2TH H5 antwoorden - GeoGraphixs - GeoGraphixs · Hoofdstuk 5 Rusland: economie, milieu en bevolking...

11
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 1 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009 www.degeo-online.nl 1ste druk De Geo 2 TH Aardrijkskunde voor de onderbouw Antwoorden hoofdstuk 5

Transcript of 2TH H5 antwoorden - GeoGraphixs - GeoGraphixs · Hoofdstuk 5 Rusland: economie, milieu en bevolking...

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 1 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

www.degeo-online.nl 1ste druk

De Geo 2 TH Aardrijkskunde voor de onderbouw

Antwoorden hoofdstuk 5

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 2 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

Hoofdstuk 5 Rusland: economie, milieu en bevolking Start 1 a Foto A: Vrouw maakt foto van vuurwerk bij kerk. Foto B: Typische Russische stijl van kerkenbouw, b Antwoord verschilt per leerling. 2 a Eerst heette het land Rusland. Daarna heette het Sovjet-Unie en nu heet het weer Rusland. b Medvedew. 3 a/b Woord: Paragraaf: Betekenis: Aral §5 Plaats aan het Aralmeer Raspoetitza §2 Tijd zonder wegen Norilsk §4 Stad in Siberië Oeljanovsk §6 Provincie in Rusland Taiga §1 Natuurlijke zone met naaldbomen Communistisch §3 Politiek systeem in Rusland van 1917 tot 1991 4 Antwoord verschilt per leerling.

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 3 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

§1 De natuurlijke omgeving 1 a strenge winter, warme zomer b landklimaat c 1 De breedteligging: Rusland ligt erg noordelijk. 2 De grote landmassa: weinig matigende invloed van de zee. 3 Bergen in het zuiden jouden warme lucht uit zuiden tegen. 2 a Lijnen op een kaart die plaatsen verbinden met dezelfde temperatuur. b W1

Klimaat naam temperatuur in koudste maand

temperatuur in warmste maand

A tropisch regenklimaat > 18o C > 18o C B droog klimaat - - C maritiem klimaat >-3OC > 100 C D continentaal klimaat <-3OC > 100 C E koud klimaat <-3OC

c Op het ZH is januari de warmste maand en juli de koudste maand. 3 a

b A=ET (toendraklimaat), B=Df continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden), C=Dw (continentaal klimaat met droge winter, D=Cf (maritiem klimaat met neerslag in alle jaargetijden)

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 4 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

c

4 a Het losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst. b Klei bestaat uit veel kleinere deeltjes dan zand. c Als het heel fijn zand is. d Veen bestaat niet uit korrels maar uit plantenresten. 5 a Löss b Bodem is alleen het bovenste deel van de grondsoort waarin de planten wortelen. c Een donkere stof in de bodem afkomstig van planten- en dierenresten. d De bodem in de lössgordel bevat erg veel humus. e Gebied van de zwarte aarde. 6 a Plantengroei. b I Toendra II Taiga III Loofbos IV Grassteppe c Zie figuur bij 3c d Taiga 7 a De eeuwig bevroren ondergrond. b 1 Toendra 2 Taiga c Fout antwoord: westen d Naar het oosten zijn de winters veel strenger: de vorst dringt dan zeer diep in de bodem. De zomers zijn daar te kort om de bodem helemaal te ontdooien. e Huizen op palen. 8 a Het gebied in Rusland dat geschikt is voor landbouw. b 1 Sint Petersburg 2 Odessa 3 Irkoetsk c Een groot deel van de landbouwdriehoek lag toen niet meer in Rusland maar in Oekraïne. 9 a A b Door de lage temperaturen. c Vakje linksboven=onvruchtbare bodem, vakje linksonder=te koud , vakje rechtsboven=bergachtig, vakje rechtsonder=te droog

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 5 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

10 a 1 Tarwe 2 Aardappelen b Daarvoor is het te koud c 1 Tarwe 2 Aardappelen 3 Vlees d Aardappelen 11

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 6 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

§ 2 Transportproblemen in Rusland. 1 a Landen

A Rusland B Japan C China D Kazachstan E Oekraïne F Wit-Rusland G Finland Wateren a Noordelijke IJszee b Wolga c Ob d Lena e Jenisej f Bajkalmeer Steden 1 Moskou 2 Sint Petersburg 3 Jekaterinburg 4 Novosibirsk 5 Irkoetsk 6 Vladivostok Gebieden I Europees Rusland II Siberië

b c d

2 a ca. 8.000 km (hemelsbreed). b 1 ET-klimaat (toendraklimaat). 2 Continentaal klimaat (Df-klimaat). c koud 3 a Tegenstanders kunnen de toegang tot binnenzeeën gemakkelijk afsluiten waardoor de in- en uitvoer van het land wordt verhinderd. b 1 De stroomrichting is ‘verkeerd’: ze stromen zuid-noord of noord-zuid maar de lengterichting van het land is west-oost. 2 Ze zijn ’s winters dichtgevroren. 3 In het voorjaar ontstaan grote overstromingen.

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 7 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

4 a juni b benedenloop c De benedenloop is nog bevroren: het smeltwater dat uit het zuiden komt, kan daardoor niet wegstromen naar de Noordelijke IJszee. 5 a Taiga. b De tijd waarin de onverharde wegen ongebaanbaar zijn vanwege de dooi. c voorjaar d ’s Winters kunnen ze gebruikt worden als transportweg voor vrachtverkeer. 6 a Lijnen op een kaart die plaatsen verbinden met dezelfde temperatuur. b Vanwege de bijzonder lage temperaturen in de winter. c Warmer. d landklimaat e 14-180 dagen 7 a 150 uur. b 1 Machineassen en zaagtanden braken af door de kou. 2 In de zomer gleed de bovenlaag van de permafrost af: rails glijden mee. 3 Er zijn veel aardbevingen in het gebeid van de BAM. c 1 Er moeten veel tunnels worden geboord. 2 Er moeten veel bruggen worden gebouwd. 8 a 3-6 maanden. b >8 maanden. c Jenisej en Lena. d Stuwdammen gebouwd die het water van de Wolga vasthouden. 9 a Per pijpleiding. b Steenkool en ijzererts. c Van delfstoffen heb je vaak grote massa’s nodig: transport per vliegtuig is dan veel te duur. d Goud en diamanten. 10 a Die wordt lager. b Hoe verder naar het oosten, hoe geringer de matigende invloed van de zee. c Die wordt hoger. d Op lagere breedte is het warmer door de hogere zonnestand. 11 A – IX

B – VIII C – IV D – VI E – VII F – II G – X H – V I – I J - III

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 8 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

§3 Politieke en economische veranderingen in de twintigste eeuw 1 a 411 x b

Land oppervlakte aantal x Nederland Rusland 17.075.400 411,2 Canada 9.970.610 240,1 China 9.560.961 230,2 Verenigde Staten 9.363.520 225,5 Brazilië 8.511.965 205,0

c Rusland is het grootste land van de wereld. 2 a Het westen van het land is het dichtstbevolkt. Langs de Transsib wonen nogal wat mensen. Voor de rest is het land zeer dunbevolkt. b Oeralgebergte. c In het oostelijk deel van de Landbouwdriehoek en langs de spporwegen wonen mensen. De rest is niet of nauwelijks ingericht. 3 a

b Naar het oosten. c 17e eeuw. 4 a De staat werd eigenaar van alle productiemiddelen. Door grote landbouwbedrijven te stichten konden overtollige arbeiders in de industrie gaan werken. Zo zou de Sovjet-Unie een machtig land kunnen worden. b Industrie. c Industrie betekent dat je veel verschillende producten (en wapens!) kunt maken. Zo werd Rusland een machtig land. 5 a De manier waarop in een staat de productie van goederen is geregeld. b 1 kapitalistisch systeem (vrijemarkteconomie). 2 communistisch systeem (planeconomie). 3 Planeconomie. 6 a de staat B Bij McDonald’s valt er wat te kiezen voor de consument. Ook bepaalt de ondernemer wat en waar er geproduceerd wordt.

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 9 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

7 a centrale staat b Bij een planeconomie wordt alles vanuit de hoofdstad geregeld. Bij een bondsstaat regelen de landsdelen zelf een heleboel. Bij een planeconomie wordt ook de economie vanuit de ministeries aangestuurd. 8 a Het land stapte over naar een vrijemarkteconomie; veel bedrijven gingen failliet doordta ze niet konden concurreren met bedrijven uit het buitenland. b Rusland is een belangrijk exportland van aardolie en –gas. c Zowel tijdens de planeconomie als in de vrijemarkteconomie was/is er weing aandacht en geld voor het milieu. d Grondstoffenprijzen schommelen nogal, dus kunnen de inkomsten van het land per jaar erg verschillen. 9 a Het opdringen van de Russische taal en cultuur aan andere volken. b 40%. c Het percentage Russen in kleiner geworden d Er zijn nogal wat Russen vertrokken naar Rusland. e Langs de west- en zuidgrens van Rusland 10 Antwoord verschilt per leerling. 11 1 revolutie 2 1991 3 adel 4 staat 5 productieplannen 6 concurrentie 7 aantallen producten 8 politiek 9 aardgas 10 russificatie

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 10 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

8a 21.20 b Moskou-tijd en plaatselijke tijd is hetzelfde. c 3 uur d 09.07 e ja De trein komt in de ochtend aan. 9 Trans-Mantsjoerije Expres 10a Het wordt een uur vroeger. b één tijdzone 11 Antwoord verschilt per leerling. Finish 1 Welke uitspraak is juist?

• De bergen langs de zuidgrens van Rusland houden de warmte uit het zuiden tegen. 2 De permafrost komt voor in:

• de toendra en de taiga 3 Wat is löss?

• heel fijn zand 4 Wat is het probleem van de Zwarte Zee?

• Het is een binnenzee. 5 Wanneer was de beroemde Russische Revolutie?

• 1917 6 Welke uitspraak is juist?

• In een planeconomie is het milieu niet belangrijk. 7 In welk antwoord staan alleen maar voorbeelden van zware industrie?

• ijzer- en staalindustrie, suikerfabriek, aardolieraffinaderij 8 Het Aralmeer ligt in:

• Centraal-Azië 9 Waardoor is het waterpeil van het Aralmeer gezakt?

• Doordat de Amu Darja en Syr Darja minder water aanvoeren dan vroeger. 10 Welke uitspraak over de demografie van Rusland is juist? Na 1991:

• daalde het geboortecijfer en steeg het sterftecijfer. Wat vind jij zelf? 1 Antwoord verschilt per leerling. 2 Antwoord verschilt per leerling.

De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 2 TH 11 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2009

Fotofinish 1 a Aan de Russische letters op het gebouw. b §6. 2 Antwoord verschilt per leerling.