2012 Poezieproject DANSEN MET TAAL Vormgegeven

100
Dansen met taal Poëzielessen Poëziefestival Landgraaf 2012

description

Dit is een ideeënboekje voor leraren, ouders of anderen om met poëzie aan de slag te gaan - staat vol met leuke gedichten die ook gewoon voorgelezen kunnen worden. Doelstelling is om kinderen creatief met taal te laten werken. Veel plezier ermee!

Transcript of 2012 Poezieproject DANSEN MET TAAL Vormgegeven

Dansen met taal

Pozielessen

Poziefestival Landgraaf

2012

2

Inhoudsopgave

Inleiding Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Brugklas Tweede klas Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3

5 7 - 10 11 - 19 21 - 26 27 - 33 35 - 45 46 - 59 61 - 68 69 - 78 80 - 87 88 95 97 98 99 100

3

4

InleidingHet Poziefestival Landgraaf wil de jeugd graag in aanraking brengen met gedichten en dichters, met als doel dat ze pozie te lezen maar ook zelf te schrijven, in bredere zin creatief bezig te zijn met taal. Daarnaast stimuleren we jongeren om samen te werken en een kritische blik op kwaliteit te ontwikkelen. Daarom ziet u in de pozielessen die voor u liggen globaal steeds dezelfde opbouw namelijk: a. een aantal gedichten om te laten (voor)lezen of beluisteren b. een activiteit waarbij jongeren creatief aan de slag gaan met gedichten, ook met muziek, beeld of anderszins c. een evaluatie waarbij gevraagd wordt naar de kwaliteit. Zoals u wellicht weet, is er een pozieleerlijn voor VO en zijn er kerndoelen voor zowel basis als voortgezet onderwijs (zie bijlagen achterin). De Rijksuniversiteit Groningen is momenteel een pozieleerlijn voor PO aan het ontwikkelen. Wij houden U graag op de hoogte. We danken de leraren en leerkrachten uit de klankbordgroep voor hun kritische blik op dit lessenpakket. Daarnaast ook de nieuwste PABO voor de enthousiaste reactie. Ook zijn we Jacek Galazka van bureau Okographia dankbaar voor de leuke illustraties. Het moge duidelijk zijn dat deze pozielessen enkel en alleen een handreiking zijn en dat U de leerlingen en de leerstof het beste kent, dus deze lessen kunt aanpassen zoals u dat goed dunkt. We hopen dat u ons wilt laten horen wat U met deze lessen gedaan heeft, of als U suggesties of zelf pozielessen heeft dan vernemen we dat ontzettend graag. Laat u ons iets weten? Veel plezier met pozie! Namens het bestuur van Poziefestival Landgraaf Marieke Dresen [email protected] [email protected]

Bijlagen 1. Basisvorming kerndoelen 2. SLO leerlijn voortgezet onderwijs korte samenvatting 3. Basisonderwijs kerndoelen

5

Groep 1 en 2

6

DOELSTELLINGEN Luisteren naar liedjes en versjes (klanken horen) Bewegen erbij (ritme en lichaam) Smaak ontwikkelen

Groep 1 Thema: lichaam en bewegen VoorafZorg voor veel boeken met rijmpjes en versjes in de klas. Selecteer er een aantal die u zelf leuk vindt. Hieronder is slechts een greep uit een groot aanbod. Vergroot er een paar (liefst met een illustratie erbij), plastificeer ze op gekleurd papier.(verschillende kleuren per liedje). Hang deze in het klaslokaal op. Stap 1: Geef een zeer korte introductie over het lichaam en vertel dat we een paar dagen liedjes gaan zingen en de bewegingen erbij gaan maken. Houd het liedje of het versje omhoog (nogmaals liefst met een afbeelding en op een gekleurd papier) en laat de kinderen goed kijken. Zing het liedje of zeg het versje op en doe de bewegingen erbij. Herhaal dit enkele malen. Vraag daarna of ze het mooi vonden. Stap 2: De dag daarop komt er weer een liedje of versje. Eerst laten zien, dan voordoen en vervolgens na laten doen en weer wordt gevraagd of ze het mooi vonden. Stap 3: Nu mag een kind een liedje of versje kiezen wat hij leuk vond. Ook dit doet u een paar keren.

7

LiedjesLiedje 1:kent u het niet kijk dan: http://www.kinderliedjes.nu/0-2-jaar/dit-zijn-mijn-wangetjes/

Dit zijn mijn wangetjes en dit is mijn kin. Dit is mijn mondje met tandjes erin. Dit zijn mijn oren, mijn ogen, mijn haar. Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar. Liedje 2:Kent u het niet kijk dan: http://www.youtube.com/watch?v=XKjkKneL0WI

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Oren , ogen, puntje van je neus Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Mmm, schouders, knie en teen, knie en teen Mmm, schouders, knie en teen, knie en teen Mmm, ogen, puntje van je neus Mmm, schouders, knie en teen, knie en teen Liedje 3: Ik ben zo blij zo blij Dat mijn neus van voren zit en niet opzij. Ik ben zo blij zo blij Dat mijn neus van voren zit en niet opzij.

8

VersjesVersje 1: Naar bed, naar bed, zei Duimelot. Eerst nog wat eten, zei Likkepot. Waar zal ik het gaan halen, zei Lange Jan. Uit Grootmoeders Kastje, zei Ringeling. Dat zal ik verklappen, zei 't kleine ding. Versje 2: Hier is mijn hand, met 5 vingers eraan, Die allemaal recht op een rijtje staan 5 vingers hier, 5 vingers daar, 10 broertjes en zusjes zijn hier bij elkaar. Versje 3: HANDJES WASSEN Handjes wassen, wat een pret! Juf heeft alles klaar gezet. Met mijn handjes wrijf ik flink, Duimpje, vingertjes en mijn pink. Mooi gewassen, ik ben klaar. En de handdoek die ligt daar. Versje 4: SCHONE HANDJES van Miep Diekman Schone handjes schone tandjes schoon gezicht de dag gaat dicht uit is het licht hallo, zegt het bed Ben je daar weer? Want ik dacht net jij komt niet meer. kom er maar lekker onder gekropen morgen vroeg gaat er weer een dag open.

9

Versje 5: Mijn hand Kijk, dit is mijn hand Vijf vingers zitten eraan Die kunnen heel goed buigen En ook weer rechtop staan De dikke is mijn duim Die houd ik nu omhoog Met deze kan ik wijzen Naar mijn mond en naar mijn oog Dit hier is de langste, Dat zie je z heel goed En dit is mijn ringvinger, Waar je een ringetje omdoet De kleinste is mijn pinkje, de dunste zie je wel vijf vingers aan mijn handje let op als ik ze tel: 1, 2, 3, 4, 5.. Versje 6: Ik ben de dikste dat is bijzonder, Ik kan likken en wijzen, is dat geen wonder Ik ben de langste dat is een goed ding Ik ben de mooiste, want ik draag een ring Ik ben de kleinste met de meeste praatjes, Want ik pas in de kleinste gaatjes.

10

Groep 2 Thema: tellen VoorafZorg voor veel getallen in en om je lokaal. Maak een "getallenlijn" met in ieder geval de getallen t/m 10 en hang losse getallen op in het lokaal. U kunt bepaalde voorwerpen nummeren zodat kinderen getallen leren kennen en gebruiken. Kies de versjes of liedjes die u leuk vindt, natuurlijk zijn er nog veel meer. Dit is maar een selectie. Hang de gedichten op, liefst met een illustratie erbij en als u wilt op gekleurd papier en plastificeren. Stap 1: U vertelt dat we gaan tellen. Misschien is er al een kindje dat dit kan? Laat ze rustig vertellen. Vervolgens legt u uit wat rijmen is. Misschien vindt u het leuk om uit het programma Koekeloere http://player.omroep.nl/?aflID=7980897 de aflevering (of een gedeelte ervan) Rijmmachine te laten zien. Stap 2: Daarna draagt u een versje voor of zingt een liedje. Stap 3: Vervolgens doet u het samen met de kinderen en stimuleert hen om ofwel te tellen ofwel te rijmen. Stap 4: Vraag hoe ze het versje hebben gevonden en als u er meerdere heeft gedaan, laat ze dat versje/liedje kiezen wat ze het mooiste vinden. Stimuleer ze dat ze gezamenlijk (even in een groepje) een versje/liedje kiezen Andere leuke boeken: Het cijferwinkeltje van Marianne Busser, Ron Schroder. House of Books Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle bij ,Gottmer 1, 2, 3 ik tel de dieren die ik zie van Eric Carle bij Gottmer) Een duizendpoot op schoenen van Tony Rossbij Sjaloom/Wildeboer

11

LiedjesLiedje 1:Kent u het niet, kijk dan http://www.youtube.com/watch?v=FFKnxP4PQGg

Een, twee, drie vier, Een hoedje van papier En als het hoedje dan niet past Dan zetten we t in de glazenkast Een, twee, drie vier Een hoedje van papier Liedje 2: Kent u het niet dan kunt u op kennisnet het liedje horen Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot. De sloot was toegevroren, ze waren bijna dood. Ze kwaakten niet, ze kwekten niet van honger en verdriet. Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.

12

Liedje 3: De ZevensprongHoud de handen van een kindje vast. U zingt het liedje en draait een rondje terwijl u zingt. Op en dat is 1 doet u een stap naar voren met 1 been. Hierna begint u het liedje opnieuw te zingen terwijl u een rondje draait. Er komt dan telkens een nummertje bij. Elk nummer heeft zijn eigen beweging. 1=been naar voren 2=andere been naar voren 3=op n knie gaan zitten 4=ander knie erbij 5=op n elleboog leunen 6=op andere elleboog leunen 7=helemaal in elkaar gedoken op de grond met je hoofd tussen je armen

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, Heb je wel gehoord van de zevensprong Ze zeggen dat ik niet dansen kan, Ik kan dansen als een edelman Dat is n... Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, Heb je wel gehoord van de zevensprong Ze zeggen dat ik niet dansen kan, Ik kan dansen als een edelman Dat is n... Dat is twee... Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, Heb je wel gehoord van de zevensprong Ze zeggen dat ik niet dansen kan, Ik kan dansen als een edelman Dat is n... Dat is twee... Dat is drie... Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, Heb je wel gehoord van de zevensprong Ze zeggen dat ik niet dansen kan, Ik kan dansen als een edelman Dat is n... Dat is twee... Dat is drie... Dat is vier...En zo gaat u door tot zeven.

13

Liedje 4: Tien kleine visjes Die zwommen naar de zee Moeder zei: Maar ik ga niet mee Ik blijf lekker in die oude boeren sloot Want in de zee zwemmen haaien En die bijten je blub, blub, blub, blub,blub blub, blub, blub, blub, blub blub, blub, blub, blub, blub Negen kleine visjes Die zwommen naar de zee Moeder zei: Maar ik ga niet mee Ik blijf lekker in die oude boeren sloot Want in de zee zwemmen haaien En die bijten je blub, blub, blub, blub,blub blub, blub, blub, blub, blub blub, blub, blub, blub, blub Acht kleine visjes Die zwommen naar de zee Moeder zei: Maar ik ga niet mee Ik blijf lekker in die oude boeren sloot Want in de zee zwemmen haaien En die bijten je blub, blub, blub, blub,blub blub, blub, blub, blub, blub blub, blub, blub, blub, blub Zeven kleine visjes Die zwommen naar de zee Moeder zei: Maar ik ga niet mee Ik blijf lekker in die oude boeren sloot Want in de zee zwemmen haaien En die bijten je blub, blub, blub, blub,blub blub, blub, blub, blub, blub blub, blub, blub, blub, blubEn zo gaat u door tot er maar een visje is en dan is de laatste regel

En die bijten je dood.....

14

VersjesVersje 1: Tel je mee Ik zal je leren tellen doe maar even mee n appel en n appeltje dat zijn er samen......twee Zo leer je heel goed rekenen dit is de eerste les van n naar twee van twee naar drie en vier en vijf en zes Maar vallen al die appeltjes dan op de grond - pardoes dan heb je er geen vijf of zes dan heb je appelmoes! Versje 2: Annie M G Schmidt Mevrouw de Pauw wou graag een hond Ze was zo vaak alleen Toen kreeg mevrouw de Pauw een hond En dat was nummer een. Mevrouw de Pauw liep door de stad. Wat liep er met haar mee? Een hondje dat geen baasje had En dat was nummer twee. Mevrouw de Pauw liep door het land En kocht met veel plezier Twee honden in een hondenmand Nu had ze er al vier Mevrouw de pauw liep weer naar huis. Wat kreeg ze daar te zien? Zes honden onder het fornuis! Nu had ze er al tien. Mevrouw de pauw zat in haar stoel En keek eens om zich heen. Tien honden was een heleboel. Nu was ze niet leer alleen.

15

Versje 3: En konijntje met zijn oren in de knoop twee kabouters met hun billen in de stroop drie slakken op een hoofd met weinig haar vier sappige augurken in een oude kandelaar. Vijf bakkers met een kikker in hun brood zes dames met een monster op hun schoot wel zeven beren op een rode autoped en acht Bengaalse tijgers in een super-stapelbed. Negen spinnen in de zakken van je jas tien blote krokodillen in het gras en wanneer je dit straks zingen gaat in bad dan heb je alle cijfertjes van n tot tien gehad! Uit: Het grote versjesboek Versje 4: 5 Kaboutertjes die dansten in het bos n gaat er weg, op visite bij de vos. 4 Kleine kaboutertjes die dansten in het bos n gaat er weg, om te slapen in het mos. 3 Kleine kaboutertjes die dansten in het bos n gaat er weg, want zijn vetertje zit los. 2 Kleine kaboutertjes die dansten in het bos n gaat er weg, want die werd moe van dat gehos. 1 Kleine kaboutertje danst nu helemaal alleen hij kruipt vlug in zijn paddenstoel en nu zie je er geen n. Versje 5: Eerlijk delen Eerlijk gaan we alles delen ik krijg evenveel als jij ik leg twee peren op de tafel n voor jou en n voor mij Ik pak vier koekjes uit de trommel samen delen - ieder twee en wat leer je van dit versje? eerlijk delen valt best mee

16

Versje 5: Doe je even mee?(U zegt) doe je even mee?

een en een is..... (klas) twee(U zegt) en nu dan deze hier

twee en twee is .... (klas) vier(U zegt) en nu de derde les

drie en drie is ..... (klas) zes(U zegt) en had je dat gedacht? vier en vier is .... v acht (U zegt): en heb je 't al gezien?

vijf en vijf is .... (klas) tien Versje 6: Annie M G Schmidt Zeven zoete zuurtjes zaten in een fles, Maar ntje rolde in de goot. Nu zijn er nog maar... Zes zoete zuurtjes. Daar kwam een heel oud wijf, die heeft er eentje weggepikt. Toen waren er nog..... Vijf zoete zuurtjes. Toen kwam mijn nicht Marie, die heeft er twee gekregen. Toen waren er nog ... Drie zoete zuurtjes. Toen kwam de kruidenier, die bracht voor mij een zuurtje mee. Toen waren er weer.... Vier zoete zuurtjes, en toen kwam tante Mien, die deed zes zuurtjes in de fles. Toen waren het er.... Tien zoete zuurtjes. Ik at ze op alleen. Nu is het hele flesje leeg. Nou heb ik er geen een.

17

Versje 7: Jac. v. d. SterLaat als u wilt de kinderen het laatste rijmwoordje zoeken. Stimuleer ze ook om de rangtelwoorden te zeggen , de eerste drie regels kunnen ze na een tijdje wellicht opzeggen.

Zeven treden heeft de trap Als ik op de eerste stap, Zegt ie. Zou die zeggen als ie sprak: Krak!? Zeven treden heeft de trap Als ik op de tweede stap, Zegt ie Maar natuurlijk zegt ie niks Kriks! Zeven treden heeft de trap Als ik op de derde stap, Zegt ie t Lijkt maar doordat ik liep Piep! Zeven treden heeft de trap Als ik op de vierde stap, Zegt ie Nou, dat blijft maar onder ons. Bons! Zeven treden heeft de trap Als ik op de vijfde stap , Zegt ie Zei die, als ie spreken kon Plon!

Zeven treden heeft de trap Als ik op de zesde stap, Zegt ie Even denken.. kom nou vlug. Uch! Zeven treden heeft de trap Als ik op de laatste stap zegt ie Nee, dat weet ik niet zo gauw Au!! Niks hoor, het is heus geen grap. Dat zei ik en niet de trap. k Ben daarboven uitgegleden En nou lig ik weer beneden. Zeg ik Nee, nou doe ik niet meer gek Vlug naar boven. Ik heb trek. Krek!

18

19

Groep 3 en 4

20

DOELSTELLINGEN Luisteren naar gedichten (rijm horen) Eerste stapjes zetten om zelf ervaringen te verwoorden, maar ook dingen te verbeelden Aangeven wat leuk of minder leuk is

Groep 3 Thema: lievelingsdingen VoorafU bereidt zelf een slingertouw voor met uw favoriete spulletjes eraan, bijvoorbeeld foto aan sleutelhanger, ansichtkaart, een medaille, knuffelbeestje, kastanje of slakkenhuisje, een stukje stof en van sommige dingen kunt u wellicht alleen een plaatje meenemen (van uw poes of hond bijvoorbeeld). Het eerste stukje touw laat u leeg. Als u alle dingen hebt vast gemaakt, stop het touw in een ondoorzichtig tasje (bijv. een plastic- of linnentasje). Bij ieder voorwerp vertelt u straks waarom je het zo graag wilt bewaren. Laat deze voorwerpen nog niet zien en houdt het touw in een tas. Bereid het gedicht van Ienne Biemans voor zodat u het uit het hoofd op kan zeggen. Zorg dat u touw en een aantal blanco kaartjes met een gaatje erin geperforeerd klaar heeft liggen. Kies een paar gedichten die u leuk en nuttig vindt. Kopieer deze op gekleurd papier en plastificeer ze Stap 1: Ga in een kring zitten en pak de tas en zeg dat je iets bijzonders hebt meegenomen, spulletjes waar u heel dol op bent, die niet verloren moeten raken. Nu heeft u daar een oplossing voor bedacht. Trek voorzichtig een stukje leeg touw uit de tas, maak het spannend. Begin dan langzaam het gedicht op te zeggen. Ik heb een touw Ik heb een touw Om vast te binden Alles wat ik mooi kan vinden. Alles waar ik veel van hou Bind ik vast aan mijn slingertouw Ienne Biemans Stap 2: Laat de kinderen nu de spulletjes zeggen die u verzameld heeft en stel vragen en/of vertel waarom u deze dingen heeft gekozen

21

Stap 3: Stel dan de vraag: welke spulletjes zou jij eraan willen hangen.? Wat vind jij heel mooi en wil je niet kwijtraken? Lees enkele gedichten voor om de kinderen op ideetjes te brengen. Stel vragen over de keuze van lievelingsvoorwerpen. Laat enkele kinderen iets opnoemen en stel vragen. Soms kun je het niet eraan hangen maar moet je een foto of tekening ervan hebben. Stap 4: Vraag aan de kinderen om allemaal een ding in hun hoofd te nemen dat zij aan zo'n touw zouden willen hangen. Vertel dat je het gedichtje nog een keer op gaat zeggen en daarna een aantal kinderen zal aanwijzen die hun ding op mogen noemen na de zin alles waar ik veel van hou .(Doe dit een aantal keer achter elkaar. Zorg ervoor dat alle kinderen aan de beurt komen en dat u het gedicht ongeveer 6 keer opzegt. Bij een klas van 30 betekent dit dus dat u iedere keer 5 kinderen een beurt geeft.) Klap het ritme van de mee tijdens het opzeggen. Stap 5: Zeg het nog een keer en laat woorden weg zodat de kinderen zelf kunnen aanvullen. Vraag dan aan de kinderen wie het gedicht al denkt op te kunnen zeggen. Laat enkele kinderen dit proberen. Help waar nodig. Stap 6: Zeg vervolgens zelf het gedicht weer op en laat alle kinderen het nu zachtjes meezeggen. Stap 7: Laat de kinderen nu zelf een eigen slingertouw maken. Geef hen een draad en een aantal blanco kaartjes met een gaatje erin geperforeerd. Laat hen hierop tekenen wat zij mooi vinden/waar zij van houden. Leg ook een aantal korte draadjes klaar. Deze kunnen zij eventueel gebruiken om de kaartjes vast te knopen. Stap 8: Ga weer met de kinderen in de kring zitten. Laat ze hun slingertouw voor zich op de grond leggen. Vraag de kinderen om nog een keer heel goed te luisteren naar het gedicht. Zeg de tekst nog een keer terwijl je met je ene hand het ritme meeklapt op je been en met de andere hand je touw vasthoudt. Pak zelf een paar van deze touwen en bekijk deze met z'n allen. Wat hangt er allemaal aan? Laat degene die het touw gemaakt heeft vertellen waarom hij deze dingen eraan heeft gehangen. Stap 9: Vraag aan de kinderen welk touw ze heel mooi vinden en waarom. Eventueel hangt u alle slingertouwen op in het klaslokaal (met veel dank aan Miranda de Heus voor het idee)

22

Gedichten1. Miep Diekman Als ik groot ben, lieve beer, Word ik ook een baard-meneer Of misschien word ik een dame Maar we blijven altijd samen En we blijven net als zij Lief maar dom, he ik en jij. 2. Zak van Theo Olthuis Weet je wat ik allemaal in mijn zak heb? Bijna alles!... Even voelen Of het er nog zit: Sleutel, touwtje, spijker, vlakje, Fluitje, knikker, kersenpit Stukje spiegel, stukje kauwgom, Viltstift, brandglas, Elastiekje, magneetje, Zakdoek, zakmes, stopverf, tand Ook nog een dubbeltje op zn kant En onderin zoals altijd Negen en- negentig korreltjes zand En een vastgeplakt chocolaatje, Maar dat telt niet mee, Was ik vergeten op te eten, Lust jij het soms? nee? 3. De zonnebloem van Mies Bouhuys Nee, maar! De zon is gevallen Geloof je niet wat ik zeg? Hij staat op een hoge stengel Te wiegelen langs de weg

23

4. Logeerkoffertje van Karel Eykman Als je bij tante slapen gaat, Wat neem je dan allemaal mee? Als je bij tante slapen gaat, Dan ben je geen kindje, daar ben je log Een doos bonbons voor tante, Je pas gekochte rode wanten, Je borstel en daar bovenop De kleine borstel voor de pop, Je nieuwe bloemetjespyama, Een lege lippenstift van mama, Dat is het dan. En wat nog meer? Je vieze oude knuffelbeer? Het koffertje is nu wel vol. Het dekseltje staat helemaal bol. Als je bij tante binnenstapt, Dan zoek je daar je bedje op. En als je je koffertje openklapt, Dan pak je de boel eruit, die erin is gepropt. Het koffertje dat je meekreeg Wordt uitgepakt, helemaal leeg. Wat is het dan weer deze keer? Die vieze oude knuffelbeer! De lege lippenstift van mana De nieuwe bloemetjespyama De borstel en daar bovenop De kleine borstel voor de pop De pas gekochte rode wanten En de doos bonbons voor tante! 5. Joke van leeuwen Koekeloere Zie je mij? Flitssss, Ik fiets je zo voorbij, Vliegensvlug, Supersnel, Ringggg! Dat is mijn fietsebel.

24

6. Miep Diekman Balonnetje Blazen Kanl Kapot De poes schrikt zich rot De poes die is bang Bal bal balonnetje Pang pang pang 7. De zee van Judith Herzberg De zee kun je horen Met je handen voor je oren In een kokkel, In een mosterdpotje, Of aan zee 8. Gebroken van P. Louwerse Ik had een keurig mooie Een keurig mooie pop, Met fijne stoffen laarsjes, Em porseleinen kop. Ze had een rok met stroken Een hoedje met een veer Een zonnescherm en ketting En k weet niet wat al meer. Maar k heb haar laten vallen, Mijn keurig mooie pop. En wel in duizend stukjes Was nu de poppekop. Wat zal ik nu beginnen? Ik huil mijn oogjes blind! Ik heb mijn pop gebroken, En nu heb ik geen kind!

25

9. Annie M G Schmidt Twee lepeltjes in een doosje, Die lagen daar zoet en stil. Ze lagen daar al een poosje, De hele maand April. Ze lagen daar maar te praten Met een heel verdrietig gezicht. Ze voelden zich zo verlaten, Het doosje bleef altijd dicht. Wie wil er met ons roeren In koffie of in thee Of t kindje pap met ons voeren, Zo riepen ze alle twee. En kwam er toen iemand? Jazeker En toen, toen mochten ze elk Roeren in een beker Met chocolademelk! 10. Recept van Theo Olthuis Neem een emmer limonade En een pan met choco-ijs Doe daarbij tien groene lollies, Spekkies, kauwgom en anijs, Daarna nog een onsje koekjes, Zuurstokken, drop en suikerspin, Zwartopwit en veertien toffies, Dan zit er alles wel in. Zo, nu nog even roeren, k denk vast dat je ervan houdt Ojee, ik ben nog iets vergeten: Een pondje kiespijnpoeder Anders gaat het zeker fout!

26

Groep 4 Thema: dieren VoorafMaak een woordenmobiel met twee soorten woorden namelijk dierennamen met aan de andere kant de afbeelding en dan werkwoorden die rijmen op een van de dierennamen (kijk naar stap 2) . Doordat de woorden ronddraaien in de wind komen er steeds andere combinaties. Zorg voor de tekst van gedicht van T. Lehmann genaamd Piep. Kies een aantal gedichten die u mooi vindt over dieren en kopieer ze op gekleurd papier en plastificeer deze. Ook zorgt u voor een groot aantal halve A 4tjes (overigens kunt u ervoor kiezen om deze al meteen aan elkaar te nieten zie stap 4 en 5) Stap 1: We gaan het de komende tijd over dieren hebben. Kijk eens naar de woordmobiel en wijs enkele dieren aan en laat ze ronddraaien. Laat de kinderen ook dieren noemen. Wat is een gedicht? Monique en Hans Hagen, bekende kinderdichters praten met kinderen over een gedicht http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081120_poezie01 Of eventueel nog iets http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081106_slaapliedje01 Stap 2: Vertel dat er een speciaal dierencircus is, genaamd Circus Bravissimo met hele speciale dieren die kunnen zo ontzettend veel dingen Nu komt de directeur (dat bent u) en kondigt de dieren aan: Welkom in circus Bravissimo en u gaat genieten van een speciale voorstelling namelijk we komen Torren die hard knorren Slangen die was ophangen Wolven die kunnen golfen Spreeuwen die hard geeuwen Apen die Mussen die Muizen die Beren die Roeken die Kamelen die Raven die Kippen die Schapen die Kraaien die Dassen die Geiten die Bijen die Vissen die Bokken die

27

Met dank aan Hans Vermeer Lees gedichten voor over dieren bijvoorbeeld het gedicht van Ted van Lieshout over de olifant die wilde leren vliegen in het circus Bravissimo. Stap 3: Vraag de kinderen welke dierengeluiden ze kennen. Laat hen verschillende dieren nadoen en schrijf hun antwoorden op het bord. In een volgende ronde doen de kinderen een dier na in een bepaalde stemming. Hoe blaft een hond die vrolijk is? Hoe tjilpt een zenuwachtige mus? Hoe balkt een verdrietige ezel? Vertel de kinderen dat ze een gesprek tussen twee muizen zullen lezen in muizentaal. Deel de tekst uit en laat de kinderen in stilte lezen. Ten slotte leest u het gedicht zelf voor. Vraag hoe de muizen zich voelen. Laat ze aangeven wat ze denken dat de muizen tegen elkaar zeggen. Laat de fantasie maar de vrije loop. Eventueel leest u ook het gedicht van Hans Andreus over de kater of van Jan Hanlo over de mus en vraag weer naar het gevoel en naar de inhoud van wat de dieren zeggen. Stap 4: Geef nu 5 halve A 4-tjes en vraag de kinderen om voor het circus Bravissimo (dit wordt een zeer bijzondere attractie die nog nooit iemand gezien heeft) a. een verzindier te bedenken een naam ervoor. b. dit dier te tekenen c. te vertellen (schrijven of u schrijft het) wat dat speciale dier allemaal kan (nu hoeft het niet te rijmen, hoor!). d. op te schrijven welk geluid het verzindier maakt. e. hun naam op het laatste vel te schrijven Er is een voorbeeld van een verzindier in dichtvorm van Hans Andreus (nummer 10). Bekend is het gedicht van C. Buddingh met de titel De blauwbilgorgel. Eventueel kunt u meerdere verzindieren vragen (dan uiteraard alleen de naam op het laatste vel). Stap 5: Eerst bekijkt u deze allemaal zelf en dan niet de 5 velletjes aan elkaar zodat er een boekje ontstaat. Alternatief: Indien u stap 4 en 5 niet prettig vindt dan kunt u ook het gedicht van Ted van lieshout voorlezen als ik nou een hondje mag.) en de kinderen vragen om het dier te tekenen wat ze graag zouden willen hebben en daarnaast de naam van het dier. Als laatste vertellen ze (of schrijven ze) wat voor speciaal ding dit dier wel kan zodat circus Bravissimo er een attractie bij heeft. Stap 6: Laat aan de kinderen zien wat ze gemaakt hebben en aangeven wat ze mooi vinden en waarom. Alle antwoorden zijn goed. Alleen positieve opmerkingen worden gemaakt.

28

Gedichten1. De olifant van Ted van Lieshout In Artis woont een Olifant Een olifant met veren. Die oefent al sinds donderdag, Want hij wil vliegen leren. Hij springt in t rond en flappert Flink met allebei zijn oren, En als hij daarmee bezig is, Mag niemand komen storen. Voorlopig is het geen gezicht En daarom zijn de deuren dicht Uit: van Ansjovis tot Zwijntje, 2006 2 De mus van Jan Hanlo Tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp 3. De slak van Johanna Kruit Langzaam, langzaam Haast me niet Daar kan ik niet tegen. Verlegen en angstig word ik Van wie me aanraakt Naar me kijkt Me vergelijkt Met snellere wezens. Laat me mijn tempo Noem het stilstaan En, voor wie kijkt Bewegen.

29

4. T. Lehmann Piep. Piep. Piep? Piep. Piep. Piep, piep! ...Piep? Piep. Piep, piep, piep. Lievier tierks dien pieps! Jiep! Piep, piep, piep? Piep... 5. Hans Andreus Het lied van de zwarte kater Ik ben de kat Hieronymus of eigenlijk de kater. Ik ben geen zachte lieve poes, geen dot, geen schat, geen lieve snoes, ik ben een mensenhater. Mauw, maaaauw, muww! Wanneer je me soms aaien wil bedenk je dan maar tijdig. Mijn snorren staan steeds recht omhoog en toegeknepen is mijn oog, want ik ben altijd nijdig Mauw, maaaauw, muww! Helaas, de tijd waarin ik leef, dat is voor mij een slechte. wanneer ik vroeger had bestaan, was ik in dienst bij 'n heks gegaan, een onvervalste echte! Mauw, maaaauw, muww!

30

6. Ted van Lieshout Als ik nou een hondje mag, dan zal ik nooit meer zeuren. Dan eet ik steeds mijn bordje leeg en ga op tijd naar bed. Maar als ik nou g n hondje krijg, dan zal dr wat gebeuren Dan gooi ik limonade op het pas geboend parket. Dan prop ik zeven rollen in het gat van het toilet. Dan zul je het betreuren, ga k het gordijn afscheuren; dan rook ik deze avond nog mijn eerste sigaret! Een hondje met een lieve snuit? Je krijgt geen hond en daarmee uit! Als ik nou een poesje mag, dan zal ik nooit meer zeuren. Dan jok ik niet en loop niet weg en blijf uit het caf . Maar als ik nou g n poesje krijg, dan zal dr wat gebeuren Dan spuug ik in de yoghurt en dan hoest ik in de thee. Dan kom ik alle trappen afgegleden met een slee. Dan ga k de muur besmeuren en het behang inkleuren; dan neem ik snoepjes aan en ga met kinderlokkers mee! Een poesje met een lieve snuit? Je krijgt geen poes en daarmee uit! Als ik nou een Nijlpaard mag, dan zal ik nooit meer zeuren. Dan was ik me haast elke dag en doe mijn wanten aan. Maar als ik nou g n Nijlpaard krijg, dan zal dr wat gebeuren! Dan ga ik ouwe opas met een klerenhanger slaan. Dan laat ik al het warme water lopen uit de kraan. Dan smijt ik met de deuren en ga je broek verscheuren. Dan laat ik jou nooit meer me met een spelletje verslaan! Een nijlpaard met een lieve snoet? Natuurlijk lieverd dat is goed. Uit: Hou van mij / Ted van Lieshout, Leopold 2009

31

7. Wie van de drie? van Sjoerd Kuyper Kijk, een kikker! Nee, een kikker is nat En een kikker is glad. Deze is droog En zit vol wrat. Dan weet ik het! Dit is een. Heel goed. Kijk dit is een pad! Nee, deze is nat en deze is glad? Is dit dan een kikker? Nee, een kikker is dikker. O, dan is het die ander! De . Heel goed! Kijk, nog een salamander! Want deze Heeft geen wrat en is glad En nat. Maar deze is dikker! Dus dit is de ...... He, he!

32

8. Sprinkhaan, sprinkhaan Frank Adam Sprinkhaan, sprinkhaan, Kleine groen kangoeroe. Waar spring jij zo vandaan? En waar spring jij toch naartoe? In de velden, in het gras, weet ik zelden waar je bent en waar je was. Sprinkhaan, sprinkhaan, In de laan En op het pad, Trappen schoenen plat. Rijden wielen Je poten en sprieten Tot puree. Sprinkhaan, sprinkhaan, Ik spring wel met je mee. Ogen dicht. Vederlicht In de velden, in het gras, in de velden, in het gras 9. Gras van Joke van leeuwen Alle wriemeldiertjes, Alle wiebeldiertjes, Alle kruip- en kriebeldiertjes Zitten verstopt in het gras Ik zou maar op mijn tenen lopen Als ik jou was Uit: O, zo heppie, 2001) 10. De Grimvis van Hans Andreus Weet je wat een Grimvis is? Dat is een hele grote vis reusachtiger dan een walvis is, En die Grimvis leidt een woest bestaan in de diepte van de oceaan waar hij geweldig tekeer kan gaan.

33

Groep 5 en 6

DOELSTELLINGEN34

gedichten lezen en voorlezen gedichten vergelijken op voorkeur associren rondom een thema met tekeningen woorden kiezen en gedicht maken volgens gegeven structuur gedichten vergelijken op voorkeur

Groep 5 Thema: tovenaars, elfjes en feen en andere sprookjesfiguren VoorafZorg voor veel visueel materiaal en een aantal gedichten. U kunt kiezen uit de bijgevoegde gedichten maar in ieder geval de eerste van de Sprookjesschrijver (voor stap 5). Zet deze selectie op gekleurd papier zet en met plaatje erbij en plastificeert. Hang ze op aan een gedichtenboom. Een bruine, dikke stam met takken en dan de gedichten als blaadjes. Zorg verder voor lege vellen en ook een vel waar de gekozen dichtvorm opstaat (elfje, rondeel of kwatrijn). Stap 1: Introduceer kort het idee van gedicht en laat de kinderen aangeven wat ze daaronder verstaan. Bespreek het idee van rijm maar benadruk dat gedichten zonder rijm ook gedichten zijn en dat een volgende keer gedichten zonder rijm besproken zullen worden. Een dichter. Een dichter is een tovenaar: hij tovert woorden bij elkaar die zo tezamen komen als beelden in dromen. Een dichter is een taalatleet die alle woorden die hij weet zo aan elkaar kan rijgen dat jij ervan gaat zwijgen. Een dichter is een virtuoos van elke bloem maakt hij een roos zijn woorden staan te dringen om maar te mogen zingen. Een dichter is een vreemd persoon. Maar verder is hij heel gewoon. Johanna Kruit Bron: Uit de bundel: De dichter is een tovenaar.

35

Stap 2: Ga dan over naar het thema van tovenaars, ridders en andere sprookjesfiguren. Laat ze veel ideetjes naar voren brengen maar orden nog niets. Stap 3: Lees nu 3 4 gedichten voor (die u vooraf geselecteerd heeft en in de gedichtenboom hangen) en stel er gerichte vragen over. Dit kunnen kennis vragen (feiten), interpretatievragen, evaluatievragen of inlevingsvragen zijn. Maar houd het kort en vermijd algemene vragen of waarom vragen. Stap 4: Vraag aan de kinderen welke ze het mooiste vinden en laat ze uitleggen welk woord of wel stukje of wat het gedicht voor hen betekent. Alle antwoorden zijn goed. Misschien dat ze uit zichzelf zeggen, dat het mooi rijmt (maar nogmaals een gedicht kan ik zonder rijm mooi zijn) Stap 5: Lees nu de Sprookjesschrijver voor en leg uit dat de kinderen nu zelf een gedicht gaan schrijven. Stap 6: Laat de kinderen nu een sprookjesfiguur kiezen (kabouter, reus, ridder, heks, noem maar op) en dat woord zetten ze in het midden van een leeg vel. Ze gaan een woordweb maken. Rondom de gekozen sprookjesfiguur zetten ze de eerste beste woorden die in hun hoofdjes opkomen als ze denken aan die figuur. U kunt heen stimuleren door te vragen a. hoe ziet jouw sprookjesfiguur eruit? (fantasie, beschrijving) b. wat doet jouw sprookjesfiguur? (fantasie, handeling) c. wat vind jij van deze sprookjesfiguur? (eigen mening, gevoelens) Stap 7: Nu deelt u de gekozen dichtvorm uit. U kunt de website die bij de jongere groep is gebruikt hier ook inzetten om elfje uit te leggen http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081120_poezie01 a. Een elfje bestaat uit 11 woorden. Die elf woorden staan op 5 regels. Vul zelf in: (regel 1) 1 woord (regel 2) 2 woorden (regel 3) 3 woorden (regel 4) 4 woorden (regel 5) 1 woord Voorbeeld (met opzet niet over het onderwerp anders kopiren kinderen het) Kijk, de spiegel, wie zie ik, iemand die ik ken, mezelf.

36

b. Een rondeel is een gedicht met 8 regels. Regel 1, 4 en 7 zijn hetzelfde. Regel 2 en regel 8 zijn ook hetzelfde. Voorbeeld: (1) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (2) Ik maak mijn eigen verhaal (3) Ik fantaseer over een verre reis (4) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (5) Ik fiets de hele wereld rond (6) Ik kom in heel veel landen (7) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (8) Ik maak mijn eigen verhaal. c. Een kwatrijn Een kwatrijn is een gedichtje van 4 regels. Twee regels rijmen. Regel 1 en regel 2 kunnen rijmen. Maar regel 1 kan ook op regel 3 rijmen. Voorbeeld 1: Er vliegt een grote luchtballon. Hij vliegt naar de zon. Ik zou ook wel even, mee willen zweven. Voorbeeld 2: Er vliegt een grote luchtballon, met hele mooie kleuren. Hij vliegt naar de zon. Wat zou er dan gebeuren? Stap 8: De kinderen schrijven hun gedicht gebruikmakend van hun woordweb maar kunnen absoluut nieuwe, andere woorden bedenken. Ze maken er een mooie tekening bij. Stap 9: U leest eerst zelf alle gedichten. U bepaalt of ze allemaal voorgelezen worden (of wellicht drie per dag of zo) maar bespreekt in ieder geval hoe ze het gedicht vinden Stap 10: Hang de gedichten op aan de gedichtenboom of elders in de klas.

37

Gedichten1. De sprookjesschrijver van Annie M G Schmidt Ik ken een man die verhaaltjes verzint en s morgens al heel in de vroegte begint. Hij schrijft over heksen en elfen en feeen van kwart over zessen tot s middags bij tweeen. Hij schrijft over prinsen en over prinsessen van kwart over tweeen tot s avonds bij zessen. Dan slaapt hij en s morgens begint hij weer vroeg. Hij heeft aan een inktpotje lang niet genoeg. Hij heeft in zijn tuin een vijver vol inkt, een vijver door donkere struiken omringd, en altijd, wanneer hij moet denken, die schrijver, dan doopt hij zijn kroontjespen weer in de vijver. Hij heeft nu al tienduizend sprookjes verzonnen en is nu weer pas aan een ander begonnen. En als hij daar zit tot het eind van zijn leven, misschien is die vijver dan leeg geschreven. 2. Heksensneks van Bette Westera Aan tafel, roept de toverheks. Kom kinderen, aan tafel. Wat eten we vandaag, mama heks? We eten heksensneks: een zoete zwammenwafel wat drakendrab, wat druivendrek, drie dunne plakjes paddenspek, vier sliertjes slakkenslijm Hoe maak je dat? Dat is geheim. Uit: Appeltje, eitje, 2009

38

3. Annie M G Schmidt (Uit: Ziezo) Ze hadden alles, alles, alles, alles al geroofd. De rovers en de maan Er waren eens drie rovers en ze woonden in een hol. Het was erg ongezellig, want het stond er vreselijk vol. Er stonden koffers vol met goud en kisten diamanten en zakken vol met zilverwerk, in oude ledikanten. Ze zeiden treurig alle drie: Wat akelig is dat. We willen weer gaan roven, maar we weten niet meer wat. Ze piekerden en piekerden en krabden op hun hoofd. Ze hadden alles, alles, alles, alles al geroofd. 't Was donker in het hol, maar door een kiertje scheen de maan, een mooie ronde volle maan. Ze keken elkander aan... De maan! Dat was een prachtidee. De zouden ze gaan roven! Naar boven, jongens, zeiden ze. Onmiddellijk naar boven! Ze namen de toren van Lutjebroek en die van Overschie en die van Geldermalsen en toen hadden ze er drie. Die torens zetten ze op elkaar. Ze klauterden naar boven. Ze waren vastbesloten om die nacht de maan te roven. Twee rovers deden hun ogen dicht, omdat ze duizelig werden. Pak jij 'm maar. Doe jij het maar! zo zeiden ze tegen de derde. De derde rover nam de maan en klauterde naar benee. Kijk uit! Kijk uit! En hou 'm vast, zo riepen de andere twee. De maan was zwaar en spiegelglad, en toen opeens, wat stom, hij liet 'm uit z'n handen glijden - rommelebommelebom! De maan viel naar beneden en kwam met een plons terecht, zo ergens in de buurt van Loenen, midden in de Vecht. Het gaf een sisser: Sssst en SSSST! Toen was het stil als 't graf. Zodat we kunnen zeggen: Dat liep met een sisser af. Gelukkig is er ergens (ja, ik weet niet of je 't weet) een groepje oude heren, een commissie, en dat heet: Commissie ter Bevordering der Belangen van de Maan. Die keken net naar boven en ze zagen 'm niet staan! De maan is weg! zo riepen ze. Wat moeten we nou doen? We kunnen toch niet leven zonder maan met goed fatsoen? Maar weet je wat? Het is nog niet zo'n vreselijke strop: We hebben nog een oude maan. Die hangen we wel op. De rovers kropen in hun hol, totaal versuft van schrik. Daar zitten ze te bibberen, tot aan dit ogenblik. En jullie weet nu allemaal: de maan die je ziet staan is eigenlijk de echte niet. 't Is een reserve-maan. 4. De mislukt fee van Annie M G Schmidt Er was er s een moeder-fee.

39

En had ze kindertjes? Ja, twee. Twee kleine feenkindertjes Met vleugeltjes en vlindertjes. Ze waren beide mooi en slank, Maar t ene kind was lelieblank, Zoals de feetjes wezen moeten En t andere zat vol met sproeten. De moeder was heel erg ontdaan. Ze waste t kind met levertraan, Met katjesdauw, met tijgermelk, Ze doopte t in een bloemenkelk, Maar t hielp geen steek, o, nee, o, nee, Het was en bleef een sproetenfee. Mn dochter, zei de moeder toen, Nu kan ik er niets meer aan doen. Je bent als fee (zacht uitgedrukt) Volledig en totaal mislukt. Ga naar koning Barrebijt En zeg daar: uwe majesteit, Mn moeder doet de groeten. Ik ben een fee met sproeten. Wellicht neemt koning Barrebijt Je dan in dienst als keukenmeid. Die man heeft altijd wel ideen Voor min of meer mislukte feen. Het feetje ging direct op weg. Het sliep s nachts in de rozenheg En t prevelde de hele tijd: O Sire, Uwe majesteit, Mn moeder doet de groeten Ik ben een fee met sproeten. En toen ze aankwam in de stad Stond ze te trillen als een blad. De koning opende de deur En zei: Gedag, waar komt u veur? En wit van zenuwachtigheid Zei t feetje: Uwe majesteit, Mn moeder doet de groeten. Ik ben een spree met foeten. Wel, sprak de koning heel beleefd, Ik zie wel dat u voeten heeft, Maar u bent, op mijn oude dag, De eerste spree die ik ooit zag. Toen heeft hij dadelijk gebeld 40

En t hele hof kwam aangesneld. De koning zei: Dit is een spree. Iets heel bijzonders. Geef haar thee En geef haar koek. En geef haar ijs. Ze blijft hier wonen in t paleis. Nu woont t feetje al een tijd Aan t hof van koning Barrebijt En niet als keukenmeid, o, nee! Ze is benoemd tot opperspree. Ze heeft een gouden slaapsalet En gouden muiltjes voor haar bed. En alle heren van :t hof Die knielen voor haar in het stof. Waaruit een ieder weer kan lezen Dat men als fee mislukt kan wezen Maar heel geslaagd kan zijn als spree Dit stemt ons dankbaar en tevree.

41

5. De heks van Sier-kon-fleks van Annie M G Schmidt Dit is de heks van Sier kon fleks, Ze woont in Kopenhagen. Iedere dag doet ze wel iets geks En alle mensen klagen: O, wat een heks, wat een akelige heks, Hoe lang moet dat nog duren? Wie wil de heks van Sier kon fleks Voorgoed het bos in sturen? Op zondag neemt zij de kolonel En tovert hem in een mokka-stel Op maandag doet zij niet zoveel, Dan jakkert zij op haar bezemsteel. Op dinsdag eet zij een schooljuffrouw En laat het verder maar blauw-blauw. Op woensdag neemt zij het mokka-stel En tovert het om in een kolonel. (De vreugd is maar van korte duur: hij zit nog onder het glazuur) Op donderdag neemt ze het dameskoor En schuift het onder de voordeur door. Op vrijdag bijt zij de griffier En wikkelt hem in vloeipapier. Op zaterdag gaat zij in bad, Zodat het in de rondte spat, En evrder speelt ze met haar kat Het spelletje wie doet me wat. Dit is de heks van Sier kon fleks, Zij woont in Kopenhagen. Alle mensen staan perpleks Zoals die heks kan plagen. O, wat een heks, Wat een griezelige heks, t is niet om te verdragen. Wie wil de heks van Sier kon fleks Voorgoed het bos injagen?

42

6. De laatste tovenaar van Hans Andreus In een heel klein bosje, daar Woont de laatste tovenaar. Vroeger deed hij bar en boos, Maar nu woont hij al een hele poos Eenzaam tussen t kreupelhout En staat beverig en oud, kouwelijk en snipverkouden, Elke dag zn soep te brouwen Of zit uren stil en staart En trekt treurig aan zn baard. Vraag je m: Tover eens wat, toe, Gromt ie: Poeh, Dat getover, Dat is over, Das voor mij Voorgoed voorbij. Wat moet ik in een wereld vol televisie en raketten? Laat mij maar rustig zitten. Laat me maar Niet op me letten Hij draagt iemands ouwe goed, Waarin lappen zijn gezet. Hij heeft zelfs geen toverhoed Maar een vieze ouwe pet. Naast zin bedstee, op de plank, Staat nog wel een toverdrank, Waar hij jong mee worden kan, Maar hij drinkt er nooit iets van, Daar zon drankje toch niets geeft, Als zn vak geen toekomst heeft. Vraag je m: Tover eens wat mals, Bromt ie vals: Als ik mal was k Ben geen paljas k Eis direct wat meer respect! Maar ach, wat moet ik in een wereld Vol machines die alles berekenen? laat mij maar rustig zitten. Ik heb niets meer te betekenen En dat is waar. Dus laat m maar, Die arme ouwe Grommende grauwe En elke dag weer snipverkouwen, Allerlaatste tovenaar.

43

7. Sjoerd Kuyper De schrijver speelt met zijn ogen dicht. Als hij speelt dat het licht is, ziet hij ook licht. (Met zn ogen dicht.) Hij ligt in zijn bed en hij denkt aan een paard. Hij aait zacht het nekkie en borstelt de staart. (Van het paard.) Hij zit in zijn stoel en hij roert in zijn thee. Daar ziet hij een zeilboot en vaart lekker mee. (Over de thee.) Bedenkt hij een draak? Hij ziet vuur, hij ruikt rook. Hij wordt snel een ridder en die wint dan nog ook. (En ook van een spook.) Bedenkt hij prinsesjes? Hij zoent er drie. Met zijn ogen dicht. Dat heet fantasie. (Al die kusjes. Alle drie.) Hij speelt niet met speelgoed, hij speelt in zijn kop. En als het spel uit is dan schrijft hij het op. (bron: Fanfare/Amsterdam)

44

8. Als niemand kijkt van Koos Meinderts Als niemand kijkt dan kan ik alles Dan ben ik de grote held Speel ik de sterren van de hemel Ben ik de beste van het veld Mijn verstand zit in mijn voeten En als het moet ook in mijn kop Die bal gaat in de kruising Met een omhaal of een lob. Ik ben beter dan een Messi, Dan een Klaas Jan Huntelaar Die is met mijn vergeleken Een onbeholpen stuntelaar. Vraag niet naar bewijzen Waar mijn talent uit blijkt Maar geloof me, ik kan alles Zolang er niemand kijkt. Dus wat sta je nou te kijken Als je kijkt dan gaat het mis Dan ben ik een amateurtje En das het ergste wat er is

45

Groep 6 Thema: humor VoorafSelecteer de grappige gedichten. Hieronder ziet u er een paar, maar u kunt uiteraard ook zelf gedichten uitzoeken. Zet de gedichten op gekleurd A4 (liefst met een illustratie) en hang ze op in de klas. Indien mogelijk, leg ook een aantal gedichtenbundels op een tafel. Probeer de kinderen nieuwsgierig te maken naar het begin van dit kleine projectje. Stap 1: Introduceer het thema: humor. Vraag waarom de kinderen lachen, misschien weet er iemand een mop of zo. Vraag dan of ze weten wat een gedicht is. Laat ze vrijuit praten en probeer zoveel mogelijk te weten te komen (denk aan poezie album, sinterklaasgedichten, enzovoorts). Wellicht zeggen ze dat een gedicht moet rijmen. Achterhaal dan wat de kinderen verstaan onder rijmen. Vertel dat er ook gedichten zijn die NIET rijmen en dat we dat een andere keer gaan doen maar nu gaan we kijken naar gedichten die rijmen. Stap 2: Pak de gedichten (niet te veel, drie ongeveer waaronder in ieder geval als laatste een limerick mocht u deze vorm voor gedicht kiezen, u kunt ook voor een elfje, kwatrijn of rondeel kiezen- zie opzet voor groep 5)) die u gekozen heeft en geplastificeerd. Lees er eerst eentje voor. Lees dan nog een keer en laat de kinderen de rijmwoorden zelf aangeven. Stel ook een paar vragen ofwel kennisvragen, verdiepingsvragen of inlevingsvragen. Eindig dus met de limerick. Stap 3: Vertel dat de limerick een speciaal soort gedicht is. Namelijk een limerick is een kort versje met het rijmschema A-A, B-B, A. (U zegt dit uiteraard anders) Een limerick is een leuk rijmpje, waarbij het grapje in de laatste rijmregel naar voren komt. Eventueel kunt u aandacht besteden aan de lettergrepen afhankelijk van niveau van de groep en tijd die u heeft (dit is niet noodzakelijk). Een limerick bestaat uit 5 versregels die als volgt worden opgebouwd : 1) 9 lettergrepen (terare terare terare) 2) 9 lettergrepen (terare terare terare) 3) 5 lettergrepen (terare tera) 4) 5 lettergrepen (terare tera) 5) 9 lettergrepen (terare terare terare) De eerste regel begint vaak met Er was eens en eindigt met een plaatsnaam. Maar geef dit stramien niet aan de kinderen als een keurslijf maar als een mogelijkheid, een hulpmiddel. Indien dus een andere dichtvorm gebruik de informatie van groep 5.

46

Stap 4: Deel de limericks uit (verwijder de limerick die u niet leuk vindt of ongeschikt) en laat deze eerst zelf lezen en een aantal (bepaalt u zelf) ervan de rijmwoorden onderstrepen. (of geef gedichten die u voorgelezen heeft indien u de andere dichtvorm kiest) Als ze klaar zijn vraag dan om te kijken welke ze de leukste vinden en waarom en zeg dat dadelijk de limericks voorgelezen gaan worden. Bepaal daarna welke limerick door de meeste kinderen als leukste werd gekozen. Stap 5: Laat kinderen in tweetallen nu zelf een limerick maken met een tekening erbij (wellicht kunt u wat pozieposters van www.plint.nl laten zien. Half gesloten werkvorm: a. een bestaande limerick gebruiken en kleine dingen veranderen Open werkvorm a. helemaal zelf bedenken. Het gaat erom dat ze met taal spelen en met rijm. En, indien u dus een andere dichtvorm gekozen heeft, laat dan ook een tekening maken. Stap 6: De kinderen leveren de limerick (gedicht) in. U bekijkt ze en bespreekt de opbrengst waarbij geldt dat alles goed is. Stap 7: U bepaalt welke (of allemaal) opgehangen worden in de klas of wellicht is een leuk idee om van de limericks een placemat te maken.

47

Gedichten: Limericks1 Er was eens een neushoorn uit assen, Die moest echt verschrikkelijk nodig plassen. H ij zocht een toilet, Maar dat was bezet, Nu moet hij zijn broek laten wassen 2 Een addertje uit s Heerenrijken had grote problemen met kijken. Zei Al mijn wensen zijn contactlenzen, k wil niet op een brilslang gaan lijken. 3 Een beginnend schaker uit Made probeerde de lange rokade. Hij had geen geluk, verloor toen een stuk. Zo leert men met schande en schade. 4 Een volslanke dame uit Asten Wilde niets weten van vasten. Want zij had veel trek In lekkere snack. En liever de lusten dan lasten. 5 Er was eens een man uit Bagdad, die droomde dat hij zijn schoen at, hij werd wakker met kracht, in het midden van de nacht, en zag dat hij niet gedroomd had. 6 Een duizendpoot miste in Loenen des morgens opeens al zijn schoenen. Hij wist niet dat heel t hotel personeel al veel uren lang stond te boenen

48

7 Een vink in een auto bij Vorden, Kon nauwlijks wat zien op de borden. En toch zei ze vrij, k ben blij dat ik rij, en geen blinde vink ben geworden 8 Een eendagsvlieg uit de Vogezen zat in zijn memoires te lezen.. Hij schrok toen hij zag t is nog maar kort dag. Een weekdier, dat wil ik graag wezen. 9 Een brievenbesteller uit Heeze, liep steeds om zijn baantje te vrezen Dat is opgelost, want thuis, bij de post kan hij zijn ontslagbrief nu lezen. 10 Een jonge student uit Stavoren had schulden tot over zijn oren. Hij zei tot zijn mam hoe dat toch zo kwam. Omdat hij zijn beurs was verloren. 11 Een volslanke vrouw uit Margraten kon stelen van kleding niet laten Nu had ze weer pas een rok en een jas, Maar weer, zoals steeds, niet haar maten 12 In Aken daar woonde een aker, bekend als een zeer trage schaker. Hij komt op zijn bord, meestal tijd tekort. Won wel, maar verloor toch veel vaker 13 Een zebra-veulentje uit Epen vroeg aan zijn mama, heel benepen: Ben ik zwart of wit hoe of dat nu zit, Weet niet eens kleur van mijn strepen

49

14 Er was eens een rendier op de Noordpool, Dat zich steeds achter de schoorsteen verschool, Hij wilde nooit mee, Bleef liever bij zijn ree, En zei: "Knusheid met kerst is het parool 15 Een Kerstman uit het koude Noorden had wat gevoelens die stoorden. Kerst was hij zat, dus stuurde zijn kat, en trok naar exotische oorden. 16 Er was eens een bisschop uit Spanje zijn jas was rood met veel franje de was nooit geleerd dat ging dus verkeerd want daarna niet meer rood maar oranje. 17 Een dakloze zwerver in Mokum ik zag hem eerst niet, maar ik rook em Zei hier in de stad vang ik elke rat. Ik lust ze niet rauw dus ik kook 'm 18 Een meesterduik De enige meester uit Katwijk Zijn buik was bijzonder omvangrijk Dook stoer in de zee Geen juf ging er mee Wat voelde hij zich toen belangrijk! 19 De cirkel Ok zegt een jongen uit Petten. Dus als je niet op zit te letten, de les is maar suf, dan zal daar de juf je niet in de hoek kunnen zetten (een jongen van 8 wist feilloos te vermelden dat het niet mogelijk was om iemand in een cirkel in de hoek te zetten..)

50

20 Annie M G Schmidt Er was een dame in Bronk aan de Rijn Die zei: ik had liever een kat willen zijn Ik hoef me gelukkig voor niemand te schamen Maar toch ben ik liever een kat dan een dame

21. Daan Zonderland Er was eens een professor Die at betonnen pap. Dat deed hij niet uit honger, maar voor de wetenschap.

51

Gedichten: grappige gedichten1. Frank Adam Tien dingen naar keus die je kunt doen met dingen uit je neus Pak ze met een tangetje, leg ze op hun zij. Rol ze tot een slangetje, gooi ze bij de klei. Kneed ze, boetseer ze, wrijf ze glad. Maak een vorm, een worm, of sla ze plat. Plet ze op een postzegel en plak die op een kaart. Smeer ze op een boterham of druk ze in de taart. Rol ze tot een bol, een kogel, een raket. Schiet ze op de kast, op het tapijt of het parket. Week ze tot een papje, schmink ze op je vel. Gebruik de rest als nagellak of gel. Bak ze, braad ze, stoof ze in de pan. Geef ze aan de hond, of smul er zelf maar van. Of stop ze, wring ze, prop ze... (dat is misschien de beste keus) terug in je neus. Uit: Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet (Querido, 2002)

52

2. Verwarrende werkwoorden van Joke van Leeuwen(fragment)

Lopen wordt liep, maar hopen niet hiep. Laten wordt liet, maar praten niet priet. Stinken wordt stonk, maar hinken niet honk. Mogen wordt mocht, maar drogen niet drocht. Winnen wordt won, maar pinnen niet pon. Vallen wordt viel, maar ballen niet biel. Zitten wordt zat, maar spitten niet spat. Schenken wordt schonk, maar denken niet donk. Weten wordt wist, maar meten niet mist. Zullen wordt zou, maar vullen niet vou. Zwemmen wordt zwom, maar klemmen niet klom. Ja. Maar waarom? Joke van Leeuwen. Uit: Waarom een buitenboordmotor eenzaam is. Stichting Ons Erfdeel vzw, 2005.

53

3. Bouw nooit een nest van kauwgum van Annie M G Schmidt Er waren eens twee vogeltjes, die gingen samen trouwen. Ze hadden het erover wat voor nest ze zouden bouwen. Van takjes! Zei het mannetje, van takjes is het beste, van takjes en van pluisjes maken alle vogels nesten! H jakkes, zei het vrouwtje toen, dat is zo ouderwets! Ik wil zo graag iets anders... iets moderns, en toch iets nts. Van plastic? zei het mannetje, of liever van beton? Van rubber, of van ijzerdraad, of van gegolfd karton? Je zegt maar wat je hebben wilt, ik zal het je wel geven, al is 't een nest van kauwgummi, het is mij om het even! Van kauwgum...zei het vrouwtje, dat is niet zo'n gek idee, 't is zindelijk, 't is zacht, het veert, het geeft een beetje mee. Toen gingen ze aan 't bouwen, ergens midden in het woud. Het werd het eerste vogelnest, van kauwgummi gebouwd! En toen he nestje klaar was,werd het werkelijk heel lief. Kijk toch 's, zei het vogelvrouwtje, keurig! Alsjeblief! Ze legde er vijf eitjes in, en zei: Ziezo, da's dat. Ga jij maar wormen zoeken; wees voorzichtig voor de kat! Maar toen ze daar een poosje zat, dat was nou juist het gekke... toen werd dat huis ontzettend lang, het huisje ging zo rekken! De jonkies kwamen uit het ei, ze zeiden netjes: Piep! Maar ja, je kon ze haast niet zien, ze zaten wel erg diep. Het nest werd aldoor langer, 't was een soort van kous geworden. De vogels konden er niet bij. Er was iets niet in orde! En alle vogels in de buurt die lachten zich een kriek en riepen: Kijk nou toch's! Ha! Een nest van elastiek! Het mannetje zei: Zie je wel? En heb je nou je zin? Wat jammer nou, zei het vrouwtje, 't was zo aardig in het 't begin, maar nou is 't net een kerkezak. Het kan niet. Het is fout. Toen hebben die twee vogeltjes een ander nest gebouwd, van takjes en van twijgjes en van veertjes en van watjes, van strootjes en van pluisjes en van ditjes en van datjes. Ze brachten alle vijf hun kinders in het nieuwe huis... H, h, zei 't vogelvrouwtje, 't was een vreselijk abuis! En zij heeft heel haar leven aan de kinderen geleerd: Bouw nooit een nest van kauwgum, want het is beslist verkeerd.

54

4. Lydia Rood Ik kan Ik kan eel veel. Oor wat een oop: Ik elp mam in et uis. Ik ups rond als een muis. Ik ijs een blok met mijn kraan. Ik kan op mijn oofd staan. Ik ak out voor et vuur. Ik klim - up! - op de muur. Kijk, ik oest met mijn and voor mijn mond. Soms uil ik luid naar de maan als een ond. Of ik ijg als een ert. O ja, ik ol zo ard als Bert. Ik ren als een aas! En in uis ben ik de baas. Ik spring zo oog als een kerk. En ik doe geen alf werk. Eus, ik kan eel veel. Maar de h, die kan ik niet Uit: Er staat een taart in lichterlaaie. 5. De regenworm en zijn moeder van Annie M G Schmidt Er was een regenworm in Sneek die altijd naar de sterren keek, en fluisterde: Hoe schoon, hoe schoon... Zijn moeder zei: Doe toch gewoon, kijk naar beneden naar de grond, dat is normaal, dat is gezond, kijk naar beneden zoals ik... En toen? Toen kwam de leeuwerik! Het wormpje, dat naar boven staarde, zag hem op tijd en kroop in d'aarde, maar moeder die naar beneden keek werd opgegeten (daar in Sneek). Dus doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht.

55

6. Praten met een beugel (is moeilijk voorlezen) van Joke van Leeuwen O sjo'n mond vol apparaten isj een sjware sjtvaf voor mij, ik ga sjlisjen bij het pvaten en ik sjpuug er ook nog bij. En mijn moed sjinkt in mijn sjchoenen, want het isj sjo'n sjtom gevoel, en wie sjal me sjo nog sjoenen met sjulk sjtaaldraad in mijn sjmoel. Sjtangen die te sjtevig sjitten, daarvan sjlaap ik sjteeds sjo sjlecht, sjie ik als ik sjlaap gebitten, sjchoon en sjterk en sjuperrecht. En dan sjchveeuwen sjtemmen: Sjtakker, wat een sjcheve rommelsjooi en dan sjchvik ik sjwetend wakker. Maar ik word sjo mooi, sjo mooi! uit: De Nederlandse kinderpozie in 1000 en enige gedichten, verzameld door Gerrit Komrij. 7. Ik ben lekker stout van Annie M G Schmidt Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven! Ik wil niet zeggen elke keer: Jawel mevrouw, jawel meneer Nee, nooit meer in mn leven Ik hou mn handen op mijn rug En zeg likker niks terug! Ik wil geen vieze havermout, Ik wil geen tandjes poetsen! k Wil lekker knoeien met het zout, ik wil niet aardig zijn, maar stout en van de breuk spelen in de teil en ik wil spugen op het zeil! En heel hard stampen in een plas En dan mijn tong uitsteken En morsen op mn nieuwe jas En ik wil overmorgen pas Weer met twee woorden spreken! en ik wil alles wat niet mag, De hele dag, de hele dag! En ik wil op de kanapee Met hele vuile schoenen 56

En ik wil aldoor gillen: Nee! En ik wil met de melkboer mee En dan het paardje zoenen. En dat is alles wat ik wil En als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil! 8.De weg naar school (is wellicht ongeschikt?) van Koos Meinderts De weg naar school is vol gevaren, om de hoek gaat het al mis, want daar staat een hond te grommen dat hij dol op kinderen is. Eerst begint hij hard te blaffen, dan laat hij zijn kaken zien. Een valse bek vol scherpe tanden, ik tel er zo een stuk of tien. De weg naar school is vol gevaren, na de hoek dan komt de straat met die enge hoge huizen waar het oude pakhuis staat. Uit het pakhuis komen armen die je wurgen tot je stikt en al smeek je om genade, je wordt gepakt en ingeblikt. De weg naar school is vol gevaren, na de straat dan komt de sloot met het water dat kan praten met de stem van Broertje Dood. Eerst begint hij lief te smeken, maar algauw dan wordt hij boos. Dan verschijnt zijn bleke handje in het water bij het kroos. Het is maar elf minuten lopen en als ik hard hol hooguit vijf. Vijf minuten hardop hopen hou die griezels van mijn lijf. Vijf minuten en dan veilig? Nee, op school begint het pas, want de school is vol gevaren met dat monster voor de klas.

57

9. EIND van Rian Visser Aan alles komt een eind aan de sneeuwpop die verdwijnt aan het circus in de stad aan het leven van een kat aan een pauze groot of klein aan een ritje met de trein aan de nacht aan de dag aan een grapje aan een lach aan verhalen in een boek aan de woorden die ik zoek aan het donker aan het licht en ook aan dit gedicht

58

59

Groep 7 en 8

60

DOELSTELLINGEN gedichten lezen en zelf voorlezen gedichten vergelijken op voorkeur en rijm (en ritme) associren rondom een thema woorden kiezen en gedicht maken evt. zonder gegeven structuur tekeningen bij het gedicht gedichten vergelijken op voorkeur en woordgebruik

Ik zie, ik zie wat jij ook ziet, zegt de dichter, hoe jij het ziet dat weet ik niet. Ik zie het zoals ik het zie en wat ik zie dat zeg ik dan zoals alleen maar ik het kan. En dat is poe-zie. Mies Bouhuys

Groep 7 Thema: jongens en meisjes VoorafVerzamel gedichten over liefde en jongens en meisjes (selecteer de gedichten die u aanspreken en geschikt zijn voor uw klas uit de bijgevoegde gedichten of uit uw eigen bestand). Zet ze op gekleurd papier, zoek er illustraties bij en plastificeer ze. Hang ze eventueel al op in de klas, om de nieuwsgierigheid te prikkelen. Bereid alles goed voor. Stap 1: Introduceer het thema jongens en meisjes. U kunt dit doen door bijvoorbeeld al het gedicht van Erik van Os voor te lezen maar ook door een kringgesprek te houden. Leg nu de relatie naar pozie. Vaak wordt de liefde uitgedrukt in gedichten of mooie songteksten (denk aan Valentijnsdag, poziealbums). Benadruk dat gedichten niet hoeven te rijmen, maar dat we deze keer wel naar rijm kijken. Als u wilt, maak een uitstapje maken naar rappen want dit is ook een vorm van dichten. RAP betekent namelijk Rhythm And Poetry. Laat ze bijvoorbeeld kijken naar 1. Piertje (worm) is een liefdesgedicht aan het schrijven maar wil niet zeggen wat en voor wie en dan gaat Moffel (mol) haar verrassen met een rapgedicht http://player.omroep.nl/?aflID=8030762 of als u dit te kinderachtig vindt 2., ga naar http://www.alib.nl/ de bekende Nederlandse rapper en kies: Ik ben je zat (in het Nederlands, gaat over liefde en met rijm en opgenomen op een school) 3. of lees de rapgedichten over liefde op http://www.apeldoorn-onderwijs.nl/rap/index2.htm op deze site staat ook informatie over rap maar ook 8 ritmes om op te rappen en 5 stappen om tot een rap te komen.

61

Stap 2: Lees een paar gedichten voor en stimuleer kinderen om ook voor te lezen (probeer op ritme te letten). Stel nu een aantal vragen over een (of meer) gedicht(en) en lok een gesprek uit. Vraag ook welke gedichten ze mooi vinden en probeer te laten zeggen welk gedeelte of welk gevoel het oproept, verdriet, geluk, plezier, angst enzovoorts . Stap 3: Deel een aantal gedichten uit en laat kinderen de rijmwoorden onderstrepen met verschillende kleuren waarbij dezelfde kleur rijmwoorden aangeeft. Stap 4: Nu gaan we samen een liefdesgedicht schrijven, geef ieder kind een blad kladpapier, later krijgen ze een gekleurd papier (probeer eens een rond papier i.p.v. gewoon A4 dit prikkelt de fantasie weer) om het uiteindelijke gedicht mooi op te schrijven met een tekening erbij. Gesloten werkvorm (met gegeven structuur) a. vraag de kinderen om 2 -4 dingen op te schrijven die ze lekker vinden om te eten eet ik graag, o wat is dat lekker. b. en dan de zin laten schrijven: maar het allerlekkerste ben jij. c. vraag de kinderen om 2 4 dingen op te schrijven die ze graag doen. Ik ga graag..., o wat is dat fijn. d. en dan de zin laten schrijven: maar nog liever . e. vraag de kinderen om 2 4 dingen op te schrijven die ze mooi vinden om naar te kijken. Ik kijk graag naar:.., o, wat is dat een mooi gezicht. f. en dan een laatste zin laten schrijven (indien nodig geeft u een zin zoals bijvoorbeeld die eindigt op gedicht. g. stimuleer hen om te schaven aan de zinnen en af en toe rijm te gebruiken Half gesloten vorm a. kies een gedicht uit die reeds (voor)gelezen is en laat de kinderen de woorden vervangen door eigen woorden. Dit geeft een goed gevoel, zelfstandig gevoel. Half open werkvorm a. laat de kinderen in groepjes van twee minstens 10 woorden over liefde jongens of meisjes opschrijven b. laat de twee kinderen nu achter elk gekozen woord, een gevoel schrijven (zoals gezellig, eenzaam, bang, leuk, enzovoorts) c. laat de kinderen twee of drie woordparen (dus woord over liefde en gevoel) uitkiezen en in drie lange zinnen zetten, die ongeveer even lang zijn. d. stimuleer hen om af en toe te rijmen als ze het willen en naar een einde toe te werken. Open werkvorm (twee mogelijkheden) a. u werkt weer in tweetallen en kiest voor de stappen die aangegeven zijn bij de rap website (zie stap 1) of kiest een andere methode bijvoorbeeld http://www.vpro.nl/villa-achterwerk/jsp/villagames/games/defdada/index.jsp?KeepThis=true&TB_iframe=true&height=535 &width=730

62

b. of u laat de kinderen vrij associren rondom het thema, en een kort gedicht (6 regels) schrijven waarbij u hen stimuleert om af en toe rijm te gebruiken en naar een einde toe te werken. http://www.rianvisser.nl/kinderboeken/digibord/liefdesgedichten-valentijn.pdf dit is een leuk hulpje hierbij, wellicht interessant? Stap 5: Laat de kinderen het mooi overschrijven op gekleurd papier en er een tekening bij maken (of een collage als dat beter uitkomt). Stap 6: Nu worden de gedichten met tekeningen ingeleverd (u bekijkt ze eerst rustig zelf) en hangt ze dan op. De gedichten worden kort besproken (wellicht laat u ze voorlezen) waarbij de kinderen weer in dezelfde tweetallen bepalen welk gedicht het mooiste is en waarom. Geef daarbij aan dat ze goed op rijm moeten letten, of er mooie woorden zijn gebruikt en of er ritme in zit (zeker als u voor de Rap zou kiezen).

63

Gedichten1. Voor Valentijnsdag van Rian Visser Berichtjes Er zat een briefje in mijn jas waarop stond dat jij stapel op me was. En iemand met jouw naam Vroeg op msn: Wil je met mij gaan? Het is geplaag Van hen die willen Dat ik jou vraag Waar bemoeien ze zich mee Ik vroeg je allang En je zei: nee. 2. Tien van Rian Visser Ik stuur je een twee drie vier kusjes op papier vijf kusjes door de lucht zes per sms zeven over de telefoon acht op msn negen via de mail het zijn er veel te veel want je krijgt er bovendien op elke wang nog tien. Uit: 'Wil jij.. met mij?' http://www.rianvisser.nl/kinderboeken/ecards/tien.html

64

3. Erik van Os Meisjes zijn gevaarlijk maar dat weet niet iedereen. Ze zien er zo onschuldig uit maar vaak zijn ze gemeen. Niet dat meisjes heksen zijn zo ver wil ik niet gaan maar in plaats van zwarte jurken trekken zij een witte aan of een jurk met bloemen die zo mooi staat bij hun lach. Zo komen zij op jongens af als n wesp op hagelslag. Laatst kwam een meisje naar me toe en ik zag geen gevaar. Ze lachte lief en streek mij toen KEIHARD door mijn haar. Meisjes zijn gevaarlijk. Stuk voor stuk. Allemaal. En omdat ze zo gevaarlijk zijn wordt elke jongen kaal. Jongens zijn onschuldig maar dat weet niet iedereen. Ze zien er vaak gevaarlijk uit maar zijn haast nooit gemeen. En als er een onaardig is of niet zo vrolijk kijkt komt dat door een meisje dat steeds door zijn haren strijkt. 4. Valentijnsdag van Koos Meinderts Ik schrijf ze op met potlood en met pen, de liever nog dan liefste woorden die ik ken. Ik schrijf ze op met balpen en met stift, de mooier nog dan mooiste woorden in mijn schrift. Ik schrijf het op in rood en geel en blauw dat ik nog houer hou dan hou van de allerjouste jou.

Geweldig liefdesgedicht toch? Echt iets om vandaag iemand die je lief vindt mee te verrassen!

Uit de bundel Verdriet is drie sokken. 5. Bas Rompa Ik Ik ben verliefd op. Marian En snap maar niet hoe dat nu kan Zij heeft rood haar, ik val op blond Ik hou van slank en zij is rond Het is haar stem, het is haar geur Het is haar blik, waar ik van kleur

65

6. Wiel Kusters Mijn meisje heeft een paardestaart Met speldjes en een strik. Het regent en het waait in maart. Maar in dat staartje heb ik schik. 7. Ik hou van jou van Riet Wille zegt de pauw tot de koe: zeg wil je met me gaan? dan is het nu aan. - ik denk eerst na, loeit de koe. ik weet niet wat ik doe. de pauw pronkt met zijn staart. want kleur is heel veel waard. hij zingt in rood, goud, groen, blauw: -ik hou van jou! - boe loeit de koe. aaj tink aaj lof joe toe. 8. Andre Sollie Stil Ik weet ook zonder woorden - een glimlach en een blik wat jij bedoelt. Met honderd mensen om ons heen zijn we toch helemaal alleen. Wij. Jij en ik. Hoe zal ik je vertellen hoeveel ik van je hou. En hoe het voelt. Het is alsof ik op je lijk. Zelfs als ik in de spiegel kijk dan zie ik jou. Uit: Altijd heb ik wat te vieren. Querido, 2008.

66

9. Allerliefst van later van Theo Olthuis Hoe herkennen we elkaar Als we niet weten waar En hoe laat, de een Op de ander te wachten staat? Ik kijk elke avond Voor het slapengaan Uit mijn zolderraam En heb een rode pyjama aan. Zoek je mij? knipper ik met zaklamplicht In mijn bed Hoop ik dan Op jouw bericht. Pas als iedereen slaap, En zelfs mijn knuffel gaapt, Doe ik mijn ogen dicht. 10. Zoen van Jaap Robben Soms moet ik je opeens zoenen geven, dat gaat gewoon vanzelf. Voordat ik het weet, is het al gebeurd en heb je weer een zoen en ng een zoen. Moet je maar niet zo lief zijn. Ik kan er niks aan doen!

67

11. Sjoerd Kuyper Ik kreeg vandaag een brief. Dat maakte me zo blij. Maar t was een korte brief: ze houdt niet meer van mij. Ze stuurde ook de foto met de accordeon. Ik lachte op die foto, ik weet niet meer waarom. Ik houd nog steeds van haar, ik wil graag met haar blijven. Maar t was zon korte brief Ik durf haar niet te schrijven. Het was zon korte brief. Ik tel de woorden: tien. k Verbrandde haar adres. Ik zal haar nooit meer zien. Ik kreeg vandaag een brief: de zomer is voorbij. Het was zon korte brief: ze houdt niet meer van mij.

68

Groep 8 Thema: woonplek en herinneringOp verzoek is deze lessenserie wat uitgebreider maar u kunt gerust een aantal stappen overslaan (bijvoorbeeld stap 4 en 5 of stap 9) of stappen inkorten (bijvoorbeeld stap 1 en 2)

VoorafU kiest gedichten (wellicht een aantal uit de bijgevoegde gedichten) uit die gaan over wonen en herinneringen van vroeger erover. U zet ze op gekleurd papier, liefst een afbeelding erbij en plastificeert deze. Dan stopt u de gedichten in een oude koffer en plaatst deze in het klaslokaal. Als de kinderen vragen wat er in de koffer zit, dan doet u heel geheimzinnig en zegt dat ze nog even geduld moeten hebben Bereid een briefje voor met twee gedichten en de vraag (zie stap 4 en 5, indien u hiervoor kiest) aan de ouders en/of familieleden. Wellicht vermeld u erbij dat er een boekje of tentoonstelling over gemaakt wordt. Stap 1: U pakt de koffer en voordat u hem openmaakt, vraagt u wat de kinderen nog weten over waar ze gewoond hebben (sommigen altijd op dezelfde plek maar sommigen zijn misschien al eens verhuisd). Wat weten ze van hun huis maar ook van de woonplaats. Laat ze vrijuit vertellen. De vertelronde is een gezellige gebeurtenis. Alle kinderen zitten in de kring. Ieder komt aan de beurt en vertelt over iets dat hij of zij zelf heeft meegemaakt. Na het vertellen van een verhaal mag iedereen vragen stellen om nog preciezer te horen hoe het was. Op deze manier helpen de kinderen elkaar om bij hun eigen herinneringen te komen. Ze associren op verhalen van elkaar en de reeks verhalen groeit. U zorgt, door stimulerende vragen te stellen, dat het vertellen spannend blijft. De kwaliteit van het vertellen kan verbeterd worden als U steeds doorvraagt naar nog meer details en aspecten van een ervaring. Van belang is dat ieder zijn eigen verhaal in alle vrijheid kan vertellen. De mening van de leerkracht of van een ander kind mag het authentieke verhaal niet doorkruisen. Fouten maken in je eigen verhaal kan niet. Het is immers je eigen belevenis. Iemand anders kan hetzelfde voorval op een andere manier beleefd hebben, maar dat wil niet zeggen dat het ene verhaal beter is dan het andere. Bespreek dan kort wat een gedicht is. Stap 2: U vertelt dan kort iets over de woonplaats. Voor landgraaf is kort iets te vinden op: http://www.landgraaf.nl/inwoners/geschiedenis_3273/ maar liefst niet de hele geschiedenis maar een spannend verhaal eruit, bijvoorbeeld over de bokkenrijders of over de Romeinen. Van het gebied rondom basisschool het Valder weten wij dat daar Archeologische resten te vinden zijn van een zogenaamd Vrouwengraf uit de Romeinse tijd. Hier kunt u een verhaal omheen bedenken. Of vertel anekdotes. Ook kunt u wellicht iets met straatnamen doen. Vervolgens zegt u dat in de koffer allerlei gedichten zitten over woonplaatsen en herinnering. Indien nodig schenkt u nog aandacht aan wat een gedicht is (waarbij geldt dat het niet altijd hoeft te rijmen) 69

Stap 3: U kiest nu twee gedichten uit de koffer (laat de anderen nog niet zien, dit zijn dezelfde gedichten als op de brief aan de ouders en/of familieleden) en leest deze voor. Zeer geschikt zijn Er is een boek van Ienne Biemans en Er woonde op de aarde van Joke van Leeuwen. Bespreek met de klas kort elk gedicht na het voorlezen. Onderwerpen die daarbij aan de orde kunnen komen zijn: Hoe verhoudt de titel zich met het gedicht? Wat bedoelt de dichter met.? Waar gaat het gedicht volgens jou over? Wat vond je de mooiste/onbegrijpelijkste/verwarrendste/ indrukwekkendste regel? Welke van de twee vind je het mooiste? Waarom koos je dit gedicht? Welke titel zou jij gegeven hebben? Wat raakte jou in dit gedicht? Stap 4: Dan vraagt u de kinderen om als ze thuis komen te vragen naar verhalen over de woonplaats, het huis aan vader, moeder, opa of oma. Geef hen ruim een paar dagen de tijd hiervoor. Vraag hen om een opgeschreven verhaal hierover mee terug te nemen, liefst met fotos of afbeeldingen erbij en ook wie de verteller van het verhaal is. Nog mooier zou het zijn als familieleden al een gedicht zou hebben of maken. Allemaal voor in de koffer Stap 5: U leest eerst zelf alle ingebrachte verhalen. U bepaalt zelf wat u er verder mee wilt, zoals gezegd een boekje, een tentoonstelling of ophangen in de klas (en later in de koffer) maar in ieder geval bespreekt u er minstens een aantal die een prikkel kunnen zijn om zelf aan de slag te gaan (zie volgende stap) Stap 6: Tja, en dan gaan de kinderen zelf aan de slag en gaan ze een gedicht maken over hun woonplek of huis (huis is iets gemakkelijker omdat het concreter is). m.b.t. het onderwerp huis U kunt kiezen uit twee werkvormen. De eerste is meteen laten schrijven (zie stap 7). De tweede doet u met de werkvorm: begeleide associatie om op een intensieve manier zoveel mogelijk bij de kinderen op te roepen. Het is een werkvorm waarbij kinderen stap voor stap bij hun ervaringen en ideetjes gebracht worden. Er worden algemene vragen gesteld, over hoe ziet het huis er van buiten uit? Wat is er allemaal in de woonkamer? En ga zo maar door. Denk aan alle zintuigen, niet alleen zien. In steekwoorden schrijven de kinderen op hoe het op die plek ruikt, welke kleuren er zijn en welke geluiden. Of er andere mensen of dieren zijn. Hoe het voelt als het huis leeg is of vol. Misschien valt er iets te proeven. Deze reeks steekwoorden is het materiaal dat gebruikt wordt voor het schrijven over die plek (zie stap 7). Benadruk nog eens dat deze keer rijm niet belangrijk is maar wel woordkeuze. m.b.t. het onderwerp woonplaats. Laat leerlingen minstens vijf dingen opschrijven die horen bij hun woonplaats in het verleden (wellicht putten ze ideetjes uit de verzamelde informatie via ouders of andere familieleden). Als iedereen klaar is schrijven leerlingen vijf dingen op die horen bij de huidige woonplaats. Dit hoeven geen hele zinnen te zijn maar vijf flarden van regels. Laat dan 5 dingen schrijven over hun woonplaats in de toekomst.

70

Stap 7: Nu gaan ze aan het schrijven. Nadrukkelijk moeten ze erop gewezen worden dat ze niet alle associaties hoeven te gebruiken. Het zijn slechts bruggetjes naar hun herinneringen. Het kan zelfs beter zijn om de blaadjes met steekwoorden te laten wegleggen als er met schrijven begonnen wordt. U bepaalt of u een gesloten (geleide werkvorm wenst of een open werkvorm met meer vrijheid) Gesloten werkvorm: a. De eerste regel is de plek waarover het gedicht gaat bijvoorbeeld ons huis of thuis of het adres of anderszins b. De tweede regel gaat over de kamers in het huis in het algemeen (denk weer aan alle zintuigen) c. De derde regel gaat over een kamer (denk weer aan alle zintuigen) d. De vierde gaat over wat er in die kamer gebeurt, dus een actie e. De vijfde regel gaat over wie die actie doen (doet) f. De zesde regel gaat over wat het gevolg van die actie is. g. De zevende regel gaat over een gevoel erbij (gezellig, warm, knus, moeilijk, eenzaam, triest, vrolijk, blij enzovoorts) h. De achtste regel is weer de plek waarover het gedicht gaat. Bij aan regels gebonden teksten moet je je als leraar realiseren dat het een hulpmiddel, een kader, is. Het gebeurt vaak dat leerlingen in hun enthousiasme de aangeboden regels vergeten en een prima gedicht schrijven. In zo'n geval laat u natuurlijk het zoals het is en mag u niet streng aan het kader vasthouden. De kaders zijn bedoeld om een grotere vrijheid te geven en niet, zoals het lijkt, ter beperking van de schrijfactiviteit. Vraag wel of de leerlingen nog even willen kijken naar hun gedicht en er mooie woorden in verwerken. Dus ze veranderen een woord een beetje zodat het anders klinkt dan een ander woord. Ook maken ze er een tekening bij (zeg dat ze een foto tekenen dat helpt om het concreet te maken) Open werkvorm: U laat de leerlingen zelf een gedicht schrijven van ongeveer 9 - 12 regels. Nogmaals rijmen hoeft niet, wel goed kijken naar welke woorden gebruikt worden. Stap 8: Laat leerlingen de gedichten voorlezen (indien u tijd gebrek heeft of het prettiger vindt, verdeel de klas in groepjes van 4 en laat ze de gedichten aan hun eigen groepje voorlezen) . Laat leerlingen noteren welke gedicht echt mooi/spannend/ontroerend/ verrassend is en erbij aangeven waarom ze dit vinden. Wissel centraal de bevindingen uit. Stap 9: Wellicht kunt u i.s.m. (school)bibliotheek een tentoonstelling maken over de woonplaats, waarbij ook een gastenboek ligt waar anderen hun aanvullingen over de woonplaats kunnen melden maar ook hun mening over het tentoongestelde.

71

Gedichten1. Ienne Biemans Er is een boek, je kent het niet, het is nog niet geschreven. De bladen zijn tot op vandaag nog wit en leeg gebleven. Ik vond het in mijn vaders kast van stof grijs en vergeten. Als ik het niet gevonden had zou niemand ervan weten. Uit: Mijn naam is Ka; ik denk dat ik besta. Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1985 Ons huis 2. Ooit van Ienne Biemans Ooit woonde ik in een luchtkasteel Met een toren, En een kanteel. Een venster Een poort Een gracht. Een zwaan voor het overvaren Eens in de zoveel jaren, Als ik moe was van het vele Met schapenwolkjes spelen. Ooit, toen, bliksem en donder, Was mijn leven pas Een wonder!

72

3. Joke van Leeuwen Er woonde op de aarde Een vrouw van honderd jaar Die veel te veel bewaarde Ik weet alleen niet waar Wat iemand had vergeten, Wat iemand niet meer zag, Wat bijna was versleten, Wat in een laatje lag. Wat in antieke kasten En diepe putten bleef, Wat nergens meer in paste, Wat schonkig was en scheef. En niet als in de dromen En elke dag te moe, Ze heeft het meegenomen Ik weet niet waar naartoe 4. Tekening van Ted van Lieshout Misschien niet het mooiste, Maar wel het liefste huis Is het huis waarin ik woon. Ik maak een geheime tekening Van ons huis en waar het staat. Anders kan er iemand komen Die het steelt. Of ik verlies Het, zulke dingen gebeuren. En waar moet ik dan naar toe? O, ja en dan nog dit: teken Nooit je eigen huis met potlood, Want er lopen overal gummen los.

73

5. In de Lindelaan van Elma van Haren Over heel veel jaren is deze weg een laan Dan grijpen bomen boven Met takkenvingers in elkaar En schudden zij elkaar de hand Met heftig zwaaien van hun armen. Onder is het licht geheimzinnig groen, Als het groen geslepen glas dat fonkelt In tante Beas buffet of is het net Alsof ik in de slotgracht zwem of Een zeemeermin tussen het zeewier ben. De lucht voelt zacht en warm aan. Pas als ik zon weg loop Kan ik zeggen, Nu loop ik in een laan. Een lommerrijke laan, als goede buren waaien de bomen Over en weer op visite. + l & zo zal het, denk ik, ook deze weg vergaan, die nu gewoon Lindestraat heet. Een doodgewone straat met sprieten. 6. Ons huis van Johanna Kruit Ons huis staat zo vertrouwd langs deze weg alsof een goede hand het daar heeft neergezet. Achter de ramen schijnt tot s avonds laat nog licht voor de voorbijgangers op straat. Ons huis is ook voor wie er niet in wonen. Voor mensen en voor dieren. En voor dromen Die ik heb wanneer ik s avonds op de fiets van ver het licht achter de ramen zie.

74

7. Oude handen van Edward van de Vendel Als ik oud ben wil ik oude handen die, als op de relifkaart van een basisschool hun gebergte, hun rivieren durven tonen. - Verre landen waar ik in kan wonen. Ervaren aderen, vingers met verhalen. Handen die ergens waren; op schouders, om een hart, in andere handen. Aan relings, zwaaiend, aaiend langs de wanden van een huis ver van hun huis. Handen wil ik vol geschiedenis en aardrijkskunde: Reizigers, na vele avonturen veilig thuis. Uit: 'Aanhalingstekens', 2000. 8. Een verhaal van Gil vander Heyden Maak me een verhaal. Trek de lijnen als De buitenmuren van een huis. Hier komt de deur, daar het raam. Blaas met je voorzichtigste adem De meubels naar binnen: De tafel, een stoel, een rek met borden Laten we naar binnen gaan. Jij met een tas vol woorden, Ik met oren die nu al tuiten.

75

9. Leendert Witvliet Drie bomen van kerels Dragen het huis leeg Een, met een kast, licht Als karton, een Met de slaperige bank En twee met de piano. De trap kraakt ervan. We gaan nog een keer Door het huis Daar stond ons bed. Daar het fornuis En daar keken we vaak Door het raam in de tuin. De verhuiswagen start En draait de hoek om. Niets vergeten? Niets 10. Plattegrond van Arjan Duinker Ik liet mijn stad zien Aan drie duidelijke mannen. De eerste zei: je stad lijkt op een arend. De tweede zei: je stad lijkt op een dingo. De derde zei: je stad lijkt op een slang. De poorten gingen dicht En de lichten werden zwart Door het zwijgen van de muren. Ik liet mijn stad zien Aan drie duidelijke mannen. De eerste zei: je stad lijkt op een bizon of op een tijger. De tweede zei: je stad lijkt op een snoek of op een eland. De derde zei: je stad lijkt op een havik of op een giraf. Er kwam beweging in het water, Er verscheen enige wildernis op de stoep Maar de mannen ontkenden geluk. Uit: 'De geschiedenis van een opsomming', 2000.

76

11. Het meubilair van Annie M G Schmidt Gaat u mee een eindje wandlen? Vroeg de tafel aan de stoel. Van dat stilstaan in de kamer krijg ik toch zon stijf gevoel. Inderdaad, zo sprak de stoel. Ik word ook een tikje stijf. Kom, we gaan, we hebben tenslotte poten aan ons lijf. Mag ik u dan vergezellen, vroeg het eikenhouten dressoir. Maar ik loop een beetje langzaam, want ik ben zo vreselijk zwaar. Al die kopjes en die borden en die glazen in mijn maag. Gaat u ook mee, boekenkastje? En de boekenkast zei: Graag. Zo ging het meubilair een eindje wandlen langs de zee. Niet de klok en niet de lamp, die mochten allebei niet mee. Dus die staan nu wat te kniezen in het grote lege huis. Yja, zo gaat het in het leven, wie geen poten heeft, blijft thuis. 12. Het lied van Mustafa van Willem Wilmink Het huis waar ik woon, heeft wel erg dunne muren en we wonen te dicht op een kluit. Dus een klein beetje herrie geeft ruzie met de buren en zon ruzie maakt dan ook weer geluid. Men wil in dit land dat we heel anders leven, ook al zijn we hier soms nog maar kort. Maar mijn oom in Marokko heeft laatst nog geschreven dat ik veel te Nederlands word. Ik zal deze buurt op den duur wel verlaten, alhoewel ik er toch van hou. Maar ik wil toch wel eens hard kunnen zingen en praten en ik wil wel eens weg uit de kou. Er is een land waar ze niet meteen vloeken, er is een land waar ik dikwijls van droom. Daar zal ik zelf wel een meisje gaan zoeken, tot verdriet van mijn vader en oom.

77

13. De hand van mijn vader van Armand van Assche Aan de buitenkant is de hand van mijn vader een polderland met riet en pluimgras blauw gezwollen beken en hier en daar, verstrooid, wat zonnebloemen. Aan de binnenkant is de hand van mijn vader een stafkaart met snelwegen en wandelpaden. Ik vind er altijd de weg op naar huis. uit 'De zee is een orkest' 1978

78

Klas 1 en 2

DOELSTELLINGEN79

(zie de leerlijn van SLO bijlage 2 bij de inleiding) : De leerling leest gedichten over onderwerpen dicht bij zijn ervaringswereld. Door te lezen doet hij ervaring op met verschillende dichtvormen en kan met klasgenoten uitwisselen wat een gedicht voor hen betekent. De leerling schrijft over eigen herinnering/ervaring en gebruikt associe ren en vaste vormen (elfje, kwatrijn, rondeel, sms, enzovoorts ) als hulpmiddel. De leerling kan een (eigen) gedicht voorlezen aan dichtbij publiek in een bekende en vertrouwde omgeving.

We hebben ervoor gekozen om met moderne media te werken maar u heeft ook de mogelijkheid om het zonder te doen.

Brugklas Thema: dromen, wensen, eventueel een idool VoorafLees vooraf de informatie (vooral op www.precies160.nl en de gedichten). u kunt de werkwijze voor SMS gedicht kopiren en uitdelen. Stap 1: Introduceer het woord fictie en de vorm gedichten. Geef aan dat gedichten heel lang kunnen zijn maar ook heel kort. Vertel als anekdote dat reeds in de zeventiende eeuw een beroemde dichter een prijs voor zijn gedicht heeft gekregen en dat gedicht bestond uit.. drie letters. Het gedicht gaat als volgt U nu! De komende tijd gaan we aan een SMS gedicht werken. SMS staat voor Short Message Service. Vertel wellicht kort iets over het ontstaan (zie wikipedia). Echter, Sofie Cerutti (heeft ook een eigen website) heeft het SMS gedicht bedacht dit in 2005. Zij is Nederlandse. Bespreek het volgende gedicht. In dit gedicht is geen woord te veel Neem je er iets af dan is het niet meer heel K. Schippers Dan stap over naar het thema (stap 2)

80

Stap 2: Laat de geselecteerde gedichten in stilte lezen (of wilt u ze zelf eerst voorlezen?) en zeg dat ze daarna het gedicht wat hen het meeste aanspreekt gaan voorlezen. Ze krijgen dan de vraag: wat betekent dit gedicht voor je? Klassikaal bespreek ook de inhoud van het gedicht. Stap 3: Vertel leerlingen dat ze een reeks vragen krijgen waar geen goede of foute antwoorden op bestaan. We gaan associeren. Vraag ze snel op te schrijven wat hen te binnen schiet. Laat eventueel (afhankelijk van de spanningsboog) vragen weg of vervang vragen. 1. Wat dacht je vanochtend toen je uit het raam keek? 2. Wat zou je vandaag het liefste hebben willen doen? 3. En als je dat niet deed, wat zou je dan het liefste doen? 4. Schrijf een wens op, een droom die je hebt. 5. Noteer drie dingen over wat je wenst zonder dat je de wens verklapt. Waar droom je van? 6. Wat zou je een vriendin/vriend/neef/nicht vertellen over die wens, droom, zonder dat je de wens verklapt? 7. Kies een kleur die bij je wens/droom past. 8. Kies een werkwoord dat bij je wens/ droom past. 9. Noteer een woord dat helemaal niet bij je wens/ droom past. Stap 4: Vraag leerlingen korte regels te maken van losse woorden. Doe dat even voor op het bord: 1. Niks - vanochtend dacht ik helemaal niks. 2. Niks - vanochtend wou ik helemaal niks. 3. Slapen - niets dan slapen. 4. Slapen - ik wou dat ik mocht slapen. 5. Lang, de hele dag, niet naar school - De hele lange dag wil ik slapen. De hele dag wil ik niet naar school. 6. Dat wil jij toch ook wel? - Dat wil jij toch ook wel? 7. Zwart - alles is donker alles is zwart. 8. Liggen - liggen op mijn bed. 9. Voetballen - dromen dat ik voetbal. Als leerlingen bij de losse woorden regels hebben gemaakt, vraag dan een volgorde te kiezen voor de regels en weg te laten wat ze niet kunnen gebruiken en er bij te verzinnen wat nog mist. Vraag ze om niet te rijmen. Loop rond om te bemoedigen en te adviseren. Stap 5: Het is fijn als dit in een computerlokaal kan, zo niet dan moet u goed uitleggen hoe een SMS gedicht in zijn werk gaat. Met de computer 1. Ga op de computer naar www.precies160.nl 2. Klik op Schrijf 160 3. Op het beeldscherm zie je het scherm van een mobiele telefoon. Hier kun je

81

4. het gedicht schrijven. Het aantal tekens wordt automatisch geteld door het tellertje onder het schermpje (sleep eventueel de grijze balk rechts naar beneden). Lees ook de spelregels bij Manifest. Niet rijmen 5. Schrijf jouw regel op in het schermpje. 6. Kies een woord uit deze regel en maak daarmee een zin. Jouw zin hoeft niet 7. met dit woord te beginnen maar het moet er wel in voor komen. Of het woord 8. brengt je op een idee voor een nieuw woord. 9. Maak dan een zin die er bij past waar het woord ik in voor komt of waar een 10. werkwoord in voor komt of een kleur of een geluid. 11. Kies nu een woord dat belangrijk is en schrijf er nog een stukje bij. 12. Misschien kun je met een vraag eindigen. 13. Gebruik minstens n woord dat met de kleur te maken heeft. 14. Wanneer het niet precies past, kun je woorden vervangen door andere woorden 15. of de samenstelling van een zin veranderen. Stap 6: Kijk wie er nog hulp nodig heeft. Vraag om het schrijven af te ronden voor nu. Geef eventueel de gelegenheid na de les dingen af te maken of te bespreken. Wijs leerlingen aan om het eigen gedicht voor te lezen. Stap 7: Neem de ruimte om leerlingen te laten reageren omtrent hun beleving van het gedicht. Houd het kort en dynamisch. Niet alle gedichten hoeven per se voorgelezen te worden. Stap 8: Hang ze op en laat kiezen welke als favoriet naar voren komt.

82

Gedichten1. Het donker is een wonder van Frank Adam De zon gaat onder. De lichten zijn gedoofd. Het donker is een wonder. Wat je ziet zit in je hoofd. 2. In de nacht van Sjoerd Kuyper Soms kun je de slaap niet vinden. Niemand die je troosten kan. Ook een man kan soms niet slapen. In de nacht huilt soms een man. En de dag maalt door de nacht, maak van alles wat je deed tussen grote molenstenen en je hersens malen mee. De nacht is voor de dekenden. Ook al willzen ze niet, ze moeten steeds weer. Je denkt dat je denkt, maar je kunt niet meer denken, en daar denk je dan over - steeds weer Maar dan komt de nieuwe dag: geur van eieren en spek. En de zon, de zon, die glimt als een lade vol bestek.

83

3. Geluiden van Johanna Kruit Er waren soms vreemde geluiden die klommen door het raam naar binnen alsof ergens dieren huilden in bange woorden en zinnen. De wind bewoog dan gordijnen en nooit zag je dat wat er was de nacht hield zich schuil in het gras en waar zou de dag beginnen? Dan kroop je maar diep in je dromen en wilde alleen maar schuilen want dieren die s nachts kwamen huilen kon je laten nog tegen komen. 4. Een droom van Ted van Lieshout I Ik ging voor ik vertrok door lege kamers die nog vol stemmen waren voor wie wilde horen. Ik zag de sporen: uitgesleten treden van een trap de wijde ramen. En mijn moeder die alleen gebleven toch nog zong. Voordat ik kon bedenken dat zoiets niet kon omdat wie dood is niet kan zingen, ging de muziek weer aan en speelde vader fluit. Daarna gingen de lichten uit en wist ik weer dat zij die dromen nooit zijn vertrokken en nooit zijn aangekomen. II Veel later kwam dit landschap mij begroeten. Steeds vaker als ik wakker werd droeg ik de wolken mee wanneer ik ging. Om wat verdween wilde ik wel verder zoeken. Maar hoe muziek te tillen over de doden heen die slechts in dromen nog elkaar begroeten? Ook als je gaat verdwijn je niet meteen maar b