2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie...

69
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 6723 DOC 50 2317/002 DOC 50 2317/002 CHAMBRE 5e SESSION DE LA 50e LÉGISLATURE KAMER 5e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE 2003 2002 13 maart 2003 13 mars 2003 PROPOSITION DE RÉSOLUTION VOORSTEL VAN RESOLUTIE betreffende het eindverslag van de commissie «Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden» en het voorstel van basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden relative au rapport final de la commission « loi de principes concernant l’administration pénitentiaire et le statut juridique des détenus » VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR DE HEER Tony VAN PARYS RAPPORT FAIT AU NOM DE LA COMMISSION DE LA JUSTICE PAR M. Tony VAN PARYS SOMMAIRE I. Exposé introductif de M. Fred Erdman, auteur principal de la résolution . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 II. Exposés . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 III. Votes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Annexe : Rapport intérimaire sur la proposition de loi de principes concernant l’administration pénitentiaire et le statut juridiques des détenus . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Documents précédents : Doc 50 2317/ (2002/2003) : 001 : Proposition de résolution de MM. Erdman, Bourgeois, Coveliers, Mmes Dardenne et Herzet, M. Hove, Mmes Lalieux et Talhaoui et M. Van Parys. Doc 50 1365/ (2000/2001) : 001 : Proposition de lois de principes de MM Van Parys, Decroly, Coveliers, Giet, Mme Herzet, MM. Erdman, Viseur, Bourgeois, Mme Talhaoui et M. Hove. Voorgaande documenten : Doc 50 2317/ (2002/2003) : 001 : Voorstel van resolutie van de heren Erdman, Bourgeois, Coveliers; de dames Dardenne en Herzet, de heer Hove, de dames Lalieux en Talhaoui en de heer Van Parys. Doc 50 1365/ (2000/2001) : 001 : Voorstel van basiswet van de heren Van Parys, Decroly, Coveliers, Giet, mevrouw Herzet, de heren Erdman, Viseur, Bourgeois, mevrouw Talhaoui en de heer Hove. INHOUD I. Inleiding door de heer Fred Erdman, hoofdindiener van de resolutie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 II. Uiteenzettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 III. Stemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijlage : Tussentijds verslag over het voorstel van basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Transcript of 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie...

Page 1: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS

DE BELGIQUE

BELGISCHE KAMER VAN

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

6723

DOC 50 2317/002DOC 50 2317/002

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

13 maart 2003 13 mars 2003

PROPOSITION DE RÉSOLUTIONVOORSTEL VAN RESOLUTIE

betreffende het eindverslag van decommissie «Basiswet gevangeniswezen enrechtspositie van gedetineerden» en het

voorstel van basiswet gevangeniswezen enrechtspositie van gedetineerden

relative au rapport final de la commission« loi de principes concernant

l’administration pénitentiaire etle statut juridique des détenus »

VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIEVOOR DE JUSTITIE

UITGEBRACHT DOORDE HEER Tony VAN PARYS

RAPPORT

FAIT AU NOM DE LA COMMISSIONDE LA JUSTICE

PARM. Tony VAN PARYS

SOMMAIRE

I. Exposé introductif de M. Fred Erdman, auteurprincipal de la résolution . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

II. Exposés . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4III. Votes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Annexe : Rapport intérimaire sur la proposition de loi deprincipes concernant l’administration pénitentiaire et lestatut juridiques des détenus . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Documents précédents :

Doc 50 2317/ (2002/2003) :001 : Proposition de résolution de MM. Erdman, Bourgeois, Coveliers, Mmes

Dardenne et Herzet, M. Hove, Mmes Lalieux et Talhaoui et M. Van Parys.

Doc 50 1365/ (2000/2001) :001 : Proposition de lois de principes de MM Van Parys, Decroly, Coveliers,

Giet, Mme Herzet, MM. Erdman, Viseur, Bourgeois, Mme Talhaoui et M.Hove.

Voorgaande documenten :

Doc 50 2317/ (2002/2003) :001 : Voorstel van resolutie van de heren Erdman, Bourgeois, Coveliers; de

dames Dardenne en Herzet, de heer Hove, de dames Lalieux en Talhaouien de heer Van Parys.

Doc 50 1365/ (2000/2001) :001 : Voorstel van basiswet van de heren Van Parys, Decroly, Coveliers, Giet,

mevrouw Herzet, de heren Erdman, Viseur, Bourgeois, mevrouw Talhaouien de heer Hove.

INHOUD

I. Inleiding door de heer Fred Erdman, hoofdindienervan de resolutie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

II. Uiteenzettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4III. Stemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bijlage : Tussentijds verslag over het voorstel vanbasiswet gevangeniswezen en rechtspositie vangedetineerden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Page 2: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

2 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e législature,suivi du n° de base et du n° consécutif

QRVA : Questions et Réponses écritesCRIV : Compte Rendu Intégral, avec à gauche, le

compte rendu intégral et, à droite, le compterendu analytique traduit des interventions (surpapier blanc, avec les annexes)

CRIV : Version Provisoire du Compte Rendu intégral(sur papier vert)

CRABV : Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)PLEN : Séance plénière (couverture blanche)COM : Réunion de commission (couverture beige)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentantsCommandes :

Place de la Nation 21008 Bruxelles

Tél. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74

www.laChambre.bee-mail : [email protected]

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigersBestellingen :Natieplein 21008 BrusselTel. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74www.deKamer.bee-mail : [email protected]

AGALEV-ECOLO : Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originalesCD&V : Christen-Democratisch en VlaamsFN : Front NationalMR : Mouvement RéformateurPS : Parti socialisteCDH : Centre démocrate HumanisteSP.A : Socialistische Partij AndersVLAAMS BLOK : Vlaams BlokVLD : Vlaamse Liberalen en DemocratenVU&ID : Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 50 0000/000 : Parlementair document van de 50e zittingsperiode +basisnummer en volgnummer

QRVA : Schriftelijke Vragen en AntwoordenCRIV : Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag

en rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken(op wit papier, bevat ook de bijlagen)

CRIV : Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groenpapier)

CRABV : Beknopt Verslag (op blauw papier)PLEN : Plenum (witte kaft)COM : Commissievergadering (beige kaft)

Samenstelling van de commissie op datum van indiening van het verslag/Composition de la commission à la date du dépôt du rapport :

Voorzitter / Président : Fred Erdman

A. — Vaste leden / Membres titulaires :

VLD Hugo Coveliers, Guy Hove, Fientje Moerman.CD&V Jo Vandeurzen, Tony Van Parys, Servais

Verherstraeten.Agalev-Ecolo Martine Dardenne, Fauzaya Talhaoui.

PS Thierry Giet, Karine Lalieux.MR Anne Barzin, Jacqueline Herzet.Vlaams Blok Bart Laeremans, Bert Schoofs.SP.A Fred Erdman.CDH Joseph Arens.VU&ID Geert Bourgeois.

B. — Plaatsvervangers / Membres suppléants :

Jacques Germeaux, Stef Goris, Bart Somers, Geert Versnick.Simonne Creyf, Yves Leterme, Trees Pieters, Joke Schauvliege.

Kristien Grauwels, Mirella Minne, GéraldinePelzer-Salandra.Maurice Dehu, Claude Eerdekens, Yvan Mayeur.Pierette Cahay-André, Olivier Maingain, Jacques Simonet.Gerolf Annemans, Alexandra Colen, Filip De Man.Els Haegeman, Peter Vanvelthoven.Joëlle Milquet, Jean-Jacques Viseur.Karel Van Hoorebeke, Els Van Weert.

Page 3: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

32317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

MESDAMES, MESSIEURS,

Votre commission a examiné cette proposition de ré-solution au cours de sa réunion du 25 février 2003.

I.— EXPOSÉ INTRODUCTIF DE M. FRED ERDMAN,(SP.A), AUTEUR PRINCIPAL DE LA RÉSOLUTION

Lors de sa réunion du 17 décembre 2002, la commis-sion a constaté que les travaux portant sur la proposi-tion de loi de principes concernant l’administration pé-nitentiaire et le statut juridique des détenus (Doc 50 1365/001 et 2) ne pourront plus être achevés au cours decette législature.

En conséquence, trois options ont été discutées :

1. On continue tout simplement à traiter le dossier,tout en sachant qu’il ne pourra probablement pas êtreachevé.

2. La proposition de loi est scindée et une partie de-vient une loi-cadre comportant un programme de base enmatière de politique pénitentiaire. Cette proposition est, sipossible, finalisée au cours de la présente législature.

3. La proposition de loi n’est plus débattue, mais lesprincipes fondamentaux de celle-ci sont repris dans unerésolution qui peut être adoptée rapidement par la Cham-bre.

Le professeur Dupont était opposé à la disjonctiond’une partie de la proposition de loi et à l’inscription d’unesérie de principes de base dans une proposition de loilimitée (option 2).

Il n’a toutefois pas formulé d’objection à l’encontre dela dernière possibilité, que les membres de la commis-sion ont également présentée comme étant la solutionla plus réaliste.

La proposition de résolution à l’examen a été rédigéeen collaboration avec le professeur Dupont. Elle vise enquelque sorte à transmettre l’« héritage » de la commis-sion qui s’est penchée sur la loi de principes.

La proposition de résolution prévoit que la Chambremarque son accord sur le rapport final de la commissionprécitée et joint ce dossier à l’examen du projet de loirelatif au renforcement du contrôle des détenus condam-nés qui quittent la prison, à l’amélioration du statut de lavictime quand l’auteur quitte la prison et à l’optimisationde la capacité carcérale (DOC 50 1521/001).

DAMES EN HEREN,

Uw commissie heeft dit voorstel van resolutie bespro-ken tijdens de vergadering van 25 februari 2003

I. — INLEIDING DOOR DE HEER FRED ERDMAN,( SP.A), HOOFDINDIENER VAN DE RESOLUTIE

De commissie heeft tijdens haar vergadering van 17december 2002 vastgesteld dat de werkzaamheden metbetrekking tot het voorstel van basiswet gevangeniswe-zen en rechtspositie van gedetineerden ( DOC 50 1365/001 en 2) tijdens deze zittingsperiode niet meer kunnenbeëindigd worden.

Dientengevolge werden drie opties besproken:

1. Het dossier wordt gewoon verder behandeld, we-tende dat het vermoedelijk niet zal kunnen beëindigdworden.

2. Een gedeelte van het wetsvoorstel wordtafgesplitst en wordt als kaderwet, houdende een basis-programma voor het penitentiair beleid, zo mogelijk tij-dens deze zittingsperiode afgehandeld.

3. Het wetsvoorstel wordt niet verder behandeldmaar de grondprincipes worden overgenomen in eenresolutie die spoedig door de Kamer kan wordt aange-nomen.

Professor Dupont was gekant tegen de afsplitsingvan een aantal basisprincipes in een beperkt wetsvoor-stel ( optie 2).

Hij had echter geen bezwaar tegen de laatste moge-lijkheid, die ook door de leden van de commissie alsmeest realistische oplossing naar voren werd gescho-ven.

De resolutie, die thans ter bespreking voorligt, werdin samenwerking met professor Dupont opgesteld.

Met deze resolutie wordt als het ware de «erfenis» vande commissie basiswet doorgegeven. De resolutie bepaaltdat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de besprekingvan het wetsontwerp inzake de verscherping van de con-trole van de veroordeelde gedetineerden die de gevange-nis verlaten, inzake de positie van het slachtoffer wan-neer de dader de gevangenis verlaat en inzake deoptimalisering van de penitentiaire capaciteit ( DOC 501521/001).

Page 4: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

4 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

II. — EXPOSÉS

A. Point de vue de M. Marc Verwilghen, ministre de laJustice

Le ministre de la Justice fait savoir qu’il peut sous-crire à la décision de la commission d’exprimer claire-ment son point de vue au moyen d’une résolution.

Un «héritier» peut adopter différentes attitudes vis-à-vis d’une succession: il peut renoncer à l’héritage, il peutl’accepter ou il peut l’accepter sous bénéfice d’inven-taire. L’acceptation de la succession porte sur son inté-gralité et est définitive. On ne peut pas revenir sur celle-ci. Adopter la proposition de résolution à l’examen revientà accepter intégralement et définitivement l’héritage dela commission « loi de principes concernant l’adminis-tration pénitentiaire et le statut juridique des détenus ».

Au cours de la prochaine législature, la Chambrepourra également prendre connaissance du rapport dela commission «Holsters», qui a notamment examiné lestatut juridique externe des détenus et a préparé un projeten la matière.

Ce travail d’étude a été effectué à la suite des recom-mandations formulées par des commissions d’enquêteparlementaire. La plupart des recommandations descommissions d’enquête ont déjà été coulées dans destextes de loi. Le ministre espère que cette partie desrecommandations sera également mise en oeuvre.

B. Points de vue des membres

Mme Jacqueline Herzet (MR) demande si ce signalde la commission peut suffire à ramener une paix provi-soire dans l’administration pénitentiaire. L’intervenantesouhaite également savoir si le ministre perçoit claire-ment les implications budgétaires de la loi de principeset s’il peut s’engager sur ce plan. Elle a appris que laJustice ne serait plus en mesure de payer les presta-tions qui sont fournies par les titulaires de professionsmédicales et paramédicales dans les prisons. Le minis-tre a-t-il une explication à donner à ce propos ?

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) fait savoir que songroupe n’est pas opposé à l’ancrage légal des droits fon-damentaux des détenus. Il ne peut cependant souscrireau principe directeur de la proposition de loi, qui con-siste à limiter les effets préjudiciables de la détention età ramener la peine de prison à son essence, à savoir lalimitation de la liberté d’aller et de venir.

II. — UITEENZETTINGEN

A. Standpunt van de heer Marc Verwilghen, ministervan Justitie

De minister van Justitie deelt mee dat hij kan instem-men met de beslissing van de commissie om door mid-del van een resolutie een duidelijk standpunt te doenkennen.

Een «erfgenaam» kan meerdere houdingen aanne-men ten aanzien van een nalatenschap: hij kan de erfe-nis verwerpen, hij kan ze aanvaarden of hij kan ze aan-vaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Hetaanvaarden van de nalatenschap betreft de volledigenalatenschap en is definitief. Men kan er niet op terug-komen. Met deze resolutie wordt de nalatenschap vande commissie basiswet gevangeniswezen en rechtspo-sitie van gedetineerden ten volle en definitief aanvaard.

In de volgende legislatuur zal de Kamer ook kenniskunnen nemen van het verslag van de commissie« Holsters» die onder meer de externe rechtspositie vande gedetineerden heeft onderzocht en een ontwerp terzake heeft voorbereid.

Dit studiewerk werd verricht ingevolge de aanbevelin-gen van parlementaire onderzoekscommissies. Demeeste aanbevelingen van de onderzoekscommissieswerden reeds in wetgeving omgezet. De minister hooptdat ook dit onderdeel zal gerealiseerd worden.

B. Standpunten van de leden

Mevrouw Jacqueline Herzet (MR) vraagt of dit sig-naal van de commissie kan volstaan om in het gevange-niswezen een voorlopige vrede te bewerkstelligen. Hetlid wil ook weten of de minister voldoende zicht heeft opde budgettaire implicaties van de basiswet en of de mi-nister zich op dit vlak kan engageren. Zij heeft verno-men dat justitie er niet meer zou in slagen om de presta-ties die door medici en paramedici in de gevangenisworden uitgevoerd, te vergoeden. Heeft de minister daareen verklaring voor?

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) deelt meedat zijn fractie niet gekant is tegen het wettelijk veranke-ren van de grondrechten van gedetineerden. Hij kanevenwel niet instemmen met het leidinggevende prin-cipe van het wetsvoorstel dat erin bestaat de detentie-schade te beperken en de gevangenisstraf terug te bren-gen tot zijn essentie, met name de beperking van devrijheid van komen en gaan.

Page 5: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

52317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le membre estime que la peine de prison doit aussiavoir un effet dissuasif et revêtir également un caractèrede rétorsion. Il estime par ailleurs que certaines disposi-tions de cette proposition de loi sont totalement irréalis-tes. Il cite en particulier l’octroi aux détenus d’un droit àla formation et au travail, auquel est associé le droit àl’indemnisation en raison du chômage forcé. D’un pointde vue budgétaire, de telles dispositions sont en toutcas inapplicables.

M. Hugo Coveliers (VLD) constate que la problémati-que des prisons revêt plusieurs aspects. Ainsi, il y a,d’une part, le statut juridique des détenus et, d’autre part,les conditions matérielles dans lesquelles la peine doitêtre purgée. La détention préventive constitue un autreaspect de cette même problématique. Si un moins grandnombre de personnes étaient maintenues en détentionpréventive, la population carcérale serait nettementmoins élevée.

Des statistiques montrent qu’un nombre élevé de per-sonnes qui ont été incarcérées en vertu de la loi sur ladétention préventive n’ont, par la suite, jamais été con-damnées à une peine d’emprisonnement effective. Visi-blement, certains juges d’instruction ne se rendent passuffisamment compte des dégâts que peut causer unséjour en prison.

Répondant à M. Laeremans, M. Coveliers précise quela théorie du caractère punitif et dissuasif de l’emprison-nement est erronée et dépassée. La personne qui veutenfreindre la loi, le fera quelle que soit la sanction.

Certaines personnes doivent en effet être emprison-nées pour protéger la société et pour les protéger elles-mêmes. L’emprisonnement doit toutefois rester l’ultimeremède.

Il importe dès lors que le législateur détermine, indé-pendamment de la fonction de la peine d’emprisonne-ment, le statut juridique des détenus. L’instauration dudroit de plainte constitue un élément essentiel à cetégard.

Le rapport final de la commission Dupont est sur ceplan un document de travail solidement étayé qui méri-tait un meilleur sort. L’examen, par le parlement, de gran-des réformes de ce genre devra, à l’avenir, être assortid’un calendrier strict.

Mme Martine Dardenne (Agalev-Ecolo) constate quela commission a échoué dans ce dossier. Le vote de larésolution à l’examen constitue le minimum minimorum.L’intervenante n’est dès lors pas satisfaite du piètre ré-

Hij is van oordeel dat de gevangenisstraf ook eenafschrikkingseffect en tevens een vergeldend karakterdient te hebben. Voorts vindt hij sommige bepalingenvan dit wetsvoorstel volkomen irrealistisch. Hij verwijstin het bijzonder naar het recht op vorming en op arbeidvoor de gedetineerden, waar het recht op vergoedingingevolge gedwongen werkloosheid aan gekoppeldwordt. Budgettair is dat alvast onmogelijk.

De heer Hugo Coveliers ( VLD) stelt vast dat de pro-blematiek van het gevangeniswezen meerdere aspec-ten betreft. Zo is er de rechtspositie van de gedetineer-den enerzijds en de materiële omstandighedenwaaronder de straf moet worden ondergaan anderzijds.Een ander aspect van dezelfde problematiek betreft devoorlopige hechtenis. Indien er minder personen in voor-lopige hechtenis zouden genomen worden dan zou degevangenispopulatie een stuk lager liggen.

Uit statistieken blijkt dat heel wat personen die opge-sloten werden op grond van de wet op de voorlopigehechtenis, later nooit tot een effectieve gevangenisstrafwerden veroordeeld. Blijkbaar beseffen sommigeonderzoeksrechters onvoldoende welke schade eenverblijf in de gevangenis kan aanbrengen.

De heer Coveliers antwoordt aan de heer Laeremansdat de theorie van het vergeldend en ontradend karak-ter van de gevangenisstraf verkeerd en voorbijgestreefdis. Wie de wet wil overtreden doet dat ook, ongeacht hetrisico op bestraffing.

Sommige mensen moeten inderdaad in de gevange-nis geplaatst worden, om de maatschappij en om debetrokkenen te beschermen. De gevangenis moet ech-ter het ultimum remedium blijven.

Daarom is het van belang dat de wetgever, los van devraag naar de functie van de gevangenisstraf, de rechts-positie van de gedetineerden vastlegt. De uitbouw vaneen beklagrecht is daarbij een essentieel onderdeel.

Het eindverslag van de commissie Dupont is op ditvlak een degelijk onderbouwd werkstuk dat een beterebehandeling verdiend had. De parlementaire besprekingvan dergelijke grote hervormingen moet voortaan aaneen strikte timing onderworpen worden.

Mevrouw Martine Dardenne ( Agalev-Ecolo) stelt vastdat de commissie in dit dossier gefaald heeft. Het stem-men van deze resolutie is het «minimum minimorum».De spreekster is dan ook niet tevreden van dit uiterst

Page 6: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

6 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

sultat obtenu, d’autant que ce point faisait partie de l’ac-cord de gouvernement.

La commission a entamé le travail. Au terme des visi-tes d’établissements pénitentiaires et des premiers en-tretiens, force a déjà été de constater qu’il fallait remé-dier d’urgence à la surpopulation carcérale. L’intervenantemet aussi beaucoup d’espoir dans la justice réparatrice,à laquelle la proposition de loi à l’examen conférera unebase légale. C’est ainsi que le condamné aura la possi-bilité de se mettre au service de sa victime pendant qu’ilpurge sa peine. Il en retirera aussi une satisfaction per-sonnelle.

L’intervenante constate qu’il est prévu dans la résolu-tion à l’examen que le statut juridique des détenus doitêtre réglé par le législateur. Elle estime dès lors qu’il n’estpas logique que la loi sur les quotas habilite le Roi àprendre un tas de mesures d’exécution.

Mme Karine Lalieux (PS) espère que cette résolutionincitera la prochaine Chambre à terminer le travail. LaCommission s’est déjà beaucoup investie dans ce dos-sier.

L’intervenante fait observer que la création du tribunald’application des peines, pour laquelle les textes de loisont actuellement en préparation, ne concerne qu’unepartie du problème. Un plan de politique globale devratenir compte de tous ces aspects.

M. Tony Van Parys (CD&V) marque son accord sur larésolution, tout en étant particulièrement déçu du peude résultats engrangés par la commission en la matière.L’intervenant ajoute toutefois immédiatement que la com-mission n’est pas la seule en tort. Le gouvernement n’apas non plus fourni suffisamment d’efforts concernantla politique pénitentiaire en général. Ainsi, les mesuresvisant à garder sous contrôle la surpopulation carcéralerestent insuffisantes. On a, certes, ouvert de nouvellesprisons – cette décision avait déjà été prise précédem-ment – à savoir à Ittre et à Andenne. De même, on appli-que de plus en plus le système de la surveillance élec-tronique. À l’heure actuelle, trois cents détenus portentun bracelet à la cheville, mais ce chiffre aurait dû êtrebeaucoup plus élevé. Il n’existe pas de droit sanctionnelde la jeunesse et, faute de moyens suffisants, les pro-jets intéressants concernant la formation des gardiensont été abandonnés.

D’importantes initiatives ont toutefois été prises. Si leprochain gouvernement souhaite poursuivre dans cettevoie, il faudra qu’il s’y emploie en priorité, sur le planbudgétaire également. Reste à voir si une majorité pourrase dégager à cet effet.

beperkt resultaat, temeer daar dit punt een onderdeelvan het regeerakkoord uitmaakte.

De commissie heeft het werk aangevat. De bezoekenaan de gevangenissen en de eerste besprekingen dieplaatsvonden, leidden reeds tot het besluit dat er drin-gend iets moet gebeuren aan de overbevolking van degevangenissen. De spreekster verwacht ook veel vanhet herstelrecht, dat met dit wetsvoorstel een wettelijkebasis zal krijgen. Zo zal de veroordeelde de kans krijgenom zich tijdens zijn straf ten dienste te stellen van zijnslachtoffer. Hij zal daar ook persoonlijk voldoening uitputten.

De spreekster stelt vast dat in deze resolutie onder-streept wordt dat de rechtspositie van de gedetineer-den door de wetgever moet geregeld worden. Zij vindthet dan ook niet consequent dat de zogenaamdequotawet weer tal van uitvoeringsmaatregelen aan deKoning opdraagt.

Mevrouw Karine Lalieux ( PS) hoopt dat deze resolu-tie een aanzet zal zijn voor de volgende Kamer om hetwerk af te maken. De commissie heeft in dit dossier reedsveel werk geïnvesteerd.

Spreekster wijst erop dat de ook de oprichting van destrafuitvoeringsrechtbank, waarvoor de wetteksten thansin voorbereiding zijn, een onderdeel van deze proble-matiek betreft. Een globaal beleidsplan zal met al dezeaspecten rekening moeten houden.

De heer Tony Van Parys (CD&V) stemt met de reso-lutie in, wat niet wegneemt dat hij over de ganse lijn ont-goocheld is over het geringe resultaat dat de commissiein deze materie heeft kunnen bereiken. Het lid voegt hieronmiddellijk aan toe dat niet alleen de commissie schuldtreft. Ook de regering heeft te weinig inspanningen gele-verd op het vlak van penitentiair beleid in het algemeen.Zo blijven de maatregelen om de overbevolking in degevangenissen onder controle te houden, ondermaats.Er zijn weliswaar gevangenissen bijgekomen – die be-slissing was reeds eerder genomen- met name te Ittre,en Andenne. Tevens wordt steeds meer toepassing ge-maakt van het elektronisch toezicht. Thans zijn er 300gedetineerden met een enkelband, maar dat hadden ereigenlijk veel meer moeten zijn. Er is geen jeugdsanctie-recht en interessante projecten in verband met de oplei-ding van de bewaarders werden afgevoerd omdat er nietvoldoende middelen zijn.

Er werden belangrijk initiatieven genomen. Indien eenvolgende regering die verder zal wensen te realiseren,dan zal daar prioriteit moeten aan gegeven worden, ookbudgettair. Het valt nog te bezien of daar een meerder-heid kan voor gevonden worden.

Page 7: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

72317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

M. Fred Erdman (SP.A), président, tient à profiter del’occasion pour rendre hommage au professeur Dupontet à tous les membres de la commission qui ont contri-bué à l’élaboration de cet impressionnant travail.

Le président propose également de joindre le rapportdes travaux de la commission relatifs à l’examen de laproposition de loi DOC 50 1365 en annexe au présentrapport.

C. Réponses du ministre de la Justice

Accord de gouvernement

Toutes les mesures prévues dans l’accord de gou-vernement en matière de détention n’ont pas pu êtreréalisées. Le travail a été entamé et l’avenir montreraque de bonnes bases ont d’ores et déjà été jetées. Ac-tuellement, la lutte contre la surpopulation est cruciale.Le professeur Dupont partage cet avis. Priorité sera dèslors accordée à la « loi sur les quotas ». Le parlement etle gouvernement s’y engagent par le biais de la résolu-tion à l’examen.

Surpopulation

Le ministre de la Justice restera responsable de lamaîtrise de la population carcérale, même lorsque lestribunaux d’application des peines seront opérationnels.Cela n’est pas contraire au principe de légalité inscritdans la loi de principes.

Législation en préparation

La commission Holsters a notamment déjà consacréenviron deux ans à l’élaboration du statut juridique ex-terne des détenus. Son rapport serait en cours definalisation et le ministre espère dès lors pouvoir le pré-senter rapidement au parlement.

Le ministre estime que le droit sanctionnel de la jeu-nesse devra également faire l’objet d’une attention par-ticulière au cours de la prochaine législature.

Il constate que, pendant des années, on s’est à peineintéressé aux besoins de l’administration pénitentiaire.Les choses changent à présent : grâce à l’élaborationd’un cadre légal (quota, classification, statut juridiqueinterne et externe), certaines lois, progressistes pour leurépoque, telles que la loi sur la probation et la loi sur l’in-ternement, pourront donner de meilleurs résultats.

De heer Fred Erdman,( SP.A) voorzitter wenst bij dezegelegenheid hulde te brengen aan professor Dupont enaan al de leden van zijn commissie die dit indrukwek-kend werkstuk hielpen tot stand brengen.

De voorzitter stelt ook voor om het verslag van dewerkzaamheden van de commissie met betrekking totde bespreking van het wetsvoorstel DOC 50 1365 alsbijlage bij dit verslag te voegen.

C. Antwoorden van de minister van Justitie

Regeerakkoord

Niet alles wat in het regeerakkoord stond met betrek-king tot de detentie kon gerealiseerd worden. Het werkwerd aangevat, de toekomst zal aantonen dat er reedseen goede basis gelegd werd. De strijd tegen de over-bevolking is thans primordiaal, ook professor Dupont isdeze mening toegedaan. Er zal dus voorrang gegevenworden aan de «quotawet». Met deze resolutie engage-ren het Parlement en de regering zich daartoe.

Overbevolking

De minister van Justitie zal steeds blijven instaan voorde beheersing van de gevangenispopulatie, zelfs nadatde strafuitvoeringsrechtbanken operationeel zullen zijn.Dit is niet in tegenstrijd met het legaliteitsbeginsel dat inde basiswet wordt vastgelegd.

Wetgeving in voorbereiding

De commissie Holsters heeft reeds een tweetal jaargewerkt onder meer over de externe rechtspositie vande gedetineerden. Het verslag zou in een eindfase zijnen de minister hoopt het dan ook spoedig aan het Parle-ment te kunnen voorstellen.

De minister meent dat ook het jeugdsanctierecht inde volgende zittingsperiode bijzondere aandacht moetkrijgen.

De minister stelt vast dat er jarenlang nauwelijks aan-dacht was voor de noden van het gevangeniswezen. Daarkomt nu verandering in. Dankzij het uitwerken van eenwettelijk kader ( quota, classificatie, interne en externerechtpositie) zullen ook de voor hun tijd vooruitstrevendewetten zoals de probatiewet en de wet op de interne-ring, meer resultaat kunnen hebben.

Page 8: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

8 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Paix sociale

Le ministre a entamé des négociations avec les syn-dicats du personnel pénitentiaire et est parvenu à con-clure un accord. Les fonctionnaires pénitentiaires ont puaméliorer leur statut. Il estime que cela sera égalementprofitable aux détenus. La revalorisation financière de laprofession d’agent pénitentiaire augmentera égalementla motivation du personnel, qui s’occupe jour après jourdes détenus.

Le gouvernement a réalisé des efforts budgétairesconsidérables à cette fin.

Peines alternatives

Au cours de son mandat, le ministre a également prisun certain nombre de mesures visant à réduire le nom-bre de condamnations à l’emprisonnement. Le nouveausystème de peines de travail offre à cet égard de nou-velles possibilités. Cette nouvelle réglementation ne peutproduire des effets que si les magistrats sont convain-cus de l’utilité de cette forme de sanction.

Surveillance électronique

Environ trois cents personnes purgent leur peine soussurveillance électronique. L’objectif est d’augmenter cenombre.

Lorsque ce projet a été lancé, il n’y avait qu’une di-zaine de détenus. Ce nombre a donc considérablementaugmenté. Un nombre de trois cents personnes sur basejournalière correspond à un nombre de deux milles dé-tenus sur base annuelle. Le statut social de ces person-nes n’est pas encore totalement réglé, mais elles peu-vent, si elles satisfont aux conditions, bénéficier d’unrevenu d’intégration, fût-il adapté.

Psychiatrie

Le projet de loi relatif au statut juridique des détenusa déjà été soumis au Conseil d’État.

Le ministre a également pu conclure un accord avecle secteur hospitalier, qui met 90 lits psychiatriques àdisposition.

Sociale vrede

De minister heeft met de vakbonden van hetgevangenispersoneel onderhandeld en heeft een ak-koord kunnen bewerkstelligen. De penitentiaire ambte-naren hebben hun statuut kunnen verbeteren. Hij meentdat ook de gedetineerden daar baat bij hebben. Hetgevangenispersoneel, waar zij dag na dag mee omgaan,zal dank zij een betere financiële waardering ook eengrotere jobmotivatie krijgen.

De regering heeft hier een aanzienlijke budgettaireinspanning voor geleverd.

Alternatieve straffen

Tijdens zijn ambtsperiode heeft de minister ook eenaantal maatregelen genomen om de veroordelingen totgevangenisstraffen te verminderen. Het systeem vanwerkstraffen dat werd ingevoerd biedt op dit vlak nieuwemogelijkheden. Deze nieuwe wetgeving kan uiteraardalleen maar effect hebben indien de magistraten over-tuigd zijn van het nut van deze vorm van bestraffing.

Elektronisch toezicht

Een driehonderdtal personen zit zijn straf uit onderelektronisch toezicht. Het is de bedoeling dat dit aantalzal toenemen.

Dit project is gestart met een tiental gedetineerdenen is dus behoorlijk uitgegroeid. Driehonderd personenop dagbasis stemt overeen met ongeveer 2000 perso-nen op jaarbasis. Het sociaal statuut van deze gedeti-neerden is nog niet volledig geregeld maar zij kunnen,indien ze in de voorwaarden zijn, wel aanspraak makenop een, zij het aangepast, leefloon.

Psychiatrie

Het wetsontwerp met betrekking tot het statuut vande geïnterneerden werd reeds aan de Raad van Statevoorgelegd.

De minister heeft tevens een akkoord kunnen afslui-ten met de ziekenhuissector die 90 bedden in de psy-chiatrie ter beschikking stelt.

Page 9: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

92317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Droit réparateur

Des consultants en justice réparatrice travaillent danschaque prison. On remarque donc clairement que lasanction veut aller au-delà de la réalisation de l’objectifrépressif. L’auteur est incité à prendre aussi en considé-ration la souffrance de la victime et on tente, en pré-sence de toutes les parties, de concevoir une forme d’in-demnisation.

Prestations médicales

Le ministre estime que le paiement des prestationsmédicales effectuées en prison ne pose pas de problème.Il y a quelquefois un retard du fait que les tarifs de pres-tations particulières doivent être contrôlés. Le retard esttout simplement dû à un manque d’efficacité de la pro-cédure administrative.

III. — VOTE

La proposition de résolution est adoptée, sans modi-fication, par 11 voix contre une.

Le rapporteur, Le président,

Tony VAN PARYS Fred ERDMAN

Herstelrecht

In elke gevangenis werken er herstelconsulenten. Eris dus duidelijk een evolutie ingezet om bij de bestraffingverder te gaan dan het louter repressieve. De dader wordtertoe aangezet om ook oog te hebben voor het leed vanhet slachtoffer en er wordt met alle partijen naar eenvorm van vergoeding gezocht.

Medische prestaties

De minister meent niet dat er een probleem is met debetaling van de medische prestaties die in de gevange-nis uitgevoerd worden. Soms is er vertraging omdat detarieven van bijzondere prestaties moeten gecontroleerdworden. De vertraging is eenvoudig te wijten aan een,misschien onvoldoende efficiënte, administratieve pro-cedure.

III. — STEMMING

De resolutie wordt ongewijzigd aangenomen met 11tegen 1 stem.

De rapporteur, De voorzitter,

Tony VAN PARYS Fred ERDMAN

Page 10: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

10 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 11: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS

DE BELGIQUE

BELGISCHE KAMER VAN

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

DOC 50 2317/002DOC 50 2317/002

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

112317/002DOC 50

00 maand 2002 00 mois 2002

PROPOSITION DE LOI DE PRINCIPESVOORSTEL VAN BASISWET

gevangeniswezen en rechtspositievan gedetineerden

concernant l’administration pénitentiaire etle statut juridique des détenus

TUSSENTIJDS VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIEVOOR DE JUSTITIE

UITGEBRACHT DOORDE HEREN Tony VAN PARYS EN Vincent DECROLY

RAPPORT INTÉRIMAIRE

FAIT AU NOM DE LA COMMISSIONDE LA JUSTICE

PARMM. Tony VAN PARYS ET Vincent DECROLY

SOMMAIRE

I. Exposé introductif . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .A. Exposé de M. Gisleen Van Belle, directeur

général de la direction générale des Etablissementspénitentiaires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13B. Exposé du professeur Lieven Dupont, président

de la commission «loi de principes concernantl’administration pénitentiaire et le statut juridiquedes détenus » . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

C. Echange de vues . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33II. Discussion des articles 1er à 15 . . . . . . . . . . . . . . . . 41III. Audition . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56

INHOUD

I. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3A. Uiteenzetting van de heer Gisleen Van Belle,

directeur-generaal van het directoraat –generaalstrafinrichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

B. Uiteenzetting door professor dr. Lieven Dupont,voorzitter van de commissie «basiswetgevangeniswezen en rechtspositie vangedetineerden» . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

C. Gedachtewisseling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33II. Bespreking van de artikelen 1 tot 15 . . . . . . . . . . . . 41III. Hoorzitting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56

ANNEXEBIJLAGE

Page 12: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

12 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Samenstelling van de commissie op datum van indiening van het verslag/Composition de la commission à la date du dépôt du rapport :

Voorzitter / Président : Fred Erdman

A. — Vaste leden / Membres titulaires

VLD Hugo Coveliers, Guy Hove, Fientje Moerman.CD&V Jo Vandeurzen, Tony Van Parys, Servais

Verherstraeten.AGALEV-ECOLO Martine Dardenne, Fauzaya Talhaoui.PS Thierry Giet, Karine Lalieux.MR Anne Barzin, Jacqueline Herzet.VLAAMS BLOK Bart Laeremans, Bert Schoofs.SP.A Fred Erdman.CDH Joseph Arens.VU&ID Geert Bourgeois.

Niet-stemgerechtigd lid/ Membre sans voix délibérative:Vincent Decroly.

B. — Plaatsvervangers / Membres suppléants

Jacques Germeaux, Stef Goris, Bart Somers, Geert Versnick.Simonne Creyf, Yves Leterme, Trees Pieters, Joke Schauvliege.

Simonne Leen, Mirella Minne, Géraldine Pelzer-Salandra.Maurice Dehu, Claude Eerdekens, Yvan Mayeur.Pierrette Cahay-André, Olivier Maingain, Jacques Simonet.Gerolf Annemans, Alexandra Colen, Filip De Man.Els Haegeman, Peter Vanvelthoven.Joëlle Milquet, Jean-Jacques Viseur.Karel Van Hoorebeke, Els Van Weert.

Page 13: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

132317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Mesdames, Messieurs,

Votre commission a examiné cette proposition de loilors de ses réunions des 3 et 22 octobre 2001 et des 26février, 26 avril, 1er juillet et 17 décembre 2002.

I. — INTRODUCTION

A. Exposé de M. Gisleen Van Belle, directeur gé-néral de la Direction générale des établissementspénitentiaires : introduction à l’administration pé-nitentiaire

La Direction générale des établissements pénitentiai-res relève de la compétence du Ministère de la Justiceet a pour mission d’assurer l’exécution de décisions pé-nales.

1. Organigramme de la Direction générale des Eta-blissements pénitentiaires

(voir page suivante)

DAMES EN HEREN,

Uw commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tij-dens de vergaderingen van 3 en 22 oktober 2001, 26februari, 24 april, 1 juli en 17 december 2002.

I.— INLEIDING

A Uiteenzetting van de heer Gisleen Van Belle,directeur-generaal van het directoraat-generaalstrafinrichtingen: introductie tot het gevangeniswe-zen

Het Directoraat-generaal strafinrichtingen valt onderde bevoegdheid van het ministerie van Justitie en staatin voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslis-singen.

1. Organogram van het directoraat-generaal straf-inrichtingen

(zie volgende pagina)

Page 14: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

14 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Directeur-generaalDirecteur général

staf directeur-generalstaff directeur général

inspectiediensten/ services inspections• inspectie griffie/ inspection greffe• inspectie boekhouding/ inspection comptabilité• inspectie veiligheid / inspection sécurité

penitentiaire gezondheidsdienstservice de santé pénitentiaire

adviseur-generaal adviseur-generaal regionaal directeur (NL) regionaal directeur (FR)maatregelen middelenconseiller général conseiller général directeur régional (NL) directeur régional (FR)mesures moyens

Studiecel Studiecelmaatregelen middelenCellule d’études Cellule d’étudesmesures moyens

Psychosociale Dienst PersoneelDienstService Service du Buitendiensten:psychosocial Personnel Services extérieurs:

Dienst Individuele Dienst Begroting, 32 strafinrichtingenGevallen Aankopen en 32 établissements pénitentiaires

Boekhouding 1 inrichting tot bescherming van de maatschappijService Cas Service Budget, 1 établissement de défense socialeindividuels Achats et Comptabilité 2 vervolmakingsinstituten voor penitentiaire kaders

2 instituts de perfectionnement des cadres pénitentiaires

Dienst Genade Centrale ArbeidsdienstService Grâces Service centrale du

travail

Sidis VormingscelSidis Cellule de formation

Cel informaticaCellule informatique

Technische DienstService technique

Page 15: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

152317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

2. Les établissements pénitentiaires

La Belgique compte 33 établissements pénitentiairesdont 14 en Wallonie, 16 en Flandre, deux à Bruxellesainsi qu’un établissement de défense sociale à Paifve.

Les établissements pénitentiaires belges peuvent êtrerépartis en deux catégories, à savoir les maisons d’ar-rêt, où séjournent des personnes incarcérées en appli-cation de la loi sur la détention préventive, et les établis-sements pour peines, où sont incarcérées lespersonnes qui ont été condamnées à exécuter unepeine privative de liberté.

Bien que les maisons d’arrêt, qui sont au nombre de22 pour 27 arrondissements judiciaires, devraient êtretout à fait distinctes des prisons pour peines (art. 604 duCode d’Instruction criminelle), des sections pour peinesont dû être implantées au sein des maisons d’arrêt pourrépondre à la surpopulation pénitentiaire chronique, sur-tout dans les grandes villes.

Les établissements pour peines sont de trois types :

• Les établissements ouverts où la sécurité est assu-rée par un régime éducatif qui s’appuie sur une disci-pline volontairement acceptée sans utiliser les moyensde contraintes habituels, sauf en cas de nécessité ;

• Les établissements semi-ouverts, où les détenuspassent la nuit en cellule et travaillent en atelier ou augrand air le jour ;

• Les établissements fermés où un régime de sécu-rité (mur d’enceinte, grilles, appareils de détection…) estorganisé en permanence pour les détenus qui ne peu-vent pas être orientés vers un établissement ouvert ousemi-ouvert.

Tous les établissements pénitentiaires sont, selon leurimportance, répartis en cinq catégories :

• > 400 détenus : Andenne, Antwerpen, Brugge, Fo-rest, Lantin, Merksplas, Saint-Gilles et Ittre ;

• > 300 détenus : Jamioulx, Mons et Saint-Hubert ;

• > 200 détenus : Gent et Leuven centraal ;• >100 détenus : Arlon, Dendermonde, Hoogstraten,

Leuven Hulp, Marneffe, Namur, Nivelles, Oudenaarde,Tournai, Turnhout, Paifve (Etablissement de Défensesociale), Verviers et Wortel ;

• < 100 détenus : Dinant, Ieper, Haselt, Huy, Mechelen,Ruiselede, Tongeren.

2. De strafinrichtingen

België heeft 33 strafinrichtingen, waaronder veertienin Wallonië, zestien in Vlaanderen, twee in Brussel, enéén inrichting tot bescherming van de maatschappij tePaifve.

De Belgische strafinrichtingen kunnen in twee groe-pen onderverdeeld worden: de huizen van arrest, be-stemd voor de gedetineerden die zijn opgesloten krach-tens de wet op de voorlopige hechtenis, en destrafhuizen, bestemd voor personen veroordeeld tot eenvrijheidsberovende straf.

Hoewel de huizen van arrest, 22 voor 27 gerechte-lijke arrondissementen, van de strafhuizen gescheidenzouden moeten zijn (art. 604 van het Wetboek van straf-vordering), moesten wegens de voortdurende overbe-volking in de gevangenissen - vooral dan in de grotesteden - in de huizen van arrest ook afdelingen voorgestraften worden ondergebracht.

Er zijn drie soorten van strafhuizen:

• open inrichtingen waar de beveiliging wordt gewaar-borgd door een opvoedkundig regime gestoeld op eenvrijwillig aanvaarde tucht en waar de gebruikelijk dwang-middelen slechts worden aangewend als dat nodig is;

• halfopen inrichtingen waar de gedetineerden denacht in de cel doorbrengen en overdag buiten of in eenwerkplaats werken;

• gesloten inrichtingen waar gedetineerden die nietin een open of halfopen inrichting kunnen worden ge-plaatst, doorlopend onder een stelsel van verzekerdebewaring leven (omheiningmuur, tralies,detectieapparatuur).

Naargelang hun capaciteit zijn de strafinrichtingen invijf klassen onderverdeeld:

• > 400 gedetineerden: Andenne, Antwerpen, Brugge,Vorst, Lantin, Merksplas, Sint-Gillis en Ittre;

• > 300 gedetineerden: Jamioulx, Bergen en Saint-Hubert;

• > 200 gedetineerden: Gent en Leuven centraal;• > 100 gedetineerden: Aarlen, Dendermonde, Hoog-

straten, Leuven hulp, Marneffe, Namen, Nijvel, Ouden-aarde, Doornik, Turnhout, Paifve (inrichting tot bescher-ming van de maatschappij), Verviers en Wortel;

• < 100 gedetineerden: Dinant, Ieper, Hasselt, Hoei,Mechelen, Ruiselede en Tongeren.

Page 16: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

16 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Les services suivants exercent leurs activités ausein des établissements pénitentiaires :

– le personnel de direction

- le directeur se trouve à la tête de l’établissement ;

- sa compétence s’étend à toutes les parties du ser-vice ;

- il est personnellement responsable de la sécurité del’établissement, de l’application des règlements et dusuivi des instructions transmises par l’administrationcentrale ;

- dans de plus grands établissements, il peut être as-sisté d’un ou plusieurs directeurs, dont un directeur-ges-tionnaire qui contrôle la comptabilité de l’établissement.

— Le personnel de surveillance

Le personnel de surveillance a pour mission de sur-veiller les détenus et de contrôler leur travail. Il participeégalement à la rééducation des détenus.

— Le personnel psychosocial

Le Service psychosocial est responsable de l’accueilde tout détenu entrant dans un établissement pénitenti-aire ou dans un établissement de défense sociale. Lesentretiens d’accueil permettent d’aborder les conséquen-ces sociales directes de l’incarcération, d’informer ledétenu sur le milieu carcéral et les services d’aideexistants (par exemple l’Aide sociale aux justiciables, lescentres de santé mentale, le CPAS, le Forem, etc.) ainsique d’expliquer le rôle du service psychosocial et de leplacer dans son contexte. Le SPS assure également lesuivi des détenus : il veille à la guidance et au traitementd’internés, entreprend des démarches ciblées, anticipeles situations de crise (p.ex. divorce, deuil, report de li-bération anticipée) et épaule le détenu dans l’élabora-tion de son plan de reclassement.

La mission principale du service psychosocial con-siste à formuler des avis concernant les détenus à l’in-tention des autorités compétentes, à savoir la commis-sion de libération conditionnelle, la commission dedéfense sociale et le service des Cas individuels.

— Le personnel du greffe

- le greffe a pour mission de tenir les écritures se rap-portant à la situation juridique et pénitentiaire des déte-

Volgende diensten zijn werkzaam in de straf-inrichtingen:

– het directiepersoneel

- de directeur staat aan het hoofd van de inrichting;

- zijn bevoegdheid omvat alle delen van de dienst;

- hij is persoonlijk verantwoordelijk voor de veiligheidvan de inrichting, voor de toepassing van de reglemen-ten en het opvolgen van de instructies die door het hoofd-bestuur worden gegeven;

- in grotere inrichtingen kan hij worden bijgestaan dooréén of meerdere directeurs, waaronder één beheerderdie toezicht uitoefent op de boekhouding van de inrich-ting.

— Het bewaarderspersoneel

Het bewaarderspersoneel heeft als opdracht de be-waking van de gedetineerden, het toezicht en de con-trole over de arbeid van de gedetineerden en de deel-name aan de heropvoeding van de gedetineerden.

— De psychosociale dienst (PSD)

De PSD is verantwoordelijk voor het onthaal van elkegedetineerde die binnenkomt in een strafinrichting of eeninrichting voor sociaal verweer. Tijdens de onthaal-gesprekken worden via gerichte interventies de directesociale gevolgen van de opsluiting aangepakt, wordt in-formatie verstrekt over het detentiemilieu en bestaandehulpverleningsdiensten (bijvoorbeeld Justitieel welzijns-werk, Centra voor geestelijke gezondheidszorg, OCMW,VDAB enz.) en wordt de rol van de psychosociale diensttoegelicht. De PSD doet ook de opvolging van de gede-tineerden: zij waakt over de begeleiding en behandelingvan geïnterneerden, onderneemt gerichte interventies,speelt in op crisissituaties (bv. scheiding, rouw-problematiek, uitstel van vervroegde invrijheidstelling) enbegeleidt de veroordeelde bij de uitwerking van hetreclasseringsplan.

De hoofdtaak van de psychosociale dienst bestaat inhet verlenen van advies over de gedetineerden aan debevoegde autoriteiten, zijnde de commissie voor voor-waardelijke invrijheidstelling, de commissie tot bescher-ming van de maatschappij en de dienst individuele ge-vallen.

— Het griffiepersoneel

- de griffie heeft als taak de schriftelijke stukken metbetrekking tot de juridische en penitentiaire situatie van

Page 17: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

172317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

nus : inscription des détenus entrants et sortants ;établissement de la fiche d’écrou et constitution du dos-sier ; tenue des registres des sorties (transfèrements,congés pénitentiaires, libérations, …), des extractions,etc. ;

- le greffe est chargé de l’exécution des décisions ju-diciaires relatives à la privation de liberté (mandat d’ar-rêt, citation, acte d’appel ou d’opposition, diminution depeine, ordre de transfèrement, mise en liberté…) ;

- le greffe intervient comme centre administratif deliaison avec les autorités judiciaires, les autorités admi-nistratives ainsi que les détenus pour tous renseigne-ments les concernant.

— Le personnel technique

La mission du personnel technique consiste à :

- résoudre des problèmes techniques qui surviennentdans l’établissement ;

- donner des directives techniques aux détenus lorsde l’exécution d’un travail pénitentiaire ;

- donner une formation professionnelle aux détenus.

— Le service domestique ou économique

Ce service, qui travaille sous l’autorité d’un directeur-gestionnaire, a pour mission :

- de tenir les écritures relatives à la situation écono-mique et financière des détenus (comptes-courants desdétenus : fonds déposés, rémunérations du travail, can-tine, paiement des amendes, …) ;

- la gestion générale de l’établissement : frais d’entre-tien des bâtiments et des détenus, certains aspects dela situation financière du personnel, budget de l’établis-sement (recettes et dépenses).

— Les comptables

- les comptables sont les gardiens et les responsa-bles des fonds, des valeurs et des marchandises pourcompte de l’établissement et pour compte des détenus ;

- assermentés, ils portent la responsabilité devant laCour des Comptes qui possède un droit de contrôleétendu sur tous les comptes et comptables de l’État.

— Le service médical

Le service médical a pour mission de dispenser auxdétenus des soins médicaux équivalents à ceux prodi-

de gedetineerden bij te houden: inschrijvingsregistervan binnenkomende en vertrekkende gedetineerden;de opsluitingsfiche en de samenstelling van het dos-sier; lijst van uitgaande gedetineerden (overbrenging,penitentiair verlof, invrijheidstellingen); lijst vanuithalingen enz.;

- de griffie is belast met de tenuitvoerlegging van rech-terlijke beslissingen inzake de vrijheidsberoving(aanhoudingsmandaten, dagvaardingen, akten van be-roep of verzet, strafverminderingen, overplaatsings-bevelen, invrijheidstellingen);

- de griffie treedt op als administratief verbindings-centrum tussen de gerechtelijke en administratieve over-heden enerzijds en de gedetineerden anderzijds en ditvoor alle inlichtingen die op hen betrekking hebben.

— Het technisch personeel

Het technisch personeel heeft als opdracht:

- het leiden en oplossen van technische problemendie zich in de inrichting voordoen;

- technische richtlijnen geven aan de gedetineerdenbij de uitvoering van penitentiaire arbeid;

- een beroepsopleiding geven aan de gedetineerden.

— De huishoudelijke of economische dienst

Deze dienst valt onder het gezag van de directeur-zaakvoerder en heeft als taak:

- de schriftelijke stukken bij te houden met betrekkingtot de economische en financiële situatie van de gedeti-neerden (rekeningen-courant van gedetineerden, ge-storte gelden, vergoedingen voor arbeid, kantine, beta-ling van boetes);

- het algemeen bestuur van de instelling: onderhouds-kosten voor de gebouwen en de gedetineerden, som-mige aspecten van de financiële toestand van het per-soneel, de begroting van de instelling (uitgaven enontvangsten).

— Le rekenplichtigen

- de rekenplichtigen houden toezicht op en zijn ver-antwoordelijk voor de fondsen, de waardepapieren ende handelswaar voor rekening van de inrichting en vande gedetineerden;

- zij zijn beëdigd en moeten bijgevolg verantwoordingafleggen aan het Rekenhof, dat een uitgebreid controle-recht heeft op alle rekeningen en rekenplichtigen van deStaat.

— De medische dienst

De medische dienst heeft als opdracht de gedetineer-den medische verzorging te verstrekken die gelijkwaar-

Page 18: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

18 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

gués dans la société. Le service médical se composede médecins, de dentistes, d’infirmiers et de kinési-thérapeutes. Chacun dans sa discipline prodigue dessoins aux détenu et veille à la continuité de ces soins.

— Les aumôniers et les conseillers moraux

Régulièrement présents au sein des prisons, lesaumôniers et les conseillers moraux y remplissent éga-lement un rôle important. Ils soutiennent les détenusdans leurs convictions catholiques, protestantes, ortho-doxes, israélites, islamiques ou apportent une assistancemorale non-confessionnelle. Les aumôniers présidentaux exercices du culte et remplissent tous les devoirsde leur ministère auprès des détenus de leur confessionqui en expriment la demande. Tout comme les conseillersmoraux, ils visitent tout détenu qui exprime le désir deles recevoir.

Le personnel des établissements pénitentiaires secompose de fonctionnaires qui, à quelques exceptionsprès, sont soumis au statut des agents de l’État, ainsique de membres du personnel engagés par contrat.

Le tableau ci-dessous reflète l’évolution du cadre sta-tutaire (soit le nombre de membres du personnel pou-vant être engagés sur base statutaire), donne un aperçudu cadre contractuel et indique le nombre de personneseffectivement en service en 2001.

dig is aan die in de maatschappij. De medische dienstbestaat uit geneesheren, tandartsen, verpleegkundi-gen en kinesitherapeuten. In hun vakgebied verlenenzij zorgen aan de gedetineerden en staan zij in voor decontinuïteit van de zorgverlening.

— De aalmoezeniersdiensten en morele consu-lenten

Door hun regelmatige aanwezigheid binnen degevangenismuren vervullen de aalmoezeniers en demorele consulenten eveneens een belangrijke rol. Zijondersteunen de gedetineerden in hun katholieke, pro-testantse, orthodoxe, israëlitische, islamitische of niet-confessionele levensovertuiging. De aalmoezeniers gaanvoor in de erediensten en vervullen alle taken van hunambt voor de gedetineerden van hun geloofsovertuigingdie hiertoe de wens uitdrukken. Zoals de morele consu-lenten bezoeken ze de gedetineerden die hierom vra-gen.

Het personeel van de strafinrichtingen bestaat uitrijksambtenaren die, op enkele uitzonderingen na, on-derworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneelen uit personeelsleden die in dienst genomen zijn meteen arbeidsovereenkomst.

Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van hetstatutair kader (zijnde het aantal personeelsleden dat instatutair verband in dienst genomen mag worden), geefthet contractueel kader weer en vermeldt het aantal per-soneelsleden die in 2001 effectief in dienst zijn.

Page 19: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

192317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Statutair kader Conctractueel Effectiefkader (contract. +

statutairCadre statutaire Cadre Effectif

statutaire (contract. +statutaire

1981 1989 2000 2000 2001

Directiepersoneel 95 103 102 3 117Personnel de direction(ea)directeurs (inclusief regionaal directeurs) 95 103 102 3 105Directeurs (principaux)(y compris directeurs régionaux)

Niveau 1 12 12Niveau 1

Psychosociaal personeel 180 187 177 149 294Personnel psychosocial

Geneesheren (inclusief antropologen) 3 3 8 3 16(*)Médecins (y compris anthropologues)Psychologen (inclusief directeurs) 15 17 83 66 123Psychologues (y compris directeurs)Sociaal arbeidsinspecteurs 10 10 8 5 11Inspecteurs du travail socialMaatschappelijk assistenten 102 107 78 75 144Assistants sociauxProbatieassistenten 50 50 0 0 0Assistants de probation

Medisch personeel 86 98 138 0 129Personnel médicalApothekers 4 4 2 0 2PharmaciensParamedici 82 94 136 0 127Assistants médicaux

Administratief personeel 364 391 414 105 500Personnel administratifAdviseur 0 0 2 0 1ConseillersAdjunct-adviseur 1 1 34 35 58Conseillers adjointsBoekhouder 0 0 54 0 54ComptablesBestuurschef 56 62 79 0 72Chefs administratifsbestuursassistenten 237 253 184 70 254Assistants administratifsklerk 70 75 61 0 61Commis

Technisch personeel 54 58 310 0 140Personnel techniqueingenieur 3 3 7 0 5Ingénieurstechnisch assistent 51 53 303 0 135Assistants techniques

Bewakingspersoneel 3.401 3.770 4.803 307 5.092Personnel de surveillancepenitentiair assistent 135 146 132 30 144Assistants pénitentiaireskwartierchefs 487 552 934 0 795Chefs de quartierpenitentiair beambte 2.779 3.072 3.737 277 4.153(**)Agents pénitentiaires

Totaal 4.180 4.607 5.941 564 6.272Total

Page 20: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

20 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

(*) il s’agit ici d’emploi à mi-temps.(**) il semble y avoir plus d’agents pénitentiaires que

le cadre statutaire et contractuel ne l’autorise ; les em-plois non attribués de chef de quartier peuvent toutefoisêtre occupés par des agents pénitentiaires.

3. Politique pénitentiaire

3.1.Données chiffrées relatives au nombre d’incarcé-rations

En 1999, la population journalière atteignait 8.143détenus. Dans le courant de l’année 1999, la populationcarcérale est passée de 7.837 détenus le 6 janvier 1999à 8.135 détenus le 30 décembre 1999.

Au cours de cette même année, 14.529 personnesau total ont été incarcérées. Le tableau ci-dessousreflète l’évolution du nombre de privations de libertépendant la période allant de 1995 à 2000:

(*) het gaat hier om halftijdse betrekkingen.(**) er blijken schijnbaar meer penitentiair beambten

te zijn dan het statutair en contractueel kader toelaat; deniet-bezette betrekkingen van kwartierchef kunnen ech-ter worden ingenomen door penitentiair beambten.

3. Penitentiair beleid

3.1. Cijfergegevens aangaande het aantal opsluitin-gen

De gemiddelde dagpopulatie bedroeg in 1999 8.143gedetineerden. In de loop van 1999 is de gedetineerden-populatie geëvolueerd van 7.837 gedetineerden op 6januari 1999 tot 8.135 gedetineerden op 30 december1999.

In 1999 werden in totaal 14.529 personen opgeslo-ten. Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van hetaantal vrijheidsberovingen in de periode 1995-2000:

1995 1996 1997 1998 1999 20001. in toepassing van de wetop de voorlopige hechtenis 10.036 10.616 10.469 8.997 9.212 9.1851. en application de la loisur la détention préventive

2. in toepassing van de wet 310 353 381 481 416 487op de bescherming van demaatschappij2. en application de la loide défense sociale

3. definitief veroordeelden 2.689 3.151 2.798 3.821 3.956 4.3733. condamnés définitifs3.1 definitief veroordeelden < 3 jaar 3.275 3.5093.1 condamnés définitifs < 3 ans3.2 definitief veroordeelden > 3 jaar 627 8643.2 condamnés définitifs > 3 ans

4. in toepassing van de wet op 460 367 348 368 437 539de jeugdbescherming4. en application de la loi deprotection de la jeunesse

5. in toepassing van de wetop de voorwaardelijke invrijheidstelling(voorlopige aanhouding, herroeping,schorsing) 104 1575. en application de la loi sur lalibération conditionnelle (arrestationprovisoire, révocation, suspension)

6. ter beschikking van de DienstVreemdelingenzaken 2.321 1.142 640 372 341 1956. mise à disposition de l’Officedes Etrangers

7. diversen 37 31 48 88 63 357. divers

TOTAAL 15.853 15.660 14.684 14.127 14.529 14.971TOTAL

Page 21: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

212317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

3.2.Régime

Un certain nombre d’activités orientées sur la réin-sertion sont proposées aux détenus. Suite à la réformede l’État de 1980, les compétences relatives à l’ensei-gnement, la formation professionnelle et les activi-tés socioculturelles des détenus ont été transféréesdu Ministère fédéral de la Justice aux Communautés.Les interventions des Communautés ne sont pas struc-turelles mais plutôt ponctuelles et tributaires des moyenset des priorités des services extérieurs qu’elles subven-tionnent.

Différents projets d’enseignement à distance sont encours au sein des prisons.

Des projets sont également organisés afin d’ensei-gner aux détenus des aptitudes de base qui leur per-mettront de mieux fonctionner dans la société ; les déte-nus reçoivent exemple des informations pratiques sur lasécurité sociale.

Les détenus ont également la possibilité de suivre desformations professionnelles dans des domaines tantthéoriques que pratiques. Ces formations sont parfoisorganisées en deux parties ; la première partie se dé-roule en prison et la seconde a lieu dans un centre deformation au moyen d’une semi-liberté.

Les détenus qui suivent des cours ou des forma-tions reçoivent des primes afin de les encourager etde compenser le manque à gagner qu’ils subissent fautede pouvoir travailler pendant la détention.

Le travail pénitentiaire constitue également l’un despiliers du régime pénitentiaire. Lors de la répartition dutravail disponible, il est tenu compte autant que possiblede la demande des détenus, de leur personnalité et deleurs compétences. La prison centrale de Leuven pos-sède par exemple une imprimerie performante, la pri-son de Mons dispose d’une blanchisserie industrielle quitravaille aussi pour d’autres établissements, le complexepénitentiaire de Bruges possède un atelier de couture,tout comme la prison d’Oudenaarde, ainsi qu’un atelierde menuiserie, les prisons de Verviers et Lantin dispo-sent également d’une menuiserie ainsi que d’une fonde-rie. Les détenus qui, pour des raisons de sécurité, nesont pas autorisés à travailler en dehors de leur cellulereçoivent du travail à effectuer en cellule pour le compted’entrepreneurs privés.

Les détenus ont en outre la possibilité de participer àdes activités sportives et culturelles.

3.2. Regime

Aan de gedetineerden worden een aantal activitei-ten gericht op de reïntegratie aangeboden.

De bevoegdheden voor onderwijs, professionelevorming en sociaal-culturele activiteiten voor gedeti-neerden is, ingevolge de staatshervorming van 1980,van het federale ministerie van Justitie overgeheveld naarde Gemeenschappen. Hun aanpak is niet structureel,maar eerder punctueel en afhankelijk van de middelenen de prioriteiten van de externe diensten die door deGemeenschappen gesubsidieerd worden.

Er bestaan verschillende projecten voor afstands-onderwijs in de gevangenissen.

Er worden ook projecten georganiseerd om veroor-deelden basisvaardigheden aan te leren teneinde beterte kunnen functioneren in de maatschappij, bv. prakti-sche inlichtingen over de sociale zekerheid.

Daarnaast worden aan de veroordeelden professio-nele vormingen aangeboden, die zowel praktische alstheoretische domeinen behelzen en die soms in tweeonderdelen georganiseerd worden, waarbij het eerstedeel dan doorgaat in de gevangenis en het tweede deelplaatsvindt door middel van een halve vrijheid in eenerkend vormingscentrum.

Aan de gedetineerden die cursussen of vormingenvolgen worden premies toegekend om hen aan te moe-digen en te compenseren voor de winstderving die zegeleden hebben door niet te kunnen werken tijdens dedetentie.

Ook de penitentiaire arbeid vormt een belangrijkepijler van het regime. Bij de verdeling van het beschik-bare werk wordt zoveel mogelijk rekening gehouden metde vraag van de gedetineerden, hun persoonlijkheid enhun bekwaamheden. De gevangenis van Leuven-cen-traal heeft bv. een performante drukkerij, de gevangenisvan Bergen heeft een industriële wasserij die ook voorandere inrichtingen werkt, het penitentiair complex vanBrugge heeft een naaiatelier, net als de gevangenis vanOudenaarde en een schrijnwerkerij, de gevangenissenvan Verviers en Lantin hebben een schrijnwerkerij eneen smederij. Aan gedetineerden die wegens veiligheids-redenen niet buiten hun cel kunnen werken, wordt doorparticuliere ondernemers werk op cel aangeboden.

Daarnaast wordt ook voorzien in sport en cultureleactiviteiten voor de gedetineerden.

Page 22: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

22 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Les condamnés peuvent également entretenir et in-tensifier leurs contacts avec le monde extérieur.

La correspondance est autorisée sans restriction ;seuls des contrôles très sporadiques sont effectués, pourdes raisons de sécurité pénitentiaire.

Tous les établissements sont équipés de téléphonesà cartes, que les détenus sont autorisés à utiliser aumoins deux fois par semaine pour contacter leur familleet leur avocat.

Ces dernières années, une attention particulière a étéconsacrée à la relation parent-enfant. L’accent est missur la préservation et l’épanouissement des relationsaffectives. Afin d’améliorer ces relations, l’introductiond’activités spécifiques est encouragée.

L’organisation des visites a connu une évolutionénorme au cours de l’année 2000. Après une évalua-tion favorable du projet-pilote en cours depuis 1998 dans4 établissements, les visites dans l’intimité ont été éten-dues à tous les établissements. Depuis l’année 2000,les détenus peuvent recevoir de la visite sans sur-veillance à raison de deux heures par mois dans un lo-cal spécialement prévu à cet effet. Ces visites sont ré-servées aux membres de la famille proche et aupartenaire avec qui le détenu entretient une relation sta-ble depuis au moins six mois.

Etant donné que dans les prisons, l’on essaie de ren-dre un maximum d’activités accessibles à un maximumde détenus appartenant à différentes catégories et setrouvant à des stades différents de leur détention, lesactivités organisées pour des groupes cibles bien dé-terminés sont assez peu nombreuses.

Afin de préparer les détenus à leur reclassement etde permettre une transition progressive vers leur miseen liberté, plusieurs modalités d’exécution des peinespeuvent être appliquées.

Les détenus peuvent ainsi bénéficier d’une permis-sion de sortie, qui les autorise à quitter la prison avecou sans accompagnement, avec retour le jour même.La permission de sortie peut être accordée pour toutessortes de raisons : raisons médicales ou humanitaires(nécessité pour le détenu de subir des examens médi-caux ou de visiter un parent mourant), dans l’intérêt dela réinsertion (entretien avec un employeur potentiel),en vue de la défense des droits civils (comparutiondevant le juge dans des affaires familiales).

Aan de veroordeelden worden voorts mogelijkhedengeboden om hun contacten met de buitenwereld tebehouden en te intensiveren.

De briefwisseling wordt zonder beperkingen toege-staan; er wordt, uitsluitend wegens penitentiaireveiligheidsredenen, slechts zeer sporadisch een controleuitgevoerd.

Alle inrichtingen zijn met telefoons met telefoneer-kaarten uitgerust, die voor de gedetineerden minstenstwee maal per week toegankelijk zijn om contact te kun-nen onderhouden met hun familie en hun advocaat.

De laatste jaren wordt een bijzondere aandacht be-steed aan de ouder-kind-relatie. De klemtoon wordtgelegd op het behoud en de ontplooiing van de affec-tieve relaties. Om deze relaties te verbeteren wordt deinvoering van specifieke activiteiten aangemoedigd.

De organisatie van de bezoeken heeft een enormeevolutie gekend in de loop van het jaar 2000. Na eenpositieve evaluatie van het pilootproject dat sinds 1998in 4 inrichtingen liep, werden de ongestoorde bezoe-ken in alle inrichtingen mogelijk gemaakt. Sinds 2000kunnen de gedetineerden bezoek zonder bewaking ge-nieten in een speciaal aangepast lokaal, gedurende tweeuur per maand. Deze bezoeken zijn voorbehouden aanleden van de dichte familie en aan partners die reedszes maanden een standvastige relatie hebben.

Aangezien men in de gevangenissen ernaar streeftom zoveel mogelijk activiteiten toegankelijk te maken vooreen zo groot mogelijk aantal gedetineerden, behorendetot verschillende categorieën en in verschillende stadiavan hun opsluiting, zijn de activiteiten die georganiseerdworden voor welbepaalde doelgroepen eerder gering.

Om de gedetineerden voor te bereiden op hun reclas-sering en een geleidelijke overgang naar hun invrijheid-stelling mogelijk te maken, kunnen hen meerdere vor-men van strafuitvoering worden toegekend.

Zo kan hun een uitgangspermissie worden toege-kend, waarbij zij de toelating hebben om al dan niet on-der begeleiding de gevangenis te verlaten, met vertreken terugkeer dezelfde dag. De uitgangspermissie kanom uiteenlopende redenen worden toegekend: medischeof humanitaire redenen (ondergaan van medische on-derzoek of bezoek aan stervende aanverwant), in hetbelang van de reïntegratie (onderhoud met potentiëlewerkgever), ter bescherming van de burgerlijke rech-ten (verschijnen voor de rechter in familiale aangele-genheden).

Page 23: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

232317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Les détenus peuvent également obtenir un congépénitentiaire qui leur permet de quitter la prison pen-dant plusieurs jours (maximum trois jours par trimestre).Le congé pénitentiaire favorise les relations du condamnéavec sa famille et la société et peut également être misà profit pour prendre des initiatives en vue du reclasse-ment ; il crée un outre un possibilité supplémentaire d’éva-luer l’aptitude du condamné à une libération anticipée.

La semi-libertépermet au condamné de préparer salibération en entamant ou en poursuivant une activitéprofessionnelle, en suivant des cours ou une formation,en suivant un traitement thérapeutique, bref en prenanttoutes les initiatives susceptibles de contribuer à sa réin-sertion.

Les condamnés peuvent enfin être placés sous sur-veillance électronique. Cette mesure leur permet desubir (une partie de) leur peine privative de liberté dansleur milieu familier et de maintenir ainsi leur contactsfamiliaux, sociaux et économiques.

3.3.Politique de libération

La libération anticipée des condamnés en Belgiques’appuie sur deux systèmes de libération possibles : lalibération conditionnelle, d’une part, et la libération pro-visoire, d’autre part.

La libération conditionnelle repose sur une baselégale et a été profondément réformée par les lois des 5 et 18 mars 1998. Il en résulte que depuis le 1er mars1999, la libération conditionnelle n’est plus accordée parle Ministre de la Justice, mais par une commission (il y aau total six commissions, instituées par ressort de lacour d’appel) présidée par un magistrat assisté de deuxassesseurs dont un est spécialisé en réinsertion socialeet l’autre en exécution des peines.

Outre la libération conditionnelle, il existe plusieursmodalités d’interruption de peine, à savoir les libérationsprovisoires. Ces modalités de libération n’ont pas defondement légal mais ont été créées par des circulairesministérielles.

La libération provisoire est accordée sur la base decertaines circonstances matérielles et a pour effet desuspendre l’exécution de la peine. Ces circonstances

Daarnaast kunnen zij penitentiair verlof genietenwaardoor zij de gelegenheid hebben om gedurendemeerdere dagen (maximum drie dagen per trimester)de gevangenis te verlaten. Via het penitentiair verlofworden de relaties van de veroordeelde met zijn familieen de samenleving bevorderd en kan hem ook gevraagdworden initiatieven te nemen inzake zijn reclassering;het creëert bovendien een bijkomende evaluatie-mogelijkheid voor de geschiktheid van de veroordeeldevoor een vervroegde invrijheidstelling.

Door de halve vrijheid wordt aan de veroordeeldede gelegenheid geboden om ter voorbereiding van zijninvrijheidstelling een beroepsactiviteit te starten of voortte zetten, te studeren of een vorming te volgen, een the-rapeutische behandeling te ondergaan, kortom alle ini-tiatieven die kunnen bijdragen tot de reïntegratie.

De veroordeelden kunnen tenslotte ook onder elek-tronisch toezicht geplaatst worden. Hierdoor wordt hende kans geboden om (een gedeelte van) de vrijheids-straf te ondergaan in hun vertrouwd milieu en om zo hunfamiliale, sociale en economische contacten voort tezetten.

3.3. Invrijheidstellingbeleid

De vervroegde invrijheidstelling van veroordeelden inBelgië is gesteund op twee mogelijke systemen van in-vrijheidstelling, de voorwaardelijke invrijheidstelling ener-zijds en de voorlopige invrijheidstelling anderzijds.

De voorwaardelijke invrijheidstelling is wettelijkgeregeld en werd grondig hervormd door de wetten van5 en 18 maart 1998. Tengevolge van deze wetswijzigingwordt de voorwaardelijke invrijheidstelling sinds 1 maart1999 niet langer meer verleend door de Minister vanJustitie, maar door een commissie (in totaal zijn er zescommissies ingesteld per rechtsgebied van het hof vanberoep), onder het voorzitterschap van een magistraatdie bijgestaan wordt door twee assessoren, de ene ge-specialiseerd in sociale reïntegratie, de andere in straf-uitvoering.

Naast deze voorwaardelijke invrijheidstelling bestaanmeerdere wijzen van strafonderbreking, met name devoorlopige invrijheidstellingen. Deze wijze van in-vrijheidstelling heeft geen wettelijke grondslag, maaris in het leven geroepen door ministeriëleomzendbrieven.

De voorlopige invrijheidstelling wordt toegekend opgrond van bepaalde feitelijke omstandigheden en heeftals gevolg dat de tenuitvoerlegging van de straf wordt

Page 24: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

24 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

peuvent être propres à la personne du condamné (p.ex.raisons médicales ou en vue de l’éloignement duRoyaume) ou à la politique pénitentiaire (politique delibération pour cause de surpopulation). La décisiond’accorder une libération provisoire est prise par leMinistre de la Justice, avec délégation à la directionde la prison ou au service des Cas individuels.

Une distinction doit être établie entre les catégoriessuivantes de libérations provisoires : la libération provi-soire (ordinaire), la libération provisoire pour raisons desanté, la libération provisoire en vue de l’éloignementdu Royaume, la libération provisoire de certains condam-nés toxicomanes et la libération provisoire en vue d’ex-tradition.

Le tableau ci-dessous donne un aperçu du nombrede libérations en fonction des différentes modalités, pourla période allant de 1995 à 2000.

opgeschort. Deze omstandigheden kunnen eigen zijnaan de persoon van de veroordeelde (bv. om medischeredenen of met het oog op een verwijdering uit het Rijk)of aan de penitentiaire politiek (vrijstellingsbeleid om re-den van overbevolking). Het is de Minister van Justitie –met delegatie naar de gevangenisdirectie of naar dedienst individuele gevallen – die de beslissing neemt vande toekenning van voorlopige invrijheidstelling.

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussende volgende categorieën van voorlopige invrijheidstel-ling: de (gewone) voorlopige invrijheidstelling, de voor-lopige invrijheidstelling om medische redenen, de voor-lopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering uithet Rijk, de voorlopige invrijheidstelling van bepaaldedrugsverslaafde veroordeelden en de voorlopige invrij-heidstellingen met het oog op uitlevering.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aan-tal invrijheidstellingen, in functie van de verschillendemogelijkheden, voor de periode 1995-2000.

Wijze van invrijheidstelling 1995 1996 1997 1998 1999 2000Modalité de libération

Voorwaardelijke invrijheidstelling 741 717 826 887 842 739Libération conditionnelle

Voorlopige invrijheidstelling 4.737 4.919 4.629 4.826 4.338 3.856Libération provisoire

Voorlopige invrijheidstelling 11 10 7 7 12 14gezondheidsredenenLibération provisoire pourraisons de santé

Voorlopige invrijheidstelling m.o.o.verwijdering uit het land 199 218 211 226 182 160

Libération provisoire en vue del’éloignement du Royaume

Andere 5 5 9 8 28 28Autre

Page 25: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

252317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

B. Exposé du professeur Lieven Dupont

Création et missions de la commission

La commission « loi de principe concernant l’admi-nistration pénitentiaire et le statut juridique des déte-nus », ci-après nommée la Commission, a été crééepar arrêté royal du 25 novembre 1997. Sa mission prin-cipale consistait à rédiger un avant-projet de loi ayantpour thème central le statut juridique des détenus con-damnés et des inculpés, prévenus et accusés déte-nus.

Cette mission trouvait notamment son origine dansune prise de conscience – politique – trop tardive ducaractère problématique du fait que les normes actuel-les de l’exécution des peines effectives de privation deliberté et du régime pénitentiaire des détenus provisoi-res ne sont ancrées que de manière très marginale dansla législation parlementaire. Elles sont – contrairement àce qu’on pourrait légitimement croire – restées presqueexclusivement une affaire du pouvoir exécutif et de l’ad-ministration pénitentiaire. Pour l’exécution de ses travaux,la Commission pouvait se baser de manière critique etcréative sur l’étude réalisée à la demande de StefaanDE CLERCK, ancien ministre de la Justice « Proeve vanbasiswet gevangeniswezen en tenuitvoerlegging vanvrijheidsbenemende sancties » (septembre 1997). Unelarge consultation tant de l’Administration centrale desétablissements pénitentiaires que des services extérieursa été organisée à ce sujet. Cette consultation a consti-tué une importante source d’inspiration pour les travauxultérieurs de la Commission.

(Limites de) l’objet de l’avant-projet de loi.

L’avant-projet de loi ne concerne pas tous les aspectsdu statut juridique de toutes les catégories de détenus.Il se limite au statut juridique interne des détenus con-damnés et des inculpés, prévenus et accusés détenus.

– Le statut juridique des mineurs détenus, des inter-nés ou des étrangers en séjour illégal en Belgique nefait pas l’objet de l’avant-projet. Compte tenu de leurscaractéristiques spécifiques, la Commission estime quele statut juridique de ces catégories de détenus doit fairel’objet d’une réglementation légale spécifique.

– La proposition se limite également au statut juridi-que interne, à savoir le statut juridique par rapport auxactes posés et aux décisions prises à l’égard du détenuen tant qu’ « habitant » de l’établissement pénitenti-

B. Uiteenzetting van professor Lieven Dupont

Oprichting en opdrachten van de Commissie

De Commissie « Basiswet gevangeniswezen enrechtspositie van gedetineerden », hierna kortweg deCommissie genoemd, werd opgericht bij koninklijk be-sluit van 25 november 1997. Haar belangrijkste taakbestond erin om een voorontwerp van wet te redigerenmet als centrale thematiek de rechtspositie van ver-oordeelde gedetineerden en van gedetineerde verdach-ten, beklaagden en beschuldigden.

Deze opdracht vond o.m. haar oorsprong in een – ophet politieke front – al te laattijdige bewustwording vanhet problematische karakter van het feit dat de huidigenormering van de tenuitvoerlegging van effectievevrijheidsstraffen en van het penitentiair regime van devoorlopig gehechten slechts op een uiterst marginalewijze verankerd is in de parlementaire wetgeving. Zij is –anders dan dat men rechtens zou mogen verwachten –bijna uitsluitend een aangelegenheid gebleven van deuitvoerende macht en de penitentiaire administratie. Voorde uitvoering van haar werkzaamheden kon de Com-missie kritisch en creatief voortbouwen op de, in opdrachtvan voormalig minister van Justitie Stefaan De Clerck,uitgewerkte « Proeve van basiswet gevangeniswezen entenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties »(september 1997). Hierover werd door de Commissiezowel bij het centraal bestuur van de strafinrichtingenals bij de buitendiensten een ruime consultatie gehou-den. Deze leverde heel wet inspiratie op voor haar ver-dere werkzaamheden.

(Grenzen van) het voorwerp van het voorontwerp vanwet

Het voorontwerp van wet heeft geen betrekking opalle aspecten van de rechtspositie van alle categorieënvan gedetineerden. Het blijft beperkt tot de interne rechts-positie van veroordeelde gedetineerden en van gedeti-neerde verdachten, beschuldigden en beklaagden.

– De rechtspositie van de gedetineerde minderjari-gen, geïnterneerden of illegaal in België verblijvendevreemdelingen wordt niet door het voorontwerp gere-geld. Rekening houdend met hun specifieke karakteris-tieken dient, naar het oordeel van de Commissie, derechtspositie van deze categorieën van gedetineerdenhet voorwerp uit te maken van een bijzondere wettelijkeregeling.

– Het voorstel blijft ook beperkt tot de regeling van deinterne rechtspositie, dit is de rechtspositie met betrek-king tot de handelingen en beslissingen ten aanzienvan de gedetineerde als «inwoner» van de gevangenis,

Page 26: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

26 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

aire, de sa vie « intra muros ». La mission initiale de laCommission qui consistait à faire également, du moinsen ce qui concerne les condamnés, des propositionsconcrètes de législation concernant le statut juridiqueexterne des détenus condamnés, a été transforméeaprès le changement de gouvernement (été 1999) enla mission de rédiger un projet de note à ce sujet. Lestatut juridique externe englobe le statut juridique dudétenu par rapport aux aspects extra-muraux de ladétention, comme des décisions concernant la non-exécution (interruption de la peine, exécution fragmen-tée de la peine, permission de sortie, congé pénitenti-aire), la durée de privation de liberté effective à purger(toutes les modalités de libération anticipée) et les for-mes particulières d’exécution de la peine (comme lasurveillance électronique, la semi-liberté ou la déten-tion limitée). Son élaboration a été confiée à une com-mission installée le 28 février 2000, appelée Commis-sion HOLSTERS, du nom de son président. Cettecommission a reçu pour mission l’élaboration d’uneréglementation du statut juridique externe des détenusdans un cadre plus global, abordant tant la problémati-que de la fixation de la peine par le juge que celle del’implication du pouvoir judiciaire dans l’exécution dela peine (tribunaux d’exécution de la peine, intituléstribunaux pénitentiaires dans l’avant-projet de loi). Dansle projet de note demandé, la Commission « loi de prin-cipe » a souligné le fait que les statuts juridiques in-terne et externe des détenus condamnés, même s’ilsdoivent être distingués l’un de l’autre, doivent être exa-minés conjointement et doivent plus particulièrementêtre élaborés en partant d’un même concept de base.

– Aucune ou quasi aucune disposition concernantl’organisation de l’administration pénitentiaire ne figuredans l’avant-projet. Cette réserve n’est nullement liéeau fait que la Commission serait aveugle face à sonimportance. La structure des établissements péniten-tiaires et la réglementation en la matière ne sont abso-lument pas adaptées aux principes prônés dans la pro-position de loi de principe et il convient également deprévoir, outre les normes qui règlent la détention, uneréglementation pour l’organisation qui doit réaliser cesprincipes. Etant donné que la mission de la Commis-sion « loi de principe » ne consistait cependant pas àélaborer sur le plan juridique les implications de l’avant-projet au niveau de l’organisation, il a été veillé à nepas charger la fixation des normes de ces aspects, quisous de nombreux aspects sont d’une nature différentede la réglementation du statut juridique des détenus,de propositions qui chargeraient la dynamique et lacréativité à ce niveau.

van zijn leven «binnen de muren». De oorspronkelijkeopdracht van de Commissie om, althans wat de ver-oordeelden betreft, ook concrete voorstellen van wet-geving te doen met betrekking tot de externe rechtspo-sitie van de veroordeelde gedetineerden, werd na deregeringswisseling (zomer 1999) getransformeerd in deopdracht om ter zake een conceptnota op te stellen.De externe rechtspositie betreft de rechtspositie vande gedetineerde met betrekking tot de extra-muraleaspecten van de detentie, zoals beslissingen betref-fende de niet-uitvoering van de straf of de continuïteitvan de uitvoering (strafonderbreking, fragmentering vande strafuitvoering, uitgangspermissie, penitentiair ver-lof), de duur van de effectief te ondergane vrijheids-beneming (alle wijzen van vervroegde invrijheidstel-ling) en de bijzondere vormen van strafuitvoering (zoalselektronisch toezicht, halve vrijheid of beperkte hech-tenis). De uitwerking hiervan werd toevertrouwd aaneen op 28 februari 2000 geïnstalleerde commissie, naarhaar voorzitter de Commissie Holsters genoemd. Aandeze laatste Commissie werd de opdracht toevertrouwdom een regeling van de externe rechtspositie van degedetineerde uit te werken in een ruimer kader, waarinzowel de problematiek van de rechterlijke straftoe-meting als deze van de betrokkenheid van de rechter-lijke macht bij de strafuitvoering (strafuitvoerings-rechtbanken, in het voorontwerp «penitentiairerechtbanken» genoemd) aan de orde zou komen. In degevraagde conceptnota heeft de Commissie Basiswetbenadrukt dat de interne en de externe rechtspositie vangedetineerde veroordeelden, alhoewel ze van elkaaronderscheiden moeten worden, in samenhang met el-kaar moeten worden beschouwd, en dat zij meer be-paald uitgebouwd moeten worden vertrekkend van éénen hetzelfde basisconcept.

– In het voorontwerp werden weinig of geen bepalin-gen opgenomen betreffende de organisatorische struc-tuur van het gevangeniswezen. Deze terughoudendheidheeft allerminst te maken met een blindheid van de Com-missie voor het belang ervan. De structuur van en deregelgeving voor de strafinrichtingen zijn in het geheelniet afgestemd op de principes die in het voorstel vanBasiswet worden vooropgesteld, en er dient – boven opde normen die de detentie regelen – ook een regelge-ving te komen voor de organisatie die deze principesmoet realiseren. Aangezien het echter niet de opdrachtwas van de Commissie Basiswet om de organisatori-sche implicaties van het voorontwerp juridisch uit tewerken, werd er zorg voor gedragen om normering vandeze aspecten, die in tal van opzichten van een andereorde zijn dan de regeling van de rechtspositie van gede-tineerden, niet te belasten met voorstellen die de dyna-miek en de creativiteit op dit vlak zouden belasten.

Page 27: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

272317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

– Pour des raisons comparables, l’avant-projet (ac-tuellement déposé comme proposition de loi) ne com-porte aucune disposition visant l’élaboration des mis-sions et du statut du personnel. Cette matière est d’uneimportance telle qu’elle justifie une réglementation bienà elle, prévoyant la participation de toutes les partiesconcernées.

Aperçu du contenu

La proposition est subdivisée en les IX Titres suivants.Titre Ier. Dispositions générales ; Titre II. Principes debase (voir infra) ; Titre III. Etablissements pénitentiaires(subdivision et destination, règlement d’ordre intérieur, pla-cement, transfèrement, accueil des détenus et contrôledes établissements pénitentiaires) ; Titre IV. Planning dedétention ; Titre V. Conditions de vie au sein des établisse-ments pénitentiaires (conditions de vie matérielles, condi-tions de cohabitation, contacts avec le monde extérieur,religion et idéologie, soins de santé, préservation de lasanté et expertise médicale, aide et services sociaux, aidejuridique et assistance judiciaire) ; Titre VI. Ordre, sécu-rité et recours à la coercition ; Titre VII. Régime discipli-naire ; Titre VIII. Suivi des plaintes et des réclamationscontre un placement ou à un transfèrement ; Titre IX.Dispositions suspensives et dispositions modificatives.

Lignes de force

Les lignes de force sont résumées en cinq points dansl’exposé des motifs (DOC 50 1076/001).

– Le texte est porté par l’approche du détenu en saqualité de citoyen juridique, à savoir une approche ayantpour préoccupation centrale la participation au droit, auxvaleurs juridiques en vigueur ainsi que le fait de pouvoirfaire valoir ceux-ci comme droit dans un mode de dis-cussion permettant le recours à la foi en le caractèreraisonnable des arguments. Cette approche est en con-tradiction flagrante avec la situation actuelle dans laquellele législateur n’a à ce jour même pas estimé qu’il étaitnécessaire de reconnaître formellement les détenuscomme sujets de droits fondamentaux, auxquels il nepeut être porté préjudice que dans les cas et de la ma-nière définie conformément aux procédures en vigueurdans un état de droit démocratique. L’approche partantdu statut juridique entraîne la fin d’un régime pénitenti-aire principalement défini en termes de « faveurs », quià l’avenir sera formulé en termes de droits et d’obliga-tions.

– L’approche partant du statut juridique fait elle-mêmepartie – et est élaborée plus en profondeur à partir –d’un concept pénitentiaire selon lequel la répression

– Om vergelijkbare redenen werd door het vooront-werp ( dat thans als wetsvoorstel ter bespreking voor-ligt) bepalingen voor de uitwerking van de taken en hetstatuut van het personeel achterwege gelaten. Dezematerie is zo belangrijk dat zij een eigen regelgeving,met inspraak van alle betrokken geledingen, wettigt.

Inhoudsoverzicht

Het wetsvoorstel ( voormalig voorontwerp) is inge-deeld in de volgende titels. Titel I. Algemene bepalingen;Titel II. Basisbeginselen (zie hierna); Titel III. Gevange-nissen (indeling en bestemming, huishoudelijk reglement,plaatsing, overplaatsing, onthaal van gedetineerden entoezicht op de gevangenissen); Titel IV. Detentieplanning;Titel V. Levensvoorwaarden in de gevangenis (materiëlelevensvoorwaarden, samenlevingsvoorwaarden, contac-ten met de buitenwereld, godsdienst en levensbeschou-wing, gezondheidszorg, gezondheidsbescherming enmedische expertise, sociale hulp en dienstverlening,rechtshulpverlening en juridische bijstand; Titel VI. Orde,veiligheid en gebruik van dwang; Titel VII. Tuchtregime;Titel VIII. Afhandeling van klachten en van bezwaar te-gen plaatsing of overplaatsing; Titel IX. Opheffings-bepalingen en wijzigingsbepalingen.

Krachtlijnen

In de memorie van toelichting werden de krachtlijnen( DOC 50 1076/001) in vijf punten samengevat:

– De gedetineerde wordt benaderd in zijn hoedanig-heid van rechtsburger, d.i. een benadering waarin cen-traal staat het deel hebben aan recht, aan de geldenderechtswaarden en het als recht geldend kunnen makenhiervan in een discussievorm, waarbij een beroep ge-daan mag worden op geloof in de redelijkheid van deargumenten. Deze benadering staat haaks op de hui-dige toestand waarbij de wetgever ten aanzien van ge-detineerden het vooralsnog niet eens nodig heeft ge-acht de gedetineerde formeel te erkennen als eensubject van grondrechten, waaraan slechts afbreukmag worden gedaan in de gevallen en op de wijze dieis vastgesteld overeenkomstig de procedures die ineen democratische rechtsstaat gelden. Derechtspositionele benadering brengt met zich mee dateen einde gesteld wordt aan een overwegend in ter-men van « gunsten » gedefinieerd penitentiair regime,dat voor de toekomst geformuleerd wordt in termenvan rechten en plichten.

– De rechtspositionele benadering maakt zelf deel uitvan – en wordt inhoudelijk nader uitgewerkt vanuit – eenpenitentiair concept volgens hetwelk het bestrijden van

Page 28: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

28 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

du dommage occasionné par une détention est consi-dérée comme une condition sine qua non par l’applica-tion du principe de normalisation : a) en ce qui con-cerne les condamnés : en visant des objectifs àindividualiser, axés sur l’avenir (une exécution de lapeine privative de liberté axée sur la réparation et laréinsertion, qui permet au condamné de se réhabiliter); b) en ce qui concerne les prévenus : par un respecteffectif du principe de la présomption d’innocence.

– Une troisième ligne de force consiste en le renfor-cement du contrôle externe et indépendant de la déten-tion aux niveaux local (transformation des commissionsadministratives en commissions de contrôle, de compo-sition légèrement modifiée et dotées de réelles compé-tences) et fédéral (création d’un Conseil central de con-trôle pour l’administration pénitentiaire doté de réellescompétences), ainsi qu’en la réalisation d’un systèmeefficace d’introduction de plaintes.

– Une quatrième ligne de force consiste en la créa-tion de marges d’interprétation au niveau de la prise etde l’exercice des responsabilités des Communautés etdes Régions dans le cadre de l’aide aux détenus, del’assistance à leurs proches et de l’aide aux victimes.

– Comme dernière ligne de force, on peut mentionnerl’élaboration d’un concept de réglementation du statutjuridique externe placée sous le signe de la réalisationd’un plan de détention individuel et d’une fragmentationde la détention dans une perspective de réinsertion,comprise idéalement dans le sens d’un accroissementprogressif de la liberté. La Commission est d’avis quecela n’est possible que s’il existe des possibilités léga-les différenciées d’exécution de la peine, impliquant l’in-tervention d’une instance judiciaire lorsque ceci impli-que une modification de la nature ou de la durée de lapeine prononcée par le juge.

Principes de base

Le texte proposé est porté par certains principes debase qui sous-tendent l’élaboration entière de la régle-mentation du statut juridique des détenus.

– Principe de légalité : portée de la privation de li-berté.

Lors de la rédaction, le point de départ était l’évidenceque, conformément au principe de légalité, il appartientau seul législateur de définir le contenu et la portée deprivation de liberté, tant en ce qui concerne les condam-nations à une peine privative de liberté qu’en ce qui con-cerne la détention préventive. L’avant-projet a limité la

detentieschade, door toepassing van hetnormaliseringsbeginsel als een conditio sine qua nonwordt beschouwd : a) wat de veroordeelden betreft :door het nastreven van te individualiseren, toekomst-gerichte doelstellingen (een op herstel en reïntegratiegerichte tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, die aande veroordeelde kansen op rehabilitatie biedt ; b) watde verdachten betreft : door de daadwerkelijke nale-ving van het beginsel van het vermoeden van onschuld.

– Een derde krachtlijn bestaat in het versterken vanhet extern en onafhankelijk toezicht op de detentie zo-wel op lokaal niveau (omvorming van bestuurs-commissies tot commissies van toezicht, in enigszinsandere samenstelling en met reële bevoegdheden) alsop federaal niveau (oprichting van een CentraleToezichtsraad voor het Gevangeniswezen met reële be-voegdheden) en het tot stand brengen van een doelma-tig systeem van beklagrecht.

– Een vierde krachtlijn bestaat in het scheppen vaninvulmogelijkheden voor het opnemen en uitoefenen vande bevoegdheden van de Gemeenschappen en Gewes-ten in het kader van de dienstverlening aan gedetineer-den, de zorg voor hun naastbestaanden en deslachtofferzorg.

– Als laatste krachtlijn kan vermeld worden, de uit-werking van een concept voor een externe rechtspositie-regeling in het teken van de realisatie van een indivi-dueel detentieplan en een detentiefasering inresocialiseringsperspectief, idealiter begrepen in de zinvan een progressieve toename van vrijheid. Naar hetoordeel van de Commissie is dit enkel mogelijk wanneerer gedifferentieerde wettelijke mogelijkheden bestaan totstrafuitvoering, met tussenkomst van een rechterlijkeinstantie wanneer dit een wijziging met zich meebrengtin de aard of de duur van de door de rechter uitgespro-ken straf.

Basisbeginselen

De tekst wordt gedragen door een aantal basis-beginselen die de gehele uitwerking van de rechtspositie-regeling van de gedetineerden dooradert.

– Legaliteitsbeginsel : draagwijdte vrijheidsbeneming

Bij de redactie werd uitgegaan van de vanzelfspre-kendheid dat, conform het legaliteitsbeginsel, het enkelde wetgever toekomt om de inhoud en de draagwijdtevan de vrijheidsbeneming te bepalen, zowel wat de ver-oordelingen tot de vrijheidsstraf als de voorlopige hech-tenis betreft. De draagwijdte van de vrijheidsbeneming

Page 29: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

292317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

portée de la privation de liberté à la privation (totale oupartielle) du droit du détenu de se déplacer librementet aux restrictions de la liberté y afférentes. D’autresrestrictions de la liberté étaient exclusivement fondéessur la nécessité de limiter l’exercice de droits et delibertés qui peut être justifiée dans une perspective demaintien de l’ordre et de la sécurité (interne et externe).Pour ce qui est des inculpés, des prévenus et des ac-cusés, il a en outre été prévu un fondement juridiqueparticulier qui octroie au juge d’instruction des compé-tences spécifiques afin de moduler le régime, en fonc-tion des nécessités de l’instruction, au niveau de laséparation des détenus, des visites, de la correspon-dance et de l’usage du téléphone.

– Principe de limitation du dommage

Le texte s’inspire d’un souci radicalisé de prévenir etde lutter contre le dommage occasionné par la déten-tion. Ce souci trouve son origine dans la reconnaissance,née de la longue expérience de nombreuses person-nes, de nombreuses recherches et d’innombrables té-moignages, du fait que – quoi que l’on imagine à proposdes résultats positifs d’une détention – la prison nuit à lavie des gens : tant des détenus eux-mêmes, que de leurmilieu affectif, des victimes de délits et, sous plus d’unaspect, également de la société entière. Pour les incul-pés, les prévenus et les accusés, le principe de limita-tion du dommage est utilisé comme un impératif inéluc-table découlant du principe de la présomptiond’innocence. Pour les condamnés, le respect de ce mêmeprincipe est considéré comme une condition nécessaire(condition sine qua non) au niveau des possibilités deréalisation des objectifs déjà cités et à débattre infra dansle cadre de l’exécution de la peine. La Commission estd’avis que la prévention ou du moins la limitation maxi-male des dommages occasionnés par la détention doitconstituer une norme impérative, tant au niveau de ladescription de la fonction, de la méthode de travail et del’attitude des fonctionnaires chargés de la définition dela forme et de l’exécution de la détention, que dans lecadre de l’organisation des établissements pénitentiai-res, de l’élaboration du régime pénitentiaire et des mo-dalités d’exécution et de libération anticipée.

– Principe de normalisation

Sous de nombreux aspects, le principe de normalisa-tion peut être considéré comme une formulation posi-tive du principe de limitation du dommage. Il s’agit d’unprincipe d’orientation pour la définition de la forme de ladétention, conformément auquel, sans préjudice desdérogations à la vie normale inhérentes à la privation de

werd beperkt tot het (geheel of gedeeltelijk) ontnemenvan het recht van de gedetineerde om vrij te komen ente gaan en de daarmee verbonden vrijheidsbeperkingen.Andere vrijheidsbeperkingen werden uitsluitend gegrondop de noodzaak tot beperking van de uitoefening vanrechten en vrijheden die verantwoord kunnen wordenin het perspectief van de handhaving van de orde ende (interne en externe) veiligheid. Wat de verdachten,beklaagden en beschuldigden betreft werd daarenbo-ven voorzien in een bijzondere rechtsgrond die aan deonderzoeksrechter bijzondere bevoegdheden toekenttot modulering van het regime, in functie van denoodwendigheden van het onderzoek, op het vlak vanhet gescheiden houden van gedetineerden, het bezoek,de briefwisseling en het gebruik van de telefoon.

– Schadebeperkingsbeginsel

Het wetsvoorstel is geïnspireerd door eengeradicaliseerde bekommernis tot het voorkomen enbestrijden van detentieschade. Deze bekommernis vindtzijn oorsprong in de erkenning, gegroeid uit de langeervaring van velen, uit veel onderzoek en uit talloze ge-tuigenissen dat – wat men zich ook moge inbeelden overde positieve resultaten van een detentie – de gevange-nis het leven van mensen schaadt : zowel de gedeti-neerden zelf, maar ook hun affectief milieu, de slachtof-fers van misdrijven en in méér dan één opzicht ook degehele samenleving. Voor verdachten, beschuldigden enbeklaagden wordt het schadebeperkingsbeginsel gehan-teerd als een onontkoombaar imperatief dat voortvloeituit het beginsel van het vermoeden van onschuld. Voorde veroordeelden wordt de naleving van het schade-beperkingsbeginsel gezien als een noodzakelijke voor-waarde (conditio sine qua non) voor de realiseringsmoge-lijkheden van de reeds aangehaalde en hierna nog tebespreken doelstellingen bij de uitvoering van de straf.Naar het oordeel van de Commissie moet het voorko-men of althans het zoveel mogelijk bestrijden vandetentieschade een gebiedende norm zijn, zowel bij deomschrijving van de functie, de werkwijze en de attitudevan de functionarissen die met de vormgeving aan- ende uitvoering van de detentie belast zijn, als bij de orga-nisatie van de gevangenissen, de uitwerking van hetpenitentiair regime en de modaliteiten van tenuitvoer-legging en vervroegde invrijheidstelling.

– Normaliseringsbeginsel

Het normaliseringsbeginsel kan in vele opzichten be-schouwd worden als een positieve formulering van hetschadebeperkingsbeginsel. Het is een oriënterend be-ginsel voor de vormgeving aan de detentie volgens het-welk, onverminderd de afwijkingen van het normale le-ven dat inherent is aan de vrijheidsbeneming, er naar

Page 30: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

30 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

liberté, il convient de tenter de conformer autant quepossible les conditions de vie au sein de l’établisse-ment pénitentiaire aux conditions de vie dans la so-ciété libre. Dans cette perspective la proposition re-connaît le droit des détenus à un espace de séjourindividuel, à porter leurs propres vêtements, des dis-positions concernant les contacts des détenus avec lemonde extérieur placées sous le signe d’une politiqueles facilitant. Au niveau des conditions de travail estprônée la norme selon laquelle ces dernières doiventse conformer autant que possible à celles caractéri-sant des activités identiques dans la société libre et enmatière de soins médicaux, une norme est d’applica-tion selon laquelle le détenu a droit à des soins desanté équivalents à ceux prodigués dans la société li-bre et adaptés à ses besoins médicaux spécifiques. Leprincipe de limitation du dommage a été complété pardeux autres principes qui – même si considérés en soiils constituent des principes autonomes d’orientation dela pratique pénitentiaire – concrétisent encore le principede limitation du dommage : les principes deresponsabilisation et de participation.

– Principe de responsabilisation

L’attention a déjà maintes fois a été attirée sur le faitque le contexte pénitentiaire de la détention nuit au res-pect de soi plus qu’il ne le stimule et que le détenu béné-ficie de peu d’opportunités d’assumer ses responsabili-tés personnelles et sociales. Pour cette raison laproposition a inclus comme principe de base la normed’instruction selon laquelle la détention doit être exécu-tée dans des conditions permettant le maintien ou l’amé-lioration du respect de soi du détenu et qui stimulent saresponsabilité individuelle et sociale. Ce principe a no-tamment été rendu plus opérationnel lors de l’élabora-tion des conditions matérielles, des conditions de coha-bitation, du régime des plaintes et – en ce qui concerneles condamnés – en particulier dans le cadre de la des-cription des objectifs au niveau de la réglementationconcernant la réalisation et le suivi du plan de détention(voir infra).

– Principe de participation

Le dommage occasionné par la détention peut êtreévité dans une mesure considérable lorsque la problé-matique de la définition de la forme de l’exécution de lapeine ou mesure privative de liberté, différemment dece qui se passe actuellement, n’est pas conçue de ma-nière trop dominante du seul point de vue de l’institutétablissement pénitentiaire et des intérêts de l’institu-tion, mais également au départ des expériences desdétenus eux-mêmes, des valeurs et intérêts qu’ils esti-ment défendables et de la manière dont ils se repré-

gestreefd moet worden de levensvoorwaarden in degevangenis zoveel als mogelijk in overeenstemming tebrengen met de levensomstandigheden in de vrije sa-menleving. In dat perspectief wordt in het voorontwerpaan gedetineerden in de regel het recht toegekend opeen individuele verblijfsruimte, het dragen van de eigenkledij, worden bepalingen betreffende de contacten vangedetineerden met de buitenwereld in het teken gesteldvan een faciliteiten biedend beleid, wordt voor de arbeids-voorwaarden de norm gesteld dat zij zoveel mogelijkovereenstemmen met deze die in de vrije samenlevingidentieke activiteiten kenmerken en geldt voor de medi-sche verzorging de norm dat de gedetineerde het rechtheeft op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is aande gezondheidszorg in de vrije samenleving en die aan-gepast is aan zijn specifieke medische noden en be-hoeften. Het schadebeperkingsbeginsel werd in het voor-ontwerp aangevuld met twee andere beginselen die –alhoewel zij op zichzelf beschouwd autonome beginse-len zijn ter oriëntatie van de penitentiaire praxis – hetschadebeginsel nader concretiseren: hetresponsabiliseringsbeginsel en het participatiebeginsel.

– Responsabiliseringsbeginsel

Herhaaldelijk is er reeds op gewezen dat depenitentiaire context waarin de detentie plaatsvindt hetzelfrespect van de gedetineerde eerder fnuikt dan sti-muleert en dat hem weinig kansen worden geboden omzijn persoonlijke en sociale verantwoordelijkheid op tenemen. Daarom werd als basisbeginsel in het vooront-werp de instructienorm ingeschreven dat de detentie tenuitvoer moet worden gelegd in omstandigheden die hetbehoud of de groei van het zelfrespect van de gedeti-neerde mogelijk maken en die hem aanspraken op zijnindividuele en sociale verantwoordelijkheid. Dit beginselwerd onder meer nader geoperationaliseerd bij de uit-werking van de mater iële voorwaarden, desamenlevingsvoorwaarden, het beklagregime, en – watde veroordeelden betreft – in het bijzonder ook bij deomschrijving van de doelstellingen bij de regelgeving voorhet opstellen en opvolgen van het detentieplan.

– Participatiebeginsel

Detentieschade kan in aanzienlijke mate worden ver-meden wanneer de problematiek van de vormgeving aande tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende strafof maatregel, anders dan vandaag, niet al te overheer-send benaderd wordt vanuit het instituut gevangenis eninrichtingsbelangen. Men moet tevens vanuit debeleveniswereld van de gedetineerde zelf de detentie-schade aanpakken, rekening houdend met de waardenen belangen die zij behartigenswaardig achten en devoorstellingen die zij zich maken om hun noden en be-

Page 31: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

312317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

sentent leurs besoins. Pour cette raison a été inscrit leprincipe de participation qui vise à faire des détenusdes interlocuteurs et partenaires de concertation à partentière dans le cadre des processus de décision lesconcernant. Deux modes de réalisation ont été propo-sés pour le principe de participation. D’une part, en cequi concerne les intérêts collectifs des détenus, par lanorme d’instruction, qui vise à instaurer un climat deconcertation dans chaque établissement pénitentiaireet à créer un organisme de concertation afin de per-mettre aux détenus de participer aux matières d’inté-rêt commun susceptibles de recourir à leur collabora-tion. D’autre part, en ce qui concerne les intérêtsindividuels, en attribuant aux condamnés un rôle im-portant dans la réalisation du plan de détentionindividuelle(voir infra).

– Objectifs

Au niveau des condamnés, il est prévu de soumettrel’exécution de la peine privative de liberté à la réparationde l’injustice infligée par le délit aux victimes, à la réha-bilitation du condamné et à la préparation individualiséede sa réinsertion dans la société libre en temps oppor-tun. En dépit du caractère mode de la valorisation ac-tuelle du droit de réparation, dont on néglige trop sou-vent la complexité, en particulier lorsqu’il s’agit depersonnes condamnées à une peine privative de liberté,la Commission a estimé qu’il s’agissait d’une valeur plusuniverselle, sur laquelle il convient (notamment dans lecadre du principe de responsabilisation) d’attirer l’atten-tion non seulement à l’extérieur mais également au seinde l’établissement pénitentiaire. Lorsque l’atmosphèreopprimante de la vie au sein des établissements péni-tentiaires est réprimée, on peut d’ailleurs constater quel’idée de « compensation », de « réparation » est pré-sente chez de nombreux détenus et que par conséquentla communauté a l’obligation d’en donner l’opportunitéau détenu. Pour de nombreux détenus la préparation dela réparation peut d’ailleurs constituer une voie appré-ciable dans la perspective de la préparation à leur réin-sertion. Entre la réparation et la préparation à la réinser-tion du détenu dans la société libre, la commission aencore attiré l’attention sur un troisième objectif auquell’exécution de la peine privative de liberté doit être sou-mise : la réhabilitation du condamné. A ce sujet l’exposédes motifs est bref mais incisif. Après avoir attiré l’atten-tion sur les nombreux sens potentiels du terme réhabili-tation, tels que réparer, purifier, remettre en ordre, li-quider, et revaloriser, il définit de manière précise ceque ce terme recouvre. Il s’agit d’un processus qui doit(peut) conduire à ce que le détenu, par les opportuni-tés qui lui sont offertes (doivent lui être offertes) depar et pendant la détention, a l’occasion tant vis-à-vis

hoeften. In het voorontwerp werd daarom hetparticipatiebeginsel ingeschreven dat ertoe strekt degedetineerden tot volwaardige gespreks- en overleg-partners te maken in het kader van de besluitvormings-processen die hen aanbelangen. Aan participatie-beginsel werd onder meer op tweevoudigerealiseringskansen geboden. Enerzijds, wat de collec-tieve belangen van de gedetineerden betreft, door deinstructienorm dat in elke gevangenis een klimaat vanoverleg wordt nagestreefd en dat een overlegorgaaningesteld dient te worden teneinde de gedetineerden inde gelegenheid te stellen inspraak te hebben in aange-legenheden van gemeenschappelijk belang die voor hunmedewerking in aanmerking komen. Anderzijds, watde individuele belangen betreft, door aan de veroor-deelden een belangrijke rol toe te wijzen bij het ontwer-pen van het individueel detentieplan.

– Doelstellingen

Voor de veroordeelden wordt bepaald dat de tenuit-voerlegging van de vrijheidsstraf dienstbaar wordt ge-maakt aan het herstel van het door het misdrijf aan deslachtoffers aangedaan onrecht, aan de rehabilitatie vande veroordeelde en aan de tijdige en geïndividualiseerdevoorbereiding van zijn reïntegratie in de vrije samenle-ving. Ondanks het modieus karakter van de actuele waar-dering voor het herstelrecht, waarvan men al te dikwijlsde complexiteit over het hoofd ziet, niet in het minstwanneer het tot vrijheidsstraf veroordeelden betreft, wasde Commissie van oordeel dat het daarbij gaat om eenuniverseler waarde, die (mede in het kader van hetresponsabiliseringsbeginsel) niet alleen buiten maar ookin de gevangenis in het blikveld moet worden gebracht.Wanneer de verdrukkende sfeer van het gevangenisleventeruggedrongen wordt, kan trouwens worden vastgestelddat de idee van « het weder goed maken », de « vereffe-ning» bij vele gedetineerden leeft, zodat de gemeenschapde plicht heeft om de gedetineerde daartoe de kans tegeven. Werken aan herstel kan overigens voor vele ge-detineerden een te waarderen weg zijn in het perspec-tief van de voorbereiding van hun reïntegratie, een voorde hand liggende doelstelling bij de tenuitvoerlegging vande vrijheidsstraf. Tussen het herstel en de voorbereidingvan de reïntegratie van de gedetineerde in de vrije sa-menleving heeft de Commissie nog een derde objectiefonder de aandacht gebracht waaraan de uitvoering vande vrijheidsstraf dienstbaar gemaakt dient te worden:de rehabilitatie van de veroordeelde. De memorie vantoelichting is desbetreffend kort maar krachtig. Na erop gewezen te hebben dat rehabilitatie vele betekenis-sen kan hebben zoals herstellen, zuiveren, opnieuw inorde brengen, vereffenen, en herwaarderen, volgt eenprecieze omschrijving van wat daarmee bedoeld wordt.Het gaat om een procesmatig gebeuren dat er moet

Page 32: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

32 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

de lui-même (réhabilitation personnelle) que des victi-mes et de la société de faire en un certain sens tablerase du passé et d’envisager l’avenir comme une pers-pective temporelle positive, au cours de laquelle lui-même peut se considérer et les autres peuvent le con-sidérer comme une personne pour laquelle la périodede détention peut être comptabilisée comme une formede liquidation de la dette, comme une contribution nonnégligeable à sa réhabilitation.

– Plan de détention individuel

De nombreuses dispositions sont consacrées au plande détention individuel qui devient l’instrument de baseau niveau de l’approche pénitentiaire des condamnés.Ledit plan de détention a pour objectif d’individualiserdans le chef du détenu condamné l’obligation d’une exé-cution de la peine sûre, qui limite le dommage, axée surla réparation et la réinsertion et, dans ce contexte, detracer un parcours de détention individuel et un éche-lonnement de la détention lié à celui-ci. Conformémentaux principes de responsabilisation et de participation,le détenu est activement impliqué dans la réalisation duplan de détention. Ce dernier fera partie d’un protocolede coopération qui a pour objectif de définir dans le ca-dre de l’interaction entre l’administration pénitentiaire etle détenu ce que chaque partie peut légitimement espé-rer de l’autre sur la base d’un accord mutuel et d’harmo-niser ainsi les attentes au niveau du comportement.

– Quelques considération finales

Cette proposition de loi invite à soumettre à un exa-men critique de nombreux modes de pensée devenusévidents concernant les détenus et les relations avecles détenus, ainsi qu’à créer l’espace requis pour unenouvelle approche. C’est en premier lieu la tâche du lé-gislateur qui devra trancher dans une matière fortementteintée de politique sous tous ses aspects ; non pas dansle sens de politique de parti, mais dans le sens de lapolitique dans l’ancien sens du terme : une matière fon-damentale qui touche la communauté dans son ensem-ble. Tout porte à croire que le débat parlementaire nesera pas aisé, ce qui n’est d’ailleurs pas étonnant. Rienn’est simple, facile ou évident. Seules les choses aux-quelles nous avons décidé de ne plus réfléchir sont évi-dentes.

(kan) toe leiden dat de gedetineerde door de kansendie hem door en tijdens de detentie (moeten) gebodenworden, in de gelegenheid wordt gesteld zowel ten aan-zien van zichzelf (zelfherstel) als ten aanzien van deslachtoffers en de samenleving in zekere zin afscheidte nemen van het verleden en de toekomst als eenpositief tijdsperspectief waarin hij zichzelf en waarinde anderen hem kunnen beschouwen als iemand waar-voor de detentietijd als vorm van schuldvereffening kanworden aangerekend, als een niet te veronachtzamenbijdrage tot zijn herstel in eer en rechten.

– Individueel detentieplan

Talrijke bepalingen worden gewijd aan het individueeldetentieplan dat tot basisinstrument gemaakt wordt vande penitentiaire bejegening van veroordeelden. Hetdetentieplan heeft tot doel om in hoofde van de veroor-deelde gedetineerde de opgave tot een veilige, schade-beperkende, op herstel en reïntegratie gerichte straf-uitvoering te individualiseren en in dat perspectief eenindividueel detentietraject en een daarmee samenhan-gende detentiefasering uit te tekenen. Conform hetresponsabiliseringsbeginsel en het participatiebeginsel,wordt de gedetineerde actief betrokken bij het tot standkomen van het detentieplan. Het detentieplan wordt op-genomen in een samenwerkingsprotocol dat tot doelheeft om in de interactie tussen de penitentiaire admini-stratie en de gedetineerde te bepalen wat de ene opgrond van een onderling akkoord op legitieme wijze vande andere mag verwachten en om derhalve de gedrags-verwachtingen op elkaar af te stemmen.

– Enkele slotbeschouwingen

Dit wetsvoorstel nodigt uit om tal van vanzelfsprekendgeworden wijzen van denken over en omgaan met ge-detineerden aan een kritisch onderzoek te onderwer-pen en om ruimte te scheppen voor een nieuwe aanpak.Dit is op de eerste plaats de taak van de wetgever, dieuitsluitsel zal moeten brengen over een materie die inalle opzichten door en door politiek is gekleurd, niet inde zin van partijpolitiek, maar in de zin van politiek in deoude betekenis van het woord, een fundamentele aan-gelegenheid die de gehele gemeenschap raakt. Alleswijst erop dat het Parlement geen gemakkelijke discus-sie tegemoet gaat. Dit is trouwens niet verwonderlijk.Niets is eenvoudig, gewoon of vanzelfsprekend. Vanzelf-sprekend zijn alleen die zaken waarover wij beslist heb-ben niet meer na te denken.

Page 33: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

332317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

C. Échange de vues

Point de vue de l’administration en ce qui concerne laréforme

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande si le per-sonnel actuel des prisons est suffisant pour atteindreles objectifs fixés par la proposition de loi. Combien detemps faudra-t-il pour les transformations nécessaires,tant en ce qui concerne l’organisation de la structure dupersonnel que pour son instruction et sa formation ?

M. Tony Van Parys (CD&V) demande ce que pense lepersonnel de la proposition de loi à l’examen. Il estimeque le cadre du personnel ne suffira pas pour exécuterles nouvelles missions découlant de la proposition deloi. Va-t-on fermer certains établissements et en ouvrird’autres ?

M. Laeremans (Vlaams Blok) demande si l’adminis-tration est disposée à faire part de ses observations ausujet de chacun des articles de la proposition de loi. A-t-on déjà estimé le coût de la mise en œuvre de la loi deprincipes ?

M. Van Belle, directeur général indique que le per-sonnel des établissements pénitentiaires a été con-sulté à propos des modifications proposées, et que cedernier soutient pleinement les réformes envisagées.

Lorsque la commission a entamé ses travaux, unevaste consultation du personnel des prisons a été orga-nisée. Les propositions envisagées ont été discutéesau sein de groupes de travail. Les conclusions et lesobservations formulées par ces groupes de travail ontété communiquées à la commission qui en a tenu comptelors de la rédaction des textes définitifs.

Quant à la question de savoir si ces réformes pour-ront être mises en œuvre dans le cadre de l’organisa-tion et des budgets actuels, il faut y répondre par la né-gative. Une fois qu’auront été prises certaines décisionsde principe concernant le statut juridique du détenu, ilconviendra d’en examiner et d’en chiffrer les conséquen-ces pour le personnel.

L’organisation et l’infrastructure devront, elles aussi,être adaptées. Certains bâtiments doivent être rénovésd’urgence, tandis que d’autres sont dans un tel état dedélabrement que l’on a pas d’autre solution que de lesremplacer.

À ce propos, M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) de-mande que le directeur général fournisse à la commis-sion des explications détaillées à ce sujet.

C. Gedachtewisseling

Standpunt van de administratie met betrekking tot dehervorming

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt of dehuidige personeelsbezetting in de gevangenis volstaatom de doelstellingen van het wetsvoorstel te realiseren.Hoeveel tijd wordt nodig geacht voor de noodzakelijkeomschakelingen, zowel qua organisatie van depersoneelsstructuur als qua opleiding en vorming.

De heer Tony Van Parys (CD&V) wenst te vernemenhoe het personeel tegenover dit wetsvoorstel staat. Hijmeent dat de personeelsomkadering niet zal volstaanom de nieuwe opdrachten die uit het wetsvoorstel voort-vloeien, uit te voeren. Zullen sommige inrichtingen ge-sloten worden en nieuwe opgericht?

De heer Laeremans (Vlaams Blok ) vraagt of de ad-ministratie bereid is om zijn opmerkingen bij elk artikelvan het wetsvoorstel mede te delen. Werd er reeds eenkostenberekening uitgevoerd met het oog op de invoe-ring van de basiswet ?

De heer Van Belle, directeur-generaal deelt mee dathet personeel van de strafinrichtingen over de voorge-stelde wijzigingen geconsulteerd werd en dat ze dezehervormingen ten volle steunen.

Toen de Commissie met haar werkzaamheden be-gon werd een ruime raadpleging uitgevoerd bij het per-soneel van de gevangenissen. De voorstellen werdenbesproken in werkgroepen. De besluiten en de opmer-kingen van deze werkgroepen werden aan de Commis-sie medegedeeld die daar ook rekening mee gehoudenheeft bij het opstellen van de definitieve teksten.

Vraag blijft of deze hervormingen met de huidige or-ganisatie en de huidige budgetten kan doorgevoerd wor-den. Het antwoord is ontkennend. Eens een aantal prin-cipiële beslissingen met betrekking tot de rechtspositievan de gedetineerde zijn genomen, zullen de implica-ties hiervan op de tostand van het personeel moetennagegaan en becijferd worden.

Ook de organisatie en de infrastructuur zullen moe-ten aangepast worden. Sommige gebouwen zijn drin-gend aan renovatie toe, andere zijn in zodanig slechtestaat dat ze alleen nog kunnen vervangen worden.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) gaat hieropin en vraag dat de directeur- generaal de commissie terzake gedetailleerd zou inlichten.

Page 34: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

34 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le directeur général fait encore observer que, mêmeavec les effectifs actuels et l’organisation actuelle, laDirection générale des établissements pénitentiaireséprouve des difficultés à s’acquitter de ses missionscomme il se doit. Les prisons assurent un service con-tinu, chaque absence d’un membre du personnel de-vant être compensée.

M. John Vanacker, directeur régional, ajoute que lesmembres du personnel devront travailler d’une autremanière une fois que la loi de principes sera entrée envigueur. Le « cadre moyen », qui est composé pour l’es-sentiel d’agents pénitentiaires, devra se montrer plusmotivé. Les directions des prisons et les cadres de l’ad-ministration centrale devront également modifier leur fa-çon de travailler.

Le professeur Dupont signale également que la loi deprincipes est fondée sur la longue pratique et l’expérienced’innombrables personnes, qui ont été consultées à l’épo-que par la Commission. La proposition repose en outresur toutes sortes d’études scientifiques concernant tousles systèmes pénitentiaires imaginables au monde.

La question concernant le coût du système proposéest une question pertinente à laquelle il ne peut être ré-pondu correctement qu’en tenant compte du contexteglobal.

Si l’on procédait à une évaluation «rebus sicstantibus», ce coût serait très élevé. Des économiesseront toutefois réalisées à plus long terme, et ce, à lafois sur les plans matériel et immatériel.

Une incarcération engendre 30 à 40% de récidives.Ce phénomène est dû, pour une bonne part, mais pasexclusivement, au système pénitentiaire. Un délinquantqui récidive coûte énormément d’argent à la société.Dans le cadre du système proposé, des sommes impor-tantes sont consacrées au détenu. Ces sommes ne sonttoutefois pas destinées à permettre au détenu de menerune existence fastueuse, mais à lui permettre de répa-rer le préjudice qu’il a causé et de satisfaire à ses obli-gations sociales. Dans le cadre du système actuel, dessommes sont également consacrées, par le biais denombreuses organisations sociales, aux familles desdétenus, afin de leur permettre de faire face à la périodede détention.

Les sommes qui seront acquises dans le cadre dusystème proposé grâce au travail du détenu auront uneautre destination, mais correspondront pratiquement, envolume, à celles qui doivent actuellement être mises àdisposition.

De directeur-generaal merkt nog op de het directo-raat-generaal van de Strafinrichtingen, ook met de hui-dige personeelsbezetting en organisatie het moeilijk heeftom zijn taken naar behoren te vervullen. Gevangenis-sen zijn een continu-dienst, waar elke afwezigheid vaneen personeelslid moet vervangen worden.

De heer John Vanacker, regionaal directeur, voegthieraan toe dat de personeelsleden op een andere ma-nier zullen moeten gaan werken, eens de basiswet zalvan kracht zijn. Het zogenaamde middenkader, dat voorhet merendeel uit penitentiair beambten bestaat, zalzich gemotiveerder moeten opstellen. Ook de directiesvan de gevangenissen en de staf op het hoofdbestuurzullen hun aanpak moeten wijzigen.

Professor Dupont vermeldt nog dat de basiswet ge-steund is op de jarenlange praktijk en ervaring van tal-loze personen die door de Commissie indertijd gecon-sulteerd werden. Het voorstel gaat bovendien terug opallerlei wetenschappelijke studies over alle mogelijkegevangenissystemen ter wereld.

De vraag naar het «prijskaartje», is een terechte vraagdie echter slechts correct kan beantwoord worden metoog voor de ruimere context.

Een beoordeling « rebus sic stantibus», zou erg duuruitvallen. Op langere termijn dient er zich echter eenkostenbesparing aan, zowel materieel als immaterieel.

Een gevangenis genereert tussen de 30 en 40%recidive. Dat heeft, niet uitsluitend maar toch voor eengroot deel, te maken met het penitentiair systeem. Eendelinquent die recidiveert kost de gemeenschap zeer veelgeld. Het systeem dat wordt voorgesteld besteedt inder-daad veel geld aan de gedetineerde. Dat geld is echterniet bedoeld om de gedetineerde een luxe-leventje tebezorgen, maar wel om hem in staat te stellen de schadedie hij aangericht heeft te vergoeden en aan zijn socialeverplichtingen te voldoen. In het huidige systeem wordter door middel van tal van sociale organisaties, ookgeld verstrekt aan de families van gedetineerden omhen in staat te stellen de detentieperiode te overbrug-gen.

Het geld dat in het voorgestelde systeem door middelvan de arbeid van de gedetineerde zal verworven wor-den, zal anders gelokaliseerd zijn, maar qua volume zalhet nagenoeg overeenstemmen met datgene wat ookthans reeds ter beschikking moet worden gesteld.

Page 35: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

352317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Il est possible de chiffrer le coût d’une série de com-posantes de la loi de principes; il en va ainsi du droitde plainte, dont le coût peut être estimé sur la base del’expérience néerlandaise.

Il serait toutefois erroné d’évaluer le projet sur la seulebase d’une analyse incomplète des coûts.

L’étude concernant les coûts du système est effec-tuée parallèlement au présent débat parlementaire. Lors-que ce débat sera achevé et que les coûts auront étéchiffrés, les résultats pourront être confrontés et il seraencore possible, à ce moment-à, de réduire les dépen-ses là où c’est nécessaire – mais en connaissance decause.

Le professeur Dupont rappelle que les détenus sont«recrutés» principalement parmi les défavorisés. Il dé-clare en guise de conclusion qu’on ne peut tabouiser laréflexion en termes de discrimination positive.

M. Bart Laeremans (Vlaams Bok) demande s’il estpossible que les détenus reçoivent pour le travail qu’ilseffectuent au sein de l’établissement pénitentiaire unsalaire qui correspond à celui accordé à l’extérieur pourun travail identique.

Est-ce financièrement envisageable d’octroyer éga-lement aux prisonniers une allocation de chômage, voireune indemnité d’incapacité de travail.

M. Van Belle souligne que les moyens financiers ac-tuels ne le permettent pas et qu’il y a lieu de les aug-menter, si l’on ne veut pas que cette loi reste lettre morte.

L’intervenant ajoute que des investissements devrontde toute façon être réalisés dans les prisons, tant auniveau de l’infrastructure qu’en personnel supplémen-taire. La situation actuelle est inacceptable, à la fois pourles détenus et pour le personnel, et risque de donnerlieu, en l’absence de perspective de solution, à de gra-ves confrontations.

M. Pineux, Directeur régional francophone, fait ob-server que le personnel devra être préparé à cette nou-velle évolution par le biais d’une formation adaptée. Cetteformation devra s’accompagner d’un changement d’es-prit d’entreprise. La méthode de recrutement devra éga-lement être revue : la plupart des agents pénitentiairesrelèvent du niveau 3.

Quoi qu’il en soit, les problèmes actuels sont essen-tiellement dus à la surpopulation au sein des établisse-ments pénitentiaires. Il est donc primordial d’y remédier.

Een aantal onderdelen van de basiswet zijn concreette becijferen; zoals het beklagrecht, dat op basis vande Nederlandse ervaring begroot kan worden.

Het zou echter verkeerd zijn om het project, alleen opbasis van een onvolledige kostenanalyse, te beoorde-len.

De studie over de kosten van het systeem, wordt sa-men met deze parlementaire bespreking uitgevoerd. Alsdeze bespreking beëindigd is en de kostenberekeninggemaakt, zullen de resultaten naast elkaar kunnen ge-legd worden en dan is het nog mogelijk – maar dan metkennis van zaken – om waar nodig te snoeien in deuitgaven.

Professor Dupont herinnert eraan dat de gedetineer-den overheersend «gerecruteerd» worden uit de kans-arme groepen. Er kan of mag geen taboe rusten op hetnadenken in termen van positieve discriminatie, zo be-sluit hij.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) vraagt of hetmogelijk is dat de gevangenen voor hun werk in de in-richting salarissen zouden krijgen die overeenstemmenmet wat in de buitenwereld voor dezelfde arbeid wordtbetaald.

Kan het financieel haalbaar zijn om aan gevangenenook een werkloosheidsvergoeding of zelfs een vergoe-ding voor arbeidsongeschiktheid uit te keren?

De heer Van Belle antwoordt dat dit met de huidigemiddelen niet mogelijk is. De middelen zullen moetenverhoogd worden, wil men niet dat deze wet dode letterblijft.

De spreker voegt er echter aan toe dat er hoe danook investeringen in het gevangeniswezen zullen moe-ten gebeuren, zowel in de infrastructuur als in bijkomendpersoneel. De huidige toestand is onaanvaardbaar, voorde gevangenen en voor het personeel en zal tot ern-stige confrontaties leiden indien er geen oplossingen inhet vooruitzicht kunnen worden gesteld.

De heer Pineux, Franstalig regionaal directeur merktop dat het personeel door middel van een aangepastevorming op deze nieuwe evolutie zal moeten voorbereidworden. Dat zal gepaard moeten gaan met een wijzigingvan de ondernemingsgeest. Ook de wijze van aanwer-ven - de meeste ambtenaren in de penitentiaire instellin-gen behoren tot het niveau 3- zal moeten aangepastworden.

Hoe dan ook, de huidige problemen hebben vooral temaken met de overbevolking in de gevangenissen. Hetis primordiaal dat daar een oplossing voor gezocht wordt.

Page 36: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

36 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Apprentissage et formation

M. Tony Van Parys (CD&V) demande comment estorganisée actuellement la formation.

Les détenus qui souhaitent entrer en contact avec lemonde extérieur sont entièrement tributaires des mem-bres du personnel. Dans quelle mesure ceux-ci sont-ilpréparés à cette mission ?

M. Vanacker souligne que le personnel a déjà exa-miné la proposition au sein de différents groupes detravail ainsi qu’il a déjà été précisé. Ils ont fait part deleurs observations, qui ont d’ailleurs été prises en con-sidération.

Dans le cadre de la formation de base dont bénéfi-cie le personnel, il ne peut encore être question de lanouvelle loi de principes, étant donné qu’il faut atten-dre les résultats des travaux parlementaires. Une at-tention particulière est toutefois accordée aux nouvel-les « tendances », telles que le droit de plainte et lesdroits fondamentaux.

Communautés

M. Tony Van Parys (CD&V) renvoie au rôle des Com-munautés dans ce domaine.

M. Vanacker répond qu’il existe en Flandre un planstratégique appelé « hulp- en dienstverlening aangedetineerden » (service et assistance aux détenus). Àl’heure actuelle, il y a un projet pilote pour les prisons d’« Anvers-Campine ». Le VDAB a également certainsprojets.

Surveillance électronique

En réponse aux questions des membres, M. Vanackersignale qu’à l’heure actuelle, entre 110 et 120 détenussont sous surveillance électronique.

Jeunesse délinquante

Mme Fauzaya Talhaoui (Agalev-Ecolo) fait observerque le travail réalisé par la commission loi de principesétait indispensable étant donné que notre pays est for-tement critiqué sur la scène internationale à propos dela situation dans les établissements pénitentiaires.

Elle s’inquiète du nombre de jeunes incarcérés. Existe-t-il des statistiques à ce sujet ?

M. Vanacker renvoie, en ce qui concerne les statis-tiques, à l’exposé du directeur général Van Belle. Lechiffre susmentionné correspond, en terme de popula-tion journalière, à un nombre de jeunes compris entre15 et 20 et ce, principalement dans les prisons bruxel-

Opleiding en vorming

De heer Tony Van Parys (CD&V) wenst te vernemenhoe de vorming thans georganiseerd wordt.

De gevangenen zijn voor hun contacten met de bui-tenwereld volledig aangewezen op het personeel. Inwelke mate zijn zij op die opdracht voorbereid?

De heer Vanacker antwoordt dat, zoals hoger reedsaangegeven werd, het personeel zich reeds in werkgroe-pen over het voorstel gebogen heeft. Zij hebben op-merkingen medegedeeld en daar werd ook rekeningmee gehouden.

In de basisopleiding die de personeelsleden krijgen,kan er nog niet over de basiswet gesproken worden,omdat het resultaat van de parlementaire werkzaamhe-den dient te worden afgewacht. De nieuwe «trends»,zoals beklagrecht en basisrechten krijgen echter welaandacht.

Gemeenschappen

De heer Tony Van Parys (CD&V) verwijst naar de rolvan Gemeenschappen op dit vlak.

De heer Vanacker antwoordt dat er in Vlaandereneen strategisch plan « hulp- en dienstverlening aan ge-detineerden» is. Thans is er een pilootproject voor degevangenissen van « Antwerpen- Kempen». Ook deVDAB heeft aan aantal projecten.

Elektronisch toezicht

In antwoord op de vragen van de leden deelt de heerVanacker mee dat er thans 110 tot 120 gedetineerdenonder elektronisch toezicht zijn.

Jeugdige delinquenten

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (Agalev-Ecolo) stelt vastdat het werk dat de commissie basiswet heeft verrichtabsoluut noodzakelijk was aangezien ons land interna-tionaal veel kritiek krijgt op de situatie in de straf-inrichtingen.

Zij maakt zich ongerust over het aantal jongeren in degevangenis. Zijn daar statistieken van?

De heer Vanacker verwijst, voor wat de statistiekenbetreft, naar de uiteenzetting van directeur-generaal VanBelle. Het hoger vermelde aantal stemt qua dagpopulatieovereen met een 15 tot 20 jongeren, hoofdzakelijk in deBrusselse gevangenissen. Hij merkt echter op dat arti-

Page 37: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

372317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

loises. Il fait cependant observer que l’article 53 de laloi relative à la protection de la jeunesse sera abrogéle 1er janvier 2002. Les communautés devront dès lorstrouver une solution à ce problème.

Travail et emploi

M. Tony Van Parys (CD&V) souhaite obtenir de plusamples informations sur le travail et l’emploi des déte-nus.

Comment s’établissent les contacts avec les entre-prises ?

Est-il possible de satisfaire tous les besoins en ma-tière d’emploi et de travail ?

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande égale-ment comment sont fixées les indemnités octroyées auxentreprises.

M. Vincent Decroly (Indépendant) estime qu’aupara-vant on réalisait davantage de travaux pour les particu-liers. C’est ainsi qu’on pouvait, par exemple, faire fabri-quer, sur commande, cer tains ar ticles dans lamenuiserie de la prison de Marneffe. Aujourd’hui, lesprisons ne travaillent plus que pour les autorités.

Mme Fientje Moerman ( VLD) demande si la mise autravail des détenus est également destinée à leur ap-porter des capacités, en vue de leur retour ultérieur surle marché du travail.

M. Vanacker répond qu’il y a, d’une part, la mise autravail dans les ateliers de la Régie du travail pénitenti-aire. Dans ce cas, les pouvoirs publics sont eux-mêmesles clients.

D’autre part, il y a la mise au travail par des entrepre-neurs privés. Les possibilités de travailler pour des en-treprises privées varient d’une prison à l’autre. Ainsi, il ya tout d’abord le problème de l’infrastructure (des ca-mions peuvent-ils y pénétrer, y a-t-il un quai de déchar-gement) ; ensuite, la prison est tributaire de l’offre régio-nale ; enfin, il faut également tenir compte de laprésence, à proximité de la prison, d’ateliers protégésqui proposent souvent le même type de travail sur lemarché.

Droit de plainte

En réponse aux questions de plusieurs membres con-cernant l’instauration du droit de plainte, M. Vanackersignale qu’aux Pays-Bas, ce droit de plainte existe déjàdepuis très longtemps et y est considéré comme uneévidence. Il serait normal que la mise en oeuvre de cedroit n’aille pas de soi, mais une fois que les commis-

kel 53 van de wet op de jeugdbescherming op 1 januari2002 zal opgeheven worden. De gemeenschappen zul-len dan naar een oplossing voor het probleem moetenzoeken.

Arbeid en tewerkstelling

De heer Tony Van Parys (CD&V) wenst meer infor-matie over de arbeid en de tewerkstelling van de gedeti-neerden.

Hoe worden de contacten met bedrijven gelegd?

Is de behoefte aan arbeid en tewerkstelling te voldoen.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter wenst ook tevernemen hoe de vergoedingen voor de bedrijven be-paald worden?

De heer Vincent Decroly ( Onafhankelijke) meent dater vroeger meer arbeid verricht werd voor particulieren.Zo kon men bijvoorbeeld in de schrijnwerkerij van degevangenis van Marneffe goederen op bestelling latenmaken. Tegenwoordig wordt er nog alleen voor de over-heid gewerkt.

Mevrouw Fientje Moerman ( VLD) vraagt of detewerkstelling van gedetineerden er ook op gericht isom hun vaardigheden bij te brengen voor een latere te-rugkeer naar de arbeidsmarkt.

De heer Vanacker antwoordt dat er enerzijdstewerkstelling is in de ateliers van de Regie voorGevangenisarbeid. De overheid is dan zelf afnemer.

Er is ook tewerkstelling door privé-aannemers. Demogelijkheden om voor privé-bedrijven te werken ver-schillen van gevangenis tot gevangenis. Zo is er aller-eerst het probleem van de infrastructuur ( kunnen ervrachtwagens binnenrijden, is er een loskade), voorts isde gevangenis gebonden door het regionaal aanbod, tenslotte moet er ook rekening gehouden worden met deaanwezigheid van beschermde werkplaatsen in de buurvan de gevangenis, die vaak hetzelfde type van arbeidop de markt aanbieden.

Beklagrecht

In antwoord op de vragen van meerdere leden betref-fende de invoering van het beklagrecht antwoordt deheer Vanacker dat het beklagrecht in Nederland reedszeer lang bestaat en als een evidentie aanvaard wordt.Het is normaal dat de invoering wat onwennig zal ver-lopen maar eens de commissies en de beroeps-

Page 38: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

38 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

sions et les instances de recours seront opérationnel-les, il se développera une jurisprudence, qui offrira uncadre clair.

Organisation régionale

M. Vincent Decroly (Indépendant) demande pourquoiles directions des prisons sont scindées sur une baserégionale. De quelle direction régionale dépend Bruxel-les?

M. Vanacker répond qu’une direction régionale estresponsable pour la Wallonie et Forest, sauf en ce quiconcerne les matières en langue néerlandaise. L’autredirection régionale est responsable pour la Flandre etSaint-Gilles, sauf en ce qui concerne les matières enlangue française.

Classification des détenus

M. Vincent Decroly (Indépendant) demande des dé-tails sur la classification des détenus. Sur la base dequels critères détermine-t-on dans quelle prison seraenfermé le détenu et dans quelle prison il sera éventuel-lement transféré. S’agit-il de critères objectifs et, par-tant, contrôlables ?

M. Vanacker répond que les critères de classifica-tion sont réglés dans des circulaires, compte tenu d’unesérie de paramètres (durée de la peine, caractère dan-gereux, visites, éventuels incidents antérieurs dans laprison). Il y a des prisons pour les personnes en dé-tention préventive, pour les détenus condamnés à decourtes peines et pour ceux qui ont de longues peinesà purger. C’est ainsi que la prison de Louvain-Centralest destinée aux détenus qui ont une longue peine àpurger et qui peuvent s’intégrer facilement dans un ré-gime de communauté. La prison d’Audenaerde accueilleégalement des détenus qui ont une longue peine à pur-ger, mais à qui un régime individuel convient davan-tage.

Du fait de la surpopulation, il arrive cependant fré-quemment qu’il faille déroger aux critères de classifica-tion en raison du manque de places.

Statistiques

M. Vincent Decroly (Indépendant) souhaiterait con-naître la durée moyenne des peines de prison et quelleest le pourcentage de celle-ci qui est (effectivement)purgée. Est-il exact que la surpopulation dans les pri-sons est due au fait que les détenus doivent purger unepartie toujours plus longue de leur peine ?

instanties zullen opgestart zijn, zal er zich een juris-prudentie ontwikkelen waardoor het geheel duidelijk zalkunnen gekaderd worden.

Regionale organisatie

De heer Vincent Decroly (Onafhankelijke) vraagtwaarom de directies van de gevangenissen opgesplitstzijn volgens de regio’s. Onder welke regionale directievalt Brussel?

De heer Vanacker antwoordt dat één regionale di-rectie verantwoordelijk is voor Wallonië en voor Vorst,behalve voor Nederlandstalige aangelegenheden. Deandere regionale directie is verantwoordelijk voor Vlaan-deren en St Gillis, behalve voor de Franstalige aangele-genheden.

Classificatie van gedetineerden

De heer Vincent Decroly ( Onafhankelijke) wenst de-tails over de classificatie van gedetineerden. Welke cri-teria bepalen in welke gevangenis de gedetineerde zalopgesloten worden of naar welke gevangenis hij even-tueel getransfereerd wordt. Zijn dit objectieve dus con-troleerbare criteria?

De heer Vanacker antwoordt dat de classificatie-criteria in circulaires geregeld worden, daarbij wordt re-kening gehouden met een aantal parameters ( duur vande straf, gevaarlijkheid, bezoek, eventueel voorafgaandeincidenten in de gevangenis). Er zijn gevangenissen voorvoorlopige gehechten, korte en langdurig gestraften. Zois de gevangenis van Leuven-Centraal voorlanggestraften die zich gemakkelijk in eengemeenschapsregime kunnen inpassen. De gevange-nis van Oudenaarde herbergt eveneens langgestraften,maar dan gedetineerden die beter in een individueel re-gime functioneren.

De overbevolking heeft echter vaak tot gevolg datde classificatiecriteria moeten wijken voor de acute be-hoefte aan opvang.

Statistieken

De heer Vincent Decroly ( Onafhankelijke) wil wetenwelke de gemiddelde duur van de gevangenisstraf is enhoeveel daarvan uitgezeten wordt. Klopt het dat de over-bevolking in de gevangenis het gevolg is van het feit dateen steeds langer gedeelte van de straf moet wordenondergaan?

Page 39: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

392317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

M. John Vanacker répond qu’il existe des règles spé-cifique pour déterminer la part de la peine qui doit êtreeffectivement purgée. On opère une distinction entre lespeines de moins d’un an et les peines allant jusqu’à troisans. On opère encore une distinction parmi celles-ci entreles délinquants sexuels et les autres condamnés.

Mise en liberté conditionnelle

M. Vincent Decroly (Indépendant) demande si uneévolution est en cours dans ce domaine. Il a l’impres-sion que la mise en liberté conditionnelle est moins faci-lement accordée qu’autrefois. Il estime également quel’accompagnement ne s’est pas amélioré.

M. Vanacker répond que la mise en liberté condi-tionnelle est subordonnée à des conditions de duréeainsi qu’à d’autres critères.

La commission Holsters se penche actuellement surcette matière et formulera des propositions.

Alimentation

Mme Fientje Moerman (VLD) constate que l’alimen-tation des internés est plus coûteuse que celle des dé-tenus, alors que ceux-ci sont bien plus nombreux ? Com-ment cela s’explique-t-il ?

M. Vanacker répond que cette différence s’expliquepar le fait qu’un certain nombre d’internés résident dansdes établissements spéciaux de défense sociale (Monset Tournai), qui disposent d’un budget distinct.

Incidents violents

Mme Fientje Moerman (VLD) demande combien d’in-cidents violents sont enregistrés chaque année et si l’onpeut établir un lien avec le type d’établissement (semi-ouvert, fermé).

Elle demande également quel est le nombre de suici-des enregistrés chaque année dans les prisons.

M. Vanacker renvoie à l’étude réalisée par la VrijeUniversiteit Brussel et l’Université Libre de Bruxelles1 àce sujet.

Après une enquête menée dans huit établissements,les auteurs de l’étude ont constaté que la violence n’étaitpas si importante. Ils ont classé celle-ci en trois catégo-ries : la violence entre les détenus, la violence entre lesdétenus et les gardiens et la violence institutionnelle.

L’orateur ne dispose pas de chiffres concernant lenombre de suicides en prison. Un récent mémoire defin d’études fait état d’une augmentation alors que lesderniers chiffres indiquent une baisse.

De heer John Vanacker antwoordt dat er specifiekeregels zijn die bepalen welk gedeelte van de straf uit-gezeten moet worden. Daarbij wordt een onderscheidgemaakt tussen straffen van minder dan een jaar enstraffen tot drie jaar. Daarbinnen wordt dan nog eenonderscheid gemaakt tussen de seksuele delinquentenen de andere veroordeelden.

Voorwaardelijke invrijheidstelling

De heer Vincent Decroly ( Onafhankelijke) vraagt ofer op dit vlak een evolutie aan de gang is. Hij heeft deindruk dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling mindergemakkelijk wordt toegekend dan vroeger. Ook meenthij dat de begeleiding niet verbeterd is.

De heer Vanacker antwoordt dat er inzake voorwaar-delijke invrijheidstelling zowel tijdsvoorwaarden als bij-komende criteria gelden.

De commissie Holsters verricht hieromtrent studie-werk en zal ter zake voorstellen doen.

Voeding

Mevrouw Fientje Moerman ( VLD) stelt vast dat devoeding van de geïnterneerden duurder is dan die vande gedetineerden, alhoewel deze laatsten veel talrijkerzijn. Hoe valt dit te verklaren?

De heer Vanacker antwoordt dat een aantalgeïnterneerden in bijzondere instellingen voor sociaalverweer ( Bergen en Doornik) verblijven. Dit wordt af-zonderlijk begroot, vandaar het verschil.

Geweldincidenten

Mevrouw Fientje Moerman ( VLD) vraagt hoeveelgeweldincidenten er jaarlijks geregistreerd worden en ofer een verband kan gelegd worden met het type vaninrichting ( halfopen, gesloten).

Zij wenst tevens te vernemen hoeveel zelfmoorden erzich jaarlijks in de gevangenissen voordoen.

De heer Vanacker verwijst naar het onderzoek datter zake gebeurt is door de Vrije Universiteit Brusselen de Université Libre de Bruxelles.

Zij stelden, na een onderzoek in een achttal instellin-gen vast dat het geweld niet zo hoog is. Zij hebben hetgeweld onderverdeeld in geweld tussen gedetineerdenonderling, tussen gedetineerden en bewakers en insti-tutioneel geweld.

De spreker beschikt niet over cijfers van het aantalzelfmoorden in de gevangenis. Een recentelicentiaatsthesis maakt gewag van een stijging terwijlde laatste cijfers een daling aantonen.

Page 40: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

40 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Service médical et aide psychosociale

M. Joseph Arens (cdH) estime que les services mé-dicaux internes pourront être supprimés si les soinsmédicaux sont prodigués par du personnel extérieur àl’établissement.

Le membre constate par ailleurs que la loi de princi-pes confie de nombreuses missions complémentairesau personnel des services psychosociaux. Une exten-sion de cadre est-elle prévue ?

M. John Vanacker, directeur régional, répond que leservice médical de la prison continuera à être consultétant que les détenus n’obtiendront pas le rembourse-ment de leurs soins de santé.

Plan de détention individuel

M. Hugo Coveliers (VLD) pense que la majorité desmembres de la commission souscrivent aux principessur lesquels repose la proposition de loi à l’examen (évi-ter les effets préjudiciables de la détention, développerdes initiatives en vue de la réparation). Le membre sedemande toutefois comment réagir face à des détenusque ces beaux principes n’interpellent pas et qui ne veu-lent pas collaborer à la réparation des dommages ou àl’établissement d’un plan de détention. Il estime qu’il yaura toujours un groupe de détenus qui veulent simple-ment purger leur peine et être dérangés le moins possi-ble.

Le professeur Dupont répond que c’est en effet pos-sible et que les détenus ont effectivement cette liberté.Le premier droit du détenu est en effet le « droit à lapeine ».

Bâtiments

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande s’il fau-dra également travailler à l’infrastructure des prisons. Leconcept de la prison tel que le conçoit Ducpétiaux est-iltoujours valable ?

M. Van Belle répond que cette structure demeure laplus appropriée pour héberger et surveiller les détenus.

Cependant, pour pouvoir faire aussi de la formation, ilfaut créer l’espace nécessaire. Comme on l’a déjà men-tionné, des cellules supplémentaires devront égalementêtre construites pour pouvoir résoudre le problème dela surpopulation.

Entrée en vigueur par étapes

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande si laproposition de loi pourrait également entrer en vigueur

Medische Dienst en psycho-sociale hulpverlening

De heer Joseph Arens (cdH) meent dat de internemedische diensten kunnen afgeschaft worden als me-dische zorgen door personeel van buiten de inrichtingzal verstrekt worden.

Het lid stelt ook vast dat de basiswet heel wat bijko-mende opdrachten toevertrouwt aan het personeel vande psycho-sociale diensten. Wordt in een kader-uitbreiding voorzien?

De heer John Vanacker, regionaal directeur antwoordtdat de medische dienst van de gevangenis zal blijvengeconsulteerd worden zolang de gedetineerden geenterugbetaling kunnen krijgen van de gezondheidszorgen.

Individueel detentieplan

De heer Hugo Coveliers ( VLD) meent dat de meestecommissieleden achter de principes staan waar dit wets-voorstel van uitgaat ( vermijden van detentieschade,werken aan herstel). Het lid vraagt zich echter af hoegereageerd kan worden op gedetineerden die zich nietinteresseren voor deze mooie principes, die niet willenwerken aan herstel, of aan het opstellen van een detentie-plan. Hij meent dat er altijd een groep van gedetineer-den is die gewoon zijn tijd wil uitzitten en daarbij zo wei-nig mogelijk wil lastig gevallen worden.

Professor Dupont antwoordt dat zulks mogelijk is endat de gedetineerden uiteraard die vrijheid hebben. Heteerste recht van de gedetineerde is immers het «rechtop straf».

Gebouwen

De heer Fred Erdman, voorzitter, (SP.A) vraagt of ookaan de infrastructuur van de gevangenissen zal moetengewerkt worden. Blijft het gevangenisconcept vanDucpétiaux overeind?

De heer Van Belle antwoordt dat deze structuur nogsteeds het meest geschikt is om de gedetineerden tehuisvesten en de bewaking uit te voeren.

Om bijkomend aan vorming en opleiding te kunnendoen moet er echter ruimte gecreëerd worden. Zoalsreeds gezegd moeten er ook cellen bijgebouwd wordenom het probleem van de overbevolking te kunnen oplos-sen.

Gefaseerde inwerkingtreding.

De heer Fred Erdman, voorzitter, (SP.A) wenst tevernemen of het wetsvoorstel ook getrapt in werking zou

Page 41: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

412317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

par étapes. Il propose d’appliquer d’abord les élémentsqui posent le moins de problèmes d’un point de vuebudgétaire et de mettre en œuvre plus tard le voletplus fondamental de la réforme.

Il voudrait également savoir si les principes généraux,énoncés dans la première partie de la loi de principes,ne pourraient pas être coulés dans une loi-cadre.

Le professeur Dupont répond que les principes énon-cés au début de la proposition de loi ne peuvent pas êtredissociés des dispositions suivantes, dès lors qu’ils endéterminent la portée. Le texte a été construit sur cettelogique. C’est ainsi que le principe du droit aux soinsmédicaux est d’abord posé, avant d’être concrétisé plusloin dans le texte, où il est prévu que le détenu peut faireappel à un médecin, à un dentiste ou à un psychiatre deson choix. Cette disposition indique donc clairement que,dans ce cas, le psychiatre ne travaille pas pour le comptede l’administration, mais est au service du détenu. Cesprincipes n’ont de sens qu’en fonction de la manière dontle texte les concrétise.

M. Tony Van Parys (CD&V) fait remarquer que ce dos-sier est tellement sérieux et important d’un point de vuesocial que le parlement doit prendre d’urgence ses res-ponsabilités et mettre les bouchées doubles pour faireavancer ces réformes.

Une loi-cadre ne suffira pas à elle seule. Sa mise enoeuvre doit être préparée aujourd’hui et ne peut pas êtredifférée plus longtemps.

M. Vincent Decroly est aussi de cet avis et proposeque le parlement aille même plus loin en donnant égale-ment corps aux mesures dont la proposition de loi con-fie la mise en œuvre à l’exécutif.

II. — DISCUSSION DES ARTICLES

Article 1er

Cet article ne donne pas lieu à discussion.

Art. 2

M. Fred Erdman, président, (SP.A) constate que laproposition concerne uniquement les mesures privati-ves de liberté. Elle ne traite donc pas des peines com-plémentaires, comme les amendes, ni des « dérivées» de la peine, comme l’interdiction d’exercer une pro-fession donnée ou le retrait du permis de conduire. Cer-taines formes particulières de l’exécution de la peine

kunnen treden. Hij stelt voor om de onderdelen diebudgettair het gemakkelijkst te realiseren zijn eerst inte voeren, terwijl het meer ingrijpende deel van de her-vorming in een later stadium aan bod zou komen.

Hij wil ook weten of de algemene beginselen, die vast-gelegd zijn in het eerste deel van de basiswet, niet ineen kaderwet kunnen gegoten worden.

Professor Dupont antwoordt dat de principes waar-mee het wetsvoorstel aanvat niet kunnen losgekoppeldworden van wat later volgt omdat ze er de draagwijdtevan aangeven. De tekst is vanuit deze logica opgebouwd.Zo wordt eerst het principe gesteld van het recht op ge-neeskundige verzorging. Verder in de tekst krijgt dit prin-cipe inhoud omdat bepaald wordt dat de gedetineerdeeen beroep kan doen op een arts, tandarts of psychiatervan zijn keuze. Daarmee wordt ook duidelijk dat de psy-chiater in dat geval niet in opdracht van de administratiewerkt, maar wel voor de gedetineerde. De principes krij-gen pas zin door de wijze waarop ze door de tekst kun-nen ingevuld worden.

De heer Tony Van Parys (CD&V) merkt op dat dit dos-sier dermate ernstig en maatschappelijk belangrijk is,dat het Parlement dringend zijn verantwoordelijkheidmoet nemen en vaart moet zetten achter de hervormin-gen.

Een kaderwet alleen zal niet volstaan. De uitvoeringervan moet nu voorbereid worden en kan niet langer uit-gesteld worden.

De heer Vincent Decroly sluit hierbij aan en stelt voordat het Parlement zelfs verder zou gaan, en ook invul-ling zou geven aan de maatregelen die in het wetsvoor-stel aan de uitvoerende macht worden opgedragen.

II. — BESPREKING VAN DE ARTIKELEN

Artikel 1

Dit artikel geeft geen aanleiding tot bespreking.

Art. 2

De heer Fred Erdman, voorzitter, (SP.A) stelt vastdat het voorstel alleen de vrijheidsbenemende maatre-gelen betreft. Het handelt dus niet over de bijkomendestraffen zoals de boetes of over de zogenaamde afge-leiden van de straf, zoals het verbod om een bepaaldberoep uit te oefenen of het ontnemen van het rijbe-wijs. Sommige bijzondere wijzen van de uitvoering van

Page 42: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

42 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

privative de liberté, comme la surveillance électroni-que, ne sont pas davantage traitées.

Le professeur Dupont partage ce constat. L’articledéfinit le champ d’application de la loi et se fonde à cetégard sur l’état actuel de la législation. C’est ainsi que lasurveillance électronique, qui n’est pas encore régie parune loi, est passée sous silence. La surveillance élec-tronique est d’ailleurs, à l’instar du retrait du permis deconduire, une mesure restrictive de liberté et non unemesure privative de liberté.

Cette loi ne porte pas davantage sur le statut des in-ternés ni sur les mesures privatives de liberté à l’égarddes mineurs d’âge. La mise à disposition du gouverne-ment relève cependant de son champ d’application ( voirarticle 3, 2°).

Les principes sont, certes, très généraux, mais nepeuvent être appliqués qu’à un groupe cible bien déter-miné, à savoir les condamnés à une peine privative deliberté sur la base des dispositions du Code pénal et lesinculpés et les prévenus qui séjournent dans une prisonsur la base des dispositions de la loi relative à la déten-tion préventive.

M. Fred Erdman (SP.A),président, demande pourquoile statut du condamné doit être réglé, si nécessaire, parune loi.

Le professeur Dupont répond que le principe de léga-lité s’applique également à l’exécution de la peine. À l’ins-tar de la confiscation, de l’amende et du retrait du per-mis de conduire, les peines ont un contenu précis.Toutefois, le contenu de la « peine d’emprisonnement »n’a jamais été correctement défini.

L’orateur fait remarquer que le législateur pénal de1867 n’avait pourtant pas l’intention de confier au pou-voir exécutif le soin de déterminer le contenu de la peineprivative de liberté.

Ainsi, dès 1791, une loi avait disposé qu’un détenuperdait tous ses droits de citoyenneté active. C’était unpoint de vue très clair. Cette loi a disparu pendant lapériode révolutionnaire et le législateur pénal de 1867ne s’en est plus préoccupé par la suite. La définition ducontenu a toujours été reportée et, en pratique, on atravaillé selon la théorie de la « restriction inhérente »des droits.

Tout le régime actuel de l’exécution de la peine estrégi par le règlement général des établissements péni-tentiaires.

Or, ce règlement général ne constitue pas un fonde-

de vrijheidsstraf, zoals het elektronisch toezicht wor-den evenmin behandeld.

Professor Dupont beaamt deze vaststelling. Het arti-kel legt het toepassingsgebied van de wet vast en gaatdaarbij uit van de huidige stand van de wetgeving. Zokomt het dat het elektronisch toezicht, dat nog niet bijwet geregeld is, niet vermeld wordt. Het elektronisch toe-zicht is overigens, zoals ook de intrekking van het rijbe-wijs, een vrijheidsbeperkende en geen vrijheids-benemende maatregel.

Deze wet betreft evenmin het statuut van degeïnterneerden noch de vrijheidsbenemende maatrege-len ten aanzien van minderjarigen. De ter beschikking-stelling van de regering (TBR) valt wel onder hettoepassingsgebied ( zie artikel 3, 2°).

De beginselen zijn weliswaar zeer algemeen, maarkunnen alleen worden toegepast op een welbepaaldedoelgroep, met name de veroordeelden tot een vrijheids-straf op basis van de bepalingen van het Strafwetboeken de verdachten en beklaagden, die in de gevangenisverblijven op grond van de bepalingen van de wet op devoorlopige hechtenis.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter wenst te ver-nemen waarom het statuut van de veroordeelde zo no-dig bij wet moet geregeld worden.

Professor Dupont antwoordt dat het legaliteitsbeginselook voor de strafuitvoering geldt. Straffen zoals verbeurd-verklaring, geldboete, intrekking van het rijbewijs heb-ben een duidelijke inhoud. De «gevangenisstraf» werdinhoudelijk evenwel nooit behoorlijk ingevuld.

De spreker merkt op dat de strafwetgever van 1867nochtans niet de bedoeling had om de inhoud van devrijheidsstraf te laten vaststellen door de uitvoerendemacht.

Zo werd reeds in 1791 bij wet gesteld dat een gedeti-neerde alle rechten van actief burgerschap verloor. Datis een zeer duidelijk standpunt. Deze wet is verdwenenin de revolutionaire periode en de strafwetgever van 1867heeft zich hier verder niet mee ingelaten. De inhoude-lijke invulling werd steeds uitgesteld en in de praktijk werdgewerkt met de theorie de « inherente beperking» vande rechten.

Het hele actuele regime van de strafuitvoering wordtgeregeld door het algemeen reglement van de straf-inrichtingen.

Het algemeen reglement is echter geen voldoende

Page 43: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

432317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

ment juridique suffisant pour restreindre les droits.Seule une loi en a le pouvoir.

Tous les pays voisins disposent d’ailleurs déjà d’uneloi réglant les conséquences de la détention.

M. Jo Vandeurzen (CD&V) propose que cette loi neporte dès lors que sur les matières ne pouvant être ré-glées par le pouvoir exécutif.

Le professeur Dupont répond que cette proposition aen effet été conçue dans ce sens. La commission a cher-ché à établir un équilibre entre les besoins de la prati-que, qui nécessite des règles souples, et la nécessitéd’ancrer certaines règles dans notre système juridique.

Ainsi, l’aspect organisationnel est confié, dans saquasi-totalité, au pouvoir exécutif, moyennant toutefoisles instructions nécessaires basées sur les principes.

M. Bart Laermans (Vlaams Blok) demande s’il est réa-liste de ne pas accorder les mêmes droits aux internésqui séjournent dans les mêmes prisons que les déte-nus.

Le professeur Dupont répond qu’il est loisible au lé-gislateur d’étendre le statut à d’autres catégories queles détenus condamnés. Il fait cependant observer qu’enégard de sa spécificité, la problématique des détenusdevra être abordée autrement.

L’intervenant déclare ensuite que la situation d’unepersonne en détention préventive, et qui séjourne éga-lement dans la même prison, sera inévitablement influen-cée par le régime du détenu condamné. La question estde savoir s’il ne faudrait pas séparer certaines catégo-ries de personnes qui ont été privées de leur liberté. Unepersonne en détention préventive qui bénéficie, par dé-finition, de la présomption d’innocence, ne peut en faitêtre incarcérée dans un établissement pénitentiaire.

Art. 3

Cet article définit les notions utilisées dans la loi.

M. Fred Erdman (SP.A), président, constate que leterme « détenu » utilisé au point 4° est le terme généri-que pour les condamnés visés au point 5°, d’une part,et pour les inculpés visés au point 6°, d’autre part.

Le professeur Dupont le confirme. Il en va de mêmepour le terme « sécurité » (point 8°). Aux points 9° et10°, cette notion est scindée en sécurité interne et sé-curité externe.

rechtsgrond om rechten te beperken. Alleen een wetkan dit.

Alle buurlanden beschikken overigens reeds over eenwet die de gevolgen van de detentie regelt.

De heer Jo Vandeurzen (CD&V) stelt voor dat dezewet dan beperkt zou worden tot de materies die niet doorde uitvoerende macht kunnen geregeld worden.

Professor Dupont antwoordt dat dit voorstel inderdaadook zo werd opgevat. De commissie heeft een evenwichtgezocht tussen de behoeften van de praktijk, die soe-pele regelingen wenst en de behoefte om een aantalregels in ons rechtsbestel te verankeren.

Zo wordt het organisatorische aspect bijna volledigaan de uitvoerende macht toevertrouwd, maar dan metde nodige instructies die steunen op de beginselen.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) wenst te ver-nemen of het realistisch is om de geïnterneerde, die indezelfde gevangenissen als de gedetineerden verblijven,niet dezelfde rechten toe te kennen.

Professor Dupont antwoordt dat het de wetgever vrij-staat om het statuut uit te breiden tot andere catego-rieën dan de veroordeelde gedetineerden. Hij merkt ech-ter op dat de problematiek van de geïnterneerden opeen andere manier zal moeten benaderd worden om-wille van de specificiteit van hun problematiek.

De spreker vervolgt dat de toestand van de voorlo-pig gehechte, die ook in dezelfde gevangenis verblijft,onvermijdelijk zal beïnvloed worden door het regimevan de veroordeelde gedetineerde. Vraag is of er geenscheiding moet in acht genomen worden tussen som-mige categorieën van personen die van hun vrijheidberoofd zijn. Een voorlopig gehechte, voor wie per de-finitie het vermoeden van onschuld geldt, kan in feiteniet in een strafinrichting worden ondergebracht.

Art. 3

Dit artikel omschrijft de begrippen die in deze wetworden gebruikt.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter stelt vast datde term «gedetineerde»onder 4° de generieke term isvoor de veroordeelden onder 5° enerzijds en de ver-dachten onder 6° anderzijds.

Professor Dupont bevestigt dit. Hetzelfde geldt voorde term veiligheid (8°). Deze term wordt in het 9° en10° uitgesplitst in interne en externe veiligheid.

Page 44: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

44 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande quel in-térêt il y a à définir la notion d’« ordre ».

Le professeur Dupont explique que le maintien de l’ «ordre » peut justifier, aux termes de la proposition à l’exa-men, la restriction des droits des détenus, d’où la né-cessité de définir cette notion.

La notion d’«ordre » est utilisée afin de permettre unecoexistence paisible au sein de la prison. La notion d’or-dre en tant que condition pour la sécurité sera égale-ment développée dans le régime disciplinaire. Ces deuxnotions seront utilisées devant la commission des plain-tes comme critères lors du contrôle marginal des déci-sions contestées.

L’ordre est une notion dynamique qui est souvent as-sociée à la sécurité dans la prison. La sécurité est doncune « sous-catégorie » de l’ordre, parce que sans sécu-rité, il ne peut y avoir d’ordre.

En dehors de l’univers carcéral, le contenu de cettenotion est clair : elle réfère à la sécurité personnelle et àla protection du patrimoine. Dans l’établissement péni-tentiaire, ce concept revêt une autre signification. Ladétention doit être bénéfique pour la sécurité de la so-ciété. C’est pour cette raison que l’on a introduit la no-tion de sécurité externe.

M. Geert Bourgeois (VU&ID) estime que la notion d’«ordre » évoque plutôt le concept de discipline qu’un «climat social humain dans la prison » (voir la définitionfigurant dans la loi de principes). Le professeur Dupontrépond que, dans ce contexte, la notion d’ordre ne peutpas encore être rapprochée de celle de discipline ausein de l’établissement.

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande pourquoil’on a défini le mot « directeur », et pas les autres caté-gories de personnel.

Le professeur Dupont répond que le « directeur »assume des fonctions importantes en ce qui concernel’exercice du droit de plainte. Il s’agit de la personne quiexerce l’autorité au sein de la prison.

M. Vincent Decroly (Indépendant) fait observer qu’ilserait peut-être préférable de traduire le mot «strafinrichting » (15°) par les mots « maison des peines», de manière à ce que cette notion s’oppose à celle de« maison d’arrêt ».

Le professeur Dupont ne voit pas d’objection à ceque cette terminologie soit adaptée.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt naarhet nut van de omschrijving van het begrip «orde».

Professor Dupont licht toe dat de «orde» in dit voor-stel als een beperkingsgrond van de rechten van degedetineerde gehanteerd wordt, vandaar de noodzaakvan een definitie van dit begrip.

Het begrip «orde» wordt gebruikt om een vreedzamecoëxistentie in de gevangenis mogelijk te maken. Ordeals voorwaarde voor veiligheid zal ook verder uitgewerktworden in het tuchtregime. Beide begrippen zullen voorde beklagcommissie aangewend worden als criteria bijde marginale toetsing van aangevochten beslissingen.

Orde is een dynamisch begrip dat meestal gekoppeldwordt aan de veiligheid in de gevangenis. Veiligheid isdus een «subcategorie» van orde want zonder veilig-heid kan er geen orde zijn.

In de buitenwereld is de inhoud van dit begrip duide-lijk, daar verwijst het naar de persoonlijke veiligheid ennaar de bescherming van het vermogen. Het conceptkrijgt een andere invulling in het kader van het gevange-niswezen. De opsluiting moet de veiligheid van de maat-schappij ten goede komen. Hiervoor wordt het begripexterne veiligheid ingevoerd.

De heer Geert Bourgeois ( VU&ID) meent dat hetconcept «orde» eerder te maken heeft met tucht danmet « een menswaardig samenlevingsklimaat in de ge-vangenis», zoals de basiswet het omschrijft. ProfessorDupont antwoordt dat orde in deze context nog niet inverband mag worden gebracht met de tucht in de instel-ling.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter wenst te ver-nemen waarom de term «directeur « een omschrijvingkrijgt en de andere personeelscategorieën niet.

Professor Dupont antwoordt dat de «directeur» eenbelangrijke functie heeft bij de uitoefening van het beklag-recht. Het gaat om de persoon die het gezag in de ge-vangenis uitoefent.

De heer Vincent Decroly ( Onafhankelijke) merkt opdat het woord « strafinrichting» ( 15°) misschien beterzou vertaald worden door « maison des peines» datdan zou komen te staan tegenover het «maison d’arrêt»,arresthuis.

Professor Dupont heeft er geen bezwaar tegen datdeze termen zouden worden aangepast.

Page 45: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

452317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Art. 4

Cet article dispose que l’exécution d’une peine oumesure privative de liberté s’effectue en écrouant la per-sonne à l’égard de laquelle cette peine ou cette mesurea été prononcée dans une prison.

Cela ne vaut toutefois pas pour les exceptions pré-vues par la loi.

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande des ex-plications supplémentaires.

Le professeur Dupont répond en indiquant qu’à l’ave-nir, on appliquera peut-être d’autres systèmes, prévuspar la loi, d’exécution des peines privatives de liberté,tels que, par exemple, la surveillance électronique. Soussa forme actuelle, la loi de principes s’applique unique-ment à l’exécution de la peine de prison sous sa formela plus extrême, à savoir l’emprisonnement. Quant auxexceptions prévues par la loi, auxquelles l’article à l’exa-men fait référence, il s’agit de la liberté sous surveillancedont bénéficie l’individu en détention préventive, ainsique de la libération conditionnelle dont bénéficient lescondamnés définitifs. Le congé pénitentiaire et la semi-liberté n’ont pas encore été prévus par la loi.

Art. 5

Cet article définit les circonstances dans lesquellesles mesures privatives de liberté doivent être mises enœuvre.

Le professeur Dupont estime qu’il importe que cesmesures rassurent tant le citoyen que le détenu. L’arti-cle à l’examen dispose qu’il doit être veillé à la sauve-garde de la sécurité intérieure et extérieure.

M. Geert Bourgeois (VU&ID) souligne à nouveau quela notion d’ « ordre » est essentielle si l’on veut préser-ver la dignité humaine.

Le professeur Dupont répond que l’ordre et la sécu-rité vont de pair mais que cette disposition ne doit pasfaire référence à l’ordre, car cette notion ne possède pasde valeur normative dans ce contexte. L’ordre dans l’éta-blissement pénitentiaire est nécessaire pour garantir lasécurité tant à l’intérieur qu’à l’extérieur de celui-ci. Lerenvoi à la notion d’ « ordre » apparaît plus loin danscette loi, dans le titre relatif au régime disciplinaire et àl’ordre. Cette disposition concerne la mission de l’éta-blissement pénitentiaire et se limite aux principes debase. Le renvoi à la notion d’ordre serait peu utile ici,ce qui compte c’est qu’il s’agit de la sécurité interne etexterne.

Art. 4

Het artikel bepaalt dat de vrijheidsstraf of de vrijheids-benemende maatregel door de insluiting in de gevange-nis ten uitvoer wordt gelegd.

Er wordt evenwel een reserve gemaakt voor de doorde wet bepaalde uitzonderingen.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt meeruitleg.

Professor Dupont antwoordt dat er in de toekomsteventueel andere systemen van uitvoering van de vrij-heidsstraf zullen toegepast worden en bij wet zullenvastgelegd worden, zoals onder meer het elektronischtoezicht. De basiswet, zoals thans opgevat, geldt al-leen voor de uitvoering van de gevangenisstraf in zijnmeest extreme vorm, met name de insluiting in de ge-vangenis. De door de wet bepaalde uitzonderingen waardit artikel naar verwijst, is de vrijheid onder toezichtvan de voorlopig gehechte en de voorwaardelijke in-vrijheidstelling van de definitief veroordeelde.Penitentiair verlof en halve vrijheid zijn nog niet wette-lijk vastgelegd.

Art. 5

Dit artikel omschrijft de omstandigheden waaronderde vrijheidsbenemende maatregelen ten uitvoer moetworden gelegd.

Het gaat er om dat zowel de burger als de gedeti-neerde zich daar gerust kunnen bij voelen, aldus pro-fessor Dupont. Het artikel bepaalt dat de interne en deexterne veiligheid moet gevrijwaard worden.

De heer Geert Bourgeois ( VU&ID) merkt nogmaalsop dat het begrip «orde» essentieel is, wil men de men-selijk waardigheid bewaren.

Professor Dupont antwoordt dat orde en veiligheidsamengaan maar dat in deze bepaling niet naar de ordemoet verwezen worden omdat dit begrip in deze contextgeen normatieve waarde heeft. Orde in de strafinrichtingis nodig om zowel de interne als de externe veiligheid tegaranderen. De verwijzing naar het begrip «orde» komtverder in deze wet, in het leerstuk over tucht en orde.Deze bepaling betreft de opdracht van de strafinrichtingen beperkt zich tot de basisbeginselen. De verwijzingnaar het begrip orde zou hier van weinig nut zijn, es-sentieel is dat het om de interne en de externe veilig-heid gaat.

Page 46: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

46 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

M. Jo Vandeurzen (CD&V) voudrait savoir si l’appli-cation de ces dispositions par les tribunaux sera con-trôlée. Le membre souhaiterait également savoir si lacommission des plaintes est une commission admi-nistrative.

Le professeur Dupont répond par l’affirmative et ajouteque le droit administratif reste d’application. Le droit deplainte est une possibilité parallèle. Les procéduresexistantes pour la protection juridique restent intégrale-ment applicables.

Le droit de plainte ne relèvera jamais de la compé-tence des tribunaux d’exécution des peines parce qu’ilconcerne la position juridique interne des détenus. Lacompétence des tribunaux d’exécution des peines selimitera à la position juridique externe des détenus. Lacommission a choisi cette solution pour des motifs de «correction juridique ». Les deux contentieux doivent res-ter séparés si l’on veut éviter que d’éventuelle plaintesexprimées par le détenu quant au régime carcéral exer-cent une influence négative sur ses chances de mise enliberté conditionnelle.

M. Vandeurzen demande si un détenu pourrait intro-duire une action en référé parce que la prison est sur-peuplée et que la dignité humaine n’y est par consé-quent pas respectée. S’il devait en être ainsi, il paraîtlogique que la compétence ratione loci soit attribuée auxtribunaux de première instance dans le ressort desquelsles prisons sont situées, de manière à ce qu’ils puissentaccumuler une certaine expertise en la matière.

Le professeur Dupont estime cela possible, pourautant, bien entendu, que toutes les conditions d’un ré-féré soient remplies. Les tribunaux ordinaires resterontintégralement compétents, ce projet a été qualifié d’autrepart comme réglant une matière visée à l’article 78 de laConstitution. Il appartiendra au législateur de juger dubien-fondé de cette qualification.

M. Hugo Coveliers (VLD) estime que le tribunal sedéclarera incompétent. S’il existe une procédure appro-priée, le tribunal alléguera qu’il convient de suivre d’abordcette procédure, ce qui est normal, étant donné que detelles actions judiciaires seront exceptionnelles et qu’ilne sera donc pas familiarisé avec cette problématiquespécifique. Il renvoie à l’article 27 de la proposition deloi, qui définit les compétences de la commission desurveillance. Le membre souhaiterait que l’on n’auto-rise pas, parallèlement à la procédure interne de re-cours, des recours devant les tribunaux civils. Il va,par contre, de soi que l’on doit pouvoir introduire unrecours devant le Conseil d’État contre les décisionsde la commission de surveillance.

De heer Jo Vandeurzen (CD&V) wil weten of de toe-passing van deze bepalingen door de rechtbanken zalgecontroleerd worden. Het lid wenst tevens te verne-men of de beklagcommissie een administratieve com-missie is.

Professor Dupont antwoordt bevestigend en voegteraan toe dat het administratief recht van toepassing blijft.Het beklagrecht is een parallelle mogelijkheid. De be-staande procedures voor rechtsbescherming kunnenonverkort worden toegepast.

Het beklagrecht zal nooit tot de bevoegdheid van destrafuitvoeringsrechtbanken behoren omdat het de in-terne rechtspositie van de gedetineerden betreft. De straf-uitvoeringsrechtbanken zullen alleen bevoegd zijn voorde externe rechtspositie van de gedetineerden. De com-missie heeft voor deze oplossing gekozen om redenenvan « juridische correctheid». Beide contentieux moe-ten gescheiden blijven wil men vermijden dat eventueleklachten die de gedetineerde op het regime uitbrengt,zijn kansen op voorwaardelijke invrijheidstelling nega-tief zouden beïnvloeden.

De heer Vandeurzen vraagt of een gedetineerde eenprocedure in kortgeding zou kunnen instellen omdat degevangenis overvol zit en de menselijke waardigheid bij-gevolg niet gerespecteerd wordt. Indien dat zo zou zijndan lijkt het logisch dat de bevoegdheid ratione loci zouworden toegewezen aan de rechtbanken van eersteaanleg die in de buurt van de gevangenissen gelegenzijn, zodat zij een zekere deskundigheid in de materiekunnen opbouwen

Professor Dupont meent dat zulks mogelijk is, uiter-aard voor zover alle voorwaarden voor een kortgedingvervuld zijn. De gewone rechtbanken blijven onverkortbevoegd, dit ontwerp werd ten andere gekwalificeerdonder artikel 78 van de Grondwet. De wetgever zal oor-delen of hij deze regeling opportuun vindt.

De heer Hugo Coveliers ( VLD) meent dat de recht-bank zich onbevoegd zal verklaren. Als er een geëigendeprocedure bestaat zal de rechtbank aanvoeren dat dieprocedure eerst moet gevolgd worden, dat is ook nor-maal aangezien dergelijke rechtsgedingen uitzonderlijkzullen zijn en de rechtbank dus niet vertrouwd zal zijnmet deze specifieke problematiek. Hij verwijst naar arti-kel 27 van het wetsvoorstel waarin de bevoegdhedenvan de commissie van toezicht worden vastgelegd. Hetlid zou ervoor pleiten om naast de interne beroeps-procedure geen bijkomend beroep bij de burgerlijkerechtbanken toe te laten. Een beroep bij de Raad vanState tegen de beslissingen van de commissie van toe-zicht is daarentegen wel voor de hand liggend.

Page 47: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

472317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le professeur Dupont réplique qu’il convient d’ap-profondir ce point. Il conviendra éventuellement d’adap-ter la structure juridictionnelle existante, mais il con-vient tout d’abord de régler le droit de plainte. Tant quece point n’aura pas été clarifié, on ne pourra pas anti-ciper sur d’autres adaptations. Le professeur Dupontestime qu’il conviendrait que les deux procédures nese déroulent pas en parallèle. Le droit de plainte de-vrait être considéré comme une possibilité préalablede médiation.

Art. 6

Le président constate que cet article énumère lesdroits de la personne. Cette énumération était-elle né-cessaire ? Le président demande si les droits sociauxcomprennent également le droit aux soins de santé. Ledroit aux soins de santé est un droit fondamental telle-ment essentiel qu’il est peut-être superflu de l’expliciterde la sorte.

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) constate que cetarticle confère au détenu un droit aux allocations de chô-mage, à la pension et à l’indemnité d’incapacité de tra-vail. Bien plus : le détenu pourrait même exercer sesdroits politiques et diffuser toutes sortes de tracts et pam-phlets politiques depuis sa prison. L’emprisonnementdeviendrait ainsi très confortable.

Le professeur Dupont répond au président que lesdroits sociaux comprennent effectivement le droit auxsoins de santé. Ces énumérations figurent déjà dans lesrègles pénitentiaires européennes et ont d’ailleurs déjàété reprises dans différents pays. Cette énumérationdonne un aperçu des droits fondamentaux.

Il reconnaît qu’une telle énumération d’exemples nerépond pas aux normes légistiques fixées par le Conseild’État. Ces normes ne peuvent toutefois pas être adop-tées mutatis mutandis dans une loi de principes, qui estd’un tout autre ordre qu’une loi ordinaire. À mesure qu’elleévoluera, cette législation deviendra aussi plus techni-que et plus positive. Le stade actuel est celui de l’énoncédes grands principes. Cet article pose le principe de lé-galité et invite pour le reste à poursuivre le débat politi-que. Le législateur doit respecter le principe de légalité.S’il estime que les prisonniers ne peuvent plus exercercertains droits, il devra désormais le préciser explici-tement dans une loi, comme pour toute autre personne.L’État de droit dans l’enceinte de la prison est le mêmeque l’État de droit l’extérieur de celle-ci.

Professor Dupont antwoordt dat dit punt nog verdermoet uitgediept worden. De bestaande rechtsordeningzal eventueel moeten aangepast worden, maar eerstmoet het beklagrecht geregeld worden. Zolang daar geenduidelijkheid over is kan er niet geanticipeerd worden opandere aanpassingen. Professor Dupont acht het aan-gewezen dat beide procedures niet parallel zouden ver-lopen. Het beklagrecht zou dan als een voorafgaandemogelijkheid van bemiddeling moeten worden be-schouwd.

Art. 6

De voorzitter stelt vast dat het artikel een opsomminggeeft van de rechten van de persoon. Was die opsom-ming nodig? De voorzitter vraagt of de sociale rechtenook de gezondheidszorgen omvatten. Het recht op ge-zondheidszorg is toch een dermate essentieel grond-recht dat deze explicitering misschien overbodig is ?

De heer Bart Laeremans ( Vlaams Blok) stelt vast datde gedetineerde op basis van dit artikel recht opwerkloosheidsvergoeding, pensioen en arbeids-ongeschiktheidsuitkering verkrijgt. Meer nog, de gede-tineerde zou zelfs zijn politieke rechten kunnen uitoe-fenen en vanuit de gevangenis allerlei politieke traktatenen pamfletten verspreiden. Op die manier wordt de ge-vangenisstraf wel zeer comfortabel.

Professor Dupont antwoordt aan de voorzitter dat desociale rechten inderdaad het recht op gezondheidszorgomvat. Deze opsommingen komen reeds voor in de Eu-ropese penitentiaire regels en werden ook overgeno-men in verschillende landen. De opsomming geeft eenspectrum van de grondrechten.

Hij geeft toe dat dergelijke exemplatieve opsommingniet voldoet aan de normen inzake legistiek, zoals vast-gelegd door de Raad van State. Deze normen kunnenechter niet mutatis mutandis overgenomen worden vooreen basiswet die van een totaal andere orde is dan eengewone wet. Naarmate deze wetgeving zal evoluerenzal zij ook een grotere techniciteit en positivering verkrij-gen. In deze fase worden de grote principes vastgelegd.Dit artikel legt het legaliteitsbeginsel vast en nodigt ver-volgens uit tot een verdere politieke discussie. De wet-gever dient zich aan het legaliteitsbeginsel te houden. Ishij van oordeel dat gevangenen bepaalde rechten nietmeer kunnen of mogen uitoefenen, dan zal hij datvoortaan met zoveel woorden in een wet moeten vast-stellen, net zoals dat voor de andere rechtsonderhorigengebeurt. De rechtsstaat binnen de gevangenis is dezelfdeals de rechtsstaat daarbuiten.

Page 48: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

48 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Une limitation des droits fondamentaux consacrésdans la Convention européenne de sauvegarde desdroits de l’homme (CEDH) n’est possible que pour autantque les motifs de cette restriction soient explicités et quele degré de la limitation soit stipulé, comme par exemplele droit de voter ou de se présenter aux élections (voirloi électorale). La C.E.D.H. s’applique en effet égalementaux citoyens incarcérés.

Ensuite, il existe encore les restrictions qui sont indis-sociables de la privation de liberté (ou autrement dit, dela privation de la liberté de mouvement) (par exemplel’impossibilité de se rendre à la banque ou au bureau deposte).

Le paragraphe 2 de cet article concerne les effets pré-judiciables de la détention, c’est-à-dire les conséquen-ces indésirables et dommageables de la privation de li-berté.

Le professeur Dupont renvoie à l’exposé des motifspour une bonne compréhension de ce terme. Le termenéerlandais « schade » n’est en effet pas correct, car ils’agit des effets de la détention. Le terme français estpar conséquent plus correct. Il invite la commission àcorriger le terme néerlandais.

Art. 7

Cet article crée un organe de réflexion qui doit aider àpacifier les prisons. Il est question en l’espèce de l’orga-nisation de la vie quotidienne dans la prison. Le profes-seur Dupont propose que l’article soit développé davan-tage dans un arrêté d’exécution. Dans sa formulationactuelle, cette disposition constitue plutôt une recom-mandation qu’une norme juridique. Pour expliquer laportée du contenu de cet article, l’orateur renvoie à l’ex-posé des motifs (DOC 50 1076/001), qui donne un cer-tain nombre d’exemples pertinents.

Art. 8

M. Fred Erdman (SP.A), président demande si cetarticle implique que l’exécution de la peine ne peut pasenglober davantage que la perte totale ou partielle dela liberté de mouvement (le caractère punitif), d’unepart et la collaboration du détenu à un plan de déten-tion individuel qui doit être axé sur la réinsertion et laréparation, d’autre part.

Le professeur Dupont répond que c’est au législateurqu’il incombera de déterminer le contenu de la peineprivative de liberté conformément à l’article 8. La peineprivative de liberté est pour ainsi dire limitée par cet arti-cle (§ 1er). Cet article prend ses distances par rapport àla théorie des restrictions inhérentes des droits en rai-

Een inperking van de in het EVRM vastgelegdegrondrechten is slechts mogelijk voor zover de gron-den van de beperking geëxpliciteerd werden en de matevan beperking werd vastgelegd, zo bijvoorbeeld hetrecht om te stemmen of zich verkiesbaar te stellen (zie kieswetgeving). Het EVRM geldt immers ook vooropgesloten burgers.

Voorts zijn er nog de beperkingen die onlosmakelijkmet de vrijheidsbeneming ( of anders gezegd het bene-men van de vrijheid van komen en gaan) verbonden zijn( bijvoorbeeld de onmogelijkheid om naar de bank of hetpostkantoor te gaan).

Paragraaf 2 van dit artikel betreft de detentieschade( les effets préjudiciables in het Frans of «harms ofdetention» in het Engels). Dit zijn de ongewenste ennadelige effecten van de vrijheidsberoving.

Professor Dupont verwijst voor een goed begrip vandeze term naar de memorie van toelichting. Het woord« schade » is inderdaad niet correct, het gaat om degevolgen van de detentie. De Franse term is bijgevolgcorrecter. Hij nodigt de commissie uit om de Neder-landse term te verbeteren.

Art. 7

Dit artikel stelt een overlegorgaan in dat de pacifica-tie in de gevangenis moet bewerkstelligen. Het gaat hierover de organisatie van het dagelijkse leven in de ge-vangenis. Professor Dupont stelt voor dat het artikel ver-der geconcretiseerd zou worden in een uitvoeringsbesluit.In zijn huidige redactie is voorliggende bepaling eerdereen aanbeveling dan een juridische norm. Om de inhou-delijke draagwijdte van dit artikel te verduidelijken ver-wijst de spreker naar de memorie van toelichting (DOC50 1076/001) die een aantal pertinente voorbeeldengeeft.

Art. 8

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt of ditartikel inhoudt dat de strafuitvoering niet meer kan be-helzen dan de het geheel of gedeeltelijk verlies van devrijheid van komen en gaan ( het strafkarakter) ener-zijds, en de medewerking van de gedetineerde aan eenindividueel detentieplan dat op reïntegratie en herstelmoet gericht zijn, anderzijds .

Professor Dupont antwoordt dat de wetgever ingevolgeartikel 8 de inhoud van de vrijheidsstraf zal moeten be-palen. De vrijheidsstraf wordt als het ware begrensd doordit artikel ( paragraaf 1). Met dit artikel wordt afstandgenomen van de theorie van de inherente beperkingenvan de rechten ingevolge de uitvoering van de vrijheids-

Page 49: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

492317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

son de l’exécution de la peine privative de liberté. Leslimitations de facto ne sont pas suffisantes, seules leslimitations deiure peuvent être admises. Le § 2 dis-pose que la mission première de l’administration con-siste à exécuter la peine privative de liberté ; elle sevoit en outre confier la tâche de collaborer à une orien-tation de la peine. Les grands objectifs qui déterminentla relation avec les détenus sont fixés ici. Le § 3, enfin,dispose que le condamné est responsable du sens àdonner à la détention car, après tout, il s’agit de « sa »peine. Le condamné obtient voix au chapitre en ce quiconcerne le contenu de la peine.

M. Fred Erdman (SP.A.), président, fait observer quel’article 8 (§§ 1er et 2) correspond en grande partie auxdispositions prévues aux articles 5 et 6. Ceux-ci tradui-sent déjà une individualisation de la peine privative deliberté.

Le professeur Dupont répond que ces dispositions serecoupent. Les articles 5 et 6 traduisent les principesgénéraux tandis que l’article 8 s’applique à une catégo-rie spécifique de détenus, à savoir les condamnés.

Pour ceux-ci, le législateur devra se prononcer quantau contenu de la privation de liberté en tant que peine,laquelle diffère totalement de celle prévue dans le cadrede la détention provisoire.

Les condamnés et les inculpés sont actuellement con-finés dans les mêmes bâtiments, mais sont soumis à unrégime totalement différent. La même culture punitiverègne toutefois dans ces bâtiments et ils sont gérés parle même personnel que ceux où sont incarcérés les con-damnés. Bien que les droits fondamentaux de ces deuxcatégories de détenus soient les mêmes, les seuils detolérance appliqués sont différents.

Toute restriction des droits fondamentaux devant êtredûment explicitée, le juge d’instruction sera habilité àmotiver toutes les restrictions des droits des inculpés(correspondance, visites, …). Le principe de limitationdes effets préjudiciables doit être appliqué de manièreradicale pour ces détenus, car ceux-ci bénéficient dela présomption d’innocence.

M. Fred Erdman (SP.A.), président, revenant sur laformulation du début de cet article, se demande s’il s’agitde la peine qui doit être exécutée ou de la partie de lapeine d’emprisonnement qui sera probablement purgée.De nombreux magistrats se basent en effet sur une libé-ration anticipée. Ils savent pertinemment bien que lecondamné ne purgera réellement qu’une partie de lapeine infligée.

straf. De facto beperkingen volstaan niet, alleen deiure- beperkingen kunnen worden aanvaard. Paragraaf2 bepaalt dat de administratie in de eerste plaats devrijheidsstraf moet uitvoeren, daarnaast krijgt ze ookde opdracht om mee te werken aan een oriënteringvan de straf. De grote doelstellingen die de omgangmet gedetineerden bepalen worden hier vastgelegd. Pa-ragraaf 3 ten slotte bepaalt dat de veroordeelde instaatvoor de zingeving aan de detentie, het is ten slotte«zijn» straf. De veroordeelde krijgt inspraak bij de in-vulling van de straf.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter stelt vast datartikel 8 ( §§1 en 2) grotendeels overeenstemt met watin de artikelen 5 en 6 wordt vastgelegd. Deze artikelengeven reeds een individuele benadering van de vrij-heidsstraf.

Professor Dupont antwoordt dat deze bepalingen over-eenstemmen. De artikelen 5 en 6 geven de algemenebeginselen weer. Artikel 8 is van toepassing op een spe-cifieke categorie van gedetineerden, met name de ver-oordeelden.

De wetgever zal zich bij de veroordeelden moeten uit-spreken over de inhoud van de vrijheidsbeneming alsstraf. Die is totaal anders dan de vrijheidsbeneming inhet kader van de voorlopige hechtenis.

Veroordeelden en verdachten verblijven thans in de-zelfde gebouwen maar zijn onderworpen aan een totaalander regime. Deze gebouwen refereren echter aan de-zelfde punitieve cultuur en worden beheerd door dezelfdepersoneelsleden als degene die voor de bewaring vanveroordeelden instaan. Al zijn de grondrechten van beidecategorieën van gedetineerden dezelfde, voor elke groepgelden totaal andere tolerantiedrempels.

Aangezien elke beperking van grondrechten zal moe-ten geëxpliciteerd worden zal de onderzoeksrechter debevoegdheid krijgen alle beperkingen van rechten vanverdachten ( briefwisseling, bezoek) te motiveren. Hetschadebeperkingsbeginsel moet bij deze categorie vangedetineerden, voor wie het vermoeden van onschuldgeldt, op een zeer radicale wijze worden toegepast.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter komt terugop de aanvang van dit artikel. Gaat het hier om de uit tevoeren straf dan wel om het gedeelte van de gevange-nisstraf dat vermoedelijk zal uitgevoerd worden. Bij hetopleggen van de straf anticiperen heel wat magistratenreeds op een vervroegde invrijheidstelling. Zij weten zeergoed dat de veroordeelde slechts een deel van de op-gelegde straf ook effectief zal uitzitten.

Page 50: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

50 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le professeur Dupont répond qu’il s’agit de la peineque le juge peut et estime devoir infliger. Il connaît ainsiprécisément le contenu de la peine privative de libertéqu’il va éventuellement prononcer. Le caractère punitifde la peine privative de liberté se traduit, comme le pré-voit le §1er de cet article, par la perte totale ou partiellede la liberté. Le détenu a déjà été sanctionné. En d’autrestermes, aucun caractère punitif supplémentaire ne sau-rait être envisagé.

Bart Laeremans (Vlaams Blok) fait observer que cer-tains détenus ne pourront jamais être réinsérés dans lasociété. Cela vaut-il dès lors la peine d’élaborer un planindividuel de détention pour des détenus qui représen-tent un tel danger pour la société qu’il vaut mieux nejamais les remettre en liberté.

Le professeur Dupont fait observer que l’administra-tion pénitentiaire doit en effet continuer à croire en lacapacité de chaque détenu de s’amender, même en lacapacité de ceux dont on peut raisonnablement présu-mer qu’ils ne sont pas susceptibles d’amendement. Cer-tains prisonniers satisfont en effet à toutes les condi-tions requises pour bénéficier d’une libérationconditionnelle, mais ne sont toutefois pas libérés par lacommission des libérations conditionnelles. Le fait desatisfaire aux conditions ne donne en effet pas automa-tiquement lieu à une libération conditionnelle.

Chaque prisonnier doit pourtant garder l’espoir quesa peine prendra fin un jour. Un condamné qui n’a plusaucun espoir de reprendre sa place dans la société estune personne qui n’a plus rien à perdre et qui est prête àtout. Elle est capable de provoquer une situation extrê-mement dangereuse au sein de l’établissement péniten-tiaire. Le professeur Dupont fait encore observer quela commission a examiné le cas de ces détenus ets’est posé la question de savoir s’ils ne devraient pasbénéficier d’un régime carcéral plus favorable. Il n’enest pas fait mention dans le texte à l’examen, alorsque, dans la pratique, les directions et l’administrationdes établissements pénitentiaires tiennent effectivementcompte de cet élément. Les établissements pénitenti-aires au sein desquels séjournent les détenus condam-nés à de longues peines d’emprisonnement proposentdès lors un régime carcéral mieux adapté.

Le détenu doit toujours être capable de se réinsérerdans une société « libre », ce qui n’est pas chose aisée,étant donné que toute incarcération implique unedésocialisation. Le détenu est entièrement « dérespon-sabilisé ». Il ne doit plus décider à quel moment il mange,ce qu’il mange, quand il fait la vaisselle, quels vêtements

Professor Dupont antwoordt dat hier de straf bedoeldwordt waartoe de rechter kan en meent te moeten ver-oordelen. Met deze tekst wordt aan de rechter duidelijkgemaakt wat de inhoud is van de vrijheidsstraf waartoehij eventueel zal beslissen. Het strafkarakter van de vrij-heidsstraf bestaat, zo bepaalt paragraaf 1 van dit artikel,uit het geheel of gedeeltelijk verlies van de vrijheid. Degedetineerde is bestraft en wordt niet bestraft, met an-dere woorden er kan geen supplementaire en bedoeldepunitiviteit zijn.

Bart Laeremans (Vlaams Blok) merkt op dat sommigegedetineerden nooit in de samenleving zullen kunnengeïntegreerd worden. Heeft het zin om een detentieplanop te stellen voor gedetineerden die een dermate grootgevaar voor de samenleving betekenen dat ze beter nooitop vrije voeten worden gesteld?

Professor Dupont wijst er op dat de penitentiaire admini-stratie inderdaad moet blijven geloven in deverbeterbaarheid van elke gedetineerde, zelfs degenenwaarvoor redelijkerwijze kan aangenomen worden datzulks niet het geval is. Er zijn inderdaad gedetineerdendie voldoen aan alle voorwaarden om voorwaardelijk invrijheid te worden gesteld maar die door de commissievoor de voorwaardelijke invrijheidsstelling toch niet invrijheid worden gesteld. De voorwaardelijkeinvrijheidsstelling kan niet dwingend volgen uit het be-antwoorden aan de voorwaarden.

Toch moet elke gedetineerde de hoop behouden dater ooit een einde komt aan de straf. Een veroordeeldedie geen enkele hoop meer heeft of uitzicht op een te-rugkeer naar de maatschappij is een persoon die nietste verliezen heeft en bijgevolg tot alles in staat is. Zij kun-nen een uiterst gevaarlijke toestand in de gevangenisdoen ontstaan. Professor Dupont vermeldt nog dat decommissie de toestand van deze personen besprokenheeft en dat de vraag gesteld werd of zij dan geengunstiger gevangenisregime zouden moeten krijgen. Ditwerd niet in de tekst opgenomen alhoewel het zo is datde gevangenisdirecties en het bestuur der straf-inrichtingen in de praktijk wel degelijk rekening houdenmet dit gegeven. Gevangenissen waar langgestraftenverblijven hebben over het algemeen dan ook een be-ter regime dan andere.

De gedetineerde moet bekwaam blijven om ooit terugmaatschappelijk te functioneren en terug te keren naarde « vrije samenleving». Dat is niet eenvoudig omdathet binnengaan in de gevangenis een desocialiseringinhoudt. De gedetineerde wordt volledig «ontzorgd». Hijhoeft niet meer te beslissen op welk ogenblik hij de

Page 51: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

512317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

il va porter, etc. Le plan de détention individuel devrapermettre de remédier à cette situation.

Art. 9

Cette section traite des inculpés.

Le § 1er de l’article 9 confirme le principe de la pré-somption d’innocence.

Le § 2 concerne le traitement des inculpés.

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande pourquoile § 2 ne renvoie pas simplement à la loi relative à ladétention préventive.

Le professeur Dupont répond que la loi relative à ladétention préventive traite du mandat. Le texte à l’exa-men va plus loin et a également trait au traitement del’inculpé en milieu carcéral. Une fois que la décision d’in-carcération a été prise, il faut éviter autant que possiblede donner l’impression que la peine présente un carac-tère punitif, ce qui n’est pas évident, étant donné quel’inculpé qui est emprisonné devra subir tout le rituel del’admission dans l’établissement (notamment, remettretous ses effets et revêtir la tenue de prisonnier). Le texteà l’examen tend à promouvoir une nouvelle culture enmatière de traitement des inculpés.

M. Hugo Coveliers (VLD) fait observer que les incul-pés sont toujours menottés lorsqu’ils quittent la prisonpour comparaître devant le juge, même s’ils ne présen-tent aucun risque d’évasion. Le texte à l’examen impli-que-t-il donc que l’inculpé ne peut être menotté ? Le faitd’être menotté est très humiliant et est vécu comme unepunition. Le juge d’instruction devra-t-il désormais évi-ter une telle situation et devra-t-il par conséquent don-ner des instructions aux services de police afin queseuls les inculpés présentant un risque d’évasion soientmenottés ?

Le professeur Dupont admet que le fait d’apparaîtreen public avec des menottes est en effet vécu commeune humiliation par l’inculpé. Cependant, il souligne quela crainte de voir l’inculpé se soustraire à l’exécution desa peine est un des fondements légaux de la détentionpréventive. Bien entendu, il n’est pas toujours néces-saire de menotter l’inculpé. Cette question doit cepen-dant être réglée dans le mandat d’arrêt et non dans la loià l’examen.

M. Bart Laeremans constate que certaines person-nes inculpées d’infractions graves restent longtemps en

maaltijd gebruikt, wat hij eet, wanneer hij de was zaldoen, welke kleren hij zal dragen enzovoort. Het indi-vidueel detentieplan zal gebruikt worden om die toe-stand om te buigen.

Art. 9

Deze afdeling handelt over de verdachten.

Paragraaf 1 van artikel 9 bevestigt het vermoeden vanonschuld.

Paragraaf 2 gaat over de omgang met verdachten.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt waaromparagraaf 2 niet gewoon verwijst naar de wet op de voor-lopige hechtenis.

Professor Dupont antwoordt dat de wet op de voorlo-pige hechtenis handelt over het mandaat. Deze tekst gaatverder en heeft ook betrekking op de behandeling vande verdachte in de gevangenis. Eens de beslissing totinhechtenisneming genomen moet de schijn van strafzoveel mogelijk vermeden worden. Dat is niet evidentomdat de verdachte die opgesloten wordt heel het ri-tueel van de opname in de instelling zal moeten onder-gaan ( o.m bezittingen afgeven, gevangenisplunje aan-doen). Deze tekst strekt er toe een nieuwebejegeningscultuur van de verdachten te doen ontstaan.

De heer Hugo Coveliers ( VLD) merkt op dat verdach-ten steeds geboeid worden als ze de gevangenis verla-ten om voor de rechter te verschijnen, zelfs indien zeniet vluchtgevaarlijk zijn. Betekent voorliggende tekst datdie persoon dan niet geboeid mag worden? Het dragenvan handboeien is zeer vernederend en wordt als eenstraf ervaren. Zal de onderzoeksrechter dit voortaan moetvermijden en zal hij bijgevolg onderrichtingen moetengeven aan de politiediensten zodat alleen vlucht-gevaarlijke gedetineerden geboeid worden?

Professor Dupont geeft toe dat het geboeid verschij-nen in het publiek inderdaad als vernederend wordt er-varen maar wijst er anderzijds op dat de vrees dat deverdachte zich zal onttrekken aan de uitvoering van zijnstraf een van de wettelijke grondslagen voor de voorlo-pige hechtenis is. Uiteraard is het niet altijd noodzakelijkom de verdachte te boeien. Die kwestie moet echter inhet aanhoudingsmandaat geregeld worden, en niet indeze wet.

De heer Bart Laeremans stelt vast dat sommige ver-dachten van ernstige misdrijven langdurig in voor-

Page 52: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

52 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

hechtenis zitten en dat de straftijd later met de duurvan de voorhechtenis verminderd wordt. Zij hebben welgedurende al die tijd kunnen genieten van een gunsti-ger regime. Dit lijkt niet correct.

Professor Dupont antwoordt dat er juridisch geen on-derscheid kan gemaakt worden tussen «vermoedelijk»schuldige en onschuldige verdachten. In de feiten ishet natuurlijk duidelijk dat de verdachten een gediffe-rentieerde populatie uitmaken.

De heer John Vanacker, regionaal directeur, legt uitdat er een aantal objectieve redenen zijn waarom ver-dachten anders behandeld worden dan veroordeeldenZo moeten verdachten vaak naar de rechtbank voor ver-hoor of hebben zij een onderhoud met hun advocaat. Zijkunnen dus niet altijd regelmatig werk doen in de ge-vangenis.

Art. 10

Dit artikel bepaalt dat de verdachten en de veroor-deelden in principe gescheiden worden, behoudenswanneer zij met het oog op gemeenschappelijke activi-teiten met het tegendeel instemmen.

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter merkt op datde gevangenisdirectie ingevolge deze bepaling een toe-stemming van de gedetineerde zal moeten vragen.

Ware het niet eerder aangewezen dat de gedetineerdehier zelf het initiatief zou toe nemen ? De gevangenis-directie zal dan de vrijheid behouden om elke aanvraagafzonderlijk en individueel te beoordelen.

Professor Dupont heeft er geen bezwaar tegen dathet wetsvoorstel in die zin zou geamendeerd worden.

Art. 11

Verdachten moeten de mogelijkheid hebben om hunrechten van verdediging zo goed mogelijk te behartigen.

Professor Dupont legt uit dat het principe in de wetingeschreven werd opdat er vertrekkende vanuit dit prin-cipe afspraken gemaakt zouden worden tussen de ba-lies, de griffies en de gevangenisdirecties.

Art. 12

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter vraagt of ditartikel een recht op medico-psycho-sociale hulp vast-legt. Professor Dupont antwoordt bevestigend. De voor-zitter vraagt tevens in welk opzicht deze bepaling ver-

détention préventive et que, par la suite, la durée de ladétention préventive est soustraite de la durée de lapeine. Pendant la détention préventive, ils ont toutefoispu bénéficier d’un régime moins sévère, ce qui paraîtinadmissible.

Le professeur Dupont répond que, juridiquement, iln’est pas possible de faire une distinction entre les in-culpés « présumés » coupables et les inculpés inno-cents. Dans la réalité, il est évident que les inculpés cons-tituent une population différenciée.

M. John Vanacker, directeur régional, explique qu’ily a certaines raisons objectives pour lesquelles lesinculpés sont traités autrement que les condamnés.Ainsi, les inculpés doivent fréquemment se rendre autribunal pour un interrogatoire ou ils s’entretiennentsouvent avec leur avocat. Par conséquent, ils ne peu-vent pas toujours travailler régulièrement dans la pri-son.

Art. 10

Cet article précise que les inculpés sont, en principe,maintenus à l’écart des condamnés, sauf lorsqu’ils ac-ceptent le contraire en vue de participer à des activitéscommunes.

M. Fred Erdman (SP.A), président, fait observer qu’envertu de cette disposition, la direction de la prison de-vra demander l’accord du détenu.

N’aurait-il pas été plus opportun que ce soit le dé-tenu lui-même qui en prenne l’initiative ? La directionde la prison resterait ainsi libre d’évaluer chaque de-mande séparément.

Le professeur Dupont ne voit aucun inconvénient àce que la proposition de loi soit amendée dans ce sens.

Art. 11

Les inculpés doivent avoir la possibilité de faire valoirau mieux leurs droits de défense.

Le professeur Dupont explique que ce principe a étéinscrit dans la loi pour que des accords puissent êtreconclus entre les barreaux, les greffes et les direc-tions de prison.

Art. 12

M. Fred Erdman (SP.A), président, demande si cetarticle prévoit un droit à une aide psycho-médico-sociale.Le professeur Dupont répond par l’affirmative. Le prési-dent demande également en quoi cette disposition dif-

Page 53: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

532317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

schilt van de algemene bepaling over de beperking vande detentieschade.

Professor Dupont antwoordt dat detentieschade eengeïndividualiseerde aangelegenheid is.

Detentieschade is het gevolg van een continuïteits-breuk. Zo kan de vrijheidsbeneming van enkele dagentot gevolg hebben dat iemand maatschappelijk gezienjaren achterstand oploopt. In het kader van de beper-king van de detentieschade moet een gedetineerde bij-voorbeeld, voor zover dat in de praktijk mogelijk is en ergeen contra-indicaties zijn, in de mogelijkheid gesteldworden om zijn beroep in de gevangenis verder uit teoefenen. Dergelijke faciliteiten zullen geaccepteerd kun-nen worden mits een redelijke argumentatie vanwegede gedetineerde.

Deze regel geldt als instructienorm bij de marginaletoetsing van de behoorlijkheid van de beslissing van dedirecteur in het kader van het beklagrecht.

De voorzitter besluit uit deze toelichting dat de gede-tineerde geen recht heeft op faciliteiten maar er wel be-roep op kan doen, voor zover er geen tegenstrijdigheidis met de orde en veiligheid in de gevangenis, noch metde voorwaarden van het strafprocesrecht.

Dit artikel legt een verzwaarde bewijslast op de auto-riteiten die een negatief antwoord geven aan een rede-lijk verzoek van de gedetineerde. De weigering, metbetrekking tot een verzoek dat verder reikt dan deminimumrechten, moet bijgevolg gemotiveerd worden,aldus professor Dupont.

Art. 13

Professor Dupont verwijst voor een goed begrip vandeze bepaling naar de memorie van toelichting. Daarinwordt een exemplatieve opsomming gegeven van demogelijke indeling van de gevangenissen ( volgens demate van beveiliging, volgens grootte, bestemming).De classificatie die de Koning zal opstellen, zal gerichtzijn op de Europese penitentiaire regels ter zake.

Art. 14

De voorzitter vreest dat de indeling die in dit artikelwordt voorgesteld in de praktijk niet realiseerbaar zalzijn.

Professor Dupont antwoordt dat alles afhangt vande infrastructurele mogelijkheden. Hij hecht er veelbelang aan dat langgestraften in afzonderlijke inrich-tingen ondergebracht kunnen worden, ook pleit hij er-voor om bijzondere instellingen te maken voor gedeti-

fère de la disposition générale relative à la limitationdes effets préjudiciables de la détention.

Le professeur Dupont répond que les effets préjudi-ciables de la détention varient d’un individu à individu.

Les effets préjudiciables de la détention sont la con-séquence d’une solution de continuité. Ainsi, une priva-tion de liberté de quelques jours peut occasionner chezune personne un retard social de plusieurs années. Dansle cadre de la limitation des effets préjudiciables de ladétention, un détenu doit, par exemple, pouvoir conti-nuer à exercer sa profession en prison, pour autant quecela soit possible d’un point de vue pratique et qu’il n’yait pas de contre-indications. De telles facilités peuventêtre acceptées, pourvu que le détenu en motive raison-nablement la demande.

Cette règle à valeur de norme d’instruction lors del’évaluation marginale de l’adéquation de la décision dudirecteur dans le cadre du droit de plainte.

Le président conclut de ces précisions que le détenun’a pas droit aux facilités, mais qu’il peut y faire appel sicela ne va pas à l’encontre de l’ordre et de la sécuritédans la prison, ni des conditions prévues par la procé-dure pénale.

Selon le professeur Dupont, cet article alourdit lacharge de la preuve pesant sur les autorités qui rejet-tent la demande raisonnable d’un détenu. Tout refus re-latif à une demande allant au-delà des droits minimauxdoit par conséquent être motivé.

Art. 13

Pour la bonne compréhension de cette disposition, leprofesseur Dupont renvoie à l’exposé des motifs. Uneénumération d’une classification possible des prisons yest donnée à titre d’exemple (selon le niveau de sécu-rité, la taille, la destination). La classification qui seraétablie par le Roi sera axée sur les règles pénitentiaireseuropéennes en la matière.

Art. 14

Le président craint que la classification proposéedans cet article ne soit pas réalisable en pratique.

Le professeur Dupont répond que tout dépend despossibilités d’infrastructure. Il accorde beaucoup d’im-portance au fait que les détenus ayant une longue peineà purger puissent être placés dans des établissementsdistincts. Il plaide aussi pour la création d’établissementsspéciaux pour les détenus qui se voient accorder un

Page 54: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

54 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

neerden die tot een bijzondere wijze van strafuitvoering( bijvoorbeeld week-end arrest, halve vrijheid) wordentoegelaten ( cf. de Engels «halfway houses»). Thansworden deze bijzondere wijzen van uitvoering niet ofnauwelijks toegepast omdat de infrastructuur van degevangenissen en de organisatie onaangepast is.

Art. 15

De heer Fred Erdman (SP.A), voorzitter stelt vast datdit artikel vooruitloopt op het wetsontwerp van de minis-ter van Justitie waarin de quota voor de gevangenissenworden vastgelegd (DOC 50 1521). Betekent zulks dat,eens de maximumcapaciteit bereikt, er geen veroor-deelden meer toegelaten worden of, dat degenen diereeds een groot gedeelte van hun straf hebben uitge-zeten, zullen moeten plaats maken voor de wachten-den?

Houdt dit artikel ook niet het risico in dat de verdach-ten, voor wie deze quota per definitie niet gelden, in «sta-pelplaatsen» zullen ondergebracht worden.

Wat de veroordeelden betreft is het mogelijk dat deparketten, eens de gevangenissen vol zitten, eenvoudigzullen stoppen met het uitvoeren van de straffen.

Het wettelijk bepalen van een drempel, waarondereen gevangenisstraf niet moet uitgevoerd worden (thans4 maanden, in het voorstel tot één jaar), kan er toeleiden dat de rechters systematisch hogere straffenzullen gaan uitspreken?

Mevrouw Karine Lalieux (PS) antwoordt op deze laat-ste opmerking dat de magistraten dit probleem ook die-nen te onderkennen en dat zij moeten inzien dat eralternatieven zijn voor de gevangenisstraf, zoniet komter geen einde aan de spiraal die door de voorzittergeschetst werd.

Professor Dupont voegt hieraan toe dat de basiswetzonder dit artikel nooit zal kunnen functioneren. De be-heersing van de gevangenispopulatie is een onmisbarevoorwaarde voor de uitoefening van alle rechten die indeze basiswet worden vastgelegd.

Hij wijst er tevens op dat het Parlement de toepas-sing van uitzonderingsmaatregelen systematisch zalkunnen opvolgen en bijgevolg in de mogelijkheid zalzijn om een adequaat standpunt in te nemen. Het Par-lement, en niet alleen de uitvoerende macht, wordt zovoor zijn verantwoordelijkheid gesteld wordt.

mode particulier d’exécution de la peine (par exemple,la détention pendant le week-end, la semi-liberté) (cf.les « halfway houses » anglaises). À l’heure actuelle,ces modes particuliers d’exécution ne sont pas appli-qués ou ne le sont que rarement, parce que l’infrastruc-ture des prisons et l’organisation ne s’y prêtent pas.

Art. 15

M. Fred Erdman (SP.A),président, constate que cetarticle anticipe le projet de loi du ministre de la Justice,dans lequel est fixé le quota des prisons (DOC 501521). Cela signifie-t-il qu’une fois que la capacité maxi-male est atteinte, plus aucun condamné n’est admisou que celui qui a déjà purgé une grande partie de sapeine doit céder sa place aux condamnés en attente?

Cet article ne comporte-t-il pas le risque que lesinculpés, auxquels ces quotas ne s’appliquent pas pardéfinition, soient placés dans des « entrepôts ».

En ce qui concerne les condamnés, il est possibleque les parquets cessent tout simplement d’exécuter lespeines dès que les prisons seront pleines.

La détermination d’un seuil légal, sous lequel unepeine d’emprisonnement ne doit pas être exécutée (ac-tuellement 4 mois, jusqu’à un an dans la proposition)pourrait inciter les juges à prononcer systématique-ment des peines plus élevées.

Mme Karine Lalieux (PS) répond à cette dernièreremarque que les magistrats doivent également êtreconscients de ce problème et qu’ils doivent savoir qu’ilexiste des alternatives à la peine d’emprisonnement,faute de quoi il ne pourra pas être mis fin à la spiraleévoquée par le président.

Le professeur Dupont ajoute que la loi de principesne pourra jamais fonctionner sans cet article. La maî-trise de la population carcérale est une condition indis-pensable pour pouvoir exercer tous les droits fixés danscette loi de principes.

Il souligne également que le Parlement pourra sui-vre systématiquement l’application des mesures d’ex-ception et aura, par conséquent, la possibilité d’adop-ter un point de vue adéquat. Le Parlement – et passeulement le pouvoir exécutif – sera ainsi placé devantses responsabilités.

Page 55: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

552317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Hij wijst er ook op dat deze bepaling samengelezenmoet worden met het voorstel dat door de commissie« Holsters» voorbereid wordt en dat handelt over deexterne rechtspositie. Dit voorstel bevat een bepalingdie de parketten verplicht om met het oog op de uit-voering van de straf van één jaar of minder, contact opte nemen met de veroordeelde, om een concertatiemogelijk te maken over het moment en de wijze van deuitvoering.

De heer Tony Van Parys (CD&V) maakt van de gele-genheid gebruik om aan te dringen op de snelle behan-deling van het wetsontwerp inzake de verscherping vande controle van veroordeelde gedetineerden die de ge-vangenis verlaten, inzake de verbetering van de positievan het slachtoffer wanneer de dader de gevangenisverlaat en inzake de optimalisering van de penitentiairecapaciteit (nr. 1521/001).

Il précise également que cette disposition doit êtrelue conjointement avec la proposition qui est préparéepar la commission « Holsters » et qui traite de la posi-tion juridique externe. Cette proposition contient unedisposition qui, en vue de l’exécution de la peine d’unan ou moins, oblige les parquets à prendre contactavec le condamné, afin de permettre une concertationconcernant le moment et le mode d’exécution.

M. Tony Van Parys (CD&V) profite de l’occasion pourinsister pour que le projet de loi relatif au renforcementdu contrôle des détenus condamnés qui quittent la pri-son, à l’amélioration du statut de la victime quand l’auteurquitte la prison et à l’optimisation de la capacité carcé-rale (DOC 50 1521/001) soit examiné rapidement.

Page 56: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

56 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

III. — HOORZITTING MET VERTEGENWOORDI-GERS VAN HET PERSONEEL VAN DE STRAF-

INRICHTINGEN

De heer Luc Neirynck( secretaris van het CCOD)verklaart dat het personeel van de strafinrichtingenvindt dat gedetineerden een eigentijdse rechtspositiemoeten krijgen. De invoering van de basiswet zal on-getwijfeld ook invloed hebben op de arbeidssituatie vande personeelsleden. De CCOD wijst erop dat hieruitvolgt dat ook de algemene instructies ( die dateren van1965) zullen moeten herschreven worden. De sprekerstelt vast dat de inhoud van het werk van de bewaar-ders in de gevangenis de loop der jaren sterk geëvolu-eerd is. De «cipiers» van vroeger, thans penitentiairebeambten, hebben in de gevangenis een eerstelijns-functie te vervullen. Als vertegenwoordiger van hetpersoneel pleit de heer Neirynck dan ook voor een reëleinhoudelijke herwaardering van het beroep.

De heer Eric Roos( afgevaardigde VSOA) treedt zijncollega bij en herinnert eraan dat deze basiswet nietsvermeldt over de toestand van de personeelsleden. Hijtwijfelt er echter niet aan dat deze hervorming belang-rijke investeringen zal vergen en meer bepaald dewerkingsmiddelen en het personeelsbestand zal doentoenemen.

De heer Paul Moens (kwartierchef van de gevange-nis te Leuven) wenst een aantal praktische kantteke-ningen te maken bij het voorstel van basiswet.

Zo bepaalt artikel 19 dat de gedetineerde onthaaldwordt in een voor hem begrijpelijke taal. Nu is het zodat er in het arresthuis waar betrokkene werkt, gevan-genen van liefst 24 verschillende nationaliteiten aan-wezig zijn en dat er minstens zoveel talen gesprokenworden. Aangezien de ambtenaren eentalig zijn, zou erdus in principe een beroep moeten gedaan worden optolken. Dit lijkt in de praktijk echter een weinig haal-bare oplossing.

Artikel 43 bepaalt dat de gedetineerde zijn eigen kledijen schoeisel mag dragen. Ook deze bepaling heeft heelwat praktische implicaties. Hoeveel kledingstukken magde gedetineerde binnenbrengen, waar worden die be-waard – de kasten op cel zijn niet zo groot- hoe vaakkan hij andere kledingstukken laten binnenbrengen,enzovoort. Het toekennen van dit recht aan de gedeti-neerden zal ongetwijfeld bijkomende problemen doenrijzen op het vlak van netheid en veiligheid.

III. — AUDITION DE REPRÉSENTANTS DUPERSONNEL DES ÉTABLISSEMENTS

PÉNITENTIAIRES

M. Luc Neirynck(secrétaire de la CCSP) déclare quele personnel des établissements pénitentiaires estimequ’il faut donner aux détenus un statut juridique en ac-cord avec notre temps. L’adoption de la loi de principesaura indubitablement des conséquences sur les condi-tions de travail des membres du personnel. La CCSPfait observer que, dès lors, les instructions générales(datant de 1965) devront également être reformulées.L’orateur souligne que, fondamentalement, le travail desgardiens de prison a fortement évolué au fil du temps.Les « geôliers » d’antan, devenus des agents péniten-tiaires, ont été appelés à remplir une fonction de pre-mière ligne dans la prison. En sa qualité de représen-tant du personnel, M. Neirynck plaide par conséquenten faveur d’une revalorisation réelle du contenu de laprofession.

M. Eric Roos(délégué SLFP) abonde dans le sensde son collègue et rappelle que cette loi de principesest muette quant à la situation des membres du per-sonnel. Il ne doute toutefois pas que cette réforme ré-clamera des investissements importants et entraîneraplus particulièrement un accroissement des moyensde fonctionnement et des effectifs.

M Paul Moens (chef de quartier de la prison deLeuven) souhaite émettre un certain nombre d’obser-vations pratiques au sujet de la proposition de loi deprincipes.

Ainsi, l’article 19 dispose que le détenu sera ac-cueilli dans une langue qu’il comprend. Or, le fait estque la maison d’arrêt où travaille l’intéressé hébergedes prisonniers d’au moins 24 nationalités et qu’aumoins autant de langues y sont utilisées. Étant donnéque les agents sont unilingues, il faudrait, en principe,faire appel à des interprètes. En pratique, cette solu-tion s’avère cependant peu réaliste.

L’article 43 prévoit que le détenu a le droit de porterses propres vêtements et chaussures. Cette disposi-tion a, elle aussi, de nombreuses implications prati-ques. Combien de vêtements le détenu peut-il empor-ter, où sont-ils rangés – les armoires des cellules nesont pas très grandes -, quand peut-il faire apporterdes vêtements propres, etc. L’octroi de ce droit auxdétenus posera à coup sûr des problèmes supplémen-taires en ce qui concerne la propreté et la sécurité.

Page 57: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

572317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Volgens artikel 48 vindt de tenuitvoerlegging van degevangenisstraf en van de vrijheidsberovende maatre-gel plaats in een gemeenschapsregime.

In de huidige organisatie is een bewaarder verant-woordelijk voor een afdeling die bestaat uit een dertig-tal gedetineerden die op cel zitten. Als hetgemeenschapsregime wordt toegepast dan betekent ditdat één bewaarder toezicht zou moeten houden op devolledige groep. Dat lijkt ondoenbaar.

Een ander praktisch voorbeeld betreft het bezoek-recht. De gedetineerde zou, luidens artikel 59, gedu-rende zes dagen per week, een uur bezoek kunnenkrijgen. Dat is aanzienlijk meer dan wat onder de hui-dige reglementering het geval is. Het toezicht in debezoekzaal wordt thans uitgeoefend door een bewaar-der die gewoonlijk voor een afdeling instaat, met alsgevolg dat een collega gedurende het bezoekuur voortwee afdelingen zou instaan. Dat is mogelijk gedurendeeen relatief korte periode maar kan niet aangehoudenworden indien de bezoekmogelijkheid sterk wordt uit-gebreid.

De spreker stelt ook vragen bij de regeling die inuitzicht gesteld wordt voor de vergoeding van de ar-beid. De gedetineerde ontvangt thans voor één uur ar-beid minder dan een euro. Stel dat die vergoeding wordtopgetrokken tot bijvoorbeeld 5 euro, dan betekent diteen aanzienlijke meerkost. Bovendien zouden gedeti-neerden die niet in de gelegenheid kunnen worden ge-steld om te arbeiden een vorm van werkloosheids-vergoeding kunnen krijgen. Hij vreest dat dergelijkeregeling onbetaalbaar is.

Een van de ingrijpendste veranderingen van het voor-stel betreft de tuchtprocedure. Thans is het zo dat dedirecteur in een geschil met de bewaarders beslist,weliswaar na de gedetineerde te hebben gehoord. In detoekomst zou de gedetineerde systematisch beroepkunnen aantekenen tegen deze beslissing, die vervol-gens door de beklagcommissie moet behandeld wor-den. De directeur zal bijgevolg, met het oog op de be-handeling door de beklagcommissie, een kort dossiermoeten opstellen. De gedetineerde, die bij deze proce-dure niets te verliezen heeft kan de zaak bovendienook nog voor de hoge beroepscommissie brengen. Hetis duidelijk dat deze procedure heel wat administra-tieve rompslomp met zich brengt. Het valt dus te ver-wachten dat de directeurs, die thans reeds overbelastzijn, zullen aarzelen om een tuchtstraf uit te sprekenvoor een klein vergrijp. Dit zal het gezag van de be-waarders verzwakken.

Aux termes de l’article 48, l’exécution de la peined’emprisonnement et de la mesure privative de libertése déroule dans le cadre d’un régime de vie en com-munauté.

Selon l’organisation actuelle, un gardien est respon-sable d’une section, qui est constituée d’une trentainede détenus se trouvant en cellule. En cas de régime devie en communauté, cela signifie qu’un seul gardiendevrait surveiller l’ensemble du groupe. Cela sembleimpossible.

Un autre exemple pratique concerne les visites. Se-lon l’article 59, le détenu aurait le droit de recevoir dela visite pendant au moins une heure par jour, et ce,six jours par semaine. Ce nombre d’heures de visiteest beaucoup plus élevé que ce qui est prévu dans laréglementation actuelle. La surveillance dans la salledes visites est actuellement exercée par un gardien,qui est habituellement responsable d’une section, cequi implique qu’un collègue devrait s’occuper de deuxsections pendant l’heure des visites. Un tel régime pour-rait s’appliquer pendant une période relativement courte,mais ne peut être maintenu si les possibilités de visi-tes sont considérablement étendues.

L’intervenant s’interroge aussi sur les mesures quisont prévues en ce qui concerne les revenus du tra-vail. À l’heure actuelle, le détenu reçoit moins d’un europour une heure de travail. Si cette rémunération estportée à 5 euros, cela représentera un surcoût consi-dérable. De plus, les détenus qui n’ont pas la possibi-lité de travailler pour la simple raison qu’il n’y a pasd’offre de travaux, percevraient une sorte d’allocationde chômage. L’intervenant craint qu’un tel système soitimpossible à financer.

L’une des principales modifications introduites parla proposition de loi à l’examen concerne la procéduredisciplinaire. Si, à l’heure actuelle, le directeur prendcertes sa décision, lors d’un conflit impliquant des gar-diens, après avoir entendu le détenu, le détenu pour-rait désormais toujours introduire un recours contrecette décision, cette dernière devant ensuite être exa-minée par la Commission des plaintes. Par consé-quent, le directeur devra constituer un dossier suc-cinct en vue de l’examen du recours précité par laCommission des plaintes, et le détenu qui, quant à lui,n’a rien à perdre dans cette procédure, pourra interje-ter appel auprès de la commission d’appel. Or, il estmanifeste que cette procédure engendrera un grandnombre de formalités administratives, et l’on peut dèslors s’attendre à ce que les directeurs, déjà surchar-gés à l’heure actuelle, hésitent avant de prononcer unesanction disciplinaire pour une infraction mineure, cequi affaiblira l’autorité des gardiens.

Page 58: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

58 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Op de vraag van de voorzitter met betrekking tot dehuidige behoeften van het personeel antwoordt de heerMoens dat er zo spoedig mogelijk een nieuw regle-ment op de strafinrichtingen dient te komen. Het Alge-meen Reglement van 1965 is verouderd en wordt nietmeer toegepast. Het personeel moet weten waar hetaan toe is. Het is minder van belang of dit reglementstreng dan wel soepel is, als het maar duidelijk is.

De heer Johan Vercruysse (eerstaanwezend direc-teur, gevangenis Merksplas) stelt vast dat het gevan-geniswezen nood heeft aan een goed personeelsbeleiden moet beschikken over een behoorlijke infrastruc-tuur. De gevangenis van Merksplas laat bijvoorbeeldop het vlak van sanitaire voorzieningen bijzonder veelte wensen over. In een dergelijke context zal het danook moeilijk zijn om uitvoering te geven aan artikel 5van de basiswet waarin bepaald wordt dat: « De vrij-heidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel wordtten uitvoer gelegd in psychosociale, fysieke en mate-riële omstandigheden die de waardigheid van de menseerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelf-respect van de gedetineerde mogelijk maken en diehem aanspreken op zijn individuele en sociale verant-woordelijkheid.».

In Merksplas zitten nog altijd 4 tot 5 gedetineerdensamen op cel, met geen enkele mogelijkheid tot pri-vacy. De randvoorwaarden voor de uitvoering van dezebepaling zijn dus hoegenaamd nog niet aanwezig.Merksplas herbergt ook een grote groep vangeïnterneerden. Dit wetsvoorstel besteedt geen aan-dacht aan deze categorie. De spreker vreest tevensdat het voorstel van basiswet een aantal noodzakelijkeinvesteringen zal vertragen omdat de administratieeerst zicht zal willen krijgen op de bijkomende investe-ringen die noodzakelijk zijn. In Merksplas worden zo alvrijwel geen investeringen meer gedaan omdat de bouwvan een nieuwe inrichting wordt vooropgesteld tegen2005. De spreker vreest evenwel dat die datum niet zalgehaald worden omdat er zich steeds weer bijkomendecomplicaties voordoen.

De heer Van Mol ( geneesheer-directeur van dePenitentiaire Gezondheidsdienst) deelt de mening vanvorige sprekers die er op wezen dat het huidige regle-ment volledig verouderd is en geen houvast meer biedt.

Met betrekking tot de bepalingen inzake de gezond-heidszorg die in de basiswet werden opgenomen hekelthij het feit dat er geen aandacht uitgegaan is naar bij-zondere situaties, zoals hongerstakingen en geweld-plegingen. De Europese regelgeving van 1998 heeft daarwel rekening mee gehouden.

En réponse à une question posée par le président ausujet des besoins actuels du personnel, M. Moens indi-que qu’il y a lieu d’adopter, au plus tôt, un nouveau règle-ment sur les établissements pénitentiaires. En effet, leRèglement général de 1965 est dépassé, et il n’est plusappliqué. Le personnel doit savoir à quoi s’en tenir. Laquestion de la sévérité - ou de la souplesse - de cerèglement importe moins que sa précision.

M. Johan Vercruysse (directeur principal de la pri-son de Merkplas) constate que si les prisons ont be-soin d’une bonne politique du personnel, elles doiventaussi disposer d’infrastructures convenables. Parexemple, les installations sanitaires de la prison deMerksplas laissent sérieusement à désirer. Or, dansces conditions, il sera difficile d’exécuter l’article 5 dela loi de base, aux termes duquel : «L’exécution de lapeine ou mesure privative de liberté s’effectue dansdes conditions psychosociales, physiques et matériel-les qui respectent la dignité humaine, permettent depréserver ou d’accroître chez le détenu le respect desoi et sollicitent son sens des responsabilités person-nelles et sociales».

À Merksplas, les cellules accueillent encore actuel-lement 4 à 5 détenus qui n’ont aucune possibilité dedisposer d’un peu d’intimité. Les conditions annexespour l’exécution de cette disposition ne sont donc ab-solument pas remplies. Merksplas abrite également ungroupe important d’internés. La proposition de loi à l’exa-men n’accorde aucune attention à cette catégorie. L’ora-teur craint également que la proposition de loi de prin-cipe retarde un certain nombre d’investissementsnécessaires, étant donné que l’administration voudraréaliser une estimation des investissements supplé-mentaires qui sont nécessaires. Ainsi, à Merksplas,on n’investit pratiquement plus parce que la construc-tion d’un nouvel établissement est prévue pour 2005.L’orateur craint également que cette échéance ne puisseêtre respectée étant donné que de nouvelles compli-cations ne cessent d’apparaître.

M. Van Mol ( médecin-directeur du service de santépénitentiaire) partage l’avis des orateurs précédentsquand ils soulignent que le règlement actuel est com-plètement dépassé et n’offre plus de points de repère.

En ce qui concerne les dispositions en matière desoins de santé prévues par la loi de principe, il fustigele manque d’attention pour les situations particulières,comme les grèves de la faim et les actes de violence.La réglementation européenne de 1998 en a tenucompte.

Page 59: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

592317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

In de basiswet worden de regels met betrekking totde gezondheidszorg in drie afdelingen opgesplitst: degezondheidszorg, de preventie en de medische exper-tise. Ingevolge sommige andere bepalingen van hetvoorstel zal er ook een arbeidsgeneeskundige dienstmoeten ingesteld worden. Die dienst zal moeten geïn-tegreerd worden in de arbeidsgeneeskundige dienstvoor de personeelsleden.

Het principe dat er een vertrouwelijke band is tus-sen de arts en zijn patiënt maakt dat de personeelsle-den die instaan voor de zorgenverstrekking, niet mo-gen belast worden met een adviesopdracht aan deoverheid, bijvoorbeeld met betrekking tot de voorwaar-delijke invrijheidstelling van de veroordeelde. Expertise-opdrachten en verzorging moeten gescheiden blijven.

De spreker gaat vervolgens dieper in op de rechtenvan de patiënt die in een wetsontwerp dat thans in hetParlement ter bespreking voorligt, worden vastgelegd.Een aantal van deze rechten kan niet toegekend wor-den aan de gedetineerden. Aangezien de gedetineerdeniet geniet van de grondwettelijke onschendbaarheidvan woning lijkt het bijvoorbeeld ondenkbaar dat hij eenkopie van zijn medisch dossier zou kunnen bekomen.Ook het principe van de vrije keuze van arts zal aansommige beperkingen dienen onderworpen te worden.

De heer Jean Hugot (hoofdpenitentiair assistent) vindtdat de achterliggende idee van het voorstel van basiswetop zich positief is, maar dat dit wetsvoorstel nietnoodzakelijkerwijs rekening houdt met de realiteit.Opdat deze hervorming kan worden toegepast, moetde gevangenisstructuur fundamenteel worden gewijzigden moet het basispersoneel worden voorbereid op deveranderingen die daaruit voorvloeien.

Naast de reïntegratie en de rehabilitatie van degedetineerden, dient het wetsvoorstel eveneens teverwijzen naar de onderwerpen die betrekking hebbenop de situatie van het gevangenispersoneel, zoals dewerving en de herwaardering van hun loopbaan.

De spreker merkt ten slotte nog op dat de gevange-nis van Dinant, de instelling waar hij werkt, dreigt ge-sloten te worden. Toch meent hij dat kleinere instellin-gen een betere opvang aan gedetineerden kunnenbieden dan grotere. Hij meent daarom dat het interes-sant zou zijn om de toepassing van de basiswet, bijwijze van pilootproject, in de gevangenis van Dinant tetesten.

De heer Moens (kwartierchef van de gevangenis teLeuven) meent dat het tuchtrecht, zoals in de basiswetgeorganiseerd, dreigt te leiden tot een quasi

Dans la loi de principe, les règles relatives aux soinsde santé sont réparties en trois sections : les soins desanté, la prévention et l’expertise médicale. En consé-quence de certaines autres dispositions de la proposi-tion, un service de médecine du travail devra égale-ment être mis en place. Ce service devra être intégrédans le service de médecine du travail des membresdu personnel.

Le principe selon lequel il existe une relation de con-fiance entre le médecin et son patient implique que lesmembres du personnel qui dispensent des soins nepeuvent être chargés de rendre un avis aux autorités,par exemple en ce qui concerne la libération condition-nelle du condamné. La réalisation d’expertises et ladispensation de soins doivent rester des missions dis-tinctes.

L’intervenant approfondit ensuite la question desdroits du patient, droits qui sont reconnus dans un pro-jet de loi actuellement à l’examen au parlement. Uncertain nombre de ces droits ne peuvent être accor-dés aux détenus. Étant donné que le détenu ne bénéfi-cie pas de l’inviolabilité du domicile garantie par la Cons-titution, il semble par exemple inimaginable qu’il puisseobtenir une copie de son dossier médical. Le principedu libre choix du médecin devra, lui aussi, être assortide certaines restrictions.

M. Jean Hugot (assistant pénitentiaire en chef)estime que la philosophie de la proposition de loi deprincipes est en soi positive, mais que cette propositionne prend pas forcément en compte la réalité. Il faudra,pour que cette réforme ait une chance d’être appliqué,que la culture carcérale soit fondamentalement modifiéeet que le personnel de base soit préparé auxchangements qu’elle introduira.

Si la proposition parle de la réinsertion et de laréhabilitation des détenus, il faudrait également qu’elleaborde les sujets qui touchent à la situation despersonnels des prisons, comme le recrutement et larevalorisation de la carrière.

Enfin, l’intervenant fait encore observer que la pri-son de Dinant, qui est l’établissement où il travaille,risque d’être fermée. Il estime pourtant que les petitsétablissements sont en mesure d’offrir aux détenus unmeilleur accueil que les établissements importants.Aussi considère-t-il qu’il serait intéressant d’effectuerun test en appliquant la loi de principes à la prison deDinant : il s’agirait d’un projet-pilote.

M. Moens (chef de quartier de la prison de Louvain)estime que le droit disciplinaire, tel qu’il est organisédans la loi de principes, risque d’entraîner une quasi-

Page 60: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

60 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

straffeloosheid van kleine vergrijpen. Thans is het zodat de gedetineerde die een vergrijp pleegt ten laatstede volgende dag bij de directeur wordt geroepen dieonmiddellijk een straf uitspreekt. Indien er te veel tijdverloopt tussen het vergrijp en de straf, zal de gedeti-neerde de indruk van straffeloosheid krijgen. Een strafdie lang na de feiten wordt uitgesproken lijkt vaak over-dreven zwaar, omdat de gedetineerde de neiging zalhebben het gebeurde te minimaliseren.

De voorzitter besluit dat het tuchtrecht, zoals in debasiswet geconcipieerd, te lang duurt. De invoering vanhet beklagrecht houdt bovendien in dat er in de meestegevallen aan dit tuchtrecht nog een verlengstuk komt.Zoals hoger werd uiteengezet, is het risico groot datde gedetineerde zijn straf als onrechtvaardig ervaarten beroep doet op het beklagrecht.

De heer Moens, beaamt dit. Het voorstel legt geenverband tussen tuchtrecht en beklagrecht maar in depraktijk zal dit verband er hoe dan ook zijn.

De heer Didier Simon (penitentiair assistent in degevangenis van Andenne) vestigt de aandacht op devolgende punten:

– in het wetsvoorstel wordt nergens naar depenitentiair beambten verwezen. Hoe kan men hetgevangenispersoneel vragen om zijn instemming tebetuigen met een voorstel waarin het zelf niet eenswordt vermeld?

– de wet moet de taak van de penitentiair beambtenpreciseren. Het algemeen reglement van 1965 is opdat vlak achterhaald;

– het voorstel van basiswet bevat een aantal positieveelementen met betrekking tot de personeelsopleiding,hoewel op dat vlak nog meer inspanningen moetenworden geleverd. Momenteel wordt een beambte immersin één maand opgeleid;

– de wet zal nauwelijks kunnen worden toegepastindien het knelpunt van de overbevolkte gevangenissenniet eerst van de baan is.

De heer Jean Hugot (hoofdpenitentiair assistent)merkt op dat de termijnen inzake tuchtaangelegenhedenwaarin het wetsvoorstel voorziet, veel te lang zijn. Inde penitentiaire instellingen is het van primordiaal belangdat de beslissingen op dat vlak snel worden genomen.

De heer Daniel Delbart (kwartierchef) is het daarmeeeens en onderstreept dat zulke lange termijnen depenitentiair beambten dreigen te demotiveren. Eendergelijk soepel regime kan alleen standhouden indientussen de gedetineerden en de beambten een vorm

impunité des infractions mineures. À l’heure actuelle,le détenu qui commet une infraction est appelé au plustard le lendemain chez le directeur, qui lui inflige im-médiatement une sanction. S’il s’écoule trop de tempsentre l’infraction et la sanction, le détenu aura l’im-pression de bénéficier de l’impunité. Une sanction quiest infligée longtemps après les faits paraît souventexcessivement lourde, étant donné que le détenu auratendance à minimiser les faits.

Le président déclare, en guise de conclusion, que laprocédure disciplinaire, telle qu’elle est prévue dans laloi de principes, est trop longue. L’instauration du droitde plainte implique en outre que dans la plupart descas, ce droit a un prolongement. Ainsi qu’il a été ex-posé ci-dessus, il y a un grand risque que le détenuconsidère que la sanction qui lui est infligée est injusti-fiée et use de son droit de plainte.

M. Moens souscrit à ces propos. Même si la propo-sition n’établit aucun lien entre le droit disciplinaire etle droit de plainte, ce lien existera en tout état de causedans la pratique.

M. Didier Simon,( assistant pénitentiaire prisond’Andenne), soulève les points suivants :

– la proposition de loi ne parle à aucun moment desagents pénitentiaires. Il est assez illusoire de demanderau personnel des prisons de demander d’adhérer à uneproposition dans laquelle ils ne sont pas mêmenommés.

– Il faut que la loi soit claire quant à la mission desagents pénitentiaires. Le règlement général de 1965est à cet égard complètement désuet.

– En ce qui concerne la formation du personnel, laproposition de loi de principes comporte des élémentspositifs, mais il faudrait que l’effort de formation soitencore accru. Actuellement en effet, un agent est forméen un mois.

– Si le problème du surpeuplement des prisons n’estpas réglé, la loi ne pourra que très difficilement êtreappliquée.

M.Jean Hugot( assistant pénitentiaire enchef),remarque que la proposition prévoit des délaisbeaucoup trop longs en matière disciplinaire. Dans lesétablissements pénitentiaires, il est primordial que lesdécisions à ce sujet soient rapidement prises.

M. Daniel Delbart,( chef de quartier), abonde en cesens, et souligne que la motivation des agentspénitentiaires risque de souffrir de cette longueur dansles délais. Un régime assez souple peut existerlorsqu’un respect mutuel existe entre les détenus et

Page 61: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

612317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

van wederzijds respect bestaat. Desalniettemin moeteen strenger tuchtregime worden gehanteerd tenaanzien van de gedetineerden die dat respect niet aande dag leggen.

Mevrouw Evelyne Baudoux (kwartierchef in degevangenis van Jamioulx) merkt op dat het wetsvoorstelwel zeer goed is uitgewerkt, maar op sommige puntenonuitvoerbaar is. In de gevangenis van Jamioulx worden400 personen gevangen gehouden in een instelling metmaar 250 plaatsen. De gevolgen van die toestand blijvenniet uit: de cellen zijn bijvoorbeeld overbevolkt (3gedetineerden in een eenpersoonscel) of degedetineerden kunnen niet dagelijks een douche nemen.

Het grote gevaar van het wetsvoorstel bestaat ertevens in dat het de gevangenen argumenten aanreiktom acties tegen het personeel te ondernemen. Indiende infrastructuur van de penitentiaire instellingen nietgrondig wordt aangepast, is het ondenkbaar dat degedetineerden de rechten krijgen als bepaald in hetwetsvoorstel.

De heer Jean Hugot (hoofdpenitentiair assistent)voegt daaraan toe dat de parketten ook een rol spelenin de tenuitvoerlegging van de straffen. Er zou meermoeten worden samengewerkt tussen de verschillendebetrokken diensten.

Mevrouw Laurence Dufrasne (psychologe in degevangenis van Jamioulx) vestigt de aandacht op denood aan een duidelijk en voor iedereen begrijpelijkreglement waarop zowel de penitentiair beambten alsde gedetineerden zich kunnen beroepen. In veel gevallenaanvaarden de gedetineerden hun straf niet omdat zevaak pas jaren na de feiten wordt uitgesproken enuitgevoerd. Hetzelfde fenomeen zou zich voordoen in-dien de tuchtstraffen 15 dagen of een maand na defeiten zouden worden toegepast. Het gevaar bestaaterin dat de beambten zelf geen straffen meer opleggenof rapporten opstellen als pas laattijdig de passendegevolgen worden gegeven aan de overtredingen vanhet tuchtrecht die zij vaststellen.

De heer Fred Erdman,( SP.A) voorzitter somt deknelpunten op die tot dusver in de bespreking aan bodkwamen: de personeelsproblematiek, aanwerving envorming, de onaangepaste infrastructuur, de gezond-heidszorg en psycho-sociale dienst, de veiligheids-problematiek met betrekking tot het dragen van de ei-gen kledij, de arbeid en de vergoeding ervoor, het tucht-en beklagrecht.

les agents. Un régime disciplinaire plus strict doitnéanmoins être appliqué à l’égard des détenus qui nefont pas preuve d’un tel respect.

Mme Evelyne Baudoux,( chef de quartier, prison deJamioulx), note que la proposition de loi est fort bienélaborée, mais à certains égards inapplicable. En cequi concerne la prison de Jamioulx, 400 personnes sontdétenues dans un établissement ne contenant que 250places. Cet état de fait n’est pas sans entraîner desconséquences concrètes, comme par exemple lasurpopulation dans les cellules (3 détenus dans descellules prévues pour une personne) ou l’impossibilitéde permettre aux détenus de pouvoir prendre unedouche tous les jours.

Le grand danger de la proposition est également dedonner des arguments aux prisonniers pour intenterdes actions contre les agents du personnel. Il est doncimpossible de donner aux détenus les droits prévusdans la proposition sans que des changementsimportants soient apportés à l’infrastructure desétablissements pénitentiaires.

M. Jean Hugot ( assistant pénitentiaire en chef),ajoute que les parquets jouent également un rôle en cequi concerne la mise en application des différentespeines. Une plus grande collaboration entre lesdifférents services concernés serait souhaitable.

Mme Laurence Dufrasne( psychologue, prison deJamioulx), attire l’attention sur la nécessité d’un règle-ment clair et compréhensible par tous, sur lequel tantles agents pénitentiaires que les détenus peuvents’appuyer. En ce qui concerne les délais, beaucoup dedétenus n’acceptent pas leur peine car elle est souventprononcée et exécutée des années après les faits. Unphénomène similaire pourrait être observé en matièrede sanctions disciplinaires, si celles-ci devaientintervenir 15 jours ou un mois après les faits. Les agentseux-mêmes risquent de ne plus infliger de peines, oude ne plus rédiger de rapports, s’il n’est que tardivementdonné suite aux infractions disciplinaires qu’ils con-statent.

M. Fred Erdman (SP.A), président, énumère les pro-blèmes qui ont été abordés jusqu’à présent au coursde la discussion : problématique du personnel, recru-tement et formation, infrastructure inadaptée, soins desanté et service psychosocial, problématique de lasécurité liée au port de vêtements personnels, travailet revenu du travail, régime disciplinaire et droit deplainte.

Page 62: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

62 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Tony Van Parys (CD&V) stelt vast dat deopmerkingen van het personeel bevestigen dat er eengroot verschil is tussen de verouderde situatie waarde gevangenissen dagdagelijks mee geconfronteerdworden en de ideële situatie waar het voorstel vanbasiswet naar streeft.

De vernieuwing zal echter alleen mogelijk zijn in-dien er ook een aangepast personeelsstatuut komt eneen verbeterde wervings- en vormingsprocedure.

Een volgende stap betreft het probleem van de over-bevolking.

Het lid pleit ervoor om in fasen te werk te gaan. Hetafdwingbaar maken van de rechten van de gedetineer-den vooronderstelt immers een verbeterde aanwervingen selectie van het personeel en een aanpassing vanhun taakomschrijving.

De rechten van de gedetineerde staan weliswaarcentraal in deze basiswet maar zij moeten het uitgangs-punt zijn voor de verbetering van de schrijnende toe-stand waar deze sector mee kampt.

De heer Vincent Decroly (Onafhankelijke) herinnerteraan dat talrijke getuigenissen van gedetineerdenmelding maken van de problemen die rijzen als gevolgvan de huidige tuchtregeling in de gevangenissen. Menmag niet uit het oog verliezen dat de gedetineerdenooit de gevangenis zullen verlaten en dat zij het gevoelmoeten hebben dat het begrip «billijkheid» zin heeft.Het bestaan van bepaalde risico’s mag dus niet alsvoorwendsel dienen om de gedetineerden hunfundamentele rechten te ontnemen. De bestraffendeoverheid zou in de toekomst ook niet langer rechter enpartij mogen zijn.

Door de huidige structuur van de gevangenissen ende reglementering van het penitentiaire bestuur zullende bepalingen van de basiswet bij deze stand van zakenniet toepasbaar zijn. Het zou derhalve opportuun zijneen andere tekst over de organisatie van hetgevangeniswezen op te stellen. Als de maatschappijten aanzien van de gedetineerden niet de waardeneerbiedigt die zij naar eigen zeggen beweert voor testaan, zal zij niet langer het recht hebben zich teberoepen op de begrippen rechtvaardigheid en eerbiedvoor de persoon, om hun opsluiting te legitimeren.

De heer Decroly stelt nog vast dat er bij het hoofd-bestuur van het ministerie van Justitie een werkgroepaan de slag was die de hervorming van het gevange-niswezen diende voor te bereiden. Hij betreurt dat deminister ondertussen beslist heeft om deze werkgroepop te doeken.

M. Tony Van Parys (CD&V) constate que les obser-vations formulées par le personnel confirment qu’il y aune grande différence entre la situation archaïque desprisons au quotidien et la situation idéale visée par laproposition de loi de principes.

La rénovation ne sera toutefois possible que si l’onélabore également un statut du personnel adéquat et sil’on met en place une meilleure procédure de recrute-ment et de formation.

Le problème de la surpopulation constitue une autreétape.

Le membre préconise de travailler par phases. Pourpouvoir imposer le respect des droits des détenus, ilfaudrait en effet commencer par améliorer le recrute-ment et la sélection du personnel et adapter la des-cription de leurs tâches.

Les droits des détenus sont certes au centre de cetteloi de principes, mais ils doivent constituer le point dedépart de l’amélioration de la situation inadmissible àlaquelle ce secteur est confronté.

M. Vincent Decroly (Indépendant) rappelle que denombreux témoignages de détenus font état desproblèmes que pose l’actuel système disciplinaireapplicable dans les prisons. Il ne faut pas perdre devue que les détenus sont appelés sortir un jour deprison, et qu’il est nécessaire qu’ils en aient gardél’impression que la notion d’ « équité » a un sens. Il fautdonc ne pas prendre prétexte de l’existence de certainsrisques pour priver les détenus de leurs droitsfondamentaux. Il est également souhaitable que l’autoritédisciplinaire ne soit plus, à l’avenir, juge et partie.

La structure actuelle des prisons et la réglementationde l’administration pénitentiaire ne permettront pas, enl’état, d’appliquer les dispositions prévues dans la loide principes. Il serait donc opportun d’élaborer un autretexte sur l’organisation des prisons. Si la société nerespecte pas à l’égard des détenus les valeurs qu’elledéclare par ailleurs vouloir promouvoir, elle ne seraplus en droit d’invoquer les notions de justice et derespect de la personne pour légitimer leuremprisonnement.

M. Decroly constate encore que l’administration cen-trale du ministère de la Justice avait mis sur pied ungroupe de travail destiné à préparer la réforme du sys-tème pénitentiaire. Il regrette que le ministre ait décidéentre-temps de supprimer ce groupe de travail.

Page 63: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

632317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De vertegenwoordiger van de minister antwoordt datde werkzaamheden van deze werkgroep werden stop-gezet omdat het de bedoeling was te wachten op denieuwe benoemingen die ingevolge deCopernicushervorming dienden te gebeuren. Gelet ophet belang van de opdracht van de werkgroep wilde deminister dat ook deze nieuw benoemde personeelsle-den er zouden kunnen aan deelnemen.

De heer Hugo Coveliers ( VLD) is verheugd dat be-langrijkste actoren in de hervorming, dank zij deze hoor-zitting bij de parlementaire besprekingen kunnen be-trokken worden.

De gedetineerde moet de vrijheidsstraf, die nogsteeds als ultimum remedium moet worden beschouwd,ondergaan in humane omstandigheden. Dit impliceertevenwel dat er afwegingen zullen gemaakt worden endat naar evenwichten moet worden gezocht. De gede-tineerde moet over bepaalde rechten beschikken maardaarbij kan niet zover gegaan worden dat hij daardoor,bijvoorbeeld met betrekking tot het beklagrecht, eenmachtspositie krijgt. De huidige tekst betreft inder-daad alléén de rechtspositie van gedetineerden. Dit isslechts één luik. Over het statuut van de penitentiairebeambten, consulenten en andere moet dezelfde dui-delijkheid gecreëerd worden.

Mevrouw Karine Lalieux (PS) wijst erop dat de wetdode letter zal blijven indien de huidige situatie in degevangenissen ongewijzigd blijft. Vooral depersoneelsproblemen zullen de nodige aandacht moe-ten krijgen. Het is voorts wenselijk dat een reflectie opgang wordt gebracht over het werk van de rechterlijkemacht teneinde stil te staan bij de noodzaak van be-paalde opsluitingen.

De rechterlijke macht maakt vaak te snel gebruikvan de gevangenisstraf terwijl de wetgever toch reedsgetracht heeft om alternatieven aan te bieden.

Zou het, wat de inhoud van het ontwerp van basis-wet betreft, niet nuttig zijn dat de aangelegenheden dieerin aan bod komen (gezondheidszorg, opleiding en-zovoort) worden onderzocht in samenwerking met deverschillende betrokken ministeries op federaal,gemeenschaps- en gewestniveau? Het is niet onbe-langrijk te weten dat bijvoorbeeld in Frankrijk hetministère de la Santé optreedt in de gevangenissen.

Men zal zich ook moeten afvragen hoe de taken zul-len moeten worden verdeeld tussen het toezichthoudendpersoneel, het opvoedend personeel en het psychoso-ciaal personeel.

Wat is ten slotte het standpunt van de vertegen-woordigers van het gevangenispersoneel over hetdetentieplan waarin de hervorming voorziet?

Le représentant du ministre répond que les activitésde ce groupe de travail ont été stoppées parce quel’objectif était d’attendre les nouvelles nominations quidevaient avoir lieu suite à la réforme Copernic. Vu l’in-térêt de la mission dévolue au groupe de travail, leministre souhaitait que les membres du personnel nou-vellement élus puissent également y participer.

M. Hugo Coveliers (VLD) se réjouit de ce que cetteaudition permette aux principaux acteurs de la réformed’être impliqués dans les travaux préparatoires.

Le détenu doit subir la peine privative de liberté, quidoit encore être considérée comme un ultime recours,dans des conditions humaines. Cela signifie toutefoisque des évaluations devront être faites et qu’il con-vient de rechercher des équilibres. Le détenu doit dis-poser de certains droits, sans aller jusqu’à lui octroyerune position de force, par exemple dans le cadre dudroit de plainte. Le texte actuel ne porte en effet quesur le statut juridique des détenus. Ce n’est qu’un vo-let. La même clarté doit être créée à propos du statutdes agents pénitentiaires, des conseillers et autres.

Mme Karine Lalieux (PS) souligne que la loi resteralettre morte si aucun changement n’est apporté à lasituation actuelle dans les prisons. Les problèmes depersonnel devront plus particulièrement être pris encompte. Une réflexion sur le travail du pouvoir judiciaireest également souhaitable, afin que l’on s’interroge surla nécessité de certaines détentions.

Le pouvoir judiciaire recourt souvent trop rapidementà l’emprisonnement, alors que le législateur a quandmême déjà tenté de proposer des alternatives.

Concernant le contenu même de la loi de principes,ne serait-il pas utile que les matières qu’elle aborde(soins de santé, formation, etc.) soient examinés encollaboration avec les différents ministères, fédéral,communautaires et régionaux, concernés ? Il faut eneffet savoir qu’en France par exemple, le ministère dela Santé intervient dans les prisons.

Il faudra aussi que l’on s’interroge sur la répartitiondes rôles entre le personnel de surveillance, lepersonnel éducateur et le personnel psycho-social.

Enfin, quel est l’avis des représentants du personnelpénitentiaire au sujet du plan de détention, prévu dansla réforme ?

Page 64: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

64 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) heeft vol-gende vragen.

- Is de indeling die het wetsvoorstel maakt tussenveroordeelden en verdachten de meest logische of zoueen andere indeling van gedetineerden op grond vande ernst van de feiten en hun strafrechtelijk verleden (al dan niet recidivist), niet correcter zijn om het regimete bepalen waaraan de enen en de anderen onderwor-pen worden.

– Hoe moet de overbevolking aangepakt worden. Iseen systeem van quota een goede oplossing of moethet aantal cellen uitgebreid worden?

– Staat de uitgezeten gevangenisstraf in verhoudingmet de opgelegde straf? Wil men een behoorlijkdetentieplan opstellen dan moet de duur van de strafop voorhand goed gekend zijn.

De heer Jean Hugot (hoofdpenitentiair assistent) pre-ciseert dat het gevangenispersoneel niet tegen hetklachtrecht voor de gedetineerden is gekant, maar weltegen de geplande termijnen. Twaalf weken voor eentuchtprocedure is veel te lang, zowel voor de gedeti-neerden als voor het personeel. In verband met de taak-verdeling — zaak die mevrouw Lalieux ter sprake heeftgebracht — moet het toezichthoudend personeel ookeen rol spelen bij de psychotherapeutische taken, maardan wel met de bijstand van deskundigen.

De heer Simon Didier (hoofdpenitentiair assistent inde gevangenis van Andenne) vindt dat de taken vanhet personeel veel te ruim zijn geworden. Sommigepersoneelsleden slagen er niet meer in zowel hun so-ciaal-educatieve als disciplinaire taken uit te voeren.Er moeten ongetwijfeld twee afzonderlijke categorieënpersoneel worden gecreëerd: een categorie die belastis met de veiligheid en de discipline, en een andere diede sociaal-educatieve taken op zich neemt.

Aangaande de door de heer Decroly ter sprake ge-brachte getuigenissen staat de spreker erop eraan teherinneren dat het overgrote deel van de penitentiairbeambten hun werk nauwgezet uitvoeren, en zulks vaakin bijzonder moeilijke omstandigheden. Men moet be-seffen dat de penitentiaire personeelsleden meer tijddoorbrengen met de gedetineerden dan met hun eigengezin. De personeelsleden verdienen dus respect. Menmoet trouwens ophouden te denken dat de penitentiaireadministratie in staat is alle problemen van de gedeti-neerden te regelen. Zij kan van alle gedetineerden nietop enkele maanden burgers maken; de ouders, deschool en de maatschappij zijn daar samen ook niet ingeslaagd.

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) pose les ques-tions suivantes :

la distinction établie dans la proposition de loi entreles condamnés et les inculpés est-elle la plus logiqueou ne serait-il pas plus correct de distinguer les déte-nus en fonction de la gravité des faits et de leurs anté-cédents judiciaires (y a-t-il ou non récidive ?) pour dé-terminer le régime auquel les uns et les autres serontsoumis ?

– comment faut-il s’attaquer au problème de la surpo-pulation ? Un système de quotas offre-t-il une bonnesolution ou faut-il augmenter le nombre de cellules ?

– l’emprisonnement purgé est-il proportionnel à lapeine infligée ? Pour établir un plan de détention cor-rect, il faut que la durée de la peine soit bien connue àl’avance.

M. Jean Hugot ( assistant pénitentiaire en chef) pré-cise que le personnel pénitentiaire n’est pas opposéau droit de plainte des détenus, mais aux délais que laréforme prévoit. Douze semaines pour une procéduredisciplinaire, c’est beaucoup trop long, tant pour lesdétenus que pour le personnel. Concernant la réparti-tion des tâches, question soulevée par Mme KarineLalieux, il est nécessaire que le personnel de sur-veillance ait également un rôle dans ce les missionspsycho-thérapeutiques, mais avec l’assistance de spé-cialistes.

M. Simon Didier (assistant pénitentiaire en chef, pri-son d’Andenne) estime que les missions du personnelsont devenues beaucoup trop larges. Certains agentsne parviennent plus à assumer à la fois les tâchessocio-éducatives et celle relevant de la discipline. Lacréation de deux catégories de personnel distinctes,l’une chargée de la sécurité et de la discipline et l’autredes missions socio-éducatives, devrait sans doute êtreenvisagée.

Concernant les témoignages évoqués par M. Vin-cent Decroly, l’intervenant tient à rappeler que l’im-mense majorité des agents pénitentiaire accomplit sontravail consciencieusement, et ce dans des conditionssouvent fort difficiles. Il faut être conscient que lesmembres du personnel pénitentiaire passent davan-tage de temps avec les détenus qu’avec leur famille.Ils méritent donc le respect. Il faut par ailleurs arrêterde croire que l’administration pénitentiaire est en me-sure de régler l’ensemble des problèmes des détenus.Elle ne peut en quelques mois faire de tous les déte-nus des citoyens alors que les parents, l’école et lasociété dans son ensemble n’y sont pas parvenus.

Page 65: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

652317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Eric Roos ( afgevaardigde VSOA-SLFP )merkt op dat het wetsontwerp dat geleid heeft tot dewet van 13 mei 1999 betreffende het tuchtstatuut vanhet personeel van de geïntegreerde politiediensten inzijn memorie van toelichting een uiteenzetting geeft overhet verschil tussen strafprocedures en tuchtprocedures.Daarin staat onder meer dat het strafrecht in principeduidelijk en precies is vastgelegd terwijl het tuchtrechtgekenmerkt wordt door vaagheid en onnauwkeurigheid.

De spreker stelt vast dat het tuchtrecht van de ge-detineerde ingevolge dit voorstel bijzonder goed zal uit-gewerkt zijn. Dat is voorlopig nog niet het geval voorhet tuchtrecht van het personeel. In voormelde wetachtte men het oorspronkelijk zelfs niet nodig om eenberoepsprocedure in te stellen. De mogelijkheid tot be-roep wordt in de meeste tuchtregimes overigens af-hankelijk gesteld van de ernst van de straf. Voor min-dere straffen is beroep niet steeds mogelijk.

De spreker stelt voorts vast dat het tuchtrechtelijkregime voor gedetineerden geen onderscheid maakttussen verdachten en veroordeelden.

De heer Francis Van Mol (geneesheer–directeur) gaatin op de opmerking van mevrouw Lalieux in verbandmet de bevoegdheid voor de medische zorgverstrekking,die zou moeten weggehaald worden bij de FOD Justi-tie. Dat zou inderdaad de professionele onafhankelijk-heid van de zorgverleners ten goede komen. Dit stand-punt vindt steun in de Europese Aanbevelingen van1998 betreffende de ethische en organisatorische as-pecten van de gezondheidszorg, waarin duidelijk ge-pleit wordt voor een grotere inbreng van het departe-ment Volksgezondheid op de organisatie van degezondheidszorg in de gevangenis. In de meesteEuropese landen blijft de minister van Justitie evenwelbevoegd voor de gezondheidszorg in de gevangenis.«Een andere zaak is de organisatie van de zorg. In onsland zijn de inrichtende machten van ziekenhuizen enverzorgingsinstellingen religieuzen of OCMW’s van ste-den. De huisartsengeneeskunde is liberaal georgani-seerd. Volksgezondheid zelf is geen inrichtende macht.In de gevangenissen kan dit dus ook niet, want dit zouin strijd zijn met het normalisatiebeginsel. Zoals hetOCMW van een stad kan ook Justitie inrichtende machtzijn.

Trouwens voor de organisatie op het terrein zelf heeftde gevangenisdirecteur, Justitie dus, zijn inbreng tedoen. Hij moet onder meer de toegankelijkheid tot dezorg waarborgen. Hij moet de celdeur openen of doenopenen om de gedetineerde tot bij de arts te brengen.Ook om praktische redenen is een versnippering vande bevoegdheden (Volksgezondheid, Sociale Zaken)

M. Eric Roos( délégué SLFP ) fait observer que l’ex-posé des motifs du projet de loi dont est issue la loi du13 mai 1999 portant le statut disciplinaire des mem-bres des services de police explique la différence en-tre les procédures pénales et disciplinaires. L’exposédes motifs précise entre autres que le droit pénal estclairement défini alors que le droit disciplinaire se ca-ractérise par le fait qu’il est plus vague et plus impré-cis.

L’intervenant constate que le droit disciplinaire desdétenus serait considérablement amélioré si cette pro-position était adoptée, ce qui n’est pas encore le caspour le droit disciplinaire du personnel. Dans la loi pré-citée, on n’avait même pas estimé nécessaire, au dé-part, d’instaurer une procédure d’appel. Du reste, dansla plupart des régimes disciplinaires, la possibilité deformer un recours est subordonnée à la gravité de lapeine. Pour les peines mineures, aucun recours n’estencore possible.

L’intervenant constate par ailleurs que le régime dis-ciplinaire des détenus n’établit aucune distinction en-tre les détenus inculpés et les détenus condamnés.

M. Francis Van Mol (médecin-directeur) réagit à l’ob-servation de Mme Lalieux au sujet de la compétenceen matière de soins de santé, qui devrait être sous-traite au SFP de la Justice. L’indépendance profession-nelle des dispensateurs de soins s’en trouverait effec-tivement accrue. Ce point de vue est confirmé par lesrecommandations européennes de 1998 relatives auxaspects éthiques et organisationnels des soins desanté, qui préconisent clairement la participation ac-crue du département de la Santé publique à l’organisa-tion des soins de santé en milieu pénitentiaire. Dans laplupart des pays européens, les soins de santé dis-pensés en milieu pénitentiaire relèvent cependant en-core toujours des compétences du ministre de la Jus-tice. « L’organisation des soins représente un autreproblème. Dans notre pays, les pouvoirs organisateursdes hôpitaux ou des établissements de soins sont desautorités religieuses ou des CPAS. La médecine géné-rale est organisée sur une base libérale. Le départe-ment de la Santé publique, quant à lui, n’est pas unpouvoir organisateur. Il ne saurait pas non plus en êtreainsi dans les prisons, étant donné que ce serait con-traire au principe de normalisation. Au même titre queles CPAS, le département de la Justice peut égale-ment être un pouvoir organisateur.

Par ailleurs, en ce qui concerne l’organisation pro-prement dite sur le terrain, le responsable de la prison,c’est-à-dire le département de la Justice, doit égale-ment apporter sa contribution. Il doit notamment ga-rantir l’accès aux soins. Il doit ouvrir ou faire ouvrir lesportes des cellules pour faire conduire les détenus chezle médecin. Pour des raisons pratiques, il n’est pas

Page 66: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

66 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

dus niet aangewezen, alhoewel het budgettair gezieninteressanter zou zijn om de stijging van het RIZIV-budget te kunnen volgen.

De spreker meent dat als een grotere onafhankelijk-heid van de zorgverleners noodzakelijk wordt geachtze eventueel onder een ander Directoraat-generaal zou-den kunnen gebracht worden. Zoals de magistraten,waarvan niemand aan hun professionele onafhanke-lijkheid twijfelt, zouden ze kunnen ondergebracht wor-den onder het Directoraat-generaal Rechtelijke Ordeofwel onder het rechtstreekse gezag van de Ministervan Justitie, de verantwoordelijke van de gezondheids-zorg in de gevangenissen. In ieder geval moet Justitie,de verantwoordelijke van de gezondheidszorg in degevangenissen. In ieder geval moet Justitie dus inrich-tende macht blijven.»

Aangezien ten slotte de organisatorische aspectenvan de gezondheidszorg in de gevangenis toch onderde bevoegdheid van de gevangenisdirecteur moetenvallen, lijkt het niet opportuun om op een versnipperingvan de bevoegdheden.( Volksgezondheid, Sociale Za-ken) aan te sturen, al zou het budgettair interessanterzijn om de stijging van het RIZIV-budget te kunnen vol-gen.

De spreker meent dat de zorgenverstrekkers in degevangenis zich onafhankelijker zouden kunnen opstel-len indien ze onder een ander directoraat-generaal zou-den vallen of indien ze rechtstreeks onder het gezagvan de minister van Justitie zouden worden gebracht.

De heer Eric Severijns (afgevaardigde ACOD) ishet daar niet mee eens. Hij vreest dat het organiserenvan een administratief onderscheid tussen de perso-neelsleden, die belast zijn met de bejegening enerzijdsen de personeelsleden die belast zijn met de beveili-ging anderzijds de goede samenwerking zou kunnenverstoren omdat de enen een positief en de andereneen negatief imago zullen krijgen.

Prioritair voor hem is het feit dat de overbevolkingmoet aangepakt worden. Ofwel moeten er bijkomendecellen gebouwd worden, ofwel moet er meer beroepgedaan worden op een alternatieve wijze van bestraf-fing.

De spreker pleit ervoor dat ook werk zou wordengemaakt van de begeleiding bij de invrijheidstelling,zodat de gedetineerde die de gevangenis verlaat nietbotweg op straat wordt gezet – soms zelfs zonder geldom een buskaartje te kopen - zoals thans nog steedshet geval is.

non plus indiqué de disperser les compétences en lamatière (Santé publique, Affaires sociales), même sicela était plus intéressant sur le plan budgétaire étantdonné que cela permettrait de supporter l’augmenta-tion du budget de l’INAMI.

L’intervenant estime que s’il s’avère nécessaire d’ac-corder une plus grande indépendance aux dispensa-teurs de soins, il conviendrait de les placer sous latutelle d’une autre direction générale. À l’instar desmagistrats, dont l’indépendance professionnelle n’estplus mise en doute, les dispensateurs de soins pour-raient relever de la Direction générale Ordre judiciaireou directement de l’autorité du ministre de la Justice,c’est-à-dire le responsable des soins de santé dansles prisons. Le département de la Justice doit en toutcas rester un pouvoir organisateur. »

Enfin, dès lors que les aspects organisationnels dessoins de santé en milieu pénitentiaire doivent de toutefaçon relever des compétences du directeur de l’éta-blissement pénitentiaire, il ne paraît pas opportun detendre vers un éparpillement des compétences en lamatière (Santé publique, Affaires sociales), même si,sous l’angle budgétaire, c’était plus intéressant pourpouvoir suivre la hausse du budget de l’INAMI.

L’intervenant estime que les dispensateurs de soinspourraient jouir d’une plus grande indépendance dansles prisons s’ils relevaient d’une autre direction géné-rale ou s’ils étaient placés directement sous l’autoritédu ministre de la Justice.

M. Eric Severijns (délégué CGSP) ne partage pascet avis. Il craint que l’établissement d’une distinctionadministrative entre les membres du personnel char-gés de la prise en charge des détenus et ceux qui sontchargés d’assurer la sécurité risque de nuire à la col-laboration, étant donné que les uns auront une imagepositive, les autres une image négative.

C’est pour eux une priorité que l’on s’attaque au pro-blème de la surpopulation. Ou bien il faut construiredes cellules supplémentaires, ou bien il faut infligerdavantage de peines de substitution.

L’intervenant plaide pour que l’on assure égalementl’accompagnement lors de la libération, de manière àce que le détenu qui quitte la prison ne se retrouve pasbrusquement à la rue – sans, parfois, avoir de quoiacheter un ticket d’autobus - comme c’est encore lecas à l’heure actuelle.

Page 67: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

672317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Hij meent dat de toestand in de gevangenis er delaatste jaren sterk op vooruit is gegaan en al bij almenswaardig is, al kan er inderdaad nog veel verbete-ren, zoals de nabegeleiding die veel te wensen overlaat.

Voorzitter Fred Erdman (SP.A) heeft vragen bij degevolgen van een eventuele specialisering van de per-soneelsleden volgens hun taken. Dreigt een dergelijkehervorming geen wrijvingen tot gevolg te zullen heb-ben binnen de penitentiaire administratie zelf? De ge-detineerden zouden in sommige personeelscategorieënook gewoon «politieagenten» kunnen zien.

Wat denken de afgevaardigden van het penitentiairpersoneel voorts over de bepalingen in verband metde begeleiding van de vrijlating van de gedetineerden?Mogen andere reïntegratiemaatregelen worden getrof-fen?

De heer Eric Delchevalerie (eerstaanwezend direc-teur in de gevangenis van Andenne) vindt dat men deintegratie van de doelstellingen en de taken van depenitentiaire administratie niet uit het oog mag verliezen.Die zijn immers niet beperkt tot veiligheid, maar hebbenook betrekking op de maatschappelijke reïntegratie vande gedetineerden.

Het feit dat de gedetineerden worden geholpen, draagttrouwens bij tot de veiligheid van de gevangenissenen, omgekeerd, draagt de oplegging van een minimumaantal regels en verplichtingen bij tot hun reïntegratie.Die twee taken, die dus niet exclusief zijn, moeten nietnoodzakelijk door dezelfde personen worden vervuld.Sommige betrokkenen, zoals de psychosocialediensten, moeten hun werk meer verrichten met hetoog op reïntegratie, terwijl anderen, zoals hettoezichthoudend personeel, hun handelingen moetenrichten op de opneming van minimumnormen.

Mevrouw Karine Lalieux (PS) legt de nadruk op debelangrijkheid van het detentieplan. Alles moet in hetwerk worden gesteld om dat te laten slagen. Deinspanningen moeten dus niet alleen op detuchtaspecten worden geconcentreerd.

De heer Michel Jacobs (penitentiair beambte in degevangenis van Ittre en vakbondsafgevaardigde voorhet ACOD) merkt op dat de basiswet maar kan wordentoegepast als de penitentiair beambten bij detenuitvoerlegging worden betrokken en de nodigemateriële, personele en financiële middelen wordenvrijgemaakt.

Il estime que la situation dans les prisons s’est for-tement améliorée au cours des dernières années etest, somme toute, convenable, même si beaucoupd’améliorations pourraient encore être apportées. C’estainsi que l’accompagnement postcarcéral laisse beau-coup à désirer.

M. Fred Erdman (SP.A), président, s’interroge surles effets qu’aurait une spécialisation des personnelspar tâches. Cette réforme ne risque-t-elle pas d’entraî-ner certaines frictions au sein même de l’administra-tion pénitentiaire ? Certaines catégories de personnelpourraient également être perçues par les détenuscomme de simples agents de répression, chargés d’unemission exclusivement policière.

Quel est d’autre part l’avis des représentants dupersonnel pénitentiaire concernant les dispositions d’ac-compagnement à la libération des détenus. D’autresmesures de réinsertion pourraient-elles être adoptées?

M. Eric Delchevalerie ( directeur principal, prisond’Andenne) est d’avis qu’il faut veiller à une forme d’in-tégration des buts et des missions de l’administrationpénitentiaire. Ceux-ci ne se limitent pas en effet à lasécurité, mais s’étendent également à la réinsertionsociale des détenus.

Le fait que les détenus soient aidés contribued’ailleurs à la sécurité dans les prisons et, inverse-ment, l’intégration par ceux-ci d’un minimum de règleset d’obligations les aide à se réinsérer. Ces deux mis-sions, qui ne sont donc pas contradictoires, ne doiventcependant pas nécessairement être accomplies par lesmêmes acteurs. Certains intervenant, comme les ser-vices psycho-sociaux, doivent davantage travaillerdans une perspective de réinsertion, alors que d’autres,comme le personnel de surveillance, doivent centrerleur action sur l’intégration de normes minimales.

Mme Karine Lalieux (PS) met l’accent sur l’impor-tance du plan de détention. Tous les moyens devrontêtre mis en œuvre pour que celui-ci réussisse. Il nefaut donc pas seulement concentrer les efforts sur lesaspects disciplinaires.

M. Michel Jacobs (agent pénitentiaire à la prisond’Ittre et délégué syndical de la CGSP) remarque quela loi de principes ne sera applicable qu’à conditionque les agents pénitentiaires soient associés à sa miseen œuvre et que les moyens matériels, humains etfinanciers nécessaires soient dégagés.

Page 68: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

68 2317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Johan Vercruyssen (eerstaanwezend direc-teur, gevangenis Merksplas) stelt vast dat de hulp bijde voorbereiding van de reïntegratie van heel wat ver-oordeelden vrijwel onmogelijk is. In zijn instelling ver-blijft een groot aantal vreemdelingen dat in België nietamg blijven en op wie dit van toepassing is.

De heer Fred Erdman,( SP.A) voorzitter antwoordtdat de classificatie van gedetineerden met al deze ge-gevens zal moeten rekening houden.

De heer Paul Moens gaat in op de opmerkingen vande heer Decroly. Penitentiair beambten moeten inder-daad respect hebben voor gevangenen maar depenitentiaire beambten hebben al te vaak het gevoelendat dit respect niet wederzijds is en dat zij bovendienook maatschappelijk op weinig begrip kunnen rekenen.Zij worden voortdurend geconfronteerd met de frustra-ties tegen het gevangenissysteem met al zijn inherentebeperkingen ( bezoekers die te laat komen, niet doorde metaaldetector willen, beginnen te schelden..).

De spreker merkt ten slotte nog op dat de penitentiairbeambten noodgedwongen met alle gevangenen moe-ten omgaan, dus ook degenen die eventueel drager zijnvan besmettelijke ziekten. Zij lopen daarbij een be-langrijk risico maar hij heeft de indruk dat dit aspectvaak verwaarloosd wordt.

Dit alles is weinig motiverend voor het personeel.Hij hoopt bijgevolg dat er door de invoering van de basis-wet vernieuwde aandacht zal komen voor al deze bij-zondere problemen van de bewaarders. Hethervormingsproject kan alleen maar lukken als ook hetgevangenispersoneel er zich met volledig enthousiasmevoor kan inzetten.

Mevrouw Nicole De Clercq (Eerstaanwezend direc-teur van het Penitentiair Complex Brugge) wenst vandeze gelegenheid gebruik te maken om te onderstre-pen dat zij volledig achter de basiswet staat. De pro-blemen bij de invoering van de basiswet zullen vooralvan budgettaire aard zijn. Indien in de nodige middelenwordt voorzien dan zullen de gevangenisdirecteurs zichten volle inzetten voor de implementatie van deze wet.

Mevrouw Nadia Biesmans (coördinator herstel-gerichte detentie ) meent dat de notie «herstel» in debasiswet te veel te maken heeft met zelfherstel van dedader. In het project «herstelgerichte detentie « wordtook bijzondere aandacht besteedt aan het herstel aanhet slachtoffer.

M. Johan Vercruyssen (directeur principal de la pri-son de Merksplas) constate qu’une aide à la prépara-tion de la réinsertion est pratiquement impossible pourde nombreux détenus. Son établissement héberge eneffet de nombreux détenus étrangers qui ne peuventrester en Belgique et à qui cette aide devrait s’appli-quer.

M. Fred Erdman (SP.A), président, répond que la clas-sification des détenus devra tenir compte de toutesces données.

M. Paul Moens répond aux remarques de M. De-croly. Les agents pénitentiaires doivent effectivementtémoigner du respect aux prisonniers, mais ils ont partrop souvent l’impression que ce respect n’est pas ré-ciproque et qu’ils ne peuvent pas non plus compter surbeaucoup de compréhension de la part de la société.Ils sont constamment confrontés aux frustrations sus-citées par le système pénitentiaire avec toutes les li-mitations inhérentes à celui-ci (des visiteurs qui seprésentent trop tard, qui refusent de passer par le dé-tecteur de métaux, se mettent à proférer des injures,…).

Pour terminer, l’intervenant fait encore remarquer queles agents pénitentiaires doivent par la force des cho-ses côtoyer tous les prisonniers, donc également ceuxqui sont éventuellement porteurs de maladies conta-gieuses. Ils sont ainsi exposés à un risque important,mais il a l’impression que cet aspect est souvent mini-misé.

Tout ce contexte est peu motivant pour le personnel.Il espère dès lors qu’à la suite de l’adoption de la loi deprincipes, tous ces problèmes spécifiques aux gardienssusciteront un nouvel intérêt. Le projet de réforme nepeut réussir que si le personnel pénitentiaire peut lesoutenir à cent pour cent.

Mme Nicole De Clercq (directrice principale du Com-plexe pénitentiaire de Bruges) profite de l’occasion poursouligner qu’elle approuve totalement la loi de princi-pes. Les problèmes liés à la mise en œuvre de la loi deprincipes seront avant tout de nature budgétaire. Si lesmoyens nécessaires sont prévus, les directeurs deprison s’engageront à fond dans son application.

Mme Nadia Biesmans (coordinatrice de la détentionorientée vers la réparation) estime que, dans la loi deprincipes, la notion de « réparation » est encore tropliée à celle de réparation personnelle de l’auteur. Leprojet de « détention orientée vers la réparation » con-sacre également une attention particulière à la répara-tion à l’égard de la victime.

Page 69: 2317/002 - DE KAMER · 2010. 12. 8. · dat de Kamer instemt met het eindverslag van de com-missie basiswet en dit dossier koppelt aan de bespreking van het wetsontwerp inzake de

692317/002DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De basiswet geeft veel aandacht aan klacht-en tucht-recht. Zij meent evenwel dat er ook voldoende vertrou-wen moet blijven in de mogelijkheden van interneconflictoplossing.

De spreekster merkt ten slotte nog op dat een aan-tal gedetineerden niet zullen willen meewerken aan eenherstelgerichte detentie. De basiswet zou daar ook re-kening moeten mee houden.

De heer Jean Van Cutsem ( hoofdpenitentiair as-sistent, gevangenis van Oudenaarde) maakt de beden-king dat gedetineerden die geen arbeid hebben in degevangenis een dervingsvergoeding zullen krijgen diezij zullen kunnen gebruiken om de gerechtskosten ende burgerlijke partijen te kunnnen betalen. In feite komthet er dus op neer dat de maatschappij die betalingenzal doen.

De spreker stelt ook vast dat de gedetineerde naaraanleiding van een tuchtprocedure beroep zal kunnendoen op een advocaat. De penitentiaire beambte, die infeite tegenpartij is, kan dat niet.

De heer Eric Roos verwijst in dit verband naar arti-kel 100 van de basiswet. Uit dit artikel leidt hij af dat degedetineerden zich zullen kunnen laten voorlichten overde wijze waarop zij de tuchtprocedure zullen kunnenbenutten. Het gevangenispersoneel komt door derge-lijke bepalingen in een zwakke positie terecht.

La loi de principes accorde beaucoup d’importanceau droit de plainte et au droit disciplinaire. Elle estimetoutefois qu’il faut continuer à faire suffisamment con-fiance aux possibilités de résolution interne des con-flits.

L’intervenante observe enfin qu’un certain nombrede détenus ne souhaiteront pas collaborer à une dé-tention orientée vers la réparation. La loi de principesdevrait également en tenir compte.

M. Jean Van Cutsem (assistant pénitentiaire en chefde la prison d’Audenarde) considère que les détenusqui n’ont pas de travail en prison devront recevoir uneindemnité de manque à gagner qu’ils pourront utiliserpour payer les frais de justice et indemniser les par-ties civiles. Cela revient en fait à faire supporter cesfrais par la société.

L’intervenant constate également que le détenu pourrafaire appel à un avocat dans le cadre d’une procéduredisciplinaire. L’agent pénitentiaire, qui est en fait la par-tie adverse, ne le peut pas.

M. Eric Roos renvoie à ce propos à l’article 100 dela loi de principes. Il en déduit que les détenus pour-ront s’informer de la manière dont ils pourront recourirà la procédure disciplinaire. De telles dispositions met-tent le personnel pénitentiaire en position d’infériorité.