10a. Runenzweeds

download 10a. Runenzweeds

of 6

Transcript of 10a. Runenzweeds

  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    1/6

    Hoofdstuk 1

    Runenzweeds ca. 800 - 1200/1225)

    Cultuurhistorisch gedeelte

    De aandachtige lezer merkt direct op dat er een overlapping te zien is met het Oudnoords. Als we

    over het Oudnoords specifiek in Zweden praten, kan de term RUNENZWEEDS worden gebruikt om

    specifiek de Zweedse taal van die tijd aan te duiden (vgl. RUNENDEENS). Het eindpunt van deze periode

    is de tijd toen het Latijnse alfabet in gebruik genomen werd. Als tweede argument om het

    Runenzweeds rond die periode te beindigen is de verhoogde schriftelijke productie in de vroege 13e

    eeuw.

    De belangrijkste bronnen voor het Runenzweeds zijn ongeveer3000 runeninschriften

    waarvan

    sommigen iets langer dan de doorsnee zijn. Zon 1500 inschriften komen uitUppland

    , terwijl de

    overige inschriften in de rest van Zweden teruggevonden werden (in het Zuiden [Skne] zijn er het

    minste teruggevonden). Er zijn heel weinig inschriften tussen 800-1000 teruggevonden, maar vanaf

    het jaar 1000 stijgt dat aantal sterk tot het in de 12 eeeuw weer duidelijk afneemt. Het meerderdeel

    van de inschriften stamt dus uit de 11een begin van de 12eeeuw.

    De inschriften zijn vooral op stenen teruggevonden en de tekst zegt ook meer dan de Oernoordse

    inschriften. De Runenzweedse inschriften hebben zelfs (bijna) een literair karakter (cf. Rk-steen).De tijd tussen 800 en 1050/1060 wordt algemeen de Vikingentijd genoemd (de Zweedse Vikingen

    werden Varjagen1genoemd en gingen naar de Baltische staten, Rusland, Oekrane en verder in de

    richting naar het Oosten; ze speelden een leidende rol in het Kievse Rijk). Het is in deze tijd het

    Christendom zijn intrede doet in het Noorden (Zweden wordt als laatste land gechristianiseerd rond

    1100) en ook rond deze tijd zien we de vereniging van Scandinavische rijken (in Zweden rond 1000,

    maar er blijft toch een lange strijd tussen de Svearen de Gtar).

    Tot de 13eeeuw zijn er nauwelijks historische bronnen. Wat we wel zeker weten is

    dat het christendom in de 12eeeuw als gevestigd geldt;

    dat de landschappen (landskap[NZw]) nog zeer autonoom zijn;

    dat de innerlijke strijd tussen de Svearen de Gtarblijft duren;

    dat in de 12eeeuw koning Erik de Heilige in zijn kruistochten het grootste deel van Finland

    verwerft en dat hiermee de Zweedse Oostkolonisatie begint.

    1ON vringi< vrbelofte -gengimetgezel = een gezworen persoon; een vreemdeling die zich gezworenheeft tot dienst bij een nieuwe heer als dienaar of beschermeling.

  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    2/6

    Taalkundig gedeelte

    Fonologie

    Rond 800 bezat het Runenzweeds de volgende fonemen:

    Vocalen: a, e, i, o, u,,,y, (alsook de overeenkomstige lange vocalen)

    Diftongen:ai, au,y, iu> i(< PN eu), ia(< a-Breking), i(< u- Breking).

    Consonanten: b-d-gAnlaut~ v--Inlaut & Auslaut; p-t-k; f--h; s, R; m-n-; l, r; j, w.

    < i-umlaut

    < a-umlaut

    < u-umlaut

    Verdere fonologische veranderingen, naast diegene die kenmerkend zijn voor het Oostnoords (zie

    Hoofdstuk xOudnoords, Fonologie

    ) en die in de regel ook voor het Runendeens tellen, zijn:1. In onbeklemtoonde lettergrepen bleven drie volle vocalen (a-i-u) over. Dit geldt bijna voor heel

    Scandinavi (het latere Ouddeens zal deze klanken vrij snel naar de

    afzwakken).

    2. Tussen een consonant en een auslautende, niet geassimileerde -R wordt een tussenvocaal 2

    toegevoegd, zodat de uitspraak gemakkelijker wordt.

    a.

    In het Oudzweeds was dit een -e-: RZw.fiskR> OZw.fiskerOIJsl.fiskr

    b. In het Deens een --, maar de nominatiefuitgang -rviel snel weg.

    c. Later gebeurt dit ook in het Westnoords (IJslands, Faerers -u-, Noors -e-) en het

    Gutnisch.

    3. De beklemtoonde ewerd normaalgezien (waardoor het met het i-umlautsproduct van [a] > []

    samenviel). Ook de lange vocaal werd (in het Zuidelijkste taalgebied tot de Middelzweedse

    meren; Vnern en Mlaren) een (bvb. OZw. trvs. OIJsl. tr; vgl. NZw. f, kn, tr, lt, grt, slt,

    ttenflta).

    4. De verbinding>

    ia(in het gehele Zweedse taalgebied), bvb. PGm.*sehwan>*sehan >*san>sa >

    sia si, maar in de presens ser. Vgl. verder fhus > *fus > *fius > fjus/fjs (Noordelijk Zweden,

    dialectaal - hiervoor is de verandering e > inodig).

    5. Na een consonant + r/l wordt ieen(bvb. OZw. brta vs. OIJsl. brjta).

    6. Gedeeltelijke assimilaties.

    a. Zo wordt een sth. consonant in verbinding met een stl. consonant ook stl. (Geldt overal

    in Scandinavi).

    bvb. OZw. land, Genitief lanz= lants

    b. De fricatief wordt na l, m, n, b, d, g de plosief d (Geldt overal in Scandinavi; bvb.

    preteritum van zwakke werkwoorden zoals

    OZw. dmdi

  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    3/6

    OZw. maar[] man, Datief manni

    d. [m/mv> mn]

    RZw. iamneven [NDKjvn; NHDeben] < PN*ena-

    ramn[archasch] raaf

  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    4/6

    2. PN h[]

    a. In de Anlaut voor een vocaal wordt het de stl. glottale fricatief [h]

    b. Het blijft [] in de consonantverbindingen hl, hn, hr, hj, hw.

    c. In de Inlaut wordt hij geassimileerd en verdwijnt hij (bvb. ht > ttin ntt).

    d. In het Runenzweeds verdwijnt de h dan ook in hl, hnen hr(vgl. IJslands hlaupa, hnga,

    hreinn met OZw. lpa, ngha, rn; gedaan in de 11eeeuw).

    3. PN R(< PGm.z) was in het Runenzweeds nog tot en met de 11eeeuw aanwezig (en werd dus van r

    < PGm. ronderscheiden), maar rond 1200 zijn Ren r samengevallen tot r (PN dagaR> dagR> OIJsl.

    dagrvs. OZw. dagher).

    4.

    Voorjwordt fricatief /kgegemineerd naargg/kk(bvb. Oudzweeds liggia).

    5. PN wwordt overal in Scandinavi geleidelijk aan v(maar verdwijnt in het Runenzweeds voor

    een onbeklemtoonde vocaal).

    Morfologie

    De grammatica van het Runenzweeds rond 800 was essentieel gezien hetzelfde als het Oudijslands

    en - mits enige vereenvoudigingen - ook als het Oudzweeds.

    In het Zweeds (in tegenstelling tot het Deens!) blijft het vier-naamvallen-systeem bij de

    substantieven, adjectieven en voornaamwoorden behouden (bvb.fisker- fisks- fiski- fisk).

    Daarnaast werd er een verdere deflexie doorgevoerd in de verbale flexie. Reeds in PN tijd waren de

    2een 3epersoon enkelvoud presens gelijkgesteld (-R) en nu gaat deze uitgang ook over naar de 1 e

    persoon enkelvoud, zodat er nu een eenheidsuitgang voor het enkelvoud bestond (bvb. iak//han

    skitervs. vi skitum, I skitin, skita< skita schieten), wat ook al voor het preteritum gold (met

    uitzondering van de 2e persoon enkelvoud van de sterke werkwoorden, bvb. gaft jij gaf). Dit

    gebeurde tegelijkertijd in het Runendeens, maar tijdens het Runendeens werden ook de

    meervoudsuitgangen tot -gelijkgesteld.

    Daarnaast behoort het ontstaan van het aangeplakte, bepaalde lidwoord (zie Hoofdstuk x Oernoords:

    morfologie) in de Runenzweedse tijd.

    Syntaxis

    De syntaxis was nog zeer sterk gelijk aan die van het Oernoords, maar hier kunnen we door het

    bronnenmateriaal, dat weinig volzinnen bevat, geen zekere ontwikkelingstendensen vaststellen.

    Lexicologie

    De woordenschat wordt opnieuw door Latijnse, maar ook door Griekse leenwoorden (door de

    Christianisering!) verrijkt (bvb. Zweeds kyrka, kloster). De Nederduitse leenwoorden bereiken het

    Noorden nog niet echt.

  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    5/6

    Literair gedeelte

    Bronnen

    De Rk runensteen (ca. 800 n.Chr.; Zweden, stergtland (Rk), g 136) is het inschrift met de meeste

    tekens die we uit deze periode hebben. Ze is gedeeltelijk potisch (markeert dit het begin van de

    Zweedse literatuur?) en taalkundig gezien nog archasch.

    De inhoud van de runensteen gaat over een (vermoedelijk) verloren stuk Noordse mythologie. Er is

    ook een historische referentie naar de Ostrogotische koning Theodorik de Grote (451 - 526; Gotisch

    iudareiks, Latijn Flvius Theodericus, Grieks (Theuderikhos), OE odrc, ON jrkr of

    rkr) en de ongeveer 760 karakters op de steen zorgen voor de lange pre-christelijke

    runeninscriptie die we hebben.

    Enkele teksten onder de loep genomen

    Rkstenen - De Theodorik de Grote-strofe:

    Rkstenen(stergtland, ca. 850)

    Rai iaurikR hin urmui stiliRflutna strantu hraimaraR

    sitiRnu karuR a kuta sinum, skialti ub fatlaR, skati marika.

    Oijsl. 13e eeuw Rei irekr hinn ormi stillir flotna strndu Hreimarar

    sitr n grr gota snum, skildi umb fatlar, skati mringa.

    Zw. Rdde Tjudrik den djrve, vikingars hvding, over Reidhavets strand,

    sitter nu rustad p gotiska hsten sin med skld i rem mringars hvding.

    De Rk steen: Zie bijlage

    De Gripsholm steen: Zie bijlage

    Extra leestips literatuur)

    De Rk steen

    RYDBERG, Viktor (1892). Om Hjltesagan Rkstenen. Stockholm;

    Vertaald door REAVES, William P. (2007). The Heroic Saga on the Rkstone. In The Runestone Journal 1. Asatru Folk

    Assembly.

    SCHCK, Henrik (1908). Bidrag till tolkningen af Rkstenenin Uppsala Universitets rsskrift. Uppsala.

    BUGGE, Sophus (1910). Der Runenstein von Rk in stergtland, Schweden. Stockholm.

    FRIESEN, Otto von (1920). Rkstenen. Uppsala.

    WESSN, Elias (1958). Runstenen vid Rks kyrka. Stockholm.

    JANSSON, Sven B F (1963 / 19843). Runinskrifter i Sverige. Stockholm.

    STHLE, Carl Ivar & TIGERSTEDT, E N (1968). Sveriges litteratur. Del 1. Medeltidens och reformationstidens litteratur. Stockholm.

    http://en.wikipedia.org/wiki/File:Theoderic_runes.png
  • 7/23/2019 10a. Runenzweeds

    6/6

    LNNROTH, Lars (1977). The Riddles of the Rk-Stone: A Structural Approach. InArkiv fr nordisk filologi 92, reprinted (2011)

    In The Academy of Odin: Selected Papers on Old Norse Literature. Odense.

    GRNVIK, Ottar (1983). Runeinnskriften p Rkstenen. InMaal og Minde, Oslo.

    GUSTAVSON, Helmer (2000). Rkstenen. Uddevalla.

    HARRIS, Joseph (2006). Myth and Meaning in the Rk Inscription. In Viking and Medieval Scandinavia 2.

    Bijlagen

    Bijlage 1: Jrsberg-steen ca. 500-550)

    ... == =... =

    ...ubaz hite h=arabana=z h=ait... ek e=rilaz runoz waritu

    ubaR hite hArabAnaR hait ek erilaR runoR wAritu

    UbaR h(a)it, HrabanaR hait[]; ek erilaR rnR waritu.

    [Le]ubaz (?) haite. Hrabnaz hait[e]. Ek, erilaz, runoz writuLeubaz am I called. Hrafn am I called. I, the eril, write the runes.

    (I) am callled Ubar, the Raven I am called; I, the runemaster, carve the runes.