerrem is losgelaten, dan

kan het zijn dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem.

Parkeer het voertuig onmiddellijk op een veilige plek en neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

BELANGRIJK Niet rijden terwijl het waarschuwingslampje van het remsysteem brandt.

Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren.

Rijden met een brandend waarschuwingslampje van het remsysteem is gevaarlijk. Dit geeft aan

dat uw remmen in het geheel niet meer werken of dat ze ieder moment kunnen uitvallen. Als dit

lampje blijft randen nadat is gecontroleerd of de parkeerrem volledig is losgelaten, moet u de

remmen onmiddellijk laten nakijken.

BELANGRIJK Daarnaast kan de effectiviteit van het remmen afnemen. U moet het rempedaal

dieper indrukken dan normaal om het voertuig tot stilstand te brengen.

Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

SYSTEEMWAARSCHUWING EBD (Electronic Brake-force Distribution)

Als de EBD (Electronic Brake-force Distribution)-unit vaststelt dat bepaalde componenten

incorrect werken, kan het waarschuwingslampje van het remsysteem tegelijkertijd met het

ABS-lampje gaan branden. Het probleem ligt waarschijnlijk bij het EBD-systeem. Breng het

voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

BELANGRIJK Rijd niet terwijl het ABS-lampje en het remwaarschuwingslampje branden.

Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren. Het

is gevaarlijk om te rijden als het waarschuwingslampje van het remsysteem en het ABS-lampje

tegelijkertijd branden. Als beide lampjes branden, kunnen de achterwielen sneller vergrendelen

bij een noodstop dan normaal het geval zou zijn.

57

Page 60: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

STORING DYNAMO

Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een dynamostoring of

een storing in het laadsysteem. Rijd naar de zijkant van de weg en parkeer naast de weg. Breng

het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

BELANGRIJK Rijd niet verder als het waarschuwingslampje van het laadsysteem brandt

aangezien de motor onverwacht kan stoppen.

MOTOROLIEDRUK TE LAAG

Dit waarschuwingslampje geeft een lage motoroliedruk aan.

BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als de oliedruk laag is. Dit kan leiden tot ernstige schade

aan de motor.

Als het lampje gaat branden of als de waarschuwing tijdens het rijden wordt weergegeven:

rijd naar de zijkant van de weg en parkeer naast de weg op een vlakke ondergrond;

schakel de motor uit en wacht 5 minuten zodat de olie terugloopt in de carter;

controleer het motoroliepeil. Als het peil laag is, vult u de juiste hoeveelheid olie bij waarbij u

erop let niet te overvullen;

start de motor en controleer het waarschuwingslampje.

BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als het oliepeil laag is. Dit kan leiden tot ernstige schade

aan de motor.

Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil normaal is of nadat u olie heeft bijgevuld, schakelt

u de motor onmiddellijk uit en neemt u contact op met het Fiat Servicenetwerk.

WAARSCHUWINGSLAMPJE BIJ NIET GOED GESLOTEN PORTIER

Het lampje gaat branden als een portier niet goed is gesloten.

Sluit het portier goed.

58

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 61: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

ACTIEVE MOTORKAP

Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en

schakelt enkele seconden later uit.

Onder de volgende omstandigheden kan een probleem in het systeem worden aangegeven:

het lampje gaat niet branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN);

blijft branden/knipperen;

Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.

62)

WAARSCHUWINGSLAMPJE HOGE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF

Het lampje knippert als de motorkoelvloeistof zeer hoog is en blijft branden als de temperatuur

blijft stijgen. Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op

met het Fiat Servicenetwerk.

Te volgen procedure

Brandend lampje: dit duidt op een mogelijke oververhitting. Parkeer het voertuig

onmiddellijk op een veilige plek en schakel de motor uit. Raadpleeg de paragraaf

"Oververhitting" in het hoofdstuk "Noodsituaties".

BELANGRIJK Rijd niet met het voertuig als het waarschuwingslampje voor een hoge

temperatuur van de motorkoelvloeistof brandt. Dit kan leiden tot schade aan de motor.

WAARSCHUWING AIRBAG / GORDELSPANSYSTEEM

Er is sprake van een systeemstoring als het waarschuwingslampje blijft knipperen, blijft branden

of niet gaat branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN). Als een van deze situaties

optreedt, neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Het systeem werkt

mogelijk niet in het geval van een ongeluk.

61)

59

Page 62: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL (continu aan)

Als er een storing in het keyless invoersysteem optreedt, blijft dit lampje branden.

BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje voor de sleutel gaat branden of als het

indicatielampje van de startknop gaat knipperen (oranje), dan start de motor mogelijk niet. Als de

motor niet start, probeer dan te starten via de noodwerking en neem zo snel mogelijk contact op

met het Fiat Servicenetwerk.

Raadpleeg "Noodwerking voor het starten van uw voertuig" in de paragraaf "De motor starten".

WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL (knipperen)

Geavanceerde sleutelstoring

Voor de juiste handeling uit en controleer of het waarschuwingslampje uitschakelt.

De batterij van de geavanceerde sleutel is leeg: vervang de batterij.

De geavanceerde sleutel bevindt zich niet in het werkingsbereik/bevindt zich op

een locatie in het voertuig waar de sleutel moeilijk te detecteren is: breng de

geavanceerde sleutel in het werkingsgebied.

Een sleutel van een andere fabrikant die lijkt op de geavanceerde sleutel bevindt

zich in het werkingsgebied: verwijder de gelijksoortige sleutel van een andere fabrikant uit

het werkingsgebied.

Zonder dat het contact is uitgeschakeld, is de sleutel uit het voertuig verwijderd

waarna alle portieren zijn gesloten: breng de geavanceerde sleutel terug in de auto.

BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG

Het waarschuwingslampje gaat branden om een storing van het beveiligingsalarm aan te geven.

Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.

60

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 63: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Gele waarschuwingslampjes

Waarschuwingslampje Betekenis

ABS-WAARSCHUWINGSLAMPJE

Als het ABS-waarschuwingslampje blijft branden terwijl u rijdt, dan heeft de ABS-unit een storing

gedetecteerd. Als dit optreedt functioneren uw remmen normaal als in een voertuig zonder ABS.

Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.

OPMERKING Als de motor met startkabels wordt gestart om de accu op te laden, treedt een

ongelijkmatig toerenbereik op waardoor het ABS-waarschuwingslampje kan gaan branden. Als

dit optreedt, is dit te wijten aan een zwakke accu; dit duidt niet op een ABS-storing. Laad de

accu op.

OPMERKING Het remhulpsysteem werkt niet als het ABS-waarschuwingslampje brandt.

CONTROLEER MOTOR-LAMPJE

Als dit lampje brandt, heeft het voertuig mogelijk een probleem. Het is belangrijk op de

rij-omstandigheden te letten als het lampje gaat branden en contact op te nemen met het Fiat

Servicenetwerk.

Het controleer motor-lampje kan gaan branden in de volgende gevallen:

het elektrische systeem van de motor heeft een probleem;

het emissieregelsysteem heeft een probleem;

de brandstoftank bevat weinig brandstof of is bijna leeg.

61

Page 64: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

WAARSCHUWINGSLAMPJE bandenspanningbewakingssysteem

Bij een storing in het bandenspanningsysteem knippert het lampje voor de bandenspanning

ongeveer 1 minuut als het contact wordt ingeschakeld (AAN) en ingeschakeld blijft. Neem zo

snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Als het waarschuwingslampje brandt en

de pieptoon hoorbaar is (ongeveer 3 seconden), is de bandenspanning te laag in een of meer

banden. Inspecteer de banden en pas de gespecificeerde bandenspanning toe.

Verhoog de bandenspanning als de banden koud zijn. De bandenspanning varieert naar gelang

de temperatuur van de band. Breng daarom het voertuig 1 uur tot stilstand of rijd 1,6 km of

minder alvorens de bandenspanning aan te passen. Als warme banden aan koude inflatiedruk

worden blootgesteld, kan het waarschuwingslampje of de pieptoon worden ingeschakeld nadat

de banden afkoelen en de druk onder de specificatie valt. Een TPMS-waarschuwingslampje

voor een lage bandenspanning vanwege koude weersomstandigheden blijft branden, zelfs

indien de omgevingstemperatuur stijft. Het is in dit geval tevens nodig de bandenspanning aan

te passen. Als het TPMS-waarschuwingslampje gaat branden vanwege een daling in de

luchtdruk, moet u ervoor zorgen dat de bandenspanning wordt gecontroleerd.

Naar verloop van tijd verliezen banden lucht op een natuurlijke manier. Het TPMS kan niet

aangeven of de banden op een natuurlijke manier te zacht zijn geworden of dat u een lekke

band heeft. Als echter slechts een van de vier banden een lage bandenspanning heeft, is dit een

indicatie voor een probleem; u moet iemand het voertuig langzaam voorruit laten rijden zodat u

de lege band kunt controleren op insnijdingen of metalen voorwerpen in de band of zijwand.

Plaats een paar druppels water op het ventiel om te controleren op belvorming, hetgeen een

slecht ventiel aangeeft. Lekken moeten worden opgelost; het is niet voldoende de band alleen

op te pompen, aangezien lekken gevaarlijk zijn. Breng uw voertuig naar een dealer van het Fiat

Servicenetwerk. Deze beschikt over de benodigde apparatuur om banden en TPMS-systemen

te herstellen en kan de beste vervangingsband voor uw voertuig bestellen.

63) 64)

62

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 65: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

INDICATIELAMPJE STUURBEKRACHTIGING

Dit lampje gaat branden bij een storing in de elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje gaat

branden, brengt u het voertuig op een veilige plek tot stilstand. Het stuurwiel mag niet meer

gebruikt worden. Er is geen probleem als het lampje na bepaalde tijd uitschakelt. Neem contact

op met het Fiat Servicenetwerk als het lampje blijft branden.

OPMERKING Als het indicatielampje gaat branden, functioneert de stuurbekrachtiging niet naar

behoren. Als dit optreedt, kan het stuurwiel nog worden bediend. De werking zal echter

zwaarder aanvoelen dan normaal, of het stuurwiel gaat trillen als eraan gedraaid wordt.

OPMERKING Als het stuurwiel herhaaldelijk naar links en rechts wordt getrokken terwijl het

voertuig stil staat of zeer langzaam rijdt, heeft tot gevolg dat het stuursysteem overschakelt naar

de beschermingsmodus waardoor het stuurwiel zwaar aanvoelt; dit wijst echter niet op een

probleem. Als dit gebeurt, parkeert u het voertuig op een veilige plek en wacht u enkele minuten

totdat het systeem terugkeert naar de normale toestand.

WAARSCHUWINGSLAMPJE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (indien aanwezig)

Het lampje gaat branden bij een probleem met de versnellingsbak.

BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje van de automatische versnellingsbak gaat branden,

heeft de versnellingsbak een elektrisch probleem. Als u onder deze omstandigheden blijft

doorrijden kunt u de versnellingsbak beschadigen. Neem zo snel mogelijk contact op met het

Fiat Servicenetwerk.

HOOFDWAARSCHUWINGSLAMPJE

Versies zonder Radio 7”

Het waarschuwingslampje blijft branden bij een storing in het accumanagementsysteem of bij

een storing van de remschakelaar. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

Versies met Radio 7”

Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem een storing heeft. Bedien het middelste

display en controleer de inhoud. Zie de paragraaf "Voertuigen met Radio 7" in dit hoofdstuk.

63

Page 66: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampjes Betekenis

WAARSCHUWINGSLAMPJE LED KOPLAMP (indien aanwezig)

Dit gaat branden bij een storing van de led-koplampen. Neem zo snel mogelijk contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG BRANDSTOFNIVEAU

Het lampje gaat branden bij een resterende brandstof van ongeveer 9,0 liter.

Het moment waarop dit lampje gaat branden kan variëren omdat de brandstof in de

brandstoftank beweegt naar gelang de rij-omstandigheden en de afmeting van het voertuig.

Tank brandstof bij.

WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG PEIL RUITENSPROEIERVLOEISTOF (indien aanwezig)

Dit waarschuwingslampje geeft aan dat er weinig ruitensproeiervloeistof resteert. Voeg

ruitensproeiervloeistof toe.

ACTIVERING CRUISECONTROL

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het cruise control-systeem wordt geactiveerd.

64

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 67: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

INDICATIELAMPJE TCS / DSC-SYSTEEM

Het lampje gaat branden in het geval de TCS/DSC-systemen in werking treden. Dit betekent dat

het voertuig te maken heeft met een kritieke stabiliteit en grip.

INDICATIELAMPJE DSC UIT

Het lampje gaat branden wanneer het DSC-systeem is gedeactiveerd.

INDICATIELAMPJE MISTACHTERLICHT

Het lampje gaat branden wanneer het mistachterlicht wordt ingeschakeld.

HOOFDLAMPJE INSTELBARE SNELHEIDSBEGRENZING

Het waarschuwingslampje gaat branden als de MODUS-schakelaar op het stuurwiel wordt

ingedrukt en de instelbare snelheidsbegrenzing wordt geactiveerd (zie paragraaf

"Snelheidsbegrenzing" in het hoofdstuk "Starten en rijden").

MOERSLEUTELLAMPJE (indien aanwezig)

Wanneer het contact is ingeschakeld (AAN), gaat het moersleutellampje branden waarna het na

een paar seconden weer uitschakelt.

Het moersleutellampje gaat branden als de vooringestelde onderhoudsperiode nadert.

Controleer de inhoud en voer onderhoud uit. Raadpleeg de paragraaf “Onderhoudscontrole” in

dit hoofdstuk

65

Page 68: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Groene waarschuwingslampjes

Waarschuwingslampje Betekenis

RICHTINGAANWIJZER LINKS

Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen

met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.

RICHTINGAANWIJZER RECHTS

Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of,

samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt

ingedrukt.

STADSLICHT EN DIMLICHT

Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht of het dimlicht wordt ingeschakeld.

MISTLICHT

Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.

CRUISE CONTROL (INDICATIELAMPJE INSTELLING)

Het waarschuwingslampje gaat branden als er een cruise-snelheid is ingesteld.

INDICATIELAMPJE INSTELLING INSTELBARE SPEED LIMITER

Het waarschuwingslampje licht groen op als een snelheid is ingesteld (zie de paragraaf "Speed

Limiter" in het hoofdstuk "Starten en rijden").

66

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 69: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje Betekenis

SLEUTELLAMPJE

Waarschuwingslampje knippert

Als de knop wordt ingedrukt van AAN naar ACC of UIT, kan het lampje ongeveer 30 seconden

knipperen om aan te geven dat de batterijspanning van de sleutel laag is. Vervang de batterij

voordat de sleutel onbruikbaar wordt.

Blauw waarschuwingslampje

Waarschuwingslampje Betekenis

GROOTLICHT

Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.

INDICATIELAMPJE LAGE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF

(voor bepaalde versies/markten)

Het lampje blijft branden als de temperatuur van de motorkoelvloeistof laag is en schakelt uit als

de motor warm is.

Als het indicatielampje voor een lage temperatuur van de motorkoelvloeistof blijft branden nadat

de motor voldoende is opgewarmd, kan er sprake zijn van een storing in de temperatuursensor.

Neem dan contact op met het Servicenetwerk.

67

Page 70: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Waarschuwingslampje (roodgekleurd) op dashboardlijst

Waarschuwingslampje Betekenis

WAARSCHUWINGSLAMPJE VEILIGHEIDSGORDEL

Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gaat branden als de bestuurders- of

passagiersstoel bezet is terwijl de veiligheidsgordel niet is bevestigd als het contact wordt

ingeschakeld.

Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier niet is vastgemaakt (alleen als er

iemand op de passagiersstoel zit) en het voertuig rijdt met een snelheid van meer dan 20 km/u,

gaan de waarschuwingslampjes knipperen. Na korte tijd stopt de led met knipperen, maar blijft

deze branden.

Als een veiligheidsgordel niet wordt vastgemaakt, knippert de led nogmaals gedurende een

bepaalde tijd.

De led knippert opnieuw als de veiligheidsgordel van de bestuurders- of passagiersstoel wordt

losgemaakt nadat de led is gaan branden en het voertuig de snelheid van 20 km/h overschrijdt.

Passagiersdetectiesysteem: plaats geen extra zitkussen op de passagiersstoel, en ga hier

niet op zitten anders werkt de classificatiesensor voor inzittenden niet correct. De sensor

functioneert mogelijk niet goed aangezien het extra zitkussen interferentie met de sensor kan

veroorzaken.

Waarschuwingslampje (oranjekleurig) op dashboardlijst

Waarschuwingslampje Betekenis

INDICATIELAMPJES UITSCHAKELING PASSAGIERSAIRBAG

Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en

schakelt enkele seconden later uit ,of als de motor wordt gestart. Als het lampje niet uit gaat of

blijft branden, neemt u contact op met het Fiat Servicenetwerk.

68

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 71: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)

Als er een bericht op het middelste

display wordt weergegeven, treft u de

benodigde maatregelen (op een kalme

manier) in overeenstemming met het

weergegeven bericht.

Als de volgende berichten op het

middelste display worden

weergegeven, kan er sprake zijn van

een storing in een van de systemen van

het voertuig:

Hoge temperatuur

motorkoelvloeistof: wordt

weergegeven als de motorkoelvloeistof

zeer hoog is geworden.

Storing oplaadsysteem: wordt

weergegeven als het laadsysteem een

storing heeft.

Temperatuurwaarschuwing: het

volgende bericht wordt weergegeven

als de temperatuur rond het middelste

display erg hoog is. Het wordt

aanbevolen de temperatuur in de auto

of de temperatuur rond het middelste

display te verlagen door rechtstreeks

zonlicht te vermijden.

Breng het voertuig tot stilstand op een

veilige plek en neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk.

WAARSCHUWINGSTOONIS GEACTIVEERD

In de volgende gevallen wordt een

waarschuwingstoon geactiveerd:

Herinnering lampen aan;

Airbag/gordelspansysteem;

Actieve motorklep (indien aanwezig);

Contact niet uitgeschakeld (STOP);

Sleutel uit voertuig verwijderd;

Verzoekschakelaar inoperatief

(versies met geavanceerde keyless

functie);

Sleutel in bagageruimte

achtergelaten (versies met

geavanceerde keyless functie);

Sleutel in voertuig achtergelaten

(versies met geavanceerde keyless

functie);

Snelheidsalarm (indien aanwezig);

Waarschuwingstoon

bandenspanning (indien aanwezig);

Buitentemperatuur (indien aanwezig);

Elektronisch stuurslot;

Snelheidsbeperker (indien aanwezig);

Waarschuwing bij 120 km/u (indien

aanwezig).

BELANGRIJK

61) Manipuleer nooit de airbag/

gordelspansystemen en neem altijd

contact op met het Fiat Servicenetwerk

voor onderhoud en reparaties. Het zelf

onderhouden of manipuleren van de

systemen is gevaarlijk. Een airbag/

gordelspanner kan per ongeluk worden

geactiveerd of kapot gaan en resulteren in

ernstig letsel of overlijden.

62) Bestuur het voertuig niet als het

waarschuwingslampje van de actieve

motorkap brandt of knippert. Het is

gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl

het waarschuwingslampje van de actieve

motorkap brandt of knippert, aangezien het

actieve motorkapmechanisme dan mogelijk

niet goed functioneert in het geval het

voertuig een voetganger zou raken.

69

Page 72: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

63) Als het TPMS- waarschuwingslampje

brandt of knippert of als de pieptoon voor

de bandenspanning hoorbaar is, verlaagt u

onmiddellijk de snelheid van het voertuig en

vermijdt u noodmanoeuvres en

noodremmen. Als het

waarschuwingslampje brandt of knippert of

als de pieptoon voor de bandenspanning

hoorbaar is, dan is het gevaarlijk tegen

hoge snelheden met voertuig te rijden, of

noodmanoeuvres of noodstops uit te

voeren. De bestuurbaarheid van het

voertuig neemt af, waardoor een ongeval

kan worden veroorzaakt. Om te bepalen of

u een trage lek of lekke band heeft, rijdt u

naar een veilige plek waar u de conditie van

de band kunt controleren en kunt nagaan

of u voldoende lucht aanwezig is om verder

te reizen naar een plek waar de band kan

worden opgepompt en het systeem kan

worden gecontroleerd door een dealer van

het Fiat Servicenetwerk of een

bandenreparateur.

64) Negeer het TPMS-

waarschuwingslampje niet. Het negeren

van het TPMS-lampje is gevaarlijk, zelfs als

u weet waarom dit brandt. Laat het

probleem zo spoedig mogelijk verhelpen

voordat de situatie ernstiger wordt, en kan

leiden tot een kapotte band of gevaarlijk

ongeluk.

70

KE

NN

ISM

AK

ING

ME

TH

ET

INS

TR

UM

EN

TE

NP

AN

EE

L

Page 73: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VEILIGHEID

Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.

Hierin worden de veiligheidssystemen

beschreven waarmee het voertuig is

uitgerust en aanwijzingen over hoe deze

op de juiste wijze gebruikt moeten

worden.

ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .72

AUXILIARY DRIVING SYSTEMS. . . .76

BESCHERMINGSSYSTEMEN

INZITTENDEN . . . . . . . . . . . . . . .81

VEILIGHEIDSGORDELS. . . . . . . . .82

SBA-SYSTEEM

(Gordelwaarschuwing) . . . . . . . . . .85

GORDELSPANNERS EN

KRACHTBEGRENZERS. . . . . . . . .85

VOORZORGSMAATREGELEN BIJ

KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . .87

AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM

SRS - AIRBAG. . . . . . . . . . . . . . .99

VOERTUIGGEGEVENS

REGISTREREN . . . . . . . . . . . . .112

CONSTANTE BEWAKING. . . . . . .113

71

Page 74: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ACTIEVEVEILIGHEIDSSYSTEMEN

In het voertuig zijn de volgende actieve

veiligheidssystemen aanwezig:

ABS (antiblokkeersysteem van de

wielen);

TCS (tractieregelingssysteem);

DSC (dynamische stabiliteitsregeling);

Actieve motorkap (actieve

voetgangersbescherming).

Zie de volgende pagina's voor de

beschrijving van de werking van deze

systemen.

ABS (Anti-lock BrakingSystem)

65) 66) 67) 68)

De ABS-regeleenheid bewaakt de

snelheid van elk wiel continu. Als een

wiel dreigt te blokkeren, reageert het

ABS door de rem van dat wiel

automatisch uit en weer in te

schakelen.

De bestuurder merkt dan dat het

rempedaal licht trilt en hoort mogelijk

een ratelend geluid uit het remsysteem.

Dat hoort bij de normale werking van

het ABS. Houd het rempedaal

ingedrukt zonder te pompen (niet snel

achter elkaar intrappen).

Het waarschuwingslampje gaat

branden als het systeem een storing

heeft. Raadpleeg "Lampjes en

berichten" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

OPMERKING De remafstanden kunnen

langer zijn op losse oppervlakken (zoals

sneeuw of gravel) met een doorgaans

harde ondergrond. Een voertuig met

een normaal remsysteem komt onder

deze omstandigheden mogelijk binnen

kortere afstand tot stilstand doordat het

oppervlaktemateriaal zich tijdens het

slippen ophoopt onder de banden.

OPMERKING Tijdens of direct na het

starten van de motor is de werking van

het ABS mogelijk te horen. Dat wijst

echter niet op een storing.

TCS-SYSTEEM (TractionControl System,tractieregelingssysteem)

69) 70) 71)

Het Traction Control System (TCS)

verbetert de tractie en veiligheid door

regeling van de motorkoppel en de

remwerking.

Als het TCS slippende wielen

detecteert, wordt de motorkoppel

verlaagd en worden de remmen

bediend om tractieverlies te

voorkomen.

Dit betekent dat de motor automatisch

herstelt op een glad oppervlak om de

wielen optimale kracht te geven,

waardoor het tollen van de wielen en

verlies van tractie wordt beperkt.

Het waarschuwingslampje gaat

branden als het systeem een storing

heeft. Raadpleeg "Lampjes en

berichten" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

Indicatielampje TCS / DSC

Het indicatielampje blijft enkele

seconden branden als het contact AAN

wordt gezet.

Als de TCS of DSC in werking is,

knippert het lampje.

Als het waarschuwingslampje blijft

branden, is er mogelijk sprake van een

storing in TCS, DSC of het

remhulpsysteem waardoor deze niet

goed werken. Neem contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

BELANGRIJK Naast het knipperende

waarschuwingslampje is een licht

werkingsgeluid van de motor hoorbaar.

Dit geeft aan dat de TCS/DSC goed

functioneert.

BELANGRIJK Op gladde oppervlakken,

zoals net gevallen sneeuw, is het

onmogelijk een hoog toerental te

bereiken als de TCS is ingeschakeld.

72

VE

ILIG

HE

ID

Page 75: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

DSC SYSTEM (DynamicStability Control)

72) 73) 74)

Omwille van de veiligheid zorgt

Dynamic Stability Control (DSC), samen

met systemen zoals ABS en TCS, voor

de automatische regeling van

remwerking en motorkoppel, zodat

zijslip zoveel mogelijk beheersbaar blijft

op een gladde ondergrond of tijdens

plotselinge of uitwijkmanoeuvres. Zie

“ABS (Anti-lock Brake System)” en

“TCS (Traction Control System)”.

DSC-werking is mogelijk bij een

snelheid hoger dan 20 km/u.

Het waarschuwingslampje gaat

branden als het systeem een storing

heeft. Raadpleeg "Lampjes en

berichten" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

OPMERKING Het DSC-systeem kan

alleen naar behoren werken als het

volgende in acht wordt genomen:

gebruik voor alle vier wielen de juiste

bandenmaat volgens de opgegeven

specificaties;

gebruik voor alle vier wielen banden

van dezelfde fabrikant, van hetzelfde

merk en met hetzelfde profiel;

gebruik geen versleten banden.

BELANGRIJK Het DSC-systeem werkt

mogelijk niet goed bij gebruik van

sneeuwkettingen of een reserveband,

omdat de banddiameter dan anders is.

Indicatielampje TCS / DSC

Het indicatielampje blijft enkele

seconden branden als het contact AAN

wordt gezet. Als de TCS of DSC in

werking is, knippert het lampje.

Als het waarschuwingslampje blijft

branden, is er mogelijk sprake van een

storing in TCS, DSC of het

remhulpsysteem waardoor deze niet

goed werken. Breng uw voertuig naar

het Fiat Servicenetwerk.

Indicatielampje DSC UIT

Het indicatielampje blijft enkele

seconden branden als het contact AAN

wordt gezet. Het lampje gaat ook aan

wanneer de DSC OFF-schakelaar wordt

ingedrukt en TCS/DSC wordt

uitgeschakeld.

Als het lampje blijft branden terwijl

TCS/DSC niet is uitgeschakeld, dient u

contact op te nemen met het Fiat

Servicenetwerk. Het DSC-systeem kan

een storing vertonen.

Schakelaar DSC UIT

Druk op de schakelaar fig. 57 om

TCS/DSC uit te schakelen. Het

waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel gaat branden.

Druk nogmaals op de schakelaar om

TCS/DSC weer in te schakelen. Het

indicatielampje DSC OFF gaat uit.

BELANGRIJK Als DSC is ingeschakeld

en u het voertuig probeert te bevrijden

als dit klem zit, of als u wegrijdt op net

gevallen sneeuw, wordt de TCS

(onderdeel van het DSC-systeem)

geactiveerd. Het indrukken van het

gaspedaal verhoogt de motorkracht

niet en het bevrijden van het voertuig

kan bemoeilijkt worden. Als dit

optreedt, schakelt u de TCS/DSC uit.

BELANGRIJK Als de TCS/DSC is

uitgeschakeld terwijl de motor uitstaat,

wordt deze automatisch geactiveerd als

het contact op AAN wordt gezet.

BELANGRIJK Houd TCS/DSC

ingeschakeld voor de beste tractie.

57 05060301-12A-987

73

Page 76: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Als de schakelaar wordt

ingedrukt en 10 seconden of langer

wordt vastgehouden, gaat de DSC

OFF-storingsdetectiefunctie werken en

wordt het DSC-systeem automatisch

geactiveerd. Het DSC OFF-

indicatielampje gaat uit als het

DSC-systeem in werking is.

VOORZORGSMAATREGELENACTIEVE MOTORKAP

75)

In het onfortuinlijke geval dat u een

voetganger aanrijdt en er een bepaalde

mate van impact tegen de voorzijde van

het voertuig komt, wordt de impact

tegen het hoofd van de voetganger als

deze de motorkap raakt verminderd

doordat de achterzijde van de

motorkap meteen omhoog komt om

een grote ruimte te creëren tot aan de

onderdelen in de motorruimte.

Indien de sensor 1 fig. 58 op de

achterzijde van de voorbumper een

bepaalde mate van impact detecteert

bij een botsing met een voetganger of

een andere obstructie terwijl het

voertuig voldoende snelheid heeft om

het systeem te activeren, dan wordt het

systeem geactiveerd en de motorkap

omhoog gebracht (3 =

waarschuwingslampje actieve

motorkap/4 = elektronische

regeleenheid).

BELANGRIJK Raak de actuator 2

fig. 58 niet meteen aan nadat de

motorkap omhoog is gekomen. Dit kan

brandwonden veroorzaken aangezien

de actuator heet is direct na activatie.

Werking en bedieningZorg er altijd voor dat de motorkap

volledig is gesloten alvorens te gaan

rijden. Het systeem functioneert anders

niet goed.

Het systeem werkt mogelijk niet

gedurende 8 seconden nadat het

contact op AAN is gezet.

Gebruik hetzelfde formaat banden

voor alle vier wielen. Als verschillende

formaten worden gebruikt, werkt het

systeem mogelijk niet goed.

Als iets het gebied van de

voorbumper raakt, kan de sensor

beschadigd raken, zelfs als de

motorkap niet omhoog komt. Laat het

voertuig inspecteren door een dealer

van het Fiat Servicenetwerk.

Verwijder of repareer geen

onderdelen of bedrading van de actieve

motorkap. Test bovendien het

systeemcircuit niet met een elektrisch

testapparaat. De actieve motorkap kan

dan onbedoeld omhoog komen of niet

goed functioneren. Neem contact op

met het Fiat Servicenetwerk als

reparaties of onderhoud noodzakelijk

zijn.

Vervang de voorbumper, motorkap,

stroomlijnonderdelen of wielen niet door

niet-originele FCA-onderdelen. Het

systeem functioneert anders niet goed.

Installeer geen niet-originele

FCA-accessoires op de voorbumper.

Installeer ook geen voorwerpen op de

motorkap. Het systeem functioneert

anders niet goed.

Sluit de motorkap niet overdreven

hard en breng geen last aan op de

actuator. De actuator kan dan

beschadigd raken en ervoor zorgen dat

het systeem niet optimaal functioneert.

58 03060100-L12-888

74

VE

ILIG

HE

ID

Page 77: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Wijzig de ophanging niet. Als de

hoogte van het voertuig of de demping

van de ophanging wordt gewijzigd,

functioneert het systeem mogelijk niet

optimaal.

Neem voor onderdelen contact op

met het Fiat Servicenetwerk. Indien

onderdelen incorrect worden

geïnstalleerd, activeert de motorkap

wellicht niet optimaal omdat een impact

niet kan worden gedetecteerd.

Neem voor afvoer van het voertuig

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Als het voertuig niet correct wordt

gehanteerd, kan dit leiden tot letsel.

De actieve motorkap kan na activatie

niet opnieuw worden gebruikt. Neem

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Activatie van de motorkap

De motorkap activeert onder de

volgende omstandigheden:

Indien met de voorzijde van het

voertuig een voetganger of obstructie

wordt geraakt terwijl het voertuig

voldoende snelheid heeft om het

systeem te activeren, dan wordt het

systeem geactiveerd bij een bepaalde

impact door een botsing ook al blijft

hiervan geen spoor achter op de

voorbumper. Bovendien wordt het

geactiveerd bij impact van zelfs een

licht voorwerp, klein dier of ander klein

voorwerp;

het systeem kan ook activeren als

het onderste gedeelte van het voertuig

of de voorbumper te maken krijgt met

impact in een van de volgende situaties:

– het voertuig raakt de stoep;

– het voertuig komt in een greppel of

gat terecht;

– het voertuig stuitert en komt op de

grond terecht;

– de onderzijde aan de voorkant van

het voertuig komt in contact met

een helling in een parkeergarage,

het oppervlak van een golvende

weg, of een uitstekend of gevallen

voorwerp op de weg.

Situaties waarin de motorkapmogelijk niet wordt geactiveerd

De motorkap wordt mogelijk niet

geactiveerd in de volgende situaties

waarin de impact moeilijk te detecteren

is:

een voetganger wordt geraakt door

een hoek of door de zijkanten links en

rechts van de voorbumper;

het voertuig raakt een voetganger die

een tas of iets dergelijks draagt die de

klap opvangt.

Situaties waarin de motorkap nietwordt geactiveerd

De motorkap activeert niet onder de

volgende omstandigheden:

de voorbumper wordt geraakt als het

voertuig te langzaam rijdt om het

systeem te activeren;

het voertuig wordt aan de zijkant of

de achterkant geraakt;

het voertuig rolt om of kantelt (de

motorkap kan worden geactiveerd

naargelang de omstandigheden van het

ongeluk).

BELANGRIJK

65) Vertrouw niet op ABS als vervanging

voor een veilige rijstijl. Het ABS vormt geen

compensatie voor onveilig en roekeloos

rijgedrag, te hoge snelheden,

bumperkleven (te dicht op een ander

voertuig rijden), rijden bij ijzel en sneeuwval,

en aquaplaning (verminderde bandenfrictie

en wegcontact door water op de weg). U

kunt nog steeds betrokken raken bij een

ongeluk.

66) Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,

is een trilling aan het rempedaal voelbaar.

Verlaag de remdruk niet en houd het

rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het

systeem voor de kortste remweg op basis

van de wegomstandigheden.

67) Voor een goede werking van het ABS

moeten de banden van alle wielen van

hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie

verkeren en vooral van het voorgeschreven

type en maat zijn.

68) Als het ABS-systeem ingrijpt, dan

betekent dit dat de limiet van de grip van

de banden op het wegdek is bereikt:

verlaag de snelheid en pas deze aan de

beschikbare grip aan.

75

Page 78: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

69) Vertrouw niet op het Traction Control

System (TSC) als vervanging voor een

veilige rijstijl. Het Traction Control System

(TSC) vormt geen compensatie voor

onveilig en roekeloos rijgedrag, te hoge

snelheden, bumperkleven (te dicht op een

ander voertuig rijden) en aquaplaning

(verminderde bandenfrictie en wegcontact

door water op de weg). U kunt nog steeds

betrokken raken bij een ongeluk.

70) Maak bij ijzel en/of sneeuwval gebruik

van winterbanden of sneeuwkettingen en

pas uw snelheid aan. Het is gevaarlijk om

zonder hulpmiddelen voor een goede grip

te rijden op gladde wegen. In dergelijke

omstandigheden volstaat Het Traction

Control System (TCS) niet om adequate

tractie te waarborgen en ongelukken te

voorkomen.

71) De capaciteiten van het TCS mogen

nooit op onverantwoorde en gevaarlijke

wijze worden uitgetest, waardoor de

persoonlijke veiligheid en die van anderen

in gevaar komt.

72) Vertrouw niet op de DSC als

vervanging voor een veilige rijstijl: de

Dynamic Stability Control (TSC) vormt geen

compensatie voor onveilig en roekeloos

rijgedrag, te hoge snelheden,

bumperkleven (te dicht op een ander

voertuig rijden) en aquaplaning

(verminderde bandenfrictie en wegcontact

door water op de weg). U kunt nog steeds

betrokken raken bij een ongeluk.

73) Voor de goede werking van het

DSC-systeem moeten de banden van alle

wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte

conditie verkeren en vooral van het

voorgeschreven type en maat zijn.

74) De capaciteiten van het DCS-systeem

mogen nooit op onverantwoorde en

gevaarlijke wijze worden uitgetest,

waardoor de persoonlijke veiligheid en die

van anderen in gevaar komt.

75) Neem altijd contact op met het Fiat

Servicenetwerk als de motorkap is

geactiveerd. Als de motorkapontgrendeling

is aangetrokken nadat de actieve motorkap

is geactiveerd, komt de motorkap nog

verder omhoog. Als het voertuig wordt

bestuurd met de motorkap omhoog,

belemmert dit het zicht, hetgeen kan leiden

tot een ongeluk. Probeer bovendien de

motorkap niet omlaag te drukken. De

motorkap kan dan vervormen of letsel

veroorzaken omdat een geactiveerde

motorkap niet handmatig omlaag kan

worden gebracht. Als de motorkap is

geactiveerd, neem dan contact op met het

Fiat Servicenetwerk voordat u het voertuig

bestuurt; zorg ervoor dat de motorkap het

zicht niet belemmert en rij langzaam.

AUXILIARY DRIVINGSYSTEMS

TPMS (Tyre PressureMonitoring System,bewakingssysteembandenspanning)

76) 77) 78)

Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring

System) bewaakt de luchtdruk van de

vier banden. Als de luchtdruk van een

of meer banden te laag is, waarschuwt

het systeem de bestuurder door middel

van het het TPMS-

waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel en een pieptoon.

Het systeem bewaakt de bandendruk

indirect met behulp van de gegevens

van de ABS-wielsnelheidsensoren.

Voor een goede werking van het

systeem moet dit worden geïnitialiseerd

met de aangegeven bandendruk

(waarde op het bandendruklabel). Volg

de procedure en voer de initialisatie uit.

Zie "Initialisatie bewakingssysteem

bandenspanning" in deze paragraaf.

Het waarschuwingslampje knippert als

het systeem een storing heeft.

Raadpleeg "Lampjes en berichten" in

het hoofdstuk "Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

BELANGRIJK Elke band, inclusief de

reserveband (indien aanwezig) moet

76

VE

ILIG

HE

ID

Page 79: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

eenmaal per maand worden

gecontroleerd bij koud weer en worden

opgepompt tot de aanbevolen druk

door de fabrikant van het voertuig zoals

vermeld op het voertuigplakkaat of het

bandendruklabel (als uw voertuig

banden heeft met een ander formaat

dan wordt aangegeven op het plakkaat

of het label, dan moet u de juiste

bandendruk voor deze banden

achterhalen).

BELANGRIJK Als extra

veiligheidsfunctie is uw voertuig

uitgerust met een TPMS-systeem met

een verklikkerlampje voor een lage

bandendruk als één of meerdere

banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij

het branden van dit verklikkerlampje uw

voertuig stoppen en uw banden zo snel

mogelijk controleren en oppompen tot

de juiste druk. Als u doorrijdt met platte

banden kunnen de banden oververhit

raken en kan dit leiden tot

bandproblemen. Een lage

bandenspanning vermindert tevens een

efficiënt brandstofgebruik en de

levensduur van het bandenprofiel; dit

kan van invloed zijn op de

wendbaarheid en het remgedrag van

het voertuig.

BELANGRIJK Houd in acht dat het

TPMS geen vervanging is voor goed

onderhoud van de banden. Het is de

verantwoordelijkheid van de bestuurder

om een juiste bandenspanning te

handhaven, zelfs indien een lage

bandenspanning nog niet het niveau

heeft bereikt waarbij het TPMS-

verklikkerlampje voor lage

bandenspanning gaat branden. Uw

voertuig is tevens uitgerust met een

TPMS-storingslampje om aan te geven

wanneer het systeem niet goed

functioneert.

BELANGRIJK Het TPMS-

storingslampje wordt gecombineerd

met het verklikkerlampje voor lage

bandenspanning. Wanneer het systeem

eens storing detecteert, knippert het

verklikkerlampje ongeveer een minuut

waarna het blijft branden. Deze reeks

wordt elke keer dat het voertuig wordt

gestart, herhaald zolang de storing

bestaat. Als het storingslampje brandt,

kan het zijn dat het systeem niet in

staat is een lage bandenspanning te

detecteren of te signaleren.

TPMS-storingen kunnen om

verschillende redenen optreden, onder

andere door de installatie of vervanging

van andere banden of wielen van het

voertuig waardoor het TPMS niet

correct functioneert. Controleer altijd

het TPMS-verklikkerlampje nadat één of

meerdere banden of wielen zijn

vervangen om ervoor te zorgen dat de

vervangen of nieuwe banden en wielen

er niet toe leiden dat het TPMS niet

correct functioneert.

BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te

voorkomen, voert het systeem een test

uit alvorens een probleem aan te geven.

Dit heeft als resultaat dat het snel

leeglopen van een band of een

klapband niet meteen wordt

geregistreerd.

Aangezien dit systeem kleine

wijzigingen in de conditie van de

banden detecteert, kan de timing van

de waarschuwing in de volgende

gevallen sneller of langzamer zijn:

het formaat, de fabrikant of het type

banden wijkt af van de specificatie;

het formaat, de fabrikant of het type

van één band wijkt af van de andere

banden, of de mate van bandslijtage

verschilt aanzienlijk onderling;

er wordt gebruik gemaakt van een

runflat-band (indien aanwezig),

spijkerband, winterband of

sneeuwkettingen;

er wordt een reserveband gebruikt

(het TPMS-waarschuwingslampje kan

gaan knipperen en vervolgens blijven

branden);

een band is gerepareerd met de

reparatiekit van de reserveband;

de bandendruk is aanzienlijk hoger

dan de aangeven druk, of de

77

Page 80: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

bandendruk wordt om de een of andere

reden lager, zoals een bij een klapband

tijdens het rijden;

de snelheid van het voertuig is

ongeveer 15 km/u (ook als het voertuig

is gestopt) of de rijperiode is korter dan

5 minuten;

het voertuig rijdt over een zeer zware

weg of een gladde weg met ijsvorming;

veel stuurmanoeuvres en snel gas

geven/remmen wordt herhaald, zoals bij

een agressieve rijstijl op een bochtige

weg;

de belasting van een voertuig rust op

één band, zoals bij zware bagage aan

een kant van het voertuig;

de systeeminitialisatie is niet

uitgevoerd met de aangegeven

bandendruk.

Systeemfoutactivatie

Als het TPMS-waarschuwingslampje

knippert, kan er sprake zijn van een

systeemstoring. Neem contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

Een systeemfoutactivatie kan in de

volgende gevallen optreden:

als zich in de buurt van het voertuig

apparatuur bevindt dat gebruikmaakt

van dezelfde radiofrequentie als van de

bandendruksensoren;

als zich in de buurt van het midden

van het dashboard een metalen

apparaat of niet-authentiek

navigatiesysteem bevindt dat de

radiosignalen van de bandendruksensor

naar de ontvangstunit kan blokkeren;

als de volgende apparatuur in het

voertuig wordt gebruikt en

radio-interferentie veroorzaakt in de

ontvangstunit;

een digitaal apparaat zoals een pc;

een stoomomzetter zoals een

DC-AC-omvormer;

bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,

met name rond de wielen;

als de batterijen van de

bandendruksensor leeg zijn;

als er een wiel zonder

bandendruksensor wordt gebruikt;

als er banden worden gebruikt die

zijn verstevigd met staaldraad in de

zijwanden;

als er sneeuwkettingen worden

gebruikt.

Banden en wielen

BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of

aanpassen van de bandenspanning

geen overmatige kracht toe op het

kerngedeelte van de van de wielunit.

Het kerngedeelte kan beschadigd

raken.

Banden en wielen verwisselen

De volgende procedure stelt het TPMS

in staat een unieke ID-signaalcode van

een bandendruksensor te herkennen

wanneer banden of wielen worden

verwisseld, zoals het verwisselen van

en naar winterbanden.

BELANGRIJK Elke bandendruksensor

beschikt over een unieke

ID-signaalcode. De signaalcode moet

bij het TPMS worden geregistreerd

alvorens deze werkt. De eenvoudigste

manier om dit te doen is uw band en

registratie van de ID-signaalcode te

laten uitvoeren via een dealer van het

Fiat Servicenetwerk.

Banden verwisselen bij het Fiat

Servicenetwerk: Als uw banden

worden verwisseld door een dealer van

het Fiat Servicenetwerk, wordt de

registratie van de ID-signaalcode van

de bandenspanningsensor aldaar

uitgevoerd.

Banden verwisselen door uzelf: Als

u of iemand anders de banden

verwisselt, kunnen de volgende

stappen worden uitgevoerd voor de

registratie van de ID-signaalcode voor

het TPMS:

schakel nadat de banden zijn

verwisseld, het contact in (AAN), en

schakel het vervolgens naar ACC of

UIT;

wacht ongeveer 15 minuten;

bestuur het voertuig na ongeveer

15 minuten met een snelheid van

minimaal 25 km/u gedurende

78

VE

ILIG

HE

ID

Page 81: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

10 minuten; de ID-signaalcode van de

bandendruksensor wordt automatisch

geregistreerd.

BELANGRIJK Als het voertuig binnen

15 minuten nadat de banden zijn

verwisseld, wordt bestuurd, dan

knippert het waarschuwingslampje

omdat de ID-signaalcode van de

sensor nog niet is geregistreerd. Als dit

gebeurt, parkeert u het voertuig

ongeveer 15 minuten waarna de

ID-signaalcode van de sensor wordt

geregistreerd als u 10 minuten hebt

gereden.

Banden en wielen vervangen

BELANGRIJK Laat banden of wielen of

beide vervangen/repareren bij een

dealer van het Fiat Servicenetwerk,

anders kunnen de

bandenspanningsensoren beschadigd

raken.

BELANGRIJK De wielen van uw

voertuig zijn specifiek ontworpen voor

de installatie van bandendruksensoren.

Gebruik alleen authentieke wielen

anders is het wellicht niet mogelijk de

bandenspanningsensoren te installeren.

Zorg ervoor dat er

bandenspanningsensoren worden

geïnstalleerd als uw banden of wielen

worden vervangen.

Als een band of wiel, of beiden, worden

vervangen, is installatie van de volgende

typen bandenspanningsensoren

mogelijk:

de bandenspanningsensor van het

oude wiel wordt verwijderd en op het

nieuwe wiel geïnstalleerd;

dezelfde bandenspanningsensor

wordt gebruikt voor hetzelfde wiel.

Alleen de band wordt vervangen;

een nieuwe bandenspanningsensor

wordt geïnstalleerd op het nieuwe wiel.

BELANGRIJK De ID-signaalcode van

de bandenspanningsensor moet

worden geregistreerd als er een nieuwe

bandenspanningsensor wordt gekocht.

Raadpleeg een dealer van het

Fiat-servicenetwerk voor de aankoop

van een bandenspanningsensor en de

registratie van de ID-signaalcode van

de bandenspanningsensor.

BELANGRIJK Als een eerder

verwijderde bandenspanningsensor

opnieuw wordt aangebracht op een

wiel, vervang dan de dichtingsring

(verzegeling tussen de klep/sensor en

het wiel) door de

bandenspanningsensor.

Initialisatie bewakingssysteembandenspanning(versies met normale banden)

In de volgende gevallen moet een

systeeminitialisatie worden uitgevoerd

voor een goede werking van het

systeem:

de bandendruk is aangepast;

er is bandenrotatie uitgevoerd;

er is een band of wiel vervangen;

de accu is vervangen of leeg

gelopen;

het TPMS-waarschuwingslampje

brandt.

Initialisatiemethode

Ga als volgt te werk:

parkeer de auto op een veilige plek

en schakel de parkeerrem goed in;

laat de banden afkoelen en stel de

bandendruk van de vier (4) banden in

op de druk die staat aangegeven op

het bandendruklabel in het frame van

het portier aan bestuurderskant (deur

open);

schakel het contact in (AAN);

terwijl het voertuig is geparkeerd,

houdt u de TPMS-schakelaar

fig. 59 ingedrukt en controleert u of het

TPMS-waarschuwingslampje op het

instrumentenpaneel tweemaal knippert

en of een pieptoon eenmaal hoorbaar

is.

79

Page 82: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Als de systeeminitialisatie

wordt uitgevoerd zonder dat de

bandendruk wordt aangepast, kan het

systeem de normale bandendruk niet

detecteren en gaat het TPMS-

waarschuwingslampje mogelijk niet

branden als de bandendruk laag is, of

het lampje gaat branden terwijl de

bandendruk goed is.

BELANGRIJK Pas de bandendruk bij

alle vier banden aan en initialiseer het

systeem als het TPMS-

waarschuwingslampje brandt. Als het

waarschuwingslampje om een andere

reden dan een platte band gaat

branden, dan is de bandendruk van de

vier banden mogelijk op een natuurlijke

manier lager geworden.

BELANGRIJK De systeeminitialisatie

wordt niet uitgevoerd als de schakelaar

wordt ingedrukt terwijl het voertuig in

beweging is.

HLA-FUNCTIE (HillLaunch Assist,hellingondersteuning)

Hill Launch Assist (HLA) is een functie

die de bestuurder assisteert bij

optrekken op een helling. Als de

bestuurder het rempedaal loslaat en het

gaspedaal indrukt op een helling,

voorkomt deze functie dat het voertuig

naar achter rolt. De remkracht wordt

automatisch gehandhaafd nadat het

rempedaal wordt losgelaten op een

helling.

Voor voertuigen met een

handgeschakelde versnellingsbak

werkt Hill Launch Assist op een

neerwaartse helling als de

versnellingspook in de achteruit (R)

staat, en op een opwaartse helling als

de versnellingspook in een andere

stand behalve achteruit (R) staat.

Voor voertuigen met een

automatische versnellingsbak werkt

Hill Launch Assist op een neerwaartse

helling als de selectiehendel in de

achteruit (R) staat, en op een

opwaartse helling als de selectiehendel

in de vooruit staat.

BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt

niet op een lichte helling. Bovendien

verandert de mate van de helling

waarbij het systeem werkt naar gelang

de belasting van het voertuig.

BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt

niet als de parkeerrem is ingeschakeld,

als het voertuig niet volledig tot stilstand

is gekomen of als het koppelingspedaal

wordt losgelaten.

BELANGRIJK Als Hill Launch Assist in

werking is, kan de parkeerrem stijf

aanvoelen en vibreren. Dit is geen

aanduiding van een storing.

BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt

niet als het indicatielampje TCS/DSC

brandt. Raadpleeg "Lampjes en

berichten" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

BELANGRIJK Hill Launch Assist (HLA)

schakelt niet uit, zelfs niet als de

schakelaar DSC UIT wordt ingedrukt

om de TCS/DSC uit te schakelen.

BELANGRIJK Bij voertuigen met een

automatische versnellingsbak werkt Hill

Launch Assist echter niet tijdens een

stationaire stop; de rolpreventiefunctie

van het voertuig werkt om te

voorkomen dat het voertuig gaat rollen.

59 05120101-12A-321

80

VE

ILIG

HE

ID

Page 83: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Vertrouw niet volledig op

Hill Launch Assist. Hill Launch Assist is

een aanvullende functie bij het

optrekken op een helling. Het systeem

werkt slechts ongeveer twee seconden.

Het is dan ook gevaarlijk op het

systeem te vertrouwen tijdens het

optrekken aangezien het voertuig

onverwacht kan bewegen (rollen)

waardoor een ongeluk kan worden

veroorzaakt. Het voertuig kan gaan

rollen naar gelang de belasting van het

voertuig of als er iets wordt gesleept.

Bovendien kunnen voertuigen met een

handmatige versnellingsbak gaan rollen

door de manier waarop het

koppelingspedaal of gaspedaal wordt

bediend. Controleer altijd op veiligheid

rond het voertuig alvorens weg te rijden

met het voertuig.

BELANGRIJK

76) De aanwezigheid van het TPMS

ontslaat de bestuurder niet van de

verplichting om de bandenspanning

regelmatig te controleren, met inbegrip van

het reservewiel, en correct onderhoud uit

te voeren: het systeem is niet bedoeld om

een mogelijk defect aan een band aan te

geven. Controleer de bandenspanning bij

koude banden. Als de bandenspanning om

welke reden dan ook bij warme banden

moet worden gecontroleerd, dan mag de

spanning niet worden verlaagd, ook

wanneer de gemeten waarde hoger is dan

de voorgeschreven waarde. Herhaal de

controle wanneer de banden koud zijn.

77) Het verwisselen van normale banden

door winterbanden en vice versa vereist

een inspectie van het TPMS die door een

dealer van het Fiat Servicenetwerk moet

worden uitgevoerd.

78) Schommelende buitentemperaturen

kunnen de bandenspanning beïnvloeden.

Het TPMS-systeem kan tijdelijk

onvoldoende spanning aangeven.

Controleer in dit geval de bandenspanning

als de banden koud zijn en verhoog de

spanning zo nodig.

BESCHERMINGS-

INZITTENDEN

De belangrijkste veiligheidsuitrusting

van het voertuig omvat de volgende

beschermingssystemen:

veiligheidsgordels;

SBA-systeem (gordelwaarschuwing);

hoofdsteunen;

kinderzitjes;

frontaribags en zijairbags.

Lees de informatie vermeld op de

volgende pagina's uiterst aandachtig

door.

Het is van fundamenteel belang dat de

beschermingssystemen op de juiste

manier gebruikt worden om het

maximaal mogelijke veiligheidsniveau

voor de bestuurder en de passagiers te

garanderen.

81

SYSTEMEN

Page 84: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VEILIGHEIDSGORDELS

VOORZORGSMAATREGELENVEILIGHEIDSGORDELS

79) 80)

Veiligheidsgordels verminderen de kans

op ernstig letsel tengevolge van

ongelukken en noodstopmanoeuvres.

FCA raadt aan dat de bestuurder en

passagiers altijd hun veiligheidsgordels

dragen.

Alle stoelen beschikken over

heup/schoudergordels. Deze gordels

hebben oprolautomaten met

inertievergrendeling die de gordels weg

houden als ze niet in gebruik zijn.

De vergrendelingen zorgen ervoor dat

de gordels comfortabel kunnen worden

gedragen en vergrendelen in positie bij

een botsing.

Het oprollen van de gordel kan

bemoeilijkt worden als de gordels en

geleiders fig. 60 vuil zijn; houd deze

schoon.

Zwangeren en personen meternstige medische aandoeningen

Zwangeren moeten te allen tijde

veiligheidsgordels dragen. Vraag uw

arts naar specifieke aanbevelingen.

De heupgordel moet ZO STRAK EN

LAAG MOGELIJK OVER DE HEUPEN

worden gedragen. De schoudergordel

moet correct over de schouder worden

geplaatst, maar nooit over het gebied

van de maag fig. 61.

Personen met ernstige medische

aandoeningen moeten ook

veiligheidsgordels dragen. Raadpleeg

uw arts voor speciale instructies

betreffende medische aandoeningen.

Noodvergrendelmodus

Als de veiligheidsgordel is vastgemaakt,

bevindt deze zich altijd in de

noodvergrendelmodus.

In de noodvergrendelmodus zit de

gordel comfortabel om de inzittende en

vergrendelt de oprolautomaat bij een

botsing.

Als de gordel vergrendelt en niet kan

worden losgetrokken, trek dan eenmaal

aan de gordel en probeer de gordel

langzaam uit te trekken. Als dit niet lukt,

trekt u eenmaal krachtig aan de gordel

waarna u deze weer loslaat. Trek de

gordel vervolgens nogmaals langzaam

uit.

GEBRUIK VAN DEVEILIGHEIDSGORDELS

81) 82) 83) 84) 85)

De veiligheidsgordel vastmaken

1 fig. 62: gesp gordel;

2: sluiting gordel.

60 03020100-12A-001

61 06050100-CHD-003

82

VE

ILIG

HE

ID

Page 85: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

plaats de heupgordel zo laag mogelijk 1

fig. 63, niet op de maagstreek 2, en pas

de schoudergordel 3 vervolgens aan

zodat deze stevig tegen uw lichaam

aanligt.

De veiligheidsgordel losmaken

Druk knop 1 fig. 64 in op de sluiting van

de veiligheidsgordel. Als een gordel niet

volledig terugloopt, trekt u deze uit en

inspecteert u deze op knikken en

verdraaiingen. Zorg ervoor dat de

gordel ongedraaid terugloopt.

BELANGRIJK Als een gordel niet

volledig terugloopt, inspecteert u deze

op knikken en verdraaiingen. Neem

contact op met het Fiat Servicenetwerk

als de gordel na inspectie nog steeds

niet volledig terugloopt.

BELANGRIJK Draag de

veiligheidsgordel alleen als deze juist

door geleider 1 fig. 65 is gevoerd. Het

dragen van een veiligheidsgordel die

niet in de geleider zit, is gevaarlijk

aangezien de veiligheidsgordel dan niet

de benodigde veiligheid kan bieden bij

een ongeluk, hetgeen kan leiden tot

ernstig letsel.

WAARSCHUWINGSSYSTEMENVEILIGHEIDSGORDEL

Als het systeem merkt dat de

veiligheidsgordel van de passagier niet

is vastgemaakt, wordt de passagier

gewaarschuwd middels een lampje of

pieptoon.

Raadpleeg "Lampjes en berichten" in

het hoofdstuk "Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

Zie de paragraaf “Waarschuwingstoon

veiligheidsgordel” in het hoofdstuk

“Kennismaking met het

instrumentenpaneel”.

1

2

62 03020201-121-001

1

3

2

63 03020201-122-002

1

64 03020202-UNF-001

1

65 03020200-12A-001

83

Page 86: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

79) Draag altijd uw veiligheidsgordel en

zorg ervoor dat alle inzittenden goed

vastzitten. Het is zeer gevaarlijk om geen

veiligheidsgordel te dragen. Tijdens een

botsing kunnen inzittenden die geen

veiligheidsgordel dragen iemand of iets

raken in het voertuig of zelfs buiten het

voertuig terecht komen. Ze kunnen ernstig

letsel oplopen of zelfs overlijden. Bij een

ongeluk zijn inzittenden die een

veiligheidsgordel dragen veel veiliger.

80) Draag geen verdraaide

veiligheidsgordels. Verdraaide

veiligheidsgordels zijn gevaarlijk. Bij een

botsing is dan niet de volledige breedte

beschikbaar om de impact op te vangen.

Dit plaatst meer kracht op de botten onder

de gordel, hetgeen kan resulteren in ernstig

letsel of overlijden. Draai een verdraaide

veiligheidsgordel recht zodat de volledige

breedte van de gordel wordt gebruikt.

81) Gebruik nooit één veiligheidsgordel

voor meerdere personen. Het is gevaarlijk

één veiligheidsgordel voor meerdere

personen te gebruiken. Een

veiligheidsgordel die op deze manier wordt

gebruikt, kan de kracht van een botsing

niet spreiden en de twee passagiers

kunnen worden samengedrukt en ernstig

letsel oplopen of overlijden. Gebruik een

veiligheidsgordel nooit voor meer dan één

persoon en zorg er altijd voor dat elke

inzittende in de rijdende auto goed is

vastgesnoerd.

82) Rijd niet in een voertuig met een

beschadigde veiligheidsgordel. Het gebruik

van beschadigde veiligheidsgordels is

gevaarlijk. Een ongeluk kan de

gordelvrijgave van de veiligheidsgordel in

gebruik, beschadigen. Een beschadigde

veiligheidsgordel biedt onvoldoende

bescherming bij een botsing. Vraag een

dealer van het Fiat Servicenetwerk alle

veiligheidsgordelsystemen die tijdens een

ongeval in gebruik waren, na te kijken

voordat ze opnieuw worden gebruikt.

83) Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk

vervangen als de gordelspanner of

krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg

hiervoor altijd een expert: wij raden aan

onmiddellijk na een botsing contact op te

nemen met het Fiat Servicenetwerk voor

een inspectie van de

veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net

als de airbags kunnen de gordelspanners

en krachtbegrenzers slechts eenmaal

functioneren en moeten deze na een

botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden

vervangen. Als de gordelspanners en

krachtbegrenzers niet worden vervangen,

verhoogt het risico op letsel bij een botsing.

84) Positioneren van het schoudergedeelte

van de veiligheidsgordel. Het onjuist

positioneren van het schoudergedeelte van

de veiligheidsgordel is gevaarlijk. Zorg

ervoor dat het schoudergedeelte van de

veiligheidsgordel over uw schouder en bij

uw nek is geplaatst, maar nooit onder uw

arm, nek of bovenarm.

85) Positioneren van het heupgedeelte van

de veiligheidsgordel. Het is gevaarlijk om

het heupgedeelte van de veiligheidsgordel

te hoog te plaatsen. Bij een ongeluk wordt

de impact rechtstreeks op de maagstreek

geconcentreerd, hetgeen ernstig letsel kan

veroorzaken. Draag het heupgedeelte van

de gordel goed aangesloten en zo laag

mogelijk.

86) Instructies voor gebruik van de

veiligheidsgordel. Veiligheidsgordels zijn

ontworpen om tegen de botstructuur van

het lichaam te liggen en moeten zo laag

mogelijk over de heup of het bekken, de

borststreek en de schouders worden

gedragen; vermijd dat het heupgedeelte

van de gordel op de maagstreek valt.

Veiligheidsgordels moeten zo stevig

mogelijk worden gedragen, met genoeg

comfort, zodat zij de bescherming kunnen

bieden waarvoor ze zijn bedoeld. Een te

losse gordel vermindert de bescherming

van de inzittenden aanzienlijk. Er moet op

worden gelet dat de veiligheidsgordel niet

bevuild wordt met polijstmiddel, olie en

chemische stoffen, met name accuzuur.

Reinigen kan m.b.v. een milde zeep en

water. De gordel moet worden vervangen

indien deze gaat rafelen, vuil of beschadigd

is. Het is van belang de volledige gordel te

vervangen na slijtage door een zware

impact, zelfs indien schade aan de gordel

niet zichtbaar is. Gordels mogen niet met

verdraaide riemen worden gedragen. Elke

gordel mag slechts door één inzittende

worden gedragen; het is gevaarlijk om een

gordel over een kind op schoot te plaatsen.

84

VE

ILIG

HE

ID

Page 87: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

87) De gebruiker mag geen wijzigingen of

aanpassingen uitvoeren waardoor de

afstelmechaniek van de veiligheidsgordel

de gordel niet meer kan strak trekken, of

waardoor een losse gordel niet kan worden

aangepast.

SBA-SYSTEEM(Gordelwaarschuwing)

WAARSCHUWINGSLAMPJEVEILIGHEIDSGORDEL

De led op de sierlijst van het dashboard

gaat branden als de bestuurders- of

passagiersstoel bezet is en de

veiligheidsgordel niet is vastgezet

wanneer het contact is ingeschakeld.

De led knippert als de

veiligheidsgordel van de bestuurder of

de passagier (uitsluitend wanneer de

passagiersstoel bezet is) niet is

vastgezet en het voertuig rijdt op een

snelheid hoger dan circa 20 km/h. Na

korte tijd stopt de led met knipperen,

maar blijft deze branden.

Als een veiligheidsgordel niet wordt

vastgemaakt, knippert de led nogmaals

gedurende een bepaalde tijd. Maak in

dat geval de veiligheidsgordel vast.

De led knippert opnieuw als de

veiligheidsgordel van de bestuurders- of

passagiersstoel wordt losgemaakt

nadat de led is gaan branden en het

voertuig de snelheid van 20 km/h

overschrijdt.

GORDELSPANNERSENKRACHTBEGRENZERS

GORDELSPANNERS

88) 89) 90) 91)

De veiligheidsgordels van de bestuurder

en de passagiers zijn voor een optimale

bescherming uitgerust met een spanner

en krachtbegrenzingssysteem. De

veiligheidsgordel moet op de juiste wijze

worden gedragen zodat deze systemen

goed kunnen werken.

Als een botsing wordt gedetecteerd,

activeren de spanners tegelijkertijd met

de airbags. Raadpleeg voor meer

informatie over de activatie van de

gordelspanners de paragraaf

"Activeringscriteria SRS airbag" in dit

hoofdstuk.

De oprolautomaten van de

veiligheidsgordels verwijderen snel de

speling als de airbags worden

opgeblazen. Elke keer nadat de airbags

en gordelspanners worden geactiveerd,

moeten ze worden vervangen.

Een systeemstoring of werkingsconditie

wordt aangegeven met een

waarschuwing. Raadpleeg "Lampjes en

berichten" en "Waarschuwingsgeluid is

geactiveerd" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

85

Page 88: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Bovendien is het spansysteem voor de

passagier, net als de front- en zijairbag,

ontworpen om alleen te activeren als de

classificatiesensor voor inzittenden een

passagier op de passagiersstoel

detecteert. Zie voor meer informatie

"Classificatiesensor voor inzittenden".

BELANGRIJK Het spansysteem werkt

mogelijk niet; dit is afhankelijk van het

type botsing. Raadpleeg voor meer

informatie de paragraaf

"Activeringscriteria SRS airbag".

BELANGRIJK Er komt een kleine

hoeveelheid rook (niet-giftig gas) vrij als

de airbags en spanners worden

geactiveerd. Dit duidt niet op brand.

Het gas heeft gewoonlijk geen effect op

inzittenden; mensen met een gevoelige

huid kunnen echter een lichte

huidirritatie ervaren. Als rook van de

airbags of het spansysteem op de huid

of in de ogen terechtkomt, was dit dan

zo snel mogelijk weg.

KRACHTBEGRENZER

Het krachtbegrenzingssysteem geeft de

gordel op een gecontroleerde manier

vrij om de kracht van de gordel op de

borsttreek van de inzittende te verlagen.

Hoewel de grootste belasting op de

veiligheidsgordel optreedt bij frontale

botsingen beschikt de krachtbegrenzer

over een automatische mechanische

functie die in elke ongeluksmodus kan

activeren bij voldoende beweging van

de inzittende.

Zelfs als de spanners niet zijn

geactiveerd, moet de

krachtbegrenzingsfunctie door een

dealer van het Fiat Servicenetwerk

worden gecontroleerd.

BELANGRIJK

88) Draag de veiligheidsgordels zoals

wordt aanbevolen in het

instructiehandboek. Het levert gevaarlijke

situaties op als de veiligheidsgordel van de

bestuurder en passagiers incorrect wordt

gedragen. Zonder juiste plaatsing bieden

de spanner en het

krachtbegrenzingssyteem onvoldoende

bescherming bij een ongeluk en kan ernstig

letsel optreden. Zie voor meer informatie

over het dragen van gordels onder "De

veiligheidsgordels vastmaken".

89) Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk

vervangen als de gordelspanner of

krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg

hiervoor altijd een expert: neem

onmiddellijk na een botsing contact op met

het een dealer van het Fiat Servicenetwerk

voor inspectie van de

veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net

als de airbags kunnen de gordelspanners

en krachtbegrenzers slechts eenmaal

functioneren en moeten deze na een

botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden

vervangen. Als de gordelspanners en

krachtbegrenzers niet worden vervangen,

verhoogt het risico op letsel bij een botsing.

90) Wijzig niets aan de onderdelen of

bedrading en gebruik geen elektronische

testapparatuur voor het

gordelspansysteem. Het wijzigen van

onderdelen of de bedrading van het

gordelspansysteem en het gebruik van

elektronische testapparatuur is gevaarlijk. U

kunt het systeem ongewild activeren of

onbruikbaar maken zodat het tijdens een

ongeluk niet wordt geactiveerd. De

inzittenden kunnen ernstig letsel oplopen.

91) Verwerk het gordelspansysteem op de

juiste wijze als afval. Onjuiste

afvalverwerking van het

gordelspansysteem of een voertuig met

niet gedeactiveerde gordelspanners is

gevaarlijk. Tenzij alle veiligheidsprocedures

in acht worden genomen, kan dit leiden tot

letsel. Neem contact op met een dealer

van het Fiat Servicenetwerk voor het veilig

tot afval verwerken van het

gordelspansysteem of een voertuig met

een gordelspansysteem.

86

VE

ILIG

HE

ID

Page 89: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

REGELENBIJ KINDERZITJES

92) 69) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102)

FCA raadt ten zeerste aan de

kinderzitjes te gebruiken voor kinderen

die hierin passen.

FCA beveelt het gebruik aan van een

authentiek kinderzitje of een zitje dat in

overeenstemming is met de UNECE 44

(*)-voorschriften. Neem contact op met

een dealer van het Fiat Servicenetwerk

als u een authentiek FCA-kinderzitje wilt

aanschaffen.

Controleer de landelijke en plaatselijke

wetgeving voor specifieke vereisten

betreffende de veiligheid van kinderen

die in uw auto worden vervoerd.

(*) UNECE staat voor Europese

economische commissie van de

Verenigde Naties.

Kies bij het aanschaffen van een

kinderzitje een zitje dat geschikt is voor

de leeftijd en de lengte van het kind,

volg de wetgeving en de instructies die

bij het kinderzitje worden geleverd.

Een kind dat te groot is geworden voor

een kinderzitje moet worden vervoerd

met veiligheidsgordels over schoot en

schouder. Als de gordel irriteert bij de

nek of het gezicht, verplaats het kind

dan meer naar het midden van de auto.

Een kinderzitje dat in de rijrichting wordt

gemonteerd, mag NOOIT op de

passagiersstoel worden gebruikt als de

airbag is ingeschakeld. In het geval van

een botsing kan een geactiveerde

airbag dodelijk letsel veroorzaken bij het

vervoerde kind.

Om het risico op letsel door een

geactiveerde airbag bij de

passagiersstoel te verkleinen, werkt het

classificatiesysteem voor inzittenden als

onderdeel van een aanvullend

veiligheidssysteem.

Het systeem deactiveert de front- en

zijairbags van de passagiersstoel en het

gordelspansysteem als het

deactivatielampje UIT van de airbag van

de passagier brandt.

Als een baby of klein kind zich op de

passagiersstoel bevindt, schakelt het

systeem de front- en zijairbags en het

gordelspansysteem uit. Let er dus op

dat het deactivatielampje UIT van de

airbag van de passagier brandt.

Raadpleeg voor meer informatie

"Classificatiesensor voor inzittenden" in

de paragraaf "Frontairbags".

BELANGRIJK Een veiligheidsgordel of

kinderzitje kan bij warm weer zeer

warm worden in een afgesloten

voertuig. Controleer het zitje en de

gordel alvorens u of uw kind de items

aanraakt om brandwonden te

voorkomen.

OPMERKING Uw voertuig is uitgerust

met ISOFIX-bevestigingen voor

ISOFIX-kinderzitjes. Zie de paragraaf

“ISOFIX-bevestiging gebruiken” in dit

hoofdstuk wanneer u een zitje daarmee

vastmaakt.

87

VOORZORGSMAAT-

Page 90: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CATEGORIEËN KINDERZITJES

OPMERKING Vraag de fabrikant van de kinderzitjes welk systeem geschikt is voor uw kind en auto.

Kinderzitjes worden in de volgende 5 groepen geclassificeerd volgens de UNECE 44-voorschriften.

Groep Leeftijd Gewicht

0 Tot 9 maanden oud Minder dan 10 kg

0+ Tot 2 jaar oud Minder dan 13 kg

1 Van 8 maanden tot 4 jaar oud 9 kg - 18 kg

2 Van 3 tot 7 jaar oud 15 kg - 25 kg

3 Van 6 tot 12 jaar oud 22 kg - 36 kg

88

VE

ILIG

HE

ID

Page 91: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

TYPE KINDERZITJES

In dit instructiehandboek wordt uitleg

gegeven over de installatie met

veiligheidsgordels van de volgende drie

typen kinderzitjes: babyzitjes,

kinderzitjes en stoelverhogers.

BELANGRIJK De installatiepositie wordt

bepaald door het type kinderzitje. Lees

de instructies van de fabrikant en dit

instructiehandboek altijd zorgvuldig.

BELANGRIJK Vanwege de variaties in

het ontwerp van de kinderzitjes, stoelen

in de auto en veiligheidsgordels kan het

zijn dat niet alle kinderzitjes passen in

alle stoelstanden. Alvorens een

kinderzitje aan te schaffen, moet dit

worden uitgeprobeerd in de specifieke

stoelstand (of standen) van de auto

waarin het gaat worden gebruikt. Als

een reeds aangeschaft kinderzitje niet

past, moet u wellicht een ander

kinderzitje aanschaffen dat wel past.

Babyzitje

Gelijk aan Groep 0 en 0+ van de ECE

R-44 voorschriften fig. 66.

Kinderzitje

Gelijk aan Groep 1 van de ECE

R-44 voorschriften fig. 67.

Stoelverhoger

Gelijk aan Groep 2 en 3 van de ECE

R-44 voorschriften fig. 68.

Installatierichting babyzitje

104) 103)

Een babyzitje wordt altijd tegen de

rijrichting geplaatst. Raadpleeg de tabel

"Geschikt kinderzitje voor verschillende

stoelstanden" voor de installatiepositie

van het babyzitje.

INSTALLATIERICHTINGKINDERZITJE

100) 104) 105) 106) 106)

Een kinderzitje wordt in de rijrichting of

tegen de rijrichting in geïnstalleerd. Dit

is afhankelijk van de leeftijd en de lengte

van het kind.

Volg bij het installeren de instructies van

de fabrikant voor de juiste leeftijd en

lengte van het kind en volg de

aanwijzingen voor het installeren van

het kinderzitje.

Raadpleeg de tabel "Geschikt

66 06070809-INF-001

67 03030202-CHD-001

68 03030202-BOO-001

89

Page 92: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

kinderzitje voor verschillende

stoelstanden" voor de installatiepositie

van het kinderzitje.

Installatierichting junior kinderzitje

Een junior kinderzitje wordt altijd in de

rijrichting geplaatst.

Raadpleeg de tabel "Geschikt

kinderzitje voor verschillende

stoelstanden" voor de installatiepositie

van het kinderzitje.

90

VE

ILIG

HE

ID

Page 93: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KINDERZITJE VOOR VERSCHILLENDE STOELSTANDEN

De informatie in de tabel geeft de geschiktheid weer van uw kinderzitje voor verschillende stoelstanden.

Raadpleeg voor de installatie van kinderzitjes van andere fabrikanten de instructies van de fabrikant dat bij het betreffende

kinderzitje worden geleverd.

Kinderzitjes met ISOFIX-bevestiging

Raadpleeg voor het installeren van een kinderzitje op de passagiersstoel de instructies van de fabrikant van het kinderzitje en de

instructies voor het gebruik van de ISOFIX-bevestiging.

Gewichtsgroep Formaatklasse Spanklem

Stoelstanden

ISOFIX-posities in voertuig

Passagiersstoel

Reiswieg

F ISO/L1 X

G ISO/L2 X

(1) X

GROEP 0 tot 10 kgE ISO/R1 X

(1) X

GROEP 0+ tot 13 kg

E ISO/R1 IL (1)

D ISO/R2 X

C ISO/R3 X

(1) X

91

Page 94: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Gewichtsgroep Formaatklasse Spanklem

Stoelstanden

ISOFIX-posities in voertuig

Passagiersstoel

GROEP 1 9 kg – 18 kg

D ISO/R2 X

C ISO/R3 X

B ISO/F2 IUF

B1 ISO/F2X IUF

A ISO/F3 X

(1) IL (2)

GROEP 2 15 kg – 25 kg (1) IL (3)

GROEP 3 22 kg – 36 kg (1) IL (3)

(1) Voor de CRS zonder ISO/XX-formaatklasse-identificatie (A tot G), voor de geldende gewichtsgroep, zal de autofabrikant de

specifieke ISOFIX-kinderzitjes aangeven die worden aanbevolen voor elke stand.

IUF = geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes de rijrichting uit de universele categorie, goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.

IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes (CRS) die worden weergeven in de bijgesloten lijst.

Deze ISOFIX CRS zijn de kinderzitjes in de categorieën “specifiek voertuig”, “beperkt” of “semi-universeel”.

(1) Een CabrioFix-kinderzitje bevestigd aan een EasyFix-basis, beiden verkocht door MAXI-COSI®, kan geïnstalleerd worden.

(2) Een Pearl-kinderzitje bevestigd aan een FamilyFix-basis, beiden verkocht door MAXI-COSI®, kan geïnstalleerd worden.

(3) Een BRITAX RÖMER® KIDFIX kan geïnstalleerd worden (KIDFIX wordt niet langer geproduceerd).

X = ISOFIX-positie niet geschikt voor het ISOFIX-kinderzitje van deze gewichtsklasse en/of deze grootte.

92

VE

ILIG

HE

ID

Page 95: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Een i-Size kinderzitje verwijst naar een kinderzitje met een i-Size certificatie voor de UNECE 129-regelgeving.

93

i-Size kinderzitjes

Een i-Size kinderzitje kan als volgt op de aangegeven stoelen worden geïnstalleerd.

Passagiersstoel

i-Size kinderzitjes X

X = zitpositie niet geschikt voor i-Size “universele” kinderzitjes.

Page 96: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Kinderzitjes die met de veiligheidsgordel worden bevestigd

Systeemgroep Leeftijdsgroep Gewichtsgroep Type kinderzitje

Passagiersstoel

(Airbag

ingeschakeld)

(Airbag

uitgeschakeld)

GROEP 0Tot ongeveer

9 maanden oudMinder dan 10 kg Babyzitje X U

GROEP 0+Tot ongeveer 2 jaar

oudMinder dan 13 kg Babyzitje X U

GROEP 1

Van ongeveer

8 maanden tot 4 jaar

oud

9 kg - 18 kg Kinderzitje UF U

GROEP 2Van ongeveer 3 tot

7 jaar oud15 kg - 25 kg Kinderzitje UF U

GROEP 3Van ongeveer 6 tot

12 jaar oud22 kg - 36 kg Kinderzitje UF U

U = geschikt voor "universele" kinderzitjes in deze gewichtsgroep.

UF = geschikt voor "universele" kinderzitjes die in de rijrichting worden gemonteerd en die goedgekeurd zijn voor gebruik in

deze gewichtsgroep.

Raadpleeg de catalogus met accessoires voor geschikte kinderzitjes.

X = Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtsgroep.

94

VE

ILIG

HE

ID

Page 97: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

KINDERZITJESINSTALLEREN

107) 108)

Verankeringen

Het voertuig is voorzien van

verankeringen voor het bevestigen van

kinderzitjes. Lokaliseer de positie van

de verankering.

Volg voor het installeren van een

kinderzitje altijd de instructiehandleiding

bij het kinderzitje.

Locatie verankering

Gebruik de aangegeven

verankeringslocaties fig. 69 bij het

installeren van een kinderzitje dat is

uitgerust met een hoofdsteunriem.

BELANGRIJK Houd de achterzijde van

de stoel met uw hand vast terwijl u de

stoelen naar voor en achter schuift. Als

de achterzijde van de stoel niet wordt

vastgehouden, verplaatst de stoel zich

plotseling hetgeen letsel kan

veroorzaken.

Ga als volgt te werk:

open de kap;

schuif de passagiersstoel zo ver

mogelijk naar achter en schuif deze

vervolgens ongeveer 100 mm naar

voren zodat u uw hand erachter kunt

plaatsen;

verwijder de afdekking fig. 70. Let

erop dat u deze niet kwijtraakt;

plaats het kinderzitje op de

passagiersstoel;

breng de hoofdsteunriem onder de

hoofdsteun en bevestig deze aan de

haak fig. 71. Raadpleeg de instructies

van de fabrikant voor de

bevestigingsmethode van de

hoofdsteunriem.

De veiligheidsgordel gebruiken

BELANGRIJK Houd de achterzijde van

de stoel met uw hand vast terwijl u de

stoelen naar voor en achter schuift. Als

de achterzijde van de stoel niet wordt

vastgehouden, verplaatst de stoel zich

plotseling hetgeen letsel kan

veroorzaken.

Volg de installatie-instructies bij het

product voor het installeren van een

kinderzitje.

Open tevens de kap, schuif de stoel zo

ver mogelijk naar achter en breng de

rugleuning zover mogelijk omlaag.

ISOFIX-bevestiging gebruiken

109) 110) 111)

BELANGRIJK Houd de achterzijde van

de stoel met uw hand vast terwijl u de

stoelen naar voor en achter schuift. Als

de achterzijde van de stoel niet wordt

69 03030401-222-001

70 06070809-121-001

71 06070807-12A-001

95

Page 98: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

vastgehouden, verplaatst de stoel zich

plotseling hetgeen letsel kan

veroorzaken.

Ga als volgt te werk:

open de kap;

controleer of het contact is

uitgeschakeld;

schuif de passagiersstoel zo ver

mogelijk naar achter. Om sommige

kinderzitjes vast te zetten kan het zijn

dat u de stoel een stukje naar voren

moet schuiven en de rugleuning

achterover moet laten hellen;

controleer of de rugleuning goed is

vergrendeld door deze terug te duwen

tot dat deze niet verder gaat;

vergroot de ruimte tussen de

stoelzitting en de rugleuning iets om de

locaties voor de ISOFIX-bevestiging te

verifiëren fig. 72.

BELANGRIJK De markeringen boven

de ISOFIX-bevestigingen geven de

locaties aan van de ISOFIX-

bevestigingen voor het aansluiten van

het kinderzitje.

bevestig het kinderzitje met de

ISOFIX-bevestiging volgens de

instructies van de fabrikant van het

kinderzitje;

schakel het contact in en controleer

of het deactivatielampje UIT van de

airbag van de passagier brandt na het

installeren van het kinderzitje op de

passagiersstoel (zie de paragraaf

“Deactievatielampjes airbag passagier”).

Als het deactivatielampje fig. 73 UIT van

de airbag van de passagier niet brandt,

verwijdert u het kinderzitje, zet u het

contact UIT en installeert u het

kinderzitje opnieuw;

als uw kinderzitje is geleverd met een

tuiverankering, is het belangrijk deze

goed aan te brengen om de veiligheid

van het kind te waarborgen. Volg de

instructies van de fabrikant van het

kinderzitje zorgvuldig bij het installeren

van tuiverankeringen.

BELANGRIJK

92) Gebruik het juiste formaat kinderzitje.

Voor een effectieve bescherming bij

auto-ongelukken en een noodstop moet

een kind goed vastzitten met een

veiligheidsgordel of in een kinderzitje, naar

gelang de leeftijd en lengte van het kind.

Als dit niet gebeurt, kan het kind ernstig

verwond raken of zelfs overlijden bij een

ongeluk.

72 06070808-12A-001

73 06070432-121-001

96

VE

ILIG

HE

ID

Page 99: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

93) Volg de instructies van de fabrikant en

zorg ervoor dat de riemen in het zitje zijn

bevestigd. Het is gevaarlijk als de riemen

van het kinderzitje niet zijn bevestigd. Bij

een noodstop of een botsing kan het zitje

verplaatsen en ernstig letsel of het

overlijden van kinderen of andere

passagiers veroorzaken. Zorg ervoor dat

het kinderzitje correct is bevestigd volgens

de instructies van de fabrikant van het

kinderzitje. Als het zitje niet in gebruik is,

verwijder het dan uit de auto, bevestig het

met de veiligheidsgordel of vergrendel het

met BEIDE ISOFIX-bevestigingen en

bevestig de bijbehorende hoofdsteunriem.

94) Bevestig een kind altijd correct in een

kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een

kind in uw armen te houden terwijl de auto

rijdt. Het maakt niet uit hoe sterk iemand is;

bij een noodstop of een botsing is niemand

in staat een kind vast te houden en dit kan

leiden tot ernstig letsel of overlijden van het

kind of andere passagiers. Zelfs bij een

licht ongeluk kan het kind worden

blootgesteld aan de kracht van de airbag

dat kan leiden tot ernstig letsel of overlijden

van het kind, of het kind wordt met kracht

tegen een volwassene geduwd, hetgeen

letsel van zowel het kind als de volwassene

kan veroorzaken.

95) Zorg er altijd voor dat het

deactivatielampje UIT van de airbag van de

passagier brandt bij gebruik van een

kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een

kind in een kinderzitje te plaatsen dat is

geïnstalleerd op de passagiersstoel als het

deactivatielampje UIT van de airbag niet

brandt. Bij een ongeluk kan de airbag

worden geactiveerd en leiden tot ernstig

letsel of zelfs overlijden van het kind in het

kinderzitje. Zorg er altijd voor dat het

deactivatielampje UIT van de airbag van de

passagiersstoel brandt.

96) Zeer gevaarlijk! Zet nooit een naar

achteren gericht kinderzitje op de

passagiersstoel met een airbag die kan

worden geactiveerd: Gebruik NOOIT een

kinderzitje dat achterstevoren geplaatst

moet worden, op een voorstoel met een

GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor

kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK

LETSEL oplopen. Voertuigen met een

passagiersairbag zijn voorzien van een

waarschuwingslabel zoals hieronder is

getoond. Dit waarschuwingslabel wordt in

overeenstemming met de wettelijke

voorschriften aangebracht.

97) Zelfs bij een licht ongeluk kan een

kinderzitje worden geraakt door een

opgeblazen airbag en met kracht naar

achteren worden geduwd, hetgeen kan

leiden tot ernstig letsel of overlijden van het

kind. Als uw voertuig is uitgerust met een

passagiersdetectiesysteem, zorg er dan

altijd voor dat het deactivatielampje UIT van

de airbag van de passagier brandt als er

een kinderzitje tegen de rijrichting op de

passagiersstoel wordt geïnstalleerd.

98) Verplaats de passagiersstoel zo ver

mogelijk naar achter voordat u een

kinderzitje op de passagiersstoel installeert.

Sommige kinderzitjes kunnen niet met de

passagiersstoel in de achterste stand

worden geïnstalleerd. Bij een botsing kan

de kracht van een geactiveerde airbag

leiden tot ernstig letsel of overlijden van het

kind. Zorg er voor dat het deactivatielampje

UIT van de airbag van de passagiersstoel

brandt.

99) Onder bepaalde omstandigheden is

het gevaarlijk om een kinderzitje te

installeren op de passagiersstoel. Uw

voertuig is uitgerust met een

classificatiesensor voor inzittenden. Zelfs

met een classificatiesensor voor inzittenden

wordt onder de volgende omstandigheden

bij gebruik van de passagiersstoel met een

kind in een kinderzitje het gevaar van een

airbag die wordt geactiveerd verhoogd; dit

kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van

het kind. Het deactivatielampje UIT van de

airbag van de passagier brandt niet

wanneer een kind in het kinderzitje wordt

gezet / Bagage of andere voorwerpen

worden op de stoel gelegd terwijl het kind

in het kinderzitje zit / De stoel is gewassen /

Er is vloeistof gemorst op de stoel / De

passagiersstoel is naar achteren

verschoven en drukt tegen bagage of

andere voorwerpen / Bagage of andere

voorwerpen worden tussen de

passagiersstoel en de bestuurdersstoel

geplaatst / Er is een elektrisch apparaat op

de passagiersstoel gelegd / Er is een extra

elektrisch apparaat, zoals stoelverwarming,

op de passagiersstoel gemonteerd.

97

Page 100: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

100) Laat een kind niet uit of tegen de

zijruit hangen van een voertuig met

zijairbags. Het is voor iedereen gevaarlijk uit

of tegen een zijruit te hangen. Dit is het

gebied van de passagiersstoel van waaruit

de zijairbags worden geactiveerd, zelfs als

een kinderzitje wordt gebruikt. De impact

van een geactiveerde zijairbag kan leiden

tot ernstig letsel of overlijden van een kind

dat niet in de juiste positie zit. Bovendien

kan het leunen op of tegen een portier de

zijairbags blokkeren en de voordelen van

deze extra beveiliging wegnemen.

Aangezien de zijairbags worden

opgeblazen via het schoudergedeelte van

de stoel moet u verhinderen dat een kind

over of tegen de zijruit leunt, ook als het

kind in een kinderzitje is geplaatst.

101) Gebruik nooit één veiligheidsgordel

voor meerdere personen. Het is gevaarlijk

één veiligheidsgordel voor meerdere

personen te gebruiken. Een

veiligheidsgordel die op deze manier wordt

gebruikt, kan de kracht van een botsing

niet spreiden en de twee passagiers

kunnen worden samengedrukt en ernstig

letsel oplopen of overlijden. Gebruik een

veiligheidsgordel nooit voor meer dan één

persoon en zorg er altijd voor dat elke

inzittende in de rijdende auto goed is

vastgesnoerd.

102) Gebruik de hoofdsteunriem en de

bijbehorende bevestiging voor een

kinderzitje. Bevestigingen van kinderzitjes

zijn alleen bestand tegen de belasting van

een correct geïnstalleerd kinderzitje. Deze

mogen in geen enkel geval worden

gebruikt als veiligheidsgordel voor

volwassenen, als tuigjes of om andere

voorwerpen in het voertuig te bevestigen.

103) Installeer een babyzitje tegen de

rijrichting in altijd in de juiste stoelstand.

Het is gevaarlijk om een babyzitje tegen de

rijrichting in te installeren zonder eerst de

tabel "Geschikt kinderzitje voor

verschillende stoelstanden" te raadplegen.

Een babyzitje tegen de rijrichting in dat in

de verkeerde stoelstand is geïnstalleerd,

kan niet goed worden vastgezet. Bij een

botsing kan het kind tegen iets of iemand in

het voertuig aankomen en ernstig letsel

oplopen of overlijden.

104) Gebruikt nooit een kinderzitje dat

tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd

op een passagiersstoel met een airbag.

Zeer gevaarlijk! Gebruik geen kinderzitje dat

tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd

op een stoel met een airbag ervoor! Het

kinderzitje kan worden geraakt door de

opgeblazen airbag en van de plaats

worden geslingerd. Een kind in het

kinderzitje zou ernstig gewond kunnen

raken of gedood kunnen worden. Als uw

voertuig is uitgerust met een

classificatiesysteem voor inzittenden, zorg

er dan altijd voor dat het deactivatielampje

UIT van de airbag van de passagier brandt

als er een kinderzitje tegen de rijrichting op

de passagiersstoel moet worden

geïnstalleerd.

105) Installeer nooit een babyzitje in de

rijrichting in de incorrecte stoelstand: Het is

gevaarlijk om een babyzitje in de rijrichting

te installeren zonder eerst de tabel

"Geschikt kinderzitje voor verschillende

stoelstanden" te raadplegen. Een babyzitje

in de rijrichting dat in de verkeerde

stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed

worden vastgezet. Bij een botsing kan het

kind tegen iets of iemand in het voertuig

aankomen en ernstig letsel oplopen of

overlijden. Zorg er voor dat het

deactivatielampje UIT van de airbag van de

passagiersstoel brandt.

106) Verplaats de passagiersstoel zo ver

mogelijk naar achteren voordat u een

kinderzitje op de passagiersstoel installeert:

Bij een botsing kan de kracht van een

geactiveerde airbag leiden tot ernstig letsel

of overlijden van het kind. Zorg er voor dat

het deactivatielampje UIT van de airbag

van de passagiersstoel brandt.

107) Bevestig de hoofdsteunriem altijd aan

de juiste hoofdriembevestiging. Het is

gevaarlijk om de hoofdsteunriem aan de

incorrecte bevestiging vast te maken. Bij

een botsing kan de hoofdsteunriem

loskomen zodat het kinderzitje los komt te

zitten. Als het kinderzitje verplaatst kan dit

resulteren in ernstig letsel of overlijden van

het kind.

108) Leid de hoofdsteunriem altijd tussen

de hoofdsteun en de achterzijde van de

stoel door. Het is gevaarlijk de

hoofdsteunriem bovenlangs de hoofdsteun

te laten passeren. Bij een botsing kan de

hoofdsteunriem los glippen zodat het

kinderzitje los komt te zitten. Het kinderzitje

kan worden verplaatst hetgeen kan

resulteren in ernstig letsel of overlijden van

het kind.

98

VE

ILIG

HE

ID

Page 101: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

109) Volg de instructies van de fabrikant

voor het gebruik van het kinderzitje. Een

kinderzitje dat niet is vastgezet, levert

gevaarlijke situaties op. Bij een noodstop of

een botsing kan het zitje verplaatsen en

ernstig letsel of het overlijden van kinderen

of andere passagiers veroorzaken. Zorg

ervoor dat het kinderzitje correct is

bevestigd volgens de instructies van de

fabrikant.

110) Zorg ervoor dat het kinderzitje goed

vastzit. Een kinderzitje dat niet goed is

vastgezet, levert gevaarlijke situaties op. Bij

een noodstop of een botsing, kan het zitje

een projectiel worden, iemand raken en

ernstig letsel veroorzaken. Als het zitje niet

in gebruik is, plaats het dan in de kofferbak

of zorg ervoor dat het stevig vastzit met de

ISOFIX-bevestigingen.

111) Zorg ervoor dat er geen

veiligheidsgordels of andere voorwerpen in

de buurt van of rond het kinderzitje dat met

de ISOFIX-bevestiging is vastgemaakt,

aanwezig zijn. Het levert gevaarlijke

situaties op als de aanwijzingen van de

fabrikant die bij het kinderzitje zijn geleverd

niet zorgvuldig worden opgevolgd. Als

veiligheidsgordels of een ander voorwerp

verhinderen dat het kinderzitje veilig kan

worden aangesloten op de ISOFIX-

bevestigingen en het kinderzitje niet correct

wordt geïnstalleerd, dan kan het kinderzitje

worden verplaatst bij een noodstop of

botsing en leiden tot ernstig letsel of

overlijden van het kind of andere

inzittenden. Zorg er tijdens het installeren

van een kinderzitje voor dat er geen

veiligheidsgordels of andere voorwerpen in

de buurt van de ISOFIX-bevestigingen

aanwezig zijn. Volg altijd de instructies van

de fabrikant van het kinderzitje.

AANVULLENDVEILIGHEIDSSYSTEEMSRS - AIRBAG

VOORZORGSMAATREGELENAANVULLENDVEILIGHEIDSSYSTEEM(SRS)

112) 113) 114)

De aanvullende veiligheidssystemen

(SRS) aan de voor- en zijkant omvatten

drie verschillende soorten airbags.

BELANGRIJK Verifieer met welk type

airbag uw voertuig is uitgerust door de

locatie-indicatoren van de “SRS AIR

BAG” op te zoeken.

Deze indicatoren zijn zichtbaar in de

zone waar de airbags geïnstalleerd zijn.

De airbags zijn op de volgende plaatsen

geïnstalleerd:

het stuurwiel (bestuurdersairbag);

het dashboard van de passagier

(passagiersairbag);

de buitenkanten van de rugleuningen

van de stoelen (zijairbags).

De airbags van de aanvullende

veiligheidssystemen zijn ontworpen om

in bepaalde situaties extra bescherming

te bieden. Daarom zijn de

veiligheidsgordels altijd belangrijk zoals

hieronder is beschreven.

Zonder het gebruik van

veiligheidsgordels kunnen de airbags bij

een ongeluk niet voldoende

bescherming bieden. De

veiligheidsgordel moet worden gebruikt

om:

te voorkomen dat de inzittende

wordt geworpen in een airbag die wordt

opgeblazen;

mogelijk letsel tijdens een ongeval

waarbij de airbag niet opblaast, zoals

omrollen of een botsing achterop, te

beperken;

mogelijk letsel bij een frontale,

bijna-frontale of zijbotsingen die niet

ernstig genoeg zijn voor de activering

van de airbags te beperken;

de mogelijkheid om uit het voertuig

geworpen te worden te beperken;

mogelijk letsel aan het onderlichaam

en de benen tijdens een ongeval te

beperken aangezien de airbags deze

delen van het lichaam niet beschermen;

de bestuurder in een positie te

houden die een betere controle van het

voertuig waarborgt.

Een kind dat te klein is voor het gebruik

van de veiligheidsgordel, moet veilig in

een kinderzitje worden geplaatst.

Beoordeel aandachtig welk kinderzitje

voor uw kind nodig is en volg de

installatieaanwijzingen in dit handboek

alsmede de aanwijzingen van de

fabrikant van het kinderzitje.

99

Page 102: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ONDERDELEN AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS)

1 Opblaassystemen en airbags voor bestuurders en passagiers

2 Botsingsensoren en diagnostische module (SAS-unit)

3 Gordelspanners

4 Frontairbagsensoren

5 Botsingsensoren zijkant

6 Waarschuwingslampje airbag/gordelspansysteem

7 Opblaassystemen en airbags zijkant

8 Indicatielampje uitschakeling passagiersairbag

9 Passagiersdetectiesensor

10 Passagiersdetectiemodule

74 03040300-121-002

100

VE

ILIG

HE

ID

Page 103: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

WERKING VAN DESRS-AIRBAGS

115) 116) 117) 118) 119) 120) 121) 122) 123) 124) 125) 128)

129) 22)

Uw voertuig is uitgerust met de

volgende typen SRS-airbags.

SRS-airbags zijn ontworpen om samen

met de veiligheidsgordels letsel tijdens

een ongeval te beperken. Ze bieden de

inzittenden bescherming in aanvulling

op de beveiligende functie van de

veiligheidsgordels. Zorg er altijd voor

dat u de veiligheidsgordels op de juiste

manier draagt.

Gordelspanners

De spanners van de veiligheidsgordels

zijn ontworpen voor activatie bij matige

of ernstige frontale, of bijna frontale

botsingen. Bovendien werkt de spanner

bij een zij-aanrijding aan de zijde waar

de botsing optreedt. De spanners

werken verschillend naar gelang the

type airbag dat is geïnstalleerd. Zie voor

bijzonderheden over de werking van de

gordelspanners "Activeringscriteria

SRS-airbag".

Bestuurdersairbag

De frontairbag aan de bestuurderszijde

bevindt zich in het stuurwiel fig. 75.

Wanneer de botsingsensor van de

airbag een frontale botsing met een

kracht die groter dan middelmatig is

waarneemt, zal de bestuurdersairbag

snel opblazen om voornamelijk letsel

aan het hoofd of de borst van de

passagier, veroorzaakt door het stoten

tegen het stuurwiel, te voorkomen.

Raadpleeg de "Activeringscriteria SRS

airbag" in dit hoofdstuk voor meer

informatie over het opblazen van de

airbag.

Passagiersairbag(Eentraps)

De passagiersairbag is in het

dashboard van de passagier

aangebracht fig. 76.

Het opblaasmechanisme van de

passagiersairbag is hetzelfde als dat

van de bestuurdersairbag dat hierboven

is beschreven. Raadpleeg de

"Activeringscriteria SRS airbag" in dit

hoofdstuk voor meer informatie over het

opblazen van de airbag.

De passagiersairbag is bovendien zo

ontworpen dat deze uitsluitend

opblaast wanneer het

passagiersdetectiesysteem waarneemt

dat een passagier op de

passagiersstoel zit. Raadpleeg de

"Activeringscriteria SRS airbag" in dit

hoofdstuk voor meer informatie over het

opblazen van de airbag.

Zijairbags

De zijairbags zijn in de buitenzijden van

de rugleuningen gemonteerd fig. 77.

Het systeem blaast de zijairbag

uitsluitend op aan de zijde waar het

75 06010203-126-123 76 06010204-126-123

101

Page 104: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

voertuig geraakt is wanneer de

botsingsensoren van de airbag een

zijbotsing waarnemen met een kracht

die groter dan middelmatig is.

De zijairbag wordt snel opgeblazen om

het letsel aan het hoofd en de borst van

de bestuurder of de passagier door het

stoten tegen de inwendige onderdelen,

zoals het portier of het raam, te

voorkomen. Raadpleeg de

"Activeringscriteria SRS airbag" in dit

hoofdstuk voor meer informatie over het

opblazen van de airbag.

De zijairbag van de passagier is

bovendien zo ontworpen dat deze

uitsluitend opblaast wanneer het

passagiersdetectiesysteem waarneemt

dat een passagier op de

passagiersstoel zit.

Waarschuwingslampje/-pieptoon

Een systeemstoring of werkingsconditie

wordt aangegeven met een

waarschuwing.

Zie de paragraaf "Lampjes en

berichten" in het hoofdstuk

"Kennismaking met het

instrumentenpaneel". Zie de paragraaf

"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"

in het hoofdstuk "Kennismaking met het

instrumentenpaneel".

Frontairbag passagierszijde enkinderzitjes

Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de

rijrichting in op de voorstoel met een

actieve passagiersairbag. Als bij een

botsing de airbag wordt opgeblazen,

kan dit leiden tot dodelijk letsel van het

kind.

Neem ALTIJD de aanwijzingen vermeld

op het label op de zonneklep aan

passagierszijde fig. 78 in acht.

77 06010205-126-123

78 03030100-133-555

102

VE

ILIG

HE

ID

Page 105: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ACTIVERINGSCRITERIA SRS AIRBAG

Deze tabel geeft de SRS-apparatuur weer die afhankelijk van het type botsing zal worden geactiveerd (de illustraties zijn van de

representatieve gevallen van botsingen).

SRS-apparatuur

Botsingtypen

Een ernstige frontale/bijna-

frontale botsingEen ernstige zijbotsing (*) Een botsing achterop

SRS-apparatuur

Gordelspanner X (**) (beide zijden) X (**) (alleen aan geraakte zijde)

Bij een botsing achterop zullen

de airbags en gordelspanners

niet worden geactiveerd

Bestuurdersairbag X

Passagiersairbag X (**)

Zijairbag X (**) (alleen aan geraakte zijde)

103

Page 106: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Bij een frontale botsing kunnen afhankelijk van de richting, de hoek en de kracht van de botsing alle airbags en

gordelspanners worden geactiveerd.

104

VE

ILIG

HE

ID X: de SRS-airbag apparatuur is ontworpen om bij een botsing te worden geactiveerd.

(*) Bij een zijbotsing worden de gordelspanners en zijairbags geactiveerd (uitsluitend aan de zijde waar de botsing zich heeft

voorgedaan).

(**) De front- en zijairbags en de gordelspanner van de passagier zijn ontworpen om geactiveerd te worden wanneer de

passagiersdetectiesensor waarneemt dat een passagier op de passagiersstoel zit.

Page 107: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BEPERKINGEN VOORSRS AIRBAG

Bij ernstige botsingen zoals wordt

beschreven in de paragraaf

"Activeringscriteria SRS airbag", zal de

van toepassing zijnde SRS-airbag

worden opgeblazen.

Bij bepaalde ongelukken kan het zijn

dat de apparatuur niet wordt

opgeblazen. Dit is afhankelijk van en het

type en ernst van de botsing.

Beperkingen voor detectie vanfrontale / bijna frontale botsingen

Frontale/bijna frontale botsingen

worden mogelijk niet als ernstig genoeg

herkend om de SRS-airbag op te

blazen:

botsingen tegen bomen of palen A

fig. 79;

frontale offset-botsingen met het

voertuig B fig. 79;

aanrijdingen van achter, of botsingen

tegen de geopende laadklep van een

vrachtwagen fig. 80.

Beperkingen voor detectie vanzijwaartse botsingen

Zijwaartse botsingen zijn mogelijk niet

ernstig genoeg om de SRS-airbag op

te blazen:

zijbotsingen tegen bomen of palen A

fig. 81;

zijbotsingen met tweewielers B

fig. 81;

kanteling fig. 82.

A

B

79 03040600-121-001

80 03040600-122-001

A

B

81 03040600-123-001

105

Page 108: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

PASSAGIERSDETECTIE-

128) 129)

Lees eerst de "Voorzorgsmaatregelen

aanvullend veiligheidssysteem (SRS)

Precautions" aandachtig door.

Passagiersdetectiesensor

Uw voertuig is uitgerust met een

passagiersdetectiesensor die onderdeel

van het aanvullende veiligheidssysteem

uitmaakt. Deze sensor is aangebracht

in het kussen van de passagiersstoel.

Deze sensor meet de elektrostatische

capaciteit van de passagiersstoel.

De SAS-unit is ontworpen om te

voorkomen dat de front- en zijairbags

aan de passagierszijde en het

gordelspansysteem in werking treden

als het indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag gaat branden.

Om de kans op letsel door de activering

van de passagiersairbag te voorkomen,

schakelt het systeem de front- en

zijairbags aan de passagierszijde en het

gordelspansysteem uit wanneer het

indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag gaat branden.

Het systeem schakelt de front- en

zijairbags aan de passagierszijde en het

gordelspansysteem uit. Verzeker u er

daarom van dat het indicatielampje

uitschakeling passagiersairbag gaat

branden.

Het waarschuwingslampje

airbag/gordelspansysteem knippert en

het indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag gaat branden als de

sensoren een mogelijke storing

vertonen. In dit geval zullen de front- en

zijairbags aan de passagierszijde en het

gordelspansysteem niet worden

geactiveerd.

BELANGRIJK Als een persoon is

gezeten zoals is getoond op de

volgende afbeelding fig. 83, kan de

passagiersdetectiesensor niet correct

waarnemen dat een passagier op de

passagiersstoel zit en kan de

activering/niet-activering van de airbags

niet gecontroleerd worden volgens de

voorwaarden gegeven in de tabel

indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag aan/uit.

Indicatielampjes uitschakelingpassagiersairbag

Dit indicatielampje fig. 84 gaat branden

om u eraan te herinneren dat bij een

botsing de front- en zijairbags aan de

passagierszijde en het

gordelspansysteem niet geactiveerd

zullen worden.

82 03040600-124-002

83 03040702-12A-001

106

VE

ILIG

HE

ID

SYSTEEM

Page 109: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

22) 23)

OpmerkingHet systeem heeft ongeveer

10 seconden nodig om de front- en

zijairbags van de passagier en het

gordelspansysteem in of uit te

schakelen.

Het indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag kan herhaaldelijk gaan

branden als bagage of andere

voorwerpen op de passagiersstoel

worden geplaatst of als de temperatuur

in het voertuig plotseling wijzigt.

Het indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag kan 10 seconden

gaan branden als de elektrostatische

capaciteit van de passagiersstoel

wijzigt.

Het waarschuwingslampje

airbag/gordelspansysteem kan gaan

branden als de passagiersstoel een

zware klap te verduren krijgt.

Installeer het kinderzitje opnieuw

volgens de procedure beschreven in dit

handboek als het indicatielampje

uitschakeling passagiersairbag niet gaat

branden nadat u een kinderzitje op de

passagiersstoel heeft geïnstalleerd.

Neem onmiddellijk contact op met het

Fiat Servicenetwerk als het

indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag UIT nog altijd niet gaat

branden.

Vraag de passagier om diens

houding aan te passen door de voeten

op de grond te plaatsen en de

veiligheidsgordel opnieuw vast te zetten

als het indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag gaat branden terwijl

een passagier op de passagiersstoel

zit. Verplaats de passagiersstoel zo ver

mogelijk naar achteren als het

indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag blijft branden. Neem

zo snel mogelijk contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

84 06070400-121-001

107

Page 110: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Tabel voorwaarde aan/uit indicatielampje uitschakeling passagiersairbag

Het indicatielampje gaat branden bij inschakeling van het contact als de passagiersdetectiesensor normaal is. Het lampje gaat

na enkele seconden uit. Het indicatielampje gaat vervolgens aan of blijft uit in de volgende omstandigheden:

Voorwaarde waargenomen

door het

passagiersdetectiesysteem

Indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag

Front- en zijairbags

passagierszijde

Gordelspansysteem

passagiersstoel

Leeg (ongebruikt) Uitgeschakeld Uitgeschakeld

Een kind in een kinderzitje (*) Uitgeschakeld Uitgeschakeld

Volwassene (**)

(***)

Gereed Gereed

(*) Afhankelijk van de grootte en de zithouding van uw kind kan het zijn dat de detectiesensor een kind op de stoel, in een

kinderzitje of op een zitverhoger niet waarneemt.

(**) Afhankelijk van de lichaamsbouw van de persoon kunnen de sensoren een kleinere volwassene op de passagiersstoel als

een kind waarnemen.

(***) Wordt na korte tijd uitgeschakeld.

Laat niemand op de passagiersstoel plaatsnemen en neem onmiddellijk contact op met het Fiat Servicenetwerk als de beide

indicatielampjes voor uitschakeling passagiersairbag de gespecificeerde tijd gaan branden bij inschakeling van het contact, of

als ze niet gaan branden volgens de voorwaarden gegeven in de tabel indicatielampje uitschakeling passagiersairbag. Het is

mogelijk dat het systeem niet correct werkt bij een ongeval.

108

VE

ILIG

HE

ID

Page 111: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

112) Het dragen van veiligheidsgordels is

verplicht in voertuigen die zijn uitgerust met

een airbag. Het is gevaarlijk om alleen op

de bescherming van airbags te rekenen in

het geval van een ongeluk. Op zichzelf

staand kunnen airbags ernstig letsel niet

voorkomen. Geschikte airbags worden

alleen geactiveerd bij een eerste ongeluk,

frontaal, bijna frontaal of bij matige

botsingen aan de zijkant. Inzittenden

moeten te allen tijde veiligheidsgordels

dragen.

113) Zorg er altijd voor dat het

deactivatielampje UIT van de airbag van de

passagier brandt bij gebruik van een

kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk een kind in

een kinderzitje op de passagiersstoel te

zetten als het deactivatielampje UIT van de

airbag niet brandt. Bij een ongeluk kan de

airbag worden geactiveerd en leiden tot

ernstig letsel of zelfs overlijden van het kind

in het kinderzitje. Zorg er altijd voor dat het

deactivatielampje UIT van de airbag van de

passagiersstoel brandt.

114) ZEER GEVAARLIJK! Zet nooit een

naar achteren gericht kinderzitje op de

passagiersstoel met een airbag die kan

worden geactiveerd. Plaats NOOIT een

kinderzitje tegen de rijrichting in op een

stoel met bescherming van een ACTIEVE

AIRBAG ervoor. Dit kan leiden tot

OVERLIJDEN of ERNSTIG LETSEL van het

KIND. Zelfs bij een licht ongeluk kan een

kinderzitje worden geraakt door een

opgeblazen airbag en met kracht naar

achteren worden geduwd, hetgeen kan

leiden tot ernstig letsel of overlijden van het

kind. Als uw voertuig is uitgerust met een

passagiersdetectiesysteem, zorg er dan

altijd voor dat het deactivatielampje UIT van

de airbag van de passagier brandt.

115) Ga niet te dicht in de buurt van de

bestuurder en de airbags aan

passagierszijde zitten. Het is zeer gevaarlijk

om te dicht op de bestuurder en de

airbagmodules aan passagierszijde te zitten

of om uw handen of voeten erop te

plaatsen. De airbags aan bestuurders- en

passagierszijde worden met veel kracht en

grote snelheid opgeblazen. Er kan ernstig

letsel optreden als iemand te dicht in de

buurt zit. De bestuurder moet altijd de rand

van het stuur vasthouden. De passagier

moet beide voeten op de vloer houden.

Inzittenden moeten hun stoel zo ver

mogelijk naar achteren instellen en altijd

rechtop zitten tegen de rugleuning met de

veiligheidsgordel goed vastgemaakt.

116) Zit niet te dicht bij een portier en leun

niet tegen portieren in voertuigen met

zijairbags. Het is zeer gevaarlijk om te dicht

bij de zijairbagmodules te zitten of om uw

handen erop te plaatsen. Een zijairbag

wordt met grote kracht en snelheid

opgeblazen, rechtstreeks uit het

schoudergedeelte van de zitting en strekt

uit langs het portier aan de zijde waar de

auto wordt geraakt. Er kan ernstig letsel

optreden als een persoon te dicht bij het

portier zit of tegen een ruit leunt.

Bovendien kan slapen tegen het portier of

hangen uit het raam aan de zijde van de

bestuurder tijdens het rijden de zijairbag

blokkeren en de voordelen van deze extra

bescherming tenietdoen. Geef de zijairbags

de ruimte om te werken door in het midden

van de stoel te zitten als het voertuig in

beweging is, met de veiligheidsgordels

goed vastgemaakt.

117) Ga in het midden van de stoel zitten

en draag de veiligheidsgordels correct. Het

is zeer gevaarlijk om te dicht bij de

zijairbagmodules te zitten of om uw handen

erop te plaatsen, of om tegen het portier te

slapen of uit het raam te hangen. De

zijairbags worden met grote kracht en

snelheid opgeblazen rechtstreeks langs het

portier aan de zijde waar de auto wordt

geraakt. Er kan ernstig letsel optreden als

iemand te dicht bij het portier zit. Geef de

zijairbags de ruimte om te werken door in

het midden van de stoel te zitten als het

voertuig in beweging is, met de

veiligheidsgordels goed vastgemaakt.

109

Page 112: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

118) Plaats geen voorwerpen op of rond

het gebied waar de airbags van de

bestuurder en de bijrijder worden

opgeblazen. Het is zeer gevaarlijk om een

voorwerp aan de airbagmodules van de

bestuurder en bijrijder te bevestigen of om

er iets voor te plaatsen. Bij een ongeluk kan

een voorwerp het opblazen van de airbag

verhinderen en de inzittende verwonden.

119) Plaats geen voorwerpen op of rond

het gebied waar de zijairbags worden

opgeblazen. Het aanbrengen van

voorwerpen op de zitting waarbij de

buitenkant van de zitting wordt bedekt is

gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het

voorwerp de zijairbag hinderen. Deze wordt

opgeblazen aan de buitenzijde van de

stoelen en de extra bescherming van de

zijairbag kan teniet worden gedaan of de

airbag kan op een gevaarlijke manier

opblazen. Bovendien kan de airbag stuk

gaan en gas vrijgeven. Hang geen netjes,

kaarthouders of rugzakken met zijriemen

aan de stoelen. Plaats nooit stoelbekleding

in de stoelen. Houd de zijairbagmodules

altijd vrij zodat deze in het geval van een

aanrijding in de zijkant kunnen worden

opgeblazen.

120) Raak de onderdelen van het

aanvullende veiligheidssysteem niet aan

nadat de airbags zijn opgeblazen. Het is

gevaarlijk om de onderdelen van het

aanvullende veiligheidssysteem aan te

raken nadat de airbags zijn opgeblazen.

Deze zijn net na het opblazen zeer heet. U

kunt brandwonden oplopen.

121) Installeer geen front-end apparatuur in

uw auto. Het installeren van front-end

apparatuur, zoals een beschermingsbalk

aan de voorkant (kangoeroebalk,

koeienvanger, duwbalk of gelijksoortige

apparatuur), sneeuwploeg of lieren, is

gevaarlijk. Het botsingsensorsysteem van

de airbags kan hierdoor worden beïnvloed.

Dit kan ertoe leiden dat airbags onverwacht

worden opgeblazen, of verhinderen dat de

airbags tijdens een ongeluk worden

opgeblazen. Inzittenden kunnen ernstig

letsel oplopen.

122) Wijzig de ophanging niet. Het is

gevaarlijk de ophanging van het voertuig te

wijzigen. Als de hoogte of de ophanging

van het voertuig wordt gewijzigd, kan een

botsing niet nauwkeurig worden

gedetecteerd waardoor de airbags

incorrect of onverwacht worden

opgeblazen, hetgeen ernstig letsel kan

veroorzaken.

123) Wijzig de portieren niet en laat

benodigde reparaties uitvoeren. Raadpleeg

hiervoor altijd een expert: wij raden u aan

de schade aan een portier te laten

opnemen door een dealer van het Fiat

Servicenetwerk. Het wijzigen van portieren

en het niet laten uitvoeren van benodigde

reparaties is gevaarlijk. Elk portier beschikt

over een sensor voor zijdelingse botsingen

als onderdeel van het aanvullende

veiligheidssysteem. Als er gaten in een

portier worden geboord, als een speaker

uit het portier wordt verwijderd of als een

beschadigd portier niet wordt gerepareerd,

kan dit een nadelige invloed op de sensor

hebben waardoor deze de druk van een

botsing in de flank niet nauwkeurig kan

detecteren. Als een sensor een botsing in

de flank niet detecteert, kan het zijn dat de

zijairbags en de gordelspanners niet naar

behoren werken, hetgeen kan leiden tot

ernstig letsel van de inzittenden.

110

VE

ILIG

HE

ID

Page 113: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

124) Voer geen wijzigingen uit aan het

aanvullende veiligheidssysteem. Het

wijzigen van de onderdelen of de

bedrading van het aanvullende

veiligheidssysteem is gevaarlijk. U kunt dit

onbedoeld activeren of onwerkbaar maken.

Voer geen wijzigingen uit aan het

aanvullende veiligheidssysteem. Dit omvat

het installeren van lijsten, insignes of

andere zaken op de airbagmodules. Het

omvat tevens het installeren van extra

elektrische apparatuur op of bij

systeemonderdelen of bedrading. Neem

contact op met een expert: het Fiat

Servicenetwerk kan u de specialistische

hulp bieden die nodig is bij het verwijderen

en installeren van stoelen. Het is belangrijk

de bedrading en aansluitingen van de

airbag te beschermen om ervoor te zorgen

dat de airbags niet onverwacht worden

opgeblazen en dat voor het

passagiersdetectiesysteem en de stoelen

een onbeschadigde airbagaansluiting

wordt gehandhaafd.

125) Plaats geen bagage of andere

voorwerpen onder de stoelen. Het plaatsen

van bagage of andere voorwerpen onder

de stoelen is gevaarlijk. De essentiële

onderdelen van het aanvullende

veiligheidssysteem kunnen beschadigd

raken, en in het geval van een botsing in de

flank worden de airbags mogelijk niet

opgeblazen, hetgeen kan leiden tot

overlijden of ernstig letsel van de

inzittenden. Ter voorkoming van schade

aan de essentiële onderdelen van het

aanvullende veiligheidssysteem wordt u

verzocht geen bagage of andere

voorwerpen onder de stoelen te plaatsen.

126) Gebruik geen voertuig met

beschadigde

airbag-/gordelspanneronderdelen.

Verbruikte of beschadigde airbag-/

gordelspanneronderdelen moeten worden

vervangen na een botsing waarbij deze zijn

opgeblazen of beschadigd. Alleen een

gekwalificeerde reparateur, bij voorkeur een

dealer van het Fiat Servicenetwerk, kan

deze systemen volledig beoordelen en

vaststellen of zij bij een eventuele volgende

botsing zullen werken. Rijden met een

verbruikte of beschadigde airbag of

gordelspanner biedt u niet de benodigde

bescherming in het geval van een

eventueel volgend ongeluk, hetgeen kan

leiden tot ernstig letsel of de dood.

127) Verwijder de interne delen van de

airbag niet. Het is gevaarlijk onderdelen

zoals de stoelen, de voorzijde van het

instrumentenpaneel, het stuurwiel waarin

zich onderdelen van de airbags of

sensoren bevinden, te verwijderen. Deze

onderdelen bevatten belangrijke

componenten van de airbag. De airbag kan

onverwacht worden geactiveerd en ernstig

letsel veroorzaken. Laat deze onderdelen

altijd door een dealer van het Fiat

Servicenetwerk verwijderen.

128) Laat geen passagier op de

passagiersstoel plaatsnemen met een

postuur dat het voor de classificatiesensor

voor inzittenden moeilijk maakt de

inzittende op de juiste wijze te detecteren.

Het is gevaarlijk een passagier op de

passagiersstoel te laten plaatsnemen met

een postuur dat het voor de

classificatiesensor voor inzittenden moeilijk

maakt de inzittende op de juiste wijze te

detecteren. Indien de classificatiesensor

voor inzittenden de passagier op de

passagiersstoel niet correct kan

detecteren, kunnen de front- en zijairbags

en het gordelspansysteem niet werken

(opblazing) of onverwacht worden

geactiveerd (opblazing). De passagier heeft

dan niet de aanvullende bescherming van

de airbags of de onverwachte werking

(opblazing) van de airbags kan leiden tot

ernstig letsel of de dood.

111

Page 114: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

129) Onder de volgende omstandigheden

kan de classificatiesensor voor inzittenden

de passagier op de passagiersstoel niet

correct detecteren en kan het

opblazen/niet-opblazen van de airbags niet

worden gecontroleerd zoals wordt

aangegeven op het voorwaarde diagram

van het deactivatielampje UIT van de

airbag van de passagier. Bijvoorbeeld:

bagage of andere voorwerpen onder de

passagiersstoel of tussen de

passagiersstoel en de bestuurdersstoel

waarbij de onderkant van de

passagiersstoel omhoog komt / Een

voorwerp zoals een zittingskussen op de

passagiersstoel of achter de rug van de

passagier / Zittingsbekleding op de

passagiersstoel / Bagage of andere

voorwerpen op de stoel met een kind in

een kinderzitje / Als de stoel is gewassen /

Als er vloeistof op de stoel terecht is

gekomen / Als de passagiersstoel naar

achteren is verschoven, waarbij deze tegen

bagage of andere voorwerpen drukt /

Bagage of andere voorwerpen tussen de

passagiersstoel en de bestuurdersstoel /

Een elektrisch apparaat op de

passagiersstoel. De front- en zijairbags en

het gordelspansysteem worden

gedeactiveerd als het indicatielampje UIT

van de airbag van de passagiersstoel

brandt.

BELANGRIJK

22) Plaats geen scherpe voorwerpen of

zware bagage op de zitting van de stoel,

om de correcte activering van de

frontairbag te waarborgen en schade aan

de sensor in de stoel te voorkomen. Mors

geen vloeistoffen op of onder de stoelen.

23) Om te zorgen voor een juiste werking

van de sensoren dient u altijd het volgende

te doen: schuif de stoel zover mogelijk naar

achteren en zit altijd rechtop met de rug

tegen de rugleuning en met de

veiligheidsgordel aangebracht. Zet het

kinderzitje op correcte wijze vast en schuif

de passagiersstoel zo ver mogelijk naar

achteren als door het geïnstalleerde

kinderzitje wordt toegestaan, wanneer u uw

kind op de passagiersstoel wilt plaatsen.

VOERTUIGGEGEVENSREGISTREREN

Dit voertuig is uitgerust met een

computer die de volgende belangrijke

voertuiggegevens verbonden aan de

bedieningselementen, de werking en

andere rijomstandigheden van het

voertuig registreert.

Geregistreerde gegevensVoertuigomstandigheden, zoals de

motor- en voertuigsnelheid.

Rijomstandigheden zoals de gas- en

rempedalen en informatie over de

omgevingsomstandigheden waarin met

het voertuig werd gereden.

Informatie over de diagnostiek van

storingen van elke computer in het

voertuig.

Informatie verbonden aan de

bedieningselementen van andere

computers in het voertuig.

De geregistreerde gegevens kunnen

afhankelijk van de versie van het

voertuig en de optionele uitrusting

variëren. Stem en beelden worden niet

geregistreerd.

Gegevensverwerking

FCA en diens onderaannemingen

kunnen de geregistreerde gegevens

verwerven en gebruiken voor de

diagnostiek van de storingen van het

voertuig, onderhoud en ontwikkeling en

112

VE

ILIG

HE

ID

Page 115: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

de verbetering van de kwaliteit.

FCA zal de verworven gegevens niet

aan derden bekend maken of

overhandigen, tenzij:

goedkeuring van de voertuigeigenaar

(of goedkeuring van de

voertuigverhuurder en -huurder) is

verkregen;

hier officieel door de politie of andere

rechtshandhavingsinstanties om wordt

gevraagd;

voor de statistische verwerking door

een onderzoeksinstituut na de

gegevens zo te hebben verwerkt dat de

voertuigeigenaar niet langer

geïdentificeerd kan worden.

CONSTANTEBEWAKING

De volgende componenten van de

airbagsystemen en de actieve

motorkap worden door een

diagnosesysteem bewaakt:

Botsingsensoren en diagnosemodule

(SAS-unit)

Frontairbagsensoren

Airbagmodules

Zijbotsingsensoren

Waarschuwingslampje

airbag/gordelspansysteem

Gordelspanners

Desbetreffende bedrading

Indicatielampje uitschakeling

passagiersairbag

Passagiersdetectiesensor

Passagiersdetectiemodule (indien

aanwezig)

Actieve motorkapsensoren

Actieve motorkapmodules

Waarschuwingslampje actieve

motorkap

De diagnosemodule bewaakt continu

de gereedheid van het systeem. Dit

begint bij inschakeling van het contact

en duurt voort zolang met het voertuig

wordt gereden.

113

Page 116: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

STARTEN EN RIJDEN

Laten we eens kijken naar het "hart" van

het voertuig: dan kunt u zien hoe u het

potentieel ervan optimaal kunt

benutten.

We zullen u laten zien hoe u het

voertuig in elke situatie veilig kunt

besturen, zodat het een echt "maatje"

voor u kan zijn, waarbij het comfort en

de portefeuille niet vergeten worden.

DE MOTOR STARTEN . . . . . . . . .115

PARKEERREM. . . . . . . . . . . . . .115

HANDGESCHAKELDE

VERSNELLINGSBAK. . . . . . . . . .116

AUTOMATISCHE

VERSNELLINGSBAK. . . . . . . . . .118

CRUISE-CONTROL. . . . . . . . . . .121

SNELHEIDSBEGRENZER. . . . . . .124

PARKEERSENSORSYSTEEM . . . .126

TANKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . .128

CAMERA ACHTER (PARKVIEW

ACHTERUITRIJCAMERA) . . . . . . .130

EEN AANHANGER TREKKEN . . . .134

114

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 117: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

DE MOTOR STARTEN

130) 131) 132)

24)

Alvorens de motor te starten, de stoel,

achteruitkijkspiegels, buitenspiegels

instellen en de veiligheidsriem correct

vastmaken.

Trap nooit het gaspedaal in om de

motor te starten.

Zie voor de startprocedure “De motor

starten” in het hoofdstuk “Uw voertuig

leren kennen”.

MOTOR AFZETTEN

Ga als volgt te werk:

parkeer het voertuig op een plek die

niet gevaarlijk is voor andere

weggebruikers; schakel een versnelling

in (uitvoeringen met handgeschakelde

versnellingsbak) of zet de

versnellingspook in de stand P

(Parkeren) (uitvoeringen met

automatische versnellingsbak);

draai de startinrichting naar de stand

STOP terwijl de motor stationair draait.

BELANGRIJK

130) Het is gevaarlijk om de motor in

afgesloten ruimten te laten draaien. De

motor verbruikt zuurstof en produceert

kooldioxide, koolmonoxide en andere

giftige gassen.

131) De rembekrachtiging werkt niet zolang

de motor niet is gestart; om die reden is

meer kracht dan normaal benodigd voor de

bediening van het rempedaal.

132) Probeer de motor nooit te starten

door de auto te duwen, te slepen of van

een helling af te laten rijden. Hierdoor kan

de katalysator worden beschadigd.

BELANGRIJK

24) Even snel gas geven voordat de motor

wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt

brandstof en is schadelijk voor de motor.

PARKEERREM

133) 134) 135)

BELANGRIJK Door met geactiveerde

parkeerrem te rijden zullen de

onderdelen van de rem overmatig

verslijten.

Het voertuig op de parkeerremzetten

Druk het rempedaal in en trek

vervolgens de parkeerremhendel met

een krachtige beweging helemaal

omhoog om het voertuig in de

geparkeerde stand te houden.

Het voertuig van de parkeerremhalen

Druk het rempedaal in en trek de

parkeerremhendel 1 omhoog fig. 85 en

druk vervolgens op de ontgrendelknop

2. Houd de knop ingedrukt en beweeg

tegelijkertijd de parkeerremhendel

helemaal omlaag tot de ontgrendelde

stand is bereikt.

115

Page 118: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Brake Assist

Het Brake Assist-systeem voorziet in

ondersteuning van de remwerking in

noodsituaties wanneer het rempedaal

krachtiger moet worden ingetrapt,

zodat betere remprestaties worden

verkregen.

Wanneer het rempedaal krachtig of

sneller wordt ingetrapt, worden de

remmen krachtiger ingeschakeld.

OPMERKING Wanneer u het rempedaal

krachtig of sneller intrapt, voelt het

pedaal soepeler maar worden de

remmen krachtiger ingeschakeld. Dat is

normaal voor de werking van de Brake

Assist en duidt niet op een storing.

OPMERKING Wanneer u het rempedaal

krachtig of sneller intrapt, hoort u

mogelijk het geluid van een

motor/pomp. Dat is normaal voor de

werking van de Brake Assist en duidt

niet op een storing.

OPMERKING Het remhulpsysteem kan

de werking van het hoofdremsysteem

van het voertuig niet vervangen.

BELANGRIJK

133) In geval van parkeermanoeuvres op

wegen met een helling, moeten de

voorwielen naar het trottoir worden

gedraaid (bij het parkeren op een helling

omlaag), of in de tegenovergestelde

richting als het voertuig op een helling

omhoog is geparkeerd. Als het voertuig op

een steile helling wordt geparkeerd, is het

tevens raadzaam om de wielen met wiggen

of stenen te blokkeren.

134) Laat kinderen nooit zonder toezicht in

de auto achter. Verwijder altijd de sleutel

als het voertuig wordt verlaten en neem

deze mee.

135) Rijd niet met versleten remblokken.

Rijden met versleten remblokken is

gevaarlijk. De remmen zouden niet kunnen

werken, waardoor een ernstig ongeval kan

worden veroorzaakt. Neem contact op met

het Fiat Servicenetwerk zodra u een

piepend geluid hoort.

HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK

136) 137) 138)

25)

Om de versnellingen in te schakelen,

druk het koppelingspedaal volledig in

en schakel de hendel in de gewenste

stand. Het schema is aangegeven op

de pookknop fig. 86.

Druk het koppelingspedaal tijdens het

schakelen volledig in en laat het

vervolgens langzaamaan opkomen.

Uw voertuig is uitgerust met een

inrichting die voorkomt dat per ongeluk

naar R (achteruit) geschakeld kan

worden. Druk de versnellingspook in en

schakel naar R.

Een natuurlijke rijhouding kan worden

aangenomen door de versnellingspook

85 05050102-12A-001

86 05210101-12A-001

116

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 119: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

licht beet te pakken zonder dat u met

uw elleboog op de centrale console

steunt.

Als het schakelen naar R moeilijk

verloopt, schakel dan naar de vrijstand,

laat het koppelingspedaal los en

probeer het opnieuw.

Met parkeersensorsysteem

Het parkeersensorsysteem wordt

geactiveerd en u hoort een pieptoon als

de versnellingspook naar R wordt

verplaatst terwijl het contact is

ingeschakeld.

BELANGRIJK Houd uw voet nooit op

het koppelingspedaal, tenzij tijdens het

schakelen. Gebruik de koppeling nooit

om het voertuig op een opwaartse

helling staande te houden. Door met de

koppeling ingedrukt te rijden wordt de

koppeling aan zinloze slijtage en

schade blootgesteld.

BELANGRIJK Verricht geen overmatige

zijwaartse kracht op de

versnellingspook terwijl u van de 5 e

naar de 4 e versnelling terugschakelt.

Daardoor kan ongewenst de 2 e

worden ingeschakeld en schade aan de

versnellingsbak worden veroorzaakt.

BELANGRIJK Verzeker u ervan dat het

voertuig volledig tot stilstand is

gekomen, alvorens naar R te

schakelen. Door naar R te schakelen

terwijl het voertuig rijdt kan schade aan

de versnellingsbak worden veroorzaakt.

BELANGRIJK De achteruit kan

uitsluitend bij stilstaand voertuig worden

ingeschakeld. Wacht bij lopende motor

minstens 2 seconden met het

koppelingspedaal helemaal ingedrukt,

alvorens de achteruit in te schakelen

om beschadiging aan de tandwielen te

voorkomen.

BELANGRIJK

136) Trap het koppelingspedaal helemaal in

om op de juiste wijze te schakelen. Om die

reden mag er niets op de vloer onder de

pedalen liggen. Zorg dat de vloermat altijd

vlak ligt en de beweging van de pedalen

niet hindert.

137) Rem niet plotseling op de motor af op

glad wegdek of bij hoge snelheid. Door

terug te schakelen op een nat, besneeuwd

of bevroren wegdek of bij rijden op hoge

snelheid zal de motor plotseling worden

afgeremd. Dit is gevaarlijk. Door de

plotselinge verandering in de snelheid van

de banden kunnen de banden gaan

slippen. Daardoor kan de controle over het

voertuig verloren gaan en een ongeval

worden veroorzaakt.

138) Laat de versnellingspook altijd op 1 of

R en activeer de parkeerrem wanneer u het

voertuig onbewaakt achterlaat. Anders kan

het voertuig gaan rollen en een ongeval

veroorzaken.

BELANGRIJK

25) Rijd niet met de hand op de

versnellingspook aangezien de

uitgeoefende druk, hoe licht ook, na

verloop van tijd kan leiden tot slijtage van

de interne onderdelen van de

versnellingsbak.

117

Page 120: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK

(indien aanwezig)

DIVERSE LOCK-OUTS

Druk het rempedaal in en houd de

ontgrendelknop ingedrukt om van P

naar R te kunnen schakelen (het

contact moet zijn ingeschakeld).

De selectiehendel kan onbelemmerd in

een willekeurige stand worden

geplaatst om van R naar N, van N naar

D (of van D naar N), van D naar M (of

van M naar D) en van M naar + of - te

schakelen.

Houd de ontgrendelknop

fig. 87 ingedrukt om van N naar R of

van R naar N te schakelen.

POSITIESVERSNELLINGSPOOK

P (Parkeren)

139) 140)

P vergrendelt de versnellingsbak en

voorkomt dat de achterwielen kunnen

draaien. De selectiehendel moet op P of

N zijn geplaatst om de startmotor te

kunnen inschakelen.

BELANGRIJK Door tijdens het rijden

met het voertuig naar P, N of R te

schakelen kan schade aan uw

versnellingsbak worden veroorzaakt.

BELANGRIJK Door naar een versnelling

voor- of achteruit te schakelen terwijl de

motor een toerental maakt dat hoger

dan stationair is, kan schade aan de

versnellingsbak worden veroorzaakt.

R (Achteruitversnelling)

In R rijdt het voertuig uitsluitend

achteruit. U moet volledig stilstaan

alvorens van of naar R te schakelen,

tenzij onder bijzondere

omstandigheden.

Met het parkeersensorsysteem: het

parkeersensorsysteem wordt

geactiveerd en u hoort een pieptoon als

de selectiehendel naar R wordt

verplaatst terwijl het contact is

ingeschakeld.

N (Vrijstand)

141)

In N zijn de wielen en de

versnellingsbak niet geblokkeerd. Het

voertuig kan vrijuit rollen, ook op de

kleinste helling, tenzij de parkeerrem of

de remmen geactiveerd zijn.

BELANGRIJK Schakel niet over naar N

terwijl het voertuig rijdt. Daardoor kan

de versnellingsbak beschadigd raken.

Activeer de parkeerrem of trap het

rempedaal in voordat u de

87 05210200-LHD12AT-001

118

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 121: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

selectiehendel vanuit N verplaatst, om

te voorkomen dat het voertuig

onverwachts kan gaan rollen.

D (Rijden)

D is de normale rijstand. De

versnellingsbak zal vanuit stilstand

automatisch langs 6 versnellingen

schakelen.

M (Handgeschakeld)

M is de stand voor de

handgeschakelde versnelling. Met de

selectiehendel kan worden door- of

teruggeschakeld. Raadpleeg

“Handgeschakelde stand”.

VERSNELLINGSVERG-

De versnellingsvergrendeling voorkomt

dat de selectiehendel niet uit P kan

worden verplaatst, tenzij het rempedaal

wordt ingedrukt.

Verplaatsen vanuit P:

houd het rempedaal ingedrukt;

de motor starten;

houd de ontgrendelknop ingedrukt;

verplaatst de selectiehendel.

De selectiehendel kan niet vanuit P

worden verplaatst wanneer het contact

is geplaatst op ACC of is uitgeschakeld.

Het contact kan niet worden

uitgeschakeld als de selectiehendel niet

op P is geplaatst.

UITSCHAKELING

VERGRENDELING

Blijf het rempedaal ingedrukt houden

als de selectiehendel tijdens het

schakelen niet vanuit P verplaatst kan

worden.

Ga als volgt te werk:

verwijder de kap over de

uitschakeling van de

versnellingsbakvergrendeling met een

platte schroevendraaier die u met een

lap heeft omwikkeld fig. 88;

breng de schroevendraaier aan en

druk hem omlaag;

houd de ontgrendelknop ingedrukt

en verplaats de selectiehendel;

breng het voertuig naar het Fiat

Servicenetwerk.

Voor bepaalde versies

Ga als volgt te werk:

druk de ontgrendelknop met

ingedrukte knop in fig. 89;

verplaatst de selectiehendel;

breng het voertuig naar het Fiat

Servicenetwerk.

HANDGESCHAKELDESTAND

Verplaats de selectiehendel van D naar

M om naar de handgeschakelde stand

over te schakelen. Verplaats de

selectiehendel van M naar D om naar

de automatisch geschakelde stand

terug te keren.

BELANGRIJK Door tijdens het rijden

naar de handgeschakelde

versnellingsbak over te schakelen zal

geen schade aan de versnellingsbak

worden veroorzaakt.

BELANGRIJK De versnelling kan

schakelen naar M1 als u bij stilstaand

88 05210206-12A-002

89 005210206-122-001

119

VERSNELLINGS-

RENDELING

Page 122: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

voertuig naar de handgeschakelde

stand overschakelt.

BELANGRIJK De versnelling kan naar

M4/M5 schakelen als u in D vanuit de

5e en 6e versnelling naar de

handgeschakelde stand overschakelt

zonder dat u het gaspedaal indrukt.

Handmatig door-/terugschakelen

Druk de hendel een keer naar achteren

+ om door te schakelen. Druk de

hendel een keer naar voren – om terug

te schakelen.

Stand vaste tweede versnelling

De versnellingsbak wordt in de tweede

versnelling geplaatst als de

selectiehendel bij een voertuigsnelheid

van circa 2 km/h of lager achteruit

wordt verplaatst. In deze stand wordt

de versnellingsbak in de tweede

versnelling geplaatst zodat

gemakkelijker kan worden versneld

vanuit stilstand en bij rijden op een glad

wegdek, zoals besneeuwde wegen.

SNELHEIDSLIMIETVERSNELLING(SCHAKELEN)

Doorschakelen

De versnelling schakelt niet door als de

voertuigsnelheid lager dan de

snelheidslimiet is.

Terugschakelen

De versnelling schakelt niet terug als de

voertuigsnelheid hoger dan de

snelheidslimiet is.

Kickdown

De versnelling schakelt terug als het

gaspedaal tijdens het rijden volledig

wordt ingedrukt.

Automatische terugschakeling

Afhankelijk van de snelheid van het

voertuig tijdens het afremmen zal de

versnelling automatisch worden

teruggeschakeld.

DIRECTE STAND(indien aanwezig)

De directe stand kan gebruikt worden

om tijdelijk te schakelen met de

schakelaar op het stuur terwijl het

voertuig met de selectiehendel op D

rijdt.

De directe stand wordt geannuleerd

(ontgrendeld) wanneer het voertuig

wordt gestopt.

BELANGRIJK Afhankelijk van de

voertuigsnelheid kan het door- of

terugschakelen niet mogelijk zijn.

RIJADVIES

142) 143)

Inhalen

Druk het gaspedaal volledig in voor

meer vermogen bij het inhalen van

andere voertuigen of op steile hellingen.

Afhankelijk van de voertuigsnelheid

schakelt de versnellingsbak terug.

Vanuit stilstand een steile hellingoprijden

Om vanuit stilstand een steile helling op

te rijden, druk het gaspedaal in, schakel

afhankelijk van de belasting en de

hellingsgraad naar D of M1, laat het

rempedaal los en geef tegelijkertijd

geleidelijk aan gas.

Steile hellingen afrijden

Schakel afhankelijk van de belasting en

de hellingsgraad terug naar de lagere

versnellingen bij het afrijden van steile

hellingen.

Rijd rustig naar beneden en rem slechts

af en toe af om te voorkomen dat de

remmen oververhit raken.

BELANGRIJK

139) Plaats de selectiehendel altijd op P en

activeer de parkeerrem. Het is gevaarlijk

om het voertuig uitsluitend met de

selectiehendel op P en dus zonder gebruik

van de parkeerrem staande te houden. Het

voertuig kan gaan rollen en een ongeval

veroorzaken als P het voertuig niet staande

kan houden.

120

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 123: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

140) Schakel niet vanuit N of P naar een

versnelling als de motor een toerental

maakt dat hoger dan stationair is. Het is

gevaarlijk om vanuit N of P naar een

versnelling te schakelen als de motor een

hoger toerental dan stationair maakt.

Gebeurt dit wel, dan kan het voertuig

plotseling gaan rollen en een ongeval of

ernstig letsel veroorzaken.

141) Schakel niet over naar N terwijl het

voertuig rijdt. Overschakelen naar N terwijl

het voertuig rijdt is gevaarlijk. Het is niet

mogelijk om tijdens het afremmen op de

motor te remmen omdat daardoor een

ongeval of ernstig letsel kan worden

veroorzaakt.

142) Rem op glad wegdek of bij hoge

snelheid niet op de motor af. Door terug te

schakelen op een nat, besneeuwd of

bevroren wegdek of bij rijden op hoge

snelheid zal de motor plotseling worden

afgeremd. Dit is gevaarlijk. Door de

plotselinge verandering in de snelheid van

de banden kunnen de banden gaan

slippen. Daardoor kan de controle over het

voertuig verloren gaan en een ongeval

worden veroorzaakt.

143) Laat het voertuig niet rijden in de

richting die tegengesteld aan de richting

die met de selectiehendel is gekozen. Laat

het voertuig niet achteruit rijden met de

selectiehendel in een stand vooruit en laat

het voertuig net zomin vooruit rijden met de

selectiehendel in de stand achteruit. De

motor zou kunnen stoppen, waardoor het

remvermogen en de functies van de

stuurbekrachtiging verloren gaan. Hierdoor

kan het voertuig minder goed onder

controle worden gehouden en kan een

ongeval ontstaan.

CRUISE-CONTROL

Dit is een elektronisch geregeld

hulpsysteem waarmee de gewenste

rijsnelheid gehandhaafd kan worden,

zonder het gaspedaal in te hoeven

trappen.

Het systeem kan gebruikt worden bij

een snelheid van meer dan 25 km/h op

lange, droge en rechte wegen met

weinig veranderingen in de

rijomstandigheden (bijv. snelwegen).

Het gebruik van de cruise-control wordt

dus niet aanbevolen op buitenwegen

met druk verkeer. Gebruik het systeem

niet in de stad.

INSCHAKELEN /UITSCHAKELEN

144) 145) 146) 147)

BELANGRIJK Bij de uitschakeling van

het contact wordt de status die het

systeem voor de uitschakeling had

behouden. Bijvoorbeeld, als het contact

tijdens de werking van de

cruise-controle uitgeschakeld wordt, zal

bij de volgende inschakeling van het

contact het systeem weer gebruikt

kunnen worden.

Het systeem inschakelen

Met snelheidsbegrenzer: druk op de

MODE-schakelaar. Het (gele)

waarschuwingslampje gaat

branden.

BELANGRIJK Druk opnieuw op de

MODE-schakelaar om naar de

cruise-control over te schakelen als de

snelheidsbegrenzer na een druk op de

MODE-schakelaar werkt.

Zonder snelheidsbegrenzer: druk op

90 05100101-877-877

121

Page 124: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

de ON-schakelaar. Het (gele)

waarschuwingslampje gaat

branden.

Het systeem uitschakelen

Met snelheidsbegrenzer: druk op de

OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)

waarschuwingslampje gaat uit.

BELANGRIJK Het systeem schakelt

over naar de instelbare

snelheidsbegrenzer als tijdens de

werking van het cruise-control-systeem

op de MODE-schakelaar wordt

gedrukt.

Zonder snelheidsbegrenzer: druk op

de OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)

waarschuwingslampje gaat uit.

Houd de OFF/CANCEL-schakelaar lang

ingedrukt of druk 2 keer op de

OFF/CANCEL-schakelaar als het

(groene) waarschuwingslampje gaat

branden wanneer een kruissnelheid

is ingesteld .

Druk op de OFF/CANCEL-schakelaar

als het (gele) waarschuwingslampje

gaat branden wanneer geen

kruissnelheid is ingesteld .

EEN GEWENSTESNELHEID INSTELLEN

Ga als volgt te werk:

Met snelheidsbegrenzer: activeer

de cruise-control met een druk op de

MODE-schakelaar. Het (gele)

cruise-control waarschuwingslampje

gaat branden;

Zonder snelheidsbegrenzer:

activeer de cruise-control met een druk

op de ON-schakelaar. Het (gele)

cruise-control waarschuwingslampje

gaat branden;

versnel tot de gewenste snelheid,

welke hoger dan 25 km/h moet zijn, is

bereikt;

stel de cruise-control door op de

gewenste snelheid op de

"SET/-"schakelaar te drukken. De

cruise-control wordt ingesteld zodra op

"SET/-"-is gedrukt. Laat het gaspedaal

tegelijkertijd los. Het (groene)

waarschuwingslampje gaat

branden.

Onder de volgende omstandigheden

kan de snelheid van de cruise-control

niet worden ingesteld:

Automatische versnellingsbak: de

selectiehendel is op P of N geplaatst;

Handgeschakelde

versnellingsbak: de selectiehendel is

in de vrijstand geplaatst;

De parkeerrem is geactiveerd;

Voertuigen met

snelheidsbegrenzer: de

MODE-schakelaar voor de instelbare

snelheidsbegrenzer is ingedrukt.

Laat de "SET/-"-schakelaar op de

gewenste snelheid los omdat de

snelheid anders zal afnemen zolang de

"SET/-"-schakelaar ingedrukt wordt

gehouden (behalve in het geval dat het

gaspedaal wordt ingedrukt);

Op een steile helling kan het voertuig

tijdelijk afnemen bij het omhoog rijden

of toenemen bij het omlaag rijden.

De cruise-control zal uitgeschakeld

worden als de voertuigsnelheid tot

onder 21 km/h daalt wanneer een steile

helling wordt opgereden.

De cruise-control kan worden

uitgeschakeld als de voertuigsnelheid

tot circa 15 km/h onder de ingestelde

snelheid is gedaald wanneer een lange,

steile helling wordt opgereden.

De snelheid die met de cruise-control is

ingesteld wordt op het

instrumentencluster weergegeven.

SNELHEID VERHOGEN /VERLAGEN

Snelheid verhogen

Met de cruise-control-schakelaar:

houd de "RESUME/+"-schakelaar

ingedrukt, uw voertuig zal versnellen.

Laat de schakelaar los als de gewenste

snelheid is bereikt. Druk de

"RESUME/+"-schakelaar in en laat hem

onmiddellijk los om de vooraf ingestelde

snelheid aan te passen. Meerdere

handelingen achtereen zullen de vooraf

ingestelde waarde verhogen naar

aanleiding van het aantal keer dat de

handeling is verricht.

122

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 125: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Met het gaspedaal: druk het

gaspedaal in om tot de gewenste

snelheid te versnellen. Druk de

"SET/-"-schakelaar in en laat hem

onmiddellijk los.

BELANGRIJK Geef gas als u bij

ingeschakelde cruise-control tijdelijk wilt

versnellen. Een hogere snelheid zal de

ingestelde snelheid niet hinderen of

wijzigen. Haal uw voet van het

gaspedaal om naar de ingestelde

snelheid terug te keren.

SNELHEID OPNIEUWAANNEMEN

Als naast de OFF/CANCEL-schakelaar

een andere methode werd gebruikt om

de kruissnelheid te annuleren (zoals

door het indrukken van het rempedaal)

en het systeem nog altijd geactiveerd is,

zal de meest recent ingestelde snelheid

weer worden aangenomen wanneer op

de "RESUME/+"-schakelaar wordt

gedrukt.

Laat de voertuigsnelheid toenemen tot

25 km/h of hoger en druk op de

"RESUME/+"-schakelaar als de

voertuigsnelheid lager is dan 25 km/h.

HET SYSTEEM TIJDELIJKUITSCHAKELEN

Schakel het systeem tijdelijk uit aan de

hand van een van deze methodes: druk

het rempedaal een beetje in/druk het

koppelingspedaal in (versies met

handgeschakelde versnellingsbak)/druk

op de OFF/CANCEL-schakelaar.

Het systeem zal naar de eerder

ingestelde snelheid terugkeren als op

de RESUME/+ schakelaar gedrukt

wordt terwijl de voertuigsnelheid

25 km/h of hoger is.

Opmerking

Het cruise-control-systeem wordt

tijdelijk uitgeschakeld als een van de

volgende omstandigheden zich

voordoet:

de parkeerrem is geactiveerd;

Versies met snelheidsbegrenzer:

de MODE-schakelaar voor de instelbare

snelheidsbegrenzer is ingedrukt;

Automatische versnellingsbak: de

selectiehendel is geplaatst op P of N; in

het geval van versies met een

handgeschakelde versnellingsbak:

de versnellingspook is in de vrijstand

geplaatst;

Automatische versnellingsbak: in

de handgeschakelde stand

(selectiehendel van D op M geplaatst)

kan de cruise-control niet uitgeschakeld

worden. De rem op de motor zal

daarom niet worden toegepast ook al

wordt de versnellingsbak naar een

lagere versnelling teruggeschakeld. Laat

de ingestelde snelheid afnemen of druk

het rempedaal in als moet worden

afgeremd;

De snelheid kan niet door een van de

toepasselijke uitschakelvoorwaarden

gereset worden als het cruise-control-

systeem tijdelijk is uitgeschakeld.

BELANGRIJK

144) Schakel het cruisecontrolsysteemaltijd uit als het niet gebruikt wordt: het is

gevaarlijk om het cruisecontrolsysteem

geactiveerd te laten wanneer het niet

gebruikt wordt, omdat de cruisecontrol

daardoor plotseling geactiveerd kan

worden wanneer per ongeluk op de knop

wordt gedrukt. Daardoor kan de controle

over het voertuig verloren gaan en een

ongeval worden veroorzaakt.

145) Als met het geactiveerde systeem

wordt gereden, mag de versnellingspook

nooit in de vrijstand worden gezet.

146) Neem in geval van defecten of

storingen in het systeem contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

123

Page 126: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

147) De cruise-control kan gevaarlijk zijn

als het systeem geen constante snelheid

kan handhaven. In bepaalde

omstandigheden kan de snelheid

overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot

verlies van controle over het voertuig en

ongevallen. Gebruik het systeem niet in

druk verkeer of op bochtig, met ijzel of

sneeuw bedekt of glad wegdek.

SNELHEIDSBEGRENZER(indien aanwezig)

148) 149)

De snelheidsbegrenzer kan ingesteld

worden op een snelheid tussen

30 km/h en 200 km/h.

Het systeem bestaat uit een display van

de snelheidsbegrenzer en de

schakelaar op het stuurwiel fig. 91.

INSCHAKELEN /UITSCHAKELEN

Inschakelen

Druk op de ON-schakelaar om het

systeem in te schakelen. Het scherm

van de instelbare snelheidsbegrenzer

wordt weergegeven en het (gele)

hoofdindicatielampje van de

snelheidsbegrenzer gaat branden.

BELANGRIJK Druk opnieuw op de

mode-schakelaar om naar de

snelheidsbegrenzer over te schakelen

als de cruise-control na een druk op de

ON-schakelaar werkt.

Uitschakelen

Schakel het systeem uit door de

volgende handelingen te verrichten:

Houd de OFF/CANCEL-schakelaar

lang ingedrukt of druk 2 keer op de

OFF/CANCEL-schakelaar wanneer

een kruissnelheid is ingesteld (het

groene waarschuwingslampje gaat

branden). Het scherm van de

snelheidsbegrenzer wordt niet langer

weergegeven en het (groene)

indicatielampje snelheidsbegrenzer

ingesteld gaat uit.

Druk op de OFF/CANCEL-

schakelaar wanneer geen

kruissnelheid is ingesteld (het gele

waarschuwingslampje gaat branden).

Het scherm van de snelheidsbegrenzer

wordt niet langer weergegeven en het

91 05281500-12A-002

124

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 127: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

(gele) indicatielampje instelbare

snelheidsbegrenzer ingesteld gaat uit.

Het systeem schakelt over naar de

cruise-control als tijdens de werking van

de instelbare snelheidsbegrenzer op de

ON-schakelaar wordt gedrukt.

EEN GEWENSTESNELHEID INSTELLEN

Ga als volgt te werk:

druk op de ON-schakelaar om het

systeem in te schakelen;

druk op SET/- om de snelheid in te

stellen. De snelheid wordt op de actuele

voertuigsnelheid ingesteld als de

actuele voertuigsnelheid 30 km/h of

hoger is. De snelheid wordt ingesteld

op 30 km/h als de actuele

voertuigsnelheid lager dan 30 km/h is;

houd de "RES/+"-schakelaar continu

ingedrukt om de ingestelde snelheid

te verhogen. Houd de "SET/-"-

schakelaar continu ingedrukt om de

ingestelde snelheid te verlagen.

OPMERKING Druk op de

"RES/+"-schakelaar om de

weergegeven voertuigsnelheid in te

stellen als de voertuigsnelheid op het

instrumentencluster wordt

weergegeven.

OPMERKING Bij het afrijden van een

helling kan de voertuigsnelheid de

ingestelde snelheid overschrijden.

HET SYSTEEM TIJDELIJKUITSCHAKELEN

Het systeem wordt tijdelijk

uitgeschakeld (in stand-by geplaatst)

wanneer een van de volgende

handelingen wordt verricht terwijl de

snelheidsbegrenzer wordt

weergegeven:

de OFF/CAN-schakelaar wordt

ingedrukt;

wanneer het gaspedaal flink wordt

ingedrukt.

Hervat de werking van het systeem op

de eerder ingestelde snelheid door op

de "RES/+"-schakelaar te drukken. De

instelbare snelheid kan worden

ingesteld met een druk op de

"SET/-"-schakelaar terwijl het systeem

in stand-by is geplaatst.

BELANGRIJK

148) Schakel het systeem altijd uit wanneer

van bestuurder wordt gewisseld. Als van

bestuurder gewisseld is en de nieuwe

bestuurder niet weet dat de functie van de

instelbare snelheidsbegrenzer is

ingeschakeld, kan het voertuig niet

versnellen wanneer de bestuurder het

gaspedaal indrukt. Hierdoor zou een

ongeval kunnen worden veroorzaakt.

149) Verifieer altijd of de omgeving veilig is

alvorens de instelbare snelheidsbegrenzer

in te stellen. De voertuigsnelheid neemt af

tot de ingestelde snelheid als de ingestelde

snelheid lager dan de actuele

voertuigsnelheid is. Verifieer of de

omgeving veilig is en bewaar een veilige

afstand tot de voertuigen voor en achter u.

125

Page 128: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

SYSTEEM(indien aanwezig)

150) 151)

26) 27) 28)

Het parkeersensorsysteem maakt

gebruik van 4 ultrasoonsensoren

(2 sensoren achter en 2 hoeksensoren

achter) fig. 92 die tijdens het parkeren

van het voertuig in een garage of

inparkeren met de versnellingspook

(handgeschakelde versnellingsbak)/

selectiehendel (automatische

versnellingsbak) in achteruit (R)

obstakels rondom het voertuig

waarnemen.

DETECTIEGEBIED VANDE SENSOREN

De sensoren nemen obstakels binnen

het volgende bereik waar:

Detectiegebied zijkant: circa

50 cm

Detectiegebied achterkant: circa

150 cm

WERKING VAN HETSYSTEEM

De pieptoon wordt geactiveerd en het

systeem kan worden gebruikt als het

contact op ON wordt gedraaid en de

versnellingspook (handgeschakelde

versnellingsbak)/selectiehendel

(automatische versnelling) naar

achteruit (R) wordt geschakeld.

BELANGRIJK

150) Vertrouw nooit alleen op het

parkeersensorsysteem en bevestig visueel

de veiligheid van de ruimte rondom uw

voertuig terwijl u rijdt. Dit systeem kan de

bestuurder bijstaan bij het voor- en

achteruit tijden met het voertuig tijdens het

parkeren. Het waarnemingsbereik van de

sensoren is beperkt. Daarom kan een

ongeval worden veroorzaakt als u tijdens

het rijden uitsluitend op het systeem

vertrouwt. Bevestig altijd visueel de

veiligheid van de ruimte rondom uw

voertuig terwijl u rijdt.

151) De verantwoordelijkheid voor het

parkeren en andere mogelijk gevaarlijke

manoeuvres ligt echter altijd bij de

bestuurder. Controleer tijdens deze

manoeuvres altijd of er geen andere

mensen (vooral kinderen) of dieren

aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt

leggen. De parkeersensoren dienen als

hulp voor de bestuurder, die echter nooit

zijn aandacht mag laten verslappen tijdens

potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al

worden ze met lage snelheden verricht.

BELANGRIJK

26) Werkzaamheden aan bumper in de

zone van de sensoren mogen uitsluitend

uitgevoerd worden door het Fiat

Servicenetwerk. Werkzaamheden aan de

bumper die niet goed worden uitgevoerd,

kunnen de werking van de sensoren in

gevaar brengen.

27) Voor het overspuiten van de bumpers

of eventueel bijwerken van de laklaag in de

zone van de sensoren, dient men zich

uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te

wenden. Het verkeerd opbrengen van de

lak kan de werking van de parkeersensoren

negatief beïnvloeden.

92 05200100-121-001

126

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN PARKEERSENSOR-

Page 129: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

28) Voor een correcte werking van het

systeem mogen de sensoren nooit bevuild

zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg

ervoor dat ze tijdens het reinigen niet

gekrast of beschadigd worden. Vermijd het

gebruik van droge, ruwe of harde doeken.

De sensoren moeten met schoon water

worden gewassen, waaraan eventueel

autoshampoo is toegevoegd. Wanneer

speciale reinigingsapparaten worden

gebruikt, zoals stoomreinigers of

hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren

zeer snel en houd de straal op minstens

10 cm afstand.

127

Page 130: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

TANKEN

152) 153) 154) 155) 156) 157)

Zet altijd de motor af alvorens te

tanken.

BRANDSTOFVEREISTEN

Gebruik uitsluitend eersteklas loodvrije

benzine (overeenkomstig EN 228 met

specificatie binnen E10) met een

octaangetal van minstens 95.

BELANGRIJK GEBRUIK UITSLUITEND

LOODVRIJE BENZINE. Gelode benzine

is schadelijk voor de katalysator en de

zuurstofsensoren en kan de werking

van het uitlaatgascontrolesysteem

aantasten en/of storingen veroorzaken.

BELANGRIJK Het gebruik van

E10-brandstof met 10% ethanol binnen

Europa is gevaarlijk voor uw voertuig.

Wanneer het ethanolgehalte dit

aanbevolen percentage overschrijdt,

kan schade aan uw voertuig worden

veroorzaakt.

BELANGRIJK Voeg geen additieven

aan het brandstofsysteem toe om

schade aan het

uitlaatgascontrolesysteem te

voorkomen. Neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk voor meer

informatie.

TANKPROCEDURE

Als bij ontgrendelde portieren op het

uiteinde van het klepje van de

brandstofvulopening gedrukt wordt,

komt het klepje van de

brandstofvulopening omhoog fig. 93.

Het klepje van de brandstofvulopening

werkt in combinatie met het

portiervergrendel- en

portierontgrendelmechanisme.

Sluit klepje van de brandstofvulopening

door het aan te drukken tot u een klik

hoort.

BELANGRIJK Verzeker u ervan dat u

de beide portieren vergrendelt wanneer

u het voertuig verlaat.

BELANGRIJK Vergrendel de portieren

nadat u het klepje van de

brandstofvulopening heeft gesloten.

Het klepje van de brandstofvulopening

kan niet gesloten worden als u dit wilt

doen nadat u de portieren heeft

vergrendeld.

Brandstofvuldop

Verwijder de brandstofvuldop door deze

linksom te draaien fig. 94. Bevestig de

verwijderde dop aan de binnenkant van

het klepje van de brandstofvulopening.

Sluit de brandstofvuldop door deze

rechtsom te draaien tot u een klik hoort.

NOODPROCEDUREKLEPJE OPENEN

Verricht de volgende procedure om het

klepje van de brandstofvulopening in

geval van nood (bijv. bij een dode accu)

te openen:

open de achterklep, trek aan het

centrale deel van de plastic bevestiging

1 en verwijder de bevestiging fig. 95;

verwijder het deksel 2 fig. 95 in de

bagageruimte voor een deel en trek aan

93 04040201-12A-002

94 04040202-12A-001-high.jpg

128

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 131: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

de noodhendel 3 fig. 96.

BELANGRIJK

152) Draai voor de verwijdering de

brandstofvuldop een beetje los en wacht

tot het sissende geluid ophoudt. Verwijder

vervolgens de brandstofvuldop:

brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof kan

de huid en de ogen verbranden en bij

inslikken ziekte veroorzaken.

Brandstofnevel komt vrij wanneer de

brandstofvuldop te snel wordt verwijderd

als de brandstoftank onder druk staat.

153) Leg de motor stil voor het tanken.

Houd vonken en open vuur op afstand van

de vulopening: brandstofdamp is gevaarlijk.

De damp kan door vonken of open vuur

ontstoken worden en ernstige

brandwonden en letsel veroorzaken.

Bovendien kan brandstof gaan lekken door

het gebruik van een verkeerde

brandstofvuldop of als geen

brandstofvuldop aanwezig is. Daardoor

kunnen bij een ongeval ernstige

brandwonden of dodelijke gevolgen

worden veroorzaakt.

154) Stop met tanken wanneer de

brandstofpomp automatisch afsluit: blijven

tanken nadat de brandstofpomp

automatisch afgesloten is, is gevaarlijk

omdat door een overvolle brandstoftank de

brandstof kan overstromen of lekken. Door

overstromende en lekkende brandstof kan

schade aan het voertuig worden

veroorzaakt. Als de brandstof ontsteekt

kunnen brand en explosie ontstaan

waardoor ernstig letsel of dodelijke

gevolgen worden veroorzaakt.

155) Monteer geen voorwerp/dop op de

rand van de vulopening die niet geschikt is

voor het voertuig. Het gebruik van

voorwerpen/doppen van het verkeerde

type kan de druk in de tank doen

toenemen, waardoor gevaarlijke situaties

kunnen ontstaan.

156) Breng geen open vuur of brandende

sigaretten in de buurt van de vulopening

van de tank: brandgevaar. Kom niet te

dicht met het gezicht bij de vulopening, om

geen schadelijke dampen in te ademen.

157) Maak geen gebruik van een mobiele

telefoon in de buurt van de benzinepomp:

brandgevaar.95 08100100-121-002

96 08100100-122-001

129

Page 132: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CAMERA ACHTER(PARKVIEWACHTERUITRIJCAMERA)

(uitsluitend versies met het Radio

7”-systeem)

WERKING

158)

29)

De camera bevindt zich op de

achterklep fig. 97.

Overschakeling naar weergaveachteruitkijkmonitor

Plaats de selectiehendel of de

versnellingspook naar achteruit (R) met

het contact op ON om naar de

weergave van de achteruitkijkmonitor

over te schakelen.

BELANGRIJK Let tijdens

parkeermanoeuvres in het bijzonder op

obstakels die zich boven of onder het

bereik van de camera kunnen

bevinden.

BELANGRIJK Wees altijd

buitengewoon voorzichtig en verifieer

met uw eigen ogen de daadwerkelijke

omstandigheden achter het voertuig.

Achteruitrijden terwijl u uitsluitend naar

het beeldscherm kijkt is gevaarlijk en

kan een ongeval of een botsing tegen

een voorwerp veroorzaken. De

achteruitkijkmonitor is slechts een

systeem dat u bij het achteruitrijden kan

helpen. De beelden op het

beeldscherm kunnen van de

werkelijkheid afwijken.

Als het beeldscherm koud is kunnen de

beelden over het beeldscherm of het

scherm lopen en minder scherp dan

normaal worden weergeven, waardoor

het moeilijker is om de omstandigheden

van de ruimte rondom het voertuig te

controleren. Wees altijd buitengewoon

voorzichtig en verifieer met uw eigen

ogen de daadwerkelijke

omstandigheden achter het voertuig.

BELANGRIJK Voer niet te veel kracht

uit op de camera. Daardoor zou u de

stand en de hoek van de camera

kunnen wijzigen. Probeer de camera

niet te demonteren, te wijzigen of te

verwijderen aangezien daardoor de

hermetische afdichting kan worden

aangetast.

BELANGRIJK De kap van de camera is

gemaakt van plastic. Maak de kap van

de camera niet schoon met

ontvettingsmiddelen, organische

oplosmiddelen, was of polijstmiddel

voor glas. Verwijder deze producten

onmiddellijk met een zachte doek als ze

op de kap terechtkomen.

BELANGRIJK Wrijf niet hard met een

schurende of harde borstel over de kap

van de camera. Daardoor kunnen

krassen op de kap of de lens van de

camera ontstaan, waardoor de beelden

nadelig kunnen worden beïnvloed.

BELANGRIJK Maak de cameralens met

een zachte doek schoon als er water,

sneeuw of modder op terecht is

gekomen. Gebruik een neutraal

reinigingsmiddel als u de camera niet

alleen met een doek schoon kunt

krijgen.

BELANGRIJK Het kan zijn dat de

achteruitrijmonitor niet perfect werkt

wanneer de camera aan abrupte

wijzigingen in de temperatuur (van

warm naar koud of omgekeerd) wordt

blootgesteld.

97 07040110-124-008

130

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 133: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Neem voor het

vervangen van de banden contact op

met het Fiat Servicenetwerk. Door de

vervanging van de banden kunnen de

lijnen die op het display worden

weergegeven afwijken.

BELANGRIJK Na een frontale botsing,

zijbotsing of botsing achterop kan de

uitlijning (de locatie of de installatiehoek)

van de parkeercamera achter zijn

gewijzigd. Neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk.

BELANGRIJK De camera kan een

probleem vertonen als op het display

het bericht "no video signal" [geen

beeldsignaal] wordt weergegeven.

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

HET DISPLAY BEKIJKEN

De voertuigbreedtelijnen

(geel)fig. 98 worden ter referentie op het

scherm weergegeven. Ze geven een

benadering van de voertuigbreedte in

vergelijking tot de breedte van de

parkeerplaats waarop u zult parkeren.

Gebruik deze weergave op het display

om het voertuig op een parkeerplaats of

in een garage te parkeren.

(gele) voertuigbreedtelijnen: deze

lijnen geven de breedte van het voertuig

aan.

afstandslijnen: deze lijnen geven bij

benadering de afstand tot een punt

gemeten vanaf de achterkant van het

voertuig (vanaf het uiteinde van de

bumper). De rode en gele lijnen geven

de afstand vanaf de bumper

(middelpunt van elke lijn) tot de

volgende punten aan: 50 cm voor de

rode lijnen en 1 m voor de gele lijnen.

BELANGRIJK De lijnen worden vast op

het scherm weergegeven. Ze zijn niet

met de handelingen van de bestuurder

aan het stuurwiel gesynchroniseerd.

Wees buitengewoon voorzichtig en

controleer met uw eigen ogen de ruimte

achter het voertuig en de omringende

omgeving terwijl u achteruit rijdt.

WERKING VAN DEACHTERUITKIJKMONITOR

OPMERKING De beelden afkomstig

van de achteruitkijkcamera die op de

monitor weergegeven worden, zijn

omgekeerd (gespiegeld).

Houd rekening met de bovenstaande

waarschuwingen voordat u de

achteruitkijkmonitor gebruikt:

plaats de selectiehendel of de

versnellingspook naar achteruit (R) om

naar de weergave van het display van

de achteruitkijkmonitor fig. 99 A over te

schakelen;

bevestig de

omgevingsomstandigheden en rij met

het voertuig achteruit B fig. 99;

98 07080913-111-111

131

Page 134: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

blijf langzaamaan achteruitrijden

wanneer uw voertuig de parkeerplaats

oprijdt, zodat de afstand tussen de

voertuigbreedtelijnen en de zijden van

de parkeerplaats links en rechts min of

meer gelijk is;

verricht de noodzakelijke correcties

met het stuurwiel tot de

voertuigbreedtelijnen parallel aan de

linker- en rechterzijde van de

parkeerplaats zijn geplaatst;

draai het stuurwiel recht als de beide

lijnen parallel zijn Afig. 100 en rijd

langzaam achteruit de parkeerplaats op

B fig. 100. Blijf de omgeving van het

voertuig controleren en stop het

voertuig in de beste positie (controleer

of de voertuigbreedtelijnen parallel aan

de scheidingslijnen van de parkeerplek

zijn als de parkeerplek van dergelijke

lijnen is voorzien);

het scherm keert naar de vorige

weergave terug als de selectiehendel of

de versnellingspook vanuit achteruit (R)

in een andere stand wordt geplaatst.

OPMERKING

Aangezien tussen het weergegeven

beeld en de daadwerkelijk situatie

tijdens het parkeren een verschil kan

bestaan, zoals hieronder wordt

weergegeven, dient u altijd met uw

eigen ogen de veiligheid achter en

direct rondom het voertuig vast te

stellen:

de afstandslijnen en de lijnen van de

achterkant kunnen op de afbeelding

van de parkeerplaats (of garage) op het

scherm uitgelijnd lijken te zijn, terwijl ze

in werkelijkheid op de grond niet

uitgelijnd zijn;

wanneer u een parkeerplaats met

een scheidingslijn aan slechts één zijde

betreedt, kunnen de scheidingslijn en

de voertuigbreedtelijnen uitgelijnd op de

monitor worden weergegeven, terwijl ze

in werkelijkheid op de grond niet

uitgelijnd zijn.

AFSTELLING VAN DEBEELDKWALITEIT

159)

De beeldkwaliteit kan worden afgesteld

wanneer de selectiehendel of de

versnellingspook in de achteruit (R) is

geplaatst.

Er zijn vier instellingen die kunnen

worden afgesteld, waaronder

helderheid, contrast, tint en kleur. Let

99 07080913-989-989

100 07080913-990-990

132

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 135: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

goed op de omgeving van het voertuig

wanneer u de beeldkwaliteit aanpast:

selecteer het pictogram fig. 101 op

het scherm om de tabs weer te geven;

selecteer de gewenste tab;

stel de helderheid, het contrast, de

tint en de kleur af met behulp van de

schuifknop. Druk op de resetknop

wanneer een reset nodig is;

selecteer het pictogram op het

scherm om de tab af te sluiten.

BELANGRIJK Pas de beeldkwaliteit van

de achteruitkijkmonitor altijd bij

stilstaand voertuig aan. Pas de

beeldkwaliteit van de

achteruitkijkmonitor niet aan terwijl het

voertuig rijdt. Het aanpassen van de

beeldkwaliteit (helderheid, contrast,

kleur en kleurtoon) van de

achteruitkijkmonitor terwijl het voertuig

rijdt is gevaarlijk aangezien de

bestuurder afgeleid kan worden en een

ernstig ongeval kan veroorzaken.

BELANGRIJK

158) De verantwoordelijkheid voor het

parkeren en andere mogelijk gevaarlijke

manoeuvres ligt echter altijd bij de

bestuurder. Controleer tijdens deze

manoeuvres altijd of er geen mensen

(vooral kinderen) of dieren in het

betreffende gebied aanwezig zijn. De

camera dient als hulp voor de bestuurder,

die echter nooit zijn aandacht mag laten

verslappen tijdens potentieel gevaarlijke

manoeuvres, ook al worden ze met lage

snelheden verricht. Houd altijd een lage

snelheid aan, zodat meteen geremd kan

worden in geval van obstakels.

159) Stel de beeldkwaliteit van de

achteruitkijkmonitor altijd bij stilstaand

voertuig af: stel de beeldkwaliteit van de

achteruitkijkmonitor niet af terwijl u met het

voertuig rijdt. Het afstellen van de

beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor,

zoals de helderheid, het contrast, de kleur

en de tint, terwijl u met het voertuig rijdt is

gevaarlijk aangezien daardoor uw aandacht

kan verslappen en een ongeval kan

ontstaan.

BELANGRIJK

29) Voor een correcte werking is het van

extreem belang dat de camera altijd

schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of

ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de

camera tijdens het reinigen niet gekrast of

beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van

droge, ruwe of harde doeken. De camera

moet met schoon water worden gewassen,

waaraan eventueel autoshampoo is

toegevoegd. In wasstraten met

stoomreinigers of hogedrukreinigers

moeten de camera snel gewassen worden

door de spuitmond op minstens 10 cm van

de sensoren te houden. Breng geen

stickers op de camera aan.

101 07080914-111-111

133

Page 136: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

EEN AANHANGERTREKKEN

Uw auto is niet ontworpen voor trekken.

134

STA

RTE

NE

NR

IJD

EN

Page 137: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

IN GEVAL VAN NOOD

Een lekke band of een doorgebrand

lampje?

Soms kan een probleem uw reis in

gevaar brengen.

De pagina's over noodsituaties kunnen

u helpen om op zelfstandige en kalme

wijze kritieke situaties op te lossen.

Wij adviseren u om in een noodsituatie

het gratis telefoonnummer te bellen dat

in het garantieboekje is vermeld.

U kunt ook het gratis landelijke of

internationale universele

telefoonnummer bellen om het

dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.

ALARMKNIPPERLICHTEN . . . . . .136

EEN LAMP VERVANGEN . . . . . . .136

ZEKERINGEN VERVANGEN . . . . .146

BANDENREPARATIEKIT. . . . . . . .153

STARTEN MET HULPACCU . . . . .159

SLEPEN VAN HET VOERTUIG . . . .161

SLEPEN BIJ PECH . . . . . . . . . . .163

135

Page 138: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ALARMKNIPPERLICHTEN

CONTROLE

Druk op de knop fig. 102 om het licht

in/uit te schakelen.

Druk de knop van de

alarmknipperlichten in en alle

richtingaanwijzers zullen gaan

knipperen. Het alarmknipperlichten

indicatielampje en zullen

tegelijkertijd op het instrumentencluster

gaan knipperen.

NOODSTOPSIGNALERINGSSYSTEEM

Het systeem schakelt uit als het

vaststelt dat het rempedaal wordt

losgelaten of, op basis van de lagere

voertuigsnelheid, dat er niet langer

sprake van noodremmen is.

Als het systeem bepaalt dat een

dergelijke situatie zich voordoet, zullen

alle richtingaanwijzers snel gaan

knipperen om de bestuurder van het

voertuig achter u te waarschuwen dat

uw voertuig plotseling moet remmen.

Dit systeem is ontworpen om vast te

stellen wanneer u het rempedaal met

een grotere kracht dan normaal indrukt,

zoals wanneer noodremmen vereist is.

De snel knipperende richtingaanwijzers

zullen het normale knipperpatroon

hervatten als u het voertuig tot stilstand

brengt terwijl de richtingaanwijzers snel

knipperen.

Het noodstop signaleringssignaal werkt

niet bij een voertuigsnelheid lager dan

circa 60 km/h.

Als het rempedaal bij rijden op een

gladde weg ingedrukt wordt, kan het

noodstop signaleringssysteem worden

ingeschakeld, waardoor alle

richtingaanwijzers gaan knipperen.

EEN LAMPVERVANGEN

ALGEMENE INSTRUCTIES

160) 161) 162) 163)

30) 31)

Controleer alvorens een lamp te

vervangen of de contacten zijn

geoxideerd;

vervang doorgebrande lampen door

exemplaren van hetzelfde type en

vermogen;

controleer na vervanging van een

gloeilamp in de koplamp altijd of de

koplampafstelling goed is;

neem voor het vervangen van de

lamp contact op met het Fiat

Servicenetwerk;

gebruik het beschermdeksel en het

karton van de nieuwe lamp voor de

verwijdering van de oude lamp en houd

de oude lamp buiten bereik van

kinderen;

als een lamp niet werkt, controleer

dan of de betreffende zekering is

doorgebrand alvorens de lamp te

vervangen. Om de zekeringen te vinden

wordt verwezen naar de paragraaf

“Zekeringen vervangen” in dit

hoofdstuk.

102 05031100-L12A

136

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 139: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Verzeker u ervan dat de

platte schroevendraaier de inwendige

aansluitklem niet raakt wanneer u de

lens of lamp met een platte

schroevendraaier verwijdert. Er kan

kortsluiting ontstaan als de platte

schroevendraaier de aansluitklem raakt.

BELANGRIJK Bij koude of vochtige

weersomstandigheden of na hevige

regen of een wasbeurt, kan de

binnenzijde van de koplampen of

achterlichten enigszins beslagen zijn

en/of kunnen er condensdruppels

aanwezig zijn. Dit is geen defect maar

een natuurlijk verschijnsel dat

veroorzaakt wordt door de

temperatuur- en

luchtvochtigheidsverschillen tussen de

binnen- en buitenzijde van het glas, en

dat geen negatieve invloed heeft op de

normale werking van de lichten. Deze

aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van

het midden tot de randen) zodra de

lichten worden ingeschakeld.

137

Page 140: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Buitenverlichting

Lampen Type Vermogen

Posities voor

(versies met volledige

led-koplampen)Led (*) —

(versies met halogeenlamp

koplampen)W5W 5 W

Grootlicht(versies met volledige

led-koplampen)Led (*) —

Grootlicht/Dagverlichting (DRL)(versies met halogeenlamp

koplampen)H15 55/15 W

Dagverlichting (DRL)(versies met volledige

led-koplampen)Led (*) —

Dimlicht

(versies met volledige

led-koplampen)Led (*) —

(versies met halogeenlamp

koplampen)H11 55 W

Richtingaanwijzers voor WY21W 21 W

Richtingaanwijzers zijkant WY5W(**) 5 W

Mistvoorlichten H11 55 W

Positielichten achter Led (*) —

Remlichten Led (*) —

3 e remlicht Led (*) —

Richtingaanwijzers achter WY21W 21 W

Mistachterlicht W21W 21 W

Achteruitrijlicht W21W 21 W

(*) Led is de afkorting voor Light Emitting Diode (licht-emitterende diode).

(**) Het lampje kan niet vervangen worden aangezien het in de lichtunit is ingebouwd. Vervang de lichtunit.

138

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 141: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Lampen Type Vermogen

Kentekenverlichting W5W 5 W

139

Page 142: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Interieurverlichting

LampCategorie

Wattage UNECE (*)

Interieurverlichting 10 —

Achterkleplicht 5 —

(*) UNECE staat voor Europese economische commissie van de Verenigde Naties.

140

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 143: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BUITENLAMPENVERVANGEN

Koplampen (dimlicht)(versies met halogeenlamp)

Ga als volgt te werk:

start de motor, draai het stuurwiel

helemaal naar rechts en zet de motor

weer uit om de lamp rechts te

vervangen. Draai het stuurwiel helemaal

naar links om de lamp links te

vervangen;

controleer of de lichtschakelaar is

uitgeschakeld;

verwijder de bevestigingspunten 1

fig. 103 in de zeven locaties en trek het

spatbord 2 gedeeltelijk weg;

Draai de afdekking linksom en

verwijder deze (Europees grootlicht)

(fig. 104 3 = grootlicht / 4 = dimlicht),

haal de connector van de unit los door

de tab op de connector met uw vinger

in te drukken en aan de connector te

trekken;

draai de fitting en de lamp samen

linksom en verwijder ze;

haal de lamp uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

Grootlicht (dimlicht) metdagverlichting(LED-versies)

Ga als volgt te werk:

start de motor, draai het stuurwiel

helemaal naar rechts en zet de motor

weer uit om de lamp rechts te

vervangen. Draai het stuurwiel helemaal

naar links om de lamp links te

vervangen;

controleer of de lichtschakelaar is

uitgeschakeld;

verwijder de bevestigingspunten 1 in

de zeven locaties en trek het spatbord

2 gedeeltelijk weg;

draai de fitting en de lamp samen

linksom en verwijder ze;

draai de afdekking linksom en

verwijder deze (Europees grootlicht) (1

fig. 105 = koplamp / 2 = positielamp / 3

= dagverlichting), haal de connector van

de unit los door met uw vinger de tab

op de connector in te drukken en aan

de stekker te trekken;

draai de fitting en de lamp samen

linksom en verwijder ze;

haal de lamp uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

103 08020499-000-003

104 08020499-000-002

141

Page 144: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Richtingaanwijzers voor

Ga als volgt te werk:

start de motor, draai het stuurwiel

helemaal naar rechts en zet de motor

weer uit om de lamp rechts te

vervangen. Draai het stuurwiel helemaal

naar links om de lamp links te

vervangen.

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat het grootlicht is

uitgeschakeld;

verwijder de bevestigingspunten in

de vijf locaties fig. 106 en trek het

spatbord weg;

haal de connector van de unit los

door de tab op de

connectorfig. 107 met uw vinger in te

drukken en aan de connector te

trekken;

draai de fitting en de lamp 1 samen

linksom en verwijder ze;

haal de lamp 2 uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

Mistlampen

Ga als volgt te werk:

start de motor, draai het stuurwiel

helemaal naar rechts en zet de motor

weer uit om de lamp rechts te

vervangen. Draai het stuurwiel helemaal

naar links om de lamp links te

vervangen;

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat het grootlicht is

uitgeschakeld;

verwijder de bevestigingspunten in

de vijf locaties en trek het spatbord

gedeeltelijk weg;

haal de connector van de unit los

door de tab op de connector met uw

vinger in te drukken en aan de

connector te trekken;

draai de fitting 1 fig. 108 en lamp

samen linksom, verwijder de lamp 2 en

vervang hem;

haal de lamp uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

105 08020499-000-010

106 07031501-206-002

107 07031501-207-001

142

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 145: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Remlichten / Achterlichten

Ga naar een Fiat Servicenetwerk als de

lamp moet worden vervangen.

Richtingaanwijzers zijkant

Ga als volgt te werk:

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat het grootlicht is

uitgeschakeld;

start de motor, draai het stuurwiel

helemaal naar rechts en zet de motor

weer uit om de lamp rechts te

vervangen. Draai het stuurwiel helemaal

naar links om de lamp links te

vervangen;

verwijder de bevestigingspunten in

de vijf locaties 1 fig. 109 en trek het

spatbord gedeeltelijk weg;

haal de elektrische connector van de

lamp los door de tab op de connector

met uw vinger in te drukken en aan de

connector te trekken;

verwijder unit 2 fig. 110 door met uw

vinger op de tab op de unit te drukken

en door de unit naar voren te trekken

om deze in de interne pal 3 te drukken

fig. 111, trek dan de unit naar buiten;

til de inrichting 4 op en verwijder de

lichtunit; installeer de nieuwe lichtunit

van de richtingaanwijzer aan de zijkant

door de beschreven procedure in

omgekeerde volgorde uit te voeren.

Positielichten(LED-versies)

Ga als volgt te werk:

verwijder de bevestigingspunten in

de zeven locaties en trek het spatbord

gedeeltelijk weg;

draai de fitting 1 fig. 112 en de lamp

2 samen linksom en verwijder ze;

haal de lamp uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

108 07031501-208-002

109 08020499-000-011

110 07031501-210-001

111 07031501-211-001

143

Page 146: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Richtingaanwijzers achter

Ga als volgt te werk:

verwijder de houders 1 fig. 113 en

het eindafwerkingselement van de

achterklep;

verwijder de houders 2 fig. 114 en

trek dan gedeeltelijk het

zijafwerkingselement van de achterklep;

maak de connector 3 los;

verwijder de twee moeren 5

fig. 116 en een schroef 4;

verwijder de unit achteruit

fig. 117 6 door hem naar achteren te

trekken;

draai de fitting en de lamp samen 7

fig. 118 linksom en verwijder ze.

112 08070604-123-100 113 07031501-212-002

114 07031501-214-002

115 07031501-213-002

116 07031501-215-001

144

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 147: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Achteruitrijlicht / Mistachterlicht

Ga als volgt te werk:

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat het grootlicht is

uitgeschakeld;

haal de elektrische connector van de

lamp los door de tab op de connector

met uw vinger in te drukken en aan de

connector te trekken;

draai de fitting en de lamp samen

linksom en verwijder ze: 1 fig. 119 =

achteruitrijlicht / 2 = mistachterlicht;

haal de lamp uit de fitting;

installeer de nieuwe lamp door de

beschreven procedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

Kentekenverlichting

Ga als volgt te werk:

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat het grootlicht is

uitgeschakeld;

Schuif de unit 1 fig. 120 zoals

getoond op de afbeelding om deze te

verwijderen,

haal de elektrische connector van de

unit los;

installeer de nieuwe zij-

afslagsignaalunit door de beschreven

procedure in omgekeerde volgorde uit

te voeren.

BELANGRIJK

160) Wijzigingen of reparaties aan de

elektrische installatie die niet correct zijn

uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt

gehouden met de technische

systeemgegevens, kunnen storingen in de

werking en zelfs brand tot gevolg hebben.

161) Wacht tot de uitlaatleidingen zijn

afgekoeld alvorens de lamp te vervangen:

GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!

117 07031501-216-001

118 07031501-203-002

119 08020499-000-012

120 07031501-220-001

145

Page 148: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

162) In halogeenlampen bevindt zich gas

onder druk. Als ze breken, kunnen er

glassplinters wegschieten.

163) Vervang lampen alleen wanneer de

motor uit is. Controleer ook of de motor

koud is, om het risico op brandwonden te

voorkomen.

BELANGRIJK

30) Laat de lampen bij voorkeur vervangen

door het Fiat Servicenetwerk. De correcte

werking en afstelling van de

buitenverlichting zijn van fundamenteel

belang voor de rijveiligheid en is bovendien

een wettelijke vereiste.

31) Raak alleen het metalen gedeelte van

halogeenlampen aan. Het aanraken van de

bol met de vingers kan de lichtopbrengst

en de levensduur van de lamp reduceren.

Als de bol per ongeluk toch wordt

aangeraakt, moet hij worden

schoongewreven met een doekje

bevochtigd met alcohol. Laat de bol

vervolgens drogen

ZEKERINGENVERVANGEN

ALGEMENE INFORMATIE

164) 165) 166) 167) 168)

32) 33)

Locatie van de zekeringen

De zekeringen zijn in twee

zekeringenkasten gegroepeerd die zich

aan de linkerzijde van het voertuig en

onder de motorkap bevinden.

ZEKERINGEN AAN DELINKERZIJDE VAN HETVOERTUIG

Ga als volgt te werk:

verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat de andere

schakelaars zijn uitgeschakeld;

open het deksel van de

zekeringhouder fig. 121 (in de buurt van

het portier);

druk op de clip en verwijder het

deksel;

trek de zekering naar buiten met de

zekeringtang die is aangebracht in het

zekeringenblok in de motorruimte

fig. 122;

inspecteer de zekering en vervang

hem als deze is doorgebrand;

breng een nieuwe zekering met

dezelfde stroomsterkte aan en

121 07031601-121-001

122 07031601-122-001

146

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 149: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

controleer of de zekering goed is

vastgezet. Neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk als de zekering niet

goed past. Als u geen

reservezekeringen ter beschikking

heeft, kunt u een zekering met dezelfde

stroomsterkte gebruiken van een circuit

dat niet voor de werking van het

voertuig noodzakelijk is, zoals het

AUDIO- of het STOPCONTACT-circuit;

breng het deksel weer aan en

verzeker u ervan dat het goed is

vastgezet.

BELANGRIJK Vervang een zekering

altijd door een originele FCA-zekering of

een soortgelijke zekering met dezelfde

stroomsterkte. Doet u dit niet, dan kan

schade aan de elektrische installatie

ontstaan.

ZEKERINGEN ONDER DEMOTORKAP

Verzeker u ervan dat het contact is

uitgeschakeld en dat de andere

schakelaars zijn uitgeschakeld en

verwijder het deksel van het

zekeringenblok. Bij de demontage kan

het deksel van het zekeringenblok

tegen het frame stoten en bekrast

raken als het slot wordt geforceerd.

Verwijder het deksel langzaam aan de

hand van de onderstaande procedure:

haal het slot aan de achterkant 1

fig. 123 los door de tab aan de

voorkant met de vingers in te drukken;

verwijder de tab aan de voorkant

terwijl u langzaam de voorkant van het

deksel 2 optilt;

verwijder het deksel terwijl u het optilt

en naar achteren schuift;

als een willekeurige zekering (geen

hoofdzekering) is doorgebrand, kunt u

de zekering vervangen voor een

exemplaar met dezelfde stroomsterkte;

breng het deksel weer aan en

verzeker u ervan dat het goed is

vastgezet.

123 07031601-123-001

147

Page 150: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ZEKERINGENBLOK (MOTORRUIMTE)

124 07031602-121-001

148

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 151: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BESCHRIJVINGSTROOMSTERKTE

ZEKERINGBESCHERMD COMPONENT

F03 HORN2 7,5 A Claxon

F06 — — —

F07 INTERIEUR 15 A Interieurverlichting

F09 AUDIO2 15 A Audiosysteem

F10 METER1 10 A Instrumentencluster

F11 SRS1 7,5 A Air bag

F12 — — —

F13 RADIO 7,5 A Audiosysteem

F17 AUDIO1 25 A Audiosysteem

F18 A/C MAG 7,5 A Klimaatregeling

F20 AT 15 A Versnellingsbakcontrolesysteem (indien aanwezig)

F21 D SLOT 25 A Voeding portiersloten

F22 H/L R 20 A Koplamp (R)

F24 ACHTER 20 A Achterlichten/Kentekenverlichting/Positielichten

F25 DRL 15 A Dagrijverlichting

F26 BINNEN 25 A Interieurverlichting

F27 MIST 15 A Mistlampen

F28 K/SPROEI 20 A Koplampsproeier (indien aanwezig)

F29 STOP 10 A Remlichten/Mistachterlicht (indien aanwezig)

F30 CLAXON 15 A Claxon

F31 H/L L 20 A Koplamp (L)

F33 ALARM 15 A Lampen alarmknipperlichten/richtingaanwijzers

149

Page 152: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BESCHRIJVINGSTROOMSTERKTE

ZEKERINGBESCHERMD COMPONENT

F36 RUITENWISSER 20 A Ruitenwissers

F37 CABINE + B 50 A Ter bescherming van diverse circuits

F38 — — —

F39 — — —

F42 EVPS 30 A —

F43 FAN1 30 A Koelventilator

F44 FAN2 40 A Koelventilator

F47 VERW 30 A Achterruitverwarming

F48 IG2 30 A Ter bescherming van diverse circuits

F50 VERWARMING 40 A Klimaatregeling

F51 — — —

F52 — — —

150

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 153: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ZEKERINGEN AAN DE LINKERZIJDE VAN HET VOERTUIG

125 07031602-03F-002

151

Page 154: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BESCHRIJVING STROOMSTERKTE ZEKERING BESCHERMD COMPONENT

F01 RHT R 30 A —

F02 RHT L 30 A —

F03 — — —

F04 — — —

F05 Z.STOPCONTACT 15 A Aanvullende stopcontacten

F06 — — —

F07 AT IND 7,5 A AV-versnellingsindicator (indien aanwezig)

F08 SPIEGEL 7,5 A Vermogen spiegelbediening

F09 R_DECK R 30 A —

F10 R_DECK L 30 A —

F11 F.SPROEI 15 A Ruitensproeier

F12 P.RAAM 30 A Elektrische ruiten

F13 — — —

F14 SRS2/ESCL 15 A Elektronisch stuurslot

F15 STOELVERW 20 A Stoelverwarming

F16 S.VER 7,5 A —

152

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 155: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

164) Als de zekering opnieuw doorbrandt,

neem dan contact op met het Fiat

Servicenetwerk.

165) Vervang een zekering nooit door een

exemplaar met een grotere stroomsterkte

(ampère); BRANDGEVAAR.

166) Als een hoofdzekering voor

veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem,

remsysteem), motorsystemen (motor,

versnellingsbak) of stuurinrichting

doorbrandt, neem dan contact op met het

Fiat Servicenetwerk.

167) Probeer de hoofdzekering en de trage

multiplex-zekering niet zelf te vervangen.

Laat dit door het Fiat Servicenetwerk

gebeuren. Het is gevaarlijk om deze

zekeringen zelf te vervangen aangezien er

hoge stroom door loopt. Een verkeerde

vervanging kan leiden tot een elektrische

schok of kortsluiting waardoor brand kan

ontstaan.

168) Controleer voordat een zekering

wordt vervangen of het contact op OFF is

geplaatst en of alle andere

stroomverbruikers uitstaan en/of zijn

gedeactiveerd.

BELANGRIJK

32) Vervang een doorgebrande zekering

nooit door metalen draden of ander

materiaal.

33) Als de motorruimte moet worden

schoongespoten, voorkom dan dat de

waterstraal rechtstreeks op de

zekeringenkast en de motoren van de

ruitenwissers in de motorruimte wordt

gericht.

BANDENREPARATIEKIT(indien aanwezig)

169) 170) 171) 172) 173) 174) 175)

3)

OPBERGPLAATSGEREEDSCHAP

Uw voertuig is niet uitgerust met een

reserveband, een krik en een

wielbeugel. Neem voor meer informatie

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

De gereedschappen zijn aangebracht

op de locaties aangeduid in fig. 126:

1: krikhendel;

2: sleepoog

Onder de achterklep is tevens de

bandenreparatiekit aangebracht.

126 08020100-733-733

153

Page 156: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BANDENREPARATIEKITOPBERGRUIMTE

De bandenreparatiekit bevindt in de

achterbak fig. 127.

BELANGRIJK Uw voertuig heeft geen

reserveband. Repareer de band tijdelijk

met de bandenreparatiekit in het geval

van een lekke band. Raadpleeg tijdens

de reparatie de aanwijzingen van de

bandenreparatiekit. Neem contact met

het Fiat Servicenetwerk en repareer of

vervang de band zo snel mogelijk als

een lekke band in geval van nood met

een bandenreparatiekit is gerepareerd.

VOORZORGSMAATREGELENEN GEBRUIKBANDENREPARATIEKIT

OpmerkingHet afdichtmiddel mag niet worden

hergebruikt. Koop nieuw afdichtmiddel

bij een Fiat Servicenetwerk.

In de volgende gevallen mag de

bandenreparatiekit niet worden

gebruikt. Wend u tot het Fiat

Servicenetwerk als:

– de houdbaarheid van het

afdichtmiddel is verstreken (de

periode is aangegeven op het label

van het busje);

– de scheur of het gat groter dan

4 mm is;

– de schade betreft een ander deel

van de band dan het loopvlak;

– het voertuig heeft met bijna geen

lucht in de band gereden;

– de band is van de velg gelopen;

– de velg is beschadigd geraakt;

– de band vertoont twee of meer

gaten.

127 08020202-121-003

154

ING

EVA

LVA

NN

OO

D EEN BAND MET DEBANDENREPARATIEKITAFDICHTEN

Ga als volgt te werk:verplaats het voertuig van de weg

naar een veilige plek met een harde en

vlakke ondergrond, daar waar het

voertuig het verkeer niet hindert;

verplaatst de versnellingspook naar

1 of achteruit (R) (handgeschakelde

versnellingsbak) of verplaats de

selectiehendel naar P (automatische

versnellingsbak);

activeer de parkeerrem met

ingedrukt rempedaal en schakel de

motor uit;

schakel, wanneer nodig, de

alarmknipperlichten in en breng een

gevarendriehoek langs de weg aan;

laat passagiers uitstappen, laad de

bagage uit en verwijder de

bandenreparatiekit;

schud het busje met afdichtmiddel

goed. Het afdichtmiddel kan uit de

opblaasslang spuiten als het busje

wordt geschud nadat de opblaasslang

eraan is bevestigd. Afdichtmiddel dat

op kleding of andere voorwerpen

terechtkomt, kan moeilijk worden

verwijderd. Schud het busje goed

voordat u de opblaasslang aanbrengt;

Page 157: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

128 08020202-03A-003

129 08020202-03A-004

155

BELANGRIJK Het afdichtmiddel hardtsnel uit. Het inspuiten ervan bij koudweer (0 °C of lager) kan gevaarlijk zijn.Warm het afdichtmiddel in het voertuigop om het inspuiten ervan tevereenvoudigen.

verwijder de dop van het busje

fig. 128. Laat de inwendige dop op het

busje en schroef de opblaasslang op

het busje, zodat de inwendige dop

breekt;

verwijder het ventieldopje van de

lekke band fig. 129. Druk met de

achterkant van een

bandventielgereedschap op het

bandventiel en laat alle resterende lucht

ontsnappen;

BELANGRIJK Het bandventiel kan naarbuiten schieten als bij verwijdering vanhet bandventiel lucht in de band isachtergebleven. Verwijder hetbandventiel zorgvuldig.

draai het bandventiel met het

bandventielgereedschap linksom en

verwijder het bandventiel fig. 130;

BELANGRIJK Berg het bandventiel opeen plaats op waar het niet bevuild kanraken.

breng de opblaasslang fig. 131 aan

op het ventiel;

houd het busje met de bodem naar

boven gekeerd vast fig. 132, knijp met

beide handen in het flesje en spuit de

volledige hoeveelheid afdichtmiddel in

de band;

haal de opblaasslang uit het ventiel

fig. 133;

breng het bandventiel weer op het

ventiel aan en zet het vast door het

rechtsom te draaien;

BELANGRIJK Het afdichtmiddel magniet worden hergebruikt. Koop eennieuwe bandenreparatiekit bij een FiatServicenetwerk.

BELANGRIJK Het lege busjeafdichtmiddel na gebruik nietweggooien. Lever het lege busje bij hetFiat Servicenetwerk in wanneer u deband laat vervangen. Het lege busje zalgebruikt worden om het gebruikteafdichtmiddel uit de band te halen enhet te verwijderen.

breng vervolgens de opblaasslang

op de tab van het busje aan om te

voorkomen dat het resterende

afdichtmiddel kan lekken;

breng de sticker lagere snelheid aan

op een plaats waar de bestuurder deze

goed kan zien;

Page 158: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

130 08020202-03A-005131 08020202-03A-006

132 08020202-03A-008

133 08020202-03A-007

134 08020202-03A-009

156

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

haal de slang en de dop van de

luchtcompressor uit de

luchtcompressor fig. 135;

installeer de slang van de

luchtcompressor op het ventiel van de

band fig. 136;

steek de stekker van de

luchtcompressor fig.137in het aanvullende

stopcontact van het voertuig en draai

het contact op ACC;

schakel de luchtcompressor in en

pomp de band voorzichtig tot de

correcte bandenspanning op; BELANGRIJK Verzeker u ervan dat deschakelaar van de luchtcompressor isuitgeschakeld, wanneer u de stekkervan de luchtcompressor in hetstopcontact aanbrengt of het eruitverwijdert. Gebruik de schakelaar vande luchtcompressor wanneer u deluchtcompressor in-/uitschakelt.

OPMERKING Controleer de correcte

bandenspanning op het label dat op hetframe van het bestuurdersportier isaangebracht.

OPMERKING Laat de luchtcompressorcontinu niet langer dan circa10 minuten werken omdat doorlangdurig gebruik een storing kanworden veroorzaakt.

Page 159: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

135 08020202-36A-004 136 08020202-03A-00B

137 08020202-124-001

157

OPMERKING De band kan nietgerepareerd worden als debandenspanning niet stijgt. De bandkan te veel beschadigd zijn als degespecificeerde bandenspanning nietbinnen 10 minuten wordt bereikt. In ditgeval heeft het gebruik van debandenreparatiekit niet het gewensteresultaat behaald. Neem contact opmet het Fiat Servicenetwerk.

Draai de schroefdop op deluchtcompressor los en laat een beetjelucht ontsnappen als de band te veel isopgepompt;

schakel de luchtcompressor uit, draai

de mof van de opblaasslang naar links

en verwijder de opblaasslang van het

ventiel van de band als de band tot de

gespecificeerde bandenspanning is

opgeblazen;

breng het ventieldopje van de band

aan;

berg de bandenreparatiekit in de

achterbak op;

ga onmiddellijk rijden zodat het

afdichtmiddel zich over de band kan

verspreiden.

BELANGRIJK Rijd voorzichtig op eensnelheid van 80 km/h of lager. Hetvoertuig kan gaan trillen als het rijdt opeen snelheid van 80 km/h of hoger.

Het waarschuwingslampje gaatbranden als de band niet juist isopgepompt.

sluit de luchtcompressor weer op de

band aan, nadat u ongeveer

10 minuten of 5 km met het voertuig

gereden heeft, en controleer de

bandenspanning met de

bandenspanningmeter op de

luchtcompressor. Als de

bandenspanning lager dan de

gespecificeerde bandenspanning is,

schakel de luchtcompressor in en

wacht tot de gespecificeerde

bandenspanning is bereikt;

de noodreparatie van de lekke band

is correct afgerond als de

bandenspanning niet afneemt. Rijd

voorzichtig met het voertuig naar het

dichtstbijzijnde Fiat Servicenetwerk en

laat de lekke band vervangen. Het

wordt aanbevolen om de band door

een nieuwe band te laten vervangen.

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk als de band

gerepareerd of opnieuw gebruikt moet

worden.

BELANGRIJK Schakel deluchtcompressor uit, alvorens debandenspanning met debandenspanningmeter te controlere

n.

Page 160: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

169) Beschadigingen op de zijkanten van

de band kunnen niet gerepareerd worden.

Gebruik de kit niet als de band beschadigd

is geraakt door het rijden met een lege

band.

170) Breng de sticker lagere snelheid niet

aan op het zachte deel van het stuurwiel.

Het is gevaarlijk om de sticker lagere

snelheid op het zachte deel van het

stuurwiel aan te brengen omdat daardoor

de airbag niet normaal zou kunnen werken

(opblazen), waardoor ernstig letsel kan

worden veroorzaakt. Breng de sticker ook

niet aan op plaatsen waar de

waarschuwingslampjes of de

snelheidsmeter niet gezien kunnen worden.

171) Stop met rijden en neem contact op

met het Fiat Servicenetwerk als de

bandenspanning is gedaald tot onder

130 kPa (1.3 kgf/cm 2 of bar, 18.9 psi). De

noodreparatie van de band is niet

geslaagd. Stop met rijden wanneer u merkt

dat de bandenspanning afneemt. Neem

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

172) U moet altijd aangeven dat de band

gerepareerd is met behulp van de kit.

Overhandig de folder aan het personeel dat

de band die met de kit behandeld is zal

hanteren.

173) Reparatie is niet mogelijk bij schade

aan de velg (zodanige vervorming van de

groef dat er lucht weglekt). Verwijder het

voorwerp (schroef of spijker) dat het

eventueel in de band binnengedrongen is

niet.

174) De informatie die vereist is door het

voorschrift dat van toepassing is, staat

vermeld op het etiket van de verpakking

van de bandenreparatiekit. In achtneming

van de aanwijzingen op het etiket is

fundamenteel om de veiligheid en de

doeltreffendheid van de bandenreparatiekit

te garanderen. Lees het etiket vóór

gebruik, vermijd oneigenlijk gebruik. De

bandenreparatiekit is onderhevig aan een

vervaldatum en moet periodiek vervangen

worden. De kit dient gebruikt te worden

door volwassenen en mag niet gebruikt

worden door kinderen.

175) Houd het afdichtmiddel buiten bereik

van kinderen: het inslikken van het

afdichtmiddel is gevaarlijk. Drink

onmiddellijk veel water en roep medische

hulp in als het afdichtmiddel wordt

ingeslikt. Afdichtmiddel is gevaarlijk

wanneer het met de ogen en de huid in

aanraking komt. Spoel onmiddellijk met

overvloedig water en roep medische hulp

in als het afdichtmiddel met de ogen en de

huid in aanraking komt.

BELANGRIJK

3) Laat het busje en het afdichtmiddel niet

in het milieu achter. Zorg dat ze worden

weggegooid overeenkomstig de nationale

en plaatselijke voorschriften.

158

ING

EVA

LVA

NN

OO

D OPMERKING

FCA raadt aan om de band zo

spoedig mogelijk door een nieuwe band

te laten vervangen als een band in geval

van nood met de bandenreparatiekit is

gerepareerd. Neem contact op met het

Fiat Servicenetwerk als de band

gerepareerd of opnieuw gebruikt moet

worden.

Het wiel kan weer gebruikt worden

als het aanhechtende afdichtmiddel is

verwijderd. Vervang het ventiel echter

door een nieuw exemplaar.

Page 161: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

STARTEN METHULPACCU

VOORBEREIDINGENVOOR STARTEN METHULPACCU

176) 177) 178) 179) 180) 181) 182) 183) 184) 185)

34)

Starten met een hulpaccu is gevaarlijk

als dit niet correct wordt verricht. Volg

daarom zorgvuldig de procedure

fig. 138. We raden u ten zeerste aan

om de werkzaamheden door een

onderhoudsmonteur te laten verrichten

als u niet zeker bent over het starten

met de hulpaccu.

BELANGRIJK Bij gebruik van hulpaccu

dient men zich te houden aan de

instructies voor gebruik en de

voorzorgsmaatregelen die zijn

aangegeven door de fabrikant. BELANGRIJK Gebruik geen hulpaccu

of enige andere externe voedingsbron

met een spanning hoger dan 12 V: de

accu, de startmotor, de dynamo en het

elektrische systeem van het voertuig

kunnen hierdoor worden beschadigd.

Met een voeding van 24 V (twee serie

geschakelde 12 V-accu's of een 24 V

motor-generator) kunt u een 12 V

starter, het contact en andere

elektrische onderdelen onherstelbaar

beschadigen.

BELANGRIJK Probeer niet te starten

met hulpaccu als de accu nat is. De

accu kan kapot gaan en ontploffen!

PROCEDURE STARTENMET EEN HULPACCU

BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren

van onderstaande procedure kan

ernstige letsel bij mensen of schade

aan het laadsysteem van één of beide

voertuigen tot gevolg hebben. Volg de

onderstaande instructies nauwkeurig

op.

Ga als volgt te werk om de auto te

starten met een hulpaccu:

verwijder het accudeksel fig. 139;

verzeker u ervan dat de hulpaccu

12 V levert en dat de negatieve

accupool is geaard;

voorkom dat de beide voertuigen

elkaar raken als de hulpaccu in een

ander voertuig is aangebracht. Schakel

de motor van het voertuig met de

hulpaccu en alle onnodige elektrische

ladingen in de beide voertuigen uit;

138 08030100-121-001

159

Page 162: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

sluit de accukabels aan volgens de

aanwijzingen van de paragraaf

"Voorbereidingen voor starten met

hulpaccu":

– sluit een uiteinde van een kabel aan

op de positieve pool van de

ontladen accu;

– sluit het andere uiteinde aan op de

positieve pool van de hulpaccu;

– sluit een uiteinde van de andere

kabel aan op de negatieve pool van

de hulpaccu;

– sluit het andere uiteinde aan op het

massapunt buiten bereik van de

ontladen accu, zie de illustratie.

start de motor van het voertuig met

de hulpaccu en laat de motor een

aantal minuten lopen. Start vervolgens

de motor van het andere voertuig;

haal aan het einde de kabels los door

de eerder beschreven procedure in

omgekeerde volgorde uit te voeren;

installeer het accudeksel als het

verwijderd is door de

demontageprocedure in omgekeerde

volgorde uit te voeren.

BELANGRIJK Verifieer of de deksels

stevig zijn vastgezet.

BELANGRIJK

176) Controleer alvorens de motorkap te

openen of de motor is afgezet en of het

contact op OFF staat. Controleer bij het

tanken of de motor is afgezet (en of het

contact op OFF staat).

177) Kom niet te dicht bij de koelventilator

van de radiateur: de elektrische ventilator

kan inschakelen; gevaar voor

verwondingen. Sjaals, dassen of andere

loszittende kleding kunnen door de

bewegende onderdelen worden

meegetrokken.

178) Verwijder alle metalen voorwerpen

(bijv. ringen, horloges, armbanden), die

zouden kunnen leiden tot een onbedoeld

elektrisch contact en daardoor ernstig

letsel.

179) Accu's bevatten een zuur dat de huid

of de ogen kan verbranden. Accu's

produceren waterstof, dat uiterst

brandbaar en explosief is. Houd ze daarom

uit de buurt van vlammen of apparaten die

vonken kunnen afgeven.

180) Voorkom dat de positieve (+) pool van

de accu met een ander metalen voorwerp

in aanraking komt waardoor vonken

kunnen ontstaan. Vlammen en vonken in

de buurt van open accucellen zijn

gevaarlijk. Waterstofgas dat tijdens de

normale werking van de accu

geproduceerd wordt, kan vlam vatten

waardoor de accu kan ontploffen. Een

ontploffende accu kan ernstige

brandwonden en letsel veroorzaken.

Voorkom dat metalen gereedschappen de

positieve (+) of negatieve (-) pool van de

accu kunnen raken bij werkzaamheden in

de buurt van de accu.

181) Houd open vuur, met inbegrip van

sigaretten en vonken, buiten bereik van

open accucellen. Vlammen en vonken in de

buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.

Waterstofgas dat tijdens de normale

werking van de accu geproduceerd wordt,

kan vlam vatten waardoor de accu kan

ontploffen. Een ontploffende accu kan

ernstige brandwonden en letsel

veroorzaken.

182) Probeer een bevroren accu of een

accu met een laag vloeistofpeil niet met

een hulpaccu te starten. Een bevroren

accu of een accu met een laag vloeistofpeil

met een hulpaccu starten is gevaarlijk. De

accu kan barsten of ontploffen en ernstig

letsel veroorzaken.

183) Houd de accukabels buiten bereik

van bewegende onderdelen. Een

accukabel aansluiten in de buurt van

bewegende onderdelen (koelventilator,

riemen) is gevaarlijk. De accukabel kan

vastgeklemd worden wanneer de motor

start en ernstig letsel veroorzaken.

139 08030100-122-001

160

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 163: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

184) Start een voertuig nooit door het te

slepen. Een voertuig slepen om het te

starten is gevaarlijk. Het gesleepte voertuig

kan naar voren springen wanneer de motor

start, waardoor de twee voertuigen tegen

elkaar botsen. De inzittenden kunnen

gewond raken.

185) Sluit de minkabel aan op een goed

massapunt (zie de afbeelding) op afstand

van de accu. Het uiteinde van de tweede

accukabel op de negatieve (–) pool van de

ontladen accu aansluiten is gevaarlijk. Door

een vonk kan het gas rondom de accu

ontploffen en letsel veroorzaken.

BELANGRIJK

34) Verbind de startkabel niet met de

minpool (–) van de lege accu. De

afgegeven vonk kan explosie van de accu

tot gevolg hebben en ernstige schade

veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke

massapunt; gebruik geen andere

blootgestelde metalen onderdelen.

SLEPEN VAN HETVOERTUIG

BEVESTIGING VAN DETREKHAKEN

35) 36) 37)

Ga als volgt te werk:

verwijder het sleepoog en de

wielbeugel uit de bagageruimte;

omwikkel een platte

schroevendraaier of een soortgelijk

gereedschap met een zachte doek om

schade aan een gelakte bumper te

voorkomen, en open de dop op de

voorbumper 1 fig. 140 of de

achterbumper 2 fig. 141;

BELANGRIJK Oefen niet te veel kracht

uit aangezien daardoor schade op de

dop of krassen op de gelakte bumper

kunnen ontstaan.

BELANGRIJK Verwijder de dop volledig

en berg hem op zodat u de dop niet

verliest.

breng het sleepoog stevig met de

wielbeugel of een soortgelijk middel aan

de voorkant fig. 142 en achterkant

fig. 143 aan;

haak de sleepkabel aan het

sleepoog.

140 08060203-121-001

141 08060203-122-001

161

Page 164: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Opmerking

Zorg er bij het slepen onder de

volgende omstandigheden voor dat u

het sleepoog en de trekhaak, de

carrosserie van het voertuig of het

transmissiesysteem niet beschadigt:

sleep geen voertuig dat zwaarder is

dan uw eigen voertuig;

geef niet plotseling gas met uw

voertuig omdat daardoor het sleepoog

en de trekhaak of sleepkabel aan een

zware schok worden blootgesteld;

bevestig de sleepkabel uitsluitend

aan het sleepoog en de trekhaak.

BELANGRIJK Gebruik het sleepoog in

geval van nood (bijvoorbeeld om het

voertuig uit een geul of een hoop

sneeuw te verwijderen).

BELANGRIJK Houd de kabel of ketting

altijd in een rechte lijn ten opzichte van

het sleepoog wanneer u de sleepogen

gebruikt. Pas geen zijwaartse kracht

toe.

BELANGRIJK Omwikkel het deel van

de ketting of kabel in de buurt van de

bumper met een zachte doek om

schade aan de bumper te voorkomen

wanneer u met een kabel of ketting

sleept.

BELANGRIJK

35) Plaats het contact op OFF, alvorens het

voertuig te slepen.

36) Maak voor de montage van de trekhaak

de schroefdraad zorgvuldig schoon.

Controleer of de trekhaak volledig op de

schroefdraadpen is gedraaid, alvorens het

voertuig te slepen.

37) Gebruik de sleepogen voor en achter

alleen voor noodgevallen op de weg. Het is

toegestaan de auto over korte afstanden te

slepen m.b.v. geschikte middelen conform

de verkeerswetgeving (starre stang), om de

auto over de weg te verplaatsen om hem

gebruiksklaar te maken voor het slepen of

voor transport met takelwagen. Sleepogen

MOGEN NIET worden gebruikt om

voertuigen offroad (d.w.z. op het terrein) te

slepen of waar hindernissen zijn en/of voor

het slepen met kabels of andere niet-starre

hulpmiddelen. In overeenstemming met

bovengenoemde voorwaarden, moet voor

het slepen gebruik gemaakt worden van

twee voertuigen (een slepend en een

gesleept voertuig), die zich beide zo veel

mogelijk op één lijn bevinden.

142 08060201-121-001

143 08060201-122-001

162

ING

EVA

LVA

NN

OO

D

Page 165: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

SLEPEN BIJ PECH

BESCHRIJVING VAN HET SLEPEN

Om schade aan het voertuig te

voorkomen is correct ophijsen en

slepen vereist. Houd u aan de nationale

en plaatselijke wetten.

De aandrijfwielen (achterwielen) van een

gesleept voertuig moeten doorgaans

van de grond zijn verheven. Gebruik

wieldolly's als overmatige schade of

andere omstandigheden dit niet

mogelijk maken.

Ontgrendel de parkeerrem wanneer u

het voertuig met de achterwielen op de

grond sleept.

BELANGRIJK Sleep het voertuig niet

achterstevoren met de aandrijfwielen op

de grond. Daardoor kan inwendige

schade aan de transmissie worden

veroorzaakt.

BELANGRIJK Sleep niet met een

stropachtig hulpmiddel. Daardoor kan

uw voertuig beschadigd raken. Gebruik

een wiellift of een flatbed-hulpmiddel.

U kunt het voertuig met alle vier de

wielen op de grond slepen met behulp

van de trekhaak aan de voorkant van

het voertuig als in geval van nood geen

sleepdienst beschikbaar is. Sleep het

voertuig uitsluitend op lage snelheid en

slechts een korte afstand over verharde

wegen.

Volg deze aanwijzingen wanneer het

voertuig met alle vier de wielen op de

grond moet worden gesleept:

plaats de versnelling in de vrijstand

(handgeschakelde versnellingsbak) of in

N (automatische versnellingsbak);

schakel het contact naar ACC;

maak de parkeerrem los.

OPMERKING Onthoud dat de rem- en

stuurbekrachtiging niet beschikbaar zal

zijn als de motor niet loopt.

163

Page 166: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ONDERHOUD EN ZORG

Dankzij correct onderhoud kunnen de

prestaties van het voertuig, evenals

beperkte bedrijfskosten en het behoud

van de efficiëntie van de

veiligheidssystemen gedurende langere

tijd gegarandeerd worden.

INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . .165

MOTORRUIMTE. . . . . . . . . . . . .171

ACCU OPLADEN . . . . . . . . . . . .176

WIELEN EN BANDEN . . . . . . . . .177

CARROSSERIE . . . . . . . . . . . . .179

INTERIEUR . . . . . . . . . . . . . . . .181

164

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 167: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

INLEIDING

Deze handleiding bevat aanwijzingen

voor inspectie en onderhoud die strikt

moeten worden gevolgd om letsel van

uzelf en anderen of schade aan uw

voertuig te voorkomen.

We raden u ten zeerste aan om bij

twijfel over een te volgen procedure het

werk te laten uitvoeren door een

betrouwbare, gekwalificeerde garage,

bijvoorkeur het Fiat Servicenetwerk.

Uw voertuig is het beste gediend met

door de fabriek opgeleide

FCA-monteurs en originele

FCA-onderdelen. Alleen deskundige

ondersteuning en specifiek voor uw

voertuig gemaakte originele onderdelen

staan garant voor adequaat, volledig en

toereikend onderhoud, zodat u zich

onnodige problemen bespaart. Een

ondeskundige uitvoering van

werkzaamheden kan leiden tot schade

aan uw voertuig, ongevallen en letsel.

Neem voor gedegen advies en

hoogwaardige service contact op met

een dealer van het Fiat Servicenetwerk.

De eigenaar dient de documentatie te

bewaren waarmee kan worden

aangetoond dat het onderhoud correct

en volgens de voorschriften is

uitgevoerd.

Aanspraak op de garantie is niet

mogelijk als het defect te wijten is aan

gebrekkig onderhoud en niet aan

materiaal- of fabricagefouten.

Aanspraken op de garantie worden niet

gehonoreerd als het defect te wijten is

aan gebrekkig onderhoud en niet aan

materiaal- of fabricagefouten.

Geprogrammeerd onderhoud

OPMERKING Blijf na de

voorgeschreven periode het

beschreven onderhoud uitvoeren

volgens de aanbevolen intervallen.

Emissieregel- en gerelateerde

systemen

Het ontstekingssysteem en het

brandstofsysteem zijn uiterst belangrijk

voor het emissieregelsysteem en voor

een efficiënte werking van de motor.

Probeer er dus zelf niets aan te

veranderen.

Alle inspecties en aanpassingen

moeten door een expert worden

uitgevoerd, bij voorkeur door het Fiat

Servicenetwerk.

VOORZORGSMAATREGELENBIJ ONDERHOUD DOOREIGENAAR

186) 187) 188)

38)

Routine-onderhoud

We bevelen u ten zeerste aan deze

controles dagelijks of in elk geval

wekelijks uit te voeren:

Motorolieniveau

Niveau motorkoelvloeistof

Peil rem- en koppelingvloeistof

Niveau ruitensproeiervloeistof

Accuonderhoud

Bandenspanning

Bij verkeerd of onvolledig onderhoud

kunnen problemen ontstaan. De

aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben

alleen betrekking op eenvoudig uit te

voeren controles en onderhoud.

Zoals is uitgelegd in de paragraaf

“Inleiding”, zijn er diverse procedures

die alleen met speciaal gereedschap

kunnen worden uitgevoerd door een

gekwalificeerde onderhoudsmonteur.

Verkeerd doe-het-zelf onderhoud

tijdens de garantieperiode kan gevolgen

hebben voor de garantie. Zie voor

nadere bijzonderheden de aparte

garantieverklaring die met het voertuig

wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over

een service- of onderhoudsprocedure

de werkzaamheden uitvoeren door een

expert, bij voorkeur door het Fiat

Servicenetwerk.

De verwijdering van afgewerkte olie en

afvalvloeistoffen is onderworpen aan

strenge wettelijke milieuvoorschriften.

165

Page 168: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Zorg daarom voor een correcte

verwijdering van uw afval, met

inachtneming van het milieu.

We bevelen u aan het verversen van

oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te

laten uitvoeren door het Fiat

Servicenetwerk.

PERIODIEKECONTROLES

Elke 1.000 km of vóór een lange reis

controleren en eventueel bijvullen:

niveau motorkoelvloeistof;

remvloeistofpeil;

ruitensproeiervloeistofpeil;

conditie en spanning banden;

werking verlichting (koplampen,

richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,

etc.);

werking van ruitensproeier/

wissersysteem en positie/slijtage van

ruitenwisserbladen van voorruit.

Elke 3.000 km controleren en

eventueel bijvullen: motoroliepeil.

GEBRUIK VAN HETVOERTUIG ONDERZWAREOMSTANDIGHEDEN

Als het voertuig onder een van de

volgende omstandigheden wordt

gebruikt:

het rijden op stoffige wegen;

talrijke korte ritten (minder dan

7-8 km) en bij buitentemperaturen

onder het vriespunt;

de motor vaak stationair draait of

lange afstanden worden gereden bij

lage snelheden of als de auto lang niet

wordt gebruikt;

de volgende controles dienen vaker te

worden uitgevoerd dan aangegeven in

het Geprogrammeerd

onderhoudsschema:

remblokken van schijfremmen voor

op conditie en slijtage controleren;

sloten van motorkap en achterklep

op aanwezigheid van vuil controleren,

mechanismen reinigen en smeren;

visueel de toestand controleren van:

motor, versnellingsbak, transmissie,

slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-

en remsysteem) en rubber elementen

(hoezen/slangen /bussen enz.);

laadtoestand accu en niveau

accuvloeistof (elektrolyt) controleren;

conditie van aandrijfriemen van

hulporganen visueel controleren;

motorolie en oliefilter controleren en

zo nodig vervangen;

pollenfilter controleren en zo nodig

vervangen;

luchtfilter controleren en zo nodig

vervangen.

166

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 169: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA

De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch

herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150

Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Banden op conditie/slijtage controleren en

eventueel op spanning brengen. Vervaldatum en

toestand lading snelle bandenreparatiekit

controleren (indien aanwezig)

● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Werking verlichtingssysteem (koplampen,

richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,

bagageruimte, interieur, dashboardkastje,

lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.

● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

De vloeistofpeilen controleren en eventueel

bijvullen (1)● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Gebruik de diagnosestekker om de werking van

het motormanagementsysteem en de emissie te

controleren; en voor bepaalde versies/markten,

de verslechtering van de motorolie

● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.

167

Page 170: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150

Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Visueel de toestand controleren van: buitenzijde

van carrosserie, bodemplaatbescherming,

slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en

remsysteem), rubber elementen (hoezen,

slangen, bussen enz.) en zichtbare

bevestigingsmiddelen

● ● ● ● ●

Visueel de conditie van de stuurelementen

inspecteren en de werking ervan controleren● ● ● ● ●

Speling wiellagers en verbindingen voor en

achter controleren● ● ● ● ●

Stand en conditie van wisrubbers van

ruitenwissers controleren● ● ● ● ●

Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem

controleren en zo nodig de sproeiers afstellen● ● ● ● ●

Slot van motorkap en achterklep op

aanwezigheid van vuil controleren, schoonmaken

en mechanismen smeren

● ● ● ● ●

Slag van handrem controleren en zo nodig

afstellen● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Conditie en slijtage remblokken van

schijfremmen voor/achter visueel controleren en

de integriteit van de remblokslijtagesensoren

controleren

● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

168

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 171: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150

Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Inspecteer visueel de conditie van het systeem

voor regeling van de brandstofverdamping● ● ●

Controleer visueel de conditie en spanning van

de extra aandrijfriem(en)●

Conditie getande distributieriem visueel

controleren●

Olie versnellingsbak verversen ●

Motorolie verversen en oliefilter vervangen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Bougies vervangen (2) ● ● ●

Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (3)

Getande distributieriem vervangen (3)

Luchtfilterelement vervangen (4) ● ● ●

(2) Voor 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken van vitaal belang om een correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aande motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfdetype en merk zijn (zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houdt u zich strikt aan de vervangingsintervallen van debougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema. Het wordt aanbevolen voor het vervangen van de bougies contactop te nemen met het Fiat Servicenetwerk.

(3) Voor gebieden waar weinig stof is wordt een maximale kilometerstand van 120.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet deriem om de 6 jaar vervangen worden. In stoffige omgevingen en/of gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten,gebruik in de stad, periodes van langdurig stationair lopen) wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht dekilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.

(4) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15,000 km vervangen worden.

169

Page 172: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150

Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Remvloeistof verversen (5)

Cabineluchtfilter vervangen (4) (o) (●) ● ● ● ● ●

(5) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.

(4) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15,000 km vervangen worden.

(o) Aanbevolen werkzaamheden

(●) Verplichte werkzaamheden

BELANGRIJK

186) Voer geen onderhoudswerk uit als het

u ontbreekt aan de daarvoor benodigde

kennis, ervaring, gereedschappen en

apparatuur. Laat het onderhoud uitvoeren

door een gekwalificeerde monteur.

Onderhoud aan een voertuig is gevaarlijk

als het verkeerd wordt uitgevoerd. U kunt

ernstig letsel oplopen bij de uitvoering van

sommige procedures.

187) Als u onder de motorkap wilt werken

terwijl de motor draait, zorg er dan voor dat

u, voor zover van toepassing, alle sieraden

(met name ringen, armbanden, horloge en

halsketting) hebt afgedaan, en geen

stropdas, sjaal of andere losse

kledingstukken draagt, dit met het oog op

bewegende onderdelen, zoals de

koelventilator, die onverwacht kan

aanslaan. Het is gevaarlijk om bij draaiende

motor te werken onder de motorkap. Het is

extra gevaarlijk als u sieraden of losse

kledingstukken draagt. Die kunnen namelijk

verstrikt raken in bewegende onderdelen,

waardoor u letsel kunt oplopen.

188) Zet het contact uit en vergewis u

ervan dat de ventilator niet draait voordat u

in de buurt ervan aan de slag gaat. Het is

gevaarlijk om in de buurt van de

koelventilator te werken als de ventilator

draait. De ventilator kan nog onbepaalde

tijd blijven draaien nadat de motor is

uitgezet, als de motorruimte nog heet is.

Als u in aanraking komt met de ventilator,

kunt u letsel oplopen.

BELANGRIJK

38) Laat geen voorwerpen achter in de

motorruimte. Zorg ervoor, nadat u klaar

bent met het inspectie- en onderhoudswerk

in de motorruimte, dat er geen voorwerpen

zoals gereedschappen of lappen

achterblijven in de motorruimte. Die zouden

motorschade of brand en daarmee

ongevallen kunnen veroorzaken.

170

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 173: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

MOTORRUIMTE

NIVEAUS CONTROLEREN

189) 190)

39)

1. Koplamp- en ruitensproeiervloeistof 2. Motoroliepeilstok 3. Motoroliedop 4. Motorkoelvloeistof 5. Rem-/koppelingvloeistof 6. Accu

144 07030300-121-003-high.jpg

171

Page 174: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

MOTOROLIE

191)

40)

4)

Motoroliepeil controleren

Ga als volgt te werk:

verzeker u ervan dat het voertuig op

een vlakke ondergrond is geplaatst;

laat de motor tot op normale

bedrijfstemperatuur opwarmen;

schakel de motor uit en wacht

minstens 5 minuten, zodat de olie naar

het oliecarter kan terugstromen;

trek de peilstok 1 fig. 145 naar

buiten, veeg hem schoon en breng hem

weer helemaal aan;

trek de peilstok weer naar buiten en

controleer het peil. Het peil is normaal

als het tussen Laag en Vol staat. Open

de motoroliedop/vulopening 2 en vul

voldoende olie bij tot het peil op Vol is

geplaatst als het peil bijna tot of onder

Laag is gedaald;

verzeker u ervan dat de O-ring op de

peilstok correct is aangebracht, voordat

u de peilstok weer op zijn plaats

aanbrengt;

breng de peilstok helemaal op zijn

plaats aan.

BELANGRIJK Vul niet te veel motorolie

bij. Daardoor kan de motor beschadigd

raken.

Motorolieverbruik

Tijdens de eerste gebruiksperiode van

het voertuig dienen de omstandigheden

van het motorolieverbruik als

gestabiliseerd te worden beschouwd na

de eerste 5000 - 6000 km.

OPMERKING Het is normaal dat alle

motoren onder normale

rijomstandigheden motorolie verbruiken.

Het motorolieverbruik kan oplopen tot

400 g/1000 km als gevolg van

verdamping, inwendige ventilatie of de

verbranding van de smeerolie in de

werkende motor. Een nieuwe motor kan

wegens het inrijproces meer olie

verbruiken. Het olieverbruik hangt ook

af van het motortoerental en de

belasting van de motor. Onder extreme

rijomstandigheden kan het olieverbruik

hoger zijn.

Motorolie verversen

OPMERKING Laat de motorolie door

het Fiat Servicenetwerk verversen.

MOTORKOELVLOEISTOF

192) 193) 194)

41) 42) 43) 44) 45) 46)

Bij koude motor moet het

koelvloeistofpeil in de radiateur tussen

de markeringen F (vol) en L (laag) op

het koelvloeistofreservoir fig. 146 staan.

Vul voldoende koelvloeistof aan het

koelvloeistofreservoir toe voor een

geschikte antivries en roestwerende

bescherming tot het peil op F (vol)

staat, als het peil bijna tot L (laag) is

gedaald of dit peil heeft bereikt.

145 07030403-121-001

146 07030501-121-001

172

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 175: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Draai de dop van het

koelvloeistofreservoir stevig vast nadat

de koelvloeistof te hebben bijgevuld.

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk als het

koelmiddelreservoir leeg is of regelmatig

koelvloeistof moet worden bijgevuld.

REM- /KOPPELINGVLOEISTOF

197)

47)

Het peil moet tussen MAX en MIN staan

fig. 147.

Doorgaans neemt het peil in het

reservoir af naarmate de afgelegde

afstand en de slijtage van de koppeling-

en remvoering toeneemt. Neem contact

op met het Fiat Servicenetwerk om het

koppeling-/remsysteem te laten

controleren als het peil erg laag is.

OPMERKING In versies met stuur

rechts is het reservoir aan de linkerzijde

van de motorruimte aangebracht.

KOPLAMP- ENRUITENSPROEIERVLOEISTOF

203)

Inspecteer het vloeistofpeil in het

ruitensproeierreservoir fig. 148; draai de

dop open en vul de vloeistof bij

wanneer dit nodig is.

REGELEENHEIDAUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK

5)

Het oliepeil van de versnellingsbak mag

uitsluitend gecontroleerd worden bij een

werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.

ACCU-ONDERHOUD

198) 199) 200) 201)

48)

6)

Hoe krijgt u het beste van uw accu:

houd de accu goed gemonteerd;

houd de bovenkant droog en

schoon;

houd de accuklemmen en de

aansluitingen schoon, stevig

aangedraaid en bedekt met een laagje

vaseline of vet;

spoel gelekte elektrolyt onmiddellijk

weg met een oplossing van water en

bicarbonaat;

koppel de accukabels los en laad de

accu elke zes weken op als het voertuig

lange tijd niet zal worden gebruikt.

Elektrolytpeil controleren

Door een laag elektrolytpeil zal de accu

snel ontladen raken.

Inspecteer het elektrolytpeil minstens

147 07030601-121-002

148 07030901-121-001

173

Page 176: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

een keer per week. Als het peil laag is,

draai de doppen los en laat het peil tot

tussen het bovenste en onderste

peilfig. 149 stijgen (1 = bovenste peil / 2

= onderste peil) door voldoende

gedestilleerd water toe te voegen. Vul

de accu niet te veel.

Beoordeel het soortgelijke gewicht van

de elektrolyt met een hydrometer. Doe

dit met name bij koud weer. Laad de

accu op als het soortgelijke gewicht

laag is.

Accu vervangen

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk om de accu te laten

vervangen.

BELANGRIJK

189) Rook nooit als u werkzaamheden in

de motorruimte verricht. Er kunnen

ontvlambare gassen en dampen aanwezig

zijn die brandgevaar opleveren.

190) Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren

van werkzaamheden in de motorruimte

wanneer de motor nog warm is: gevaar

voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de

koelventilator van de radiateur: de

elektrische ventilator kan inschakelen;

gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen

of andere loszittende kleding kunnen door

de bewegende onderdelen worden

meegetrokken.

191) Wacht voor het bijvullen van de

motorolie tot de motor is afgekoeld,

alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt

in het bijzonder voor voertuigen met een

aluminium vuldop (indien aanwezig).

BELANGRIJK: gevaar voor brandwonden!

192) Gebruik geen lucifers of open vuur in

de motorruimte. BIJ HETE MOTOR GEEN

KOELVLOEISTOF BIJVULLEN: een hete

motor is gevaarlijk. De onderdelen in de

motorruimte kunnen erg warm worden als

de motor heeft gelopen. Daardoor kunt u

brandwonden oplopen. Controleer de

motorkoelvloeistof in het reservoir

zorgvuldig, maar draai het reservoir niet

open.

193) Draai de dop van het koelsysteem niet

open wanneer de motor en de radiateur

warm zijn. Wanneer de motor en de

radiateur warm zijn kan hete koelvloeistof

en stoom onder druk naar buiten spuiten

en ernstig letsel veroorzaken.

194) Het koelsysteem staat onder druk.

Vervang indien nodig de dop alleen door

een origineel exemplaar om de werking van

het systeem niet negatief te beïnvloeden.

Draai bij warme motor de dop van het

reservoir niet los: gevaar voor

brandwonden.

195) Rijd nooit met een leeg

ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn

van fundamenteel belang voor een goed

zicht. Herhaaldelijke werking van het

systeem zonder vloeistof kan leiden tot

schade aan of snelle verslechtering van

sommige systeemcomponenten.

196) Sommige in de handel verkrijgbare

ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.

De motorruimte omvat warme onderdelen

die bij contact met de vloeistof brand

kunnen veroorzaken.

197) Remvloeistof is giftig en uiterst

corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof

gemorst wordt, moeten de betrokken delen

onmiddellijk worden gewassen met water

en neutrale zeep. Vervolgens met veel

water afspoelen. In geval van inslikken

onmiddellijk een arts raadplegen.

198) Accuvloeistof is giftig en corrosief.

Vermijd contact met huid en ogen. Houd

open vuur en vonkvormende apparaten uit

de buurt van de accu: brand- en

explosiegevaar.

199) Als de accu met onvoldoende

vloeistof werkt, kan dit de accu

onherstelbaar beschadigen en een explosie

veroorzaken.

200) Als de auto langdurig gestald moet

worden bij zeer lage temperaturen,

verwijder dan de accu en breng deze naar

een verwarmde plek, om bevriezing te

voorkomen.

149 07031202-ALL-001

174

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 177: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

201) Bij werkzaamheden aan de accu of in

de buurt van de accu, moeten de ogen

altijd met een speciale bril beschermd

worden.

202) Laat de remmen inspecteren als het

koppeling-/remvloeistofpeil laag is. Een

laag koppeling-/remvloeistofpeil is

gevaarlijk. Een laag koppeling-/

remvloeistofpeil kan duiden op slijtage van

de remvoering of een lek in het

remsysteem waardoor de remmen kunnen

haperen en een ongeval kan worden

veroorzaakt.

203) Vul het reservoir uitsluitend met

ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het

gebruik van antivries als

ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.

Wanneer antivries op de voorruit gespoten

wordt, zal de voorruit bevuild raken

waardoor uw zicht afneemt en een ongeval

kan worden veroorzaakt.

BELANGRIJK

39) Let erop dat de verschillende types

vloeistoffen tijdens het bijvullen niet

verwisseld worden: ze mogen absoluut niet

onderling gemengd worden! Bijvullen met

een ongeschikte vloeistof kan ernstige

schade aan het voertuig veroorzaken.

40) Het oliepeil mag nooit boven het

MAX-teken komen.

41) Vul geen olie bij met andere kenmerken

dan de olie waarmee de motor is gevuld.

42) Vul niet alleen water bij. Voeg altijd een

geschikt antivriesmiddel toe. Zie voor het

type koelvloeistof de tabel “Vloeistoffen en

smeermiddelen” in het hoofdstuk

“Technische specificaties”.

43) Gebruik uitsluitend zacht

(gedemineraliseerd) water in het

koelvloeistofmengsel. Mineraalhoudend

water zal de doeltreffendheid van de

koelvloeistof verlagen.

44) Gebruik geen koelvloeistoffen die

alcohol, methanol, boraat of silicaat

bevatten. Deze koelvloeistoffen kunnen

schade aan het koelsysteem veroorzaken.

45) Meng geen alcohol of methanol met de

koelvloeistof. Daardoor kan schade aan het

koelsysteem worden veroorzaakt.

46) Gebruik geen oplossing die meer dan

60% antivries bevat. Daardoor neemt de

doeltreffendheid af.

47) Vermijd dat remvloeistof, die uiterst

corrosief is, in contact komt met gelakte

zones. Spoel bij contact onmiddellijk af met

water.

48) Onjuiste installatie van elektrische en

elektronische accessoires kan ernstige

schade aan het voertuig veroorzaken. Als

na aanschaf van de auto-accessoires (bijv.

alarmsysteem, mobiele telefoon enz.)

gemonteerd moeten worden, neem dan

contact op met het Fiat Servicenetwerk,

dat de meest geschikte apparaten weet

aan te raden en vooral kan beoordelen of

een accu met een grotere capaciteit nodig

is.

BELANGRIJK

4) De gebruikte motorolie en oliefilters

bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het

milieu. Het wordt geadviseerd wordt naar

een werkplaats van het Fiat Servicenetwerk

te gaan om de olie en het oliefilter te laten

vervangen.

5) Gebruikte versnellingsbakolie bevat

stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.

Het wordt geadviseerd contact op te

nemen met het Fiat Servicenetwerk om de

vloeistof te laten vervangen.

6) Accu’s bevatten stoffen die zeer

gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor

het vervangen van de accu contact op met

het Fiat Servicenetwerk.

175

Page 178: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ACCU OPLADEN

204) 205)

PROCEDURE VOOR HETOPLADEN VAN DE ACCU

Ga als volgt te werk om de accu op te

laden:

verwijder de doppen voordat u de

accu oplaadt;

sluit de kabels van de acculader aan

op de accupolen; let daarbij op de

polariteit;

schakel de acculader in;

schakel na het opladen eerst de

acculader uit alvorens de accu los te

koppelen;

sluit de minklem weer aan op de

accu.

BELANGRIJK Schakel alle accessoires

uit en stop de motor, alvorens de accu

op te laden.

BELANGRIJK Controleer of de kabels

van de elektrische installatie correct zijn

aangesloten op de accu, d.w.z. de

pluskabel (+) op de plusklem en de

minkabel (-) op de minklem. De

accuklemmen zijn gemarkeerd met de

symbolen plus (+) en min (-), en zijn

weergegeven op het deksel van de

accu. De kabelklemmen moeten ook

corrosievrij zijn en stevig aan de

klemmen bevestigd worden. Als een

"snellader" wordt gebruikt terwijl de

accu in het voertuig is gemonteerd,

moeten eerst de beide kabels van de

accu losgemaakt worden alvorens de

acculader aan te sluiten. Gebruik geen

"snellader" voor de levering van

startspanning.

BELANGRIJK De procedure voor het

opladen van de accu is uitsluitend

bedoeld ter informatie. Geadviseerd

wordt contact op te nemen met het Fiat

Servicenetwerk om deze

werkzaamheden te laten uitvoeren.

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling

de accu langzaam en met een lage

stroomsterkte ongeveer 24 uur op te

laden. De accu langer opladen, kan de

accu beschadigen.

BELANGRIJK

204) Accuvloeistof is giftig en corrosief:

vermijd de aanraking met de huid en de

ogen. Het opladen van de accu moet

worden uitgevoerd in een goed

geventileerde ruimte, ver van open vuur en

mogelijke bronnen van vonken om brand-

en ontploffingsgevaar te vermijden.

205) Probeer nooit een bevroren accu op

te laden: ontdooi eerst de accu om

ontploffing ervan te voorkomen. Als de

accu bevroren is geweest, moet door

gespecialiseerd personeel gecontroleerd

worden of de cellen niet beschadigd zijn en

of de behuizing geen scheuren vertoont,

waardoor de giftige en corrosieve vloeistof

kan weglekken.

176

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 179: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

WIELEN EN BANDEN

VEILIGHEIDSINFORMATIE

206) 207) 208)

49) 50)

Controleer voor een lange reis en

ongeveer elke twee weken de spanning

van de banden en van het reservewiel,

indien aanwezig. Controleer de

bandenspanning wanneer de banden

koud zijn.

Het is normaal dat door het opwarmen

van de banden de spanning tijdens het

rijden toeneemt. Zie voor de correcte

bandenspanning de paragraaf “Wielen

en gegevens banden” in het hoofdstuk

“Technische gegevens”.

Banden moeten worden vervangen

wanneer de profieldiepte van het

loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.

EEN BAND VERVANGEN

209)

Als een band regelmatig verslijt zal een

slijtage-indicator fig. 150 in de vorm van

een doorgetrokken streep dwars op het

loopvlak verschijnen. Vervang de band

wanneer dit het geval is: 1: nieuw

loopvlak/2: versleten loopvlak (3 =

loopvlak slijtage-indicator).

Vervang de band voordat de streep

over het hele loopvlak loopt.

Nadat de banden op spanning zijn

gebracht, moet het

bandenspanningbewakingssysteem

geïnitialiseerd worden, zodat het

normaal kan werken. Raadpleeg de

paragraaf "Initialisatie

bandenspanningbewakingssysteem" in

het hoofdstuk "Veiligheid".

SNEEUWKETTINGEN

51)

De sneeuwkettingen mogen alleen op

de achterwielen gemonteerd worden.

Controleer de spanning van de

sneeuwkettingen na enkele tientallen

meters rijden.

BELANGRIJK Het gebruik van

sneeuwkettingen met banden met

niet-originele afmetingen kan het

voertuig beschadigen.

BELANGRIJK Het gebruik van

verschillende banden maten of -typen

(M+S, winter, enz.) op de voor- en

achterassen kan de bestuurbaarheid

van de auto benadelen, met het risico

van controleverlies over het voertuig en

bijgevolg ongevallen.

AANBEVELINGEN VOORDE VERWISSELING VANBANDEN

210)

Alle wielen worden daarbij op een

andere as gezet, indien mogelijk aan de

andere zijde van het voertuig.

BELANGRIJK De volgende

wisselmethodes mogen NIET worden

gebruikt met banden met

eenrichtingsloopvlak! Dit type banden

kan alleen aan dezelfde zijde van het

voertuig, d.w.z. van de vooras naar de

achteras en vice versa, worden

verwisseld.

BELANGRIJK Verwissel de banden

regelmatig. Een onregelmatige slijtage

van de banden is gevaarlijk. Verwissel

de banden elke 10.000 km of vaker als

onregelmatige slijtage ontstaat om de

slijtage van het loopvlak te vereffenen

en een goede hantering en goede

remprestaties te behouden.

150 07031403-ALL-001

177

Page 180: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK Aangezien uw voertuig

geen reservewiel heeft, kunt u de wielen

niet veilig verwisselen met de krik die

samen met uw voertuig geleverd wordt.

Neem contact op met het Fiat

Servicenetwerk voor de verwisseling

van de banden.

Nadat de banden op spanning zijn

gebracht, moet het

bandenspanningbewakingssysteem

geïnitialiseerd worden, zodat het

normaal kan werken. Raadpleeg de

paragraaf "Initialisatie

bandenspanningbewakingssysteem" in

het hoofdstuk "Veiligheid".

BELANGRIJK Verwissel banden met

eenrichtingsloopvlak en radiaalbanden

met een asymmetrisch loopvlak of

spijkers uitsluitend van voor naar achter

en niet van de ene naar de andere kant.

De prestaties van de band zullen

afnemen als de banden van de ene

naar de andere kant worden verwisseld.

Met differentieelblokkering(indien aanwezig)

Het volgende niet gebruiken:

banden met een andere maat dan is

gegeven;

banden met verschillende maten of

typen tegelijkertijd;

onvoldoende opgepompte banden.

Als deze aanwijzingen niet worden

nageleefd, zal de verwisseling van de

wielen rechts en links verschillen,

waardoor de differentieelblokkering

constant wordt belast. Hierdoor zal een

storing worden veroorzaakt.

BELANGRIJK

206) Als de banden van het

"eenrichtingstype" zijn, geen banden van

de rechterkant van het voertuig verwisselen

naar de linkerkant, en omgekeerd. Dit type

banden kan alleen aan dezelfde zijde van

het voertuig, d.w.z. van de vooras naar de

achteras en vice versa, worden verwisseld.

207) Rijden met geheel of gedeeltelijk

leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en

de band onherstelbaar beschadigen.

208) Gebruik altijd banden die in goede

staat verkeren. Rijden met versleten

banden is gevaarlijk. Door beperkt rem- en

stuurvermogen en geringere tractie kan

een ongeval worden veroorzaakt.

209) Vervang alle vier de banden

tegelijkertijd. Het vervangen van slechts

één band is gevaarlijk. Daardoor kan de

hantering van de band en het

remvermogen afnemen, waardoor de

controle over het voertuig verloren gaat.

FCA beveelt ten zeerste aan om alle vier de

banden tegelijkertijd te vervangen.

210) Gebruik altijd het formaat wielen dat

voor uw voertuig geschikt is. Het gebruik

van een wiel met een verkeerd formaat is

gevaarlijk. Daardoor kunnen het remmen

en de hantering worden benadeeld,

waardoor de controle over het voertuig en

een ongeval kunnen worden veroorzaakt.

BELANGRIJK

49) De wegligging hangt ook af van de

correcte bandenspanning.

50) Bij een te lage spanning wordt de band

te heet, hetgeen ernstige schade aan de

band kan veroorzaken.

51) Beperk uw snelheid wanneer er

sneeuwkettingen gemonteerd zijn;

overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd kuilen,

trottoirbanden en stoepen en rijd geen

lange stukken op sneeuwvrije wegen om

het voertuig en het wegdek niet te

beschadigen.

178

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 181: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CARROSSERIE

DE LAK BESCHERMEN

52) 53)

7)

Werk beschadigingen van de laklaag,

zoals krassen en schuurplekken,

onmiddellijk bij om roestvorming te

voorkomen.

Volg onderstaande aanwijzingen om het

voertuig correct te wassen:

verwijder de antenne wanneer het

voertuig gewassen wordt;

als voor het wassen van het voertuig

hogedrukreinigers worden gebruikt,

houd dan een afstand van minimaal

40 cm t.o.v. de carrosserie aan om

beschadiging of aantasting te

voorkomen. Stagnerend water kan op

lange termijn leiden tot schade aan het

voertuig;

maak de carrosserie, indien mogelijk,

eerst nat met een waterstraal onder

lage druk;

was de carrosserie met een zachte

spons met een lichte zeepoplossing en

spoel de spons regelmatig uit;

spoel goed af met schoon water en

droog met een luchtstraal of een

zeemleren lap.

Droog de minder zichtbare delen (bijv.

randen van portieren, motorkap,

koplampranden) zorgvuldig, aangezien

in deze zones water makkelijker kan

stagneren. Was het voertuig nooit als

het in de zon heeft gestaan of als de

motorkap nog warm is: de glans van de

lak kan afnemen.

De kunststof carrosseriedelen moeten

op dezelfde wijze als de rest van het

voertuig gewassen worden.

BELANGRIJK Parkeer de auto zo min

mogelijk onder bomen; de hars die uit

de bomen druppelt, maakt de lak mat

en vergroot de kans op roestvorming.

BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel

en zo goed mogelijk verwijderd worden,

omdat hierin bijzonder agressieve zuren

aanwezig zijn.

Lakschilfers

De lak gaat schilferen wanneer grof

zand dat door de banden van een

ander voertuig in de lucht geworpen

wordt op uw voertuig terechtkomt.

Een veilige afstand tussen u en het

voertuig voor u bewaren beperkt het

risico op lakschilfers die voor vliegend

grof zand worden veroorzaakt.

BELANGRIJK De zone van de

lakschilfers varieert afhankelijk van de

snelheid van het voertuig. Bij een

snelheid van 90 km/h, bijvoorbeeld, is

de schilferzone 50 m.

BELANGRIJK Bij lage temperaturen

wordt de lak van een voertuig harder.

Daardoor neemt het risico op

schilfervorming toe.

BELANGRIJK Door geschilferde lak kan

uw voertuig gaan roesten. Repareer de

lak als dit probleem zich voordoet met

de reparatielak van FCA en volgens de

aanwijzingen van dit deel. Als u de

getroffen zone niet repareert kan het

voertuig erg gaan roesten en zijn dure

reparaties nodig.

DE LAK ONDERHOUDEN

Wassen

Om de lak tegen roest en veroudering

te beschermen, dient u uw voertuig

minstens eenmaal per maand grondig

en regelmatig met lauwwarm of koud

water te wassen.

BELANGRIJK FCA is niet aansprakelijk

voor krassen die worden veroorzaakt

door automatische wasstraten of door

verkeerd wassen. Krassen zijn

duidelijker zichtbaar op voertuigen met

een donkere lak.

BELANGRIJK Houd handen en

krabbers buiten bereik van de voorruit

als de ruitenwisserhendel op AUTO is

geplaatst en het contact op ON is

179

Page 182: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

gedraaid, aangezien de vingers

beklemd kunnen raken of de

ruitenwissers en wisserbladen

beschadigd kunnen raken als de

ruitenwissers automatisch geactiveerd

worden. Verzeker u ervan dat de

ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld

(als de motor zal blijven lopen) wanneer

u de voorruit gaat wassen. Dit is met

name belangrijk wanneer ijs en sneeuw

moeten worden verwijderd.

BELANGRIJK Sproei geen water in de

motorruimte. Anders kunnen

problemen tijdens het starten van de

motor of schade aan de elektrische

delen worden veroorzaakt.

BELANGRIJK Wees voorzichtig en

oefen niet te veel druk uit op een

willekeurig deel van de motorkap

wanneer u het voertuig wast en waxt.

Anders kunnen deuken in het voertuig

ontstaan.

BELANGRIJK Maak geen gebruik van

automatische wasstraten en

wasinrichtingen die gebruik maken van

een hoge waterdruk.

BELANGRIJK Verzeker u ervan dat het

brandstofklepje gesloten is en

vergrendel de portieren. Ander kan het

brandstofklepje door de waterdruk

geforceerd geopend worden waardoor

schade aan het voertuig of het

brandstofklepje ontstaat.

BELANGRIJK Maak geen gebruik van

staalwol, schurende reinigingsmiddelen

of agressieve reinigingsmiddelen met

een hoog alkalinegehalte of bijtende

middelen op verchroomde of

geanodiseerde aluminium onderdelen.

Daardoor kan de beschermende laag

beschadigd worden. Bovendien kunnen

reinigingsmiddelen de lak verkleuren of

verouderen.

Spoel alle zeep zorgvuldig met

lauwwarm of koud water af. Laat de

zeep niet op de lak opdrogen.

211)

BELANGRIJK

211) Maak natte remmen droog door

langzaam te rijden, het gaspedaal los te

laten en de remmen diverse keren

voorzichtig in te drukken tot het

remvermogen weer normaal is. Rijden met

natte remmen is gevaarlijk. Door een

grotere remweg of de zijwaartse

verplaatsing van het voertuig tijdens het

remmen kan een ernstig ongeval worden

veroorzaakt. Door voorzichtig te remmen

kunt u vaststellen of de remmen zijn

aangetast.

BELANGRIJK

52) Om het aanzicht van de lak te

behouden, mogen er geen schuur- en/of

polijstmiddelen voor het reinigen van het

voertuig worden gebruikt.

53) Niet wassen met rollen en/of borstels in

autowasstraten. Was het voertuig

uitsluitend met de hand en gebruik

pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af

met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of

polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden

om het voertuig schoon te maken.

Vogelpoep moet zo snel en zo goed

mogelijk verwijderd worden, omdat hierin

bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.

Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig

onder bomen te parkeren; verwijder

plantaardige harsen onmiddellijk omdat

deze, als ze drogen, alleen verwijderd

kunnen worden met schuur- en/of

polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden

worden omdat ze de karakteristieke

matheid van de lak kunnen aantasten.

Gebruik geen onverdunde

ruitensproeiervloeistof om de voorruit en

achterruit te reinigen; verdun dit met

minstens 50% water. Gebruik alleen

onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer

de buitentemperaturen dit vereisen.

BELANGRIJK

7) Schoonmaakmiddelen veroorzaken

waterverontreiniging. Was het voertuig

daarom op een plaats waar het afvalwater

direct wordt opgevangen en gezuiverd.

180

ON

DE

RH

OU

DE

NZ

OR

G

Page 183: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

INTERIEUR

STOELEN EN STOFFENBEKLEDING

Onderhoud van de veiligheidsgordel

213) 214)

Maak de bevuilde stof schoon door het

af te deppen met een zachte doek

bevochtigd met een oplossing van

water en een neutraal reinigingsmiddel

(ongeveer 5%).

Verwijder het reinigingsmiddel met een

goed uitgewrongen doek bevochtigd

met schoon water.

Maak de veiligheidsgordels goed droog

en verzeker u ervan dat er geen vocht

op is achtergebleven alvorens de

veiligheidsgordels, die u voor de

reiniging uitgerold heeft, weer te laten

oprollen.

OPMERKING Maak vuile

veiligheidsgordels nauwgezet schoon.

Vies geworden veiligheidsgordels

kunnen later moeilijker worden

schoongemaakt. Bovendien is het

mogelijk dat ze daardoor minder goed

oprollen.

ONDERHOUD PLASTICONDERDELEN

54)

Onderhoud bovenkantinstrumentenpaneel

212)

Maak het bevuilde deel schoon met een

zachte doek bevochtigd met een

oplossing van water en een neutraal

reinigingsmiddel (ongeveer 5%).

Verwijder het reinigingsmiddel met een

goed uitgewrongen doek bevochtigd

met schoon water.

BELANGRIJK

212) Sproei geen water in de cabine van

het voertuig. Het is gevaarlijk om water in

de cabine van het voertuig te sproeien

aangezien elektrische apparaten, zoals de

autoradio en de schakelaars nat kunnen

worden, waardoor een storing of brand kan

worden veroorzaakt.

213) Laat een veiligheidsgordel door het

Fiat Servicenetwerk vervangen als deze

gerafeld of beschadigd is. Beschadigde

veiligheidsgordels kunnen niet op het

volledige vermogen werken, waardoor

ernstig letsel of overlijden kan worden

veroorzaakt.

214) Verwijder vuil met een neutraal

reinigingsmiddel van een veiligheidsgordel.

Wanneer organische oplosmiddelen voor

de reiniging van de veiligheidsgordels

worden gebruikt, kunnen de

veiligheidsgordel bevlekt raken of gebleekt

worden. In dit geval is het mogelijk dat ze

zwakker worden, waardoor ze niet op het

volledige vermogen kunnen werken.

Daardoor kan ernstig letsel of overlijden

worden veroorzaakt.

215) Gebruik nooit ontvlambare producten

zoals petroleum of wasbenzine voor het

reinigen van het interieur van de auto. De

elektrostatische lading die door het wrijven

tijdens het reinigen ontstaat, kan brand

veroorzaken.

216) Bewaar geen spuitbussen in de auto:

ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen

niet blootgesteld worden aan temperaturen

boven 50°C. Wanneer het voertuig in de

zon staat, kan de binnentemperatuur deze

waarde ruim overschrijden.

217) Er mogen geen voorwerpen op de

vloer onder de pedalen liggen; verzeker u

ervan dat de matten altijd vlak liggen en

geen contact met de pedalen maken.

BELANGRIJK

54) Gebruik nooit alcohol, benzine en

hiervan afgeleide producten om het

dashboard en het glas van het

instrumentenpaneel te reinigen.

181

Page 184: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

TECHNISCHE GEGEVENS

Alles dat u nuttig kunt vinden om te

begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt

en hoe het werkt is in dit hoofdstuk

vermeld en wordt toegelicht met

gegevens, tabellen en grafieken.

Voor de liefhebbers en de monteurs,

maar ook gewoon voor degenen die elk

detail van hun voertuig willen kennen.

IDENTIFICATIEGEGEVENS . . . . . .183

MOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . .184

BAND- EN WIELSPECIFICATIES . .185

GEWICHTEN . . . . . . . . . . . . . . .187

AFMETINGEN . . . . . . . . . . . . . .188

VLOEISTOFINHOUD . . . . . . . . . .189

VLOEISTOFFEN EN

SMEERMIDDELEN . . . . . . . . . . .190

PRESTATIES . . . . . . . . . . . . . . .193

BRANDSTOFVERBRUIK . . . . . . .194

CO -EMISSIE. . . . . . . . . . . . . . .195

RICHTLIJNEN VOOR DE

BEHANDELING VAN HET VOERTUIG

AAN HET EINDE VAN DE

LEVENSDUUR . . . . . . . . . . . . . .196

182

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 185: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

IDENTIFICATIEGEGEVENS

TYPEPLAATJE METIDENTIFICATIEGEGEVENS

Het typeplaatje met

identificatiegegevens is aan de

linkerzijde van de portierstijl

aangebracht fig. 151.

CHASSISNUMMER /VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER(Ierland / U.K.)

Chassisnummer: open het deksel

getoond op fig. 152 om het

chassisnummer te controleren.

Voertuigidentificatienummer fig. 153.

BANDENSPANNINGLABEL

Het bandenspanninglabel is voor

voertuigen met stuur links op de

linkerzijde van de portierstijl fig. 154 en

voor voertuigen met stuur rechts op de

rechterzijde van de portierstijl

aangebracht.

MOTORNUMMER

Het motornummerlabel is op de motor

aangebracht.

151 10010103-121-001

152 10010109-333-333

153 10010104-122-001

154 10010109-321-321

183

Page 186: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

MOTOR

218)

Versie 1.4 Turbo Multi Air 140HP

Cyclus Otto

Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn

Boring en slag zuigers (mm) 72,0 x 84,0

Cilinderinhoud (cm³) 1368

Compressieverhouding 9,8:1

Maximum vermogen (EEG) (kW) 103

Maximum vermogen (EEG) (pk) 140

overeenkomstig motortoerental (tpm) 5000

Maximumkoppel (EEG) (Nm) 240

Maximum koppel (EEG) (kgm) 24,5

overeenkomstig motortoerental (tpm) 2250

Bougies NGK SIKR9A7

Brandstof Loodvrije benzine 95 R.O.N. (EN 228-specificaties)

BELANGRIJK Gebruik geen staalborstel voor de reiniging van iridium doppen. Daardoor kan de fijnstof coating op de

iridiumlegering en platina dopjes beschadigd raken.

BELANGRIJK

218) Wijzigingen of reparaties aan het brandstoftoevoersysteem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met

de technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.

184

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 187: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BAND- ENWIELSPECIFICATIES

VELGEN EN BANDEN

219)

55)

OPMERKING De banden passen

uitstekend bij het chassis van uw

voertuig. FCA beveelt u aan om de

banden te vervangen door banden van

het originele type dat op uw voertuig

gemonteerd was wanneer u de banden

vervangt. Neem voor meer informatie

contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Controleer de bandenmaat en de

bandenspanning op het

bandenspanninglabel (zie de paragraaf

"Bandenspanning" in het hoofdstuk

"Onderhoud en zorg"). Nadat de

banden op spanning zijn gebracht,

moet het TPMS geïnitialiseerd worden,

zodat het systeem normaal kan werken

(zie "Initialisatie

bandenspanningsbewakingssysteem"

in het hoofdstuk "Veiligheid").

BELANGRIJK Als de gegevens in het

instructieboek afwijken van die van het

kentekenbewijs, dient men zich altijd

aan de gegevens van het

kentekenbewijs te houden. Voor de

rijveiligheid moeten alle wielen zijn

voorzien van banden van hetzelfde

merk en type.

BELANGRIJK Monteer geen

binnenbanden in tubeless banden.

STANDAARD VELGEN EN BANDEN

Velgen Normale band Winterband

6 1/2 J x 16 195/50 R16 84V (*) 195/50 R16 84 M+S (**)

7J x 17 205/45 R17 84W (*) 205/45 R17 84 M+S (***)

(*) 3-seizoenstype

(**) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V

(***) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V/84W

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND

Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de

bandenspanning nogmaals wanneer de banden koud zijn. In geval van winterbanden moet de aanbevolen bandenspanning

voor standaardbanden met +0,2 bar worden verhoogd.

Bandenmaat Voor Achter

195/50 R16 84V 2,0 2,0

205/45 R17 84W 2,0 2,0

185

Page 188: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

219) Als winterbanden met een lagere

snelheidscategorie dan die op het

kentekenbewijs is aangegeven worden

gebruikt, overschrijd dan niet de

maximumsnelheid die overeenkomt met de

snelheidscategorie van de gebruikte

banden.

BELANGRIJK

55) Beperk uw snelheid wanneer er

sneeuwkettingen gemonteerd zijn;

overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,

trottoirbanden en stoepen en rijd geen

lange stukken op sneeuwvrije wegen om

het voertuig en het wegdek niet te

beschadigen.

186

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 189: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

GEWICHTEN

Leeggewicht: 1050 kg

187

Page 190: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

AFMETINGEN

De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig met standaard bijgeleverde banden. De hoogte

heeft betrekking op een onbeladen auto.

INHOUD BAGAGERUIMTE: 140 liter

A B C D E F

4.055 (*) / 4.075 (**) 2.310 1.230 1.495 1.740 1.505

(*) Zonder kentekenplaathouder.

(**) Met kentekenplaathouder.

155 10000555-122-333

188

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 191: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VLOEISTOFINHOUD

Item Vulinhouden

Tankinhoud (liter) 45

Motorolie (zonder vervanging van het oliefilter) (liter) 3,2

Motorolie (met vervanging van het oliefilter) (liter) 3,8

Koelvloeistof (versie met handgeschakelde versnellingsbak) (liter) 7,2 (*) / 6,7 (**)

Koelvloeistof (versie met automatische versnellingsbak) (liter) 7,1 (*) / 6,5 (**)

Olie voor handgeschakelde versnellingsbak (liter) 2,1

Vloeistof voor automatische versnellingsbak (liter) 7,5

Olie voor achterdifferentieel (liter) 0,6

LSD-olie (liter) 0,6

Remolie (& koppelingolie) (liter) 0,55

(*) Versies met stuur links.

(**) Versies met stuur rechts.

189

Page 192: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN

56)

Het voertuig is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het Geprogrammeerd

Onderhoudsschema te kunnen voldoen.

Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de specificaties van brandstofverbruik en emissies. De

kwaliteit van het smeermiddel is cruciaal voor de werking en de levensduur van de motor.

Smeermiddel Kenmerken SpecificatieOriginele vloeistoffen

en smeermiddelenVerversingsinterval

MotorolieSAE 5W-40 ACEA C3 /

API SN

9.55535-S2 of

MS-12991

SELENIA K P.E.

Contractual Technical

Reference N° F603.C07

Volgens het

Geprogrammeerde

Onderhoudsschema

Motorkoelvloeistof

Roodgekleurd

beschermingsmiddel

met antivrieswerking, op

basis van geïnhibeerd

monoethyleenglycol met

organische formule.

Overtreft CUNA NC

956-16, ASTM D

3306 specificaties.

9.55523 of MS-90032

PARAFLU UP

Contractual Technical

Reference N° F101.M01

Gebruikspercentage

koelcircuit: 50% water

50% PARAFLU UP (*)

(*) Wanneer het voertuig onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt gebruikt, adviseren wij een mengsel van 60% PARAFLU UP en

40% gedemineraliseerd water.

190

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 193: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Smeermiddel Kenmerken SpecificatieOriginele vloeistoffen

en smeermiddelenVerversingsinterval

Smeermiddelen en

vetten voor

krachtoverbrengingen

SAE 75W-90 grade. API

GL4-specificatie9.55550-MZ11

TUTELA

TRANSMISSION

GEAR SYNTH LL

Contractual Technical

Reference N° F004.C16

Olie voor

handgeschakelde

versnellingsbak

JWS 3309, type T-IV. 9.55550-AV1

TUTELA

TRANSMISSION GI/V

Contractual Technical

Reference N° F333.I05

Olie automatische

versnellingsbak

Synthetische vloeistof

van lange levensduur,

SAE 80W-90 grade. API

GL5, ZF TE-ML

05C/12C/21C, GTC

LLP-008,

MIL-L-

2105 specificaties.

9.55550-DA14

TUTELA

TRANSMISSION

HYPOIDE LL

Contractual Technical

Reference N° F006.C16

Olie achteras met

sperdifferentieel

Remvloeistof en

koppelingvloeistof

Synthetische vloeistof

voor rem- en

koppelingssystemen.

Overtreft specificaties:

FMVSS nr. 116 DOT 4,

ISO 4925 SAE J1704.

9.55597 of MS-90039

TUTELA TOP 4/S

Contractual Technical

Reference N° F005.F15

Hydraulisch remsysteem

en hydraulische

koppelingsbediening

Vloeistof voor

ruitensproeiers

Mengsel van alcoholen

en oppervlakteactieve

stoffen. Overtreft CUNA

NC 956-11 specificaties.

9.55522 of MS-90043

TUTELA

PROFESSIONAL SC

35

Contractual Technical

Reference N° F201.D02

Verdund of onverdund

gebruiken voor

ruitenwissers/

ruitensproeiers

Als er geen smeermiddelen beschikbaar zijn die voldoen aan de vereiste specificatie, kunnen voor het bijvullen producten

gebruikt worden die voldoen aan de aangegeven minimale specificaties; in dat geval wordt de optimale prestatie van de motor

niet gegarandeerd.

191

Page 194: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJK

56) Het gebruik van producten met andere dan de hierboven aangegeven specificaties kan leiden tot beschadigingen aan de motor die niet

door de garantie worden gedekt.

192

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 195: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

PRESTATIES

Maximumsnelheid na de inrijperiode van het voertuig.

Versie km/h

1.4 Turbo Multi Air 140HP 215

193

Page 196: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BRANDSTOFVERBRUIK

Het brandstofverbruik dat in onderstaande tabel vermeld is, is bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in

overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.

BELANGRIJK Het type route, de verkeerssituatie, weersomstandigheden, rijstijl, algemene conditie van het voertuig,

uitrustingsniveau/accessoires, gebruik van de klimaatregeling, lading van het voertuig, imperiaal op het dak en andere situaties

die de aerodynamica kunnen beïnvloeden, leiden tot andere verbruikscijfers dan de hier vermelde cijfers. Het brandstofverbruik

wordt pas regelmatiger als de eerste 3000 km zijn gereden.

BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS GELDENDE EUROPESE RICHTLIJNEN (liter/100 km)

Versie Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd

1.4 Turbo Multi Air 140HP 8,5 5,1 6,4

194

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 197: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

CO2-EMISSIE

De CO 2-emissieniveaus in de volgende tabel hebben betrekking op het gecombineerde verbruik.

VersieCO 2-EMISSIES VOLGENS DE GELDENDE EUROPESE

RICHTLIJN (g/km)

1.4 Turbo Multi Air 140HP 148

195

Page 198: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AANHET EINDE VAN DE LEVENSDUUR(indien aanwezig)

Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en

de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in

overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen

aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder

extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de

laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.

Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u zich, als u een andere auto gaat

aanschaffen, tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze

bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte

auto’s met respect voor het milieu.

Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het

telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.

196

TE

CH

NIS

CH

EG

EG

EV

EN

S

Page 199: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

MULTIMEDIA

In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste

functies beschreven van de Radio 3”-

and Radio 7”-systemen die op het

voertuig gemonteerd kunnen zijn.

TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE

INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . .198

RADIO 3” . . . . . . . . . . . . . . . . .199

RADIO 7” . . . . . . . . . . . . . . . . .205

197

Page 200: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

TIPS, BEDIENING ENALGEMENEINFORMATIE

VERKEERSVEILIGHEID

220) 221)

Zorg ervoor dat u weet hoe de

verschillende systeemfuncties gebruikt

moeten worden voordat u gaat rijden.

Lees de gebruiksaanwijzingen van het

systeem zorgvuldig door voordat u gaat

rijden.

ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN

Tijdens het rijden veranderen de

ontvangstomstandigheden

voortdurend.

De ontvangst kan gestoord worden

door de aanwezigheid van bergen,

gebouwen of bruggen, vooral wanneer

u ver verwijderd bent van de zender.

BELANGRIJK Het volume kan

toenemen wanneer verkeersinformatie

of nieuws wordt ontvangen.

ONDERHOUD EN ZORG

57) 58)

Neem de volgende

voorzorgsmaatregelen in acht zodat het

systeem optimaal blijft werken:

het glas van het display mag niet in

contact komen met scherpe of harde

voorwerpen die het oppervlak ervan

kunnen beschadigen; gebruik een

zachte, droge anti-statische doek om

het schoon te maken en oefen hierbij

geen druk uit;

gebruik nooit alcohol, benzine en

afgeleide producten om het glas van

het display te reinigen;

voorkom dat vloeistoffen in het

systeem komen: dit kan het systeem op

onherstelbare wijze beschadigen.

BELANGRIJKEINFORMATIE

Kijk alleen naar het scherm wanneer dit

nodig en veilig is. Als u langere tijd naar

het scherm moet kijken, ga dan de weg

af en parkeer op een veilige plek, zodat

u niet tijdens het rijden wordt afgeleid.

Stop onmiddellijk met het gebruik van

het systeem in geval van een storing.

Anders kan het systeem beschadigd

raken.

Neem zo snel mogelijk contact op met

het Fiat Servicenetwerk om het systeem

te laten repareren.

BELANGRIJK

220) Volg de onderstaande

veiligheidsvoorschriften, want anders

kunnen de inzittenden ernstig gewond

raken of kan het systeem beschadigd

raken.

221) Als het volume te hoog staat, kan dat

gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat

omgevingsgeluiden (bijv. claxons,

ambulances, politievoertuigen enz.) nog

hoorbaar zijn.

BELANGRIJK

57) Maak het glas van het voorpaneel en

display alleen schoon met een zachte,

schone, droge, anti-statische doek.

Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het

oppervlak beschadigen. Gebruik nooit

alcohol, benzine en afgeleide producten.

58) Gebruik het display niet als basis voorsteunen met zuignappen of kleefmiddelen

voor externe navigatiesystemen,

smartphones of dergelijke apparaten.

198

MU

LTIM

ED

IA

Page 201: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

RADIO 3”

VOORPANEEL

156 06020300-121-001

199

Page 202: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BEDIENINGSTOETSENOP STUURWIEL

De bedieningen van het belangrijkste

systeemfuncties zijn op het stuurwiel

aangebracht fig. 157 (versies zonder

Bluetooth®-handsfree) enfig. 158 (versies met Bluetooth®-handsfree) om de bediening tevereenvoudigen.

VOLUMEKNOPPEN

Druk de volumeknop + omhoog om het

volume te verhogen. Druk de

volumeknop – omlaag om het volume

te verlagen.

ZOEKEN-KNOP

MW/LW/FM-radio

Druk op de zoeken-knop / .

De radio schakelt over naar de

volgende/vorige opgeslagen zender in

de volgorde waarin de zenders zijn

opgeslagen.

Houd de zoeken-knop /

ingedrukt om naar alle bruikbare

zenders op een hogere of lagere

frequentie te zoeken, ongeacht of ze

wel of niet zijn opgeslagen.

De radiozenders die eerder in het

automatische geheugen zijn

opgeslagen, kunnen met een druk op

de zoeken-knop / worden

opgeroepen tijdens het uitzenden van

een radiozender die in het automatische

geheugen is opgeslagen.

De radiozenders kunnen bij elke druk

op de knop / opgeroepen

worden in de volgorde waarin ze zijn

opgeslagen.

USB Audio / Bluetooth® Audio

Druk op de zoeken-knop om naar

het begin van het volgende nummer te

springen. Druk binnen een aantal

seconden nadat het afspelen is gestart

op de zoeken-knop om naar het

begin van het vorige nummer te

springen.

Druk nadat aantal seconden is

verstreken op de zoeken-knop

om naar het begin van het actuele

nummer te springen.

MUTE-KNOP

Druk één keer op de mute-knop om

het geluid te dempen. Druk nog een

keer op de knop om de

geluidsweergave te hervatten.

De mute-functie wordt geannuleerd

wanneer het contact uitgeschakeld

wordt terwijl het geluid gedempt wordt.

Het geluid wordt dus niet langer

gedempt wanneer de motor weer

gestart wordt. Druk op de mute-knop

om de geluidsdemping weer in te

schakelen.

AAN-UIT /VOLUMEKNOPPEN

AAN / UIT

Schakel het contact naar ACC of ON.

Schakel het audiosysteem in door op

de aan-uit/volumeknop te drukken.

Schakel het audiosysteem uit door

weer op de aan-uit/volumeknop te

drukken.

157 0620500-122-001

158 0620500-121-001

200

MU

LTIM

ED

IA

Page 203: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Volumeregeling

Draai aan de aan-uit/volumeknop.

Verhoog het volume door de

aan-uit/volumeknop rechtsom te

draaien; verlaag het volume door de

knop linksom te draaien.

Audio afstellen

Selecteer de functie door op de

MENU-knop te drukken. De

geselecteerde functie wordt

weergegeven.

Draai aan de audioregelknop om de

volgende functies in te stellen:

AF (Alternatieve frequentie);

REG (Regionaal programma);

ALC (Automatische volumeregeling);

BASS (Lage tonen);

TREB (Hoge tonen);

FADE (Volumebalans voor/achter);

BAL (Volumebalans links/rechts);

BEEP (Geluid werking audio);

12Hr < > 24Hr (tijdweergave

12 uur/24 uur).

KLOK

De tijd instellen

Wanneer het contact op ACC of ON

gedraaid wordt kan de klok op een

willekeurige tijd worden ingesteld.

Stel de tijd in door ongeveer

2 seconden lang op de klokknop FM/

AM te drukken tot u een pieptoon

hoort. De actuele tijd van de klok zal

knipperen.

Instelling van de tijd

Stel de tijd in door op de

uren/minuten-knop / te

drukken terwijl de actuele tijd van de

klok knippert.

De uren verspringen terwijl de urenknop

wordt ingedrukt. De minuten

verspringen terwijl de minutenknop

wordt ingedrukt.

Start de klok door weer op de klokknop

FM/ AM te drukken.

DE RADIO AANZETTEN

Radio AAN: zet de radio aan door op

de FM/AM-bandkeuzeknop te drukken.

Bandselectie: druk op de FM/

AM-bandkeuzeknop om als volgt van

de ene naar de andere band over te

schakelen: M1–FM2–MW/LW

Handmatig afstemmen: kies de

zender door de knop / licht

in te drukken.

Zoeken: druk op de knop /

. Het zoeken wordt gestopt zodra

een zender is gevonden.

Scannen: houd de MEDIA-scanknop

ingedrukt om automatisch naar zenders

met en sterk signaal te zoeken. Het

scannen wordt bij elke zender ongeveer

5 seconden lang onderbroken.

Blokkeer een station door de

MEDIA-scanknop tijdens dit interval

ingedrukt te houden.

Vooraf ingesteld kanaal afstemmen

De 6 vooraf ingestelde kanalen kunnen

gebruikt worden om 6 MW/LW- en

12 FM-zenders op te slaan.

Stel het eerste kanaal in door

MW/LW, FM1, of FM2 te selecteren.

Stem af op de gewenste zender.

Druk ongeveer 2 seconden lang op

een kanaalknop tot u een pieptoon

hoort. Het nummer van het kanaal of de

frequentie van de radiozender zal

worden weergegeven. De zender is nu

in het geheugen opgeslagen.

Herhaal deze handeling voor de

andere zenders die u wilt opslaan.

Schakel een zender in het geheugen in

door MW/LW, FM1, of FM2 te

selecteren en druk vervolgens op de

desbetreffende kanaalknop. De

frequentie van de zender of het

kanaalnummer wordt weergegeven.

AUX / USB / iPod

Aux-aansluiting / USB-poort

Door een in de handel verkrijgbare

draagbaar audioapparaat op de

AUX-aansluiting aan te sluiten kan de

audio via de luidsprekers van het

voertuig worden weergegeven.

Daarvoor is een in de handel

201

Page 204: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

verkrijgbare stereo minikabel zonder

impedantie (3,5 Ø) nodig. Bovendien

kan het audiosysteem van het voertuig

audio weergeven door een

USB-apparaat of een iPod op de

USB-poort aan te sluiten.

De AUX-modus gebruiken

Schakel het contact op ACC of ON,

schakel het audiosysteem in door op de

aan-uit/volumeknop te drukken.

Schakel over naar de AUX-modus door

op de MEDIA-knop van het

audiosysteem te drukken.

De USB-modus gebruiken

Dit systeem ondersteunt geen USB

3.0-apparaat. Afhankelijk van het model

of de versie van het besturingssysteem

is het bovendien mogelijk dat andere

apparaten niet worden ondersteund.

Afspelen

Schakel het contact op ACC of ON,

schakel het audiosysteem in door op de

aan-uit/volumeknop te drukken.

Schakel over naar de USB-modus door

op de MEDIA-knop van het

audiosysteem te drukken en start het

afspelen.

Track zoeken

Druk op de knop track omhoog

om naar het begin van het

volgende nummer te springen.

Druk binnen een aantal seconden nadat

het afspelen is gestart op de knop track

omlaag om naar het begin van

het vorige nummer te springen.

Druk nadat aantal seconden is

verstreken op de knop track omlaag

om naar het begin van het actuele

nummer te springen.

De iPod-modus gebruiken

Afhankelijk van het model of de versie

van het besturingssysteem is het

mogelijk dat een iPod niet worden

ondersteund. In dit geval wordt een

foutmelding weergegeven.

OPMERKING De iPod-functies werken

niet wanneer de iPod op het systeem is

aangesloten aangezien in dit geval het

systeem de functies van de iPod regelt.

Track zoeken

Druk op de knop track omhoog

om naar het begin van het

volgende nummer te springen.

Druk binnen een aantal seconden nadat

het afspelen is gestart op de knop track

omlaag (afhankelijk van de

softwareversie van de iPod) om naar

het begin van het vorige nummer te

springen.

Druk nadat aantal seconden is

verstreken op de knop track omlaag

(afhankelijk van de softwareversie

van de iPod) om naar het begin van het

actuele nummer te springen.

Categorie zoeken: druk op de knop

categorie omlaag 5 om de vorige

categorie te kiezen; druk op de knop

categorie omhoog 6 om de volgende

categorie te kiezen. De categorieën zijn:

Afspeellijst, Artiest, Album, Nummer,

Podcast, Genre, Componist en

Luisterboek.

Lijst zoeken: druk op de knop lijst

omlaag om de vorige lijst te kiezen;

druk op de knop lijst omhoog om de

volgende lijst te kiezen. In het geval van

de categorie Nummer of Luisterboek

wordt geen lijst weergegeven.

Bluetooth® HANDSFREE

Apparaat koppelen

Om Bluetooth®-audio en dehandsfree te kunnen gebruiken moet deBluetooth®-apparatuur aan de handvan de volgende procedure met hetsysteem gekoppeld worden. In totaalkunnen zeven apparaten, inclusiefBluetooth®-audio-apparaten enhandsfree mobiele telefoons wordengekoppeld.

OPMERKING Het is mogelijk dat het

Bluetooth®-systeem 1 of 2 minutenlang niet werkt nadat het contact naarACC of ON is gedraaid. Dit betekentniet dat er een probleem aanwezig is.Als het Bluetooth®-systeem nietautomatisch ingeschakeld wordt nadat

202

MU

LTIM

ED

IA

Page 205: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

1 of 2 minuten verstreken zijn, verzekeru ervan dat de Bluetooth®-instellingop het apparaat in orde is en probeerhet Bluetooth®-apparaat weer vanafhet voertuig aan te sluiten.

Koppelcode instellen

De 4-cijferige koppelcode voor de

registratie van uw mobiele telefoon

(koppelen) kan vooraf worden ingesteld.

De originele instelling is "0000".

Ga als volgt te werk:

druk kort op de antwoord- of

spreekknop;

Zeg: [Pieptoon] "Setup [set-up]"

Prompt: "Select one of the following

[selecteer één van de volgende opties]:

Pairing options, confirmation prompts,

language, passcode, select phone or

select music player [koppelopties,

bevestigingsprompts, taal,

wachtwoord, selecteer telefoon of

selecteer muziekspeler]."

Zeg: [Pieptoon] "Pairing options

[koppelopties]"

Prompt: "Select one of the following

[selecteer één van de volgende opties]:

Pair, Edit, Delete, List, or Set Pairing

Code [koppelen, bewerken, wissen, lijst

of koppelcode instellen]."

Zeg: [Pieptoon] "Set pairing code

[stel koppelcode in]"

Prompt: "Your current pairing code

is XXXX [uw huidige koppelcode is

XXXX]. Do you want to change it to a

different pairing code [wilt u dit in een

andere koppelcode wijzigen]?"

Zeg: [Pieptoon] "Yes [ja]"

Prompt: “Please say a 4-digit pairing

code [zeg a.u.b. een 4-cijferige

koppelcode]."

Zeg: [Pieptoon] "YYYY"

Prompt: "YYYY is this correct [YYYY

is dit juist?]"

Zeg: [Pieptoon] "Yes [ja]" of "No

[nee]". Indien "Yes [ja]" ga door naar de

volgende stap. Indien "No [nee]" keert

de procedure terug naar stap 9

Prompt: "Your new pairing code is

YYYY [uw nieuwe koppelcode is XXXX].

Use this pairing code when pairing

devices to the Hands free system

[gebruik deze koppelcode wanneer u

apparaten met het handsfree-systeem

koppelt]. Do you want to pair a device

now [wilt u nu een apparaat

koppelen?]"

Zeg: [Pieptoon] "Yes [ja]" of "No

[nee]". Indien "Yes [ja]" zal het systeem

naar de apparaten registratiemodus

overschakelen. Indien "No [nee]" keert

de procedure terug naar stand-by.

Apparaat koppelen

Ga als volgt te werk:

schakel de Bluetooth®-applicatievan het apparaat in;

druk kort op de antwoord- of

spreekknop;

Zeg: [Pieptoon] "Setup [set-up]"

Prompt: "Select one of the following

[selecteer één van de volgende opties]:

Pairing options, confirmation prompts,

language, passcode, select phone or

select music player [koppelopties,

bevestigingsprompts, taal,

wachtwoord, selecteer telefoon of

selecteer muziekspeler]."

Zeg: [Pieptoon] "Pairing options

[koppelopties]"

Prompt: "Select one of the following

[selecteer één van de volgende opties]:

Pair, Edit, Delete, List, or Set Pairing

Code [koppelen, bewerken, wissen, lijst

of koppelcode instellen]."

Zeg: [Pieptoon] "Pair [koppelen]"

Prompt: "Start the pairing process

on your Bluetooth® device [start hetkoppelproces op uw Bluetooth®-apparaat]. Your pairing code is 0000(XXXX) [uw koppelcode is 0000 (XXXX)].Input this on your Bluetooth® devicewhen prompted on the device [voerdeze code op uw Bluetooth®-apparaat in wanneer daarom wordtgevraagd]. See device manual forinstructions [raadpleeg het handboekvoor aanwijzingen]."

zoek met uw apparaat naar het

Bluetooth®-apparaat (randapparaat)selecteer "124 Spider" in de lijst met

apparaten die door uw apparaat

gevonden zijn en voer de 4-cijferige

koppelcode op het apparaat in;

203

Page 206: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Prompt: "Please say the name of

the device after the beep [zeg a.u.b. de

naam van het apparaat na de

pieptoon]."

Zeg: [Pieptoon] "XXXX - - -” (zeg een

"apparaatnaam", d.w.z. een arbitraire

naam van het apparaat). Bijvoorbeeld:

"Apparaat van Stan."

Prompt: "XXXXXX - - - (Bijv. "Stan's

device [apparaat van Stan]")

(apparaatnaam). Is this correct [is dit

juist]?"

Zeg: [Pieptoon] "Yes [ja]"

Prompt: "Pairing complete

[koppelen voltooid]"

Het systeem herkent het apparaat

automatisch nadat een apparaat

geregistreerd is.

OPMERKING Zeg binnen 10 seconden

een "apparaatnaam". Als meer dan

twee apparaten gekoppeld zullen

worden, kunnen ze niet met dezelfde of

een soortgelijke "apparaatnaam"

worden gekoppeld.

204

MU

LTIM

ED

IA

Page 207: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

RADIO 7”

BEDIENINGSTOETSENOP STUURWIEL

De bedieningstoetsen voor de

belangrijkste functies van het systeem

bevinden zich op het stuurwiel

fig. 159 om het systeem gemakkelijker

te kunnen bedienen.

VOLUMEKNOPPEN

Druk de volumeknop + omhoog om het

volume te verhogen. Druk de

volumeknop – omlaag om het volume

te verlagen.

ZOEKEN-KNOP

AM/FM-radio

Druk op de zoeken-knop / .

De radio schakelt over naar de

volgende/vorige opgeslagen zender in

de volgorde waarin de zenders zijn

opgeslagen.

Houd de zoeken-knop /

ingedrukt om naar alle bruikbare

zenders op een hogere of lagere

frequentie te zoeken, ongeacht of ze

wel of niet zijn opgeslagen.

De radiozenders die eerder in de

favoriete radio zijn opgeslagen, kunnen

met een druk op de zoeken-knop

/ worden opgeroepen

tijdens het uitzenden van een

radiozender die in de favoriete radio is

opgeslagen.

De radiozenders kunnen bij elke druk

op de knop / opgeroepen

worden in de volgorde waarin ze zijn

opgeslagen.

DAB-radio(indien aanwezig)

Druk tijdens het luisteren naar een

DAB-radio op de zoeken-knop /

om een zender op te roepen die

eerder in de lijst met favorieten was

opgeslagen.

Houd de zoeken-knop ingedrukt

om naar de volgende zender te

springen; druk op om naar de

vorige zender terug te keren.

USB Audio / Bluetooth® Audio

Druk op de zoeken-knop om naar

het begin van het volgende nummer te

springen.

Druk binnen een aantal seconden nadat

het afspelen is gestart op de

zoeken-knop om naar het begin

van het vorige nummer te springen.

Druk nadat aantal seconden is

verstreken op de zoeken-knop

om naar het begin van het actuele

nummer te springen.

MUTE-KNOP

Druk één keer op de mute-knop om

het geluid te dempen. Druk nog een

keer op de knop om de

geluidsweergave te hervatten.

De mute-functie wordt geannuleerd

wanneer het contact uitgeschakeld

wordt terwijl het geluid gedempt wordt.

Het geluid wordt dus niet langer

gedempt wanneer de motor weer

gestart wordt. Druk op de mute-knop

om de geluidsdemping weer in te

schakelen.

AUTORADIO

Gebruik van debedieningsschakelaar

OPMERKING Om veiligheidsredenen

zijn bepaalde functies tijdens het rijden

van het voertuig gedeactiveerd.

159 0620500-121-001

205

Page 208: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

De volgende handelingen zijn mogelijk

door op de schakelaars rondom de

bedieningsknop te drukken fig. 160:

geeft het startscherm weer.

geeft het scherm "Entertainment"

weer.

NAV geeft het scherm "Navigatie" weer

(uitsluitend op voertuigen uitgerust

met een navigatiesysteem). Als de

SD-kaart van het navigatiesysteem

niet is ingevoerd, zal het kompas

dat de richting waarin het voertuig

rijdt aanduidt worden

weergegeven.

geeft het scherm "Favorieten"

weer. Lang ingedrukt houden

om bepaalde items in

"Favorieten" op te slaan (de

radio, het telefoonboek en de

bestemming van het

navigatiesysteem kunnen

geprogrammeerd worden).

voert terug naar het vorige

scherm.

Gebruik van de volumeknop

Druk op de VOL-knop om de MUTE in

en uit te schakelen.

Regel het volume door aan de

volumeknop te draaien. Door de

volumeknop rechtsom te draaien neemt

het volume toe; door de volumeknop

linksom te draaien neemt het volume af.

Selectie van iconen op hetbeeldscherm

Kantel of draai aan de bedieningsknop

en verplaats de cursor naar de

gewenste icoon. Druk op de

bedieningsknop en selecteer de icoon.

OPMERKING Voor bepaalde functies is

het ook mogelijk om de bedieningsknop

lang ingedrukt te houden.

Gebruik van het touchscreen

Aanraken en aantippen: raak of tip

het item op het beeldscherm aan. De

handeling wordt gestart en het

volgende item wordt weergegeven.

Schuiven: raak het in te stellen item

aan door een schuifbalk weer te geven.

Raak de schuifbalk met uw vinger aan

en verplaats de schuifbalk tot het

gewenste niveau is bereikt.

Vegen: raak het beeldscherm met uw

vinger aan en beweeg uw vinger

omhoog of omlaag. De items die niet

weergegeven werden, kunnen nu

weergegeven worden.

BELANGRIJK Druk niet te hard of met

een scherp en puntig voorwerp op het

beeldscherm. Anders kan het

beeldscherm beschadigd raken.

OPMERKING Om veiligheidsredenen is

het gebruik van het touchscreen tijdens

het rijden van het voertuig

gedeactiveerd.

AUDIO AFSTELLEN

Selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Instellingen" weer te geven.

Selecteer Geluid om het item dat u wilt

wijzigen te selecteren:

Bas (Lage tonen): + Verhoging lage

tonen /– Verlaging lage tonen;

Treble (Hoge tonen): + Verhoging

hoge tonen /– Verlaging hoge tonen;

Fade (Volumebalans voor/achter):

Voor (verbetering volumebalans

160 06020400-122-002

206

MU

LTIM

ED

IA

Page 209: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

luidspreker voor)/Achter (verbetering

volumebalans luidspreker achter);

Balans (Volumebalans links/rechts):

Links (verbetering volumebalans

luidspreker links)/Achter (verbetering

volumebalans luidspreker rechts);

ALC (Automatische volumeregeling)

(standaardaudio): Uit-Regeling op zeven

niveaus;

Bose® AudioPilot (Automatischevolumeregeling) (Bose®-geluidssignaal, indien aanwezig):Aan/Uit;Pieptoon (Geluid werking audio):

Aan/Uit.

STARTSCHERM

De iconen die op het startscherm

weergegeven worden zijn:

Applicaties: informatie zoals

het gemiddelde

brandstofverbruik, onderhoud

en waarschuwingen kunnen

geverifieerd worden. Het

beeldscherm kan variëren

afhankelijk van de versie en de

specificatie.

Entertainment: bedient de

audio, zoals de radio. De laatst

gebruikte geluidsbron wordt

weergegeven. Een geluidsbron

die op dat moment niet gebruikt

kan worden, wordt

overgeslagen en de vorige

geluidsbron zal worden

weergegeven. Wijzig de

geluidsbron door de icoon die

onderaan op het scherm wordt

weergegeven te selecteren.

Communicatie: Aan

Bluetooth®-verbonden functieszijn beschikbaar.

Navigatie: Het navigatiescherm

(waar voorzien) wordt

weergegeven. Als de SD-kaart

van het navigatiesysteem niet is

ingevoerd, zal het kompas dat

de richting waarin het voertuig

rijdt aanduidt worden

weergegeven. Het kan zijn dat

het kompas niet de juiste

richting aangeeft wanneer het

voertuig stil staat of langzaam

rijdt.

Instellingen: het menu met de

algemene instellingen (zoals

display, geluid, Bluetooth® entaal). Het beeldscherm kanvariëren afhankelijk van de versieen de specificatie.

DE RADIO AANZETTEN

Selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Entertainment" weer te geven.

Wanneer u de gewenste radio kiest

worden de volgende iconen onderaan

op het beeldscherm weergegeven:

geeft het menu “Entertainment”

weer. Gebruik dit menu om naar

een andere geluidsbron over te

schakelen;

geeft de lijst weer van

RDS-radiozenders (alleen FM) die

ontvangen kunnen worden;

geeft de zenderlijst (alleen AM)

weer. Selecteer "Zenderlijst

bijwerken" om de frequenties

van maximaal tien zenders in de

automatisch ingesteld lijst weer

te geven. Selecteer de gewenste

frequentie.

geeft de Favorietenlijst weer.

Lang ingedrukt houden om de

radiozender waar nu naar

geluisterd wordt op te slaan.

u kunt zoeken naar de

radiozenders die ontvangen

kunnen worden. Het scannen

wordt bij elke zender vijf

seconden lang onderbroken.

Opnieuw selecteren om de

radiozender te blijven ontvangen.

207

Page 210: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

u kunt de radiofrequentie met de

hand wijzigen. Draai aan de

bedieningsknop, schuif over het

scherm of raak de radiofrequentie

aan. Wijzig de radiofrequentie stap

voor stap door op of te

drukken. De radiofrequentie wijzigt

continu als lang op of

gedrukt wordt. De

radiofrequentie wijzigt niet langer

als u uw hand van de icoon of de

bedieningsknop haalt.

schakelt de TA-modus in en uit./ Automatische keuze

radiozender. De

radiofrequentie wijzigt

continu als er lang op

gedrukt wordt. De

radiofrequentie wijzigt niet

langer als u uw hand van de

icoon of de bedieningsknop

haalt.

Geeft het scherm met de

FM-instellingen (alleen FM) weer.

Aan/Uit, Alternatieve frequentie en

Region lock kunnen worden

ingesteld.

Geeft de geluidsinstellingen weer

zodat het kwaliteitsniveau van het

geluid kan worden ingesteld.

OPMERKING Wanneer de icoon

of geselecteerd wordt terwijl

FM geselecteerd is, wordt elk

programma geselecteerd.

Digital Audio Broadcasting (DAB)Radio(indien aanwezig)

Selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Entertainment" weer te geven.

Selecteer DAB, de volgende

pictogrammen worden onderaan op het

scherm weergegeven:

Geeft het menu “Entertainment”

weer. Wordt gebruikt om naar

een andere audiobron over te

schakelen.

Geeft de zenderlijst weer

(ensemble en zender). Selecteer

“Updatelijst” om de zenderlijst bij

te werken. Selecteer “Selecteer

Ensemble” om het ensemble te

selecteren dat u wilt weergeven.

Geeft de lijst favorieten weer.

Druk op dit pictogram en houd

het ingedrukt om de huidige

afgestemde zender in de lijst

favorieten op te slaan.

Zoekt uw gewenste zender in de

zenderlijst. Stemt 10 seconden

lang op iedere zender in de

zenderlijst af. Selecteer deze

optie nog een keer als op uw

gewenste zender is afgestemd.

Als de zenderlijst niet

beschikbaar is, wordt er

overgeschakeld naar het

updatescherm van de zenderlijst.

Voer een update van de

zenderlijst uit.

Schakelt de TA-modus in en uit./ Keert terug naar het vorige

station/gaat door naar het

volgende station. Druk op

dit pictogram en houd deze

ingedrukt om terug te keren

naar de bovenste zender in

het vorige/volgende

ensemble.

Geeft het instellingenscherm van

DAB-radio weer.

Geeft de geluidsinstellingen weer

zodat het kwaliteitsniveau van het

geluid kan worden ingesteld.

INSTELLINGEN

OPMERKING: Het beeldscherm kan

variëren afhankelijk van de versie en de

specificatie.

Selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

208

MU

LTIM

ED

IA

Page 211: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

"Instellingen" weer te geven. Druk op

de tab en selecteer het item dat u wilt

wijzigen.

U kunt de instellingen in het

configuratiescherm als volgt

aanpassen:

"Display": raadpleeg de paragraaf

"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de

bijlage FIAT Connect 7.0;

"Geluid": raadpleeg de paragraaf

"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de

bijlage FIAT Connect 7.0;

"Klok": "Tijd aanpassen", "GPS

Sync", "Tijdformat", "Tijd zone

geselecteerd", "Zomertijd";

“Voertuig”: Regensensor

ruitenwisser/Deurvergrendeling/Andere;

“Apparat.”: selecteer Bluetooth®of "Network Management";“Systeem”: "Tooltips", "Taal",

"Temperatuur", "Afstand",

"Muziekdatabase updaten",

"Fabrieksreset", "Systeem informatie

(overeenkomsten en rechten)",

"Systeem informatie (Versie-informatie)"

AUX / USB / iPod

Door een in de handel verkrijgbare

draagbaar audioapparaat op de

AUX-aansluiting aan te sluiten kan de

audio via de luidsprekers van het

voertuig worden weergegeven.

Daarvoor is een in de handel

verkrijgbare stereo minikabel zonder

impedantie (3,5 Ø) nodig.

Bovendien kan het audiosysteem van

het voertuig audio weergeven door een

iPod of USB-apparaat op de

USB-poort fig. 161 ( 1 = USB-poorten/

2 = hulpaansluiting) aan te sluiten.

Aansluiten op de USB-poort /AUX-aansluiting

Een apparaat aansluiten: verwijder

het klepje als de AUX-aansluiting of de

USB-poort door een klepje wordt

afgesloten. Sluit de connector van het

apparaat aan op de USB-poort.

Aansluiten met een

verbindingskabel: verwijder het klepje

als de AUX-aansluiting of de USB-poort

door een klepje wordt afgesloten. Sluit

de stekker van het apparaat/de

verbindingskabel aan op de

AUX-aansluiting/USB-poort

De AUX-modus gebruiken

Selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Entertainment" weer te geven. Schakel

over naar de AUX-modus door AUX te

selecteren.

Gegevens die afgespeeld kunnen

worden: MP3/WMA/AAC/OGG-

bestand.

OPMERKING De AUX-modus wordt

niet ingeschakeld als geen apparaat op

de AUX-aansluiting is aangesloten.

OPMERKING Regel het geluidsvolume

op het draagbare audio-apparaat, met

de bedieningsschakelaar of met de

audioregelschakelaar. Het geluid kan

ook worden geregeld met behulp van

de volume-instelling van het

audio-apparaat.

OPMERKING Het is mogelijk dat u

geluid hoort wanneer de stekker uit de

AUX-aansluiting wordt gehaald terwijl

de AUX-modus is ingeschakeld.

OPMERKING Dit systeem ondersteunt

geen USB 3.0-apparaat. Afhankelijk van

het model of de versie van het

besturingssysteem is het bovendien

mogelijk dat andere apparaten niet

worden ondersteund. USB-apparaten

met een FAT32-formattering worden

ondersteund (USB-apparaten met een

andere formattering, zoals NTFS,

worden niet ondersteund).

161 06020700-122-001

209

Page 212: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Bluetooth® HANDSFREE

Koppelen van het apparaat

Om Bluetooth®-audio en dehandsfree te kunnen gebruiken moet deBluetooth®-apparatuur aan de handvan de volgende procedure met hetsysteem gekoppeld worden. In totaalkunnen zeven apparaten, inclusiefBluetooth®-audio-apparaten enhandsfree mobiele telefoons wordengekoppeld.

OPMERKING Het is mogelijk dat het

Bluetooth®-systeem 1 of 2 minutenlang niet werkt nadat het contact naarACC of ON is gedraaid. Dit duidt echterniet op een probleem. Als hetBluetooth®-systeem niet automatischingeschakeld wordt nadat 1 of2 minuten verstreken zijn, verzeker uervan dat de Bluetooth®-instelling ophet apparaat in orde is en probeer hetBluetooth®-apparaat weer vanaf hetvoertuig aan te sluiten.

OPMERKING Om de lijst van

compatibele mobiele telefoons te

raadplegen, bezoek de website

http://124spiderinfotainment.nl.

Koppelprocedure

Ga als volgt te werk:

selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Instellingen" weer te geven;

selecteer de tab Apparat.;

selecteer Bluetooth® en zet de

Bluetooth®-instelling aan;selecteer Nieuw apparaat

toevoegen voor de weergave van het

bericht en om naar de werking van het

apparaat over te schakelen. Zoek met

uw apparaat naar het Bluetooth®-apparaat (randapparaat);

selecteer “ 124 Spider” uit de lijst

met de apparaten die door het

apparaat zijn gevonden;

Apparaat met Bluetooth®-versie2.0: voer de weergegeven 4-cijferigekoppelcode op het apparaat in.Apparaat met Bluetooth®-versie2.1 of recenter: controleer of de6-cijferige code op het audiosysteemook op het apparaat weergegevenwordt en druk op Ja. Afhankelijk vanhet mobiele apparaat kan toestemmingvoor de verbinding en toegang tot hettelefoonboek van uw mobiele apparaatvereist zijn. Als het koppelen is gelukt,zullen de functies van het apparaat datmet Bluetooth® is gekoppeld wordenweergegeven;

apparaten compatibel met

sms-functie: de sms-berichten worden

automatisch gedownload. Afhankelijk

van het apparaat kan het zijn dat er

voor uw apparaat een

downloadtoestemming vereist is.

Het systeem herkent het apparaat

automatisch nadat een apparaat

geregistreerd is.

Apparaat selecteren

Als diverse apparaten gekoppeld zijn,

zal het Bluetooth®-systeem hetlaatste gekoppelde apparaat verbinden.Als u echter een koppeling wilt makenmet een ander gekoppeld apparaat, ishet noodzakelijk om de koppeling tewijzigen. De prioriteitsvolgorde van hetapparaat, nadat de koppeling isgewijzigd, wordt gehandhaafd zelfs alshet contact wordt uitgeschakeld.

Andere apparaten aansluiten

Ga als volgt te werk:

selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Instellingen" weer te geven;

selecteer de tab Apparat. en

vervolgens Bluetooth®. Schakel deBluetooth®-instelling aan en selecteerde naam van het apparaat dat u wiltverbinden;Selectie telefoon en audio sluit de

beide apparaten als handsfree en

Bluetooth®-audio aan. Selectiealleen telefoon sluit een apparaatalleen als hand-free aan. Selectiealleen audio sluit een apparaat alsBluetooth®-audio aan.

Een nummer bellen

Door de naam van het contact in het

gedownloade telefoonboek of de naam

van een persoon wiens nummer in de

Bluetooth®-handsfree is opgeslagenuit te spreken, kan een nummer worden

210

MU

LTIM

ED

IA

Page 213: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

gebeld. Druk op de spreekknop enwacht tot u de pieptoon hoort. Zegvervolgens: "Bel XXXXX... (bijv. "Jan")mobiel" en volg de spraakbegeleidingom een nummer te bellen.

Een contact importeren(gedownload telefoonboek)

De gegevens van het telefoonboek van

uw apparaat (mobiele telefoon) kan via

Bluetooth®naar uw Bluetooth®-handsfree telefoonboek wordengezonden en erin worden opgeslagen.

Automatisch downloaden: de

instelling "Autom. download

contactpersonen" moet zijn aangezet.

Als handsfree met het apparaat is

verbonden, wordt het telefoonboek

automatisch gedownload.

Handmatig downloaden: als "Autom.

download contactpersonen" niet is

aangezet, kan het telefoonboek met de

volgende procedure worden

gedownload:

selecteer de icoon op het

startscherm om het scherm

"Communicatie" weer te geven;

selecteer Contactpersonen om de

lijst met contacten weer te geven;

selecteer Contactpersonen

Bewerken;

selecteer Alle Contactpersonen

Importeren of Geselecteerde

Contact Importeren om de werking

van het apparaat te bepalen. Selecteer

Download als Alle Contactpersonen

Importeren is geselecteerd. Het

downloaden van de mobiele telefoon

wordt gestart.

OPMERKING In het telefoonboek

kunnen maximaal 1000 contacten

worden opgeslagen.

Een inkomend gesprek ontvangen

Als een inkomende oproep wordt

ontvangen, wordt het scherm

Binnenkomende gespreksinformatie

weergegeven. De instelling

"Binnenkomende gespreksinformatie"

moet ingeschakeld zijn.

Accepteer het gesprek door op de

audioregelschakelaar op het stuurwiel

te drukken of selecteer Beantwoorden

op het scherm. Negeer het gesprek

door op de verbreekknop op het

stuurwiel te drukken of selecteer

Negerenop het scherm.

NAVIGATIE

SD-KAART

Om het navigatiesysteem te gebruiken,

moet de SD-kaart met de

kaartgegevens in het SD-kaartslot

worden gestoken.

Zet de schuif aan de zijkant van de

SD-kaart nooit in de stand LOCK

(VERGRENDELD), als u de SD-kaart

erin steekt. Als de schuif op LOCK is

gezet, kan de SD-kaart niet worden

gelezen en werkt het navigatiesysteem

niet.

Deze SD-kaart is alleen geldig voor

gebruik in één voertuig. Gebruik de

SD-kaart nooit in een ander voertuig.

Als de SD-kaart eerst in een voertuig

wordt gebruikt en dan in een ander

voertuig, kan het navigatiesysteem voor

beide voertuigen onbruikbaar worden.

OPMERKING Voor updates van

navigatiekaarten bezoek de website

http://124spiderinfotainment.nl. Op de

SD-card, en op de kaarten, staan wat

services die beschikbaar zijn voor een

beperkte tijd. Als u deze services wilt

blijven gebruiken na de proefperiode,

raadpleeg dan de website

http://124spiderinfotainment.nl of neem

contact op met een Fiat

Servicenetwerk.

NAVIGATIEMENU

Selecteer en open het

navigatiemenu.

U beschikt over de volgende opties

fig. 162:

211

Page 214: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

/ Open / sluiten. Opent en

sluit de UMP (menubalk). De UMP

(menubalk) wordt onderaan op het

scherm weergegeven.

Voegt een bestemming toe.

Selecteer uw bestemming door een

adres of een POI (plaats van interesse),

een plaats op de kaart of een van uw

favoriete bestemmingen in te voeren. U

kunt ook uw recente bestemmingen in

de smart-geschiedenis bekijken door

de coördinaten in te voeren. Als een

internetverbinding beschikbaar is, kunt

u met lokaal zoeken uw bestemming

verder vinden.

i Geeft het scherm met

verkeersinformatie weer en waarop de

GPS-ontvangst kan worden ingesteld

en geverifieerd.

Annuleert de waypoint/route.

Vind plaatsen in de buurt. U

kunt naar POI's (plaatsen van interesse)

in de buurt van de positie van het

voertuig zoeken.

Geeft de parameters van de

route en de volledige lengte van de

route op de kaart weer. U kunt ook

handelingen verbonden aan de route

verrichten, zoals het bewerken of

annuleren van de route, alternatieve

routes vinden, delen van de route

vermijden, de navigatie simuleren of de

bestemming aan uw Favorieten

toevoegen.

2D / 3DWijzigt de weergave. De

weergave van de kaart kan worden

gewijzigd (2D met Noord boven/2D

vooruit/3D).

Schakelt over naar het scherm

"Instellingen" waarop u de instellingen

van de navigatie kunt wijzigen.

OPMERKING Afhankelijk van de landen

en regio's zijn bepaalde functies niet

beschikbaar.

NAVIGEREN OP DE KAART

De gegevensvelden fig. 163 verschillen

wanneer u een actieve route navigeert

en wanneer u geen bestemming heeft

gespecificeerd (de donkerrode lijn wordt

niet weergegeven).

48: toont de snelheidslimiet van de

actuele weg als de kaart deze weg

bevat.

2,0km / 8:31: geeft de afstand van de

route die u nog moet afleggen om uw

eindbestemming te bereiken en de

geschatte aankomsttijd op de

eindbestemming van de route.

OPMERKING Afhankelijk van de landen

en regio's zijn bepaalde functies niet

beschikbaar.

VOORWERPEN OP DE KAARTStraten en wegen: het

navigatiesysteem toont de wegen in

verschillende breedtes en kleuren,

zodat ze gemakkelijk kunnen worden

herkend. Een snelweg wordt breder en

met een andere kleur dan een smalle

straat weergegeven.

Instructie volgende afslag en

Volgende straat: tijdens het navigeren

van een route zal aan de bovenkant van

162 11000001-121-112 163 11000001-121-111

212

MU

LTIM

ED

IA

Page 215: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

het scherm informatie over de volgende

manoeuvre, straat of plaats worden

weergegeven. In een deel links

bovenaan op het scherm wordt de

volgende handeling weergegeven.

Geeft het type evenement (zoals

afslaan, omrijden, een snelweg verlaten)

en de afstand vanaf de actuele positie

weer.

Rijstrookinformatie en

Wegwijzers: tijdens het navigeren over

wegen met meerdere rijstroken is het

belangrijk dat de juiste rijstrook gekozen

wordt om de aanbevolen route te

volgen. Als de rijstrookinformatie in de

kaartgegevens aanwezig is, zal het

navigatiesysteem de rijstroken en hun

richtingen met kleine pijlen onderaan op

de kaart aangeven. De gemarkeerde

pijlen geven de rijstroken en de richting

die u moet kiezen.

Kruispuntweergave: als u de afrit

van een snelweg of een ingewikkelde

kruising nadert en de benodigde

informatie beschikbaar is, zal de kaart

door een 3D-weergave van het

kruispunt worden vervangen.

Afrit snelweg services: tijdens uw

reis kunt u een tankstation of een

restaurant nodig hebben. Deze functie

toont een nieuwe knop op de kaart

wanneer u op een snelweg rijdt. Druk

op deze Open-knop om een paneel

met informatie over de volgende afritten

of tankstations te openen.

Elementen van de actieve route:

het navigatiesysteem toont de route op

de volgende manier.

DE BESTEMMING VAN EEN ROUTEKIEZEN

Een adres invoeren

Voer als volgt een adres als een

bestemming in:

Selecteer op het KAART-scherm

en selecteer .

Selecteer Find Address [adres

vinden]. Het navigatiesysteem zal

standaard het land en de stad waar u

zich bevindt geven. Selecteer Country

[land] wanneer dit nodig is en voer de

eerste letters van de naam van het land

op het toetsenbord in. Selecteer het

land uit de lijst met resultaten.

Selecteer een nieuwe plaats wanneer

dit nodig is: selecteer Town [plaats] en

begin de naam van de plaats op het

toetsenbord in te voeren. Vind de

benodigde plaats: zeer waarschijnlijk

wordt de plaatsnaam al op het

invoerveld weergegeven. Accepteer de

plaatsnaam door te selecteren. Als de

gewenste naam niet wordt

weergegeven, zullen de namen die met

de ingevoerde string overeenstemmen

in een lijst worden weergegeven nadat

een aantal letters zijn ingevoerd (open

de lijst met resultaten voordat deze

automatisch weergegeven wordt door

te selecteren. Selecteer

vervolgens de plaatsnaam uit de lijst).

Voer de straatnaam in: selecteer

<Street Name> [straatnaam] en begin

de straatnaam op het toetsenbord in te

voeren. Vind de benodigde straatnaam:

zeer waarschijnlijk wordt de straatnaam

al op het invoerveld weergegeven.

Accepteer de plaatsnaam door te

selecteren. Als de gewenste naam niet

wordt weergegeven, zullen de namen

die met de ingevoerde string

overeenstemmen in een lijst worden

weergegeven nadat een aantal letters

zijn ingevoerd (open de lijst met

resultaten voordat deze automatisch

weergegeven wordt door te

selecteren. Selecteer vervolgens de

straatnaam uit de lijst).

Voer het huisnummer in: selecteer

House Number [huisnummer] en voer

het huisnummer op het toetsenbord in

(voer letters in door QWE te selecteren).

Selecteer om het invoeren van het

adres te beëindigen. (Als het

huisnummer niet gevonden kan

worden, zal het middelpunt van de

straat als de bestemming worden

gekozen).

De gekozen locatie wordt op de

kaart weergegeven. De navigatie wordt

gestart wanneer Start wordt

geselecteerd, of nadat 10 seconden

213

Page 216: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

lang geen handeling wordt verricht. U

kunt de route verifiëren door op de

locatie op het scherm te drukken. De

route kan ook gewijzigd worden door

andere opties te selecteren.

De bestemming van de POIselecteren(Plaats van interesse)

Als de naam van een POI (plaats van

interesse) ingevoerd wordt, zal een

zoeklijst worden weergegeven.

Ga als volgt te werk:

Selecteer op het KAART-scherm

en selecteer .

Selecteer Find Places [plaatsen

vinden].

Selecteer Filter by Name [op naam

filteren].

Voer de naam van de POI (plaats van

interesse) in op het toetsenbord. Kies,

nadat u een aantal letters heeft

ingevoerd, ervoor om de lijst van POI's

met namen die de letters in de

ingevoerde volgorde bevatten te

openen.

De gekozen locatie wordt op de

kaart weergegeven. Het systeem

schakelt over naar het volgende scherm

door Navigate To [navigeer naar] te

selecteren, of keert naar het vorige

scherm terug door de knop < te

selecteren. U kunt de bestemming naar

elk gewenst punt op de kaart wijzigen

door op de locatie op het scherm te

drukken.

De bestemming uit uw Favorietenselecteren

Ga als volgt te werk:

Selecteer op het KAART-scherm

en selecteer .

Selecteer Favourites [favorieten] in

het menu "Navigatie". Het scherm

schakelt over naar het scherm

"Favorieten" als Favourites [favorieten]

is geselecteerd. Selecteer uw

opgeslagen favoriet.

De gekozen locatie wordt op de

kaart weergegeven. Het systeem

schakelt over naar het volgende scherm

door Navigate To [navigeer naar] te

selecteren, of keert naar het vorige

scherm terug door de knop < te

selecteren. U kunt de bestemming naar

elk gewenst punt op de kaart wijzigen

door op de locatie op het scherm te

drukken.

De navigatie wordt gestart wanneer

Start wordt geselecteerd, of nadat

10 seconden lang geen handeling

wordt verricht. U kunt de route

verifiëren door op de locatie op het

scherm te drukken. De route kan ook

gewijzigd worden door andere opties te

selecteren.

EEN NIEUWE BESTEMMINGSELECTEREN

Ga als volgt te werk:

Plan een nieuwe route naar de

gekozen nieuwe locatie door New

Route [nieuwe route] te selecteren. De

vorige bestemming en de waypoint(s)

worden gewist.

Selecteer Waypoint [waypoint] om

een gekozen nieuwe locatie als een

tussenbestemming aan uw route toe te

voegen. De andere bestemmingen van

de route blijven behouden. Opmerking:

een nieuwe waypoint wordt tussen de

andere bestemmingen geplaatst om de

route optimaal te houden. Gebruik de

functie Edit Route [route bewerken] om

te bepalen waar een waypoint moet

worden weergegeven.

Selecteer Final Destination

[eindbestemming] om de gekozen

nieuwe bestemming aan het einde van

de route te plaatsen. De andere

bestemmingen van de route blijven

behouden. De vorige eindbestemming

is nu de laatste waypoint.

MENU INSTELLINGEN

Selecteer op het KAART-scherm en

selecteer de icoon .

Opties menu "Instellingen":

Map Settings [kaartinstellingen]: u

kunt de weergave van het kaartscherm

nauwkeurig instellen. Pas de kaart aan

214

MU

LTIM

ED

IA

Page 217: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

uw behoeften aan, toon of verberg

3D-gebouwen en beheer de

weergave-instellingen van de POI's

(plaatsen van interesse) (welke POI's op

de kaart moeten worden weergegeven).

Guidance Settings [instellingen

begeleiding]: tijdens het afleggen van

een route is de aanverwante instelling

beschikbaar.

Warning Settings

[waarschuwingsinstellingen]: een

instelling verbonden aan de

waarschuwingen is beschikbaar.

Route Settings [route-instellingen]:

raadpleeg "Wegtypen gebruikt tijdens

de routeplanning wijzigen".

Traffic Settings

[verkeersinstellingen]: een instelling voor

de verkeersinformatie is beschikbaar.

Connected Settings [instellingen

verbonden]: een instelling voor de

online services is beschikbaar

OPMERKING Afhankelijk van de landen

en regio's zijn bepaalde functies niet

beschikbaar.

KAARTINSTELLINGEN

De kaart wordt altijd op het scherm

weergegeven. Scroll omlaag over het

scherm om de instelling achter het

onderste deel van het scherm weer te

geven:

View Mode [weergavewijze]: de

weergavewijze van de kaart kan

gewijzigd worden wanneer deze knop

geselecteerd is. 3D geeft voorwerpen

zoals actuele constructies

driedimensionaal op de kaart weer. 2D

de kaart wordt zo gedraaid dat de

rijrichting naar boven is gericht/ 2D N

de kaart wordt zo weergegeven dat het

noorden naar boven wijst, ongeacht de

richting waarin wordt gereisd.

Viewpoint [gezichtspunt]: regelt het

normaal zoomen en kantelt niveaus

naar uw wens. Er zijn drie niveaus

beschikbaar.

Automatic Zoom [automatisch

zoomen]: bij de routebegeleiding in elke

weergavewijze van de kaart wordt de

zoomfunctie bij benadering van

kruispunten automatisch

in-/uitgeschakeld.

Buildings [gebouwen]: toon of

verberg 3D-modellen van steden, de

artistieke 3D- weergave of

blokweergave van alle gebouwen van

een stad met de gegevens over de

actuele afmeting van de gebouwen en

hun plaats op de kaart.

Motorway Overview [overzicht

snelweg]: wanneer deze functie is

ingeschakeld, zal de kaart uitzoomen

om een overzicht van de omringende

omgeving te tonen als het volgende

evenement (manoeuvre) ver weg is. Het

systeem zal de normale kaartweergave

hervatten wanneer u het volgende

evenement benadert.

Place Markers

[plaatsaanduidingen]: selecteer welke

plaatsen tijdens de navigatie op de

kaart zullen worden weergegeven. Te

veel plaatsen maken de kaart druk. Het

is daarom een goed idee om zo min

mogelijk plaatsen te laten weergeven. U

beschikt over de volgende

mogelijkheden: vink het hokje aan om

de categorie van een plaats te tonen of

te verbergen, of selecteer de naam van

de categorie van een plaats om de lijst

met subcategorieën te openen.

215

Page 218: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN

BELANGRIJK

REMSYSTEEMLaat het voertuig niet uitrijden met afgeslagen of uitgezette motor maar zet het veilig langs de kant. Uitrijden met afgeslagen

of uitgezette motor is gevaarlijk. Het remmen kost meer moeite en het risico bestaat dat het remhulpsysteem leegloopt als u

de rem snel achtereen intrapt. Daardoor is de remweg langer en kan er zelfs een ongeluk ontstaan.

Schakel bij sterke afdalingen terug naar een lagere versnelling. Het is gevaarlijk om uw voet voortdurend op het rempedaal

te houden of over lange afstanden te blijven remmen. De remmen raken dan oververhit, met een langere remweg of mogelijk

zelfs volledige uitval van de remmen tot gevolg. Daardoor kan de controle over het voertuig verloren gaan en een ernstig

ongeval worden veroorzaakt. Zorg ervoor dat u niet onophoudelijk remt.

Maak natte remmen droog door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en de remmen diverse keren voorzichtig in te

drukken tot het remvermogen weer normaal is. Rijden met natte remmen is gevaarlijk. Door een grotere remweg of de

zijwaartse verplaatsing van het voertuig tijdens het remmen kan een ernstig ongeval worden veroorzaakt. Door voorzichtig te

remmen kunt u vaststellen of de remmen zijn aangetast.INTERNE APPARATUUR

Gebruik nooit een bekerhouder voor hete dranken als het voertuig in beweging is. Het is gevaarlijk een bekerhouder voor

hete dranken te gebruiken als het voertuig in beweging is. Als de inhoud wordt geknoeid, kunt u brandwonden oplopen.

Plaats naast plastic flessen, bekers of blikjes geen andere zaken in de bekerhouders. Het is gevaarlijke andere items dan

plastic flessen, bekers of blikjes in een bekerhouder te plaatsen. Tijdens een noodstop of manoeuvreren kunnen inzittenden

geraakt worden en letsel oplopen of items kunnen door het voertuig slingeren waardoor zij de bestuurder hinderen en er een

ongeluk kan worden veroorzaakt. Gebruik een bekerhouder alleen voor plastic flessen, bekers of blikjes.

Houd de opbergvakken gesloten tijdens het rijden. Het rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Om de kans op

letsel bij een ongeluk of een noodstop te voorkomen, houdt u de opbergvakken gesloten tijdens het rijden.

Plaats geen artikelen in opbergvakken zonder deksel. Het is gevaarlijk artikelen te plaatsen in opbergvakken zonder deksel

aangezien deze door het voertuig kunnen slingeren bij plotseling optrekken en letsel kunnen veroorzaken naar gelang het

opbergen van een dergelijk artikel.

RIJADVIES

Leg de motor nooit stil bij het afrijden van een heuvel: de motor stilleggen bij het afrijden van een heuvel is gevaarlijk.

Page 219: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Daardoor raakt u de controle over het stuur en het remvermogen kwijt en kan de aandrijving beschadigd raken. Door het

verlies van de controle over het stuur of het remmen kan een ongeval worden veroorzaakt.

Wees bijzonder voorzichtig bij het terugschakelen op een gladde ondergrond: terugschakelen tijdens het rijden op een

gladde ondergrond is gevaarlijk. Door de plotselinge verandering in de snelheid van de banden kunnen de banden gaan

slippen. Daardoor kan de controle over het voertuig verloren gaan en een ongeval worden veroorzaakt.

Verzeker u ervan dat de vloermatten met de ringen of de borgingen zijn vastgezet om te voorkomen dat ze onder de

pedalen (aan de bestuurderszijde) opkrullen: het gebruik van een vloermat die niet goed is vastgezet is gevaarlijk en kan

hinderen bij het gebruik van het gas- en rempedaal (aan de bestuurderszijde), waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt.

Gebruik uitsluitend een vloermat met een vorm die met de vorm van de vloer aan de bestuurderszijde overeenstemt en

verzeker u ervan dat de vloermat correct is aangebracht. Zet de vloermat met ringen of borgingen vast. Afhankelijk van het

gebruikte type vloermat bestaan er verschillende manieren om de vloermat vast te zetten. Zet de mat daarom overeenkomstig

het gebruikte type vast. Verzeker u er na de installatie van de vloermat van dat de vloermat niet opzij of naar voren en achteren

schuift en dat aan de bestuurderszijde voldoende vrije ruimte tussen de vloermat en de gas- en rempedalen zit.

Zet de vloermat na deze voor reiniging of andere redenen te hebben verwijderd weer veilig vast en tref daarbij de

bovenstaande voorzorgsmaatregelen.

Breng aan de bestuurderszijde nooit twee vloermatten op elkaar aan: het aanbrengen van twee vloermatten op elkaar aan

de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de bevestigingspennen uitsluitend kunnen voorkomen dat slechts één vloermat

naar voren schuift.

Losse vloermat(ten) hinderen de pedalen en kunnen een ongeval veroorzaken.

Verwijder altijd de originele vloermat als u in de winter een vloermat voor intensief gebruik gebruikt.

Laat de wielen niet op hoge snelheid draaien en laat nooit iemand achter een wiel staan terwijl het voertuig geduwd wordt:

het is gevaarlijk om de wielen op hoge snelheid te laten draaien als het voertuig vast zit. De draaiende band kan oververhit

raken en ontploffen. Daardoor kan ernstig letsel worden veroorzaakt.

Gebruik uitsluitend banden van hetzelfde formaat en type (winter, radiaal, of niet-radiaal) op de vier wielen: het gebruik van

banden van verschillend formaat of type is gevaarlijk. De hantering van uw voertuig kan negatief worden beïnvloed, waardoor

een ongeval kan ontstaan.

Maak natte remmen droog door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en de remmen diverse keren voorzichtig in te

drukken tot het remvermogen weer normaal is: rijden met natte remmen is gevaarlijk. Door een grotere remweg of de

zijwaartse verplaatsing van het voertuig tijdens het remmen kan een ernstig ongeval worden veroorzaakt. Door voorzichtig te

remmen kunt u vaststellen of de remmen zijn aangetast.

Page 220: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in
Page 221: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in
Page 222: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Mopar® Vehicle Protection biedt een reeks serviceproducten die speciaal zijn ontworpen om al onze klanten tekunnen laten genieten van een probleemloze en zorgenvrije rijervaring met hun auto.

Onze productportefeuille bestaat uit Extra Garantie, Easy Care Onderhoudsprogramma’s en de ServicePlusPas, met een ruime keuze voor de klant om looptijd en kilometer limiet naar behoefte te kiezen.

Mopar® Vehicle Protection producten zijn opgesteld door deskundigen die ieder onderdeel van uw auto kennenen met het doel uw auto in topconditie te houden. Onze kennis en passie bij het ontwikkelen van deze

servicecontracten zorgen voor een “zorgeloze rijervaring”.Door het kiezen van een Mopar® Vehicle Protection serviceproduct kunnen alle onderhoudswerkzaamheden

uitgevoerd worden bij erkende FCA-reparatiefaciliteiten in heel Europa door gekwalificeerde engespecialiseerde monteurs, met gebruik van het juiste gereedschap, FCA diagnose apparatuur en met uitsluitend

originele onderdelen en aangepaste motorolie.Vraag gerust bij uw dealer welk Mopar® Vehicle Protection serviceproduct het best bij u past.

Raadpleeg uw plaatselijke Servicepunt voor nadere informatie.

HOUD UW VOERTUIG INTOPCONDITIE MET

Page 223: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

ALFABETISCHREGISTER

Aandachtig lezen. . . . . . . . . . . . . .2

Aanvullend veiligheidssysteem(SRS) - Airbag. . . . . . . . . . . . . .99

ABS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72

Accu (onderhoud) . . . . . . . . . . . .173

Accu opladen. . . . . . . . . . . . . . .176

Achterklep. . . . . . . . . . . . . . . . . .41

Achterklep (openen). . . . . . . . . . . .41

Actieve veiligheidssystemen. . . . . . .72

Adaptive Front Lighting System(AFS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29

Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . .188

Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . .136

Alarmknipperlichten (bediening) . . .136

Antidiefstalsysteem . . . . . . . . . . . .15

Automatische klimaatregeling. . . . . .37

Automatische ruitenwisserregeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32

Automatische verlichting . . . . . . . . .26

Automatische versnellingsbak . . . .118

Auxiliary driving systems . . . . . . . . .76

Band- en wielspecificaties . . . . . .185

Bandenreparatiekit . . . . . . . . . . .153

Belangrijke informatie . . . . . . . . . . .3

Bericht op display . . . . . . . . . . . . .69

Beschermingssystemeninzittenden . . . . . . . . . . . . . . . .81

Bestuurdersairbag . . . . . . . . . . . .101

Beveiligingsalarm voertuig . . . . . . . .15

Bevestiging van de trekhaken. . . . .161

Brake Assist. . . . . . . . . . . . . . . .116

Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . .194

Brandstofvuldop . . . . . . . . . . . . .128

Buitenlampen vervangen. . . . . . . .141

Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . .24

Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . .25

Cabrioletkap (openen) . . . . . . . . . .45

Cabrioletkap (zachte kap) . . . . . . . .45

Camera achter (ParkViewachteruitrijcamera) . . . . . . . . . .130

Carrosserie (zorg en onderhoud) . . .179

CO2-emissie . . . . . . . . . . . . . . .195

ComingHome-verlichtingssysteem . . . . . .27

Constante bewaking . . . . . . . . . .113

Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . .11

Cruise-control . . . . . . . . . . . . . .121

Dashboard. . . . . . . . . . . . . . . . . .8

De lak onderhouden . . . . . . . . . .179

De motor starten . . . . . . . . . .11 ,115

De motor uitschakelen . . . . . . . . . .13

DRL (Dagverlichting) . . . . . . . . . . .26

DSC-systeem . . . . . . . . . . . . . . .73

Dubbel vergrendelsysteem . . . . . . .17

Een aanhanger trekken . . . . . . . .134

Een band vervangen . . . . . . . . . .177

Een lamp vervangen . . . . . . . . . .136

Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . .38

Elektrische spiegels . . . . . . . . . . . .24

Flash to pass . . . . . . . . . . . . . . .26

Geavanceerd Keyless Entry

Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . .14

Gebruik van deze handleiding . . . . . .3

Gebruik van het voertuig onderzware omstandigheden(geprogrammeerdonderhoudsschema) . . . . . . . . .166

Geprogrammeerdonderhoudsschema . . . . . . . . .167

Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . .187

Gordelspanners . . . . . . . . . . .85 ,101

Gordelspanners enkrachtbegrenzers. . . . . . . . . . . .85

Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . .26

Handbediende klimaatregeling . . . .35

Handgeschakelde versnellingsbak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116

HLA-functie . . . . . . . . . . . . . . . . .80

Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . .23

Identificatiegegevens . . . . . . . . . .183

INFO-schakelaar. . . . . . . . . . . . . .53

Installatierichting kinderzitje . . . . . . .89

Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . .50

Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . .181

Internal equipment . . . . . . . . . . . .40

Keyless invoersysteem . . . . . . . . . .9

Kilometerteller / Dagteller . . . . . . . .52

Page 224: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Kinderzitje voor verschillendestoelstanden. . . . . . . . . . . . . . .91

Kinderzitjes installeren . . . . . . . . . .95

Klimaatregeling. . . . . . . . . . . . . . .34

Koplamp- enruitensproeiervloeistof (peilcontroleren) . . . . . . . . . . . . . .173

Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . .25

Koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . .33

Krachtbegrenzer (spansysteem) . . . .86

Lak (beschermen). . . . . . . . . . . .179

Lampjes en berichten. . . . . . . . . . .55

Mistachterlichten . . . . . . . . . . . . .27

Mistvoorlichten . . . . . . . . . . . . . . .27

Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .184

Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . .43

Motorkoelvloeistof (peilcontroleren) . . . . . . . . . . . . . .172

Motorolie (niveau controleren) . . . . .172

Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . .171

Multimedia. . . . . . . . . . . . . . . . .197

Navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . .211

Niveaus controleren . . . . . . . . . . .171

Noodprocedure klepje openen . . . .128

Noodstop signaleringssysteem . . . .136

Opbergplaats gereedschap . . . . .153

Parkeerrem. . . . . . . . . . . . . . . .115

Parkeersensorsysteem . . . . . . . . .126

Passagiersairbag. . . . . . . . . . . . .101

Passagiersdetectiesysteem . . . . . .106

Periodieke controles(geprogrammeerdonderhoudsschema) . . . . . . . . .166

Portieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . .16

Posities versnellingspook . . . . . . .118

Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . .193

Radio 3” . . . . . . . . . . . . . . . . .199

Radio 7” . . . . . . . . . . . . . . . . . .205

Rem- / koppelingvloeistof (peilcontroleren) . . . . . . . . . . . . . .173

Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . .28

Richtlijnen voor de behandelingvan het voertuig aan het eindevan de levensduur . . . . . . . . . .196

Rijbaanwisselsignalen . . . . . . . . . .28

Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . .33

Ruitenwissers. . . . . . . . . . . . . . . .31

Ruitenwissers/sproeier voorruit. . . . .31

SBA-systeem

(Gordelwaarschuwing) . . . . . . . .85

Schakelindicator . . . . . . . . . . . . . .54

Slepen bij pech. . . . . . . . . . . . . .163

Slepen van het voertuig . . . . . . . .161

Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9

Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . .177

Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . .124

Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24

Standaard velgen en banden . . . . .185

Starten met een hulpaccu(procedure). . . . . . . . . . . . . . .159

Starten met hulpaccu . . . . . . . . . .159

Startonderbrekingssysteem . . . . . . .15

Stoelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20

Stoelen (handmatig verstelbaar) . . . .20

Stoelen en stoffen bekleding(reiniging) . . . . . . . . . . . . . . . .181

Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . .40

Stuurwiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . .23

Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3

Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . .128

Tankprocedure . . . . . . . . . . . . . .128

TCS (Traction Control System,tractieregelingssysteem) . . . . . . .72

Tips, bediening en algemeneinformatie. . . . . . . . . . . . . . . .198

TPMS (Tyre Pressure MonitoringSystem, bewakingssysteembandenspanning). . . . . . . . . . . .76

Type kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . .89

Uitschakeling

versnellingsvergrendeling

(automatische versnellingsbak) . .119

Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . .82

Veiligheidsgordels(vastmaken/losmaken) . . . . . . . .82

Velgen en banden . . . . . . . . . . . .185

Vergrendelknop elektrische ruit. . . . .39

Versnellingsvergrendeling(automatische versnellingsbak) . .119

Vervanging batterij sleutel . . . . . . . .10

ALFA

BE

TIS

CH

RE

GIS

TE

R

Page 225: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Verwarmde stoelen . . . . . . . . . . . .20

Verwisseling van banden(aanbevelingen) . . . . . . . . . . . .177

Vloeistoffen en smeermiddelen . . . .190

Vloeistofinhoud . . . . . . . . . . . . . .189

Voorzorgsmaatregelen actievemotorkap. . . . . . . . . . . . . . . . .74

Voorzorgsmaatregelen bijkinderzitjes. . . . . . . . . . . . . . . .87

Voorzorgsmaatregelen bijonderhoud door eigenaar. . . . . .165

Voorzorgsmaatregelenveiligheidsgordels . . . . . . . . . . .82

Werking van de SRS-airbags . . . .101

Wielen en banden . . . . . . . . . . . .177

Zekeringen (linkerzijde van het

voertuig) . . . . . . . . . . . . . . . .146

Zekeringen (onder de motorkap) . . .147

Zekeringen vervangen . . . . . . . . .146

Zekeringenblok (linkerzijde vanhet voertuig) . . . . . . . . . . . . . .151

Zekeringenblok (motorruimte) . . . . .148

Zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . .101

Page 226: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering

Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)

EditieDruknummer 603.99.902NL - 06/2016 - 2

Page 227: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit

en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden. De Fiat garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles

en voor praktische adviezen van onze deskundigen.Met de Originele Vervangingsonderdelen gedistribueerd door MOPAR®, worden de kenmerken

van betrouwbaarheid, comfort en prestaties, waarvoor u uw nieuwe voertuig gekozen heeft, in de loop van de tijd in stand gehouden.

Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze auto’s te bouwen en die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling

van steeds innovatievere technologieën.Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:

de enige die speciaal door FCA voor uw auto ontworpen zijn.

VEILIGHEID: REMSYSTEEM

ECOLOGIE: ROETFILTERS, ONDERHOUD AIRCONDITIONING

COMFORT: WIELOPHANGING EN RUITENWISSERS

PERFORMANCE: BOUGIES,INSPUITVENTIELEN EN ACCU'S

LINEACCESSORI: STANGEN IMPERIAAL, VELGEN

WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN

Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.

Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.

ONLINE INSTRUCTIEBOEK

Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.

Ga naar de website www.mopar.eu/owner en open uw persoonlijke zone.

Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van hetInstructieboek zult kunnen vinden.

Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/.

De eLUM website is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alleandere voertuigen van de Group.

Veel leesplezier en goede reis!

Cop 124 Spider LUM NL.qxp 14/07/16 09:11 Pagina 2

Page 228: 357 - FIAT SPIDERaftersales.fiat.com/eLumData/NL/00/348_SPIDER/00... · Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. FCA Italy S.p.A. behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische

of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier. G E B R U I K E N O N D E R H O U D

F I A T 1 2 4 S P I D E R NEDERLANDS

Cop 124 Spider LUM NL.qxp 14/07/16 09:11 Pagina 1