34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden...

28
1 SAW DC 34 Interacties tussen kinderen 1 Inleiding Interacties tussen kinderen dragen bij aan de sociaal- affectieve ontwikkeling en de cogni- tieve ontwikkeling. Kinderen maken al vanaf dat zij baby zijn contact met andere kinde- ren. Zij leren bij het spelen en omgaan met andere kinderen veel. Ze leren bijvoorbeeld sociale vaardigheden en samenwerken, problemen met elkaar oplossen, zich in anderen verplaatsen en met elkaar onderhandelen. Als kinderen en tieners de hele dag in een groep bij elkaar zijn, gebeurt er onderling veel. Zij hebben voorkeuren voor bepaalde kinderen en andere kinderen vinden zij minder aardig. De een maakt gemakkelijk contacten, de ander minder gemakkelijk. De een is een echt groepskind en de ander heeft daar wat moeite mee. Er zijn momenten dat de kinderen plezierig met elkaar omgaan, maar ook momenten dat er ruzie gemaakt wordt. Als pedagogisch medewerker begeleid je deze interacties tussen kinderen. Dat vraagt inzicht in de ontwikkeling; met name de sociaal-affectieve ontwikkeling. Het vraagt ook om inzicht in de processen die zich in een groep afspelen. En als laatste heb je opvoedingsvaardigheden nodig en begeleidingsmethoden die je in staat stellen de interacties tussen kinderen te begelei- den. In dit thema gaan we op al deze aspecten van de interacties tussen kinderen in. De inhoud van dit thema: 1 2 Interacties 3 Opvoedstijlen 34 Interacties tussen kinderen DC

Transcript of 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden...

Page 1: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

1SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

1 InleidingInteracties tussen kinderen dragen bij aan de sociaal- affectieve ontwikkeling en de cogni-tieve ontwikkeling. Kinderen maken al vanaf dat zij baby zijn contact met andere kinde-ren. Zij leren bij het spelen en omgaan met andere kinderen veel. Ze leren bijvoorbeeld sociale vaardigheden en samenwerken, problemen met elkaar oplossen, zich in anderen verplaatsen en met elkaar onderhandelen.

Als kinderen en tieners de hele dag in een groep bij elkaar zijn, gebeurt er onderling veel. Zij hebben voorkeuren voor bepaalde kinderen en andere kinderen vinden zij minder aardig. De een maakt gemakkelijk contacten, de ander minder gemakkelijk. De een is een echt groepskind en de ander heeft daar wat moeite mee. Er zijn momenten dat de kinderen plezierig met elkaar omgaan, maar ook momenten dat er ruzie gemaakt wordt.

Als pedagogisch medewerker begeleid je deze interacties tussen kinderen. Dat vraagt inzicht in de ontwikkeling; met name de sociaal-affectieve ontwikkeling. Het vraagt ook om inzicht in de processen die zich in een groep afspelen. En als laatste heb je opvoedingsvaardigheden nodig en begeleidingsmethoden die je in staat stellen de interacties tussen kinderen te begelei-den. In dit thema gaan we op al deze aspecten van de interacties tussen kinderen in.

De inhoud van dit thema:

1

2 Interacties

3 Opvoedstijlen

34Interacties tussen kinderenDC

Page 2: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content2

In andere boeken is al veel over deze onderwerpen geschreven. Over de sociaal-affectieve ontwikkeling kun je lezen in het boek Cliënt en Omgeving (de thema’s 3 tot en met 8). Over het werken met groepen kun je meer lezen in het boek Methodisch Begeleiden (thema 10) en in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 (thema 14). Meer informatie over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek Methodisch Begeleiden.

In het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 vind je de volgende informatie:• Thema 9 Begeleiden bij de ontwikkeling - 9.4 Begeleiden van aspecten van de ontwikkeling (identificatie en vriendschappen) - 9.5 Stappenplan voor de begeleiding van individuele kinderen (voorbeeld hoe de in-

teractie tussen een stil en geïsoleerd kind en een ander kind bevorderd kan worden)• Thema 10 Programma’s ontwikkelingsstimulering - 10.5.3 Programma Alternatieve Denkstrategieën (vergroten zelfoplossend vermo-

gen)• Thema 11 Opvoeden - 11.3 Wat is opvoeden (sturen, steunen, structuur bieden en stimuleren) - 11.4 Basisregels opvoeden - 11.5.1 Opvoedstijlen• Thema 12 Opvoedingsvaardigheden - 12.4 Veel voorkomende opvoedingsproblemen en de aanpak (begeleiden van de

interacties bij ruzie en contactproblemen). - 12.8 Omgaan met gevoelens. - 12.11.2 Regulerend optreden (kinderen leren zelf problemen op te lossen in zes

stappen)• Thema 13 Gesprekken met kinderen - 13.2 Gesprekken voeren met kinderen (kringgesprekken en de kindervergadering)• Thema 14 Hanteren van het groepsproces - 14.3.3: Het groepsproces, verkennen (voorbeeld hoe je kinderen met elkaar contact

kunt laten maken bij het wennen). - 14.4.1: Individuele kinderen betrekken bij het groepsproces (voorbeeld hoe je de

interactie tussen een dominant kind en de groep kunt begeleiden. En een voorbeeld hoe je de interactie tussen een kind met een beperking en andere kinderen kunt begeleiden)

Page 3: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

3SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

• Thema 18 Kwetsbare kinderen en afwijkend gedrag - 18.5 Mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik - 18.6 Begeleiding (stimuleren van interacties tussen kwetsbare kinderen en andere

kinderen • Thema 21 Een stimulerende omgeving creëren - 21.4 Inrichten vanuit een pedagogische visie (de invloed van de ruimte op de in-

teractie tussen kinderen: ruimte voor groepsactiviteiten, speelhoeken waar in kleine groepjes samengespeeld kan worden)

- 12.5 Inrichten voor verschillende leeftijdsgroepen (Peuters 2 tot 4 jaar spelen vaak wel náást maar nog niet met elkaar. De verticale groep 0 tot 4 jaar moet mogelijk-heid bieden voor rust en contact. Alle kinderen boven 4 jaar hebben behoefte aan groepsactiviteiten aan een groepstafel of meerdere kleinere tafeltjes en aan afgeschei-den hoeken voor verschillende leeftijdsgroepen)

Page 4: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content4

2 InteractiesIn deze paragraaf gaan we in op de verschillende manieren waarop een kind contacten legt en onderhoudt en op een aantal aspecten van de interacties tussen kinderen.

Interacties:

2

• contacten leggen en onderhouden

• aspecten van de interacties

2.1 Contacten leggen en onderhouden

De interacties tussen kinderen zijn globaal op alle leeftijden hetzelfde maar per leeftijd hebben zij wel vaak een andere intentie of nadruk. Een baby zoekt zelfs al contact met andere baby’s, maar een baby heeft nog niet het doel om vriendschap te sluiten. Of het ene kind naast hem ligt of een ander, maakt hem in principe nog niet uit. Een ouder kind of een tiener kiest bewust met wie hij om wil gaan en zet ook meer of minder bewust bepaalde tactieken of strategieën in om het contact te leggen: ‘Kom ook op voetbal, da’s gaaf. Bart zit er ook al op.’

Contacten leggen en onderhouden:

3

• veiligheid

• contacten leggen op verschillende leeftijden

Page 5: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

5SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

2.1.1 Veiligheid

Kinderen hebben in principe altijd belangstelling voor andere kinderen. Sommige maken echter gemakkelijker contact dan andere. Kinderen gaan pas contacten leggen met andere kinderen als zij zich veilig en vertrouwd voelen. Het zorgen voor die veiligheid en ver-trouwdheid is een belangrijke taak van de pedagogisch werker.

Lisa is pedagogisch medewerker op de buitenschoolse opvang. Ze vindt kinderen vreselijk leuk.

Ze houdt van hun gekke invallen, hun enthousiasme en het rumoer dat zij maken. Ze weet

echter ook heel goed dat juist deze eigenschappen onveilige situaties met zich mee kunnen

brengen. Kinderen slaan in hun enthousiasme wel eens door; slaan dan net even te hard op de

schouder van hun vriend, schoppen de bal te hard en onbesuisd en zien soms het onderscheid

tussen plagen en pesten niet meer goed. Dat maakt het voor andere kinderen soms onveilig of

minder plezierig. Sommige kinderen trekken zich dan terug en andere stellen zich teweer door

over hun eigen grenzen heen te gaan. Ze gaan ook stoer doen en het drukke en onbesuisde

gedrag van anderen kopiëren terwijl dat eigenlijk niet bij hen past. Lisa houdt daar bij haar

begeleiding rekening mee. Ze hanteert een paar regels die voor alle kinderen duidelijk zijn en

hanteert die consequent.

Kinderen die van nature druk en soms wat onhandig zijn, benadert ze rustig. Ze stelt duidelijke

grenzen aan het gedrag en doet dat op een plezierige en positieve manier. Ze veroordeelt nooit

het kind maar het gedrag. Ze bespreekt met hen de consequenties van hun handelen; ook voor

andere kinderen. Ze geeft complimenten als ze zelf hun gedrag weten te reguleren.

Kinderen die over hun eigen grenzen heen gaan, neemt ze even apart of leidt ze af met een

andere activiteit. Ze stelt hen gerust: ze mogen gewoon zichzelf zijn en hoeven niet hetzelfde

te doen als de drukke kinderen om erbij te horen. Ze leert hen grenzen te stellen aan zichzelf en

die aan de andere kinderen aan te geven.

Kinderen die zich terugtrekken, probeert ze meer weerbaar te maken. Ze leert hen hoe ze op

een goede manier voor zichzelf op kunnen komen en grenzen kunnen stellen aan wat anderen

met hen doen. Ze oefent samen met hen situaties die zich voor kunnen doen en leert hen daar-

bij zelf oplossingen voor problemen bedenken. (zie het boek Pedagogisch Werk saw 3 thema

12.11.2)

Page 6: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content6

Je kunt een veilige en vertrouwde omgeving creëren door:• daar bij de inrichting van de ruimte rekening mee te houden: afgestemd op het niveau

van de kinderen, veilige materialen, hoekjes waar kinderen zich terug kunnen trekken, aparte hoeken en ruimten voor rustig spel en voor druk spel (zie thema 21’Een stimule-rende omgeving creëren’ in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3)

• met de kinderen een paar duidelijke regels af te spreken over het omgaan met elkaar, de materialen en het spelen en die regels consequent te handhaven (zie thema 12.11 in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3);

• een positieve en plezierige sfeer te scheppen door aantrekkelijke activiteiten en spelma-terialen, vooral aandacht te geven aan positieve dingen en positief gedrag en negatief gedrag zoveel mogelijk te negeren (zie thema 12.6 in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3);

• vriendelijk en toegankelijk te zijn voor alle kinderen, goed te observeren en mogelijke onveilige situaties in fysieke en emotionele zin tijdig te signaleren en aan te pakken;

• onveilige situaties en voor anderen belastend gedrag met de kinderen te bespreken, hen rustig te wijzen op de consequenties van hun gedrag, die uit te leggen, eventueel met hen te bespreken en afspraken te maken over ander gedrag;

• zelf het goede voorbeeld te geven door je gedrag naar collega’s, kinderen en ouders.

Page 7: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

7SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

2.1.2 Contacten leggen op verschillende leeftijden

Samenspelen is op deze leeftijd dé manier om interacties met elkaar aan te gaan. We laten nu zien hoe kinderen op verschillende leeftijden contact maken met andere kinderen en hoe je dat contact kunt stimuleren. We maken daarbij gebruik van de informatie over samenspelen van peuters en kleuters in het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar.

Contacten leggen op verschillende leeftijden:

4

• baby´s

• peuters

• kleuters

• kinderen en tieners

Baby’s

Zelfs kleine baby’s van 3 of 4 maanden reageren al op andere kinderen. Ook al spelen zij nog niet echt met elkaar, ze maken wel degelijk contact en liggen graag naast een andere baby. Ze vinden het ook leuk om aandacht te krijgen van oudere kinderen en van volwas-senen.

Ella draait haar hoofd in de richting van Sven. Ze kraait en lacht als hij in haar richting kruipt. Ze

beweegt haar armpjes daarbij heen en weer.

Als Roos een rammelaar voor haar neus houdt, grijpt ze daarnaar.

Als ze fles in beeld krijgt, begint ze murmelgeluidjes te maken en haar armen te bewegen

richting de fles.

Page 8: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content8

Je kunt die interacties stimuleren door:• de baby zo neer te leggen dat contact met andere kinderen mogelijk is;• eenvoudige interacties te stimuleren: een kind de baby een rammelaar te geven of zelf

iets van de baby aan te pakken, over en weer geluidjes te laten maken, een liedje voor de baby te zingen, met de handjes te spelen, enzovoort;

• met baby’s van 9 maanden kunnen al imitatiespelletjes gedaan worden: boos kijken, pruillip trekken, samen lachen, armen omhoog doen en de baby doet dat na, iets geven en weer terugvragen.

Peuters

Peuters letten erg op elkaar. Ze leren door elkaar te imiteren (imitatiespel). Ze dagen ook uit in de hoop dat andere kinderen reageren. Kiekeboespelen zijn hier een voorbeeld van. Peuters van 1 jaar spelen nog veel naast elkaar (parallel spel) en soms even met elkaar (samenspel).

Fenna van 18 maanden speelt in de buurt van Jurgen. Ze kruipt hard over de grond en houdt zo

nu en dan in. Dan kijkt ze om of Jurgen naar haar kijkt en haar volgt.

Lotte van bijna 2 speelt met de blokken. Ze stapelt de blokken op en veegt er dan met haar

handjes overheen zodat ze weer omvallen. Dan kijkt ze naar Jantje en begint hard te lachen. Als

ze de blokken weer stapelt, krijgt ze de kans niet om ze weer om te slaan want Jantje heeft dat

al voor haar gedaan. Lotte vindt dat wel prachtig en stapelt de blokken enthousiast weer op.

Jantje wacht vol verwachting af tot hij zijn kans krijgt.

Als kinderen van ongeveer 2 jaar elkaar goed kennen, herhalen ze bepaalde spelen met elkaar. Ze zijn in staat te begrijpen wat een ander kind wil. Ze borduren daar dan ook op voort en stemmen hun gedrag op elkaar af. Oudere peuters spelen al langer met elkaar sa-men en spelen het imitatiespel ook langer. Ze kunnen echter nog niet overleggen over wat ze zullen of kunnen gaan doen.

Josien is pedagogisch werker op een peuterspeelzaal. Ze vertelt aan een groepje kinderen van

2 jaar een verhaaltje over een grote beer en een kleine muis. Zodra de grote beer in het verhaal

komt, maken de kinderen zware bromgeluiden. Is de muis aan de beurt dan is het gepiep niet

van de lucht. Even later maken enkele kinderen bromgeluiden en andere kinderen piepgelui-

den.

Page 9: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

9SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Oudere peuters tussen de 2 en 3 jaar spelen nog meer en langer samen. Het samenspel wordt niet vooraf gepland maar ontstaat spontaan doordat zij op elkaar reageren en elkaar imiteren. Ze improviseren. Zij wisselen het samenspelen en alleen spelen met elkaar af. Ze letten op elkaar, helpen elkaar soms en voegen iets aan elkaars spel toe. Dit spel heet as-sociatief spel: samenspel maar zonder vooropgezet doel, geplande rolverdeling of verdeling van spelmaterialen.

Vanuit het verhaaltje van Josien over de grote beer en de kleine muis ontstaat een associatief

spel tussen de kinderen. Dat spel kan zich bij peuters van 2 jaar nog iets verder ontwikkelen. De

‘beren’ kijken dreigend naar de ‘muizen’. De ‘muizen’ kruipen angstig in hun schulp.

De grote beren vallen aan en de kleine muizen krimpen in elkaar of proberen zich te verbergen.

Kinderen van 3 jaar breiden het imitatiespel (doen-alsof-spel) verder uit. Ze spelen langere verhalen en de rollen zijn uitgebreider. Soms volgen ze elk een andere verhaallijn. Die ver-haallijnen kunnen op een gegeven moment ook weer bij elkaar komen. Ze kunnen al beter op elkaar inspelen. Het spel van de beer en de muis zou bij hen als volgt kunnen verlopen.

Een kleine muis zoekt een schuilplaats onder de tafel. Grote beer loopt dreigend en brommend

rond het ‘holletje’. Zo nu en dan doet hij een uitval en dreigt binnen te vallen. Het gepiep wordt

dan oorverdovend. Uiteindelijk valt grote beer definitief aan en dringt het hol binnen. Hij slaat

zijn klauwen naar kleine muis uit. Die krimpt ineen en het piepen gaat over in een jankend

geluid. Grote beer lacht triomfantelijk. Vervolgens valt hij uit zijn rol. Hij gaat naast kleine muis

liggen en kijkt om zich heen: ‘mooie hut eigenlijk.’ Dan kruipt hij naar buiten. Even later is hij te-

rug met het serviesje. Tijd om iets te drinken, vindt hij. Hij schenkt de thee in en geeft het kopje

aan kleine muis. Die lust wel een kopje na al die spanning.

Kleuters

Tegen de kleuterleeftijd spelen kinderen al doelgerichter samen. Ze kunnen vooraf plan-nen, afspraken maken, rollen verdelen en de verhaallijn bepalen. Taal gaat een belangrij-kere rol spelen. Ze overleggen meer en corrigeren elkaars ‘fouten’. Er kunnen ook kleine conflicten en ruzies ontstaan over de inhoud en het verloop van het spel. Het spel naar aanleiding van het verhaal van Josien over de beren en de muizen zou bij kleuters als volgt kunnen verlopen.

Page 10: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content10

Rogier identificeert zich tijdens en na het verhaaltje geheel met de grote beer. Hij loopt grom-

mend rond op zoek naar een prooi. Als hij Rick in het vizier krijgt, vraagt hij: ‘Zullen we grote

beer en kleine muis spelen? Dan was ik de grote beer en jij de kleine muis. En jij kroop in je

hol.’ ‘Ja,’zegt Rick: ‘En dan doen we een doek over de tafel en dan was dat mijn hol.’ Zo gezegd,

zo gedaan. Kleine muis zit in zijn hol en voelt zich daar heel veilig. Totdat grote beer met zijn

poot tegen het doek begint te slaan. Kleine muis piept en piept maar grote beer blijft dreigen.

Uiteindelijk valt hij het hol binnen en slaat zijn klauwen uit naar kleine muis. Die krimpt jankend

ineen en gaat op de grond liggen. Grote beer heeft overwonnen. Hij gaat naast kleine muis

liggen uitrusten en kijkt om zich heen. Hij geniet van het licht dat in verschillende kleuren door

het doek heen valt. ‘Zullen we een huis maken?’, vraagt hij aan Rick: ‘En dan vragen we Rosa of

ze moeder wil zijn, en dan was jij kindje en kwam uit school en ik was vader en kwam uit mijn

werk. En dan zette ik thee voor jou en voor mama.’ ‘Nee’, zegt Rick: ‘Ik wil vader zijn, want ik was

politieman. En dan was jij stout geweest en moest ik jou in de gevangenis zetten’. ‘Goed’, zegt

Rogier:’Maar dan was Rosa mijn moeder en die huilde omdat ik in de gevangenis zat en toen

mocht ik weer vrij.’

Voor de interactie tussen kinderen is spel heel belangrijk. Spel stelt hen in staat interacties te oefenen. Tot kinderen 6 á 7 jaar zijn, leren zij zelfs vooral via spel. Spel legt de verbin-ding tussen de echte wereld en de innerlijke wereld. Het kind krijgt door middel van spel grip op de eigen beleving en op de omgeving. Herhaling is daarbij belangrijk. Spel is ook een uitlaatklep voor emoties en indrukken die zij op doen. Door het uitspelen van de gevoelens en fantasieën zijn kinderen doorgaans beter in staat deze te verwerken en voor zichzelf een evenwicht te vinden. Het spel oefent hen om met gebeurtenissen in de wer-kelijkheid om te gaan. Ze oefenen rollen, interacties en situaties: vadertje en moedertje, schooltje. Ze leren om te gaan met macht en ervaren het belang van regels en grenzen. Ze praten tijdens het spel over dingen die voor hen van belang zijn. Voor de interactie is taal belangrijk. Door middel van het spel en de omgang met elkaar oefenen zij de taal.

Kleuters hebben vooral behoefte aan sensomotorisch of manipulatief spel. Manipulatief spel is spel waarbij zij zelf richting aangeven, zoals in voorbeeld van de grote beer en de kleine muis bij de kleuters. Met sensomotorisch spel oefenen zij en verkennen ze eigen-schappen en kenmerken van voorwerpen. Denk daarbij aan kleien, blokken stapelen, puz-zelen, het poppenhuis, en dergelijke. Gaandeweg geven zij voorwerpen betekenis en gaan die ook gebruiken als een symbool voor iets anders. Ze laten een pop bijvoorbeeld praten, stout zijn of bang, van een kartonnen doos maken zij een mooi huis en een lange bank wordt omgetoverd tot boot.

Page 11: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

11SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Spel vervult een grote rol in de persoonlijkheidsontwikkeling. Het bevordert de zelfstan-digheid en zelfredzaamheid omdat het voortdurend een beroep doet op competenties als actief zijn, initiatieven nemen, communiceren, samenwerken, plannen maken, oplossingen voor problemen bedenken, enzovoort. Spel heeft hierdoor niet alleen een relatie met de sociaal-affectieve ontwikkeling maar ook met de cognitieve.

Je kunt het spel, de ontwikkeling en de interactie tussen peuters en kleuters stimuleren door:• competenties te stimuleren als actief zijn, initiatieven nemen, communiceren, samen-

werken, plannen maken, oplossingen voor problemen bedenken, enzovoort.• een rustige maar uitnodigende omgeving te creëren waarin kinderen zelf op onderzoek

uit kunnen gaan en elkaar op kunnen zoeken als zij dat willen;• in te gaan op de pogingen van het kind om met jou of een kind te spelen door bijvoor-

beeld het ‘kopje thee’ aan te pakken of het boekje dat voorgelezen moet worden;• hen met hun spel op weg te helpen: ‘willen jullie de verkleedkleren gebruiken’ of ‘als

jullie in die hoek gaan spelen, word je niet zo gestoord’;• hen te helpen conflicten en problemen op te lossen (zie thema 12.4 in het boek Peda-

gogisch Medewerker saw 3);• gespreksvaardigheden in te zetten (zie thema 13 in het boek Pedagogisch Medewerker

saw 3);• rustige en drukkere momenten af te wisselen zodat kinderen tot rust kunnen komen, ze

over kunnen schakelen op iets anders en de concentratie optimaal blijft.

Voorbeelden van pedagogisch handelen om het spontane contact te steunen zijn

• Heel vaak de namen van de kinderen noemen, zodat ze elkaar kennen en zich gekend voe-

len.

• Emoties van kinderen spiegelen en benoemen. Benoemen wat je ziet (huilen, stampvoe-

ten). Benoemen wat je aan emoties denkt te zien (verdriet, boosheid), vragen of dit klopt.

• Kinderen uitdrukkelijk te betrekken bij troosten en elkaar helpen.

• Kinderen eenvoudige regels leren, zoals: ‘om de beurt’ en ‘elkaar geen pijn doen’. En gedrag

uitleggen: ‘Yoran is fijn aan het puzzelen, hij wil niet dat jij hem nu helpt. Zullen we dan een

andere puzzel uitkiezen?’

• Begeleiden van spelende kinderen door erbij te gaan zitten en rustig aanwijzingen geven

door voorzeggen en voordoen: ‘Kom we gaan het samen even vragen. Aicha, Dalano wil

heel graag het groene potlood even hebben, hè, Dalano?’ De leidster helpt het spel te regu-

leren en leert hen spelregels zonder het spel over te nemen of dood te slaan.

Page 12: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content12

Kinderen en tieners

Veel van bovenstaande is natuurlijk ook van toepassing op oudere kinderen en tieners. Hieronder leggen we de nadruk op wat specifiek voor oudere kinderen en tieners van belang is.

Kinderen en tieners móeten veel. Ze worden een beetje geleefd in een kant-en-klare omge-ving. Denk maar aan de tv die veel aan staat, het veelvuldige computergebruik, de overvol-le winkels, het onderhouden van contacten via de computer of de mobiel, de vol geplande vrije tijd met sport, clubs, muzieklessen, enzovoort. Hierdoor blijft er weinig tijd en ruimte over die door de kinderen zelf ingevuld moet worden. Er is dus ook weinig ruimte om zelf te onderzoeken en contacten te leggen.

In deze context spelen de interacties tussen kinderen en tieners zich af. Kinderen leggen en onderhouden contacten met leeftijdgenoten in een virtuele wereld van technologische ont-wikkelingen. Dit vraagt veel van het onderscheidingsvermogen van kinderen: wat is goed en wat niet, waar leg ik grenzen, welke invloed heeft dit op mij en welke gevolgen heeft dit voor mij, wat wil ik wel en wat niet, enzovoort. Het vraagt in feite om als een volwas-sene te oordelen, zich niet teveel laten beïnvloeden en eigen keuzes maken. Door de druk vanuit de peergroup en omdat kinderen nog onvoldoende tot ontwikkeling zijn gekomen, is dit moeilijk. De begeleiding van de interacties tussen kinderen en tieners is dan ook veel gericht op het ontdekken van het eigen ‘ik’, onderscheid leren maken tussen wat zij wel en niet willen, de eigen sterke kanten leren ontdekken, zelfvertrouwen opbouwen, problemen oplossen, leren ‘nee’ zeggen tegen dingen die zij niet willen en eigen keuzes maken.

Vriendschapsrelaties spelen een belangrijke socialiserende rol op deze leeftijd. In vriend-schappelijke relaties leren zij contacten te leggen en te onderhouden en leren zij op een aanvaardbare manier omgaan met emoties, frustraties, ruzie en agressie.

De interacties tussen kinderen die vriendjes van elkaar zijn, zijn meer interactief en meer emo-

tioneel expressief dan tussen kinderen die geen vriendjes zijn. Ze letten meer op billijkheid en

zijn wederkeriger bij het stellen van grenzen en regels. Ze zijn energieker in het exploreren van

materialen en bronnen. Het ziet ernaar uit dat vriendschap een basis vormt voor zowel compe-

titie als coöperatie, tenminste tussen schoolkinderen. De conclusie mag wel luiden dat vriend-

schap een onmisbare ervaring is voor de voorbereiding op het functioneren in de verschillende

sociale netwerken in de samenleving.

(Uit: ‘Ontwerpen van interculturele lessen’ van Miep Kramer-van Walderveen en Mariëtte Kruit-

hof )

Page 13: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

13SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Je kunt kinderen en tieners op de volgende manier begeleiden bij hun interacties:• Je geeft hen de kans participerend te leren; dat wil zeggen dat zij samenwerken en –spe-

len met andere kinderen en tieners en met de begeleiders.• Je betrekt hen bij de organisatie van activiteiten en het verzorgen van de ruimte en de

materialen. • Je maakt hen mede verantwoordelijk voor de goede sfeer door samen met hen afspra-

ken te maken en regels te stellen.• Je bevordert de betrokkenheid op elkaar, het wederzijdse begrip en respect voor elkaar

en andere zienswijzen door individuele gesprekken te voeren en onderwerpen in de groep bespreekbaar te maken.

• Je bevordert hun zelfredzaamheid bij het oplossen van problemen.• Je geeft zelf het goede voorbeeld door de manier waarop je met hen en je collega’s om-

gaat.

Page 14: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content14

2.2 Aspecten van de interacties

We bespreken de volgende aspecten van de interacties.

Aspecten van de interacties:

5

• imiteren

• rollenspel

• emotieregulering

• doelgerichtheid en vasthoudendheid

• oplossen van problemen en ruzie

2.2.1 Imiteren

Kinderen leren door te imiteren. Door imiteren leren kinderen de basale principes van communicatie. Als kinderen geïmiteerd willen worden, nemen zij hier het initiatief voor. Initiatief nemen behoort tot de basis van communiceren. Door een ander te imiteren ma-ken kinderen duidelijk dat ze het andere kind begrijpen. Ze bevestigen de boodschap van de ander. Ook dat is een belangrijk principe van communicatie.

Pedagogisch handelen om het imiteren te steunen en stimuleren zijn

• Eenvoudige spontane imitatiespelen steunen en versterken. Bijvoorbeeld als een kind

stoeltjes op een rijtje zet en anderen gaan meedoen, zeggen: ‘Wat maken jullie een mooie

trein.’ Of de pedagogisch medewerker gooit een bal heen en weer; om de beurt naar 1, 2 of

3 kinderen. Als ze zich terugtrekt gaan de kinderen soms door; of ze beginnen later spon-

taan zonder pedagogisch medewerker met dit imitatiespel. Hetzelfde kan met om beur-

ten geluiden nadoen, heen en weer rennen of springen van een bankje. Imitatiespel dat

regelmatig herhaald wordt geeft houvast aan de kinderen. Ze weten wat van hen verwacht

wordt. Hierdoor kunnen ook 2-jarige kinderen aan het samenspel meedoen.

• De pedagogisch medewerker begint een imitatiespel met een nieuw of teruggetrokken

kind. Zo leert het kind de imitatieprincipes van: initiatief nemen – nadoen – herhalen –

beetje anders nadoen – herhalen. Vaak komen andere kinderen kijken of meedoen, zodat

het nieuwe of verlegen kind kan oefenen met de leidster dichtbij.

• Tijdens de verzorgmomenten imitatiegrapjes te maken; of zelf met het kind te communice-

ren via imitatie. Veel liedjes met bewegingen zijn ook imitatiespelletjes.

Page 15: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

15SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

2.2.2 Rollenspel

Net als het imitatiespel is het rollenspel belangrijk voor de ontwikkeling. Rollen- of doen-alsof spel is imiteren van rollen of gedrag van een dier of mens. In het rollenspel wordt van de concrete situatie een denkbeeldige situatie gemaakt. Kinderen laten in het rollenspel hun beeld van de werkelijkheid zien. Dat is om de volgende reden belangrijk voor hun ontwikkeling.

Rollenspel is goed voor de ontwikkeling

Inzicht in sociale situaties

Kinderen spelen de rollen na zoals zij die waarnemen. Typisch moedergedrag, vadergedrag, de

poes, de hond, de dokter. Ze vergroten hun greep op de werkelijkheid door opeenvolgende

handelingen van belangrijke situaties na te spelen. Bijvoorbeeld: koken, tafeldekken, eten.

Kinderen leren zo ook om hun gedrag op elkaar af te stemmen.

Emoties en ervaringen verwerken

Kinderen spelen situaties die voor hen belangrijk zijn, ouders die weggaan en terug komen;

doktersbezoek, ziek zijn. Door het spelen kunnen ze hun emoties uiten en een plek geven. Ze

leren hoe ze ermee kunnen omgaan. Rollenspel heeft ook een andere emotionele functie. In

hun spel kunnen kinderen wensen en verlangens bevredigen die in de werkelijkheid buiten

hun bereik liggen. Bijvoorbeeld groot, sterk en machtig zijn als ridder, draak of moeder.

Nadenken over situaties en ervaringen

Kinderen leren tijdens het rollenspel na te denken over gebeurtenissen die op dat moment niet

in werkelijkheid plaatsvinden. Dit wordt gezien als een voorloper van het abstracte denken.

Volwassenen denken in hun hoofd; iets wat ons dwars zit kan eindeloos in ons hoofd malen.

Dreumesen en peuters ‘malen’ niet, maar herhalen situaties door ze heel vaak uit te spelen in

rollenspel.

Controleren van emoties en beheersen van het eigen gedrag

Bijvoorbeeld Micha. Micha is soms heel erg wild en moeilijk om greep op te krijgen. Maar als je

vraagt ‘wat wil kleine beer?’, wordt Micha rustig. Hij gaat zijn favoriete kleine beer-rol spelen en

geeft kopjes. Micha kan zichzelf niet sturen of stoppen. Maar als hij een rol speelt, kan hij zijn

gedrag wel sturen. Hij stuurt zichzelf dan door een idee (hoe hij denkt dat kleine beer doet).

Rollenspel is de eerste vorm van vrije wil: het kind laat zich niet sturen door impulsen in het hier

en nu, maar handelt volgens zijn of haar ideeën (= vrije wil).

Page 16: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content16

Praten tijdens het rollenspel

Kinderen leren met taal te onderhandelen over rollen: ‘Jij was de moeder, ik was de vader.’

Voorbeelden van pedagogisch handelen om rollenspel te steunen of stimuleren zijn:

• Het inrichten van de poppen- of verkleedhoek en autohoek. Door bepaalde kleding of

voorwerpen te geven – passend bij een thema waar de kinderen mee bezig zijn – worden

bepaalde rollenspelen ontlokt.

• Ingaan op initiatieven van kinderen. Veel dreumesen beginnen met de pedagogisch werker

‘een kopje thee aan te bieden’: aannemen!

• Verhalen vertellen en voorlezen en er met de kinderen over praten. Deze verhalen vaak

herhalen. Dit vergroot de scriptkennis van kinderen. Dat is de kennis van opeenvolgende

handelingen. Het vergroot ook de neiging tot uitspelen van de verhalen.

• Samen met de peuters een verhaal spelen. Dit is een combinatie van verhaal vertellen en

samen bijhorende bewegingen maken en emoties uitdrukken: ‘lopen als de kleine dwerg,

lopen als de reus’, ‘oei... wat zal er nu gebeuren...

• Het rollenspel een nieuwe impuls geven. Bijvoorbeeld door even mee te spelen en ‘een

boodschap te doen’ in de winkel.

2.2.3 Emotieregulering

Emotieregulering is het kunnen omgaan met en onder controle krijgen van je emoties. Kinderen leren dit tijdens het opgroeien met behulp van hun opvoeders. We gaan in op de emotieregulering en de manier waarop je daarbij kunt begeleiden. We halen de emotiere-gulering bij jongere en oudere kinderen uit elkaar.

Jongere kinderen

Jonge kinderen reageren direct als ze door iets worden geraakt. Zonder ouders en pedago-gisch werkers zijn kinderen overgeleverd aan hun eigen emoties als ze sterk geprikkeld wor-den. Sommige manieren om emoties te beïnvloeden ontdekken kinderen zelf. Bijvoorbeeld troost vinden door duimzuigen, beer of doekje. Ook hebben jonge kinderen de aangeboren neiging om nare prikkels te mijden. Als je weggaat van iets dat jou een naar gevoel geeft, voel je je beter. Jonge kinderen weten al intuïtief dat afleiding nare gevoelens doet verge-ten. Ze gaan met hun auto spelen en lijken zich af te sluiten. Of ze willen gaan slapen op een rustig plekje, weg van de andere kinderen of mensen. Kinderen vanaf 4 jaar kunnen al bewust naar afleiding zoeken als ze zich rot voelen.

Page 17: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

17SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Pedagogische middelen om kinderen manieren te leren om hun eigen emoties te reguleren

Beperk het aantal duidelijke regels voor het samenspelen

De regels die gehanteerd worden, worden door de pedagogisch werkers vaak herhaald en uit-

gelegd. De nadruk ligt op regels voor wat de kinderen wèl horen te doen. Stoppen van gedrag

dat niet mag is voor jonge kinderen veel moeilijker dan het opvolgen van aanwijzingen voor

goed gedrag.

Kinderen aanmoedigen om tegen zichzelf te praten

Samen met het kind zeggen ‘Nee, dat doen we niet. Onze regel is ‘niet slaan’. Wat doen we wel?’

Kind, samen met de pedagogisch werker: ‘Zeggen wat je wilt.’ Nog een of twee jaartje verder

en het kind kan ‘nee’ zeggen tegen zichzelf en het kan tegen zichzelf zeggen wat het wèl moet

doen. Dat noemen we zelfregulering van emoties en zelfsturing van gedrag.

Alert reageren op het vraagkijken van kinderen

Vaak voelen kinderen zelf aan wanneer iets niet helemaal in de haak is. Als kinderen onzeker

zijn, kijken ze je vragend aan. Ze proberen van je gezicht af te lezen wat ze horen te voelen. Als

je daar alert op reageert, leert het kind jou te gebruiken als morele gids. Een klein knikje of een

blik van jou kan dan genoeg zijn om het kind te helpen om ongewenst gedrag te stoppen.

Kinderen een ‘time out’ geven

Dit sluit aan bij de eigen neiging van kinderen om ‘nare’ prikkels te mijden. Als kinderen boos

en overstuur zijn, kan dit heel goed werken. Belangrijk is dat je duidelijk én rustig en vriendelijk

blijven. De time out is geen straf. Je zorgt voor een plekje waar het kind rust kan vinden en laat

het terugkomen in de groep als het weer tot rust is gekomen. Op den duur gaan kinderen vaak

zelf een time out nemen als ze het nodig hebben.

Verwoorden van het gevoel van binnen

Volwassenen hebben veelal het idee dat ze eerst een gevoel van binnen hebben en waarne-

men, en daarna handelen. Bij jonge kinderen ligt dat waarschijnlijk anders. Bij jonge kinderen

valt het emotioneel handelen en waarnemen samen. Ze handelen boos voordat ze zich bewust

boos gevoeld hebben. Doordat je kinderen leert om hun gevoelens te benoemen, wordt het

automatisch handelen doorbroken. Er ontstaat een denkpauze tussen de prikkel – de situatie

die emoties oproept - en het automatisch emotioneel handelen. Met heel jonge kinderen kun

je al zoeken naar een gezamenlijke oplossing. De ´denkpauze´ van het praten geeft ook ruimte

om stil te staan bij de gevoelens van de andere kinderen. Natuurlijk werkt dat niet als een kind

zeer geëmotioneerd is. Maar wel in iets rustiger situaties. ‘Esmee wil ook met de poppen spelen.

En jij ook. Zullen we kijken of er nog een andere pop is?’

Page 18: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content18

Leren gebruikmaken van rollenspel

Als kinderen weten wat er van ze verwacht wordt, kunnen ze een rol spelen en eigen gedrag en

emoties controleren. De rol van konijn of kleine beer geeft houvast om eigen directe impulsen te

controleren. Het geeft een kind ook de gelegenheid om andere kinderen te wijzen op hoe een rol

vervuld moet worden. Dit helpt kinderen om zich de bijbehorende gedragingen eigen te maken

Leren van goede manieren

Iedere cultuur en ieder gezin heeft manieren om om te gaan met ‘grote’ emoties. Als het goed is,

helpen vaste ‘goede manieren’ om gevoelens uit te drukken. Ze bieden bescherming als emoties

ons dreigen te overweldigen. Het ritueel van handje geven, helpt als een kind heel erg verlegen is

en niet weet wat hij of zij moet doen met een vreemde. Je kunt samen met de kinderen manieren

bedenken om mee te leven met een ziek kind in de groep, om te troosten of om het weer goed te

maken na een fikse ruzie.

Oudere kinderen en tieners

Emotieregulering bij oudere kinderen en tieners gaat vaak over ruzies, de controle over de emoties verliezen en emoties verdringen of niet uiten. Staan we ten opzichte van kinderen nog tolerant tegenover driftbuien en ongecontroleerde reacties, van oudere kinderen en tie-ners verwachten we dat zij hun emoties zelf onder controle kunnen houden. We verwachten dat zij zich in een ander in kunnen leven, dat zij rekening houden met de emoties van ande-ren en flexibel en tolerant zijn in de omgang met elkaar. Kinderen en tieners moeten echter nog steeds veel leren en komen steeds voor nieuwe situaties en ontwikkelingen te staan die zij opnieuw moeten leren beheersen. In de pubertijd treden dan ook nog eens grote lichamelijke en psychische veranderingen op die dit niet altijd gemakkelijk maken.

De opvoeding van oudere kinderen en tieners is erop gericht het zelfsturend vermogen te vergroten en de zelfdiscipline te vergroten. Hoe kunnen zij op een goede manier contacten leggen en hoe kunnen zij op een goede manier kinderen eventueel afwijzen? Wat zijn pret-tige omgangsvormen en hoe ga je om met afwijzingen en teleurstellingen in het contact? Hoe laat je andere kinderen in hun waarde en accepteer je afwijkende houdingen en meningen? Hoe houd je jezelf staande en bescherm je je eigen persoonlijkheid als de druk om je aan te passen vanuit de peergroup groter wordt? Vroeger groeiden kinderen meer beschermd op. De gedragsregels waren strikter en kinderen en tieners dienden te gehoorzamen. Dat gaf veel bescherming maar maakte kinderen ook onzelfstandiger. Nu verwachten we dat kinderen zelf denken, zelf grenzen verkennen en vaststellen. Dat gaat echter niet vanzelf. Enige begeleiding daarbij is gewenst.

Page 19: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

19SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Bij emotieregulering gaat het om de eigen emoties en die van anderen, de effecten daarvan en het proces van regulering (hoe houd ik mezelf onder controle). Dit laatste gaat over wat je op die momenten denkt en over wat je dan doet. Er zit dus een cognitieve compo-nent aan en een gedragscomponent. Op die twee vlakken ligt ook jouw aanpak. Je spreekt kinderen en tieners aan op hun gedrag (de uiting) en je hebt aandacht voor de processen die zich in hun hoofd afspelen die tot dat gedrag leiden. Je doet dat op twee manieren: preventief en reactief. Bij de reactieve aanpak reageer je nadat er iets is voorgevallen. Je bedenkt dan een oplossing zodat het probleem is opgelost; oftewel je blust het brandje. Bij de preventieve aanpak breng je kinderen denkstrategieën bij die zij in kunnen zetten om problemen op te lossen en vóór te zijn. Je geeft hen inzicht in sociale en emotionele proces-sen en bevordert sociaal gedrag. Preventief werken heeft het voordeel dat het op langere termijn de kinderen houvast geeft en in staat stelt hun eigen problemen op te lossen. Maar uiteraard blus je ook brandjes zoals in onderstaande voorbeelden.

De reactieve aanpak

Brechje en Ralf staan aan elkaar te trekken en te duwen omdat zij beide achter de computer

willen zitten.

Job komt met een rood boos hoofd op de opvang. Hij smijt zijn rugzak in de hoek en ploft op

de bank neer. Daar blijft hij boos voor zich uitkijken.

Alice voelt zich duidelijk niet prettig op de opvang. Ze is stil en teruggetrokken, zoekt weinig

contact met andere kinderen en zit al te vaak maar wat voor zich uit te kijken.

Over de reactieve aanpak is in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 veel geschreven. Voor de reactieve aanpak verwijzen we daarom daarnaar. Over hoe je kunt reageren bij problemen als ruzie, pesten, druk gedrag en contactproblemen kun je bijvoorbeeld meer lezen thema 12 (Opvoedingsvaardigheden). Daarin kun je ook lezen hoe je kinderen kunt helpen om in zes stappen hun eigen problemen op te lossen. In thema 9.5 lees je hoe je een stappenplan kunt maken voor de begeleiding van individuele kinderen. We gaan nu door met de preventieve aanpak.

De preventieve aanpak

In thema 11 in het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 kun je lezen hoe je vriendschap-pen kunt stimuleren en preventief opvoedmiddelen in kunt zetten als een regel stellen en afspraken maken. Er zijn vele preventieprogramma’s ontwikkeld die de emotieregulatie en het vergroten van het zelfregulerend vermogen als onderwerp hebben. Van enkele is de

Page 20: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content20

werkzaamheid in de praktijk middels onderzoek aangetoond. Het programma ‘PAD’is er daar een van: Programma Alternatieve Denkstrategieën. Dat programma is ook heel goed in de kinderopvang toe te passen. In het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 wordt dit al genoemd in thema 10.5.3. We werken die aanpak hier verder uit.

Als je kinderen vraagt waarom ze zich negatief gedragen, dan zoeken ze de oorzaak vaak in het gedrag van de ander: ‘híj deed dit of dat’. Maar waar het werkelijk om gaat is wat het kind zelf voelt en denkt, want dát gaat aan het ongewenste gedrag vooraf. Probeer het kind daarom anders te leren denken. Laat het inzien dat het zélf kan kiezen wat het gaat doen, dat het zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Als je je aandacht daarop richt, help je kinderen zich hiervan bewust te worden.

Het gaat erom dat kinderen steeds duidelijker gaan zien dat zij meer en meer verantwoor-delijk worden voor de keuzes die zij zelf maken. Ze kunnen bijvoorbeeld bij conflicten en problemen kiezen voor:• passief gedrag: weglopen, niets doen, huilen, enzovoort;• agressief gedrag: vechten, schelden, spugen, enzovoort;• actief gedrag: hulp vragen, zeggen dat iets je niet zint, over leggen, enzovoort.Door uitgebreid in te gaan op de mogelijke gevolgen van het zelf kunnen kiezen voor ander gedrag, kun je kinderen stimule ren om voor elke sociale context een passende en effectieve keuze te maken.

Het programma PAD bestaat uit vier belangrijke pijlers:

6

• zelfbeeld

• zelfcontrole

• emoties

• probleemoplossing

Page 21: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

21SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Programma PAD

Pijler 1: zelfbeeld

In de visie die aan dit programma ten grondslag ligt is elk kind uniek. Door middel van het sy-

steem ‘kind-van-de-dag ’ komt elk kind uit de groep een keer aan de beurt om gedurende een

dag in het middelpunt van positieve belangstelling te staan. De pedgaogisch medewerkers en

de groepsleden zijn die dag heel alert op de positieve kwaliteiten van het ‘PAD-kind’. Zij geven

veel complimentjes. Ook wordt het kind gestimuleerd om zichzelf te complimenteren. De dag

wordt meestal afgesloten met een ‘complimentenrondje.’ Daarbij wordt een aantal complimen-

ten op een lijst bijgeschreven. Om de ouders erbij te betrekken, mag het kind de lijst mee naar

huis nemen.

Pijler 2: zelfcontrole

Sommige kinderen komen voortdurend in de problemen doordat ze te impulsief reageren.

Bijvoorbeeld eerst slaan en achteraf bedenken dat je het eigenlijk niet had moeten doen. Om

dit aan te pakken wordt het verhaal over het schildpadje ingezet. Het schildpadje komt door

zijn impulsieve manier van handelen regelmatig in de problemen. Door deze verhalen leren de

kinderen dat er in probleemsituaties een ‘nadenkmoment’ is. Vervolgens bespreek je met hen

hoe zij met de heftige emoties om kunnen gaan.

Een hulpmiddel om zelfcontrole visueel te maken, is het zogenaamde stoplicht. Het

rode licht betekent: stop, word rustig, wat is er aan de hand? Het oranje licht laat kinderen

nadenken over de (beste) oplossing van het probleem. Als het kind weet hoe het het probleem

aan gaat pakken, krijgt het groen licht om dit uit te proberen.

Pijler 3: emoties

In PAD ligt veel nadruk op het inschatten van de eigen emoties en die van de ander. Kinderen

leren dat emoties belangrijke signalen zijn. Die informatie moeten ze niet negeren, want het

helpt hen om grip te krijgen op de situatie. Kinderen leren ook dat gedrag en emoties bij elkaar

horen, maar wel twee verschillende dingen zijn: ‘Je boos voelen is in orde, maar de manier

waarop je dit uit (boos zijn), moet je goed overdenken.’ Bij PAD horen speciale emotiekaartjes.

Dat zijn kaartjes met daarop een tekening van een kind dat een emotie uitbeeldt. Iedereen

heeft een serie van deze kaartjes in zijn bezit. Het is de bedoeling dat de

kinderen (en de pedagogisch medewerkers), bijvoorbeeld in een pauze, nadenken over hun

gevoelens en gedachten en het bijpassende emotiekaartje in een houten blokje op de tafel

zetten. Vervolgens wordt er aan de hand van deze kaartjes een kringgesprek gevoerd.

Page 22: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content22

Pijler 4: probleemoplossing

Bij het gebruik van dit programma wordt het de kinderen steeds duidelijker dat zij steeds meer

verantwoordelijk worden voor de keuzen die zij maken: ‘Stel dat je niet mee mag doen met een

spel. Is de oplossing dan huilend weglopen, woedend worden of proberen om bijvoorbeeld te

onderhandelen? Er wordt uitgebreid ingegaan op de gedragsalternatieven bij een probleem en

op de mogelijke gevolgen van de keuzes die een kind maakt.

Vóór invoering van dit programma volg je een cursus. Het is belangrijk dat het gehele team de aanpak draagt en uitvoert. Als op de basisschool dit programma gehanteerd wordt, is het handig als dat op de buitenschoolse opvang ingevoerd wordt.

2.2.4 Doelgerichtheid en vasthoudendheid

Kinderen kunnen beter samenspelen naar mate ze beter kunnen communiceren wat ze willen. Ze kunnen ook beter alleen spelen naar mate ze voor zichzelf beter weten wat ze willen.

Pedagogisch handelen gericht op de doelgerichtheid van kinderen

• Je vraagt kinderen naar hun plannen, naar wat ze willen gaan doen. En naderhand vraag je

hoe het was.

• Bij problemen zoek je samen met het kind naar oplossingen je stimuleert het kind om niet

snel op te geven.

2.2.5 Oplossen van problemen en ruzie

Gemiddeld heeft een kind per uur vrij spelen zo’n 8 botsingen of conflicten. Veel van die botsingen duren heel kort en zijn zo opgelost. Echte ruzies tussen kinderen zijn veel zeldzamer. Botsingen zijn echter ook leermomenten. Kinderen leren sociale vaardigheden als hun mening duidelijk maken, de ander begrijpen en oplossingen zoeken. Ze leren ook belangrijke sociale en morele regels, zoals: ‘geen speelgoed afpakken’, ‘op de beurt wachten’ en ‘samen delen’. Bij botsingen als een kind niet mee mag spelen, leren ze: ‘ze willen fijn samen spelen, laat ze maar’, of ‘iedereen mag meedoen, samen spelen’. Als kinderen botsen omdat ze iets niet fijn vinden of omdat iets pijn doet, leren ze: ‘niet slaan, niet pijn doen’; en ‘niet doen wat een ander niet prettig vindt’. Tijdens botsingen over de inhoud van het spel leren de kinderen argumenteren, samen plannen maken, voorstellen doen. Door bot-singen leren kinderen niet alleen de regels maar ook wat werkt als je vrienden wilt blijven en als je je zin wilt hebben.

Page 23: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

23SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Tips voor de begeleiding bij botsingen

• Niet direct reageren. Alleen in de gaten houden of ze het zelf oplossen.

• Reageren op vraagkijken en herinneren aan de regels. Op een heel duidelijk maar toch

vriendelijke manier.

• Als de pedagogisch medewerkers bemiddelen tussen kinderen is de 3 O-aanpak geschikt:

- de ‘O’ van Oog hebben voor elkaar : de pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat ze

oog heeft voor wat er speelt tussen de kinderen, dat ze aan kan sluiten bij hun logica.

Dat is de ‘inzicht-stap’

- de ‘O’ van Oplossingen bedenken: de pedagogisch medewerker bedenkt oplossingen

voor het probleem met de kinderen; ze geeft ze middelen om hun gedrag en emoties te

reguleren. Dat is de ‘goede-idee-stap’.

- de ‘O’ van Opnieuw vrienden maken. De pedagogisch medewerker richt zich op het

weer samen verder spelen. Dat is de ‘verzoen-stap’.

Meer informatie over de begeleiding bij specifieke aspecten van de interacties bij kinderen als vriendschappen, pesten, jaloezie en machtsstrijdjes vind je in thema 9 (Begeleiden bij de ontwikkeling) en thema 12 (Opvoedingsvaardigheden) in het boek Pedagogisch Medewer-ker saw 3.

Page 24: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content24

3 OpvoedstijlenJe meet jezelf als opvoeder een bepaalde stijl van opvoeden aan. Je kiest de stijl die het meeste bij je past en die je het beste vindt. De opvoeding die je zelf genoten hebt, heeft hier ook invloed op. Het is belangrijk dat je je ervan bewust bent dat er verschillende stijlen zijn zodat je daar ook bewust mee om kunt gaan. De meeste opvoeders hebben een bepaalde basisstijl en wijzigen die of vullen die zo nu en dan aan met andere stijlen, naar gelang de omstandigheden en het kind dat zij tegenover zich hebben. De twee belangrijk-ste opvoedstijlen zijn de autoritatieve en de autoritaire opvoedstijl. Daarnaast behandelen we de laissez-faire stijl en de verwaarlozende opvoedstijl. In deze paragraaf verdiepen we de informatie met voorbeelden uit de praktijk. In het boek Pedagogisch Medewerker saw 3 in thema 11.5.2 vind je nog meer informatie.

Autoritatieve opvoedstijl

Bij een autoritatieve opvoeding staan de kinderen en hun individuele ontplooiing centraal. Opvoeders zijn sterk betrokken op de kinderen. Er worden duidelijke grenzen gesteld gecombineerd met warme aandacht en acceptatie van de eigenheid van het kind. Het kind krijgt op een zodanige manier steun dat het een positief zelfbeeld ontwikkeld. De autori-tatieve opvoedstijl is een onderhandelingsstijl gebaseerd op een gezagsstructuur. Er wordt veel gecommuniceerd. De opvoeders bepalen uiteindelijk de regels maar de kinderen heb-ben een stem. Er wordt gediscussieerd en de inbreng van het kind wordt serieus genomen. Kinderen krijgen meer macht dan bij een autoritaire opvoeding. Tussen opvoeders en kinderen is een informelere sfeer.

Deze opvoedstijl komt momenteel het meest voor. Hij wordt gezien als de meest geslaagde stijl van opvoeden. Kinderen die zo zijn opgevoed zijn coöperatief en betrokken op andere kinderen. Zij zijn zelfstandig en hulpvaardig. Zij zijn sociaal voelend en hun persoonlijk-heid is goed ontwikkeld. Hun inlevingsvermogen in anderen is goed ontwikkeld. Omdat deze opvoedstijl in democratische samenlevingen als de Nederlandse het meest voorkomt en het best past, gaan we daar wat dieper op in.

Page 25: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

25SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Inlevend vermogen

Een goed ontwikkeld inlevingsvermogen (empathie) is de basis voor de ontwikkeling van waarden en normen. Je kunt het inlevend vermogen, de betrokkenheid en het geweten van kinderen ontwikkelen door een combinatie van genegenheid tonen, duidelijke grenzen stellen, veelvuldig uitleggen en weinig gebruikmaken van machtsmiddelen. Leg kinderen consequent uit wat de gevolgen van hun handelingen zijn voor anderen en help hen zich te verplaatsen in anderen. Dan ontwikkelen zij geleidelijk aan het besef en de vaardigheid om gedrag van binnenuit reguleren.

Volgens Hoffman vereenzelvigen kinderen zich van nature met de nare gevoelens van ande-ren. Dit inlevingsvermogen zorgt ervoor dat kinderen leren dat hun gedrag gevolgen voor anderen heeft. Bij overtreding van regels (bijvoorbeeld dat je een ander kind geen pijn mag doen) geef je steeds een duidelijke terechtwijzing en uitleg. Daardoor voelt het kind zich schuldig. Naarmate het kind zich verder ontwikkelt en je deze aanpak consequent hanteert, zijn terechtwijzen en uitleg geven steeds minder nodig. Het schuldgevoel (het geweten) neemt het over en zorgt er dan voor dat kinderen hun gedrag op een positieve manier aan anderen aanpassen. Om ervoor te zorgen dat kinderen dit niet alleen doen bij bekenden en familie is het belangrijk dat je er een norm aan koppelt. Bijvoorbeeld: ‘zwakkere kinderen bescherm je’ of ‘eerlijk zjn’. Jouw gedrag als opvoeder luistert hier nauw bij. Als je bij een overtreding teveel druk uitoefent, is de kans groot dat het kind angstig of boos wordt. Het staat dan niet meer open voor jouw uitleg. Als de druk te laag is, is er kans dat het kind je negeert.

Berkowitz en Grych ontwikkelden een vijftal opvoedingsstrategieën die je kunt toepassen om moraliteit bij kinderen te bevorderen. Dat zijn: 1 kinderen consequent terechtwijzen en uitleg hierover geven; 2 zorgzaamheid en ondersteuning;3 eisen stellen en grenzen trekken;4 sociaal-moreel gedrag voorleven (zelf het goede voorbeeld geven); 5 open democratische discussies houden en conflicten op een democratische manier

oplossen.

Page 26: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content26

Elsa van 11 mag zelfstandig van school naar de opvang lopen. De afspraak is dat ze rechtstreeks

naar de opvang komt. Zo nu en dan gaat het mis. Dan spreekt Bas, de pedagogisch mede-

werker, haar daar direct op aan: ‘Elsa, je weet dat je rechtstreeks naar hier moet komen. Hoe

komt het dat je nu te laat bent?’ ‘Marijn wilde dat ik hem even iets zou uitleggen. Dus dat heb

ik gedaan. Het zou toch niet leuk zijn als ik dat niet zou doen?’, verdedigt Elsa zich. ‘Dat is zeker

aardig en behulpzaam van je. Maar die regel hebben we niet voor niets gemaakt. We willen dat

je hier op tijd bent. Weet je nog waarom dat is?’ ‘Uhh, jullie willen weten waar ik ben en dat ik

hier eerst naartoe kom om me te melden.’, zegt Elsa. ‘Ja, dat klopt. We willen graag even contact

met je hebben en weten hoe het met je gaat. Kun je een oplossing voor dit soort situaties

bedenken?’ ‘Ik kan vragen of Marijn een eindje mee oploopt. Of ik kan hem vragen of we er de

volgende dag over kunnen praten’, antwoordt Elsa. ‘Oké, dat heb je goed bedacht. Is dit voor jou

een goede oplossing?’ ‘Ja’, zegt Elsa’’Lijkt me wel.’ ‘Mooi, misschien kun je dit dan de volgende

keer zeggen als iemand je ophoudt. Je mag trouwens ook altijd een kind mee maar de opvang

brengen, hoor. Het gaat er maar om dat we van je op aan kunnen. Afgesproken?’ ‘Oké’, zegt Elsa.

Autoritaire opvoedstijl

De autoritaire opvoeding kun je een bevelsstructuur noemen. De sfeer tussen opvoeders en kinderen is formeler en gebaseerd op een machtsstructuur. Opvoeders hebben macht over de kinderen. Niet de individuele ontwikkeling van het kind staat centraal maar gehoor-zaamheid en aanpassing. Met de kinderen wordt niet onderhandeld. Er wordt veel minder gecommuniceerd dan in de autoritatieve opvoeding. Zij krijgen te horen wat ze te doen en te laten hebben. Opvoeders geven overigens wel aandacht aan de kinderen. Tot het midden van de jaren 60 in de vorige eeuw was dit een algemeen gehanteerde opvoedstijl.

Door een autoritaire opvoeding kunnen kinderen aan zichzelf gaan twijfelen en minder initiatief gaan tonen. In gezelschap trekken zij zich terug. Zij leren niet voor zichzelf te denken, ontwikkelen geen eigen identiteit en verantwoordelijkheidsgevoel.

In het voorbeeld van Elsa zou er bij een autoritaire opvoedstijl als volgt op haar te laat komen gereageerd worden.

Bas: ‘Elsa, je bent te laat.’ ‘Ja, maar….’zegt Elsa. Bas onderbreekt haar: ‘Ik hoef niet te weten

waarom dat is. Ik wil gewoon dat je op tijd komt. Heb je dat begrepen? Ga nu maar snel zitten

en laat het niet weer gebeuren.’

Page 27: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

27SAW DC 34 Interacties tussen kinderen

Laissez-faire opvoeding

De laissez-faire opvoedstijl wordt ook wel een permissieve opvoedstijl genoemd; een tole-rante en verwennende opvoeding. De laissez-faire opvoedstijl is gebaseerd op een ideologie of visie van de opvoeders. Er worden weinig eisen en grenzen gesteld aan het gedrag, er is weinig controle en er wordt weinig gestraft. De opvoeders laten kinderen hun eigen gedrag reguleren. Kinderen krijgen wel emotionele steun. Er wordt minder gecommuni-ceerd dan in de autoritatieve opvoeding. Permissieve opvoeders cijferen zichzelf vaak weg en zijn onzeker over hun invloed. Zij zijn geen sterk rolmodel. Macht en discussie worden minder vaak ingezet in de opvoeding. Liefde wordt gebruikt om de kinderen te manipu-leren: onthouden van liefde, belachelijk maken van het kind, extra aandacht geven als het kind aardig voor de opvoeder is, enzovoort. De permissieve opvoeder is op de achtergrond beschikbaar als het kind erom vraagt, maar stelt zich niet actief normerend en sturend op. In deze opvoedstijl wordt veel getolereerd. De opvoeders zijn erg toegeeflijk en accepteren ook minder plezierige impulsen van de kinderen als agressie en seksuele impulsen. Er is vaak sprake van een minder goed georganiseerde en minder effectieve huishouding. Er zijn geen of weinig regels wat betreft het dagritme: eten, slapen, enzovoort.

Kinderen die zo zijn opgevoed vertonen nogal eens ongedisciplineerd gedrag en zijn onze-ker. Zij zijn vaak egoïstisch en weinig betrokken op andere kinderen.

In een buitenschoolse opvang die een laissez-faire aanpak voorstaat, zou de regel dat Elsa direct uit school naar de opvang moet komen, misschien wel niet gemaakt zijn. Mocht die wel gemaakt zijn, dan zou Bas als volgt op het te laat komen van Elsa gereageerd kunnen hebben.

Bas:‘Hoi Elsa, fijn dat je er bent. Je had het zeker druk onderweg?’ ‘Ja zeker, ik moest een hoop

uitleggen aan Marijn. En nou ga ik naar buiten.’, antwoordt Elsa. ‘Oké, ik zie je straks wel weer.’,

zegt Bas.

Page 28: 34DCInteracties tussen kinderen · 2013-04-18 · over begeleidingsstijlen en begeleidingsmethoden vind je in thema 9 (Begeleidingsstijlen) en 10 (Werken met groepen) in het boek

SAW Digitale Content28

Verwaarlozende opvoeding

Bij een verwaarlozende opvoeding zijn de opvoeders niet betrokken op de kinderen. De opvoeders bieden geen emotionele steun en sturing. De opvoeders houden een grote af-stand tot de kinderen. Zij zijn erop uit ongemak voor zichzelf te vermijden. Er wordt daar-door niet of onvoldoende ingegaan op vragen en behoeften van de kinderen. Of er wordt zo op ingegaan dat het kind het in het vervolg wel zal laten om zijn vragen of behoeften te uiten. Op den duur is er nauwelijks meer sprake van interactie tussen de opvoeders en de kinderen. De zo belangrijke structurering, ondersteuning, stimulering en sturing ontbre-ken dan volledig. Er zijn onvoldoende regels en er is geen regelmaat. Kinderen krijgen onvoldoende normen en waarden mee. Er is geen controle. Soms is in de relatie tussen opvoeders en kinderen sprake van lichamelijke mishandeling, vijandigheid en psychologi-sche onbereikbaarheid. Vaak gaat het om opvoeders die zelf onthecht zijn en in hun jeugd emotioneel verwaarloosd zijn. Zij zijn vaak onmachtig en onttrekken zich aan de verant-woordelijkheid. Van een verwaarlozende opvoeding is dus vaak sprake in gezinnen waar sprake is van kindermishandeling.

Kinderen die zo zijn opgevoed zijn schichtig en onzeker. Zij vertonen vaak onaangepast gedrag en trekken op een negatieve manier de aandacht.

Je mag hopen dat deze opvoedstijl in de kinderopvang niet in praktijk gebracht wordt. Zo wel, dan is het de verantwoordelijkheid van de inspectie om deze aan de kaak te stellen en eisen aan de opvoedpraktijk te stellen. In de kinderopvang kun je echter wel te maken krij-gen met kinderen in een dergelijk opvoedklimaat. In thema 18.5 over kindermishandeling in het boek Padagogisch Medewerker saw 3 kun je lezen hoe je daarmee om kunt gaan.