2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW...

143
2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebiedMergelland-Oost J. Renes Rapport 3 Staring Centrum, Wageningen, 1990 2 3 APR. 1991 1& , srçi^

Transcript of 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW...

Page 1: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

2 > Z / U u é ( 3 3 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW

Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

J. Renes

Rapport 3

Staring Centrum, Wageningen, 1990

2 3 APR. 1991 1&, s r ç i ^

Page 2: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

REFERAAT

Renes, J., 1990. Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost. Wageningen, Staring Centrum. Rapport 3. 159 blz.; 49 afb.; 11 tab.; 4 aanh.; 4 kaarten.

Schrijver onderzocht de historisch-geografische ontwikkeling van het herin­richtingsgebied Mergelland-Oost en bracht de resterende historische elementen in kaart (kaart 2; schaal 1 : 25 000). De kaarten la en 1b geven de belang­rijkste kenmerken van het 19e-eeuwse cultuurlandschap en de veranderingen tussen 1806 en 1935 weer. Het cultuurlandschap is grotendeels in de middel­eeuwen gevormd. Omstreeks 1300 bestonden vrijwel alle nederzettingen al en had het cultuurland vrijwel de omvang bereikt die het in de 19e eeuw nog had. De postmiddeleeuwse bevolkingsgroei leidde vooral tot het ontstaan van een klasse van keuters. Belangrijke veranderingen in de 19e en 20e eeuw waren de toename van grasland en boomgaarden en recent de schaalvergroting in de landbouw. Het huidige landschap is uitzonderlijk rijk aan historische elementen. Een aantal van die elementen (graften, holle wegen) zijn typerend voor Zuid-Limburg, andere (zoals middeleeuwse wegen en wegkruisen) komen elders in ons land nergens in dezelfde hoge dichtheden voor.

Trefwoorden: historische geografie, cultuurlandschap, ruilverkaveling, Zuid-Limburg .

ISSN 0924-3070

Copyright 1990 STARING CENTRUM Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied Postbus 125, 6700 AC Wageningen Tel.: 08370 - 74200; telefax: 08370 - 24812; telex: 75230 VISI-NL

Het Staring Centrum is een voortzetting van: het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding (ICW), het Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmiddelen, afd. Milieu, en de Afd. Landschapsbouw van het Rijks­instituut voor Onderzoek in de Bos- en Landschapsbouw "De Dorschkamp" en de Stichting voor Bodemkartering (STIBOKA).

Het Staring Centrum aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepasbaarheid van de adviezen.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Staring Centrum.

Project nr. 6153 465wn/09.90

Page 3: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

INHOUD Biz.

WOORD VOORAF 9

SAMENVATTING EN GEBRUIKSWIJZER 11

1 INLEIDING 17

2 GEGEVENS EN WERKWIJZE 19

3 BODEM, RELIEF EN WATER 21 3 .1 Bodemkundige en geomorfologische gesteldheid

en de invloed ervan op het bodemgebruik 21 3.2 Erosie en erosiebestrijding 28 3.3 Water 30 3.4 Delfstoffen 39 3.5 Natuurlandschap en bewoningsmogelijkheden 40

4 BESTUURLIJKE ONTWIKKELING EN GRENZEN 4 3 4.1 Rijksgoed 43 4.2 Heerlijkheden, parochies en gemeenten 43 4.3 Eigendom van de onontgonnen gebieden 4 7 4.4 Grenzen 4 9 4.5 Andere overblijfselen van de bestuurlijke

geschiedenis 4 9

5 HISTORISCHE ONTWIKKELING VAN HET LANDSCHAP 53 5.1 Ontwikkeling tot de Middeleeuwen 53 5.2 Vroege Middeleeuwen (ca. 450-1000) 55 5.3 Hoge Middeleeuwen (1000-1300) 57 5.4 Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (1300-1795) 63 5.5 Nieuwste Tijd (1795-heden) 63

6 NEDERZETTINGS- EN KAVELVORMEN 69 6.1 Inleiding: Eys en omgeving 6 9 6.2 Nederzettingen 72 6.3 Kavelvormen 8 0 6.4 Perceelsscheidingen 81

7 GEBRUIK EN BEHEER VAN DE ONONTGONNEN GEBIEDEN 83 7.1 De bossen tot aan de Franse tijd 83 7.2 De bossen in de 19e en 20e eeuw 85 7.3 De schraallanden 8 6

8 TOELICHTING OP KAART 1: OPBOUW VAN HET CULTUUR­LANDSCHAP 89

8.1 Het bodemgebruik in 1806 en 1935 89 8.2 De verkavelingstypen omstreeks 1840 89 8.3 Hoofdstructuurlijnen 90

9 TOELICHTING OP KAART 2: HISTORISCHE ELEMENTEN IN HET LANDSCHAP 91

9.1 Wegen 91 9.2 Andere lijnelementen 9 6 9.3 Punt- en vlakelementen 99 9.4 Samenhangen 106

Page 4: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

Biz. 10 WAARDERING 109 10.1 De grote lijnen 109 10.2 De afzonderlijke elementen 115

11 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 115 11.1 De hoofdstructuur 115 11.2 De elementen 115 11.3 Aanbevelingen 116

NOTEN 119

LITERATUUR 129

AANHANGSELS 139 1 Steekproefgegevens 141 2 Een aantal nederzettingen met hun oudst bekende

vermelding en andere gegevens over hun ouderdom 149 3 Voormalig rijksgoed in Mergelland-Oost 157 4 Lijst van gerechtigden in het Malensbos 159

TABELLEN 1 Eenheden op kaart 2 "Historische elementen in

het landschap" met verwijzingen naar de pagina's in het rapport 12

2 Oppervlakte van de geomorfologische eenheden in percentages van de totale oppervlakte

3 Bodemgebruik 180 6 in relatie tot de geomorfologische gesteldheid in percentages 21

4 Percentage van het gebied dat door verschillende bodemeenheden wordt ingenomen 2 3

5 Bodemgebruik omstreeks 1806 in relatie tot de bodemgesteldheid 25

6 Bodemgebruik in de noordelijke en in de zuidelijke helft van het gebied en in het hele gebied in 1806, 1935 en 1975, in percentages van de totale oppervlakte 64

7 De ligging van boomgaarden ten opzichte van de nederzettingen in 1806 in percentages 65

8 Aantal graften en lengte aan graften in Mergelland-Oost in 1850, 1949, 1975 en 1985 67

9 De heerlijkheid Eys tussen 1540 en 1797 69 10 Een aantal genetische samenhangen 111 11 Waardering van de losse elementen 113

KAARTEN 1 Opbouw van het cultuurlandschap

a Bodemgebruik b Verkaveling

2 Historische elementen in het landschap 3 Aardrijkskundige namen 4 Naamtypen en geomorfologische gesteldheid

AFBEELDINGEN 1 Ligging van het gebied 16 2 Tijdschaal 18 3 Ligging van de lössgronden 22 4 Dwarsdoorsnede door een dal met de ligging van

de bodemeenheden 2 2 5 Ligging van de beekdalgronden 22

Page 5: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

Biz. 6 Ligging van de groenzanden 24 7 Kuilbrikgrond 8 Holle weg b i j Mamelis 2 9 9 Erosie van lössgronden 2 9 10 Schematische voorstelling van het ontstaan van

een graft 2 9 11 De Benzenraderhof 12 De Geul en de hoger liggende molenbeek bij de

Volmolen 32 13 De Volmolen bij Epen met de molenbeek 14 Molen- en visvijvers in de omgeving van Vaals 35 15 Visvijvers langs de Wittemer Allee 36 16 Voormalige visvijver bij kasteel Wittem 37 17 Kalkovens en het gebied van de Kunrader kalksteen 3 8 18 Oude bestuurlijke indeling, grenzen en bosgebieden 44 19 Grenspaal bij Wittem 50 20 Resten van de landweer ten zuidoosten van

Bocholtz 50 21 Mamelis ca. 1840 58 22 Stroken bij Bocholtz 59 23 Plateaurand bij Bocholtz 60 24 Toponiemen en ontginningsgeschiedenis in de

omgeving van Vaals 61 25 Bodemgebruik en verkaveling aan de rand van het

Vijlenerbos in de eerste helft van de 19e eeuw 62 2 6 Bosontginning bij Simpelveld met planmatig

wegenstelsel 64 27 Spreiding van graften in Zuid-Limburg tussen

1910 en 1950 68 28 Eys in 1842 70 2 9 Ontstaan van een gewandverkaveling door

opsplitsing van de oorspronkelijke kavels 71 30 Mechelen ca. 1840 73 31 Partij ca. 1840 73 32 Boerderij Bellet 74 33 Trintelen in 1842 76 34 Baneheide ca. 1840 7 6 35 Terziet ("Reziet") ca. 1840 76 36 Oude doorgaande wegen 7 8 37 Lemiers ca. 1840 en ca. 1980 79 38 Een voorbeeld van een dorp met heggen, valderen

en veedriften: Jabeek in de 19e eeuw 82 39 Wegkruis bij Höfke 92 40 Schematische voorstelling van de mogelijk

Romeinse weg en de 14e-eeuwse landweer ten zuidoosten van Bocholtz (199,40/313,55) 92

41 Voetpad door het cultuurland tussen Cartils en Wittem 94

42 Een holle weg in de omgeving van Klimmen in de jaren '20 97

43 Een meanderende beek: de Geul bij Cottessen 97 44 De voordes bij Mamelis en Hilleshagen op het

oudste kadastrale minuutplan (ca. 1840) 101 45 De voorde in de Mechelderbeek ten zuiden

van Hilleshagen 103 4 6 De motte in Eys 103 47 De Bongard 104 48 Winneberg op een kaart van landmeter Wiel (1840) 104 4 9 Vaalsbroek 105

Page 6: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

WOORD VOORAF

De Landinrichtingsdienst verleende het Staring Centrum opdracht om een cultuurhistorisch landschapsonderzoek uit te voeren in de herinrichtingsgebieden Centraal-Plateau en Mergelland-Oost en het gebied van de aanpassingsinrichting Beek. In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek in het gebied Mergelland-Oost weergegeven. Om praktische redenen zijn de gebieden Beek en Centraal Plateau in een afzonderlijk rapport behandeld *.

Het onderzoek werd uitgevoerd door J. Renes. De wetenschap­pelijke begeleiding was in handen van J.A.J. Vervloet. Kaarten en tekstfiguren zijn in het net getekend door Th.J.W. van Betuw en P. Reyrink (Staring Centrum, Afd. Kartografie). R.J.M. Meijerink voerde de eindredactie. De tekstverwerking werd verzorgd door W.J. Nieuwenburg. T. Spek hielp bij de statistische bewerkingen.

De schrijver dankt de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort, die de conceptresultaten van het archeologisch onderzoek ter inzage gaf. Tevens dankt hij de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers, kantoor Roermond, voor de mogelijkheid ôm het archief te raadplegen.

Page 7: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

11

SAMENVATTING EN GEBRUIKSWIJZER

Inleiding

Dit rapport bevat de resultaten van een cultuurhistorisch landschapsonderzoek dat het Staring Centrum uitvoerde in opdracht van de Landinrichtingsdienst. Het onderzoek maakt deel uit van de voorbereidingen van de herinrichting Mergel-land-Oost.

Kaart 1 geeft een overzicht van de opbouw van het cultuurland­schap aan het begin van de 19e eeuw en van de belangrijkste veranderingen die sedertdien plaatsvonden. Deze kaart is omwille van de leesbaarheid verdeeld in twee bladen. Blad la bevat de gegevens over bodemgebruik, blad lb die over de verkaveling.

De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn weergegeven op kaart 2, die als losse bijlage bij het rapport is gevoegd. Deze kaart (schaal 1 : 25 000) geeft een overzicht van elementen en structuren van historisch belang, die nog in het huidige landschap zichtbaar zijn. De andere kaartbijlagen (eveneens op schaal 1 : 25 000) geven achtergrondinformatie

bij de tekst.

De tekst beschrijft de historisch-geografische ontwikkeling van het gebied en gaat in op de historische achtergronden van de elementen die op de kaarten staan aangegeven.

De basis voor de tekst en kaarten werd gelegd door inter­pretatie van 19e-eeuwse kaarten. De belangrijkste daarvan waren de Tranchotkaart (ca. 1806) en de oudste kadastrale minuutplans (ca. 1840) . Door vergelijking met moderne kaarten en door veldwerk stelden we vervolgens kaart 2 (de kaart van historische elementen in het huidige landschap) samen. Literatuuronderzoek leverde een grote hoeveelheid informatie op over achtergronden, ontstaansgeschiedenis en vroeger beheer van de verschillende elementen. Deze informatie was van belang voor de waardering, maar kan naar onze mening ook in het verloop van het planningsproces van belang zijn. Het rapport bevat daarom een uitgebreid tekstdeel. Om de tekst zo toegan­kelijk mogelijk te maken, voegden we een verwijzingstabel (tabel 1) aan het rapport toe. Deze tabel geeft een overzicht van de legenda-eenheden op kaart 2 met verwijzingen naar de bijbehorende pagina's in het rapport. Ook een afzonderlijke kaart (kaart 3) met alle aardrijkskundige namen die in de tekst genoemd worden, is toegevoegd om de leesbaarheid van het rapport te vergroten. Kaart 4 ten slotte dient als illustratie bij de hoofdstukken over natuurlandschap en ontginnings­geschiedenis (respectievelijk hoofdstuk 3 en 5).

Opbouw van het rapport

De tekst is als volgt opgebouwd: - De hoofdstukken 1 en 2 bevatten de inleiding en een over­

zicht van de onderzoeksmethode en gebruikte gegevens.

Page 8: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

-r; d 10 M

-H O

10 io 0 ta

m M

0 xi q 0 0 i <0

x> C 0) en d)

a\ r-

• h

i-H r - CT\ m r - c h

».».».

v O CTi O UP CT» CT\ n ON

1 1 » . » . œ m o H CM CT» CO CO

». v ». •»

O *-T

1

». <-H O <-H

». O

CT» CO CT» C .

• » < - . ».

C M a > L D

a. n 1 - 1

r H ».

m •»m

o o ». r H r H

r o

•- 1

». CTi H a - cr»

h. ».

O LT) LO LO

1 1

CO O . <vO e n

1 o m r - o •» CT» i£> ,-H p -

m » . » . » . 1

o œ m , 3 i H C 0 H m œ o { r ) H H m n ^ o ^ ( Y i ' a ' ^ m o M / ) H ( T ) œ ^ ( N mcs]r^LncMCMr^^co<^cT*cri[^c^(^'^c^cn'c , iJ0U3r^cnu^

I I r H t-H <—I i—I t—I i r H ,-H r H H r H 1

o o o o o o o o o o o i—li—I H H H H T - H I - H I - H i—. r H

O o

c o H O ^ o n m o u ) i f i c o ^ o o n a \ H c o c n o c D ^ ^ H m r T H û o a i c o f O O i û ^ r o u ) o cncT>a^oa>cT»ocT»cna^cnoocT\cT\cT\cTicrN.o

^ 3

o CO vH

lH

-O

e v o o > o

- H 0) -P

u -a .c <u o u

- p - H - H (0 >H N

3 0) 0)

a oi C v)

0 P a > - H h m 3 o M " O 0 i o> 0) 0) 1 3

oi 3 e IH

(1) 0) 0) M l-i JH

0) 0) Ü x> "0 m C C 0)

< < œ

c 0 M

m

O i <D 3

<D T> C

m 10

10 r H 0)

> p 0

J 3 UH

10 1H

O i

a 01

o M

O i

\ - H

m

> 3 0)

0 i to - C M

o 0

a

0 • H

n a

4H

« n ( J

p HH

O i CJ 3

C - r - i - O

• H H - H 10 iH d

P 0 1

3 e P o Ü o

3 M H g p ta io P

0) T3 tn . H

d - H >H

U o

DC

C

to • H

3 <3

P

xi 0

m u O i

e o

HH

O

[0 . o C LT)

n) u 0 io

.. 0 r H

> 0 MH O I J < O O r H

o o 1 !

(1) 0 p (0

10

CO T-H

1 O

o ^D vH

—'

U

a i

O i a i

3

a i tn

3 3 M 0)

ai 0) a i

a i r H x i 3 ai

C TS TS 10 10

c 0)

— a - H 0 0) 0

> .H P p ai ai

X P r H 10 0) 3

a) p 0) 10 . * 10 " I H

ö i . y - H

ai 3 C 0)

q T i M r H

10 - H 0 0

r H

O i

ai 3

ai •o M

m P 4 3

0 3 P 3 P P 0 i f l

S K ^ W J J E S S E Z

M 0)

10

c 0) P

O i

0) > T )

c o

3

o

O i a i

3

ai 10

c • H

ai e 0

«

0 0 p.

p 10

10

0 i

c - H r H

ai > i f l

,*: M

0)

> X I O i

- H N

-i—i

- H

3 a i p 0 i m

M p.

0) p CO

H >H

0 1

c - H

p p a) N P

0 X I 0 q

0) 10

3 3 0 0

P - H 4H 0 10 X i U X ) 0 1 - H

C

0)

c 0)

3 T ) T3 a i

ai >

p.

0)

>

Ë

q 0 p

m r H P

0

>

P

0

>

<P

•a q 10

r H

u 3 3 P r H 3 0

p O 0

10 X ) 10 p X I O i

H X I

> 10 H

>

0

o r H

>

10 0

a x s P 0 0

>

H

0 0

>

c 10 10

X) e 10 p.

p

0 p

0 a i 0 0 p

>

q

0 r H O

e P

0 P 10

o i r i CT! i—i

1 ^D O CO r H r H ta 10

X i - H 0 3

X ) O l P O O . *

- H O X ^ l ^ H

0 X ) 0

0 . > p

P O MH

- H O O 3 X )

1 0 i O i O i 0 0 0

s s s s

Page 9: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

13

- De hoofdstukken 3-7 beschrijven de ontwikkeling van het landschap. Hoofdstuk 3 gaat in op de natuurlijke gesteld heid en de invloed daarvan op de menselijke activiteiten. Hoofdstuk 4 behandelt de bestuurlijke ontwikkeling. Hieruit wordt duidelijk dat een aantal grenzen van middeleeuwse ouderdom is. Hoofdstuk 5 geeft een chronologisch overzicht van de wordingsgeschiedenis van het cultuurlandschap. Hoofdstuk 6 behandelt de nederzettings- en de kavelvormen, terwijl hoofdstuk 7 ingaat op het beheer van de vroegere onontgonnen gebieden.

- De hoofdstukken 8 en 9 lichten resp. kaart 1 en kaart 2 toe. Hoofdstuk 10 bevat de waardering. In hoofdstuk 11 komen de conclusies en aanbevelingen aan de orde.

Natuurlijke gesteldheid

Hoofdstuk 3 behandelt de natuurlijke gesteldheid en de gevolgen daarvan voor het cultuurlandschap. Vooral de geomor-fologische gesteldheid (kaart 4) heeft grote gevolgen gehad. De natte beekdalen zijn vanouds als grasland in gebruik. Enkele steile hellingen zijn waarschijnlijk nooit ontgonnen en hebben ook nu nog een bosbegroeiing. Op veel andere hellingen vond wel akkerbouw plaats, maar waren erosiebeperkende maat­regelen nodig. We vinden hier de karakteristieke graften.

De invloed van de bodem was minder doorslaggevend. Enkele bodemtypen boden beperkte mogelijkheden voor akkerbouw en lagen in de 19e eeuw voor een belangrijk deel onder gras of bos.

De aanwezigheid van water (drinkwater, energie), goede gras­landen en goede transportmogelijkheden maakte de directe omgeving van de beekdalen tot de meest geschikte vestigings­plaatsen.

Bestuurlijke ontwikkeling

Hoofdstuk 4 bevat een kort overzicht van de bestuurlijke ontwikkeling. Een groot deel van de huidige gemeentegrenzen is van middeleeuwse oorsprong. Landweren, grensbomen, grenspalen en een aantal gebouwen verwijzen nog naar de vroegere bestuur­lijke organisatie.

Historische ontwikkeling van het landschap

Hoofdstuk 5 geeft een chronologisch overzicht van de histo­rische ontwikkeling van het landschap. Het overzicht begint met de prehistorische (par. 5.1.1) en Romeinse perioden (par. 5.1.2). Aan het eind van de derde eeuw nam de bevolking vooral op de plateaus sterk in omvang af. Toch is op een aantal plaatsen continuïteit tussen de Romeinse en de vroegmiddel­eeuwse bewoning waarschijnlijk (par. 5.1.3).

In de Vroege Middeleeuwen (de periode van de vijfde tot de tiende eeuw) namen de bevolkingsomvang en het aantal neder­zettingen weer langzaam toe (par. 5.2) .

Page 10: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

14

De periode tussen 1000 en 1300 (de Hoge Middeleeuwen), is een uiterst belangrijke periode geweest voor de ontwikkeling van het cultuurlandschap (par. 5.3). In deze periode werd het aantal nederzettingen en de oppervlakte van het cultuurland sterk uitgebreid. Onder meer werden de hoge plateaugebieden in deze periode in cultuur gebracht. Veel afzonderlijke land­schapselementen (wegen, kastelen, graften, enz.,) stammen uit deze eeuwen. Omstreeks 1300 waren er nog maar weinig onont­gonnen gebieden over.

In de volgende periode, van 1300 tot 1795 (Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd; par. 5.4) is het areaal cultuurland nauwelijks meer gegroeid. De bevolkingsgroei werd voornamelijk opgevangen door landbouwkundige verbeteringen: afschaffing van de stop­pelweide, vervanging van de braakperiode (in het drieslag­stelsel lag de grond eens in de drie jaar een jaar braak) door verbouw van klaver en voedergewassen, kalkbemesting ("mergelen"). De overgebleven bossen werden meest gebruikt als hakhout. Andere bossen degenereerden door het te intensieve gebruik tot schraalland ("heide").

De periode vanaf de Franse tijd wordt behandeld in par. 5.5. In de 19e en het begin van de 20e eeuw was vooral de groei van grasland en boomgaarden in landschappelijk opzicht belangrijk. In de tweede helft van de 20e eeuw zette de toename van het graslandoppervlak door. De belangrijkste ontwikkeling was in deze periode de steeds sterkere schaalvergroting in de land­bouw. Hierdoor verdwenen bijvoorbeeld veel hoogstamboomgaarden en perceelsscheidingen.

Nederzettings- en kavelvormen en perceelsscheidingen

Nederzettingsvormen, kavelvormen en perceelsscheidingen worden afzonderlijk behandeld in hoofdstuk 6. In par. 6.1 wordt de omgeving van Eys als voorbeeld gebruikt om de diversiteit van de bewonings- en kavelvormen aan te geven. Daarbij wordt ook gewezen op de samenhang tussen beide: grote vrijstaande boerderijen gaan meestal samen met grote blokvormige kavels, terwijl gehuchten en dorpen omringd worden door een zeer kleinschalig verkavelingspatroon.

In par. 6.2 gaan we nader in op de nederzettingsvormen. Naast vrijstaande boerderijen komen gehuchten en dorpen voor. De grotere nederzettingen zijn meestal langgerekt van vorm. Veel hebben een centrale open ruimte (dries). Het grondpatroon van de meeste nederzettingen op het plateau dateert uit de Hoge Middeleeuwen. Driesen lijken typisch voor deze periode. In latere eeuwen vond wel een sterke verdichting van de bebouwing plaats. Door de toename van het aantal huizen en door de groei van boerderij gebouwen tot gesloten hoeven kregen dorpen in de Nieuwe Tijd hun dichtbebouwde en besloten karakter.

In het verkavelingspatroon (par. 6.3) is een duidelijke tweedeling te herkennen tussen groot- en kleinschalig. De grote vrijstaande boerderijen gaan meestal samen met groot­grondbezit en met een verkaveling in grote blokken. Deze grote kavels kunnen overigens verdeeld zijn in kleine pacht- en gebruikspercelen. Rond gehuchten en dorpen is de verkaveling zeer kleinschalig. Deze kleinschalige verkaveling is meestal

Page 11: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

15

pas in tweede instantie gevormd door versnippering van de oorspronkelijke grotere kavels.

Bij de perceelsscheidingen (par. 6.4) is het onderscheid tussen de bouw- en de graslanden van belang. In het bouwland zijn de grondeigendommen alleen gemarkeerd door greppels en grensstenen. In de gemeenschappelijke graslanden en bossen ontbreken zelfs deze vormen van markeringen. Daarentegen waren de privé-graslanden van elkaar gescheiden door heggen. Deze graslanden lagen in de beekdalen en rondom de nederzettingen. In de 19e en het begin van de 20e eeuw is met de toename van het grasland een groot aantal nieuwe heggen aangelegd op voormalig bouwland.

Gebruik en beheer van de onontgonnen gebieden

Hoofdstuk 7 gaat in op de onontgonnen gebieden, die in de 19e eeuw grotendeels bestonden uit bos. Die bossen vormden de laatste resten van wat ooit een aaneengesloten bosgebied over het grootste deel van Zuid-Limburg moet hebben gevormd. Alleen op slechte gronden, op steile hellingen en aan de randen van de dorpsgebieden kon zich een deel van de bossen handhaven. Al in de Middeleeuwen werden de bossen intensief gebruikt om hout te winnen, vee te weiden, enz. Gaandeweg verdween het meeste opgaande bos. Plaatselijk maakte het bos plaats voor een begroeiing van gras en struikgewas, een landschap dat in Zuid-Limburg werd aangeduid als "heide". De overgebleven bossen werden meer en meer beheerd als hakhout. Sinds het hakhout-beheer in het midden van de 20e eeuw ophield groeien de bossen weer uit tot opgaand (loof)bos.

Kaarten en waardering

De hoofdstukken 8 en 9 geven respectievelijk een toelichting op kaart 1 en kaart 2. Kaart 1 bevat gegevens over het bodem-gebruik (kaart la) en de verkavelingstypen (kaart lb) in het begin van de 19e eeuw. Daarnaast zijn er gegevens over neder­zettingen en over de ontwikkeling in de 19e en 20e eeuw op aangegeven. Kaart 2 geeft een overzicht van historische elementen in het huidige landschap. De elementen zijn inge­deeld naar hun oorspronkelijke functie. Daarnaast bevat deze kaart gegevens over ouderdom en gaafheid.

Hoofdstuk 10 bevat een waardering. Belangrijk is vooral het onderscheid tussen de visuele openheid van de velden en de beslotenheid en landschappelijke variatie van de nederzet­tingen en hun directe omgeving. Bij de losse elementen is op basis van kenmerkendheid, zeldzaamheid, gaafheid en samenhang een rangorde aangebracht. Specifiek voor Zuid-Limburg zijn het dichte wegenpatroon, de holle wegen en de graften.

Hoofdstuk 11 geeft een aantal conclusies en aanbevelingen. Daarbij wordt vooral gepleit voor behoud van het scherpe onderscheid tussen nederzettingen en het omringende veld. Het rapport eindigt met noten en een literatuurlijst.

Page 12: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

' t

§ 8 oo

Afb. 1 Ligging van het gebied.

Schaal 1 : 50 000 (Top. kaart 6 2 W en 620 )

Page 13: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

17

INLEIDING

Dit rapport bevat de resultaten van een historisch-landschap-pelijk onderzoek in het gebied van de herinrichting Mergel-land-Oost. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Landinrichtingsdienst. Het gebied is aangegeven op afb. 1.

Het onderzoeksgebied was iets groter dan het landinrichtings-blok, omdat we ook de enclaves en de dorpen aan de rand van het landinrichtingsgebied bij het onderzoek hebben betrokken. Het gebied ligt op de bladen 62B en 62D van de Topografische kaart 1 : 25 000.

Dit onderzoek dient de opdrachtgever een beter inzicht te geven in de historische ontwikkeling van het cultuurlandschap en in de zichtbare overblijfselen daarvan. Daartoe omvatte de opdracht in de eerste plaats het samenstellen van een kaart met historische elementen (kaart 2). De daarop aangegeven zaken moesten in hun historische samenhang worden geplaatst op een kaart van de opbouw van het cultuurlandschap (kaart 1) en in een beschrijving van de historisch-geografische ontwikke­ling van het gebied. De opdrachtgever zal de gegevens zo mogelijk gebruiken in het landinrichtingsplan.

Het onderzoek is een vervolg op een eerder onderzoek, dat wij in opdracht van het Provinciaal Bestuur van Limburg uitvoerden in het gehele streekplangebied Zuid-Limburg z. Laatstgenoemd onderzoek heeft een groot aantal gegevens opgeleverd, maar was op een aantal onderdelen te globaal voor gebruik in land­inrichtingsprojecten. Het onderzoek naar Mergelland-Oost geeft vooral nadere gegevens over het wegenpatroon (functie en landschappelijke ligging ven wegen) en de verkavelings­structuur. Daarnaast is een waardering toegevoegd.

Het onderzoek voor het streekplan had al duidelijk gemaakt dat het huidige cultuurlandschap voor het overgrote deel gevormd is in de Middeleeuwen en latere perioden (voor een overzicht van de perioden-aanduidingen zie afb. 2). De nadruk in het onderzoek ligt dan ook op die perioden. De oudere ontwik­kelingen worden uitgebreid behandeld in het archeologische rapport dat F.T.S. Brounen over hetzelfde gebied samen­stelde 3.

Een rapport dat voor een belangrijk deel op literatuuronder­zoek is gebaseerd bevat uiteraard een groot aantal verwij­zingen. Om te voorkomen dat die de leesbaarheid teveel aantasten zijn ze ondergebracht in noten.

De verdere opbouw van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 geven we aan hoe we het onderzoek hebben uitgevoerd en welke gegevens we daarbij gebruikt hebben. Hoofdstuk 3 behandelt de geomorfologische en bodemkundige gesteldheid, hoofdstuk 4 de bestuurlijke ontwikkeling en de grenzen. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 een overzicht van de historisch-geografische ontwikkeling van het gebied. Hoofdstuk 6 gaat daarna meer uitgebreid in op de nederzettings- en kavelvormen. Hoofdstuk 7 behandelt het gebruik en het beheer van de bossen en schraal-landen. De hoofdstukken 8 en 9 bevatten toelichtingen bij respectievelijk kaart 1 en kaart 2. De beide kaarten zelf zijn los bijgevoegd. Hoofdstuk 10 bevat de waardering. Het rapport besluit met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 11), noten, literatuurlijst en aanhangsels.

Page 14: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

18

Tijdsindeling o <T > T -

(D , j QJ

3 5..™ Nieuwste t i jd

Nieuwe ti jd

Late Middeleeuwen

Hoge Middeleeuwen

Vroege

Middel­

eeuwen

Ot1oonseti]d Karolingische

Merovingische ti|d

Laat-Romeinse tijd

1500 n Chr

1000 n Chr

-500 n Chr

Vroeg-Romeinse tijd

Late I jzert i jd

Midden I jzert i jd

Vroege I jzert i jd

Late Bronstijd

Midden Bronstijd

Vroege Bronstijd

500 V Chr

1000 v Chr

1500 v Chr

Laat-Neolithicum

S 2000

4 , v Chr

Midden-Neoli thicum

Vroeg-Neolithicum

Mesoli thicum

en ouder

3000 V Chr

4000 v Chr

5000 v Chr

( -6000 Chr

- 7 0 0 0 Chr

8000 . v. Chr

Afb. 2 Tijdschaal (Grotendeels naar: Vos, 1985, p. 17)

Page 15: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

19

GEGEVENS EN WERKWIJZE

De basis van het onderzoek werd gelegd door vergelijking van oude met moderne topografische kaarten. Daarbij kon worden voortgebouwd op het al genoemde historisch-geografische onderzoek van het streekplangebied Zuid-Limburg 4. De gegevens van de streekplaninventarisatie zijn overgenomen en verbeterd

Topografische kaarten op schaal 1 : 25 000 waren beschikbaar voor de situatie in 1806 (de "Tranchotkaart") 6, 1840 (de "Netkaart") 7, 1935, 1955 en 1975. Topografische kaarten geven in Zuid-Limburg een minder volledig beeld van het landschap dan in veel andere gebieden, doordat een groot aantal kavel-grenzen ontbreekt. Vaak betreft dat grenzen die in het terrein slechts gemarkeerd zijn door greppels en grensstenen 8. Ook een groot aantal heggen bleek echter op de topografische kaart te ontbreken.

Goede aanvullingen op de topografische kaart geven kadastrale minuutplans uit ca. 1830 en luchtfoto's uit. Bovendien was voor de herinrichting een moderne kadastrale overzichtskaart samengesteld. Kadastrale kaarten en luchtfoto's vullen elkaar aan: de eerste geven eigendomsgrenzen, de tweede landschappe­lijke grenzen (o.a. perceelsrandbegroeiing en verschillen in bodemgebruik).

Aanvullende gegevens werden verkregen uit de geomorfologische kaart en de hellingklassenkaart 9, die eveneens voor de herziening van het streekplan zijn samengesteld. Tijdens het onderzoek kwamen de resultaten van enkele andere onderzoeken in Mergelland-Oost beschikbaar. Deze werden alsnog in dit rapport verwerkt. Het betreft gegevens van de bodemkaart 10, de archeologische inventarisatie 11, de vegetatiekartering en van een studie naar graften, bossen en beken 13.

Kaart 1 werd voornamelijk samengesteld door kaartvergelijking en -interpretatie. Het bodemgebruik in 1806 is overgenomen van de Tranchotkaart. Deze geeft echter evenmin als latere topo­grafische kaarten inzicht in het verkavelingspatroon op de bouwlanden. Dit patroon is daarom overgenomen van de oudste kadastrale minuutplans (van omstreeks 1830). Deze geven vooral de grondbezitseenheden. Grootgrondbezit staat op de kadastrale minuutplans aangegeven als grote (meestal blokvormige) kavels. Deze grote kavels zijn soms onderverdeeld in een groot aantal pacht- of gebruikspercelen, waardoor ze in werkelijkheid kleinschalig gebruikt worden 14. Voor de 19e eeuw is dit vrijwel niet te achterhalen. Wel hebben we oude luchtfoto's uit 1949 bekeken, om te zien welke gebieden toen kleinschalig werden gebruikt. De veranderingen zijn bekeken door de kaarten uit het begin van de 19e eeuw te vergelijken met topografische kaarten van 1975. De gegevens van deze kaarten zijn aangevuld met gegevens van luchtfoto's uit 1986 en met resultaten verkregen uit veldwerk.

Door een steekproef is geprobeerd meer inzicht te krijgen in een aantal verbanden en recente veranderingen. Daartoe is een vierkantennet met mazen van 500 meter (uitgaande van het

Page 16: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

20

kilometernet van de moderne topografische kaart) over het gebied gelegd. Van de snijpunten van de vierkanten (in totaal waren dit er 354) werd het bodemgebruik in 1806, 1935 en 1975, de afstand tot de dichtstbijzijnde nederzetting in 1806, de hellingklasse en de bodemgesteldheid geïnventariseerd . De gegevens van de steekproef zijn, met de coördinaten van de steekproefpunten, weergegeven in Aanhangsel 1.

De elementen op Kaart 2 zijn verzameld door kaartstudie en literatuuronderzoek. De belangrijkste kaarten waren de Tranchotkaart en de oudste kadastrale minuutplans. De "Netkaart" vulde de Tranchotkaart op een aantal punten aan. Vervolgens is op de meest recente topografische kaart, opnieuw aangevuld met luchtfoto's uit 1986, bekeken of de verschil­lende elementen nog aanwezig zijn.

De tekst is vooral tot stand gekomen door literatuurstudie. Een belangrijk hulpmiddel bij de beschrijving van de historische ontwikkeling is inzicht in de chronologie. Daartoe werd een lijst samengesteld van de oudste vermeldingen van de nederzettingen in het gebied. Deze lijst is als Aanhangsel 2 in het rapport opgenomen.

Overigens is in het gebied nog veel te weinig historisch-geografisch onderzoek verricht. De belangrijkste publikaties zijn de monumenteninventarisatie door Van Agt , de publi­katies van Franssen over Simpelveld en Bocholtz , het artikel van Cuijpers over Eys en de scriptie van Wijnen over Mergelland-Oost 19. Grote delen van het gebied zijn echter slecht bedeeld met publikaties. De beschrijving van deze gebieden is daarom deels gebaseerd op extrapolatie van onderzoek in gelijksoortige (maar beter onderzochte) gebieden elders in het landinrichtingsblok en daarbuiten. Door archief­onderzoek zou de beschrijving beter onderbouwd kunnen worden.

Page 17: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

21

\

BODEM, RELIEF EN WATER

De natuurlijke gesteldheid heeft grote invloed gehad op de menselijke activiteiten en daarmee op de ontwikkeling van het cultuurlandschap. Aan de andere kant zijn de bodemkundige en geomorfologische gesteldheid en de waterlopen ook weer door de mens beïnvloed.

3.1 Bodemkundige en geomorfologische gesteldheid en de invloed ervan op het bodemgebruik

Hellingklassen

Mergelland-Oost is het meest geaccidenteerde deel van Neder­land. Ongeveer een derde deel van het gebied bestaat uit matig steile en steile hellingen (zie kaart 4 en tabel 2).

Tabel 2 Oppervlakte van de geomorfologische eenheden in percentages van de totale oppervlakte.

Omschrijving Hellingklasse Percentage van oppervlakte

Relatief vlak plateau Matig steile helling Steile helling Droog dal Vlakke dalbodem

0-2 (< 3 (8 4 (>

8,75%) 75-26,7%) 26,7%)

56,8 27,2

5,6 6,2 4,2

100,0

De geomorfologische gesteldheid heeft grote invloed op de menselijke activiteiten gehad. Tabel 3 geeft het verband aan tussen het bodemgebruik in 1806 en de hellingklasse.

Tabel 3 Bodemgebruik 1806 in relatie tot de geomorfologische gesteldheid in percentages.

Omschrijving/ Bodemgebruik

bouwland grasland boomgaard bos stedelijk gebied

Relatief vlak plateau

62,3 18,3 2,9

12,9 3,5

100

Matig steile helling

54,6 17,5 6,2

20,6 1,0

100

Steile helling

45,0 --

55,0

Töïï"

Droog dal

45,5 36,4

4,5 4,5

100

Vlakke dalbodem

13,3 66,7 20,0 --

100

De tabel wijst op een duidelijk verband tussen het bodem­gebruik en de geomorfologische gesteldheid. Vooral op de plateaus overheerste het bouwland. Ook op de matig steile hellingen was dat het geval. De natte gebieden in de beekdalen ("vlakke dalbodems") waren voor het overgrote deel in gebruik als grasland. Alleen op de steilste hellingen had het bos de overhand, maar zelfs hier lag nog opmerkelijk veel (45%) bouwland. Op de topografische kaart vallen deze laatste bouwlanden op door een zeer hoge dichtheid aan graften.

Page 18: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

22

löss^ 2m d ik te

löss< 2m d ik te

Afb. 3 Ligging van de lössgronden. Uit: Van Keulen, 1987, p . 21.

humushoudende bovengrond (A1- of Ap-hor izont)

klei-uitspoelingshorizont (A2)

klei-inspoelingshorizont (Bt)

_T~_—_7~_J o n t k a l k t m o e d e r m a t e r i a a l ( C 1 )

~rJ/\J~\ kalkrijk moedermate r i aa l (C2)

=— •-! colluvïum

y loss

verspoelde loss

Afb. 4 Dwarsdoorsnede door een dal met de ligging van de bodemeenheden. Uit: Stichting voor Bodemkartering, 1970, p. 67.

Page 19: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

23

Bodemgesteldheid

Behalve met de hellingklasse hing het bodemgebruik samen met de bodemgesteldheid. Het grootste deel van het gebied heeft een lössbodem (afb. 3). Op de vlakke delen van het plateau en op flauwe hellingen vinden we daalbrik- en radebrikgronden, waarin een inspoelingshorizont (de briklaag) is ontwikkeld. Ook op steilere hellingen die nooit in cultuur zijn gebracht treffen we nog radebrikgronden aan. Elders is op die steilere hellingen meestal een deel van de bovengrond door erosie afgespoeld. In bergbrikgronden kwam de briklaag hierdoor aan de oppervlakte te liggen (afb. 4). Vooral op steile hellingen is ook de briklaag soms verdwenen en ligt het moedermateriaal aan de oppervlakte. De bodemkaart spreekt hier van ooivaag-gronden. Het erosiemateriaal, verspoelde loss, kwam terecht in de dalen. In de loop van de tijd werden de dalen gedeeltelijk opgevuld door dit zgn. colluvium 20. Ook deze gebieden zijn tot de vaaggronden gerekend. Samen omvatten de lössleemgronden ruim 60 procent van het onderzoeksgebied.

De rest bestaat uit een grote verscheidenheid aan bodems. Langs de beken liggen beekafzettingen (afb. 5). Vooral op de steile hellingen in het zuidelijke deel van het gebied liggen veel grindhoudende gronden, al of niet bedekt met een dunne laag loss. Ook verder is de bodemgesteldheid van de zuidelijke helft van Mergelland-Oost veel gevarieerder dan die van het noordelijke deel. Zo vinden we vooral in het zuidelijke gebied de zogenaamde groenzanden (afb. 6). Tabel 4 geeft de opper­vlakte van de belangrijkste bodemeenheden weer.

Tabel 4 Percentage van het gebied dat door verschil­lende bodemeenheden wordt ingenomen.

Bodemgroep Percentage van het oppervlak

Brikgronden - Kuilbrikgronden - Daalbrikgronden - Radebrikgronden - Bergbrikgronden Totaal brikgronden

Vaaggronden - Poldervaaggronden 5,1 - Ooivaaggronden 35,3 Totaal vaaggronden 40,4

Totaal leemgronden 61,9

Oude kleigronden - in glauconietklei 3,9

in kalkverweringsmateriaal 9,5 - in overwegend terrasklei 2,7

Totaal oude kleigronden 16,1

Oude zandgronden 0,4

Stenige gronden - grindgronden 2,4 - vuursteengronden 4,6

zandsteengronden 0,1 Totaal stenige gronden 7,0

Beek-/rivierkleigronden 5,0 Moerige gronden en veengronden 0,3 Samengestelde eenheden 0,2

Bebouwing, stedelijk gebied, enz. 9,0 Totaal 100,0

Bron: Leenders et al., 1988.

Page 20: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

24

Afb. 5 Ligging van de beekdalgronden. Uit: Van Keulen, 1987, p. 33.

Vaalser g roenzand

Akener g roenzand

Afb. 6 Ligging van de groenzanden. Uit: Van Keulen, 1987, p. 19.

Page 21: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

25

Bodemgeschiktheid

Tabel 5 geeft het bodemgebruik in 1806 en de bodemgesteldheid voor de steekproefpunten. Gezien de lage aantallen hebben we afgezien van percentageberekeningen. De tabel wijst op een verband tussen bodemgesteldheid en bodemgebruik, waarbij vooral enkele bodemtypen met ongunstige eigenschappen eruit springen.

Tabel 5 Bodemgebruik omstreeks 1806 in relatie tot de bodemgesteldheid voor 354 steekproefpunten.

Bodera

Leemgronden - Daalbrik - Radebrik

Bergbrik - Kuilbrik - Ooivaag - Poldervaag

Stenige gronden - Vuursteeneluvium - Schalies en zand­

steen - Grind

Oude kleigronden in kalkverwerings-materiaal in glauconietklei

- in overwegend terrasklei

Oude zandgronden Beek-/rivierklei-gronden Veen- en moerige gronden Geen gegevens

Totaal

Bouwland

4 9

45 4

60 5

127

3 0

7 10

26 6 7

39

1 0

1

22

200

Grasland en gaa

1 2 2 7

25 12 49

0 1

1 2

1 7 3

11

0 15

0

9

86

boom-rd

Bos

2 0 1 3

22 1

29

13 0

3 16

6 1 1 8

0 0

0

5

58

Bebouwing en wegen

0 0 0 0 3 1 4

0 0

0 0

1 0 0 1

0 0

0

5

10

Totaal

7 11 48 14

110 19

209

16 1

11 28

34 14 11 59

1 15

1

41

354

Bron: Aanhangsel 1

Op de leemgronden overheerste het bouwland, behalve bij de minder geschikte kuilbrik- en poldervaaggronden, die al in 1806 grotendeels onder gras lagen. Afb. 7 toont een van die gebieden, op een hooggelegen plateaugebied bij Bocholtzer-heide. Een ondoorlatende laag veroorzaakt hier het grootste deel van het jaar uiterst natte omstandigheden (vandaar de wilgen).

Andere gronden met een afwijkend bodemgebruik waren de "oude kleigronden in glauconietklei" (de "Vaalser groenzanden"). Deze zijn volgens de moderne bodemgeschiktheidsclassificatie beter geschikt voor grasland dan voor bouwland 21 en lagen ook in 1806 al voor een belangrijk deel onder gras. Vooral groen-zanden met een dun lössdek waren vrijwel nooit als bouwland in gebruik. Een derde groep bodems waarop het grasland over­heerste waren de beek- en rivierkleigronden. Hier maakte vooral de landschappelijke ligging, onderin de beekdalen, gebruik als bouwland vrijwel onmogelijk. De vuursteeneluvium

Page 22: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

26

> X r-oo

S "3 cö o o

•o c o O)

3

xi <

CN

ro oo L _

CD •4-»

CO

O

o

0) E cc

03

5

o X

00

xi <

Page 23: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

27

gronden vallen tenslotte op door het hoge percentage dat onder bos lag. Bij deze gronden was vooral de bewerkbaarheid een probleem.

De bodemgeschiktheid vinden we soms terug in veldnamen. Zo wijst de veldnaam dries op marginale gronden. Voorbeelden zijn: - Op gen driesschen (aan de rand van het bos bij Vijlen). - In de omgeving van Harles ligt de "Stuckesdriesch", genoemd

naar een bewoner van kasteel Lenders, die hier rond 1640 grond had liggen 22.

- Een hele reeks driesnamen ligt ten oosten van Nijswiller, rond de Platte Bosschen (kaart 3).

Driesland had een veel langere braakperiode dan normaal bouwland. Standaard was een drieslagstelsel, waarin het land na een jaar winter- en een jaar zomergraan één jaar braak lag. Bij driesland kon de braakperiode vele jaren bedragen. In Simpelveld hoefde iemand die driesland scheurde twee jaar (1 x wintergraan en 1 x zomergraan) geen tienden te betalen 23. Dit wijst erop dat driesland bijna als woeste grond werd beschouwd en dat het scheuren ervan bijna gelijkstond aan ontginning van nieuw land.

Tabel 5 maakt ook duidelijk dat het bodemgebruik niet alleen door de natuurlijke gesteldheid werd bepaald. Zo lag een deel van het bouwland op minder geschikte bodems. Daarentegen waren de bossen niet beperkt tot de marginale gronden.

Tweedeling van Mergelland-Oost

In veel opzichten valt Mergelland-Oost in twee delen uiteen. De grens ligt ongeveer bij de lijn Gulpen-Mamelis. Ten noorden van deze lijn zien we een afwisseling van oost-west lopende beekdalen en smalle lössplateaus. Ten zuiden daarvan ligt een uitgestrekt plateaugebied dat naar alle richtingen afwatert. De kern van dit gebied bestaat uit de bossen op vuursteen-eluviumgronden bij Vaals. In dit zuidelijke gebied is de bodemgesteldheid veel afwisselender dan in het noorden. Het noordelijke gebied sluit duidelijk aan bij de aangrenzende lössgebieden, terwijl het zuidelijke deel van Mergelland-Oost binnen Zuid-Limburg een aparte plaats inneemt.

De verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke gebied blijken ook uit het 19e-eeuwse bodemgebruik (in par. 5.5 komen we hier uitgebreider op terug). In het noordelijke deel over­heerste het bouwland. In het zuidelijke gebied was het bodem­gebruik meer gevarieerd: naast bouwland lagen hier aanzien­lijke stukken bos (op vuursteeneluvium) en grasland.

Reliëf en wegen

Het wegenpatroon is op veel manieren beïnvloed door de natuur­lijke gesteldheid. In het Zuidlimburgse landschap vormden vooral de steile hellingen barrières voor het verkeer. Meestal lopen de wegen daar door geulen die in het verleden door

Page 24: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

28

afstromend water in de hellingen zijn uitgesleten. Door het gebruik als weg werden die geulen nog aanzienlijk dieper en ontstonden holle wegen (afb. 8).

Beken vormden eveneens barrières voor het verkeer. Dit geldt vooral wanneer men ze moest oversteken. Bij een doorwaadbare plaats in een grotere beek komen vaak verschillende wegen bij elkaar.

In de lengterichting boden beekdalen juist een goede mogelijk­heid om vlaklopende wegen aan te leggen. Ook op de plateaus liepen de wegen meestal vlak.

De meeste doorgaande wegen volgen de beekdalen. Deze wegen droegen bij tot de concentratie van de bevolking in de dalen. Tot op de huidige dag groeien de dorpen in de dalen sneller dan die op de plateaus 24.

3.2 Erosie en erosiebestrijding

Erosie

In een geaccidenteerd gebied treedt snel erosie op. De verschillende onderscheidingen binnen de groep "leemgronden" op de bodemkaart geven een indruk van de omvang van de erosie. De leemgronden die niet of nauwelijks door erosie beïnvloed zijn (daalbrik- en radebrikgronden) omvatten samen maar tien procent van de totale oppervlakte aan leemgronden (tabel 4; afb. 9). Voor heel Zuid-Limburg is dit percentage 26 procent 25.

Erosie is grotendeels een gevolg van landbouw . In de bossen die van nature aanwezig waren, vond nauwelijks erosie plaats. De situatie veranderde doordat de mens bos kapte en omzette in cultuurland. Uit archeologisch en pollenanalytisch onderzoek blijkt dat Zuid-Limburg twee ontbossingsperioden heeft gekend. De eerste begon in het laat Neolithicum en liep door tot de Romeinse tijd. Gedurende het grootste deel van deze periode (zie par. 5.1) lag het zwaartepunt van de ontbossing in de dalen. Op de plateaus bleven aanzienlijke stukken bos bestaan. De tweede periode begon omstreeks het jaar 1000. In deze tweede periode was de ontbossing nog omvangrijker en bleven nog slechts enkele bosrestanten gespaard . Waarschijnlijk zal de erosie in de tweede periode grootschaliger zijn geweest dan in de eerste 29.

Erosiebestrijding

Na verloop van tijd kreeg men de meeste problemen onder de knie. Terugdringing van de braakperiode had een gunstig effect, evenals ploegen met de hoogtelijnen mee. Dieper ploegen verbeterde de waterinzijging in de grond en vermin­derde de oppervlakkige afstroming en daarmee de erosie . Ook de toenemende versnippering van het grondbezit leidde tot een verminderde erosie: een geploegde akker had meestal een kleine oppervlakte en was omgeven door percelen onder gras of

Page 25: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

29

X

l öss leemgrond

H sterk geërodeerd

[M l mat ig geërodeerd

;;•:•;•;{•.';•;>.;> we in ig geërodeerd

Afb. 9 Erosie van lössgronden. Uit: Van Keulen et al., 1987, p. 33.

1. oorspronkelijke helling

2. door erosie aangetaste helling

3. begroeide graft; sedimentatie(colluvium) aan de dalzijde van de helling

Afb.10 Schematische voorstelling van het ontstaan van een graft. Uit: Breteler en Van den Broek, 1968, p. 120.

Page 26: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

30

Afb. 11 De Benzenraderhof. (foto Staring Centrum R53-78).

Afb. 12 De geul en de hoger liggende molenbeek bij de Volmolen, (foto auteur 87 IX 26)

Page 27: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

31

akkerbouwgewassen. Op de steilere hellingen (> 5 graden of 8,75%) werden voorts kleine stukjes bos gespaard of heggen (met onder andere sleedoorn) aangeplant. Materiaal dat van de helling afkwam werd door de begroeiing tegengehouden. Doordat aan de onderzijde materiaal wegspoelde ontstonden karakteris­tieke steilranden of graften (afb. 10) 31. De meeste graften zijn eigendom van de bezitter van het aangrenzende boven­liggende perceel 32. Vaak worden onder de terrasranden volle­dige lössprofielen aangetroffen 33, wat erop wijst dat de graften al direct bij de ontginning zijn aangelegd.

Soortgelijke terreinvormen ontstonden op bosranden. Soms geeft het hoogteverschil tussen bos en cultuurland een goede indruk van de omvang van de erosie in het laatste gebied 34.

De meeste graften (71 procent in 1985) 35 liggen op hellingen tussen de 5 en 15 graden (8,75-26,7%).

In 1806 lagen de steilste hellingen (> 15 graden) voor meer dan de helft onder bos. De rest was in gebruik als bouwland en is op topografische kaarten herkenbaar door de grote dichtheid aan graften. Voorbeelden zijn de steile hellingen aan de noordzijde van de Eyserbeek en de Selzerbeek. Waarschijnlijk betreft dit voormalige wijngaarden. Dat in Zuid-Limburg wijngaarden hebben gelegen blijkt zowel uit plaatsnamen (de Wigert bij Gulpen, Wingberg bij Epen en mogelijk de Wijnhuizen in Lemiers en Partij) als uit schriftelijke gegevens . Gulpen had keurmeesters voor wijn. De gegevens over wijnbouw in Zuid-Limburg suggereren dat het hoogtepunt in de 14e en 15e eeuw viel 37. De laatste wijngaarden verdwenen in de Franse tijd, maar de laatste jaren worden weer op kleine schaal druiven geteeld.

Veel graften zijn in deze eeuw opgeruimd, veel andere zijn slecht onderhouden of ontdaan van hun begroeiing. Daarnaast is het grondgebruik grootschaliger geworden. Hierdoor worden soms grote aaneengesloten stukken land tegelijkertijd geploegd. Een regenbui kan in dat geval tot zeer grote materiaalafspoeling leiden. Door al deze omstandigheden is erosie de laatste tijd een steeds groter probleem geworden.

3.3 Water

Het belang van water

De ligging van oude nederzettingen houdt sterk verband met de natuurlijke gesteldheid. In Zuid-Limburg is vooral de aan­wezigheid van water bepalend geweest 38. Alle vroegmiddel­eeuwse en de meeste jongere nederzettingen liggen in de directe omgeving van een beek of bron . Een mooi voorbeeld is de Benzenraderhof, die op de bron van de Geleenbeek staat 40 (afb. 11).

Meestal liggen de nederzettingen aan de rand van het dal, op de grens van bouw- en grasland. De laagste gedeelten van de dalen bestonden uit moerassige broekgebieden. We vinden hier hoogstens enkele kastelen of omgrachte huizen, die juist een natte plek nodig hadden om water in de gracht te houden.

Page 28: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

32

Zelfs op de hoogste delen van het plateau, waar stroompjes ontbraken, bestonden plaatselijk nog wel natte plekken. Toch moesten de bewoners van Eperheide lange tijd naar het dal van de Geul om drinkwater te halen. Pas de aanleg van een 40 meter diepe put bracht uitkomst 41.

De meeste beken en bronnen liggen in het zuidelijke deel van Mergelland-Oost. Ze maakten hier een meer verspreid bewoningspatroon mogelijk.

Water als energiebron

Ook de bedrijvigheid was sterk gebonden aan de omgeving van beken. Soms had het fabricageproces zelf veel water nodig (bierbrouwerij, papierfabricage). Belangrijker nog was de rol van water als energiebron. Tot ver in de 20e eeuw was een groot aantal watermolens in gebruik. Sommige groeiden uit tot industriële bedrijven. Behalve voor het malen van graan werden watermolens voor veel doeleinden gebruikt. In de omgeving van Vaals werden vanaf de 16e eeuw industriemolens gebouwd.

De industriële ontwikkeling van Vaals en omgeving van de zestiende tot het begin van de negentiende eeuw hangt direct samen met de politieke situatie en met de nabijheid van de stad Aken. Aken had al eeuwen een belangrijke lakennijverheid en, vanaf de veertiende eeuw, koperindustrie. Onder meer door het hoge loonniveau in de stad werden bedrijven vanaf de 16e eeuw verplaatst naar plattelandsgebieden in de omgeving. In de 17e eeuw werd deze trend nog versterkt door de verminderde godsdienstvrijheid in Aken. Nieuwe vestigingsplaatsen werden gevonden in het Staatse dorp Vaals, het Gulikse Stolberg en de vrije rijksheerlijkheid Kornelimünster. In Vaals stond al in 1595 een kopermolen op de rivier de Gouw, op de plaats van de latere Lutherse kerk. De molen was eigendom van J. Peltzer uit Aken. In het begin van de zeventiende eeuw kwamen er nog drie bij: een bij Vaalsbroek (vermeld 1614) en twee bij Lemiers (vermeld 1606) 42. In de loop van de 17e eeuw werd de koper­industrie in Vaals overvleugeld door die rond Stolberg, dat zich ontwikkelde tot het nieuwe centrum van deze bedrijfstak.

In de tweede helft van de achttiende eeuw werden twee grote industriële ondernemingen verplaatst naar Vaals. In beide gevallen ging het om protestantse ondernemers, die zowel godsdienstvrijheid als ontsnapping aan de in Aken geldende gildebepalingen zochten. In de jaren 1761-'65 bouwde de Lutherse textielfabrikant J.A. von Clermont het Stammhaus, het tegenwoordige gemeentehuis van Vaals. In het gebouw bracht hij zijn voorheen in Aken en Burtscheid gevestigde textiel­fabrieken (lakenweverij en -ververij) met kantoren en woonhuis onder. In 177 6 werd een nieuwe (nu niet meer bestaande) ververij gebouwd en in 1795 het huis Blumenthal. In 1790 werkten 160 mensen in het bedrijf. Het bedrijf kwam in de Franse tijd in financiële problemen en werd uiteindelijk in 1829 openbaar verkocht 43. Dat betekende overigens niet het einde van de Vaalser textielindustrie: de laatste textiel­fabriek sloot pas in 1979. De naaldenfabrikant J. Kühnen uit Burtscheid, eigenaar van het landgoed De Esch, bouwde rond 1777 het huis met fabriek de Bau, met daaraan vast de boer­derij Cereshoeve. De naaldenfabriek bood in 1800 aan 300 mensen werk. Zij heeft bestaan tot 1835 44.

Page 29: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

33

De invloed van deze bedrijfstakken strekte zich ook uit over het landelijk gebied rondom Vaals. De molen Frankenhof naast de hoeve Weyershof, heet nog op moderne topografische kaarten de Volmolen. Stroomafwaarts van laatstgenoemde stonden, eveneens aan de Zieversbeek, de Schuurmolen en de Oude Molen. In beide molens ziin ooit naalden geslepen, evenals in de molen van Mamelis . Von Clermont was eigenaar van het huis Vaalsbroek, waarvan hij de herbouw voltooide. De molen bij Vaalsbroek (in 1807 nog graanmolen) was in 1829 omgebouwd tot volmolen. Al eerder (vóór 1807) bouwde Von Clermont de vol­molen bij Epen. In 1835 werd aan deze molen een wolspinnerij toegevoegd. Na een brand in 1870 werd de molen herbouwd als graanmolen. Sedert een restauratie in 1975-'77 is de molen opnieuw als zodanig in gebruik 47.

Hergebruik van molens voor een ander doel kwam meer voor. De Onderste en de Bovenste Molen in Mechelen bestonden in het begin van de 19e eeuw beide uit twee tegenover elkaar gelegen graanmolens. Bij de Onderste Molen werd een van de twee in 1816 omgebouwd tot papiermolen, bij de Bovenste Molen gebeurde datzelfde in 1828. Beide papiermolens hadden in 1835 samen 40 werknemers. Enkele jaren later is de produktie geconcentreerd in de Onderste papiermolen. Aan het eind van de 19e eeuw waren beide papiermolens weer omgebouwd tot graanmolen.

Veranderingen in beeklopen

In de loop van de tijd zijn beken op veel manieren door menselijke activiteiten beïnvloed . De grote ontginningen in de Romeinse tijd en in de middeleeuwen leidden tot erosie en slibaanvoer. Ook stroomde meer water over de oppervlakte af, waardoor de watertoevoer onregelmatiger werd. Veel slib werd in de beekdalen afgezet en vormde daar in de loop van de tijd een metersdikke laag colluviale loss 49. Mensen hebben voorts het nodige graafwerk verricht aan beken, onder meer om de waterafvoer te verbeteren, molens aan te drijven en visvijvers aan te leggen. Steeds meer delen van kleine beken zijn in de afgelopen periode overhuisd (zie kaart 2).

Molenbeken en molenvijvers

Voor een watermolen waren twee dingen nodig: voldoende water en voldoende verval. Door een stuw aan te leggen kon aan beide eisen worden voldaan: de stuw zelf zorgde voor het hoogte­verschil, het stuwmeer erachter (de molenvijver of "wijer") diende als waterreservoir. Een nadeel van dit systeem is, dat de opstuwing de afwatering van de stroomopwaarts gelegen landerijen bemoeilijkt. Naast het molenrecht (het recht om een molen te mogen oprichten en gebruiken) bestond dan ook een apart stuwrecht (het recht om het water tot een bepaalde hoogte op te stuwen) 50. De opstuwing bracht een molenaar vaak in conflict met de stroomopwaarts wonende boeren, ook omdat molenaars het water nogal eens hoger opstuwden dan was toege­staan. De toegestane waterhoogte was meestal vastgelegd op een peilschaal.

Page 30: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

34

Deze problemen konden worden verminderd door een afzonderlijke molenbeek aan te leggen. Zo'n molenbeek takt stroomopwaarts van de molen van de natuurlijke beek af en houdt, door een geringer verval, het water kunstmatig hoog (afb. 12, 13). Een stuw zorgt ervoor dat een constante hoeveelheid water de molenbeek instroomt. De rest van het water stroomt over de stuw heen in de oorspronkelijke beek. Omdat de terminologie door molenaars is ontwikkeld heet de oorspronkelijke beek de "afslagtak", Bij de molen kan de toevoer van water naar het rad worden geregeld met de "maalsluis". Daarnaast ligt een tweede sluis, de "lossluis", die het overtollige water recht­streeks voorbij het rad op de molenbeek loost. Voorbij de molen komt de molentak weer uit in de afslagtak .

H Waterloop Weg

] Gebouw f^> Waterrad

oom §[Z Sluis of

Afb. 13 De Volmolen bij Epen met de molenbeek. Uit: Renes, 1990.

In de kleinste beekjes was een wijer de enig mogelijke oplos­sing, 's Nachts kon zich in die wijer voldoende water verzamelen om de molen overdag draaiende te houden. Overigens loopt ook hier een kleine afslagtak langs de wijer om over­tollig water af te leiden. Voorbeelden van molenvijvers vinden we aan de Zieversbeek, waar de Volmolen bij Vaalsbroek, de molen Frankenhof, de Schuurmolen en de Oude Molen elk een wijer hebben (afb. 14) .

Page 31: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

35

Afb. 14 Molen- en visvijvers in de omgeving van Vaals. Uit: Renes, 1990.

Page 32: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

36

(A)Situat ie volgens het oudste kadastrale minuutplan

1 oorspronkeli jk twee vijvers, nu verdwenen. Doorsneden door t rambaan

2 in 1838 omgebouwd tot molenvijver, nog aanwezig

3 nu populierenbos

4 verdwenen

5 verdwenen. In de ZO-punt staat nu een huis

6 nu populierenbos

7 nog aanwezig

8 / 9 nu moeras

10 verdwenen

(§) Schematische dwarsdoorsnede ter hoogte van de watermolen (oorspronkelijke situatie)

Afb. 15 Visvijvers langs de Mittemer Allee (Basis: Van Agt, 1983, p. 328) .

Page 33: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

37

Afb. 16 Voormalige visvijver bij kasteel Wittern.

EERLEN

KERKRADE

/ •'1

D U I

verbreiding 'Kunrader kalksteen'

kalkoven niet meer aanwezig

kalkoven nog aanwezig

Afb. 17 Kalkovens en het gebied van de Kunrader kalksteen.

Page 34: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

38

Bij grotere beken, zoals de Geul en de Gulp, is meestal gekozen voor een molenbeek. Voor de molenaar betekende dit een grotere investering, waartoe hij zonodig door de overheid werd gedwongen. Voorbeelden van molenbeken vinden we aan de Geul bij Epen en Mechelen.

Visvijvers

In 1041 schonk Hendrik III goederen in de omgeving van Vaals aan het Akense St. Adalbertsstift. In de oorkonde wordt onder meer gesproken van visvijvers. Het is voorzover bekend de oudste vermelding van visvijvers in Nederland 52. Er hebben in Zuid-Limburg meer visvijvers gelegen dan waar ook in Neder­land. Op de Tranchotkaart zijn zo'n dertig complexen te zien, losse vijvers niet meegerekend. Een van de dichtste concentra­ties lag rond Vaals (afb. 14) 53. Delen hiervan zijn nog over.

Een ander complex visvijvers is omstreeks 1731, gelijk met de Wittemer Allée aangelegd door Ferdinand van Plettenberg. Aan weerszijden van de Allée kwamen vier langgerekte vijvers. Bovendien werd naast het kasteel nog een negende vijver aangelegd. Voor de watervoorziening werd een aftakking van de Selzerbeek gegraven. Een van de vijvers naast de Allée werd bij de bouw van een molen in 1838 in gebruik genomen als molenvijver 54 (afb. 15) . Een aantal vijvers staat droog en is beplant met populieren, andere delen van het complex zijn nog gaaf aanwezig (afb. 16).

Beekkanalisaties

In de 19e eeuw zijn delen van de Geul bij Wittern en Partij rechtgetrokken. Ook verder is in het verleden vaak aan beken gegraven. Om een goede waterafvoer te verzekeren waren regels opgesteld voor het onderhoud. Bij verschillende beken was de breedte al in de 16e eeuw voorgeschreven . Daartoe moesten de boeren uit de omgeving regelmatig de kanten afsteken.

Page 35: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

39

3.4 Delfstoffen

Op een groot aantal plaatsen zijn delfstoffen gewonnen. De belangrijkste zijn twee soorten kalksteen (Gulpense en Kunrader kalksteen). Kalksteen is al in de Romeinse tijd gebruikt als bouwsteen en nog veel eerder voor bemesting 56. Al eeuwen geleden werd kalk daartoe gebrand in kalkovens.

Kunrader kalksteen

Kunrader kalksteen 57 bestaat uit harde en zachte banken. De harde banken hebben een veel hoger gehalte aan CaC03 (90-98 procent) en zijn geschikt als bouwsteen. Deze werd niet gezaagd (zoals de Maastrichtse) maar gekapt, wat een ruwer oppervlak gaf.

De harde Kunrader kalksteen was beter dan de zachtere soorten geschikt voor verwerking in kalkovens, omdat zachte kalksteen de ovens verstopt. We vinden kalkovens dan ook vrijwel uit­sluitend in het gebied van de Kunrader kalksteen (afb. 17). De oudst bekende kalkovens in Zuid-Limburg stonden in 1639 bij Simpelveld. Lange tijd waren de ovens eenvoudige constructies, die met hout en kalk gevuld werden en na het stoken geheel werden leeggehaald. Een verbetering vormde de zg. schachtoven, die in 1758 werd ontwikkeld, maar pas een eeuw later in Zuid-Limburg werd geïntroduceerd. In schachtovens lag de brandstof beneden en de kalksteen daarbovenop. Door verhitting werd ongebluste kalk verkregen. In het gebied van de Kunrader kalksteen vinden we nog restanten van een aantal van deze schachtovens.

De kalkovens in Zuid-Limburg konden moeilijk concurreren met de Belgische en Duitse kalkindustrie. Dit wordt behalve aan de geringe omvang van de ovens vooral geweten aan de slechte kwaliteit van de gebruikte brandstof en van de kalksteen. Alleen tijdens de Eerste Wereldoorlog kende de bedrijfstak enige bloei. Er lagen toen alleen al in de omgeving van de Putberg bij Benzenrade 44 kalkovens, met samen vele honderden werknemers. Na de oorlog kwam de Belgische concurrentie weer op gang en daalde het aantal ovens snel. Van de 37 kalkovens die in 1916 in de gemeente Voerendaal stonden waren er in 1928 nog maar 7 over. Tijdens de Tweede Wereldoorlog steeg de omzet weer tijdelijk. Na 1945 liep de bedrijfstak steeds verder terug en in 1967 werd de laatste kalkoven gesloten.

Gulpense kalksteen

Gulpense kalksteen *58) heeft een gehalte aan CaC03 tussen 50 en 95 procent en werd gewonnen in Vaals, Gulpen en Vijlen. De soort is niet waterbestendig en daarom weinig bruikbaar als bouwsteen. Alleen in de omgeving van Vijlen is enige malen Gulpense kalksteen gebruikt bij boerderijbouw 59.

In 1875 werd in Vijlen een fabriek gebouwd voor de verwerking van (Gulpense) kalksteen tot cement. Deze onderneming van de Fa. Kalff van Rey-Scheyns heeft tot in het begin van de

Page 36: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

40

twintigste eeuw geproduceerd. In de jaren 1894-1900 werd een tweede cement fabriek gebouwd in Vijlen, de Nederlandsche Portland Cement fabriek (NPC) . De fabriek bereikte zijn hoogste omzet tijdens de Eerste Wereldoorlog. De produktie liep nadien snel terug en werd in 1921 beëindigd. Nadat pogingen tot het stichten van cementfabrieken in Schin op Geul en Meerssen waren mislukt werd in 1926 met Belgisch en Zwitsers kapitaal de Eerste Nederlandsche Cement Industrie (ENCI) opgericht. Deze nam de oude fabriek van de NPC in Vijlen in gebruik tot een nieuwe cementfabriek in St. Pieter gereed was. In 1929 werd de fabriek definitief gesloten. De ruïnes zijn nog te zien. De woning van de eigenaar is nu in gebruik als restaurant.

Vuursteen

In het vuursteeneluviumgebied rond Epen en Vaals is enige tijd vuursteen gewonnen. Tot omstreeks 1950 is het materiaal toegepast als wegverharding, fundering van huizen en in mindere mate als bouwmateriaal. In de periode 1950-'60 is hier nog vuursteen gedolven voor het vervaardigen van vuurvaste ovenstenen en chamotte. De hoeveelheid geschikte vuursteen was echter te gering voor een lonende exploitatie

Overige

In het Geuldal bij Epen komt plaatselijk zandsteen uit het carboon aan de oppervlakte. Deze is tot omstreeks 1960 gebruikt als bouwsteen, onder meer voor de boerderij Vernelsberg (bij Epen). Zuidelijker in het Geuldal, bij Cottessen, bevindt zich een groeve waaruit tot ca. 1960 kwartsitische zandstenen werden gewonnen voor het vervaardigen van vuurvaste ovenstenen. In het gebied tussen Vaals en Mechelen zijn veel grote zandsteenblokken verwerkt tot bouw­steen. Deze blokken vormen aan elkaar gekitte resten van een sterk geërodeerde tertiaire bedekking .

3.5 Natuurlandschap en bewoningsmogelijkheden

Uit de voorgaande gegevens blijkt het belang van de beekdalen, waar steeds voldoende water aanwezig was en waar bovendien de meeste wegen liepen. Ook voor de landbouw was de omgeving van de beekdalen aantrekkelijk. In de beekdalen lagen de beste wei- en hooilanden. De beekdalen zelf waren echter te nat voor bewoning.

De beste woonplaatsen lagen aan de rand van het dal, juist buiten de overstromingsvlakte van de beek. Bij het vroeger gebruikelijke gemengde bedrijf gaf een woonplaats op die rand, op de grens van bouw- en weiland, de minste af te leggen afstanden. De mooiste plek voor een nederzetting leverde een landpunt, die uitstak in een beekdal. Een dergelijke plek biedt bijvoorbeeld de puinwaaier bij de monding van een droog dal . Op een vooruitstekende landpunt lag bijvoorbeeld de

Page 37: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

41

Vroenhof van Simpelveld 63. Andere voorbeelden zijn Wingberg (bij Epen), Hurpesch, delen van Gracht en Overgeul (Mechelen), het Wijnhuis (Partij), de Lanterne (Wahlwiller) en het huis Cartils 64.

Aan de hoge zijde van de nederzettingen lagen de bouwlanden. Het bouwland strekte zich ook uit over de hogere delen van de plateaus. Op de plateaus lagen soms nederzettingen, maar deze waren over het algemeen kleiner en (zoals we in hoofdstuk 5 zullen zien) jonger dan de nederzettingen op de beekdalranden. De bossen en heidegebieden lagen aan de rand van de dorps-gebieden.

Page 38: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

43

BESTUURLIJKE ONTWIKKELING EN GRENZEN

De bestuurlijke ontwikkeling van het gebied is ongelooflijk complex en nog niet geheel duidelijk. Een systematisch over­zicht zou in het kader van dit rapport veel te ver voeren. Als we inzicht willen krijgen in de ouderdom en betekenis van een aantal oude grenzen kunnen we echter niet om een globaal overzicht heen. We schetsen in dit hoofdstuk enkele hoofd­lijnen van de bestuurlijke ontwikkeling en letten daarbij vooral op gegevens over oude grenzen.

4.1 Rijksgoed

Het meest opvallende aan de bestuurlijke geschiedenis van Zuid-Limburg is de enorme versnippering. Die versnippering ontstond vanaf de tiende eeuw. Tot die tijd bestond een groot deel van Zuid-Limburg uit koninklijke domeinen (rijksgoed). Deze domeinen gaan meestal terug tot de achtste eeuw of eerder en zullen in die tijd al bewoond zijn geweest. Waar de woon­plaatsen exact lagen wordt hieruit niet duidelijk. De meeste van deze domeinen kennen we uit de oorkonde waarin ze worden verkocht of geschonken. De schenkingsoorkonden vormen het overgrote deel van de oudste schriftelijke bronnen over deze streek. Aanhangsel 3 bevat een lijst van dergelijke schen­kingen. Samen omvatten ze een groot deel van Mergelland-Oost.

We zien in de 11e eeuw een soort uitverkoop van rijksgoed, waarvan vooral geestelijke instellingen profiteerden. Vaals is een voorbeeld van een groot complex koningsgoed dat in de 11e eeuw volledig uiteenviel. Desondanks was er nadien nog vol­doende rijksgoed in de omgeving van Vaals overgebleven om drie dienstlieden (in Vaals, Lemiers en Holset) in leven te houden 65.

4.2 Heerlijkheden, parochies en gemeenten

Het uiteenvallen van de complexen rijksgoed is kenmerkend voor de bestuurlijke decentralisatie die vanaf de tiende eeuw plaatsvond. Het rijksgezag nam steeds verder af en het gebied viel uiteen tot een lappendeken van kleine heerlijkheden. Pas in de 14e eeuw komt er enige tekening in. Veel van de heer­lijkheden en parochies (de grenzen van beide vielen vaak samen) zijn vanaf die tijd te volgen. In de Franse tijd werden de oude heerlijkheden vervangen door gemeenten. De grenzen van de nieuwe gemeenten volgden over het algemeen die van de oude parochies en heerlijkheden 67. De grenzen bleven grotendeels ongewijzigd tot de gemeentelijke herindeling van 1-1-1982. Binnen Mergelland-Oost werd bij die herindeling Bocholtz bij Simpelveld gevoegd en vonden daarnaast enkele kleinere grens­wijzigingen plaats. Zo kwam Baneheide, op de grens van Wittern, Bocholtz en Simpelveld, nu geheel bij de gemeente Simpelveld. Toch laten de oude bestuurlijke eenheden zich nog goed herkennen in de huidige gemeenten.

Page 39: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

HEERLEN

Gemeente- of landsgrens 1975

Andere oude grens

Andere oude grens (verloop niet exact bekend)

Grens Mergel land-Oost voorzover niet samenvallend met andere grens

Bos 1806

Afb. 18 Oude bestuurlijke indeling grenzen en bosgebieden.

Schaal 1 : 50 000 (Top. kaart 6 2 W en 6 2 0

Page 40: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

45

De indeling in heerlijkheden geeft inzicht in de vroegere landbouwkundige situatie. Meestal vormde een heerlijkheid een economische eenheid, met boerderijen, bouwlanden, graslanden en bossen. De kaart van de oude bestuurlijke indeling (afb. 18) laat zien dat in iedere eenheid een of meer beekdalen een centrale plaats innamen. De grenzen volgden vaak water­scheidingen. Bocholtz is een voorbeeld van een dorpsgebied dat samenvalt met een afwateringseenheid 66.

Om meer inzicht te krijgen in de ouderdom van de bestuurlijke eenheden en grenzen geven we hieronder van de verschillende heerlijkheden een korte ontwikkelingsschets.

Gulpen, Wijlre en Cartils

Gulpen, Wijlre en Cartils vormden oorspronkelijk één gebied, dat toebehoorde aan het O.L.V. kapittel in Aken. Het gebied viel nadien in drie delen uiteen. Gulpen werd gaandeweg geüsurpeerd door de heren van Wassenberg en kwam vandaar in 1257 in Limburgs bezit. Wijlre (al als heerlijkheid genoemd in 1040) ontwikkelde zich tot Vrije Rijksheerlijkheid (een gebied dat geacht werd rechtstreeks onder de Duitse keizer te staan). Ook de mini-heerlijkheid Cartils pretendeerde deze status.

In de Franse tijd werd Cartils bij Wittern gevoegd en werden Gulpen en Wijlre afzonderlijke gemeenten. In 1981 werd Wijlre opgeheven. Het oostelijke deel werd bij Gulpen gevoegd.

Wittern

Het gebied van de 19e eeuwse gemeente Wittern viel samen met de voormalige heerlijkheid Wittern. In kerkelijk opzicht omvatte dit gebied drie parochies: Epen, Mechelen/Wahlwiller en Eys. Oorspronkelijk waren deze gebieden ook in wereldlijk opzicht gescheiden.

De oudste kern van Wittern was een klein allodiaal (niet leenplichtig) gebied dat bestond uit Wittern zelf en mogelijk Partij. De eigenaren van dit gebied bouwden het kasteel Wittern en droegen dat vóór 1288 op aan de hertog van Limburg. Vanuit die kern hebben de heren van Wittern hun gebied steeds verder uitgebreid. Epen kregen ze in 128 9 van de hertog van Brabant en Limburg als dank voor de verleende steun in de slag bij Woeringen. Uitgezonderd waren acht leenmannen, die onder de hertog bleven.

Mechelen en Wahlwiller waren eveneens hertogelijk bezit. De helft van deze dorpen gaf de hertog in 1334 aan Valkenburg, dat deze helft twintig jaar later verkocht aan haar grootste schuldeiser, de heer van Monjoie. Deze gaf het gebied vervol­gens in leen aan Wittern. In 1356 werd het Wittemer gebied afgerond doordat de hertog de andere helft, alsmede de over­gebleven acht leenmannen in Epen overdroeg aan Wittern. Eys, voordien al leengoed van Wittern, werd in 1722 definitief bij Wittern gevoegd. Wittern groeide later uit tot een zelfstandig gebied: het werd in 1520 verheven tot Vrije Rijksheerlijkheid

Page 41: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

46

gebied: het werd in 1520 verheven tot Vrije Rijksheerlijkheid en kreeg in 1732 de status van graafschap. Binnen Wittern vormde een deel van Mechelen een afzonderlijke heerlijkheid, die van 1215 tot de Franse tijd toebehoorde aan de Johan­nieterorde. De centrale hof, die later de Herrenhof heette, bestond al in 1133, vóór de overname door de Johannieters.

In de Franse tijd werd Wittern gemeente. Daarna vonden nog slechts enkele grenswijzigingen plaats. In 1843 werd een klein deel van de Belgische gemeente Sippenaeken bij Wittern gevoegd. In 1982 werd Slenaken bij Wittern gevoegd en vond een grens­wijziging plaats bij Baneheide.

De parochiale indeling loopt grotendeels parallel met de wereldlijke indeling. In het gebied van de heerlijkheid Wittern lagen de parochies Eys, Wahlwiller/Mechelen en Epen. De kerk van Mechelen is een zeer oude bijkerk van die aan het Vrijthof in Wahlwiller. In de loop van de tijd werd Mechelen relatief belangrijker. De pastoor woonde aanvankelijk in Wahlwiller, later in Mechelen. De kapel van Nijswiller bestond al in 1178, behoorde lange tijd tot de parochie Eys, maar kwam in de 18e eeuw onder Wahlwiller/Mechelen. De parochiegrenzen vielen over het algemeen samen met de heerlijkheidsgrenzen en lagen al in de 14e eeuw vast.

Vaals

Binnen het gebied van de latere gemeente Vaals lagen de parochies Vaals, Vijlen (incl. de kapel van Lemiers) en Holset. Ook in wereldlijk opzicht waren de parochies gescheiden. De parochie Holset viel waarschijnlijk samen met dat van de heerlijkheden Holset en Einrade. De heerlijkheid Vaals behoorde al in de 14e eeuw tot het Land van Rode ('s-Hertogenrade). De heerlijkheid Vijlen behoorde onder de abdij Burtscheid. De heerlijkheden Vaals en Holset werden in 1626 samengevoegd. Vervolgens werden in 1656 de schepenbanken van Vaals-Holset en Vijlen samengevoegd. In 1661 werd ook de schepenbank van Einrade hierbij gevoegd. Daarnaast vormden Lemiers en Vaalsbroek afzonderlijke heerlijkheden. Vaals, Holset/Einrade en Vijlen beschikten elk over een bosgebied, resp. het Malensbos, het Holseterbos en het Vijlenerbos (zie par. 4.3).

Bij het Partagetractaat van 1661 werd dit hele gebied een Staatse enclave en in de Franse tijd werd het de gemeente Vaals. Nadien zijn nog kleine grenscorrecties aangebracht in 1816 (toen de pastorie van Vaals, die op de grens lag, bij Nederland werd gevoegd) en 1844 (grondruil met Gemmenich).

Heerlen en Voerendaal

Heerlen werd in 137 8 door aankoop toegevoegd aan het Land van Valkenburg. Voerendaal had een eigen schepenbank, die viel onder de hoofdbank Heerlen. In de Franse tijd werd Voerendaal een afzonderlijke gemeente. Kerkelijk was Voerendaal juist de moederparochie van Heerlen. In 1841 en 1957 zijn nog respec-

Page 42: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

47

tievelijk Ubachsberg en Kunrade als afzonderlijke parochies van Voerendaal afgescheiden.

Simpelveld en Bocholtz

Simpelveld vormde, met inbegrip van Bocholtz een parochie en heerlijkheid, die aanvankelijk eigendom was van de bisschop van Luik. Die verkocht het gebied in 1213 aan Limburg. In 1626 werd het gebied verheven tot heerlijkheid, aanvankelijk gebonden aan kasteel De Bongard, vanaf 1774 aan Oberhausen/ Overhuizen. In 17 94 werd het gebied gescheiden en werden Simpelveld en Bocholtz afzonderlijke gemeenten. Bocholtz werd in 1816 vergroot met een klein deel van het Duitse Richterich. In 1803 werd Bocholtz ook een afzonderlijke parochie. Toch blijkt uit archeologisch onderzoek dat de kerk van Bocholtz al in de 12e eeuw bestond. In 1982 werden beide gemeenten weer samengvoegd. Daarbij werd tevens Baneheide, dat voorheen over de gemeenten Bocholtz, Simpelveld en Wittern verdeeld was, geheel bij de nieuwe gemeente Simpelveld gevoegd.

4 .3 Eigendom van de onontgonnen gebieden

Het eigendom van de onontgonnen gebieden kon op verschillende wijzen geregeld zijn. Het eigendom kon berusten bij:

- de heer van het dorp. In de Franse tijd werden deze gebieden vervolgens gemeente-eigendom. Alle bewoners hadden dan meestal gebruiksrechten. Een voorbeeld is het Vijlener-bos.

- de gezamenlijke bewoners van een dorp. Ook in dit geval hadden alle bewoners gebruiksrechten.

- een beperkt aantal inwoners of huizen, een situatie die sterke overeenkomsten vertoonde met de marken en maal-schappen elders in Nederland. Deze situatie treffen we aan in twee bosgebieden in de gemeente Vaals: het Malensbos 68

en het Holseterbos.

De afzonderlijke bossen tot de Franse tijd

Het Malensbos In het Malensbos 69 waren 74 "plaatsen" (boer­derijen, huizen) gerechtigd. Samen vormden ze een soort marke­organisatie. Van de gerechtigde plaatsen lag een deel in Volkerich (nu Belgisch). De organisatie moet ontstaan zijn in de periode dat Vaals en Volkerich tot dezelfde staatkundige eenheid behoorden. Dat was het geval tussen 1137, toen het Land van Hertogenrade (o.a. Vaals) bij Limburg (o.a. Volkerich) werd gevoegd, en 1410, toen het Land van Hertogen­rade verpand werd. De 74 gerechtigde plaatsen waren verdeeld in vier groepen: - 9 Morgen, gerechtigd tot een morgen (een oppervlaktemaat)

kaphout. Dit waren 8 bestaande boerderijen en 1 gefin­geerde. De acht boerderijen waren Vaalsbroek, het huis Lemiers, de Holseterhof, Einrade, het goed van de Pley (Volkerich), de Gulpenerhof (Harles), de St. Adalbertshof

Page 43: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

48

(Vaals) en het Schaegoed (Vaals). De laatste, de zgn. "Zoppenmorgen", behoorde gezamenlijk aan de onderstaande zes hoeven in Volkerich.

- 29 Hoeveners (hele boerderijen), verdeeld over drie groepen : - 6 in Volkerich - 12 in Vaals, Vaalsbroek en Raren - 11 in Harles en Lemiers (zie Aanhangsel 4 ) . Hoewel deze drie groepen niet even groot waren hadden ze wel gelijke rechten. De indeling in drie groepen moet erg oud zijn.

- 13 Halfhoeveners. - 23 Keuterplaatsen.

Het bestuur was geheel in handen van de hoeveners. Zelfs de 9 morgens (de meestal adellijke bezitters van de grootste boerderijen) namen er niet aan deel. Misschien waren aanvan­kelijk slechts de hoeveners gerechtigd. Het huis Vaalsbroek en de Holseterhof waren zowel morgen als hoevener. De bosrechten over het Malensbos waren verbonden aan het huis Vaalsbroek.

Later zijn de gebruiksrechten ook wel los van de huizen verhandeld. In de jaren '70 van de 19e eeuw waren daardoor bijna 250 personen in het bos gerechtigd.

Holseterbos Holset was met uitzondering van de Holseterhof en Einrade niet gerechtigd in het Malensbos. De inwoners beschikten over het Holseterbos en vormden daar een eigen bosmarke. Gerechtigd waren 2 morgens (de Holseterhof en Einrade) en 6 hoeveners (waaronder de pastorie) 70.

Het Holseterbos is waarschijnlijk als bestuurlijke eenheid jonger dan het Malensbos. De beide belangrijkste deelnemers, de Holseterhof en Einrade, hadden zowel rechten in het Holse­terbos als in het Malensbos. Bovendien vormde Holset/Einrade een enclave binnen het gebied dat rechten had op het Malens­bos. Voorts zijn er aanwijzingen dat de heren van Vaalsbroek ook enige zeggenschap hadden over het Holseterbos 71. Het lijkt erop dat Holset/Einrade op een zeker moment een deel van het bosgebied voor eigen gebruik uit het grotere verband heeft gelicht.

Vijlenerbos Anders dan de beide bovengenoemde bossen was het Vijlenerbos '2 particulier eigendom. Het werd in 1319 door Arnold van Gymenich en zijn echtgenote aan de abdij Burtscheid geschonken. Waarschijnlijk was het allodiaal goed. Gerechtigd waren de inwoners van zes van de acht Vijlener buurtschappen ("rotten"): Camerig, Cottessen, Ginsterberg, Mamelis, Rott en

Vijlen. Samen vormden ze de Naoberschap der Vijlener Rotten. De schepenbank van Vijlen omvatte daarnaast nog de rotten Lemiers en Harles, maar deze waren gerechtigd in het Malens­bos. De gebruiksrechten werden in 1539 opgeschreven, maar uit de formulering blijkt dat het slechts ging om het vastleggen van een bestaande situatie.

Andere bossen Binnen de gemeente Vaals lag voorts nog het Vaalserbos, dat in de 19e eeuw gemeente-eigendom was (kaart lb). In de gemeente Wittern bestonden drie "noaberschappen": Eys, Mechelen/Nijswiller/Wahlwiller en Epen. We herkennen hierin de oude indeling in parochies en heerlijkheden. Het

Page 44: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

49

grootste deel van de gemeenschappelijke gronden bestond uit bos, maar Eys bezat een groot stuk schraalland, de Eyserheide. Dit gebied had waarschijnlijk een begroeiing van gras, brem en struikheide. Een deel van het Eyserbos was in de 19e eeuw particulier eigendom. Het oudste kadaster (ca. 1840) noemt Ansembourg (de eigenaar van de Neubourg bij Gulpen) als eigenaar. De gemeente Simpelveld bezat het Plattebos bij Baneheide, alsmede enkele kleinere bosgebieden.

De situatie vanaf de Franse tijd

In 1804 bepaalde de Franse regering dat alle gemene gronden die nog niet verdeeld waren in bezit van de gemeenten zouden komen. De gemeenten Wittern en Simpelveld kwamen hierdoor in het bezit van hun bossen. De gemeente Vaals kreeg het Holseterbos (waar de gebruikersorganisatie overigens nog steeds bestaat) 73 en het Vaalserbos in eigendom, maar liet na zich ook in het bezit te stellen van het Vijlenerbos. De gemeente beschouwde blijkbaar het klooster Burtscheid nog steeds als eigenaar en verwachtte mogelijk dat de oude situatie te zijner tijd weer hersteld zou worden. Dat gebeurde echter niet en in de praktijk ging de organisatie van gebrui­kers (de Naoberschap) meer en meer als eigenaar optreden. In 1864 werd deze situatie zelfs door de rechtbank erkend. De Naoberschap bleef eigenaar tot het bos in juni 1940 door de staat werd gevorderd 74. Naderhand is het bos beheerd door Staatsbosbeheer. Ook het Malensbos is in 1804 niet overgenomen door de gemeente Vaals. Dit bos is uiteindelijk in 1951 verdeeld onder de kapgerechtigden 75.

4.4 Grenzen

Uit het voorgaande blijkt dat een aantal grenzen teruggaat tot de Middeleeuwen. Veel grenzen volgen een weg of kavel­scheiding, die dan eenzelfde hoge ouderdom heeft. Plaatselijk zijn grenzen gemarkeerd door grenspalen (afb. 19) of door een landweer (afb. 20).

Op afb. 18 zijn de belangrijkste oude grenzen aangegeven. De gemeentegrenzen van vóór 1982 zijn grotendeels middeleeuws. Een uitzondering is de grens tussen Simpelveld en Bocholtz, die pas in 17 95 werd getrokken. De aangegeven "andere oude grenzen" zijn vooral parochiegrenzen. Als grenzen van de parochies Epen en Eys zijn de grenzen van de kadastrale secties aangehouden 76.

4.5 Andere overblijfselen van de bestuurlijke geschiedenis

Naast grenzen en grensmarkeringen verwijzen ook gebouwen en nederzettingsvormen naar de bestuurlijke ontwikkeling. Zo vinden we vaak een kerk naast het vroegere bestuurscentrum. Voorbeelden zijn Mechelen, waar de kerk naast de Herrenhof staat, en Eys, waar de middeleeuwse kerk ten noordoosten van de huidige kerk naast de kasteelberg stond.

Page 45: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

r*fr," ,~ ,«•»"

Afb. 19 Grenspaal bij Wittern.

Afb. 20 Resten van de landweer

ten zuidoosten van Bocholtz.

Page 46: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

51

In het centrum van Epen staat nog de Tiendhof, waar de abdij Burtscheid haar tweederde deel van de tienden inzamelde. De tiende was een kerkelijke belasting, die lange tijd in natura werd betaald. Een andere voormalige tiendschuur maakt deel uit van de Herrenhof in Mechelen.

Ook kapitaalintensieve bedrijven als bierbrouwerijen (pan-huizen) en molens behoorden tot de heerlijkheid. Panhuizen behoorden vaak tot de grootste gebouwen in een dorp. Zowel de schepenbank van Mechelen als die van Vijlen vergaderde in het plaatselijke panhuis. Ook een watermolen, met vijver, stuw en eventuele molenbeek, betekende een forse investering. Om die investeringen terug te verdienen legde de eigenaar vaak een ban op. De dorpelingen waren dan verplicht bier te betrekken van het "banpanhuis" en graan te laten malen op de banmolen. Voorbeelden van vroegere banmolens waren de beide molens in Mechelen. De Onderste of Commandeursmolen behoorde mogelijk al in 1215, maar zeker in 1406 aan de Johannieterorde; de Bovenste Molen was de banmolen van de heren van Wittern 77.

Page 47: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

53

HISTORISCHE ONTWIKKELING VAN HET LANDSCHAP

Nadat in de vorige hoofdstukken de invloed van de natuurlijke omstandigheden en van de bestuurlijke ontwikkeling op het cultuurlandschap werden behandeld geven we in dit hoofdstuk een chronologisch overzicht van de landschappelijke ontwikke­ling. De indeling in paragrafen is ingegeven door de histo­rische ontwikkeling. Uit eerder onderzoek bleek al dat de periode tussen 1000 en 1300 van uitzonderlijk belang was. In drie eeuwen werd het gebied omgevormd van een bosgebied met kleine cultuureilanden tot een echt cultuurlandschap, dat geheel werd gedomineerd door akkers en woonplaatsen. Deze periode wordt behandeld in par. 5.3. Daarvoor proberen we in de paragrafen 5.1 en 5.2 de oudere elementen te localiseren. Vooral de behandeling van de prehistorische periode kan kort zijn: het archeologische rapport van Brounen *78) gaat hier uitgebreid op in. In de paragrafen 5.4 en 5.5 komen, naast enkele kleine ontginningen, vooral de ontwikkelingen in het reeds ontgonnen landschap aan de orde.

5.1 Ontwikkeling tot de Middeleeuwen

Prehistorie 79

De oudste bewoningssporen die in Nederland gevonden zijn dateren van ca. 250 000 jaar geleden, uit het begin van het midden-Paleolithicum (ca. 250 000-100 000 jaar geleden). De vondsten zijn gedaan in de groeve Belvédère bij Maastricht. Ook in Mergelland-Oost zijn vondsten gedaan uit het midden-Paleolithicum. Een deel van het lösspakket is pas nadien afgezet en de vondsten komen eerst door erosie aan de opper­vlakte.

Uit het Mesolithicum zijn relatief weinig vondsten bekend, mogelijk omdat de meeste woonplaatsen toen in de dalen, in de omgeving van water, lagen. Daar zijn ze naderhand door collu-vium bedekt en dus moeilijk te vinden. Het landschap werd in het Mesolithicum allengs bosrijker en de jagers en verzame­laars werden vooral aangetrokken door open plekken bij beken en meertjes. De vondsten die in Mergelland-Oost gedaan zijn wijzen erop dat de aanwezigheid van water belangrijk was.

In het Neolithicum vond voor het eerst akkerbouw plaats in Zuid-Limburg. Vondsten van de zogenaamde bandkeramiekcultuur zijn vooral in het noordwestelijke deel van het Zuidlimburgse lössgebied gedaan (in de omgeving van Beek, Elsloo, Geleen en Sittard). De nederzettingen lagen op lagere lössplateaus, bij de rand van een beekdal. Dergelijke plekken zijn in Mergel­land-Oost zeldzaam. In dit gebied is dan ook maar weinig bandceramiek gevonden. Uit een latere periode, het midden-Neolithicum, is een vuursteenwerkplaats bij Baneheide bekend.

Vondstplaatsen uit deze periode liggen vooral op de randen van plateaus en op hoge landtongen. Huisplattegronden werden hier echter niet aangetroffen; de nederzettingen lagen waarschijn-

Page 48: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

54

lijk in de dalen. Daar zijn ze later bedekt geraakt door colluvium en dus moeilijk te vinden.

Om dezelfde reden zijn weinig vondsten bekend uit het laat-Neolithicum en de Bronstijd. Een aantal grafheuvels uit de laatste periode wijst erop dat het gebied wel degelijk bewoond was. Alle grafheuvels (of: alle overgebleven grafheuvels) liggen op de onvruchtbare vuursteeneluviumgronden bij Vaals. Vanaf het laat-Neolithicum leidde de ontbossing door de mens tot erosie. Uit pollenanalytische gegevens blijkt vooral een duidelijke afname van het bos in Zuid-Limburg in de Bronstijd *80). De genoemde grafheuvels behoren tot de weinige zichtbare landschapselementen van vóór het begin van de jaartelling.

Ook uit de Ijzertijd moeten de nodige bewoningssporen onder het colluvium in de dalen liggen. Daarnaast zijn echter opvallend veel sporen op het plateau gevonden. Er bestond een voorkeur voor lössbodems.

Samenvattend lijkt het erop dat de dalen zeker vanaf het Mesolithicum de belangrijkste woongebieden waren. De nabijheid van water is waarschijnlijk essentieel geweest. Een duidelijke verandering bracht de Ijzertijd, toen voor het eerst de plateaus intensiever in gebruik kwamen.

Romeinse tijd 81

De Romeinen troffen waarschijnlijk een redelijk dicht bewoond gebied aan 82. De laatste jaren worden meer en meer aanwij­zingen gevonden voor bewoningscontinuïteit van de Ijzertijd tot in de Romeinse tijd 83. Zo zijn ijzertijdscherven gevonden in de directe nabijheid van Romeinse villa's. Die villa's, grote landbouwbedrijven die vooral graan produceerden voor de steden en garnizoenen, werden vooral gebouwd vanaf de tweede helft van de eerste eeuw. In die tijd werd de Romeinse invloed op de economie groter. Ook de bouw van wegen zette toen pas goed in. Op niet-agrarische activiteiten wijzen de sporen van ijzerproduktie.

De villa's kunnen naar hun landschappelijke ligging in twee groepen worden verdeeld: villa's op plateaus of flauwe hellingen en villa's in de hellingvoet. Opvallend is voorts dat villa's vaak in groepjes bij elkaar lagen. Zo liggen er drie of vier villaterreinen ten zuiden en oosten van Bocholtz/ Vlengendaal. Vooral wanneer we de spreiding over heel Zuid-Limburg bekijken blijkt een verband met de nabijheid van Romeinse hoofdwegen. Een daarvan was de huidige Heerlerbaan, die over korte afstand de oostgrens van het landinrichtings­gebied vormt. Deze weg maakte deel uit van de grote weg van Aken via Heerlen naar Xanten. Een zijweg lag mogelijk op de plaats van de huidige Nederlands-Duitse grens ten zuidoosten van Bocholtz (zie verder par. 9.1). Van de bewoning buiten de villa's is nog erg weinig bekend.

Hoewel de laatste jaren wat meer gegevens over bewoning in de vierde en vijfde eeuw aan het licht komen 84 wijst toch alles op een sterke afname van de bevolkingsomvang en van het bewoonde gebied in het laatste kwart van de 3e eeuw. Politieke

Page 49: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

55

en militaire strubbelingen leidden tot een economische ineen­storting, die vooral de villa's trof. Veel, maar niet alle villa's werden in deze periode verlaten. Bij gebrek aan verkeer boetten de wegen aan belang in. Veel wegen vervielen, en daarmee ook de stedelijke nederzettingen op kruispunten, zoals Heerlen.

Overgang van Romeinse tijd naar Middeleeuwen

Meer dan waar ook in Nederland moeten we in Zuid-Limburg rekening houden met een continue ontwikkeling vanaf de Romeinse tijd of eerder. Voor Heerlen, juist buiten ons gebied, is die continuïteit bewezen. De naam Heerlen gaat rechtstreeks terug op het "Coriouallum" in het Itinerarium van Antonius van omstreeks 300 n.C. 82. Daarnaast acht Tummers 83

het mogelijk (maar niet waarschijnlijk) dat de namen Vaals, Vijlen, Lemiers en Kerperbos uit de Romeinse tijd stammen. Enkele Romeinse wegen, zoals de reeds genoemde Heerlerbaan, bleven functioneren.

Toch wijst alles erop dat de bevolkingsomvang rond de zesde eeuw een dieptepunt bereikte. Vooral de plateaugebieden werden verlaten en raakten gaandeweg weer bebost. Dit blijkt bijvoor­beeld uit pollenanalytische gegevens 84. Ook verschillende vroegmiddeleeuwse plaatsnamen wijzen op bos of woeste grond: Bellet (berkenbos), Holset (hulstbos), Terziet (rietland) 85.

5.2 Vroege Middeleeuwen (ca. 450-1000)

Vanaf de 6e eeuw breidden bevolking en cultuurland weer langzaam uit. Uit deze periode zijn vrijwel geen schriftelijke bronnen overgeleverd. Ook de archeologie laat ons grotendeels in de steek. Veel vroegmiddeleeuwse bewoningssporen moeten in de dalen liggen, bedekt onder een dikke laag colluvium. Onlangs werd in het bruinkoolgebied ten oosten van Aken frankisch materiaal ontdekt onder een colluviumpakket van zeven meter 89. Naamkundige gegevens maken het echter toch mogelijk een beeld te krijgen van de bewoning in de Vroege Middeleeuwen.

Veel plaatsnamen in Mergelland-Oost hebben geheel of gedeel­telijk een romaanstalige oorsprong (kaart 3). Deze namen moeten zijn ontstaan in de periode waarin de taalgrens een stuk noordelijker lag dan tegenwoordig. Tummers brengt dit in verband met ontginningen door immigranten uit zuidelijker streken (vanaf de 6e eeuw).

Omdat de romaanse taal al na enkele eeuwen weer verdween (het laatst in de tiende eeuw rond Vaals) 94 moeten de namen die geheel of gedeeltelijk een romaanstalige oorsprong hebben uit de Vroege Middeleeuwen dateren. Daarnaast bestaan nog andere namen die op vroegmiddeleeuwse bewoning wijzen. De belang­rijkste zijn namen op -heem (=woonplaats) en -ingen, combi­naties van een persoonsnaam met -hoven en combinaties als -mgheem, -inghuizen en -inghoven . De vroegmiddeleeuwse plaatsnamen zijn aangegeven op de kaarten 3 en 4. Vooral kaart

Page 50: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

56

4 laat duidelijk zien dat de bevolking in de Vroege Middel­eeuwen nog vrijwel geheel in de dalen woonde. De meeste nederzettingen in de dalen bestonden omstreeks het jaar 1000 al.

Behalve een datering leveren de namen soms nog meer informatie op. Zo duiden de namen met -wiler (Nijswiller, Wahlwiller, Wijlre) op een villa (landgoed). Interessant is de mogelijk­heid dat de meermalen voorkomende naam Kolmont (=kale berg) wijst op een ontgonnen berg of helling. Plaatsnamen waarin een persoonsnaam voorkomt wijzen vaak op een (individuele) ontgin­ning door of onder leiding van de naamgever.

Een belangrijk deel van Zuid-Limburg werd in de Vroege Middel­eeuwen geëxploiteerd volgens het hofstelsel. Dit was een vorm van centrale uitbating van grootgrondbezit, waarbij het centrum werd gevormd door een hof. Die hof was de woning van de grondheer of zijn vertegenwoordiger en diende tevens als bestuurlijk centrum. Het bijbehorende land was over het algemeen in tweeën gedeeld. Een deel, het domein- of vroon-land, werd rechtstreeks uitgebaat ten behoeve van de heer, het andere deel werd verdeeld onder de horigen, die daardoor mede in hun eigen onderhoud konden voorzien .

Men neemt aan dat het hofstelsel is ontstaan in het gebied tussen Seine en Loire in de 7e-9e eeuw. Vandaar heeft het zich over een groot gebied verspreid. In de oudst bewoonde gebieden van Zuid-Limburg komt het hofstelsel dan ook niet voor of is het later pas toegevoegd. In later ontgonnen gebieden kan de ontginning in hofverband hebben plaatsgehad. Naar het schijnt is veel koningsgoed beheerd geweest als hoven. De geestelijke instellingen die in de 11e eeuw grote stukken van dat konings­goed in handen kregen zetten de exploitatie van de bestaande hoven voort of stichtten nieuwe.

Slicher van Bath onderscheidde vier typen hoven 94

- de hof waarvan alle hoeven in een dorp lagen en die alle hoeven van het dorp omvatte;

- de hof waarvan alle hoeven in een dorp lagen, terwijl in hetzelfde dorp ook nog hoeven van andere eigenaren lagen;

- de hof waarvan de hoeven in twee of drie naburige dorpen lagen; in deze dorpen waren ook hoeven van andere eige­naren;

- de hof waarvan de hoeven over een groot aantal dorpen ver­spreid lagen; in elk dorp hoorden slechts enkele hoeven tot de hof.

Deze opsomming maakt duidelijk dat hoven niet behoeven samen te vallen met vroegmiddeleeuwse nederzettingen. Het is moge­lijk dat een plaats als Eys voortkomt uit een hof, waarbij de Eyserhof de directe opvolger is van het oude centrum van de hof. De aanwezigheid van een laatmiddeleeuwse kasteelheuvel in de dorpskom van Eys maakt echter al duidelijk dat de werke­lijkheid ingewikkelder is. Nog sterker is dit het geval in Vaals dat, zoals we zagen, verdeeld was tussen een groot aantal eigenaren. Het Akense Mariastift beheerde haar goederen in Vaals vanuit een hof in Paffenbroich. Het centrum van de Vaalser bezittingen van het St. Adalbertstift was de St.

Page 51: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

57

Adalbertshoeve, die voor het eerst vermeld wordt in 1135 en waarvan nog delen over zijn 95.

De hof van Epen was nog in de 18e eeuw eigendom van de abdij in Burtscheid. In Simpelveld wijst de naam van de Vroenhof op een vroegmiddeleeuwse hof.

Nog een probleem moeten we hier aansnijden: de ligging van de vroegmiddeleeuwse nederzettingen. Zeker tot de achtste/negende eeuw bezaten nederzettingen een grote dynamiek. Uit veel gebieden weten we dat nederzettingen regelmatig werden ver­plaatst. De vroegmiddeleeuwse nederzettingen kunnen hebben gelegen:

- onder de huidige nederzettingen. - dieper in de dalen. In dit geval liggen ze nu onder een dik

pakket colluvium en zullen ze hoogstens bij toeval worden ontdekt.

- elders. Tegen dit laatste pleit dat de systematische archeologische veldkartering van de laatste jaren geen sporen van verdwenen (vroeg)middeleeuwse nederzettingen heeft opgeleverd buiten de huidige nederzettingen 96.

Als we de gegevens over vroegmiddeleeuwse woonplaatsen op kaart zetten blijken de plateaus vrijwel leeg. De woonplaatsen lagen in de dalen, in de directe omgeving van waterlopen of bronnen of op iets hogere plekken aan de rand van een dal.

In het stroomgebied van de Geul liggen nederzettingen als Wijlre en Epen. Aan de Selzerbeek lagen Wahlwiller, Nijs-willer, Mamelis, Lemiers en Vaals, aan de Eyserbeek Eys en Simpelveld. In laatstgenoemde plaats wijst de patroonheilige (St Remigius) op een vroegmiddeleeuwse kerk . Ook is in Simpelveld een merovingisch grafveld gevonden 98. In het zuidoosten is het patroon van beken en beekjes dichter dan elders in Zuid-Limburg. Opvallend is dat hier ook aan allerlei smalle zijbeekjes al in de vroege middeleeuwen ontginningen lagen. Voorbeelden zijn Mechelen, Vijlen, Terziet en Kuttingen aan zijbeekjes van de Geul, en Harles en Holset aan smalle zijtakken van de Selzerbeek. Samen vormden deze nederzettingen een krans van nederzettingen rondom het grote bosgebied van Malensbos/Holseterbos/Vijlenerbos, dat naar het oosten aan­sloot op het Akenerbos. Berghem (bij Gulpen) is een zeldzaam voorbeeld van een hooggelegen vroegmiddeleeuwse nederzetting. In de omgeving is een frankisch grafveld gevonden ".

De meeste nederzettingen waren klein van omvang. Elders in Zuid-Limburg, in de omgeving van Eijsden en St. Geertruid, schatte Hartmann dat aan het eind van de Vroege Middeleeuwen ongeveer 10 procent van de grond in cultuur was 1 0 °.

5.3 Hoge Middeleeuwen (1000-1300)

De eeuwen tussen 1000 en 1300 waren een belangrijke periode voor de ontwikkeling van het landschap. Omstreeks het jaar 1000 vormden nederzettingen en cultuurland nog kleine eilanden temidden van uitgestrekte bossen. Drie eeuwen later was bijna

Page 52: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

58

het hele gebied in cultuur de marginale gebieden. Het die sinds de Romeinse tijd Vanuit de oudere nederzetti en gehuchten op de plateaus op -berg, naar de ligging t Bij andere wijst de naamsui werkwoord "rooien") op een periode stammen de namen op van land voor ontginning.

en was het bos teruggedrongen tot sterkst veranderden de plateaus, vrijwel onbewoond waren geweest, ngen in de dalen werden boerderijen

gesticht. Veel ervan kregen namen en opzichte van de oudere dorpen, tgang -rade of -rode (van het ontginning uit bos. Uit dezelfde

haag, die wijzen op het afperken

Veldnamen geven soms inzicht in de ontginningsgeschiedenis. Een voorbeeld biedt de omgeving van Mamelis (afb. 21). Ten zuiden van de grote boerderij ligt het oudste, deels Vroeg­middeleeuwse, bouwland op het Mamelisserveld. De strookvormige kavels die evenwijdig aan de hoogtelijnen lopen op de steile

300m

Afb. 21 Mamelis (Basis: Van Agt, 1983, p. 186),

Page 53: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

59

BoofSoltzéi-heide/ / <JL 3|Ë? .«-*•

Huis of boerderij >^ . ^ ; met oude vermelding **•, vja£^

V 0 14e eeuw

3 15e eeuw

O 16e eeuw

\7\ 17e eeuw

^ 18e eeuw

mm dries

heide 1810

beek

efrgendaal

———— grens oorspronkelijke stroken

x, y ' • y \y....

8700034

1km

0 1 Vrijenhof 2 St Gillishof 3 Akerhof 4 De Hof 5 Overhuizen 6 Kieft 7 Bongerd 8 Vlengendalerhof

Afb. 22 Stroken bij Bocholtz. Uit: Renes, 1988.

helling van de Mamelisserberg vertegenwoordigen een latere fase in de ontginning, terwijl de naam Folbers heide, ten westen van het gehucht, erop wijst dat hier nog lange tijd een restant onontgonnen gebied heeft gelegen.

Bekijken we de plateaus afzonderlijk, dan krijgen we het volgende beeld.

Page 54: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

Afb. 23 Plateaurand bij Bocholtz. De boerderij links staat aan het begin van een van de lange strookvormige

kavels van het Langveld. De dorpskern van Bocholtz ligt beneden in het dal

(foto auteur 84 XXIV 22).

Het plateau (massief) van Ubachsberg ligt tussen Geul, Eyser-beek, Geleenbeek en de lijn Heerlen-Valkenburg. Dit gebied is gedeeltelijk in de Hoge Middeleeuwen vanuit de aangrenzende beekdalen ontgonnen. Namen als Elkenrade, Kunrade, Benzenrade en Imstenrade geven aan dat het bos toen in een ring om het hoge centrale gebied werd teruggedrongen. Het centrale gebied zelf, een onvruchtbaar zandgebied zonder lössdek, bleef gedeeltelijk onontgonnen liggen.

Tussen de Sinsel- of Selzerbeek en de Eyserbeek ligt het plateau van Baneheide. Bij de bron van de Selzerbeek ligt Bocholtz, dat in de Hoge Middeleeuwen is gesticht vanuit Simpelveld. De naam wijst op een bosontginning. Pas daarna werd het gebied tussen beide kernen ingericht. Vooral het hogere plateau ten oosten van de Selzerbeek is (wellicht in de 13e eeuw) systematisch ingericht. Hier kunnen we een regel­matige indeling in brede stroken herkennen (afb. 22). De lange opstrekkende kavels gaven het gebied de naam Langveld. De boerderijen staan op de rand van het plateau (afb. 23), aan het begin van de stroken.

Op het plateau van Baneheide zelf werden aanvankelijk geen nieuwe nederzettingen gesticht. Het plateau was smal genoeg om bewerkt te worden vanuit de oudere dorpen eromheen. Pas later ontstonden op het plateau de gehuchten Bocholtzerheide en Baneheide.

Page 55: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

61

Het plateau van Eperheide, tussen Geul en Gulp werd ontgonnen vanuit de beide beekdalen. De oudste nederzetting buiten het dal is Berghem dat, gezien de naam op -heem, al in de Vroege Middeleeuwen is gesticht. Landsraad dateert nog uit een periode waarin de bosbegroeiing nog duidelijk aanwezig was; bij de stichting van Heyenrath (1371 "De Hedenrot"; ten westen van Eperheide) was dit bos al sterk gedegenereerd. De jongste nederzettingen in dit gebied zullen Kosberg en Eperheide zijn. De naam Eperheide geeft naast het late ontstaan in een gebied waar het bos verdwenen was ook de relatie tot het moederdorp Epen aan.

Het grote gebied tussen de Geul en de Selzerbeek kunnen we aanduiden als het plateau van Vijlen. Vanuit de oudere neder­zettingen aan de beken drongen bewoning en cultuurland op in de richting van het hooggelegen centrale bosgebied. Dit centrale gebied bestaat zelf uit vuursteeneluviumgronden, die ongeschikt waren voor landbouw. De hoogmiddeleeuwse ontgin­ningen bleven daarom beperkt tot een strook aan de rand van

SCHWEIBERG plaatsnamen die teruggaan op of beïnvloed zijn door romaanstaligheid (5e - 10e eeuw)

KUTTINGEN andere vroegmiddeleeuwse plaatsnamen (-ingen)

Cottessen laatmiddeleeuwse plaatsnamen (-berg, dal, -rode, -haag, -broek, -huizen)

Afb. 24 Toponïemen en ontginningsgeschiedenis in de omgeving van Vaals.

Page 56: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

62

het bos. We treffen hier een reeks nederzettingen aan met typische hoogmiddeleeuwse ontginningsnamen: van noordwest naarzuidoost Hilleshagen, Rott, Einrade, Raren en Wolfhaag (afb. 24). Uit dezelfde periode dateren (Vaals)broek en de

' 1 0 1

later daarvan afgescheiden hoeven Meelenbroek en De Linde Uit de wijze waarop het grondbezit dooreen ligt valt op te maken dat de (zelf vóór 1830 in tweeën gesplitste) boerderij recht ten zuiden van de kerk van Holset één geheel heeft gevormd met Einrade. Dat maakt het waarschijnlijk dat Einrade is gesticht vanuit het oudere Holset. De laatste fase van de ontginningsgolf werd in dit gebied gevormd door de hooggelegen -berg-nederzettingen Camerig (1323 "Caudenbergh"), Bommerig (1536 "Bamberg") en Ginsterberg. Uit deze fase stamt ook Cottessen (1325 "Quoidthusen"), een nederzetting van keuters bij de boerderij Bellet. Voor Camerig

• • io? • en Cottessen is een stichting rond 1300 aannemelijk x . Uit dezelfde periode kan het "Brobbenschrott" (Brabants rot) dateren, een ontginning aan de rand van het bos, ten zuiden van Vijlen 103. Het gaat hier om marginale gronden, die in

t , i \ - f V

f.

/_

'1

yy'\'ly\ cultuurland 1810 [>••.'• .j niet onderzocht

• bos 1810 ? 1 0 ° , , 5 0 , 0 m

Afb. 25 Bodemgebruik en verkaveling aan de rand van het Vijlenerbos in de eerste helft van de 19e eeuw. Uit: Renes, 1988a.

Page 57: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

63

gebruik waren als driesland (de boswachterswoning aan de bosrand heet "Op gen Dreysschen"). De bosrand is rafelig. Via laagten, waar meestal nog wat loss ligt, dringt het cultuur-land plaatselijk nog een eind in het bosgebied door (afb. 25). De verkaveling van het cultuurland loopt nog verder in het bos door. Mogelijk is hier (in de Late Middeleeuwen?) cultuurland opgegeven. De grens van het cultuurland op de Tranchotkaart verschilt slechts in detail van de huidige (kaart la).

5.4 Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (1300-17 95)

Alle beschikbare gegevens wijzen erop dat het oppervlak cultuurland in de lange periode tussen 1300 en de Franse tijd nauwelijks is toegenomen *104). De grenzen van de bossen zijn in al die eeuwen waarschijnlijk nauwelijks veranderd. Ten zuiden van Eyserheide werd de grens van het bos gemarkeerd door de Houtgraaf, wat erop wijst dat die grens lange tijd stabiel was. Hierboven werd al gewezen op de bosgrens bij Vijlen, die alleen in detail is veranderd sinds de Middel­eeuwen.

De bossen die aan het eind van de Middeleeuwen nog waren overgebleven lagen voor een deel op slechte gronden of steile hellingen (zie hoofdstuk 3.1). De andere bossen lagen aan de randen van de dorpsgebieden. Ze waren door de afstand tot de nederzettingen gespaard gebleven. Omdat er nog maar zo weinig bos over was werden de restanten verder stringend beschermd tegen verdere ontginningen.

De grote begrazingsdruk leidde ertoe dat een deel van de bossen degenereerde tot "heide" (zie par. 7.3). Op de grens van deze gebieden ontstonden nederzettingen van keuters en landarbeiders. De meeste van deze -heide-gehuchten worden pas laat vermeld (Eyserheide 1540, Baneheide pas in het begin van de 17e eeuw). Toch kunnen enkele ervan ouder zijn. Janssen de Limpens 105 identificeerde een gebied met 15 leenmannen dat in 1334 wordt genoemd, als de heerlijkheid Eys. Later vielen onder deze heerlijklheid 15 lenen, waaronder een huis en hof in Eyserheide. We mogen wel aannemen dat het om dezelfde lenen gaat, wat inhoudt dat Eyserheide al in 1334 bestond 106.

5.5 Nieuwste Tijd (1795-heden)

Tabel 6 geeft een overzicht van de verschuivingen in het bodemgebruik in de 19e en 20e eeuw. De tabel laat een aantal ingrijpende veranderingen zien. De minst verrassende is de groei van het stedelijk gebied.

Ontginningen

De geringe afname van het bos is het gevolg van een aantal kleine ontginningen. Daarbij bleef de kern van het grote bosgebied in het zuiden gespaard. De bodem bestaat hier voornamelijk uit vuursteeneluvium en is vrijwel onbruikbaar

Page 58: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

64

Tabel 6 Bodemgebruik in de noordelijke en in de zuidelijke helft van het gebied en in het hele gebied in 1806, 1935 en 1975, in percentages van de totale oppervlakte

bouwland grasland en boomgaard* bos stedelijk gebied

totaal

*grasland boomgaard

Gehel 1806

56,5

24,3 16,4

2,8

100,0

19, 9 4,5

e qebie 1935

33, 1

50,0 12,7

4,2

100,0

33,2 17,8

d 1975

24, 9

52,8 12,4

9,9

100,0

42,7 10,2

Noord 1806

71,2

18, 6 6, 8

3,4

100,0

13, 6 5,1

=liike 1935

46,3

45,8 2,8

5,1

100,0

28,2 17,5

helft 1975

35,5

49,2 2,3

13,0

100,0

40, 1

9,1

Zuide 1806

41,8

29, 9 26,0

2,3

100,0

26,0 4,0

liike 1935

19, 8

54,2 22,6

3,4

100, 0

36,2 18, 1

lelft 1975

14,1

56,5 22,6

6,8

100,0

45,2 11,3

3ron: Aanhangsel 1

voor landbouw. Een uitzondering vormde hier een klein gebied bij het Drielandenpunt, dat omstreeks 1920 als werkverschaf­fingsobject door de gemeente Vaals werd ontgonnen. Later is dit terrein nog korte tijd gebruikt als paardenrenbaan en vliegveld 107. De kleinere boscomplexen in het noorden werden sterker aangetast. De laatste grotere aanslagen op de bossen vonden plaats in de jaren '30, toen bijvoorbeeld het deel van het Eyserbos dat in particuliere handen was, als werkverschaf­fing werd ontgonnen. Ook de Eyserheide werd in het begin van de twintigste eeuw ontgonnen . Voor de ontginning van het Plattebos (gemeente Simpelveld) werd een geheel nieuw wegen­stelsel aangelegd (afb. 26). De meeste overgebleven bossen werden tot het midden van de twintigste eeuw geëxploiteerd als hakhout (zie par. 7.2).

keinsbroek" sir"' ï i > *T % ' -p- H' 1 "

Afb. 26 Bosontginning bij Simpelveld met planmatig wegenstelsel.

Page 59: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

65

Boomgaarden

Opvallend is de toename van het aantal boomgaarden. Vooral in de 19e eeuw werden op de huisweiden bij de boerderijen steeds meer fruitbomen aangeplant. Aanvankelijk waren deze boom­gaarden klein, maar zeer gevarieerd. In één boomgaard konden appels-, peren-, noten-, pruimen- en kersenbomen voorkomen. Doordat de bomen één voor één werden vervangen stonden oude en jonge bomen naast elkaar 109. Uit tabel 7 blijkt dat de fruit­bomen vooral in de omgeving van de boerderijen lagen. Vooral na de landbouwcrisis van omstreeks 1880 nam het aantal boom­gaarden toe. Gedurende de laatste decennia is de oppervlakte aan boomgaarden weer afgenomen. De ontwikkelingen in de fruitteelt hadden ingrijpende gevolgen voor het landschaps­beeld. Momenteel verschuift de fruitteelt naar de plateaus. De oude boomgaarden rond de dorpen verdwijnen steeds meer. Dit wordt vooral veroorzaakt door de hoge plukkosten, de kleine omvang van de boomgaarden en, bij dorpen in beekdalen, de nachtvorstgevoeligheid van de gronden. Vooral sinds het eind van de jaren '60 verdwijnen hoogstamboomgaarden in hoog tempo iro.

Tabel 7 De ligging van boomgaarden ten opzichte van de nederzettingen in 1806 in percentages.

Afstand

<100 m 100-250 m >250 m

Boomgaarden

62,5 37,5

100,0

Alle punten

16,9 24,6 58,5

100,0

Bron: Aanhangsel 1

Nieuwe boomgaarden bestaan uit laagstamvruchtbomen, zijn groter van omvang en liggen meestal op het plateau, op gronden die voordien als bouwland in gebruik waren. Tegelijk treedt een ontmenging op. In de oude hoogstamboomgaarden graasde vee onder de fruitbomen. Men sprak wel van "fruitweiden". Bij de moderne laagstamboomgaarden ligt het accent veel sterker op de fruitteelt. De boomgaarden zijn uniformer dan de oude.

Met de appelboomgaarden kwamen stroopkokerijen op. Omstreeks 1950 telde Limburg nog zo'n 500 van deze bedrijven. Hiervan zijn er nog slechts enkele over. De meest markante staat bij de Dorpshof in Epen, op de resten van een middeleeuwse versterking.

Toename van het grasland

Een andere belangrijke ontwikkeling was de sterke toename van het grasland. Deze toename was in in Mergelland-Oost sterker dan in de rest van Zuid-Limburg en weerspiegelt de toenemende specialisatie op de veeteelt. Die specialisatie werd mogelijk gemaakt door de groei van de stedelijke agglomeraties in de omgeving (Luik, Aken, in de 20e eeuw de Zuidlimburgse mijn­streek) . Omzetting van bouwland in grasland heeft ook in aangrenzende Belgische en Duitse gebieden plaatsgevonden. In het Land van Herve begon deze ontwikkeling al in de 15e eeuw.

Page 60: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

66

In de volgende eeuwen specialiseerde dat gebied zich op de produktie van vlees en zuivel. Tegen het eind van de 17e eeuw was het bouwland er grotendeels verdwenen .

In Mergelland-Oost overheerste op de Tranchotkaart (ca. 1806) nog het bouwland. Uit tabel 6 blijkt dat het grasland toen in de nattere zuidelijke helft al belangrijker was dan in de noordelijke helft. Tegen het eind van de 19e eeuw was in Vaals het grasland al in de meerderheid. Nadien verdubbelde het graslandoppervlak in de zuidoosthoek als geheel. Het over­gebleven bouwland leverde voornamelijk veevoer.

De specialisatie maakte het mogelijk om gronden die minder geschikt waren voor bouwland om te zetten in grasland. Het bouwland verdween dan ook vrijwel van de kuilbrik- en polder-vaaggronden en van de Vaalser groenzanden (aanhangsel 1). Mede hierom ging de omzetting in het zuiden verder dan in het noordelijke deel van Mergelland-Oost. Dit is duidelijk te zien op kaart lb. Deze kaart geeft een overzicht van de verande­ringen in bodemgebruik tussen 180 6 en 1935. Toch was de bodemgesteldheid niet de enige factor. De kaart laat duidelijk zien dat de veranderingen niet gelijkmatig over het gebied verspreid waren. De nieuwe graslanden sloten vooral aan bij de al eerder bestaande. Op de centrale delen van de plateaus bleef het bouwland overheersen.

De verschuiving naar de veeteelt had gevolgen voor de boer-derijbouw. Schuren werden tot stallen verbouwd, waarbij de schuurdeuren werden dichtgemaakt, onder meer in de boerderij Bellet 112. Een ander gevolg was de aanleg van veekeringen en van drinkpoelen. Als veekering werden aanvankelijk heggen aangelegd, later prikkeldraad (zie 6.3). Drinkwaterpoelen zijn in dit onderzoek niet geïnventariseerd. Ze liggen over het algemeen in graslandpercelen en dienen als drinkplaats voor vee. Vaak staan aan de zuidzijde van de poel knotbomen of meidoorns. Deze geven schaduw, zowel voor het vee als om

• 113

verdamping en dichtgroeien van de poel tegen te gaan . De leeftijd van poelen loopt zeer uiteen. Die in de nieuwe graslanden zullen veelal dateren uit de 19e en 20e eeuw. Nog steeds worden nieuwe poelen aangelegd, de laatste tijd vooral ten behoeve van amfibieën. De beekdalen bleven uiteraard in gebruik als grasland. Wel werden hier plaatselijk populieren aangeplant . Het hout werd onder andere gebruikt om klompen te maken.

Schaalvergroting in het verkavelingspatroon

Onder invloed van de algemene schaalvergroting in de landbouw is het verkavelingspatroon grootschaliger geworden. Vooral in de gebieden die in de 19e eeuw kleinschalig verkaveld waren (zie kaart lb) zijn veel kavelgrenzen verdwenen. Toch is—he-t is het verkavelingspatroon, zoals we dat kennen uit 19e-eeuwse kadasterkaarten, over het algemeen nog zeer goed herkenbaar. Buiten de bebouwde kommen is het verkavelingspatroon alleen in een klein gebied bij Vlengendaal, als gevolg van een kavelruil die daar enige decennia geleden plaatsvond, ook in hoofdlijnen gewijzigd.

Page 61: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

67

Verdwijnen van graften

De schaalvergroting in de landbouw heeft grote gevolgen voor het landschap. Een ervan is de verdwijning van meidoornheggen, knotbomen en graften. Tussen 1900 en 1950 nam de lengte aan graften in Zuid-Limburg af van 200 tot 120 km 115. Opvallend is de uitzonderlijk sterke afname in de zuidelijke helft van Mergelland-Oost (afb. 27). Dit zal verband houden met de omzetting van bouwland in grasland. Doordat het bouwland in dit gebied vrijwel verdween verloren graften hun belangrijkste functie.

Na 1950 verdwenen de graften nog sneller. Uit onderzoek van Bakker en Haartsen 1 bleek dat in de omgeving van Mechelen meer dan de helft van het aantal graften tussen 194 9 en 1975 verdween. In de buurt van Epen nam de totale lengte aan graften alleen al tussen 1975 en 1981 met 30 procent af. Tabel 8 geeft de ontwikkeling van aantal en lengte van de graften in heel Mergelland-Oost tussen 1850 en 1985.

Tabel 8 Aantal graften en lengte aan graften in Mergelland-Oost In 1850, 1949, 1975 en 1985.

Jaar Aantal Totale Gemiddelde graften lengte (km) lengte (m)

1850 720 126,6 176 1949 574 99,0 172 1975 425 72,6 170 1985 317 46,2 145

Bron: Heyen, 1986, p. 17.

Op kaart 2 staan behalve de bestaande graften ook de verdwenen graften waarvan nog sporen in het terrein aanwezig zijn. Bij de verdwenen graften valt cp dat ze niet egaal over het gebied verspreid zijn. Opruimen van graften is niet een anoniem proces, maar is afhankelijk van de houding van individuele grondeigenaren.

Page 62: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

Övy£*"! o vV

• • O o

• • • o

• • o •

1° ' & >

m**

\-

• •

o

• • o

o

o

o* o

• •

o

o

• o

o

o

o

ïfe o

o

• • o

o

o

• •

o

• o

o

o

o

• o

• •

o

o

o

• •

c

o

o

• o

• Q

• o

o

o

• • •

o

o

o

o

• • o

o

o

/ / l

iA o^

o

o

o

• •

o

> o

• o

o o

• • • • ^ •

X •

* • •

• f MÂ wü s$ • + 1°

o

o

o

o • o o

• • # o

• • • •

• • • • • •

°)

o

• • • • • • » . o •

• • • • • • / o • • os, • . # o

^pi,!ii''S j f ^ k *

j ^jplisil

o

o

o

**>

V X

• o

o

o

o

V**

X •

1910

^ ^ S o » . •

o o

• • • o

o o

o o

H, * * > °JC

o

o

o

• o

o

ƒ o

o

o

o

o

o

o

*TO o

o

• •

o

o

. o

o

v b •

o

o

o

o

• o

o

• o

o

• o

• o

• o

o

o

o

o

o

o

o o

o o

• A • • o •

o •

0 -y

SfcA°

O IX

o

o

• •

o

o

" • i

o o

o o

• o

o

o

• • • o*

( • * / o \ o

o <K

4m f f i r ^

r° '

• •

o

\ o

°L

o

• • •

o

o

• •

o

• • o

o

31

o

o

o

o

A o

j O

o

o

• o

^

H. o*

o

o

S *

V ». o o o

I 1 1 1 1 0 1500 3000m

1950

Dichtheidsklasse (meters graf t /km )

0 - 2 5 0 []H 1000 - 2000 \T\

250 -1000 [o] >2000 £ j

bossen Rijij

Geul en Gulp———'

grens t i n

Afb. 21 Spreiding van graften in Zuid-Limburg tussen 1910 en 1950. Uit: Diemont en Van de Westeringh, 1978, p. 104.

Page 63: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

69

NEDERZETTINGS- EN KAVELVORMEN

6.1 Inleiding: Eys en omgeving

Afb. 28 toont de parochie Eys volgens het kadastrale minuut-plan van 1842 .

Op de afbeelding is veel te zien. Als eerste valt het onder­scheid tussen groot- en kleinschalig gebied op. Grootschalig zijn: - de omgeving van de Eyserhof; - het landgoed Goedenrade, met inbegrip van de boerderij

Vogelzang en enkele bosgebieden; - de Eyserheide, een restant onontgonnen gebied; - het Eyserbos.

Relatief grootschalig is ook de verkaveling van de beemden langs de Eyserbeek. De kleinschalige verkaveling vinden we in de omgeving van de gehuchten en dorpen. Piepert vormt een kleinschalig verkavelde enclave temidden van de grootschalig­heid. Oorspronkelijk bestond dit gehucht uit een enkel huis, dat genoemd was naar de bewoner (1520: "Pipers huyss") 117. Het gehucht werd bewoond door keuters en misschien door personeel van de Eyserhof.

Ten oosten van Eys overheerst de kleinschalige verkaveling, met het landgoed Goedenraad als belangrijkste uitzondering. De beide boerderijen van dit landgoed, de kasteelboerderij en Vogelzang, waren de twee enige volwaardige agrarische bedrijven van Overeys (tabel 9). In Trintelen valt de Trintelerhof op, de enige volwaardige boerderij van dit gehucht. In Cartils liggen grote en kleine kavels dooreen. De grote kavels hoorden bij verschillende landgoederen in de omgeving (Cartils, Wittern), de kleine kavels bij de huizen in het gehucht Roth-Cartils. Het hoofddorp van de heerlijkheid was Eys zelf. In 1797 bezat het dorp vier volwaardige boerde­rijen. De Eyserhof stak in omvang ver boven de andere uit. Het contrast tussen het grootschalige gebied van de Eyserhof en het kleinschalige van het dorp Eys wordt weerspiegeld in de namen Duivenberg en Boerenberg.

De rest van de bevolking bestond vooral uit keuters en ruraal proletariaat. De weg van Overeys naar Bosschenhuizen heet de Keuterstraat.

Tabel 9 De heerlijkheid Eys tussen 1540 en 1797.

Dorp

Eys (dorp) Piepert Overeys Trintelen "' Baneheide Eyserheide Totaal

Aantal

1540

)13 ) 15

) 26

7 61

woninqen

1606

27 7

in:

1704

)12 ) 20 32

1797

33 6

18 31 10 16

114

Aantal boerde 1797 '

4 -2 1 -

7

volw. rijen

Aantal keuterijen 1797 ")

3 1 7

13 2

10 36

') pachters van meer dan 8 ha grond en landbouwers/eigenaren. ") boeren met minder dan 4 ha grond in eigendom.

"') incl. Bosschenhuizen Bron: Bauduin en Jansen, 1969, tabellen VIII en IX.

Page 64: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

70

o

O

^ « co

Page 65: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

71

Behalve de verschillen in schaal geeft het verkavelingspatroon nog meer interessante aanwijzingen. Zo is de "gracht", een vloedgraaf die van Eys eerst in noordelijke en vervolgens in noordoostelijke richting naar Trintelen loopt, als een kronkelende lijn herkenbaar. Duidelijk is te zien dat de gracht ouder is dan de aangrenzende verkaveling. Ook is te zien dat verschillende wegen schuin door een oudere verkave­ling heensnijden. Een goed voorbeeld is de Horensweg, tussen Eys en Trintelen, in tegenstelling tot de oudere Steenweg (overigens een naam die soms wijst op een Romeinse weg). Tenslotte willen we wijzen op de verschillen in regelmatigheid van het patroon. De verkaveling ten noordoosten van Trintelen is duidelijk regelmatiger dan bijvoorbeeld die ten zuiden van Overeys. Aan de westzijde van de Kromhager weg (tussen Overeys en Trintelen) lopen enkele lange doorlopende kavelgrenzen evenwijdig aan de weg. Ze geven aan dat het kleinschalige verkavelingspatroon hier ontstond door een verregaande opsplitsing van de oorspronkelijke grote blok- of strook-vormige kavels (afb. 29) 118.

oorspronkel i jke kavelgrenzen

latere kavelgrenzen

Afb. 29 Ontstaan van een gewandverkaveling door opsplitsing van de oorspronkelijke kavels. Uit: Vervloet, 1986, p. 47.

Nederzettingen en cultuurland in de heerlijkheid Eys leveren een zeer gedifferentieerd beeld op. Toch valt er wel één lijn te ontdekken: het onderscheid tussen plateau en dal. Op de Trintelerhof na liggen alle grotere boerderijen aan de rand van het beekdal, in Eys of Overeys. De gehuchten op het plateau werden voornamelijk bewoond door keuters en arbeiders.

Page 66: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

72

Het verschil tussen plateau- en beekdalnederzettingen lijkt een vast gegeven in Zuid-Liraburg. Zelfs nu nog groeien de beekdalnederzettingen het sterkst. Moderne nieuwbouwwijken vinden we vrijwel uitsluitend bij beekdaldorpen (Eys, Simpel-veld, Vaals) i l 9 .

6.2 Nederzettingen

De grote verschillen in omvang en vorm van nederzettingen vinden we ook elders in Mergelland-Oost.

Verspreide bebouwing

Vrijstaande boerderijen gingen meestal samen met grootgrond­bezit. Vaak lagen ze op de beste plekken. Sommige van deze grote boerderijen hoorden bij een kasteel (Lemiers); bij andere wees een omgrachting op een zekere status.

Vaak zien we een structuur die doet denken aan het hofstelsel, met een centrale hof en een aantal kleinere boerderijen daarnaast. Vaak heeft de grote boerderij dezelfde naam als het gehucht, maar met het achtervoegsel hof. Voorbeelden zijn de Benzenraderhof in Benzenrade en de Eyserhof in Eys. In andere gevallen verwijst de naam van de grote boerderij naar de grondheer: Herrenhof (Mechelen) (afb. 30), Vroenhof (stond naast de kerk van Simpelveld) en Munnikenhof (Vijlen). Een soortgelijke structuur zien we in Lemiers, Epen (met de Dorpshof), Partij (met het Wijnhuis) (afb. 31) en Mamelis (afb. 21). Bellet, een grote vierkante boerderij met een

vroegmiddeleeuwse naam, is waarschijnlijk het centrum geweest vanwaaruit (in de 13e eeuw?) de gehuchten Camerig en Cottessen ontstonden 123. Ook later was Bellet in dit deel van Vaals nog veruit de grootste boerderij en zelfs de enige die uitgroeide tot een gesloten hoeve (afb. 32).

Hoe groot de verleiding ook is om hier restanten van het vroegmiddeleeuwse hofstelsel in te zien, het hoeft niet het geval te zijn. In de bespreking van het hofstelsel (par. 5.2) zagen we al dat dit stelsel ingewikkelder in elkaar zit en dat een hof niet samen hoeft te vallen met een nederzetting. Bovendien kan een grote boerderij ook door gerichte aankopen door een kapitaalkrachtige eigenaar zijn opgebouwd. Buiten ons gebied vinden we een voorbeeld in Bruisterbosch (bij Margraten), dat oorspronkelijk bestond uit zeven boerderijen van waarschijnlijk ongeveer gelijke omvang. Een van de boeren breidde zijn bedrijf gaandeweg uit en de nazaten van deze koelak bezaten ongeveer een derde deel van het land van het gehucht 121.

Een aantal grotere gehuchten en dorpen is mogelijk ontstaan uit een losse boerderij. De meeste vroegmiddeleeuwse neder­zettingen zullen zo begonnen zijn. Plaatsnamen waarin een persoonsnaam voorkomt kunnen teruggaan op een individuele ontginning. Vaker wijst de naam echter op een latere eigenaar. We vinden persoonsnamen terug in een hele reeks vroegmiddel-

Page 67: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

73

300 M

: grondbezit Herrenhóf

Afb. 30 Mechelen. Uit: Van Agt, 1983, p. 254.

Afb. 31 Partij. Uit: Van Agt, 1983, p. 360.

Page 68: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

74

Afb. 32 Boerderij Bellet. ( f o t o a u t e u r 8 5 V | | ? )

Afb. 33 Trintelen in 1842.

Het kruisje geeft de plaats aan waar later de put geslagen werd. Uit: Cuijpers, 1976, kol. 124. 34.

Page 69: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

75

eeuwse nederzettingen: Mamelis, Kuttingen, enz. 122, maar ook in Baneheide, dat waarschijnlijk in de 16e eeuw gesticht is en daarmee een van de jongste nederzettingen in het gebied is. De naam verwijst naar een familie Baenen .

De vorm van de grotere nederzettingen

Binnen de kern van een gehucht of dorp waren wegen, bermen en pleinen gemeenschappelijk bezit. Op een punt waar wat meer ruimte was lag vaak een poel naast de weg. Beter nog was een wat grotere ruimte, liefst met een driehoekige vorm om vee in een punt tot een handzame kudde bijeen te kunnen drijven. Een dergelijke ruimte wordt in Zuid-Limburg dries of bies(t) genoemd. Een van de punten sloot aan op een veedrift, een weg waarover het vee naar de weide gronden in het beekdal werd gedreven. Voorbeelden vinden we in Trintelen (afb. 33), Baneheide (afb. 34) en Eyserheide.

Over de oorsprong van de Zuidlimburgse driesen is nog maar weinig bekend. Ze kunnen min of meer toevallig zijn ontstaan doordat de hoeken van een T-splitsing in het gebruik werden afgerond. Bij nederzettingen die oorspronkelijk aan de rand van het bouwland lagen kan een dries zijn uitgespaard bij de latere uitbreiding van het bouwland naar de andere zijde van het dorp. Ten slotte is een bewuste aanleg mogelijk.

Onderzoek elders leverde de nodige aanwijzingen op voor een ontstaan in de Hoge Middeleeuwen. Vaak lagen deze driesen toen aan de rand van de oudere dorpen (vandaar het woord "brink", waarmee ze in Oost-Nederland worden aangeduid). Pas later trok de bewoning ernaar toe en kwamen de driehoekige ruimten centraal in de nederzetting te liggen 125.

Na 1300 zijn nauwelijks meer nieuwe nederzettingen gesticht. De onontgonnen gebieden waren bijna op en de laatste restanten waren ongeschikt voor landbouw of werden stringent beschermd. De bevolkingsgroei leidde tot de vorming van een klasse van keuters. Keuterbedrijven waren zeer kleine boerenbedrijven, die bijverdiensten noodzakelijk maakten. De bewoners verdienden bij als landarbeider, wever, bezembinder enz. Groepjes keuterbedrijven ontstonden aan de rand van de heide: Baneheide, Eyserheide, Eperheide. Daarnaast vinden we keuters in de oudere gehuchten en dorpen. In tabel 9 zien we een sterke groei van het aantal woningen in de heerlijkheid Eys tussen 1540 en 1797. In het laatste jaar telde de hele heer­lijkheid maar zeven volwaardige agrarische bedrijven. De groei van het aantal huizen kan dus nauwelijks tot een toename van het aantal boerderijen hebben geleid. De extra huizen werden bewoond door keuters, arbeiders en ambachtslieden.

Misschien geeft de bezitsstructuur van het Malensbos inzicht in de omvang van de groei in de omgeving van Vaals. Naast 29 hoeveners vinden we hier 13 halfhoeveners en 23 keuter-plaatsen. Organisaties als die in het Malensbos werden opge­richt om de rechten van de bestaande boerderijen te beschermen. Waarschijnlijk was dit in de 13e eeuw, toen de bevolking snel groeide en de oppervlakte aan onontgonnen

Page 70: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

76

grondbezit van de heer Kannegieter

Afb. 34 Baneheide. Uit: Van Agt, 1983, p. 252.

Afb. 35 Terziet ("Reziet") ca. 1840. Uit: Van Agt, 1983, p. 224.

Page 71: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

77

gebied nog sneller afnam 126. Het aantal rechthebbende boerde­rijen werd in principe bevroren, al werd in de praktijk soms soepeler opgetreden. De 29 hoeveners, boerderijen met volle­dige rechten, zullen over het algemeen al bestaan hebben bij de oprichting van de organisatie. De 13 halfhoeveners kunnen terug gaan op splitsingen van volledige boerderijen, maar ook op een soepele houding tegenover nieuw gestichte boerderijen. De 23 keuterplaatsen zijn zeker laatkomers. Al met al lijkt het aantal boerderijen sinds de 13e eeuw ongeveer te zijn verdubbeld.

Gehuchten en dorpen raakten door de toename van het aantal huizen gaandeweg dichter bebouwd. Ook de ontwikkeling van het vierkante boerderijtype droeg bij tot het ontstaan van gesloten straatwanden. In het zuiden van Mergelland-Oost bleven de los bebouwde gehuchten tot op heden bestaan. In dit marginale gebied nam de bevolking minder toe. Bovendien maakte de ruimere aanwezigheid van water een meer verspreide bewoning mogelijk 127. Een voorbeeld biedt de omgeving van Terziet (afb. 35). Alleen kerkdorpen als Mechelen en Epen waren hier al in de 19e eeuw dicht bebouwd.

Invloed van grote wegen

De meeste grote wegen lopen door Gulpen, dat zelf haar naam dankt aan een doorwaadbare plaats in de Gulp 128 (afb. 36) . Mogelijk was de plek al in de Romeinse tijd een belangrijke rivierovergang. In de Middeleeuwen lag in Gulpen een hertoge­lijke tol . De versterking aan de noordzijde van Gulpen (de "Burggraaf"; misschien de opvolger van de vroegmiddeleeuwse vroonhoeve) 130 kan met de verkeersligging te maken hebben. In de 13e eeuw werd de Burggraaf op haar beurt opgevolgd door de Neubourg, in het dal van de Gulp. Aan het eind van de vijf­tiende eeuw werd ook het centrum van het dorp Gulpen, mogelijk na een brand, verplaatst naar de oever van de Gulp. Het middeleeuwse centrum van Gulpen lag hoger, bij de nog bestaande middeleeuwse kerktoren * . De verschuivingen hangen waarschijnlijk samen met veranderingen in het wegenstelsel. Ook de opkomst van Wittern zal te maken hebben met de strate­gische ligging ten opzichte van het lange-afstandsverkeer.

Na de aanleg van enkele nieuwe rijkswegen in de eerste helft van de negentiende eeuw groeiden verschillende dorpen naar deze wegen toe. Aanvankelijk werden nog pogingen gedaan om bebouwing langs de rijkswegen tegen te gaan, maar vanaf 1847 mocht iedereen op eigen grond huizen aan de wegen neerzetten 132. In enkele gevallen ging de bebouwing aan de weg de oude dorpskern overheersen. Een voorbeeld is Lemiers. De oude nederzetting met de (waarschijnlijk lle-eeuwse) kapel ligt aan de Selzerbeek, evenals het kasteel. Na de aanleg van de straatweg Maastricht-Aken (1824-'25) ontstond aan die weg een geheel nieuwe kern. De huidige dorpskerk werd in 1895-'96 gebouwd aan de Rijksstraatweg (afb. 37) 133. Ook in Vaals en Gulpen verschoof het zwaartepunt van de dorpskern in de richting van deze weg.

In de jaren '20 van de 20e eeuw begon de overheid lint­bebouwing langs wegen actief tegen te gaan.

Page 72: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

- — — oude doorgaande weg

gebiedsgrens

Afb. 36 Oude doorgaande wegen.

Schaal 1 : 50 000 (Top. kaart 62W en 620)

Page 73: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

79

grondbezit kasteel Lemiers

X-'

> .

' # • % .̂\A w

Afi). 37 Lemiers: uitbreiding langs de Rijksstraatweg. Uit: Van Agt, 1983, p. 34.

Page 74: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

80

6.3 Kavelvormen

In par. 6.1 zagen we een groot verschil tussen de grote kavels die horen bij grote vrijstaande boerderijen en de sterk versnipperde verkaveling rond gehuchten en dorpen. De grote kavels die bij landgoederen hoorden werden vaak aangeduid met de term gewand 134 . Zo wordt in 1548 gesproken van de Vlengendaels gewanden en de Buikemmer gewande 135. Overigens heeft deze term oorspronkelijk andere betekenissen gehad.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd de helft van de grond in Zuid-Limburg bewerkt door grote (pacht)bedrijven, vaak met 50 tot 60 ha akkerland per bedrijf. De rest van het gebied was verdeeld over een groot aantal kleine bedrijven, die zelden groter waren dan 5 à 10 ha 136. Nog kleiner waren de meeste keuterbedrijven. De bewoners hiervan waren aangewezen op bijverdiensten.

Die versnippering is vooral een gevolg van het heersende verervingssysteem, waarbij grondbezit onder alle kinderen werd verdeeld. Bij een verdeling werd gestreefd naar maximale rechtvaardigheid. De verschillende kavels die bij een bedrijf hoorden verschilden sterk in waarde, door verschillen in bodemkwaliteit, afstand tot de boerderij, enz. De meest rechtvaardige verdeling verkreeg men door elke kavel afzonder­lijk te verdelen in een aantal stroken. Door een enkele bedrijfssplitsing nam het aantal kavels dan ook zeer sterk toe.

Mogelijk is een aantal van de oorspronkelijke grenzen zelfs in het terrein te herkennen. Aan het eind van de stroken leidde het keren van de ploeg namelijk in de loop van de tijd tot lage ruggen, zogenaamde wendakkers. Misschien zijn enkele van de "graften op de bovenbegrenzing van oorspronkelijke meer-strepige verkavelingsblokken" die Breteler en Van den Broek

aangaven, in werkelijkheid wendakkers .

In jongere ontginningen is het kleinschalige patroon soms primair, ontstaan doordat een nieuwe ontginning verdeeld werd tussen een groot aantal deelnemers. De nadelen van de zeer kleinschalige verkaveling wogen blijkbaar niet op tegen de voordelen van een eerlijke verdeling van het land. Mogelijk werd de versnippering zelfs bevorderd om wegspoelen van grond en mest tegen te gaan 139.

Het overgrote deel van de kleinschalige verkaveling is toch wel secundair. Een aantal oorspronkelijke kavelgrenzen kunnen we nog herkennen als lange, doorlopende lijnen. Voor een deel zijn dat vloedgraven en middeleeuwse wegen. Bij Bocholtz herinnert een reeks parallelle doorgaande lijnen nog aan de systematische uitbreiding van het cultuurland omstreeks de 13e eeuw (hoofdstuk 5.3).

Op kaart lb en (voorzover ze nu nog aanwezig zijn) op kaart 2 zijn de meest opvallende oorspronkelijke kavelgrenzen aange­geven als "hoofdstructuurlijnen in de verkaveling". Kaart lb laat ook duidelijk zien hoezeer het grondbezit versnipperd is geraakt. De kaart geeft een overzicht van de groot- en de kleinschalig verkavelde gebieden volgens het oudste kadaster (omstreeks 1840). Opvallend is de ongelijke spreiding over het

Page 75: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

81

gebied. Als we de bosgebieden buiten beschouwing laten lag het grootgrondbezit vooral langs de Selzerbeek en zijbeken, langs de Gulp en de Eyserbeek en in het gebied tussen Ubachsberg en Heerlen.

Vooral de laatste decennia vindt een sterke schaalvergroting plaats in de landbouw. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor het verkavelingspatroon. Door gerichte aankopen wordt de versnippering van het grondbezit teruggedrongen. Daarnaast kan ploegruil (ruiling van percelen op jaarbasis) de versnippering in de praktijk beperken.

6.4 Perceelsscheidingen

In het verleden dienden heggen in de eerste plaats als vee­kering. Ze moesten het vee weghouden uit bouwland, tuinen en uit andermans grasland.

Op 19e-eeuwse kaarten liggen de nederzettingen op het plateau als eilanden temidden van de grote bouwlandgebieden. Tegenover de volkomen open bouwlanden boden de nederzettingen een zeer besloten en kleinschalig beeld. Rondom de huizen lagen huis-weiden, die meer en meer beplant werden met fruitbomen. Elk perceel was hier omgeven door een vier voet hoge meidoornheg

. Een soortgelijke heg omringde de hele nederzetting (inclusief de huisweiden) en moest het vee van de akkers houden. Waar wegen die buitenheg kruisten stonden klaphekken (valderen) 141 (afb. 38). Dergelijke heggen aan de buitenzijde

van een dorp worden al op middeleeuwse afbeeldingen aange­troffen en in Zuid-Limburg zijn verschillende 16e-eeuwse

14 2 «

vermeldingen van valderen bekend . Ook de weilanden in de beekdalen waren omgeven docr heggen van meidoorn of haagbeuk. Er bestonden echter ook in de 19e eeuw nog aanzienlijke stukken gemeenschappelijk grasland, waarbinnen geen perceels­scheidingen lagen. Langs de beken stonden knotbomen •U3. De meeste bosgebieden vormden een enkele bezitseenheid. Enkele grote bosgebieden in het zuiden waren echter verdeeld tussen verschillende dorpen, terwijl bovendien aan de randen smalle stroken privé-grond lagen (zie afb. 25). Op de grenzen van deze gebieden stonden knotbomen (vaak haagbeuken) 144 en stenen paaltjes.

In de grote open bouwlandgebieden waren de kayelgrenzen gemarkeerd door grensstenen pels of smalle stroken gras, gemarkeerd door grensstenen ("reynstenen") 145, ondiepe grep-

De sterke uitbreiding van het grasland in de 19e en 20e eeuw maakte nieuwe veekeringen nodig. Aanvankelijk werden hiervoor heggen aangelegd, later werd prikkeldraad gebruikt. Prikkel­draad kwam tegen het eind van de 19e eeuw beschikbaar. Hoewel Heimans al in 1911 regelmatig onder het prikkeldraad door moest kruipen begon het draad pas na de Eerste Wereldoorlog op grote schaal de heggen te verdringen 146. De meeste heggen zullen dan ook van vóór 1920 dateren. We kunnen die heggen in twee generaties verdelen. De oudste heggen liggen in of aan de rand van de gebieden die al omstreeks 180 6 als grasland in

Page 76: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

82

Afb. 38 Een voorbeeld van een dorp met heggen, valderen en veedriften : Jabeek in de 19e eeuw. Uit: Renes, 1988a, p. 139.

gebruik waren (kaart la). Een jongere groep heggen dateert uit de periode 1806-1920 en ligt in de gebieden die na 1806 in grasland zijn gelegd (kaart la).

Page 77: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

83

GEBRUIK EN BEHEER VAN DE ONONTGONNEN GEBIEDEN

7.1 De bossen tot aan de Franse tijd

In de Vroege Middeleeuwen moet een groot deel van Mergelland-Oost uit bos hebben bestaan. Al rond 1300 was het bos echter teruggedrongen tot de marginale gebieden (zie hoofdstuk 5). Op een aantal plaatsen heeft het bos zich daar tot op de huidige dag gehandhaafd. Plaatselijk komen in hellingbossen bodems voor met een volledig (niet of nauwelijks door erosie aange­tast) lössprofiel. Dit wijst erop dat op deze hellingen permanent een bodembedekking aanwezig moet zijn geweest. We mogen aannemen dat op deze gronden steeds bos of een bos­achtige vegetatie heeft bestaan.

Dat betekent nog niet dat we kunnen spreken van natuurlijke bossen: ze zijn op veel manieren door mensen gebruikt en beïnvloed. Al in de Middeleeuwen werd er hout uit gehaald voor huizenbouw, brandstof en industriële doeleinden. Daarnaast werd er vee geweid en werd strooisel gewonnen. In het volgende gaan we nader in op deze verschillende gebruiksvormen en de gevolgen ervan voor het bos 1 .

Gebruiksvormen

Timmerhout Meestal hadden dorpen het recht om hout voor de bouw van woningen uit het gemeenschappelijke bos te halen. In de loop van de tijd werd dit gebruik steeds meer aan beper­kingen gebonden. Zo werd in Vijlen in 1539 bepaald dat alleen zij die voor het eerst bouwden, timmerhout uit het bos mochten halen. In Wittem mochten na 1562 boomstammen alleen nog voor huizenbouw worden gebruikt, en bestond voor de gebruikers van het bos de plicht om jaarlijks een eik aan te planten.

Brandhout In principe mochten rechthebbenden zoveel liggend dood hout meenemen als zij voor het verwarmen van hun huis nodig hadden. Het weghalen van dood hout voor brandstof deed minder schade aan het bos dan het kappen van levend hout, omdat levend hout meer voedingsstoffen bevat. Toch werd ook dit gebruik steeds meer geregeld, door het verdelen van het bos in kavels (in de zestiende eeuw in Vijlen en Bocholtz) of door het toewijzen van vaste hoeveelheden hout (Wittem). Lange tijd was het toegestaan extra brandhout te halen uit bossen die door brand waren aangetast. Dit gaf kennelijk aanleiding tot misbruiken. Nadat dit gebruik in enkele bossen was afge­schaft nam ook het aantal bosbranden af.

Eikelrecht Het voeren van varkens met eikels kan gunstige effecten hebben op de groei, de mest en de kwaliteit van het vlees. Om deze reden werden varkens het bos in gedreven. Vooral volwassen eiken produceren eikels. Teruglopende kwali­teit van een bos werkt daarom snel door in de mogelijkheden voor het weiden van varkens. Na het midden van de vijftiende eeuw werden steeds minder varkens in de bossen geweid. Ook werd het weiden sterker aan regels gebonden. In de zestiende en zeventiende eeuw was het weiden van varkens in de bossen

Page 78: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

84

van zo weinig belang geworden dat er in reglementen nauwelijks meer aandacht aan werd besteed.

Weiden van grootvee Het recht om grootvee in de bossen te weiden was meestal verbonden aan grondbezit of aan het wonen binnen een gemeenschap die bossen beheerde. Nog in de vijf­tiende eeuw was dit weiderecht aan weinig beperkingen gebonden. In de loop van de tijd nam de druk echter toe. Een oorzaak was de vetweiderij: naast het vee dat gedurende de winter op stal bleef werd in het voorjaar vee aangekocht dat in het najaar weer werd verkocht als slachtvee. Ook het afschaffen van het stoppelen in de zestiende eeuw leidde tot een grotere druk op de weidegronden. Beweiding door grootvee bemoeilijkte vooral het herstel van het bos, doordat het vee jonge loten, knoppen en bladeren aanvrat. Maatregelen die vanaf de zestiende eeuw werden genomen om overbeweiding tegen te gaan hadden dan ook vooral tot doel de jonge aanplant te beschermen. Zo mocht vee niet weiden in bossen jonger dan drie (Vijlen, 1539), vijf (Wittern, 1531) of zelfs zes jaar (Simpelveld en Bocholtz, 1566). In een aantal bossen werd het weiden van vee geheel verboden (Eys, 1574; Ryckholt, 1636) . In hakhoutbossen werden koeien en schapen het eerste jaar na het kappen geweerd (Vijlen, 1539). Toch is het weiden van rundvee in de bossen nog tot in de 20e eeuw doorgegaan. Ook schapen zochten nog in deze eeuw, tegen de verboden in, een deel van hun voedsel in de bossen 148.

Strooiselroof Over het algemeen beschikten boeren dankzij het grote oppervlak bouwland over voldoende stro om de mest mee aan te maken. Keuters verzamelden echter ook wel bladstrooisel voor mestbereiding.

Industrieel gebruik Over het algemeen viel de druk op de Zuidlimburgse bossen vanuit de industrie mee. Wel deed in het zuidoosten van Zuid-Limburg de aanzienlijke bezemindustrie, die daar rond de zestiende eeuw bestond, een aanslag op de bossen. De belangrijkste grondstof was brem. Maatregelen (Vijlen, 1539; Simpelveld en Bocholtz, 1566; Wittern, 1524-1531) waren vooral gericht tegen het gebruik van jong hout voor bezemstelen. Overigens wijst de aanwezigheid van grote oppervlakken brem al op degeneratie van het bos. Over het algemeen viel de druk op de Zuidlimburgse bossen vanuit de industrie mee.

Bijenteelt De bijenteelt is van grote betekenis geweest voor de landbouw, omdat bijen betrokken waren bij de bevruchting van de meeste gewassen. Bijen werden veelal gehouden in het bos.

Toestand van de bossen

De meeste van deze gebruiksvormen leidden niet tot verkleining van de bossen. Hout heeft de plezierige eigenschap dat het na kappen weer aangroeit. Alleen landbouw leidt tot verdwijning van bos. Bij akkerbouw verdwijnt het bos bij de ontginning; door veeteelt verdwijnt het geleidelijk doordat vee jonge loten eet en daardoor herstel van het bos tegengaat.

Page 79: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

85

Een veel grotere zorg was de achteruitgang in kwaliteit. Beweiding tast vooral de struiklaag aan. Herstel wordt door de beweiding bemoeilijkt. Gaandeweg ontstaan open plekken en uiteindelijk een soort parklandschap 149. De grote bomen hebben weinig te lijden van vee, maar zijn vooral gevraagd als bouwhout. In de loop van de tijd werden volwassen bomen steeds zeldzamer. Dit was waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het teruglopende aantal varkens in de bossen. Het tekort aan grote eiken blijkt uit de vervanging van eikehout door olm, es en kers in het skelet van vakwerkhuizen vanaf het midden van de 18e eeuw 150. Ook de bodem onder het bos degenereerde. Door de voortdurende afvoer van organisch materiaal is de grond onder oude bossen vaak sterk verarmd en verzuurd.

Uit de voorbeelden blijkt dat gebruik en beheer van de bossen vooral in de 16e eeuw steeds meer aan regels werd gebonden. Dat was in die tijd een algemeen verschijnsel in Midden-Europa 151 en zegt dus weinig over de plaatselijke situatie. Toch valt op dat uit dezelfde periode voor het eerst werd geklaagd over brandstoftekorten. De meeste maatregelen die werden genomen om het bos te beschermen, vertraagden slechts de achteruitgang. Het enige bekende voorbeeld van een maatregel die werkelijk herstel van bossen tot doel had komt uit Wittern. Hier werd in 1562 bepaald dat ieder die hout kreeg jaarlijks een eik op de heide moest planten en naar behoren onderhouden 152 ̂ *

Veel bos was er in Zuid-Limburg toen al niet meer. De weinige overgebleven bosgebieden lagen op slechte gronden of steile hellingen. Deze bossen werden nauwelijks bedreigd door ontgin­ning, maar wel door te intensieve beweiding. Daardoor degene­reerden de meeste bossen in de loop van de tijd tot hakhout-bossen of zelfs tot schraalland ("heide") 153. Zo heette een deel van het Malensbos in 1678 "het Heydgen". Het werd gebruikt om kalk te branden 154. Ook de soortensamenstelling van het bos veranderde. De oorspronkelijke bossen bestonden vooral uit eik, beuk en linde. Hiervan handhaafde alleen de eerste zich. In de latere hakhoutbossen was de eik de belang­rijkste boom, gevolgd door de hazelaar 155.

7.2 De bossen in de 19e en 20e eeuw

In de 19e en 20e eeuw nam het bosareaal langzaam af. Bestond in 1806 nog 16,4 procent van Mergelland-Oost uit bos, in 1935 was dit 12,7 procent (zie tabel 6 ) . Nadien veranderde dit nauwelijks meer. Veel ingrijpender dan de oppervlakte veran­derden uiterlijk en begroeiing van de bossen.

In de kadastrale gegevens van ca. 1830 staan vrijwel alle overgebleven bossen geregistreerd als "hakhout". Daaruit blijkt dat er toen vrijwel geen opgaand bos meer over was. Ook uit een opgave van 1815 blijkt dat Vaals toen weliswaar nog zo'n 200 ha bos bezat, maar dat die bossen nog maar weinig timmerhout leverden . Het Eyserbos leverde nog tot in de twintigste eeuw bouwhout 157.

Dat timmerhout was waarchijnlijk afkomstig van zogenaamde overstaanders. In bossen die als hakhout werden beheerd wordt

Page 80: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

86

de struiklaag regelmatig gekapt. Daarbij wordt meestal een aantal overstaanders gespaard. Het ging dus om zg. middenbos. Afhankelijk van de druk op het bos en de bestemming van het hout duurde de kapcyclus van het Zuidlimburgse hakhout in de 19e eeuw ca. 10 jaar of 3 à 4 jaar. De overstaanders waren zelden ouder dan 20 à 30 jaar . Langs wegen en op andere plekken waar het vee er makkelijk bij kon komen werden bomen vaak hoger afgezet (knotbomen). Het hakhout werd gebruikt als brandstof voor kachels en bakovens. Eikeschors werd gebruikt in de leerindustrie.

We moeten ons overigens geen al te florissante voorstelling van het hakhout maken. Gegevens uit de Franse tijd maken duidelijk dat de Zuidlimburgse bossen in die tijd in zeer slechte staat waren. De Fransen probeerden een beter beheer in te voeren, maar lijken daarin weinig succes te hebben gehad. De aangestelde boswachters stuitten voortdurend op houtroof (illegale kap van overstaanders of takken) en illegaal weiden

159

van vee . In de tweede helft van de 19e eeuw daalde de vraag naar hakhout sterk: petroleum ging vanaf ca. 18 60 brandhout vervangen en de markt voor eikeschors stortte omstreeks 1875 in. Waarschijnlijk werd het gebruik van de bossen daarna extensiever.

De sterke groei van de steenkolenmijnbouw leidde omstreeks 1900 tot een toenemende vraag naar rijshout. Takkenbossen werden verwerkt in de plafonds van mijngangen ter bescherming tegen vallend gesteente. Hiervoor werd jaarlijks in Zuid-Limburg 200-250 ha bos gekapt 160. Waarschijnlijk werden veel bossen in de eerste helft van de 20e eeuw geëxploiteerd als laag hakhout zonder overstaanders.

Omstreeks 1950 stortte de markt voor hakhout in. Door nieuwe mijnbouwmethoden nam de vraag vanuit de mijnen af, terwijl hout ook als brandstof nauwelijks meer gebruikt werd. Het hakhoutbeheer stopte en de bossen groeiden uit tot opgaand bos. Omdat hierdoor de ondergroei verdween worden momenteel weer proeven gedaan met hakhoutbeheer 161.

7.3 De schraallanden

Het landschap dat na het verdwijnen van het bos ontstond vindt men in plaats- en veldnamen terug onder de naam "heide". Men mag echter deze heide niet gelijkstellen met de heidevelden zoals die elders in Nederland bekend zijn, en die gedomineerd worden door struik-, dop- of kraaiheide. Hoewel struikheide (calluna) op veel plaatsen in Zuid-Limburg is aangetroffen *162) voerde deze plantesoort slechts de boventoon op de arme zandgronden van de Vrouweheide. Elders overheerste veeleer een grasachtige begroeiing (bijv. kalkgraslanden). De Eyserheide staat dan ook op de Tranchotkaart aangegeven als extensief weidegebied ("pâturages"). Op het vuursteeneluvium in het zuidoosten kwamen op plekken waar het bos verdwenen was naast struikheide vooral brem, gaspeldoorn en heidebrem op *163). Daarnaast kwamen diverse soorten struikgewas en houtopslag

Page 81: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

87

voor. Ook slechte hakhoutpercelen werden wel aangeduid als "heide" 164. Vanwege de onjuiste associaties die het woord heide opwekt is als verzamelnaam de term schraalland te prefereren boven heide 165.

De schraallanden werden vooral gebruikt om schapen te laten weiden en om plaggen te steken.

Schapenhouderij Met het verdwijnen van de bossen maakten de varkens op de schraallanden plaats voor schapen. Behalve op de schraallanden graasden schapen in wegbermen en op drieslanden. Toch nam de schapenhouderij in Zuid-Limburg niet dezelfde plaats in als in een aantal zandgebieden. Op de schrale zandgronden van bijvoorbeeld Drenthe en de Veluwe hadden schapen (althans in de eerste helft van de 19e eeuw) een centrale positie in de mestvoorziening. De schaapherder was daar een functionaris, die de schapen van een hele dorps­gemeenschap hoedde. In Zuid-Limburg was de scheper een keuter­boer, die schapen hield bij gebrek aan andere mogelijkheden. Het beroep van scheper had hier dan ook een lage status. De meeste Zuidlimburgse schepers waren zelf eigenaar van de kudde of werkten in loondienst van de eigenaar. De schapen kwamen iedere dag terug naar de stal. Die stal zelf stond niet vrij in het veld, maar was deel van de boerderij. De laatste Zuidlimburgse schaapskudden verdwenen pas na 1950 166.

Plaggensteken In tegenstelling tot de zandgronden schijnen de schraallanden in het lössgebied weinig te zijn gebruikt om plaggen te steken. Slechts van de Epener- en Mechelerheide werd (in 1550) vermeld dat de bewoners van Epen er plaggen staken. Door het grote oppervlak bouwland beschikte men over voldoende stro om de mest mee aan te maken 167.

Page 82: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

89

TOELICHTING OP KAART 1: OPBOUW VAN HET CULTUURLANDSCHAP

Kaart 1 geeft op schaal 1 : 25 000 een indruk van het land­schap zoals dat bestond in het begin van de 19e eeuw, alsmede van de enkele belangrijke veranderingen die nadien hebben plaatsgevonden. Om practische redenen is de kaart in tweeën gesplitst. Kaart la bevat het bodemgebruik in 180 6 en de bodemgebruiksveranderingen tussen 1806 en 1935. Kaart lb bevat gegevens over het verkavelingspatroon.

8.1 Het bodemgebruik in 1806 en 1935

Op kaart la is het bodemgebruik ingekleurd volgens de Tranchotkaart (1806). Hierbij zijn de volgende eenheden onderscheiden: bouwland, grasland en bos. De onontgonnen gebieden in Mergelland-Oost staan daar (met uitzondering van de Eyserheide, die als "pâturages" op de kaart staat) alle als bos aangegeven.

Rasters geven de bodemgebruiksveranderingen tussen 1806 en 1935 aan. Het gaat hier om: - uitbreidingen van bebouwing - uitbreidingen van bossen op gebied dat in 180 6 nog bouwland

was. - ontginningen van voormalige bossen en schraallanden. Vooral

in de 19e eeuw zijn nog enkele kleine gebieden in cultuur gebracht

- omzetting van bouwland in grasland.

8.2 De verkavelingstypen omstreeks 1840

Omwille van de leesbaarheid zijn de gegevens over verkaveling op een afzonderlijke kaart lb gezet. De verschillende verkave­lingstypen geven een indicatie van de schaal van het cultuur­landschap. Daarbij zijn de volgende verkavelingstypen onder­scheiden: - Grootgrondbezit. Als grens is een aaneengesloten grondbezit

van tenminste 10 ha aangehouden. Andere blokken van dezelfde eigenaar, die tenminste een omvang van 7,5 ha hebben, zijn eveneens aangegeven als grootgrondbezit.

- Binnen de voorgaande categorie zijn die gebieden afzonder­lijk aangegeven die omstreeks 1949 kleinschalig werden gebruikt. In het landschap onderscheiden die zich niet van de gebieden met versnipperd grondbezit.

- Versnipperd grondbezit. Op de oude kadastrale minuutplans overheerst een zeer kleinschalig verkavelingspatroon dat in het Duits wordt aangeduid als "Gewannflur" (in het Neder­lands zouden we de term "gewandverkaveling" kunnen gebruiken). Dit verkavelingstype komt in verschillende delen van Nederland voor op oude bouwlandcomplexen (essen, engen, akkers, etc.). In Zuid-Limburg komt dit verkave­lingstype echter over grote oppervlakten voor, een voor Nederland unieke situatie.

Page 83: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

90

De dorpsgronden (over het algemeen bestaande uit bos) zijn afzonderlijk aangegeven.

8.3 Hoofdstructuurlijnen

Het kleinschalige verkaveldingspatroon is ontstaan door opsplitsing van de oorspronkelijke grote blokken en stroken (par 6.3). Waar de oorspronkelijke kavelgrenzen nog herkenbaar zijn op de oudste kadastrale minuutplans zijn die aangegeven.

Page 84: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

91

TOELICHTING OP KAART 2: HISTORISCHE ELEMENTEN IN HET LANDSCHAP

Kaart 2 geeft op schaal 1 : 25 000 een overzicht van histo­risch waardevolle elementen in het huidige landschap. In dit hoofdstuk behandelen we achtereenvolgens de wegen (par. 9.1), de andere lijnelementen (par. 9.2) en de punt- en vlak-elementen (par. 9.3). De nadruk ligt hierbij steeds op de losse elementen. We zijn ons ervan bewust dat de samenhang tussen de verschillende elementen op de kaart te weinig tot uitdrukking komt. Samenhang is echter een moeilijk te opera­tionaliseren begrip en weergave op een kaart vereist een systematische opname. Toch is aandacht voor de samenhangen zinvol. Aandacht voor samenhangen voorkomt dat elementen als losse objecten worden beschouwd en beschermd. In par. 9.4 geven we daarom voor een aantal elementen nadere informatie over die samenhang.

9.1 Wegen

Wegen behoren tot de belangrijkste historische landschaps­elementen. Het net van plattelandswegen is in Zuid-Limburg uitzonderlijk dicht als gevolg van het kleinschalige verkave­lingspatroon 168. Door dit dichte wegennet ontstonden op veel plaatsen drie-, vier- en zelfs vijfsprongen. Kapellen, weg-kruisen en solitaire bomen maken deze wegkruisingen vaak tot zeer markante punten in het landschap (afb. 39).

Ouderdom van de wegen

Wegen zijn in eerste instantie ingedeeld naar ouderdom. De ouderdom van de wegen is vooral van belang om inzicht te geven in de historische ontwikkeling. Ook voor de bepaling van samenhangen (zie hoofdstuk 10) is de indeling een belangrijke basis. De volgende categorieën zijn onderscheiden:

Romeinse weg De Heerlerbaan is de enige weg in het gebied die zeker uit de Romeinse tijd dateert 1 . Daarnaast is een geplaveide weg aangetroffen onder de 14e-eeuwse landweer op de huidige Nederlands-Duitse grens bij Bocholtz. Waarschijnlijk is deze weg van Romeinse oorsprong en stond zij in verband met de villa's die in de omgeving zijn aangetroffen 170 (afb. 40). Beide zijn aangegeven als Romeinse weg.

Middeleeuwse weg Deze categorie omvat de wegen die in 180 6 bestonden, niet aantoonbaar Romeins zijn en ouder zijn dan het (in hoofdlijnen middeleeuwse) verkavelingspatroon in de omgeving.

Andere weg uit periode voor 1806 Deze groep omvat wegen in gebieden die pas na 1500 zijn ontgonnen en wegen die een middeleeuwse verkaveling doorsnijden.

Page 85: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

92

' * » .

IS»Ï1«»-"

Afb. 39 Wegkruis bij Höfke. ( f o t Q a u t e u r Q? , x 2 1 )

Nederland

( J J 1 /

\ *

2 / \

\ ? \

Duitsland

3

, ' " '

< CM

Afb. 40 Schematische voorstelling van de mogelijk Romeinse en de 14e-eeuwse

landweer ten zuidoosten van Bocholtz (1 99 ,40 /31 3,55).

Uit: Brounen, 1989, p. 55). Legenda: 1 weg; 2 wal; 3 colluvium (vermoedelijk).

Page 86: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

93

Weg uit periode 1806-1950 Deze categorie omvat vooral door­snijdingen en dorpsuitbreidingen.

Functie van de wegen

Veedriften zijn wegen waarlangs het vee vroeger van het dorp naar de weidegebieden werd gedreven. Vaak heten ze Koeweg, Veeweg of Veestraat. Ze behoren meestal tot de oudste wegen van een dorpsgebied.

Een Molenweg leidde van een dorp of gehucht naar de (ban)-molen. De weg van Bocholtz naar de Oude Molen bij Simpelveld heette al in 1386 "den Moeien wege". De weg werd tevens gebruikt door het vee dat naar de weilanden aan de beek moest: in 1617 werd de weg aangeduid als de "Kohweg" 171

Behalve door wegen waren dorpen en boerderijen met elkaar en met het cultuurland verbonden door voetpaden. Voetpaden die dwars door het bouwland liepen, kwamen in Zuid-Limburg meer voor dan elders in Nederland. De laatste decennia is een aantal paden verdwenen. De paden staan vaak niet op oude kaarten (soms zelfs niet op moderne topografische kaarten 172) en zijn daardoor vaak moeilijk te dateren. Enkele kunnen van middeleeuwse ouderdom zijn, maar er kunnen er ook recent nog zijn aangelegd. Ook naar herkomst bestaan verschillen. Naast kavelontsluitingen zijn er paden voor het onderhoud van waterlopen (bijvoorbeeld langs de Geul), vroegere kerkpaden, enz. Een oud kerkpad liep van Overeys naar de parochiekerk in Eys. Het pad van Cartils naar Wittern (afb. 41), dat al op de Tranchotkaart staat aangegeven, is waarschijnlijk geen oorspronkelijk kerkpad . Paden die dwars door kavels lopen worden door veel landbouwers als lastig ervaren. Overigens zijn veel problemen te voorkomen door een duidelijke markering

Een laan of allée is een rechte weg, geflankeerd door bomen, die deel uitmaakt van een landgoed-aanleg. Voor zover bekend dateren ze alle uit de periode na 1600. Voorbeelden zijn de Wittemer Allée (1731), de laan van Vaalsbroek (aangelegd tussen 1762 en 1770) l75 en de laan bij Blumenthal. Bij Einrade is de oude doorgaande weg beplant.

Doorgaande wegen Tot deze categorie behoren de wegen tussen Maastricht, Aken en Heerlen. De oude weg van Maastricht naar Heerlen loopt juist ten noorden van het onderzoeksgebied, door Kunrade. De oude weg van Heerlen naar Aken vormt over korte afstand de oostgrens van het gebied. Het is de Heerlerbaan, die al uit de Romeinse tijd dateert.

Tussen Maastricht en Aken heeft een groot aantal wegen gelopen. Soms waren verschillende van deze wegen gelijktijdig in gebruik. Het belangrijkste knooppunt was Gulpen. Van daaruit waaierden de wegen uit. - De belangrijkste weg liep in de Middeleeuwen van Gulpen

over Partij, Hilleshagen (waar een gasthuis stond) en Vijlen. Bij Lemiers stak deze weg de Selzerbeek over, om uiteindelijk onder de naam Koningsweg in Aken aan te komen.

Page 87: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

94

Afb. 41 Voetpad door het cultuurland tussen Cartils en Wittern.

(foto auteur 89 VI 25).

Tussen Vijlen en Lemiers heet deze weg nog altijd Oude Trichterweg, een naam die minstens tot de 15e eeuw moet teruggaan. Een aftakking van deze weg liep van Vijlen via de huidige Oude Akerweg naar de Akenerstraat in het centrum van Vaals en vandaar eveneens naar Aken. Een alternatieve route liep van Vijlen naar Einrade en Vaalsbroek en kwam eveneens uit in de Akerstraat in Vaals. Een noordelijker route liep van Gulpen via Partij Wahlwiller en Nijswiller en vandaar tussen Orsbach en Vlengendaal door naar Aken. In het begin van de 19e eeuw was dit de hoofdroute. Tussen Gulpen en Nijswiller slingert deze weg om de latere straatweg, die in de jaren 1824-25 is aangelegd. Van Nijswiller neemt de huidige weg een andere

Page 88: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

95

route, langs Leittiers en Vaals. Het oude wegtrace tussen Wahlwiller en Nijswiller is later gebruikt door een tram­baan.

- Tenslotte bestond nog een route van Gulpen over Cartils, Eys, Baneheide en Bocholtz, die eveneens uiteindelijk in Aken aankwam. Bij Overhuizen takte hiervan de Keulerweg af 176_ J *

Een andere oude doorgaande weg is de Wijnstraat/Wienweg door Ubachsberg, die deel uitmaakte van de middeleeuwse handels­route tussen Vlaanderen en Keulen. Het weggedeelte bij Lovemig wordt in 1378 genoemd 177.

Wegen: overige aspecten

Holle wegen zijn in een helling ingesneden. Veel holle wegen ontstonden als erosiegeul door water dat van het plateau afkwam. Later zijn deze geulen door de mens gebruikt als toegangswegen naar het plateau. Ook het omgekeerde proces is mogelijk: wegen die gingen fungeren als waterafvoer. In beide gevallen leidde het gebruik als weg tot een verdere uit-schuring.

Er bestaat geen lineair verband tussen de diepte van holle wegen en de ouderdom. Naast de terreinomstandigheden (helling, bodem) speelt het gebruik van de weg een rol. Paarden en wagens leiden tot een sterkere uitholling dan voetgangers. Een aantal holle wegen kan al in de Middeleeuwen diep zijn uitge­sleten. Andere ontstonden misschien pas door het intensievere landbouwverkeer van de 19e en 20e eeuw. Ook de landbouw­methoden in de omgeving hebben invloed: een grotere wateraf­stroming over de oppervlakte zal de bestaande erosiegeulen (zoals de holle wegen) verdiepen en nieuwe vormen. Tenslotte is de aard van het wegdek van belang: verharde wegen slijten minder snel uit. Uit onderzoek in Belgisch Limburg 178 blijkt dat de ontwikkeling van holle wegen begon in de Late Middel­eeuwen en dat in de 19e eeuw een versnelde ontwikkeling plaatsvond.

Holle wegen worden bedreigd door, al of niet legale, opvul­ling. Veel zijn of worden gebruikt als vuilstort. Bij andere holle wegen is de begroeiing verwijderd en de helling wegge-ploegd. In vier onderzochte gemeenten in Belgisch Limburg verdwenen tussen 1950 en 1986/87 een kwart tot zelfs 60 procent van de holle wegen 179.

De hellingen van holle wegen vertoonden vroeger een meer gevarieerd beeld dan tegenwoordig. Hoewel ook hellingen met een begroeiing van bomen en struiken voorkwamen waren de meeste begroeid met gras en enkele knotbomen. Wegbermen en wanden van holle wegen werden gebruikt als weidegrond voor schapen. Afb. 42 toont een holle weg in de jaren '20. Afgezien van de enorme knotbomen overheerst een grasachtige begroeiing. Sinds de begrazing ophield is een struikbegroeiing steeds meer gaan overheersen.

Page 89: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

96

Wegen die door een droog dal lopen zijn over het algemeen oude wegen. Droge dalen vormden de natuurlijke routes van de beekdalen naar de plateaus.

Het gebied telt een zeer groot aantal onverharde wegen *180). Veruit de meeste veldwegen behoren tot deze categorie. Onver­harde wegen behoren tot de typerende elementen voor de Zuid-limburgse plateaugebieden. Het aantal onverharde wegen neemt enerzijds af door verharding, anderzijds door wegploegen. Vroeger werd langs onverharde wegen altijd een smalle strook berm overgelaten. Tegenwoordig komt het meer en meer voor dat tot aan de weg (of zelfs verder) wordt doorgeploegd 181.

Spoor- en tramwegen

De spoorlijn van Maastricht naar Aken is in de jaren 1846-'53 aangelegd door de Aken-Maastrichtse Spoorweg Maatschappij. Ten oosten van Schin op Geul volgde de lijn niet de kortste route over Vaals, maar een noordelijker route via Simpelveld. Dit trace werd gekozen vanwege de voorgenomen aanleg van een zijtak naar de Domaniale Mijn (Kerkrade). Die zijtak kwam overigens pas in 1872 tot stand 182.

Vaals werd in 1922 door een stoomtram verbonden met Wijlre. De lijn werd twee jaar later doorgetrokken naar Maastricht *183) . De tram is al lang opgeheven, maar bij Wittern en Vaals zijn nog stukken spoordijk aanwezig. Deze zijn aangegeven als vroegere trambaan. Ook enkele gebouwen zijn nog over, waar­onder het veilinggebouw bij Partij en het stationsgebouw in Vaals.

9.2 Andere lijnelementen

Graften zijn steilrandies op hellingen, o.a. ontstaan door erosie tegen een heg . Over het vroegere uiterlijk en beheer van graften is weinig bekend. Opvallend is, dat geen graften staan aangegeven op de kaart van Ferraris, die zaken van militair belang (zoals heggen waarachter zich mensen konden verschuilen) over het algemeen nauwkeurig aangeeft. Hieruit mogen we misschien afleiden dat graften niet bezet waren met hoog opgaande en dichte heggen. Eerder moeten we denken aan brand- en geriefhout, dat regelmatig werd gekapt en daardoor kortgehouden 185. Ook de stobben die in oudere graf­ten worden aangetroffen wijzen op beheer als hakhout 186. We nemen aan dat alle graften oorspronkelijk een struikbegroeiing hebben gehad.

Naast bestaande graften zijn (grotendeels) verdwenen graften aangegeven. Dit zijn graften waarvan de contouren nog in het terrein zichtbaar zijn of graften die op oude kaarten staan aangegeven. Bestaande en verdwenen graften zijn overgenomen van de bodemkaart 187.

Page 90: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

97

Afb. 42 Een holle weg in de omgeving van Klimmen in de jaren '20.

De knotbomen zijn waarschijnlijk eiken en (in het droge dal op de achtergrond) essen. Uit: Loosjes, z.j., p. 89.

Afb. 43 Een meanderende beek: de Geul bij Cottessen. (foto auteur 88 VI 24).

Page 91: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

98

Belangrijk voor de structuur van het landschap is het afwate­ringspatroon. Onder deze categorie zijn (grotendeels) natuur­lijke waterlopen en vloedgraven gerangschikt. Onder de eerste groep verstaan we waterlopen die nog een meanderende loop hebben (afb. 43) en die niet over een afstand van honderden meters zijn rechtgetrokken. De grens tussen een natuurlijke en een gegraven beekloop is soms moeilijk te trekken, omdat iedere beek al eeuwen lang door kleinschalige menselijke activiteiten is beïnvloed 188. Aan de beken staan vaak popu-lieren en knotbomen . Afzonderlijk is aangegeven welke natuurlijke waterlopen overkluisd zijn . Overkluisde water­lopen zijn niet in het terrein herkenbaar, maar zijn onder­gronds nog wel aanwezig. Restauratie is vaak mogelijk.

Vloedgraven zijn gegraven sloten, waardoor regenwater naar een beek kan worden afgevoerd. Ze worden ook wel aangeduid als grubben of grachten. Vele dateren uit de eerste fase van de ontginning: ze zijn ouder dan de aangrenzende verkaveling. Vloedgraven werden aangelegd in droge dalen, als gegraven bovenlopen van een beek.

Daarnaast zijn oude gegraven beeklopen aangegeven. De belang­rijkste daarvan zijn molenbeken. Enkele oude bochtafsnijdingen zijn aangegevens als andere gegraven waterloop. Het gaat om nieuwe Geullopen bij Wittern en Partij. Het stuk bij Wittern is gegraven tussen 1806 en 1840, dat bij Partij tussen 1840 en 1935 192.

Hoofdstructuurlijnen zijn lange doorlopende kavelgrenzen. Onder deze legenda-eenheid zijn drie soorten lijnen samen­gevat : - Oorspronkelijke kavelgrenzen. We zagen al in paragraaf 6.3

dat het kleinschalige verkavelingspatroon meestal is ontstaan door opsplitsing van oorspronkelijke grote blok­of strookvormige kavels (afb. 29). De grenzen van de oorspronkelijke kavels zijn als lange doorgaande lijnen nog in het verkavelingsbeeld te herkennen. Waar ze niet samen­vallen met andere elementen (wegen, vloedgraven) zijn ze aangegeven als hoofdstructuurlijnen.

- De grenzen van de gemeenschappelijke bosgebieden uit 1840. - Verdwenen wegen waarvan het tracé nog als kavelgrens her­

kenbaar is.

De hoofdstructuurlijnen zijn geïnventariseerd op de kadastrale minuutplans van ca. 1840, waarna op een moderne kadasterkaart is gecontroleerd of ze nog als kavelgrens bestaan.

Een groot probleem bij het inventariseren van heggen is dat de meeste niet op de topografische kaart staan aangegeven. Omdat heggen onlangs al geïnventariseerd zijn in de vegetatie-kartering in Mergelland-Oost 193 volstaan we hier met een verwijzing naar dat onderzoek. Wel willen we hier nog wijzen op het verschil in ouderdom tussen de verschillende heggen. De oudste heggen vinden we in de gebieden die al in het begin van de 19e eeuw onder gras of op de grens van bouwland en grasland lagen, dus in de beekdalen en in de directe omgeving van de nederzettingen. Jongere heggen staan in de gebieden die in de 19e en het begin van de 20e eeuw zijn omgezet in grasland (zie kaart la). Dit onderscheid naar ouderdom is ook in ecologisch opzicht interessant: er zijn aanwijzingen dat de soorten-

Page 92: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

99

rijkdom van een heg toeneemt met de ouderdom 194. Om histo­rische redenen zijn vooral de heggen op oude bodemgebruiks-grenzen interessant. Het gaat daarbij om de dichte heggen die vroeger het vee uit de akkers moesten houden. Dergelijke heggen lagen om de dorpen, om de bos- en heidegebieden en op de grens van de beekdalen.

Oude grenzen zijn gemeente-, heerlijkheids- of parochiegrenzen van voor de gemeentelijke herindeling van 1982. In par. 4.4 bleek al dat een groot deel van die grenzen teruggaat tot de Middeleeuwen. Aangegeven zijn de grenzen van afb. 18 die als kavelgrens op de moderne kadasterkaart staan.

Tracé landweer In 1338 besloot de stad Aken de grenzen van haar grondgebied duidelijker herkenbaar te maken. Waar de grens niet door een beek werd gevormd legde de stad een wal en greppel aan, een zogenaamde landweer. De wal was begroeid met beukehakhout. Waar wegen of paden de grens passeerden kwamen grensstenen met het stadswapen. Van de landweer zijn nog aanzienlijke stukken over (afb. 20).

9.3 Punt- en vlakelementen

Visvijvers en hoogstamboomgaarden zijn oude vormen van bodem-gebruik. Hoogstamboomgaarden liggen vooral in de directe omgeving van de nederzettingen. Door de grote variatie in soorten en leeftijd van de bomen dragen vooral de oude hoog­stamboomgaarden bij tot het afwisselende landschapsbeeld van de directe omgeving van de nederzettingen. De hoogstamboom­gaarden op kaart 2 zijn overgenomen van de vegetatiekaart van Mergelland-Oost 196.

Visvijvers zijn aangelegd om vissen (vooral karpers) te kweken of te bewaren. Soms werd een hele reeks vijvers aangelegd door het opwerpen van een serie dammen in een beekdal. De oudste visvijvers gaan terug tot de Middeleeuwen 197.

Driesen (ook wel biesten of pleinen genoemd) zijn dorps­pleintjes, meestal met een driehoekige vorm, die veelal oorspronkelijk functioneerden als verzamelplaatsen voor vee.

De belangrijkste concentraties van waardevolle bebouwing zijn door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg geïnventariseerd en aangewezen als beschermde dorpsgezichten *98. Daarnaast is enige aandacht besteed aan verspreide bebouwing. Oude verspreide bebouwing valt in Zuid-Limburg vaak samen met grootgrondbezit. Veel van de belangrijke verspreid staande gebouwen hebben vroeger naast een agrarische ook een bestuurlijke functie gehad, als centrum van een heerlijkheid, als leenhof of als laathof. De status van dergelijke gebouwen en van grote boerderijen werd vaak uitgedrukt door een gracht om het huis. Deze gebouwen of (waar het huis verdwenen is maar de gracht nog herkenbaar) grachten zijn samen met kastelen en schansen in één legenda-eenheid ondergebracht (zie hieronder).

Watermolens zijn aangegeven als er nog aanzienlijke resten van het gebouw over zijn .

Page 93: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

100

De meeste weg- en veldkruisen 2 0 0 zijn overgenomen van de topografische kaart. In een enkel geval leverde veldwerk een aanvulling op.

Grenspalen Een inventarisatie van grenspalen was in het kader van dit onderzoek niet mogelijk. Duidelijk is wel dat er in dit gebied, met zijn ingewikkelde bestuurlijke geschiedenis, veel staan. Bij de landweer noemden we de grenspalen met de adelaar van de stad Aken al. Van deze palen zijn er nog verschillende over. Een ervan stond oorspronkelijk aan de Selzerbeek, maar staat zeker al sinds 1772 enkele meters daarvandaan tegen de kapel van Lemiers .

Voordes zijn doorwaadbare plaatsen. Veruit de meeste zijn in de loop van de tijd vervangen door bruggen, zodat voordes tegenwoordig een zeldzaam verschijnsel zijn. Op afb. 44 en 45 zijn voordes bij Hilleshagen en Mamelis aangegeven. Opvallend is dat ze de beek niet met een rechte hoek kruisen, maar "met de stroom mee" lopen.

Een aantal kalkovens ligt bij de Putberg. De fraaiste liggen in de omgeving van de boerderij Dael. De ruïne van de Neder­landse Portland Cementfabriek bij Vijlen is met dezelfde signatuur aangegeven.

Bronnen zijn overgenomen van de bodemkaart 202.

Grafheuvels In de bossen bij Vaals ligt een aantal grafheuvels uit de Bronstijd 203.

Verlaten middeleeuwse nederzetting Dit betreft enkele onbe­bouwde terreinen waar archeologische vondsten zijn gedaan die op (mogelijke) bewoning in de Late Middeleeuwen wijzen, of waar die vroegere bebouwing uit oude kaarten blijkt. Het gaat om terreinen: - in Raren (197,45/307,90); - b i j Imstenrade (196,90/318,20); - bij Huls (196,20/317,45); - in het zuidelijke deel van Vaals (199,40/308,70); - bij de boerderij Overhuizen in Bocholtz (199,30/314,35 204); - de plaats van de vroegere hof Holset bij Nijswiller. Deze

boerderij bestond al in de 14e eeuw 205, staat nog op het oudste kadastrale minuutplan, maar komt niet meer voor op de topografische kaart van 1919.

- de plaats van de vroegere herenhoeve Leyenhof ten westen van Wahlwiller. Deze boerderij brandde in 1890 uit en werd niet meer herbouwd 206.

Motte (kasteelheuvel) In de dorpskern van Eys ligt de heuvel waarop het middeleeuwse kasteel Eys stond (afb. 46). In 1252 was een ridder Arnoldus meier in Eys. Van het kasteel is alleen bekend dat het in 1369 belegerd is 207.

Ändere kastelen, schansen en omgrachte huizen 208

In het gebied ligt een hele reeks omgrachte huizen en restanten van vroegere versterkingen: - Bongard. Huidige gebouw voornamelijk uit het tweede kwart

van de 16e eeuw. Het is een restant van een aanzienlijk groter gebouwencomplex (afb. 47). Mogelijk zitten hier nog

Page 94: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

101

® NV— y ~

L__

__30

.9 89

/ 0 500m \ 1 I 1 \ \

Bebouwing wmmmm Wa t e r l oop

1 ^ ^ Molenvijver Kavelgrens

Afb. 44 De voordes bij Mamelis (a) en Hilleshagen (b) op het oudste kadas­trale minuutplan (ca. 1830). Uit: Renes, 1990.

Page 95: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

102

resten van een middeleeuwse verdedigbare woontoren in de grond. De landgoedlaan is nog aanwezig, maar de Selzerbeek is ter plaatse overkluisd en niet meer in het terrein te zien.

- Blumenthal. In bebouwde kom van Vaals. - Cartils. Gebouw dateert waarschijnlijk van ca. 1500.

Verbouwd en uitgebreid 1883/'84. - Einrade. Zetel van een lage heerlijkheid. Van vroeger

kasteel (oudste vermelding 1375) zijn nog voorgebouwen over. Daarnaast zijn nog resten van een laatmiddeleeuws walsysteem, een aangepaste beekloop en waarschijnlijk een kleine verhogeing binnen de wal in het terrein zichtbaar.

- Esch. De oostvleugel van het huis stamt nog uit de 18e eeuw.

- Goedenraad. Oorspronkelijk middeleeuws leengoed. Het huidige huis is grotendeels 18e-eeuws. 1983). Bij het huis een landschapspark met resten van een formele aanleg.

- Lemiers of Gen Hoes. Laatmiddeleeuws hoofdgebouw met latere wijzigingen, op restanten van een verdedigbare woontoren uit de 12e of 13e eeuw. Slothoeve uit 1683, met oudere hoektorens (1573?). Delen van de gracht zijn nog over. Van de parkaanleg resteert onder meer een laan.

- Neubourg. Huidige gebouw deels middeleeuws; maar huidige aanzien grotendeels 18e-eeuws.

- Nijswiller. Huidige gebouw 17e-eeuws met wijzigingen en aanbouwen uit de 18e en 19e eeuw.

- Oberhausen. Nu grote boerderij. Van het herenhuis, dat kort voor 1871 werd afgebroken, zijn nog enkele restanten bewaard.

- Roth-Cartils. In het terrein zijn de resten te zien van een laatmiddeleeuwse omgrachting (191,75/314,75).

- Stammhaus. In bebouwde kom van Vaals. - Vaalsbroek. Huidige huis nog deels middeleeuws, maar in

uiterlijk grotendeels 18e-eeuws. De allée en de vijvers zijn aangelegd tussen 1762 en 1770. Ze bleven behouden toen het park in de eerste helft van de 19e eeuw werd omgevormd tot een park in de Engelse landschapsstijl (afb. 49).

- Winneberg (Wingberg). Middeleeuwse omgrachte herenhoeve. De gracht is gedempt (afb. 48) .

- Wittern. Opvolger van middeleeuws kasteel, dat in de 80-jarige oorlog nog een blauwe maandag hoofdkwartier van Willem de Zwijger was. Na in 1569 verwoest te zijn werd het kasteel in de 17e eeuw herbouwd. De Allee is aangelegd in 1731. Van de visvijvers aan weerszijden zijn nog restanten over. Bij het kasteel ligt nu een park in de Engelse land­schapsstijl .

- Dorpshof, Epen. Achter de huidige boerderij ligt een restant van een middeleeuwse verdedigbare woontoren.

Onder dezelfde categorie is ook het walsysteem ten oosten van Epen (192,70/310,05) op de kaart gezet. Dit betreft een vermoedelijk middeleeuwse aarden wal in het dal van de Geul. Er zijn geen schriftelijke gegevens van bekend ^09. Mogelijk gaat het om een zogenaamde veeschans (een schuilplaats voor het vee tegen rondtrekkende legers en bendes). Dergelijke schansen zijn op meer plaatsen in Limburg bekend.

Bij vergelijking van kadasterkaarten van omstreeks 1840 met moderne kadasterkaarten valt op hoe weinig het verkavelings­patroon in die anderhalve eeuw veranderd is. Niet alleen de

Page 96: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

103

Afb. 45 De voorde in de Mechelderbeek ten zuiden van Hilleshagen. (foto auteur 87 II 1).

Afb. 46 De motte in Eys. (fOtO auteur 87 II 9).

Page 97: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

104

£3

Mig&3i3=&==^&*&

•:€>

•O $3i '& -ska

#3 • '& # ' ^

•O3 "£3 O . ^ .£?

] -£? &>

Afb. 47 De Bongard.

Uit: Marres en Van Agt, 1962, p. 67.

Afb. 48 Winneberg. Natte plekken wijzen op de gedempte gracht (foto auteur 87 I 25).

Page 98: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

105

Afb. 49 Vaalsbroek op een kaart van landmeter Wiel (1840). Uit: Van Agt, 1983, p. 142.

hoofdlijnen zijn nog te herkennen, ook een groot deel van de afzonderlijke kavelgrenzen blijkt tenminste uit de 19e eeuw te dateren. Buiten de bebouwde kommen, de jonge ontginningen en de snelwegen is het verkavelingspatroon alleen in een klein gebied bij Vlengendaal ingrijpend gewijzigd. Dit gebied is aangegeven als "verkavelingspatroon sedert 1840 sterk gewijzigd".

Page 99: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

106

9.4 Samenhangen

Het begrip samenhang is breed en vaag. Ieder element hangt wel op de een of andere wijze samen met iets anders. Een nadere definiëring is dan ook nodig. We hebben daarbij gekozen voor de volgende aspecten: - samenhang van afzonderlijke elementen met de ondergrond. - genetische samenhangen tussen afzonderlijke elementen,

nader te verdelen in primair en secundair.

Samenhangen met de ondergrond

Hierbij gaat het om de wijze waarop afzonderlijke elementen samenhangen met de natuurlijke gesteldheid. Van die natuur­lijke gesteldheid is in Mergelland-Oost de geomorfologie het belangrijkste aspect. Daarnaast zijn bodem, geologie en hydrologie van belang.

De volgende elementen van kaart 2 hebben een duidelijke samenhang met de geomorfologische gesteldheid: - Weg door droog dal - Holle weg - (Grotendeels) natuurlijke waterloop - Graft (liggen op hellingen, meestal hellingen tussen 5 en

15 graden) - Kasteel, schans of omgracht huis. Ligt in laag gebied,

meestal in een (vroegere) beekbedding.

- Voorde. Voordes lopen steeds in een bocht van een natuur­lijke waterloop (zie afb. 35).

- Visvijver. Ligt in beekdal of andere laagte.

Daarnaast hebben nog enkele elementen een duidelijk verband met de diepere ondergrond (de geologische gesteldheid): - Kalkoven: staat meestal in de directe omgeving van een

groeve in de Gulpense kalksteen. - Bron.

Genetische samenhangen

Het begrip "genetische samenhang" doelt op elementen die door hun ontstaansgeschiedenis met elkaar samenhangen. Voor een beter begrip heeft het zin een nader onderscheid te maken tussen primaire en secundaire genetische samenhangen. In het eerste geval hangen de elementen vanaf hun ontstaan met elkaar samen. In dit geval is de relatie tussen beide elementen tweezijdig. Waar elementen aansluiten op een ouder element werkt de samenhang maar in een richting. In dit geval spreken we van een secundaire genetische samenhang.

In een aantal gevallen is het onderscheid niet duidelijk te maken of kan het per geval verschillen. Lanen en parken zijn bij een middeleeuws kasteel altijd latere toevoegingen. Bij een jonger landhuis kunnen ze echter ook gelijk met het huis zijn aangelegd. De Wittemer Allee is eeuwen jonger dan kasteel Wittern, maar de laan van Vaalsbroek is waarschijnlijk aange-

Page 100: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

107

achttiende eeuw. De meeste watermolens hadden vanaf het begin een stuw en een vijver, omdat een watermolen zonder deze elementen moeilijk kan functioneren. Een molenbeek is bij de oudste watermolens waarschijnlijk een latere verbetering. Grenspalen zijn soms direct bij het vaststellen van een grens neergezet, maar kunnen ook van veel latere datum zijn. In de waarderingstabel (tabel 10) hebben we het verschil tussen primaire en secundaire genetische samenhangen daarom niet aangegeven.

De belangrijkste genetische samenhangen zijn: - Middeleeuwse wegen met verkavelingspatroon. Deze wegen zijn

aangewezen op basis van de samenhang met het verkavelings­patroon (het zijn wegen die ouder zijn dan de aangrenzende verkaveling). De wegen hebben als basis gediend voor het verkavelingspatroon.

- Romeinse wegen met verkavelingspatroon. Voor deze geldt uiteraard hetzelfde als voor de middeleeuwse wegen.

- Laan met kasteel/omgracht huis. Lanen maakten deel uit van een landgoedaanleg.

- Veedrift met dries. Driesen hebben oorspronkelijk gediend om vee te verzamelen.

- Molenweg met molen - Molenbeek met molen. - Onverharde weg met verkavelingspatroon. Het uitzonderlijk

kleinschalige verkavelingspatroon maakte een dicht wegennet noodzakelijk. De meeste van deze wegen dienden vooral voor agrarische gebruik (kavelontsluiting) en zijn tot op heden onverhard gebleven.

- Kalkoven met groeve (groeven staan niet op kaart 2) - Wegkruis met kruising van wegen (meestal) - Voorde met aansluitende wegen. - Visvijver met kasteel of omgracht huis (meestal). - Hoogstamboomgaard met boerderij (de oude boomgaarden

stonden in de directe omgeving van de boerderijen).

Page 101: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

109

10 WAARDERING

Om verantwoorde keuzes te kunnen maken is een waardering van de historische landschapselementen nodig. Zo'n waardering moet uitgaan van de informatie die die elementen geven over de ontstaansgeschiedenis van het landschap. In dit hoofdstuk willen we de waarde van de verschillende elementen specifi­ceren. Daarbij behandelt de volgende paragraaf (10.1) de grote lijnen in het landschap. Een aantal losse elementen komt in deze paragraaf al aan de orde. In paragraaf 10.2 worden die losse elementen meer systematisch behandeld.

10.1 De grote lijnen

Kenmerken

Het oude cultuurlandschap had een zeer duidelijke structuur, ook in visueel opzicht. Het belangrijkst is het onderscheid tussen de plateaus, de hellingen, de beekdalen en de neder­zettingen. In visueel opzicht waren de belangrijkste kenmerken van deze gebieden: - relatief vlakke plateaugebieden: buiten de nederzettingen

open en grootschalig doordat opgaande begroeiing er vrijwel ontbrak.

- hellingen: afwisseling van zeer besloten gebieden (bossen, die vooral op de steilste hellingen voorkomen) en relatief open gebieden (bouwland met graften).

- beekdalen: eveneens een afwisselend beeld. Open gemeen­schappelijke graslanden wisselden hier af met (door heggen afgeperkte) privé wei- en hooilanden.

- nederzettingen: besloten en gevarieerd. Terwijl zichtbare perceelsscheidingen in het "veld" ontbraken, waren de graslandpercelen om de huizen alle omgeven door heggen. Het besloten karakter van de dorpen werd versterkt door de bebouwing zelf en, vooral vanaf de 19e eeuw, door de aan­plant van fruitbomen op de huisweiden. De overgang tussen nederzetting en "veld" was abrupt en gemarkeerd door een heg.

Naar structuur is het belangrijkste onderscheid dat tussen: - vrijstaande (grote) boerderijen, omringd door een groot­

schalige verkaveling, en - gehuchten en dorpen, omringd door een zeer kleinschalige

verkaveling.

Mergelland-Oost in nationaal en regionaal verband

Zuid-Limburg in nationaal verband Binnen Nederland neemt Zuid-Limburg een geheel eigen plaats in. Typerend voor het gebied zijn: - het sterke reliëf. - sporen van continuïteit vanaf de Romeinse tijd. De belang­

rijkste zichtbare sporen hiervan zijn de (weinige) Romeinse wegen.

Page 102: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

110

- het grote oppervlak middeleeuws cultuurland, waarbij vooral de grote open bouwlandgebieden kenmerkend zijn.

In een recente landelijke inventarisatie van historisch geografische waarden scoort het lössgebeid hoog, vooral op de criteria landelijke zeldzaamheid, samenhang en ouderdom .

Mergelland-Oost binnen Zuid-Limburg Hoewel de grens gelei­delijk is, bestaat er een duidelijk onderscheid tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van Mergelland-Oost. Het noordelijke gebied sluit aan bij de rest van het lössgebied, terwijl het zuidelijke deel binnen Zuid-Limburg een aparte plaats inneemt. De belangrijkste verschillen met de rest van Zuid-Limburg zijn: - de gevarieerde bodemgesteldheid: naast loss bijvoorbeeld

vuursteeneluvium en Vaalser groenzand. - de hydrologische gesteldheid (natter). - het verkavelingspatroon (relatief veel kleinschalige blok-

verkaveling). - de nederzettingsvormen (sterker verspreid dan in de rest

van Zuid-Limburg).

10.2 De afzonderlijke elementen

Tabel 10 geeft een historisch-geografische waardering van de afzonderlijke elementen die op kaart 2 staan.

Criteria

Een historisch-geografische waardering van landschapselementen dient uit te gaan van de informatiewaarde 211: elementen kunnen verschillend worden gewaardeerd naar de informatie die ze geven over de ontstaansgeschiedenis van het landschap. Daarbij zijn de volgende factoren van belang: ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid, samenhang en kenmerkendheid.

Op kaart 2 zijn de wegen onder meer onderscheiden naar ouder­dom. Toch is dit criterium (mede op verzoek van de opdracht­gever) niet zelfstandig in de waardering meegewogen. Indirect werkt de ouderdom wel door in de waardering, doordat een aantal oude elementen structurerend hebben gewerkt op de verkaveling. Dit geldt vooral Romeinse en middeleeuwse wegen, vloedgraven en hoofdstructuurlijnen.

Ook de functie van wegen komt vooral via het criterium van de samenhang tot uiting in de waardering. Het gaat hierbij om een aantal zeer ongelijksoortige kenmerken, die moeilijk tegen elkaar af te wegen zijn. Bovendien zijn deze aspecten door gebrek aan gegevens onvoldoende systematisch onderzocht om bijvoorbeeld de zeldzaamheid te kunnen bepalen. Toch zijn ze wel van belang, omdat ze de wegen een extra informatiewaarde geven.

Gaafheid heeft slechts in enkele gevallen een rol gespeeld. Bij graften en bij omgrachte huizen is een nader onderscheid gemaakt naar de gaafheid. Bij andere elementen is echter niet

Page 103: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

1 T I C

• H

w

0> • H 4-1

m

m T ) M

ffl m 3

•U U)

• H h r. M

n 4-1

c H

M

m > o

• 3 4-1 C

o

I Ol c . . c 0) . c 44

. * M <0 M m « ai rt Cf a: xi —

M 0)

<u .c H T ) C c (U 01

« J 4

- C T I Ë (U

<o z <o N

T ) • - H J J (U J

03 N3

ai £ Cf 0 C u) f0

• H x: 4-1 c (1) U) c e 01 rt

M -H » 3 1 1 c 3 j : <0 4-1 TJ

£ « H C C O 01 4-1 Ë 4-1 M (0 (U 01 w e en

^^•invûvûinrsinrnirxNCNtninrgiot*) m cMmu>mcgcNj"a'm« roro ro (Nimio^'VOioCNjro^r

X X X

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x X X X X X X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X X X X X X x x x x x x x X X X x x x x x x x

X X X X X X

X X X X X X X X X X X X X X

X X X X

X X X X X X X X X X

-̂~ *

*_* * *

«O T J

Cf

o o M

0) TS - H 4J O C

Li S O M O O

P T J . C 4 4 s :

B

T J l-l •0

. C M V

o 0 0 M

*-, M * O * O

> 0)

> T J C O

: o

- H

UI TJ

Cf o o M

0 I T J • H 4-1 O

c

M s O M

o o P T J . C

l-l 4-1 (U

E s

s

T J l-l 10 o

, C m

— * * 01

M Cf - H 01 i - I 4J = > 1 C vo o o

O . - 1 C O 3 J 3

S 0 0 4 4 z M

C f t f C f C f C f P n C f t f t f C f — 0) * 3

Cf 0> Ol Ü)

3 3 P

0) <u

m v C M

C - H (U ( D O T )

C M

C • H

C - H

C - H

t f Cr» Cr» Cr» O 0

> Ol

o 4-1

4J 0)

V O

> oi O 4-1

4-1 01

01 O

> 0J O

4-1

4-1 01

<u O

> 01

o 4-1

4-1 01

4J - H

P

C - H

c - H

c - H

C 01 M T J

Cf Cn Cf Cf O 01 O

Cf > 01 3

0)

01

o 4-1

0)

o > 01 o 4-1

O)

o > 01 o

4J

M 4-1 4-> 4-1 0) 0> 0) o

01 - H O M > V

Cf Cf

c c - H - H Cf Cf 01 01

o o > > o a ai oi

O O O 4-1 4J 4J 4J

M 4J P 4-1 4-> 01 O 01

b i g T J E E E S T J E E S I S : t r S E (1> O - H Spsse 1 1 1 1

c «* 1 1 1

01

1 3 1 I

TJ

l-l XTJ l-l C 01 «O >M c M 0 p = p

4-1 C C f M »0 C p (0

oi M m O O M > O 4J 01 TJ 0 o 4-1 TJ M

10 01 4-1 a Cf 01 4-1 01 S a o

O M I > >

X X

a a o o o o

M M l-l M 01 01 4J 4J 10 «

3 3 O 01

M M - r - i - n • H - H M M

C l-i l-i 0) p p

4-1 P P C 4-1 4-1 0) 10 10

6 C C — 0) T J

- H — ~-» V)

. y 01 01

.a c o

Q) tl) (0 -r4 M C M M p

"<^1 O) O) r-4 •M 01 01 M M T J T J l-l

C C 01 01 01 01 > >H 4-1 4-1 O D O O - '

T J t l u

c o o R Ç — —

o

X

e m e 01

>

n) (0

i n a i o o co O M

M M C 01 <0

4-1 T J C «0

T - i 3 M • H Ol M C T J U 01 p P > O P <0 — 4-1 M O B i l l

U

X X

c 01

c 01 3

T J l-l 01

> , . « l - l 01 01

0 1 T J T J 01 3

T J C 10

P 0) C M M Q i t l

M 4-1 M ET» m o) Cf *oi

<0 T J T J M M 01 4 4 01 01 Cf O 0 I M

O T J T J

U

c c <0 01 10 4-1 4-1 O m u 01 Cf

j a —

* v 4-1 4-1

«0 l w 4-1 U

0 C P H O > SC < O —

<o n u u o 15

c 0 4J

c 01

e 01

- H 01

•* >0 f-H

> c 01

1 4J

c 3

X

4-1 4J . C X. ü Ü 10 10 U 14 Cf C f E E O O

14-1 14 4-1 O 01 o

> — n o w M C c 0) <0 C (0 > JZ 0) J 3 P Ü 4-1 U 01 « « «

x ; oi M » M «

X

c 01

c

Cf c

-H 4-1 4-1 01 N l-l 01

T J 01 C

01

m 3 P 01 01

01 M 3 01

01 M M T J T J 01 01 Cf 01

4-1 O) O 01 n 4J c 4-1 (0 to to

. y «o » io — M m M

• H n oi M p i-i

M T J 0)

> h

« H

P

- H

e c 01 4-1 10

X

c

n • H P M

M T J M 01

> 01 4 4

> O 014-1 0 I . C o > , a . H . y H 4-1 T J T J

M 0 C C û< Q S < <

M M 01 m

O

1

X

01 TJ M

Cf O 01

X

M 01

> • n - H

> m M

> -̂* 4-1

C 10 4J

n 01

o ce > « S > • —

X

M 01

> p 01

.c C 4 - 4 O

u 10 M

T J M 10 10 Cf Ë O 0

1 (O 4-1

m Cf

o 0

m u x

0) • Q 4J

C Cf • P c Cf a

- H 01 M 3 10 01 C M > ai 4-1 <0 M X

M o ai U E 01 c > 4-1 01

O 01 01

T J 4-1 C 4 4 M

jn in

t

ed

ri

:ing

i i m w • H > - H M p M -P C 4-1 P (0 O

Te

ve

ns

ho

of

ds

tr

uc

t

Do

or

ga

an

de

we

g,

i

n d

e w

aa

rd

er

in

g t

— — -K 4< *

01 Cf 01 3

01 TJ

01 TJ

01 Cf

01

0) Cf

Page 104: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

112

naar dit aspect gekeken. Wel betekent de weergave op kaart 2 dat het element in het terrein te herkennen is.

Als belangrijkste criteria blijven dan over de samenhang (zowel genetische samenhang als samenhang met de natuurlijke gesteldheid), zeldzaamheid en kenmerkendheid.

- Samenhang met natuurlijke gesteldheid. Het oude cultuur­landschap is sterk beïnvloed door de natuurlijke gesteld­heid. Elementen die die relatie nog duidelijk laten zien hebben daarom een hoge informatiewaarde. De samenhang met de natuurlijke gesteldheid sluit bovendien goed aan bij de ecologische waarde en geeft de beste aanknopingspunten voor landschapsbouw.

- Genetische samenhang. Het geheel is meer dan de som van de delen. Een voorde heeft geen bestaansrecht zonder de aan­sluitende wegen.

- Zeldzaamheid. Bij dit aspect is zowel gekeken naar de zeldzaamheid binnen binnen het Zuidlimburgse lössgebied als binnen heel Nederland.

- Kenmerkendheid. Als kenmerkend zijn die elementen beschouwd die Zuid-Limburg onderscheiden van (het grootste deel van) de rest van Nederland (zie hierboven, par. 10.1.2). De bijzondere plaats die Mergelland-Oost binnen het lössgebied inneemt komt nauwelijks tot uiting in specifieke elementen.

In de rest van deze paragraaf lichten we de waardering toe.

Toelichting bij tabel 10

In deze paragraaf geven we waar nodig korte toelichtingen bij tabel 10. De indeling volgt de kolommenindeling van de tabel.

Samenhang met natuurlijke gesteldheid. In par. 9.4 bespraken we de belangrijkste samenhangen met de natuurlijke gesteld­heid. Het gaat om drie groepen: - (grotendeels) natuurlijke elementen (natuurlijke water­

lopen, bronnen) - elementen die samenhangen met de geomorfologische gesteld­

heid (weg door droog dal, holle weg, vloedgraaf, graft, omgracht huis

- elementen die samenhangen met de diepere ondergrond (kalk-ovens)

Genetische samenhang Hierbij is de lijst in par. 9.4 gevolgd. Samengevat gaat het om de volgende elementen (tabel 11) .

Zeldzaamheid binnen Zuid-Limburg Zeldzaamheid is moeilijk te meten. We hebben zaken in de tabel zeldzaam genoemd als er minder dan tien exemplaren in Mergelland-Oost voorkomen. Een voorbeeld zijn de Romeinse wegen. Deze zijn zowel zeldzaam binnen Mergelland-Oost (maar twee exemplaren) als elders in het lössgebied. Buiten Zuid-Limburg zijn Romeinse wegen nog zeldzamer.

Zeldzaamheid elders in Nederland Een aantal elementen die in Zuid-Limburg niet zeldzaam zijn komt daarbuiten niet of

Page 105: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

113

Tabel 11 Een aantal genetische samenhangen.

Hoofdelement Bijbehorende of erop aan­sluitende elementen

Dries veedrift Grens grenspalen, landweer Vloedgraaf, Romeinse of Middel­

eeuwse weg, andere hoofd­structuurlijn verkaveling

Kasteel/landhuis/klooster laan, park, visvijver Middeleeuwse weg verkaveling Molen molenbeek (met stuw, e t c ) ,

molenvijver (met stuw, e t c ) , molenweg

Nederzetting hoogstamboomgaard Verkavelingspatroon onverharde wegen Weg lintbebouwing Weg(kruising) kruis

nauwelijks (meer) voor. Dit betreft in de eerste plaats elementen die samenhangen met de specifieke geomorfologische en bodemkundige gesteldheid, zoals graften en holle wegen. Van deze elementen zijn buiten Zuid-Limburg maar een paar voor­beelden bekend in reliëfrijke zandgebieden 212.

In de tweede plaats gaat het om elementen die vroeger meer algemeen voorkwamen, maar die buiten Zuid-Limburg vrijwel verdwenen zijn. Voorbeelden zijn voordes en (grotendeels) natuurlijke waterlopen. Hoogstamboomgaarden en visvijvers komen vanouds al meer voor in Zuid-Limburg, maar hebben zich daar bovendien beter gehandhaafd dan elders in Nederland.

Kenmerkend voor het lössgebied Hierbij gaat het in de eerste plaats om elementen die buiten het lössgebied nauwelijks voorkomen en die samenhangen met de specifieke landschap­pelijke situatie en historisch-geografische ontwikkeling van het gebied. Dit betreft elementen als graften en holle wegen.

In de tweede plaats gaat het om elementen die niet beperkt zijn tot het lössgebied, maar die daar wel in extreem hoge dichtheid voorkomen. Dit betreft vooral: - sporen van Romeinse invloed (vooral Romeinse wegen). - elementen die samenhangen met de vroege ontginning van het

lössgebied. Bepaalde middeleeuwse elementen komen daardoor in het lössgebied veel meer voor dan waar ook in Nederland. Voorbeelden zijn middeleeuwse wegen.

- elementen die samenhangen met specifieke landschappelijke situaties en die daardoor bijdragen aan het eigen gezicht van Zuid-Limburg: graften, holle wegen, (weg- en veld) kruisen en resten van winning en verwerking van delf­stoffen.

Page 106: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

115

11 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

11.1 De hoofdstructuur

In de 19e eeuw had het landschap in het herinrichtingsgebied een duidelijke structuur. Het meest kenmerkend was het contrast tussen de beslotenheid en variatie binnen de neder­zettingen (inclusief de huisweiden) en het open bouwland ("veld").

De belangrijkste landschapskenmerken gaan terug tot de Hoge Middeleeuwen. Al omstreeks 1300 had het cultuurland vrijwel de 19e-eeuwse omvang bereikt en bestonden bijna alle nederzet­tingen. We mogen bovendien aannemen dat de bouwlandgebieden toen ook al hun kenmerkende open karakter hadden. De post-middeleeuwse ontwikkelingen, waarvan de groei van bevolkings-en huizental het meest in het oog springt, veranderden het landschap niet wezenlijk.

De historische landschapsstructuur is nog in het huidige landschap terug te vinden, maar dreigt wel steeds meer versluierd te raken. Het beleid zou erop gericht moeten zijn die landschappelijke basisstructuur in stand te houden. Voor de belangrijkste landschapsonderdelen betekent dit het volgende: - voor de velden (de bouwlanden) wordt gestreefd naar behoud

van de openheid, door bijvoorbeeld wegbeplanting achterwege te laten en nieuwe boerderijen zoveel mogelijk aan de rand van het veld te bouwen. Bestaande nederzettingen en verplaatste boerderijen kunnen worden ingepast door een erfbeplanting van heggen (uiteraard zonder coniferen) met enkele opgaande bomen (bijvoorbeeld fruitbomen). Hier liggen duidelijke mogelijkheden voor het landschapsplan.

- voor de beekdalen wordt gestreefd naar gebruik als gras­land, met een afwisseling in schaal. Vanuit cultuur­historisch oogpunt is voortzetting van het agrarisch grond­gebruik gewenst.

- voor de beekdalranden wordt gestreefd naar behoud van kleinschaligheid en naar verweving van functies.

11.2 De elementen

Niet alleen de grote lijn is belangrijk. De aantrekkelijkheid van een oud cultuurlandschap wordt vooral bepaald door de afzonderlijke elementen: bouwkundige monumenten, heggen, onverharde wegen, enz. Veel elementen dragen de sporen van een lange geschiedenis. Ze maken het landschap rijker, boeiender en verrassender dan een jong cultuurlandschap, hoe goed en verantwoord dat laatste misschien ook is ingericht.

Mergelland-Oost is uitzonderlijk rijk aan historische elementen. Daarbij verdient vooral een aantal elementen die typerend zijn voor Zuid-Limburg de aandacht. Het gaat daarbij om twee groepen: - elementen die ook elders wel voorkomen, maar nergens in

dezelfde dichtheid als in Zuid-Limburg: Romeinse en middel-

Page 107: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

116

eeuwse wegen, onverharde wegen, wegkruisen, hoogstamboom-gaarden.

- elementen die buiten Zuid-Limburg vrijwel niet in Nederland voorkomen: graften, holle wegen.

De tweede groep draagt nog sterker dan de eerste bij tot het eigen karakter van het Zuidlimburgse landschap.

11.3 Aanbevelingen

Het belangrijkste doel van het cultuurhistorisch landschaps­onder zoek (en dus van dit rapport) is behoud van de histo­rische diepgang van het cultuurlandschap. In de voorgaande hoofdstukken lieten we zien hoe het landschap als een geschiedenisboek kan worden gelezen. Wil dat aspect behouden blijven, dan moet het ruimtelijk beleid gericht zijn op behoud van hoofdstructuren, maar vooral ook van afzonderlijke elementen. Daarbij zijn de elementen die met andere elementen of met de natuurlijke gesteldheid samenhangen het belang­rijkst .

Restauratie kan in enkele gevallen worden overwogen. Te denken valt aan gedempte kasteelgrachten, dichtgestorte holle wegen en grotendeels verdwenen graften. Verplaatsing en recon­structie kunnen niet uit historisch oogpunt worden beargu­menteerd. Een oude houtwal vervangen door een nieuwe houtwal op een meer geschikte plek kan een acceptabel landschapsbeeld opleveren, maar de nieuwe houtwal heeft geen historische waarde.

Behoud van elementen veronderstelt beheer. Zonder beheer zal ieder door mensen gemaakt object vervallen en uiteindelijk verdwijnen. Vooral bij graften, holle wegen, hoogstamboom-gaarden en heggen bestaat achterstallig onderhoud; iedere wandeling door het gebied zal hiervan voorbeelden opleveren. Bij graften is het belangrijk dat er een goed onderhouden heg op staat. Bij holle wegen dienen de wanden van de holle weg begroeid te blijven en verdient het aanbeveling niet tot aan de bovenrand van de holle weg door te ploegen. Bij verharden van holle wegen kunnen naast het wegdek nieuwe geulen ontstaan en stroomt het water bovendien zeer snel naar beneden. Beter lijkt een verharding met steenslag, waardoor meer water de grond in kan sijpelen 213. Ook uit landschappelijk oogpunt verdient verharding met bijvoorbeeld steenslag de voorkeur boven beton of asfalt.

Beheer is aanzienlijk beter te realiseren als elementen een functie hebben. Landschapsbehoud betekent daarom vooral zoeken naar functies voor elementen. Soms is dat geen probleem. Graften zijn nog steeds functioneel als erosiebestrijding. Enkele kleine elementen, zoals visvijvers, kastelen en land­weren, bieden recreatieve mogelijkheden. Bij wegen is belang­rijk dat ze blijven functioneren als verbinding (landbouwweg, voetpad). Ongebruikte onverharde wegen worden eerder weg-geploegd en ongebruikte holle wegen blijken vaak als vuilstort in gebruik te worden genomen.

Page 108: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

117

In dit verband is het belangrijk dat veel lijnelementen in de toekomst als eigendomsgrens worden gebruikt. Ook op andere manieren kunnen de eigendomsverhoudingen bijdragen tot land­schapsbehoud. Voor het behoud van onverharde wegen is het belangrijk dat gemeenten terughoudend zijn in het verkopen van wegen aan de eigenaars van het aangrenzende cultuurland. Voor gebieden met een grote dichtheid aan graften en voor de kleinschalige randen van dorpskernen kan kleinschalige toedeling mogelijkheden bieden.

Uiteraard is deze lijst niet uitputtend. Zelf plannen maken behoort niet tot de taak van de historisch-geograaf. We hopen dat de gegevens die in dit rapport bijeengebracht zijn door anderen zullen worden gebruikt om een van onze meest waarde­volle cultuurlandschappen met kennis van zaken in te richten.

Page 109: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

119

NOTEN

1 Renes, 1989a.

2 Renes, 1988a.

3 Brounen, 1989.

4 Renes, 1988a.

5 Zo zijn door een misverstand de lanen bij landgoederen, zoals de Wittemer Allée en de laan van Vaalsbroek, als "Middeleeuws" op deze kaart aangegeven.

6 Deze topografische kaart van het gebied tussen Rijn en Maas is grotendeels in de jaren 1803-1813 opgenomen door Franse officieren onder leiding van Overste Tranchot. De oorspronkelijke schaal was 1 : 20 000. In 1970 is de kaart opnieuw uitgegeven op schaal 1 : 25 000.

7 De handgetekende en -gekleurde minuut van de Topgrafische en Militaire kaart van 1850.

8 Bakermans, 1986, p. 29.

9 Wolfert en Van den Berg, 1985.

10 Leenders et al., 1988.

11 Brounen, 1989.

12 Langbroek en Langbroek-Borsboom, 1986.

13 Heyen, 1986.

14 Renes, 1987.

15 De hellingklassen zijn overgenomen van de hellingklassen-kaart (Wolfert en Van den Berg, 1985), de bodemgegevens van de bodemkaart (Leenders et al., 1988).

16 Van Agt, 1983.

17 Franssen, 1966, 1970.

18 Cuypers, 1976.

19 Wijnen, 1986.

20 Leenders et al., 1988.

21 Leenders et al., 1988, p. 157.

22 Hermans, 1981b, p. 94.

23 Habets, 1891, p. 132.

24 Renes, 1988b.

Page 110: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

120

25 Bouten et al., 1985, p. 196.

26 Bouten et al., 1985, p. 195.

27 Brounen, 1989, p. 31.

28 Janssen, 1960, pp. 103-104.

29 Bollinne, 1977, p. 195 (voor het aangrenzende deel van België); Bouten et al., 1985, p. 196. In delen van Duits­land lijkt de erosie te zijn toegenomen in de 14e eeuw, in een periode waarin de landbouw in een crisis verkeerde en veel land werd verlaten (Blaikie en Brookfield, 1987, p. 129) .

30 Blaikie en Brookfield, 1987.

31 Breteler en Van den Broek, 1968. Aan de effectiviteit van graften voor erosiebestrijding wordt soms getwijfeld, onder meer omdat dieren(holen) de graften ondermijnen. Allemeersch (1987b) meent echter dat dit effect overschat wordt. Het wordt pas een probleem als zoveel graften zijn verdwenen dat de druk op de overgebleven graften te hoog wordt. Ook de onderhoudstoestand van de graften is in dezen een belangrijke factor.

32 Cuijpers, 1976, kol. 128.

33 Diemont en Van de Westeringh, 1978, p. 101.

34 Renes, 1989a.

35 Heyen, 1986, p. 22.

36 Van de Venne, 1948; Vromen, 1972.

37 Renes, 1988a, p. 127. In de omgeving van Luik bestonden al in de 9e eeuw wijngaarden, vond een sterke groei plaats in de 13e eeuw en begon de teruggang in de 15e eeuw (Chaineux, 1981, p. 117).

38 Spierings, 1985; Renes, 1988a.

39 Leenders et al., 1988, p. 234.

40 Leenders et al., 1988, p. 59.

41 Heimans, 1911, p. 184.

42 Van Agt, 1983, p. 13.

43 Van Agt, 1983, p. 94.

44 Van Agt, 1983, pp. 102, 103.

45 In 1779 verzocht Kühnen een "polier- of schaafmolen" te mogen oprichten in Vaals. De toestemming werd twee jaar later verleend (Meerman, 1989, p. 471) .

46 Meerman, 1989, p. 481.

Page 111: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

121

47 Van Agt, 1983, p. 217; Egelie, 1977, 1978.

48 Renes, 1990.

4 9 Van de Westeringh, 1980b.

50 Nijhof, 1982.

51 Nulens-Zéguers, 1977.

52 De Win, 1941, p. 20. We moeten met dergelijke vermeldingen voorzichtig omspringen, omdat beschrijvingen van land­goederen soms in hoge mate gestandaardiseerd waren. In dat geval betekent de beschrijving niet dat er bij Vaals visvijvers lagen, maar wel dat vijvers halverwege de 11e eeuw al normale onderdelen van een landgoed vormden.

53 Renes, i.v.

54 Van Agt, 1983, pp. 329, 339, 357.

55 Renes, 1990.

56 Engelen, 1975.

57 Engelen, 1975; Kuyl, 1980; Nillesen, 1977; Nillesen, 1988;

58 Engelen, 1975; Hermans, 1988c, pp. 100-102.

59 Kuyl, 1980, p. 155.

60 Kuyl, 1980, p. 156.

61 Kuyl, 1980, p. 157.

62 Van Zijl, 1983, p. 54.

63 Franssen, 1970, p. 33 + kaart p. 90.

64 Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1 : 50 000.

65 Rotthoff, 1953, p. 136.

66 Het gebruik van waterscheidingen om gebieden in te delen is in de geografische literatuur wijdverbreid (zie bij­voorbeeld Smith, 1969) .

67 Deze paragraaf is gebaseerd op Van Agt, 1983; Cuijpers, 1976; Franssen, 1970; Geelen, 1961; Habets, 1891; Janssen de Limpens, 1965; Marres en Van Agt, 1962; Van Veen, 1923 en Van de Venne, 1962.

68 De naam Malensbos, later een aanduiding voor het ooste­lijke deel van het bos, kan aanvankelijk de naam voor het hele bosgebied zijn geweest.

69 Oppenhof, 1935.

70 Van Agt, 1983.

Page 112: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

122

71 Loontjens en Jongmans, 1986, p. 169.

72 Janssen de Limpens, 1973.

73 Loontjens en Jongmans, 1986, p. 172.

74 Janssen de Limpens, 1973, pp. 205-212.

75 In de oudste kadastrale gegevens staat ene C.H. von Görschen als eigenaar van honderd ha van het bos vermeld (Loontjens en Jongmans, 1986, kol. 168). Misschien betrof het dezelfde kavels die in 1822 eigendom waren van C. von Clermont. Het is mogelijk dat Von Clermont zijn invloed heeft gebruikt om zijn rechten om te zetten in concreet bezit van een deel van het gemeenschappelijke bosgebied.

76 Geschiedkundige Atlas van Nederland. Van Veen (1923) geeft in het bijbehorende tekstdeel nadere informatie over die grenzen. Een aantal oude parochiegrenzen werd bij de samenstelling van het kadaster aangehouden als sectie-grens .

77 Van Agt, 1983.

78 Brounen, 1989.

7 9 Behalve waar anders vermeld zijn de gegevens over de prehistorie ontleend aan Brounen, 1989, pp. 22-32.

80 Janssen, 1960.

81 Behalve waar anders vermeld zijn de gegevens over de Romeinse tijd ontleend aan Brounen, 1989, pp. 32-34.

82 Brounen (1989, p. 32) noemt een dichtheid van 3 à 4 personen per km , al wordt niet duidelijk voor welk gebied deze berekening is gemaakt.

83 Bloemers, 1988, kol. 186.

84 Willems, 1987, p. 10.

85 Künzel et al., 1988.

86 Tummers, 1962, p. 87.

87 Janssen, 1960, p. 106.

88 Tummers, 1962; Brounen, 1989, p. 36.

89 Brounen, 1989, p. 30.

90 Tummers, 1962.

91 Gysseling, 1960, p. 1140.

92 Tummers, 1965.

93 Vervloet, 1986, pp. 16, 17.

Page 113: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

123

94 Sucher van Bath, 1960, p. 53; Vervloet, 1984, p. 18.

95 Van Agt, 1983, p. 11.

96 Brounen, 1989. De plekken die hij als verdwenen middel­eeuwse nederzettingen aangeeft liggen alle in of aan de rand van de huidige nederzettingen.

97 Franssen, 1970.

98 Brounen, 1989, p. 36.

99 Brounen, 1989, p. 36.

100 Hartmann, 1986.

101 Renes, 1988a, p. 159.

102 Hekker, 1981, pp. 21, 22.

103 Hermans, 1981c, p. 116.

104 Renes, 1988a, p. 107. Aan de eerder genoemde argumenten kunnen we voor ons gebied nog toevoegen dat in Wijlre vrijwel geen novale tienden (tienden die werden geheven over later ontgonnen gronden) voorkwamen (Notten, 1981, p. 174) .

105 Janssen de Limpens, 1967.

106 Op grond van deze redenering is 1334 in Bijlage 2 voor alle 15 lenen van Eys als oudste vermelding aangehouden.

107 De Win, 1941, p. 105.

108 Cuijpers, 1976, kol. 128.

109 Van Zijl, 1983, p. 59.

110 Tussen 1968 en 1971 werd zelfs een afname van liefst 46 procent geconstateerd (Van Zijl, 1983, pp. 91-92).

111 Dewez, 1960, p. 30; Vandenbroeke en Vandewalle, 1980, p. 63.

112 Van Agt, 1983, pp. 5, 177.

113 Van Berkel en Steinhauer, 1988, p. 26.

114 De Molenaar, 1978, p. VIII.19.

115 Diemont en Van de Westeringh, 1978, p. 103.

116 Bakker en Haartsen, 1983, p. 24.

117 Habets, 1891, p. 12.

118 Krenzlin en Reusch, 1961.

Page 114: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

124

119 Vaals nam overigens een bijzondere plaats in door de industrialisatie vanaf de 17e eeuw.

120 Hekker, 1981.

121 Hartmann, 1986, p. 97.

122 Tummers, 1965, p. 40.

123 Baneheide dankt zijn naam aan een familie Baenen, die hier in de 16e eeuw woonde (Franssen, 1970, p. 181) .

124 Renes, 1985, pp. 102, 103; Steegh, 1987, p. 29. De opvat­ting dat driehoekige pleintjes van Frankische oorsprong zijn (Beckers, 1949) is verouderd.

125 Een dergelijke ontwikkeling is elders enkele malen aange­toond (Leenders, 1979, p. 194; Renes, 1985, p. 103) .

126 Renes, 1988c.

127 Steegh, 1987, p. 28.

128 Schrijnemakers, 1963.

129 De tol werd in 1334 door de Brabants/Limburgse hertog in leen gegeven aan de heer van Valkenburg (Janssen de Limpens, 1967, kol. 99-100).

130 Gulpen was in de Vroege Middeleeuwen een zogenaamde fikus, een groot stuk koningsgoed waarvan het centrum gevormd werd door een vroonhoeve. Deze gaf meestal haar naam aan het hele gebied (Metz, 1971).

131 Franzen et al, 1989.

132 Barentsen, 1975, p. 240.

133 Van Agt, 1983, p. 34.

134 Poelman, 1987.

135 Habets, 1891, p. 131.

136 Philips, 1967, pp. 15-16.

137 Breteler en Van den Broek, 1968.

138 De Molenaar (1978, p. IV.12) noemt de term "voordeelland" voor wendakkers.

139 Slicher van Bath, 1960, p. 65.

140 Renes, 1988a, p. 139.

141 Hekker, 1981.

142 Renes, 1988a, p. 168; Rösener, 1985, p. 138.

143 De Molenaar, 1978, p. V.2.

Page 115: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

125

144 Van Nieuwenhoven, 1978, pp. 250-251.

145 Harmsen, 1958/59, p. 380.

146 Heimans, 1911; Renes, 1989b; De Vrieze, 1981, p. 91.

147 Behalve waar anders vermeld is deze paragraaf gebaseerd op Jansen en Van de Westeringh, 1983.

148 Hillegers, 1989, pp. 95-96.

149 Hillegers, 1989, pp. 97-98.

150 Hillegers, 1989, p. 98.

151 Born, 1974, p. 113.

152 Jansen en Van de Westeringh, 1983, p. 56.

153 De degeneratie werd nauwelijks veroorzaakt door de winning van hout: in normale omstandigheden zal bos zich altijd herstellen. Bos verdwijnt pas als dat herstel onmogelijk wordt gemaakt, door ontginning of doordat vee de jonge loten, knoppen en bladeren eet. Herstel wordt verder vertraagd door kappen van jong hout (waardoor de zaad-produktie laag blijft) en door verarming van de bodem. Dit laatste treedt op doordat houtkap, beweiding en strooisel-roof voedingsstoffen aan de bodem onttrekken.

154 Oppenhof, 1935, p. 49.

155 Hillegers, 1989, pp. 97-98.

156 Jansen en Van de Westeringh, 1983, p. 31.

157 Cuijpers, 1976, kol. 128.

158 Van Westreenen, 1989, p. 50.

159 Van Westreenen, 1989, p. 49.

160 Van Zwam, 1980, p. 177.

161 De Kroon, 1986, pp. 168-169, 178-179.

162 Hillegers, 1980.

163 Jansen en Van de Westeringh, 1983, p. 50. Op een dergelijke begroeiing wijst de naam Ginsterberg.

164 Hartmann, 1986, p. 22. Een naam als Heyenrath (bij Slenaken) duidt erop dat op de "heide" nog wel degelijk iets te rooien viel.

165 Van de Westeringh, 1980a.

Page 116: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

126

166 Hillegers en Reuten, 1978. Zij verzamelden gegevens over 13 schepers in het Mergelland. Van deze 13 waren er 11 zelf eigenaar van hun kudde. Het is overigens mogelijk dat in een eerder stadium bij veel boerderijen een schaaps­kudde hoorde. Zo had Oirsbeek in 1789 nog drie of vier kudden, maar werd gesproken over een vroeger aantal van dertig (Habets, 1974, p. 32.).

167 Jansen en Van de Westeringh, 1983, pp. 47, 48.

168 Renes, 1988a.

169 Willems, 1987.

170 Brounen, 1989, p. 54.

171 Franssen, 1970, p. 200.

172 Voetpaden zijn door de Landinrichtingsdienst in het terrein gekarteerd.

173 Wittern had geen parochiekerk. Wel kan het pad later de functie van kerkpad hebben gekregen: de "volksmissies" van de paters Redemptoristen trokken in ieder geval voldoende publiek voor een welvarende horeca naast het klooster (Van Agt, 1983, p. 329).

174 In Groot-Brittannië adviseert bijvoorbeeld de de Ramblers' Association om een pad na het ploegen van een veld weer zichtbaar te maken door de ploeg een keer langs de lijn van het pad te laten lopen.

175 Van Agt, 1983, p. 132.

176 Franssen, 1966, afb. 3; Van Agt, 1983, p. 4.

177 Augustus, 1973. Enig inzicht in de belangrijke oude door­gaande wegen geeft mogelijk de ligging van (middeleeuwse) gasthuizen. Van Veen (1923) noemt dergelijke gasthuizen in Heerlen, Gulpen en Bocholtz.

178 Allemeersch, 1987a.

179 Allemeersch, 1987a, p. 26.

180 Onverharde wegen zijn geïnventariseerd van de meest recente topografische kaart. De gegevens zijn bijgewerkt door opgaven van de gemeenten in het gebied (1986) .

181 Buitengebied, p. 43.

182 Raedts, 1974.

183 De Win, 1941, p. 105.

184 Breteler en Van den Broek, 1968. De graften zijn over­genomen van de geomorfologische kaart (Wolfert en Van den Berg, 1985, bijlage 2) en de bodemkaart (Leenders et al., 1988) .

Page 117: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

127

185 Van de Westeringh, 1983, p. 41.

186 Diemont en Van de Westeringh, 1978, p. 103.

187 Leenders et al., 1988.

188 Renes, 1990.

189 Van Zijl, 1983, p 67.

190 Een overzicht van overkluizingen in het Geuldal ten zuiden van Mechelen geven Hendrix en Schepers (1990, fig. 15) .

191 Offermans, z.j ., p. 80.

192 Tranchotkaart, Netkaart. In 1852-'54 werd geruzied over een van deze twee verleggingen (Meerman, 1989, p. 540) .

193 Langbroek en Langbroek-Borsboom, 1986.

194 Willems, 1980, p. 125.

195 Brounen, 1989; Hermans, 1981a, p. 40; Renes, 1988a.

196 Langbroek en Langbroek-Borsboom, 1986.

197 Renes, i.v.

198 De beschermde dorpsgezichten zijn overgenomen uit Rijks­dienst voor de Monumentenzorg, 1984.

199 De inventarisatie van de watermolens is gebaseerd op Molens in Limburg, 1957, en Nijhof, 1982.

200 Voor nadere informatie over kruisen Egelie, 1980.

201 Hermans, 1981b, p. 79.

2 02 Leenders et al., 1988.

2 03 Als zichtbare historische elementen hebben we ze op de kaart opgenomen. Voor nadere gegevens verwijzen we naar Brounen, 1989.

204 Brounen, 1989, pp. 62, 65, 66.

205 Van Agt, 1983, p. 305.

206 Van Agt, 1983, pp. 323-326.

207 Van Agt, 1983, p. 239; Van Hommerich, 1961, p. 28.

2 08 De bouwkundige gegevens zijn overgenoemen van Van Agt, 1983; Brounen, 1989; het Kunstreisboek; Marres en Van Agt, 1962; Nottenet al, 1981.

209 Brounen, 1989, p. 55.

Page 118: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

128

210 Haartsen et al, 1989, p. 88. Het daar gehanteerde criterium "kenmerkendheid voor de natuurlijke terrein-gesteldheid" valt samen met de "samenhang met de natuur­lijke gesteldheid" in dit rapport.

211 Renes, 1985.

212 Zo werden enkele graften bij Rhenen beschreven door Buringh (1952).

213 Allemeersch, 1987b.

Page 119: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

129

LITERATUUR

Agt, J.F. van (1983). De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Geïllustreerde beschrijving uitgegeven vanwege de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving; de provincie Limburg; Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht; tweede aflevering: Vaals, Wittern en Slenaken. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage.

Allemeersch, L. (1987a). Ontstaanswijze en historiek. In: J. Stevens (red.). Holle wegen in Limburg. Provinciaal Natuurcentrum, Rekem, pp. 17-27.

Allemeersch, L. (1987b). Erosiebestrijding. In: J. Stevens (red.). Holle wegen in Limburg. Provinciaal Natuurcentrum, Rekem, pp. 139-142.

Augustus, L. (1973). Wijnstraat of Wijngracht; het Oostlimburgse tracé van de middeleeuwse handelsweg Keulen-Vlaanderen. In: De Maasgouw 92, kol. 175-194.

Bakermans, M.M.G.J. (1986). Gebruiksbeperkingen van de moderne topografische kaart bij onderzoek in het cultuurlandschap. Reeks Landschapsstudies 7. Pudoc, Wageningen.

Bakker, J. en A.J. Haartsen (1983). Oriënterend advies Mergelland-Oost. Natuurwetenschappelijke Commissie, Utrecht.

Barentsen, W. (1975). De weg in Nederland in de negentiende eeuw. In: OTAR Tijdschrift voor Wegen- en Waterbouw, pp. 234-243.

Bauduin, H.O.J.H., en J.C.G.M. Jansen (1969). Aspekten van de Limburgse landbouwgeschiedenis. In: Studies over de Sociaal-Economische Geschiedenis van Limburg 14, pp. 2-102.

Beckers, H.J. (1949). Het ontstaan van de Frankische dorpen in Zuid-Limburg. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 85, pp. 23-28.

Berkel, C.J.M. van, en I.A. Steinhauer (1988). Drinkpoelen en sloten in het boerenland. LONL, Utrecht.

Blaikie, P., en H. Brookfield (1987). Questions from history in the Mediterranean and western Europe. In: P. Blaikie en H. Brookfield. Land degradation and society. Methuen, London/New York, pp. 122-142.

Bloemers, J.H.F. (1988). De actualiteit van 125 jaren Romeinse archeologie in Limburg. In: De Maasgouw 107, kol. 182-193.

Bollinne, A. (1977). La vitesse de l'érosion sous culture en région limoneuse. In: Pédologie 27, pp. 191-206.

Born, M. (1974). Die frühneuzeitliche Ausbauperiode in Mitteleuropa; bemerkungen zum zeitlichen Ablauf. In: Ber. zur deutschen Landeskunde 48, pp. 111-128.

Page 120: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

130

Bouten, W., G. van Eijsden, A.C. Imeson, F.J.P.M. Kwaad, H.J. Mücher en A. Tiktak (1985). Ontstaan en erosie van lössleemgronden in Zuid-Limburg. In: K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift 19, pp. 192-208.

Breteler, H.G.M., en J.M.M. van den Broek (1968). Graften in Zuid-Limburg. In: Boor en spade 16, pp. 119-130.

Brounen, F.T.S. (1989). Mergelland-Oost, een archeologische kartering, inventarisatie en waardering. R.O.B., Amersfoort.

Buringh, P. (1952) . Bodemerosie in de eng van Rhenen. In: Boor en spade 5, pp. 169-171.

Buitengebied van Beek, Het (1981). Inventarisatie van waarden en bedreigingen. Wat Baek o's bud 2. Econoom, Beek.

Chaineux, M.-C. (1981). Culture de la vigne et commerce du vin dans la région de Liège au Moyen Age. Publikatie 65. Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, Liège/Leuven.

Cuijpers, J. (1976) . Bewoningspatronen in Eys (gem. Wittern) . In: De Maasgouw 95, kol. 119-138.

Dewez, W.J. (1960) . De bodem van Limburg in verband met de geschiedenis van het gewest. In: Batta, E.C.M.A. et al. Limburg's verleden; geschiedenis van Nederlands Limburg tot 1815. Deel 1. L.G.O.G., Maastricht, pp. 1-39

Diemont, W.H. en W. van de Westeringh (1978) . Graften in Zuid-Limburg: groen of kaal, levend of verdwijnend. In: Tijdschrift Kon. Ned. Heidemaatschappij, pp. 99-107.

Egelie, G.C.M. (1977, 1978). De Volmolen te Epen-Wittem; momentopnamen uit de geschiedenis van molen en landschap. Deel 1, 1977; deel 2, 1978. Molenstichting Limburg, Maastricht.

Egelie, G.C.M. (1980). Wegkruisen in Limburg. Walburg, Zutphen.

Engelen, F.H.G. (1975). 2500 jaar winning van kalksteen in Zuid-Limburg. In: Grondboor en hamer 29, pp. 38-64.

Franssen, G.H. (1966). Schets van de geschiedenis van Simpelveld en Bocholtz. In: De Maasgouw 85, kol. 161-188.

Franssen, G.H. (1970). Van Semplevei tot Simpelveld; geschiedenis van Simpelveld. Gemeente, Simpelveld.

Franzen, D., J. Franzen en J. Janssens (1989). Archeologisch onderzoek in de oude dorpskern van de gemeente Gulpen. In: Archeologie in Limburg, nr 41, pp. 232-233.

Geelen, C.H. (1961). Voerendaal. In: Land van Herle, jubileumboek 1950-1960, pp. 139-151.

Graaf, K. van der (1988). Centraal Plateau; een archeologische kartering, inventarisatie en waardering. R.A.A.P. Rapport 19. Stichting R.A.A.P., Amsterdam (2e concept, juni 1988).

Page 121: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

131

Gysseling, M. (1960). Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). Bouwstoffen en Studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands VI.1, VI.2.

Haartsen, A.J. en J. Renes (1982). Naar een historisch-geografische typologie van het nederlandse landschap; historische geografie, ruimtelijke ordening en hun relatie met het werk van de Werkgroep Landschapstypologie. In: K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift 16, pp. 456-475.

Haartsen, A.J., A.P. de Klerk en J.A.J. Vervloet (1989). Levend verleden; een verkenning van de cultuurhistorische betekenis van het Nederlandse landschap. Achtergrondreeks Natuurbeleidsplan 3. Ministerie van Landbouw en Visserij. ISDH, -s-Gravenhage.

Habets, J. (1891). Limburgsche wijsdommen, dorpscostumen en gewoonten, bevattende voornamelijk bank-, laat- en boschrechten. Nijhoff, 's-Gravenhage.

Harmsen, Th.W. (1958-'59). De landmeetkunde in het gebied van de tegenwoordige Nederlandse provincie Limburg voor 1794. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 94-95, pp. 353-469.

Hartmann, J.L.H. (1986). De reconstructie van een middeleeuws landschap; nederzettingsgeschiedenis en instellingen van de heerlijkheden Eysden en Breust bij Maastricht (10e-19e eeuw). Maaslandse Monografieën 44. Van Gorcum, Assen/Maastricht.

Heimans, E. (1911). Uit ons Krijtland. Versluys, Amsterdam.

Hekker, R.C. (1981). De dotpen. In: Dorp en stad in Limburg; ontstaan, ontwikkeling, bescherming en herstel van historische nederzettingen. Walburg, Zutphen, pp. 11-35.

Hendrix, W. en F. Schepers (1990). Natuurontwikkeling in de Zuidlimburgse beekdalen. In: Beken en beekdalen in Zuid-Limburg; de betekenis van de Zuidlimburgse beken en beekdalen voor natuur, landschap en cultuurhistorie, nu en in de toekomst. Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, reeks XXXVIII, afl. 1, pp. 109-121.

Hermans, H. (1981a). Een brok historie. In: I.V.N., Afd. Vijlen-Vaals. Villa-Vallis; een educatieve wandelgids voor de gemeente Vaals en omstreken, pp. 31-60.

Hermans, H. (1981b). Twee kerkjes in landschap. In: I.V.N., Afd. Vijlen-Vaals. Villa-Vallis; een educatieve wandelgids voor de gemeente Vaals en omstreken, pp. 76-96.

Hermans, H. (1981c). Wandeling van Vijlen naar Gene Zijde. In: I.V.N., Afd. Vijlen-Vaals. Villa-Vallis; een educatieve wandelgids voor de gemeente Vaals en omstreken, pp. 97-118.

Heyen, M. (1986). Historisch-landschappelijk onderzoek "Mergelland-Oost". Scriptie RHSTL, Boskoop/Landinrichtingsdienst, Roermond.

Page 122: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

132

Hillegers, H. (1980). Heidevelden in Zuid-Limburg. In: Natuurhistorisch Maandblad 69, pp. 170-182.

Hillegers, H. (1989). Beweiding van bossen en struwelen in Zuid-Limburg. In: Natuurhistorisch Maandblad 78, pp. 95-101.

Hillegers, H.P.M, en B. Reuten (1978). Het mergellandschaap. In: Natuurhistorisch Maandblad 67, pp. 121-140.

Hommerich, L. van (1961) . Over kastelen in het historische Heerier Land. In: Land van Herle, jubileumboek 1950-1960, pp. 23-33.

Hommerich, L. van, en F. Welters (1949) . Gedenkboek Voerendaal. Winants, Heerlen.

Houppermans, J. (1954). Rapport over de opgravingen van oude kerkfunderingen te Bocholtz. In: De Maasgouw 73, kol. 45-48.

Jansen, J.C.G.M., en W. van de Westeringh (1983). Dat ging over zijn hout; overmatig gebruik van bossen in het zuiden van Limburg van de hoge middeleeuwen tot in de 20e eeuw. In: Studies over de Sociaal-Economische Geschiedenis van Limburg 28, pp. 19-63.

Janssen, C.R. (1960). On the lateglacial and postglacial vegetation of South Limburg (Netherlands). In: Wentia 4, pp. 1-112.

Janssen de Limpens, K.J.T. (1965). De territoriale ontwikkeling der heerlijkheid Wittern. In: De Maasgouw 84, kol. 23-30.

Janssen de Limpens, K.J.T. (1967) . Het vierdel van Herle met den Gherichte ende met vieftyen Mannen. In: De Maasgouw 8 6, kol. 99-110.

Janssen de Limpens, K.J.T. (1973). De Noaberschap der Vijlener Rotten 1319-1940; rechtsgeschiedenis van een bosmark. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 109, pp. 197-224.

Keulen, N. van (1987) . Advies landschapsbouw Herinrichting Mergelland-Oost. Rapport 1987-1. Staatsbosbeheer, Roermond.

Krenzlin, A. en L. Reusch (1961). Die Entstehung der Gewannflur, nach Untersuchungen im nördlichen Unterfranken. Frankfurter Geographische Hefte, 35-1. Kramer, Frankfurt am Main.

Kroon, H. de (1986). De vegetaties van Zuidlimburgse hellingbossen in relatie tot het hakhoutbeheer; een rijke wilde flora met een onzekere toekomst. In: Natuurhistorisch Maandblad 75, pp. 167-192.

Kunstreisboek voor Nederland, samengesteld in opdracht van de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving (1965). 5e druk. Van Kampen, Amsterdam.

Page 123: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

133

Künzel, R.E., D.P. Blok en J.M. Verhoeff (1988). Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200. Publikaties van het P.J. Meertensinstituut 8. Amsterdam

Kuyl, O.S. (1980). Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland, 1:50 000. Blad Heerlen (62W Oostelijke helft, 600 Westelijke helft). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.

Lacomblet, T.J. (1966). Urkundenbuch für die Geschichte des Niederrheins. Band I. Scientia, Aaien (oorspronkelijke uitgave 1840) .

Langbroek, E.K., i.s.m. H.C. Langbroek-Borsboom (1986). Vegetatiekartering "Mergelland-Oost". Van der Wal en Langbroek, Leeuwarden.

Leenders, K.A.H.W. (1979). De nederzettingen van Princenhage. In: Varia Historica Brabantica 8, pp. 139-209.

Leenders, W.H., F. Brouwer, W.J.M, de Groot en A.G. Beekman (1988). De bodemgesteldheid van het landinrichtingsgebied

Mergelland-Oost; resultaten van een bodemgeografisch onderzoek en geschiktheidsbeoordeling voor akkerbouw, weidebouw en bosbouw. Rapport nr. 1889. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Loontjens, H.A. en H.W.K. Jongmans (1986) . Het Malensbos en het Holsetterbos onder Vaals. In: De Maasgouw 105, kol. 153-173.

Loosjes, A. (z.j.). Limburg in beeld. Scheltema en Holkema, Amsterdam.

Marres, W., en J.J.F.W. van Agt (1962). De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst; geïllustreerde beschrijving uitgegeven vanwege de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving. Deel 5, De provincie Limburg uitgezonderd Maastricht; derde stuk; eerste aflevering. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage.

Meerman, M. (1989). Gids voor het onderzoek naar de geschiedenis van water- en windmolens in Limburg. Inventarisreeks 41. Rijksarchief in Limburg, Maastricht.

Metz, W. (1971). Zur Erforschung des karolingischen Reichsgutes. Erträge der Forschung 4. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt.

Meuthen, E. (1972). Aachener Urkunden 1101-1250. Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde 58. Hanstein, Bonn.

Molenaar, J.G. de (1978). Werkrapport Mergelland. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Leersum.

Molens in Limburg. Bijlage, behorende bij het verslag over de toestand der waterstaatswerken ca., onder beheer of toezicht van de provincie Limburg, over het jaar 1957.

Page 124: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

134

Nieuwenhoven, P.J. van (red.) (1978). Ontdek het Mergelland. IVN/VARA, z. pl.

Nijhof, P. (1982). Watermolens in Nederland. Waanders, Zwolle.

Nillesen, J.H.M. (1977). Kalkbranderijen in het Kunrader kalksteengebied. In: Grondboor en hamer 31, pp. 182-192.

Nillesen, J.H.M. (1988). Kalkovens in Zuid-Limburg. In: Archeologie in Limburg, nr 38, pp. 167-171.

Nolden, R. (1979-1980). Besitzungen und Einkünfte des Aachener Marienstifts von seinen Anfängen bis zum Ende des Ancien Régime. In: Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins 86-87, pp. 5-451.

Notten, J.G.M, et al. (1981). Wielder Wylré Wijlre tot 31-12-1981. Uitg. gemeente Wijlre.

Nulens-Zéguers, I. (1977). Molens. In: E. de Grood et al. (red.). Zuid-Limburg. Reeks: Karakteristiek; monumenten en landschappen. Van Kampen, Amsterdam, pp. 86-109.

Offermans, J.L. (z.j.). Wo dan in Zitterd?; schets ener geschiedenis van Sittard tot 1243. 2e druk. Z.p.

Oppenhoff, J. (1935). Vaalsbruch und der Malensbusch; zur Geschichte einer alten Waldgenossenschaft. In: Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins 56, pp. 27-60.

Philips, J.F.R. (1967). De landbouwstructuur van Zuid-Limburg in de eerste helft van de 19e eeuw, mede in vergelijking met de aangrenzende Duitse en Belgische lössgebieden. In: Studies over de Sociaal-Economische Geschiedenis van Limburg 12, pp. 1-25.

Poelman, J.N.B. (1987). Het toponiem gewand. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 5, pp. 36-39.

Raedts, C.E.P.M. (1974). De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnen in Limburg. Maaslandse Monografieën 18. Van Gorcum, Assen.

Renes, J. (1985). West-Brabant; een cultuurhistorisch landschapsonderzoek. Bijdragen tot de studie van het Brabantse heem 26. Stichting Brabants Heem, Waalre.

Renes, J. (1987) . Rondom Nieuwdorp; geschiedenis van het cultuurlandschap in een deel van de gemeente Stein. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 5, pp. 59-68.

Renes, J. (1988a). De geschiedenis van het Zuidlimburgse cultuurlandschap. Maaslandse Monografieën (grote serie) 6. Van Gorcum, Assen/Maastricht, i.s.m. Eldee Offset, Heerlen.

Renes, J. (1988b). Lössontginning. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 6, pp. 8-10.

Page 125: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

135

Renes, J. (1988c). Some aspects of open fields in the southern part of the province of Limburg (the Netherlands). In: Geografiska Annaler 70 B, pp. 161-167.

Renes, J. (1989a). Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Centraal-Plateau en het gebied van de Aanpassingsinrichting Beek. Rapport nr 2011. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Renes, J. (1989b). Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het ruilverkavelingsgebied Land van Thorn. Rapport nr 202 9. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Renes, J. (1990). De invloed van de mens op de Zuidlimburgse beekdalen in het verleden. In: Beken en beekdalen in Zuid-Limburg; de betekenis van de Zuidlimburgse beken en beekdalen voor natuur, landschap en cultuurhistorie, nu en in de toekomst. Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, reeks XXXVIII, afl. 1, pp. 80-88.

Renes, J. (i.V.). Oude visvijvers, in het bijzonder in Zuid-Limburg.

Rentenaar, R. (1984). Vernoemingsnamen; een onderzoek naar de rol van de vernoeming in de Nederlandse toponymie. Publikaties van het P.J. Meertensinstituut 5. Amsterdam.

Rijksdienst voor de Monumentenzorg (1984). Historische factor verdeelsleutel stadsvernieuwingsfonds. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.

Rösener, W. (1985). Bauern im Mittelalter. Beck, München.

Rotthoff, G. (1953). Studien zur Geschichte des Reichsguts in Niederlothringen und Friesland während der sächsisch-salischen Kaiserzeit. Rheinisches Archiv 44. Bonn.

Schrijnemakers, M.J.H.A. (1963). De voor- en vroeggeschiedenis van Munstergeleen. In: Munstergeleen, een monografie over een Limburgse gemeente. Munstergeleen, pp. 9-109.

Slicher van Bath, B.H. (1960). De agrarische geschiedenis van West-Europa 500-1850. Spectrum, Utrecht/Antwerpen.

Smeets, B. (1975). Oude hoeven in Bocholtz. In: Land van Herle 25, p. 46-50.

Smith, C T . (1969). The drainage basin as an historical basis for human activity. In: R.J. Chorley (ed.). Water, earth, and man; a synthesis of hydrology, geomorphology and socio­economic geography. Methuen, London, pp. 101-110.

Spierings, A. (1985). Nederzettingen in het landschap van een deel van Zuid-Limburg; een inventariserend onderzoek naar de verbanden tussen ligging, vorm en ouderdom van nederzettingen en de geomorfologische en hydrologische opbouw van het gebied. Ongepubl. scriptie Stichting voor Bodemkartering, Wageningen/ Geogr. Inst. R.U. Utrecht.

Page 126: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

136

Stichting voor Bodemkartering (1970) . Bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50 000; toelichting bij de kaartbladen 59 Heer en 60 West en 60 Oost-Sittard. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Steegh, A.W.A.Th. (1987) . "Erosion pastorale"; vormontwikkelingen in de Zuidlimburgse nederzettingen. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 5, pp. 26-35.

Tummers, P.L.M. (1962). Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen. Studio Theodisca 2. Van Gorcum, Assen.

Tummers, P.L.M. (1965). Toponymische gegevens over merovingisch-karoloingisch Brabant en Limburg. In: Weynen, A. (red.). Frankisch, Merovingisch, Karolingisch. Studio Theodisca 3. Van Gorcum, Assen, pp. 34-62.

Tummers, P.L.M. (1967) . De rode-namen in Nederlands Limburg. In: Med. Naamkunde 43, pp. 46-74.

Vandenbroeke, C. m.m.v. P. Vandewalle (1980) . Landbouw in de Zuidelijke Nederlanden 1490-1650. In: Algemene geschiedenis der Nederlanden 7. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, pp. 44-65.

Veen, J.S. van (1923). Geschiedkundige atlas van Nederland; de kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart III; de bisdommen Munster, Keulen en Luik. Nijhoff, 's-Gravenhage.

Venne, J.M. van de (1948) . Wijndruivencultuur in Limburg. In: Natuurhistorisch Maandblad 37, pp. 54-57.

Venne, J.M. van de (1962) . Inleiding. In: W. Marres en J.J.F.W. van Agt. De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Geïllustreerde beschrijving uitgegevens vanwege de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving. Deel V. De provincie Limburg. Derde stuk: Zuid-Limburg, uitgezonderd Maastricht. Eerste aflevering. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage, pp. 1-10.

Vervloet, J.A.J. (1986). Inleiding tot de historische geografie van de Nederlandse cultuurlandschappen. Landschappstudies 4. 2e druk. Pudoc, Wageningen.

Vos, P.C. (1985). Geologie en archeologie; quartairgeologie van Nederland in relatie tot de archeologie. In: K.J. Steehouwer en A.H.C. Warringa (red.). Archeologie in de praktijk; methoden en technieken voor de (amateur-)archeoloog. Fibula-Van Dishoeck, Weesp, pp. 9-35.

Vrieze, J. de (1981) . Lijnen in het landschap. In: Natura 78, pp. 90-96.

Vromen, W.J. (1972) . Wijnbouw in oud Zuid-Limburg. In: Land van Herle 22, pp. 2-5.

Westeringh, W. van de (1975). Hoogstamboomgaarden in Zuid-Limburg. Historie, ligging, bodemgesteldheid en landschappelijke waarde. In: Natuurhistorisch Maandblad 64, pp. 91-99.

Page 127: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

137

Westeringh, W. van de (1980a). Schraallanden in Zuid- Limburg; reaktie op het artikel "Heidevelden in Zuid- Limburg" door H. Hillegers. In: Natuurhistorisch Maandblad 69, pp. 218-221.

Westeringh, W. van de (1980b). Soils and their geology in the Geul valley. In: W. van de Westeringh et al. Soil conditions, soil carbonates and former vegetation in the Geul valley from Gulpen to Meerssen (South Limburg, the Netherlands). Med. Landbouwhogeschool Wageningen 80-8, pp. 1-25.

Westeringh, W. van de (1981). Radebrikgronden in loss onder oud bos in Zuid-Limburg. In: Natuurhistorisch Maandblad 7 0, pp. 165-170.

Westeringh, W. van de (1983). Enkele aspecten van het historisch landgebruik rondom Margraten. In: Een bijdrage tot de historie van Margraten. Margraten, pp. 31-53.

Westreenen, F.S. van (1989). De Zuidlimburgse bossen; jong bos of oude stobben? Een boshistorisch overzicht vanaf 1800. In: Natuurhistorisch Maandblad 78, pp. 48-54.

Wijnen, N.A. (1986). Spoorzoeken in Mergelland-Oost; een inventarisatie van historisch-landschappelijke aspecten in een vergeten gebied. Ongepubliceerde scriptie Geografisch Instituut K.U. Nijmegen.

Willems, P. (1980). Hagen in het Mergelland. In: Natuurhistorisch Maandblad 69, pp. 125-128.

Willems, W.J.H. (1987). Romeinse wegen in Limburg. In: Historisch-Geografisch Tijdschrift 5, pp. 6-11.

Win, J.T.H, de (1941). De geschiedenis van Vaals. Gemeente Vaals.

Wolfert, H.P. en M.W. van den Berg (1985). Geomorfologische kaart en fysiografische kaart van het streekplangebied Zuid-Limburg. Rapport nr 1761. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

Zijl, M. van (1983). Het cultuurlandschap van Gulpen. Ongepubliceerde scriptie Geografisch en Planologisch Instituut K.U.N., Nijmegen.

Zwam, G.H. van (1980). De groene coulissen van Mergelland. In: A. Buter, 't Mergelland op en af; stad en land van Zuid-Limburg. Voorhoeve, Den Haag, pp. 177-182.

Page 128: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

141

Aanhangsel 1 Steekproefgegevens

Kolom I: coördinaten: cijfers per kilometervierkant (elk tweede kruispunt)

Kolom II-IV: bodemgebruik (11=1806; 111=1935; IV=1975) 1 = bouwland 2 = grasland 3 = boomgaard 4 = heide 5 = bos 8 = groeve 9 = bebouwing, wegen, etc.

Kolom V: 0 1 2 3 4 5 6

hellingklasse (cijfer geeft hellingklasse) = klasse 0 (vlak plateau)

klasse klasse klasse klasse (steilste hellingen)

= bodem droog dal = vlakke dalbodem

Kolom VI : bodem 0 = geen gegevens 1 = BLn6 2 = BLh6 3 = BLd6 4 = BLb6 5 = Ln6 6 = Lh5/6 7 = Ld5/6

21 = KG 23 = KD 25 = KM 27 = KT 31 = Z 41 = Gl 43 = G2 45 = G3 51 = R/W/V

11 12 13 14 15 16 17 22 24 26 28

42 44 46

(bebouwde kom; afgegraven) = idem, met ... s = idem, met .. = idem, met .. = idem, met .. = idem, met .. = idem, met .. = idem, met .. = idem, met 1. = idem, met 1. = idem, met 1. = idem, met 1.

= idem, met 1. = idem, met 1. = idem, met 1.

VII Nabijheid van bewoning 1806 1 = binnen 100 m 2 = 100-250 m 3 = verder dan 250 m

I

190,5/313,5 190,5/313,0 190,5/312,5 190,5/311,0 190,5/310,5 190,5/310,0 190,5/309,5 190,5/309,0

II

1 1 1 5 5 5 2 5

III

1 3 1 5 1 5 1 2

IV

2 2 1 5 2 5 2 2

V

3 4 2 0 3 2 1 0

VI

0 25 7 0 6 16 11 11

VII

3 1 3 3 3 3 2 2

Page 129: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

142

190 , 190 , 190 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 91 , 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 1 9 1 192 192 192 192 192 1 92 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 192 1 92 192

5 / 3 0 8 , 5 / 3 0 8 , 5 / 3 0 7 , 0 / 3 1 4 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 8 , 0 / 3 0 8 , 0 / 307 5 / 315 5 /314 5 /314 5 / 3 1 3 5 / 313 5 / 312 5 / 312 5 / 3 1 1

r 5 / 3 1 1 , 5 / 310 r 5 / 3 1 0 , 5 / 3 0 9 , 5 / 3 0 9 , 5 / 3 0 8 , 5 / 3 0 8 , 5 / 3 0 7 , 0 / 3 1 5 , 0 / 3 1 4 , 0 / 3 1 4 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 8 , 0 / 3 0 8 , 0 / 3 0 7 , 5 / 3 1 5 , 5 / 3 1 5 , 5 / 3 1 4 , 5 / 3 1 4 , 5 / 3 1 3 , 5 / 3 1 3 , 5 / 3 1 2 , 5 / 3 1 2 , 5 / 3 1 1 , 5 / 3 1 1 , 5 / 3 1 0

5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0

, 5 r0 , 5 r 0 r 5

r 0

r 5 r 0 r 5

, 0 r5 r 0

r 5 , 0 r5 rO r 5

, 0 , 5 , 0 , 5 , o , 5 , 5 , 0 , 5 , 0 , 5 , 0 , 5 , 0 , 5 , o , 5

5 5 5 5 1 1 5 1 5 5 1 5 1 5 5 1 5 2 2 2 3 5 1 5 5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 5 1 1 3 1 2 2 1 2 9 2 1 1 1 1 3 1 2 2 3 2 2

5 5 5 1 2 2 5 2 5 5 2 1 2 5 5 1 5 3 2 2 3 5 1 5 5 2 3 2 2 1 2 2 2 2 1 3 2 2 5 1 1 3 2 3 3 2 3 9 3 1 2 1 1 3 3 2 3 3 3 3

5 5 5 9 2 2 5 2 2 5 2 2 2 5 5 2 5 1 1 2 2 5 1 5 5 2 2 2 2 1 2 2 2 1 1 2 2 2 5 2 2 3 1 3 9 2 3 9 2 1 1 1 1 3 3 2 2 3 2 2

0 0 2 4 0 3 3 5 0 4 2 3 3 2 3 5 4 2 6 6 3 3 1 3 0 5 2 2 3 3 2 2 3 2 2 2 6 3 4 5 3 3 2 2 2 2 3 5 2 4 2 2 5 6 6 6 6 6 6 6

1 1 44 0 0 2 6 2 6 7 0 6 4 1 7 17 6 4 3 7 44 7 5 1 5 1 7 2 6 42 7 6 7 2 1 2 1 42 6 2 1 1 7 2 4 7 5 1 7 27 7 26 7 2 1 7 0 4 6 15 1 5 2 5 4 4 7 0 7 5 1 5 1 7 5 1 5 1

3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 2 2 3 3 3 2 2 3 1 3 3 3 3 2 2 3 2 3 2 2 3 3 3 1 2 1 3 3 2 1 3 2 1 2 1 1 1 2 3 3 3 1 3 3 1 1 1 3

Page 130: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

143

192,5/310,0 192,5/309,5 192,5/309,0 192,5/308,5 192,5/308,0 192,5/307,5 192,5/307,0 193,0/316,0 193,0/315,5 193,0/315,0 193,0/314,5 193,0/314,0 193,0/313,5 193,0/313,0 193,0/312,5 193,0/312,0 193,0/311,5 193,0/311,0 193,0/310,5 193,0/310,0 193,0/309,5 193,0/309,0 193,0/308,5 193,0/308,0 193,0/307,5 193,5/316,5 193,5/316,0 193,5/315,5 193,5/315,0 193,5/314,5 193,5/314,0 193,5/313,5 193,5/313,0 193,5/312,5 193,5/312,0 193,5/311,5 193,5/311,0 193,5/310,5 193,5/310,0 193,5/309,5 193,5/309,0 193,5/308,5 193,5/308,0 194,0/320,0 194,0/319,5 194,0/317,0 194,0/316,5 194,0/316,0 194,0/315,5 194,0/315,0 194,0/314,5 194,0/314,0 194,0/313,5 194,0/313,0 194,0/312,5 194,0/312,0 194,0/311,5 194,0/311,0 194,0/310,5 194,0/310,0

2 1 2 1 1 1 1 1 1 3 1 1 9 1 1 9 3 2 2 2 2 1 2 1 2 1 5 1 ' 2 1 1 1 1 1 1 2 2 3 1 1 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 9 1 1 2 1 1 5 5

2 1 2 2 1 3 2 1 2 3 1 1 3 1 1 9 3 2 3 2 3 3 2 1 2 2 2 2 2 1 1 3 1 1 2 2 2 2 2 1 2 3 2 1 1 1 1 2 1 2 1 1 9 1 1 2 3 2 2 5

2 3 2 1 1 3 2 1 2 2 1 1 1 1 1 9 3 2 2 9 2 2 2 1 2 3 2 3 2 1 1 3 1 1 2 2 2 3 2 2 2 3 3 2 1 1 1 2 2 2 2 2 9 1 2 2 2 2 5 5

5 2 6 2 1 3 3 0 4 2 2 2 2 1 1 2 2 2 2 3 3 3 6 3 2 3 3 3 3 5 4 5 2 1 3 2 2 3 3 3 3 2 3 2 2 0 3 3 3 3 2 4 2 2 2 2 2 2 2 4

5 3 51 4 21 1 1 3 7 7 26 4 7 3 4 0 1 1 5 5 5 26 51 6 1 7 24 7 51 7 24 7 4 4 7 1 15 22 7 17 22 22 46 26 4 4 23 7 23 7 4 7 0 7 7 6 4 4 41 6

3 2 2 2 3 3 3 1 3 2 3 3 2 3 3 1 2 2 2 1 1 2 2 3 3 1 3 2 2 3 3 1 3 3 3 2 2 1 3 3 2 1 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 1 3 3 3 2 2 3 3

Page 131: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

144

194 , 194 , 194 , 194, 194, 194, 194, 194, 194, 194, 194, 194, 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 194 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 195 1 9 5

0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 9 , 0 / 3 0 8 , 0 / 3 0 8 , 5 / 3 2 0 , 5/320, 5/319, 5/319, 5 / 3 1 8 , 5 / 3 1 8 , 5 / 3 1 7 , 5/317, 5/316, 5/316 5/315 5/315 5 /314 5 /314 5 / 313 5 / 313 5/312 5/312 5/311

,5/311 , 5 / 3 1 0 , 5 / 3 1 0 ,5/309 , 5 / 3 0 9 ,5/308 5 /308

, 0 / 3 2 0 , 0 / 3 2 0 , 0 / 3 1 9 , 0 / 3 1 9 , 0 / 3 1 8 , 0 / 3 1 8 ,0/317 ,0/317 ,0/316 ,0/316 ,0/315 ,0/315 ,0/314 , 0 / 3 1 4 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 3 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 2 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 1 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 1 0 , 0 / 3 0 9 ,0/309 ,0/308 ,0/308 ,5/320 ,5/319 ,5/319 ,5/318

5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5 0 5

,0 ,5 , 0 ,5 r0 , 5 , 0 ,5 ,0 , 5 ,0 ,5 ,0 ,5 ,0 ,5 ,0 ,5 ,0

,o ,5 ,0 ,5

5 5 2 2 1 1 1 1 1 2 2 9 1 1 1 3 1 1 2 1 1 1 1 2 5 5 5 5 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 5 1 1 1 3 1 1 2 3 1 1 1 5 5 1 1 1 1 1 8

5 5 2 3 1 2 1 1 2 2 2 9 1 1 5 9 1 3 2 1 1 3 1 2 5 5 5 5 2 2 1 1 1 1 2 1 2 1 3 2 2 2 1 1 3 2 1 3 2 1 2 2 5 5 5 2 1 1 1 2

5 5 2 3 1 2 1 2 9 2 2 9 1 1 2 9 2 2 2 1 2 2 2 2 5 5 5 5 2 2 1 1 1 1 1 2 9 1 1 2 2 2 1 1 3 2 1 3 2 1 1 2 5 5 5 2 9 1 2 3

4 2 3 5 3 2 3 3 1 3 1 2 3 3 3 3 2 4 2 2 2 3 2 5 3 3 2 2 3 3 2 2 0 2 1 1 1 2 0 3 3 3 0 2 3 3 1 0 2 2 2 3 3 4 4 3 5 3 2 3

16 44 2 1 51 4 7 7 7 0 7 7 7 7 7 2 3 7 28 42 7 7 28 42 2 5 1 6 44 44 44 22 6 4 26 25 7 4 7 0 4 3 25 25 25 4 42 7 23 7 28 2 4 26 4 22 6 44 7 51 25 4 23

3 2 1 2 3 2 3 3 2 2 1 1 3 3 3 1 3 3 3 3 3 2 2 1 3 3 3 3 3 1 3 3 3 3 2 2 3 3 1 3 2 2 3 3 2 2 3 1 1 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3

Page 132: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

145

195,5/318,0 195,5/317,5 195,5/317,0 195,5/316,5 195,5/316,0 195,5/315,5 195,5/315,0 195,5/314,5 195,5/314,0 195,5/313,5 195,5/313,0 195,5/312,5 195,5/312,0 195,5/311,5 195,5/311,0 195,5/310,5 195,5/310,0 195,5/309,5 195,5/309,0 195,5/308,5 196,0/319,0 196,0/318,5 196,0/318,0 196,0/317,5 196,0/317,0 196,0/316,5 196,0/316,0 196,0/315,5 196,0/315,0 196,0/314,5 196,0/314,0 196,0/313,5 196,0/313,0 196,0/312,5 196,0/312,0 196,0/311,5 196,0/311,0 196,0/310,5 196,0/310,0 196,0/309,5 196,0/309,0 196,0/308,5 196,5/319,5 196,5/319,0 196,5/318,5 196,5/318,0 196,5/317,5 196,5/317,0 196,5/316,5 196,5/316,0 196,5/315,5 196,5/315,0 196,5/314,5 196,5/314,0 196,5/313,5 196,5/313,0 196,5/312,0 196,5/311,5 196,5/311,0 196,5/310,5

1 1 5 1 1 2 1 1 1 1 3 1 1 9 2 3 1 5 5 5 1 1 5 2 1 1 1 1 5 1 1 1 5 2 1 1 1 1 1 5 5 5 9 1 1 1 1 2 1 2 1 1 3 5 5 2 1 1 1 2

2 1 1 2 1 3 1 1 1 1 3 1 2 9 2 3 2 5 5 5 1 1 3 3 2 1 3 2 1 2 1 1 5 2 2 1 2 1 1 5 5 5 3 2 1 3 1 1 3 1 1 2 1 2 8 2 3 2 2 3

1 1 1 1 1 3 1 1 2 2 3 2 2 9 3 2 1 5 5 5 2 2 3 2 2 1 9 2 1 2 2 2 5 2 2 1 2 1 1 5 5 5 1 2 1 2 1 2 9 9 9 2 2 2 1 2 2 1 2 3

1 3 2 3 3 3 2 0 2 3 6 3 0 0 3 2 3 3 1 1 2 2 4 1 3 3 4 3 2 2 3 3 3 6 2 2 2 3 3 2 2 3 2 2 2 2 2 1 2 3 2 1 0 2 3 0 6 1 2 2

25 7 7 7 4 7 4 3 7 28 7 42 6 0 24 7 0 16 44 12 31 25 7 3 25 7 0 25 7 4 28 7 42 51 4 7 0 25 26 16 12 16 7 23 28 4 7 27 0 0 0 3 7 4 0 1 7 4 7 4

3 3 3 1 3 2 3 3 3 3 1 3 3 1 1 1 3 3 3 3 3 3 3 1 3 3 1 3 3 2 3 3 3 3 2 3 3 2 3 3 3 3 1 3 3 3 2 1 2 1 3 3 1 3 3 3 2 3 3 1

Page 133: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

146

196, 196, 196, 196, 196, 196, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197, 197 197 197, 197, 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 197 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198

5/310,0 5/309,5 5/309,0 5/308,5 5/308,0 5/307,5 0/319,5 0/319,0 0/318,5 0/318,0 0/317,5 0/317,0 0/316,5 0/316,0 0/315,5 0/315,0 0/314,5 0/314,0 0/313,5 0/311,5 0/311,0 0/310,5 0/310,0 0/309,5 0/309,0 0/308,5 0/308,0 0/307,5 5/319,0 5/317,5 5/317,0 5/316,5 5/316,0 5/315,5 5/315,0 5/314,5

,5/314,0 r5/313,5 ,5/311,5 ,5/311,0 ,5/310,5 ,5/310,0 ,5/309,5 ,5/309,0 ,5/308,5 ,5/308,0 ,5/307,5 ,0/317,5 ,0/317,0 ,0/316,5 ,0/316,0 ,0/315,5 ,0/315,0 ,0/314,5 ,0/314,0 ,0/313,5 ,0/313,0 ,0/310,5 ,0/310,0 ,0/309,5

1 2 5 5 5 5 2 1 3 1 1 2 2 2 1 1 1 1 1 2 1 1 2 1 1 5 5 5 5 1 1 2 1 1 1 5 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 5 2 1 1 1 9 1 1 1 1 1 1 2 2

2 3 1 5 5 5 3 5 3 1 2 3 3 9 1 1 1 2 2 9 2 3 2 1 2 5 5 5 5 2 3 3 9 1 1 1 1 1 3 9 1 1 2 2 3 1 5 3 1 2 2 9 9 2 1 1 2 1 2 3

2 2 1 5 5 5 3 5 2 1 2 3 3 9 2 2 2 2 1 9 2 1 2 1 2 5 5 5 5 2 2 2 9 1 1 9 2 1 2 9 1 1 2 2 3 1 5 2 2 2 1 9 9 3 1 1 1 1 2 3

2 2 5 2 0 4 2 3 3 2 2 3 2 2 2 0 1 0 2 2 2 2 5 3 4 3 3 0 2 2 3 2 2 5 2 2 1 0 2 5 0 2 2 2 1 2 3 2 0 2 2 2 2 2 5 2 1 1 1 5

44 7 16 16 5 25 4 7 7 4 4 7 42 0 4 4 4 1 2 0 4 7 5 5 5 16 16 42 41 7 7 7 0 4 7 0 5 3 4 0 4 7 4 7 7 17 16 7 3 7 28 0 0 4 4 7 2 7 5 51

2 2 3 3 3 3 1 3 2 2 1 2 1 2 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2 3 3 2 2 3 3 1 3 1 2 2 1 1 3 2 3 3 2 1 2 2 3 3 3 3 2 1

Page 134: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

147

198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 198 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 199 200

,0/309 0/308

r0/308 ,0/307 r5/317 r5/316 ,5/316 5/315 5/315

,5/314 ,5/314 ,5/313 ,5/313 ,5/310 ,5/310 ,5/309 5/309

,5/308 ,5/308 ,5/307 ,0/317 ,0/317 ,0/316 0/316 0/315

,0/315 ,0/314 ,0/314 0/313 0/313 0/310 0/309

,0/309 ,0/308 ,0/308 ,0/307 ,5/315 ,5/315 5/314 5/314

,5/309 ,5/309 ,5/308 ,5/308 5/307

,0/309

0 5

,0 ,5 ,0 5 0 5 0

,5 ,0 ,5 ,0 5 0 5 0

,5 ,0 ,5 ,5 0 5 0 5

,0 ,5 0 5 0 0 5

,0 ,5 0 5 5 0 5 0

,5 0 5 0 5 5

2 2 2 1 1 1 1 2 2 1 1 2 1 1 1 1 9 3 2 5 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 2 5 5 1 1 3 1 2 1 1 5 5 2

2 3 3 2 9 1 1 3 3 2 2 3 2 1 1 2 9 3 2 2 1 1 1 1 1 2 2 2 1 1 2 2 2 2 5 5 1 1 3 1 1 3 2 5 1 1

2 2 2 3 9 1 9 3 2 9 2 3 1 2 2 2 9 3 3 2 9 2 9 9 2 2 9 1 1 2 2 9 9 2 5 5 1 2 2 1 9 3 2 5 1 9

5 2 2 3 2 1 0 2 5 2 2 3 2 2 2 2 5 5 2 3 0 2 0 2 0 0 3 2 1 2 2 2 2 3 3 4 0 0 2 1 2 3 3 4 0 2

51 1 5 21 0 4 0 6 5 0 4 5 4 7 44 0 0 5 22 25 0 7 0 0 3 3 0 5 27 5 7 0 0 22 43 43 4 0 28 4 0 0 25 44 44 0

2 1 2 2 3 3 3 2 1 2 2 1 2 3 3 3 2 2 1 2 3 3 3 3 3 2 1 3 3 3 3 1 3 3 3 3 3 3 2 3 2 1 3 3 3 2

Page 135: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

1.4 9

Aanhangsel 2 Een aantal nederzettingen met hun oudst bekende vermelding en andere gegevens over hun ouderdom

Plaatsnaam Gemeente Oudste Andere Toelichting (1865) vermelding gegevens

St Adalbertshof

"Akerhof"

Baneheide

Va

B

B/Wl

1135

16e eeuw

1571

Bellet

Benzenrade

Berghem

Billenhof

Bocholtz

Bocholtzerheide

Bommerig

Bongaard

Va

Wt

1133?

1323

1281

1596

1215

18e eeuw

1536

1330

(Van Agt, 1983, p. 11).

(Smeets, 1975, p. 47).

"Baenenheidt" (Habets, 1891, p. 15; Franssen, 1966, p. 163) .

Het "Bailues" dat in 1133 aan de klooster Burtscheid werd geschonken, wordt meestal geïdentificeerd met Baelen. Meuthen (1972, p. 465) acht het (in navolging van Quix) echter mogelijk dat Bellet bedoeld is. Deze boerderij heeft in ieder geval tot Burtscheid be­hoord. "Betlyt" (Tummers, 1962, p. 33) .

Plaatsnaam Frankisch (-etum-naam) (Tummers, 1962, p. 33).

"Benzerode" (Tummers, 1967, p. 50) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (heem naam) .

"op dye Billenheuf" 1975, p. 50).

(Smeets,

"ecclesia sancte Walburgis in Bugholte" (Franssen, 1970, p. 201). Omdat de kerk van Bocholtz (althans in 1847) was gewijd aan de apostel Jacobus veronder­stelde Franssen in 1966 nog dat deze vermelding waar­schijnlijk een andere plaats betrof (Franssen, 1966, p. 170) .

Naast de huidige kerk liggen nog fundamenten van een kerk uit de lle-12e eeuw en een waar­schijnlijke voorganger (Brounen, 1989, p. 46; Houppermans, 1954).

Het oudste gebouw dateert deels uit de 2e helft van de 18e eeuw (Marres en Van Agt, 1962, p. 71) .

"Bamberg" (Tummers, 1962, p. 24) .

"Willem de Pomerico" (Franssen, 1970, p. 67). De familie Van den Bongard wordt al in 1252 genoemd in Aken (Franssen, 1970, p. 71) .

Page 136: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

150

Bosschenhuizen Wt 1378 "Busghenhusen" (Franssen, 1970, p. 79).

Bovenste Molen Wt 1350 (Meerman, 1980, p. 239) .

Bulkem S 1373 "Clais van Bullinkeym" (Franssen, 1970, p. 67) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (-heem naam).

Camerig Va 1323 "Caudenberg" (Tummers, 1962, p. 24) .

Plaats is waarschijnlijk kort voor 1319 gesticht (Hekker, 1981, p. 21, 22) .

Cartils Wl eind 12e "in Curtils datus est ... 1 eeuw mansus" (Künzel et al.,

1988). Bet.: kleine hoeve. Plaatsnaam vroegmiddeleeuws

(Tummers, 1962, p. 45).

Cottessen Va 1325 "Quoidthusen" (Hekker, 1981, p. 21, 22).

Plaats is waarschijnlijk kort voor 1319 gesticht (Hekker, 1981, p. 21, 22) .

Dael VI 1381 (Van Hommerich en Welters, 1949, p. 56).

Diependal Wt 1287 "Remboldus van Dippendale" (Van Agt, 1983, p. 219) .

Einrade V 1356 (Tummers, 1967) .

Epen Wt 1041 "Apine" (waternaam) (Künzel et al., 1988).

Plaatsnaam Frankisch (oorspronkelijk waternaam) (Tummers, 1962, p. 66) .

Eperheide Wt 1676 Inscriptie in oudste huis (Van Agt, 1983, p. 226).

Eys Wt 1193 "Hanzon" (Künzel et al., 1988) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (zowel germaans- als romaanstalige variant van bekend) (Tummers, 1962, p. 64, 65).

Eyserheide Wt 1334 (huis en hof) (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105) . (Bauduln en Jansen, 1969, p. 42) .

Eyserhof Wt 16e eeuw "Faegdhoff". Overigens wordt al in 1252 een voogd in Eys genoemd (Van Agt, 1983, pp. 239-240).

Goedenrade Wt 1334 (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105).

VI

wt

V

wt

1381

1287

1356

1041

1334

1540

16e eeuw

Page 137: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

151

Gulpen 1161

Harles Va 1120

"Golepe" (oorspronkelijk waternaam) (Künzel et al., 1988) .

Fiskus Gulpen werd in 1007 geschonken aan het Maria-stift te Aken (Nolden, 1979/ 80, p. 202).

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (zowel germaans- als romaanstalige variant bekend) (Tummers, 1962, p. 67).

"apud Harleis sex iugera cum curte" (van persoonsnaam Harilo) (Künzel et al., 1988) .

Plaatsnaam waarschijnlijk 5e/6e-eeuws (-acum-naam) (Tummers, 1962, p. 23).

Heihof

Hilleshagen

De Hôf

B

Wt

B

1770

1365

1617

Holset

Holset

Hommerich

"Houffalize"

Va

Wt

VI

1252

1334

ca. ^50

1381

Huls

Hurpesch

Imstenrade

Kerperbos

Keverberg

Riefet

Kruisbroede

Kunrade

rshof

Wt

H

Va

S

B

B

VI

1454

ca. 1350

1381

14e eeuw

1381

16e eeuw

14e eeuw

14e eeuw

(Smeets, 1975, p. 80).

(Van Agt, 1983, p. 301).

Datum op muurankers (Smeets, 1975, p. 49) .

"Hoseith" (Tummers, 1962, p. 33). Van Agt (1983, p. 17) noemt goederen in Holset in 1237.

Plaatsnaam Frankisch (-etum-naam) (Tummers, 1962, p. 33).

Delen van de kerk zijn mogelijk vroegmiddeleeuws (Van Agt, 1983, p. 20).

(hof in Nijswiller) (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105)

"Hoenberch" (Tummers, 1962, p. 24) .

(Wijnen, 1986, p. 100) . Huis, gebouwd in de 15e en verdwenen

in de 18e eeuw. Lag in de buurt van de Karstraat te Ubachsberg (Geelen, 1961, p. 147) .

"in die Heuls" (Tummers, 1962, p. 35).

"Hortpes", "Hortpesch" (Tummers, 1962, p. 77).

(Wijnen, 1986, p. 100).

"cum nemore de Kerpen" (Tummers, 1962, p. 77).

(Wijnen, 1986, p. 100).

(boerderij) (Smeets, 1975, p. 47).

(in centrum Bocholtz) (Smeets, 1975, p. 49).

"Konnenrade" (Tummers, 1967, p. 58). Oudste vermelding Kunderhuis: 1381 (Van Hom-merich en Welters, 1949, p. 57) .

Page 138: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

152

Kuttingen

Lanterne

Lemiers

Wt

Wt

Va

1323

1442

ca. 1055 1202

De Linde

"Aan de Linde"

Va 16e eeuw

1698

Lovemig 1373

(Tummers, 1962, p. 40). Plaatsnaam vroeg-Merovingisch

(Tummers, 1962, p. 40).

"Lanterne" (Van Agt, 1983, p. 321).

(Van Agt, 1983, p. 35). "Lumirs" (Tummers, 1962, p. 37) .

Plaatsnaam Frankisch (Tummers, 1962, p. 87) .

Kapel dateert uit 2e helft 11e eeuw (Van Agt, 1983, p. 35).

Oudste delen van oudste gebouw (Van Agt, 1983, p. 155).

(in centrum Bocholtz) (Smeets, 1975, p. 49) .

"Güdart van Loufvienberch" (Franssen, 1970, p. 79).

Malensbos Va 1208 "Radolfus de Malone" (Tum­mers, 1962, p. 63). Deze naam wordt door Tummers (1962, p. 68) als vroeg­middeleeuws beschouwd (zowel germaans- als romaanstalige variant bekend). De identi­ficatie van Malone met Malensbos wordt echter door Rentenaar (1984, p. 389) betwijfeld. Hij denkt eerder aan de nabij gelegen plaats Mechelen. Malensbos zou af­komstig zijn van Mechelen en het bos zou genoemd zijn naar het dorp in plaats van andersom (zoals Tummers ver­onderstelde) .

Mamelis Va 1243

Mechelen Wt 1133

Melleschet Va 1323

"Mamelmes" (Tummers, 1962, p. 29) .

Plaatsnaam Frankisch/Merovingisch (Tummers, 1962, p. 23). Een vermelding "Morismahil" uit 1041 slaat niet op Mamelis (zoals Rotthoff, 1953, p. 106) meende, maar op Mores-net (Gysseling, 1960).

"Mechluns" (Künzel et al., 1988) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (zowel germaans- als romaanstalige variant bekend) (Tummers, 1962, p. 68). Zie ook onder Malensbos.

"Mellence" (Tummers, 1962, p. 77) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (geroma­niseerde vorm van MellinkerrK Mellingheim: -heem-naam) (Tummers, 1962, p. 79).

Mingersberg 1381 (Wijnen, 1986, p. 100).

Page 139: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

153

Nijswiller Wt 1179

Overeys

Overhulzen

Partij

Piepert

Roth-Cartiels

Sandberg

De Schever

Schilsberg

Scholtissenhof

Schweier

Schweiberg

Simpelveld

Soureth

Wt

Wt

Wt

Wt

Wt

Wt

Wt

ca. 1334

1330

1364

1571

1334

1420

14e eeuw

1334

1517 1566

1537

1137

1257

De Spoel

Teggerhof

Ter Gracht

"Ter Karrieren"

Wt

B

Wt

VI

1334

1454

1325

1381

"Wilra sancti Dionisii" (Künzel et al., 1988).

Plaatsnaam is (met uitzondering van het later toegevoegde eerste lid) Merovingisch/ Karolingisch (Tummers, 1962, p. 43).

"Overeijs" (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105).

"Overhusen" (Smeets, 1975, p. 49).

"Dae torteyde" (Tummers, 1962, p. 72).

Plaatsnaam Frankisch (Tummers, 1962, p. 87) .

"Pipers huyss" (Habets, 1891, p. 12).

"Rood-Cartils" (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105) .

"St. Gullushooft" (Smeets, 1975, p. 47).

"Joannes dictus Scheyvardt" (Van Agt, 1983, p. 222).

(hof in Nijswiller) (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105).

Verm. gebouwd ca. 1528 (Smeets, 1975, p. 50).

(Franssen, 1970, p. 39). "Schewier" (Tummers, 1962, p. 38) .

Plaatsnaam vroegmiddeleeuws (Tummers, 1962, p. 87).

"Scheveyberch" (Tummers, 1962, p. 73).

Naam 6e-eeuws (Tummers, 1962, p. 55); hoeft echter niet op nederzetting te duiden.

ca. 1170-1180 "Simplevei": betreft een koop in 1137 (Künzel et al., 1988).

Plaatsnaam Frankisch (-etum-naam) (Tummers, 1962, p. 35).

"Sorü (Tummers, 1962, p. 34) .

(huis en hof in Overeys) (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105).

(in centrum Bocholtz) (Smeets, 1975, p. 50).

(Wijnen, 1986, p. 100).

(Wijnen, 1986, p. 100). Ver­dwenen in de 18e eeuw. Lag in de buurt van de Putweg in Ubachsberg (Geelen, 1961, p. 147) .

Page 140: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

154

Terziet

Trintelen

Vaals

Vaalsbroek

Vernelsberg

Vi jlen

Vlengendaal

Vogelzang

Vri jenhof

Vroenhof

Waalbroek

"Waelhorn"

Wahlwiller

Wi jlre

Wt

Wt

Va

1350

Va

Wt

Va

Wt

Wt

Wl

1334

1041

15e eeuw

1323

1016

1253

1334

14e eeuw

1454

1330

16e eeuw

1215

1075

1147

"Rosit", "Rosyt" (Tummers, 1962, pp. 34) .

Plaatsnaam waarschijnlijk Frankisch (Tummers, 1962, p. 34) .

"de hof den Drintelen" (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105).

"Vals" (Künzel et al., 1988).

Plaatsnaam volgens Tummers (Tummers, 1962, p. 87) Frankisch. Blok (1981, p. 144) neemt een Romeinse oorsprong aan.

"Broich" 131) .

(Van Agt, 1983, p.

"Vernelsberg" (Tummers, 1962, p. 76) .

Eerste lid van de plaatsnaam: oorspronkelijk Keltische waternaam (Tummers, 1962, p. 76) .

"curtes id est Uillam" (vil­la = bewoond oord, hof) (Künzel et al., 1988) .

Plaatsnaam waarschijnlijk Frankisch (Tummers, 1962, p. 87).

"Theodoricus de Flehendale" (Franssen, 1966, p. 168).

"hof in den Vogelsanck" (Janssen de Limpens, 1967, kol. 105). Staat op de Tranchotkaart als "Gouden-rath hof"

(Smeets, 1975, p. 47).

(Franssen, 1970, p. 75).

"Fabanoyt" (naar het kloos­ter Val-Benoit bij Luik. Dit klooster bezat 2/3 van de tiende van Simpelveld (Franssen, 1970, p. 55) . Waalbroek was een uithof van het klooster. De naam Waal­broek wijst waarschijnlijk op de Franssprekende kloos­terzusters .

(in centrum Bocholtz) (Smeets, 1975, p. 50).

Kerk in "Wylre" (Tummers, 1962, p. 44).

Plaatsnaam Merovingisch/Karolingisch (Tummers, 1962, p. 43).

"Wilere" (Notten, 1981, p. 34). In 1055 wordt een "Wil-lemus van Wilre" genoemd (id., p. 36) . "Wilere" (Tummers, 1962, p. 44) .

Plaatsnaam Merovingisch/Karolingisch (Tummers, 1962, p. 43).

Page 141: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

155

Winneberg

Winnebroek

Winthagen

Wittern

Wolfhaag

Va

Va

VI

wt

Va

1369

1656

1386

lie eeuw 1125

18e eeuw

"Goeiswin van Windenbergh" (Van Agt, 1983, p. 174).

(Wijnen, 1986, p. 100) .

(Van Hommerich en Welters, 1949, p. 55) .

(Corsten, 1965, kol. 97). "Witham" (ham = landtong) (Künzel et al., 1988).

Oudste huis is deels 18e-eeuws (Van Agt, 1983, p. 155).

*De codering van de gemeenten is als volgt: B = Bocholtz G = Gulpen H = Heerlen S = Simpelveld Va = Vaals VI = Voerendaal Wl = Wijlre Wt = Wittern

Page 142: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

157

Aanhangsel 3 Voormalig rijksgoed in Mergelland-Oost

Het vroegmiddeleeuwse rijksgoed kennen we vooral uit schen­kingen. In het gebied van Mergelland-Oost vonden we hiervan de volgende voorbeelden: - Gulpen (incl. Wijlre) werd door Hendrik II (1002-1024)

geschonken aan het Mariastift te Aken. - Hetzelfde Mariastift kreeg in 1042 van Hendrik III een deel

van Vaals. - Een ander deel van Vaals was een jaar eerder al door

Hendrik III geschonken aan het St. Adalbertsstift, eveneens in Aken. Tot deze schenking behoorde waarschijnlijk Mamelis; waar het stift nog tot 1610 goederen bezat. Deze oorkonde uit 1041 bevat de oudst bekende vermeldingen van Vaals, Vijlen, Moresnet en Gemmenich.

- Voorts schonk Hendrik III in 1041 nog goederen in Vaals, Epen en Valkenburg aan zijn nicht Irmgard, die ze weer schonk aan de bisschop van Keulen. Het gaat hier overigens niet om oorspronkelijk koningsgoed, maar om geconfisceerd gebied.

- Een ander deel van Epen schonk Hendrik III kort voor zijn dood (1056) aan het klooster in Burtscheid. Een deel van dit bezit lag mogelijk bij Bommerig. Het klooster bezat later het patronaatsrecht over de kerk van Epen.

- In 1059 schonk Hendrik IV een praedium in de plaatsen Herve en Vaals aan het Mariastift te Aken.

- Ook de zeven huizen in Vaals die in 1065 door Boudewijn van Vlaanderen aan het St. Petersstift in Rijssel werden geschonken gaan terug op koningsgoed.

- Onduidelijk is de oorsprong van de hof die de graven van Gulik in de 13e eeuw in Vaals bezaten en van de bezittingen in Vaals die de abdij van Stavelot-Malmédy in 1137 door Lotharius II liet bevestigen.

Bron: Van Agt, 1983; Lacomblet I, 175; Nolden, 1979/80; Rotthoff, 1953; De Win, 1941.

Page 143: 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK STARIMGGEBOUW · 2>Z/Uué(33 2^ex* BIBLIOTHEEK 1 STARIMGGEBOUW Cultuurlandschap en historisch-landschappelijke waarden in het herinrichtingsgebied Mergelland-Oost

159

Aanhangsel 4 Lijst van gerechtigden in het Malensbos (naar: Oppenhoff, 1935, pp. 30-31; Van Agt, 1983).

MALENSBOS

Morgens. Aantal: 9.

- Huis Vaalsbroek - Huis Lemiers - Holseterhof - Huis Harles - Gulpenerhof, Harles - St. Adalbertshof, Vaals - Schaegoed, Vaals - Goed De Pley, Volkerich - Zoppenmorgen (fictieve morgen, Volkerich).

Hoeveners. Aantal: 29.

Volkerich: 6, waaronder - Ter Bysen, Volkerich - Steinweg Vaals Volkerich, Vaalsbroek en Raren: 12 waaronder - Huis Vaalsbroek - Panhuis Vaalsbroek - Molen Vaalsbroek - Weijerhof - Huizen aan de Gouw, bij de kerk en naast de St.

Adalbertshof in Vaals - Huizen aan dë Gouw en naast de Pesch Raren Harles en Lemiers: 11, waaronder - Wijnhuis (naast de kapel van Lemiers - Oude Molen, Lemiers - Gulpenerhof, Harles - Bellhof, Harles - Mogelijk De Höf (Huverhof op de Tranchotkaart)

Halve hoeveners. Aantal: 13.

Keuters. Aantal: 23.