yasinbenmammar.files.wordpress.com€¦  · Web viewIn dit parcour werken de leerlingen per 2. Er...

23
Academiejaar: 2017 – 2018 Opleiding: PBA Sport en Bewegen Module: Sport- Spelontwerp Lector: J. Swimberghe MULTIMOVE Fundamentele motorische vaardigheid: Vangen & werpen Organiastievorm 1: Groepsorganiastie Algemene organisatie: Instructie: De leerlingen staan verspreidt in de zaal. Ze krijgen allemaal een ballon, een foambal en een sjaal. Op mijn signaal zullen ze elk om de beurt een van deze drie objecten in de lucht gooien en vangen. Maar telkens op een andere manier. Eerst gooien ze de foambal in de lucht en proberen ze die simpel op te vangen met 2 handen. Daarna nemen ze de ballon, gooien ze die in de lucht, draaien 2 keer rond hun as en vangen ze de ballon weer op. Om te eindigen gooien ze het sjaaltje in de lucht en proberen ze die te vangen met behulp van hun t shirt.

Transcript of yasinbenmammar.files.wordpress.com€¦  · Web viewIn dit parcour werken de leerlingen per 2. Er...

Academiejaar: 2017 – 2018

Opleiding: PBA Sport en Bewegen

Module: Sport- Spelontwerp

Lector: J. Swimberghe

MULTIMOVE

Fundamentele motorische vaardigheid: Vangen & werpen

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:De leerlingen staan verspreidt in de zaal. Ze krijgen allemaal een ballon, een foambal en een sjaal. Op mijn signaal zullen ze elk om de beurt een van deze drie objecten in de lucht gooien en vangen. Maar telkens op een andere manier. Eerst gooien ze de foambal in de lucht en proberen ze die simpel op te vangen met 2 handen. Daarna nemen ze de ballon, gooien ze die in de lucht, draaien 2 keer rond hun as en vangen ze de ballon weer op. Om te eindigen gooien ze het sjaaltje in de lucht en proberen ze die te vangen met behulp van hun t shirt.

Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:De leerlingen krijgen elk een foambal. Deze bal moeten ze tijdens het parcour bijhouden en gebruiken waar nodig. Ze moeten een parcour afleggen met verschillende hindernissen. Na elke hindernis komen ze aan een station waar ze een bepaalde oefening moeten uitvoeren. Na dit te hebben gedaan leggen ze het al dan niet gebruikte materiaal weer klaar voor de volgende leerling.

Voor de eerste hindernis moeten ze slalommen rond kegels. Na dit te hebben gedaan komen ze aan het eerste station en moeten ze hun bal in een afgebakende zone gooien. Als dit gelukt is halen ze hun bal en doen ze verder aan het parcour.

De tweede hindernis is een loopladder. Na dit te hebben moeten ze de bal rollen in een minivoetbaldoel.

De volgende hindernis is in hoepels springen die over een afstand van 5 meter liggen. Na dit te hebben gedaan moeten ze de bal gooien tegen de muur en weer opvangen.

Voor de laatste hindernis moeten ze eerst stappen op een bank. Daarna proberen ze de bal over een hoge box te gooien.

Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:Voor de posten verdeel ik de leerlingen in groepjes van 4. Bij elke post wordt er 1 minuut gewerkt. Als de minuut voorbij is leggen ze het gebruikte materiaal weer klaar voor de volgende groep.

Bij de eerste post staan de leerlingen in groepjes van 2 tegenover de muur. Ze moeten de bal tegen de muur gooien en de leerling die erachter staat moet de bal weer opvangen. De leerling die gegooid heeft sluit aan achter de leerling die de bal gevangen heeft. En zo gaat het verder.

Bij de tweede post spelen ze een wedstrijdje netbal 2v2. Hiervoor gebruiken we een foambal. Als de bal de grond tweemal raakt is het een punt.

De derde post is weer een wedstrijdje 2v2. De leerlingen staan per twee op een afstand van ongeveer 5 meter Ze staan achter een lijn. Op die lijn staan er houten blokjes. Ook krijgen ze een bak met tennisballen. Ze moeten proberen zoveel mogelijk houten blokjes van de tegenstander om te gooien/rollen. Degene met het minst omvergegooide houten blokjes wint.

Fundamentele motorische vaardigheid: Slaan

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:De leerlingen worden verdeelt in groepen van 6. Ze staan per groep in een rij. De eerste persoon in de rij krijgt een ballon en slaat deze achter zich. De persoon erachter doet hetzelfde. Tot de laatste persoon de ballon ontvangt. Hij neemt de ballon en sluit vooraan de groep aan. De eerste aan de overkant wint. De bedoeling van dit spel is om heen, terug en nog eens heen te lopen (in totaal 3 keer). De eerste keer slaan ze met de palm van hun hand. De tweede keer slaan ze met hun beide handen (volleybalpas) en de laatste keer slaan ze met hun minder goede hand (palm).

Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:De leerlingen moeten een parcours afleggen. Dit parcour moeten ze afleggen terwijl ze een ballon hooghouden met hun handen of voeten. Ze zullen moeten slalommen door kegels, op een bank stappen (omringd door matten) en in hoepels springen.

Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:De leerlingen worden verdeelt in groepen van 4. Er zullen 4 posten zijn. Een opdracht duurt telkens 1 minuut. Na deze minuut leggen ze het materiaal klaar voor de volgende groep en

schuiven ze door.

Aan de eerste post krijgen ze een tennisraket (pingpongpallet voor de allerkleinsten) met een bal die via een elastiek is vastgebonden aan de raket. Ze moeten gedurende 30 seconden de bal zoveel mogelijk proberen te raken. Aan de tweede post zullen er 4 tennisballen zijn die via een elastiek aan een touw worden gebonden. De bedoeling is om de tennisbal zo veel mogelijk te slaan zodat de bal rond het touw draait. De elastiek zal uiteindelijk korter en korter worden. Degene waarvan de elastiek volledig rond het touw gedraaid is wint. Bij de derde post speleen we tikkertje. Er is telkens 1 tikker . De 3 spelers krijgen een ballon ,die ze moeten hooghouden, en een staart. De tikker moet hun staart proberen af te nemen. Nadat dit gebeurt is wisselen we van tikker. Bij de 4e post zullen we een spelletje 2 tegen 2 spelen. Ieder team krijgt 8 ballen. Er zijn 2 zones, elk team krijgt een zone. In de zones staan er telkens 6 manden. De leerlingen moeten elk om de beurt een volleybal, met behulp van een onderhandse slag in een mand proberen te slaan.

Fundamentele motorische vaardigheid: trappen

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:De kinderen worden per twee in de zaal verspreidt. Elke groep krijgt 4 objecten. Een tennisbal, een sjaaltje, een ballon en en pak kaarten. Er is telkens 1 leerling die een object gooit naar de andere

leerling. Deze zal dan naar het object trappen, dit gedurende 30 seconden. Eerst zullen ze met hun wreef trappen, daarna met hun binnenkant voet. Daarna wisselen we van rol. Nadat iedereen aan

de beurt is geweest doen we deze oefening opnieuw maar dan met onze mindere voet.Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:

Ook hier zullen we werken in een soort parcour. Aan elk station zullen ze een trap-oefening moeten doen. Tussen de stations zullen er obstakels zijn. Na een oefening te hebben uitgevoerd aan elk station, zetten ze het materiaal klaar voor de volgende leerlingen.

Ze zullen eerst van mat naar mat moeten springen. Indien je er naast springt moet je opnieuw beginnen. Dan kom je aan het eerste station. Hier zullen ze een bal krijgen. Deze moeten ze proberen in het doeltje te trappen.

Om naar het volgend station te gaan moeten ze via het klimrek over de mat proberen te geraken. Indien ze vallen op de mat moeten ze opnieuw beginnen. Aan het 2e station krijgen ze een 2e trapoefening. Deze moeten ze per 2 doen. Er zullen kegeltje op een rij geplaatst worden over een afstand van 3 meter. De leerlingen staan tegenover elkaar met een rij kegels tussen hen. Ze moeten de bal, tussen de kegeltjes, naar elkaar proberen te trappen. Als dit gelukt is mogen ze doorgaan naar de volgende oefening.

Om het 3e station te bereiken moeten ze op een bank (omringd door matten) lopen zonder te vallen. Aangekomen aan het 3e station gaan ze het bowlingspel spelen. Er zullen 5 kegels in een driehoek opgesteld zijn. Ze moeten met een bal de kegels omver proberen te trappen. Nadat ze dit gedaan hebben mogen ze doorgaan naar het volgend station.

Om aan het laatste station te komen moeten ze over hordes springen. Aangekomen aan het laatste station moeten ze volgende trapoefening uitvoeren. Er staan 2 kegels op een afstand van 5 meter. Ze moeten van de ene kegel naar de andere lopen al trappend op een ballon. Na dit te hebben gedaan komen ze weer aan het begin.

Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:In totaal zijn er 4 posten. De leerlingen worden verdeeld per 4. Ze werken telkens in een tijdsperiode van 1 minuut.

De eerste post moeten ze een ballon hooghouden met de voet. Dit gebeurd individueel.

Aan de 2e post spelen ze muurtje-tik. Ze stellen zich in een rij op. De eerste trapt de bal tegen de muur en sluit achteraan weer aan. Indien het te moeilijk is om alles in 1 keer uit te voeren mogen ze de bal vastpakken, stilleggen en dan tegen de muur trappen.

Aan de 3e post spelen ze een wedstrijdje 2 tegen 2. Per team krijgen ze 8 ballen. Elke groep krijgt 1 zone waarin er verschillende kegels staan. Ze moeten proberen om vanop een afstand te trappen naar de kegels. De ploeg die de meeste kegels omtrapt wint.

Aan de laatste post werken we opnieuw met 2 teams. De bedoeling hier is om zoveel mogelijk te scoren in het doeltje. Dit doen we met behulp van een paardenstamp. 1 speler legt de bal klaar en de ander stampt de bal richting het doel. Elke team krijgt 8 ballen.

Fundamentele motorische vaardigheid: Dribbelen

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:De kinderen lopen al dribbelend met bal aan de voet door de zaal. In de zaal liggen verschillende voorwerpen zoals: slingers, kegels, matten, loopladders,… . de spelers moeten deze objecten proberen te ontwijken. Op mijn fluitsignaal moeten ze de bal stoppen. Eerst zullen ze de bal moeten stoppen door er met hun zool op te staan. De tweede keer zullen ze de bal moeten stoppen door er op te gaan zitten. En de derde keer zullen ze de bal moeten stoppen door er met hun buik op te gaan liggen.

Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:

De kinderen zullen een parcour moeten afleggen al dribbelend. Sommige hindernissen zullen ze moeten afleggen al dribbelend met de voet, andere zullen ze doen al dribbelend met de hand.

Voor de eerste hindernis moeten ze tussen kegels slalommen met bal aan de voet.

Daarna zullen ze over een lage plint kruipen. Hierna moeten ze op een bank lopen waarbij ze met hun hand naast de bank moeten dribbelen.

Dan moeten ze van hoepel naar hoepel springen, nog steeds dribbelend met de hand.

Daarna moeten ze over een loopladder lopen met bal in de hand.

Als laatste komen ze aan een grote vierkant. Hierin moeten ze met bal aan de voet dribbelen. In het vierkant zijn er verschillende weggetjes, ze moeten al dribbelend uit het vierkant zien te geraken. Om ontstoppingen te vermijden leiden alle wegen naar een uitgang, alleen zijn sommige langer dan andere.

Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:In het postensysteem werken we telkens met groepjes van 4. Er zijn 3 posten. Aan elke post wordt er 1 minuut gewerkt. Na deze minuut leggen de leerlingen al het materiaal weer klaar voor de volgende groep.

Aan de 1e post is er een groot vierkant. In het vierkant liggen meerdere ballen. Aan elke hoek van het vierkant ligt 1 soort bal. Een volleybal, een tennisbal, een voetbal of een handbal. Iedere speler moet 1 bal kiezen. Na dit te hebben gedaan moeten ze zo snel mogelijk elke bal in het vierkant naar de juiste hoek dribbelen. Dibbelen gebeurd met de hand.

Aan de 2e post werken we in een grote cirkel. De cirkel is gemaakt uit kegeltjes. De leerlingen worden op een gelijke afstand verdeeld rond de cirkel. Ze moeten door de kegeltjes slalommen, om ter snelst. De bedoeling van dit spel is om de speler voor jou aan te tikken. Dit wordt eerst gespeeld met bal aan de voet, daarna kan dit ook al dribellend met de hand worden gespeeld.

De 3e post is een soort estafette spel. Er zijn 4 rijtjes met kegels de spelers moeten doorheen de kegeltjes slalommen, al dribbelend met de hand. Aan het eind van de rij met kegeltjes liggen er tennisballen. Nadat je door de kegeltjes hebt gedribbelt neem je een tennisbal en loop je naast de kegeltjes, al dribbelend met de hand terug en leg je het in je hoepel. Degene met de meeste tennisballen wint.

Fundamentele motorische vaardigheid: Heffen & Dragen

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:In deze oefening spelen we tikkertje met meerdere tikkers. Het aantal tikkers hangt af van het aantal leerlingen. Bv 15 leerlingen = 3 tikkers. De andere leerlingen lopen rond met een object in hun handen. Dit kan een volleybal, voetbal, foambal, tennisbal of een sjaal zijn. Wanneer ze getikt worden geven ze hun object aan de degene die hen getikt heeft en worden ze zelf tikker. De tikkers worden gekenmerkt door een fluovest. Bij elk signaal moet de manier waarop je het object draagt veranderen. De eerste keer is dit met beide handen. De tweede keer is dit met je rechterarm, de derde keer met je linkerarm en de laatste keer moet je de bal achter je rug dragen.

Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:Hier werken met een parcour. Tijdens deze oefening krijgt iedere leerling een foambal die hij gedurende heel de oefening moet dragen. In dit parcour zijn er 3 stations. Tussen de stations zijn er hindernissen. Na een oefening aan een station te hebben gedaan, zetten de leerling het materiaal weer klaar voor de volgende.

De eerste hindernis, vooraleer je bij het eerste station kan komen, is de volgende. Je moet van hoepel naar hoepel springen zonder je bal te laten vallen. Aangekomen bij het eerste station zie je 2 hoepels die op een afstand van 5 meter van elkaar liggen. In 1 van de hoepels zijn er 5 pittezakjes aanwezig. Je moet de pittezakjes naar de andere hoepel brengen maar je mag maar 1 zakje per rit meenemen, in totaal moet je dus 5 keer lopen. Wanneer je klaar bent met deze oefening mag je verder.

Bij de volgende hindernis moeten ze over een bank lopen, zonder hun foambal te laten vallen. Aan het 2e station liggen er 2 hoepels op een afstand van 5 meter van elkaar. In 1 hoepel liggen er 5 tennisballen. De bedoeling is om de tennisballen Naar de andere hoepel te brengen maar dit met behulp van een tennisrakket. Ze moeten de tennisbal op hun tennisraket leggen en het zo naar de overkant zien te brengen, zonder de bal te laten vallen weliswaar.

Om aan de het 3e station te geraken moeten ze op een plint klimmen. Van daar uit moeten ze over een klein hoogte-parcour lopen. Dit hoogte-parcour is natuurlijk omringd door matten zodat moest het zijn dat de kinderen vallen, ze zacht landen. Aangekomen aan het 3e station moeten ze volgende oefening uitvoeren. Ze moeten een basketbal aan de overkant zien te dragen. Tussen de beginkegel en de kegel aan de overkant is er een zone. In deze zone moeten ze objecten (kegels, matten, hoepels) zien te ontwijken. Ze mogen in de zone de bal niet aanraken met hun handen(!). dus ze moeten de bal bijvoorbeeld tussen hun benen steken, of met hun armen dragen.

Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:We zullen werken met 3 posten. Per post Zijn er 4 leerlingen. Aan elke post wordt er 1 minuut gewerkt. Na deze minuut leggen de leerlingen al het materiaal weer klaar voor de volgende leerling.

Bij de 1e post zullen we een mini-kwartet spelen. Iedere leerling heeft een hoepel met daarin 4 objecten. Een tennisbal, een foambal, een sjaal en een handbal. De bedoelling is om te gaan stelen uit de andere leerlingen hun hoepel en zo een kwartet (4 identieke objecten) te vormen.

Aan de 2e post zullen ze individueel werken. Iedere leerling staat achter een kegel. Voor elke kegel liggen twee hoepels op een afstand van 5 meter. In 1 van de hoepels liggen 6 pittezakjes. De bedoeling is om zo snel mogelijk alle pittezakjes naar de andere hoepel te brengen. Je mag maar 1 pittezakje per keer verplaatsen. De eerste die alle pittezakjes heeft verplaatst wint.

Bij de 3e en laatste post spelen we een wedstrijdje 2v2. De 2 teams staan achter hun kegel. Op een afstand van 5 meter ligt er een hoepel met tennisballen in. Om aan de overkant te geraken moet je bruggen maken. 1 persoon maakt een brug en de andere kruipt eronder. En je wisselt tot je aan de overkant bent. Eenmaal aan de overkant pak je een tennisbal en mag je al lopend terugkeren. Het groepje met het meest aantal tennisballen wint.

Fundamentele motorische vaardigheid: Trekken en duwen

Organiastievorm 1: Groepsorganiastie

Algemene organisatie:

Instructie:We spelen het spel tikkertje. Iedere leerling krijgt een staart. De leerlingen moeten proberen hun staarten van elkaar af te pakken. De leerling met het meest aantal staarten wint. Na elk spelletje veranderd de manier van staarten trekken. Eerst is dit met je rechterhand, dan met je linkerhand en uiteindelijk met je beide handen.

Organisatievorm 2: Omloop

Algemene organisatie:

Instructie:In dit parcour werken de leerlingen per 2. Er zijn 4 stations. Per station moeten de leerlingen een duw of trek-oefening uitvoeren. Tussen de stations zijn er hindernissen. Om naar het volgende station te gaan moeten ze rug aan rug, met een bal ertussen, de hindernissen ontwijken en zo naar het volgend station proberen te geraken. Nadat ze een oefening, aan een station, hebben uitgevoerd zetten ze al het materiaal weer klaar voor de volgende leerling.

In de zaal liggen er objecten (kegels, matten, banken, loopladders) waar ze niet mee in aanraking mogen komen. Aangekomen aan het station mogen ze de bal laten liggen en de duw of –trekoefening uitvoeren. Aan het 1e station ligt 1 van de leerlingen op de grond, en speelt de vis. De andere leerling is de visser en moet de vis over de streep proberen te trekken. Dit zal een afstand zijn van 4 meter. Als dit gebeurd is verwisselen ze van rol en doen ze de oefening opnieuw.

Na de oefening te hebben gedaan staan ze weer rug aan rug, met een bal ertussen, en gaan ze naar het volgend station. Aan het 2e station moeten ze zij aan zij zitten op een mat. Het doel van deze oefening is om de andere persoon op zijn rug te duwen. De eerste die met zijn rug de mat raakt verliest. Dit doen ze 5 keer.

Daarna kunnen ze verder naar het volgend station. Aan het 3e station zitten de leerlingen tegenover elkaar met hun voeten tegen elkaar. Achter ieder leerling ligt er een kegel op een afstand van 1 meter. De bedoeling van dit spel is dat ze elkaar duwen met elkaars voeten tegen elkaar. De eerste die de kegel achter zich raakt, verliest.

Aan het 4e en laatste station zijn er 2 kegels die op een afstand van 3 meter van elkaar liggen. Ze beginnen aan de eerste kegel. De eerste leerling gaat op de grond liggen en klampt zich vast aan het been van de andere leerling. De andere leerling probeert tot aan de andere kegel te geraken,

terwijl de andere leerling zich vasthoudt aan zijn been. Daarna wisselen ze van beurt.Groepsorganisatie 3: Posten

Algemene organisatie:

Instructie:We werken met 4 posten. De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 4. Aan elke post wordt er 1 minuut gewerkt. Na deze minuut leggen de leerlingen het gebruikte materiaal weer klaar voor de andere groep.

Aan de eerste post moeten de leerlingen op de mat gaan liggen. 1 leerling zal de andere leerling stevig rond zijn middel vasthouden. De andere leerling moet zich proberen te bevrijden. We werken in deze opdracht per twee. Nadat de leerlingen zich hebben kunnen bevrijden wisselen ze van partner.

Aan de tweede post staan de leerlingen in een cirkel met een diameter van 3 meter. Het doel van dit spel is om de andere leerlingen uit de cirkel te duwen of trekken. Wie als laatste in de cirkel overblijft wint.

Aan de derde post staan de leerlingen, in groepjes van 2 tegenover elkaar op 2 meter van de lijn (dus op 4 meter van elkaar). Ze zullen een wedstrijdje touwtrekken spelen. De eerste groep die volledig over de lijn stapt verliest.

Aan de laatste post zitten de leerlingen, per twee, rug aan rug tegen elkaar. Voor hun, op een afstand van 2 meter, ligt er een kegel. Het doel van dit spel is om elkaar te duwen, de eerste die

zijn tegenstander tegen het kegeltje kan duwen, die voor hem ligt, wint. Daarna wisselen ze van partner.