aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat?...

9
werkstuk Bedrijfsinrichting Doel van deze opdracht is: Kennismaking met het bedrijf als geheel. Leren kijken naar de samenhang binnen en rond het bedrijf. Ontdekken welke elementen bijdragen aan een prettige sfeer voor jou op een bedrijf, zodat je later je eigen bedrijf kunt inrichten. In gesprek zijn met de stagebieder over de bedrijfsinrichting (ruimtelijk en organisatorisch). Tips: Gebruik de uitgereikte kopieën èn het boek ‘Gezond Landbouwbedrijf’ (te koop voor 20€ of gratis downloaden van www.jokebloksma.nl). Er zijn vragen op verschillende niveaus en voor verschillende keuzedelen. Om een voldoende te krijgen op niveau 2 moet je in elk geval alle vragen met een ‘n2’ voldoende hebben beantwoord. Als je ingeschreven staat op niveau 3 doe je alle vragen met n2 en n3. Als je een uitdaging op hoger niveau wilt, maak je óók vragen n4. [globaal hanteren we: n2=medewerker, n3=werkleider, n4=ondernemer]. Voor het keuzedelen stadslandbouw (n3s) en zorglandbouw (n3z) zijn extra vragen, die hoeven dus niet als je deze keuzedelen niet doet. Op de voorkant van het verslag staat: naam van je stagebedrijf, je eigen naam, klas, jaartal en niveau waarop je beoordeeld wilt worden. Het verslag lever je in vóór de kerstvakantie op papier (school postvak joke) èn digitaal ([email protected]). document.docx 1

Transcript of aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat?...

Page 1: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

werkstuk Bedrijfsinrichting

Doel van deze opdracht is:

Kennismaking met het bedrijf als geheel.

Leren kijken naar de samenhang binnen en rond het bedrijf.

Ontdekken welke elementen bijdragen aan een prettige sfeer voor jou op een bedrijf, zodat je later je eigen bedrijf kunt inrichten.

In gesprek zijn met de stagebieder over de bedrijfsinrichting (ruimtelijk en organisatorisch).

Tips:

Gebruik de uitgereikte kopieën èn het boek ‘Gezond Landbouwbedrijf’ (te koop voor 20€ of gratis downloaden van www.jokebloksma.nl).

Er zijn vragen op verschillende niveaus en voor verschillende keuzedelen. Om een voldoende te krijgen op niveau 2 moet je in elk geval alle vragen met een ‘n2’ voldoende hebben beantwoord. Als je ingeschreven staat op niveau 3 doe je alle vragen met n2 en n3. Als je een uitdaging op hoger niveau wilt, maak je óók vragen n4. [globaal hanteren we: n2=medewerker, n3=werkleider, n4=ondernemer]. Voor het keuzedelen stadslandbouw (n3s) en zorglandbouw (n3z) zijn extra vragen, die hoeven dus niet als je deze keuzedelen niet doet.

Op de voorkant van het verslag staat: naam van je stagebedrijf, je eigen naam, klas, jaartal en niveau waarop je beoordeeld wilt worden.

Het verslag lever je in vóór de kerstvakantie op papier (school postvak joke) èn digitaal ([email protected]).

De gewenste omvang van het verslag hangt erg af van hoeveel vragen je gaat behandelen, je lettergrootte en hoeveel foto’s je opneemt. Je moet je realiseren dat ik in de kerstvakantie tijd moet hebben om ca. 90 werkstukken te lezen èn kerst te vieren. Dus 4 à 7 kantjes A4 voor n2 en 7 à 18 kantjes voor n3 is een aardige omvang. Warmonderhof verwacht dat je werkstukken verzorgd zijn, overzichtelijk en in goed Nederlands (spellingscorrector!).

Als er vragen zijn die niet passen bij je stagebedrijf, overleg dan over een alternatieve vraag. Als je wisselt van stagebedrijf, kun je zo nodig een deel van de vragen over t ene en een deel over t andere bedrijf behandelen.

Bij sommige vragen vraag ik nadrukkelijk naar je eigen mening èn naar de mening van de stagebieder. Deze hoeven niet hetzelfde te zijn. Geef duidelijk aan van

document.docx 1

Page 2: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

wie de mening is. De meeste stagebieders vinden het fijn om je conceptversie te mogen lezen en zo nodig commentaar te leveren. Overleg of zij dit willen.

Als je foto’s in je verslag opneemt, houdt dan rekening met de privacy van mensen. Vraag of het okee is dat je een foto van hen maakt voor je verslag. Bij zorgbedrijven is het een goede gewoonte om nooit foto’s van zorgvragers te maken.

Heb je moeite met bepaalde onderdelen of met de lay-out op de computer, vraag hulp aan je klasgenoten. Neem goed de tijd voor vraag 26,27, (31).

A Het erf (n2 en n3)

1. (n2) Teken op een A4-formaat de plattegrond van het erf met gebouwen en bomen zoals het nu is (tekening 1 = ‘bestaand erf ‘), verharding, ingang, bomen en struiken, mestplaats, opslagplaats, siertuin, moestuin, spoelplaats, parkeerplaats, winkel, waterzuivering, etc. (alleen wat van belang is bij jullie).

Geef de schaal aan met een lijn waarop staat 0-5-10 meter en een pijl waar het noorden is.

Ps. Onder ‘erf’ reken ik de ruimte rondom de gebouwen, veelal verhard, bedoeld voor ontmoeten, pauzeren, lopen, rijden, opslag, wassen, inladen, parkeren. Dus alle percelen met productie daar omheen horen niet bij erf, die komen bij vragen B.

2. (n2) Waar ligt het hart van het bedrijf? Is er één hart op dit bedrijf of zijn er meerdere? maak hiervan een foto. Bespreek met je boer(in) of jullie het over de plek eens zijn.

3. (n3z) Leg uit: is er sprake van een apart bedrijfshart voor de zorgvragers en voor de andere mensen op de boerderij? Zou jij dit ook zo doen?

4. (n2) Is het prettig om hier te zijn? Waardoor wel/niet?

5. (n2) Is dit de werkelijke ontmoetingsplek voor de mensen van het bedrijf?

6. (n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat?

7. (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)? Teken zichtlijnen (voorbeeld dia 10). Zou jijzelf nog andere dingen willen zien? Of zou jijzelf juist meer geslotenheid willen?

document.docx 2

Page 3: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

8. (n2) Je merkt het aan de sfeer of een plek regelmatig wordt verzorgd. Beschrijf welke verzorging jouw boer(in) afgelopen jaar deed aan het erf en hoe vaak per jaar?

Zo’n lijstje kan er bijv. uit zien als: snoeien (2x winter), vegen (ca. 50x), opruimen (1x voor open dag), reparatie (ca. 5x winter), onkruid wieden border (5x zomer), nieuwbouw, etc.

9. (n3) Maak een lijst met bestaande, doorgestreepte en nieuwe functies van het erf (voorbeeld dia 6).

10.(n3) Wat zou je willen veranderen om de nieuwe functies tot hun recht te laten komen?

11.(n3) Maak een plattegrond van die nieuwe situatie op de zelfde schaal als dit zinvol is om ’t duidelijke te maken (tekening 2 = ‘nieuw erf’).

B Bedrijf met de percelen (n2 en n3)

Maak een plattegrond op A4-formaat van het gehele bedrijf met de afzonderlijke percelen (tekening 3 = ‘hele bedrijf’).

Geef hierop aan: erf met gebouwen, bomen/bos, water, paden/wegen door het bedrijf, waar is de toegang van elk perceel, percelen met globaal het soort gewas. Als er wat verder weg nog losse bedrijfspercelen zijn komen deze op tekening 4.

12. (n2) Zijn de routes om te lopen en met de tractor te rijden door het bedrijf functioneel en aangenaam (zowel bij langdurig droog als langdurig nat weer)? Bij veehouderijbedrijven ook de dierroutes. Denk bijvoorbeeld ook aan laden en lossen, aan keren van grote auto’s en parkeren door bezoekers. Heb je suggesties voor verandering?

document.docx 3

Page 4: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

13.(n3) Maak foto’s van de grenzen tussen jullie bedrijf en de omgeving en neem daarvan 3 tot 5 op in dit verslag. Zijn de grenzen duidelijk zichtbaar in het landschap? Geef op de tekening aan welke grenzen ‘open’ en ‘gesloten’ zijn. Geef bij de foto’s in de toelichting aan of jij de mate van open of geslotenheid vindt passen.

Een dergelijk lijstje kan er bijv. zo uit zien:

foto 1 =noordwestkant gesloten met houtwal (past, tegen de wind),

foto 2 = zuidoostkant gesloten met houtwal (past niet, liever lage haag zodat mensen op de weg wat zien van het bedrijf),

foto 3 = zuidkant hoge elzensingel (past niet, te veel schaduw op tuinbouwperceel),

foto 4 = oostkant open (past niet, drift bestrijdingsmiddelen buurman).

14.(n2) Zijn er vergeten hoeken (waar mensen zelden komen)? Hoe zien deze eruit? Dit kun je zowel positief als negatief waarderen, bijv. rommelplek, mooie natuur, geheimzinnige plek.

15.(n2) Als jij op je verjaardag een bank kado krijgt om afstand te nemen van ’t dagelijkse werk en inspiratie op te doen. Waar op het bedrijf zet je deze neer? Geef aan op de tekening met ‘mijn inspiratie bank’.

C Bedrijf in het zijn omgeving (n2 en n3)

16.(n3) Maak een plattegrond op A4-formaat van het bedrijf in zijn omgeving (tekening 4 = ‘bedrijf in omgeving’). Dit kan bijvoorbeeld een kleurentekening zijn, een Google-luchtfoto of een gescande topografische kaart. Kies zo’n schaal waardoor het bedrijf ongeveer een vijfde van de kaart is en vier vijfde omgeving. Als er verder weg losse percelen zijn, probeer je deze op te nemen in deze tekening en pas je de schaal daarbij aan. Geef aan op de tekening: de grens van jullie bedrijf, water, bomen/bos, gebouwen, wegen, de schaal, windrichtingen.

17.(n3) Beschrijf het landschap om jullie heen. Grondsoort? Diepte van het grondwater? Open of gesloten landschap? Welke soorten landgebruik (bijv. weiden, hooiland, hakhout, kassen, bedrijventerrein)?

18.(n3) Welk soort opvallende landschapselementen? (bijv. torenvalkkast, hoogspanningsleiding, eendenkooi, amfibieënpoel, grote alleenstaande beuk, historisch bakhuisje, spoorlijn).

document.docx 4

Page 5: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

19.(n2) Welk soort bomen staan hier van nature op dit soort grond? Je kijkt hiervoor naar de spontane groei op het bedrijf en in de omgeving.

20.(n2) Welke wilde diersoorten heb je gezien? (bijv. grauwe gans, ekster, regenworm, buizerd, spreeuw, vos, ree, mol, hommels, dagpauwoog, bruine rat). Deze vraag kun je later aanvullen als je nog weinig hebt gezien in de winter.

21.(n3) Hoe zag het hier 100 geleden uit? Vraag je stagebieder en/of interview een oude buurman en/of bekijk oude kaarten.

D Bedrijfsidentiteit (n3)

22.(n2) Hoe is de naam van het bedrijf ontstaan?

23.(n3) Is aan de buitenklant de identiteit (eigenheid, het speciale, biologische) van het bedrijf zichtbaar? Zo ja, waaraan? (let niet alleen wat op borden staat, maar alles dat waar te nemen is).

24.(n3) Met welke kernwoorden kun je de bedrijfsidentiteit beschrijven? Maak een scan of foto van het bedrijfslogo en van de website-basispagina of facebook-pagina. Plak deze hier in. Past het bedrijfslogo en de presentatie op internet bij de bestaande bedrijfs-identiteit?

25.(n3) Voeg een foto toe van de ingang van het bedrijf. Hoe zou jij bij de ingang de bedrijfsidentiteit nog duidelijker kunnen laten zien? Bespreek je suggesties met je stagebieder.

E Bedrijfskringlopen en input/output (n3)

26.(n3) Maak een schema voor jullie bedrijf zoals op dia 32-36 en 55-59. Verlies je niet in details, kies overzichtelijke eenheden. Teken alles dat bij het bedrijf hoort in de grote bedrijfscirkel (bedrijfsorganisme). Alle bedrijfsdelen (organen) in kleine cirkels. Maak duidelijk wat de verschillende bedrijfsdelen voor elkaar en voor het hele bedrijf betekenen. Waar mogelijk schrijf je bij IN en UIT de naam van de inkopers en verkopers. Zie handleiding ‘bedrijfsorganisme’ hierna.

27.(n3) Geef in dit schema de pijlen de juiste kleur (kost geld, brengt geld op, schenking, zie handleiding).

document.docx 5

Page 6: aereswarmonderhof.nl · Web view(n3) Word je op deze plek herinnerd aan waar het bedrijf voor gaat? (n2) Welke bedrijfsdelen kun je zien vanuit het hart (bijv. dieren, compost, landerijen)?

28.(n3) Vraag je boer(in) in hoeverre hij/zij tevreden is over de relaties met inkopers en verkopers. Zijn het ‘duurzame’ relaties (gelijkwaardig, fair-trade, vol te houden op de lange termijn).

29.(n4) Als het voor je mogelijk is, kwantificeer je pijlen met bijv. kilo’s en hectares en eventueel ook prijzen.

30.(n4) Noteer het land van herkomst bij alles dat wordt ingekocht en het land waarheen wordt vèrkocht. Is er sprake van een wereldspeler of een regionaal bedrijf?

31.(n3s) Een stadslandbouwbedrijf heeft zijn betekenis vaak juist in de relaties met de buitenwereld. Je maakt een 2e schema bedrijfsorganisme waarin je het hele landbouwproductie deel in één orgaan samenvat te midden van partner-organismen in de buitenwereld (=rondjes voor scholen, horeca, buurtvereniging, etc). Je geeft met pijlen de betekenis van de relaties (producten en diensten) tussen deze organismen. Gebruik ook hier weer de opgegeven kleuren uit de handleiding. Voorbeelden op blz 52 van het Werkboek Gezond Landbouw-bedrijf. Geef je mening of je vindt dat de betalingen kloppen bij de diensten/producten.

F Bedrijfsdelen passend in het geheel: iets nieuws of iets schrappen (n3)

(n3) Kies een mogelijke nieuwe activiteit voor jullie bedrijf. Of als er al meer dan genoeg gebeurt, kies dan een activiteit die je zou kunnen schrappen.

32.(n3) Maak een eerste lijstje welke bijdrage dit nieuwe deel aan het geheel zou bieden. Maak een tweede lijstje wat dit nieuwe deel van het geheel nodig heeft. Gebruik de lijstjes (dia 46-50) als voorbeeld. Let op: dit is dus iets anders dan lijstjes met ‘voors’ en ‘tegens’ ! Als er in jouw ogen al veel te veel bedrijfsdelen zijn, doe je de oefening omgekeerd: welk deel kun je goed missen? Ook dan zijn deze dubbellijstjes zinvol om in beeld te krijgen wat je gaat missen en wat je niet meer hoeft op te brengen.

33.(n3) Gebruik een klasgenoot om deze lijsten aan te vullen en een principe besluit te nemen: past of niet. Neem in je werkboek deze 2 lijstjes op met een korte conclusie past of past niet.

G. terugblik op de opdracht (n3)

34.(n3) Welke nieuwe inzichten kreeg je door aan deze opdracht te werken?

document.docx 6