10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed,...

15
10 jaar beheerovereenkomsten Wat denken de landbouwers erover? © Vlaamse Landmaatschappij

Transcript of 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed,...

Page 1: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

10 jaar beheerovereenkomsten

Wat denken de landbouwers erover?

© Vlaamse Landmaatschappij

Page 2: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

Referentie: Rapport Consultatieronde Landbouwers i.v.m Beheersovereenkomsten – VLM POINT Consulting Group

Meer info :Dienst Beheerovereenkomsten VLM, [email protected]ördinator VLM project Solabio [email protected]

Deze opdracht kadert in het project SOLABIO- ‘SOorten en LAndschappen als dragers voor BIOdiversiteit’, mede gefinancierd door het Europees programma Interreg IV A voor de grensregio Vlaanderen-Nederland

1. Inleiding __________________________________________________________ 3

2. Methode __________________________________________________________ 3

3. Resultaten ________________________________________________________ 4

3.1 Communicatie ________________________________________________________ 4

3.2 Sterke en zwakke punten van de beheerovereenkomsten ______________________ 6

3.3 Begeleiding door bedrijfsplanner _________________________________________ 8

3.4 Vergoedingen _________________________________________________________ 8

3.5 Administratie _________________________________________________________ 9

3.6 Uitvoering van contract BO _____________________________________________ 10

3.7 Controles ___________________________________________________________ 11

3.8 Resultaten voor natuur en milieu ________________________________________ 12

3.9 Waardering __________________________________________________________ 13

3.10 Meerwaarde van samenwerking (Agro-beheersgroepen) en kennisuitwisseling __ 13

4. Conclusies _______________________________________________________ 14

Page 3: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

3

1.Inleiding

Na 10 jaar beheerovereenkomsten (BO) wenst de VLM een stand van zaken op te maken van het instrument en een blik vooruit te werpen op de toekomst.

Een belangrijk onderdeel vormt het bereiken van de doelgroep en de perceptie die bij de landbouwers leeft rond beheerovereenkomsten.

Tevens wil de VLM nagaan hoe de bestaande BO’s geëvalueerd worden en welke nieuwe BO’s de landbouwers relevant vinden.

In juli 2010 werden in dit kader, in elke provincie en in groep, interviews afgenomen (focus-groep) van een aantal landbouwers.

De resultaten van deze interviews worden besproken in dit rapport.

2. Methode

De deelnemers werden gekozen uit de groep landbouwers die reeds een BO hebben gesloten maar ook uit diegenen die nog geen BO hebben. Op die manier kan ook nagegaan worden bij de landbouwers die nog geen BO sloten, hoe zij de communicatie over de BO ervaren en evalueren.

De gekozen landbouwers waren representatief voor de streek waarin hun boerderij gelegen was. Het betrof zowel bedrijven met akkerbouw, groenten, veeteelt, melkvee, gemengde als biologische landbouwbedrijven.

De vragenlijst voor het gesprek werd vooraf vastgelegd. De vragen waren richtinggevend voor het gesprek maar werden niet overal volledig of op eenzelfde manier overlopen (cfr. semigestructureerd interview). In de eerste plaats werd de ‘flow’ van het gesprek en de dynamiek in de aanwezige groep gevolgd. Wel kwamen steeds dezelfde grote categorieën van vragen aan bod: communicatie, sterke en zwakke punten van beheerovereenkomsten, begeleiding door bedrijfsplanner, vergoedingen, administratie, uitvoering van de beheerovereenkomst, controles, resultaten voor natuur en milieu, waardering, meerwaarde van samenwerking en kennisuitwisseling. Deze categorieën vormen ook de basis voor de rapportage in dit document.

De antwoorden van de landbouwers werden anoniem behandeld. Dit werd bij het begin van het gesprek ook zo meegedeeld aan de aanwezige deelnemers.

De rapportage in dit rapport gebeurt dan ook in grote lijnen, zonder onderscheid te maken tussen de verschillende provincies, soorten bedrijven, personen of andere steekproefkarakteristieken.

Soms wordt in dit rapport specifiek verwezen naar de meningen vanuit de biologische landbouw, vooral daar waar deze landbouwers een zeer specifieke eigen inbreng deden of van een aparte visie getuigden.

Het voordeel van deze werkvorm is dat de interactie tussen de deelnemers ook al interessante informatie oplevert. Zo kan snel en makkelijk worden uitgemaakt wanneer men het roerend eens is over een bepaald onderwerp of wanneer de meningen ver uit elkaar lopen. Bovendien laten collectieve interviews makkelijker toe om verschillende ideeën en argumenten te laten opborrelen. Dit geeft doorgaans een grote rijkdom aan informatie die des te belangrijker wordt naarmate men een bepaald onderwerp volgens verschillende facetten en met een zekere diepgang wil begrijpen.

Page 4: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

4

3. Resultaten

3.1 Communicatie

Waar en wanneer heeft men (voor het eerst) gehoord van beheerovereenkomsten (BO)?De landbouwers hebben vaak voor het eerst van BO gehoord via hun vakpers. Een ander kanaal is het contact met de bedrijfsplanner. De bedrijfsplanner is diegene die de landbouwer contacteert en informeert. Sommige landbouwers vermelden ook de publicaties van VLM die werden toegestuurd na een telefonisch onderhoud. Men verwijst ook naar de aangifte van de Mestbank, via dewelke men ook informatie of ‘reclame’ verkrijgt. Verder worden ook meer lokale organisaties genoemd zoals de bedrijfsgildes, wildbeheereenheden,…

Het merendeel van de communicatie zit in de mondelinge informatie die men ontvangt. Persoonlijk contact met de VLM blijkt een belangrijk informatiekanaal te zijn. Dit kan zowel telefonisch gebeuren, als via ontmoeting op een landbouwbeurs of via het bezoek van de bedrijfsplanner. Vergaderingen of infosessies hebben ook hun diensten bewezen. Men wijst erop dat de informatieoverdracht de voorbije 2 jaar voornamelijk via de bedrijfsplanner verloopt en dat dit soort communicatie veel directer en persoonlijker is.

Verschillende landbouwers geven aan dat ze van het bestaan van BO op de hoogte werden gebracht via een buur. Het is door onderlinge gesprekken dat men enthousiast is geworden over de BO’s en dat men zich verder gaan informeren is op een landbouwbeurs bijvoorbeeld. Men komt meer te weten over de praktische implicaties, de mogelijkheden en de haalbaarheid van een collega landbouwer, nadat men eerst de bedrijfsplanner heeft uitgenodigd op het bedrijf om na te gaan welke BO’s mogelijk zijn.. Men gaat als het ware te rade bij de collega’s voor een ‘second opinion’.

Elders werd echter expliciet gesteld dat de tendens er veeleer in bestaat om niet met collega’s over BO te praten. Men stelt dat de ‘stigmatisering’ weliswaar achter de rug is, maar men ‘loopt toch niet te koop met de BO’s’.‘Als teveel boeren het doen en als aan de hectares landbouwgrond wordt geraakt, zouden de prijzen wel eens kunnen zakken, en daarom zeg ik niets’, klinkt het.

Vaak is de aanleiding om met BO’s in contact te komen een bepaald project of verandering waardoor men in aanraking komt met de bedrijfsplanner van VLM of met de lokale overheid.

Dat specifieke gebeurtenissen of de vraag van een lokale overheid een grote rol kunnen spelen in de communicatie en de promotie, bleek uit de volgende uitspraak van een boer: ‘Ik heb het eerst van BO’s gehoord via vergaderingen, maar de doorslag is gegeven door de overstromingen. De stad Sint Truiden had gevraagd iets te doen aan de erosie. Op die manier ben ik met de VLM in contact gekomen. Die gesprekken waren positief waardoor ik nadien ook andere pakketten heb genomen.’

Uit deze getuigenissen blijkt de voorname rol van een stad of gemeente en (opnieuw) het persoonlijk contact met VLM bij het sluiten van een BO.

Dat de concrete aanleiding voor het sluiten van een BO ook kan gelegen zijn in veranderende omstandigheden in de beleidsomgeving, de bedrijfsvoering of in de landbouwmarkt, ,blijkt uit volgende uitspraak: ‘Ik had er al wel iets over gelezen, maar nog nooit aan meegedaan. De kosten voor mestafzet waren immers te hoog. Maar nu met die hogere bedragen is het wel interessant voor stroken onder bomen.’

Voor de biologische landbouwers is BO nog heel nieuw. Voor hen is er blijkbaar nog onvoldoende concrete aanleiding om een BO te sluiten.

Wat vinden jullie van de bestaande folders en fiches?De landbouwers zijn van oordeel dat duur drukwerk niet nodig is, zeker niet om breed te verspreiden. Nadat contact is gelegd per telefoon, kan men iets nasturen. Folders op een landbouwbeurs worden wel als nuttig ervaren wanneer landbouwers kunnen kiezen wat ze meenemen. Dergelijke folders naar iedereen sturen wordt allerminst nuttig geacht..

Enkele uitspraken:- Kaftjes met fiches werkt wel, is goed voor landbouwers die al

BO’s hebben. - Een vorm kiezen die de voordelen en het gemak uitdrukt, niet

te veel blabla.- De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen.- Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder is voor iedereen bereikbaar.- Best niks ‘te chic’, beter iets goedkoop, bv. het krantje van

ANV.- Deze fondsen worden beter rechtstreeks aan de boer

besteed.

Page 5: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

5

Wat vinden jullie over het gebruik van nieuwe media (website, dvd,…)?Enkele uitspraken:- De website is naast persoonlijk contact meer en meer dé bron

om informatie in te winnen.- Website is hopeloos (omslachtig/rommelig); zwakke website;

de structuur moet verbeteren; je moet via zoekmachine met zoekwoorden werken.

- Vraag voor interactieve module (cfr. portaalsite) om aanvragen te doen, dossiers te raadplegen, etc.

- Website VLM: wordt bijna niet geraadpleegd; alles via bedrijfsplanner die vertrouwenspersoon is; bedrijfsplanner is zeer belangrijk als gezicht VLM.

- Op regionale TV: boeren hebben hier geen tijd voor. - Boeren bereiken is één element, maar naar het brede publiek

overbrengen dat boeren iets positief doen, is ook belangrijk!

Ook het idee van studiereizen kende niet veel bijval. Men veronderstelt dat de meeste mensen niet zouden meegaan omdat het teveel tijd vraagt. Er wordt geopperd dat men de resultaten van BO soms wel en soms niet met eigen ogen kan zien. Dit hangt af van het soort BO. Van sommige pakketten kan je nu al het effect zien in het landschap. Maar van andere pakketten niet. Van BO water kan je bv. niets zien. Niet-kerende bodembewerking, daar is ook maar weinig over geweten. De resultaten van het onderzoek dat daarover gebeurt, zou ook moeten doorvloeien naar de landbouwers, zo wordt gesteld.

De idee om speciale vergaderingen te beleggen vanuit de VLM, kan maar op weinig interesse rekenen. Wel vindt men het nuttig om het thema aan de agenda van bestaande vergaderingen toe te voegen (bv. gemeentelijke landbouwraden, …).

Commentaar op een aantal brochures en publicaties die werden voorgelegd (infokranten en mappen)Enkele uitspraken:- Goede teasers gebruiken om het te laten lezen; er reclame

voor maken.- Landschapskrant RL wordt wel eens snel doorbladerd.- Info over natuur vind je ook op internet: geen te uitbreide

dingen voorzien.- Map met technische richtlijnen, cfr. RLLK: is handig als je al

een BO hebt gesloten; korte fiche om na het sluiten de BO op te volgen is OK maar moet wel een eenduidige tekst zijn.

- Uitvoering op terrein: landbouwers weten het niet altijd, maar beter via overleg met bedrijfsplanner, beter dan met kaften, dvd’s, etc.

- Luxe mappen overbodig, enkel voor mensen met BO.

- Indien men geïnteresseerd is, dan een boekje over soorten, natuur,…. toesturen

- Digitaal voorzien; op de site zetten; landbouwers zullen er niet voor betalen!

Varia i.v.m communicatieCorrespondentie en huisstijl VLM:De brieven van VLM zijn herkenbaar voor de landbouwers.

Enkele uitspraken:Men is vaak al blij dat het geen aangetekende brief is.Men zou best ‘een plakkertje op envelop’ plakken met de vermelding: ‘Deze brief schaadt uw gezondheid niet’.

Hoe uitpakken met BO:Een manier om met BO te promoten is het voorzien van ‘borden’ die de boer op zijn erf kan zetten en waarop vermeld staat dat hij meewerkt aan natuur via een BO. Dit motiveert de landbouwer en is ook goed voor het imago. ‘Toeristen hebben er minder problemen mee wanneer er geld naar natuurinrichting gaat dan wanneer er inkomenssteun naar de boeren gaat. Daarom is zo’n bordje goed. Imago!’ De landbouwers denken dat burgers de boeren zien als subsidievreters. Wanneer de burgers merken dat er ook geld gaat naar mooie uitzichten en naar planten en dieren, dan zijn de subsidies in hun ogen beter besteed.

Suggesties:Er werd ook gevraagd naar suggesties om de communicatie over BO te verbeteren.Email wordt niet aangeraden als communicatiemiddel naar mensen die nog niet van BO op de hoogte zijn. Als men het toch gebruikt, moet het kort en bondig zijn. Op de vraag of een e-nieuwsbrief interessant zou zijn en zou gelezen worden, zegt men dat een teveel aan info via mail niet wordt gelezen.Volgens menig landbouwer is geld de belangrijkste drijfveer. Daarom zal een communicatie die inspeelt op het financiële voordeel, beter aanslaan. ‘Deze rand brengt zoveel op’ is dan beter dan bv. ‘deze haag is mooi’, want dat laatste komt te soft over. Een goeie slagzin als teaser zou volgens de boeren ook wel goed werken, bv.: ‘Wat brengt er meer op dan maïs?’ Dan heb je direct de aandacht. Of met een slogan als ‘Zin om eens iets anders te telen?’ of ‘Ook interesse in het telen van landschappen?’ Of nog een ander goed idee dat op een gespreksavond voortvloeide uit een ‘slip of the tongue’: spreek van ‘beheerinkomsten’ i.p.v. beheerovereenkomsten’.

Page 6: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

6

Motivatie voor deelname aan BONaar aanleiding van de vragen i.v.m. communicatie en hoe de landbouwers ertoe kwamen om met beheerovereenkomsten te werken, kwamen ook heel wat zaken aan bod i.v.m. de motivatie van de landbouwers. Daar werd op verschillende plaatsen dieper op ingegaan.

De belangrijkste motivatie voor de landbouwers om een BO te sluiten is de financiële opbrengst. Het gaat dan om de overweging dat de BO een vast inkomen biedt en een inkomen geeft voor stukken grond met een lage opbrengst (stroken waar je niets aan wint, bv. onder de bomen, oevers, perceelsranden, schaduw, …, of percelen met slechte gronden). Een enkele keer wordt ook aangehaald dat de BO vergoeding geeft voor zaken die toch al gedaan werden. Samengevat stellen de landbouwers dat: ‘Het geld is de hoofdreden, daar is het uiteindelijk toch altijd om te doen. Het is geen vrijwilligerswerk.’

Enkele illustratieve uitspraken:‘Toen de prijs van de BO gestegen is (in 2006) was de motivatie duidelijk: een mooi vast inkomen zonder veel werk: elk jaar opnieuw, je kan er op rekenen.’‘De idee leefde al langer om iets te doen (aanplant kleine landschapselementen). De vergoeding is wat je over de streep trekt.’‘Zeer belangrijk: continuïteit! (voor het vaste inkomen). Maatregel terugschroeven of intrekken (cfr. groenbedekking) werkt demotiverend. Komt over alsof men niet weet wat men wil. Geen bruuske wijzigingen a.u.b.’

In verband met deze laatste bekommernis inzake continuïteit van inkomen, wijzen sommigen erop dat BO’s slachtoffer kunnen worden van hun eigen succes. Men heeft schrik dat de vergoedingen naar beneden zullen gehaald worden (angst voor herziening subsidies in 2013).

Daarnaast zijn er nog bijkomende praktische voordelen die een BO kan bieden. Voor houtkantbeheer is de vergoeding aan de lage kant maar er is het bijkomende voordeel dat je nog eens een boom kan/mag omhakken, wat veel eenvoudiger is dan via de reguliere weg met allerlei vergunningen die moeten aangevraagd worden. Een BO kan ook handig zijn ‘om een perceel recht te maken’. En perceelsranden met een wandelwegje kunnen wandelaars langs de stal van de boer leiden waar hij een drankje kan verkopen.

Een tweede belangrijke motivatie is gelegen in het imago van de landbouw(er). De argumentatie is als volgt:de appreciatie van de burger is mooi meegenomen, maar het wordt niet als hoofdmotivatie gezien. Men maakt daarbij de

nevenbedenking dat er ook voor de burger een meerwaarde ligt in de klassieke landbouw. Want ‘wie kent er nog het verschil tussen de verschillende gewassen?’Sommige deelnemers stellen dat landbouwers vroeger veeleer opgesloten zaten in een ivoren toren en geen bereidheid toonden om te vernieuwen. Die houding is nu veranderd.Tegelijk wordt opgemerkt dat er bij de burger maar weinig kennis/interesse bestaat voor BO (en voor landbouw in het algemeen).

Sommige landbouwers zien in BO’s ook mogelijkheden om het publiek te sensibiliseren.Voorbijgangers kunnen zich bijvoorbeeld bewust worden van de lage graanprijzen. Soms krijgt men van voorbijgangers de reactie: “een schande dat je tarwe laat staan voor de vogels”. Maar wanneer de boer dan repliceert dat dit normaal is met zulke lage prijzen en dat men het graan beter kan laten staan met een BO, dan groeit bij de burgers het besef dat de prijzen van de teelten te laag zijn.

Opvallend is dat door de aanwezige biologische landbouwers wordt gewezen op nog andere positieve effecten dan enkel de financiële. Biodiversiteit wordt dan voorgesteld als een win–win. Met een haag kan men vogels lokken die emelten opeten. Het natuurlijk evenwicht wordt hierdoor bevorderd. Met een haag heeft men ook het voordeel dat daar waar vroeger distels in de gracht groeiden, de haag nu alle distels verstikt. En daar waar zaad vroeger direct in de wei kon vliegen, staat nu de haag in de weg. Conclusie: het planten van een haag brengt meer op dan alleen de centen. De reacties van de andere aanwezigen hierop waren evenwel vaak negatief, vol ongeloof of schertsend.

3.2 Sterke en zwakke punten van de beheerovereenkomsten

De landbouwers gaven een aantal praktische knelpunten aan van de BO’s maar gaven ook een paar suggesties ter verbetering. Af en toe werd ook een positief punt aangehaald.

Enkele sterke punten:‘Niet kerende bodembewerking: na enkele jaren minder last van droogte!’‘Bloemenranden: als nut bewezen is: Ja, zeker in biologische landbouw’‘Blij dat men met hagen begonnen is? Onderhoud hagen zou in groep moeten kunnen gebeuren via agro aanneming.’

Enkele zwakke punten:‘Poelen loopt goed: MAAR mooiste poel ligt in uitbreidingszone

Page 7: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

7

en kan niet gesubsidieerd worden…’‘Perceelsranden: smaller dan 10 meter gooi ik ze buiten; je moet er met tractor over kunnen; breedte moet praktisch zijn, 6 meter is genoeg om kwetsbaar element te beschermen, maar daarom niet praktisch hanteerbaar…met eigen materiaal erover kunnen rijden; zelf kunnen beheren is belangrijk’.

Terughoudendheid of reden tot twijfel komt voort uit de rechtsonzekerheid betreffende gewestplanbestemming. I.v.m. dit laatste onderwerp stelt een aantal landbouwers voor om uitdrukkelijk te vermelden in het contract dat de verbintenis na 5 jaar vervalt. Zo wordt duidelijk dat men na afloop van het contract, de vrijheid heeft om terug iets te planten. Na 5 jaar BO kan men bv. terug maïs telen. Nu denkt de landbouwer nog vaak dat zijn terrein met een BO blijvend grasland wordt.

De boeren vinden rechtszekerheid van zeer groot belang. Zij geven aan dat ‘vertrouwen wekken’ een van de belangrijkste opdrachten is om BO’s te laten slagen. Hierbij wordt gesteld dat ‘men zou moeten garant staan dat de wet niet verandert’. Meteen wordt door andere deelnemers echter geopperd dat de natuurwetgeving voorziet dat in VEN-gebied ontwikkelde natuur kan resulteren in een veranderde bestemming en dat de VLM geen verantwoordelijkheid kan nemen voor veranderingen die worden aangebracht door de minister.

Tot slot vindt men dat BO’s in ieder geval ‘niet omslachtiger moeten worden’.Men geeft als suggestie ook nog mee om ‘PRB met nabegrazing’ mogelijk te maken.Het einde van de BO Natuur wordt door verschillende landbouwers betreurd.

Suggesties voor nieuwe beheerovereenkomsten?De landbouwers werd ook gevraagd of ze ideeën hadden over nieuwe pakketten BO.

Eerst en vooral wordt geopperd dat beheerovereenkomsten in natuurgebieden en uitbreidingszones zouden moeten kunnen.

Randen gericht op functionele agrobiodiversiteit bieden potentieel. Men raadt aan hierover breed te communiceren wanneer de effecten positief zijn. Dan zouden veel boeren ongetwijfeld willen meedoen. Er wordt op gewezen dat de sector een afwachtende houding aanneemt tegenover nieuwe zaken. Bloemenranden, duo-/triorandenbeheer zullen zeker nog niet meteen aanslaan, zo meent men. Dit wordt beschouwd als een brug te ver. Op andere plaatsen is er enige scepsis over de natuurwaarde van perceelsranden omwille van de

kleinschaligheid van de percelen. Door biologische landbouwers worden FAB-randen wel als interessant beschouwd. Wanneer aan bod komt of men voor het beheer van randen natuurkennis nodig heeft, schat men in van niet: ‘je moet ‘enkel de richtlijnen volgen’.

Recreatieve BO’s vindt men geen slecht idee, maar men stelt enkele voorwaarden en aandachtspunten voorop: ‘wandelpaden enkel zonder afval en zonder aanslag op de privacy; bovendien oppassen dat je geen erfdienstbaarheden creëert.’ Er wordt verder nog opgemerkt dat recreatieve BO’s, bv. voor bed and breakfast of scholen wel leuk is, maar dat ‘als mensen een boerderij opkopen en een landbouwnummer aanvragen, zij dan met de centen gaan lopen’.

Een aantal bevraagde landbouwers vindt productvermarkting voor korte keten producten nuttig: bv. lokaal brood met speciale zak. Er wordt wel bij vermeld dat er risico is op ‘gefoefel’.Er werd ook voorgesteld om een label toe te kennen aan producten die afkomstig zijn van beheerovereenkomsten.

Nog i.v.m. nieuwe pakketten wordt gesteld dat ‘groenbedekkers voor natuur en erosie moeten gelijkgezet worden aan niet kerende bodembewerking (patatten met niet keren)’.

Tot slot stelt een deelnemer dat ‘De humus in de grond verarmt; stro gaat opgekocht worden voor bio-energie: humusgehalte gaat nog meer zakken; op termijn moet men stalmest laten aanbrengen; daarvoor een nieuwe BO?’

Verder kwamen er niet veel nieuwe ideeën naar voren. Een deelnemer opperde dat de landbouwer hier niet echt van wakker hoeft te liggen; het bedenken van nieuwe BO’s is een taak van de overheid. De landbouwer maakt dan wel een keuze uit het aanbod (wat hem het best ligt, lucratiefst lijkt, aansluit bij zijn bedrijfsvoering,…). Men formuleert de stelling dat een divers aanbod zal leiden tot meer beheerovereenkomsten.

Er wordt ook op gewezen dat de landbouwers in het algemeen weigerachtig staan tegenover verdergaande natuurmaatregelen omwille van een latente schrik voor latere verplichtingen. Daarbij wordt als voorbeeld verwezen naar de afbakening van kerngebieden/zoekzones.

Page 8: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

8

3.3 Begeleiding door bedrijfsplanner

Over de bedrijfsplanners zijn de landbouwers vrijwel unaniem vol lof. De commentaren gaan van ‘Het zijn vriendelijke mensen’, over ‘De bedrijfsplanner helpt u’, ‘Hij heeft goed overzicht over uw dossier’, tot ‘Prima initiatief. Voortdoen!’.

Dat tijdens de interviews met de focusgroep de bedrijfsplanners zelf aanwezig waren, kan de evaluatie deels mee bepaald hebben. Deelnemers aan een gesprek zijn geneigd om sociaal-wenselijk te antwoorden, een bekend gegeven uit de psychologie dat meestal ook nog versterkt wordt in groepssettings. Soms ging de betreffende bedrijfsplanner tijdens dit gespreksonderdeel even naar buiten zodat de landbouwers vrijuit konden praten over de rol van de bedrijfsplanner. Maar evenzeer waren de bemerkingen hier erg positief.

De bedrijfsplanner wordt in de eerste plaats gezien als een vertrouwenspersoon. Dit kwam in de verschillende provincies wel op een of andere manier naar voor.

Men vindt de bedrijfsplanner doorgaans gemakkelijk bereikbaar en klantgericht. ‘Er is voldoende opvolging en je kan ook zelf telefoneren’ of ‘Je kunt altijd bellen’, zijn hier de typerende uitspraken. Dat de landbouwers worden opgebeld of aangeschreven als hun contracten vervallen, vindt men ook heel positief.

Over de gewenste frequentie van contact met de bedrijfsplanner en wie het initiatief neemt, zegt men het volgende: ‘De bedrijfsplanner moet enkel komen als hij gevraagd wordt. Hij moet niet vaker komen want als hij komt, kom ik genoeg te weten’ . ‘De bedrijfsplanner moet kort en bondig alles uitleggen en nadien kan de bedrijfsplanner zelf alles rustig uitwerken’.Men vindt opvolging achteraf belangrijk. Men acht het nuttig om minstens 1 keer per jaar te overleggen en bv. een rondgang te houden. Dat men samen op het terrein kan bespreken wat kan en wat kan niet op het bedrijf, vinden de landbouwers vrijwel allemaal positief.

Op de vraag of men voldoende betrokken wordt bij het sluiten van een BO, komt doorgaans niet veel reactie. De enkele keer dat men wel reageerde, vindt men dat er voldoende inspraak is en veel vertrouwen.

Een kleine kanttekening over de bedrijfsplanners komt uit de hoek van de biologische landbouw. De bedrijfsplanners zijn niet helemaal op de hoogte van de regelingen voor biologische landbouw. Er wordt ook verwezen naar het belang van combinaties van water en vlinderbloemigen.

Globaal genomen is men dus zeer tevreden over de bedrijfsplanners. Het feit dat de overheid moeite doet (investeert) in persoonlijk contact en de mogelijkheid biedt om de zaken samen op het terrein te bekijken, wordt als een groot pluspunt ervaren. Men wijst er op dat dit ook psychologisch zeer belangrijk is, als blijk van waardering voor de landbouwer. Misschien is een opmerking die een landbouwer maakte ook in die zin te begrijpen: ‘Vroeger zagen we enkel controleurs op het veld’.

Volgende suggesties over de rol van de bedrijfsplanner worden nog meegegeven door de landbouwers:‘Informatie moet goed doorgegeven worden aan de controle instanties zodat de info doorstroomt’.‘Zet versterkt in op samenwerking met de Mestbank, ALV, etc.’.‘Bedrijfsplanners zouden controleurs er op moeten wijzen dat het rijden met quads niet door landbouwers komt: afstemming tussen handhaving en bedrijfsplanners’.

3.4 Vergoedingen

Wat vinden jullie van de hoogte van de vergoedingen?Wat de hoogte van de vergoedingen betreft, vinden we verschillende meningen terug bij de landbouwers. Sommigen vinden de vergoedingen goed, anderen vinden ze te laag. De meningen verschillen ook naargelang het soort BO. Zo vindt men bvb. de vergoeding voor erosiestroken zeker goed maar voor houtkanten te laag: ‘ge kunt er enkel uw naft van betalen’ en dit zeker als het om een achterstallig beheer gaat. Men vindt dat de vergoedingen marktconform moeten zijn. Men vindt het ook goed dat de vergoeding wordt vastgelegd voor vijf jaar, dat biedt zekerheid. De vergoeding mag volgens de meeste landbouwers niet aan een resultaatsverbintenis gekoppeld zijn omdat het resultaat niet altijd afhangt van de inspanning van de landbouwer.

Wanneer we doorvragen of de premie dan afhankelijk zou kunnen zijn van de regio, wordt hierop negatief geantwoord. Men wenst geen verschillende premies per regio.

Daarbij kan men ervoor opteren meer geld te voorzien voor meer kwaliteit, zodat men het BO instrument gerichter kan inzetten (gebiedsgericht) versus vooral veel BO’s sluiten om de beoogde aantallen te halen.

Verder wordt erop gewezen dat de vergoedingen in Vlaanderen

Page 9: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

9

‘veel lager zijn dan in Nederland’. Als je de opbrengst per uur moet tellen dan zijn de meeste vergoedingen onderbetaald.

I.v.m. de BO water was er de volgende opmerking van een boer:‘We zijn verkeerd bezig. Het resultaat van de huidige praktijk is dat het humusgehalte in de bodem afneemt. Dat is geen goede strategie en de premie voor groenbemester is afgeschaft. Als men in het voorjaar een dieptestaal neemt, dan mag je op basis van die resultaten ‘nog zoveel bijzetten’, in functie van de grond. Humusrijke gronden die goed vasthouden, zitten altijd te hoog en worden dan afgestraft, terwijl de goed doorlaatbare gronden wel goed zitten, maar die houden niets vast en zorgen ervoor dat alles vervuild raakt doordat ze zomaar wegspoelen.’

Betalingstermijnen?Algemeen kunnen we stellen dat de uitbetalingen op tijd gebeuren. Een beperkt aantal deelnemers vindt dat de uitbetaling vrij laat komt. Sommigen vinden dat de uitbetaling onregelmatig gebeurt.

De uitspraken hier gaan als volgt:- ‘Geen opmerkingen over de uitbetalingstermijnen.’- ‘Ik ben tevreden als het geld wordt gestort.’- ‘Je moet het in ‘t oog houden, maar het komt wel in orde.’

Wat zouden jullie denken van een soort kasticket?Soms vindt men het nuttig om een ‘kassa ticketje’ te krijgen, met een gedetailleerder overzicht van datgene waarvoor men betaald wordt: ‘voorzie bij de uitbetaling een klein briefje = ‘kassaticket’ met overzicht hoeveel heb je ontvangen; overzicht met in detail: hoe komen ze aan deze gestorte som, welke BO’s met welk bedrag. Nu wordt het allemaal bij elkaar geteld en er wordt ook niet toegelicht hoe men aan dat bedrag komt’. Vanuit bedrijfsmanagement is geweten dat wanneer men medewerkers bewust de bedrijfsvoering wil laten opvolgen en sturen, het belangrijk is om voldoende gegevens ter beschikking te stellen.

Wat zouden jullie vinden van een getrapt vergoedingssysteem?Er werd in de interviews ook gepolst naar de mening van de landbouwers i.v.m. een trapsgewijs of gradueel vergoedingssysteem. Ook hier zijn de meningen verdeeld maar in het algemeen bestaat er een consensus dat dergelijk systeem niet goed zou zijn.

Op het principe van een resultaatsbonus wordt positief geantwoord, maar men maakt er de bedenking bij dat de resultaten moeilijk te controleren zijn op perceelsniveau. Indien dit gebiedsgericht wordt gecontroleerd dan staat men er wel achter. Men ziet bvb. toepassingsmogelijkheden voor erosiestroken in gebieden waar akkervogels belangrijk zijn. Er kan een supplementaire vergoeding voorzien worden indien erosiestroken later gemaaid worden.

Men vreest dat een getrapt vergoedingssysteem veel discussies met zich zou meebrengen. Tevens denkt men dat het gebruik van ‘veel niveaus’ het systeem ‘te ingewikkeld’ zal maken. ‘Hou het simpel’, luidt hier het devies. Bij eventuele invoering zou men het eerste jaar wat ruimte moeten geven om het te leren. Er wordt ook op gewezen dat kwaliteitsgerichte BO’s ook afhangen van de grondsoort en dat de inspanningen van de landbouwer niet altijd beloond worden. I.v.m. het pakket weidevogels stelt men: ‘de inspanningen van de beheerder hebben niet altijd impact op het resultaat.’

Enkele uitspraken:‘resultaatsgerichte verbintenis: ja, fijn om te belonen, maar je moet zeker inspanningen belonen; resultaat is moeilijk te bewijzen; misschien moet men investeren in biodiversiteit als men voor de natuur betere grond (=schraler) wil.’‘Wie gaat erover oordelen om een bonus toe te kennen?’ Men verwijst naar een geval waarbij men vroeger pure grasmatten moest aanleggen, met weinig waarde voor natuur, maar waarin men toen toch geen kruiden mocht inzaaien, terwijl dat nu wel toegelaten is. Als suggestie voor een mogelijk gradueel vergoedingssysteem wordt voorgesteld: ‘Blijf bij de huidige premies, maar begin bij een lager bedrag, en eindig bij de huidige premie als het resultaat behaald wordt.’ Iemand stelt: ‘We moeten de landbouwer ook niet dood subsidiëren: waar is onze fierheid naartoe?’ En nog een opmerking: ‘Doe alle premies weg maar ondersteun de prijzen.’

3.5 Administratie

De landbouwers ervaren doorgaans geen problemen met de administratie rond BO’s. Men vindt de administratie omtrent BO in het algemeen ‘te doen’. Soms gaat het wel te ver in detail. Zo vindt men bv. de BO water te veel detail (‘Als je één koe uit de wei haalt moet je dat ‘s avonds opschrijven’).

Voor landbouwers zonder BO is het duidelijk wél een drempel. Mogelijks is dit te wijten aan een verkeerde perceptie. Dit dient nader te worden onderzocht en/of gecorrigeerd. Men

Page 10: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

10

merkt ook dat er duidelijke vooruitgang merkbaar is inzake de administratieve opvolging bij de VLM (voordrukken beheerovereenkomsten, e-loket, …). Tegelijk wijst men op wat men noemt een ‘dubbelzinnige rol van de landbouworganisaties’: ‘Hoe ingewikkelder, hoe meer ze kunnen verdienen aan dienstverlening’, zo wordt geredeneerd.

De bedrijfsplanner wordt voor al het papierwerk als ‘een goede hulp’ en een vertrouwenspersoon aanzien.

Wanneer we vragen of men suggesties heeft om de administratie te vereenvoudigen, krijgen we van de deelnemers volgende (al dan niet ernstige) voorstellen:

Premies afschaffen, en dat bij graanprijs tellen - I.v.m. de problematiek op de grens met Wallonië: in 2 - talen opstellen. Waalse boeren houden zich niet aan MTR wetgeving, en zeggen ‘Je m’en fou, ik versta geen Nederlands’.Laat de bedrijfsplanner komen als je tijd hebt (‘s avonds - , of als het slecht weer is).Ter beschikking stellen van het dossier; soort van - portaalsite ontwikkelen bij VLM.Vereenvoudigen: zo eenvoudig mogelijk houden.-

Het idee om de bedrijfsplanner een laptop en aangepaste computerprogramma’s mee te geven om ter plekke al voorstellen uit te werken en uit te rekenen (cfr. een offerte), wordt positief noch negatief verwelkomd.

Er wordt voorgesteld om een uitgebouwde portaalsite te voorzien via de website waarbij de landbouwer zelf zijn aanvragen kan doen en zijn dossier kan raadplegen.

3.6 Uitvoering van de BO

I.v.m. de uitvoering van de BO wordt aangegeven dat de uitvoering doorgaans duidelijk en haalbaar is. ‘De ene mens maakt er een probleem van, de andere niet: waar een wil is, is een weg.’

Op de vraag ‘Hoe weet je dat je goed bezig bent?’, antwoordde men in 1 provincie met enige ironie: ‘Tot dat de controle komt’. Op een ernstigere toon stelt men dat ‘Begeleiding door bedrijfsplanner is heel belangrijk! De bedrijfsplanner moet kijken of er geen fouten gemaakt worden.’ Een landbouwer doet het voorstel ‘jaarlijks een rondgang op het bedrijf te houden, samen met bedrijfsplanner; een coaching rapport opmaken

door bedrijfsplanner en ter beschikking stellen van controleur’.

Voor de uitvoering nemen sommige boeren hun contract bij de hand, anderen doen dit helemaal niet. Deze laatsten verwijzen dan opnieuw naar de begeleiding door de bedrijfsplanner die ze als zeer belangrijk beschouwen.

I.v.m. kapvergunningen bestaan er blijkbaar wel problemen. Bij een aanvraag doen 3 instanties ‘hun zeg’. Dit kan wel eens tegenstrijdig zijn. Men vindt dat de verschillende instanties beter op elkaar afgestemd moeten zijn.

Soms veranderen de ‘spelregels’ in de loop van het contract, wat men meestal niet apprecieert. Men is ook van mening dat ‘de VLM het zelf ook niet altijd meer weet’. Men verwijst dan naar ‘gemiddelde breedtes en exacte breedtes’.

Een paar landbouwers wijzen er verder op dat ‘het al dan niet activeren van randen met regionale landschappen,verwarrend kan zijn als er verschillende versies circuleren; er wordt niet altijd de juiste boodschap gegeven’. Hierdoor kan terughoudendheid ontstaan en twijfel door rechtsonzekerheid betreffende gewestplanbestemming. Andere deelnemers vinden de contracten dan weer wel duidelijk.

Bij de bespreking van de uitvoering van BO’s brengen we ook het belang van voldoende informatie en communicatie nog eens aan bod. We verwijzen bvb. naar een boekje over vogels. Dergelijk drukwerk is voor de landbouwers echter niet nodig. Zij stellen dat het voldoende is om ‘in het contract te zetten voor welke soorten het is, en dan zoeken landbouwers het zelf wel op.’ Het boek of de folder op de website zetten is wel nuttig voor de geïnteresseerden.

Een aantal landbouwers zou het wel appreciëren mocht de VLM info doorgeven over het nut/effectiviteit van bv. akker-/weidevogelmaatregelen (werken de maatregelen, hoe doen deze vogels het in hun regio, …).

We polsen ook naar de interesse om zelf mee te helpen aan monitoring. De eerste reactie is dat men het niet evident vindt zelf te gaan tellen. Wanneer we informeren of ze het eventueel zouden proberen, twijfelen de meeste. ‘Men moet een boer een boer laten zijn, he’. Men is ook bang om luidop te verkondigen ‘dat mijn perceel stikt van de vogels’, want dan vreest men ‘dat ze er een natuurreservaat van gaan maken’. Op goede landbouwgronden kan men wel hagen zetten, maar dan pikken ze uw grond in. Er is geen rechtszekerheid.’

Page 11: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

11

Bij de gesprekken over de uitvoering van BO’s komt ook de thematiek van samenwerking aan bod. We vroegen of men samenwerken met een natuurvereniging nuttig acht. Het antwoord was meestal een beleefd ‘Nee, dankjewel’, waarbij men stelt: ‘er is geen respect vanuit de groene sector voor de inspanningen van de landbouwers.’Zelf onderling samenwerken voor het onderhoud van hagen, boskanten, en ideeën uitwisselen, vindt men dan wel weer nuttig.

Verder wordt er op gewezen dat bijzondere aandacht zou moeten uitgaan naar het werken met loonwerkers, waar de meeste landbouwers gebruik van maken. Bij PRB natuur moet je de loonwerkers voorlichten. Dit is erg complex en moeilijk te controleren. Misschien is er een opleiding nodig voor loonwerkers, zo wordt voorgesteld. ‘Neen, ze gaan niet komen’, is de reactie. Misschien is er veeleer een soort handleiding of cursustekst nodig. Alles staat wel in het contract, maar je moet het kunnen verstaan.

3.7 Controles

Over de controles omtrent de BO zijn er veel negatieve geluiden te horen. Het is een combinatie van anekdotiek, statements (al dan niet gegrond) en meer grondige bedenkingen of analyses.

Hieronder een ganse reeks bevindingen/uitspraken:Ze moeten ‘streng maar rechtvaardig zijn’, zo werd gezegd. Deze reacties kwamen er nadat eerst een aantal statements gemaakt werden als ‘hoe minder controles hoe liever.’ ‘Als je een vinger geeft pakken ze heel uw hand.’ Men had de ervaring dat bij controle op terrein alles in orde was, maar dat wanneer achteraf inspectieverslag kwam, het dan toch niet in orde bleek.De bedrijfsplanner treedt soms op als een coach en zorgt dat de onduidelijkheden in de contracten worden opgehelderd.

Afstemming tussen de verschillende controlerende diensten vindt men heel belangrijk. ‘De landbouwers mogen niet bestraft worden als ze iets goed doen’, zo luidt het.Men meldt ook dat de controle van ALV telefonisch moeilijk te bereiken is als je problemen hebt: ‘7 telefoons vooraleer je op juiste plek belandt’.

Een belangrijk aandachtspunt bleken de problemen i.v.m. randen. Die kan je activeren voor MTR rechten, maar bloemenranden zijn voor ALV geen goede landbouwpraktijk, en zij zeggen dat het niet kan voor MTR rechten. Men concludeert dan ook ‘als bloemen mogen voor de VLM en niet voor ALV, dan is de boer daar de dupe van’. Men vindt dat de boeren de

garantie moeten krijgen geen problemen te zullen krijgen. De VLM moet kunnen garanderen dat MTR rechten kunnen op BO. Men suggereert om dit in het contract te laten opnemen dat MTR kunnen geactiveerd worden. De suggestie wordt ook gedaan na te vragen hoe dit in Nederland verloopt.

‘PRB natuur moet stroken met MTR wetgeving. Hier moet serieus over gesproken worden!’ ‘PRB natuur langs bos: bos schuift op, dit is heel belangrijk. Dit strookt niet met MTR rechten’. Anekdotes in dit verband: ‘Ik heb één keer controle nazicht gekregen voor BO water: geen bemerkingen, wel over PRB natuur: veel bemerkingen.’ De meeste deelnemers beamen dit. Men stelt de vraag of PRB natuur opengesteld is voor het publiek. Het antwoord is neen. Blijkbaar bestond hierover nog enige onduidelijkheid. Een andere anekdote kaart het betreden van de randen aan: ‘PRB natuur als wendakker: maar als iemand anders er met de auto over rijdt is het doorgang. Daar kan de landbouwer niets aan doen. De controles van het ‘over rijden’ zijn niet terecht. De landbouwer kan er niet de hele dag bij gaan staan. Misschien moeten infoborden gehangen worden die voorbijgangers informeren en betreding verbieden.’

Algemeen vindt men de controles op dit ogenblik wel logisch. De controleurs noteren alles goed op het terrein. Maar de beoordeling achteraf kan beter. Er wordt aan de landbouwer gevraagd wat zijn uitleg is over een bepaald fenomeen. Dit wordt als een positieve evolutie ervaren. Daarbij vindt men het belangrijk dat de mensen van handhaving goed weten waar het om gaat. Men moet correct en met kennis van zaken kunnen beoordelen. De landbouwers zijn er zelf ook altijd liever bij als er controle gebeurt.

Men vindt dat er controle moet zijn, maar er zou eerst een verwittiging moeten aan voorafgaan. Men gaat er van uit dat mensen, na een verwittiging, strikter zijn. Er wordt op gewezen dat de inspectie van vandaag beter is dan vroeger. Vroeger telde enkel de eerste inspectie. Men maakt ook een vergelijking met de controles in Wallonië. Daar zou men eerst een verwittiging krijgen terwijl men in Vlaanderen meteen een boete oplegt.

Wanneer gepolst wordt of de controles een afschrikeffect hebben en hoe men vindt dat het systeem werkt: ‘ligt men er helemaal niet van wakker of ligt de lat te hoog’, klinkt de reactie. ‘Je geraakt met veel weg, maar als je controle gehad hebt dan gaat het snel rond.’

De controles van MB worden door sommige landbouwers ervaren als pesten. Er wordt gesteld dat ‘door het slechte imago van de Mestbank, ook het imago van de beheerovereenkomsten een deuk krijgt.’

Page 12: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

12

Sommige landbouwers voelen zich geviseerd. Zij worden steeds weer geselecteerd voor controle: ‘Er wordt maar 5% gecontroleerd, maar ik word toch wel heel veel gecontroleerd’.

Verschillende landbouwers zeggen dat de manier waarop nu controle wordt gedaan, destructief is. Er wordt voorgesteld om een systeem zoals bvb. Certus toe te passen met minors en majors / ABC systeem: max zoveel A’s, B’s en 1 C, en dan zoveel tijd krijgen om zich in orde te stellen.

Een paar landbouwers geeft aan t.g.v. de controle op BO, een korting van 3% op hun toeslagrechten te hebben gekregen. De financiële impact hiervan is vele malen groter dan wat ze met al hun BO’s verdienen. Dit risico kunnen ze niet langer nemen. Andere landbouwers laten zich hierdoor afschrikken. Een paar landbouwers geeft aan mogelijk te zullen stoppen met BO t.g.v. negatieve ervaringen met controle. Eén aanwezige landbouwer die voor de vergadering sterk overwoog met BO te starten, geeft aan op basis van wat hij gehoord heeft, zich mogelijk toch te bedenken.

Volgende statements werden verder nog gehoord:‘Ze blijven zo lang bij u tot ze iets gevonden hebben.’‘Controle-instanties moeten ervan uit gaan dat landbouwers het goed voorhebben.’‘Men moet een afspraak met de boer maken, zodat boer zich kan verdedigen.’‘Minder controles = meer besparingen’.

Enkele anekdotes illustreren de achtergrond van de spanningen omtrent de controles:Een landbouwer werd vorig jaar gesanctioneerd omdat hij zijn perceelsrand natuur op 14 juni gemaaid had (i.p.v. na 15 juni). Dit jaar maait hij op 16 juni; weer krijgt hij controle ; nu wordt er verslag opgemaakt omdat er distels en netels opstonden (ALV). Maar je mag pas maaien op 16 juni, en landbouwer wachtte tot 15 juni gezien hij het jaar ervoor te vroeg gemaaid had!

Één landbouwer had veel houtkanten onder beheer; kreeg van de bedrijfsplanner felicitaties omdat hij het beheer zo goed gedaan had maar zijn BO kon op één houtkant na niet verlengd worden omwille van uitbreidingszones. De landbouwer heeft dan maar volledig bedankt. ‘De natuursector wil niet dat landbouwers goed natuurbeheer doen, want ze beschouwen dat als concurrentie voor henzelf.’

Wanneer gevraagd wordt naar de mogelijkheden om tot een betere controle te komen en wat zij als een billijke of rechtvaardige controle zien, antwoordt men dat een controle met overleg met landbouwers constructief werkt. Men wijst

erop dat controles dan een gevoel van fierheid kunnen geven als men de controle doorkomt, terwijl de controle nu als iets louter negatiefs wordt ervaren.

Men vindt dat de VLM de controles zelf moet doen en dat de controleurs voldoende terreinkennis en kennis van landbouw moeten hebben. Zij moeten kunnen inschatten wat bewuste overtredingen zijn en wat niet (‘geen muggenzifterij’).

Er wordt ook voor gepleit vaststellingen te voorkomen door voldoende begeleiding en bijsturing te voorzien. Informeren moet primeren op controleren.

3.8 Resultaten voor natuur en milieu

Ook de resultaten van de BO werden besproken tijdens de interviews.Hieruit komt naar voor dat de landbouwers vooral naar de resultaten voor zichzelf kijken. Men vindt BO interessant voor het bekomen van een vergoeding, als bestemming voor minder productieve gronden. Over het nut van BO voor natuur, milieu, landschap wordt weinig nagedacht. Er is bij verschillende landbouwers de houding ‘Gewoon uitvoeren en betaald worden’.

Als er dan toch gesproken wordt over de ruimere gevolgen van BO voor natuur, dan realiseren verschillende landbouwers zich dat ‘de resultaten pas op lange termijn te merken zijn’. Een andere mening die geopperd werd is dat ‘erosiemaatregelen bewijzen zich maar in uitzonderlijke omstandigheden. Nu is er vooral het idee dat we toch iets gedaan te hebben’.

Het vermoeden wordt geuit dat het belang van BO’s en soortgelijke maatregelen zal toenemen, omdat Europa er meer de nadruk zal op leggen. ‘De landbouw in Vlaanderen zal enkel kunnen overleven op basis van verbreding en verdieping’, zo wordt gesteld. Men voorspelt dat de Vlaamse Ardennen de streek van de “hobbyboeren” zal worden. ‘Voltijdse landbouw is er dan niet meer rendabel. Landbouw wordt een bijberoep waar maximale opbrengst niet altijd doorslaggevend is en meer ruimte komt voor andere zaken.’

Er wordt als voorspelling geformuleerd dat ‘de landbouw twee aspecten heeft voor toekomst: landbouw als industrie en massaproductie aan dumpingprijzen en als onderhoud van de natuur.

Een ander resultaat heeft te maken met de perceptie van landbouw. Men heeft ‘toch wel de ervaring dat de kloof tussen

Page 13: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

13

natuur en landbouw verkleind is. Er is meer overleg, meer respect. Bij landbouwers is er toch een groeiend bewustzijn over het belang van milieu, natuur, landschap en bereidheid om zich te engageren (uiteraard mits financiële tegemoetkoming).’

3.9 Waardering

In dezelfde lijn liggen de reacties wanneer we vragen of men waardering krijgt voor het werken met BO’s. Men zegt daarover dat men inderdaad wel waardering krijgt: ‘meer waardering van niet-landbouwers dan van landbouwers; mensen uit de stad waarderen het zeker, maar binnen de boeren werd je vroeger bekeken als ‘grote groene’. Dat is nu al wel verzacht, de relatie is verbeterd, maar er blijft toch altijd een sfeer dat ‘als echte landbouwer kan je dat niet doen’.

Men merkt hierbij op dat het in sommige gebieden echt moeilijk is om oppervlakte grond af te staan, voor randen bvb., met name daar waar er bvb. een groot mestoverschot is. Op dergelijke plaatsen kan aandacht van de bedrijfsgilde sterk waarderend werken. Men suggereert dan ook om via deze bestaande kanalen te communiceren i.p.v.een info avond via de overheid te organiseren. Men kan BO promoten via de bedrijfsgilde, met een bezoekje aan een voorbeeldboer om te laten zien hoe het toch kan. Het is de voorbeeldfunctie die men via de bedrijfsgilde kan gebruiken om te waarderen en tegelijk om anderen te overtuigen.

3.10 Meerwaarde van samenwerking (Agro-beheersgroepen) en kennisuitwisseling

Op de idee om in Agro-Beheersgroepen aan BO’s en aan natuur te werken, komt niet veel positieve reactie. De meeste landbouwers geven dit weinig kans op slagen gezien de eigen aard van de Vlaamse landbouwer. Met een raadselmopje illustreerde men het als volgt: ‘Hoe krijg je 3 landbouwers op 1 lijn? Er 2 van doodschieten!’

Men gaat ervan uit dat mensen van elkaar zouden profiteren. In de sociale psychologie is dit fenomeen bekend als ‘social loafing’ of ‘free riding’. Men stelt dat samenwerking maar mogelijk is als ‘alle landbouwers op dezelfde manier denken en handelen’. Er is volgens hen altijd ‘het risico dat enkelen al het werk moeten doen en de anderen de kat uit de boom kijken en enkel in de positieve baten geïnteresseerd zijn’. Men maakt de vergelijking met het verenigingsleven, ‘daar komt het werk uiteindelijk ook steeds op de schouders van enkele personen terecht’. Of je hebt tenminste altijd ‘trekkers en volgers’. Misschien kan een coach

oplossing bieden. Dat is ook een manier om mensen mee te trekken. Uiteindelijk zal de overtuiging om wel of niet deel te nemen aan een samenwerking bepaald worden op basis van behaalde resultaten, aldus de deelnemers. Maar je zal wel een secretaris moeten hebben om de zaak te trekken, en daar zou dan ook een vergoeding tegenover moeten staan. En als men het toch zou willen proberen, kan men in elk geval best klein starten en heel rustig groeien, zo luidt het slotdevies.

Men verwijst ernaar dat het bv. erg moeilijk is boeren te laten samenwerken met dezelfde machines. Als er iets kapot gaat, heeft niemand het gedaan. Als het gaat over het gezamenlijke beheer van het buitengebied, dan kan dergelijke houding leiden tot de klassiek gekende problematiek van ‘the tragedy of the commons’: uitputting van gronden wanneer ieder zijn eigen voordeel zoekt en niemand verantwoordelijkheid opneemt voor het geheel.

Verder oppert men dat men voor het beheer van de perceelsranden, alles zelf kan: maaien en harken en schudden. Men ziet de meerwaarde niet, aangezien men toch zelf zijn eigen machines voorhanden heeft. Bovendien is men van mening dat samenwerken altijd een moeilijke zaak is. Men illustreert dit met een voorbeeld: ‘Als je 16 juni mag maaien, dan wil iedereen dan maaien. Er zijn in het verleden al pogingen ondernomen, maar als het mooi weer is, wil iedereen oogsten. Als men toch iets gezamenlijk wil delen, dan is een loonwerker de beste oplossing. Of men doet het zelf, dat vindt men nog de beste oplossing als men het werk niet door een loonwerker laat doen. Kleine investeringen doen de landbouwers liever zelf.

Elders klonk het zo: ‘100% voor, maar in theorie, want in de praktijk niet haalbaar. Vlaanderen is daar niet rijp voor. De mentaliteit van de landbouwers is ondanks de evolutie in de laatste decennia nog steeds zeer egocentrisch, en ‘afspraken maken ligt moeilijk’ zo stelt een deelnemer. Ook hier is de redenering: ‘Als ik wil maaien, dan moet ik meteen kunnen maaien; gezamenlijk een maaibalk gebruiken is niet haalbaar’.

Als we doorvragen of het eventueel nuttig kan zijn om onderling tips uit te wisselen, krijgen we als antwoord dat dit ‘enkel zal werken als ’t verplicht is’ en dat ‘dit evenzeer moeilijk ligt, want: welke boer geeft toe dat hij problemen heeft?’

In samenwerking omtrent zadenmengsels ziet men wel mogelijkheden. Dit wordt als positief voorbeeld aangehaald. Ook de initiatieven van Agro-Aanneming van de BB worden hier als positief ervaren. Voor derden lukt samenwerken blijkbaar beter.

Page 14: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

14

Niettegenstaande de grote moeilijkheidsgraad die men toedicht aan het samenwerken, is men wel van mening dat het zeer nuttig zou zijn om samen te werken. Maar de moeilijkheden worden toch altijd te groot geacht: de activiteiten en oppervlaktes zijn te kleinschalig hiervoor. Boeren willen hun werk en controle niet graag uit handen geven (‘Wat je zelf doet, doe je beter’), het zou allemaal te duur worden en te veel tijd kosten. De idee van ‘community building’, met collectieve verantwoordelijkheden, gezamenlijke taakuitvoering, cost sharing, kennisdelen en visieontwikkeling zoals die tegenwoordig wat opgang durft te maken in sommige steden, gemeentes of regio’s (cfr. transition towns) is op het eerste zicht (nog) niet aan de landbouwsector besteed. Misschien kunnen ervaringsuitwisselingen met campagnes zoals autodelen, compostmeester, klimaatwijken, etc. hier verandering in brengen?

Soorten die men wil aantrekken, houden geen rekening met eigendomsgrenzen. We toetsten de idee de verdiensten van BO inspanningen te delen als zou blijken dat de gevolgen van eigen terreinacties maar zichtbaar resultaat zouden opleveren op het perceel van iemand anders. Hiervan zeggen de aanwezige landbouwers dat het een mooi idee is, maar praktisch niet haalbaar. Men haalde hierbij aan dat bij roteren over percelen, de rand niet langer gekoppeld is aan dezelfde landbouwer, en dat voor dergelijke situaties, administratief niets voorzien is aangezien de landbouwer voor 5 jaar gebonden is aan zijn contract.

4. Conclusies

Over de bestaande communicatie i.v.m. BO’s zijn de landbouwers doorgaans tevreden. Zij wensen vooral snel en eenvoudig ingelicht te worden en eenduidige informatie te ontvangen. Vooral de bedrijfsplanner wordt als belangrijkste schakel gezien om echt met het instrument in contact te komen en een BO te sluiten.

Bij een sterkte/zwakte analyse wijzen de boeren enerzijds op de tegenstrijdigheden waar ze bij de praktische uitvoering mee te maken krijgen en anderzijds op de rechtsonzekerheid. Het gaat dan over de bestemming van gronden en de mogelijke omkeerbaarheid.

Over de begeleiding door de bedrijfsplanner zijn de landbouwers quasi unaniem vol lof. Voor de controleurs des te minder en een betere afstemming tussen beide professionals vindt men wenselijk. Bij problemen verwacht men ook zeer veel van de bedrijfsplanners. Hij/zij moet misverstanden kunnen opsporen en uitklaren, oplossingen aanreiken, van in het begin alles goed uitgelegd hebben in de beperkte tijd die de boer beschikbaar heeft, etc. Het dient ook opgemerkt dat hoewel de landbouwers werd meegedeeld dat ze geen enkel voor- of nadeel zouden ondervinden van hun deelname aan het groepsgesprek, men zich allicht toch diplomatisch zal uitdrukken of zich positief sociaal wenselijk zal opstellen ten opzichte van de aanwezige functiebekleders. Temeer ze die definiëren als een belangrijke vertrouwenspersoon.

De vergoedingen vindt men wel eens te laag, al hangt dit ook sterk af van het soort BO en van de hoeveelheid werk die deze met zich meebrengt. Ook de inkomsten van de teelten in functie van de marktprijzen spelen een rol in de afweging.

De administratie omtrent BO’s levert vrijwel geen problemen op. Er is de suggestie om een goed werkende portaalsite te ontwikkelen.

Bij de uitvoering van BO’s, werken de landbouwers vaak zonder dat ze hun contracten (moeten) raadplegen. Ook uit de bespreking van communicatie en documentatie was al gebleken dat ze geen behoefte hebben aan veel tekst of uitleg, en ook niet aan foto’s, instructies of andere hulpmiddelen. Opnieuw verschijnt in geval van nood de bedrijfsplanner ten tonele. De kennis die nodig is voor uitvoering van BO’s schat men ook niet uitzonderlijk hoog of moeilijk in. Naar loonwerkers toe is het wel nodig extra aandacht te voorzien.

Controles blijken een groot struikelblok te zijn voor de

Page 15: 10 jaar beheerovereenkomsten · 2015. 6. 8. · te veel blabla. - De bestaande folders zijn goed, geen opmerkingen. - Men moet er snel op eigen tempo info uit kunnen halen. - Folder

15

landbouwers. Hier spelen verschillende factoren mee, gedeeltelijk historisch en structureel bepaald. De combinatie van controle op handhaving en controles voor ‘de Mestbank’ straalt negatief af op BO’s en maakt het moeilijk om een constructieve relatie te ontwikkelen tussen landbouwer en controleur. De eigenlijke BO controles vallen misschien nog wel mee, zeker wanneer enkele aandachtspunten in het oog worden gehouden: de aanwezigheid van de boer bij de controle, een goede afstemming tussen de verschillende betrokkenen bij het controleproces, en de mogelijkheid tot toelichting en overleg, eventueel met gebruik van een voorafgaande verwittiging. Goeie kennis van terrein, landbouw en natuur, en eerder beperkte discussies over afmetingen, bevorderen de sfeer bij de controles.

De resultaten voor natuur en op het vlak van maatschappelijke waardering, zijn niet overdreven groot in de beleving van de landbouwers. Men geeft aan dat verschillende factoren een invloed kunnen hebben op het al dan niet behalen van resultaten en dat de effecten voor natuur pas op langere termijn zichtbaar kunnen worden. De boer wenst in de eerste plaats dat zijn/haar inspanningen geapprecieerd en beloond worden. De meesten zien voor zichzelf niet direct een rol weggelegd voor bvb. monitoring. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat resultaatgerichte vergoedingen niet meteen op het verlanglijstje van de landbouwers staan. Meer detailinformatie over hun resultaten en de koppeling ervan aan hun (verschillende) concreet uitgevoerde acties, is wenselijk bij de eindafrekening. Maar meer en/of andere sturingskansen van BO vallen op het eerste zicht nog niet binnen de motivatie van de landbouwers om met het instrument te werken.Landbouw en natuur zijn over de jaren heel wel wat meer naar elkaar toegegroeid maar blijven toch nog op gespannen voet met elkaar leven. BO levert de boer wel waardering op, maar dan vooral van wie zelf verder af staat van landbouw of natuur. Binnen de boerenstiel loopt men niet te koop met het sluiten van BO’s.

Of het bij de Waalse boeren vlotter gaat valt nog te bestuderen, maar de Vlaamse landbouwer definieert zichzelf niet als een teamspeler. Men ziet maar weinig mogelijkheden om effectieve samenwerkingsrelaties uit te bouwen met collega-landbouwers. Agro-beheersgroepen lijken niet spontaan te zullen ontstaan, om begrijpbare redenen eigen aan het sociale leven, en vermoedelijk ook op basis van reeds opgedane ervaringen (bvb. met defecten bij machinedelen of met concurrentie bij gelijktijdig willen oogsten). Kennisuitwisseling is iets vrijblijvender en dus eenvoudiger, maar ook daarvoor lopen de boeren elkaars deuren niet plat. Nochtans zien de meesten wel de potentiële voordelen, evenwel niet de mogelijkheden

doorheen de problemen. Misschien geldt voor de methodiek van een groepsgerichte BO werking wat de grondleggers van de Appreciative Inquiry benadering (‘waarderend onderzoek’) zeggen over hun methode: ‘It does not demand belief but invites experiment’.