02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

12
www.kennisonline.wur.nl KENNIS ONLINE JAARGANG 9 - FEBRUARI 2012 Decentraal en regionaal Overheid soms nodig bij innovatie Hoe onderscheid je een eenzame zeurpiet van een echte zegsman? ‘Je bent er niet met het overdragen van bevoegdheden’ Wageningen UR-onderzoek voor EL&I

description

Magazine KennisOnline van Wageningen UR, rondom het thema Decentraal en Regionaal.

Transcript of 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

Page 1: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

www.kennisonline.wur.nl

KENNIS ONLINEJ A A R G A N G 9 - F E B R U A R I 2 0 1 2

Decentraal en regionaalOverheid soms nodig bij innovatie

Hoe onderscheid je een eenzame zeurpiet van een echte zegsman?

‘Je bent er niet met het overdragen van bevoegdheden’

Wageningen UR-onderzoek voor EL&I

Page 2: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

2

worden pas in het voorjaar geoogst. Ganzen vinden er dan ’s winters geen open landschap meer of iets lekkers te grazen. Een tweede doel is bijdragen aan de biobased economy. Het gras heeft een hoog drogestof-gehalte en is te gebruiken als strooisel voor de paardenstal, voor verbranding in een energie-installatie, voor raffinage tot biobrandstof, als vezel voor bouwmaterialen en voor bioplastics. Het restproduct is zwavel-, fosfaat- en stik-stofarm. Kuypers: ‘We werken nog aan een industriële productieketen waarin het olifants-

COLOFONUitgeverWageningen UR, Postbus 9101, 6700 HB Wageningen

Tekst en realisatieBureau Bint, Wageningen. www.bureaubint.nl

FotografieTheo Tangelder, Bart de Gouw, Joël van Dieren en Wageningen UR

VormgevingWageningen UR, Communication Services

RedactiecommissieFrank Bakema, Froukje Boonstra, Ingrid Coninx,Jelle Maas, Madeleine van Mansfeld en Henk Slijkhuis

RedactieadresWageningen UR, Communication ServicesT.a.v. Kennis Online, Postbus 409, 6700 AK Wageningenwww.kennisonline.wur.nl E-mail: [email protected]: 0317 - 48 54 74

KIES VOOR

Abonneren op het magazine en e-news is kosteloos! Kijk op www.kennisonline.wur.nl

Internet•Nieuws&agenda•Projectinformatie•Onderzoeksresultaten•Archief•HelpdeskEL&I-kennisvragen

KENNIS ONLINEE-newsIedere twee weken het actuele nieuws in uw mailbox.

Kennis Online is een uitgave van Wageningen UR. De nieuwsbrief is voor EL&I - medewerkers en anderendie belangstelling hebben voor het beleidsrelevante onderzoek van Wageningen UR. Naast het maandelijksemagazine verschijnt er iedere twee weken een elektronische nieuwsbrief.

Voor alle informatie over onderzoek van Wageningen UR voor het ministerie van EL&I

gras wordt verwerkt.’ Er is al wel een fabriek in Nederland gevonden waar olifantsgras tot cellulosepulp voor de bioplasticsindustrie ver-werkt kan worden en er is een techniek voor-handen om biokerosine te produceren. De eerste wortelstokken van het olifantsgras worden dit voorjaar aangeplant op 12 tot15 hectare vlakbij de luchthaventerminal en maximaal 40 hectare in de wijdere omgeving. Dat betekent meer dan een verdubbeling van het teeltoppervlak van dit gewas in Nederland.De partijen hopen dat de green deal een discussie op gang brengt over de introductie van nieuwe gewassen in het Nederlandse cultuurlandschap en gewasteelt voor biobased toepassingen. ‘Ook geeft dit ons ruimte voor grootschaliger praktijktesten met teelt en verwerking. Verder gaan we bijvoorbeeld het effect op de biodiversiteit van deze teelt bekijken’, zegt Kuypers.Na het sluiten van de overeenkomst meld-den zich nog meer eigenaren van agrarische grond in de buurt van Schiphol voor de proef. ‘Olifantsgras heeft namelijk ook nauwelijks aandacht nodig en kan twintig jaar produ-ceren. Na de derde oogst heb je de inves-tering er uit.’ Onder meer de Rabobank en Schiphol gaan mede-investeren in het project. De Dienst Landelijk Gebied levert expertise in samenwerking met Wageningen UR.

Vliegtuigmotor na een botsing met ganzen. Olifantsgras kan ganzenoverlast rond de luchthaven beperken.

MagazineMaandelijkse uitgave metachtergronden over de thema’s:•Landelijkgebiedennatuur•Duurzameproductie•Ketens,voedsel&dier-

gezondheid

Drie agrarische ondernemers uit de Haarlemmermeer beginnen dit voorjaar met de teelt van olifantsgras op percelen in de omgeving van Schiphol. Ze tekendendaarvoor half december een green deal met Wageningen UR (University & Research centre) en de ministeries van EL&I en I&M.

Met de overeenkomst mikken de partijen op meerdere doelen, vertelt Vincent Kuypersvan Alterra, onderdeel van Wageningen UR. ‘Ten eerste hopen we dat dit het ganzen- probleem voor de luchthaven vermindert. Al twintig jaar wordt geprobeerd de ganzen te verjagen met mitigerende maatregelen, maar nog steeds zijn ze een probleem voor de vlieg-veiligheid. Nu gaan we het landschap zo aan-passen dat ganzen en andere lastige vogels andere locaties gaan kiezen.’ Olifantgras wordt hoger dan maïs en is droger, en de stengels

Green Deal: Olifantsgras bij Schiphol

Informatie: www.thegrounds.nl Contact: [email protected] 0317 - 48 64 17

Page 3: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

3

Overheid soms nodig bij innovatie

den ontwikkeld, in samenspraak met kippen-houders en een stallenbouwer, gingen zede stal realiseren met een kippenhouder inBarneveld via het innovatieprogramma TransForum. Dat het toenmalige ministerievan LNV garant stond voor de lening dienodig was voor de bouw van de stal gaf de doorslag. ‘Vervolgens kwam de lokale over- heid in beeld’, vertelt Dessing. ‘Aanvankelijk paste de stal door zijn volume niet in het bestemmingsplan, maar de gemeente werkte mee en toen verliep het project toch vlot.’

VergunningenBeperkt de rol van kleine gemeenten zich meestal tot het verlenen van vergunningen, grotere gemeenten kunnen problemen op gebied van milieu en verkeer helpen oplos-sen. Verder besluiten lokale overheden over ruimtelijke ordeningskwesties. Dat kunnen lastige keuzes zijn, bijvoorbeeld bij ontsierende mestvergistingsinstallaties. Of megastallen die milieuvriendelijk zijn, maar vooral negatieve emoties oproepen bij omwonenden. ‘Het is wel weer aan de centrale overheid om het maatschappelijke debat over dit soort kwes-ties vorm te geven’, meent Dessing.In een andere case, het kustversterkings-project Building with Nature, waren de

Het rondeel is het resultaat van een succes-volle innovatie. Op dierenwelzijn en milieu scoort deze kippenstal beter dan andere gangbare en biologische stalsystemen. De ronde stal is als een taart verdeeld in parten nacht- en dagverblijf. Het dagverblijf is met glas overdekt, waardoor kippen in het dag- licht rondscharrelen. De verdere uitloop naar buiten kan indien nodig worden afgesloten.De eerste rondeelstal werd in 2010 opgele-verd, inmiddels wordt de vierde gebouwd.Ook in het buitenland bestaat interesse. Maar zonder overheidsbemoeienis was het rondeel nooit uitgevonden, vertelt Noor Dessing, onderzoeker bij Alterra, onderdeel van Wageningen UR. Zij leidde een onderzoek naar de rol van de overheid bij innovaties, aan de hand van vijf cases in de ‘gouden driehoek’ van bedrijfsleven, overheid en kennisinstel-lingen. ‘Innovaties vragen veel energie. De slagkracht van individuele boeren is beperkt. Daarom is steun van netwerkorganisaties, over-heden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven onmisbaar’, stelt Dessing.Zo was het na de ernstige uitbraak van vogel-griep in 2003 de minister van landbouw die geld uittrok voor onderzoek naar betere huis- vestingssystemen voor legkippen. Nadat Wageningse onderzoekers het concept had-

De overheid speelt samen met ondernemers en kennisinstellingen een belangrijke rol bij het ontstaan en uitvoeren van vernieuwende ideeën, stellen Wageningse onderzoekers. Zo was het rondeelei er zonder steun van de overheid nooit gekomen.

provincies overduidelijk vertegenwoordigd. Bij deze innovatie spoelt en waait zand van een voor de kust opgespoten zandeiland naar het land, om zo de kust te versterken. Twee baggerbedrijven namen hiertoe het initiatief, verschillende bedrijven en kennisinstellingen waaronder Deltares, de Bouwdienst van Rijkswaterstaat en IMARES, onderdeel van Wageningen UR, haakten erop aan. Dessing: ‘Het project is opgezet vanuit de technische kant en geadopteerd door gemeenten en kustprovincies. Er loopt nu een pilot bij de Workumerwaard aan de Friese IJsselmeerkust.’ Soms is de deelname van provincies in pro-jecten ook van doorslaggevende betekenisin het verwerven van Europese subsidies. Innovaties komen ook lastig van de grond zonder financiële steun van de centrale over-heid. ‘Momenteel wordt in het beleid echter te weinig ingezet op de eerste innovatiefase van creativiteit en uitvindingen, door bijvoorbeeld thema’s te bedenken en uit te zetten in onder-zoek, zoals met het rondeel’, zegt Desssing. In de pilotfase kan het belangrijk zijn dat de overheid risicokapitaal beschikbaar stelt voor het realiseren van pilots door het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast is het belangrijk dat de overheid netwerkorganisaties ondersteunt, verklaart Dessing. ‘Want netwerken spelen een grote rol in de verspreiding van innovaties.’

Contact: [email protected] 0317 - 48 61 07

Een sleephopperzuiger van Boskalis werkt aan de zandmotor voor de kust bij Kijkduin.

Page 4: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

4

Intensieve varkenshouderij bij Venray.

Page 5: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

5

Contact: [email protected] 0317 - 48 16 75

‘Hier zitten wereldkampioenen’

De gemeente Venray werkt samen metveevoerfabriek Vitelia, de Rabobank, inno- vatiemakelaar KnowHouse bv, de organisatie van agrarische ondernemers in Venray (LLTB) en Wageningen UR (University & Research centre) aan Eiwitrijk. Volgens de betrokken Wageningse onderzoeker, Peter Smeets van Alterra, onderdeel van Wageningen UR, is er alle reden om trots te zijn op de vee-houderij in de regio. ‘Nederlandse boeren zijn de beste eiwitproducenten in de wereld en binnen Nederland zitten de succesvolste ondernemers in de Peel. Je hoort mensen wel eens voorspellen dat de landbouw gaat verdwijnen. Als dat al zo zou zijn, dan zeker niet rond Venray, daar zitten wereldkampioe-nen.’ Wereldkampioenen die door Indiërs en Chinezen misschien serieuzer genomen wor-den dan in eigen land, denkt Smeets. Dierlijke eiwitten worden de komende decennia een gezocht product. ‘We krijgen er drie miljard mensen bij. Mensen die vooral in steden gaan wonen, die rijker zullen zijn en meer dierlijke eiwitten zullen kopen.’De meeste buren zien echter geen wereld-kampioenen maar ruiken ammoniak, en ook zien ze liever geen steeds grotere stallen die het landschap bederven. Smeets: ‘Natuurlijk moet je ook oog hebben voor de problemen, maar zelfs in het verwerken van mest en het beperken van andere impact op de omgeving zijn we top. Juist als het gaat om duurzame ontwikkeling komt de wereld hierheen om de kunst af te kijken.’

Economische krachtWethouder Jan Loonen van Venray is iets minder lyrisch dan Smeets, maar ziet wel dat de veehouderij een grote economische kracht is in zijn regio. ‘We zitten nog in de conceptie-fase van het plan. Wat wij vooral willen is dat de sector in onze gemeente op een andere manier wordt benaderd. Er is al heel veel; we hebben grote innovatieve bedrijven. In Wanssum, vlakbij de Maashaven, werkt Vitelia aan een onderzoekscentrum voor veevoer. De kunst is om het in verband te zien en dan te kijken wat er nodig is om ons op de kaart

Venray wil zich gaan profileren alscentrum van de intensieve veehouderij. Onder de naam Eiwitrijk wil de gemeente laten zien dat de intensieve veehouderij een innovatieve economische sector is, die van grote waarde is voor de regionale economie.

te zetten als Eiwitrijk. Dat willen we in ieder geval doen door te laten zien wat er mogelijk is op een vernieuwende duurzame manier.’Venray wil onder andere vier veehouderijen vestigen in het landbouwontwikkelingsgebied Wüsterveld. ‘Dat mogen geen gewone bedrij-ven worden, maar innovatieve bedrijven die inspireren. Het moet een soort etalage vande toekomst worden.’Onderzoeker Smeets ondersteunt deze zoek-tocht naar slimmere ruimtelijke ordening van de veehouderij in de gemeente van harte. ‘Op dat gebied is in heel Nederland sprake van achterstallig onderhoud. Ruimtelijk heb- ben we de eiwitproductie niet efficiënt geor-ganiseerd.’ Volgens Smeets is vooral de ver-spreide ligging van de bedrijven niet econo-misch. ‘Bij de ruilverkaveling was het doel om de kavel rond huis zo groot mogelijk te maken. Bedrijven die vroeger in het dorp lagen, lig-gen nu verspreid door het land. Dat was goed te beargumenteren toen het nog om grond- gebonden landbouw ging. Het scheelde de boer veel tijd omdat hij niet heen en weer hoefde te rijden tussen alle snippers land.Maar als je het nu zou ontwerpen, zou je het anders doen.’Een varkensbedrijf heeft geen huiskavel meer nodig, zegt Smeets. Vroeger werd daar het voer verbouwd, tegenwoordig komt dat met de vrachtwagen binnen en worden dieren en mest met andere vrachtwagens afgevoerd. Het zou handiger zijn de productie zoveel mogelijk te concentreren. Dan kun je voer efficiënt aanvoeren, de mest om de hoek te

verwerken en dieren leed besparen. ‘De Partij voor de Dieren maakt zich erg druk over het slachten. Dat gaat met veel minder stress gepaard als je ze minder hoeft te vervoeren door de slachterij dichtbij de bedrijven te bouwen.’

TijdConcentratie van productie is lastig omdat buren niet zitten te wachten op grote bedrij-ven. Uitbreiding van bestaande bedrijven is in veel gebieden al lastig genoeg, laat staan dat je grote concentraties bedrijven op een klein oppervlak voor elkaar krijgt. ‘Het kost tijd maar ik ben wel optimistisch. Het verleden heeft laten zien dat het kan. Ruimte voor de Rivier is ook een enorme operatie geweest, en in de jaren zeventig en tachtig zijn weer ook in geslaagd om overlast gevende bedrijven uit de steden te verhuizen naar de bedrijvencentra aan de randen van de stad. Ook de glastuinbouw vindt steeds meer in ruimtelijke clusters plaats.’Wethouder Loonen van Venray wacht nog even met het vaststellen van concreteplannen. ‘Het is goed om over dit onderwerp na te denken, maar een plan ligt er niet van vandaag op morgen.’ Wel wil hij de komende maanden de contouren van Eiwitrijk helder krijgen. Tijdens de Floriade, later dit jaar,wil hij het plan lanceren.

Veevoerbedrijf Vitelia werkt aan een onderzoekscentrum bij de haven van Wanssum.

Page 6: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

6

de kennis die wij hebben opgebouwd opeen andere manier maatschappelijk relevantte maken. Eigenlijk is het merkwaardig datwe de kennis die we met behulp van belasting- geld hebben opgedaan nog maar weinig nut- tig hebben proberen te maken buiten het Haagse circuit.Een laatste reden is dat de rijksoverheid bevoegdheden verschuift naar provincies en regio’s. Er gebeurt dus ook meer in regio’s dan vroeger. Ook al omdat de samenleving verandert. Mensen worden mondiger en wach-ten niet meer op de overheid om initiatieven

Vanwaar die interesse voor regionale projecten. Is Wageningen UR op zoek naar meer omzet?‘Dat is een deel van het verhaal. Het klinktwat plat, maar voor ons is het een noodzaak om nieuwe opdrachtgevers te zoeken. De budgetten van de rijksoverheid lopen terug. Als we onze mensen aan de slag willen hou-den moeten we andere plekken vinden waar we aan de bak kunnen. Die zoeken we onder andere in de regio. Gelukkig komen we er steeds meer achter dat het werken in de regio mooie kansen biedt om

Kees Slingerland, algemeen directeur van de Environmental Sciences Group van Wageningen UR, leidt het regioteam van Wageningen UR. Doel van het team is om zeven hotspots uit te bouwen. Van de Delta en het Groene Hart tot Greenport Venlo en de Dairy Campus. ‘Dat is niet makkelijk. We rekenen op een investering vanjaren voordat we geworteld zijn.’

te nemen. Dat doen ze zelf. Alle reden dus om te gaan zoeken naar aanknopingspunten voor ons.’

U bent twee jaar bezig. Komt het van de grond?‘Dat is wisselend. We zijn twee jaar geleden begonnen en hebben eerst geprobeerd om één uniforme strategie op papier te zetten. Na een poosje hebben we gezien dat dat onzin is. Er is niet één strategie te bedenken waarmee we de oorlog winnen. Ieder regio is anders, en onze startpositie is niet overal hetzelfde. Het is meer een guerrilla dan een geregelde oorlogsvoering. Daarom hebben we een aantal hotspots aangewezen waar we van geval tot geval kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen. Als regioteam is onze doelstelling om te kijken of we per hotspot

‘Wageningen UR moet flexibeler worden’

Kees Slingerland: ‘Mensen moeten kunnen zeggen: daar staat iets moois en dat hebben we aan Wageningen te danken.’

Page 7: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

7

een omzet kunnen genereren van twee mil-joen euro. Als we dat hebben, is het gewoon business geworden. Dan hoeven we er als regioteam niet meer tussen te zitten. De ene hotspot komt makkelijk op gang, bij andere hebben we meer moeite.’

Waar is het moeilijk?‘Lastig is dat regio’s anders in elkaar zitten dan de opdrachtgevers die we gewend zijn. Regio’s hebben geen adres. Onze traditionele opdrachtgevers kennen we door en door.We weten wie we moeten bellen bij het minis-terie. Maar bij regionale projecten is dat heel anders. De grote vraag is vaak: waar moeten we zijn? Dat is een andere manier van werken, die we langzaam in de vingers krijgen. We denken dat het doorgaans vier à vijf jaar duurt voordat je iets hebt opgebouwd van nul naar een aantal projecten met vlees op de botten.Maar soms gaat het veel sneller. In Zeeland zijn we er bijvoorbeeld al dichtbij. Daar liepen al allerlei initiatieven voordat we met het team begonnen. We hebben daar de zeeboerderij van Willem Brandenburg die experimenteert met zeewierteelt, een proeflocatie voor de kweek van Zeeuwse tong, contacten met andere onderwijsinstellingen, we denken mee over krimp met de provincie en we hebben een prachtige vestiging in Yerseke. Ook rond Greenport Venlo en rond de Dairy campus in Friesland maken we snel voortgang. Je zou kunnen zeggen dat dat ook makkelijk scoren zou moeten zijn. Het zit in het hart van onze expertise, er zijn duidelijke verantwoordelijken en doelen en er is geld. Als we daar niet bij zouden zijn, zouden we zitten te pitten.Moeilijker hebben we het bijvoorbeeld in de Randstad en in het Groene Hart, twee andere hotspots. In het veenweidegebied spelen veel zaken waar wij in Wageningen verstand van hebben: een moeilijke bodem, veehouderij, afwatering, cultuurhistorie. Maar er is niet één sterke economische macht waar je aan kan kloppen als je daarmee aan de slag wilt. Wij zijn blij dat we een kenniscentrum veenweide-gebied hebben.Wij denken ook dat we de Randstad veel te bieden hebben. Daar is de economische kracht geen probleem. Het gaat daar om bekendheid met onze expertise. De gemeente Amsterdam denkt niet meteen ‘laten we Wageningen eens bellen’ als ze ergens mee zitten. Schiphol keek ook vreemd op toen we aanboden mee te denken over hun duurzaam-

heidsdoelstellingen. We proberen nu in de Randstad de contacten te leggen via ROC’s, via de gemeente Rotterdam die klimaatproof wil worden en via Schiphol, om iets op te bouwen.’

Wanneer is het team geslaagd? ‘We moeten over een paar jaar wel een paar concrete successen hebben. En dan meet ik succes niet af aan onze omzet, maar aan resultaten voor mensen in de regio. Zij moe-

ten kunnen zeggen: daar staat iets moois en dat hebben we aan Wageningen te danken. In Wageningen zijn we geslaagd als we als organisatie leren om flexibeler te bewegen.In Wageningen waren sommige onderdelen dat al wel gewend, denk aan de onderzoekers van Food, die zijn gewend om voor veel ver-schillende opdrachtgevers te werken. Voor bijvoorbeeld het LEI en Alterra liggen er nog interessante uitdagingen.’

De regionale hotspots van Wageningen UR.

1. Food Valley 2. Noord Nederland: water, energie en technologie

(Energy Valley) 3. Zuidwestelijke delta 4. Greenport nl a. Greenport West: Bollenstreek, Westland, Aalsmeer, Boskoop b. Greenport Venlo c. Greenport Betuwse bloem d. Agriboard - Noord-Holland 5. Randstad a. Noordvleugel: food, design en stadslandbouw b. Zuidvleugel: climate initiative, agrologistiek, groene metropolen 6. Westelijk veenweidegebied - mogelijke koppeling met Randstad zuidvleugel 7. Dairy Campus

Legenda

27

1

4c

4b

3

4d

4a

5a

5b

6

Page 8: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

8

Hoe onderscheid je een eenzame zeurpiet van een echte zegsman?

op gemeentelijk niveau ook steeds lastiger dat te beoordelen, omdat gemeenten door herindelingen steeds groter worden, met een grotere afstand tussen bestuurders en burgers tot gevolg. Gemeenten die bestaan uit verschil-lende dorpen, lossen dat soms op door een burgerinitiatief eerst in de dorpsraad te laten beoordelen.’Een ander dilemma voor gemeenten, vertelt Coninx, is dat wetten en regels niet altijd de ruimte bieden aan initiatiefrijke burgers. Verder lopen ze aan tegen het gelijkheidsbeginsel. Want hoe meer je van burgers verlangt zichzelf te organiseren, hoe meer ongelijkheid dat kan opleveren. ‘Want wat doe je met groep diezich niet roert? Hebben zij dan pech gehad, of moet je er toch nog iets mee?’, schetst Kruit.Een laatste punt is dat de overheid en inwo-ners niet per definitie dezelfde mening hebben over waar de verantwoordelijkheid van de één ophoudt en die van de ander begint. ‘Maar watmoet de overheid doen als onduidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is?’, zegt Kruit. ‘Moet de overheid dat dan gaan uitzoeken, moeten ze burgers gaan stimuleren of die

Onderzoekers Ingrid Coninx en Jeroen Kruit van Alterra bekeken hoe gemeenten omgaan met burgers die ergens het initiatief toe nemen of participeren in besluitvormingsprocessen. De Coninx en Kruit voerden daarvoor gesprek-ken met ambtenaren en bestuurders in enkele gemeenten, variërend in grootte en verspreid door het land. Gemeenten pakken het onderwerp verschillend op: als manier om bezuinigingen te realiseren of om meer draagvlak voor plannen te krijgen en zo te laten zien dat de gemeente goed voor haar inwoners zorgt. ‘Gemeenten zijn zich bewust dat ze meer rekening moeten gaan houden met burgerinitiatieven’, zegt Coninx. Wel zien gemeenten zich voor dilemma’s geplaatst als burgers met plannen komen, maakt ze duidelijk: ‘In de uitvoering streven gemeenten naar draagvlak en tevreden bur-gers. Maar ze zitten in een spanningsveld tussen hoe krijg je burgers actief en hoe houd je actieve burgers in toom. Zo weten ze niet goed hoe ze burgerinitiatieven moeten beoor-delen. Wordt hun betoog breed gedragen of gaat het om een geïsoleerde groep? Het wordt

Een verwaarloosde buurtspeeltuin, een park dat dreigt te worden volgebouwd of een weg die steeds gevaarlijker wordt. Burgers trekken over allerlei zaken gezamenlijk bij gemeenten aan de bel. Hoeveel ruimte ze hebben voor eigen initiatief en eigen oplossingen verschilt per gemeente, blijkt uit een verkennend onderzoek van Alterra, onderdeel van Wageningen UR.

taken toch zelf op zich nemen? En wie trekt zich terug bij een clash, als beide zich ver-antwoordelijk achten?’In de manier waarop gemeenten met burger-initiatieven omgaan, onderscheiden de onder-zoekers uiteindelijk drie discoursen. Ten eerste één waarin burgers als gelijkwaardige partij gezien worden waar je afspraken mee kunt maken – de zelfredzame samenleving, waarbij de huidige wetgeving soms knelt. Een tweede is burgers veel ruimte bieden in vastgestelde kaders, maar uiteindelijk als gemeente wel zelf beslissen – in het onderzoek de geïnstitu-tionaliseerde burger genoemd. En een derde discours waarbij burgers wel zaken kunnen inbrengen, maar waar het mandaat duidelijkbij de democratisch gekozen gemeenteraad ligt – ‘verantwoordelijkheid is bevoegdheid’.Overigens vermoeden veel gemeenten dat burgers niet automatisch in de gaten gaan springen die vallen door de huidige crisis en daaruit voortkomende bezuiniging. ‘Zij denken dat door de crisis de creativiteit van burgers juist afneemt, wat kan leiden tot minder burger-initiatieven.’ Deze gemeenten zoeken naar manieren om hiermee om te gaan.

Contact: [email protected] 0317 - 48 83 60

Dit Arnhemse plein werd mede ontworpen door buurtbewoners.

Page 9: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

9

Wet beschermt landschap onvoldoende

bestemmingsplaneisen voor grote rivieren,kustfundament, de Wadden en het Wadden-gebied, de mainportontwikkeling Rotterdamen defensieterreinen. De komende tijd wordt nog meer in het Barro ondergebracht. ‘Als de EHS daar dan ook in wordt opgenomen, dan wordt de EHS wel rechtens beschermd.’Voor Nationale Landschappen, die doordecentralisatie een verantwoordelijkheid zijn van provincies, ziet Kistenkas een andere oplossing. Bescherming kan via de provinciale

Kistenkas bestudeerde twee jaar jurispru- dentie over bescherming van het landschap. De landschappen ontberen rechtsbescherming, concludeert de jurist daaruit. ‘Nationale Land- schappen en hun kernkwaliteiten zijn benoemd in de Nota Ruimte. Dat is geen wet. Ook denieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet. Bij de beoordeling van plannen kijkt de wetgever naar wetgeving en verdragen.Er was geen EHS-wet of Wet nationaal land-schap, dus bescherming was niet afdwing-baar. Overheden en dan vooral bouwlustige gemeenten konden dus gewoon hun gang gaan. Bezwaarmakers hebben geen poot om op te staan. Een gevolg daarvan is dat er in Nationale Landschappen gewoon wordt gebouwd, zoals in het Groene Hart.’Het Besluit algemene regels ruimtelijkeordening (Barro), dat sinds eind december vorig jaar regelt waaraan bestemmings- plannen moet voldoen, is wel wetgeving.In het huidige Barro staan nu alleen nog

Landschapswaarden worden juridisch nog niet goed beschermd. Dat concludeert Fred Kistenkas van Alterra, onderdeel van Wageningen UR.

ruimtelijke verordening (PRV). Met een ‘ja,mits’ regime, waarbij je ruimtelijke plannen toetst op hun effect op kernkwaliteiten van het landschap, zoals openheid. ‘Als je dat in de PRV opneemt is die toetsing van effecten van plannen op de kwaliteit van het landschapwel afdwingbaar.’Het opnemen van de bescherming van Natio-nale Landschappen in iedere PRV, kan de rijksoverheid afdwingen in het Barro, zegt Kistenkas. ‘Zo krijgen provincies ook een juridisch instrument in handen om gemeenten in het gareel te krijgen. Met verordeningen en inpassingsplannen kunnen ze het landschap overeind houden. Ik zou zeggen: maak daar dan ook gebruik van.’Dat de provincies een stevige vinger in de ruimtelijke ordeningspap hebben en houden is volgens Kistenkas wel belangrijk. ‘Het gedrag van gemeenten, zoals het maken van bestem-mingsplannen in de EHS en het negeren vande Boswet, laat zien dat je ze aan regelsmoet binden.’

De overdracht van bestuurlijke verant-woordelijkheden is geen wondermiddel om de herinrichting van gebieden sneller en soepeler te laten verlopen. Dat blijkt uit een proef in Enschede.

Met de komst van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zijn verantwoordelijk-heden en geld voor de inrichting van het lande-lijk gebied overgeheveld van rijk naar provin- cies. Het huidige regeerakkoord gaat uit van verdere decentralisatie van het ILG en natuur-beleid naar provincies.In Enschede, dat twee grote herinrichtingspro-jecten heeft net buiten de stad, is geprobeerd of het beleid voor het landelijk gebied niet nog verder gedecentraliseerd kon worden van pro-vincie naar gemeente. De gedachte was dat zo meer samenhang in projecten en meer draag-vlak onder bewoners en gebruikers zou ont-staan, en het proces sneller zou verlopen. De gemeente wilde ook graag meer zeggenschap over wat er in haar buitengebied gebeurt.

In de pilot nam Enschede anderhalf jaar verantwoordelijkheden over van de provincie Overijssel voor de inrichting van haar buiten-gebied. Onderzoekers van Alterra, onderdeel van Wageningen UR, evalueerden dit experi-ment, waar ook waterschap Regge en Dinkel en Dienst Landelijk Gebied (DLG) bij betrokken waren. De provincie droeg niet alle bevoegd-heden over in de pilot. Het was een combinatie van decentralisatie en anders samenwerken. De provincie wilde belangrijke touwtjes inhanden houden en zal dat ook willen blijven houden, verwacht Froukje Boonstra, onder-zoeker bij Alterra.Positief gevolg van het experiment is dat de gemeente en DLG beter zijn gaan samen-werken in de herinrichtingsgebieden, en dat meer gemeenteambtenaren weten wat er in hun buitengebied speelt. De gemeente heeft wel ontdekt dat regie vooral wat toevoegt in de beginfase, niet bij de uitvoering en afron-ding. ‘Voor Enschede was de relatie van het buitengebied met de stad belangrijk. Maar

in de uitvoeringsfase ligt al veel vast. Was de gemeente in het begin een sterkere partij geweest, dan had de herinrichting er anders uitgezien’, denkt Boonstra.Van meer draagvlak en versnelling is het niet gekomen. Boonstra: ‘Herinrichtingen duren lang omdat ze complex zijn.’ Er zijn bijvoor-beeld veel grondeigenaren bij betrokken met allemaal eigen ideeën. In Enschede waren dat naast boeren ook stedelingen met paarden-weitjes en de gemeente zelf die grond had gekocht voor stadsuitbreiding.Voor meer samenhang, draagvlak en snelheid zijn dus naast veranderingen in bevoegdheden ook veranderingen nodig in wetten, regelingen, afspraken, gewoonten en overtuigingen – wat al gauw jaren kost.

‘Je bent er niet met het overdragen van bevoegdheden’

Informatie: Alterra-rapport 2125 Contact: [email protected] 0317 - 48 51 31

Contact: [email protected] 0317 - 48 53 84

Nationaal Landschap het Groene Hart.

Page 10: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

10

Tapijtschelpen voor Zeeuwse pasta

Spaghetti met vongole. Zeeuwse schelpdierbedrijven werken samen aan binnendijkse teelt van de tapijtschelp.

samen met Roem van Yerseke, een ander groot Zeeuws schelpdierenbedrijf dat in Zeeuwse Tong deelneemt, een proefstation. Dat heeft acht vijvers met schelpen en zestien met algen waarin ze experimenteren met de teelt. Dit proefstation maakt ook deel uit van het project Zeeuwse Tong. De proeven leveren volgens De Vos ook inzich-ten op die gebruikt kunnen worden in de tradi-tionele activiteiten van het bedrijf. ‘Omdat we beter weten welke factoren bepalend zijn voor de groei van schelpdieren, weten we ook beter welke waterkwaliteit we moeten hebben bij het verwateren van mosselen in de Oosterschelde.’Bang om de concurrent te helpen is De Vos niet. ‘Onze afdelingen marketing en verkoop zijn concurrenten, maar in het onderzoek zijn we collega’s. Wij hebben belang bij de aan-wezigheid van een stevige sector in de regio. Die bouw je niet op één bedrijf.’

Het proefbedrijf aan de voet van de Zeeland-brug zoekt naar mogelijkheden om nieuwe teeltsystemen voor tong, schelpdieren, algen en zagers te combineren. Het leverde eerder in 2011 ook al de eerste lading binnendijks geteelde tong op. Doelstelling voor het proef-bedrijf is het vinden van commercieel haalbare nieuwe teelten. Daarbij proberen onderzoekers en deelnemende bedrijven zoveel mogelijk kringlopen te sluiten. De basis voor het bedrijf is de teelt vanzagers – zeeduizendpoten die gegeten wor- den door tong. Om het water in de bassins schoon te houden, experimenteert onderzoe-ker en locatiemanager van het proefbedrijf

Sander Ruizeveld de Winter met verschillende schelpdieren, waaronder tapijtschelpen.

BinnendijksOok schelp- en schaaldierenbedrijf Prins & Dingemanse doet proeven met de binnendijkse teelt van deze schelpen. Volgens Ronald de Vos, directeur aquacultuur van het bedrijf, is de teelt interessant omdat de schelpen relatief duur zijn, en in de Nederlandse zee alleen in lage dichtheden voorkomen. ‘Wij denken dat het mogelijk is om op land schelpdieren te telen met een hogere efficiency dan in open water. Je kunt ze in hoge dichtheden inzaaien en je hebt geen last van predatoren zoals krabbenen zeesterren.’ Binnendijkse teelt van schelp-dieren zou volgens De Vos ook voor andere dure schelpdieren interessant kunnen zijn. De Vos werkt in zijn onderzoek samen met Stichting Zeeuwse Tong, het samenwerkings-verband tussen negen bedrijven, agrarische ondernemersorganisatie ZLTO, Wageningen UR (University & Research centre) en Hogeschool Zeeland. Ook heeft Prins & Dingemanse

Het proefbedrijf van Stichting Zeeuwse Tong heeft in december een nieuw product geleverd: tapijtschelpen. Tien restaurants testen de schelpdieren nu in hun gerechten. De tapijtschelpen zijn de eerste schelpdieren die binnendijks zijn geteeld. Ze worden onder andere gebruikt als vongole in pastagerechten.

Informatie: www.zeeuwsetong.nl Contact: [email protected] 0317 - 48 17 37

Page 11: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

11

Ambassades brengen partijen bij elkaar‘Wij hebben er met veel mensen gesproken over waar de kansen liggen, om te kijken waar Nederland op korte en op langere ter-mijn het verschil kan maken.’ Dat maatwerk is nodig, zegt delegatielid Herman Brouwer van het CDI: ‘Je mag niet verwachten dat wat in Ethiopië werkt, ook in Kenia werkt.’ Wel geldt voor alle landen dat de ontwikkeling van meer ondernemerschap in de landbouw belangrijk wordt gevonden voor de rurale en nationale economische ontwikkeling.De missies waren ook bedoeld om initiatieven te identificeren waar met middelen van DGIS snel resultaat is te bereiken op het gebied van meer voedselzekerheid met betrokkenheid van de private sector. In Kenia werden bij-voorbeeld grote kansen in pootgoed gezien. Producenten en verwerkers bleken behoefte te hebben aan betere pootaardappels, die minder vatbaar zijn voor virussen. Na maïsis aardappel het belangrijkste landbouw-product in Kenia. Er waren echter veel beper-kingen aan de import van nieuw pootgoed uit

Ambassades in de landen waar Nederland een ontwikkelingsrelatie mee heeft, gaan werken aan een betere voedselzekerheid ter plaatse. Het Centre for Development Innovation (CDI) van Wageningen UR ondersteunt de ambassades daarbij.

Het kabinet vindt voedselzekerheid een belangrijk thema in ontwikkelingssamenwer-king; Nederlandse bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties hebben op dit terrein veel kennis en ervaring te bieden. Voor de Nederlandse ambassades in de vijftien partnerlanden is voedselzekerheid vaak echter nog een nieuwe thema. Ter ondersteuning van de ambassades bij de ontwikkeling van hun strategisch meerjarenplan voor 2012-2015, krijgen de landen bezoek van interdisciplinaire teams van experts onder leiding van het CDI. Inmiddels zijn negen Afrikaanse landen en de Palestijnse gebieden bezocht.De teams brachten per land in kaart wat er op het gebied van voedselzekerheid speelt.

Nederland. Dankzij snelle investeringen van DGIS kon de ambassade kort daarna al opdie terreinen gaan werken aan het slechten van die barrières. Daarnaast gaan ze ngo’sen producenten die al met pootgoed aan hetexperimenteren zijn, samenbrengen om de innovaties te versnellen. Naar verwachting kunnen nieuwe rassen de huidige opbrengst tot acht maal vergroten. Wageningse onder-zoekers gaan de komende tijd bijdragen aan die combinatie van technische input en het faciliteren van de sector.In Ethiopië is al meer ervaring met deze manier van werken, vertelt Brouwer. Daardoor kan daar ook worden geïnvesteerd in het uitbouwen van initiatieven, onder meer op het gebied van zaden, kleinschalige groenteteelt en de zuivelketen.

werkte Koopmanschap aan bescherming van de leefomgeving van de grote trap. Dat is een bedreigde steppevogel die zo groot als een ree kan worden; het is één van de zwaarste vliegende vogels ter wereld. Hij komt in Turkije met name voor op velden met extensieve graanteelt.Het was voor de grote trap pilot op zich niet moeilijk om betrokkenen rond de tafel te krij-gen, vertelt Koopmanschap. ‘Turkse boeren zijn trots op hun land en cultuur, en tegelijk geïnteresseerd in Europa. Ze zien misschien niet direct de voordelen van het beschermen van de grote trap zoals bij de maatregelen voor waterbesparing en bodembescherming. Maar toen ze hoorden dat boeren in andere lidstaten ook compensatie kunnen krijgen voor vogelbescherming, wilden zij het ook wel pro-beren.’ De vogel kan ook aanknopingspunten voor ecotoerisme bieden, zoals het ooievaars-dorp Cigoc in Kroatië toeristen trekt.Koopmanschap werkte verder aan de training van ambtenaren op nationaal niveau. Zij gaan straks lokale ambtenaren leren hoe je boeren

Samen met Spanje en Estland ondersteunde Nederland afgelopen jaar Turkije bij de invoe-ring van beloningen voor boeren voor maat-schappelijke diensten. Dit Agri-environment programme is onderdeel van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Esther Koopmanschap van het Centre for Development Innovation van Wageningen UR, was actief in dit project. Eerder werkte ze in Turkije aan de implementatie van Natura 2000 en een opleidingstraject voor ambtenaren voor invoering van de KRW. ‘Voor de beloning van maatschappelijke diensten hebben we voor drie pilotgebieden rond Ankara pakketten van maatregelen opgesteld. Boeren die de maat-regelen invoeren, krijgen daar van de overheid een vergoeding voor.’In één pilot worden boeren gestimuleerd om gewasresten op het veld te laten staan. ‘Meestal branden boeren dat af, wat de bodem-biodiversiteit schaadt.’ In een tweede pilot zijn voor boeren teeltplannen ontwikkeld die min-der water vragen; water is in veel streken in Turkije een aandachtspunt. In het derde project

Als kandidaat-lid van de Europese Unie moet Turkije al gaan voldoen aan Europese richtlijnen als de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitarichtlijn (VHR). Het ministerie van EL&I ondersteunt Turkije bij implementatie van Europees beleid.

bewuster maakt van de invloed van landbouw op de omgeving, hoe je analyses maakt van verschillende belangengroepen en hoe je om-gaat met participatie.

De grote trap is zo groot als een ree.

Turkse boer gaat grote trap beschermen

Contact: [email protected] 0317 - 48 68 68

Informatie: www.cdi.wur.nl Contact: [email protected] 0317 - 48 13 91

Page 12: 02-2012 Decentraal en Regionaal KennisOnline

12

Maar problemen en conflicten horen erbij, en er is geen blauwdruk voor de samenwerking mogelijk. Bij publiek-private samenwerking (PPS) zou over de rol van het bedrijfsleven vaak beter nagedacht moeten worden. Die rol kan heel groot zijn; uiteindelijk maakt het bedrijfsleven het verschil. Maar zaken van publiek belang, zoals duurzaamheid, kun je niet blindelingsoverhevelen naar het particuliere bedrijfsleven. Dat kan alleen als een bedrijf daar geld mee kan verdienen. Is er geen geld te verdienen, dan heeft het bedrijfsleven en andere prikkel nodig om dat publieke belang te gaan dienen. Voordat je een PPS opzet moet je er dus goed over nadenken wat er op het spel staat en wie wat gaat doen. En bedenk dat PPS’en zaken ingewikkelder maken en niet eenvoudiger.Al was het maar omdat mensen in het bedrijfs-leven een andere taal spreken dan mensen bij de overheid.’

Jim Woodhill, directeur van het Centre for Development Innovation (CDI), een inter- disciplinaire en internationaal georiënteerde unit binnen Wageningen UR:

‘In de internationale samenwerking is ruim veertig jaar ervaring met participatie, het samenbrengen en betrekken van verschillende belanghebbenden in projecten. Denk aan de ontwikkeling van de zaaizaadsector in Ethiopië of de rondetafelbesprekingen over duurzame palmolie. Het CDI (voorheen IAC) organiseert al meer dan tien jaar internationale cursussen over multistakeholderprocessen. Uit die inter-nationale ervaringen zijn lessen te trekken voor de Nederlandse praktijk. Dat bleek bijvoorbeeld toen professionals uit de Nigerdelta een cur-sus deden bij CDI. Een casestudie ging over de mogelijkheid om weilanden in Ameland te laten overstromen bij hoogtij om zo natuur te ontwikkelen. De cursisten van CDI kwamen in Ameland dezelfde problemen en mogelijkheden tegen als in eigen land bij het organiseren van de samenwerking tussen verschillende partijen. Zo is een belangrijke les dat onderzoekers of beleidsmakers die de rol krijgen om mensen te verbinden, zich moeten realiseren dat dit andere vaardigheden van ze vraagt dan van een klassieke onderzoeker. De benodigde capaciteiten, zoals netwerkvaardigheden, wor-den vaak als vanzelfsprekend gezien. Maar heeft een facilitator geen netwerkvaardigheden, dan slaagt het project niet. Ook moeten onderzoekers in dit soort proces-sen niet bang zijn voor politiek en in staat zijn om politiek te denken, dus in termen van belangen van partijen. Daar ligt bij kennis-instellingen en onderzoekers nog wel eens een zwakte; onderzoekers zijn toch geneigd te denken dat ze politiek moeten overlaten aan anderen. Maar bij multistakeholderprocessen, het samenbrengen van partijen, is het wezen-lijk om rekening te houden met de belangen van alle partijen, ook die van de facilitator of onderzoeker zelf. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om decentralisering. Bij regionale samenwerking is de vraag bij

Reflectie

welke partij het leiderschap komt te liggen een wezenlijke vraag. Ook dat is een politieke kwestie die de facilitator niet uit de weg moet gaan. Een facilitator kan zelf een procesleiden en knopen doorhakken, maar dat kan ook een bedrijf of een lokale overheid zijn.Het kan makkelijk lijken om taken over tehevelen van de rijksoverheid naar de provin-cies, maar dat werkt alleen als regionalepartijen dat aankunnen. Andere aandachtspunten zijn de afstem- ming van de verschillende rollen van partijenin een proces, en de vraag of vertegenwoor-digers van belangen, bijvoorbeeld bewonersof bedrijven, inderdaad de belangen ver- tegenwoordigen die ze zeggen te vertegen-woordigen. Processen waarbij partijen met verschillende belangen moeten samenwerken zijn ingewik-keld en verlopen nooit gladjes. Mensen moeten ook bereid zijn te blijven leren van elkaar.

Decentralisatie en regionaal werken draaien vaak om het bij elkaar brengen van partijen. Daar is veel ervaring mee opgedaan in de ontwikkelingssamenwer-king. Hier zijn lessen uit te leren zijn voor de Nederlandse situatie. Wees niet bang voor politiek, bijvoorbeeld.

‘Wees niet bang voor politiek’

Jim Woodhill: ‘Een wezenlijke vraag bij regionale samenwerking is bij wie het leiderschap komt te liggen.’