robingoedertierblog.files.wordpress.com · Web viewMartin Molenaar is de dode in de ... Het sluipt...

16
Jos Vandeloo, het gevaar Opdracht 1 Noteer beschrijvingen van: Alfred Benting: Innerlijk: zelfbeperkend; etiketterend; haatgevoelig; onrustig; eenzaam; angstig; laf; vriendelijk; gevoelens van ongesteldheid; verbergt angsten en passies; zelfmedelijden; behulpzaam; ironisch; verstandig; zakelijk; kan het hoofd koel houden; opstandig; kalm; eerlijk; verdraagzaam; denkt veel na(soms teveel); houdt teveel rekening met allerlei bijkomstigheden; Uiterlijk: kortgeknipte stekelharen; ronde, bruine vlekken op het lichaam; groot; bleek; houterige bewegingen; Harry Dupont: Innerlijk: deels apathisch; grappenmaker; luidruchtig; ongerust; naïef; ongedwongen; jongensachtig; onbetrouwbaar; kinderachtig; snel ontredderd; afhankelijk van zijn vrouw; energiek; temperamentvol; gejaagd; norsheid; opstandig; opvliegend; goedhartig van aard; groot gevoel van solidariteit; eigenzinnig; grote problemen uit de weg gaan; belangrijke dingen kleineren; sterk gevoel van sociale rechtvaardigheid; natuurlijke levenslust; vrolijk; komt niet op zijn stappen terug; Uiterlijk: strak gezicht; wat ouder; dikke, muiskleurige haren; vermoeid; haarverlies; donkere haren; zweet altijd; later: bijna kaalgeschoren; glanzende ogen; kortademig; groot; Opdracht 2 Woordenschat Onderstreep/maak een lijst van NIEUWE woorden (specialisten verklaren ze) 1. Te hautain om zo maar gewoon te luieren als de anderen. hoogmoedig 1

Transcript of robingoedertierblog.files.wordpress.com · Web viewMartin Molenaar is de dode in de ... Het sluipt...

Jos Vandeloo, het gevaarOpdracht 1

Noteer beschrijvingen van:

Alfred Benting:

Innerlijk: zelfbeperkend; etiketterend; haatgevoelig; onrustig; eenzaam; angstig; laf; vriendelijk; gevoelens van ongesteldheid; verbergt angsten en passies; zelfmedelijden; behulpzaam; ironisch; verstandig; zakelijk; kan het hoofd koel houden; opstandig; kalm; eerlijk; verdraagzaam; denkt veel na(soms teveel); houdt teveel rekening met allerlei bijkomstigheden;

Uiterlijk: kortgeknipte stekelharen; ronde, bruine vlekken op het lichaam; groot; bleek; houterige bewegingen;

Harry Dupont:

Innerlijk: deels apathisch; grappenmaker; luidruchtig; ongerust; naïef; ongedwongen; jongensachtig; onbetrouwbaar; kinderachtig; snel ontredderd; afhankelijk van zijn vrouw; energiek; temperamentvol; gejaagd; norsheid; opstandig; opvliegend; goedhartig van aard; groot gevoel van solidariteit; eigenzinnig; grote problemen uit de weg gaan; belangrijke dingen kleineren; sterk gevoel van sociale rechtvaardigheid; natuurlijke levenslust; vrolijk; komt niet op zijn stappen terug; Uiterlijk: strak gezicht; wat ouder; dikke, muiskleurige haren; vermoeid; haarverlies; donkere haren; zweet altijd; later: bijna kaalgeschoren; glanzende ogen; kortademig; groot;

Opdracht 2 Woordenschat

Onderstreep/maak een lijst van NIEUWE woorden (specialisten verklaren ze)

1. Te hautain om zo maar gewoon te luieren als de anderen. hoogmoedig

2. Iets dat halfweg kon liggen tussen een verstokte kinderrechter en een faustige notarisklerk. Figuur uit het werk van Goethe

3. Het frappeerde hem hoe koud en visachtig de ogen waren. bevreemden, een sterke indruk nalaten

4. Deze donkere, obscure man was gewoon een bemoeizieke gelegenheidsreiziger. ongunstig of onbekend

5. Als een last droegen ze de tragiek van deze moderne eenzaamheid op hun rug. wat iets tot een droevige gebeurtenis maakt

1

6. Men had tenslotte slechts de dubieuze vriendschap van zijn eigen schaduw. die of dat twijfel of vragen oproept

7. De emoties hadden van het detail Lava een grotesk beeld gemaakt. grillig, vreemd en lachwekkend

8. Er zaten blauwe schitteringen op en aan de achterzijde was een dun, wit vliesje, doorschijnend als cellofaan. dun doorzichtig verpakkingsmateriaal

9. Ze staan als grote plompe mannen in de kamer. baksteen

10. Voor een lichte, plaatselijke contaminatie. Besmetting

11. Hij is een groot, heimlijk dier. zo dat anderen het niet merken

12. Zijn dikke, muiskleurige haren, hier en daar met parelgrijs doorweven, liggen als een donker kluwen op het kussen. tot een bol opgewonden touw of draad

13. Aan de achterzijde van het ziekenhuis is er zeker een spoorweg-emplacement of iets dergelijks. terrein met een bepaalde bestemming, vooral bij aanlegplaatsen en stations

14. Hij is even spoedig ontredderd als een kind als hem iets tegenvalt of als hij een beetje ziek is. Aangeslagen

15. Ik zal geen oog dichtdoen, denkt Benting meewarig. met een beetje medelijden

16. Het is een koude, ongenaakbare vrouw met nuttige, zachte deeghanden. onbereikbaar, ontoegankelijk

17. Zijn gestel is helemaal ondermijnd. hoe je lichaam in elkaar zit en functioneert

18. Ik ben geradbraakt. kapot, doodop, uitgeput

19. Maar wij zijn inwendig gehavend. beschadigd, toegetakeld

2

20. Tot we enkel nog maar franjes zijn, en overbodige peukjes en, pfff, weg waaien met de wind. overbodige versiering

21. Dupont legt een lichtverholen pathos in zijn woorden. gezwollenheid, hoogdravendheid

22. Op zo’n meeting zou hij zijn politieke overtuiging, desnoods met demagogische argumenten, wel aan de man kunnen brengen. Tot de grote massa gericht

23. Zijn stem klimt en daalt over een tobogan. soort slee

24. Als we hier blijven vegeteren, hier in deze kamer, in deze bedden, zullen we er tenslotte aan doodgaan. leven als een plant

25. Hij ligt te wachten tot zijn gezel ontwaakt. iemand die met je meegaat

26. Hij raadt hun bewegingen, hij weet precies welk potje of welke ampel ze zullen nemen, hoe lang ze met een flesje schudden, hoeveel poeder ze morsen. zeer uitvoerig

27. Hij heeft het opgegeven zich tegen de man te verzetten, tegen dit krachtige individu met zijn bijwijlen scherpe haat tegen de onrechtvaardigheden en de glimlachende kleine wreedheden van een welgedane maatschappij. soms, geregeld, van tijd tot tijd

28. Hij is groot van gestalte en zwaarlijvig, maar niet bijzonder schrander. als je goed kunt nadenken

29. Zorg er wel voor dat de agenten gebruik maken van de geigertellers en de beschermkleren. stralingsmeters

30. Hij voelt zich als een Diomedes, die mensenvlees voorschotelt aan de paarden. mythologisch figuur

31. ‘Niet alleen het aantal witte bloedlichaampjes liep terug, even erg was het gesteld met de thrombocyten. bloedplaatjes

32. Met een landerig gevoel ontwaakt Benting de volgende ochtend in een kamer, waarin hij de eerste ogenblikken volkomen onwennig is. energieloos, futloos

33. Alleen het kleine tanagra-beeldje op de schoorsteenmantel is niet lelijk; de rest is smakeloos en van een grijze eentonigheid. terracottabeeldje

34. Hij gaat weer naar boven en laat zich lammelottig op het bed neervallen. lamlendig

35. Het was allemaal een donquichotterie, denkt hij. handeling uit onberedeneerd idealisme

3

Opdracht 3 STIJLBLOEMPJES

Duid aan en lijst op:

3.1 Vergelijkingen:(als….., metaforen….)

Vier of vijf mensen zaten verspreid te wachten over wel veertig banken in de wagen. Als oesters, dacht hij.

Een kruising van een dominee en een misdadiger.

Deze man glipte hem als een vis tussen de vingers weg.

Hij had de glimlach van een dier. Hij had een stem met een waterklank. De vlakke gezichten schoven als witte pionnen

over het raam. Hij kneep zijn ogen halfdicht en keek door de

schietgaten naar Wagner. Hij was de overlevende. Hij loerde alleen maar door zijn spleten. Zijn bewegingen waren bedaard, alsof hij voor zijn bed stond en zich voor de nacht

ontkleedde. Onder het gras van de stilte voelde hij ineens weer de bedreiging, de kleine,

schuifelende adder. Dat kleine station zou voor hem, Alfred Benting, het eindpunt van de wanhoop zijn,

het einde van de jacht. Op zijn hoofd druppelden dunne, luie vetdruppeltjes. Als een last droegen ze de tragiek van deze moderne eenzaamheid op hun rug. Men had tenslotte slechts de dubieuze vriendschap van zijn eigen schaduw. Waarom liep hij niet gewoon in het voor hem uitgestippelde spoor? En tussen duim en wijsvinger was het oog. Zijn maag maakte nare bewegingen, alsof die uit zijn

lichaam wou komen. Het oog ving het licht op als een diamant. Er zaten blauwe schitteringen op en aan de achterzijde

was een dun, wit vliesje, doorschijnend als cellofaan. Hij kon alles en niet zijn. Iemand en iedereen. Het zag er net uit als de ingewanden van een vis. Claxons gillen hun kermislach als ballons over daken. Brede wegen zijn als smetteloos witte linten door het landschap gespannen. Een hoge fabrieksschoorsteen als een zuivere, rechte vinger. Ligt als gesmolten lood over de daken. Op de grote parkeerplaats staan de auto’s; beweegloze, slapende insekten met

harde, glanzende schilden. Er springen kleurrijke vonken uit de stralen. Deze wereld is opgesloten in een glazen koepel vol geheime stilte. Gladde, keien liggen al eeuwen in hun stenen schelp op het grasveld. Ook nooit is de sfeer zo zwaar geladen als nu.

4

Ze staan als grote plompe mannen in de kamer. Ergens komt een lange strook papier met code-strepen als

een luie tong uit een machinemond. Hij proeft de klank innerlijk. Het regent in hem. Hij is de hoofdrolspeler in een heel oud treurspel. Zal hij sterven op het einde van het spel? Of als een opgedirkte opera-held , met een lied op de

brekende stembanden. Het was een enorme zuiveringscampagne. De dokter had er met zijn meetinstrumenten bij gestaan als een scheidsrechter. Of

beter: als de eigenaar van het behandelde voorwerp. Ze hadden Benting als een zuigeling afgedroogd en met chemische oplossingen

bewerkt. Ze gedragen zich als individuen, ze ontkennen hooghartig elkaars aanwezigheid. Dit is een wereld van witte, rode en groene ogen. De samenleving is tenslotte één grote wachtkamer. Hij staat als een reusachtige dinosaurus in de hal. Dat zijn de kanalen, die door zijn granieten lichaam lopen. Het is net of er een trein door de ruimte klieft, een gloeiende isotopentrein. Hij kijkt verschrikt over hem heen, als een angstige vogel. Hij laat nooit in zijn kaarten kijken. Hij is ongewoon bleek en zijn bewegingen zijn houterig als een poppenspel. Als een vlinder door het gevaar aangelokt. Zijn dikke, muiskleurige haren, hier en daar met

parelgrijs doorweven, liggen als een donker kluwen op het kussen.

Buiten groeit het duister als klimop voor de ramen.

Hij is even spoedig ontredderd als een kind als hem iets tegenvalt of als hij een beetje ziek is.

De stilte zakt naar beneden als het toneelgordijn na afloop van een voorstelling.

Benting kijkt naar zijn bittere mond en gipsen gezicht, dat geen enkele emotie verraadt.

Zijn gebaren zijn zeer zacht, alsof hij onzichtbare vogels wil verjagen. Zij is de kern, hij cirkelt er als een elektron omheen. Ergens is er een deur, maar ze staat slechts zelden open. Hun dagelijkse omgang met het gevaar, al was het dan nog zo goed aan banden

gelegd, hield dit risico in. Daarom is hij opstandig en onrustig als een wolf in een valkuil. Hij kan daar ontzettend lang staan, zonder iets te zeggen, als een mediterende,

oosterse priester. Hij ziet in de verte auto’s als torren over een weg kruipen. Populieren staan als stille monniken gehoorzaam op een rij. Dupont hult zich urenlang in een mantel van verbitterde zwijgzaamheid. De wereld ligt daarbuiten vrij en wanordelijk als kinderspeelgoed opengespreid. Zijn behoefte aan ruimte en vrijheid loopt als koorts door hem heen.

5

Je kunt alleen maar als een hond liggen wachten. Het is of er een groot vuur brandt,

dat rode walmen tegen lage, donkere wolken stuwt.

Ze willen ergens iets ontdekken of een opening vinden in het schild van de ziekte.

Van één ding is hij zeker: voor hem en voor Dupont blijft de groene lamp van hoop branden.

Je staat machteloos tegen de vreemde, kokende dingen in je lichaam.

Ze glanzen als glaspareltjes in de lichtschijn van de lamp. De vetharen van een zuiderling. Geduldig als een standbeeld. Hij wil hier niet ten onder gaan, hij zal wegwippen als een sprinkhaan, hij vecht tegen

de twijfel. De stem van Dupont metselt de nutteloze woorden tot een iglo van wanhoop. We zijn weerloze, strooien poppen. Tot we enkel nog maar franjes zijn, en overbodige peukjes en, pfff, weg waaien met

de wind. De groene lamp van de hoop heeft geen pit meer en geen olie om te branden. Het

glas is gebroken. De sleutel is zoek. Wij zullen altijd blijven zoeken en als kinderen onze vingers kwetsen aan de scherven.

De stemmen als kruipende insekten in de kamer. Egaal als water vloeien de klanken weg.

Voorzichtig strijken hun stemmen neer als behoedzame vogels op een tarweveld. Alsof het leven reeds als een geluid uit hem is gegaan. Martin Molenaar is de dode in de jungle. Over ongebaande wegen trekt een

vraatzuchtig mierenleger naar het kadaver. Miljoenen ogen slaan vonken in de nacht. Zijn ogen zijn vreemde, zwarte knikkers. Het licht valt als een plotse regen in de kamer. Hij kijkt naar de onbeweeglijke Martin, die als een dode

vogel op een grasperk ligt. De linkerarm een gebroken, doorschoten vleugel op zijn lichaam. De ontstoken hand rood als de poot van een vissende watervogel.

De woorden komen als vlinders uit zijn mond. Als parachutist in de open deur van een vliegtuig. De onrust ontvouwt zich in zijn binnenste open als een enorme waterplant. De stilte als een man in de kamer. Dupont ligt dwars over zijn bed. Als een omgehakte boom. Stemmen breken het maagdenvlies van de hoop. Ze willen de verwoestingen op de voet volgen, zoals experts na een of andere

natuurramp. Hij en Dupont zijn nu bijna kaalgeschoren als boeven. Vrees bekruipt hem als een kever.

6

Uren verdampen in een trage onrust. Voor de rest is er slechts de leegheid van een urenrijke dag. De stem van Dupont is indringend en bijtend als zeewater.

Hij heeft de wisselende intonatie van een demonstreerder op een marktplein. Je weet dat we stinken van de radio-activiteit. Het is een messcherp dilemma. Ik wil niet als een oude hond verreken in deze kamer. Met zijn kaalgeschoren kruin ziet Dupont er uit als een grimmige Duitse generaal. Het is een wankelede ladder van overwegingen waaraan hij zich omhoog werkt. Een woord als een paukenslag. Een gebaar als een val. Een lach als rivierwater. Een

overtuiging als een stalen blok. µ Daarom staan ze als kille, ijzeren palen rondom de bedden. De witte neonogen. Maar dan komt weer dat nare gevoel van

zwakheid als motregen op hem neergedaald. En pijn als vluchtende vogel. Het sluipt als een kat naar hem toe. ‘Je praat als een grammofoonplaat, je werkt me

danig op de zenuwen.’ Hij denkt: ze sterven langzaam, als bloemen in

vazen. Als je dat doet, sta je al machteloze weke paddenstoel in het gras en word je door de

dieren en de mensen vertrapt. Hij weet, dat hij overdrijft, maar hij heeft er nu behoefte aan alles dik in de verf te

zetten. De leeuwen hebben hem dadelijk in de gaten en ze verslinden hem met een grijns

van genot. Een holletje om als een pier in weg te kruipen, een groen blad om op te slapen. De tijd hangt als een dunne wolk voor de ramen. Hij ademt snel en zwaar als een hond. Het is alsof zij in een kooi komt om twee grote, treurende vogels

te voederen. Wachten is de koelbloedigheid van de zwakken. En weet je wat zwijgen eigenlijk is, Benting? Dat is de

zelfbeheersing van de laffen!’

7

Daardoor kan hij accenten verleggen, kan hij het licht laten vallen op verborgen schaduwzijden en kan hij een scherpe hoek afronden.

Fred Benting voelt de ziekte als een tol in zijn binnenste rondsuizen. Maar in zijn geteisterd lichaam is er een vlam, die nukkig branden blijft. Haar huid als natuurzijde. Er is zoveel dat kwelt als het opgelost is in een mist van onbereikbaarheid. Hij vertelt het neutraal, hij zegt het heel gewoon, alsof hij het voorleest uit een boek. Hij weigert dit lot te aanvaarden, deze eenvoudige veroordeling, dir langzame sterven

in een witte gevangenis. Dat het allemaal beter zal gaan, als hij maar eerst een weg in deze beklemmende

omgeving, waar verpleegsters in he geïsoleerde kleding, ontastbaar en zwijgzaam als geesten.

Of is deze kamer geen holle maag, die traag alle voorwerpen herkauwt? Wit groeien de vingers van twijfel en wantrouwen uit de muren. Aan de ene kant stoot het plan hem soms af, aan de andere kant intrigeert het hem

sterk en klampt hij er zich als een drenkeling aan vast. Het is zelfs meer dan hoop geworden, het is een verborgen zekerheid, iets als een

vaste overtuiging. Een ogenblik blijven ze staan, alsof ze geschokt zijn door hun beslissing en de

draagwijdte van hun daden. De gang ligt verlaten als een nachtelijke

boulevard. Ze voelen hun stramheid in hun beenspieren,

hun voeten zijn week en gevoelig als mos. Met Benting dicht achter zich aan, schuifelt hij

opnieuw het perspectief van de helwitte gang binnen.

Ze blijven even wachten om aan de roetzwarte duisternis te wennen.

De straat ligt als een stalen spoor in de avond te glanzen.

De tijd en de omstandigheden hebben van haar een puntige, oude stalagmiet gemaakt.

Ze steekt haar kop vooruit als een parkiet. De ziekte springt als een hond op hem toe. De motregen onthult hem met een wijde mantel van dansende stippen. Ze beschouwen hem als een zondeling. Intuïtief heeft hij de zekerheid dat zijn benen hem in de steek zullen laten, dat hij als

een baal ineen zal zakken. Het café is gevuld met lawaai van rennende paarden. Kogels ketsen tegen stenen, Indianan slaken oorlogskreten, er waait een mist van

kruitdamp en stof. Een klant tracht het bloed te stelpen, maar het dringt

overal door, het loopt als een beekje. Er is een enorme donkerrode vlek op de vloer, een

grillige landkaart met grenzen die zich steeds verder uitbreiden en om zich heen vreten.

8

Ze zien er uit als taxi’s , de politiemannen zijn in gewone burgerpakken; niemand hoeft argwaan te krijgen.

Hij voelt zich als een Diomedes, die mensenvlees voorschotelt aan de paarden. Of anders zijn ze door een oer-impuls naar de vrijheid gedreven. De punt van zijn tong is geïrriteerd, alsof hij te hete koffie heeft gedronken. Hij blijft nog wat liggen, terwijl zijn gedachten als insekten uitzwermen. Hij heeft met angst tegen de voorbije uren opgezien, die als trage filmbeelden voorbij

schoven. Zijn grote angst is nu naar de achtergrond verschoven, weggezonken in het immense

moeras van zijn onderbewustzijn. Eerlang zal hij weer als een gezond en vrij man kunnen werken en langs de straten

lopen. Hij bezit nu de garantie van het leven, het onversierde, naakte leven. Misschien zal ze op eigen houtje een dokter laten komen. De stad is een groot, onrustig schubdier. De eenzaamheid stijgt als rook boven de daken. Hij voelde zich wegglijden in een vochtige gang. Ze zwaaiden als rook heen en weer. De gezichten waren beweeglijke maanvlekken. De stemmen om hem heen klonken luid en rauw, met het gekras van een verlsten

grammofoon. De trein lag stil als een dode rups. De vrouw die alles had zien gebeuren, was nu

de attractie. Hij moest er zo om lachen hoe ze in alles

overdreef en vooral hoe ze haar eigen tussenkomst als een dappere daad voorstelde.

Hij had het gevoel in een duikerklok te zitten. Er waren geen open plekken in zijn

gevoelswereld. De stilte lag als sneeuw op de dingen. Da hoop was als een trage, nachtelijke stadstram. Op snelle schaatsen schoven ze over zijn gezicht. Als een luie vogel boven een bos, heel even, haast zonder beweging, volkomen

onopgemerkt.

3.2 Personificaties (zaken voorgesteld als mensen)

De trein kwam nu langzaam op gang en liet het perron los. Ze (ogen) kenden geen medeleven, alleen maar leedvermaak. De emoties hadden van het detail Lava een grotesk beeld gemaakt. Het treinstel gierde nu een bocht in. Claxons gillen hun kermislach als ballons over daken. De zon rust lui op de bomen. Deze wereld is opgesloten in een glazen koepel vol geheime stilte. Het (gevoel) loopt in hem rond. Het lacht, het huilt. Er wandelt iemand door zijn ingewanden. Hier en daar klopt hij op de wanden of

bromt hij verstoord om de chaos.

9

Het gevaar zit zo goed opgesloten , dat het haast niet meer bestaat. Kleine lampen regeren boosaardig in dit domein. De kernreactor gehoorzaamt altijd slaafs.

De tijd glijdt gevoelloos over hem heen. Buiten groeit het duister als klimop voor de ramen. De wielen componeren eentonig hun dreunlied op de spoorstaven. De nacht wordt

door stalen geluiden doorkerfd. De stilte zakt naar beneden als het toneelgordijn na afloop van een voorstelling. Treinen schuiven onophoudelijk door de nachten, turen met hun éénogig licht over de

wereld. Ze zijn koning in het rijk der blinden. Ergens in de ruimte aan het eind van een gang,

ontstaat er een gerinkel waaruit naderende voetstappen geboren worden.

Hij is nuchter genoeg om te beseffen dat het lot nu uit hun handen werd genomen.

Zo zal voortaan ook dit nieuwe gevaar zijn buit opeisen, al vertonen de atoomzuilen zo’n zachtaardig gezicht.

Er is een blauwe lucht, geladen met pakken witte wolken.

Ineens wordt hij overvallen door een afschuwelijke onrust. Hij wil hier niet ten onder gaan, hij zal wegwippen als een sprinkhaan, hij vecht tegen

de twijfel. Geluiden doorkerven ons met glimmende, vlijmende bajonetsteken. De stem van Dupont metselt de nutteloze woorden tot een iglo van wanhoop. Egaal als water vloeien de klanken weg. Witte vlekken schuiven achteloos voorbij en glimlachen. De onrust ontvouwt zich in zijn binnenste open als een enorme waterplant. Uren worden rijp en smelten weg. De dag slentert log naar de avond. Wanhoop wandelt de kamer binnen, toont zijn bebloede

handen en zegt: ik ben onschuldig. De stilte breit aan de dag en laat nu en dan een steek

vallen. Vrees bekruipt hem als een kever.

10

Er beginnen eindeloze paarse slingers voor zijn ogen te dansen. De twijfel zoekt met tastende rubbervingers in hem rond.

Mesdik smeert hij de afkeer over zijn woorden. De leeuwen hebben hem dadelijk in de gaten en ze verslinden hem met een grijns

van genot. De populieren spelen met hun bladeren en glimlachen. Hij hoort hoe de dag motregen weent tegen de ramen en op de daken. De grijze lucht

houdt haar sombere handpalm laag boven de wereld. Terwijl hij ligt na te denken, hoort hij hoe de ingehouden toorn en de koortswoorden

van Dupont hem voorbij marcheren. De motregen en de grijze lucht zijn verdreven door een waterzon. Volkomen passief en passieloos lieten hun lichamen de tijd vaag over hun lichamen

schuren. Of is deze kamer geen holle maag, die traag alle voorwerpen herkauwt? Een lamp strooit een handvol licht voor de uitgang van de garage. De ziekte springt als een hond op hem toe. Zijn grote angst is nu naar de achtergrond verschoven, weggezonken in het immense

moeras van zijn onderbewustzijn. Door het oog van de maan keek hij dit sombere huis binnen.

3.3 Depersonificaties (mensen voorgesteld als zaken)

Ze sluiten dadelijk hun schelp. Maar Lava bleef ironisch glimlachen, schudde ontkennend

zijn spechtekop en zei: ‘Dank u, mijnheer Wagner, ik lees niet.’

De weinige reizigers zaten reactieloos, ingepopt in hun eigen dromen, slapende larven, en daardoor volledig geïsoleerd van elkaar.

De voorbije weken hadden zijn zintuigen voelhorens gegeven, antennes die het gevaar dadelijk registreerden.

Hij is een groot, heimlijk dier. Hij heeft een miserabel, honds gevoel over zich. Je bent er honds ellendig van.

11

Tot we enkel nog maar franjes zijn, en overbodige peukjes en, pfff, weg waaien met de wind.

Als je dat doet, sta je al machteloze weke paddenstoel in het gras en word je door de dieren en de mensen vertrapt.

Zij hebben beide dagen achtereen door een tralies van hun kooi gekeken, hunkerend naar het leven aan de buitenkant en de verwachtingen die het inhoudt.

In ogenblikken van helderheid heeft hij met zorg zijn plannenweb gesponnen. Hij kruipt terug in de auto, hij sjort zijn lichaam

eigenlijk in de auto. Stelselmatig kruipen de blinkende, zwarte

torren door de straten van de verschillende stadswijken.

Hij bestond alleen nog maar uit magma, hij vloeide loodzwaar en vermoeid samen met alle dingen die hem omringden.

12