3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende...

36
1 Studiewijzer 2019-2020 Sociale zekerheidsrecht 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW Toledocursus V5F340 Docent Katrien Lebbe

Transcript of 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende...

Page 1: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

1

Studiewijzer 2019-2020

Sociale zekerheidsrecht

3 studiepunten

AFSTANDSONDERWIJS BaSW

Toledocursus

V5F340

Docent

Katrien Lebbe

Page 2: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

2

1 Docent Naam Katrien Lebbe

Contact [email protected]

2 Inhoud

Dit opleidingsonderdeel omvat sociale zekerheidsrecht.

Na een uitleg over het ontstaan en de werking van de sociale zekerheid, worden de

verschillende takken van de sociale zekerheid bij werknemers verder uitgewerkt. Er wordt

ook kort verwezen naar de verschillen met de zelfstandigen.

Vervolgens wordt ook nog eens ingegaan op de sociale bijstand ( residuaire stelsels van de

sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan.

Inhoudstafel of structuurschema van de cursus

De cursus omvat naast een korte inleiding 4 delen.

Deel 1: Inleiding

- Definitie sociale zekerheid - Ontstaan sociale zekerheid - De verschillende stelsels van de sociale zekerheid - De werking van de sociale zekerheid

Deel 2: De sociale zekerheid voor werknemers-de sectoren

- Gezinsbijslagen - Ziekte-en invaliditeitsverzekering - Arbeidsongevallen - Beroepsziekten - Werkloosheid - Pensioenen - Jaarlijkse vakantie

Deel 3: De sociale zekerheid van de zelfstandigen

Deel 4: Sociale bijstand

- Maatschappelijke integratie-leefloon - Maatschappelijke dienstverlening - Inkomensgarantie voor ouderen - Tegemoetkoming aan personen met een handicap

3 Belang van het opleidingsonderdeel in de opleiding

Als sociaal werker is de kans heel groot dat je in je werkveld ooit te maken zal hebben met

sociale zekerheidsrecht.

Page 3: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

3

4 Situering

4.1 Doelstellingen

Informatie omtrent de sociale zekerheid in België verwerven en verwerken.

De theoretische kennis kunnen toepassen in praktische gevallen.

4.2 Begintermen

Vereiste

begincompetenties

De kennis van de beginselen uit het vak recht zouden kunnen van

pas komen bij het instuderen van de cursus maar zijn geen

vereiste om de cursus te begrijpen.

Wel zullen er enkele raakpunten zijn met het vak arbeidsrecht

( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen samen de

rechtstak sociaal recht ).

4.3 Studiebelasting

Studiepunten 3 stptn

Totale

studiebelasting

75 à 90 uur

5 Onderwijsleeractiviteiten

5.1 Studiemateriaal

1) De cursustekst

Er wordt gebruik gemaakt van een eigen cursustekst van de docent, verkrijgbaar via de

webshop. Aangezien recht echter geen “statische” materie is, is het steeds mogelijk dat

wijzigingen tijdens het academiejaar worden aangebracht. Die wijzigingen zullen je dan via

toledo of tijdens het contactmoment worden doorgespeeld.

Page 4: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

4

2) Toledo

Voor dit opleidingsonderdeel wordt gebruik gemaakt van de toledocourse sociale

zekerheidsrecht ( V5F340 ).

Op die toledocourse, onder de rubriek “cursusdocumenten”, vind je een map met extra

(ondersteunend) materiaal

- de ppt van het contactmoment - extra powerpoints - extra oefeningen - andere nuttige informatie

Daarnaast vind je op die toledocourse ook een discussieforum ( onder de rubriek tools ),

waarop je, na het studeren van de cursus, je vragen kan posten.

5.2 Toelichting werkvorm

Contacturen Er is slechts één contactmoment voorzien met de docent en dit

gaat door op 22 november van 10.45 u. tot 12.45 u.

De powerpoint van dit contactmoment zal je kunnen terugvinden

op toledo.

Begeleiding Afstandsonderwijs veronderstelt een flink pak zelfstudie.

De cursustekst sociale zekerheidsrecht is dan ook opgevat als een

zelfstudiepakket.

We laten je echter niet helemaal alleen aan je lot over ! Ook voor

afstandsstudenten is begeleiding voorzien in de vorm van :

- powerpointpresentaties. Die ppts kan je op toledo consulteren en kunnen een hulp zijn om bepaalde stukken uit de cursus in te studeren.

- extra oefeningen over bepaalde stukken uit de cursus. Deze oefeningen ( samen met de oplossingen ) worden op toledo gezet.

- interventies van de docent in de discussies die de studenten voerden op het discussieforum van de toledo-course. Dit forum wordt wekelijks gecontroleerd door de docent en de vragen op het forum worden zo snel mogelijk behandeld.

Page 5: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

5

6 Evaluatieactiviteiten

6.1 Toelichting evaluatie

Algemene toelichting

Evaluatievorm(en) Schriftelijk examen.

Feedback Na het bekendmaken van de resultaten is een feedbackmoment

voorzien, waarop je je examen kan inkijken en samen met de

docent kan gereflecteerd worden over studiemethode,

studietijd, examenstrategie enz….De datum van het

feedbackmoment vind je in je jaarkalender. Afstandsstudenten

die niet aanwezig kunnen zijn op dit feedbackmoment kunnen

via mail een andere afspraak maken.

Extra toelichting bij het examen / de examens

Examenvorm De leerstof wordt volledig schriftelijk geëxamineerd.

Mee te nemen materiaal Het examen is een gesloten boek examen.

Op het examen zelf krijg je een tabel met de gezinsbijslagen

en een tabel met de vakantieduur van de arbeiders ( die

moet je dus niet meebrengen maar krijg je! )

Op het examen mag je gebruik maken van een

rekenmachine

die je wordt aangeboden in het examencentrum ( ook die

moet je dus niet meebrengen maar krijg je! )

Vraagvormen Het examen bevat vooral open vragen. Deze vragen zijn zowel reproductievragen als toepassingsvragen.

Tevens omvat het examen ook een aantal oefeningen ( vb. rond kinderbijslag, jaarlijkse vakantie ) zoals die in de powerpoints op toledo staan. Om deze oefeningen te kunnen maken wordt bij het examen een blad toegevoegd met de bedragen van de kinderbijslagen en een blad met de tabel met de vakantieduur van de arbeiders.

Page 6: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

6

Evaluatiecriteria Bij het verbeteren van je examen zal de docent nagaan :

- in welke mate je beschikt over parate kennis en inzicht in de leerstof

- of je bij het weergeven van je kennis en inzicht voldoende nauwkeurig bent (vooral bij het gebruik van terminologie)

- in welke mate je beschikt over onderscheidingsvermogen (met name bij vergelijkingsvragen)

- in welke mate je stapsgewijze kan redeneren en gestructureerd antwoorden (bij open vragen)

- in welke mate je oog hebt voor linken tussen de verschillende onderdelen van de leerstof (bij verbandsvragen)

- Je antwoorden worden daarbij, net als die van je

medestudenten, vergeleken met een vooraf opgesteld

modelantwoord.

Studenten die correcte informatie neerschrijven krijgen toch

niet alle punten indien :

- ze dit niet (voldoende) gestructureerd doen - ze te weinig gebruik maken van de toepasselijke

juridische terminologie - ze bij vergelijkingsvragen louter beschrijven, zonder

echt te vergelijken - ze gedachtensprongen (= te grote stappen) maken

bij een redeneervraag -

Voorbeeldexamenvragen Er zullen een aantal voorbeeldexamenvragen op toledo

worden geplaatst.

Praktische informatie Het examen gaat door in het examencentrum.

Het examen zal plaatsvinden in flexiblok 4 ( van 7/1-11/1 )

en flexiblok 11 ( 9/6-13/6 ).

6.2 Toelichting evaluatie tweede examenkans

Voor dit vak is er een tweede examenkans. Dit examen zal doorgaan in augustus (17/8-

27/8 ).De evaluatie bij de tweede examenkans gebeurt op dezelfde wijze als bij de eerste

examenkans.

Page 7: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Studiewijzer afstandsonderwijs sociale zekerheidsrecht Academiejaar 2018-2019

7

7 Afspraken, aandachtspunten en tips

Concreet is dit het “stappenplan” dat je best volgt bij het verwerken van de cursus recht :

1. Ga eerst op toledo na of er ppt bestaat over het stuk dat je wil instuderen. Bekijk die ppt vooraleer je begint te studeren.

2. Bestudeer actief de corresponderende leerstof in de cursustekst. Hou daarbij rekening met de studietips die je achteraan in deze studiewijzer terugvindt.

3. Hermaak de oefeningen die op toledo staan. 4. Heb je na dit alles nog vragen die je wenst te bespreken, zet ze dan eerst op het

forum van de toledo-course ‘sociale zekerheidsrecht’ (dus niet onmiddellijk doormailen naar de docent !). Misschien kunnen je medestudenten wel helpen…..

Enkele studietips :

- Probeer zoveel mogelijk te begrijpen wat je studeert. Klakkeloos vanbuiten blokken is uit den boze !!!

- Breng de nodige nauwkeurigheid voor de dag bij het studeren (en bij het weergeven van je kennis tijdens het examen). Een correcte woordkeuze is bij een juridisch vak vaak erg belangrijk (zo is een inschakelingsuitkering niet hetzelfde als een werkloosheidsuitkering, gezinsbijslag niet hetzelfde als een kinderbijslag,enz…)

- Het is geen goed idee om uitsluitend samenvattingen of ppts in te studeren. Ze bevatten vaak te weinig informatie. Breng liever extra structuur aan in de cursustekst zelf. Wél kan je (af en toe) vergelijkende schema’s of overzichtsschema’s maken die je NAAST, maar niet in de plaats van de cursus legt.

Page 8: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

0

Inhoud Inleiding ....................................................................................................................................7

1. Wat is sociaal recht? ......................................................................................................7

2. Evolutie sociaal recht ..................................................................................................... 7

3. Waarom sociaal recht in onze opleiding? ................................................................... 13

DE SOCIALE ZEKERHEID................................................................................................14

Deel I: Inleiding ....................................................................................................................... 14

Hoofdstuk 1. Wat is sociale zekerheid? ............................................................................... 14

1. De “sociale verzekeringen”..........................................................................................15

2. De sociale bijstand .......................................................................................................16

Hoofdstuk 2. Theoretische onderbouw van de Belgische sociale zekerheid .......................17

1. Theorieën .....................................................................................................................17

1.1. Bismarck ..................................................................................................................17

1.2. Beveridge ..............................................................................................................17

1.3. De Belgische sociale zekerheid en sociale bijstand ...........................................18

Hoofdstuk 3. De verschillende stelsels van de sociale zekerheid ........................................ 20

Hoofdstuk 4. Sociale zekerheidsregeling voor werknemers................................................21

1. Toepassingsgebied .......................................................................................................21

1.1. Territoriaal toepassingsgebied...............................................................................21

1.2. Personeel toepassingsgebied...................................................................................22

2. Administratieve structuur.............................................................................................25

2.1. Algemeen..................................................................................................................25

2.2. Gemengd beheer......................................................................................................25

2.3. Paritair beheer ........................................................................................................27

2.4. Institutioneel pluralisme.........................................................................................27

2.5. Gedecentraliseerd beheer .......................................................................................28

2.6. Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) ...........................................................28

2.7. Overzicht..................................................................................................................29

2.8. De kruispuntbank ...................................................................................................30

3. Financiering ................................................................................................................. 31

3.1. Bijdragen op het loon .............................................................................................31

3.2. Staatssubsidies.........................................................................................................37

Hoofdstuk 5. Het handvest van de sociaal verzekerde ........................................................ 38

Hoofdstuk 6. Verplichtingen van de werkgever ................................................................. 39

1. Inschrijving ............................................................................................................... 39

Page 9: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

1

2. DmfA-kwartaalaangifte ............................................................................................ 40

3. Limosa-aangifte ........................................................................................................ 42

4. Betaling van de bijdragen ......................................................................................... 42

Deel II: Sociale zekerheid voor werknemers – de sectoren ..................................................... 44

Hoofdstuk 1. Gezinsbijslagen .............................................................................................. 44

1. Organisatie van de gezinsbijslag ........................................................................... 45

1.1. De afschaffing van het begrip rechthebbende ............................................... 45

1.2. De begunstigde ................................................................................................. 46

1.3. Het rechtgevend kind ....................................................................................... 47

1.4. Ontstaan en einde van het recht ..................................................................... 49

2. Het bedrag van de kinderbijslag ............................................................................ 49

2.1. Voor kinderen geboren vóór 1/1/2019 ............................................................ 49

2.2. Voor kinderen geboren vanaf 1/1/2019 .......................................................... 50

2.3. Voor alle kinderen gemeenschappelijke zaken ............................................. 51

3. De schoolbonus...................................................................................................... 59

4. Het startbedrag geboorte of adoptie....................................................................... 60

5. Instellingen ............................................................................................................ 61

5.1.Kind en Gezin ........................................................................................................ 61

5.2. VUTG ( Vlaams agentschap voor de uitbetaling van de toelagen in het kader

van het gezinsbeleid ) .................................................................................................. 61

5.3. Kinderbijslagfondsen ........................................................................................... 61

Hoofdstuk 2. Ziekte- en invaliditeitsverzekering ................................................................. 62

1. Algemeen ............................................................................................................... 62

1.1. Situering ................................................................................................................... 62

1.2. Gemeenschappelijke bepalingen voor sectoren geneeskundige verzorging en

uitkeringen ...................................................................................................................... 62

2. Geneeskundige verzorging........................................................................................... 64

2.1. Toekenningsvoorwaarden ...................................................................................... 64

2.2. Tegemoetkomingen ................................................................................................. 65

3. Uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid ................................................................. 72

3.1. Begrip ‘arbeidsongeschiktheid’ ............................................................................. 73

3.2. Grootte van de uitkering ........................................................................................ 74

4. Uitkeringen wegens moederschap ............................................................................... 77

5. Uitkeringen wegens vaderschap ( of meemoeders ) .................................................... 78

6. Uitkeringen wegens adoptieverlof ............................................................................... 79

Page 10: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

2

7. Instellingen ................................................................................................................... 80

7.1. Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering ........................................ 80

7.2. Ziekenfondsen of mutualiteiten ............................................................................. 80

7.3. Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV).................................. 80

Hoofdstuk 3. Arbeidsongevallen ......................................................................................... 81

1. Arbeidsongeval en arbeidswegongeval ........................................................................ 81

1.1. Arbeidsongeval ........................................................................................................ 81

1.2. Ongeval van en naar het werk ............................................................................... 83

1.3. Welke rol speelt de fout van het slachtoffer? ....................................................... 85

2. Welke schade wordt vergoed? ..................................................................................... 85

2.1. Uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid .......................................................... 86

2.2. Uitkeringen wegens overlijden............................................................................... 89

2.3. Vergoeding van medische en aanverwante kosten ............................................... 91

3. Procedure ............................................................................................................... 91

4. Instellingen ................................................................................................................... 92

4.1. FEDRIS ( federaal agentschap voor beroepsrisico’s ) .................................. 92

Hoofdstuk 4. Beroepsziekten ............................................................................................... 93

1. Beroepsziekte ............................................................................................................... 93

1.1. Erkenning van een beroepsziekte via het lijstensysteem ..................................... 94

1.2. Erkenning van een beroepsziekte via het open systeem ...................................... 95

1.3. Beroepsrisico ........................................................................................................... 95

2. Welke schade wordt vergoed? ..................................................................................... 96

2.1. Uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid .......................................................... 96

2.2. Uitkeringen wegens overlijden............................................................................... 96

2.3. Vergoeding van medische en aanverwante kosten ............................................... 96

4. Instellingen ................................................................................................................... 97

4.1. FEDRIS ( federaal agentschap voor beroepsrisico’s ) ......................................... 97

Hoofdstuk 5. Werkloosheid ................................................................................................. 98

1. Algemeen ..................................................................................................................... 98

2. Voorwaarden .............................................................................................................. 100

2.1. Toelaatbaarheidsvoorwaarden ............................................................................ 101

2.2. Toekenningsvoorwaarden .................................................................................... 104

3. Uitkeringen ................................................................................................................ 110

3.1. Inschakelingsitkeringen ........................................................................................ 110

3.2. Werkloosheidsuitkeringen ................................................................................... 110

4. Procedure ................................................................................................................... 114

5. Instellingen ................................................................................................................. 115

Page 11: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

3

5.1. Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening ................................................................. 115

5.2. Vakbonden ............................................................................................................. 115

5.3. Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen ........................................................... 116

Hoofdstuk 6. Pensioenen ................................................................................................... 117

1. Algemeen ................................................................................................................... 117

2. Rustpensioenen .......................................................................................................... 118

2.1. Voorwaarden ......................................................................................................... 118

2.2. Berekening van het rustpensioen ......................................................................... 120

3. Overlevingspensioen .................................................................................................. 123

3.1. Voorwaarden ......................................................................................................... 124

3.2. Tijdelijk overlevingspensioen .............................................................................. 126

3.3. Berekening .......................................................................................................... 126

4. Toegelaten arbeid ....................................................................................................... 127

5. Procedure ................................................................................................................... 128

6. Instellingen ................................................................................................................. 129

6.1.Federale pensioendienst......................................................................................... 129

Hoofdstuk 7: Jaarlijkse vakantie ........................................................................................ 130

1. Jaarlijkse vakantie voor bedienden ......................................................................... 130

1.1. Organisatie...................................................................................................... 130

1.2. Vakantieduur.................................................................................................. 130

1.3. Vakantiegeld ................................................................................................... 131

1.4. Vakantiegeld bij uitdiensttreding (vertrekvakantiegeld) ........................... 131

1.5. Vakantiegeld bij vermindering van prestaties ............................................ 133

2. De jaarlijkse vakantie voor arbeiders ...................................................................... 134

2.1. Organisatie...................................................................................................... 134

2.2. Vakantieduur.................................................................................................. 134

3. Vakantiegeld ........................................................................................................ 136

4. Tijdstip van de jaarlijkse vakantie ....................................................................... 136

5. Jeugdvakantie ...................................................................................................... 137

6. Seniorvakantie ..................................................................................................... 138

7. Aanvullende vakantie .......................................................................................... 138

7.1. Vakantieduur.................................................................................................. 139

7.2. Vakantiegeld ................................................................................................... 140

7.3. Enkele bemerkingen ...................................................................................... 141

8. Instellingen .......................................................................................................... 141

Page 12: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

4

8.1. Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie............................................................. 142

8.2. Bijzondere vakantiefondsen .......................................................................... 142

DEEL III: DE SOCIALE ZEKERHEID VAN DE ZELFSTANDIGEN. ................................. 143

Hoofdstuk 1: Op wie is de wetgeving van toepassing? ..................................................... 143

Hoofdstuk 2: Plichten van de zelfstandige......................................................................... 144

1. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. ..................................................... 144

2. Aansluiten bij een ziekenfonds. ........................................................................... 144

3. Sociale bijdragen betalen. .................................................................................... 144

Hoofdstuk 3: Administratieve organisatie ......................................................................... 146

Hoofdstuk 4: De sociale voordelen van de zelfstandige .................................................... 146

1. Gezinsbijslagen .................................................................................................... 146

2. Ziekte-en invaliditeitsverzekering ....................................................................... 147

2.1. Uitkering bij arbeidsongeschiktheid ................................................................ 147

2.2. Uitbetaling van de kosten voor geneeskundige verzorging ............................ 148

3. Uitkering moederschapsrust ................................................................................ 148

4. Pensioen ............................................................................................................... 150

5. Recht op mantelzorg. ........................................................................................... 151

6. Overbruggingsrecht ............................................................................................. 151

7. Sociale voordelen waar de zelfstandige geen recht op heeft ............................... 152

Deel IV: Sociale Bijstand ....................................................................................................... 153

Hoofdstuk 1. Doelstelling en kenmerken........................................................................... 153

1. Omschrijving.............................................................................................................. 153

2. Algemene kenmerken ................................................................................................ 153

Hoofdstuk 2. Maatschappelijke integratie - leefloon ......................................................... 155

1. Algemeen ................................................................................................................... 155

2. Voorwaarden .............................................................................................................. 156

2.1. Verblijfplaats ......................................................................................................... 156

2.2. Nationaliteit ........................................................................................................... 156

2.3. Leeftijd ................................................................................................................... 156

2.4. Werkbereidheid..................................................................................................... 157

2.5. Rechten laten gelden op sociale uitkeringen of onderhoudsgeld ...................... 157

2.6. Onvoldoende bestaansmiddelen .......................................................................... 157

3. Prestaties: vormen van maatschappelijke integratie .................................................. 158

3.1. Aanvrager jonger dan 25 jaar ............................................................................. 158

3.2. Aanvrager is 25 jaar of ouder .............................................................................. 160

4. Bedrag van het leefloon en categorieën ..................................................................... 160

5. Procedure ................................................................................................................... 161

Page 13: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

5

5.1. Aanvraag ................................................................................................................ 161

5.2. Sociaal onderzoek.................................................................................................. 162

5.3. Beslissing ................................................................................................................ 162

6. Terugvordering ....................................................................................................... 163

7. Sancties ...................................................................................................................... 164

Hoofdstuk 3. Maatschappelijke dienstverlening ................................................................ 164

1. Algemeen ................................................................................................................... 164

2. Voorwaarden .............................................................................................................. 167

3. Vormen van maatschappelijke dienstverlening ......................................................... 167

3.1. Het equivalent leefloon ......................................................................................... 168

3.2. Financiële materiële hulpverlening .................................................................. 170

3.3. Materiële hulpverlening in natura ................................................................... 171

3.4. Immateriële hulpverlening ................................................................................ 172

3.5. Voogdij over kinderen ....................................................................................... 174

3.6. Onderhoudsgelden ............................................................................................. 175

3.7. Sociale Tewerkstellingsmaatregelen ................................................................ 176

4. Procedure ................................................................................................................... 178

Hoofdstuk 4. Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) ........................................................ 179

1. Voorwaarden .............................................................................................................. 179

1.1. Leeftijd ................................................................................................................... 179

1.2. Nationaliteit ........................................................................................................... 179

1.3. Verblijf ................................................................................................................... 180

1.4. Rechten laten gelden op pensioen ........................................................................ 180

1.5. Onvoldoende bestaansmiddelen .......................................................................... 180

2. Bedrag ........................................................................................................................ 182

2.1. Basisbedrag ............................................................................................................ 182

2.2. Verhoogd bedrag ................................................................................................... 183

3. Procedure ................................................................................................................... 183

3.1. Aanvraag ................................................................................................................ 183

3.2. Beslissing ................................................................................................................ 184

3.3. Herziening .............................................................................................................. 184

Hoofdstuk 5. Gewaarborgde gezinsbijslag ........................................................................ 185

Hoofdstuk 6. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap ................................... 185

1. De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) .................................................... 185

1.1. Voorwaarden ...................................................................................................... 186

1.2. Bedrag van de IVT ................................................................................................ 187

1.3. Procedure ............................................................................................................... 188

Page 14: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

6

2. De integratietegemoetkoming.............................................................................. 188

2.1. Voorwaarden ......................................................................................................... 188

2.2. Bedrag van de integratietegemoetkoming .......................................................... 190

2.3. Procedure ............................................................................................................... 190

3. Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood ( de vroegere THAB )................... 190

3.1. Voorwaarden ......................................................................................................... 190

3.2. Bedrag van het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood ........................... 191

3.3. Procedure ............................................................................................................... 191

Beknopte bibliografie............................................................................................................. 193

BIJLAGEN ............................................................................................................................ 194

Page 15: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

7

Inleiding

1. Wat is sociaal recht?

Sociaal recht valt in feite uiteen in twee grote deelgebieden: het arbeidsrecht en het sociale

zekerheidsrecht.

Het arbeidsrecht kan worden omschreven als het geheel van rechtsregels die de

verhoudingen regelt tussen de werknemers en de werkgevers, zowel individueel als collectief.

Het sociale zekerheidsrecht omvat de maatregelen waardoor aan de werknemers, het

overheidspersoneel en de zelfstandigen de mogelijkheid wordt gegeven om in alle

omstandigheden in hun levensonderhoud te voorzien.

2. Evolutie sociaal recht

Het sociaal recht vindt haar oorsprong bij de industrialisering en het ontstaan van een nieuwe

sociale klasse omstreeks het midden van de 19de

eeuw: de arbeiders. Deze arbeidersklasse

verhuurde haar arbeidskracht tegen een loon, wat haar in een kwetsbare en afhankelijke

positie brengt.

Tot omstreeks 1850 was men voor inkomenshandhaving volledig aangewezen op de familie

of liefdadigheid (caritas, burgerij, paternalisme, kerk, …).

Met de eerste industriële revolutie en het ontstaan van het kapitalisme wordt armoede, dat

voorheen steeds in familiaal verband of met aalmoezen werd opgelost, vanaf dan als een

collectief probleem beschouwd.

In de 19de eeuw hadden de arbeidsverhoudingen in België in belangrijke mate een repressief

karakter. Samenspanning van werknemers om het werk te verhinderen of op te schorten was

verboden ( het coalitieverbod ). Hierdoor was staken natuurlijk onmogelijk. Ook andere

rechtsregels plaatsten de werknemers in een ondergeschikte positie in geval van geschillen

met de werkgevers.

Page 16: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

8

Ook op politiek vlak waren de werknemers totaal onmondig, door het cijnskiesrecht werd

enkel stemrecht verleend aan wie een minimum aan belastingen betaalde.

De politieke macht berustte derhalve bij een beperkt aantal gegoede cijnskiezers, die geen

belangstelling betoonden voor de miserie van de arbeidersklasse.

Precies doordat werkgever en werknemers volledig vrij werden gelaten om de

arbeidsverhoudingen te regelen waren mannen, vrouwen en zelfs kinderen in de praktijk

gedwongen om in onmenselijke omstandigheden te werken: werkdagen van 12 à 14 uur, geen

betaalde feestdagen, geen vakanties, zeer lage lonen, geen sociaal vangnet wanneer de

arbeider werkloos werd of wegens ziekte of ouderdom niet in staat was tot werken.

Dat leidde tot de oprichting van 'Burgerlijke Godshuizen' en 'Burelen van Weldadigheid', de

voorlopers van onze huidige OCMW's (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn),

m.a.w. voorlopers van Sociale Bijstand. Deze initiatieven verkregen hun middelen enkel uit

liefdadigheid en met steun van de kerk.

Om zich te verzekeren tegen de door de industriële revolutie specifiek ontstane risico’s,

gingen de arbeiders zelf 'Maatschappijen voor Onderlinge Bijstand' oprichten. Die vrijwillige

onderlinge verzekeringskassen beschermden de aangesloten werknemers tegen de nieuwe

sociale risico's. Zo werd voorzien in een uitkering in geval van werkloosheid of

arbeidsongeschiktheid van de kostwinner, als die te oud werd om te werken, enz. Het geld

kwam van vrijwillige bijdragen van de eigen leden: de rijkere arbeiders verzekerden m.a.w.

zichzelf (en elkaar).

De eerste vorm van sociale zekerheid werd dus volledig door de werknemers zelf

gefinancierd.

Aangezien de overgrote meerderheid van de arbeiders niet voldoende financiële middelen

had om hieraan te participeren, hielden bepaalde werkgevers een deel van het loon van de

arbeiders af en stopten die in voorzorgkassen. Het nadeel hierbij was.dat deze

voorzorgskassen fabrieksgebonden waren, als de arbeiders van werk veranderden, hadden ze

opnieuw geen enkele rechten meer.

Deze vorm van sociale zekerheid betreft enkel vrije verzekeringen bij vrije instellingen

waarbij er dus nog geen staatstussenkomst is.

Page 17: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

9

Onder impuls van de opkomende arbeidersbeweging werden deze plaatselijke

Maatschappijen voor Onderlinge Bijstand omgevormd tot mutualiteiten.

In 1866 werd het coalitieverbod opgeheven. Dit leidde tot de oprichting van nieuwe

ziekenfondsen en ook vakbonden die opkwamen voor de rechten van de arbeiders.

In de periode 1870-1880 wordt Europa getroffen door een zware economische crisis. Door de

barre levensomstandigheden voor de werknemers braken in 1886 op verschillende plaatsen

opstanden uit die het land aan de rand van de burgeroorlog brachten. De onlusten hadden tot

gevolg dat de toenmalige bewindvoerders zich ervan bewust werden dat sociale toegevingen

aan de arbeidersklasse onvermijdelijk werden en dat snel maatregelen tegen de grootste

misbruiken moesten worden afgekondigd.

In 1893 werd overigens het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, waardoor alle

mannen stemgerechtigd werden. Het aantal stemmen bleef wel nog afhankelijk van de

betaalde belastingen.

De opkomst van dit algemeen meervoudig stemrecht zorgde ervoor dat de arbeidersbeweging

groter en actiever werd en zelfs socialisten in de regering kreeg.

Daarnaast had de pauselijke encycliek Rerum Novarum in 1891 aangekondigd dat de kerk het

streven van de arbeiders om zich te organiseren rechtvaardigde waardoor ook de progressieve

christenen zich gesteund voelden.

Dit alles zorgde ervoor dat in de laatste jaren van de 19e eeuw het overheidsoptreden actiever

werd. Voor het eerst werden subsidies toegekend aan de reeds bestaande vrije verzekeringen,

dit om de werknemers aan te moedigen zich tegen sociale risico’s te verzekeren. Deze

staatstussenkomst stond in verhouding tot de eigen inbreng van de arbeiders. Het betrof hier

vnl. subsidies aan werkloosheidskassen opgericht door vakbonden. De

mutualiteitenverenigingen werden verplicht zich te hergroeperen (in landsbonden) om erkend

te worden en subsidiëring te ontvangen, wat hen in staat stelde zwaardere risico’s te

verzekeren.

De volgende jaren kwam de eerste sociale wetgeving tot stand. In het begin beoogde men

vooral de bescherming van vrouwen en kinderen. Stilaan werd echter de bescherming tot alle

werknemers uitgebreid. De wetten die in deze periode tot stand kwamen, waren onder meer:

Page 18: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

10

– de bescherming van het loon (augustus 1887)

– de regeling van vrouwen- en kinderarbeid (december 1889)

– het werkplaatsreglement (juni 1889)

– de arbeidsovereenkomsten (maart 1900)

– de vergoeding van arbeidsongevallen (december 1903)

– de zondagsrust (juli 1905)

Na de eerste wereldoorlog nam de sociale wetgeving verdere uitbreiding.

De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht ( 1919 ) had hier zeker ook een

invloed op.

Zo o.m. werd in 1921 de 48-urenweek geïnstalleerd en ontstaan – naast de verzekering tegen

arbeidsongevallen – de eerste verplichte sociale verzekeringen (met tussenkomst van de

werkgevers):

- Pensioenen (1924)

- Beroepsziekten (1927)

- Kinderbijslag (1937)

De verantwoordelijkheid werd gezamenlijk gedragen door werknemers/werkgevers/overheid.

Het grote aantal oorlogsslachtoffers na de eerste wereldoorlog deed de overheid beseffen dat

ze ook iets moest doen aan werkloze mindervaliden. Deze mensen kregen in 1928 nu een

tegemoetkoming los van het feit of ze al dan niet werknemer waren. Dit was dus het begin

van de sociale bijstand.

In die periode zagen ook de Commissies voor Openbare Onderstand het licht (1925).

De ernstige crisis van de jaren ’30 mondde uit in een langdurige algemene nationale staking.

N.a.v. deze staking werden opnieuw verregaande toegevingen gedaan:

- 1 week betaald verlof voor arbeiders

- oprichten nationale arbeidsconferentie

Page 19: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

11

De verdere uitbouw van de SZ in België werd uiteraard onderbroken door WO II, maar de

werkzaamheden van de nationale arbeidsconferentie (= voorloper van de NAR) gingen wel

verder in Londen, waar onze regering in ballingschap verbleef.

Nog tijdens de oorlog werkten de vertegenwoordigers van de werkgevers- en

werknemersorganisaties een ontwerppact van sociale solidariteit uit, dat de hoeksteen werd

van onze huidige sociale zekerheid: de Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid van 28

december 1944.

Na WO II werd het sociaal overleg tussen werkgevers en werknemers wettelijk geregeld door

de wet op de paritaire comités (1945), de wet op de bedrijfsorganisatie (1948) en de wet op

de Nationale Arbeidsraad (1952). In de naoorlogse periode heeft de wetgever ook het accent

gelegd op het streven naar meer bestaanszekerheid en een grotere vastheid van betrekking.

Dit werd onder andere gerealiseerd door de inperking van het ontslagrecht van de werkgever

en door de uitbetaling van een gewaarborgd loon te voorzien tijdens de schorsing van de

uitvoering van de arbeidsovereenkomst. De sociale zekerheid wordt in deze periode eveneens

verder uitgebouwd.

Werkloosheid en Ziekte & Invaliditeit werden verplichte sociale verzekeringen.

De Besluitwet regelt ook een aantal organisatorisch belangrijke zaken:

- de oprichting van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (die de SZ-bijdragen int

en verdeelt over de verschillende takken)

- de beheersprincipes (paritair beheer, gemengd beheer, gedecentraliseerd beheer).

Men stelde vast dat, ondanks de uitbreidingen en verbeteringen, toch nog een aantal mensen

naast het sociaalverzekeringsnet vielen.

Om dit probleem op te lossen, werden een aantal maatregelen genomen die ervoor moesten

zorgen dat IEDEREEN die niet kan werken, en ook geen recht heeft op een

vervangingsinkomen uit de SZ, of voor wie de uitkeringen ontoereikend zijn, toch een

minimuminkomen krijgt.

Page 20: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

12

Zo kregen we tussen 1969 en 1976 de wettelijke regelingen in de Sociale Bijstand, namelijk

op het:

- Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (nu Inkomensgarantie voor Ouderen)

- De tegemoetkomingen aan PMH

- De gewaarborgde gezinsbijslag

- Het bestaansminimum (nu Leefloon)

- OCMW-Wet

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw wordt het arbeidsrecht vooral gekenmerkt door

het zoeken naar methodes die het behoud van de werkgelegenheid ( oa. door de oliecrisis ) en

de versoepeling van het arbeidsrecht nastreven.

Thans wordt de “Europeanisering” almaar belangrijker: afspraken op topbijeenkomsten en/of

Europese regelgeving verplichten ons om onze nationale wetgeving aan te passen of nieuwe

wetgeving af te kondigen.

Daarnaast zorgen de verschillende staatshervormingen voor het regionaliseren van bepaalde

wetgeving omtrent de sociale zekerheid.

Tot slot beseft men de laatste decennia dat men er via dit systeem van sociale zekerheid

alleen niet zal geraken en neemt de overheid initiatieven om private verzekeringen aan te

moedigen (pensioensparen, hospitalisatieverzekering, groepsverzekering,

bedrijfspensioenfondsen).

Page 21: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

13

3. Waarom sociaal recht in onze opleiding?

Onze maatschappij wordt steeds complexer. Het samenleven gebeurt mede op basis van

(rechts)regels, binnen een vastgelegd kader. Als sociaal werker moet je over een voldoende

juridische basis beschikken om je weg te vinden binnen de verschillende rechtsregels en

voorzieningen die bestaan. Een sociaal werker werkt immers bij uitstek voor en met

maatschappelijk achtergestelde groepen die hun weg niet of moeilijk vinden in dit juridisch

kluwen en die vertrouwen op de sociaal werker om hen de juiste weg te wijzen. Wat ook je

toekomstig werkveld zal zijn, in hoofde van je beroep zal je steeds met (sociale) wetgeving

worden geconfronteerd….zelfs daar waar je het niet verwacht.

Sociaal recht biedt ons in zekere zin ook een spiegel van de maatschappij waarin we leven.

Het geeft een goed beeld van wat ‘sociale bescherming’ bij ons inhoudt, en ook over hoe

onze maatschappij zich bijvoorbeeld opstelt ten opzichte van armoede en sociale uitsluiting.

Dit valt onder meer af te leiden uit de principes waarop sociale zekerheid en sociale bijstand

gefundeerd zijn.

Sociaal recht is een buitengewoon levende materie die continu verandert gelet op de

maatschappelijke context. Besparingen in de gezondheidszorg, het onderscheid arbeiders-

bedienden, al dan niet beperken van werkloosheidsuitkeringen in de tijd, de bekommernis

over de haalbaarheid van de pensioenen, … zijn maar enkele van de thema’s die het huidige

maatschappelijke debat domineren. Het is dan ook belangrijk de ontwikkelingen in het

sociaal recht op de voet te blijven volgen.

Page 22: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

14

DE SOCIALE ZEKERHEID

DEEL I: INLEIDING

Hoofdstuk 1. Wat is sociale zekerheid?

Sociale zekerheid is een geheel van voorzieningen met als doel aan alle burgers op elk

moment van hun leven een inkomen te waarborgen dat hen een menswaardig bestaan

garandeert, wanneer zich een sociaal risico voordoet.

Onder sociaal risico verstaat men bijvoorbeeld inkomensverlies bij ziekte, werkloosheid,

invaliditeit en kinderlast.

De Belgische sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en werklozen,

jongeren en ouderen, gezonden en zieken, mensen met een inkomen en mensen zonder,

gezinnen zonder kinderen en gezinnen met kinderen, enz.

Die solidariteit is gewaarborgd omdat:

- werkende mensen bijdragen moeten betalen in verhouding tot hun loon;

- de financiering grotendeels gebeurt door de gemeenschap, dat zijn dus alle burgers

samen;

- de vakbonden, de ziekenfondsen en de werkgeversorganisaties mee beslissen over de

verschillende aspecten van het systeem.

Het voorgaande brengt met zich dat er een verschuiving optreedt: individuele risico’s worden

opgevangen door de organisatie van een collectief vangnet, dat door middel van solidariteit

gefinancierd wordt.

Er bestaat niet zoiets als dé Belgische socialezekerheidsregeling. Er bestaan afzonderlijke

regelingen voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. De verschillen tussen de

Page 23: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

15

regelingen zijn nog aanzienlijk. De sociale zekerheidsregeling voor werknemers dekt veruit

de meeste personen.

1. De “sociale verzekeringen”

Tot de sociale zekerheid worden traditioneel zeven takken gerekend:

1. Ouderdoms- en overlevingspensioenen

2. Werkloosheid

3. Arbeidsongevallenverzekering

4. Beroepsziektenverzekering

5. Gezinsbijslag

6. Ziekte- en invaliditeitsverzekering

7. Jaarlijkse vakantie

Het is de bedoeling om de financiële gevolgen van arbeidsgerelateerde sociale risico’s te

ondervangen, en daarbij zoveel mogelijk de verworven levensstandaard te waarborgen.

Sociale risico’s kunnen op twee manieren de bestaanszekerheid van de burger aantasten:

1e Door het inkomen te verminderen: een sociaal risico kan tot gevolg hebben dat het

arbeidsinkomen van de verzekerde geheel of gedeeltelijk wegvalt. Dit is het geval na een

ongeval, bij zwangerschap en na de bevalling, bij ziekte, werkloosheid en ouderdom. Bij een

overlijden kan het gebeuren dat de gezinsleden die mede van het inkomen van de overledene

afhankelijk waren, zonder inkomen vallen. In al deze gevallen komen de verschillende

sectoren van de sociale zekerheid tussen om, onder bepaalde voorwaarden, het

inkomensverlies op te vangen.

2e Door de uitgaven te vermeerderen: een sociaal risico kan ook tot gevolg hebben dat het

normale arbeidsinkomen aangetast wordt door niet te voorziene of moeilijk te dragen

bijkomende uitgaven. Zo kunnen een ongeval of een ziekte zware uitgaven voor medische

Page 24: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

62

Hoofdstuk 2. Ziekte- en invaliditeitsverzekering

1. Algemeen

1.1. Situering

De verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering bestaat in feite uit 2 grote luiken:

1. Ziektekostenverzekering = tussenkomst in de gezondheidszorg of medische kosten

= aanvullend inkomen

2. Arbeidsongeschiktheidsverzekering = Uitkering wegens primaire

arbeidsongeschiktheid en invaliditeit enerzijds en uitkering wegens moederschap

anderzijds

= vervangend inkomen

De basiswetgeving inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt gevormd door de

gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor

geneeskundige verzorging en uitkeringen, hierna steeds afgekort als ZIV-wet.

1.2. Gemeenschappelijke bepalingen voor sectoren geneeskundige verzorging en

uitkeringen

De werkgevers- en werknemersbijdragen voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden

door de werkgever overgemaakt aan de RSZ, die ze doorbetaalt aan het Rijksinstituut voor

Ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). Deze instelling maakt de bedragen over aan de

Landsbonden die ze doorbetalen aan de aangesloten ziekenfondsen. Het is langs deze

ziekenfondsen dat de rechthebbenden vergoedingen kunnen bekomen. Elke werknemer is

verplicht zich aan te sluiten bij een ziekenfonds van zijn keuze.

Er zijn 5 erkende landsbonden:

1. Landsbond der Christelijke Mutualiteiten

2. Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten

3. Landsbond van Liberale Mutualiteiten

4. Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen

5. Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen

Page 25: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

63

Daarnaast bestaat er nog de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS en dit voor

het spoorwegpersoneel.

Om zowel geneeskundige verzorging als uitkeringen te genieten, moet men aangesloten zijn

bij een ziekenfonds of bij de Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering.

Beide instellingen verzekeren de verplichte ziekteverzekering. Daarnaast kan je bij de

ziekenfondsen ook nog genieten van aanvullende diensten en activiteiten: de zogenaamde

aanvullende verzekering ( vb. bril orthodontie, tegemoetkoming sportbeoefening,…).

Bij een ziekenfonds moeten de leden een lidmaatschapsbijdrage betalen.

Het ziekenfonds wordt vrij gekozen door de verzekerde. Ook de personen die ten laste zijn

van de verzekerde zijn lid van het ziekenfonds.

Voor diegenen die niet wensen aan te sluiten bij een ziekenfonds dient de Hulpkas voor

Ziekte- en Invaliditeitsverzekering als verzekeringsinstelling. Voor deze hulpkas moet geen

lidmaatschapsbijdrage betaald worden maar de leden kunnen dan ook niet genieten van een

aanvullende ziekteverzekering, enkel van de verplichte ziekteverzekering.

Verder dient een minimum aan wettelijke bijdragen te zijn betaald. Als het bedrag van de

lonen en uitkeringen waarop de bijdragen zijn betaald beneden een bepaald minimum ligt,

dan zal door de gerechtigde een aanvullende bijdrage moeten betaald worden aan het

ziekenfonds.

Deze wettelijke bijdragen (door inhouding op het loon) mogen niet worden verward met de

maandelijkse of driemaandelijkse bijdragen die ziekenfondsen vaak vragen aan hun leden.

Deze bijdragen vormen namelijk een soort van lidgeld dat een recht opent op onder meer

ziekenvervoer, huwelijks- en geboortepremies, vakanties voor kinderen, …. Een dergelijk

‘lidgeld’ is niet verschuldigd bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.

Page 26: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

81

Hoofdstuk 3. Arbeidsongevallen

De arbeidsongevallenregeling vormt een buitenbeentje in het geheel van de sociale

bescherming van werknemers. De financiering verloopt immers grotendeels buiten de RSZ

om en de verzekering is in handen van private verzekeraars (onder toezicht van FEDRIS

( federaal agentschap voor beroepsrisico’s )). De werkgever moet voor iedere werknemer een

verzekeringscontract afsluiten met deze private verzekeraars en daarvoor premies betalen.

De wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen (hierna steeds afgekort als

Arbeidsongevallenwet) is de basiswet in deze materie.

1. Arbeidsongeval en arbeidswegongeval

De wetgeving op de arbeidsongevallen dekt 2 risico’s:

– het arbeidsongeval als dusdanig

– het ongeval op de weg van en naar het werk

1.1. Arbeidsongeval

Een arbeidsongeval is elke plotse gebeurtenis die een werknemer overkomt tijdens en door de

uitvoering van de arbeidsovereenkomst, en dat een letsel of de dood veroorzaakt.

De Arbeidsongevallenwet voorziet 2 vermoedens om de bewijslast van het slachtoffer te

vergemakkelijken. Het slachtoffer moet in feite slechts 3 elementen bewijzen opdat er sprake

zou kunnen zijn van een arbeidsongeval: een plotse gebeurtenis, het letsel en het feit dat het

ongeval zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Als het

slachtoffer daarvan het bewijs heeft geleverd, spelen er 2 wettelijke vermoedens in het

voordeel van het slachtoffer:

– Het letsel wordt vermoed door de plotse gebeurtenis te zijn veroorzaakt. Er bestaat

dus een vermoeden van causaal verband (artikel 9 Arbeidsongevallenwet)

– Het ongeval dat is overkomen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst,

wordt vermoed door die uitvoering te zijn veroorzaakt: vermoeden van band met de

arbeid (artikel 7 Arbeidsongevallenwet).

Page 27: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

82

Deze vermoedens kunnen evenwel worden weerlegd door de werkgever of de

arbeidsongevallenverzekering.

1.1.1. Plotselinge gebeurtenis

Een plotselinge gebeurtenis wordt in de rechtspraak en de doctrine omschreven als een

binnen een welbepaalde en beperkte tijdsruimte te situeren gebeurtenis, inspanning of

handeling. Het mag niet gaan om een langzame verslechtering van de gezondheidstoestand.

Men krijgt inderdaad geen uitkering voor een arbeidsongeval voor dingen die langzaam

evolueren. Zo gebeurt een continue blootstelling aan stralingen, gevaarlijke chemische

producten, trillingen enz.. in normale omstandigheden niet in een korte tijdsspanne en komen

deze gebeurtenissen dus niet in aanmerking als arbeidsongeval. Dikwijls worden zij wel als

beroepsziekte erkend. Soms is het echter niet makkelijk uit te maken of er sprake is van een

plotselinge gebeurtenis.

1.1.2. Letsel

Er moet een letsel zijn, hetzij fysiek, hetzij psychisch: niet enkel een verwonding of een

aantasting van de fysieke integriteit kan een letsel uitmaken, maar ook duizeligheid, koorts,

stijfheid, pijn of psychiatrische aandoeningen.

Het begrip letsel is bovendien ook uitgebreid tot beschadigingen van medische hulpmiddelen

zoals een bril, rolstoel, hoorapparaat, … Er treedt dan wel geen arbeidongeschiktheid op,

maar er moeten wel medische kosten worden gedaan die kunnen worden vergoed.

1.1.3. Tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst

Dit betekent dat de werknemer zich op het ogenblik van het ongeval onder het gezag van de

werkgever moet bevinden, zonder dat nochtans vereist is dat hij op dat ogenblik ook effectief

arbeid verricht. Gezag is aanwezig zolang de werknemer zich onder de (mogelijke) controle

bevindt van de werkgever. Arbeidsongevallen kunnen zich bijgevolg ook voordoen voor of

Page 28: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

98

Hoofdstuk 5. Werkloosheid

1. Algemeen

Het doel van de werkloosheidsreglementering bestaat erin werkloosheidsuitkeringen toe te

kennen aan de werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe arbeidsbetrekking

kunnen worden ingeschakeld, en dit ter vervanging van het loon dat zij hebben verloren door

onvrijwillig werkloos te worden. De werkloosheidsvoorzieningen gaan echter veel verder dan

het louter verschaffen van een vervangingsinkomen. Er wordt eveneens veel aandacht besteed

aan preventie en aan het verhelpen van de werkloosheid.

In het kader van preventie geldt oa. de verplichting tot outplacement voor de werkgevers.

Deze verplichting geldt voor de werkgevers die een werknemer vanaf 45 jaar ontslaan.

Zij zijn dan verplicht om aan die werknemer begeleiding aan te bieden om nieuw werk te

vinden. Deze begeleiding wordt aangeboden door gespecialiseerde bedrijven

( outplacementsbureaus ). De kosten hiertoe moeten door de werkgever betaald worden. Doet

hij dit niet, krijgt hij een boete en dan wordt de werknemer door de RVA verwezen naar een

outplacementsbureau.

De werknemer moet hierop ingaan, anders kan hij gedurende een bepaalde periode geschorst

worden voor het verkrijgen van zijn werkloosheidsuitkering.

Sinds de invoering van het eenheidsstatuut ( 1/1/2014 ) heeft men de verplichting tot

outplacement uitgebreid. Werknemers die bij ontslag recht hebben op een opzegtermijn van

min. 30 weken ( dit zijn werknemers met een anciënniteit van min. 9 jaar ) moeten vanaf nu

ook een outplacementbegeleiding aangeboden krijgen door de werkgever. De werkgever mag

die kosten hiervan ( 4 weken loon ) wel aftrekken van de eventuele opzegvergoeding. Indien

er geen opzegvergoeding is maar wel een opzegtermijn moet die outplacementbegeleiding

gebeuren tijdens het sollicitatieverlof ( zonder verdere aanrekening op het loon ).

Tot en met 31/12/2015 hadden deze werknemers het recht om dit aanbod te weigeren zonder

dat dit gevolg had voor hun werkloosheidsuitkering, vanaf 1/1/2016 geldt dit nog steeds maar

bij weigering kan er alsnog 4 weken loon afgehouden worden van hun opzegvergoeding.

Voor wat betreft het verhelpen van werkloosheid kan oa. verwezen worden naar de

starbaanovereenkomsten, de IBO’s, de SWT, de Vlaamse aanwervingspremies voor

Page 29: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

99

langdurig werkzoekenden en de beroepsopleidingen die georganiseerd worden door de

VDAB.

- Met startbaanovereenkomsten wordt bedoeld dat ondernemingen vanaf 50

werknemers jaarlijks verplicht zijn om een aantal werknemers aan te nemen jonger

dan 26 jaar ( 3 % van het personeelsbestand in de privésector, 1,5 % in de openbare

sector ). Doet de onderneming dit niet, krijgen ze een boete. Dergelijke

overeenkomsten die ze sluiten met die jongeren heten startbaanovereenkomsten.

Voor bepaalde jongeren heeft de werkgever zelfs recht op een vermindering van de

werkgeversbijdrage ( doelgroepvermindering ) ( jonger dan 19 jaar of midden, laag of

erg laaggeschoolde jongeren ).

- IBO staat voor individuele beroepsopleiding. Hier krijgt de werknemer gedurende

maximum 6 maanden een soort opleiding in de onderneming. Gedurende die

opleiding krijgt de werknemer nog steeds zijn werkloosheidsuitkering maar dan wel

aangevuld met een productiviteitsvergoeding van de werkgever ( het verschil tussen

het nettoloon en de werkloosheidsuitkering ). Na die opleiding is de werkgever

( tenzij een negatieve evaluatie ) verplicht om de werknemer een

arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur aan te bieden of van bepaalde duur met

een minimumduur die gelijk is aan de duur van de IBO-overeenkomst.

- SWT staat voor stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Bij een ontslag van

werknemers vanaf een bepaalde leeftijd (vanaf 2015 62 jaar, in 2014 was het 60 jaar

en daarvoor was het 58 jaar; voor bepaalde categorieën is dat wel nog vanaf 59 jaar)

kan de werknemer naast de werkloosheidsuitkering ook nog een vergoeding van de

werkgever bekomen ( de helft van het verschil tussen het nettoloon en de

werkloosheidsuitkering ).

In tegenstelling tot vroeger moeten deze werknemers wel nog steeds ter beschikking

staan van de VDAB.

- De Vlaamse aanwervingspremies voor langdurig werkzoekenden wil het in

dienstnemen van langdurig werklozen bevorderen.

Page 30: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

117

Hoofdstuk 6. Pensioenen

1. Algemeen

Er wordt vaak gesproken over de 3 pijlers van het pensioen:

1. de eerste pijler is die van de wettelijke pensioenen, gefinancierd via

socialezekerheidsbijdragen. Bij de wettelijke pensioenen maakt men een onderscheid

tussen het rustpensioen (bescherming tegen het risico van ouderdom, het recht op dit

pensioen ontstaat op basis van de eigen loopbaan), en het overlevingspensioen

(bescherming tegen het risico van het wegvallen van de inkomsten na het overlijden

van de kostwinner).

2. de tweede pijler is die van de aanvullende pensioenen, gefinancierd door werkgevers.

Deze bovenwettelijke pensioenvoordelen vallen buiten de sociale zekerheid.

3. de derde pijler bestaat uit de vrijwillige pensioenverzekeringen die door mensen

individueel worden afgesloten bij een bank- of verzekeringsinstelling, het

zogenaamde pensioensparen. Ook dit valt uiteraard buiten de sociale zekerheid.

De pensioenen staan voor grote uitdagingen. Inderdaad, vanaf (vermoedelijk) 2014 tot 2030

zullen de uitgaven voor pensioenen om verschillende redenen aanzienlijk toenemen:

– het met pensioen gaan in die jaren van de leden van de zogenaamde

babyboomgeneratie van de jaren 1945-1965 ( de vergrijzing )

– het feit dat terzelfder tijd, in tegenstelling met wat vroeger het geval was, ook heel

wat vrouwen, wier arbeidsparticipatie de laatste 20 jaar almaar groeide, aanspraak

zullen maken op een rustpensioen

– de omstandigheid dat de pensioenen vanaf die jaren doorgaans op vollediger

loopbanen en hogere lonen zullen worden berekend dan voorheen

– de gestegen levensverwachting, die de tijd gedurende dewelke een pensioen wordt

genoten, doet toenemen.

Er dreigen dan ook financieringsproblemen te ontstaan.

Page 31: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

118

2. Rustpensioenen

Uitgangspunt is het vermoeden dat men vanaf een bepaalde leeftijd - door ouderdom - geen

inkomen uit arbeid meer kan verdienen. Vanaf die (pensioengerechtigde) leeftijd vervangt het

rustpensioen dan het inkomen uit arbeid.

2.1. Voorwaarden

2.1.1. Pensioenleeftijd

Vanaf 1 januari 2009 bedraagt de pensioenleeftijd 65 jaar, zowel voor mannen als voor

vrouwen. Vanaf 2025 wordt die pensioenleeftijd verhoogd naar 66 jaar en vanaf 2030 wordt

die nog eens verhoogd naar 67 jaar.

Vanaf die leeftijd is er echter geen pensioenplicht, wel een pensioenrecht: een werknemer kan

dus na deze leeftijd nog blijven werken. Hij moet dan wel dezelfde bijdragen betalen als de

andere actieven, inclusief bijdragen voor de pensioenen.

Om een volledig pensioen te kunnen hebben, dient men een loopbaan te kunnen voorleggen

van 45 jaar.

Tot eind 2018 gaven activiteiten na de pensioengerechtigde leeftijd geen recht op een

bijkomend pensioen als men reeds een volledige loopbaan van 45 jaar had. Het aantal

dienstjaren dat voor de pensioenberekening werd gebruikt, kon nooit meer dan 45 bedragen.

Indien men aan meer dan 45 dienstjaren kwam, werd met de minst gunstige jaren geen

rekening gehouden.

Vanaf 1 januari 2019 worden de jaren die je gepresteerd hebt na 45 jaar dienst ook in

rekening gebracht voor je pensioen. Als je dus m.a.w. 46 jaar gewerkt hebt, wordt je pensioen

berekend op je loon van 46 jaar dienst.

Dit geldt wel enkel voor mensen die op pensioen gegaan zijn vanaf 1 januari 2019.

Vervroegd pensioen was mogelijk vanaf de leeftijd van 60 jaar op voorwaarde dat een

loopbaan van 35 jaar werd bewezen.

Vanaf 2013 worden de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden geleidelijk verhoogd volgens

volgend schema:

Page 32: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

143

DEEL III: DE SOCIALE ZEKERHEID VAN DE

ZELFSTANDIGEN.

In deel II werd uitsluitend gesproken over de sociale zekerheid van de werknemers.

Zoals vermeld in hoofdstuk 3 van deel I, geldt er een ander stelsel voor de zelfstandigen.

Het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt geregeld door het KB nr. 38 van 27 juli 1967.

In dit deel worden heel kort enkele verschillen aangehaald tussen de sociale zekerheid van de

werknemers en die van de zelfstandigen.

Hoofdstuk 1: Op wie is de wetgeving van toepassing?

Het sociaal statuut van de zelfstandigen is van toepassing op de zelfstandigen en hun helpers.

Een zelfstandige is iemand die een beroepsactiviteit uitoefent zonder gebonden te zijn door

een arbeidscontract of een ambtenarenstatuut. Dit kan hij zowel in hoofd-als in bijberoep

doen.

Een helper is elke persoon die een zelfstandige helpt in de uitoefening van zijn beroep,

zonder een arbeidsovereenkomst te hebben gesloten met die persoon.

De partner van de zelfstandige ( gehuwd of wettelijk samenwonend ) die effectief meehelpt in

de zaak en zelf het statuut niet heeft van zelfstandige, wordt geacht de zelfstandige te helpen.

Als dit niet het geval is of hoogstens toevallig ( niet regelmatig en niet meer dan 90 dagen per

jaar ), wordt de partner niet aanzien als helper. Hij of zij moet hiervoor wel een verklaring op

erewoord invullen.

De meewerkende partners die geboren zijn na 1955 en geen sociale uitkeringsrechten

genieten op basis van een eigen beroepsactiviteit of als uitkeringsgerechtigden, moeten vanaf

1 juli 2005 toetreden tot het zogenaamde “maxistatuut”, waarbij ze dan ook verzekerd zijn

voor alle sectoren van het sociaal statuut van de zelfstandigen.

De meewerkende partners die geboren zijn voor 1 januari 1956 kunnen kiezen voor het

“ maxistatuut” of het “ministatuut”. Dit ministatuut houdt in dat men alleen verzekerd is voor

arbeidsongeschiktheid en moederschapsrust.

Page 33: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zekerh

eidsre

cht

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

153

DEEL IV: SOCIALE BIJSTAND

Hoofdstuk 1. Doelstelling en kenmerken

1. Omschrijving

Wat als je alleen komt te staan en geen recht hebt op werkloosheidsuitkeringen? Wat als je

pensioen ontoereikend is? Wat als je gehandicapt bent en niet kunt werken? Wat als je net

naast het vangnet van de sociale zekerheid valt? Voor deze problemen bestaat gelukkig ook

een oplossing. De overheid heeft namelijk nog een groter vangnet (dan de sociale zekerheid)

opgespannen waar, in principe, niemand naast kan vallen, namelijk de sociale bijstand. Deze

sociale bijstand behoort niet tot de eigenlijke sociale zekerheid, maar maakt wel deel uit van

de totale bescherming van de Belgische bevolking.

Het doel van de sociale bijstand bestaat erin een minimale bestaanszekerheid te verschaffen

aan personen die geen inkomen hebben uit arbeid en evenmin van een enkele eigenlijke

socialezekerheidsuitkering kunnen genieten en daardoor behoeftig zijn. Het gaat in feite om

het garanderen van een minimuminkomen aan de gehele bevolking.

De bedoeling is met andere woorden het voorkomen van inkomensarmoede.

2. Algemene kenmerken

Sociale bijstand verschilt op een aantal punten van de klassieke sociale zekerheid:

– Socialebijstandsregelingen zijn residuair: men kan er slechts een beroep op doen

indien andere mogelijkheden niet bestaan of uitgeput zijn. De aanvrager zal steeds

moeten aantonen zelf over onvoldoende bestaansmiddelen te beschikken doordat hij

geen beroepsinkomen heeft (maar wel werkbereid is (tenzij te oud of onmogelijk)) of

doordat hij geen aanspraak kan maken op een uitkering uit de eigenlijk sociale

zekerheid (werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, pensioen, …). Hij zal

veelal ook moeten kunnen aantonen dat er geen onderhoudsplichtigen zijn die hem

financieel kunnen bijstaan. Indien dat wel het geval is, zal de uitbetalende overheid

trouwens vaak kunnen terugvorderen van deze onderhoudsplichtigen. Al naargelang

het soort uitkering verschillen de onderhoudsplichtigen die moeten/kunnen worden

aangesproken, en kan ook de mate van terugvordering verschillen.

Page 34: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

154

– Het gaat om niet-contributieve uitkeringen. De sociale bijstand wordt gefinancierd

vanuit de belastingen (dus algemene middelen), niet vanuit de

socialezekerheidsbijdragen van de werkende bevolking. Het gaat om een solidariteit

onder de hele bevolking (iedereen die belastingen betaalt).

– De toekenning van de sociale bijstand wordt voorafgegaan door een

bestaansmiddelenonderzoek: er wordt een onderzoek gedaan waarbij wordt

nagegaan of men wel echt behoeftig is. De mogelijke bestaansmiddelen waarover de

aanvrager beschikt worden geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht op de

uitkering of de uitkering wordt in zijn geheel niet toegekend. De middelentoets

gebeurt soms op eerder formele basis in die zin dat er geen eigenlijk sociaal

onderzoek gebeurt, maar dat men enkel kijkt naar domicilie en belastbare inkomsten

(bijvoorbeeld bij inkomensgarantie voor ouderen, zie verder). In andere gevallen

gebeurt er een werkelijk sociaal onderzoek, waarbij rekening kan worden gehouden

met alle elementen van de werkelijke leefomstandigheden. Zoals eerder aangegeven

verschilt de sociale bijstand ook op dit punt van de sociale zekerheid: in de sociale

zekerheid ontvangt men uitkeringen als men aan de voorwaarden voldoet, ongeacht of

men ze echt nodig heeft of niet.

– De uitkeringen in de sociale bijstand zijn niet loongerelateerd. Het gaat om vaste

bedragen, die niet op enigerlei wijze gekoppeld zijn aan het loon dat men voordien

zou hebben verdiend. De meeste socialezekerheidsuitkeringen daarentegen zijn

percentages van een vroeger verdiend loon, om zo de levensstandaard op peil te

houden. Sociale bijstand wil echter alleen een minimuminkomen garanderen om van

te leven.

– De uitkeringen zijn altijd beperkt tot het Belgische grondgebied en kunnen nooit

worden uitgevoerd naar het buitenland.

Sociale bijstand omvat volgende voorzieningen:

– Maatschappelijke dienstverlening door het OCMW

– Maatschappelijke integratie/leefloon

– Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)

– Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

Page 35: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

155

Hoofdstuk 2. Maatschappelijke integratie - leefloon

1. Algemeen

Het sluitstuk van het Belgische stelsel van sociale bescherming werd gevormd door de wet

van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum. Die wet kende

namelijk aan eenieder die geen toereikende bestaansmiddelen had en niet in staat was deze

door eigen inspanningen of op een andere manier te verwerven, het recht toe op een

levensminimum. Aldus werden de personen die buiten hun wil om door de mazen van het

socialezekerheidsnet vielen, door een extra vangnet opgevangen.

De Bestaansminimumwet werd in 2002 vervangen door de Wet van 26 mei 2002

betreffende het recht op maatschappelijke integratie (hierna afgekort als Leefloonwet).

Die wet, die het bestaansminimum vervangt door een leefloon, vertrekt van een andere

benadering. Het leefloon wordt, duidelijker dan het bestaansminimum, slechts toegekend in

subsidiaire orde. In eerste orde bestaat het recht op maatschappelijke integratie namelijk in

tewerkstelling. Enkel wanneer een tewerkstelling, ondanks de werkbereidheid van de

betrokkene, niet mogelijk blijkt, ontstaat er een recht op een vervangingsinkomen. Met de

term leefloon wil men benadrukken dat de betrokkene de socialebijstandsuitkering ‘verdient’

als tegenprestatie voor zijn engagement zich in de mate van het mogelijke maatschappelijk in

te schakelen.

Het is de taak van het OCMW van elke gemeente om het recht op maatschappelijke integratie

te waarborgen aan de personen die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken en die de

voorwaarden van de wet vervullen. Hiervoor beschikt het OCMW (zoals hoger reeds

aangegeven) in principe over volgende instrumenten:

– de tewerkstelling,

– een leefloon en

– een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie

Deze instrumenten kunnen desgevallend worden gecombineerd. Er moet worden gestreefd

naar een maximale integratie en participatie aan het maatschappelijk leven.

De basiswetgeving wordt gevormd door de Leefloonwet en het KB 11 juli 2002 houdende het

algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

Page 36: 3 studiepunten AFSTANDSONDERWIJS BaSW...sociale zekerheid )Ook daar wordt op de verschillende sociale uitkeringen verder ingegaan. ... ( arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht vormen

Social

e Zek

erheid

srech

t

Inkijk

exem

plaar

Katrien

Lebb

e

193

BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE

CUYPERS, D., Schets van het Belgische arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia Educatief, 2009,

209p.

D’HERTEFELT, F., LAURYSENS, L., DE KLERCK, B. en VERHAEGHE, D., Praktisch sociaal

recht, Antwerpen, Uitgeverij De Boeck, 2009, 461p.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID, Alles wat je altijd al wilde weten over de

sociale zekerheid, Brussel, Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, 2009, 75p.

HEYLEN, D., VERBEECK, I., VERMEULEN, L., VERREYT, I. en VERVLIET, V.,

Socialezekerheidsrecht, Anwerpen, Intersentia Educatief, 2009, 318p.

HUMBLET, P., JANVIER, R., RAUWS, W., RIGAUX, M. en VAN REGENMORTEL, A. m.m.v.

PEETERS, J. en VAN DEN LANGENBERGH, K., Synopsis van het Belgisch arbeidsrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2009, 496p.

PUT, J. en VERDEYEN, V., Praktijkboek sociale zekerheid 2010. Voor de onderneming en de

sociale adviseur, Mechelen, Kluwer, 2010, 1136p.

VAN EECKHOUTTE, W., Handboek Belgisch Socialezekerheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009,

461p.

VAN EECKHOUTTE, W., Sociaal compendium 2009-2010. Arbeidsrecht met fiscale notities,

Mechelen, Kluwer, 2009, 2844p.

VAN EECKHOUTTE, W., Sociaal compendium 2009-2010. Socialezekerheidsrecht met fiscale

notities, Mechelen, Kluwer, 2009, 1952p.

VAN LANGENDONCK, J. en PUT, J., Handboek socialezekerheidsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2006, 920p.

VERREYT, I. en HEYLEN, D., Arbeidsrecht. Recht toegepast, Antwerpen, Intersentia Educatief,

2009, 429p.

http://www.riziv.be

http://www.famifed.be

http://www.rva.be

http://www.rvponp.fgov.be

http://socialsecurity.fgov.be

http://www.werk.belgië.be

http://www.fedris.be