0-nummer 19
Transcript of 0-nummer 19
nummer 19
Herstel Ondersteunende Zorg
Begint men het eindelijk te begrijpen?
Symposium Cliëntenraad Arkin
Een prettig gesprek met Tony
Cliënten Service Desk
Muziekgroep bij Roads
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
-nummer 1902
Nul-nummer 19 februari 2016
0-nummer is een cliëntgestuurd project van de Cliëntenraad Arkin. Dit magazine is gemaakt voor en door (ex) cliënten van Jellinek/Mentrum Verslavingszorg Amsterdam.
ColofonRedactie & medewerkers:
Kees C. KeuchTello NeckheimMaaike RiemersmaAngelique GeurtsTony RaëdeckerJos Oude BosGert de HaanMartinus StollengaTommie ThienpontToon JehoelMarko de HaanJohan van GlabbeekJoyce TitoReinier SchippersKees WetermanNiels Höfelt
Pre-press en druk:Drukgoed & Paardekooper displayAmsterdam
Redactieadres:Redactie Nul-nummerp/a Cliëntenraad ArkinPostbus 758481070 AV AmsterdamE: [email protected]: www.jellinek.nl/clientenraad
Inhoud:2 Redactioneel3-4 Herstelwerkzaamheden5-6 Kerstsymposium7-9 Jaap van der Stel ‘Herstel gaat in vieren’10-13 Irene van der Giessen ‘Paradigmashift’14 OMA houdt me op de been15 Gehannes met Handvest16-23 ‘Wat verslaving betekent’24-25 Gered- Cliënten Service Desk26 ‘Herstel’27 Zwartboek Kostdelersnorm28-29 ‘De Brede Herberg’29 Spin onder mijn schedel30 Roads muziekgroep31 Afscheid
RedactioneelOndergetekende is de laatste tijd enigszins in mineur stemming. Ik maak me
zorgen over de toegankelijkheid van de verslavingszorg en andere sectoren in
ggz land. Ambulantisering, ga maar thuis afkicken. Voor wie nog wel een bed
in een behandelkliniek weet te bemachtigen moet weten dat het therapeu-
tisch oefenverlof is afgeschaft omdat de verzekering alleen betaalt als het
bed beslapen is. Uit m’n omgeving verneem ik dat sommigen helemaal niet
meer in aanmerking komen voor een opname en behandeling, tenzij je een
vrijwillige RM (rechtelijke machtiging) geregeld krijgt. Lees de ervaringen van
Tony vanaf pagina 18. Ambulantisering, bedden worden afgebouwd zonder dat
er eerst een beter alternatief is opgebouwd; vertrouw maar op de wijkzorg
dicht bij huis. Niets vertrouwen want het functioneert (nog) niet. Het aantal
patiënten dat dakloos is of in crisis verkeert neemt snel toe. En het kabi-
net heeft besloten dat gokken op internet legaal wordt; wie is hier nou gek?
Door de decentralisaties en ontbreken van financiële steun valt (verslaving)
preventie tussen wal en schip. Bekend is dat gemeenten preventie veel te
weinig prioriteit geven. De sociale wijkteams zijn zich onvoldoende bewust
van verslavingsproblematiek in de wijk. De laatste tijd hoor ik teveel verhalen
over toediening van verkeerde medicatie. Waar ik me kwaad over maak is de
bureaucratie en gesjoemel van de uitkering verstrekkers en financieel bewind-
voerders. Gelukkig dat er een Cliënten Service Desk is binnen Arkin; zie pagina
24. Waar ik zo langzamerhand kotsmisselijk van word is het gemanipuleer van
de politiek met haar verfomfaaide plannen zoals de participatiemaatschappij.
Laat me niet lachen met de kreet ‘allemaal meedoen’. De ‘Herstelgedachte’
waar we eindelijk mee op de goede weg zijn lijkt het, maar door allerlei ob-
stakels wordt gehinderd. De Herstelgedachte, wat wordt uitgelegd dat je het
vooral zelf moet doen, dus ook je noodzakelijke dagbesteding zelf betalen van
je uitkering voor zover deze niet is gesloten of wegbezuinigd. Onder het kopje
‘maatschappelijk herstel’ wordt o.a. verstaan het hebben van veilige huisves-
ting. Voor velen kon dat lange tijd via ‘beschermd woonprojecten’. Triest word
ik er van als ik de minister voor Wonen, drs. Blok, hoor zeggen ‘het niet als
zijn taak te zien om gemeenten te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor
de volkshuisvesting’. Is het nou zo moeilijk er voor te zorgen dat gemeenten,
woningcorporaties en zorgaanbieders samenwerken? Spuugzat word ik van de
vercommercialisering en nieuwe financieringsmodellen in de zorg. De thuis-
zorg letterlijk uitgekleed voor zover er nog iets is uit te kleden. Er is nog nooit
een goed zorgsysteem kwalitatief verbeterd door financiers en wetgevers, wel
verslechterd. Minder geld, evenveel rechten op zorg en zeggen dat de ggz veel
beter kan, is de kluit belazeren. Dat het een versplinterde rommelmarkt is
geworden met een exploderend aantal aanbieders waaronder ondernemende
charlatans, dat komt niet door de beroepsgroep. Die was juist aan het fuseren
en certificeren. Guerrilla gevoelens borrelen op bij het nieuws over bewuste
manipulatie met woekerpolissen, hoewel ik hier niets mee van doen heb en
gelukkig mijn kapitaal in andere zaken heb gestoken. Dat het opknappen van
een metrobuis i.p.v. 160 miljoen nu 320 miljoen gaat kosten. Durf er gif op in
te nemen dat dit uit de WMO pot wordt betaald. Het is zeker niet mijn intentie
van alles onderuit te halen en alleen maar kritiek te leveren. In dit Nulnum-
mer worden er gelukkig nog enkele positieve gedachten geventileerd. Voor het
Nulnummer is dit de dikste uitgave tot nu geproduceerd, dankzij de inzet van
een aantal personen die zich er nog niet bij hebben neergelegd. KCK.
-nummer 19 03
Concept: Herstelwerkzaamheden ‘Waarbij er dus sprake is van co-creatie’
In de maand september ging de Cliëntenraad Arkin
diepgaand aan de slag met het updaten van de kennis
op het onderwerp HERSTEL. De activiteiten vormden
een belangrijk onderdeel voor de visievorming bin-
nen de cliëntenraad op dit onderdeel in de komende
tijd. Want zowel binnen de organisatie van Arkin,
als stedelijk en landelijk is dit weer een belangrijk
onderwerp op de agenda met een frisse insteek en
nieuwe inzichten.
De aftrap werd gegeven op woensdag 2 september met
een werkbezoek aan het Trimbos-instituut/Phrenos.
Aansluitend werd het Enik Recovery College bezocht.
De eerste herstelacademie in Nederland vóór erva-
ringsdeskundigen, geleid dóór ervaringsdeskundigen.
Beide in de stad Utrecht.
Bij het Victoria hotel stonden die ochtend circa 50
mensen te wachten uit allerlei windstreken: niet alleen
cliëntenraadsleden en ondersteuners van de cliënten-
raad Arkin maar ook zeker twintig ervaringswerkers en
hun projectleider, een medewerker van het Herstelbu-
reau en een medewerker van het Scholingsbureau van
Arkin. En de projectleider Herstel van de Hogeschool
van Amsterdam. Er ontstond een mooie uitwisseling en
die begon al in de bus. Gezamenlijk op stap want Her-
stel doe je niet alleen.
De meningen waren verdeeld
Onder leiding van Dienke Boertien, coördinator pro-
gramma Herstel, ervaringsdeskundigheid en participa-
tie van het Phrenos kenniscentrum en Ervaringswer-
ker werden we ingeleid in het onderwerp Herstel. En
uitgedaagd tot mening vorming. Kon een Ervarings-
werker met een ggz achtergrond ook iemand met
verslav ingsproblematiek begeleiden? De meningen
waren verdeeld want Herstel is een individueel pro-
ces waarbij je altijd weer maatwerk moet leveren. Er
werd gewezen op het specifieke van verslav ing. Het
belang van een lotgenoot die dezelfde ervaring heeft
en als rolmodel fungeert. Die de tricks en manipulaties
doorheeft en weet wat het is om jezelf en je omgeving
voor de gek te houden. Het bleek toch een dilemma in
de zaal waar men niet goed uitkwam.
S ’middags bij het ENIK Recovery College als centrum
voor persoonlijke ontwikkeling en scholing werd de
discussie nog voort gezet. Daar werd weer een nieuwe
dimensie aan het Herstel verhaal toegevoegd name-
lijk de vrije ruimte. De keuze vrijheid van mensen in
herstel om het in eigen tempo en op de eigen manier
te doen vanuit een lerend principe gericht op levens-
waarden. Het leven is leren en bij ENIK kun je dat in
je eigen tempo en op eigen wijze met behulp van erva-
ringswerkers de weg naar Herstel vinden.
Deze voormalige daklozen vestiging van Lister (RIBW
aanbieder Utrecht) heeft alles onder een dak. Naast
een breed en gevarieerd scholingsprogramma, bieden
ze een logeerfunctie voor intensieve peersupporttra-
jecten. Deze voorziening is bedoeld voor mensen die
het nodig achten om intensiever bezig te zijn met hun
eigen herstelproces. Dit kan bijvoorbeeld zijn op mo-
menten wanneer zij te maken hebben met oplopende
stress. Zij kunnen in één van de vijftien kamers tot
zichzelf komen. Daarnaast wordt huisvesting gebo-
den aan studenten op grond van social living. Naast
het huren van een kamer leveren zij een maatschap-
pelijke bijdrage. Ook is er een sociaal trefpunt waar
iedereen welkom is om elkaar te ontmoeten. Dit alles
maakt Enik Recovery College tot een uniek concept.
De cursussen en trainingen worden gegeven door erva-
ringsdeskundige professionals. Dit zijn ‘peers’ die zelf
een herstelproces hebben meegemaakt op het psychi-
sche of verslavingsvlak. Wij geloven in het empoweren
van deelnemers om zelf vorm te geven aan het eigen
herstelproces en dat van anderen in een gedeelde
leeromgeving.
Het ENIK concept sprak zeer tot de verbeelding van de
Foto: Kees C. Keuch
-nummer 1904
ervaringswerkers die een dergelijk concept ook graag
in Amsterdam zouden vormgeven.
Op 17 september dook het FACT congres in het mu-
ziekgebouw dieper in het Herstel werk, herstel on-
dersteunende zorg en nieuwe inzichten daarbij. Een
zeer boeiend congres waarbij vooral de presentatie
van ervaringsdeskundige Irene van Giessen diepe in-
druk maakte op de zaal. Haar betoog om de menselijke
maat te hanteren in het herstelproces en dat dit ver-
geten wordt in het FACT werken, werd zeer beeldend
gebracht aan de hand van haar theorie van de super-
markt waarin de schappen stonden voor wat je mee-
neemt en nodig hebt aan voeding om te herstellen en
weer deel te nemen aan de maatschappij.
Op 22 september was Martinus Stollenga op uitnodi-
ging bij de cliëntenraad Arkin. In zijn betoog was het
vertrekpunt in het herstelproces de maatschappelijke
context en het belang van herstel in de huidige sa-
menleving. Deze samenleving vraagt om burgers die:
sociaal doe het zelven, co-operatief zijn en samen
redzaam zijn. Een samenleving die gezien kan worden
als een kringloopproces. Dit geeft de nodige verande-
ringen op het vlak van de zorg: deze moet doelmatig,
efficiënt en mensgericht zijn.
Herstel is daarmee een maatschappelijke ontwikke-
ling. En herstelondersteuning is in die context iets
dat de burger zelf doet, samen met anderen die je
ondersteunen.
Hij refereert daarbij aan twee definities van herstel
die erg tot de verbeelding spraken. Mike Slade* (2010)
definieert herstel als een opgaven inzake een positief
identiteit; het framen van de ervaring; het responsief
vermogen; en het creëren van verbinding.
Slade geeft dat je :
1.onderscheid moet maken inzake wie je bent en je
diagnose.
2. de ervaring een plek moet geven en gebruiken als
springplank en als deel van je biografie.
3. vaardigheden nodig hebt bij het zelfmanagement
van je herstel.
Bovenal heb je waardevolle sociale rollen nodig want
in isolement kun je niet herstellen. Dit is van groot
belang in het ambulantiseringsverhaal en de rol van
de gemeente daarbij. De noodzaak tot samenwerking
in de wijken tussen 0e, 1e en 2e lijn en de gevoelde
noodzaak tot daginvulling, dagactiviteiten en lotgeno-
ten contacten. Want maatschappelijk herstel en eigen
positief herstel gaan hand in hand.
Hij zoomt daarbij in op de theorie van Jaap van der
Stel die de 4 aspecten van herstel noemt: klinisch,
functioneel en maatschappelijk herstel leiden tot
persoonlijk herstel. Een belangrijke motor daarbij
is de zingeving en de hoop en de energie die daaruit
voorkomt.
Daarmee komt hij uit waar ook ENIK, Irene van der
Giessen en vele anderen in deze herstelontwikkeling
uitkomen: Herstel is een holistisch en mede menselijk
proces van hoop en zingeving. Met de ervaringsdeskun-
dige als de vlees geworden hoop die alweer een stapje
verder is in het proces en daarmee als rolmodel van
belang.
Echter wil het herstelproces echt lukken dan moet
het ook gefaciliteerd worden want het zijn parallelle
processen waarin zowel de cliënt als zijn naaste om-
geving als de werkvloer en het management als ook
de verzekeraar en de gemeente een rol hebben. Ook
een proces waarbij de zorgverlener de rol van life
coach krijgt en de cliënt de 3e partij is. Waarbij er
dus sprake is van co-creatie. En opleiding en eman-
cipatie evenals de paradigma shift van belang zijn.
Maaike Riemersma, Bureau Cliëntenraad Arkin Mike Slade is professor aan het Instituut voor psychiatrie van het
King’s College in Londen. Zijn leerstoel betreft onderzoek naar ge-
zondheidszorg en zijn belangstelling ligt vooral op de gebieden her-
stelgerichte en uitkomstgerichte ggz
Maaike Riemersma en Jaap van der Stel (foto: Toon Jehoel)
*
-nummer 19 05
Kerstsymposium ‘Herstellen doe je samen’
Het verslag van dit symposium is op een voortreffelijke
manier genoteerd door Angelique Geurst die vanuit een
stageplaats bij de Cliëntenraad werkzaam is geweest.
Donderdag 10 december 2015 organiseerde de Cliëntenraad
Arkin het Kerstsymposium ‘Herstellen doe je samen’ in het
Polanentheater o.l.v. Maaike Riemersma (Bureau Manager
Cliëntenraad) Hieronder volgt een samenvatting van deze
drukbezochte, inspirerende middag.
Het symposium beoogt te inspireren en kennis te delen met
hulpverleners, ervaringsdeskundigen en beleidsmakers van
Arkin en GGz inGeest met betrekking tot Herstel. De middag
bestaat uit een inleiding en diverse presentaties, afgewisseld
door een creatieve paradigmashifter. De aanbevelingen
vanuit verschillende perspectieven voor de Herstel agenda
Arkin vormen de inhoudelijke afsluiting.
Moment van bezinning vanuit het cliëntenperspectief
Maaike Riemersma verzorgt samen met Naomi de Rooy
(voorzitter Cliëntenraad Arkin) de inleiding. Maaike heet
iedereen van harte welkom op het tweede Kerstsymposium.
Zo aan het eind van het jaar, nog voor de feestdagen, lijkt
het haar een goede gewoonte geworden om als moment van
bezinning vanuit het cliëntenperspectief met elkaar in gesprek
te gaan en te toosten na afloop tijdens de Kerstreceptie.
Zij brengt naar voren dat er vier sprekers komen. De twee
sprekers voor de pauze zijn Jaap van der Stel en Irene van der
Giessen. Zij vertellen over wat herstel voor hen betekent en
wat de aspecten van herstel zijn. Er wordt dieper in gegaan
op herstel en de noodzaak van een paradigmashift.
Vervolgens zullen Annemiek van der Steenhoven en Marianne
van Bakel van GGz inGeest een nieuw project presenteren
over persoonlijk herstel. Ook is Frank Smallegange, een
creatieve paradigmashifter en co-creator, gevraagd om de
zaal steeds even op een ander been te zetten. Hij komt een
paar keer langs om hilarisch het paradigma van de zaal te
shiften.
Waarom een Symposium over Herstel?
Volgens Naomi de Rooy is de tijd rijp voor het onderwerp
Herstel. Herstel staat op de agenda van velen. De Cliëntenraad
heeft zich het afgelopen jaar extra in dit onderwerp verdiept
en heeft het ook als speerpunt gekozen voor alle activiteiten
in het komend jaar. Herstel gaat over zelfregulatie. Hoe pak
je de rest van je leven op, hoe geef je zin en betekenis aan je
leven ondanks je handicap en hoe ga je ermee om? Hoe zorg je
ervoor dat je handicap niet allesbepalend is? Een psychische
aandoening kan je héél veel inzicht geven over jezelf. Het is
van belang dat je leert daar op een goede manier mee om te
gaan, zodat je jezelf kunt overstijgen.
Wat betekent paradigmashift?
Volgens Naomi is een paradigmashift niet alleen een omslag
in denken, handelen en organiseren van de zorg, maar ook
een omslag in het denken, handelen en organiseren van je
eigen leven. Als gevolg van de paradigmashift ga je namelijk
op een heel andere manier kijken naar wat herstellen van een
psychische ziekte eigenlijk betekent en wat je daarvoor moet
doen. Dat betekent een hele verandering, een verandering
in bijna alles rondom de ziekte. Ook wekt de paradigmashift
weerstand op, maar dat hoort bij iedere paradigmashift.
Foto: Kees C. Keuch
-nummer 1906
Later op de middag zijn er vijf pitches van ieder 1 minuut
over herstelprojecten binnen Arkin. Het publiek mag twee
pitches uit de vijf kiezen, waarover zij meer willen horen.
Deze twee pitches krijgen ieder een soort verdieping van 10
minuten.
Amna Hadji, ervaringswerker: ‘Hoe gaan we herstel
vormgeven?’ ‘Door een Herstelbureau.’ ’Een Herstelbureau
bundelt de krachten van alle ervaringswerkers.’
Debby Kamstra, IPS, jobcoach, VIP-team: ‘Herstel kan niet
zonder participatie.’ ‘Wat is nou mooier dan dat 68% van de
cliënten aangeeft dat zij graag een betaalde baan willen?’
‘IPS gaat uit van de werkwens en de motivatie van de cliënt.’
’IPS ondersteunt de cliënt in deze wens.’
Selma de Vries, Hoofd Geestelijke Verzorging: ‘Als het
leven tegenzit, dan is het beste om de symptomen aan te
pakken, je weg in de maatschappij weer te hervinden
en steun bij persoonlijk herstel.’ ‘Jezelf hervinden.’
‘Geestelijke verzorgers spelen hierin ook een rol.’ ‘Een
gesprek over thema’s als ziekte, verlies of rouw leidt tot een
diep menselijk contact.’
Harjo Keizer, adviseur afdeling Informatiemanagement:
‘Keep-It! is een app die cliënten kan ondersteunen bij het
herstellen van een psychose.’ ‘Als ik straks gekozen wordt,
dan laat ik je er een filmpje over zien.’
Ingrid Callenbach, voorzitter van de Naastbetrokkenraad
(vervangen door Maaike Riemersma): ‘Het is belangrijk dat je
toch als naastbetrokkene op de één of andere manier contact
hebt met de cliënt, ook al wilde je als naastbetrokkene in
eerste instantie geen contact.’
De Pitches van Amna Hadji en Harjo Keizer worden door het
publiek gekozen. Zij hebben allebei 10 minuten voor de ver-
dieping van hun Pitch.
Paradigmashifter bewerkt de zaal
Het brein als behandelsterrein
Op 30 oktober 2015 in de aula van de UVA aan het Spui in
Amsterdam heeft prof. dr. Anneke Goudriaan ter gelegenheid
van haar benoeming tot hoogleraar Werkingsmechanismen en
behandeling van verslavingsgedrag, haar oratie onder de titel
Verslaving: het brein als behandelterrein gehouden.
Goudriaan gaat in op de vraag hoe de kennis over de werking
van het verslaafde brein, kan worden ingezet bij de behan-
deling van verslaving. Bijvoorbeeld: Hoe kunnen mensen met
verslavingsproblematiek met neuromodulatie meer controle
krijgen over hun gedrag. Neuromodulatie is een behandeling
die tot doel heeft het zenuwstelsel te beïnvloeden. Bekend
is dat een verhoogde impulsiviteit en het functioneren van
de hersencircuits die met impulsiviteit te maken hebben, in-
vloed hebben op de kans op terugval na behandeling. In het
volgend Nulnummer wordt hier uitgebreid over bericht.
Amna Hadji vertelt, dat er momenteel 15-
20 ervaringswerkers werken bij Arkin. Zij
zijn verenigd in een Platform. Vanuit dat
Platform is het idee ontstaan om een Her-
stelbureau op te richten. Het is de bedoe-
ling dat de ervaringswerkers hun krachten
bundelen om zo herstel via het Herstelbu-
reau te ondersteunen.
Harjo Keizer vertelt over Keep It!, een
prototype app ontwikkeld door Media LAB
Amsterdam en VIP Mentrum. De app wordt
nog verder ontwikkeld. Media LAB is een
afdeling van de Universiteit van Amster-
dam. De app kan cliënten helpen met het
voorspellen en voorkomen van Pychoses en
is gebaseerd op CGT.
geredigeerd door Kees C. Keuch
Foto: Kees C. Keuch
-nummer 19 07
Dr. Jaap van der Stel is Lector Geestelijke Gezondheidszorg
aan de Hogeschool Leiden en Senior-onderzoeker bij GGz
inGeest.
Herstel is een eeuwenoud woord dat tot recent vooral in
verband werd gebracht met (de kans op) genezing. Het werd
dus benaderd vanuit een medisch perspectief, respectieve-
lijk vanuit een gezichtspunt van wel of geen ziekte. Hier-
door zou tot nu toe weinig aandacht worden geschonken aan
het perspectief van het individu op zijn eigen herstel. Dat
doet tekort aan de persoon. Maar in de afgelopen decen-
nia lijkt een verandering te hebben plaatsgevonden. Herstel
krijgt een bredere betekenis, en wordt gezien als meer dan
alleen het verminderen van ziektesymptomen, waardoor de
somatische en geestelijke gezondheidszorg verandert. Her-
stel is (weer) leren om zelf, nieuwe, voor de persoon rele-
vante doelen en waarden te kunnen formuleren als gevolg
van zelfregulatie. Herstel is het op zoek gaan naar een pa-
radigma, waar óók ruimte is voor de taal van mensen met
een psychische aandoening zelf. Wat herstel is voor de één,
is niet per definitie herstel voor de ander.
Herstel gaat in vieren (zie schema in kader)
Bij persoonlijk herstel gaat het om betekenisgeving, grip
krijgen op het eigen leven, doelen nastreven, identiteit en
waardeoriëntatie. Persoonlijk herstel is mogelijk de motor
van andere typen herstel. Functioneel herstel is het her-
vatten van het sociale functioneren, wat meestal na het
klinisch herstel plaatsvindt. Functioneel herstel krijgt ech-
ter nog te weinig expliciete aandacht. Bij maatschappelijk
herstel gaat het om de mogelijkheden die de samenleving
biedt om autonomie te verhogen en de sociale positie te
verbeteren, zoals het verminderen van stigma en het bieden
van speciale hulpmiddelen. Klinisch herstel is de verminde-
Presentatie Lector Dr. Jaap van der Stel: Verandering moet beginnen bij onszelf!
Jaap van der Stel kijkt tegen de schijnwerper in
ring of het verdwijnen van de symptomen. Deze vier vormen
van herstel staan relatief onafhankelijk van elkaar: er is
geen hiërarchie of vaste volgorde. De volgorde is voor ieder-
een weer anders en hangt af van de wensen en behoeften
van de betrokkene.
Vroeger is beter Het gros van de psychische aandoeningen ontstaat in de
jeugd (0-25 jaar). Daarom is een accentverschuiving naar
jonge mensen en hun verwanten van het grootste belang.
Kansen op functioneel herstel en functionele ontwikkeling
moeten bij deze categorie worden benut, opdat de
doelstelling van afname van de incidentie/prevalentie van
ernstige psychische problematiek wordt gerealiseerd.
Deze kansen zou GGZ inGeest graag nader met Arkin
willen bespreken. Jaap van der Stel zou ook graag met
Arkin willen samenwerken.
Focus op het dagelijks levenRicht je aandacht op het dagelijks leven en de executieve
functies (of uitvoerende regelfuncties) die nodig zijn om je
daarin staande te houden, om invloed op jezelf te kunnen
nemen, en daardoor, met andere mensen, je doelen te
kunnen bereiken en samen te werken. Iedereen is anders.
Iedereen verschilt van mekaar, niet alleen van gezicht, maar
ook qua effecten die behandelingen kunnen hebben op de
manier hoe je herstelt. Een vooropgesteld herstelprogramma
werkt niet altijd bij iedereen. Wat herstel is voor de één is
niet per definitie herstel voor de ander. Dus: afstemmen op
de veelzijdige kenmerken van de cliënt.
-nummer 1908
Focus op diagnostiek De huidige diagnostische instrumenten zijn nauwelijks
geschikt om een profiel te maken van de moeilijkheden
die mensen ervaren op het vlak van executieve functies
en hun executief functioneren. Het heeft ermee te maken
dat de ‘klinische’ blik nog teveel overheerst en dat een
systematische aandacht voor de voor de meeste mensen
‘vanzelfsprekende’-vermogens ontbreekt. Het is van belang
om hierin verandering aan te brengen, juist voor degenen
die het zonder ondersteuning op dit vlak niet op eigen
houtje redden. Voorzieningen op dit vlak moeten we daarom
ook niet verwachten in het klinische, maar veelal in het
sociale domein, met een focus op het dagelijks leven.
Focus op prognoses Het verbeteren van de executieve functies veronderstelt
leerprocessen, dus training en daarmee ook ondersteuners
(professionals en ervaringsdeskundigen) die verstand
hebben van het creëren van een adequate leeromgeving.
Het ontwikkelen van de executieve functies geeft mensen
namelijk een grip op hun situatie, het biedt hen een houvast.
Focus op leren Functioneel herstel impliceert leerprocessen en een
daarvoor geschikte omgeving. Dit kan deels binnen de
huidige voorzieningen, deels zijn nieuwe leeromgevingen
vereist.
Participatie is vereist De cliënt neemt een actieve rol in zijn herstelproces in.
Je bent verantwoordelijk voor je herstel. Een persoonlijk
herstel bereiken mensen uiteindelijk zelf, hoewel sociale
steun ook belangrijk is. Bij vroegtijdig behandelen is de
kans op een gunstig verloop groter.
Jaap van der Stel wijst er op dat herstellen van een
psychische aandoening echt mogelijk is, zelfs zonder hulp.
Een voorbeeld hiervan is dat het gros van de mensen die
verslaafd zijn, ontwennen op eigen kracht. Ook blijken
cliënten potenties te hebben. Je ziet tegenwoordig vaak
dat cliënten of ex-cliënten anderen als ervaringswerker
helpen. Ervaringswerkers hebben vaak een duidelijke
meerwaarde. Velen geven aan dat zij vaak zèlf, met
vallen en opstaan, hebben moeten leren hoe ze op een
effectievere manier hun emoties, cognities, motivaties en
gedrag konden regulieren. We moeten dan ook een helder
idee hebben over ervaring als kennisbron in de psychische
zorg en de rol van ervaringsdeskundigen. Het is echter nog
niet uitgekristalliseerd hoe ervaringskennis zich verhoudt
tot professionele en wetenschappelijke kennis, hoe
ervaringskennis kan worden benut in de hulpverlening en
hoe cliënten daar effectief gebruik van kunnen maken.
We zien bovendien dat het denken over psychische
aandoeningen is veranderd. We denken veel meer in termen
van integratie in de samenleving, in tegenstelling tot de
traditionele benadering: fixatie op tekortkomingen. Je kan
nu verder, eventueel met aangepaste omstandigheden. Een
focus op zelfregulatie is daarbij essentieel. Zelfregulatie
heeft betrekking op het vermogen om invloed te kunnen
uitoefen op je eigen emoties, motivaties, cognities en
gedrag. Het valt samen met de executieve functies. Het
zelf niet voldoende kunnen reguleren van emoties kan
het sociale functioneren zodanig in de weg staan, dat
de zelfredzaamheid ernstig in het gedrang komt. Door
zelfregulatie kan je beter greep krijgen op jezelf, afstand
nemen van jezelf en daardoor ben je beter in staat jezelf
te beïnvloeden. Executieve functies zoals zelfbeheersing,
emotieregulatie, zelfspraak of zelfmonitoring ontwikkelen
zich, in enkele stappen, vanaf de vroege jeugd.
De verbetering van de executieve functies/zelfregulatie
voorspelt een verbetering in het sociaal functioneren.
De focus op zelfregulatie betreft de aandacht richten op
een ‘diepere’ laag dan louter te kijken naar zelfredzaam-
heid, zelfbepaling (eigen regie) of zelfverzorging
(zelfmanagement).
Foto’s: Kees C. Keuch
-nummer 19 09
Figuur: Vier vormen van Herstel, met een focus op persoon-
lijk Herstel maar onderling elkaar wel versterken.
erstel werd tot voor kort vooral in verband gebracht
met (de kans op) genezing en werd benaderd vanuit
het ‘medisch perspectief’. De afgelopen periode is
hier beslist verandering in gebracht. Namelijk dat de pati-
entcliënten organisaties partij zijn geworden in de discussie
over de toekomst van de zorg. Het concept ‘Herstel’ is ver-
ruimd en wordt inmiddels door een brede laag gedeeld, wat
niet betekend dat het in de praktijk gepraktiseerd wordt.
Om vooraf te voorspellen bij wie een bepaalde ‘bewezen ef-
fectieve’ behandeling wel en bij wie niet zal werken zal de
aandacht breder moeten worden ingezet. Dit is een landelij-
ke aangelegenheid waar toch echt het één & ander in moet
gaan veranderen. Noem het een vorm van ‘institutioneel on-
dernemen’, gericht op samenwerking met andere partijen.
In elk Herstelproces liggen de accenten anders. Verder geldt
dat elke werker of voorziening accent moet leggen in wat
zijn of haar specifieke bijdrage is aan het Herstelproces.
Jaap van der Stel onderscheidt vier aspecten van Herstel:
Klinisch Herstel: Dit betreft het op de remissie van sympto-
men en zo mogelijk op genezing gerichte werk van hulpver-
leners en behandelaren. Psychologische en farmacologische
interventies die bijdragen aan ontwenning of terugval voor-
komen vallen onder deze categorie.
Functioneel Herstel: Dit betreft het herstel van lichame-
lijke, psychische en sociale functies die als gevolg van de
aandoening zijn verminderd of aangetast. Hier gaat het in
het bijzonder over de hogere ‘executieve functies’ zoals
zelfbeheersing, kunnen maken van plannen, zichzelf kun-
nen motiveren etc. Aandacht voor het herstel van functies is
onderdeel van de rehabilitatie of revalidatie nadat klinisch
herstel is ingetreden. Het kan echter ook plaatsvinden als
van klinisch herstel geen of slechts partieel sprake is. Voor-
beeld is de aantasting van de werkgeheugenfunctie door de
verslaving of een psychische stoornis; trainingen van het
H
werkgeheugen bevorderen functioneel herstel en dragen te-
vens bij aan de kans op klinisch herstel.
Maatschappelijk herstel: Dit betreft de verbetering van de
positie van het individu op het vlak van wonen, werk en
inkomen (waaronder schuldsanering) en sociale relaties.
Het gaat hier om het benutten of vergroten van de kansen
die de samenleving biedt om de autonomie te vergroten.
De afname van stigmatisering en de maatschappelijke
bereidheid om specifieke voorzieningen te treffen zijn
hiervan belangrijke aspecten. Instellingen kunnen, samen
met patiëntenorganisaties, door sociale actie op dit vlak
veel bereiken.
Persoonlijk herstel: Dit betreft het betekenis kunnen
verlenen aan datgene wat in het verleden is gebeurd,
het stap voor stap meer greep krijgen op het eigen leven
(verleden – heden – toekomst), het zelf doelen stellen
(een voorwaarde voor hoop op herstel). Voor mensen die
een langdurende aandoening hebben en het risico lopen
‘hun ziekte of hun stoornis te zijn geworden’, m.a.w. zich
te vereenzelvigen met hun ziekte kan het vormen van een
(nieuwe) identiteit belangrijk zijn, evenals een hernieuwde
oriëntatie op persoonlijke en/of in de gemeenschap
gekoesterde waarden.(o.a. uit: tijdschrift psychiatrie, 10/15v.d.Stel)
e spreken ook wel over het overschrijden van de Pic-
kle Line. Een metafoor voor het proces in de herse-
nen. Augurken worden gemaakt van kleine komkommers. Je
kweekt een komkommer tot deze groot genoeg is om in het
zuur en kruiden tot een augurk ingemaakt te worden. Is een
komkommer eenmaal een augurk, kan hij nooit meer een
komkommer worden. Dat is een onomkeerbaar proces. Dat
is met verslaving ook zo. Na dit proces kan er nooit meer
op recreatieve wijze gedronken en/of gebruikt worden. Dat
is ook de reden dat een aan alcohol verslaafd persoon nooit
een sociale drinker meer kan worden.
Uitspraak van Prof. dr. Cor de Jong van de Radboud Uni-
versiteit en wetenschappelijk directeur van het Nijmegen
Institute for Scientist-Practitioners (NISPA) en hij is hoofd-
opleider van verslavingsartsen in Nederland
W
-nummer 1910
Presentatie Irene van der Giessen: de noodzaak van de Paradigmashift
Irene van der Giessen is ervaringsdeskundige en bestuurs-lid bij Phrenos. Phrenos is een kenniscentrum overpsychose-gevoeligheid.
Irene vertelt dat ze onlangs in het tijdschrift Bres een ar-
tikel tegenkwam van Roos Vonk, hoogleraar Sociale Psycho-
logie. Roos Vonk zet daarin uiteen dat onlangs tijdens een
diner door haar gastvrouw de vraag gesteld werd waarom zij
eigenlijk vegetariër is. Roos beantwoordde haar vraag door
te stellen dat zij geen vlees eet, omdat zij haar bijdrage wil
leveren aan de vermindering van dierenleed. De reactie van
haar gastvrouw was, dat dieren daar toch juist voor zijn. De
wijze waarop Roos Vonk en haar gastvrouw naar de wereld
kijken heeft namelijk betrekking op een verzameling van
veronderstellingen die zij beiden vanuit het verleden onbe-
wust met zich meedragen. Onbewust werden namelijk gege-
vens die in hun kraam niet te pas kwamen, overgeslagen en
andere gegevens werden dusdanig omgevormd tot de infor-
matie die past in hun wereldbeeld. Deze veronderstellingen
bepalen vervolgens hoe zij over het eten van dieren denken.
De wijze waarop zij tegen dieren aankijken is namelijk hun
paradigma. Zo’n paradigma is hun eigen beeld over de we-
reld en is lastig te achterhalen en moeizaam te veranderen,
want zij creëren immers de wereld naar hun eigen waarne-
ming. Zo heeft ieder mens zijn ’logische vingerafdruk’ in
zijn hoofd zitten, die hij in wezen overal opzet. Alles krijgt
daardoor een rede. Echter de logische vingerafdruk bevat
óns verhaal van de wereld, zonder dat we het ‘echte’ ver-
haal kennen; het is slechts onze interpretatie.
Het lastige van een paradigmashift, dan wel van het ver-
anderen van je logische vingerafdruk, is dat je niet tegen
iemand kunt zeggen: ‘Shift even van paradigma’. Mensen
hebben een bepaalde kijk op de wereld, waardoor ze blinde
vlekken hebben. Je weet niet wat je niet ziet. Dat wat we
zien wordt niet zozeer bepaald door de geconstateerde fei-
ten, maar door de context waarin we deze plegen te zetten.
De wereld wordt dus gecreëerd naar onze eigen waarne-
ming.
Maar stel nu dat Roos de vijftienjarige dochter van de
gastvrouw zou zijn en voor de zoveelste keer de wens
uitspreekt dat zij geen vlees wil eten. Zij is al jaren op een
vriendelijke wijze door haar moeder gesommeerd om haar
eten, inclusief vlees, maar gewoon op te eten. Ook is haar
medegedeeld dat ze niet zulke vreemde opvattingen moet
hebben. Op een volgens haar moeder subtiele wijze krijgt de
dochter eigenlijk helemaal niet zo subtiel een belangrijke
boodschap mee. Haar moeder kan zich niet verplaatsen in
de wijze hoe zij tegen het eten van dieren aankijkt; in haar
paradigma. Haar dochter is namelijk op de lagere school
intens geraakt door de lessen over dierenleed, waardoor zij
nachtenlang niet kon slapen. Zij besloot toen al principieel
iets te veranderen aan dit soort misstanden.
Het vraagt van de moeder van Roos een meer dan gemiddeld
bewustzijn en inzet van haar eigen paradigma om zich te
verplaatsen in het paradigma van haar dochter. Zij negeert
de wens van Roos om geen vlees te eten. Voor Roos is het
dan ook heel moeilijk om een discussie hierover te voeren
in een vleesetend gezin. Voor Roos blijkt het niet voeren
van een dergelijke discussie een potentieel groot risico.
Indien Roos het eten van vlees stelselmatig als onprettig
ervaren heeft, zich daardoor buitengesloten is gaan voelen
en structureel is gaan piekeren over het leed in de wereld,
bestaat de mogelijkheid dat ze zich na vier jaar hierdoor
ernstig verward meldt bij Arkin. Zij wordt gebracht door
haar ouders en broer. Ogenschijnlijk lijkt het overduidelijk
een liefdevol gezin. Ze zijn héél bezorgd en niemand weet
wat er mis is met Roos.
Roos zal snel in haar traject een psychiater tegenkomen
die als taak heeft om vast te stellen of ze wel of niet een
psychische aandoening heeft. Dat is zijn paradigma. Een
psychische aandoening heeft immers consequenties. Het ligt
als psychiater namelijk nogal voor de hand om mensen die
ziek zijn een behandeling voor te schrijven. Roos krijgt een
voorstel om antipsychotica te gebruiken en psycho-educatie
te volgen. Ook groeit bij haar het idee dat ze inderdaad
psychisch ziek is en dat ze iets volstrekt anders ervaart dan
iemand die geen psychische aandoening heeft. Onder invloed
-nummer 19 11
van het maatschappelijk stigma gaat ze bovendien twijfelen
aan haar eigen vermogens. Bij de lessen psycho-educatie
krijgt ze te horen dat ze kwetsbaar is voor psychoses. Dat
heeft te maken met genen en stress, hoort ze.
ook groeit bij haar het idee dat ze inderdaad psychisch ziek is
Roos denkt erover dat ze misschien maar beter kan stoppen
met haar opleiding. Roos krijgt ook te horen dat ze niet zo-
maar kan stoppen met haar medicatie, omdat de kans groot
is dat ze weer psychotisch wordt. Het slikken van medicatie
zou noodzakelijk zijn om haar te beschermen tegen de ver-
nietigende gevolgen van psychoses. Ze raakt er net als haar
familie van overtuigd dat ze behandeling nodig heeft om
niet ten prooi te vallen aan de gevolgen van een psychose.
Gelukkig weten de hulpverleners op basis van haar diagnose
precies wat ze nodig heeft. Roos verandert in plaats van
bevlogen en activistisch, in een traag, sloom en dik per-
soon. Haar ouders en broer kennen haar niet meer terug.
Ze beseffen dat Roos waarschijnlijk echt ziek is. Roos krijgt
vervolgens zwaardere medicatie en verblijft voor de tweede
keer in de kliniek, nu alweer zes maanden.
ze is een vet monster geworden, net een plofkip
Inmiddels heeft Roos haar studie moeten stoppen en vraagt
ze zich, net als haar ouders, af of het ooit nog mogelijk is
om een doorstart te maken. Ze wordt zwaarder en zwaarder
en raakt hierdoor heel erg gefrustreerd. Geen enkel
kledingstuk past haar nog. Ze is een vet monster geworden.
Net een plofkip. Niemand van haar vrienden, behalve haar
vriendin komt haar nog opzoeken. Wat zou ze graag nog
eens uitwillen! Op een nacht plant ze een ontsnapping met
Gert, een medecliënt. Ze hebben een fantastische nacht en
komen niet alleen straalbezopen, maar ook knetter stoned
terug. Ze raakt vervolgens in een psychose en heeft de
indruk dat het verplegend personeel haar wil ombrengen.
Er wordt voor gekozen om haar te separeren. Ze is ervan
overtuigd dat ze in een gedeelte van een megastal is
beland, waar je gewoonlijk als varken wordt heengebracht,
net voordat ze je doodmaken. Roos raakt volledig in paniek.
Dagen later wanneer ze weer op de afdeling is, merkt ze dat
haar verhouding met de verpleging is veranderd. Na haar
avondje uit ziet men haar nu als moeilijk en tegendraads.
Het begrip lijkt verdwenen te zijn en er wordt zelfs
getwijfeld of ze misschien borderline is. Het wordt haar
duidelijk dat ze binnen een jaar een hele andere blik op
de wereld heeft gekregen. Hoe moet ze hier nog uitkomen?
Hoe kan herstelondersteunende zorg bijdragen aan een
paradigmashift met betrekking tot haar problematiek?
door er vaker over te pratenzelf ook niet meer zo zeker weet hoe het met haar theorie zit
Op een dag komt Tom voor het eerst op de afdeling. Tom is
een ervaringsprofessional.
Hij heeft ooit zelf een psychose meegemaakt. Hij is een
verpleger die weet dat een psychose niet het einde van de
wereld is. Roos is verrast als ze hem ziet. In tegenstelling tot
de andere verpleegkundigen straalde hij hoop en optimisme
uit. Ze kan met hem lachen en ineens heeft ze niet meer het
idee dat ze verloren is. In plaats van wij en zij is er alleen
nog maar wij als Tom er is. Het valt haar op hoe aandachtig
hij naar haar verhaal luistert en er gewoon is. Waarom hij zo
geïnteresseerd is in haar theorie over de megastal en haar
gevoel dat ze soms een plofkip is en een andere keer een
vet varken, snapt ze niet. Het vreemde is wel dat ze door er
vaker over te praten zelf ook niet meer zo zeker weet hoe
het met haar theorie zit.
-nummer 1912
Tom praat ook nooit in moeilijke woorden en geeft haar
geen moment het idee dat ze minder is dan hij of dat hij
iets van haar moet. Wanneer Tom vraagt of er misschien
vroeger dingen waren waar ze van droomde, komen er meer
herinneringen terug over de lessen van haar Basisschoolleraar
over dierenleed en haar wens om daadwerkelijk iets te
veranderen aan dat soort zaken.
Wanneer Roos aangeeft dat zij graag een blog wil schrijven
voor de Partij voor de Dieren stimuleert hij haar daarin en
denkt mee hoe ze deze geplaatst kan krijgen op de site van
de Partij voor de Dieren. Ze gaat drie keer per week een
stukje hardlopen met Tom en voelt zich fysiek ook ineens
veel beter. Roos voelt zich weer mens en groeit in het idee
dat ze er weer bij hoort. Haar kijk op haarzelf, haar pa-radigma, verandert stapje voor stapje. Ook haar psychi-ater, haar ouders en het verpleegkundig team lukt het om, mede onder invloed van het enthousiasme van Tom, een paradigmashift te maken. Ze gaan Roos weer meer be-
schouwen als gelijkwaardig, als dochter en cliënt, in plaats
van patiënt zonder uitzicht op genezing. Roos krijgt op deze
manier steeds meer zelfvertrouwen en besluit zich opnieuw
in te schrijven voor haar studie Sociale Geografie. Inmiddels
gaat het goed met haar!
Wat we zien is dat Tom een bijzondere herstelondersteunen-
de gave had om zich een idee te vormen over de vrouw die
Roos zou kunnen worden. Waar haar psychiater in zijn para-
digma op haar vooral een verzameling symptomen waarnam,
die tot de conclusie leidde dat ze psychosegevoelig was,
luisterde Tom eindeloos naar de zienswijze van Roos op de
wereld. Hij begreep op deze manier steeds beter waarom
ze zich gedroeg zoals ze zich gedroeg. Tom’s conclusie was
dat de reactie van Roos wèl heel normaal was, gezien de
bijzondere omstandigheden waarin ze in haar thuissituatie
met het voor haar belangrijke onderwerp dierenleed had
moeten omgaan. Het feit dat dit tot een diagnose had ge-
leid met bijbehorende medicatie, had haar jammer genoeg
alleen maar ver van haar eigen overtuigingen afgedreven.
ConclusieIrene van der Giessen stelt dat het van belang is om
uiterst voorzichtig te zijn met het reduceren van herstel
met betrekking tot het leren omgaan met je beperkingen
of je kwetsbaarheid in je leven. Het klinkt namelijk nogal
verschillend of je tegen Roos zegt dat ze misschien wel heel
normaal gereageerd heeft op buitengewone omstandigheden
of dat je haar verteld dat ze moet leren omgaan met haar
psychotische kwetsbaarheid. De impact van deze twee
boodschappen leidt tot een totaal verschillende context!
DUS… CONTEXT BEPAALT ALLES!!
Je zou kunnen stellen dat zo’n kind, bijvoorbeeld de
jonge Roos, zich verdedigt tegen verdere pijn door één of
meerdere van haar paden af te sluiten. Ze sluit het fysieke,
emotionele, sociale en relationele pad af omdat haar ouders
haar dwingen vlees te eten, terwijl ze van school weet hoe
zeer deze dieren lijden. Indien zo’n situatie lang duurt dan
kan dit een ziekmakende invloed hebben op haar psychische
en fysieke gesteldheid. Het kan misschien wel tot een
psychose leiden, want Roos raakt overbelast!
Te begrijpen valt waarom de volwassen Roos onder de
gegeven omstandigheden vegetariër geworden is. Haar
gastvrouw, die dit allemaal dus niet heeft meegemaakt
heeft de keuze om vegetariër te worden überhaupt nog
nóóit overwogen, dus dat wordt ze ook niet! Wellicht komt
zij van een boerderij, waar ze gewend was aan het feit
dat dieren ten dienste staan van mensen. Niemand heeft
namelijk hetzelfde paradigma of hetzelfde schema.
de bereidheid om in de schoenenvan een ander te gaan staan!!
Daarom is het zéér van belang dat, indien je mensen wilt
begrijpen, je eerst een paradigmashift maakt. Maar pas op
voor de VALKUIL! De valkuil is het wisselen van een paradigma
waar je vóóral de stoornis ziet, naar een paradigma dat
je herstelondersteunend benaderd. Dit vraagt niet alleen
heel veel van de hulpverleners die aan het F-ACT-congres
deelnamen, maar van alle hulpverleners. Het betreft
namelijk de bereidheid om in de schoenen van een ander te
-nummer 19 13
gaan staan!! De vraag is nu, ben je bereid om die ander te
leren kennen door zijn of haar ogen? Dus niet vanuit je eigen
werkpaden iemand te veroordelen of ziek te verklaren, hoe
zeer diegene ook lijdt.. Dat vraagt een bijzondere vorm van
compassie. Irene heeft namelijk zèlf ervaren dat die soms
helemaal niet gemakkelijk op te brengen is.
De belangrijkste vraag is dus als volgt: Hoe neem je de we-
reld en de cliënten waar? Wat is je paradigma? Vervolgens
is het goed om bewust te worden van het feit dat je manier
van kijken, je waarnemingen, een subjectieve kijk vormt op
de werkelijkheid. Op zijn zachtst gezegd zou je de mogelijk-
heid moeten overwegen dat je kaart van de werkelijkheid
over herstelondersteunende zorg een tikkeltje verouderd is,
ook indien je datgene wat je waarneemt over het algemeen
voor waar aanneemt. Pas dan is het begin van een eventuele
paradigmashift mogelijk. Deze paradigmashift is noodzake-lijk om tot DAADWERKELIJKE herstelondersteunende zorg te komen! Vervolgens dien je je kaart van de werkelijkheid,
al naar gelang de uitkomsten, te updaten. Dat kan op diver-
se manieren. Onder andere door SCHERP te kijken naar de
wijze waarop je psychische diversiteit waardeert. Je eigen
keuzes en handelen zijn essentieel, evenals het openstaan
voor nieuwe inzichten! Je zult niet alleen met elkaar, maar
ook met de cliënten een DIALOOG moeten aangaan over hun
context. Actieve en bewuste interactie aangaan is ONONT-
BEERLIJK voor een paradigmashift, evenals feedback geven
en krijgen en je eigen wens omzetten in een doel om méér
en herstelondersteunend te gaan werken.
Tip van Irene: Ga studeren op wat herstelondersteunende zorg
is. Kijk naar documentaires over herstelondersteunende zorg
en bespreek casussen in het kader van herstelondersteunende
zorg.
Irene sluit haar betoog af door te stellen dat alléén op deze
manier een grote paradigmashift gemaakt kan worden.
Belangrijk is dat hun context er mag ZIJN en dat zij weten
dat niet alléén de klassieke psychiatrische behandeling een
vorm is om tot herstel te komen.
Pensioen
Vydia
In 1995 bij Jellinek in dienst gekomen en op 30 september
jl. was het de laatste werkdag voor Vydia in de Obrecht-
straat. Heb je nog een anekdote?
De ‘psychiater’ vergeet ik in ieder geval nooit meer! Een heel
aardige cliënt was dat, maar hij bleek dus zelf psychiater
te zijn! Het moet niet gekker worden toch? Die heb ik vanaf
de eerste dag op zijn hart gedrukt aan absoluut niemand
te vertellen wat zijn beroep was, hij zou geen leven gehad
hebben hier, denk je ook niet?
Waldy
December jl. is Waldy Neijhorst na een zeer lang
dienstverband bij de Jellinek met pensioen gegaan.
Waldy creëerde in de PMT (Psycho Motorische Therapie)
situaties waarin cliënten experimenteren met een ander
gedrag. “Als je in staat bent je ene been voor het ander te
zetten om in beweging te komen is succes gegarandeerd”.
Ik probeer het metaforisch (beeldspraak red.) te brengen.
Als je moet gaan poepen, kan je denken: ‘Dat is shit’. Maar
wanneer het lichaam reageert: ‘Nu moet ik naar het toilet!’
dan sta je er bij stil. Wanneer doe ik dat? Hoe doe ik dat?
Waar is het toilet? Als ik dat niet weet, dan vraag ik het. En
als je geen geld hebt, dan zorg je er voor om het ‘ergens’ te
doen, waardoor je niet veel shit hoeft te ruimen.
Je moet het niet in je broek doen… Als je het in je broek
doet, dan moet je pas veel shit opruimen.
-nummer 1914
Foto’s: Kees C. Keuch
OMA Houdt me op de been
Op 23 februari 2015 werd ik opgenomen in de detox, Jel-
linek kliniek Jacob Obrechtstraat. De eerste dagen gingen
aan mij voorbij. Mijn gezondheid was slecht. Koning Alco-
hol moest getemd. Ik had me bij een opname neergelegd.
In drie etappes zou ik me gaan herstellen: detox, KBO en
dagbehandeling.
De ontgifting in de detox ging me goed af. In 1994 had
ik dat al eens meegemaakt. Toen 10 dagen detox en met
ontslag naar huis, nu na de 7 dagen detox naar de KBO, de
klinische-behandeling-Obrecht, zes weken, en nog eens zes
weken dagbehandeling. (drie dagen in de week en je mag
weer thuis slapen).
De ‘nazorg’ heb ik geprobeerd (1 dagdeel per week) maar
dat beviel niet. Twee keer over zat ik samen met tien
mij volstrekt onbekende mensen bij elkaar. Met stuk voor
stuk interessante verhalen over het omgaan met de nieuw
verworven vrijheid, ook wel het zwarte gat genoemd. Dat
was mij teveel van het goede. Tijdens de behandeling mag
je geen alcohol of andere euforia gebruiken. In de nazorg
ook niet. Dat niet-drinken had ik met mezelf afgesproken
en kostte me feitelijk weinig moeite.
Ook had ik me vóór de opname
voorgenomen niet abstinent door
het leven te gaan. Tegen alle
adviezen in; van lotgenoten,
behandelaars, de hele Jellinek.
Mijn omgeving was milder, met als
hoofdmoot: zou je dat wel doen?
We weten wel dat je eigenwijs
bent, maar je vraagt om moeilijk-
heden. We leven nu eind juni 2015.
Tijdens de behandeling word je
gewend aan structuur, herhalen en
herhalen, vallen en opstaan, leren
van eigen fouten, luisteren naar
andermans fouten, terugvallen en
weer opstaan. Het CGT-model, Cognitieve Gedrags Thera-
pie, is waar het om draait in de Jellinek Obrechtstraat.
Gelukkig is er ook iemand, die het iets anders aanpakt. Die
vertelt over de valkuiken voor verslaafden. En geeft prakti-
sche tips: denk eens aan je ademhaling, recht je rug, waar
komt die zucht en die emotie vandaan? Drink eens heel
langzaam een glas leeg en bedenk: als je voor een valkuil
kiest, zie ik je terug bij de voordeur. Kun je weer opnieuw
beginnen.
De redactie van dit blad reikte me dit model aan:
Als ik deze vierdeling voor mezelf bezie, dan durf ik te zeggen dat:klinisch herstel is gelukt,functioneel herstel ook,het maatschappelijk herstel ook,en het persoonlijk herstel na 270 dagen ook,GESLAAGD,MAAR … Hoe houd ik dit vol?
Tijdens mijn behandeling is mijn hele huis op z’n kop
gezet, geverfd, behangen, luxe keuken erin, hang-WC.
Mijn broer heeft met mijn vrienden me een gespreid bedje
bezorgd. Prachtige boekenkast en boeken. Goede overstap
gemaakt van Microsoft naar Apple.
Het kan niet beter. Reisje hier, the-
atertje daar, musea, Amsterdam,
het kan niet op.
Eerste biertje op mijn broer z’n
verjaardag (3-7) en nu ben ik al
vele maanden en glazen verder. Ik
drink alleen op door mij bepaalde
bijzondere gelegenheden. Dat kan
enorm variëren, van geboorte, di-
ploma, visakte tot begrafenis.
De grote vraag is natuurlijk hoe
houd ik dit herstel vol.
Antwoord: OMA. Ochtend-Middag-Avond = OMA.
Tijdens mijn opname vertelde ie-
mand dat je elk dagdeel dat je NIET drinkt, moet vieren als
een overwinning op jezelf. In mijn agenda houd ik dat bij.
OMA is 1 Dag niets gedronken. Dag=OMA, Week=7xOMA,
Maand=30xOMA enz.
Mijn record was op 2 juli 15: MMMM en nog wat OMA’s. Ik
hoop met een aantal OMA’s per week mijn herstel vast te
houden.
Kees Weterman, 20 november 2015
-nummer 19 15
Gehannes met het HandvestWat is er in vijf jaar terecht gekomen van het Handvest van Maastricht? Een terugblik.
In 2008 werden, tijdens het tienjarig jubileum van de cli-
entenraden in de verslavingszorg, de bestuursleden van de
verslavingszorg, aangesloten bij GGZ Nederland, door de cli-
entenraden uitgenodigd bij dit feestelijk lustrum aanwezig
te zijn. Doel van de uitnodiging van de bestuursleden was
om de bestuurders te laten zien dat de cliëntenraden waren
uitgegroeid tot een volwaardige gesprekspartner en dat het
tijd werd om dit te bekrachtigen met een serieus te nemen
overeenkomst, in de sector beter bekend als het ‘Handvest van Maastricht’. De cliëntenraden hebben zich in hetzelfde
weekend verenigd door de Stichting ‘Het Zwarte Gat’ op te
richten. Deze vertegenwoordigt de gezamenlijke cliëntenra-
den in de sector verslavingszorg.
Buiten het feit dat het
voor de bestuurders zeer
bijzonder was ‘hun’ cliën-
tenraden in het weekend
zo aan het werk te zien,
voelden zij zich overrom-
peld door het gepresen-
teerde Handvest. De be-
stuurders weigerden het
Handvest ter plaatse te
ondertekenen. Ze hadden
nog wat kleine aanmer-
kingen op het Handvest
en vroegen tijd om het
te bestuderen. Die tijd
hebben ze ruim genomen.
Verschijnselen van terug-
trekkende bewegingen,
onderste bureaulade, met
de mond vol meel praten, zijn nog de onschuldigste uitingen
hiervan. Pas in mei 2010 werd het Handvest ondertekend in
bijzijn van de voorzitter van GGZ Nederland, Marleen Barth.
Wat is er sinds die tijd gebeurd in de uitvoering van het Handvest?
De cliëntenraden waren enthousiast door de ondertekening
van het Handvest en wilden dit binnen hun instelling gaan
verzilveren. Helaas hebben we moeten concluderen dat dit
maar mondjesmaat is gelukt. Het werd een gepruts van je-
welste. Sommige instellingen namen het gedeeltelijk seri-
eus door wel ervaringsdeskundigheid te formaliseren, maar
geen of veel te weinig te doen om Herstel het leidend prin-
cipe te laten zijn. We zijn nu zeven jaar verder.
Begin dit jaar kreeg Nico Hopman, voorzitter van de vak-
vereniging voor ervaringswerkers de opdracht van GGZ Ne-
derland, LPGGZ en stichting het Zwarte Gat, om te onder-
zoeken wat er terecht is gekomen van de uitvoering van het
Handvest en het in mei 2013 door Raden van Bestuur en het
Zwarte Gat ontwikkelde GGZ visiedocument: ‘Verslavings-
zorg, focus op preventie en herstel’. Nico heeft het rapport
op 29 september 2015 gepresenteerd in een co-creatie dag.
Het werd wederom een schrijnende vertoning. Er was een
enkele bestuurder aanwezig en een handjevol cliëntenra-
den. Dit gaf al aan dat men het Handvest en het eigen vi-
siedocument minder serieus had genomen dan de belofte er
alles aan te zullen doen het tot een succes te laten worden.
Ook de cliëntenraden hadden het laten afweten. Als excuus
werden de reorganisa-
ties opgevoerd en andere
werkzaamheden die prio-
riteit kregen. Slappe hap
dus van beide partijen.
De druk op het Handvest
werd weer belangrijk
toen de zorgverzekeraars
er een punt van begonnen
te maken. Zij vonden dat
de inzet van ervarings-
deskundigheid belangrijk
is en dat de instellingen
Herstel ondersteunende
zorg moesten gaan ver-
lenen. Hoe en wat, dat
is tot op de dag van van-
daag niet duidelijk. Het is
nog steeds een gehannes.
Vanuit de professionals en de zorgverzekeraars is er geen
duidelijke visie. De gemeenten en de zorgverzekeraars kun-
nen het moeilijk vertalen naar het sociale domein. Want is
het antwoord, als het niet evidence based is kunnen de pro-
fessionals er geen soep van maken. Het is steeds de cliën-
tenbeweging die het voortouw moet nemen, maar als puntje
bij paaltje komt blijft het een geklungel om het goed uit-
voerbaar te maken. In december heeft Stichting het Zwarte
Gat zich beraden op een tweede handvest. Laten we hopen
dat het de komende jaren niet zo’n gehannes gaat worden
als de afgelopen zeven jaar. De bestuurders van de instel-
lingen mogen zich wel eens onderwerpen aan een gehannes
onderzoek. Dat is pas ziek.
Jos Oude Bos, Gert de Haan, Martinus Stollenga December 2015
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
-nummer 19
Bij de Jellinek zeiden ze ook: ‘ben jij niet bang voor Amsterdam’? Maar ik zei juist het tegenovergestelde”: ‘Amsterdam moet bang zijn voor mij’. Want ik had zoiets van, het ligt niet aan de omgeving. Maar het is het wel, het is de invloed van buitenaf.
-nummer 1918
Eindelijk weet ik wat verslaving betekentEen prettig gesprek met Tony Raëdecker
Geboren in 1967 in Rwanda, een piepklein landje gelegen
een paar graden ten zuiden van de evenaar in Centraal-
Afrika. Nederlandse vader, Rwandese moeder, een jonge-
re broer, een zus uit het eerste huwelijk van mijn moeder
en een geadopteerde broer, nog drie halfbroers uit het
eerste huwelijk van mijn vader die al getrouwd waren
met kindertjes en hedendaags kleinkinderen. Mijn vader
was een wereldreiziger die in het Gooi opgroeide, een
echte avonturier en bouwde een steenfabriek. Ik had een
trotse vader en een leuke moeder.
In 1970 zijn we met het gezin verhuisd naar Vaassen op de
Veluwe waar ik de kleuterschool t&m de MAVO heb afge-
maakt. Mijn jeugd en de locatie was super tot mijn moeder
ziek werd en in 1980 overleed.
De stemming werd zacht gezegd gespannen, maar ondanks
dat konden we met behulp van thuiszorg het redden, alleen
ik ontspoorde in drank, drugs, foute vrienden enz.
Toen je twaalf jaar was is je moeder overleden. Wat
heeft dat met je gedaan?
De situatie thuis veranderde. In principe ben ik van een
gelukkige jeugd in een keer in een situatie van thuisloos
geraakt. De spanning was
voelbaar, het had te ma-
ken met dat mijn moeder
erg ziek was, mijn vader
deed zo goed als dat ie
kon, hij was al wat ou-
der, gepensioneerd en hij
dronk alcohol. Dan kon je
beter bij hem uit de buurt
blijven. Wat gebeurde er
dan als ik uit school thuis
kwam, met huiswerk had
ik niet zoveel moeite, dat
deed ik heel snel. Daarna
was ik meteen weer met vrienden op pad. Blowen, drinken,
uitgaan, vriendinnetjes, brommers, zo ging dat. Dat was
onze leefstijl.
Je moeder was dus de centrale persoon in de huishouding
en die rol viel weg. En je vader kon dat niet 123 opvan-
gen?
Nee, dat zei hij ook gewoon, ‘ik ben te oud om jullie op te
voeden’. Toen is thuiszorg ingeschakeld. Omdat ik nogal een
eigenwijs mannetje ben en met verkeerde vrienden omging
kwam er wel eens een maatschappelijk werker thuis om de
situatie te bespreken.
En met je vader dan, werd die kwaad op jou?
Nee, want ik deed m’n best, ik ging dan niet naar die vrien-
den toe, die vrienden kwamen bij mij. Mijn kamer waar ik
sliep stond los van het huis, grote parkeerplaats, vijver, het
is heel mooi daar, bosrijk gebied.
Na schooltijd kwamen mijn vrienden meteen op hun brom-
mers gelijk naar mij. Mijn vader kon daar niet allemaal op
toezien en liet mij maar een beetje mijn gang gaan. Maar
hij was wel heel streng, als er iets fout ging werden alle
vrienden weggestuurd en kreeg ik huisarrest. Die spanning
was zo erg dat ik twee keer op school ben blijven zitten.
Door de ziekte van mijn moeder, ziekenhuis in- ziekenhuis
uit, dat is hard aangekomen. Daar ben je als kind je nog niet
van bewust omdat je denkt dat het normaal is en je weet
ook niet precies wat er gaat gebeuren. De ene keer was mijn
moeder heel blij, feest en de andere keer lag ze weer in het
ziekenhuis.
Hoe ging het verder na de MAVO?
Feitelijk werkloos, maar bij een abattoir, waar ik vroeger
vakantiewerk deed, gewerkt en wat gespaard. Het was ook
een periode van blowen met vrienden. In Vaassen, in de
Molukse gemeenschap woonde veel verslaafden, gebruikers
die wat ouder waren. Ik
had het geld en de tijd
en dat is op een gegeven
moment en beetje uit de
hand gelopen. Was boos
op mijzelf en het werd
ook niet getolereerd in
mijn familie. Verbleef
bij mijn zus omdat de si-
tuatie thuis onhoudbaar
werd. Van daaruit heb ik
me aangemeld bij de Gra-
fische school en ben toen
gestopt met die drugs en
bijbehorende leefstijl. Ben gaan sporten en rijbewijs ge-
haald. Had speciaal een motor gekocht om naar Amsterdam
te kunnen rijden. Mijn vader had in Amsterdam Noord woon-
ruimte voor mij geregeld, een huis van een oom die vaak in
het buitenland verbleef.
Met de pont naar het Centraal Station en tram 4 naar de
Grafische school. Hoewel ik wel hoge cijfers haalde ging
het ’t eerste jaar al mis. De mensen waar ik mee omging,
eigenlijk de oude vriendenkring uit Vaassen die ik ook in
Amsterdam tegen kwam. Ik had een vriend één dag bij mij
laten logeren en het ging gelijk mis. De volgende dag kom ik
van school en het hele huis was leeg geroofd. Mijn familie
-nummer 19 19
helemaal in paniek en ik moest de sleutels inleveren. Daar
sta je dan. Toen heb ik een zolderkamer kunnen huren en
doorgegaan met school. Drugs was voor mij bijna een me-
dicijn voor alle spanningen veroorzaakt door die inbraak. Ik
heb het kunnen oplossen m.b.v. de politie en de inbreker is
gepakt. Heel vervelend allemaal, dat je door je eigen vrien-
den wordt bestolen. Tenslotte ben ik verslaafd geraakt aan
heroïne en kon de opleiding niet meer afmaken. Toen was ik
een jaar of twintig.
Door de drugs heb je steeds meer geld nodig en de gebrui-
kerswereld, de mensen waar je mee omgaat, zorgt ervoor
dat je losse handjes krijgt. Het waren vaak vermogensde-
licten, stelen uit winkels. Zo kon ik me een beetje redden.
Daardoor kwam ik met justitie in aanraking en kwam vast te
zitten in de Bijlmerbajes.
Na een korte periode van detentie op de drugsvrije afdeling,
kreeg ik het aanbod m’n straf om te zetten in voorwaarde-
lijk als je naar de kliniek ging. Mijn eerste opname in 1988
was in de Jellinek Kliniek ‘de Hoge Sluis’, vernoemd naar
de brug over de Amstel, aan de Sarphatistraat. Tegenwoor-
dig hangt de naamplaat Mentrum aan de gevel en is het
ook geen kliniek meer. Het was een therapeutische gemeen-
schap (TG), een elf maanden durende resocialisatie behan-
deling en daar heb ik vier maanden gewoond.
Het begon met hiërarchie. De maatschappij in het klein
werd nagebootst en daar werd je op getest hoe je daar mee
omging.
Waar je sterke en zwakke kanten lagen en dat werd bijge-
schoold, gecorrigeerd. Dat ging een hoog tempo. Het werd
heel goed ondersteund met bio-energetica, allerlei thera-
pieën, countergroepen. We controleerde elkaar, soort com-
mune. Slaapzaaltjes, mannen en vrouwen gescheiden. Waar
nu het Tuinhuis is, dat was resocialisatie.
Er ontstonden relaties in die tijd en dat mocht, dat werd
toegestaan. Wel moest je het delen en bespreekbaar ma-
ken met de groep omdat anders je aandacht meer naar de
relatie ging dan naar jezelf. Je kreeg echt feedback van de
groep. In de hiërarchie krijg je privileges dat je assistent
wordt en zo. Dat is heel prettig als je zo ver komt, het werd
echt aangemoedigd maar je kon het ook weer kwijtraken.
Dus maak je een fout, dan begin je weer helemaal onderaan
of degradeert, net als in de maatschappij.
Hoe was dat met terugvallen?
Dat noemde ze dan een ‘uitglijer’. Je werd door de hele
groep en de staf terecht gewezen en daar hadden ze een
strafbankje voor in de gang. Het had consequenties, aan de
aard van de overtreding, zeg maar, werd je gestraft. Als je
wat hoger in de hiërarchie zat mocht jij ook mensen cor-
rigeren.
Dat was dus je eerste opname, vier maanden. Vond je dat
voldoende?
Ik vond het een ontzettend goed programma en het doel
wat ik had heb ik meer dan bereikt. Maar ik belandde in een
depressieve tijd. Het was me een raadsel waar dat vandaan
kwam en ik ging een beetje tegen het systeem aanschoppen.
Kon niet goed ontdekken wat er nu met mij aan de hand
was, ik wilde daar niet meer zijn. De mensen merkte dat en
ik kreeg van de ene op de andere dag straf, de hele groep bij
elkaar en mij werd gesommeerd weg te gaan. Niet uitleggen
waarom, ‘je bent intelligent genoeg om dat zelf te ontdek-
ken’. Je mag t.z.t. weer terugkomen. Op de manier waarop
dat ging was ik het alles behalve mee eens. Ben niet op een
goeie manier weg gegaan.
Door een brand kon ik niet meer terug naar die zolderka-
mer en heb toen een aantal maanden in Apeldoorn onderdak
gekregen bij mijn broer. Van daaruit ben ik naar de ver-
volgopleiding van de Grafische school gegaan en ben met
computers aan de gang gegaan. Dat had z’n intrede gedaan
en heb ik ‘desktop publishing’ gedaan en werken met ani-
maties. Bij een bedrijf dat educatieve software maakte heb
ik echt computer tekenen geleerd, hartstikke leuk. Eigenlijk
had ik helemaal geen verstand van computers maar door het
tekenen ben ik erin gerold en bleek daar goed in te zijn. Dat
heb ik jaren gedaan. Heel mooie programma’s op de markt
gebracht zoals voorlichting programma’s o.a. voor de GGD
over Soa’s.
Hoe ging dat met je drugsgebruik in die tijd?
In de tijd dat ik werkte gebruikte ik niet, dat ging gewoon
niet samen. Het was een werkproject en dat houdt een keer
op en ja, dan val je in een gat. De mensen die ik kende, als
ik die dan tegenkwam was het ‘hé Tony’, en ja op de een of
andere manier ben ik makkelijk beïnvloedbaar en mensen
-nummer 1920
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
willen graag samen met mij gebruiken.
Je liet je meeslepen door de scene.
Ik kon ook makkelijk geld maken, heb nooit mij zelf hoeven
verlagen tot het niveau om me heen. Het was meer eh, ik
dacht dat het onschuldig was maar het werd steeds meer. En
dan krijg je op een gegeven moment een heel andere situ-
atie, dat je er 24 uur mee bezig bent. Soms was detentie
m’n redding. Heb meerdere detenties gehad en dan koos ik
ook om niet te gebruiken en aan mijn gezondheid te werken
omdat ik helemaal naar god lag.
Na de detentie heb ik gezorgd dat ik opgenomen kon worden
omdat mijn uitzicht weer gebruiken was. Die kans kreeg ik
in 1990 bij de Jellinek, kliniek ‘Parkweg binnen’. Dat heb
ik helemaal afgemaakt, vijf maanden was de opname en
daarna had je de nazorg.
Het pand daarnaast was
voor de resocialisatie en
daar werd marihuana en
alcohol gedoogd. Maar
als ze merkte dat het uit
de hand liep, overmatig
drinken, dan grepen ze
in.
‘Parkweg binnen’ is toen
gesloten, maar dan zit-
ten we nog in begin ne-
gentiger jaren.
Toen ik 26 was is mijn va-
der overleden. Heb een
mooie erfenis gekregen.
Het is dan 1993, je
krijgt een mooie erfenis, dat gaf je natuurlijk wel aller-
lei mogelijkheden.
Ja, ik kreeg een woning in Amsterdam West en ben toen voor
ABC-software gaan werken. Na het werk begon weer een pe-
riode met drugs, en justitie en de woning kwijt geraakt. Het
cirkeltje was weer rond. Toen ik vrij kwam had ik niet meer
dan een leeg tasje, veel succes. Heb toen in Exodus geze-
ten, dat heette toen artikel 26. Dat is voor ex-gedetineer-
den die door detentie hun woning zijn kwijt geraakt. Daar
mocht ik een jaar wonen. Het is een omgebouwde school
met 15 kamers, opgezet door een politieagent die zag dat
mensen in een cirkeltje draaiden en dat was niet waarvoor
hij politieagent was geworden. Met doneurs heeft hij ‘arti-
kel 26’ opgezet. Dat was m’n redding want veel opties zijn
er niet als je vrij komt met niks. Als jij geen adres had kreeg
je geen uitkering omdat ze geen post kunnen sturen.
Dat werd vanuit detentie geregeld, dat begeleid wonen?
Die informatie moest je allemaal zelf zoeken en uitvinden,
niemand die jou vertelde van hoe of wat. Er waren ook men-
sen, die als ze buiten de poort van de Bijlmerbajes kwamen,
gelijk inbraken in de garage, in de auto’s en werden meteen
weer gepakt. Dat soort dingen. Ja ik lach er misschien wel
om maar het is om te huilen. Zelf ben ik wel iets creatiever
op dat gebied; ik ging op zoektocht en zo heb ik het circuit
van opvang leren kennen. Dan ga je je best doen te overle-
ven. In de ‘begeleid wonen’ periode kreeg ik begeleiding om
alles goed op orde te krijgen, je financiën en zo. Dat ging
goed en ik kreeg gelijk ‘dagbesteding’. Heb in een atelier
gewerkt, bij ‘global start’ van Pantar* heb ik een cursus sys-
teembeheer gedaan, netwerkbeheer, software ontwikkelt,
allemaal gecertificeerd, was de eerste die slaagde. Gesolli-
citeerd bij Schiphol maar mijn strafblad zat in de weg, daar
kwam ik niet doorheen. Vanaf die tijd heb ik voor het HVO
(Hulp Voor Onbehuisden), via het dagactiviteitencentrum
een houseband opgezet
en veel optredens ge-
daan, gaf computerles,
tekenles, deed sporten
met die jongens tot 21
jaar, koken, kickboksen,
die jongeren kon ik heel
goed bijschaven, ze wa-
ren dol op me.
Het is een tijdje goed
gegaan maar kwam toch
weer met drugs in aan-
raking. Vast gezeten,
woning kwijt geraakt.
Overal gezworven, van
de ene naar de andere
gebruiker, zo had ik al-
tijd wel onderdak. Ook
in auto’s sliep ik. Hing vaak in de Bijlmer rond, daar had
je van die trappenhuizen waar het drugsleven 24 uur per
etmaal doorging. Je had werkhokken waar mensen in woon-
den, stroom en verwarming werden afgetapt. In een gesto-
len auto nog als snorder gewerkt. Het was één getto in de
Bijlmer. Via Streetcornerwork zijn we begonnen met een
bouwkeet, daar op het plein gezet, het was koud, het vroor,
sneeuwde en we sliepen in dozen. Tot dat een gemeente-
raadslid kwam kijken en die schrok. Hij kwam met bouwke-
ten en stapelbedden.
In 2003 ben je gestopt met drugs. Hoe heb je dat gedaan?
In 2003 deed de ISD (Maatregel Inrichting Stelselmatige Da-
ders) zijn intrede, ik kwam daarvoor in aanmerking maar zag
dat niet zitten. Heb toen met de officier gesproken en ben
gekomen met het voorstel of het niet beter zou zijn om naar
een kliniek te gaan die bij mij past en die ISD als stok ach-
ter de deur te gebruiken, dat werkt bij mij veel beter en ik
kreeg die kans. Dat was een programma van drie maanden in
-nummer 19 21
het Jellinek IMC (Intra cultureel Motivatie Centrum, kliniek
Bijlmer) en de nazorg in de Obrechtstraat. Bij de Jellinek
zeiden ze: ‘ben jij niet bang voor Amsterdam’? Maar ik zei
juist het tegenovergestelde”: ‘Amsterdam moet bang zijn
voor mij’. Want ik had zoiets van, het ligt niet aan de om-
geving. Maar het is het wel, het is de invloed van buitenaf.
Daarna verbleef ik in het Passanten Hotel Boerhaave van het
HVO.
IMC, gestopt met de heroïne. In al die jaren daarvoor, je
was niet echt een drinker, dat interesseerde je eigenlijk
geen bal. Heroïne was de kick.
Heroïne en die cocaïne is er later bijgekomen.
Is dat niet raar, want dat zijn twee tegenovergestelde
middelen, de één is een downer en de ander een upper.
Ze heffen elkaar
op in de zin van de
coke geeft je de
pep en de kracht
om energiek din-
gen te doen en
heroïne maakt je
juist ontspannen.
In welke volgorde
gaat dat dan?
Dat maakt eerlijk
gezegd niet uit.
Je bent s’ochtends
ziek en dan krijg
je behoefte aan
energie omdat je
dingen moet doen
en daar heb je de
cocaïne voor no-
dig. Die geeft je
de energie te doen
wat je moet doen.
Je moet een hoop
doen voor je ver-
slaving. Die twee
gaan heel goed sa-
men.
Nou dat zeg jij. Maar slechter dan slecht kan natuurlijk
niet als je het lichamelijk bekijkt. Voor het hart is dit
dus het aller slechtste wat je kunt doen. Het hart weet
niet meer of het nu vooruit of achteruit moet.
Ben je niet op de alcohol overgestapt nadat je in 2003
bent gestopt met de heroïne? Iets wat we bij veel ex-
heroïne gebruikers zien.
Niet direct. Ik vond die alcoholisten maar rare types.
Alcoholisten vinden die junks maar rare types.
Toen ik in het Passanten Hotel zat vond ik iets van twee
gram cocaïne, op de grond voor een discotheek s’ochtends
vroeg. Heb het meegenomen, was al de hele smaak kwijt,
dat soort dingen. En ik zat echt te worstelen met mezelf,
ik had helemaal geen behoefte daaraan. Ik was bezig met
begeleid wonen en heel leuke dingen, had het naar mijn
zin, vooral sporten en zo. Ik heb het gewoon door de wc
gegooid. En dat is het beste ‘medicijn’. Vanaf het IMC ben
ik nooit meer terug gevallen. Ik had ontdekt dat de heroïne
mijn hoofd middel was en dat heb ik met methadon in de
hand weten te houden. Cocaïne is iets wat tussen je oren
zit. Maar als jij de keus maakt, duidelijk dus niet alleen
maar theoretisch maar ook praktisch en dat is gewoon de
drugs weggooien in mijn ogen, dat werkt heel goed. Heb wel
een paar dagen last er van gehad, zo van Tony ben je wel
goed bij je hoofd, een ander doet er een moord voor en ik
gooi het weg. Dat ging ook door mijn hoofd, had het kunnen
verkopen. Nooit meer behoefte aan gehad, vaak voorbij zien
komen, het is zo’n rotzooi.
Na het IMC, met de muziek mee en ben je een biertje gaan
drinken.
Ja, na 2003 sloop het er in door de muziek, biertje er bij, af
en toe een jointje, dat was een beetje mijn nieuwe leefstijl
geworden. Maar ik heb een eigenschap en dat is dat ik geen
maat kan houden en raak ik verslaafd. Voor mij is gecontro-
leerd gebruik geen optie. Ga je die weegschaal van dichtbij
bekijken, dan zie je gewoon van ‘dit is impossible’, omdat
je verandert onder invloed, je bent een ander persoon. Een
Foto: Kees C. Keuch
-nummer 1922
ander mens heeft mij moeten vertellen dat ik verander als
ik drink, zelf heb je dat niet door. Je denkt dat je nog ge-
woon dezelfde bent, alleen je bent wat vrolijker. Maar je
verandert echt. Sommige dingen kan ik niet eens geloven
van ‘heb ik dat gedaan’? Dan schrik je wel even van jezelf.
Heb je daar een voorbeeld van?
Heb een agent uitgescholden, in een tuin lopen plassen, heb
gevochten, verbaal agressief. Mensen waren bang voor me,
ik ben ook niet de zwakste, heb aan kickboksen en karate
gedaan maar ik ben niet agressief. Dus kon ik niet geloven
dat iemand mij agressief vond.
Hoe is dat gegaan met je alcoholgebruik? Want dat gaat
niet van de één op de andere dag. Daar moet voor worden
getraind.
Het liep uit de hand toen het sterke bier (8-12%) op tafel
kwam. Dat is iets wat ik niet kon beheersen. Daar wordt je
gewoon knettergek van.
Je wordt gewoon eerder dronken.
Nee, ik werd niet dronken. Het is eerst een gewoonte, on-
schuldig, je gebruikt die alcohol en daarna gebruikt die al-
cohol jou. Op een gegeven moment kun je niet meer zon-
der. Je hebt het nodig om te kunnen functioneren. Dronken
worden doe je niet meer, daar heb je teveel voor nodig. Dat
haal je niet eens op een dag of je moet aan de borrel gaan
maar dat deed ik dan niet. Dat vind ik echt zo vies. Ben ie-
mand die niet stop kan zeggen. Je komt erachter dat de ont-
wenning zo heftig is, dat je die niet meer kan controleren.
Als de onthoudingsverschijnselen komen ben je eigenlijk al
te laat, dan hoor je bij de verslaafden.
Dat is dan bij jou wel snel gegroeid na 2003.
Ja, dat gaat bij mij heel snel. Dat was met de drugs ook zo.
Alleen met alcohol raak je niet zo snel verslaafd.
Dat is bij mij anders dan bij andere mensen, ik kan veel
drinken. Kan 24 uur, 7 dagen in de week non-stop drinken en
ik blijf gewoon dezelfde, althans in mijn ogen. Alcohol is zo
slopend, daar kunnen drugs niet tegenop.
Vergat alles, kon niet meer functioneren; ik ging zo hard
achteruit dat ik op m’n laatste krachten naar het zieken-
huis ben gegaan waar ik in
de wachtkamer letterlijk in
elkaar ben gestort. Kreeg in-
sulten en heb een paar da-
gen in coma aan het infuus
gelegen. Daarna begon ik
ontwenning van de metha-
don te krijgen.
Had je dat niet gemeld?
Jawel, maar ze zeiden ‘daar
gaan wij niet over, dan moet
je bij de Jellinek zijn’. Dus
ik moest als de sodemieter
het ziekenhuis uit, ik zei
‘het gaat wel weer’. Nog net
op tijd voor het methadon-
loket. Zo ben ik het week-
end weer thuis gekomen.
Eerst naar AH, bier halen.
Na het weekend ben ik naar
de Jellinek gegaan in de
Sarphatistraat. Had een be-
geleidster van het JOT (out-
reachend team). Ze is één
keer bij me thuis geweest.
Ze was heel moeilijk bereikbaar want ze had 23 cliënten per
week. Zij stelde voor een opname en die heb ik toen gehad
in Laren, detox en diagnostiek.
In Laren is een psychiatrisch centrum, Julianaoord*.
Ja, ze dachten dat ik gek was geworden. Daar ben ik iets van
drie maanden geweest.
De periodes daarna was het vallen en opstaan. Heb meer-
dere korte detox opnamen gehad op de Vlaardingenlaan, vijf
tot zeven dagen. Verder werd ik aan het lijntje gehouden
terwijl ik steeds vroeg om een langere diep gaande behan-
deling. Dat had voor mij geen zin werd me gezegd omdat ik
toch steeds terugviel. Alleen een detox is pappen en nat-
houden.
Tenslotte ben ik naar de GGD gegaan waar ik heb gemerkt
-nummer 19 23
dat de mensen veel serieuzer er mee omgingen, die namen
wel de moeite. Die gingen wel naar een plan kijken. Op aan-
raden van de GGD was het hoofddoel een behandeling in kli-
niek ‘de Wending’ op de Veluwe, maar daar was geen plaats.
De GGD vond dat het zo niet langer kon en zocht naar een
oplossing. Zelf heb ik om een RM (Rechterlijke Machtiging*)
gevraagd. Bij mij thuis in de huiskamer kwamen de psychi-
ater, dokter, griffier en begeleiding van de GGD bijeen en
toen is beslist tot ingrijpen. In een ambulance ben ik op 8-8-
2015 naar de detox gebracht.
Dit was de enige manier om in een opname te komen. On-
der een RM kunnen ze geen nee zeggen blijkbaar. Na zeven
dagen detox heb ik in afwachting van plaats bij de Wending
een plek gekregen op VP4, (Verslaving & Psychiatrie) Men-
trum kliniek Vlaardingenlaan.
Waarom kwam de GGD met kliniek de Wending?
Het moest buiten Amsterdam. Mijn achtergrond ligt op
de Veluwe, daar ben ik opgegroeid. Ik heb al twintig jaar
mijn familie niet meer gesproken. Ik had via facebook een
vriendschapsverzoek gedaan en kreeg een berichtje terug
van mijn zuster. Ze was heel blij mij te spreken. Ik heb een
heel leuke familie, maar geen gelazer met drugs en alcohol.
Nu ze zien dat je in behandeling bent willen ze je wel
ondersteunen.
Wat blijkt is dat mijn zuster in de Julianakliniek in Laren
heeft gewerkt, zij heeft dus kennis van verslaving.
Met de alcohol ging het tot een climax totdat je hier op
de Vlaardingenlaan terecht bent gekomen.
Na 2003 heb ik iets van vijf korte detox opnamen gehad op
de Vlaardingenlaan. En dan ging het weer even. Maar je
komt in een omgeving waar iedereen die je kent drinkt. Het
is jouw wereld, het enigste wat je nog kent. Dan probeerde
ik heel gedisciplineerd het niet drinken vol te houden, maar
er blijft geen leven over want je stikt in de eenzaamheid.
Er is nog niets gedaan aan iets van dagbesteding. Nu heb
ik daar ook de volle aandacht op gezet. Je moet een leuke
dagbesteding hebben en het moet perspectief hebben.
Houdt je er ook rekening mee dat het leven is gewoon een
sleur in alle nuchterheid. Het is niet anders.
Je zult moeten accepteren dat het soms een beetje klote-
rig is maar dat mag geen reden zijn om je vol te gieten.
Nou ik kan er wel iets van maken. Ben creatief. Eén groot
ding waar ik mee moet beginnen en dat is niet meer dat
schorem in mijn leven toelaten.
De patiëntcliënten hier op de ‘Vlaar’ verklaren mij voor
gek; ‘zit jij hier vrijwillig onder een rechtelijke machtiging,
waarom ga je niet naar huis’? ‘Ben je gek of zo’, vragen ze
dan. Laatst sprak ik een hulpverleenster en die vroeg mij
‘wat zou jij nou een goede therapie vinden waar je echt wat
aan kan hebben’? Het schoot er gewoon uit: ‘Muziek natuur-
lijk’. Muziek is een universele taal, dat begrijpt iedereen.
Hoewel in die muziekwereld ben je aan de drank gegaan.
Dat ligt niet aan de muziek, dat ligt aan de mensen. Die
gitaar heeft mij niet aan de drank geholpen.
Kees C. Keuch, december 2015
* Pantar: We bieden werk en begeleiden ruim 3.000 inwoners van Amsterdam en Diemen. Dit zijn mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld omdat ze een lichamelijke, verstande-lijke of psychische beperking hebben. Of problemen hebben (gehad) of verslaafd zijn geweest. Wat de reden ook is, bij Pantar geloven we dat iedereen waarde heeft en kan werken. Onderdeel van Soci-ale Werkvoorziening.
*Juliana-Oord in Laren is een centrum voor neuropsychiatrie, dat onderzoek en advies, diagnostiek en behandeling biedt aan pati-enten bij wie sprake is van niet aangeboren hersenletsel vaak in combinatie met psychiatrische stoornissen en/of verslavingsproble-matiek.
*Dat u voor uzelf een RM kunt aanvragen lijkt wellicht wat vreemd omdat het over een gedwongen opname gaat. Maar het kan wel. U vraagt dan zelf aan de officier van justitie om een gedwongen opname.
Naamplaat bij beeld in tuinObrechtstraat gerealiseerd
-nummer 1924
Gered door de Cliënten Service Desk!Mijn naam is Tony Raëdecker, 49 jaar oud. In deze uit-
gave van het Nulnummer magazine staat een uitgebreid
artikel waarin mijn leven in vogelvlucht de revue pas-
seert. Dit artikel hoort daar min of meer bij. Er wordt
veel gesproken over de ‘Herstel ondersteunende zorg’.
In dit stuk gaat het over het ‘Maatschappelijk Herstel’.
Dit betekent dat als er een
aantal essentiële (materiële)
zaken niet goed geregeld zijn
het vrijwel zinloos is om een
poging te wagen je leven ab-
stinent van allerlei genotsar-
tikelen in te richten.
Met hulp van de GGD heb ik
een rechtelijke machtiging
(RM) aangevraagd om vrijwillig
opgenomen te kunnen worden,
want ik was sterven na dood.
Op een andere manier een plek
in een verslavingszorg kliniek
te verwerven kon niet (meer).
Het betekent dat ik voor zes maanden verplicht opgenomen
ben. Mijn financiën heb ik laten beheren door een bewind-
voerder en hoopte dan ook dat ik mijn volledige aandacht
kon richten op mijn herstel.
Via de GGD had ik me al ingeschreven bij een verslavings-
kliniek buiten de stad. De wachttijd daar voor een opname
is lang. Daardoor is besloten om mij in de tussentijd op te
nemen op een afdeling voor mensen met een Dubbel Diag-
nose (verslaving en psychiatrie). Ik kan u vertellen dat dit
twee verschillende werelden zijn. Het lijkt op elkaar om-
dat ze vaak dezelfde
m a a t s c h a p p e l i j k e
problemen hebben.
Het probleem bij de
hulpverlening is wel
dat mensen met een
psychose moeilijker
te helpen zijn omdat
ze erg in de war zijn.
Naar mijn mening is
het dat je door ver-
slaving in een psy-
chose kan geraken en
andersom ook, maar
je kan ook verslaafd zijn zonder psychose. Hier in de kli-
niek op de Vlaardingenlaan maken ze geen onderscheid.
Het is dan ook te bizar voor woorden wat voor taferelen ik
hier allemaal meemaak. De ene patiëntcliënt heeft meer
aandacht nodig dan de ander en soms ten koste van de an-
der. Vanwege tijd- en personeelsgebrek blijven problemen
zich opstapelen en komen mensen in de verdrukking, ze
zitten vast. Mijn situatie is niet anders. Na twee maan-
den van ontberingen en ergernis krijg ik bezoek van de
Mentrum maatschappelijk werker (MW). Doordat ik vrijhe-
den had opgebouwd mocht ik activiteiten buiten de kliniek
plannen en de MW kwam met het idee om een stadspas aan
te vragen. Wat toen gebeurde kun je wel een ramp noemen
in mijn herstel.
Een aantal weken na de aanvraag van een stadspas komt
de MW mij vertellen dat mijn uitkering is gestopt en daar-
door geen stadspas kan aanvragen. Ik vraag wanneer is dat
gebeurt? Waarom weet ik dit niet? Vanaf mei 2015 heb ik
geen uitkering meer ontvangen. Met andere woorden, ik
heb al een half jaar geen inkomen zonder dat ik dat weet.
Ik heb direct een aanvraag ingediend en ben op onderzoek
gegaan. Na twee maanden, vele malen bellen kwam ik en
met mijn MW niet verder dan dat werd meegedeeld dat
mijn gespaarde geld (wat voor schulden aflossen bedoeld
was) is gebruikt om de huur van mijn woning te betalen.
Anders was ik mijn woning kwijt geraakt. Ook krijg ik te
horen dat ik niet geholpen mag worden door een MW, maar
dat alles via Bewindvoering moet. Intussen ben ik al weken
zonder inkomen en kan geen leefgeld ontvangen, krijg al-
leen te horen ‘ze zijn er mee bezig’. Heb geen geld voor
tabak, postzegels, openbaar vervoer, huur, gas en elektri-
citeit, verzekering etc. en de schulden stijgen mij boven
het hoofd. Geregeld
heb ik mijn verhaal
aan mensen in de
kliniek verteld en
ook aan de Bewind-
voering. De reacties
bij de leiding is ‘het
gaat zo goed met
Tony, hij is nog niet
eens terug gevallen’.
De rest ontgaat hun
omdat er nauwelijks
over gedragen wordt.
Dit maakt je opname
-nummer 19 25
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
behoorlijk opgefokt. Daardoor slaap je nauwelijks. De on-
zekerheid vreet aan je omdat je wordt wijsgemaakt dat het
wel goed komt, maar je gevoel zegt iets heel anders. Je
hele opname staat in het teken van hoe ik mijn uitkering
kan herstellen en mijn huis behouden. De gedachte dat je
na de opname weer op straat staat is zacht gezegd angstig.
Ik vocht dan ook om helder te blijven en alles te doen wat
nodig is om niet terug te vallen in alcohol gebruik om maar
een kans te maken. Het is dan ook erg zwaar om te zien dat
mensen om je heen stiekem toch gebruiken. Mijn mening
is dat mensen die tegen hun wil geplaatst zijn niet samen
horen met mensen die willen stoppen met gebruik.
Kees Keuch, een goede vriend van mij die al een geruime
tijd bij de Cliëntenraad zit vertelde mij dat er een Cliën-
ten Service Desk (CSD) bestaat die mij wellicht verder
kon helpen bij dit soort zaken. Ben toen bij de CSD in con-
tact gekomen met een sociaal werker genaamd Ibrahim die
mijn situatie goed begreep. Ibrahim is duidelijk een erva-
ren professional in dit soort zaken en heeft voor mij veel
onderzoek gedaan naar de oorzaak waar het allemaal fout
is gegaan met mijn uitkering.
Dat resulteerde in dat ik weer hoop kreeg en vooral inzicht
in hoe belangrijk de CSD is voor je maatschappelijk her-
stel. Wat mij hoogst verbaasd heeft is dat het personeel
geheel niet op de hoogte is van het bestaan van de CSD.
Afgesproken was dat de post van de uitkeringsinstantie
DWI direct naar de Bewindvoering zou gaan. De bewind-
voerder heeft in de maand mei zes maal een aanvraag in-
gediend om de post toe te sturen, maar daar is nooit op
gereageerd. Het bleek dat er geen communicatie is ge-
weest tussen DWI en de Bewindvoering. Doordat er een
brief naar mij gestuurd is voor een heronderzoek en ik niet
gereageerd zou (kon) hebben met als gevolg dat mijn uit-
kering dus is gestopt. De Bewindvoering zei dat ik me geen
zorgen hoefde te maken omdat alles geregeld zou worden.
Intussen was mijn leefgeld op, de schulden lopen op en
mijn woning stond op ontruimen, welterusten!
Na vele malen bellen, wachten en doorverwijzingen heb
ik begrepen dat er een bezwaar is ingediend op het stop-
pen van mijn uitkering. De zitting is inmiddels geweest,
met als resultaat: niet ontvankelijk verklaard, omdat het
bezwaar te laat zou zijn ingediend! Daar sta je dan. Ge-
lukkig liet de CSD het er niet bij laten zitten. Ibrahim
heeft na veel inspanning de bewijzen om de post direct
naar de bewindvoerder te sturen naar de commissie die de
zaak behandelde gemaild om het geval toe te lichten. Dit
heeft de zaak een enorme wending gegeven. Op 24 decem-
ber jl. kwam de CSD met het verlossende telefoontje dat
mijn uitkering weer wordt opgestart met terugwerkende
kracht.
Met de Bewindvoering is afgesproken om weer leefgeld
over te maken maar tot heden is er niets gestort. Kerst en
Nieuwjaar waren voor mij dan ook niet echt feestdagen.
Begin januari wordt ik opgenomen in een verslavingskliniek
met een ‘stok achter de deur’ (de Wending) waar ik reeds
in 2011 om gevraagd heb. Inmiddels was ik geweigerd bij
de Jellinek, GGZ Laren, vandaar de RM (rechtelijke mach-
tiging).
Hulde voor de CSD. Ibrahim van de Cliënten Service Desk
heeft mij letterlijk en figuurlijk gered! Overleven in on-
zekerheid is mij niet vreemd, maar leuk is anders.
TR 2-1-2016
In 1999 is bij de Jellinek de Cliënten Service Desk ge-
start. De CSD werkt van oudsher voornamelijk voor de
groep ‘chronische’ verslaafden, met name vanuit de kliniek
Vlaardingenlaan. Met een gemengd team van professionals,
ervaringsdeskundigen en studenten staat zij ten dienste
van cliënten van Mentrum, Jellinek en Inforsa.
Naast daadwerkelijke cliënt ondersteuning bij maatschap-
pelijke problematiek en herstel doet de CSD onderzoek en
is up to date met alle maatschappelijke veranderingen in
de samenleving.
- De nadrukkelijke aandacht voor armoedeproblematiek
voor GGZ cliënten en de maatschappelijke uitsluitingsme-
chanismen
- Het vermogen om de uitsluitingsmechanismen te zien bij
alle organisaties die juist in het leven geroepen zijn voor
kwetsbare doelgroepen, ook de GGZ zelf.
- Kennis over bureaucratische processen en oplossingen
daarvan.
-nummer 1926
Dit nulnummer heeft als thema “Herstel”. Het nulnum-
mer is de spreekbuis voor cliënten en voor de cliënten-
raad. Dus is het logisch dat in dit nummer gesproken gaat
worden over herstel van gedrag, herstel van verslaving,
herstel van emotie, etc. van de cliënt. Toch wil ik het
over een andere boeg gooien, wat in mijn oogpunt als
behandelaar ook van belang is voor cliënten en de cliën-
tenraad om te weten.
De behandelaren binnen Arkin en binnen de gehele gezond-
heidszorg zijn namelijk ook aan het herstellen. Maar waar
moeten zij dan van herstellen? Van al die nare verhalen van
cliënten, van het werk op zich, van frustratie omdat ver-
slaving bij mensen niet altijd eenvoudig te beheersen is?
Nee, ze moeten herstellen van de veranderingen, die
plaatsvinden in hun organisatie.
De eerste grote verandering vond plaats tijdens het invoe-
ren van de DBC regeling.
DBC staat voor Diagnose
Behandeling Combinatie.
Kort gezegd betekend
dit systeem dat een be-
handelaar, maakt niet uit
wat voor soort (verple-
ging, artsen, maatschap-
pelijk werkers, etc.),
moet registreren wat hij
of zij doet en dat is dan
gekoppeld aan een proto-
col. Het doel van het invoeren van het DBC systeem was om
de kosten niet te snel te laten stijgen. Op zich, geen slecht
uitgangspunt. Het effect is dat de behandelaar steeds meer
in een keurslijf moet gaan werken en het kan niet anders
of dat gaat ten kostte van het persoonlijk contact met cli-
enten. Er kwam veel meer administratie bij en controle en
dat kostte ook weer meer geld.
Het invoeren van een eigen risico en de verhogingen daar-
van geven ook reden voor herstel. Elke keer krijgt de cliënt
weer wat voor zijn kiezen en de behandelaar hoort ook
daar mee om te gaan maar staat machteloos tegenover het
systeem. De cliënt klaagt terecht en de behandelaar zal
het ermee eens zijn maar geeft wel onnodig stress wat
weer hersteld dient te worden anders wordt je ziek.
Later kregen de zorgverzekeraars steeds meer te zeggen
over wat behandelaren wel en niet mogen, of anders ge-
zegd, de ene behandeling betaalt de zorgverzekeraar wel
en de andere niet. De behandelaar geeft dus geen behan-
deling meer aan de cliënt omdat hem dat goed lijkt maar
omdat het vergoed wordt door de zorgverzekeraar want
van de wind kan je niet leven.
De meeste behandelaren zijn van dat punt ook nog steeds
aan het herstellen want een goede behandelaar behandeld
met zijn hart en zijn kennis maar niet vanwege het geld.
Maar er moet wel brood op de plank komen.
Er zijn wel enkele honderden behandelaren die er voor kie-
zen om onafhankelijk te worden van de zorgverzekeraars
maar die kunnen alleen maar cliënten krijgen die de zorg
zelf kunnen of willen betalen.
Toen kwam de regeling dat
een cliënt een hoofdbehan-
delaar krijgt naast zijn be-
handelaar. Nu was er altijd
al een hoofdbehandelaar op
de achtergrond actief en die
kon worden ingeschakeld als
dat nodig was, maar nu is
de regel dat de cliënt altijd
minimaal een keer gezien
wordt door de hoofdbehan-
delaar. Dat heeft veel meer
werk opgeleverd en organisatie. Ook hier speelt de zorg-
verzekeraar een rol want als er geen contact is geweest
betaald de zorgverzekeraar niet uit. Dus de instanties la-
ten zich weer meeslepen in de ouderrol van de zorgverze-
keraar. Terwijl een zorgverzekeraar eigenlijk gewoon een
betalingsorganisatie is een verzekeringsmaatschappij en
niets met gezondheid te maken zou moeten hebben.
Zo zijn er nog vele tientallen kleine regeltjes, die vrijwel
halfjaarlijks wordt ingevoerd en echt uitgevoerd moeten
worden anders wordt je beschuldigd van fraude of dat je je
werk niet goed doet. Toen bepaalde regels niet bestonden
deed je je werk wel goed en opeens niet meer. Voor dit
soort veranderingen hebben mensen tijd nodig maar die
Hersteldoor Tello Neckheim
-nummer 19 27
tijd wordt niet gegund want tijd is geld.
Dit is namelijk ook een verandering: “tijd is geld”. Er is na-
melijk ook een productie norm opgelegd. De behandelaars
moeten productie maken anders wordt je op het matje ge-
roepen en als het toch niet lukt dan hangt er ontslag boven
je hoofd.
Al deze veranderingen en druk zorgt er voor dat je niet in
staat bent om te herstellen van je vorige herstel. Om deze
reden stoppen veel behandelaren vroeger met hun werk.
Juist de wat ervaren mensen verdwijnen daarmee van de
werkvloer waardoor ervaring verdwijnt en dat lijkt mij ook
niet goed voor het geven van behandelingen.
Al met al moet niet alleen de cliënt herstellen of omgaan
met herstel maar ook de behandelaren. Is het niet mogelijk
om een raad op te richten waarbij cliënten en behande-
laren gezamenlijk een vuist maken tegen al die vaak on-
nodige veranderingen want vrijwel iedereen heeft er last
van? Als we allemaal aan het herstellen zijn moet de blinde
de lamme helpen. Zo’n gezondheidsstelsel zouden we niet
moeten willen hebben.
Aan: College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Amsterdam
Het Groot MO/GGz overleg ontvangt ernstige signalen betreffende de gevolgen van de invoering van de kostendelersnorm.
Daarom vragen wij dringend uw aandacht hiervoor.
Zwartboek kostendelersnorm overhandigd aan wethouder Vliegenthart
Foto: Koen Bosschert
Maandag 22 september 2015 is in Amsterdam een zwart-boek over de kostendelersnorm overhandigd aan wethouder Vliegenthart. Deze kostendelersnorm raakt iedereen die onder de Participatiewet valt. Mensen vanaf 21 jaar die in een huis wonen met anderen met een inkomen, krijgen een korting op hun uitkering. Het idee is dat ze de kosten kunnen delen. In het zwartboek staan genoeg voorbeelden waarin de kosten niet kunnen worden gedeeld.
Zoals het voorbeeld van een man met ernstige psychi-sche problemen, die bij zijn vader woont. Door de kor-ting die met de kostendelersnorm gepaard gaat kan zijn vader de huur niet meer betalen. De zoon raakt steeds meer in de war en is nu aangemeld voor opname in een instelling.
Het gaat om een landelijk probleem, de Federatie Op-vang meldt dat er landelijk veel meer aanvragen zijn voor postadressen door daklozen, sinds de invoering van de kostendelersnorm. Dit betekent dat er weer meer mensen op straat komen te staan.Het Landelijk Platform GGz wil dat de kostendelersnorm wordt afgeschaft. Deze leidt tot onnodige schrijnende situ-
aties, waarin mantelzorgers niet meer voor elkaar kunnen zorgen. Daardoor lopen de kosten van de zorg onnodig op, doordat er meer opnames komen en er een groter beroep wordt gedaan op de maatschappelijke opvang. Daarmee staat deze maatregel haaks op de doelstelling van deze regering: meer zorgen voor elkaar.De kosten van de gevolgen die de invoering van de kosten-delersnorm met zich meebrengt zijn vele malen groter dan de relatief kleine besparing die het oplevert. De maatregel treft vooral de kwetsbare burgers. Deze maatregel staat bovendien haaks op het beleid van de Participatiewet, de transities en transformaties in het soci-ale domein die er juist op gericht zijn om mensen beter in staat te stellen om zelf hun leven positief vorm te geven.
De kostendelersnorm gaat ervan uit dat mensen kosten delen. Dit is vaak helemaal niet het geval. Onderzoek eerst eens of mensen daadwerkelijk kosten delen alvorens de kostendelersnorm toe te passen. De wet schrijft deze maatregel voor, gemeente Amsterdam kan ervoor kiezen hier op een redelijke en humane manier mee om te gaan.
Het Groot MO/GGz Overleg heeft tot doel om de participa-tie van de (O)GGz Groep in Amsterdam te bevorderen; en is hét onafhankelijke stedelijk platform voor collectieve
belangenbehartigers van de (O)GGz Groep.
Zwartboek breeduit in het nieuws
-nummer 1928
Een verheugende doelstelling van het Amsterdams stadsbestuur.
Pilot Proces Project Noord
“DE BREDE HERBERG”“Alle Amsterdammers doen mee”
Inleiding.Ervaringsdeskundig in de breedste zin en bijna tien jaar als
objectief, (h)erkend onafhankelijk vertrouwenspersoon,
belangenbehartiger en cliënt-
vertegenwoordiger hebben mij
en velen met mij bewezen en
gesterkt in de mening dat een
samenleving nooit optimaal zal
kunnen functioneren wanneer
er mensen op velerlei manie-
ren worden buitengesloten.
Het uitsplitsen in verschillende
doelgroepen is er daar één van.
Diegenen die als eerste aan de
zijlijn zijn komen te staan zijn
tevens de mensen met meer dan
gemiddeld sensitieve, creatie-
vere karakters. Zij verdienen
een stevige plaats in ons mid-
den waar zij een onmis(ken)
bare schakel behoren te vormen
in de keten, ook wel samenle-
ving genoemd.
Iedereen gaat meedoen, maar waarmee?
De “kwetsbare”, vaak tot cliënt verworden burgers, die in
den beginne grote moeite hebben (gehad) met de telkens
veranderende “systeemwereld”, gaan de spil vormen van
“DE BREDE HERBERG”.
Het verkrijgen, versterken en behouden van een veilige,
prettig leefbare en saamhorige samenleving is slechts dan
mogelijk wanneer er voor een ieder ruimte is om het eigen
leven, met alle facetten, vorm te kunnen geven. In iedere
straat, wijk of buurt vestigt zich een Brede Herberg, afge-
stemd op de behoeften, mogelijkheden en omstandigheden
van de wijk en haar bewoners. Vast onderdeel zijn de infor-
mele “Buriburi-LeunKreunSteunpunten”, waar b.v. ouderen
terecht kunnen voor ondersteuning bij klusjes thuis en met
het doen van boodschappen, waar een ieder voor informatie
en een luisterend oor terecht kan. Hier kunnen keukenta-
felgesprekken gevoerd worden in een neutrale omgeving.
Tevens functioneert in de Brede Herberg “de Formaliteiten-
brigade”, die naast de hulp bij het lezen en invullen van
ingewikkelde formulieren als doelstelling het signaleren en
terugbrengen van overbodig
gecompliceerde formulieren
en procedures heeft.
De vanzelfsprekendheid van
deze “BREDE VISIE” spreekt
voor zich en het daadwerke-
lijk in de praktijk brengen
van deze visie zal ons zowel
inzicht geven in de tot op
heden zwaar onderschatte,
maar verrassende uitdagin-
gen, mogelijkheden én de
daarbij (elkaar) tegenwer-
kende wet,-en regelgevin-
gen.
Naast bijvoorbeeld het groot
financieel voordeel van o.a.
“van zinvolle dagbesteding
naar zelfstandig onder-
nemerschap in zelfsturend zelfbeheer” door de, in de di-
verse vormen van maatschappelijke opvang verblijvende,
“BIJZONDERE DOELGROEPEN”, zullen er door het leggen
van nieuwe verbindingen verrassende, positieve ontwikke-
lingen ontstaan, gericht op persoonlijk herstel en her ver-
kregen eigen verantwoording. Van groot belang daarbij zijn
de positieverbeteringen en de betrokkenheid van de aller-
armsten onder ons, “de onderaan de sociaalmaatschappelij-
ke ladder verkerende, ver van de arbeidsmarkt verwijderde
A’dammers, met meervoudige problematiek op allerlei leef-
gebieden”, aangemoedigd en gesterkt door het perspectief
biedende mede vennoot,-en gedeelde eigenaarschap van het
Pilot Proces “AVERIJ”, binnen het Brede Herberg concept.
Er komen in de start fase 5 tot 10 bewoners te wonen en
te werken. Het Project zal kleinschalig van start gaan maar
moet binnen een jaar zover gevorderd zijn dat de huur en
energiekosten betaald kunnen worden. Hiervoor zal er op
grafisch gebied een zeefdruk atelier en ontwerpstudio wor-
den gestart waar speciale unieke producten gemaakt wor-
den. Er komt een ruimte met afgesloten boxen waar tijde-
lijke opslag van persoonlijke eigendommen mogelijk is, van
mensen die in/uit de M.O. komen en gaan en die om div.
-nummer 19 29
Zij spint met haar draden een sappig web dat vol zit met
vergif dat er voor zorgt dat bijna al het gezonde in mijn
brein wordt ge-
elimineerd en zo
maakt dat alleen
het zieke overblijft.
Er is daarom amper
plaats meer voor
normaal denken. De
gekte die hier door
ontstaat wint ter-
rein op alle fron-
ten in mijn hoofd.
Het is een ongelijke
strijd. Het wemelt
soms van woede,
angst, verdriet, on-
verdraagzaamheid
en ongeloof en dit
alles soms tegelij-
kertijd.
De terror van de
koekoekspin was
tot nu toe alleen te
stoppen met drank,
drugs en medicijnen
Er zit een spin onder mijn schedeldie ik maar al te graag naar binnen slik. Dan pas stopt de
spin met spinnen en ebt de gekte langzaam weg. De koe-
koekspins kanonnen
worden dan even stil.
Even stil aan het oor-
logsfront der gekte,
om later weer in vol
ornaat terug te keren
van eigenlijk nooit
echt weggeweest.
De spin is bijna on-
uitroeibaar, zij spint
en spint maar door.
Mijn hersencellen
zingen gezamenlijk
in koor bijna continu
het koekoekslied der
gekte. Het koekoeks-
lied blijft dreunen,
elke regel, elke zin
geschreven en gediri-
geerd door de onster-
felijke koekoekspin.
Johan van Glabbeek
27-11-2015
redenen even uit beeld zijn geraakt. Ter voorbereiding zelf-
standig en/of begeleid/beschermd wonen kan “de uitzet”
alhier worden geplaatst. Recycling/herstel/in-verkoop van
“trendy spulletjes”, vintage. De voormalige kantines worden
o.m. benut door de div. “burgerbeleidsparticipatie” raden,
inspraak en medezeggenschap vergaderingen met hulp,-en
zorgverleners, buurtregisseurs, gebiedsmakelaars, etc.
Mentaliteitsveranderingen vinden plaats waar men bijstaat
De beoogde plek in Noord bevind zich daar waar de stad
ophoudt en landelijk gebied begint, t.w. Landelijk Noord/
Waterland-Nieuwendam Waterlandpleinbuurt. Het is een
voormalig sportpark en gelegen op de recreatieve fiets/
wandel/kano route’s i.o.
Hierdoor is fietsreparatie, stalling, verhuur en onderhoud
een belangrijk gebeuren in de zomermaanden. Kano en
fluisterbootjes verhuur idem dito. Het plaatsen van Tipi’s
voor speciale natuurbeleving weekenden voor scholen e.d.
Er komt een “Groene Apotheek”.
Er wordt een speciaal Klusteam gevormd om de circa 5000(!)
tuinhuisjes in de directe omgeving ten dienste te kunnen
zijn. De vaak ten onrechte terzijde en naar de achtergrond
geschoven gestigmatiseerden, krijgen en grijpen de kans om
met uit vroegere werkervaringen, opleidingen, interesses
en/of liefhebberijen verkregen competenties, aan de slag
te gaan teneinde uit de uitkering te geraken.
In den beginne zal er ambulante zorg worden verleend in-
dien nodig voor de 5 á 10 bewoners, die tevens een toezicht-
houdende en beveiligende functie zullen vervullen.
De uitdaging is om de nabije buurtbewoners in de voorma-
lige “Vogelaarwijk” met elkaar te verbinden, tegengaan van
armoede en sociale uitsluiting. Een proeftuin van jewelste!
Als mensen zien dat er iemand slechter dan hen zelve be-
handeld wordt haalt men daar de schouders over op, maar
wanneer men constateert dat er iemand béter dan zijzelf
wordt behandeld, dan is de stad te klein. Velen vragen een
bepaalde voorziening aan omdat de buurman deze ook heeft
gekregen. Als de buurman wel iets krijgt en zij niet, is de
stap naar de rechter snel gezet. Mentaliteitsveranderingen
vinden plaats waar men bijstaat.
Marko de Haan December 2015
Voor meer informatie: stuur mail naar redactie Nulnummer.
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
-nummer 1930
Muziekgroep Roads ObipleinWe weten allemaal hoe belangrijk het is om na je behandeling iets zinvol te doen met de zee van vrije tijd die je krijgt als je niet meer drinkt of geen drugs meer gebruikt. De één gaat schilderen of tekenen, pottenbakken of aan
fietsen werken. De ander leert Spaans, gaat vissen of zit
op yoga.
Sinds kort is op het Obiplein ook een muziekgroep actief,
die op vrijdagmiddag samenkomt.
Eén van de begeleiders is Tom Thienpont, zelf ex-cliënt van
de Jellinek en al zijn hele leven muzikant.
Hoe ben je daar terechtgekomen?
Na mijn behandeling in 2007
bij Jellinek ben ik op zoek ge-
gaan naar een dagactiviteit. Ik
zat eerst een tijdje bij Kunst-
Kop. Tekenen en schilderen
vond ik erg leuk maar ik zocht
toch iets met meer interactie.
Ik wou ook heel graag mijn ken-
nis delen met anderen, vooral
lotgenoten. In een tijdschrift
zag ik een oproep van Corné
Van Mechelen, die op dat mo-
ment de muziekgroep leidde op
de Domselaerstraat. Ik kwam in
een kleurrijke groep terecht,
en het klikte meteen.
Ik heb ook het repertoire een
beetje levendiger gemaakt: na
Kortjakje en Vader Jacob zijn
we heel snel Bob Marley en The
Stones gaan spelen.
Doe je dat in je eentje?
Nee, dat zou erg zwaar zijn. Ik doe het samen met Patrick
Maurer. Corné, die het initiatief nam in 2006, heeft onlangs
afscheid genomen. Toen ik er bij kwam in 2009 zaten we in
het restaurant van de Domselaerstraat. Dat was erg prettig
omdat de deuren wijd open stonden en dat had een uitnodi-
gend karakter. Iedereen had het gevoel dat hij of zij welkom
was. Na ingrijpende verbouwingen moesten we daar weg en
hebben we een beetje overal gezeten maar nu hebben we
een fijne plek op het Obiplein.
Kan iedereen deelnemen?
Absoluut. Je kan gelijk meespelen. We spelen covers, maar
ook eigen liedjes. Soms werken we een nummer helemaal
uit, soms jammen we gewoon wat. We zijn echt niet op zoek
naar de nieuwe Jimi Hendrix. Er zijn microfoons, gitaren,
drums en keyboards aanwezig en als je die instrumenten
niet goed beheerst staat er een hele bak met percussie of
je kan zingen. Je kan ook eerst gewoon even langskomen om
te luisteren en kijken of het wat voor je is. We vragen wel
dat mensen zich de eerste keer aanmelden. Dat kan op de
locatie of per mail.
Ook vinden we het wel fijn als mensen zich afmelden als ze
een keertje niet kunnen komen.
Elke vrijdag van 13:15 tot 15:00 uur
Muziekgroep Roads Obiplein 16
1094 RB Amsterdam
020 – 590 8590
Foto’s: Kees C. Keuch
-nummer 19 31
AfscheidVandaag is het drie weken geleden
Het lijkt wel gisteren dat we alles nog samen deden
Je zat in iedere vezel van m’n lijf, je huisde in mijn hart
Voor mij een lichtje op de duistere dagen, zelfs al was het zwart
Ik had je nodig, zonder jou leven kon ik niet
Maar jij leefde van mijn tranen; van geluk of verdriet
Samen konden wij alles het hoofd bieden, konden we alles aan
Nu staan we niet meer hand in hand, maar moeten we tegenover elkaar staan
Je was mijn vriend, en ik was je meer dan trouw
Ik zei toe, ook als ik eigenlijk niet wou
Dat ik niet kon leven zonder jou, dacht ik onterecht
Vandaar dat ik nu tegen je vecht
Door jou voelde ik me beter, jij was wat ik nodig had
Maar achter mijn rug creëerde je een dieper gat
Waarschijnlijk zal ik iedere dag nog wel even aan je denken
En met een schuin oog zal je steeds weer naar me wenken
Je had me in een houdgreep, maar nu ben ik vrij
Ik neem de touwtjes in eigen handen, mijn leven is van mij
Niet langer heb je mij in je macht
Nu moet ik het doen op eigen kracht
Ik zal je heus nog wel tegenkomen
Maar voor nu is de tijd van afscheid gekomen
Joyce Tito
Alle uitgaven van het Nulnummer zijn in pdf te bekijken.Klik: www.jellinek.nl/clientenraad
Helemaal bovenin op de Jellinek site het tabblad ‘over Jellinek’ aanklikken,
onder cliëntenraad klik op Nulnummer magazineof Google gewoon Nulnummer.
nummer nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Jellinek kliniek verbouwd‘Healing Environment’
het fysiek,mentaal en sociaal welbevinden
EX
TR
AE
XT
RA
nummer 17
De toekomstvan de
verslavingszorg
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
nummer 18
Symposium ‘Mind the Body’
Beeld in de tuin
René Frese vertelt zijn verhaal
Een prettig gesprek met Jelte
en meer…
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch
nummer 19
Herstel Ondersteunende Zorg
Begint men het eindelijk te begrijpen?
Symposium Cliëntenraad Arkin
Een prettig gesprek met Tony
Cliënten Service Desk
Muziekgroep bij Roads
nul
Foto
: Ke
es C
. Ke
uch