2018 nummer - rozekruispers...J. van Rijckenborgh 10 Scheppen is Liefde. Een uit elkaar spattend...

31
2018 nummer 3 pentagram Lectorium Rosicrucianum Een nieuwe dageraad PENTAGRAM 3-2018 EEN NIEUWE DAGERAAD

Transcript of 2018 nummer - rozekruispers...J. van Rijckenborgh 10 Scheppen is Liefde. Een uit elkaar spattend...

  • 2018 nummer 3

    pentagramLectorium Rosicrucianum

    Een nieuwe dageraadPENTA

    GRA

    M 3-2018

    EEN N

    IEUW

    E DA

    GER

    AA

    D

    • Het Zonneleven J. van Rijckenborgh

    • Scheppen is Liefde

    Een uit elkaar spattend heelal of het verval van orde

    • Dag en nacht

    Een onderzoek naar wat we niet weten waar we niet zijn

    en ‘een heerlijk onderwerp voor nadere beschouwing’

    • De schilder op het kruispunt

    De kunstenaar gegroeid uit het verleden zoekt volgens

    zijn intuïtie… zover als die gaat

    • Namen – het Schrijverke

    • ‘Wij zullen lopen op eigen voet’

    Ralph Waldo Emerson en het Transcendentalisme

    • Ontbolstering

    BOEKEN

    • Mika Waltari

    Schrijver en geïnspireerd ziener

    ESSAY

    • Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel Anicius Boëthius

    COLUMN

    • Geestverruiming

    cover 3-18 buiten-ned.indd 1 09-05-18 12:04

  • 1

    UitgeverRozekruis Pers

    RedactieWendelijn van den Brul, Arwen Gerrits, Hugo van Hooreweeghe, Peter Huijs (eindredactie), Frans Spakman, Anneke Stokman-Griever, Lex van den Brul.

    VormgevingStudio Ivar Hamelink

    SecretariaatAnneke Stokman-Griever

    Redactie-adresPentagramMaartensdijkseweg 1NL-3723 MC Bilthovene-mail: [email protected]

    AbonnementenadministratieStichting Rozekruis Pers,Bakenessergracht 5, NL-2011 JS HaarlemIBAN: NL11ABNA0560177593BIC: ABNANL2Ae-mail: [email protected]: www.rozekruispers.com

    België (vertegenwoordigd door dhr. H. van Hooreweghe)Lectorium Rosicrucianum v.z.wLindenlei 12, B-9000 Gente-mail: [email protected]: www.rozenkruis.be

    Nieuwe abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan.

    AbonnementsprijsNederland:Per jaar € 30,–Losse nummers: € 7,95Andere landen: per jaar € 40,–Proefabonnement (2 nummers): € 10,–

    Het tijdschrift pentagram verschijnt vier-maal per jaar in het Nederlands, Duits, Engels, Frans, Hongaars, Portugees en Spaans, Bulgaars, Fins, Grieks, Italiaans, Pools, Russisch, Slowaaks, Tsjechisch en Zweeds.

    © Stichting Rozekruis Pers ISBN 978-90-6732-5073

    pentagram

    cover 3-18 binnen-ned.indd 1 08-05-18 16:20

    Jaargang 40 • 2018 nummer 3 pentagram

    Een nieuwe dageraad… maar is iets nieuw wat er elke dag weer is? Was niet alles al bekend, al eens gezien, gedaan? Was niet alles ijdel, zoals Prediker stelt?

    Toch, er is een aarde die elke dag voor elk jaar zijn mogelijkheden geeft. Zij is een moeder, trouw voedt zij haar kroost, liefderijk omhult ze wat uit haar voortkomt.

    O, hoe werd ze vereerd door de ouden, die haar Gaia noemden. Gaia, ze bezongen haar, als de moeder die de hemel baarde, Uranos. De hemel!

    Zo, als op ons omslag, zagen zij de hemel geboren worden, daar, in de verte, uit de diepten waarin de donkerte heerst, achter de horizon, daar baart de aarde haar nieuwe dageraad. Soms schilderden ze haar, oprijzend uit het water, miljardenvoudig licht- en liefdeflitsjes weerkaatsend op het schuim van de golven, als Aphrodite, als de Liefde zelf. Angst en nacht voorbij, overwonnen, het nieuwe geboren.

    Uit dit nieuwe put al wat van de aarde is zijn deel, elke dag, tot zover zijn krachten reiken. Levenskracht. En wie zijn kracht inzet in de dag stuurt aan het einde van de dag gerust zijn geest de nacht weer in, wetend dat ook de geest een nieuwe geboorte wacht, een nieuwe dageraad – in de zonnesfeer.

    Omslag en hierbovenSunrise over Salton Sea. Photograph by Timothy Floyd. Website www.timothyfloyd.com

  • 3

    De miljoenen verlichte ramen van de metropool laten zien dat een stad een bijzonder levend organisme is. Talrijke deelsystemen hebben – als organen in een lichaam – hun eigen functie. Wijken hebben allemaal een eigen karakter en atmosfeer. Beschouw ze als lichaamsdelen van de stad. Zie hoe een indrukwekkende infrastructuur van netwerken vervoer en transport mogelijk maakt. Overal zijn mensen voortdurend doende om grondstoffen, mensen, goederen, diensten en informatie uit te wis-selen. Alles en iedereen functioneert op zichzelf, maar niets of niemand kan zonder het geheel. Elk verlicht raam omhult een microkosmos, vaak

    meerdere. Allen staan in levende verbinding met de stad. Zouden er veel zijn die zich ook, subtieler, verbonden weten met de donkere hemel boven hun stad? Kennen zij de harteklop van de infrastructuur van het grote universum, dat hen omhult – dat élke beweging mogelijk maakt? Is er onder de veelheid van zorgen en verantwoordelijkheden, nodig om de stad in beweging te houden, ook plaats voor dat andere Licht, dat be-wustzijn heet? Dat harten verbindt en de mens van binnen groot maakt? Groter dan een verlicht raam, een stad, een natie, een wereld– zo ruim als het hart van de Ene Onuitprekelijke?

    Metropoolwereldbeeld

    2 Inhoud

    3 Wereldbeeld5 Het zonneleven J. van Rijckenborgh

    10 Scheppen is Liefde. Een uit elkaar spattend heelal of het verval van orde

    15 De boom van het geloof Boehmes Aurora

    16 Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel Boëthius en Vrouwe Filosofie

    24 Wij zullen lopen op eigen voet Ralph Emerson en het transcendentalisme

    31 De schilder op het kruispunt Piet Mondriaan

    36 Guido Gezelle - Krinklende winklende waterding Namen

    39 Geestverruiming Column

    40 Mika Waltari – schrijver en geïnspireerd ziener46 Ontbolstering – Het Proces50 Dag en nacht – Over het denken

    Inhoud

  • 54

    W at is de bovenna-tuur, wat valt daar-onder te verstaan?Het is niet voldoen-de te spreken van elektromagnetische velden. Wanneer wij op onze vraag een antwoord willen vin-den, zullen wij te werk moeten gaan op een wijze die aan het driedimensionale voorstellingsvermogen beantwoordt. Dat zal dus in zekere zin uitermate gebrek-kig zijn, omdat het zielelichaam minst genomen een vierdimensionale levens-staat bezit.

    Het zonnesysteem en het hogere levenWij weten dat het zonnestelsel in feite één lichaam is en gebonden is aan wet-ten. De planeten die tot ons zonnestelsel behoren, beschrijven hun vaste banen, hebben hun vaste omlooptijden en zijn

    en leven alle uit en door de zonnekracht. Zo vormt het gehele zonnestelsel één lichaam, dat om ons is en in ons is, en ons in werkelijkheid doet zijn. Wij zijn in wezen dus niet gescheiden van de andere planeten. De andere planeten zijn met ons opgenomen in een en hetzelfde zonneli-chaam. En evenmin als men van de hand kan zeggen dat zij niet tot het lichaam behoort, evenmin kan men van bijvoor-beeld Uranus, Neptunus of Pluto bewe-ren dat deze niet tot het zonnelichaam zouden behoren. Alle planeten die tot ons zonnesysteem behoren, zijn ons dus, minst genomen, zeer nabij: zij maken deel uit van een en hetzelfde lichaam. En daarom: zoals zij deel hebben aan ons, zo hebben wij deel aan hen.Uit dit machtige Zonnelichaam is ons hogere, ons werkelijke leven geheel te verklaren. Tracht het enigermate voor u te

    Het zonneleven

    Door de geboorte van het zieleli-chaam krijgt de mens deel aan het werkelijke leven, als ware, door God bedoelde mens – een ontwikkeling die uitsluitend betrekking heeft op hetgeen wij met een enkel woord aanduiden als ‘de bovennatuur’.

    J. VAN RIJCKENBORGH

    54 Het zonneleven

  • 76

    tie bewerkstelligt dat het Zonneleven, dat wil zeggen de eeuwigheid en het aardse leven, dat wil zeggen de tijd – volledig één worden. Al het tijdelijke kan door het eeuwige opgenomen worden.‘Het sterfelijke doet dan onsterfelijkheid aan: de dood wordt verzwolgen in de overwinning’, zoals Paulus het uitdrukt.Dit proces van het opnemen van het aardse in het hemelse, in het zonnele-ven, maakt het bezit van het zielelichaam volstrekt noodzakelijk. Het zielelichaam is het intermediair, de verbindende schakel. Door het bezit van de levende zielestaat wordt het gehele menselijke stelsel tot een geestelijk systeem van leven opge-bouwd. Nu kan de vraag rijzen: ‘Waarom is dit alles zo? Waarom stamt de persoonlijk-heid uit de aarde en de microkosmos uit het hemelse? Waarom is de menselijke levensgang zo gecompliceerd?’ Ja, men kan in dit verband nog vele andere vragen stellen, bijvoorbeeld: ‘Waarom moet ik er zijn, juist ik? Het zou heel wat eenvou-diger voor mij zijn als ik er niet was. Wat een last zou mij bespaard worden! Ik zou er in het geheel niets van weten, want ik zou er immers niet zijn!’Zulk gepraat bewijst dat er een groots, immens doel aan ons bestaan ten grond-slag ligt, waarvan wij echter de machtige werkelijkheid eerst veel, veel later zullen begrijpen.

    ScheppingsideeWij zijn allen nog nietige sterfelijke mensjes, wij beseffen wellicht iets van onze primitiviteit, maar aan ons bestaan ligt een machtig, goddelijk doel ten grondslag! Dit feit noopt ons dat doel en zijn oorzaak te leren doorgronden en er ons naar te voegen. De microkosmos, met de vlam van de monade, vormen de oorzaak en het doel, die van onze god-delijke vader uitgaan om ons te plaatsen voor onze taak. De aardse persoonlijkheid vormt het instrumentarium, met behulp waarvan de scheppingsidee, die aan ons bestaan ten grondslag ligt, kan worden uitgevoerd. Deze scheppingsidee, dit grootse, goddelijke plan, moet ten uitvoer worden gebracht, ook al kennen wij het einddoel, het eindresultaat ervan nu nog niet. En daar het een goddelijk plan is en een godvonk er de grondslag van vormt – de monade is een Godvonk – is de ene en volstrekte eis voor vervulling:zelfverwerkelijking, zelfvrijmetselarij. De vervulling komt ons niet aanwaaien! Van stap tot stap, van centimeter tot centi-meter, moeten wij het plan zelf uitvoeren. Een ander kan het niet voor ons doen. Daarom is de mensheidsgang een ont-wikkelingsgang, de ontwikkelingsgang van een instrumentarium.Op een gegeven moment wordt deze ont-wikkeling bekroond met een verstandelijk vermogen en een zielelichaam, waarin de ervaringen van eonen van tijd kunnen

    zien en te begrijpen: waar wij het Zonne-lichaam ook binnentreden, overal heerst dezelfde kracht, overal vinden wij een en hetzelfde leven. En het zijn zeker geen uitingen van fantasie, van een overladen mystiek brein, wanneer wijbijvoorbeeld in Openbaring 21 lezen:‘Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalend uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.’Onze planeet, onze aarde, is een bepaald deel in dit Zonnelichaam. Zij, onze aarde, bevat verschillende strata, verschillende lagen, waarvan de buitenste ons stoffelij-ke levensveld, de ethersfeer en de astrale sfeer vormen. Buiten de astrale sfeer gaat het aardelichaam procesmatig, langzaam, over in het Zonnelichaam. Men zou de aarde dan ook inderdaad een orgaan, een lichaamsdeel van de Zon kunnen noe-men. Uit de aarde en in de aarde komt heel ons persoonlijkheidsleven tot ont-wikkeling, maar ook niet meer dan dat. En zoals wij uit ervaring weten, bestaat dat leven uit een voortdurend opgaan, blinken en verzinken, een komen en een gaan, in alle aanzichten van het aardse bestaan.Maar tegelijkertijd is er ook een ander leven dat ons aanraakt. Dat andere leven is ons zeer nabij: het is om ons. Het is een leven dat niet uit de aarde stamt, niet tot de aarde behoort, niet uit de aarde te ver-klaren is. Wij spreken van de microkos-mos en van de daar instralende monade. De microkosmos komt tot ons vanuit het Zonnelichaam, de persoonlijkheid komt uit de aarde.

    Het wegschuiven van de dood Er zijn dus in feite twee levenstoestanden, die zich op een zeker moment met elkaar

    verbinden: een leven vanuit de aarde en een leven vanuit het Zonnelichaam. Vra-gen wij: Welke van deze twee is nu het belangrijkste?’ dan is het antwoord niet moeilijk te geven: natuurlijk het Zon-neleven!Maar het spreekt vanzelf dat, daar deze twee samengevoegd worden tot een machtig doel, wij zeker niet mogen zeggen: ‘Ons aardeleven heeft niets te betekenen, het is van geen enkel nut.’ Ons aardeleven heeft juist een uiterst be-langrijke taak te vervullen, en wel in het proces van de twee, die tot één moeten worden. Daarom is het duidelijk dat de aardse mens zich vanaf zijn geboorte zou moeten bezinnen op zijn taak met betrek-king tot de andere-in-hem, de mens. Want, zoals gezegd, die twee moeten tot één worden. Of, in de woorden van de Bijbel: De aardse mens moet opgaan in de hemelse Andere. Dit is slechts moge-lijk door een transfiguratie van de aardse mens; een proces dat de Bijbel doet zeggen dat er in werkelijkheid voor de aardse mens geen dood behoeft te zijn. Zoals u weet is dit hetgeen waarnaar men in wetenschappelijke kringen zo naarstig zoekt: het wegschuiven, zover mogelijk, van de dood, en dan wie weet – eens – het neutraliseren van de doodMaar er is al een onvoorstelbaar lange tijd een weg om de dood van de aardse mens volkomen te neutraliseren: door transfiguratie! Het proces van transfigura-

    Het bezit van de levende zielestaatbouwt het gehele menselijke stelsel op tot een geestelijk systeem van leven

    Het zonneleven

  • 98 98

    aardeleven. Alle moeite, alle verdriet, alle spanning en ellende waarmee wij hier op aarde te kampen hebben, zijn daar volko-men onbekend. Het ouder worden en de tragiek van het einde zijn daar volkomen onbekend. De spanningen tussen de volkeren, met al hun gevolgen, zijn daar onbekend.De staat van leven in de zonnewereld is volkomen gewijd aan het grote doel van ons bestaan, waartoe de levende ziel ons adelt. Daarom staat er in de Bijbel: ‘Wie overwint zal alles beërven, en ik zal hem tot een God zijn en hij zal mij tot een zoon zijn.’Wij willen momenteel niet verder in de mysteriën van de bovennatuur door-dringen. Het was er ons in de eerste plaats om te doen antwoord te geven op de vragen: ‘Op welke wijze maakt men aan de dood een einde? Op welke wijze komt de aardse mens zijn hemelse natuur binnen? Hoe kan de mens aan zijn hoge, werkelijke bestemming beantwoorden?’ Wij hebben getracht op deze vragen min of meer antwoord te geven, en wij willen nu nagaan wat u er toch van weerhoudt het leven dat u wenkt en roept, binnen te gaan.Als een mens werkelijk begrijpt wat wij hier probeerden duidelijk te maken, wordt alles wat wij in ons aardeleven geweldige problemen noemen zo klein, zo absoluut tot niets. Toch moeten wij met nadruk zeggen dat niemand zich boven de aardse problemen verheven mag achten en met minachting eraan voorbij-gaan. Niemand zou mogen denken: Laat die rommel maar voor wat het is, ik ga het zonneleven binnen. In de eerste plaats niet, omdat u daarmee feitelijk de gehele mensheid, die nog in de knel zit en nog niet tot het pad gekomen is, omdat zij dat nog niet zien kan, eenvoudig in de steek zou laten, met een: ‘Ik ben klaar, ik ga eruit, adieu!’ Maar bovenal helpt u er het

    lichaamsdeel van het Zonneleven dat wij ‘aarde’ noemen niet mee.

    U dient helder in te zien dat deze aarde alleen door de volkomen onjuiste levens-houding van de mensheid ziek is gewor-den en dat dus de mensheid waarvan u deel uitmaakt – gehouden is de aardepla-neet, als deel van het Zonneleven, weer geheel en al gezond te maken. Wij heb-ben dus allen ook een grootse en heer-lijke maatschappelijke taak, een grootse maatschappelijke roeping, die in het hier vervuld moet worden.Hier ligt nu een vraag, een klemmende vraag: ‘Hoe kan men tegelijkertijd door de ziel vrijgemaakt worden en absoluut vrij zijn, en toch een taak in het hier op aarde vervullen?’ Een vraagstelling die ons herinnert aan Christiaan Rozenkruis die, terwijl hij bevrijd was, tenslotte toch gehouden was te dienen als poortwachter.Dit probleem dienen wij nu samen onder ogen te zien.Begrijp echter bij voorbaat goed dat het zeker niet onze bedoeling is de zoëven bedoelde hoge maatschappelijke taken, die er ook voor ons liggen, te verstaan als die, waarvoor wij ons, in onze huidige gewone levensgang bekwaam maken of gemaakt hebben. Wij moeten die moei-lijkheid onder ogen durven zien en uit de weg ruimen. En als wij dat gedaan hebben, begrijpen wij ook het het feit dat duizenden jongeren door hun levens-houding eenvoudig te kennen geven, zij het op volkomen negatieve wijze: ‘Wij weigeren de levensgang zoals wij die nu zien, wij doen het niet meer!’

    worden opgenomen als een onverganke-lijk bezit, zodat op die basis de geestelijke vlam van de monade kan ingaan en de aldus weer volkomen geworden mens, gedragen door de vlam van de monade, voort kan gaan als eeuwigheidswezen, van kracht tot kracht, en van heerlijkheid tot heerlijkheid.Als de persoonlijkheid de ziel verkregen heeft en, door haar, één geworden is met de microkosmos, en als de persoonlijk-heid door dit een-zijn getransfigureerd is, ontstijgt deze nieuwe, hogere mens aan de aarde. Hij maakt zich los van dat ene punt van zijn gevangenschap binnen hetZonnelichaam en wordt burger van de grote, grootse en heerlijke collectiviteit van het zonneleven. Met recht kan dan ook gezegd worden dat het werkelijke mensenleven eerst aanvangt als het zich voorbereidende en ontwikkelende leven aan de aarde ontstijgt.

    Daarom is het ook begrijpelijk dat Chris-tus een Zonnewezen wordt genoemd en dat ons gezegd wordt dat wij moeten worden zoals hij is.Miljoenen mensen noemen zich christen, hetgeen zou inhouden dat zij volkomen begrijpen wat Christus gezegd, bedoeld en gedaan heeft en hem willen volgen waar hij ook is. Men zal hem echter pas ten volle kunnen begrijpen en ten volle kunnen volgen als men een zielelichaam bezit en dus structureel in staat is dit pad te bewandelen, door het gehele Zonne-

    wezen heen. Men gaat dan volkomen on-geforceerd verlangen naar het vaderland, naar het koninkrijk Gods. En eerst dan kan men ten volle Johannes’ woorden begrijpen als hij zegt:‘En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, en ik hoorde een grote stem uit de hemel, zeggend: zie, de tabernakel Gods, de machtige tempel Gods, is bij de mensen, en hij zal bij hen wonen en zij zullen zijn volk zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’

    Op de andere planeten binnen het Zon-nelichaam vinden precies zulke ontwik-kelingen plaats als op de onze. De details zijn min of meer verschillend: op som-mige planeten is de ontwikkeling minder, op andere meer geavanceerd dan bij ons, maar alle, zonder uitzondering, behoren mét ons tot een en dezelfde levensge-meenschap: wij zijn allen van Gods ge-slacht. Sommige planeten zijn schijnbaar onbewoond door wezens als wij, omdat zij het Zonneleven, het zonnelichaam, reeds ten volle zijn binnengegaan.

    Niet meer meedoenNu kan men vragen: ‘Wat zijn de kenmer-ken van het zonneleven? Lijkt het enigs-zins op dit, ons aardse leven?’ Op deze vragen moet met nadruk geantwoord worden dat het zonneleven in geen enkel opzicht enige gelijkenis vertoont met het

    De mensheid waarvan u deel uitmaakt is gehouden de aardeplaneet, als deel van het Zonneleven, weer geheel en al gezond te maken

    Gedeelte uit: J. van Rijckenborgh, Reveil! Haarlem, 1962

    Het zonneleven

  • 1110 Scheppen is Liefde

    EEN UIT ELKAAR SPATTEND HEELAL OF HET VERVAL VAN ORDE

    Scheppen is Liefde

    ‘Metropolis’ 1988; © Zaha Foundation

  • 1312

    Wat is daarin onze opdracht of mogelijke taak? Na ons bewust te zijn geworden van ons-zelf als afgescheiden ik- bewustzijn, kun-nen we ons bewust worden van de bron achter dat bewustzijn, bewust worden van de oorsprong, van god zelf. Gnostici hebben deze mogelijkheid ver-beeld als een goddelijke vonk in onszelf. Als we ons daarvan bewust zijn wordt God in onszelf kenbaar. Vanuit die bron ontstaat de mogelijkheid van een weg te-rug. Een tegennatuurlijke beweging naar afnemende entropie. Naar steeds meer ervaren van de absolute liefde die ordent, en geeft zonder nemen. Naar het openen van een gesloten systeem, naar volmaakte harmonie, de volmaakte stofwisseling. Maar vrijheid geeft ons twee principiële mogelijkheden. De andere mogelijkheid is blijven drijven in de stroom van de tijd, vanuit ons afgescheiden bewustzijn met ik in het centrum. Steeds verder scheiden, steeds verder weg bewegen van de bron. Maar wie zich van de bron verwijdert, scheidt zich van het leven af en creëert bijgevolg zelf de dood. In onwetend-heid. Wij creëren voor onszelf de dood in een uit elkaar spattend heelal, waarbij we steeds verder verwijderd raken van de bron in de oorsprong. Ons verliezend in meer chaotische vormen en werelden: een wereld van strijd, verval, ziekte en dood.

    Thermodynamische doodsdrift De Belgische geleerde en Nobelprijs-winnaar Prigogine heeft aangegeven dat de wet van entropie het hele theater van het leven onderdompelt in het vale licht van de grote vergeefsheid. Die wet van entropie houdt in dat delen van de energie in het heelal terechtkomen in een toestand die niet meer kan worden omgezet, getransformeerd. Systemen met een hoge entropie verliezen de energie

    die ze voor hun zelfbehoud nodig heb-ben: hun structuurvormende krachten gaan verloren en ze vallen uiteen als ze niet van buitenaf energie toegevoerd krijgen; hoe sterker geïsoleerd, hoe groter de toename van entropie. Nu is er geen systeem – zo verklaart Prigogine – dat beter is ‘geïsoleerd’ dan het universum in zijn geheel en dus zal uiteindelijk entro-pie triomferen. Die wet van toename van entropie is genadeloos. In het universum werkt zogezegd een soort thermodynami-sche doodsdrift. De mens keert aldus tot stof weder en het universum verandert in z’n eigen afvalwarmte.Dit beeld van het universum komt dicht bij wat Jacob Boehme heeft geconstateerd aangaande het uiterlijk van het heelal: doodsheid aangedreven door een verdor-ven salniter.

    Geboren wordenWonderbaarlijk in datzelfde heelal is daarbij het steeds geboren kunnen wor-den. Kijk naar een kind: hoe mooi, hoe zuiver kan zo’n nieuw begin zijn. Op eenzelfde manier is er steeds een nieuw begin voor de menselijke beschaving, een nieuwe kans. In de hermetische geschrif-ten wordt die nieuwe kans op zieleniveau voor de bewust naar de Bron verlangende mens beschreven als wonder van weder-geboorte.En ook als een geheim hoe dat wonder zich voltrekt. Daarbij is het van groot

    M isschien kun je niet spreken over een begin, want – als we het pro-ces kunnen omdraaien - elk begin heeft een einde. Wij kunnen ons geen voorstelling maken van een eenheid zonder begin en einde. Wij kennen het verloop van tijd, tijd die gebeurtenissen nodig hebben om te kunnen gebeuren. We praten soms wel over het Nu, maar ons bewustzijn heeft tijd nodig om zich bewust te zijn van het Nu. Zonder de stroom van de tijd is er geen zelfbewust-zijn zoals wij dat kennen. Mijn gedach-ten, mijn gevoelens worden geboren in de tijd. Onze tijd. In onze ervaring heeft tijd één richting: van verleden naar toekomst. Men spreekt ook wel van de pijl van de tijd. Tijd waarin gebeurtenis-sen onomkeerbaar zijn, opnieuw: volgens onze ervaring. Het gebroken glas blijft ge-broken. Het kapot gevallen ei keert nooit in zijn oorspronkelijke toestand terug.

    EntropieDit alles lijkt kenmerkend voor het heelal, ons heelal of het heelal zoals wij het waarnemen. We kennen geen ander heelal. Al laat onze wetenschap ons de laatste tijd wel vermoeden dat dit niet de enige mogelijkheid is waarin een heelal of tijdruimte kan bestaan. Achter ons heelal of tijdruimtelijke werkelijkheid, ons dragend, bestaat er een veld met on-eindig veel mogelijkheden. Onze werke-lijkheid is dan de verdichting van één van die mogelijkheden.Eén eigenschap binnen het ons bekende heelal is het verval van orde. Natuur-kundigen noemen dit entropie. Entropie is nauw verbonden met de door ons erva-ren tijd en zijn richting. Bij het verlopen van processen in de tijd neemt de entro-pie van een gesloten systeem steeds toe. Materie, toestanden, vormen van hogere

    ordening vervallen tot lagere ordening, tot meer chaos, tot vormen en structuren met meer mogelijke toestanden en dus minder orde en definitie. Eén van de hypothesen over het ontstaan van ons heelal beschrijft een tijdruimte die met steeds hogere snelheid uit elkaar beweegt. Die ooit is ontstaan vanuit één punt van ongelofelijke grote ordening en energie.Hoe dit ene punt van zeer hoge orde en energie dan ontstaan is vraagt men zich vaak niet af. Men stelt wel de vraag hoe het mogelijk is dat vormen, lichamen van zeer hoge ordening zoals dat ei en bijvoorbeeld wijzelf als stoffelijk lichaam zijn ontstaan, of leven. Hierin speelt de zon een belang-rijke rol als bron van energie en van heel lage entropie. Lage entropie betekent dan weinig verval en een hoge ordening. De zon schenkt ons de informatie – dat is: de ordening – die leven mogelijk maakt. Een bron van leven die niet binnen het geslo-ten systeem van de aarde gelegen is.

    ScheppenWij pogen het Boek der Natuur te lezen als van de hand van de schepper. De schepper die creëert, schept vanuit zich zelf, vanuit een drang, een stuw tot be-wustzijn in de materie. God brengt voort vanuit zichzelf om zichzelf kenbaar te maken. Er is niets buiten God, alles is in God. Vanuit de eenheid schept God de tweeheid: een schijnbare scheiding wordt aangebracht vanuit de eenheid. Scheppen is Liefde, liefde voor de schep-ping. Het is enkel schenken, geven zonder te ontvangen. De schepping is geworden naar het lief-devolle beeld van God. Wij zijn bijgevolg geen robots of automaten. We hebben bewustzijn. Wij zijn ons bewust van onszelf en van de wereld waaruit we zijn voortgebracht.

    De wet van entropie dompelt het hele levenstheater onder in het vale licht van de grote vergeefsheid

    Scheppen is Liefde

  • 1514

    belang een essentieel aspect van de Lief-dewet te kunnen toepassen, te weten in de stroom van ‘prijsgeven’ te kunnen staan, nadat ‘alles’ is ontvangen. Door het intense verlangen naar de Bron ontstaat de binding met dat ‘alles’, maar die binding kan alleen tot wedergeboorte leiden als ‘alles’ wordt weggeschonken zodat geen lichtkracht in de tijd blijft hangen en op den duur vervalt tot chaotische warmte.Alleen door ‘alles’ prijs te geven wat ontvan-gen wordt van de volheid van de gnostieke bron door ons microkosmische middelpunt, transformeren we, vernieuwen we – wrij-vingsloos – onze existentie (wedergeboorte) en drijven we , magisch, een wig in de eigen afvalwarmte. Daarmee heffen we het geïso-leerde universum op, te beginnen in onszelf.Het is de verdienste van Prigogine dat hij de uitzichtloosheid van een geïsoleerd heelal op een zeer moderne manier voor ons heeft duidelijk gemaakt en daarmee de absolute noodzaak van de magie van gnostieke we-dergeboorte in het licht van de eeuwigheid inzichtelijk heeft kunnen maken.

    ENTROPIEIn de natuurkunde zijn enkele basiswetten gefor-muleerd, uitgaande van menselijke ervaring en inzicht. De eerste wet stelt dat de totale energie behouden blijft. Er vinden wel transformaties plaats van de ene vorm van energie naar een andere. De tweede wet stelt dat de entropie van een gesloten systeem toeneemt in de tijd. Deze wet wordt dus als een ongelijkheid geformuleerd. Wat is die entropie? Er is de wiskundige definitie van Boltzman: S = k log V, maar een uitleg over een volume in de faseruimte zou te ver voeren. Er is de inhoudelijke definitie of omschrijving van het begrip entropie: een maat voor de willekeu-righeid, de onbepaaldheid van de toestand van een systeem. Korter uitgedrukt: een maat voor de wanorde van een systeem. Het begrip entropie wordt ook gebruikt in informatietheorie met als omschrijving: een maat voor informatiedichtheid.

    Confetti-’The Peak’-Hong-Kong 1982-1983; © Zaha Foundation

    symbool

    J akob Boehme vergelijkt ‘de gehele filo-sofie, astrologie en theologie samen met haar moeder met een kostelijke boom, die in een schone lusthof groeit’.De tuin, waarin deze boom staat is de wereld, de akker is de natuur, de stam van de boom de sterren, de takken de elementen. De vruchten die aan de boom groeien stellen de mensen voor, het sap in de boom de zuivere godheid.

    Nu zijn de mensen uit de natuur, de sterren en de elementen gemaakt. God, de schepper echter, heerst in alles, net als het sap in de gehele boom.Maar de natuur heeft twee hoedanigheden in zich tot aan de oordeelsdag: een lieflijke, hemelse en heilige en een grimmige, helse en dorstige.Nu werkt de goede eigenschap altijd met grote ijver, opdat zij goede vruchten voortbrengt, de heilige geest heerst daarin en geeft bovendien kracht en leven. Het boze stuwt en drijft ook vol-ijverig, opdat hij altijd boze vruchten voortbrengt, de duivel geeft haar daartoe sap en helse gloed.Nu zijn deze twee, de natuur van de boom en de mensen, uit de boom gemaakt en leven in deze wereld in deze tuin tussen beide in groot gevaar en op hen valt beurtelings zonneschijn, regen, wind en sneeuw.Dat is, als de mens zijn ziel opheft tot God, dan ontspringt en werkt in hem de heilige geest, wanneer hij echter zijn geest in deze wereld laat ondergaan, in de lust tot het boze, dan ontspringt en heerst in hem de duivel en het helse sap.’

    De boom van het geloof

    Tijdens het Boehme-symposion van 3 november 2018 op het conferentiecentrum Renova te Bilthoven presenteert de Rozekruis Pers een nieuwe uitgave van Aurora of Morgenrood in Opgang in een nieuwe vertaling, gebaseerd op de brontekst van Jacob Boehme uit 1612.

    15Scheppen is Liefde

  • 1716 Inhoud

    Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel

    ‘De wereld wordt niet door het toeval gere-geerd maar is onderworpen aan de goddelijke

    rede. Wees daarom maar niet bang want uit dit kleine vonkje zal je levenshitte weldra weer oplichten, als de duisternis van je be-drieglijke hartstochten is verdwenen.’ Met deze woorden liet de Romeinse staatsman,

    vertaler en filosoof Boëthius zich in het voor-uitzicht van zijn naderende executie vertroos-ten door vrouwe Filosofie in zijn traktaat ‘De Vertroosting van de filosofie’. Deze fascine-rende tekst is eeuwenlang intensief gelezen, besproken en ten voorbeeld genomen– en

    blijkt nog steeds vlammend actueel.

    1716 Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel

    essay

  • 1918

    We schrijven het jaar 524. Het is hoog zomer in het Italiaanse Pavia. Na negen maanden gekerkerd te zijn geweest in een bedompte gevangenis, heeft Anicius Boëthius (AD 480-524) zojuist in barre levensnood zijn De Vertroosting van de Filosofie voltooid. Het zou zijn geestelijk testament worden, een getuigenis zo indrukwekkend dat het na zijn dood nog eeuwen lang zou worden gelezen. Om onduidelijke redenen beticht van hoogverraad wordt hij enkele dagen later – 44 jaar oud - terechtgesteld. Is dit dezelfde man aan wie Dante Alighieri in de Divina Commedia acht eeuwen later een plaats toekent in het paradijs? Boëthius vertoeft daar in het gezelschap van elf andere personen die, als ‘lichten in het licht’, hebben uitgeblonken in wijsheid: ‘Als u de ogen van uw geest in het spoor van mijn lofprijzingen van licht tot licht laat gaan, moet u nu nieuwsgierig zijn naar de achtste lichtende verschijning. Daarin verheugt zich, doordat hij inzicht had in alle goed, de zalige ziel van hem die de valsheid van de wereld voor iedereen die goed naar hem luistert, ontmaskert: het lichaam, waaruit zijn geest werd verjaagd, ligt begraven in de basiliek Ciel d’Ora te Pavia: van zijn marteldood en aardse ballingschap kwam hij (=Boëthius) tot deze vrede.’Hoe kon dit gebeuren? In het begin van de zesde eeuw was het Romeinse Rijk danig op zijn retour en was Rome al lang niet meer het politieke centrum van weleer. Het werd overheerst door de Ostrogoten, onder leiding van hun koning Theodorik de Grote, die op bestuurlijk niveau collegiaal trachtte samen te werken met de Romeinen. Een van hen was Boëthius die in 522 een belangrijke functie aan het hof van Theodorik kreeg aange-boden: magister officiorum, ‘eerste minister’, een van ‘s konings belangrijkste ambtenaren en vertrouwelingen. Al na enkele maanden keerde het tij. De koning begon te twijfelen aan de loyaliteit van zijn belangrijkste Romeinse vertrouweling, Boëthius werd beticht van hoogverraad en belandde in de gevangenis met de bekende afloop.

    De jonge BoëthiusBoëthius naam is afgeleid van het Griekse boètos, ‘helpend, assisterend’ - was zich sterk bewust van de intellectuele en culturele noden van zijn tijd en dat wekte bij hem een educatieve roeping. Zijn kennis van het Grieks kwam hem daarbij van pas want in het Latijnse westen werd die kennis steeds schaarser. Hij wilde de antieke wetenschap en filosofie in het Latijn doorgeven aan de Romeinse cultuur, die onderhevig was aan grote verschraling. Het werd zijn levensmissie, die hij met grote inzet zou uitvoeren. Boëthius ontwikkelde zich aanvankelijk in de dichtkunst, met name in eenvoudige herderspoë-zie. Zijn dichterlijke ader was echter snel opgedroogd. Vervolgens maakte hij naam als technicus. Rond 506 kreeg hij een verzoek van koning Theodorik om als diplomatiek relatiegeschenk een zonneklok en een waterklok te construeren. Ook gaf Boëthius advies toen de Frankische koning Clovis mild gestemd moest worden met de toezending van

    W

    Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel

  • meer wie je zelf bent.’ Filosofie geeft hier Boëthius een nadrukke-lijke aansporing om tot inkeer te komen tot ‘zichzelf’ als een gees-telijk en godverwant wezen. ‘In de overtuiging dat de wereld in elk geval wordt bestuurd hebben we nog een smeulend restant van je gezondheid; je gelooft immers dat de wereld niet door het toeval wordt geregeerd maar dat ze aan de goddelijke rede is onderwor-pen. Wees daarom maar niet bang want uit dit kleine vonkje zal je levenshitte weldra weer oplichten (…) als de duisternis van je bedrieglijke hartstochten is verdwenen.Tot zover de eerste blik op de rol van Vrouwe Filosofie die Boë-thius in dit bange uur onderricht in de filosofie.

    Haar ‘werkplan’ begint met de onderwijzing van de verleidingen van de Vrouwe Fortuna in Boek II. Zij wordt opgevoerd als een geblinddoekte vrouw die onophoudelijk aan een rad draait: wie bovenop zit, gaat het goed; wie er onder ligt, heeft het moeilijk. Omdat Fortuna blijft draaien, is geen enkele aardse situatie blijvend.Vrouwe Filosofie windt er geen doekjes om als zij de omgang van Boëthius met Fortuna aankaart: Als je je zeilen aan de wind hebt toever-trouwd, kom je ook niet uit waar je wilt, maar waarheen je wordt gewaaid. Als je zaad aan de akker toevertrouwt, weeg je ook in gedachten vruchtbare en onvruchtbare jaren tegen elkaar af. Welnu, je hebt de leidsels aan Fortuna in handen gegeven: dan moet je ook maar aan haar nukken gehoorzamen. Probeer je echt de vaart van het wentelende rad te stuiten? Begrijp je dan niet, domkop, dat het rad, zodra het stilstaat geen rad van Fortuin meer is?Fortuna was hem ook wel eens goed gezind maar dat zijn nu al-leen maar mooie herinneringen voor Boëthius: Ik heb de indruk dat jij het met Fortuna hebt gehouden zolang ze je ter wille was en als haar lieveling bevoorrechtte.Fortuna blijkt onbestendig en onberekenbaar, zij vervreemdt de mensen van hun diepste zelf: Is dan geen enkel goed jullie onvervreemdbaar eigen, zodat jullie telkens weer zijn aangewezen op wat jullie vreemd is en tot de buitenwereld behoort ? Is alles dan zo in zijn tegendeel verkeerd, dat een dankzij zijn denkvermogen goddelijk levend wezen in eigen ogen zijn glans uitsluitend ontleent aan levenloos bezit? Terwijl ander wezens tevreden zijn met wat ze zijn en wat ze hebben, zoeken jullie, als geestelijke wezens godgelijk en wezenlijk uniek, onder de minder-waardigste dingen naar middelen om jezelf mee te tooien. Begrijpen jullie dan niet hoe groot onrecht jullie je schepper daardoor aandoen? Hij heeft gewild dat de mens boven al het aardse zou staan, maar jullie degraderen jezelf door onder het laagste af te dalen. Want als we het er over eens zijn dat je streven altijd gericht is op iets wat kostbaar-

    een harp- of citerspeler. Maar al gauw ging zijn hart uit naar de filosofie, waarbij hij zich graag liet beïnvloeden door het platoni-sche denken. Het volgende fragment demonstreert dat:

    Wie diep op waarheid zinnend haar alleen najaagtmaar niet verdwalen wil, het spoor ineens bijsterhij kere in en richte ’t ogenlicht inwaartszijn queeste krommend tot een kring, en steeds rondgaand.Zijn geest belere hij dat wat hij ver weg zoektdiep in hem opgetast al ligt als zijn rijkdom.Wat achter het wolkendek van dwaling lang schuilgingzal helderder dan Phoebus (=Griekse zonnegod) zelf, dan weer schijnen.Want al het licht werd niet verjaagd, hoezeer ’t lijf ookvergetensgrage massa aan de geest opdrong.Inwendig blijft het zaad der waarheid zacht smeulen,totdat het, aangewakkerd door de leer, vlam vat.Want hoe kreeg ooit een vraag spontaan een juist antwoordals, diep in ’t hart verzonken, niet die vonk leefde?Sprak dus de mond van Plato’s muze onwaarheid,of leerde men slechts waarvan men onbewust weet had?

    Op zoek naar de hoogste kennisBoëthius vertelt in zijn Consolatio het verhaal van zijn val en van zijn ontmoeting met vrouwe Filosofie. Vrouwe Fortuna heeft hem danig in de steek gelaten. Vrouwe Filosofie verschijnt echter ten tonele en zij laat hem inzien dat hij te lang op Fortuna heeft ver-trouwd. In een dialoog met vrouwe Filosofie gaat Boëthius in op de vraag wat nu echt belangrijk is in dit leven. Na de klaagscène in de kerker waarin Boëthius treurt om zijn droeve lot, verschijnt voor hem vrouwe Filosofie: Haar gewaad was van een onverwoestbare stof, maar uit de fijnste draden en met grote kunstzinnig-heid geweven door haarzelf, naar ik later uit haar mond vernam. De ouderdom had het echter van zijn glans beroofd en het als een beroete schildering met een dof waas overdekt. Ingeweven in het gewaad waren twee Griekse letters te lezen: ter hoogte van de onderste zoom pi en bovenaan een thèta. De twee lettertekens leken te worden verbonden door traptreden die van de onderste naar de bovenste leidden. Vrouwe Filosofie verjaagt de muzen van de dichtkunst, ‘die wulpse artiestes’ en maakt Boëthius duidelijk dat ze hem aan God gelijk wil maken. Hij is verbannen uit zijn ‘werkelijke vaderland’ en de oorzaak van zijn ziekte is snel gevonden, zegt Filosofie: ‘Je weet niet

    2120 Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel

  • 2322

    der is dan wat je hebt of bent, en als jullie de minderwaardigste dingen als iets nastrevenswaardigs beschouwen, dan volgt daaruit dat jullie je daar kennelijk aan onderwerpen - en dat is dan jullie verdiende loon ook! Want wezenlijk voor de mens is dit: zo hoog als hij zich boven alles verheft zolang, en alleen zolang, als hij zichzelf kent, zo diep zinkt hij, ja tot onder het niveau van dieren, zodra hij zichzelf niet langer meer kent. Want zichzelf niet kennen, komt bij andere wezens voort uit hun aard, bij de mens komt het neer op ontaarding. De mens heeft geen reden tot klagen als hem zijn geluk wordt ontnomen. Dat komt ervan als je je aan Fortuna’s gunsten toevertrouwt. Maar het ware geluk is onvervreemdbaar en zit opgesloten in de mentale, ontaarde houding van de mens. De gaven van Fortuna zijn bezit, macht, en aanzien, roem, allemaal gaven die zo maar in hun tegendeel kunnen verkeren. Hierna volgt een hymne op de liefde die als verlossende, orde stichtende kracht optreedt en Vrouwe Fortuna overwint.Nadat Boëthius in boek I & II inzicht heeft gekregen in de vergankelijkheid en grillig-heid van zijn aardse strevingen, is volgens Vrouwe Filosofie het ogenblik daar om ‘je geestesoog een andere kant op te wenden’. Maar daarvoor is wel de goddelijke genade nodig en God wordt daarom in een prachtige hymne aangeroepen:U die het heelal bestuurt volgens duurzaam geldende wetten, hemel en aarde verwekt, die de tijd, haar op eeuwig-heid entend, voortgang gelast en die, zelf roerloos, het heelal doet bewegen, U die, door niets van binnenuit genoopt, van de deinende oerstof het werk van uw handen gemaakt hebt, geleid door de wezensvorm in u, hoogste goed en gulheid zelve: Gij kiest voor het al tot uw voorbeeld het hoog en prijkende oerbeeld, als uw denkbeeld draagt ge, o schoonste, het schone heelal in u om; naar dat beeld, die gelijkenis schept u, dwingt u volmaakte elementen tot louter volmaaktheid tezamen.(…) Geef, vader, dat mijn geest naar het verheven oord weder opstijgt, geef dat hij schouwt de bron van het goede, geeft dat hij weervindt het Licht dat hem u doet zien, op wie gretig zijn blik is gevestigd, jaag wat de aarde omwolkt uiteen, doe haar zwaarte teniet, dat doorbreekt uw stralende glans, want u bent de heldere hemel, u bent de rust die de vromen verkwikt, u te zien is het oogmerk: U, die het begin is, ons draagt en ons gidst, die de weg is en het einde.Filosofie onderwijst dat God de Al-ene en het Al-goede is. Waar geluk is het deelgenoot-schap aan het goddelijke één–zijn, dat is, goed-zijn. ‘En ‘goed’ noem ik datgene wat, eenmaal verworven, niets meer te wensen overlaat.’

    Het laatste hoofdstuk gaat dan in op het probleem van de wilsvrijheid versus de godde-lijke voorzienigheid. Zonder wilsvrijheid kan een met rede begiftigd wezen niet bestaan. Wat zich van nature van denkvermogen kan bedienen, is immers in staat tot oordelen en beschikt daarmee over de gave van het onderscheid. Wat iemand wenselijk oordeelt, streeft hij na, terwijl hij uit de weg gaat wat hem schadelijk lijkt.Menselijke zielen zijn noodzakelijkerwijze het vrijst wanneer ze hun wezen weten te bewaren in de beschouwing van de goddelijke geest; maar ze zijn al minder vrij als ze daarvandaan uiteengaan en zich in lichamen begeven; En nog minder wanneer ze feitelijk in aardse lichamen gekluisterd worden; hun slavernij is volledig als ze zich geheel aan hun ondeugden uitleveren en zich daarmee vervallen verklaren van het bezit van de voor hen specifieke rationele vermogens.‘Maar,’ werpt Boëthius Vrouwe Filosofie voor de voeten, ‘als God van alles voorkennis heeft, dan is er toch geen sprake van vrije wil?’ Zij legt uit dat dit menselijk geredeneer is en niet de Rede die hem in feite toebehoort. God ziet alles in één blik: verleden, he-den en toekomst. Hij ziet het allemaal vóór zich; met de nadruk op voor, dat wil zeggen buiten al het verschijnende in de tijd: voor-zienigheid en voor-kennis. ‘Zoals jullie in dat tijdgebonden heden van jullie bepaalde dingen nu waarnemen, zo neemt God in

    zijn eeuwigheid alles waar’. Zo voor-ziet God dus wat mensen willen gaan doen, wat ze feitelijk doen en wat daarvan de gevolgen zijn. Daar komt geen noodzaak of voorzienig-heid aan te pas, want God is buiten dit alles, buiten het tijd-ruimtelijke. Hij is het die - zoals we al eerder zagen - de tijd, haar op eeuwigheid entend, voortgang gelast en die, zelf roerloos, het heelal doet bewegen. God wacht als het ware in ons.Goddelijke voor-zienigheid is voor Boëthius dus een heel ander concept dan de gewone predestinatie.

    Genezen van zijn levensmoeheidOpvallend is dat Boëthius in zijn Vertroosting zorgvuldig iedere christelijke toespeling heeft vermeden en geen citaten uit de Bijbel heeft aangewend. Vermoedelijk heeft het in de vijfde eeuw al sterk gereguleerde christendom in zijn laatste weken niet veel voor hem betekend. Met de Vertroosting heeft hij niet alleen een indrukwekkend persoonlijk getuigenis overgeleverd, maar ook denkmodellen uit de oudheid en antieke uitdruk-kingsvormen in gnostiek aandoende metaforen voor de middeleeuwen gelegitimeerd. De Vertroosting dwingt respect af door de zelfbeheersing en berusting van de auteur in zijn onafwendbare lot. Lezing van de rijke tekst leidt naar binnen, brengt de lezer terug naar zijn of haar diepste wezenskern. Intrigerend is de kledij van Vrouwe Filosofie met de Griekse letters erop. Zij wijst Boëthius op de betrekkelijkheid van alle wereldse geneug-ten. In haar kan hij afstand nemen van zichzelf en zijn kommervolle lot. Op het gewaad van Vrouwe Filosofie staat onderaan een ϖ pi van ‘praktikè’ en bovenaan de theta ϖ van ‘theorikè’ [theos = god, horein = zien, dus: ‘het schouwen van God’]. Vanuit de erva-ring (praktikè) kan de mens opklimmen tot theoretikè, godsopenbaring. Het trivium en quadrivium die aan de leerlingen op de scholen werden onderwezen, kunnen dan – als hogere fases gezien - de traptreden zijn die de leerling op het gnostieke pad moet gaan om de ‘nevel van zijn onwetendheid’ te laten verdampen. Filosofie, die spreekt over ‘onze Plato’, lijkt met haar gewaad de ware wijsheid uit te drukken die in onze ziel kan oplichten door het ‘religare’. Ze wil de mens voorhouden om de wereldse verlokkingen los te laten en zich opnieuw te verbinden met het goddelijke. De Vertroosting eindigt dan ook als volgt: Daarom stervelingen, keert u af van de ondeugd en houdt de deugd in ere; laat gerechtvaardigde hoop uw hart verheffen, en zendt deemoedig smeekbeden op. Als u de waarheid onder ogen wilt zien, zult u beseffen dat u slechts één noodzaak is opgelegd: de noodzaak tot rechtschapenheid. Want u handelt voor het aangezicht van een rechter die alles ziet.

    Vijftienhonderd jaar vertroosting voor de ziel

  • Wij zullen lopen op eigen

    voetRALPH WALDO EMERSON EN HET TRANSCENDENTALISME 2524 sprekende titel, jawel

  • 2726

    - Georganiseerde religie en politieke par-tijen corrumperen de onschuld van het individu.

    - De mens is op zijn best als hij zelfstandig en zelfvoorzienend leeft en kan zo een ideale gemeenschap vormen.

    Wij zullen lopen op eigen voet, werken met onze eigen handen, en spreken onze eigen gedachten. Een natie van mensen zal dán echt bestaan als elk gelooft dat hijzelf door de goddelijke ziel geïnspireerd wordt; elk mens, zowel mannen als vrouwen.Drievoudig is de menselijke natuur, dierlijk, redelijk, geestelijk. Transcendentaal is, hem te beschouwen als geestelijk wezen. Ideeën komen niet tot hem door de zintuigen of het vermogen tot redeneren maar zij zijn een gevolg van een onmiddellijke openbaring Gods, een rechtstreekse ingeving of een getuigenis van een inner-lijke tegenwoordigheid in de geestelijke wereld.

    Chinese en Indische invloedRalph Waldo Emerson was in deze ontwik-keling een belangrijk figuur. Andere schrij-vers in deze beweging waren Henri David Thoreau, George Ripley en Margaret Fuller. Grote indruk op hen maakte het pure poë-tische werk van Walt Whitman.Emerson groeide op in een protestants milieu, studeerde, was enkel jaren domi-nee maar nam daar al gauw afstand van. Hij stelde belang in Plato, vroegchristelijke mystieken, bestudeerde geschriften van Europese dichters en denkers en verdiepte zich in Chinese en Indische werken. Hij maakte een studiereis naar Europa. Zijn verdere leven gaf hij lezingen en schreef artikelen om zijn inzichten te delen. Het essay Nature, waarin Emerson als het ware het concept formuleerde van het Transcen-dentalisme bevat zijn meest belangrijke ideeën. Het werd gepubliceerd in 1836.

    Emerson legt de nadruk op het individuele geweten en op de verantwoordelijkheid van elk mens voor zijn eigen geluk. Uniek aan hem is zijn allesoverheersende, onver-woestbare optimisme, wat voortvloeide

    uit zijn gevoel dat de mogelijkheden van de nieuwe Amerikaanse natie onbegrensd waren.Het belang van geleerden en kun-stenaars binnen de sociale opbouw van een natie. Hij formuleerde: ‘Om een echt en veelomvattend begrip van deze wereld buiten mijzelf te verwerven, moet ik inzicht hebben en inzicht is eigen aan de dichter.De horizon heeft een eigenschap die geen mens bezit, behalve hij wiens oog alle details kan laten samensmel-ten, dat is de dichter.’De dichter Walt Whitman was het, die dit ideaal werkelijk verwezenlijkte en uitdroeg in zijn Leaves of grass, een vorm van zingend proza in een boek dat Whitman gedurende heel zijn leven voortdurend herschreef en aanvulde.

    Soeverein Emerson spreekt over de soevereiniteit van het zelf:- De mens draagt in zichzelf al wat nodig

    is om hem tot leidraad te dienen. Het doel van het leven lijkt te zijn om de mens met zichzelf bekend te maken. Hij moet zijn leven niet richten op een toekomst die hem wordt voorgespiegeld, maar op de werkelijke toekomst door te leven in het heden. De hoogste openba-ring is dat God in elk mens aanwezig is.

    - Het diepe levensbesef dat soms in stille ogenblikken, wij weten niet hoe, onze ziel vervult, is in wezen niet verschillend van de dingen rondom, van de ruimte, van het licht, van de tijd, van de andere mensen, maar integen-deel is het er een mee en komt blijkbaar uit dezelfde bron voort.

    - De verhoudingen tussen onze ziel en Gods Geest zijn zo zuiver, dat het profaan zou zijn, tussen beide te willen bemid-delen. Men moet het zich zo denken,

    N oord-Amerika, dertiger jaren van de 19e eeuw, een zonnige dag in mei, staande op een heuvel en uitkijkend over een immense vlakte met wuivend gras, een prairie. Een blauwe lucht met ijle wol-kenslierten strekt zich boven u uit tot verre horizont. Vogels kwinkeleren en stijgen op, insecten zoemen, tussen de grashal-men laten verschillende bloemen hun kleuren zien, een zachte wind beweegt het geheel, zonneschijn doorstraalt alles, een zoete geur welt op. Een golvende zee van leven, krachtig geheimzinnig fluisterend, ontroerend. Wat moet dat mooi geweest zijn. Talloze pioniers trekken het land bin-nen om nieuwe levensmogelijkheden te vinden. Om armoede en onderdrukking te ontvluchten; op zoek naar geluk, land, grondstoffen, rijkdom. Zij stichtten nieuwe gemeenschappen, hielpen elkaar, waren vaak idealistisch gestemd maar er waren ook harde levensomstandigheden, wreed-heid, egoïsme. Strijd ontvlamde tussen blanken, indianen, Europeanen, egoïsten, idealisten, kooplie-den, gelukzoekers en boeven. De slavernij bloeide volop en werd in stand gehouden. Enorme oeroude bossen werden leegge-

    roofd door houtkap en de grote kudden bizons werden om hun pelzen uitgeroeid.

    TranscendentalismeTe midden van deze bonte mix waren er mensen op zoek naar puurheid, oorspron-kelijkheid van het leven, en karaktervol-heid. Veel religieuze groeperingen, grote en kleine, waren naar het nieuwe land getrok-ken om in vrijheid hun levensvisie vorm te geven. In de loop van de tijd waren vele morele waarden ondergesneeuwd of gevat in strikte strenge regels. Religieuze diensten verstarden in een vormendienst.Als reactie op de vastomlijnde staat van de cultuur, ontstaat er vanaf 1830 in de regio New England, een filosofisch literaire stro-ming, het Transcendentalisme. Met nieuwe ideeën op het gebied van religie, literatuur, cultuur en filosofie. Een idealistische bewe-ging waarin men gelooft in de essentiële eenheid van alle dingen, in de aangeboren goedheid van de mens en de natuur; en dat inzicht belangrijker is dan logica en ervaring (experience) voor het begrijpen van de werke-lijkheid en het vaststellen van de waarheid.Vernieuwende ideeën omtrent God-mens-natuur:- Elk mens dient op zoek te gaan naar een

    oorspronkelijke relatie met het universum.

    Telkens wanneer een eenvoudige van geest een goddelijke wijsheid in zich opneemt, verdwijnt al wat verouderd is, want de levende geest verenigt verleden en toekomst in het ogenblikkelijke Nu.

    Het Transcendentalisme wordt wel een een filosofisch literaire stro-ming stroming genoemd, die zich verzette tegen het groeiend materialis-me van de Amerikaanse intellectuele elite. De beweging wordt ook wel de Amerikaanse Renaissance genoemd, omdat zij terugkeerde naar de wereld van de klassieken, van het integraal of holistisch denken van Plato en Plotinus, en de denkers van de Italiaanse renaissance.

    Bijchrift pagina 24-25: Walden Pond is een meer in Concord Massachu-setts, (VS), vooral bekend geworden door de transcendentalist Henry David Thoreau, die in 1845 twee jaar in een ‘cabin’ of hutje aan het meer woonde en er zijn beroemde werk Walden, or, Life in the Woods schreef.

    sprekende titel, jawel

  • 2928

    Altijd strevend, altijd schoner Wij hoeven niet beducht te zijn, bij de ont-wikkeling van de ziel iets, hoe weinig ook, te verliezen. Wij mogen tot aan het eind in de macht van onze ziel vertrouwen. Iets zo schoon en boeiend als de verhoudingen die mens aan mens verbinden, kan alleen gevolgd worden en vervangen worden door iets dat nog schoner is – en zo tot in eeuwigheid. De verheven beoordelaar van alle dwalingen van het verleden en het heden, en de enige profeet van dat wat zijn zal, is die grote natuur waarin wij rusten, zoals de aarde in de zachte armen van de dampkring ligt; die Eenheid, die Wereldziel, dat universele Hart, waarbinnen ieders bijzon-der wezen vervat is en éen gemaakt met alle anderen. Wij leven opeenvolgend, in verdeling, in deeltjes. Ondertussen is in de mens de ziel van het geheel: de wijze stilte, de schoon-

    heid waaraan elk deel en deeltje gelijkelijk verwant is: de eeuwige Ene. Alles leidt ertoe, ons te doen zien dat de ziel in de mens geen orgaan is, maar dat zij alle organen bezielt en oefent; geen werking, zoals de kracht van herinne-ring, van berekening, van vergelijking, maar dat zij deze gebruikt als handen en voeten; geen vermogen is maar een licht; niet het verstand is of de wil, maar de meester van het verstand en de wil; dat zij is de uitgestrekte ach-tergrond van ons zijn, waarin deze liggen – een onmetelijkheid, niet in ons bezit en die we niet kunnen bezitten.

    Van binnenuit of achter ons, schijnt een licht door ons heen op de dingen en doet ons gewaarworden dat wij niets zijn zonder licht, maar dat het licht alles is. Wij weten dat alle geestelijke zijn in de mens is. Zo is er ook geen slagboom of muur in de ziel waar de mens het gevolg is, en God, de oorzaak, begint. De muren zijn weggehaald. De ziel die opstijgt om de grote Godheid te vereren is eenvoudig en waar; heeft geen roze kleur; geen fijne vrienden; geen ridderschap; geen avonturen; verlangt geen bewondering; zij verblijft in het uur dat nu is, in de ernstige ondervinding van de gewone dag omdat het tegenwoordige ogenblik tot in de kleinste kleinigheid poreus geworden is van het denken en dronken van de zee van licht.

    dat, wanneer God spreekt, hij niet slechts een enkel maar alle dingen te kennen geeft; dat hij dan de hele wereld met zijn stem vervult; dat hij het licht, de na-tuur, de tijd, en de mensenzielen van uit de grond van de momentele gedachte naar voren brengt, en hij dus het geheel opnieuw vaststelt en schept. Telkens, als een eenvoudige van geest een goddelijke wijsheid in zich opneemt, verdwijnt al wat verouderd is, want de levende geest verenigt verleden en toekomst in het ogenblikkelijke Nu. Alles wordt geheiligd wat er mee in aanraking komt.

    De ziel- Waar de ziel is, daar is het dag. Zo wor-

    den we voorbereid op een liefde die in alles het goede en wijze zoekt. Wij zijn van nature opmerkers en dus leerlingen. Leerling te zijn is onze blijvende toe-stand.

    Emerson schreef een aantal essays over menselijke waarden als:Zelfvertrouwen, Vriendschap, Liefde, Verstandigheid, Heldhaftigheid en andere onderwerpen zoals ‘Verevening of Wetten van de Geest.’Helder, uitgebreid en met rake voorbeelden zet hij zijn inzichten uiteen.Eigenlijk zijn het geen verschillende essays maar vormen zij één Essay, één poging de mens te verklaren: wat God, de wereld, de mens zelf en zijn betrekking tot God is; één poging de mens de ogen te openen voor de onbegrensde mogelijkheden in hem.

    - Vertrouw op u zelf: elk hart trilt mee bij de klank van die stalen snaar. Aanvaard de plaats, die de goddelijke voorzienigheid u heeft toebedeeld, aanvaard de samen-leving met uw tijdgenoten, aanvaard het verband van de gebeurtenissen.

    - Wat is dat oer-eigen Zelf, waarop een universeel vertrouwen berusten mag?

    - De ziel die boven de hartstocht uitgere-

    zen is, schouwt de gelijkheid en de eeuwige oorzakelijkheid van de dingen; zij ziet waarheid en recht als in zichzelf bestaande machten en brengt zich-zelf tot rust door te beseffen dat alles ten goede uitkomt.

    - De ziel is iets wordends… Telkens wanneer de ziel levend in ons werkt, zul-len wij niet een latent vertrouwende maar een handelende kracht zijn.

    - Over fortuin: de meesten spelen met haar en winnen of verliezen naar gelang het wiel rondwentelt. Maar moge u zulke winsten als onrechtmatig laten varen en u slechts ophouden met oorzaak en gevolg, die kanselieren van God. Werk en win in de geest van Gods wil en u hebt het rad van for-tuin vastgelegd en u zult onbevreesd zijn voor zijn wentelingen.

    - Niets kan u vrede brengen dan uzelf, dan de triomf van uw eigen overtui-gingen.

    - In onze ziel is een dieper element dan dat der verevening, te weten: haar eigen wezen. De ziel is niet een verevenende macht maar een leven in zich-zelf. De ziel is. Onder heel de onstuimige zee der omstandigheden, waarvan het water volkomen regelmatig rijst en daalt met eb en vloed, ligt de diepe oergrond van het werkelijke Zijn. De essentie of God is niet iets betrekke-lijks, gedeeltelijks, maar het geheel.

    Het is in zichzelf evenwichtig en neemt alle verhoudingen, al het fragmen-tarische en tijdelijke volkomen in zich op. Natuur, waarheid, deugd komen uit dat Ene voort.

    - De wereldziel heeft de natuur zo vervuld met haar machtige heerlijkheid, dat het ons wel gaat zolang wij haar ingevingen navolgen.

    Een zuivere houding in het leven In onze tijd, ook hectisch, luidruchtig en strijd alom, waar alles en allen door en naast elkaar voortgaat, zien we dat sociale rechtvaardigheid en materiele welstand de mens niet beter hebben gemaakt. Ook al zijn er mooie ontwikke-lingen en mensen met een helder bewustzijn en dito levensgang.Wij die in deze tijd leven, beseffen maar al te goed dat volledige bekroning, volledig bevrijding van het innerlijk te vinden is in het leven van de ziel. Iedere mens die haar herkent, vindt daarin de juiste bodem om op voort te bou-wen. In haar komen alle eigenschappen tot hun puurste uitdrukking. In alles hoedt zij het grote leven waarin elk schepsel zijn plaats vindt. Talloze mensen, verlichte denkers, groepen zoekers, zijn aan deze tijd voorafgegaan en heb-ben iets of veel gegeven. Wat zij tot stand brachten, werkt in het nu, in onze arbeid door. Zo bracht het Transcendentalisme een grote puurheid en een reine levenshouding, eenzelfde houding die wij terugzien bij degenen die het fundament van de Geestesschool hebben vorm gegeven, en die werkten vanuit een puurheid van levenshouding begeleid door de inspiratie van haar stichters, Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri; dezelfde standing in het leven die wij tegenwoordig nastreven. Want het is toch zo, zoals gezegd wordt: Zonder de Ziel kan de Geest niet spreken, zonder de Ziel blijft de stof zwijgen. Een van de grootste wonderen van het christendom is hierin gelegen dat zij het bevrijdende pad wijst vanuit het perspec-tief van de menselijke ziel, met deze ziel als uitgangspunt, vanaf de eerste aarzelende stap tot aan haar volledige vervulling.

    Ralph Waldo Emerson hield van zijn geboortestad Boston. Hij schreef er een lang gedicht en een essay over: ‘Het genie van Boston wordt zichtbaar in haar echte onafhanke-lijkheid, in haar productieve kracht en noordelijke scherpzinnigheid van geest, die vijandig staat tegenover onderdrukking. Het is een goede stad voor zover steden dat kunnen zijn. De natuur is goed. Het klimaat is elektrisch, goed voor humor en goed voor karakter.’ Boston speelde in de achttiende eeuw een belangrijke rol in de opstand tegen de Engelese overheersing.

    sprekende titel, jawel

  • 3130 De schilder op het kruispunt

    E r zijn altijd kunstenaars ge-weest die tegen de grenzen van het waarneembare aanlie-pen en dit onderzochten.Zo hield een schilder als Piet Mondriaan (1872-1944) zich al jong be-zig met de achterliggende wetmatigheden in de verschijnende natuur. Zijn vroegste werken waren figuratief en getuigen van een intuïtie voor het wezen van de dingen. In zijn schilderijen is in het verloop van de tijd steeds duidelijker een gevoelig-heid te bespeuren voor de fijnstoffelijke energie waaruit de materie verschijnt. Zijn zoektocht bracht hem tot het expressio-nisme en hij tastte ook de mogelijkheden af van andere stijlen uit zijn tijd. Zoals het impressionisme, luminisme, pointillisme,

    fauvisme en kubisme. Hij schreef -’Men ziet in de kunst de langzame groei naar het geestelijke terwijl de makers er onbewust van zijn.’Hij vond kennelijk zijn collega’s en zich-zelf, nog niet absoluut en bewust genoeg in het onderzoeken.Later concludeerde hij dat deze stijlen wel een grote stap hebben genomen in de rich-ting van abstractie maar alleen als effect, het baseert zich voor hem nog te veel op de menselijke sensatie en eerdere estheti-sche werken.Naast zijn aftasten van de verschillende moderne stijlen, maakte hij onder invloed van het werk van Blavatsky en de Theosofie ook werk met een mystiek en symbolisch

    ’DE KUNSTENAAR GEGROEID UIT HET VERLEDEN, ZOEKT VOLGENS ZIJN INTUÏTIE … ZOVER ALS DIE GAAT.’

    De schilder op het kruispunt

    Een schilderij, dat toch een plat vlak is, kan de belevingswereld van het driedimensionale oproepen.De schilder kan dit middel zelfs gebruiken om de achterliggende ideeën van de verschijnende wereld voor de geest te brengen. De ziel achter iets, als vierde dimensie. Maar kan hij ook verder, kan hij dieper gaande, het vijf- en méérdimensionale oproepen? Of het buitendimensionale? De schilder ontspringt daarmee misschien aan het kader van het middel en wellicht ook aan dat van zichzelf.

    Modern Neo-plasticism – met een knipoog naar De Stijl – is een digitaal kunstwerk door Artsy Gypsy, 2015

  • 3332

    karakter. De theosofische leringen confron-teerden het westen via de oude oosterse wijsheid met haar eigen oude wijsheids- stroming. Het westen kreeg zo de kans zich te bevrijden van allerlei doctrines. Toch concludeerde Mondriaan dat ook met sym-bolisme een schilderij alleen maar naar een ander schilderij kon verwijzen. En in het algemeen: ‘Tot nu toe heeft de mens zich in slaap laten wiegen door de pathetische lyriek.’- De pathetische lyriek is de artistieke expressie van het tragische. - Zij bekleedt het tragische leven met een ongekende schoon-heid. - Zij schept een fictieve schoonheid: een illusie. - ‘Een vorm moet van zijn eigen tijd zijn wil het herkend worden: men kan niet relateren met dat wat men niet is of heeft. Dus alles wat van het verleden is, moet worden verworpen.’Veel kunstenaars uit die periode braken met die ‘fictieve schoonheid’ die op de officiële academies nog steeds als hoogste werdt nagestreefd. Het is een bewogen tijd waarin alles fundamenteel ter discussie werd gesteld en vele nieuwe initiatieven simultaan opbloeiden. Ook Mondriaan werd door dit nieuwe aangedreven tot een fundamentele zoektocht voorbij het oude gevestigde kader.

    Oer-verhoudingLater toen zijn werken minder figuratief werden, verdwenen de titels en num-merde hij zijn werk om associaties met het bekende te voorkomen. Zo werd in zijn kubistische werken ook de kleur minder belangrijk en de zwarte contourlijnen in zijn werk kregen een speciale betekenis, gestoeld op zijn esoterische belangstelling. Hij schreef: ‘Verticale en horizontale lijnen zijn de uitdrukking van twee tegengestelde krachten, deze bestaan overal en beheersen alles, hun wederkerige actie vormt ‘leven’.Met deze gedachten over een dualiteit in het verschijnende, kwamen ook de eerste volledig abstracte werken, die hij neoplas-tisch noemde, voorbij de vorm. Hij ori-enteerde zich daarbij op de verschijnende

    natuur en haar oorsprong: ‘Abstracte composi-tieprincipes komen niet in de natuur voor maar het is geschapen. Het is als wij erover denken’. - ‘Men moet de natuurlijke verschijning veranderen, om de natuur meer zuiver te doen zien’Hij zocht naar diepere bewustwording van het duale in het universum. Het duale prin-cipe zien we in al het verschijnende in de tijdruimte terug. Het Yin-Yang bepaalt het verschijnende. Kort - lang, man - vrouw, verschijnen - verdwijnen, zwart - wit, goed - fout, leven - dood, vrede en oorlog. Het zijn contrasten waardoor wij het verschij-nende kunnen ervaren, het wordt zichtbaar voor onze zintuigen. Je ervaart het hori-zontale duidelijk als er een verticaal op staat. Zijn focus beschreef hij met de stel-ling: ‘In het natuurlijke kunnen we waarnemen dat alle verhouding beheerst wordt door één oer verhouding die van het uiterste ene en het uiterste andere.’ - ‘We komen bij de beschrijving van andere dingen, zoals de wetten die de materie besturen.’ -. ‘Dit zijn omvat-tende generalisaties - Die niet veranderen.’ - ‘Toeval en calculatie moeten worden verwijderd’. Het gaat hem puur om het bewust worden, maar door ‘de intuïtie zover als die gaat’; Daarbij wil hij zich niet laten beperken door de grenzen van de menselijk sensatie hoewel hij die niet afwijst. ‘Het oppervlak van de dingen geeft vreugde, hun innerlijk geeft leven.’In 1914 schreef hij: ‘ik construeer op een plat vlak lijnen en kleurcombinaties met het doel algemene schoonheid zo bewust mogelijk uit te beelden’ - ‘ik wil de waarheid zo dicht mogelijk benaderen en daarom alles abstraheren tot ik kom tot het fundament van de dingen.’‘ Ik meen dat het mogelijk is door horizontale en verti-cale lijnen, geconstrueerd, bewust maar niet berekenend’ - ‘ zo nodig aangevuld door andere richtingslijnen of gebogen lijnen, desnoods, te komen tot een kunstwerk even sterk als waar’.

    Bewust abstractenHij radicaliseerde zijn werk steeds meer, en was in 1916 medeoprichter van de groep ‘Bewust Abstracten’ of ‘Werkelijk Anderen’.

    ’Ik construeer op een plat vlak lijnen en kleurcombinaties met het doel algemene schoonheid zo bewust mogelijk uit te beelden.’

    In 1966 presenteerde Yves Saint-Laurent zijn Mondriaan collectie: zes jurken (van wol en zijde in A-lijn) met de typische Mondriaan-vlakverdeling door grafische lijnen en in de primaire kleuren rood, geel en blauw

    De schilder op het kruispunt

  • 3534

    van de schoonheidsontroering bewust: hij erkent bewust, dat de schoonheidsontroering cosmisch, universeel is.’‘Door intuïtief aanvoelen, veel zien en vergelijken alleen kan men tot volkomen waardering van het nieuwe komen’.

    De werkelijk ‘moderne kunstenaar’ is Mon-driaans streven en hij zal daarbij voorbij moeten gaan aan de ontwikkeling van het gewone en intuïtieve waarnemingsvermo-gen, dat vermogen alleen is niet voldoende. Er is een nieuw ‘modern intuïtief waar-nemen’ nodig voorbij de grenzen van het oude. Dat wil hier zeggen voorbij het tijdruimtelijke. Voorbij de intuïtie van het fijnstoffelijke waarin hij eerst nog een (evolutionaire) weg zag naar het abstracte. Maar zelfs dát abstracte waaruit de materie verschijnt is zelf ook een verschijning. Het is enigszins kenbaar, waarneembaar omdat het ons bezielt, en is daardoor niet werke-lijk abstract.Het bewust verenigen met het universele abstract is hem eerst gegeven als hij ook die grenzen aflegt. Want kan men door verge-lijken, veel zien en intuïtief aanvoelen al-leen tot het waarderen komen van het wer-kelijk nieuwe als deze instrumenten nog gebed liggen binnen de mogelijkheden van het oude kader, het oude bewustzijn? Men neemt wellicht het steeds wisselende leven waar, maar niet de oerbron.Het werkelijk ‘universele abstract’ is niet waarneembaar, alleen te ‘zijn’. Als we zijn woorden in dit licht zien en zijn woorden van daaruit begrijpen, krijgt het volgende een diepere betekenis waarin het niet lan-ger gaat om het verfijnen van het persoon-lijke perceptievermogen: ‘Als het individuele niet meer in de weg staat, kan het universele zich eerst zuiver beelden. Dan eerst kan het universeel bewustzijn (intuïtie) — de oorsprong van alle kunst — zich rechtstreeks uiten; een zuivere kunstuiting ontstaan’. Een diepere betekenis krijgt dan ook een zin als: ‘Om eenheid te scheppen moet kunst niet

    uitgaan van hoe de natuur verschijnt, maar wat zij echt is.’ Het gaat om het besef; ‘eenheid schep je niet, die ís’. Zij is de oorzaak van en daardoor ook aanwezig in, de verschijnende individuele persoon.Wordt het verschijnende weer bewust één met het abstract dan werkt de een-heid door de mens-kunstenaar, elke mens is dan schepper.Of Mondriaan uiteindelijk in het ‘niet zijn’ is opgelost is hier niet belangrijk. Samen met vele tijdgenoten heeft hij beantwoord aan de drang op zoek te gaan naar het nieuwe en op die tocht hebben zij veel losgemaakt. De scheppingsdrang vanuit de oorspronkelijke wijsheid is als een kruis, het stelt een verticaal die dwars door het verschijnende horizontale leven bre-kende, dit leven bezielt met de kernkracht. Op het snijpunt van verticaal en horizontaal verschijnt het leven. ‘hun wederkerige actie vormt leven’. Er is daar wel degelijk de verschijnende vorm maar nu bezield vanuit het kaderloze. Waar de persoonlijkheid door het contrast van het duale horizontaal en verticaal, bewust wordt van de dingen daar blijkt in het ‘niet zijn’ een ander bewustzijn. In het punt van kruising is de ‘bewuste schoonheids ontroering die cosmisch universeel is’. Het is leven dat liefde is.Je kunt de schilder niet vinden als je hem apart ziet van zijn werk, de schilder bevindt zich in het schilderij.Schepper en schepping zijn een.

    Elk naturalisme verdween uit zijn werk en ook de diepte en beweging. Om verdere associatie te voorkomen met de natuur gebruikte hij nu slechts de primaire kleu-ren met zwart, wit en grijstinten voor zijn ‘nieuwe beelding’. In 1920 in een gesprek met Jean Arp (1886-1966) die hij de enige pure kunstenaar vond na het neo plasticisme, experimenteerde hij met gedachten als; kunst is kunstmatig en is als het ware het tegenovergestelde van de natuur. Arp echter antwoordde dat de natuur niet in een natuurlijke oppositie is met kunst. De oor-sprong van kunst is natuurlijk. Mondriaan zag in zijn tijd de mens van het natuurlijke naar het abstracte neigen. Door de indus-trialisatie werden de natuurlijke functies steeds meer automatisch en de aandacht lag steeds meer op het innerlijke. Er was een verandering in bewustzijn. Mondriaan liet zich ook inspireren door tijdgenoten zoals de schilder Kandinsky (1866-1944). Deze toonde zich evenals Mondriaan een zoeker naar de fundamen-tele dingen. Hij schreef: ‘De dissonanten in de schilderkunst en muziek van vandaag, zijn enkel de consonanten van morgen.’ En later: ‘Een leeg doek is een levend wonder, veel aantrekkelijker dan sommige schilderijen’.Samen met een groep vormgevers die zich ‘DE STIJL’ noemde naar het blad De Stijl, zocht Mondriaan naar een bredere toe-passing van het neoplasticisme. Hoewel voor hem de meer toegepaste kunsten als architectuur en sculptuur meer beperkt zijn in de vrije expressie, zocht hij toch de wisselwerking. Ergens moest de vereniging van architectuur, sculptuur en schilder-kunst een nieuwe vorm en realiteit creëren was zijn overtuiging. Het aftasten bij De Stijl nu honderd jaar geleden, was dan ook, in hoeverre de toepassing van neoplasti-cisme zou uitlopen op een uiterlijke stijl van vormgeven of dat het een uiting van een ‘nieuw zijn’ zou vertegenwoordigen.

    Allerlei filosofische discussies en zoeken volgden, maar veel vragen lagen buiten het bereik van de theorie.‘Een nieuwe idee was geboren, een nieuwe esthetica, het moet alleen worden begrepen en ontwikkeld.’‘Neoplasticisme is een sterk revolutionair fenomeen: het is destructief en constructief. Het vernietigt niet de actuele inhoud van vorm, maar verdiept de vorm eerder om het te verheffen in een nieuwe orde. Het breekt de grenzen van ‘vorm als individualiteit’ om een universele eenheid mogelijk te maken.’Mondriaan verwoordde zijn levenspro-bleem met:Afbeeldingen zijn grenzen. Een veelvoud van afbeeldingen en allerlei soorten van grenzen. Verwijdering van afbeel-dingen en grenzen door middel van allerlei afbeeldingen. Grens verduistert wat waar is.‘Waar is wat waarheid is? Grenzen zijn net zo relatief als afbeeldingen, als ruimte en tijd.’Rond die tijd schreef hij aan Rudolf Steiner dat volgens hem het neoplasticisme de kunst is voor de werkelijke antroposofen en theosofen van de nabije toekomst en voegt een exemplaar bij van zijn brochure ‘Het Neo-Plasticisme’.

    Neo-plasticismeNaar het ware neo-plasticisme toestrevend, worstelt hij in zijn laatste jaren nog steeds tegen de beperktheid van het tweedimen-sionale vlak als beeldmiddel. Hij vermeed de zwarte lijnen die kleurvlakken scheiden, omdat zij kunstmatig zijn. Toch heeft de denkbeeldige lijn daardoor ook zijn waar-de. Om dan te concluderen dat een lijn ook een vlak is. De lijnen werden in zijn laatste werk opgelost in kleurvlakjes. En wellicht was dat op een andere manier een middel wat dicht nadert aan zijn vroegere impres-sionistische werk waar kleurvlakken door tussentonen gescheiden zijn.Hij was er van overtuigd: ‘Inderdaad is de mens in het esthetisch aanschouwen een middel gegeven om zich met het universele abstract, dat is bewust, te verenigen.’‘De werkelijk moderne kunstenaar voelt de abstractie

    Opstelling tijdens de tentoonstelling 2017 - De Stijl 100 jaar Gemeentemuseum in Den Haag

    De schilder op het kruispunt

  • 3736 Inhoud

    O krinklende winklende waterding,Met ‘t zwarte kabotseken aan,Wat zien ik toch geren uw kopke flinkAl schrijven op ‘t waterke gaan!Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,Al zie ‘k u noch arrem noch been;Gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,Al zie ‘k u geen ooge, geen één.Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?Verklaar het en zeg het mij, toe!Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,Dat nimmer van schrijven zijt moe?Gij loopt over ’t spegelend water klaar,En ‘t water niet méér en verroertDan of het een gladdige windtje waar,Dat stille over ‘t waterke voert.O schrijverkes, schrijverkes zegt mij dan, -Met twintigen zijt gij en meer,En is er geen een die ‘t mij zeggen kan: -Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer? Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,Gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;Geen Christen en weet er wat dat bediedt:Och, schrijverke, zeg het mij, zeg!Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet,Of ‘t water, waarop dat ge drijft?Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,Of is ‘et het blauwe gewelf,Dat onder en boven u blinkt, zoo diep,Of is het u, schrijverken, zelf?En ‘t krinklende winklende waterding,Met ‘t zwarte kapoteken aan,Het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,En ‘t bleef daar een stondeke staan:‘Wij schrijven.’ zoo sprak het, ‘al krinklen afHet gene onze Meester, weleer,Ons makend en leerend, te schrijven gaf,Eén lesse, niet min nochte meer;Wij schrijven, en kunt gij die lesse tochNiet lezen, en zijt gij zoo bot?Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,Den heiligen Name van God!’

    Guido Gezelle, 1857

    Namen

    36

    Naamschildjes van alle types in het BMW-museum te München, Duitsland

    Namen

  • 3938 Namen

    E lke druppel van de golf die een stad kan verwoesten draagt de kracht van de golf; waant hij zich even de oceaan zelf, dan verdampt hij kansloos bij de eerste zonnestraal. Wat eerst was veran-kerd in een geheel, werd een individu, een naam, en meteen een doelwit, een prooi. Een naam verwerven is een heel avontuur, dramatisch, heroïsch; het is een magisch attribuut. Wie de naam kent heeft macht over het object, ten goede of ten kwade. Zo zegt althans de SF-literatuur.

    Alles in de al-openbaring heeft een naam, gekend of niet gekend. Het enige dat geen naam heeft is dat wat doorgaans ‘God’ ge-noemd wordt. Zo horen wij dan wel vaak over ‘de Naam van God’, maar niemand vernoemt die naam. Het Schrijverke van Guido Gezelle ‘schrijft en herschrijft den heiligen name van God’, maar niemand kan die lezen. Een naam definieert, bepaalt wat het is en wat het niet is. Maar hoe be-noem je iets dat tegelijk alles en niets is?

    En toch drijft een eeuwige stuwkracht in ons om dat alles-en-niets een naam en een gestalte te geven; omdat wij het ervaren als een realiteit die wij alleen maar kunnen aanbidden of bestrijden. De rede bouwt en herbouwt theorieën, het hart verbeidt het onverwachte. Gewoon omwille van de ingeboren angst dat ooit dit ongrijpbare ons zal verzwelgen. Konden wij ‘het’ maar voor ons plaatsen - man-tegen-man - om van die ondraaglijke spanning af te komen. Maar dat lukt ons nooit; het is de ultieme confrontatie met onszelf, de laatste plaats waar wij de naam - het Wezen - gaan zoe-

    ken. Dit gewaar zijn, dit weten, is niet voor niets ‘Gnosis’ genoemd, de ‘Kennisse des harten’; een axioma dat wij niet kunnen omvatten, maar dat duidelijk óns omvat. De aardse alliantie van kunst, wetenschap en godsdienst is één streven om dat hinder-lijke beeld-in-ons naar veilige zijwegen te kanaliseren. Maar steeds weer breekt dat naamloze Zijn door de reten en spleten van die wankele constructies, en steeds weer vluchten wij in de veilige massa voor de uitgestoken hand, het eeuwige aanbod om ons van de druppel te bevrijden, die telkens weer het water gevangen houdt.

    Eens, op een dag, overwint het verlangen de angst om het bestaan en ontdekken wij door de druppel heen het water dat wij zo lang met ons meedroegen; de golf en zijn kracht, de zee en zijn rust. Wat eerst als een dreiging was ervaren, ontvouwt zich tot een heilzame stroom die alle angsten en vooroordelen opruimt en zo de nuchtere en toch verlos-sende waarheid onthult: het ging uiteindelijk helemaal niet om de zolang gekoesterde druppel en zijn ronkende namen, maar om de Ene Naam, weerspiegeld in het water.

    Alle argwaan en tegenstand brokkelt af en onthult de wijde oceaan waar onze ware naam is gekend en onze plaats en rol zich steeds duidelijker gaan aftekenen. Het geraas van de eigen golfslag vervaagt en een nieuw geluid tintelt als het ware aan de innerlijke horizon, zo ver weg - en toch zo nabij: Het ruisen van de Naam die niet kan worden uitgesproken.

    Alles in de al-openbaring heeft een naam, gekend of niet gekend

    Voor verruiming van de geest werd in de twintigste eeuw vooral gedacht aan middelen. In de jaren zestig bestond bijvoorbeeld een overtuiging dat marihuana een door de goden gegeven middel was om de mensheid te behoeden voor verstarring, voor kristallisatie van de geest. Een middel om uit te breken uit het zelf-beperkende bewustzijn van vigerende maatschappelijke leefgewoontes. De idee dat je juist weer door gewenning aan dat middel de geest ging beperken werd vooralsnog verworpen. In onze eeuw doet de gedachte dat je een middel nodig hebt om de geest te verruimen opgeld met het gebruik van bijvoorbeeld ajahuascu1, een drankje dat aan een an-dere plant dan hennep z’n kracht ontleent.Geestverruiming kan als verlangen ontstaan wanneer we ons de dimensie van het totale elektromagnetisch spec-trum proberen voor te stellen. Mensen kunnen maar een minuscuul deel van dat spectrum zien.Het spectrum is in z’n geheel zo’n tien biljoen keer groter dan dat van het zichtbare licht.En de werkelijkheid die de geest omvat zou evenzeer in een vergroot mentaal spectrum bestaan. Het besef van het Ene, dat alles doordringt en alles is, zou toch ook de maximale mentale ruimte omvatten.?!Maar er is nog een reden voor het verlangen naar geest-verruiming namelijk de ervaring van benauwenis, van opgesloten zijn, de ervaring van absolute grenzen die de orde maatschappelijk en economisch stelt. Behoefte aan verruiming vanwege dreigende verstikking door een kli-maat van kleinburgerlijkheid in de aanvaarde normen van genot, gemak en gewin. Het beste kan een nieuw geloof tegemoet komen aan dit verlangen en deze behoefte, namelijk het datageloof. Het geloof dat de schier oneindige zee van data ons bewust-zijn zal kunnen verrijken en verruimen tot geestelijke proporties. Dat een oceaan van bewustzijn zal ontstaan die ons verbinden zal met de Ene en het Ene zodat benauwe-nis en kleingeestigheid voorgoed verleden tijd zal zijn. Dit vigerende datageloof is niet zonder hoop, hoop dat tech-niek en kunstmatige intelligentie ons algoritmisch zullen gaan laten bewegen in een wereld van de geest die ruim

    genoeg is om kosmisch adem te halen in een volstrekt nieuwe tijd.Dat nieuwe geestverruimende middel zou uit de chaos van over-informatie tegelijk het kwalijke huidige busi-nessmodel ordenen tot een efficiënt opererend niet-scha-delijke milieubewust leefklimaat. Immers dat businessmo-del nekt nu aarde, natuur en mensen.Terecht stelt de schrijver Yuval Noah Harari in zijn boek Homo Deus de vraag of we werkelijk in het datageloof als geestverruimend middel mee willen gaan door aan te nemen dat onze organismen echt alleen maar algoritmen zijn en dat het leven slechts dataverwerking is.Met als slotvraag: “Wat is waardevoller: intelligentie of bewustzijn?”.

    De recente keuze voor een techreus als Facebook door de meerderheid van de bevolking, met als gevolg een blijven-de binding aan de data die we zelf uit ijdelheid genereren maar die niet meer ons bezit zijn, doet vermoeden dat we ten langen leste in meerderheid kiezen voor het gemak, genot en gewin vanuit een virtuele werkelijkheid. We vergeten daarbij graag dat elk geestverruimend mid-del, of het nu natuurlijk stoffelijk is of mentaal digitaal, ons afhankelijk maakt van machthebbers buiten onszelf.We vergeten dan dat er een ineigen geestverruimende middelaar is, zonder digitale afhankelijkheid, zonder toediening van stoffen van buitenaf en dat Gnosis ons die middelaar kan doen kennen en bewust worden. Geest-verruiming kan dan het opruimen van onwetendheid inhouden. De ineigen middelaar schenkt ons de geeste-lijke ruimte en openheid, want waar die Geest is, daar is vrijheid.

    column

    Geestverruiming

    Het datageloof als geestverruimend middel

    1. Ayahuasca wordt gemaakt uit twee planten: de Psychotria viridis

    en de slingerplant Banisteriopsis caapi. De Psychotica viridis bevat de

    werkzame stof DMT. De Banisteriopsis zorgt ervoor dat DMT niet afge-

    broken wordt en lang blijft doorwerken. Bron Jellinekkliniek

    39

  • 4140 Mika Waltari

    Werkzaamheid en persoonlijkheidMika Waltari be-gon met de studie theologie om een Lutherse predikant te worden net als zijn vader en oom. Al snel verliet hij de theo-logische faculteit nadat hij had begrepen dat hij daar geen antwoorden kon krijgen op zijn brandendende innerlijke vragen. In plaats daarvan studeerde hij in 1929 af in praktische filosofie, Finse literatuur, esthe-tiek en kunstgeschiedenis. Innerlijk delibe-reerde hij voortdurend over uiteenlopende ideeën over godsdienst. Toen hij nog een jonge man was schreef hij aan een vriend:‘En nu geloof ik. Ik heb eindelijk een religie. Ik geloof dat God en satan, hemel en hel zich in ieders hart bevinden waarvan hij die naar de uiterlijke wereld heeft geprojecteerd. Slechts daar kan hij hen vinden en daarvoor moet de mens herboren worden. Dit betekent dat de dominerende geestestoestand een grote univer-sele liefde voor alle mensen moet zijn, zonder enige distinctie wat goed en kwaad betreft. Het zijn immers beide uitgangspunten; er is geen tijd; het eeuwige leven kan hier op aarde ondergaan worden; en de dood is iets onbelangrijks; sterven betekent alleen maar dat het leven door nieuwe vormen wordt vervangen’.1

    Waltari was een productieve schrijver die veel genres beheerste. Hij schreef gedich-ten, romans, novellen, misdaadromans en toneelspelen voor t.v., radio en het theater.2 Hij was een hardwerkende journalist en al-tijd moedigde hij jonge schrijvers aan. Hij volgt zijn helden naar de tijden en plaatsen waar zij Cusanus, Paracelsus, Tempelieren, Jezus, Paulus en Petrus ontmoeten. Dikwijls moeten zij hun goddelijke afkomst vinden en aanvaarden teneinde zich met de god-heid te verbinden.Waitari’s karakter kende uitersten want hij leed aan een bipolaire stoornis die ex-treem krachtige hyper maniakale uitingen veroorzaakte, die gevolgd werden door zware depressies. Dit wordt weergegeven in de manier waarop zijn hoofdpersonen reageren in uiteenlopende eisen stellende situaties; het zijn meestal slappe en mee-gaande mannen. Net als de auteur kennen zij ogenblikken van geëxalteerde visioenen, maar daarna gingen zij twijfelen. Het resul-taat is dat zij moeite hebben hun innerlijke drijfveer te volgen.

    Sinuhe de EgyptenaarDeze roman is gesitueerd in de tijd van

    SCHRIJVER EN GEÏNSPIREERD ZIENER

    Mika Waltari (1908-1979) werd in de gehele wereld bekend door zijn historische roman The Egyptian die in 1945 verscheen. Dit boek is vertaald in meer dan veertig talen en is in Hollywood verfilmd. De roman was een internationale bestseller en wordt nog steeds her-drukt. Waltari was en is heel erg gewild en populair in zijn eigen land en ook in een aantal andere landen. In zijn historische romans zijn de hoofdfiguren, vaak een soort tweede ik van de auteur, een vurig zoeker naar waarheid wiens zoektocht (queeste) gepaard gaat aan smart en lijden. Zijn helden zijn niet tevreden met de gewone religie van hun tijd, maar verlangen naar eerstehands ervaring. Dit artikel gaat over de goddelijke aanraking zoals die door enkele van zijn hoofdpersonen wordt ervaren.

    Mika Waltari

    Foto © OM-arkisto

  • 4342 Mika Waltari

    godheid. De druk die de farao uitoefende veroorzaakte een storm van protest. In de roman wordt beschreven hoe Achna-ton tracht het rijk van zijn god op aarde te vestigen. Dit gedrag beïnvloedde Sinuhe negatief; hij wordt door twijfel overmand waardoor de zekerheid die hij ervoer door de eens ervaren goddelijke inspiratie uitdoofde. Horemheb en hij pleegden een misdaad. Sinuhe die tot verbanning werd veroordeeld, blijft voor de rest van zijn leven twijfelen.

    Toerms, de onsterfelijke (The Etruscan) Dit verhaal gaat over het leven van Toerms tussen 520 en 450 v.Chr. Als kind werd Toerms door de bliksem getroffen maar hij stierf niet. Hij kent zijn afkomst nog niet, maar hij voelt wel dat hij onsterfelijk is omdat hij in geëxalteerde toestand en door kracht overheerst, in staat is een storm op te roepen. Ook weet hij dat hij geen reden heeft om bang te zijn voor de bliksem. Het verhaal begint in Delphi waar Toerms het orakel ontmoet teneinde bevrijd te wor-den van zijn schuldgevoel over het verbran-den van een tempel in Efeze. Daar ontmoet hij Doreius, een afstammeling van Heracles. De twee besluiten om naar Sicilië te reizen. Hun vele avonturen en gevechten en niet in de laatste plaats zijn geliefde Arsinoe, godin van Aphrodite, houden hem af van het zoe-ken naar het echte doel van zijn leven. Er gaan veel jaren voorbij voordat Toerms zo ver is dat hij zijn innerlijke roep volgt. Hij vindt uit dat hij een Etrusk is en geen Griek en dat hij de zoon van Lars Porsenna is, die de Romeinen bevocht op de heuvel Janiculum in Rome. Nu wordt hij gecon-fronteerd met het Etruskische geloof dat zij die door de bliksem worden geraakt en het overleven aan god behoren. Dit kan gezien

    worden als verwijzing naar de toestand van het slangenvuur. Toerms keert terug naar de stad van zijn vader, naar Clusium, (nu: Chiusi) waar hij als een lukomo, een hogepriester voor zijn stad en mensen, actief wordt. Hij heeft een direct contact met de godheid (de enige god die voor normale mensen gesluierd blijft maar ongesluierd is voor een lu-komo). Omdat hij niet meer alleen voor zichzelf leeft, is hij in staat zijn mensen gelukkig te maken en hun welzijn te bevor-deren. De eerdere lukomo’s vertelden hem dat de velden geen goede oogst door zijn eigen kracht geven maar dat alles alleen maar door hem tot uiting komt; hij moest zich niet laten verleiden tot aardig zijn maar zijn mensen dienen; echter, hoewel ieder mens een onsterfelijk zaad draagt, zijn de meesten tevreden met de wereldse zaken zodat hun zaad nooit vrucht draagt.

    farao Achnaton in de periode van ong. 1390 tot 1335 v.Chr. Sinuhe, de verteller is de arts van farao Achnaton in wiens schedel hij een gat boorde. Op een later moment neemt Sinuhe aan dat hij van koninklijke afkomst is omdat hij een lichtere huid heeft en niet gespierd is. In het begin van de roman is het al duidelijk dat hij in bal-lingschap gezonden zal worden naar een afgelegen grensgebied. Hij blijft echter een Efeziër.Als een jonge student wordt Sinuhe gevraagd de koninklijke schedelboorder Ptahor te assisteren tijdens de laatste ogen-blikken van de farao. Daar ontmoet hij de prins die later farao Achnaton zal zijn. Ik herkende de stem van de prins en zijn slungelachtige figuur en wierp mij nederig aan zijn voeten, ik durfde niet te spreken. Ongeduldig raakte hij mij met zijn voet aan. ‘Sta op, dwaas. Niemand kan ons zien, dus h