1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij...

55
1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch 5 Specialistische Revalidatie bij 6 Oncologie (2.0) 7 8 (Voorheen richtlijn Oncologische Revalidatie) 9 1 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Transcript of 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij...

Page 1: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1

2

3

4

Concept richtlijn Medisch 5

Specialistische Revalidatie bij 6

Oncologie (2.0) 7

8 (Voorheen richtlijn Oncologische Revalidatie)9

1 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 2: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

10

Inhoud 11 12 1. Algemeen 3 13 1.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 3 14 2. Signalering, bespreking en verwijzing 6 15 2.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 6 16 2.2 Onderbouwing 7 17 3. Intake gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie 10 18 3.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 10 19 3.2 Onderbouwing 11 20 4. Voorspellende factoren gezonde levensstijl 18 21 4.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 18 22 4.2 Onderbouwing 18 23 5. Effectiviteit van revalidatie tijdens behandeling 27 24 5.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 27 25 5.2 Onderbouwing 27 26 6. Arbeid 40 27 6.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 40 28 6.2 Onderbouwing 40 29 Bijlage 1 Risicostratificatie volgens ACSM 49 30 Bijlage 2 Beslisbomen: Schema’s medische specialistische revalidatie bij oncologie 5031

2 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 3: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1. Algemeen 32 33

1.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 34

Uitgangsvraag 35 Aanleiding richtlijn Medisch Specialistische revalidatie bij Oncologie? 36 37 Aanbeveling 38 In 2011 verscheen de eerste landelijke, evidence based richtlijn Oncologische revalidatie (zie richtlijn 39 oncologische revalidatie). 40 Gelet op de ontwikkelingen sindsdien, diende de Nederlandse Vereniging voor Revalidatieartsen 41 (VRA) in 2013 bij de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) een verzoek in tot 42 financiering van een revisie van een deel van deze richtlijn. 43 Bij de revisie is de naamgeving van de richtlijn Oncologische revalidatie in overleg met Zorginstituut 44 Nederland gewijzigd in ‘Medisch Specialistische revalidatie bij Oncologie’. Dit naar aanleiding van het 45 verschijnen van het rapport ‘Medisch-specialistische revalidatie: zorg zoals revalidatieartsen plegen te 46 bieden’. 47 48 De te reviseren uitgangsvragen staan hieronder beschreven en zijn gebaseerd op een 49 knelpunteninventarisatie onder betrokken professionals en (ex-)patiënten. Naast de bijdrage van de 50 SKMS (VRA) is de ontwikkeling van deze richtlijn mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van A-51 Care en IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland). Na goedkeuring van het verzoek ging een 52 multidisciplinaire richtlijnwerkgroep hiermee van start. IKNL zorgde voor de procesbegeleiding, in 53 samenwerking met META voor methodologische begeleiding en secretariële ondersteuning van het 54 proces. 55 56 Medisch specialistische revalidatie bij oncologie: een nadere omschrijving 57 Medisch specialistische revalidatie bij oncologie is een poliklinische interdisciplinaire behandeling 58 gericht op het maximaliseren van autonomie en participatie van (ex-)patiënten met verscheidene 59 samenhangende functioneringsproblemen op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of 60 met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving, als gevolg van het hebben (gehad) van kanker 61 en/of van de behandeling van daarvan. 62 63 Medisch Specialistische Revalidatie bij oncologie is het expertisegebied van de 64 revalidatiegeneeskunde. Dit betekent dat een revalidatiearts beslist op basis van de hulpvraag , de 65 functioneringsproblemen en de haalbaarheid van de behandeldoelen, wie in aanmerking komt voor 66 gecoördineerde oncologische interdisciplinaire revalidatiezorg. Medisch specialistische revalidatie bij 67 oncologie is een relatief nieuw, zich ontwikkelend vakgebied. 68 69 De medisch specialistische revalidatiebehandeling bij oncologie vindt poliklinisch plaats door een 70 interdisciplinair team van zorgprofessionals onder coördinatie van de revalidatiearts. 71 72 Dit houdt in dat alle andere vormen van zorg, zoals zorg geboden door één of meer monodisciplinaire 73 zorgverleners, hier niet onder vallen, ook al wordt de term revalidatie hier vaak gebruikt. 74 75 Doelpopulatie 76 De richtlijn Medische specialistische revalidatie bij oncologie richt zich op patiënten van 18 jaar en 77 ouder. Dit betreft patiënten tijdens of na afronding van de in opzet curatieve behandeling en tijdens de 78 palliatieve fase van alle oncologische aandoeningen. Voor de patienten in de palliatieve fase, de fase 79 die intreedt wanneer duidelijk wordt dat er geen zicht meer is op genezing, richt de richtlijn zich op 80 patienten in de ziektegerichte- en symptoomgerichte palliatieve fase en expliciet niet op de fase van 81 terminale palliatie. 82

3 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 4: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Doelgroep 83 De richtlijn richt zich zowel op primaire oncologische behandelaars (internist-oncologen, chirurgisch 84 oncologisch behandelaars en radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) verpleegkundig(en) 85 (specialisten), physician assistants, huisartsen en bedrijfsartsen als op professionals in de 86 psychosociale, paramedische en revalidatiezorg. Voor primaire oncologische behandelaars (internist-87 oncologen, chirurgisch oncologisch behandelaars en radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) 88 verpleegkundig(en) (specialisten), physician assistants, huisartsen en bedrijfsartsen die signaleren en 89 verwijzen zijn vooral de uitgangsvragen 1 en 3 van belang. Voor professionals in de psychosociale, 90 paramedische en medisch specialistische revalidatiezorg (revalidatieartsen, fysiotherapeuten, 91 psychologen, maatschappelijk werkers, ergotherapeuten, etc.) zijn de uitgangsvragen 2 tot en met 5 92 vooral belangrijk. 93 94 Uitgangsvragen 95 Om aan te kunnen sluiten bij de belangrijkste knelpunten uit de praktijk van de revalidatie en (na)zorg 96 bij kanker is eind 2013 met behulp van een digitale enquête een knelpunteninventarisatie uitgevoerd 97 onder betrokken professionals en (ex-)patiënten. Op basis van deze knelpunteninventarisatie is door 98 de richtlijnwerkgroep besloten de volgende uitgangsvragen uit te werken/reviseren. Voor 99 uitgangsvraag 1 is besloten te verwijzen naar de evidence based richtlijn Detecteren behoefte 100 psychosicale zorg. De overige vragen zijn evidence based uitgewerkt/gereviseerd. (vraag 2 en 3 101 volgens de EBRO-systematiek en vraag 4 en 5 volgens GRADE-systematiek, omdat het vragen 102 betreft die de effectiviteit van een interventie beschrijven): 103 104 1. Welk instrument is valide en bruikbaar in Nederland voor het signaleren en bespreken van 105

klachten tijdens en na afronding van de in opzet curatieve behandeling en in de (ziekte- en 106 symptoomgerichte) palliatieve fase? 107

2. Waar moet de intake voorafgaand aan gecoördineerde interdisciplinaire (revalidatie) zorg uit 108 bestaan om te bepalen welke invulling van de revalidatiebehandeling het meest geschikt is voor 109 die specifieke patiënt. 110

3. Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren of kenmerken voor het zelfstandig oppakken of 111 handhaven van een gezonde leefstijl voor kankerpatiënten? 112

4. Wat is de effectiviteit van revalidatie(-interventies) tijdens de in opzet curatieve behandeling van 113 kanker op kwaliteit van leven, rolfunctioneren, fysieke conditie, volhouden van medische 114 behandeling en vermoeidheid? 115

5. Wat is het effect van ondersteuning/adviezen/(verpleegkundige)interventies gericht op arbeid 116 tijdens en na afronding van de in opzet curatieve behandeling van kanker op deelname aan het 117 arbeidsproces, kwaliteit van leven, zinvolle dagbesteding, vermoeidheid en cognitief functioneren? 118

119 Een overzicht van de uitgangsvragen met verantwoordelijke werkgroepleden staat in tabel 1.120

4 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 5: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Tabel 1: Uitgangsvragen richtlijn Medische Specialistische Revalidatie bij Oncologie (versie 2.0) 121 122 Nr. CB of EB* Hoofdstuk Auteurs

1 EB, revisie Welk instrument is valide en bruikbaar in Nederland voor het signaleren van klachten tijdens en na afronding van de in opzet curatieve behandeling en in de (ziekte- en symptoomgerichte) palliatieve fase?

dr. J.P. van den Berg mw. prof. dr. E. Boven, mw. drs. T. Brouwer mw. drs. E.B.L. van Dorst, mw. Y. Engelen mw. dr. J.E.H.M. Hoekstra-Weebers dr. M.M. Stuiver drs. S.L. Wanders

2 EB, revisie Waar moet de intake voorafgaand aan gecoördineerde interdisciplinaire (revalidatie) zorg uit bestaan om te bepalen welke invulling van de revalidatiebehandeling het meest geschikt is voor die specifieke patiënt?

dr. J.P. van den Berg mw. drs. T. Brouwer mw. dr. J.E.H.M. Hoekstra-Weebers dr. M.M. Stuiver

3 EB, nieuw Wat zijn kenmerken voor het zelfstandig oppakken/handhaven van een gezonde leefstijl (fysiek actief, gezond voedingspatroon, niet roken, beperkt alcoholgebruik, gezond lichaamsgewicht) voor patiënten die behandeld zijn voor kanker?

dr. J.P. van den Berg mw. prof. dr. E. Boven mw. drs. T. Brouwer mw. drs. E.B.L. van Dorst mw. dr. J.E.H.M. Hoekstra-Weebers dr. M.M. Stuiver

4 EB, revisie Wat is de effectiviteit van revalidatie(-interventies) tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op kwaliteit van leven, rolfunctioneren, fysieke conditie, volhouden van medische behandeling en vermoeidheid?

mw. drs. J.M.G. Fijn mw. dr. J.E.H.M. Hoekstra-Weebers dr. M.M. Stuiver drs. S.L. Wanders

5 EB, nieuw Wat is het effect van ondersteuning/adviezen/ (verpleegkundige) interventies gericht op arbeid tijdens of na afloop van de in opzet curatieve behandeling van kanker op deelname aan het arbeidsproces, kwaliteit van leven, zinvolle dagbesteding, vermoeidheid, cognitief functioneren?

dr. D.J. Bruinvels mw. drs. E.B.L. van Dorst mw. Y. Engelen mw. drs. J.M.G. Fijn

* EB=evidence based 123 124 125

126

5 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 6: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

127 2. Signalering, bespreking en verwijzing 128

2.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 129

Uitgangsvraag 130 Welk instrument is valide en bruikbaar in Nederland voor het signaleren en bespreken van klachten en 131 de verwijswens tijdens en na afronding van de in opzet curatieve behandeling en in de (ziekte- en 132 symptoomgerichte) palliatieve fase? 133 134 Aanbevelingen 135 De werkgroep is van mening dat voor het signaleren en bespreken van klachten, gevolgen en de 136 verwijswens tijdens en na afronding van de in opzet curatieve behandeling van kanker en in de 137 (ziekte- en symptoomgerichte) palliatieve fase het instrument gebruikt dient te worden dat in de meest 138 actuele versie van de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg wordt aanbevolen (zie richtlijn 139 Detecteren behoefte psychosociale zorg). De huidige versie van de richtlijn Detecteren behoefte 140 psychosociale zorg adviseert de Lastmeter als signalerings- en communicatie instrument te gebruiken 141 [Tuinman 2008]. 142 143 De werkgroep is van mening dat de onderlinge samenhang en complexiteit bepaald dienen te worden, 144 wanneer er sprake blijkt van één of meerdere problemen en een hulpvraag, alvorens te kunnen 145 informeren en of te verwijzen naar zorg van een of meerdere psychosociale en/of paramedische 146 disciplines of interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie. 147 148 De werkgroep is van mening dat voor het signaleren, bespreken en verwijzen: 149 • Problemen en verwijswens geïnventariseerd en samen met de patiënt besproken dienen te 150

worden; hierbij gebruik makend van het instrument dat in de meest actuele versie van de richtlijn 151 Detecteren behoefte psychosociale zorg wordt aanbevolen (op dit moment de Lastmeter) (zie 152 richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg). Verwijzing vindt plaats op basis van de 153 specifieke klachten van een patiënt naar één of meerdere zorgverleners van psychosociale en/of 154 paramedische disciplines. 155

• Bij functioneringsproblemen op verscheidene vlakken (meervoudig), lichamelijk, cognitief, 156 emotioneel of sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving of bij een 157 verhoogd risico hierop, de onderlinge samenhang en complexiteit bepaald dient te worden. Blijkt 158 er sprake van complexe en onderling samenhangende problemen en is interdisciplinaire 159 behandeling nodig, waarbij onderlinge afstemming van het behandelplan noodzakelijk is, dan vindt 160 verwijzing plaats naar interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie. Als sprake is van 161 problematiek op verscheidene vlakken (meervoudig), maar deze niet complex is, dan geeft de 162 richtlijn aan dat behandeling door naast elkaar bestaande monodisciplinaire behandelingen, 163 gecoördineerd door een medisch specialist/oncoloog, mogelijk geïndiceerd is. Dit is dus geen 164 medisch-specialistische revalidatie. 165

• Bij zeer uitgebreide of ernstige functiestoornissen, met blijvende beperkingen, waarbij een 166 langdurig herstelproces of onvolledig herstel wordt verwacht verwezen dient te worden naar 167 (poli)klinische medisch specialistische revalidatiezorg. 168

169 170

171

6 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 7: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

172

2.2 Onderbouwing 173

Inleiding 174 Er komen in de dagelijkse oncologische praktijk problemen voor op lichamelijk, cognitief, emotioneel of 175 sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving. Deze problemen kunnen 176 aanleiding geven, na signalering en bespreking, tot verwijzing van de desbetreffende patiënt met 177 kanker of die kanker heeft gehad. De (ex-)patiënt kan verwezen worden voor verdere diagnostiek, een 178 leefstijladvies, behandeling door één psychosociale of paramedische zorgverlener, door zorgverleners 179 van verschillende disciplines, of naar medisch specialistische revalidatie. 180 In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe tot goede verwijzing naar een medisch specialistische 181 revalidatie bij oncologie te komen. Het betreft een nieuwe uitwerking van de oorspronkelijke 182 uitgangsvraag, waarbij de focus in de vorige versie vooral lag op vermoeidheidsklachten (zie richtlijn 183 Oncologische Revalidatie). De keuze voor de focus op vermoeidheidsklachten was toen dat kanker 184 gerelateerde vermoeidheid de meest frequente klacht is bij patiënten met kanker of die kanker hebben 185 gehad [Minton 2009]. 186 187 In deze nieuwe uitwerking betreft het een meer algemeen en geïntegreerd geheel om te komen tot 188 signalering en verwijzing naar, door een revalidatiearts gecoördineerde, oncologische interdisciplinaire 189 medische specialistische revalidatiezorg. Er bestaat namelijk een grote variëteit aan problemen die 190 soms wel en soms niet door een zorgverlener van een bepaalde discipline te behandelen zijn. Blijkt er 191 sprake van verscheidene functioneringsproblemen op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak 192 en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving dan is het belangrijk te bepalen of deze 193 onderling samenhangen, of fysieke training geindiceerd is en of daarvoor interdisciplinaire afstemming 194 van het behandelplan nodig is. Dit kan al dan niet in overleg met een revalidatiearts, psychosociale 195 zorgverlener en/of een relevante paramedicus, voordat tot verwijzing naar, door een revalidatiearts 196 gecoördineerde, oncologische interdisciplinaire medisch specialistische revalidatiezorg overgegaan 197 kan worden. 198 199 Niet alle patiënten met kanker hebben gespecialiseerde nazorg zoals revalidatiezorg nodig. De 200 meeste nazorg bij kanker is zelfzorg (zie richtlijn Herstel na Kanker). Hiermee bedoelen we dat een 201 deel van de mensen goed in staat is om de ervaring en gevolgen van kanker te verwerken en 202 reduceren met de steun van mensen uit de eigen omgeving en met adviezen voor zelfhulp wanneer 203 dat nodig mocht blijken. Stratificatie naar zorgbehoefte en indicatie is van belang (zie figuur 1) [DCS 204 2010]. Zo’n 70% van de patiënten met kanker kan naar schatting van de Danish Cancer Society voor 205 hun herstel goed toe met basiszorg, leefstijladvies en begeleiding bij zelfmanagement [DCS 2010]. 206 Ongeveer 5% heeft (poli-)klinische revalidatie zorg nodig (bijvoorbeeld bij oncologische dwarslaesies 207 of amputaties ten gevolge van een tumor), terwijl 25% monodisciplinaire zorg of gecoördineerde 208 oncologische interdisciplinaire medisch specialistische revalidatiezorg nodig heeft. Op basis van de 209 kankerincidentie in 2011 van 100.600 gaat het naar schatting om 25.000 mensen met kanker die zorg 210 nodig hebben van een psychosociale en/of paramedische zorgverlener en 5.000 patiënten die 211 interdisciplinaire medisch specialistische revalidatiezorg in verband met complexe problematiek nodig 212 hebben [DCS 2010, NKR]. 213 214 Conclusies 215 De richtlijnwerkgroep adviseert voor het proces van signaleren, bestaande uit 1) het signaleren van de 216 ernst en aard van problemen en de wens om verwezen te worden met behulp van een instrument, 2) 217 het met de patiënt bespreken en 3) het naar behoefte en wens verwijzen, aan te sluiten bij de 218 evidence based richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg en adviseert derhalve het instrument 219 te gebruiken dat in de meest actuele versie van deze richtlijn wordt aanbevolen (zie richtlijn 220 Detecteren behoefte psychosociale zorg) 221 222

7 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 8: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Samenvatting Literatuur 223 Er is geen literatuur gezocht, omdat de richtlijnwerkgroep besloten heeft voor het proces van 224 signaleren aan te sluiten bij de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg. De werkgroep 225 adviseert derhalve het signaleringsinstrument te gebruiken dat in de meest actuele versie van deze 226 richtlijn wordt aanbevolen (zie richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg) 227 228 Overwegingen 229 De richtlijnwerkgroep heeft besloten voor het proces van signaleren aan te sluiten bij de evidence 230 based richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg (zie richtlijn Detecteren behoefte 231 psychosociale zorg) en adviseert derhalve het signaleringsinstrument te gebruiken dat in de meest 232 actuele versie van deze richtlijn wordt aanbevolen (zie richtlijn Detecteren behoefte psychosociale 233 zorg) 234 In de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg wordt de Lastmeter aanbevolen als instrument 235 voor signalering en bespreking. Revisie van de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg zal uit 236 moeten wijzen of dit het meest aangewezen signalerings- en communicatie instrument blijft. 237 Vooralsnog wordt bij revisie van de richtlijn Medisch specialische revalidatie bij oncologie (voorheen 238 Oncologische revalidatie) uitgegaan van inventarisatie met behulp van de Lastmeter. 239 240 Bij het signaleren van een hulpvraag moet de verantwoordelijke behandelaar na het inventariseren en 241 tijdens het bespreken van de problemen met de patiënt, nagaan òf en in hoeverre er 242 functioneringsproblemen (meervoudig) zijn op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of 243 met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving of dat er sprake is van een verhoogd risico hierop 244 (in de praktijk kan de behandelaar signalerings- en verwijzingstaken delegeren naar een andere 245 geschikte professional). Is er sprake van complexe en onderlinge samenhangende problemen en is 246 interdisciplinaire behandeling nodig, waarbij onderlinge afstemming van het behandelplan 247 noodzakelijk is, dan vindt verwijzing plaats naar gecoördineerde oncologische interdisciplinaire 248 medisch specialistische revalidatiezorg. Is er geen interdisciplinaire onderlinge afstemming van het 249 behandelplan wenselijk, noch dat zorg door één persoon (zoals voor medisch specialistische 250 revalidatiezorg de revalidatiearts) gecoördineerd wordt, dan wordt verwezen naar verschillende 251 psychosociale en/of paramedische zorgverleners. 252 253 Als de behandelaar samen met de patiënt niet tot een duidelijk verwijsadvies kan komen, omdat de 254 samenhang tussen de verscheiden functioneringsproblemen onduidelijk is, dan dient de behandelaar 255 (of een andere geschikte zorgprofessional, waaraan het signaleren en verwijzen gedelegeerd is) te 256 overleggen met bijvoorbeeld een revalidatiearts, psychosociaal hulpverlener en/of een relevante 257 paramedicus. Op basis van dit overleg wordt de complexiteit en samenhang tussen de verscheidene 258 functioneringsproblemen en de richting van de verwijzing bepaald. Voorafgaand aan of na dit overleg 259 kan een aanvullende inventarisatie plaatsvinden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van aanvullende 260 onderzoeken of gevalideerde en betrouwbare vragenlijsten. 261 262 Als er sprake is van functioneringsproblemen op één specifiek vlak, lichamelijk, cognitief, emotioneel 263 of sociaal en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving of het risico hierop wordt als hoog 264 ingeschat, dan wordt, afhankelijk van de problematiek, verwezen voor behandeling naar een 265 psychosociale of paramedische zorgverlener, bijvoorbeeld een fysiotherapeut of een psycholoog. 266 267 Bij zeer uitgebreide of ernstige functiestoornissen, met blijvende beperkingen, waarbij een langdurig 268 herstelproces of onvolledig herstel wordt verwacht (bv. Centraal neurologische schade (dwarslaesie, 269 hersenschade), amputatie van ledematen, etc. wordt de patiënt altijd verwezen naar (poli)klinische 270 medisch specialistische revalidatiezorg. 271 272 Dit proces is op basis van expert opinion en consensus binnen de richtlijnwerkgroep weergegeven 273 beslisboom ‘Medisch specialistische revalidatie bij oncologie’ 274 275

8 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 9: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Referenties 276 277 DCS. Strategic presentation on cancer rehabilitation. 2010 278 #http://www.cancer.dk/dyn/resources/File/file/1/1561/1385430087/strategicpresentationoncancerrehabilitationthed279 anishcancersociety.pdf. 280 281 Minton O, Stone P. A systematic review of the scales used for the measurement of cancer-related fatigue (CRF). 282 Annals of oncology : official journal of the European Society for Medical Oncology / ESMO. 2009;20(1):17-25 283 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18678767. 284 285 NKR. Cijfers over kanker Available from: http://www.cijfersoverkanker.nl/. 286 287 Tuinman MA, Gazendam-Donofrio SM, Hoekstra-Weebers JE. Screening and referral for psychosocial distress in 288 oncologic practice: use of the Distress Thermometer. Cancer. 2008;113(4):870-8 289 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18618581. 290 291

9 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 10: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

3. Intake gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie 292

3.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 293

Uitgangsvraag 294 Waar moet de intake voorafgaand aan gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische 295 revalidatie bij oncologie uit bestaan om te bepalen welke invulling van de revalidatiebehandeling het 296 meest geschikt is voor die specifieke patiënt? 297 298 Aanbeveling 299 De werkgroep is van mening dat voorafgaand aan gecoördineerde interdisciplinaire medisch 300 specialistische revalidatiezorg bij oncologie een gestructureerde intake uitgevoerd dient worden door 301 of onder supervisie van een revalidatiearts met expertise op het gebied van de oncologie. De 302 volgende vragen dienen tijdens de gestructureerde intake beantwoord te worden: 303 1. Is er een beperking/bedreiging van het inspanningsvermogen in relatie tot het gewenste 304

functioneren? 305 2. Is er een indicatie voor behandeling van vermoeidheid (Lastmeter, VAS vermoeidheid ≥ 4, 306

anamnestisch)? 307 3. Is er op de Lastmeter sprake van emotionele problemen en/of heeft de patiënt behoefte aan 308

ondersteuning op psychisch/emotioneel gebied (CES-D ≥ 16 )? 309 4. Is er een verstoring/bedreiging van het sociaal functioneren in het arbeidsproces/huishoudelijke 310

taken, relatie, sociale relaties/rol gezin en vrije tijdsbesteding afgezet tegen de situatie 311 voorafgaand aan de ziekte? 312

313 De werkgroep is van mening dat, na de beslissing dat een patient geschikt is voor medisch 314 specialistische revalidatie, in overleg met de patiënt en overige zorgverleners aan de hand van het 315 intakeproces beschreven in de beslisboom ‘Medisch specialistische revalidatie bij oncologie’ (bijlage 2, 316 pagina 52): 317 • Doelen van revalidatie geformuleerd dienen te worden, 318 • Een revalidatiebehandeling op maat geselecteerd dient te worden, waarbij fysieke activiteiten 319

(bewegen) tijdens alle fasen onderdeel moeten zijn van de medisch specialistische revalidatie . 320 • De patiënt verwezen dient te worden naar één of meer interventies binnen de medisch 321

specialistische revalidatie. 322 323 De werkgroep is van mening dat op indicatie onderstaande testen en vragenlijsten gebruikt dienen te 324 worden ter ondersteuning van de intake: 325 Inspanningsvermogen: 326 • Op indicatie diagnostische maximale inspanningstest met ECG en ademgasanalyse. 327 • Indien een maximale inspanningstest niet mogelijk is, adviseert de werkgroep voor het verkrijgen 328

van een indruk van het duurvermogen de shuttle run- of wandeltest. 329 330 Spierkracht: 331 • Indirecte 1-Repetitie Maximum meting (1-RM) 332 333 Lichaamssamenstelling: 334 • Body Mass Index (BMI), buikomvang en huidplooimeting 335 336 Specifieke fysieke, activiteiten en sociale problemen: 337 • Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) 338 339 Vermoeidheid: 340 • Multidimensionele Vermoeidheids Index (MVI & Scoringstool) 341 342

10 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 11: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Distress: 343 • Center for Epidemiologic Studies Depression Scale, voor het meten van depressieve symptomen 344 • 10-item State Trait Anxiety Inventory (STAI) voor het meten van angst 345 346 Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven: 347 • European Organisation for Research and Treatment of Cancer Quality of Life Questionnaire- 348

C30, (EORTC-QLQ-C30) 349 350 De werkgroep is van mening dat de revalidatiearts zorg moet dragen voor frequent contact met de 351 primair behandelaar (internist-oncoloog, chirurg, radiotherapeut, etc.), (gespecialiseerd) 352 verpleegkundig(e), (specialist), physician assistant, huisarts en/of bedrijfsarts), om informatie te 353 verstrekken of om af te stemmen over het verloop en de afronding van de revalidatiebehandeling. De 354 revalidatiearts met expertise op het gebied van de oncologie adviseert de verwijzers over de 355 mogelijkheden bij terugval op lange termijn. 356 357 De werkgroep is van mening dat een gestructureerde interdisciplinaire verslaglegging na de intake en 358 na afronding van gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie zorg van de 359 behandeldoelen en de interventies nodig is voor onderlinge afstemming met betrokken primaire 360 oncologische behandelaars (internist-oncologen, chirurgisch oncologisch behandelaars en 361 radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) verpleegkundig(en) (specialisten), physician assistants, 362 huisartsen en/of bedrijfsartsen. 363 364 De werkgroep is van mening dat na afloop van gecoördineerde interdisciplinaire medisch 365 specialistische (revalidatie) zorg het behaalde resultaat samen met de patiënt geëvalueerd dient te 366 worden. Indien nodig en gewenst moet verdere behandeling gestart worden. 367 368

3.2 Onderbouwing 369

Conclusies 370 De werkgroep is van mening dat de intake voorafgaand aan gecoördineerde interdisciplinaire medisch 371 gespecialistische revalidatiezorg bij oncologie vormgegeven zou moeten worden door gebruik te 372 maken van andere revalidatierichtlijnen (bijvoorbeeld hartrevalidatie). Dit is conform het advies van 373 Het Zorginstituut Nederland. 374 Niveau 4: D Zorginstituut Nederland[1]. 375 376 Samenvatting Literatuur 377 Om zicht te krijgen op wat een intake dient te omvatten, is systematisch gezocht in de literatuur. Er is 378 geen nieuwe literatuur gevonden, waarin evidentie aanwezig is, waarin beschreven is hoe de intake 379 voorafgaand aan gecoördineerdeinterdisciplinaire medisch specialistische revalidatie zorg bij 380 oncologie vormgegeven moet worden. 381 382 Het Zorginstituut Nederland adviseert gebruik te maken van andere revalidatierichtlijnen (bijvoorbeeld 383 hartrevalidatie). 384 385 In de richtlijn hartrevalidatie staan onderstaande vragen centraal: 386 1. Is er een verstoring/bedreiging van het fysiek functioneren? 387 2. Is er een verstoring/bedreiging van het psychisch functioneren? 388 3. Is er een verstoring/bedreiging van het sociaal functioneren? 389 4. Is er sprake van risicogedrag? 390 391 Vervolgens worden aan de antwoorden behandeldoelen gekoppeld en een revalidatiebehandeling 392 samengesteld . 393

11 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 12: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

De doelstellingen, de beslisboom en bijbehorende interventies zijn opgesteld op basis van de richtlijn 394 hartrevalidatie en op basis van consensus in de richtlijnwerkgroep verder toegespitst op de 395 oncologische context (zie overige overwegingen). De werkgroep heeft er voor gekozen dit overzicht 396 niet te beperken tot interventies waarvan de effectiviteit/doelmatigheid door middel van 397 wetenschappelijk onderzoek is aangetoond, maar mede te baseren op de ervaring en expertise in de 398 dagelijkse praktijk. 399 400 Overwegingen 401 Indien er een vermoeden is van verscheidene complexe en samenhangende functioneringsproblemen 402 op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of 403 zingeving, waarbij mogelijk de betrokkenheid van meerdere disciplines en een onderling afgestemd 404 behandelplan wenselijk is (gecoördineerde interdisciplinaire (revalidatie) zorg), adviseert de werkgroep 405 om een gestructureerde intake medisch specialistische revalidatie uit te voeren door of onder 406 supervisie van een revalidatiearts met expertise op het gebied van de oncologie. De intake medische 407 specialistische revalidatie zal allereerst een antwoord moeten geven op de vraag of er inderdaad een 408 indicatie is voor interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie. 409 410 Bij de intake voor medisch specialistische revalidatie is het niet nodig en ongewenst om uitgebreid 411 medisch technische diagnostiek te verrichten. De metingen en diagnostische bepalingen bij de intake 412 zijn gericht op de optimale keuze voor revalidatie. Bij de verwijzing voor een intake medisch 413 specialistische revalidatie bij oncologie zal de primaire behandelaar rekening houden met bekende 414 afwijkingen of contra-indicaties zoals bijvoorbeeld cardiotoxiciteit bij chemotherapie, botmetastasen en 415 infectierisico. De primaire behandelaar zal pas verwijzen als er medisch technisch gezien een situatie 416 is, waarbij de patiënt verantwoord en veilig kan deelnemen aan medisch specialistische revalidatie De 417 revalidatiearts zal waar nodig wel aanvullend onderzoek (laten) uitvoeren voor zover nodig om 418 antwoord te kunnen geven op de vragen die bij de intake centraal staan: 419 420 Daarnaast dienen de volgende vragen bij de intake beantwoord te worden om zorg op maat te kunnen 421 geven: 422 1. Is er een beperking/bedreiging van het inspanningsvermogen in relatie tot het gewenste 423

functioneren? 424 2. Is er een indicatie voor behandeling van vermoeidheid (Lastmeter, VAS vermoeidheid ≥ 4, 425

anamnestisch)? 426 3. Is er op de Lastmeter sprake van emotionele problemen en/of heeft de patiënt behoefte aan 427

ondersteuning op psychisch/emotioneel gebied (CES-D ≥ 16 )? 428 4. Is er een verstoring/bedreiging van het sociaal functioneren in het arbeidsproces/huishoudelijke 429

taken, relatie, sociale relaties/rol gezin en vrije tijdsbesteding afgezet tegen de situatie 430 voorafgaand aan de ziekte? 431 432

Als op basis van de intake blijkt dat er inderdaad sprake is van complexe en verscheidene 433 samenhangende functioneringsproblemen (meervoudig), op lichamelijk, cognitief, emotioneel of 434 sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving, waarbij de betrokkenheid van 435 meerdere disciplines en een onderling afgestemd behandelplan wenselijk is, is er een indicatie voor 436 medisch specialistische revalidatie. In dat geval is de werkgroep van mening dat in overleg met de 437 patiënt en overige zorgverleners, aan de hand van het intakeproces beschreven in de beslisboom 438 Medisch specialistische revalidatie bij oncologie (bijlage 2, pagina 52): 439 • De doelen van revalidatie te geformuleerd dienen te worden. 440 • Een interdisciplinaire revalidatiebehandeling op maat geselecteerd dient te worden. 441 • De patiënt verwezen dient te worden naar meerdere disciplines voor interventies binnen medisch 442

specialistische revalidatie. 443 Oncologische medisch specialistische revalidatie kan plaatsvinden tijdens en na afloop van de in 444 opzet curatieve behandeling en tijdens de palliatieve fase. De intake medische specialistische 445 revalidatie heeft tot doel om: 446

12 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 13: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

A) (in alle fasen van de behandeling) actuele functioneringsproblemen op lichamelijk, cognitief, 447 emotioneel of sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving en de 448 bijbehorende hulpvraag van de patiënt te vertalen naar een behandelvoorstel, rekening houdend 449 met de tumor- en behandelspecifieke tijdelijke of blijvende functiestoornissen;met als uitgangspunt 450 de toewijzing aan passende interventies binnen medisch specialistische revalidatie 451

B) (voorafgaand en tijdens de medische behandeling) een inschatting te maken van de bedreiging 452 van functioneringsproblemen op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of met 453 betrekking tot rolfunctioneren en zingeving als gevolg van de behandeling en te beoordelen of 454 deze bedreiging verminderd kan worden door de inzet van gecoördineerde interdisciplinaire 455 revalidatie; teneinde te komen tot de toewijzing aan passende interventies binnen medisch 456 specialistische revalidatie. 457

De beslisboom ‘Medisch specialistische revalidatie bij oncologie’ is gebaseerd op de beslisboom uit de 458 richtlijn Hartrevalidatie NVVC 2010 [van Engen-Verheul 2010]. 459 460 Tijdens de intake voor medisch specialisatie revalidatie bij oncologie dient allereerst een inventarisatie 461 van door ziekte of behandeling ontstane beperkingen plaats te vinden of in geval van revalidatie 462 tijdens de behandeling, het risico op complicaties en/of een vertraagd of afwijkend herstel. Daarbij 463 worden de aangrijpingspunten voor verbetering op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak 464 en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving vastgesteld. Tevens dient het huidige sociaal 465 functioneren en het gewenste sociaal functioneren met de patiënt te worden besproken. Op basis van 466 deze informatie kan in overleg met de patiënt een revalidatieplan op maat vormgegeven worden. 467 468 De werkgroep adviseert op indicatie onderstaande testen en vragenlijsten te gebruiken ter 469 ondersteuning van de intake. De keuze van de door de werkgroep aanbevolen vragenlijsten en testen 470 die –op indicatie- gebruikt kunnen worden bij de intake (zie aanbevelingen) is gebaseerd op de 471 klinimetrische eigenschappen van deze instrumenten, zoals beschreven in de module Effectevaluatie, 472 voor zover deze betrekking hebben op de hoofdvragen van de intake. Omdat voor klinische 473 besluitvorming een grotere mate van validiteit noodzakelijk kan zijn dan voor effectevaluatie of voor 474 het aansturen van een trainingsprotocol, komen de aanbevelingen voor meetinstrumenten voor de 475 intake niet één op één overeen met de instrumenten, zoals vermeld in de module Effectevaluatie. 476 Waar nodig kunnen de hieronder aanbevolen meetinstrumenten, afhankelijk van de specifieke situatie 477 van de patient, worden aangevuld met andere, probleem- en disciplinespecifieke, meetinstrumenten. 478 Een uitputtende beschrijving meetinstrumenten voor elk denkbaar probleem valt buiten het bestek van 479 deze richtlijn. 480 481 Algemeen inspanningsvermogen: 482 Op indicatie diagnostische maximale inspanningstest met ECG en ademgasanalyse. Een maximale 483 inspanningstest met ECG en ademgasanalyse kan geindiceerd zijn op basis van riscio op een 484 cardiovasculair event. Deze indicatie bestaat met name voor patiënten die met meer dan matige 485 inspanning getraind zullen worden en die cardiovasculaire metabole of renale aandoeningen hebben 486 of symptomen die daar op wijzen [Riebe 2015]. De risicostratificatie volgens het ACSM is te vinden in 487 bijlage 1. Voor oncologische patiënten kunnen daarnaast problemen zoals onderstaand, die al bij 488 aanvang aanwezig kunnen zijn of pas tijdens training naar voren kunnen komen, indicatie zijn voor 489 een maximale inspanningstest: 490 • Overmatige vermoeidheid/zwakte, gerelateerd aan normwaarden of situatie voor 491

ziekte/behandeling, zonder duidelijke verklaring 492 • Hart- of longcomplicaties ten gevolge van de kanker(behandeling) of de verdenking daarop 493

(bijvoorbeeld longembolie, longmetastase) 494 495

Een maximale inspanningstest en ECG met ademgasanalyse kan ook geindiceerd zijn als men ten 496 behoeve van klinische besluitvorming een valide meting wil verkrijgen van het maximale 497 zuurstofopname vermogen. De test wordt beschouwd als de gouden standaard voor bepaling van het 498 maximale inspanningsvermogen [Jones 2008, Lucia 2003, Wasserman 2011] 499

13 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 14: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Er zijn internationaal geaccepteerde normwaarden voor het inspanningsvermogen bij een gezonde 500 populatie (n=50.000) beschikbaar [Riebe 2015]. Aangezien de gezonde populatie een ruime spreiding 501 in ademgasanalyse laat zien, is het naast relateren aan normwaarden ook nodig om per patiënt een 502 vergelijking met de fysieke conditie voor de ziekte en de vereiste fysieke conditie voor functioneren in 503 het arbeidsproces, gezin e.d. te maken. Het vereiste zuurstofopname vermogen bij allerlei activiteiten 504 is bekend, waardoor het maken van een vertaalslag van conditie naar activiteiten in dagelijks leven 505 en/of sport mogelijk is. Zie de American College of Sports Medicine (ACSM) guidelines for exercise 506 testing and prescription voor informatie [Riebe 2015] en Ainsworth [Ainsworth 2011]. 507 508 Voordat men verwijst voor een maximale inspanningstest is het raadzaam om navraag te doen of er 509 door de medisch specialist al (recent) een maximale inspanningstest met ECG en ademgasanalyse is 510 afgenomen. Van deze testresultaten kan gebruik gemaakt worden. Wanneer bij bovenstaande 511 indicaties de maximale inspanningstest niet eerder is verricht, bestaan er afhankelijk van de lokale 512 situatie naar mening van de werkgroep twee mogelijkheden: 513 • De primaire behandelaar wordt gevraagd deze test alsnog te laten verrichten, 514 • De medisch specialist met expertise op het gebied van medisch specialistische revalidatie verwijst 515

zelf voor een maximale inspanningstest met ECG en ademgasanalyse. 516 Wanneer er om logistieke of inhoudelijke redenen besloten wordt geen maximale inspanningstest met 517 ECG en ademgasanalyse af te nemen, maar wel een goede indruk van het duurvermogen verkregen 518 moet worden is naar mening van de werkgroep de shuttle wandeltest of de shuttle run test een 519 bruikbaar alternatief bij patiënten zonder hoog risicoprofiel voor cardiovasculaire events (NVVC 2010). 520 521 Spierkracht: 522 • Indirecte 1-Repetitie Maximum meting (1-RM) 523 Lichaamssamenstelling: 524 • Body Mass Index (BMI), buikomvang en huidplooimeting 525 Specifieke fysieke, activiteiten en sociale problemen: 526 • Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) (niet gevalideerd voor oncologische patiënten) 527 Vermoeidheid: 528 • Multidimensionele Vermoeidheids Index (MVI & Scoringstool) 529 Distress: 530 • Center for Epidemiologic Studies Depression Scale, handleiding, instructie (CES-D) voor het 531

meten van depressieve symptomen 532 • 10-item State Trait Anxiety Inventory (STAI) voor het meten van angst 533 Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven: 534 • European Organisation for Research and Treatment of Cancer Quality of Life Questionnaire- C30, 535

Scoringstool (EORTC-QLQ-C30) 536 537 De revalidatiearts werkt als betrokken medisch specialist nauw samen met het multidisciplinair 538 oncologisch behandelteam. Frequent contact met de primair behandelaar (internist-oncoloog, chirurg, 539 radiotherapeut, etc.), (gespecialiseerd) verpleegkundig(e) (specialist), physician assistant, huisarts 540 en/of bedrijfsarts), is daarbij nodig om informatie te verkrijgen over de (consequenties van) de 541 oncologische behandeling, en om informatie te verstrekken of om af te stemmen over het verloop en 542 de afronding van de revalidatiebehandeling. De revalidatiearts met expertise op het gebied van de 543 oncologie adviseert de verwijzers bovendien over de mogelijkheden bij terugval in het 544 fysiek/psychisch/sociaal/etc. functioneren op lange termijn. 545 546 De werkgroep is van mening dat een gestructureerde interdisciplinaire verslaglegging na de intake en 547 na afronding van gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische revalidatiezorg van de 548 behandeldoelen en de interventies nodig is voor onderlinge afstemming binnen het revalidatieteam en 549 met betrokken primaire oncologische behandelaars (internist-oncologen, chirurgisch oncologisch 550 behandelaars en radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) verpleegkundig(en) (specialisten), 551 physician assistants, huisartsen en/of bedrijfsartsen. 552

14 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 15: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

553 De werkgroep is van mening dat na afloop van de gecoördineerde interdisciplinaire medisch 554 specialistische (revalidatiebehandeling het behaalde resultaat samen met de patiënt te geëvalueerd 555 dient te worden. Indien nodig en gewenst moet behandeling kunnen worden voortgezet.556

15 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 16: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

557 Tabel 1. Doelen voor medisch specialistische revalidatie bij oncologie 558 559 Tijdens in opzet curatieve behandeling Fysieke doelen • Stabiliseren/verbeteren fysieke conditie en activiteitenniveau • Preventie of verminderen van vermoeidheidsklachten Optimaliseren/handhaven gewenste voedingstoestand Psychische/Sociale doelen • Nieuw emotioneel evenwicht bereiken • Functioneel omgaan met de ziekte en beperkingen (optimaliseren van coping) • Zo optimaal mogelijk functioneren in werk/huishoudelijke taken • Zo optimaal mogelijk vervullen van rol in gezin/sociale relaties • Zo optimaal mogelijke invulling van vrije tijdsbesteding • Leren omgaan met nieuw perspectief (existentiële coping) Na afloop in opzet curatieve behandeling Fysieke doelen • Optimaliseren fysieke conditie en activiteitenniveau • Leren omgaan met fysieke grenzen en beperkingen • Stimuleren tot (volhouden) actieve leefstijl Optimaliseren/handhaven gewenste voedingstoestand Psychische /Sociale doelen • Nieuw emotioneel evenwicht bereiken • Functioneel omgaan met de ziekte en beperkingen (optimalisatie van coping) • Optimale hervatting van werk/huishoudelijke taken • Optimale hervatting van rol in gezin/sociale relaties • Optimale hervatting vrije tijdsbesteding • Inzicht krijgen in en grip krijgen op de factoren die de klachten, zoals bijv. vermoeidheid, in stand

houden of verergeren. • Functioneel omgaan met beschikbare energie • Leren omgaan met nieuw perspectief (existentiële coping) (Ziekte- en symptoomgerichte) Palliatieve fase Fysieke doelen • Handhaven/optimaliseren fysiek functioneren en hieraan gekoppelde kwaliteit van leven • Leren omgaan met fysieke beperkingen • Optimaliseren/handhaven gewenste voedingstoestand Psychische/Sociale doelen • Inzicht krijgen in en grip krijgen op de factoren die de klachten, zoals bijv. vermoeidheid, in stand

houden, verergeren • Functioneel omgaan met beschikbare energie • Leren omgaan met nieuw perspectief (existentiële coping)

560 561 Professionals kunnen patiënten op diverse manieren stimuleren tot deelname aan revalidatie. 562 Ervaringsdeskundigen en naasten van de patiënt kunnen erbij betrokken worden om de steun aan de 563 patiënt te optimaliseren. 564 565 566

16 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 17: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Effect-evaluatie 567 Door middel van tussentijdse evaluatie en afstemming tussen de betrokken behandelaars wordt het 568 revalidatieplan, indien nodig, bijgestuurd. Hierbij wordt aanbevolen gebruik te maken van de 569 meetinstrumenten zoals geadviseerd in het hoofdstuk ‘Effect-evaluatie'. Aan het einde van de 570 revalidatie dient evaluatie met benoeming van de bereikte doelen plaats te vinden. De patiënt moet bij 571 de evaluatie tevens geadviseerd worden om het bewegen/trainen voort te zetten binnen de reguliere 572 sport/beweegmogelijkheden. Mocht er op dat moment bij de patiënt nog een hulpvraag actueel zijn 573 dan dienen deze hulpvraag/klachten en gevolgen opnieuw goed in kaart te worden gebracht, waarna 574 opnieuw een intake en verwijzing naar gecoördineerde interdisciplinaire medisch specialistische 575 revalidatiezorg of een verwijzing naar monodisciplinaire zorg kan volgen. De behandelresultaten en, 576 indien van toepassing, de nieuwe verwijzing worden terug gerapporteerd aan de verwijzer. 577 578 Referenties 579 Adamina M, Gie O, Demartines N et al. Contemporary perioperative care strategies. The British journal of 580 surgery. 2013;100(1):38-54 581 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Adamina+M%2C+Gie+O%2C+Demartines+N+et+al.+Contemporary582 +perioperative+care+strategies.+The+British+journal+of+surgery.+2013%3B100(1)%3A38-54. 583 584 Ainsworth BE, Haskell WL, Herrmann SD et al. 2011 Compendium of Physical Activities: a second update of 585 codes and MET values. Medicine and science in sports and exercise. 2011;43(8):1575-81 586 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21681120. 587 588 Jones LW, Eves ND, Haykowsky M et al. Cardiorespiratory exercise testing in clinical oncology research: 589 systematic review and practice recommendations. The lancet oncology. 2008;9(8):757-65 590 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18672211. 591 592 Lucia A, Earnest C, Perez M. Cancer-related fatigue: can exercise physiology assist oncologists? The lancet 593 oncology. 2003;4(10):616-25 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/14554239. 594 595 Riebe D, Franklin BA, Thompson PD et al. Updating ACSM's Recommendations for Exercise Preparticipation 596 Health Screening. Medicine and science in sports and exercise. 2015;47(11):2473-9 597 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26473759. 598 599 van Engen-Verheul M, de Keizer N, Hellemans I et al. Design of a continuous multifaceted guideline-600 implementation strategy based on computerized decision support. Studies in health technology and informatics. 601 2010;160(Pt 2):836-40 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20841803. 602 603 Wasserman KH, J.E. Exercise testing and Interpretation, 5th Revised edition: Lippincott Williams And Wilkins; 604 2011. 605 606

17 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 18: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

4. Voorspellende factoren gezonde levensstijl 607

4.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 608

Uitgangsvraag 609 Wat zijn kenmerken voor het zelfstandig oppakken/handhaven van een gezonde leefstijl (fysiek actief, 610 gezond voedingspatroon, niet roken, beperkt alcoholgebruik, gezond lichaamsgewicht) voor patiënten 611 die behandeld zijn voor kanker? 612 613 Aanbeveling 614 De werkgroep is van mening dat een hoger opleidingsniveau, weinig lichamelijke klachten en/of 615 belemmeringen als gevolg van de oncologische behandeling en/of het ontbreken van comorbiditeit 616 gunstige kenmerken zijn bij patiënten die behandeld zijn voor kanker voor het zelfstandig 617 oppakken/handhaven van een gezonde leefstijl. Deze kenmerken kunnen meegewogen worden in de 618 beslissing ten aanzien van het includeren in en vormgeven van een medische specialistische 619 revalidatiebehandeling of monodisciplinaire paramedische/psychosociale zorg. 620 621 De werkgroep is van mening dat voor patiënten met kanker roken in combinatie met alcoholgebruik en 622 een lager opleidingsniveau ongunstige kenmerken zijn voor het stoppen met roken. Deze groep 623 behoeft wellicht extra monitoring en aandacht. 624 625 De werkgroep is van mening dat intentie, planning, geïdentificeerde gereguleerde motivatie, eigen 626 effectiviteit, eigen mogelijkheden, ervaren gedragscontrole en sociale ondersteuning voorspellend zijn 627 voor het zelfstandig oppakken/handhaven van fysieke activiteiten bij patiënten die behandeld zijn voor 628 kanker. Deze kenmerken kunnen meegewogen worden in de beslissing ten aanzien van het 629 includeren in en vormgeven van een medisch specialistische revalidatiebehandeling of 630 monodisciplinaire paramedische/psychosociale zorg. 631 632 De werkgroep is van mening dat een primaire behandelaar (internist-oncoloog, chirurg, 633 radiotherapeut, etc.), (gespecialiseerd) verpleegkundig(e) (specialist), physician assistant, huisarts 634 en/of bedrijfsarts als onderdeel van de signalering behoefte zorg actief naar deze determinanten van 635 beweeggedrag (opleidingsniveau, lichamelijke klachten en/of belemmeringen als gevolg van de 636 oncologische behandeling, comorbiditeit, intentie, planning, geïdentificeerde gereguleerde motivatie, 637 eigen effectiviteit, eigen mogelijkheden, ervaren gedragscontrole en sociale ondersteuning) zou 638 moeten vragen. 639 640 De werkgroep is van mening dat de Physician-based Assessment and Counseling for Exercise 641 (PACE) vragenlijst gebruikt kan worden om inzicht te krijgen in de groep patiënten waarbij een hoog 642 risico bestaat op onvoldoende bewegen Patiënten bij wie een hoog risico bestaat op onvoldoende 643 bewegen en die prijs stellen op supervisie, kunnen worden verwezen naar een passende 644 beweeginterventie, al dan niet in het kader van medische specialistische revalidatie. 645

4.2 Onderbouwing 646

Inleiding 647 Niet alle patiënten met kanker behoeven gespecialiseerde nazorg zoals medisch specialistische 648 revalidatie bij oncologie of psychosociale of paramedische zorg. De meeste nazorg bij kanker is 649 zelfzorg. Hiermee bedoelen we dat een deel van de mensen goed in staat is om de ervaring van 650 kanker te verwerken, met de steun van mensen uit de eigen omgeving en eventueel met adviezen 651 voor zelfhulp wanneer dat nodig mocht blijken. Stratificatie naar zorgbehoefte en indicatie is van 652 belang. De meeste patiënten met kanker, zo’n 70%, blijken voor hun herstel goed toe te kunnen met 653 basis psychosociale zorg (denk hierbij bijvoorbeeld aan psycho-educatie door een (gespecialiseerd) 654 verpleegkundig(e) (specialist)), en advies en begeleiding bij zelfmanagement gericht op het 655

18 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 19: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

handhaven van een gezonde leefstijl [DCS 2010]. Het belang van het oppakken/handhaven van een 656 gezonde leefstijl, wordt meer en meer onderkend. Doorgaan met roken na de diagnose kanker hangt 657 samen met een minder goede respons op de behandeling, toegenomen kans op co-morbiditeit en 658 sterfte [Yang 2013]. Daarnaast vergroot het de kans op secundaire vormen van kanker en vermindert 659 het de kwaliteit van leven. 660 661 Conclusies 662 Er zijn aanwijzingen dat chemotherapie geassocieerd is met overgewicht en alcoholgebruik na 663 colorectaal carcinoom. 664 Niveau 3 C [Soerjomataram 2012] 665 666 Er zijn aanwijzingen dat mannelijk geslacht een voorspellende factor is voor roken, alcoholgebruik en 667 overgewicht na colorectaal carcinoom. 668 Niveau 3: C [Soerjomataram 2012] 669 670 Er zijn aanwijzingen dat een lager opleidingsniveau en behandeld voor recidief voorspellende factoren 671 zijn voor roken, alcoholgebruik en weinig fysieke activiteit na Hodgkin lymfoom. 672 Niveau 3: C [Ng 2008] 673 674 Er zijn aanwijzingen dat alcoholgebruik en gelijktijdig roken een voorspellende factor is voor 675 aanhoudend roken, terwijl behandeling voor recidief in het algemeen, een diagnose van longkanker, 676 en een hoge ervaren sociale ondersteuning voorspellende factoren zijn voor het stoppen met roken. 677 Niveau 3: C [Yang 2013] 678 679 Er zijn aanwijzingen dat het onderdeel ‘intentie’ (het voornemen om aan lichaamsbeweging te gaan 680 doen) van de Theorie van gepland gedrag (TPB, Theory of Planned Behaviour) en ‘planning’ (er is 681 daartoe een concreet plan gemaakt) voorspellende factoren zijn voor het oppakken of handhaven van 682 fysieke activiteit. 683 Niveau 3: C [Belanger 2012, Karvinen 2009, McGowan 2013, Stevinson 2009, Trinh 2012, Vallance 684 2012] 685 686 Er zijn aanwijzingen dat het onderdeel ‘geïdentificeerde gereguleerde motivatie’ (motivatie die 687 voortkomt uit normen en waarden, die voor het individu belangrijk zijn) van de Zelfdeterminatietheorie 688 (ZDT, Self-Determination Theory) een voorspellende factor is voor het oppakken of handhaven van 689 fysieke activiteit. 690 Niveau 3: C [Milne 2008, Peddle 2008] 691 692 Er zijn aanwijzingen dat het onderdeel ‘eigen effectiviteit’ (eigen effectiviteit is de verwachting die 693 mensen hebben, over de mate waarin ze in staat zijn hun voornemens uit te voeren.) van de Sociaal-694 Cognitieve theorie (SCT, Social-Cognitive Theory) een voorspellende factor is voor het oppakken of 695 handhaven van fysieke activiteit. 696 Niveau 3: C [Basen-Engquist 2013] 697 698 Er zijn aanwijzingen dat een hoger opleidingsniveau een voorspellende factor is voor het oppakken of 699 handhaven van fysieke activiteit. 700 Niveau 3: C [Belanger 2012, Chipperfield 2013, Gjerset 2011, Ng 2008, Peddle 2008, Stevinson 2009] 701 702 Samenvatting Literatuur 703 704 Algemene beschrijving van de literatuur 705 Sinds 2008 zijn 20 observationele studies gepubliceerd (in 20 artikelen) over voorspellende factoren 706 voor het zelfstandig oppakken of handhaven van een gezonde leefstijl [Basen-Engquist 2013, 707 Belanger 2012, Blaney 2013, Brunet 2011, Chipperfield 2013, Cox 2009, Gjerset 2011, Harrison 2009, 708

19 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 20: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Hsu 2011, Huy 2012, Karvinen 2009, McGowan 2013, Milne 2008, Ng 2008, Peddle 2008, 709 Soerjomataram 2012, Speed-Andrews 2012, Stevinson 2009, Trinh 2012, Vallance 2012, Yang 2013]. 710 Het aantal geïncludeerde patiënten per studie varieerde tussen 100 en 1349. Alle studies betreffen 711 patiënten, die korter of langer geleden werden behandeld voor kanker (‘survivors’). In zes studies 712 werden uitsluitend patiënten met mammacarcinoom geïncludeerd [Brunet 2011, Harrison 2009, Hsu 713 2011, Huy 2012, Milne 2008, Vallance 2012], in vijf studies een mix van kankerpatiënten [Belanger 714 2012, Blaney 2013, Cox 2009, Gjerset 2011, Yang 2013], en in drie studies patiënten met colorectaal 715 carcinoom [McGowan 2013, Peddle 2008, Soerjomataram 2012, Speed-Andrews 2012]. Van elk van 716 de andere vormen van kanker (Hodgkinlymfoom, carcinoom van endometrium-, prostaat-, blaas-, nier- 717 en ovarium) was slechts één studie beschikbaar. 718 In dit literatuuroverzicht zijn publicaties met minder dan 100 patiënten buiten beschouwing gelaten. 719 Evenmin zijn publicaties in het kader van een gerandomiseerde studie meegenomen in deze 720 bespreking omdat er meestal een (te) geselecteerde populatie wordt geïncludeerd waarvan de 721 resultaten niet noodzakelijkerwijs overeenkomen met de algemene kankerpopulatie. 722 723 Kwaliteit van het bewijs 724 De meeste te bespreken studies zijn retrospectief van opzet en/of voeren cross-sectionele analyses 725 (n=16), de overige vier zijn prospectief longitudinaal van opzet [Basen-Engquist 2013, Brunet 2011, 726 Harrison 2009, Hsu 2011]. Een belangrijke tekortkoming is de beperkte externe validiteit van de 727 meeste studies. In slechts enkele studies werden de karakteristieken van de respondenten en niet-728 respondenten vergeleken (n=5). Van deze vijf studies rapporteerde enkel Karvinen [Karvinen 2009], 729 geen significante verschillen in vooral demografische gegevens. Bovendien werd in de meerderheid 730 van de studies (n=16) de samenhang tussen variabelen bestudeerd op basis van cross-sectionele 731 analyses en was er dan ook sprake van risico op recall bias (verstoring van de resultaten, omdat 732 patiënten zich bepaalde zaken anders herinneren dan de manier waarop ze in werkelijkheid gebeurd 733 zijn) (interne validiteit). 734 735 Voorspellende factoren voor het zelfstandig oppakken/handhaven van een gezonde leefstijl 736 In twee studies werden door middel van een cross-sectionele analyse de voorspellende factoren 737 beschreven voor het oppakken van een gezonde leefstijl in het algemeen [Ng 2008, Soerjomataram 738 2012]. 739 Door Ng [Ng 2008] werden 511 patiënten geïncludeerd, die eerder werden behandeld voor een 740 Hodgkinlymfoom. Een lager opleidingsniveau (odds ratio = 3,3; 95%BI 1,64-5,56; p=0.0004) en tevens 741 behandeling van een recidief van het Hodgkinlymfoom (odds ratio = 2,1; 95%BI 1,07-3,91; p=0.03) 742 waren onafhankelijke voorspellende factoren voor roken, matig tot overmatig drankgebruik en/of 743 weinig fysieke activiteit. 744 Soerjomataram [Soerjomataram 2012] heeft in zijn studie 1349 patiënten geïncludeerd, die colorectaal 745 carcinoom hadden gehad. Als chemotherapie onderdeel van de behandeling was geweest, bleek deze 746 een significant voorspellende factor voor overgewicht (odds ratio = 1,5; 95%BI 1,1-2,3) en 747 alcoholconsumptie (odds ratio = 1,7; 95%BI 1,1-2,7). Voor de laatste associatie is volgens de auteurs 748 geen plausibele verklaring, en de betekenis van deze bevinding is dan ook onduidelijk. In vergelijking 749 met mannen hadden vrouwen minder kans om te roken (odds ratio = 0,5; 95%BI 0,4-0,8), alcohol te 750 gebruiken (odds ratio = 0,3; 95%BI 0,2-0,4) of overgewicht te hebben (odds ratio = 0,6; 95%BI 0,5-751 0,8). Een lagere socio-economische klasse was ook een voorspellende factor voor roken (odds ratio = 752 1,8; 95%BI 1,1-3,0) en overgewicht (odds ratio = 1,5; 95%BI 1,1-2,1). 753 754 Voorspellende factoren voor het zelfstandig oppakken/handhaven van een rookstop 755 Yang [Yang 2013] heeft in een studie 493 patiënten geïncludeerd, die rookten ten tijde van hun 756 diagnose kanker. Bij navraag omtrent het rookgedrag bleek 26,6% niet gestopt te zijn. Gelijktijdig 757 alcoholgebruik was een significante voorspellende factor voor aanhoudend rookgedrag (odds ratio = 758 3,29; 95%BI 1,91-5,65). Behandeling voor recidief (odds ratio = 0,28; 95%BI 0,12-0,70; p voor trend 759 <0,01), een diagnose van longkanker (odds ratio = 0,41; 95%BI 0,19-0,88) en een hoge ervaren 760 sociale ondersteuning (odds ratio = 0,59; 95%BI 0,37-0,96) bleken significante voorspellende factoren 761

20 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 21: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

voor het stoppen met roken. 762 763 Voorspellende factoren voor het zelfstandig oppakken/handhaven van fysieke activiteit 764 In 17 van de 20 studies werden factoren onderzocht voor het zelfstandig oppakken/handhaven van 765 fysieke activiteit. Bij 10 van deze 17 werd een theoretisch psychologisch model gebruikt bij de analyse 766 [Basen-Engquist 2013, Belanger 2012, Brunet 2011, Karvinen 2009, McGowan 2013, Milne 2008, 767 Peddle 2008, Speed-Andrews 2012, Stevinson 2009, Trinh 2012, Yang 2013], waarbij bij vijf studies 768 [Belanger 2012, McGowan 2013, Peddle 2008, Speed-Andrews 2012, Stevinson 2009] ook medische, 769 gedrags-, en demografische factoren in beschouwing werden genomen. Bij de andere zeven studies 770 werden medische, gedrags-, trainings- en/of demografische factoren betrokken bij de analyse [Blaney 771 2013, Chipperfield 2013, Cox 2009, Gjerset 2011, Harrison 2009, Hsu 2011, Huy 2012]. Voor nadere 772 uitleg van de gebruikte modellen (hieronder in schuine letters aangegeven) wordt verwezen naar het 773 Addendum [NB: het Addendum wordt na de commentaarfase toegevoegd aan de richtlijntekst. Dit zal 774 enkel een beschrijving van de gebruikte modellen bevatten]. 775 776 In zes retrospectieve studies (gepubliceerd in zeven artikelen) werden variabelen onderzocht volgens 777 de Theorie van gepland Gedrag (TPB, Theory of Planned Behaviour) op hun voorspellende waarde 778 voor het zelfstandig oppakken/handhaven van fysieke activiteit [Belanger 2012, Karvinen 2009, 779 McGowan 2013, Speed-Andrews 2012, Stevinson 2009, Trinh 2012, Vallance 2012]. De mate van 780 fysieke activiteit werd in deze zes studies gemeten met de (aangepaste) Leisure Score Index 781 verkregen met de Leisure Time Exercise Questionnaire (een vragenlijst om de gemiddelde fysieke 782 activiteit over een bepaalde tijdsperiode in kaart te brengen). Een groot deel, 34% tot 43%, van de 783 variatie in fysieke activiteit tussen patiënten kon worden verklaard door de onderdelen van de TPB. 784 ‘Intentie’ (individu heeft de intentie om lichaamsbeweging te gaan doen) was een significante 785 onafhankelijke factor in alle studies en ‘planning’ (individu heeft een concreet plan daartoe gemaakt; 786 eigenlijk geen onderdeel van de TPB) in vier van de zes studies [Belanger 2012, Karvinen 2009, 787 McGowan 2013, Speed-Andrews 2012, Trinh 2012] 788 789 In twee retrospectieve studies werd de Zelfdeterminatietheorie (ZDT, Self-Determination theory) 790 toegepast om na te gaan welke motivatie voorspelt tot het zelfstandig oppakken/handhaven van 791 fysieke activiteit [Milne 2008, Peddle 2008]. De mate van fysieke activiteit werd ook in deze twee 792 studies gemeten met de Leisure Score Index van de Leisure Time Exercise Questionnaire. Een 793 deel,16% tot 20%, van de variatie in fysieke activiteit tussen patiënten kon worden verklaard door de 794 onderdelen van de SDT. ‘Geïdentificeerde regulatie’ (motivatie die voortkomt uit normen en waarden, 795 die voor het individu belangrijk zijn) was in beide studies een significante onafhankelijke voorspellende 796 factor. In de studie van Peddle [Peddle 2008] was ook ‘geïntrojecteerde regulatie’ (motivatie die 797 voortkomt uit beloningen en straffen vanuit het individu zelf) een voorspellende factor. 798 799 In een prospectieve studie uitgevoerd door Basen-Engquist [Basen-Engquist 2013] werd onderzocht 800 of variabelen in de Sociaal-Cognitieve Theorie (SCT, Social-Cognitive Theory) tot het zelfstandig 801 oppakken/handhaven van fysieke activiteit. Deelnemers kregen een bewegingsadvies om thuis uit te 802 voeren. Tweemaandelijks gedurende een periode van zes maanden na het geven van het 803 bewegingsadvies werden vragenlijsten in de ochtend ingevuld en het aantal bewegingsminuten op die 804 dag gemeten. Van de vijf kernaspecten van de SCT bleek ‘eigen effectiviteit’ (vertrouwen in eigen 805 mogelijkheden om te gaan bewegen) de enige significante voorspellende factor voor het aantal 806 bewegingsminuten gemeten op het volgende tweemaandelijkse meetpunt (regressiecoëfficiënt 2,88; 807 standard error 1,34; F = 7,56; p=0,0069). 808 809 Brunet [Brunet 2011] heeft de relatie tussen ‘Zelfpresentatie’ (Impression Management’) en fysieke 810 activiteit bij 169 vrouwen met borstkanker onderzocht. ‘Zelfpresentatie’ bestaat uit twee kernaspecten, 811 namelijk ‘impressie motivatie’ (de motivatie om zelf te kunnen controleren/invloed uit te oefenen om 812 een bepaalde indruk op anderen te maken) en ‘impressie constructie’ (de motivatie tot het nemen van 813 maatregelen om een bepaalde indruk op anderen te maken). Bij de analyse bleek een hoge mate aan 814

21 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 22: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

‘impressie motivatie’ een significante voorspellende factor te zijn voor matige tot krachtige fysieke 815 activiteit (B = 50,84; standard error 20,96; β = 0,25; p<0,05). 816 817 Chipperfield [Chipperfield 2013] heeft de voorspellende waarde van kwaliteit van leven (Functional 818 Assessment of Cancer Therapy-Prostate vragenlijst) en angst en depressie (Hospital Anxiety and 819 Depression Scale vragenlijst) onderzocht met betrekking tot fysieke activiteit van 356 mannen 820 behandeld voor prostaatkanker. Mannen met een hogere depressiescore hadden een lagere 821 waarschijnlijkheid om de richtlijnen voor fysieke activiteit te volgen [odds ratio = 0,84; 95% 822 betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,76-0,94; p < 0.01]. Kwaliteit van leven had geen voorspellende 823 waarde. 824 825 In meerdere studies werd de voorspellende waarde geanalyseerd van algemenere medische, 826 gedrags- en demografische factoren met betrekking tot fysieke activiteit [Belanger 2012, Chipperfield 827 2013, Cox 2009, Gjerset 2011, Harrison 2009, Hsu 2011, Huy 2012, McGowan 2013, Peddle 2008, 828 Speed-Andrews 2012, Stevinson 2009]. De uitkomsten hiervan waren zeer heterogeen, mede 829 vanwege verschillen tussen de onderzochte patiëntenpopulatie ten aanzien van de voorgaande 830 kankerbehandeling. In vijf studies bleek een hogere opleiding een (onafhankelijke) voorspellende 831 factor te zijn voor een hogere mate aan fysieke activiteit. 832 833 Door middel van een cross-sectionele analyse werden door Blaney [Blaney 2013] de belemmerende 834 en bevorderende factoren tot fysieke activiteit onderzocht bij 456 ‘survivors’ van verschillende vormen 835 van kanker. Ze gebruikten hierbij vragenlijsten en voerden geen multivariate analyse uit. De 836 belangrijkste bevorderende factoren omvatten het plezierig maken van de oefeningen, de nodige 837 variatie aanbrengen, een graduele toename van de te leveren inspanning nastreven en de oefeningen 838 toespitsen op het individu. De belangrijkste belemmerende factoren waren ziekte en andere 839 gezondheidsproblemen, gewrichtsstijfheid, en vermoeidheid. 840 841 Overwegingen 842 De literatuursearch naar kenmerken voor het zelfstandig oppakken/handhaven van een gezonde 843 leefstijl (fysieke activiteit, roken, drinken, etc.) voor patiënten die behandeld zijn voor kanker was erop 844 gericht om factoren te identificeren die de behandelaar (die verantwoordelijk is voor signalering, 845 bespreking en verwijzing of de signalering, bespreking en verwijzing uitvoert) kunnen helpen om 846 patiënten met een verhoogd risico op het niet zelfstandig oppakken/handhaven gezonde leefstijl tijdig 847 te herkennen. 848 849 In de gevonden literatuur wordt op zeer verschillende wijze gekeken naar een verscheidenheid aan 850 determinanten die in de uitgangsvraag waren samengevat tot gezonde leefstijl. Dit bemoeilijkt het 851 beantwoorden van de uitgangsvraag. 852 853 Voor zover factoren beïnvloedbaar zijn, kunnen deze tevens een ingang bieden voor interventie en om 854 een inschatting te geven welke mate van begeleiding nodig is. De onderstaande overwegingen 855 worden daarbij gemaakt op basis van de beschikbare gegevens. 856 857 Oppakken/handhaven van fysieke activiteit 858 De mate waarin patiënten erin slagen een wenselijk niveau van fysieke activiteit te handhaven (in 859 Nederland: de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, de Fitnorm, of de Combinorm) wordt ten dele 860 verklaard door elementen uit de verschillende gedragsmodellen. Deze factoren zijn globaal te 861 groeperen in drie categorieën: 862 1. Het voornemen (of gebrek daaraan) om lichamelijk actief te zijn en het concreet ondernemen van 863

stappen op dit gebied (Intentie & Planning) 864 2. Vertrouwen in eigen mogelijkheden om actief te zijn en te blijven (Ervaren gedragscontrole, eigen 865

effectiviteit) 866 3. Invloed van de sociale omgeving (Subjectieve norm, geidentificeerde gereguleerde motivatie). 867

22 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 23: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Er zijn verschillende meetinstrumenten beschikbaar voor het meten van de bovenstaande factoren. Er 868 is voor deze richtlijn geen systematisch onderzoek gedaan naar alle beschikbare meetinstrumenten en 869 hun psychometrische eigenschappen. Een eenvoudig hulpmiddel om zicht te krijgen op de factoren 870 die gerelateerd zijn aan het oppakken of behouden van fysieke activiteiten is de Physician-based 871 Assessment and Counseling for Exercise (PACE) vragenlijst, waarbij de patiënt wordt gevraagd om uit 872 11 stellingen degene te kiezen die het best bij hem/haar past [Calfas 2002, Petrella 2002]. Het 873 antwoord op de vraag geeft een indruk van het huidige beweegniveau en de intentie t.a.v bewegen. 874 De lijst wordt vervolgd met vragen die passen bij het ‘niveau van verandering’ (Transtheoretical Model 875 of Stages of Change). Deze vragen zijn gericht op intentie, planning, eigen mogelijkheden, ervaren 876 gedragscontrole en mate van sociale ondersteuning. De lijst kan als ‘zelfhulp’ middel worden 877 meegegeven, maar wordt bij voorkeur ook besproken met de patiënt zelf door de behandelaar of een 878 andere geschikte zorgprofessional, waaraan deze taak gedelegeerd is. Patiënten bij wie naar 879 aanleiding van dit gesprek een hoog risico bestaat op onvoldoende bewegen en die prijs stellen op 880 supervisie, zouden kunnen worden verwezen naar een passende beweeginterventie, al dan niet in het 881 kader van medisch specialistische revalidatie bij oncologie. 882 Interventies die gericht zijn op het verbeteren van het activiteitenniveau zouden niet alleen gericht 883 moeten zijn op het verbeteren van de fysieke voorwaarden, zoals kracht en conditie, maar ook 884 expliciet aandacht moeten besteden aan het verbeteren van de beleving van eigen mogelijkheden, 885 ervaren gedragscontrole, en aan de nodige variatie om plezier te beleven in het bewegen. 886 887 De primaire behandelaar (internist-oncoloog, chirurg, radiotherapeut, etc.), (gespecialiseerd) 888 verpleegkundig(en) (specialist), physician assistant, huisarts en/of bedrijfsarts speelt een belangrijke 889 rol bij het faciliteren tot deelname aan een bewegingsinterventie. Een positieve houding of 890 uitgesproken advies van de behandelaar t.a.v. het belang van voldoende fysieke activiteit draagt sterk 891 bij aan het bevorderen van beweeggedrag (omgekeerd kan uitgesproken twijfel of een negatieve 892 houding van de behandelaar het beweeggedrag ook nadelig beïnvloeden). Het bij de controles tijdens 893 de follow-up bespreken van fysieke activiteit en het nagaan van de aan- of afwezigheid van de 894 genoemde kenmerken, kunnen bijdragen aan een tijdige identificatie van patiënten met een hoog 895 risico op onvoldoende beweeggedrag, maar ook een positieve invloed uitoefenen op dat 896 beweeggedrag. 897 898 Naast gedragsfactoren spelen sociodemografische en medische factoren een rol. Bij patiënten met 899 een lager opleidingsniveau en bij patiënten met lichamelijke klachten en/of belemmeringen als gevolg 900 van de oncologische behandeling en/of wanneer er sprake is van co-morbiditeit is extra aandacht voor 901 bewegen wenselijk. 902 903 Voor het bevorderen van een gezonde leefstijl wordt geadviseerd gebruik te maken van de generieke 904 modules uit de zorgstandaard Kanker, zoals Arbeid, Bewegen, Stoppen met roken en Voeding. 905 Daarnaast kan men gebruik maken van de generieke module Zelfmanagement, waarin staat 906 beschreven wat de professional kan doen om zelfmanagement te bevorderen. 907 908 Referenties 909 910 Basen-Engquist K, Carmack CL, Li Y et al. Social-cognitive theory predictors of exercise behavior in endometrial 911 cancer survivors. Health Psychol. 2013;32(11):1137-48 912 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L370263481 913 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4057057/pdf/nihms-568700.pdf. 914 915 Belanger LJ, Plotnikoff RC, Clark AM et al. Determinants of physical activity in young adult cancer survivors. Am J 916 Health Behav. 2012;36(4):483-94 917 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Belanger+LJ%2C+Plotnikoff+RC%2C+Clark+AM+et+al.+Determina918 nts+of+physical+activity+in+young+adult+cancer+survivors.+Am+J+Health+Behav.+2012%3B36(4)%3A483-94. 919 920

23 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 24: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Blaney JM, Lowe-Strong A, Rankin-Watt J et al. Cancer survivors' exercise barriers, facilitators and preferences in 921 the context of fatigue, quality of life and physical activity participation: a questionnaire-survey. Psycho-oncology. 922 2013;22(1):186-94 #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/pon.2072/abstract. 923 924 Brunet J, Sabiston CM. Self-presentation and physical activity in breast cancer survivors: the moderating effect of 925 social cognitive constructs. Journal of Sport & Exercise Psychology. 2011;33(6):759-78 926 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22262704. 927 928 Calfas KJ, Sallis JF, Zabinski MF et al. Preliminary evaluation of a multicomponent program for nutrition and 929 physical activity change in primary care: PACE+ for adults. Prev Med. 2002;34(2):153-61 930 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11817910. 931 932 Chipperfield K, Fletcher J, Millar J et al. Factors associated with adherence to physical activity guidelines in 933 patients with prostate cancer. Psycho-Oncology. 2013;22(11):2478-86 934 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L52628063 935 http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/pon.3310/abstract. 936 937 Cox CL, Montgomery M, Oeffinger KC et al. Promoting physical activity in childhood cancer survivors: results from 938 the Childhood Cancer Survivor Study. Cancer. 2009;115(3):642-54 939 #http://onlinelibrary.wiley.com/store/10.1002/cncr.24043/asset/24043_ftp.pdf?v=1&t=i3k2kr7a&s=d956101192d20940 ed9f44700d588b8c31dce13f0d6. 941 942 DCS. Strategic presentation on cancer rehabilitation. 2010 943 #http://www.cancer.dk/dyn/resources/File/file/1/1561/1385430087/strategicpresentationoncancerrehabilitationthed944 anishcancersociety.pdf. 945 946 Gjerset GM, Fossa SD, Courneya KS et al. Interest and preferences for exercise counselling and programming 947 among Norwegian cancer survivors. European journal of cancer care. 2011;20(1):96-105 948 949 Harrison S, Hayes SC, Newman B. Level of physical activity and characteristics associated with change following 950 breast cancer diagnosis and treatment. Psycho Oncology. 2009;18(4):387-94 951 #http://onlinelibrary.wiley.com/store/10.1002/pon.1504/asset/1504_ftp.pdf?v=1&t=i3k2kx2g&s=4a952b9ec915bf2952 b716cfd0bc317e5197a381427. 953 954 Hsu H-T, Dodd MJ, Guo S-E et al. Predictors of exercise frequency in breast cancer survivors in Taiwan. Journal 955 of clinical nursing. 2011;20(13-14):1923-35 #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1365-956 2702.2010.03690.x/abstract. 957 958 Huy C, Schmidt ME, Vrieling A et al. Physical activity in a German breast cancer patient cohort: One-year trends 959 and characteristics associated with change in activity level. Eur J Cancer. 2012;48(3):297-304 960 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L51618389. 961 962 Karvinen KH, Courneya KS, Plotnikoff RC et al. A prospective study of the determinants of exercise in bladder 963 cancer survivors using the Theory of Planned Behavior. Supportive care in cancer : official journal of the 964 Multinational Association of Supportive Care in Cancer. 2009;17(2):171-9 965 #http://download.springer.com/static/pdf/476/art%253A10.1007%252Fs00520-008-0471-966 8.pdf?auth66=1418298990_e0ba330e9c3c2d71b75350989e46f596&ext=.pdf. 967 968 McGowan EL, Speed-Andrews AE, Rhodes RE et al. Sport participation in colorectal cancer survivors: an 969 unexplored approach to promoting physical activity. Supportive care in cancer : official journal of the Multinational 970 Association of Supportive Care in Cancer. 2013;21(1):139-47 971 #http://download.springer.com/static/pdf/574/art%253A10.1007%252Fs00520-012-1501-972 0.pdf?auth66=1418298995_f93bafaf40993bdf52b6b8c0ad2b8740&ext=.pdf. 973 974 Milne HM, Wallman KE, Guilfoyle A et al. Self-determination theory and physical activity among breast cancer 975 survivors. Journal of Sport & Exercise Psychology. 2008;30(1):23-38 976 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Milne+HM%2C+Wallman+KE%2C+Guilfoyle+A+et+al.+Self-977

24 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 25: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

determination+theory+and+physical+activity+among+breast+cancer+survivors.+Journal+of+Sport+%26+Exercise978 +Psychology.+2008%3B30(1)%3A23-38. 979 980 Ng AK, Li S, Recklitis C et al. Health Practice in Long-Term Survivors of Hodgkin's Lymphoma. Int J Radiat Oncol 981 Biol Phys. 2008;71(2):468-76 982 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L50049985 983 http://www.redjournal.org/article/S0360-3016(07)04255-1/abstract. 984 985 Ng R, Pond GR, Tang PA et al. Correlation of changes between 2-year disease-free survival and 5-year overall 986 survival in adjuvant breast cancer trials from 1966 to 2006. Annals of oncology : official journal of the European 987 Society for Medical Oncology / ESMO. 2008;19(3):481-6 988 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Ng+R%2C+Pond+GR%2C+Tang+PA+et+al.+Correlation+of+chang989 es+between+2-year+disease-free+survival+and+5-990 year+overall+survival+in+adjuvant+breast+cancer+trials+from+1966+to+2006.+Annals+of+oncology+%3A. 991 992 PACE. PACE vragenlijst Available from: (http://www.zio.nl/workspace/uploads/DM/130611-pace-vragenlijst-nisb-993 51b73abc91ce6.pdf). 994 995 Peddle CJ, Plotnikoff RC, Wild TC et al. Medical, demographic, and psychosocial correlates of exercise in 996 colorectal cancer survivors: an application of self-determination theory. Supportive care in cancer : official journal 997 of the Multinational Association of Supportive Care in Cancer. 2008;16(1):9-17 998 #http://download.springer.com/static/pdf/671/art%253A10.1007%252Fs00520-007-0272-999 5.pdf?auth66=1418298999_b6be2ddb41349d61bc3461623c4a919e&ext=.pdf. 1000 1001 Petrella RJ, Lattanzio CN. Does counseling help patients get active? Systematic review of the literature. Canadian 1002 family physician Medecin de famille canadien. 2002;48:72-80 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11852615. 1003 1004 Soerjomataram I, Thong MSY, Korfage IJ et al. Excess weight among colorectal cancer survivors: Target for 1005 intervention. J Gastroenterol. 2012;47(9):999-1005 1006 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L365859763 1007 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3443337/pdf/535_2012_Article_567.pdf. 1008 1009 Speed-Andrews AE, Rhodes RE, Blanchard CM et al. Medical, demographic and social cognitive correlates of 1010 physical activity in a population-based sample of colorectal cancer survivors. European journal of cancer care. 1011 2012;21(2):187-96 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Speed-1012 Andrews+AE%2C+Rhodes+RE%2C+Blanchard+CM+et+al.+Medical%2C+demographic+and+social+cognitive+c1013 orrelates+of+physical+activity+in+a+population-based+sample+of+colorectal+cancer+survivors. 1014 1015 Stevinson C, Tonkin K, Capstick V et al. A population-based study of the determinants of physical activity in 1016 ovarian cancer survivors. J Phys Act Health. 2009;6(3):339-46 1017 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Stevinson+C%2C+Tonkin+K%2C+Capstick+V+et+al.+A+population1018 -based+study+of+the+determinants+of+physical+activity+in+ovarian+cancer+survivors. 1019 1020 Trinh L, Plotnikoff RC, Rhodes RE et al. Correlates of physical activity in a population-based sample of kidney 1021 cancer survivors: an application of the theory of planned behavior. The international journal of behavioral nutrition 1022 and physical activity. 2012;9(96) 1023 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Trinh+L%2C+Plotnikoff+RC%2C+Rhodes+RE+et+al.+Correlates+of1024 +physical+activity+in+a+population-1025 based+sample+of+kidney+cancer+survivors%3A+an+application+of+the+theory+of+planned+behavio. 1026 1027 Vallance JK, Lavallee C, Culos-Reed NS et al. Predictors of physical activity among rural and small town breast 1028 cancer survivors: an application of the theory of planned behaviour. Psychology, health & medicine. 1029 2012;17(6):685-97 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Vallance+JK%2C+Lavallee+C%2C+Culos-1030 Reed+NS+et+al.+Predictors+of+physical+activity+among+rural+and+small+town+breast+cancer+survivors%3A+1031 an+application+of+the+theory+of+planned+behaviou. 1032 1033

25 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 26: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Yang H-K, Shin D-W, Park J-H et al. The association between perceived social support and continued smoking in 1034 cancer survivors. Japanese journal of clinical oncology. 2013;43(1):45-54 1035 #http://jjco.oxfordjournals.org/content/43/1/45.full.pdf. 1036 1037

26 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 27: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

5. Effectiviteit van revalidatie(-interventies) tijdens behandeling 1038

5.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 1039

Uitgangsvraag 1040 Wat is de effectiviteit van revalidatie(-interventies) tijdens de in opzet curatieve behandeling van 1041 kanker op kwaliteit van leven, rolfunctioneren, fysieke conditie, volhouden van medische behandeling 1042 en vermoeidheid? 1043 1044 Aanbeveling 1045 Overweeg om bij alle patiënten tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker leefstijladvies te 1046 geven en hierbij het belang van fysieke activiteit te benadrukken. 1047 1048 Overweeg om ter beperking van vermoeidheid tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker 1049 fysieke training onder supervisie aan te bieden. 1050 1051 Overweeg om ter voorkoming van chronische vermoeidheid cognitieve gedragstherapie als 1052 psychosociale interventie aan te bieden tijdens de in opzet curatieve behandeling aan patiënten die al 1053 bij diagnose kanker vermoeidheidsklachten ervaren. 1054 1055 Er is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van interdisciplinaire en multimodale revalidatie 1056 interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1057 1058

5.2 Onderbouwing 1059

Inleiding 1060 Medisch specialistische revalidatie bij oncologie dient volgens de aanbevelingen van het Zorginstituut 1061 onderdeel te zijn van het totale zorgtraject diagnose-behandeling-nazorg. Per fase en per patiënt moet 1062 worden bepaald welke de meest aangewezen interventie is. Literatuuronderzoek is verricht om een 1063 uitspraak te kunnen doen over welke interventie de meest aangewezen is voor een patiënt tijdens de 1064 in opzet curatieve behandeling van kanker. Allereerst om vast te stellen wat de effectiviteit is van 1065 medisch specialistische revalidatie in algemene zin in deze fase van het ziektetraject, en daarnaast 1066 om inzicht te krijgen in de effectiviteit van interventies (zoals beweeginterventies, voedingsinterventies 1067 en psychologische/psychosociale interventies) die als onderdeel van medisch specialistische 1068 revalidatie kunnen worden toegepast. De uitkomstmaten waarvoor literatuur gezocht is omvatten 1069 kwaliteit van leven, rolfunctioneren, fysieke conditie, het volhouden van de medische behandeling en 1070 vermoeidheid. 1071 1072 Conclusies 1073 1074 Interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie interventies tijdens de in opzet curatieve 1075 behandeling 1076 Er zijn geen studies gevonden die interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie interventies 1077 tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker hebben onderzocht. 1078 1079 Multimodale interventies1* tijdens de in opzet curatieve behandeling 1080

1 Een multimodale interventie is een interventie die zich richt op twee modaliteiten (in dit geval voeding en beweging), maar die niet

persé door meerdere disciplines wordt aangeboden en dus niet per definitie interdisciplinair is. In deze studie werd de totale interventie

gegeven door een dietist.

27 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 28: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit ten aanzien van de effecten van een multimodale interventie 1081 gericht op voorkoming van gewichtstoename (bestaand uit voedingsadviezen en aanmoediging van 1082 30 minuten fysieke activiteit per dag) tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker. Een effect 1083 op kwaliteit van leven is niet aangetoond. 1084 1085 Het effect van multimodale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op 1086 rolfunctioneren werd niet bestudeerd in de geïncludeerde gerandomiseerde studie. 1087 1088 Het effect van multimodale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op 1089 fysieke conditie werd niet bestudeerd in de geïncludeerde gerandomiseerde studie. 1090 1091 Het effect van multimodale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op het 1092 volhouden van medische behandeling werd niet bestudeerd in de geïncludeerde gerandomiseerde 1093 studie. 1094 1095 Het effect van multimodale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op 1096 vermoeidheid werd niet bestudeerd in de geïncludeerde gerandomiseerde studie. 1097 1098 Fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker 1099 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1100 van kanker een positief effect hebben op kwaliteit van leven. 1101 1102 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit ten aanzien van de effecten van fysieke interventies op 1103 rolfunctioneren tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker. Een effect op rolfunctioneren is 1104 alleen aangetoond als de follow up meting binnen 12 weken na baseline plaats heeft gevonden. 1105 1106 Er is bewijs van zeer lage tot lage kwaliteit dat fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve 1107 behandeling van kanker een positief effect hebben op fysieke conditie (cardiorespiratoire fitheid, 1108 spierkracht van de bovenste en onderste extremiteiten). 1109 1110 Het effect van fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op het 1111 volhouden van de medische behandeling werd niet bestudeerd in de geïncludeerde studies. 1112 1113 Er is bewijs van zeer lage tot lage kwaliteit dat fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve 1114 behandeling van kanker een positief effect hebben op vermoeidheid. 1115 1116 Psychosociale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker 1117 Er is bewijs van lage kwaliteit wat betreft de effecten van een door een getrainde zorgverlener 1118 individueel gegeven psychosociale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker. 1119 In algemene zin is een effect op kwaliteit van leven niet aangetoond. Wanneer kwaliteit van leven is 1120 gemeten met kanker specifieke vragenlijsten wordt dit effect wel aangetoond. 1121 1122 Er is bewijs van lage kwaliteit dat door een getrainde zorgverlener individueel gegeven psychosociale 1123 interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker geen aantoonbaar effect hebben op 1124 rolfunctioneren. 1125 1126 Het effect van door een getrainde zorgverlener individueel gegeven psychosociale interventies tijdens 1127 de in opzet curatieve behandeling van kanker op fysieke conditie werd niet bestudeerd in de 1128 geïncludeerde studies. 1129 1130 Het effect van door een getrainde zorgverlener individueel gegeven psychosociale interventies tijdens 1131 de in opzet curatieve behandeling van kanker op het volhouden van medische behandeling werd niet 1132 bestudeerd in de geïncludeerde studies. 1133

28 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 29: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat een psychologische interventie (cognitieve gedragstherapie) 1134 tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker een positief effect heeft op vermoeidheid. 1135 1136 De algehele kwaliteit van bewijs voor multimodale interventies tijdens in opzet curatieve behandeling 1137 van kanker is zeer laag. 1138 1139 De algehele kwaliteit van bewijs voor fysieke interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1140 van kanker is zeer laag. 1141 1142 De algehele kwaliteit van bewijs voor psychosociale interventies tijdens de in opzet curatieve 1143 behandeling van kanker is zeer laag. 1144 1145 Samenvatting Literatuur 1146 In de literatuur is zowel gezocht naar studies over interdisciplinaire/multimodale revalidatie interventies 1147 als studies naar interventies die als onderdeel van interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie 1148 bij oncologie zouden kunnen worden toegepast. 1149 1150 Beschrijving van studies 1151 Het effect van interventies die als onderdeel van interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie 1152 zouden kunnen worden toegepast tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker werd 1153 geëvalueerd in zeven systematische reviews [Carayol 2013, Cramp 2012, Cramp 2008, Galway 2012, 1154 Mishra 2012, Persoon 2013, Velthuis 2010]. Cramp 2012 [Cramp 2012] is een update van Cramp 1155 [Cramp 2008] 2008. In de beschrijving is om die reden alleen Cramp 2012 meegenomen. Drie van 1156 deze reviews waren Cochrane reviews, namelijk Mishra [Mishra 2012], Cramp [Cramp 2012] en 1157 Galway [Galway 2012]. 1158 In vijf van de zes systematische reviews werden de effecten van fysieke training tijdens de 1159 behandeling van kanker beschreven [Carayol 2013, Cramp 2012, Mishra 2012, Persoon 2013, 1160 Velthuis 2010]. In drie daarvan werden de effecten van fysieke training op kwaliteit van leven 1161 beschreven [Carayol 2013, Mishra 2012, Persoon 2013], in twee op rolfunctioneren [Mishra 1162 2012],[Persoon 2013] en in één op fysieke conditie [Persoon 2013]. In alle vijf werd het effect op 1163 vermoeidheid onderzocht [Carayol 2013, Cramp 2012, Mishra 2012, Persoon 2013, Velthuis 2010]. 1164 Van deze vijf systematische reviews, includeerden er drie alle typen kanker in hun review, zij richtten 1165 zich niet op één specifieke doelgroep, zoals bijvoorbeeld patiënten met borstkanker [Cramp 2012, 1166 Mishra 2012, Velthuis 2010]. Twee reviews waren gericht op specifieke doelgroepen, respectievelijk 1167 patiënten met borstkanker en patiënten met hematologische kanker behandeld met een 1168 stamceltransplantatie [Carayol 2013, Persoon 2013]. De meest volledige review was van Mishra 1169 [Mishra 2012]. Zij includeerden in totaal 36 (19 relevant voor de huidige uitgangsvraag) studies naar 1170 de effecten van fysieke training tijdens de behandeling van kanker op een groot aantal uitkomstmaten, 1171 allen gepubliceerd in 2011 of later [Mishra 2012]. 1172 In de zesde en laatste systematische review werden de effecten van door een getrainde zorgverlener 1173 (zoals een verpleegkundige, psycholoog, maatschappelijk werker, counselor, medicus) individueel 1174 gegeven (face-to-face en/of telefonisch) psychosociale interventies op kwaliteit van leven beschreven 1175 [Galway 2012]. Er werden 30 gerandomiseerde studies met in totaal 5155 deelnemers geïncludeerd 1176 (waarvan 9 relevant voor de uitgangsvraag, 1249 deelnemers) [Galway 2012]. 1177 1178 Als er geen systematische reviews te vinden waren voor een geselecteerde uitkomstmaat of als 1179 aanvulling op de beschreven literatuur in de beschikbare systematische reviews, zijn aanvullend 1180 gerandomiseerde studies met meer dan 100 geïncludeerde deelnemers (indien van toepassing: 1181 gepubliceerd na de gehanteerde zoekdatum in de systematische reviews) gezocht. Voor multimodale 1182 interventies zijn studies met minder dan 100 deelnemers geïncludeerd, omdat het effect van een 1183 multimodale interventie niet beschreven bleek in een van de systematische reviews of 1184 gerandomiseerde studies met meer dan 100 deelnemers. 1185 Deze aanvullende zoektocht leverde in totaal zeven extra gerandomiseerde studies op. 1186

29 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 30: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Eén studie naar de effecten van een multimodale interventies [Djuric 2011], drie studies naar de 1187 effecten van fysieke training [Chandwani 2014, Dolan 2010, Wenzel 2013], één studie naar een 1188 voedingsinterventie [Pettersson 2012] en twee studies naar de effecten van psychosociale interventies 1189 [Aguado Loi 2012, Goedendorp 2010]. 1190 1191 Kwaliteit van het bewijs 1192 Vijf van de beschreven reviews zijn van goede kwaliteit [Cramp 2012, Galway 2012, Mishra 2012, 1193 Persoon 2013, Velthuis 2010]. Over het algemeen hadden de geïncludeerde studies in de reviews een 1194 hoog risico op bias doordat het vrijwel onmogelijk is deelnemers voor de interventies te blinderen. 1195 Daarnaast was er veel heterogeniteit tussen de studies door de diverse interventies en gehanteerde 1196 uitkomstmaten en onduidelijke allocation concealment. (‘Concealment of allocation’ refereert aan het 1197 blinderen van de toewijzing van patiënten aan de verschillende onderzoeksgroepen in een RCT). Dit 1198 betekent dat degene die de patiënten at random toewijst aan een groep niet kan voorspellen hoe deze 1199 toewijzing zal uitvallen, zodat aselecte toewijzing wordt gewaarborgd. 1200 1201 De zeven gerandomiseerde studies hadden hoog risico op bias [Aguado Loi 2012, Chandwani 2014, 1202 Djuric 2011, Dolan 2010, Goedendorp 2010, Pettersson 2012, Wenzel 2013]. Het hoge risico op bias 1203 werd ook hier veroorzaakt door de onmogelijkheid om deelnemers voor de interventies te blinderen. 1204 Op de objectieve uitkomstmaten heeft bias die veroorzaakt wordt door het ontbreken van blindering 1205 van de deelnemers minder invloed. De beoordelaars van de uitkomstmaten zijn niet altijd geblindeerd 1206 voor interventie van patiënten. Ook hier was soms sprake van een onduidelijke allocation 1207 concealment. 1208 1209 Het gevonden niveau van bewijs moet geplaatst worden in de juiste context. De hantering van de 1210 GRADE-systematiek voor het beoordelen van evidence maakt dat de kwaliteit van studies naar het 1211 effect van (bij revalidatie inzetbare) fysieke en psychosociale interventies snel als laag of zeer laag 1212 wordt gekwalificeerd. Dit komt omdat blindering bij dit soort studies niet volledig mogelijk is. Een hoge 1213 kwaliteit van bewijs is op basis van dat criterium nu en in de toekomst dan ook niet te verwachten, ook 1214 niet wanneer aan alle andere methodologische eisen is voldaan. 1215 1216 Ook moet opgemerkt worden dat veelal erg gemotiveerde mensen meedoen aan onderzoek naar de 1217 effecten van fysieke training. Ook mensen die gerandomiseerd zijn in de controlegroep blijken vaak 1218 zelf erg fysiek actief [Hertogh 2010, Lerman 1996]. Dat brengt met zich mee dat er in dit type studies 1219 vaak sprake is van een selecte groep die niet representatief is voor alle patiënten die voor kanker in 1220 behandeling zijn (en dus in de praktijk voor revalidatie in aanmerking zouden komen) en dat er de 1221 mogelijkheid tot onderschatting van het effect bestaat. Juist de minder gemotiveerde mensen zouden 1222 het meeste voordeel kunnen hebben bij revalidatie interventies. 1223 1224 Interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie interventies tijdens de in opzet curatieve 1225 behandeling 1226 Er zijn geen studies gevonden die interdisciplinaire revalidatie interventies tijdens de in opzet curatieve 1227 behandeling van kanker hebben onderzocht. 1228 1229 Multimodale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1230 Er is 1 studie gevonden naar het effect van een multimodale interventie tijdens de behandeling met 1231 chemotherapie [Djuric 2011]. De interventie was een interventie gericht op gewichtscontrole, bestaand 1232 uit een counselingsplan op basis van motivational interviewing technieken met in totaal 19 1233 telefonische consulten met een diëtiste in de periode van een jaar, gecombineerd met de aanbeveling 1234 om thuis minimaal 30 minuten per dag matig intensieve lichamelijke activiteit te ondernemen. De 1235 controle groep kreeg brochures met oefeningen en diëten, beide zelf hulp interventies die ook vrij 1236 beschikbaar zijn via internet. Hoewel de interventie multimodaal was in de zin dat twee verschillende 1237 aspecten van gedrag werden aangegrepen (voeding en bewegen), werd de interventie niet door 1238 meerdere disciplines uitgevoerd. 1239

30 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 31: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Kwaliteit van leven (cruciale uitkomstmaat) 1240 Djuric [Djuric 2011] voerde bovenstaande gerandomiseerde pilot studie (n=40) uit en bestudeerde de 1241 effecten van de multimodale interventie op kwaliteit van leven. Bij baseline, na 6 en na 12 maanden 1242 werden vragenlijsten ingevuld voor o.a. kwaliteit van leven en lichamelijke activiteit. De kwaliteit van 1243 leven (FACT B) is voor en na de interventie gemeten: in de groep met een telefonisch consult 1244 gemiddeld 104 (±SD 3) op baseline en gemiddeld 116 (±SD5) na 12 maanden en in de controle groep 1245 gemiddeld 108 (±SD3) op baseline en gemiddeld 116 (±SD4) na 12 maanden. De auteurs doen geen 1246 uitspraak over de eventuele verschillen tussen de groepen. P-waardes worden niet vermeld in het 1247 artikel. 1248 1249 Rolfunctioneren (cruciale uitkomstmaat) 1250 De geïncludeerde gerandomiseerde studie rapporteerde niet over het effect van de gegeven 1251 multimodale interventie op rolfunctioneren. 1252 1253 Fysieke conditie (cruciale uitkomstmaat) 1254 De geïncludeerde gerandomiseerde studie rapporteerde niet over het effect van de gegeven 1255 multimodale interventie op fysieke conditie. 1256 1257 Volhouden medische behandeling (belangrijke uitkomstmaat) 1258 De geïncludeerde gerandomiseerde studie rapporteerde niet over het effect van de gegeven 1259 multimodale interventie op het volhouden van medische behandeling. 1260 1261 Vermoeidheid (belangrijke uitkomstmaat) 1262 De geïncludeerde gerandomiseerde studie rapporteerde niet over het effect van de gegeven 1263 multimodale interventies op vermoeidheid 1264 1265 Fysieke training tijdens de in opzet curatieve behandeling 1266 Er werden vijf systematische reviews met meta-analyse geïncludeerd. Een deel van de geïncludeerde 1267 studies komt in meerdere reviews aan de orde. 1268 1269 Kwaliteit van leven (cruciale uitkomstmaat) 1270 Negen studies in de meta-analyse van Carayol [Carayol 2013] rapporteerden over het effect van 1271 fysieke training op de kwaliteit van leven. De meta-analyse vond een matig, maar significant verschil in 1272 kwaliteit van leven tussen de interventie- en de controlegroep in het voordeel van de interventiegroep: 1273 SMD 0,34 (95% BI 0,07 tot 0,62) [Cohen 1988]. Ook de meta-analyse van Mishra [Mishra 2012] 1274 beschreef een hogere kwaliteit van leven in de fysieke trainingsgroep vergeleken met reguliere zorg in 1275 de controlegroep. De positieve effecten van fysieke training op kwaliteit van leven werden gevonden 1276 zowel in follow-up meting minder dan 12 weken na baseline (variërend van 4 weken tot 12 weken) als 1277 in een follow-up meting tussen 12 weken en 6 maanden (variërend van 16 tot 24 weken) na baseline 1278 (verschil scores tussen interventie en controlegroep statistisch significant (SMD respectievelijk 0,47 1279 (95% BI 0,16 tot 0,79) en SMD 1,25 (95% BI 0,03 tot 2,53))). Bij de studies die 6 maanden of later na 1280 baseline de follow-up meting deden, werd geen verschil gemeten tussen de interventie en controle 1281 groep (verschilscore SMD 0,14 (95% BI -0,11 tot 0,39)). De derde meta-analyse van Persoon 1282 [Persoon 2013] laat ook een positief effect van fysieke training op kwaliteit van leven zien, SMD 0,41 1283 (95% BI 0,18 tot 0,64), maar noemt geen tijdstip van follow-up meting. 1284 De gerandomiseerde studie van Chandwani [Chandwani 2014] vergeleek bij patiënten met 1285 borstkanker (stadium 0 tot III) een yoga interventie (n=53) met een wachtlijst controlegroep (n=54). Bij 1286 inclusie was er een statistisch significant verschil in kwaliteit van leven tussen de 2 groepen (p=0.01). 1287 De gemiddelde algemene gezondheidsstatus score op de SF-36 was statistisch significant lager (44,8) 1288 in de yoga groep dan in de wachtlijst controlegroep (47,7). Een statistisch significant verschil was ook 1289 aanwezig bij de metingen op 1 maand en 3 maanden na afronden van de medische behandeling 1290 (p<0,05), nu in het voordeel van de yoga interventie. Zes maanden na afronding van de medische 1291 behandeling was er geen significant verschil meer aanwezig. 1292

31 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 32: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Rolfunctioneren (cruciale uitkomstmaat) 1293 In de meta-analyse van Mishra [Mishra 2012] hadden 7 studies als uitkomstmaat rolfunctioneren. De 1294 meta-analyse rapporteerde meer vooruitgang bij participanten in de fysieke trainingsgroep vergeleken 1295 met de controlegroep wanneer het verschil tussen 12 weken en baseline werd berekend (SMD 0,48 1296 (95% BI 0,07 tot 0,90)). Er werd geen verschil gevonden tussen de fysieke trainingsgroep en de 1297 controlegroep wanneer het verschil tussen baseline en een follow-up meting tussen 2 en 6 maanden 1298 werd geanalyseerd (SMD 0,07 (95% BI -0,46 tot 0,60)). De meta-analyse van Persoon rapporteerde 1299 een vooruitgang in rolfunctioneren in de fysieke interventie groep vergeleken met de reguliere 1300 zorggroep (SMD 0,21 (95% BI -0,02 tot 0,43)) [Persoon 2013]. In de gerandomiseerde studie van 1301 Chandwani [Chandwani 2014] werd geen verschil gevonden in rolfunctioneren tussen de yoga en 1302 wachtlijstgroep. 1303 1304 Fysieke conditie (cruciale uitkomstmaat) 1305 Persoon [Persoon 2013] vond een statistisch significant verschil tussen de fysieke trainingsgroep en 1306 de reguliere zorggroep op cardiorespiratoire fitheid (SMD 0,53 (95% BI 0,13 tot 0,94)), spierkracht van 1307 de onderste extremiteiten (SMD 0,56 (95%BI 0,18 tot 0,94)) en bovenste extremiteiten (SMD 0,32 1308 (95% BI 0,08 tot 0,57)) in het voordeel van de fysieke trainingsgroep (6 studies bij patiënten met een 1309 hematologische kanker met stamceltransplantatie). In de gerandomiseerde studie bij patiënten met 1310 borstkanker (stadium I tot III) [Dolan 2010], werden 3 groepen vergeleken: patiënten die aanvullend 1311 aan de reguliere zorg aerobe training kregen, patiënten die aanvullend aan de reguliere zorg 1312 krachttraining kregen en patiënten die reguliere zorg kregen tijdens de chemotherapie. Het VO2 peak 1313 volume voor en na de interventie is gemeten; in de aerobe trainingsgroep bleek dit 25,2 (±7,2) 1314 ml/kg.min en 25,7 (±7,4) ml/kg.min, in de krachttraining groep 25,5 (±6,2) ml/kg.min en 24,2 (±6,1) 1315 ml/kg.min en in de regulaire zorg groep 24,8 (±6,2) ml/kg.min en 23,5 (±5,4) ml/kg.min. De auteurs 1316 doen geen uitspraak over eventuele verschillen tussen de groepen. P-waardes worden niet vermeld in 1317 het artikel. 1318 1319 Volhouden medische behandeling (belangrijke uitkomstmaat) 1320 De geïncludeerde gerandomiseerde studies rapporteerden niet over het effect van fysieke training op 1321 het volhouden van de medische behandeling. 1322 1323 Vermoeidheid (belangrijke uitkomstmaat) 1324 Uit de meta-analyse van Carayol, Mishra, Persoon, Cramp en Velthuis [Carayol 2013, Cramp 2012, 1325 Mishra 2012, Persoon 2013, Velthuis 2010] bleek dat vermoeidheidsklachten na de medische 1326 behandeling minder waren in de fysieke trainingsgroep dan in de groep zonder interventie. In een 1327 subgroepanalyse in de review van Velthuis bleek dit effect vooral zichtbaar bij trainingsinterventies die 1328 onder supervisie werden aangeboden. 1329 Wenzel en Chandwani [Chandwani 2014, Wenzel 2013] rapporteerden geen significant verschil in 1330 vermoeidheid tussen de trainings- en de controlegroep van patiënten die een kankerbehandeling 1331 ondergingen. 1332 1333 Psychosociale interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1334 1335 Kwaliteit van leven (cruciale uitkomstmaat) 1336 Galway [Galway 2012] vond geen statistisch significant effect van psychosociale interventies 1337 vergeleken met reguliere zorg op kwaliteit van leven in hun meta-analyse. In 6 studies werd het effect 1338 van cognitieve gedragstherapie onderzocht, in 2 studies het effect van counseling en in 1 studie was 1339 psychosociale educatie de te onderzoeken interventie. Wanneer alleen de studies waarin kwaliteit van 1340 leven gemeten is met kanker specifieke vragenlijsten geanalyseerd werden, werd een verbetering van 1341 kwaliteit van leven gemeten in de interventiegroep vergeleken met de reguliere zorg groep (SMD 0,16 1342 (95% BI 0,02 tot 0,30)). Aguado [Aguado Loi 2012] vond geen statistisch significant verschil in de SF 1343 36 algemene gezondheidsscore tussen de groep met patiënten die een intraveneuze chemotherapie 1344

32 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 33: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

ondergingen en een psychologische interventie kregen en patiënten met intraveneuze chemotherapie 1345 zonder psychologische interventie (p>0.05). 1346 1347 Rolfunctioneren (cruciale uitkomstmaat) 1348 Voor zowel rolfunctioneren emotioneel als fysiek werd geen statistisch significant verschil (p>0.05) 1349 gevonden tussen de groep patiënten die intraveneuze chemotherapie ondergingen en een 1350 psychosociale interventie kregen en patiënten met intraveneuze chemotherapie zonder interventie in 1351 de studie van Aguado [Aguado Loi 2012]. 1352 1353 Fysieke conditie(cruciale uitkomstmaat) 1354 De geïncludeerde gerandomiseerde studies rapporteerden niet over het effect van een psychosociale 1355 interventie op fysieke conditie. 1356 1357 Volhouden medische behandeling (belangrijke uitkomstmaat) 1358 De geïncludeerde gerandomiseerde studies rapporteerden niet over het effect van een psychosociale 1359 interventie op het volhouden van medische behandeling. 1360 1361 Vermoeidheid (belangrijke uitkomstmaat) 1362 Goedendorp [Goedendorp 2010] rapporteerde dat de groep patiënten met cognitieve gedragstherapie 1363 (n=82) significant minder vermoeidheid rapporteerde dan de controlegroep zonder cognitieve 1364 gedragstherapie (n=81). Het gemiddeld verschil is 5,6 (95%BI 0,69 tot -10,5) minder punten op de 1365 CIS–vermoeidheidsschaal in het voordeel van de groep met cognitieve gedragstherapie. 1366 1367 Overwegingen 1368 Over de effectiviteit van interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie tijdens de in opzet 1369 curatieve behandeling kunnen op basis van de voor deze richtlijn geselecteerde literatuur geen 1370 uitspraken worden gedaan. 1371 De resultaten van interdisciplinaire medische specialistische revalidatie zoals die in studies bij andere 1372 doelgroepen zijn gevonden (bijvoorbeeld in hart- of longrevalidatie), kunnen niet worden 1373 gegeneraliseerd naar de specifieke doelgroep waar deze richtlijn zich op richt. Het gaat in deze 1374 richtlijnmodule immers om interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie tijdens actieve 1375 oncologische behandeling, waarbij de bijwerkingen van de oncologische behandeling bovendien 1376 klachten veroorzaken of verergeren. 1377 1378 Als gevolg van het gebrek aan studies naar interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie, zoals 1379 bedoeld in deze richtlijn, zijn de aanbevelingen gebaseerd op indirect bewijs. Hierbij is gekeken naar 1380 de effectiviteit van verschillende typen (uni- en multimodale) interventies, die als onderdeel van een 1381 medisch specialistische revalidatie tijdens de in opzet curatieve behandeling voor kanker zouden 1382 kunnen worden aangeboden, voor zover deze in de geïncludeerde studies zijn beschreven. Voor veel 1383 van deze interventies geldt dat kwaliteit van bewijs als laag tot zeer laag wordt geclassificeerd. Dit is 1384 voor een groot deel te wijten aan methodologische tekortkomingen die moeilijk tot onmogelijk zijn op 1385 te heffen in studies met gedragsmatige interventies, zoals bijvoorbeeld een gebrek aan blindering van 1386 de patiënten en/of van de aanbieders van de interventie. 1387

Er werd slechts één studie gevonden die een multimodale interventie onderzocht, dit was bovendien 1388 een zeer specifieke interventie dat gericht was op gewichtscontrole en het aantal participanten was 1389 laag (n=40) [Djuric 2011]. Vanwege het lage niveau van bewijs, op basis van één enkele studie, 1390 kunnen geen uitspraken worden gedaan over de effectiviteit van multimodale medisch specialistische 1391 revalidatie tijdens de in opzet curatieve behandeling. 1392

De resultaten van studies naar beweeginterventies en psychosociale interventies zijn grotendeels 1393 consistent, hetgeen in de volgende paragraaf wordt uitgelegd. Dit versterkt het vertrouwen in de 1394 validiteit van de gevonden effecten, ondanks de methodologische tekortkomingen van de studies. 1395

33 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 34: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Bovendien is in een aantal gevallen sprake van biologische plausibiliteit van het gevonden effect 1396 (bijvoorbeeld lichaamsbeweging en fysieke fitheid, voedingsstatus en diverse 1397 gezondheidstoestanden), van eerder aangetoonde dosis-respons relaties (bewegen voor de 1398 uitkomsten fysieke fitheid en kwaliteit van leven) en reversibiliteit (bewegen voor de uitkomsten fysieke 1399 fitheid en kwaliteit van leven), hetgeen een causale relatie tussen interventie en uitkomst ondersteunt. 1400

Balans tussen gewenste en ongewenste effecten 1401

Beweeginterventies 1402 Beweeginterventies tijdens behandeling voor kanker resulteren over het algemeen in verbeteringen in 1403 algehele kwaliteit van leven (kritieke uitkomstmaat). De effecten van de interventies in de 1404 geïncludeerde studies zijn voor het grootste deel echter klein tot gematigd, en maar ten dele klinisch 1405 relevant. Bovendien zijn de verschillen in kwaliteit van leven in de geïncludeerde studies alleen op de 1406 korte termijn aanwezig en niet meer na 6 maanden. 1407 Hierbij moet worden opgemerkt dat de meeste beweeginterventies tijdens de behandeling van kanker 1408 in studies sterk gericht zijn op behoud van fysieke functies (capacity) en niet op de uitvoering van 1409 specifieke vaardigheden en handelingen die deelnemers nodig hebben bij hun gebruikelijke 1410 activiteiten (performance). Hoewel in de praktijk bij revalidatie juist sterk de nadruk op het laatste ligt 1411 (zie ook ‘zorg op maat’). De meeste meetinstrumenten voor kwaliteit van leven hebben bovendien een 1412 generiek karakter, waardoor ze minder gevoelig zijn voor de specifieke effecten die met 1413 beweeginterventies beoogd worden. 1414 Beweeginterventies hebben nauwelijks negatieve bijeffecten, afgezien van het kostenaspect (zowel 1415 voor de patiënt als voor de maatschappij) en de tijdsinvestering (voor de patiënt). Gezien de voordelen 1416 van lichaamsbewegingen op andere (al dan niet voor deze richtlijn relevante) specifieke 1417 uitkomstmaten, en op de algehele gezondheid, zullen de voordelen van beweeginterventies in de 1418 meeste gevallen de nadelen overtreffen. 1419 Er werden met de huidige inclusiecriteria geen studies gevonden die het volhouden van de medische 1420 behandeling evalueerden. Alleen Courneya voerde een secundaire analyse van een RCT uit en vond 1421 dat patiënten met borstkanker die een trainingsinterventie volgden een grotere relatieve 1422 dosisintensiteit bereikten van de adjuvante chemotherapie dan patiënten die deze trainingsinterventie 1423 niet volgden [Courneya 2008]. 1424 Op basis van de geincludeerde literatuur kunnen er weinig aanbevelingen gedaan worden ten aanzien 1425 van de vorm en inhoud van de training, bij gebrek aan directe vergelijkingen. Alleen in de review van 1426 Velthuis worden de resultaten van een indirecte vergelijking gepresenteerd tussen gesuperviseerde 1427 versus home-based interventies en tussen aerobe- en krachttraining, op vermoeidheid. Geobserveerd 1428 werd dat aerobe training onder supervisie een groter effect op vermoeidheid had dan krachttraining 1429 onder supervisie en home-based training zonder directe supervisie [Velthuis 2010]. 1430 De American College of Sports Medicine concludeert in de “American College of Sports Medicine 1431 Roundtable on Exercise Guidelines for Cancer Survivors” uit 2010 dat fysieke training veilig kan 1432 worden toegepast bij patienten met kanker in alle fasen van de behandeling [Schmitz 2010]. Daarbij 1433 kan in de meeste gevallen de richtlijnen voor lichamelijke activiteit van de algemene bevolking kunnen 1434 worden aangehouden. Deze richtlijnen bevatten zowel aerobe als krachttraining. Op basis van tumor- 1435 en behandeling specifieke kenmerken kunnen er echter aandachtspunten zijn die een aanpassing van 1436 het trainingsvoorschrift noodzakelijk maken. De werkgroep is van mening dat een trainingsvoorschrift 1437 in het kader van interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie zo nauw mogelijk moet 1438 aansluiten bij de specifieke, individuele doelen die voor een deelnemer aan een medisch 1439 specialistische revalidatiebehandeling bij oncologie zijn gesteld, en bij diens capaciteiten en 1440 voorkeuren. 1441 1442 Psychosociale interventies 1443 Psychosociale interventies zijn niet-farmacologische interventies waarbij sprake is van een 1444 interpersoonlijke relatie tussen een patiënt of groep patiënten en een of meer getrainde (meestal 1445

34 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 35: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

professionele) hulpverleners. Het psychosociaal aspect omvat interventies die beschreven worden als 1446 psychologisch, psychotherapeutisch, psycho-educatief of psychosociaal [Galway 2012]. 1447 In vergelijking met studies naar beweeginterventies, is de kwaliteit van het beschikbare bewijs voor 1448 psychosociale interventies iets beter. De gevonden effecten van psychosociale interventies op 1449 algehele gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven zijn echter kleiner, en vaak niet statistisch 1450 significant in individuele studies (wel in meta-analyses). Bij het interpreteren van de resultaten van 1451 studies naar psychosociale interventies moet worden meegewogen dat in veel gevallen de interventie 1452 niet wordt toegewezen bij een aanwezige hulpvraag, maar aan alle patiënten in de trial. Dat betekent 1453 dat een deel van de patiënten die een psychosociale interventie onderging deze niet nodig had en dat 1454 een deel van de controle-patiënten, ook zonder interventie, een goede uitkomst had. Hierdoor wordt 1455 het effect mogelijk onderschat. In een systematisch review naar psychosociale interventies voor 1456 vermoeidheid [Goedendorp Martine 2009] kwam naar voren dat psychosociale interventies vooral 1457 veelbelovend bleken als deze specifiek waren ontworpen voor het verminderen van vermoeidheid 1458 tijdens de behandeling (zoals op vermoeidheid gerichte psycho-educatie of copingtechnieken). 1459 Vermoeidheid bestaat al bij een deel van de patiënten met kanker voor het starten van de 1460 behandeling. Het bestaan van ernstige vermoeidheid een jaar na afronden van een behandeling wordt 1461 voor een groot deel verklaard door al aanwezige ernstige vermoeidheid bij aanvang van de therapie. 1462 Daarnaast wordt een belangrijk deel van de chronische vermoeidheidsklachten na kanker verklaard 1463 door cognitief gedragsmatige componenten zoals verstoord slaap-waakritme en catastroferen 1464 [Goedendorp 2013]. Een cognitief gedragsmatige aanpak is daarom mogelijk vooral effectief bij 1465 patiënten die al bij diagnose kampen met ernstige vermoeidheid. 1466 1467 Voedingsinterventies. 1468 Op basis van de geïncludeerde studies naar een voedingsinterventie kunnen geen algemeen 1469 geldende uitspraken worden gedaan over het effect van voedingsinterventies tijdens behandeling op 1470 kwaliteit van leven. Het staat echter niet ter discussie dat een achteruitgang in voedingstoestand 1471 tijdens de behandeling vanuit medisch oogpunt zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Het actief 1472 screenen op verslechterende voedingstoestand en dieetadvies op maat moet daarom, ongeacht de 1473 bevindingen van de voor deze richtlijn uitgevoerde literatuursearch, worden aanbevolen. Hiervoor 1474 wordt verwezen naar de richtlijn Algemene voedings- en dieetbehandeling (zie richtlijn Algemene 1475 voedings- en dieetbehandeling). 1476 1477 Zorg op maat 1478 Revalidatie interventies zoals die in wetenschappelijk onderzoek worden geëvalueerd zijn binnen een 1479 studie doorgaans uniform; elke patiënt krijgt eenzelfde interventie aangeboden. Deze ‘one size fits all’ 1480 benadering is niet conform de praktijk, waarbij zowel de keuze voor interventies als de precieze 1481 inhoud van deze interventies zou moeten worden afgestemd op de specifieke zorgbehoefte van 1482 individuele patiënten. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met ‘patiënt-typologie’, zoals 1483 bijvoorbeeld op basis van coping-strategie, informatiebehoefte en gedragscontrole. 1484 1485 Patiënten perspectief 1486 Uit de praktijk blijkt een diversiteit in de attitude van patiënten ten opzichte van het volgen van 1487 revalidatie interventies tijdens de behandeling. 1488 Argumenten voor deelname aan revalidatie interventies zijn onder meer: 1489 • de wens om zelf iets positiefs bij te dragen aan de behandeling, 1490 • hoop om zich beter te gaan voelen, 1491 • de wens tot lotgenoten contact. 1492 Argumenten tegen deelname aan interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie interventies zijn 1493 onder andere: 1494 • een gebrek aan tijd of ervaren draagkracht om al tijdens de revalidatie actief deel te nemen 1495 • lange reistijd naar revalidatie instelling, 1496 • kosten voor vervoer naar revalidatie instelling, 1497 • bijdrage kosten revalidatie, 1498

35 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 36: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

• geen ruimte in medisch behandelprogramma, 1499 • geen medewerking werkgever door tijd ter beschikking te stellen. 1500 Ook moet worden opgemerkt dat patiënten het moeilijk kunnen vinden een goede inschatting te 1501 maken van hun eigen informatiebehoefte op het gebied van het handhaven of oppakken van een 1502 gezonde leefstijl (bij gebrek aan kennis over de beschikbare informatie) en van hun 1503 zelfmanagementvaardigheden. Er ligt een professionele verantwoordelijkheid bij de zorgverleners in 1504 de gezondheidszorg om de patiënt hierbij te ondersteunen. 1505 1506 Professioneel perspectief 1507 Hoewel in Nederland, voor zover de werkgroep bekend, hier geen onderzoek naar is gedaan bestaat 1508 de indruk dat er een grote diversiteit bestaat in attitude van specialisten, verpleegkundigen, 1509 (gespecialiseerd) verpleegkundig specialisten, physician assistants, en huisartsen voor het verwijzen 1510 van patiënten naar interdisicpliniare medisch specialistische revalidatie interventies tijdens de 1511 behandeling. Aanbieders van interdisicpliniare medisch specialistische revalidatie zijn doorgaans 1512 positief, maar waarschijnlijk verminderd objectief. 1513 1514 Middelenbeslag 1515 Op basis van het huidige beschikbare bewijs kunnen geen uitspraken worden gedaan over 1516 kosteneffectiviteit van medisch specialistische revalidatie tijdens de behandeling van kanker, zoals 1517 bedoeld in deze richtlijn. 1518 Bij deze richtlijn is een kostentool beschikbaar waarmee de totale kosten van een modulair medisch 1519 specialistisch interdisciplinaire revalidatie kunnen worden berekend. In alle gevallen is dit bedrag laag 1520 in verhouding tot de overige kosten die samengaan met de behandeling voor kanker. 1521 1522 Organisatie van zorg 1523 Het lijkt erop dat de beschikbaarheid van zorgverleners, zowel voor monodisciplinaire interventies als 1524 voor interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie op dit moment niet de beperkende factor is 1525 voor de toegankelijkheid van (revalidatie)zorg. Het is echter niet altijd duidelijk waar welke hulp 1526 verkrijgbaar is en ook niet wat de kwaliteit van het aanbod is. Er zijn momenteel een aantal projecten 1527 in ontwikkeling of gereed die gericht zijn op het centraal verzamelen van het beschikbare aanbod, 1528 waaronder deVerwijsgids kanker. 1529 1530 Maatschappelijk perspectief 1531 Medisch specialistische revalidatie wordt vergoed uit de basisverzekering, dit geldt voor mensen met 1532 kanker. Monodisciplinaire interventies worden ten tijde van het verschijnen van de richtlijn niet of 1533 slechts ten dele vergoed en veelal alleen vanuit aanvullende zorgpolissen. Dit kan voor patiënten met 1534 een lage sociaal economische status een barrière zijn om deel te nemen aan monodisciplinaire 1535 interventies. In het slechtste geval kan het een onwenselijke prikkel zijn om patiënten te includeren in 1536 interdisciplinaire medisch specialistische revalidatie. 1537 1538 Kennishiaten 1539 De effectiviteit van interdisciplinaire medische specialistische revalidatie bij oncologie tijdens de in 1540 opzet curatieve behandeling op de geselecteerde uitkomstmaten is vooralsnog onbekend. Er is 1541 onderzoek geweest die deze benadering vergelijkt met monodisciplinaire interventies. 1542 Verder onderzoek zal ook de body of evidence voor uni- of multimodale ondersteunende interventies 1543 tijdens de in opzet curatieve behandeling verder moeten verbreden. 1544 Aanvullende onderzoeksprioriteiten betreffen daarbij: 1545 • de optimale timing en duur van revalidatie en interventies in het kader van revalidatie 1546 • de optimale dosering en vorm van interventies. 1547 • inzicht krijgen in de selectie van patiënten voor wie monodisciplinaire of multidisciplinaire 1548

interventies effect zal hebben 1549 1550

36 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 37: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Het effect van medisch specialistische revalidatie en van monodisciplinaire interventies die in het 1551 kader van herstel bij kanker kunnen worden ingezet, op het volhouden van de medische behandeling 1552 dient verder te worden onderzocht in gerandomiseerd onderzoek. 1553 1554 Er zijn gerandomiseerde studies nodig naar het effect op overleving van medisch specialistische 1555 revalidatie en van monodisciplinaire interventies die in het kader van herstel bij kanker kunnen worden 1556 ingezet. 1557 1558 1559 Referenties 1560 1561 Aguado Loi CX, Taylor TR, McMillan S et al. Use and helpfulness of self-administered stress management 1562 therapy in patients undergoing cancer chemotherapy in community clinical settings. J Psychosoc Oncol. 1563 2012;30(1):57-80 #http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/07347332.2011.633981?url_ver=Z39.88-1564 2003&rfr_id=ori:rid:crossref.org&rfr_dat=cr_pub%3dpubmed. 1565 1566 Carayol M, Bernard P, Boiche J et al. Psychological effect of exercise in women with breast cancer receiving 1567 adjuvant therapy: what is the optimal dose needed? Annals of oncology : official journal of the European Society 1568 for Medical Oncology / ESMO. 2013;24(2):291-300 1569 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Carayol+M%2C+Bernard+P%2C+Boiche+J+et+al.+Psychological+e1570 ffect+of+exercise+in+women+with+breast+cancer+receiving+adjuvant+therapy%3A+what+is+the+optimal+dose+1571 needed%3F. 1572 1573 Chandwani KD, Perkins G, Nagendra HR et al. Randomized, controlled trial of yoga in women with breast cancer 1574 undergoing radiotherapy. Journal of clinical oncology : official journal of the American Society of Clinical 1575 Oncology. 2014;32(10):1058-65 #http://jco.ascopubs.org/content/32/10/1058.long. 1576 1577 Cohen J. Statistical power analysis for behavioral sciences. Second ed: Hillsdale, New Jersey; 1988. 1578 1579 Courneya KS, Jones LW, Peddle CJ et al. Effects of aerobic exercise training in anemic cancer patients receiving 1580 darbepoetin alfa: a randomized controlled trial. The oncologist. 2008;13(9):1012-20 1581 #http://theoncologist.alphamedpress.org/content/13/9/1012.full.pdf. 1582 1583 Cramp F, Byron-Daniel J. Exercise for the management of cancer-related fatigue in adults. The Cochrane 1584 database of systematic reviews. 2012;11:Cd006145 1585 1586 Cramp F, Daniel J. Exercise for the management of cancer-related fatigue in adults. The Cochrane database of 1587 systematic reviews. 2008(2):Cd006145 1588 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Cramp+F%2C+Daniel+J.+Exercise+for+the+management+of+canc1589 er-related+fatigue+in+adults. 1590 1591 Djuric Z, Ellsworth JS, Weldon AL et al. A diet and exercise intervention during chemotherapy for breast cancer. 1592 The Open Obesity Journal. 2011;3:87-97 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3253619/pdf/nihms-1593 339959.pdf. 1594 1595 Dolan LB, Gelmon K, Courneya KS et al. Hemoglobin and aerobic fitness changes with supervised exercise 1596 training in breast cancer patients receiving chemotherapy. Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention. 1597 2010;19(11):2826-32 1598 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Dolan+LB%2C+Gelmon+K%2C+Courneya+KS+et+al.+Hemoglobin1599 +and+aerobic+fitness+changes+with+supervised+exercise+training+in+breast+cancer+patients+receiving+chem1600 otherapy. 1601 1602 Galway K, Black A, Cantwell M et al. Psychosocial interventions to improve quality of life and emotional wellbeing 1603 for recently diagnosed cancer patients. Cochrane Database of Systematic Reviews [Internet]. 2012; (11). 1604 #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD007064.pub2/abstract. 1605 1606

37 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 38: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Goedendorp Martine M, Gielissen Marieke FM, Verhagen Constantijn A et al. Psychosocial interventions for 1607 reducing fatigue during cancer treatment in adults. Cochrane Database of Systematic Reviews [Internet]. 2009; 1608 (1). #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD006953.pub2/abstract. 1609 1610 Goedendorp MM, Gielissen MF, Verhagen CA et al. Development of fatigue in cancer survivors: a prospective 1611 follow-up study from diagnosis into the year after treatment. Journal of pain and symptom management. 1612 2013;45(2):213-22 1613 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Goedendorp+MM%2C+Gielissen+MF%2C+Verhagen+CA+et+al.+D1614 evelopment+of+fatigue+in+cancer+survivors%3A+a+prospective+follow-1615 up+study+from+diagnosis+into+the+year+after+treatment. 1616 1617 Goedendorp MM, Peters MEWJ, Gielissen MFM et al. Is increasing physical activity necessary to diminish fatigue 1618 during cancer treatment? Comparing cognitive behavior therapy and a brief nursing intervention with usual care in 1619 a multicenter randomized controlled trial. The oncologist. 2010;15(10):1122-32 1620 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L359844735 1621 http://dx.doi.org/10.1634/theoncologist.2010-0092 1622 http://sfx.library.uu.nl/utrecht?sid=EMBASE&issn=10837159&id=doi:10.1634%2Ftheoncologist.2010-1623 0092&atitle=Is+increasing+physical+activity+necessary+to+diminish+fatigue+during+cancer+treatment%3F+Com1624 paring+cognitive+behavior+therapy+and+a+brief+nursing+intervention+with+usual+care+in+a+multicenter+rando1625 mized+controlled+trial&stitle=Oncologist&title=Oncologist&volume=15&issue=10&spage=1122&epage=1132&aul1626 ast=Goedendorp&aufirst=Martine+M.&auinit=M.M.&aufull=Goedendorp+M.M.&coden=OCOLF&isbn=&pages=111627 22-1132&date=2010&auinit1=M&auinitm=M. 1628 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3227893/pdf/onc1122.pdf. 1629 1630 Hertogh EM, Schuit AJ, Peeters PH et al. Noncompliance in lifestyle intervention studies: the instrumental 1631 variable method provides insight into the bias. Journal of clinical epidemiology. 2010;63(8):900-6 1632 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20189770. 1633 1634 Lerman Y, Shemer J. Epidemiologic characteristics of participants and nonparticipants in health-promotion 1635 programs. Journal of occupational and environmental medicine / American College of Occupational and 1636 Environmental Medicine. 1996;38(5):535-8 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8733646. 1637 1638 Mishra SI, Scherer RW, Geigle PM et al. Exercise interventions on health-related quality of life for cancer 1639 survivors. The Cochrane database of systematic reviews. 2012;8:Cd007566 1640 #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD007566.pub2/abstract. 1641 1642 Mishra SI, Scherer RW, Snyder C et al. Exercise interventions on health-related quality of life for people with 1643 cancer during active treatment. The Cochrane database of systematic reviews. 2012;8:Cd008465 1644 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22895974. 1645 1646 Persoon S, Kersten MJ, van der Weiden K et al. Effects of exercise in patients treated with stem cell 1647 transplantation for a hematologic malignancy: a systematic review and meta-analysis. Cancer Treatment Reviews 1648 2013 Oct;39(6):682-690. 2013 1649 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Persoon+S%2C+Kersten+MJ%2C+van+der+Weiden+K+et+al.+Effe1650 cts+of+exercise+in+patients+treated+with+stem+cell+transplantation+for+a+hematologic+malignancy. 1651 1652 Pettersson A, Johansson B, Persson C et al. Effects of a dietary intervention on acute gastrointestinal side effects 1653 and other aspects of health-related quality of life: a randomized controlled trial in prostate cancer patients 1654 undergoing radiotherapy. Radiotherapy and oncology : journal of the European Society for Therapeutic Radiology 1655 and Oncology. 2012;103(3):333-40 1656 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Pettersson+A%2C+Johansson+B%2C+Persson+C+et+al.+Effects+1657 of+a+dietary+intervention+on+acute+gastrointestinal+side+effects+and+other+aspects+of+health-1658 related+quality+of+life%3A+a+randomized+controlled+trial+in+prostate+cancer+patients+undergoing+radiothera1659 py. 1660 1661 Schmitz KH, Courneya KS, Matthews C et al. American College of Sports Medicine roundtable on exercise 1662 guidelines for cancer survivors. Medicine and science in sports and exercise. 2010;42(7):1409-26 1663 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20559064. 1664

38 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 39: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1665 Velthuis MJ, Agasi-Idenburg SC, Aufdemkampe G et al. The effect of physical exercise on cancer-related fatigue 1666 during cancer treatment: a meta-analysis of randomised controlled trials. Clinical oncology (Royal College of 1667 Radiologists (Great Britain)). 2010;22(3):208-21 1668 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Velthuis+MJ%2C+Agasi-1669 Idenburg+SC%2C+Aufdemkampe+G+et+al.+The+effect+of+physical+exercise+on+cancer-1670 related+fatigue+during+cancer+treatment%3A+a+meta-analysis+of+randomised+controlled+trials. 1671 1672 Wenzel JA, Griffith KA, Jingjing S et al. Impact of a Home-Based Walking Intervention on Outcomes of Sleep 1673 Quality, Emotional Distress, and Fatigue in Patients Undergoing Treatment for Solid Tumors. The oncologist. 1674 2013;18(4):476-84 #http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=cin20&AN=2012145322&site=ehost-1675 live 1676 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3639536/pdf/onc476.pdf. 1677 1678

39 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 40: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

6. Arbeid 1679

6.1 Uitgangsvraag en aanbeveling 1680

Uitgangsvraag 1681 Wat is het effect van ondersteuning/adviezen/(verpleegkundige) interventies gericht op arbeid tijdens 1682 of na afloop van de in opzet curatieve behandeling van kanker op deelname aan het arbeidsproces, 1683 kwaliteit van leven, zinvolle dagbesteding, vermoeidheid, cognitief functioneren? 1684 1685 Aanbeveling 1686 Er is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van interventies gericht op het stimuleren van 1687 arbeidsparticipatie tijdens de in opzet curatieve behandeling. 1688 1689 Er is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van interventies gericht op het stimuleren van 1690 arbeidsparticipatie na afloop van de in opzet curatieve behandeling. 1691 1692

6.2 Onderbouwing 1693

Inleiding 1694 In toenemende mate worden werkbehoud en werkhervatting belangrijker voor mensen die voor kanker 1695 behandeld zijn. De maatschappij verlangt steeds meer dat mensen na afloop van hun behandeling 1696 maatschappelijk blijven participeren. Oncologische arbeidsrevalidatie is daarom een logische en 1697 veelbelovende toevoeging aan het arsenaal van revalidatiegeneeskundige interventies. Binnen de 1698 oncologische arbeidsrevalidatie zijn twee groepen van interventies te onderscheiden: 1699 • interventies tijdens de behandeling 1700 • interventies na afloop van de behandeling 1701 Om een uitspraak te kunnen doen over de evidentie van deze interventies is een systematisch 1702 literatuuronderzoek verricht. Het doel was om te kwantificeren wat de effectiviteit is van de 1703 verschillende interventies. Hierbij is gebruik gemaakt van vooraf opgestelde uitkomstmaten, zoals 1704 terugkeer naar het werk, werktevredenheid, arbeid gerelateerde welzijn, eigen effectiviteit, fysieke 1705 activiteit, dagbesteding, cognitief functioneren, levenskwaliteit en vermoeidheid. 1706 1707 Conclusies 1708 Interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1709 Het effect van interventies gericht op arbeid tijdens de in opzet curatieve behandeling van kanker op 1710 fysieke activiteit, dagbesteding, eigen effectiviteit, cognitief functioneren, levenskwaliteit en 1711 vermoeidheid werd nog niet bestudeerd in gerandomiseerde studies. 1712 1713 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat psycho-educatie met of zonder telefonische counseling tijdens 1714 de in opzet curatieve behandeling van kanker geen effect heeft op het arbeid gerelateerde welzijn in 1715 vergelijking met reguliere zorg. 1716 1717 Er is bewijs van lage kwaliteit dat multidisciplinaire interventies gericht op arbeid tijdens de in opzet 1718 curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op terugkeer naar het werk in 1719 vergelijking met reguliere zorg. 1720 1721 De algehele kwaliteit van bewijs is laag tot zeer laag 1722 1723 Interventies na afloop van de in opzet curatieve behandeling 1724 Het effect van interventies gericht op arbeid na afloop van de in opzet curatieve behandeling van 1725 kanker op werktevredenheid en eigen effectiviteit werd nog niet bestudeerd in gerandomiseerde 1726 studies. 1727

40 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 41: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Er is bewijs van lage kwaliteit dat psychologische interventies gericht op arbeid na afloop van de in 1728 opzet curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op fysieke activiteit, 1729 levenskwaliteit en terugkeer naar werk. 1730 1731 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat fysieke interventies gericht op arbeid na afloop van de in opzet 1732 curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op levenskwaliteit en terugkeer naar 1733 werk. 1734 1735 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat arbeid gerelateerde interventies gericht op arbeid na afloop van 1736 de in opzet curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op fysieke activiteit, 1737 levenskwaliteit, ziekteverlof en werkverlies. 1738 1739 Er is bewijs van lage kwaliteit dat multidisciplinaire interventies gericht op arbeid na afloop van de in 1740 opzet curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op fysieke activiteit, 1741 levenskwaliteit en terugkeer naar werk. 1742 1743 Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat multidisciplinaire interventies gericht op arbeid na afloop van de 1744 in opzet curatieve behandeling van kanker geen significant effect hebben op ziekteverlof en verlies 1745 van werk. 1746 1747 De algehele kwaliteit van bewijs is laag tot zeer laag 1748 1749 Samenvatting Literatuur 1750 1751 Beschrijving van de studies 1752 Drie systematische reviews evalueerden het effect van interventies gericht op arbeid bij patiënten met 1753 kanker [De Boer 2011, Egan 2013, Tamminga 2010]. De meest volledige review is die van De Boer 1754 [De Boer 2011]. Tot februari 2010 werden twee gerandomiseerde studies en drie gecontroleerde voor-1755 na studies gevonden die psychologische interventies vergeleken met reguliere zorg, één 1756 gerandomiseerde studie die een trainingsinterventie evalueerde, drie gerandomiseerde studies die 1757 multidisciplinaire interventies evalueerden en geen enkele studie die een arbeid gerelateerde 1758 interventie onderzocht. De review van Tamminga is ouder en vond geen bijkomende studies 1759 [Tamminga 2010]. De meest recente review van Egan [Egan 2013] verwees naar de reviews van de 1760 Boer en Tamminga, en vond aanvullend geen nieuwe studies. 1761 Sinds 2010 werden nog vier gerandomiseerde studies gepubliceerd [Bjorneklett 2013, Hubbard 2013, 1762 Sherman 2012, Tamminga 2013]. In totaal includeerden deze studies 786 patiënten met kanker 1763 (hoofdzakelijk borstkanker). 1764 Geen enkele review maakte het onderscheid tussen interventies gericht op arbeid tijdens de in opzet 1765 curatieve behandeling of interventies na afloop van de in opzet curatieve behandeling. Na analyse van 1766 de zes gerandomiseerde studies in de review van De Boer bleken er twee studies uitgevoerd tijdens 1767 de in opzet curatieve behandeling en vier studies na de in opzet curatieve behandeling [De Boer 1768 2011]. Van de vier recentere gerandomiseerde studies werd er één uitgevoerd tijdens de in opzet 1769 curatieve behandeling [Sherman 2012] en drie na afloop van de in opzet curatieve behandeling 1770 [Bjorneklett 2013, Hubbard 2013, Tamminga 2013]. 1771 1772 Kwaliteit van het bewijs per uitkomstmaat 1773 De reviews van De Boer [De Boer 2011] en Tamminga [Tamminga 2010] zijn van goede kwaliteit. De 1774 review van Egan is van mindere kwaliteit, gezien de minder volledige beschrijving van de gebruikte 1775 methodologie [Egan 2013]. De zes gerandomiseerde studies in de review van De Boer hadden een 1776 hoog risico op bias door een onduidelijke allocation concealment, (onvermijdelijke) afwezigheid van 1777 blindering en het gebrek aan een intention-to-treat analyse [De Boer 2011]. 1778 Van vier gerandomiseerde studies had enkel de studie van Sherman een laag risico op bias [Sherman 1779 2012]. De drie andere studies hadden een hoog risico op bias door een onduidelijke allocation 1780

41 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 42: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

concealment, afwezigheid van blindering en het gebrek aan een intention-to-treat analyse [Bjorneklett 1781 2013, Hubbard 2013, Tamminga 2013]. 1782 Er is voor deze richtlijn gekozen om af te zien van het poolen van de data van de gevonden 1783 gerandomiseerde studies. 1784 1785 Interventies tijdens de in opzet curatieve behandeling 1786 Fysieke activiteit (cruciale uitkomstmaat) 1787 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op fysieke activiteit. 1788 1789 Dagbesteding (cruciale uitkomstmaat) 1790 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op dagbesteding. 1791 1792 Eigen effectiviteit (cruciale uitkomstmaat) 1793 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op eigen effectiviteit. 1794 1795 Cognitief functioneren (cruciale uitkomstmaat) 1796 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op cognitief functioneren. 1797 1798 Partiële terugkeer naar werk (belangrijke uitkomstmaat) 1799 De Boer deed een meta-analyse van de drie gerandomiseerde studies die het effect van een 1800 multidisciplinaire interventie evalueerden [De Boer 2011]. Twee van deze studies werden uitgevoerd 1801 tijdens de in opzet curatieve behandeling. In één studie [Burgio 2006] werd gedragstraining met 1802 biofeedback gecombineerd met bekkenbodemspieroefeningen. Terugkeer naar het werk werd 1803 gemeten na 6 maanden. In de andere studie [Maguire 1983] werd oefentherapie gecombineerd met 1804 educatie en counseling. Terugkeer naar het werk werd gemeten na 12-18 maanden. Er werd geen 1805 significant effect gevonden op (volledige of partiële) terugkeer naar het werk (relatief risico 1.20, 1806 95%BI 0.97-1.49). 1807 Sherman rapporteerde het effect van psycho-educatie en/of telefonische counseling op het arbeid 1808 gerelateerd welzijn, maar vonden geen significant verschil met reguliere zorg [Sherman 2012]. 1809 1810 Levenskwaliteit (belangrijke uitkomstmaat) 1811 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op levenskwaliteit. 1812 1813 Vermoeidheid (belangrijke uitkomstmaat) 1814 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op vermoeidheid. 1815 1816 Interventies na afloop van de in opzet curatieve behandeling 1817 Fysieke activiteit (cruciale uitkomstmaat) 1818 Twee gerandomiseerde studies in de review van De Boer rapporteerden het effect van een 1819 psychologische interventie (educatie met of zonder groepsdiscussie) op het fysieke functioneren 1820 (gemeten als subschaal van de levenskwaliteit) [De Boer 2011]. Er werd geen significant effect 1821 gevonden (gemiddelde verschil 1.43, 95%BI -0.71 tot 3.57). 1822 Hubbard vond op 6 en 12 maanden geen significant effect van arbeidsrevalidatie op de FACT-B 1823 fysieke welzijn subschaal (gemiddeld verschil 1.2 voor beide tijdstippen, p=0.68 en 0.56 1824 respectievelijk)[Hubbard 2013]. 1825 Tamminga vond eveneens geen significant effect van een multidisciplinaire interventie (educatie en 1826 gradueel plan voor terugkeer naar het werk) op de SF-36 fysiek functioneren subschaal (81 vs. 79, 1827 p=0.95)[Tamminga 2013]. 1828 1829 Levenskwaliteit (cruciale uitkomstmaat) 1830 De twee gerandomiseerde studies in de review van De Boer rapporteerden ook het effect van 1831 educatie met of zonder groepsdiscussie op het mentaal functioneren, gemeten als subschaal van de 1832 levenskwaliteit [De Boer 2011]. Ook hier werd geen significant effect gevonden (gemiddeld verschil 1833

42 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 43: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

0.14, 95%BI -1.62 tot 1.91). In een andere gerandomiseerde studie werd eveneens geen significant 1834 effect gevonden van een interventie ter bevordering van de fysieke activiteit op levenskwaliteit 1835 (gemiddeld verschil -4.6, 95%BI -11.99 tot 2.79). 1836 Hubbard vond op 6 en 12 maanden geen significant effect van arbeidsrevalidatie op de FACT-B 1837 schaal (gemiddeld verschil 10.1 en 6.6, respectievelijk; p=0.33 en 0.51, respectievelijk) [Hubbard 1838 2013]. 1839 Tamminga vond na 12 maanden geen significant effect van een multidisciplinaire interventie (educatie 1840 en gradueel plan voor terugkeer naar het werk) op de levenskwaliteit, gemeten met een VAS schaal 1841 (p=0.26) en de SF-36 [Tamminga 2013]. 1842 1843 Volledige terugkeer naar werk (cruciale uitkomstmaat) 1844 Twee gerandomiseerde studies in de review van De Boer vonden geen significant effect van een 1845 psychologische interventie (educatie met of zonder groepsdiscussie) op terugkeer naar het werk 1846 (volledig en partieel; relatief risico 1.21, 95%BI 0.96-1.51) [De Boer 2011]. In een andere 1847 gerandomiseerde studie werd eveneens geen significant effect gevonden van een interventie ter 1848 bevordering van de fysieke activiteit op terugkeer naar het werk (volledig en partieel; odds ratio 1.20, 1849 95%BI 0.32-4.54) [De Boer 2011]. Eén gerandomiseerde studie over het effect van een 1850 multidisciplinaire interventie vond ook geen significant effect op terugkeer naar het werk (relatief risico 1851 1.10, 95%BI 0.96-1.27) [De Boer 2011]. 1852 Tamminga vond na 12 maanden geen significant effect van een multidisciplinaire interventie (educatie 1853 en gradueel plan voor terugkeer naar het werk) op volledige terugkeer naar het werk (hazard ratio 1854 0.88, 95%BI 0.53-1.50) [Tamminga 2013]. 1855 Twee gerandomiseerde studies rapporteerden het effect op ziekteverlof, dat in dit overzicht 1856 beschouwd werd als een surrogaatuitkomst voor terugkeer naar het werk. Björneklett vond geen 1857 significant effect van een multidisciplinaire interventie (informatie, relaxatie, qi-jong en dans) op 1858 ziekteverlof na 2, 6 en 12 maanden (p=0.853, 0.599 en 0.783 respectievelijk) [Bjorneklett 2013]. 1859 Hubbard vond geen significant effect van arbeidsrevalidatie op ziekteverlof na 6 en 12 maanden 1860 (gemiddeld verschil 53.1 en 2.0, respectievelijk) [Hubbard 2013]. 1861 1862 Partiële terugkeer naar werk (cruciale uitkomstmaat) 1863 Tamminga vond na 12 maanden geen significant effect van een multidisciplinaire interventie (educatie 1864 en gradueel plan voor terugkeer naar het werk) op volledige terugkeer naar het werk (hazard ratio 1865 1.03, 95%BI 0.64-1.60) [Tamminga 2013]. 1866 1867 Werktevredenheid (cruciale uitkomstmaat) 1868 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op werktevredenheid. 1869 1870 Verlies van werk (cruciale uitkomstmaat) 1871 Twee gerandomiseerde studies rapporteerden het effect op werkverlies, zonder echter statistiek toe te 1872 passen. Hubbard vond geen werkverlies in de interventiegroep (arbeidsrevalidatie) en controlegroep 1873 (reguliere zorg) [Hubbard 2013]. Tamminga rapporteerde werkverlies in 6.2% van de interventiegroep 1874 (multidisciplinaire interventie met educatie en gradueel plan voor terugkeer naar het werk) versus 1875 7.4% in de controlegroep (reguliere zorg) [Tamminga 2013]. 1876 1877 Eigen effectiviteit (cruciale uitkomstmaat) 1878 Geen enkele gerandomiseerde studie rapporteerde over het effect op eigen effectiviteit. 1879 1880 Gewenste effecten 1881 Op basis van de literatuurstudie werd geen bewijs gevonden voor gewenste effecten van interventies 1882 gericht op arbeid tijdens of na afloop van de in opzet curatieve behandeling van kanker op deelname 1883 aan het arbeidsproces, kwaliteit van leven, zinvolle dagbesteding, vermoeidheid, cognitief 1884 functioneren. 1885 1886

43 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 44: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Ongewenste effecten 1887 Op basis van de literatuurstudie werd geen bewijs gevonden voor ongewenste effecten van 1888 interventies gericht op arbeid tijdens of na afloop van de in opzet curatieve behandeling van kanker op 1889 deelname aan het arbeidsproces, kwaliteit van leven, zinvolle dagbesteding, vermoeidheid, cognitief 1890 functioneren. 1891 1892 Overwegingen 1893 Bij het zoeken en samenvatten van de evidentie over het effect van interventies gericht op 1894 arbeidsparticipatie zijn alleen gecontroleerde vergelijkende studies gezocht en geïncludeerd. De 1895 consequentie is dat een deel van de gebruikte bronnen in de Blauwdruk Kanker en Werk 2009 en in 1896 de eerste versie van de Richtlijn Oncologische revalidatie 2011 niet aan de inclusiecriteria voor de 1897 voorliggende richtlijn voldoet (zie richtlijn Blauwdruk Kanker en Werk en richtlijn Oncologische 1898 Revalidatie) 1899 1900 Voor het bepalen van sterkte van de aanbeveling is gebruik gemaakt van onderstaande tabel. 1901 Er wordt op dit moment veel kwalitatief hoogwaardig onderzoek gedaan en is de verwachting dat er 1902 binnen enkele jaren wel voldoende evidentie zal zijn om een aanbeveling op te formuleren. 1903

1904

44 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 45: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1905 TABEL: Van bewijs naar aanbeveling, factoren ter bepaling sterkte aanbeveling 1906 1907 Algehele kwaliteit van bewijs laag/zeer laag 1908 1909 Beslissing1 Toelichting 1. Kwaliteit van het bewijs Is de algehele kwaliteit van bewijs hoog? Opmerking werkgroep: Er zijn nog bijzonder weinig gerandomiseerde gecontroleerde studies op dit gebied. En de enkele studies die beschikbaar zijn, zijn meestal pilotstudies of in omvang zeer bescheiden studies. Hierdoor is er de kwaliteit van het gevonden en samengestelde bewijs laag. Opmerking werkgroep: Het valt met enige voorzichtigheid wel te stellen dat voldoende functionele (fysieke en mentale) capaciteit en vaardigheden voorwaardelijk zijn voor het succesvol deelnemen aan het arbeidsproces. Het is denkbaar dat interventies die gericht zijn op het vergroten van specifieke, voor het werk belangrijke aspecten van functionele capaciteit of vaardigheden, bij patiënten die hierin tekortschieten, positief kunnen bijdragen aan de arbeidsre-integratie. Dit betreft dan echt zorg op maat, in tegenstelling tot een interventie voor iedereen.

☐ ja X nee of onduidelijk

2. Balans tussen gewenste en ongewenste effecten Overtreffen de gunstige effecten de ongunstige effecten, of de ongunstige effecten de gunstige effecten aanzienlijk, en is de werkgroep hier zeker van? Opmerking werkgroep: Zie opmerking hierboven. Er op dit moment nog te weinig evidentie beschikbaar om een uitspraak te doen over de gunstige en ongunstige effecten van interventies op het gebied van oncologische arbeidsrevalidatie.

☐ ja X nee of onduidelijk

3. Patiëntenperspectief Hanteren vrijwel alle patiënten hetzelfde perspectief op de wenselijkheid of de onwenselijkheid van de aan te bieden interventie? Opmerking werkgroep: De wenselijkheid van interventies vanuit het patiënten perspectief loopt ver voor ten opzichte van het wetenschappelijk onderzoek. Dit maakt dat veel patiënten en aanbieders van zorg op dit moment experimenteren met nog niet geëvalueerde interventies. Patiëntenverenigingen stimuleren en onderschrijven het belang om te blijven experimenteren met deze interventies. Opmerkingen patiëntenvertegenwoordigers:

☐ ja X nee of onduidelijk

45 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 46: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Belangrijk is dat er contact met werk wordt gehouden tijdens de behandeling. Het is van belang dat de patiënt indien mogelijk op de werkvloer zijn gezicht laat zien. Patiënten moeten zich hierbij wel bewust zijn dat tijdens je ziekteverlof regelmatig 'je gezicht laten zien' ook opgevat kan worden alsof je niet (meer) zo ziek bent; 'je kunt toch hierheen komen' en 'je ziet er goed uit' en men vindt dat je dan ook wel (meer) zou kunnen werken. Soms is het goed om een partij in te schakelen die kan helpen om het hebben van kanker en de gevolgen op de werkvloer bespreekbaar te maken (kankerenwerk). Adviseer de patiënt om wanneer het weer kan met therapeutisch werken te beginnen. Ook al is het maar 2 uur per week. Adviseer de patiënt te starten met lichte, maar wel aantrekkelijke taken. Laat dit geleidelijk opbouwen en laat de bedrijfsarts meekijken naar de belastbaarheid. Creëer de bewustwording bij de patiënt dat er meer is dan alleen werk, hij moet ook zichzelf kunnen verzorgen en het evt. gezin. Ook sociale contacten buiten werk om moeten onderhouden kunnen worden. Laat de patiënt regelmatig met de directe leidinggevende evalueren over zijn functioneren en adviseer hen bij problemen samen te bekijken hoe daar aan gewerkt kan worden. Patiënten geven wel aan dat het, vooral in de eerste periode, soms lastig is om een professionele houding aan te nemen. Enerzijds neigen ze soms teveel te relativeren in situaties waarbij bepaalde zaken door collega's en/of cliënten/patiënten als heel belangrijk gepresenteerd worden. Anderzijds is er soms overreactie op opmerkingen/gebeurtenissen die emoties losmaken. Enige begeleiding in die periode, bijvoorbeeld door een ervaringsdeskundige zou hierbij helpen. 4. Professioneel perspectief Hanteren vrijwel alle zorgverleners hetzelfde perspectief op de wenselijkheid of de onwenselijkheid van de aan te bieden interventie? Recente wetenschappelijke studies, waaronder die van Tamminga [Tamminga 2010] laten de toegevoegde waarde van andere zorgprofessionals zien dan de bedrijfsarts als het gaat om de advisering rondom werkhervatting. Wel is het zo dat binnen de zorgprofessionals de bedrijfsarts een specifieke rol vervult. Deze is vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter en maakt hem of haar verantwoordelijk voor het inschatten van de mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot werkhervatting. De verzekeringsarts vervult eveneens een specifieke rol, deze is verantwoordelijk voor het toetsen van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

☐ ja X nee of onduidelijk

1910 Sterkte van de aanbeveling zwak (conditioneel) 1911

46 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 47: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

Referenties 1912 1913 Bjorneklett HG, Rosenblad A, Lindemalm C et al. A randomized controlled trial of support group intervention after 1914 breast cancer treatment: results on sick leave, health care utilization and health economy. Acta oncologica 1915 (Stockholm, Sweden). 2013;52(1):38-47 1916 #http://informahealthcare.com/doi/pdfplus/10.3109/0284186X.2012.734921. 1917 1918 Burgio KL, Goode PS, Urban DA et al. Preoperative biofeedback assisted behavioral training to decrease post-1919 prostatectomy incontinence: a randomized, controlled trial. The Journal of urology. 2006;175(1):196-201; 1920 discussion #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16406909. 1921 1922 De Boer AG, Taskila T, Tamminga SJ et al. Interventions to enhance return-to-work for cancer patients. Cochrane 1923 Database of Systematic Reviews. 2011;2(2):CD007569 1924 #http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD007569.pub2/abstract. 1925 1926 De Boer AG, Taskila T, Tamminga SJ et al. Interventions to enhance return-to-work for cancer patients (Cochrane 1927 review) [with consumer summary]. Cochrane Database of Systematic Reviews 2011;Issue 2. 2011 1928 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=de+Boer+AG%2C+Taskila+T%2C+Tamminga+SJ+et+al.+Interventi1929 ons+to+enhance+return-to-1930 work+for+cancer+patients+(Cochrane+review)+%5Bwith+consumer+summary%5D.+Cochrane+Database+of+Sy1931 stematic+Reviews+2011%3BIssue+2.+2011. 1932 1933 Egan MY, McEwen S, Sikora L et al. Rehabilitation following cancer treatment [with consumer summary]. 1934 Disability and Rehabilitation 2013;35(26):2245-2258. 2013 1935 #http://dx.doi.org/10.3109/09638288.2013.774441;http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23488617; 1936 http://www.ingentaconnect.com/content/apl/tids. 1937 1938 Hubbard G, Gray NM, Ayansina D et al. Case management vocational rehabilitation for women with breast cancer 1939 after surgery: a feasibility study incorporating a pilot randomised controlled trial. Trials. 2013;14:175 1940 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23768153. 1941 1942 Hubbard G, Gray NM, Ayansina D et al. Case management vocational rehabilitation for women with breast cancer 1943 after surgery: a feasibility study incorporating a pilot randomised controlled trial. Trials [Electronic Resource]. 1944 2013;14(175) 1945 1946 Maguire P, Brooke M, Tait A et al. The effect of counselling on physical disability and social recovery after 1947 mastectomy. Clin Oncol. 1983;9(4):319-24 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/6362943. 1948 1949 Riebe D, Franklin BA, Thompson PD et al. Updating ACSM's Recommendations for Exercise Preparticipation 1950 Health Screening. Med Sci Sports Exerc. 2015;47(11):2473-9 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26473759. 1951 1952 Sherman DW, Haber J, Hoskins CN et al. The effects of psychoeducation and telephone counseling on the 1953 adjustment of women with early-stage breast cancer. Applied nursing research : ANR. 2012;25(1):3-16 1954 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20974079. 1955 1956 Tamminga S, Verbeek J, Frings-Dresen M et al. Effectiveness of a hospital-based work support intervention for 1957 cancer patients-a multi-centre randomised controlled trial. Psycho-Oncology. 2013;22:108 1958 #http://www.embase.com/search/results?subaction=viewrecord&from=export&id=L71356575 1959 http://dx.doi.org/10.1111/j.1099-1611.2013.3393 1960 http://sfx.library.uu.nl/utrecht?sid=EMBASE&issn=10579249&id=doi:10.1111%2Fj.1099-1961 1611.2013.3393&atitle=Effectiveness+of+a+hospital-based+work+support+intervention+for+cancer+patients-1962 a+multi-centre+randomised+controlled+trial&stitle=Psycho-Oncology&title=Psycho-1963 Oncology&volume=22&issue=&spage=108&epage=&aulast=Tamminga&aufirst=Sietske&auinit=S.&aufull=Tammi1964 nga+S.&coden=&isbn=&pages=108-&date=2013&auinit1=S&auinitm=. 1965 1966 Tamminga SJ, de Boer AG, Verbeek JH et al. Return-to-work interventions integrated into cancer care: a 1967 systematic review. Occupational and environmental medicine. 2010;67(9):639-48 1968 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20798030. 1969

47 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 48: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1970 Tamminga SJ, Verbeek JHAM, Bos MMEM et al. Effectiveness of a hospital-based work support intervention for 1971 female cancer patients - a multi-centre randomised controlled trial. PLoS ONE [Electronic Resource]. 1972 2013;8(5):e63271 1973 #http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Tamminga+SJ%2C+Verbeek+JHAM%2C+Bos+MMEM+et+al.+Effe1974 ctiveness+of+a+hospital-based+work+support+intervention+for+female+cancer+patients+-+a+multi-1975 centre+randomised+controlled+tria. 1976

1977

48 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 49: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1978

B1 Bijlage 1 1979 Risicostratificatie volgens ACSM 1980 1981 Onderstaande figuur beschrijft de risicostratificatie volgens het American College of Sports Medicine 1982 (ACSM) afkomstig uit de ACSM guidelines for exercise testing and prescription [Riebe 2015]. 1983 1984 Figuur 1 Risicostratificatie volgens ACSM 1985 1986 1987 1988

1989 1990 1991

49 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 50: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1992

50 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 51: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1993 51

Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 52: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1994 52

Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 53: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1995 53 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 54: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1996

54 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)

Page 55: 1 2 3 4 Concept richtlijn Medisch · Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0) 127 . 128 2. Signalering, bespreking en verwijzing

1997

55 Concept Richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (maart 2017, versie 2.0)