ooojoszijlmans.weebly.comooojoszijlmans.weebly.com/.../5/3/1/9/53198495/bronnen…  · Web viewEen...

39
Bronnen voor opdracht Multinationals stelen miljarden van Afrika Multinationals zuigen niet alleen de grondstoffen uit Afrikaanse landen. Ze ontduiken er ook de belastingen op grote schaal. De Afrikanen staan vrijwel machteloos. De beste hulp aan ontwikkelingslanden, zeker in Afrika, zou weleens het opleiden en adviseren van fiscale rechercheurs kunnen zijn. Door belastingontduiking met allerlei trucs die de overheden niet in de gaten hebben, stelen internationale bedrijven miljarden van arme landen. Alleen al door te lage waarden op de te geven van gewonnen grondstoffen benadelen multinationals Afrikaanse landen bij elkaar voor minstens 50 miljard dollar (46,5 miljard euro) per jaar, was de conclusie van een speciaal onderzoekspanel ingesteld door de Afrikaanse Unie (AU) en de Verenigde Naties. De voorzitter, de vroegere Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki, presenteerde het rapport begin februari op de top van de AU in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba, na vier jaar onderzoek. Het genoemde bedrag is aan de voorzichtige kant, want het is moeilijk schattingen te maken van illegale, aan het oog onttrokken geldstromen, zei Mbeki. In het rapport is sprake van tussen de 50 en 148 miljard dollar per jaar aan geroofde waarde. Vinger in de pap Knap dat Mbeki zijn rapport aanvaard kreeg door het gezelschap van Afrikaanse staatshoofden, van wie er een heel stel een vinger in de pap heeft bij de clandestiene geldstromen. Wat een paar jaar geleden nog het terrein was van vele internationale actiegroepen is nu een belangrijk onderwerp in de internationale politiek. In Europa en de Verenigde Staten staan dubieuze constructies die voor het begin van de bankencrisis door de vingers werden gezien nu ter discussie. Minister Ploumen (Buitenlandse handel) gaat met Afrikaanse landen 23 nieuwe belastingverdragen sluiten die hun het recht geeft bedrijven van het verdrag uit te sluiten die alleen om belastingtechnische redenen winsten naar Nederland laten lopen. Malawi was zondag het eerste land. Van nieuwe maatregelen is in Afrikaanse staten nog weinig te merken. Zonder wetten en opsporingsdiensten staan de Afrikaanse overheden machteloos tegenover de bedrijven die in de woorden van Mbeki beschikken over 'de beste professionals op juridisch gebied en in de accountancy en bankensector'. Illegaal leegzuigen

Transcript of ooojoszijlmans.weebly.comooojoszijlmans.weebly.com/.../5/3/1/9/53198495/bronnen…  · Web viewEen...

Bronnen voor opdracht

Multinationals stelen miljarden van AfrikaMultinationals zuigen niet alleen de grondstoffen uit Afrikaanse landen. Ze ontduiken er ook de belastingen op grote schaal. De Afrikanen staan vrijwel machteloos.

De beste hulp aan ontwikkelingslanden, zeker in Afrika, zou weleens het opleiden en adviseren van fiscale rechercheurs kunnen zijn. Door belastingontduiking met allerlei trucs die de overheden niet in de gaten hebben, stelen internationale bedrijven miljarden van arme landen. Alleen al door te lage waarden op de te geven van gewonnen grondstoffen benadelen multinationals Afrikaanse landen bij elkaar voor minstens 50 miljard dollar (46,5 miljard euro) per jaar, was de conclusie van een speciaal onderzoekspanel ingesteld door de Afrikaanse Unie (AU) en de Verenigde Naties.

De voorzitter, de vroegere Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki, presenteerde het rapport begin februari op de top van de AU in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba, na vier jaar onderzoek. Het genoemde bedrag is aan de voorzichtige kant, want het is moeilijk schattingen te maken van illegale, aan het oog onttrokken geldstromen, zei Mbeki. In het rapport is sprake van tussen de 50 en 148 miljard dollar per jaar aan geroofde waarde.

Vinger in de papKnap dat Mbeki zijn rapport aanvaard kreeg door het gezelschap van Afrikaanse staatshoofden, van wie er een heel stel een vinger in de pap heeft bij de clandestiene geldstromen. Wat een paar jaar geleden nog het terrein was van vele internationale actiegroepen is nu een belangrijk onderwerp in de internationale politiek. In Europa en de Verenigde Staten staan dubieuze constructies die voor het begin van de bankencrisis door de vingers werden gezien nu ter discussie. Minister Ploumen (Buitenlandse handel) gaat met Afrikaanse landen 23 nieuwe belastingverdragen sluiten die hun het recht geeft bedrijven van het verdrag uit te sluiten die alleen om belastingtechnische redenen winsten naar Nederland laten lopen. Malawi was zondag het eerste land.

Van nieuwe maatregelen is in Afrikaanse staten nog weinig te merken. Zonder wetten en opsporingsdiensten staan de Afrikaanse overheden machteloos tegenover de bedrijven die in de woorden van Mbeki beschikken over 'de beste professionals op juridisch gebied en in de accountancy en bankensector'.

Illegaal leegzuigenHet rapport, Illicit financial flows: why Africa needs to 'track it, stop it and get it', werd door Action-Aid dan ook als een overwinning begroet. De afgelopen jaren hebben bevriende Afrikaanse actiegroepen in verscheidene landen gedemonstreerd tegen het illegale leegzuigen. De snel slinkende westerse ontwikkelingshulp aan Afrikaanse landen wordt voor 2012 op hooguit 40 miljard dollar geschat. Hou die hulp maar en pak die bedrijven van jullie aan, was de teneur.

Mbeki en zijn panel geven de actievoerders nu gelijk. 'Het panel deelt de visie dat de grote ondernemingen verreweg de grootste boosdoeners zijn.' Het rapport citeert alleen cijfers voor de wereldwijde illegale geldstromen: 60 procent komt op het conto van multinationals (belastingontduiking, gesjoemel met prijzen), 35 procent verdwijnt naar criminelen en terroristen en 5 procent naar corrupte politici en ambtenaren.

MelkkoeHet doorbreekt het westerse beeld - of vooroordeel - dat al dat verdwenen geld op de Zwitserse bankrekeningen van Afrikaanse potentaten is terug te vinden. Maar de corruptie en medeplichtigheid van Afrikaanse kopstukken (ook in Mbeki's eigen partij het ANC) blijft wel onderbelicht. De praktijk van dealtjes en smeergeld verergert de corruptie, schrijven de opstellers, maar de betrokkenheid is vaak veel groter.

De oliesector is verreweg de grootste melkkoe voor sluwe boekhouders; in olielanden als Nigeria,

Algerije en Angola is die bij uitstek een bron voor zelfverrijking van leden van de politieke elite. In de joint ventures profiteert zij bijvoorbeeld mee met de voordelen van de multinationals. Maar onduidelijk is hoe het er aan toegaat bij het gesjoemel met goud, koper en coltan. Ook vis, fruit, noten en cacao worden genoemd.

Het zou natuurlijk interessant zijn te weten welke bedrijven en westerse zakenlieden zich schuldig maken aan illegaal creatief boekhouden. Twee jaar geleden publiceerde het onafhankelijke onderzoeksbureau van Kofi Annan, de Ghanese ex-secretaris-generaal van de VN, een vergelijkbaar rapport. Daarin wordt bijvoorbeeld de collusie tussen de Congolese president Kabila en de schatrijke Israëlische zakenman Dan Gertler uit de doeken gedaan. Veel te laag opgegeven prijzen van de door zijn bedrijf gewonnen delfstoffen zouden de Congolese samenleving 1,4 miljard dollar hebben gekost tussen 2010 en 2012. Gertler subsidieerde de campagne voor de herverkiezing van Kabila. Zo zijn er waarschijnlijke duizenden duistere zaken.

Clandestiene kapitaalroofThabo Mbeki, voormalig president van Zuid-Afrika. © AFP De kapitaaldiefstal zal de komende jaren alleen maar toenemen en snel ook, schrijft Thabo Mbeki in zijn inleiding bij het rapport en in zijn brief aan de Afrikaanse staatshoofden. Afrikaanse landen zijn een speelbal voor multinationals en nieuwe spelers uit China, India en Brazilië op zoek naar grondstoffen en landbouwgrond.

Afrika wordt het hardst getroffen door de clandestiene kapitaalroof volgens een rapport van het Amerikaanse onderzoekers van Global Financial Integrity uit 2014: 5,53 procent van het bbp in de landen ten zuiden van de Sahara. In omvang is de kapitaalroof uit Azië overigens veel groter. In 2012 ging het om 474 miljard dollar (3,75 procent van bbp), tegen 68 miljard voor Afrika.

Veel Afrikaanse overheden staan zwak tegenover de grote bedrijven. Een koepelorganisatie van maatschappelijke organisaties in Zuidelijk Afrika, de African Civil Society Circle, was dan ook blij met het rapport van Mbeki. Maar de oplossing is lastig: ambtenaren en politici kunnen niet op tegen de experts van de mijnbouwgiganten; de belastingdiensten begrijpen de ontduikingstrucs niet; en tegenover de belastingparadijzen (zoals Nederland) staan gedupeerde landen in Afrika machteloos. Die moeten internationaal worden aangepakt.

China en het communisme

China is sinds 1949 een communistisch land. In 1949 kwam Mao Zedong aan de macht, en voerde hij het communisme in naar het model van de Sovjet Unie. Maar hoe zag dit communistische systeem eruit. Hoe heeft de Chinese economie zich ontwikkeld van een land dat de welvaart en economische groei van een derde wereldland had, naar een land dat één van de toonaangevende landen is geworden in de wereldeconomie.

Mao Zedong en het begin van het communismeHet communisme begon in 1949, met de machtsgreep van Mao Zedong en zijn communistische partij. Mao en zijn communistische partij hadden de zware taak een groot land als China weer op te bouwen. De economie was bankroet en verlamd. In de steden werden mensen met de hongerdood bedreigd. De meeste spoorlijnen, wegen, kanalen en irrigatiewerken waren afgesneden of verwoest. Deze situatie laat duidelijk zijn, hoe China in 1949 aan de rand van de afgrond stond. Er was dus voor de nieuwe leider Mao Zedong veel werk nodig om het land weer gezond te krijgen. China was een communistisch land: veel bedrijven werden in het begin van het communisme genationaliseerd en onder overheidstoezicht geplaatst.

Mao Zedong zag de economie als een belangrijk punt in zijn regeringstijd. Hij nam verscheidende maatregelen om de economie er weer bovenop te helpen. China was in die tijd, meer dan nu, een zeer agrarisch land. De landbouw was de belangrijkste sector in de economie en wie op het platteland leefde, had het over het algemeen goed. In 1949 bestond het nationaal product volgens verscheidene gegevens uit 75 % van het totale nationale product. Het Bruto nationaal product per hoofd van de bevolking was in 1949 zeer laag. Volgens gegevens was het inkomen per hoofd van de bevolking in China 57 dollar. Ook de gemiddelde levensverwachting van 40 jaar was een stuk minder dan de levensverwachting in het heden (70 jaar).

In 1953 kwamen de volgende hervormingen van Mao Zedong. Hij voerde naar communistisch voorbeeld 5-jaren plannen in. Deze 5-jaren plannen waren onderdeel van de planeconomie van de Chinese communisten. Een planeconomie word ook wel een centraal geleide economie genoemd. In een planeconomie heeft de staat alleen rechten om het verstrekken van zowel goederen als diensten. Doordat de staat alles bepaald vervalt het principe van marktmechanisme. De vraag van de consument zal niet meer door het aanbod worden bepaald, maar de Chinese overheid bepaald hoeveel er word gemaakt en de mensen kunnen dat kopen tot dat het op is. Er zal dus geen evenwichtsprijs kunnen ontstaan, maar de Chinese overheid zal de prijs vaststellen. Ook is er in een planeconomie geen sprake van volkomen concurrentie. Er is één staatsbedrijf die het ene product maakt en een ander staatsbedrijf maakt het andere product. Deze 5-jaren plannen waren in het begin vooral gericht om de zware industrie in China een flinke oppepper te geven. Tot de zware industrie rekent men vooral mijnbouw, staalindustrie, machine-industrie en de chemische industrie. Deze investeringen die de Chinese overheid moest doen werden gefinancierd uit de succesvolle landbouwopbrengsten (het platteland moest de investeringen in de stad mogelijk maken). Dit eerste 5-jaren plan was een grote stap voorwaarts voor de Chinezen. De Economie groeide volgens statistische gegevens in de periode tussen 1953 en 1958 jaarlijks zo’n 8,3%. De Chinezen kregen door deze economische groei weer veel zelfvertrouwen en voor Mao betekende deze jaarlijkse groei van 8,3% een aanduiding dat zijn economisch systeem een goede was.

China is nog steeds een overwegend agrarisch land; naar schatting werkt ca. 50% van de beroepsbevolking in de landbouw en ca. 50% in industrie, handel, transport en bij het bestuur (2001). De huisnijverheid is nog steeds hoog ontwikkeld. In de 19de eeuw werd er voorzichtig begonnen met modernisering. In kuststeden als Sjanghai, Tianjin, Hankou en Kanton werden door westerse en Japanse ondernemers een lichte industrie opgebouwd. In Mantsjoerije werd door Japan, op grond van daar gevonden kolen en ijzererts, een zware industrie gesticht die nu nog steeds de ruggengraat van de moderne Chinese economie vormt. Deze nieuwe activiteiten beroerden echter slechts kleine gebieden, omdat men in het westen dacht dat China over te weinig natuurlijke hulpbronnen beschikt die voor de wereldeconomie van belang was. De buitenlandse handel was zeer bescheiden en de uitvoer bestond voornamelijk uit agrarische producten en wat metalen. Van 1949 tot 1952 had de wederopbouw plaats van het productieapparaat, dat in de oorlog tegen Japan (1937-1945) en daarna in de burgeroorlog zwaar had geleden. Het bestrijden van de inflatie was zeer succesvol in deze periode.

Vanaf 1958 (grote sprong voorwaarts)In mei van het jaar 1958 begon Mao Zedong met de grote sprong voorwaarts (tweede 5-jaren plan). Doel van deze sprong was het tegengaan van de groeiende werkloosheid en de technologische achterstand die het land bezat, tegen te gaan. Men ging arbeidsintensiever werken en alle economische sectoren moesten gelijktijdig worden ontwikkeld. Allerlei technologische ontwikkelingen werden op grote schaal doorgevoerd terwijl er niet was nagedacht over de gevolgen van dit doorvoeren. Een andere belangrijke ontwikkeling tijdens de grote sprong voorwaarts, was de oprichting van volkscommunes. In totaal kwamen er 26000 van deze volkscommunes. Een volkscommune is een grote landbouworganisatie. Ze ontstonden doordat allerlei stukken landbouwgrond werden samengevoegd onder één organisatie. De commune werd de baas over de dorpen. De lonen werden gelijkgetrokken en alles kwam onder het beheer van de commune. De commune bestond uit het bestuur, productieteams en productiebrigades. Maar deze sprong voorwaarts mislukte totaal. De oorzaken voor deze mislukking waren: Tegenstand van de boerenbevolking, conflicten in de regering en natuurrampen.

Vanaf 1966 (de culture revolutie)De culturele revolutie begon in 1966 en was uitgelokt door Mao Zedong. Zedong opende een aanval op zijn tegenstanders van de revolutie. De ideologie van Mao moest weer hoog in het vaandel komen, omdat tijdens de voorgaande regeringsjaren steeds meer mensen zich hadden afgekeerd van deze ideologie. Er kwam zelfs een kleine burgeroorlog. Economische sectoren als steenkool groeide met 6,7% per jaar en de olievoorraad zelfs met 19,6% per jaar. Landbouw groeide met 3,1% procent per jaar. Deze landbouwgroei was nauwelijks voldoende om de bevolking van voldoende eten te voorzien. Omdat ook de bevolking fiks groeide kon de landbouwproductie dit nauwelijks bijbenen. Deze revolutie stond in het teken van Mao en de grote vier (de kerngroep van de culturele

revolutie). Het einde van de revolutie kwam in 1976 toen Zedong was overleden en de grote 4 werden gearresteerd. Na ‘76 werd er gestreefd naar stabiliteit in het land, maar doordat men met een nieuwe grote sprong dit wilde doen (zelfde soort als de grote sprong voorwaarts), mislukte ook deze grote sprong. De tegenstellingen in het land werden juist kleiner in plaats van groter

Koopkracht Chinese bevolkingDe Chinese economie heeft een flinke stap voorwaarts gemaakt. Was het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking in 2000 nog 3800 dollar, in 2007 was dit al 7700 dollar. In 2008 was er weer een achteruitgang voor de koopkracht, dat komt met name door de financiële crisis die op dat moment op de wereld heerst en de teruglopende beurskoersen. Deze cijfers geven aan dat China op het gebied van het BNP per hoofd nog lang geen wereldmacht is. Je kan dus zien dat de consument minder profiteert van de welvaart. China als land is een wereldeconomie maar het BNP per hoofd van de bevolking blijft daarbij ver achter. Op het gebied van de koopkracht (hetgeen wat de consument te besteden heeft) zit China in dezelfde categorie met landen als Egypte, Oekraïne en Bolivia. In de kaart hieronder is te zien dat China wel opkomend is op het gebied van de koopkracht. Het heeft zijn buurlanden als India Mongolië en Pakistan achter zich gelaten, maar loopt nog ver achter bij bijvoorbeeld Rusland, Japan, West Europa en de Verenigde Staten. Met een BNP per hoofd van rond de 5500 dollar ben je een middenmotor, een andere opkomende economie als Brazilië doet het toch beter met een BNP per hoofd van 9700 dollar. En op een land als de VS (BNP 46000 dollar) loopt China nog een straatlengte achter. Als economische wereldmacht (wat gezegd wordt over China), hoor je daar natuurlijk niet te zitten. Dus hieruit valt op te maken dat de Chinese consument lang niet zo hard profiteert van de economische ontwikkeling als dat het lijkt.

Het verschil binnen China is enorm. De mensen in de steden in China worden steeds koopkrachtiger, terwijl de koopkracht voor de mensen op het platteland veel minder hard stijgt. Er ontstaat langzaam maar zeker een middenklasse die meer kan en meer wil betalen voor kwaliteit. De consumenten kopen naarmate ze meer te besteden hebben, meer inferieure goederen. Inferieure goederen zijn goederen die meer worden gekocht naarmate het inkomen toeneemt. Een voorbeeld: Een consument koopt eerst een goedkoop huismerk van de Aldi, naarmate het inkomen toeneemt zal hij de Aldi gedag zeggen en naar een kwaliteitswinkel als Albert Heijn gaan. Ook wil de consument, wanneer zijn inkomen toeneemt, meer besteden aan biologische goederen. Deze goederen kosten iets meer, maar zijn verantwoord gemaakt.

UrbanisatieDeze economische groei hangt vooral samen met de grote urbanisatie die de afgelopen decennia in China heeft plaatsgevonden. Urbanisatie is het trekken van het platteland naar de stad. Vele mensen probeerden met de trek naar de stad een beter bestaan op te bouwen. Deze urbanisatie gaat alleen maar door en de Chinese steden zullen op den duur nog grotere steden worden dan dat ze al zijn. Vooral de jonge generatie trekt naar de stad, omdat daar de kans op een beter bestaan groter is. Daarnaast willen en veel van deze personen het werk op het platteland niet over nemen. Veel van deze mensen die van het platteland komen gaan in de industrie of horeca werken. De groei is enorm. Woonde in 1990 nog 74 procent van de bevolking op het platteland, 18 jaar later in 2008 is dat nog maar 53 procent. Ruim 20 procent heeft de afgelopen 18 jaar dus het platteland verruild voor een leven in de stad. Maar hierdoor ontstaat een ander probleem voor de Chinese consument. Men krijgt meer geld, maar de producten die van het platteland afkomstig zijn moeten met minder mankracht gemaakt worden. Meer mensen en minder producten. Hierdoor zal de import van buitenlandse producten alleen maar toenemen.

Goedkope arbeidEen belangrijk punt waardoor de China een flinke economische groei heeft kunnen doormaken, is de goedkope arbeid waarmee het land producten kan maken. Doordat de lonen laag zijn kunnen de bedrijven veel winst maken op de export. Maar dit heeft ook een nadeel voor de Chinese economie. Het saldo op de lopende rekening zal wel toenemen, omdat de export stukken groter is dan de import. Maar de andere sectoren die het nationaal inkomen bepalen zijn een stuk minder groot. Zo is de consumptie door de lage lonen niet zo heel groot. Het gemiddeld beschikbaar inkomen van China is 25 % van het gemiddeld Nederlands beschikbaar inkomen. Nederland heeft een beschikbaar inkomen van 14,4 duizend euro (2007). In China bedraagt het gemiddeld beschikbare inkomen 3,6 duizend euro. Dit is het bedrag wat de Chinese consument op jaarbasis kan besteden aan consumptie en sparen. Het verschil tussen het platteland en de stad is wel enorm in dit opzicht. Het gemiddeld beschikbaar inkomen in de stad is drie maal hoger dan op het platteland. Het gemiddeld beschikbaar inkomen van een Chinees is dus € 3600,- op jaarbasis. In 1980, aan het begin van de economische hervorming, was dit percentage nog slechts 5 % van Nederland. Hieruit valt te concluderen dat de Chinees er in verhouding op de westerling wel op vooruit is gegaan, maar in principe ook nog ver achter blijft bij de westerse consument als je kijkt naar het beschikbaar inkomen. De Chinees geeft dus weinig uit aan consumptie. Wel meer dan vroeger toen de lonen veel lager waren en de consument nog niet in aanraking was gekomen met de westerse producten. Nog altijd wordt 37% van het beschikbaar inkomen gespaard. Dat betekent dat er ruim 1/3 deel van het inkomen op gaat aan sparen. 2/3 kan dan nog maar geconsumeerd worden, en met dat 2/3 deel, zo’n 2500 euro, moet de chinees zijn levensonderhoud betalen. Hieronder is een tabel met de uitgaven van de Chinese consument in de jaren 1997 tot 2003. Het grootste gedeelte van het inkomen gaat op aan voedsel, maar in de loop van tijd is dat afgenomen, zo blijkt in de tabel. Hoewel de consument meer verdient, gaat hij een minder groot deel van zijn inkomen uitgeven aan voedsel. Dat is ook logisch, want naarmate je meer verdient zal je voedselgebruik niet extra gaan stijgen. Verder is te zien dat de Chinees meer uitgeeft aan medicijnen en gezondheidszorg en aan onderwijs en

ontspanning. Dus hoe meer de Chinees verdient, hoe meer die gebruikt maakt van de luxere dingen die er in het leven zijn. Eerst wordt vooral geïnvesteerd in primaire goederen (goederen voor de levensbehoefte), maar naarmate het inkomen toeneemt, wordt er ook meer geïnvesteerd in andere luxere goederen en diensten.

Concluderend kun je zeggen dat er steeds meer mensen wegtrekken van het platteland naar de stad (de urbanisatie). Daardoor blijven er minder mensen over op het platteland om voor de landbouwproducten te zorgen. De mensen die naar de stad trekken, kopen, naarmate het inkomen toeneemt, steeds meer duurdere dingen en geven ze een steeds groter gedeelte van hun inkomen uit aan luxere goederen en diensten. Ook gaat men bij een inkomensstijging vaker inferieure goederen kopen.

Buitenlandse invloeden voor de groei van de Chinese economie

Doordat de grenzen van China in 1978 open gingen voor buitenlandse invloeden in de economie, is de economie in die tijd sterk gegroeid. Ook de invoering van de SEZ’s stimuleerden bedrijven om te investeren in de economie van China. Door al deze investeringen groeide en groeit de economie snel. De Chinese export steeg in 2006 met 27% tot 969,7 miljard US dollar en de import steeg met 19,7% tot 751,9 miljard US dollar. In 2006 was er een handelsoverschot van 217,7 miljard US dollar.

HandelspartnersDe belangrijkste handelspartners aan de grens van China zijn Rusland, Mongolië, Vietnam en Noord-Korea. De Chinese export naar deze landen bestaat vooral uit industriële eindproducten en de import bestaat vooral uit grondstoffen. In de grensgebieden tussen deze landen hebben Chinese investeerders een productiebasis gevestigd. De handel met deze landen en met de rest van Azië is aanzienlijk en het blijft stijgen. Maar de grootste handelspartner blijft toch de Verenigde Staten, ook Nederland heeft een aandeel in de groei van de Chinese economie. Vroeger waren het vooral de staatsbedrijven die de handel met het buitenland bedreven, maar tegenwoordig zijn dit de dochterondernemingen van buitenlandse bedrijven die hun aandeel jaarlijks vergroten. In 2005 bestond dit aandeel uit 60% van de totale buitenlandse handel. Maar ook de kleine particuliere bedrijven zien hun aandeel jaarlijks langzaam stijgen. In de toekomst zal de invloed van buitenlandse bedrijven in de Chinese economie sterk stijgen. Dit komt vooral omdat ze willen profiteren van de lage lonen in China. Bedrijven die nu al hun arbeidsintensieve vestiging in China hebben gestationeerd trekken ook toeleveranciers aan die samen tot een eindproduct komen dat geëxporteerd zou worden. De importgroei van China wordt vooral behaald door de aanschaf van goederen voor nieuwe buitenlandse vestigingen/ondernemingen in China.

AfrikaDe opkomst van China is niet alleen gunstig voor de omringende landen, Europa en de VS maar ook voor Afrika. Je zou denken dat de economische opkomst voor Afrika juist ongunstig is, omdat vooral goedkope Chinese producten zoals sandalen, slippers, potten en pannen de wereldmarkt overspoelen, maar juist Afrika profiteert veel van de economische groei van China. Waar de Westerse landen Afrika juist links laten liggen en het “verloren continent” hebben afgeschreven, trekken de Chinezen massaal Afrika binnen China heeft handelsbetrekkingen gemaakt met meer dan 40 Afrikaanse landen. Sinds kort is China de derde grootste handelspartner van Afrika op de Verenigde Staten en Frankrijk en bedraagt het handelsvolume zo’n 18 miljard US dollar in de jaren 2002-03 steeg dit handelsvolume met 50%. Het merendeel van de handel tussen Afrika en China bestaat uit de Export van grondstoffen naar China (zoals olie, hout en mineralen) en Afrika haalt arbeidsintensieve producten uit China (Zoals kleding en textiel). Afrika wordt steeds meer een bepalende factor in de Chinese economie, doordat de economie in China blijft groeien heeft het steeds meer grondstoffen nodig. Door de relatie met Afrika kunnen ze de behoeften bevredigen en de economie op gang houden. Door de economische groei van China zijn Afrika en China geen concurrerende maar complementaire landen.

Verenigde StatenDe relatie tussen China en Amerika is de laatste jaren sterk verbeterd. Amerika begon de laatste jaren steeds meer producten uit China te halen. Dit omdat het goedkoper was om de producten uit China te halen dan het in eigen land te produceren daardoor bleef de inflatie beperkt..

China in de wereldeconomie

China voert sinds het einde van de jaren ’70 een nieuwe economische koers in, genaamd de ‘open deur’-politiek. Deze vorm van politiek houdt in dat China niet langer contacten met het buitenland vermijdt. Buitenlandse investeringen worden juist aangemoedigd door de Chinese overheid. De handel met het buitenland is daarom ook sterk gegroeid en sinds de jaren ’90 maakt China een enorme economische groei door.

China en de wereldeconomie

Door de hervormingen in China, veranderde de importstructuur. Er kwamen tekorten op de betalingsbalans door een explosieve groei van de import uit ontwikkelde industrielanden. De belangrijkste handelspartners van China zijn Hong Kong, Japan, Indonesië en andere Aziatische landen. Dan volgt er een tijdje niets en daarna volgen de VS, het Midden-Oosten en Afrika. Europa en andere westerse landen sluiten de rij. Na 25 jaar liberalisering (het proces van privatisering en deregulering van bedrijven en sectoren), handelt China dus vooral met politiek vergelijkbare landen in de regio. Echter neemt de invloed van andere factoren toe, zoals de aanwezigheid van een groot Chinees bevolkingsdeel. Want de Chinezen in bijvoorbeeld Indonesië, Maleisië en Singapore kwamen als eerste in China investeren toen Deng in 1992 de deuren voor buitenlanders opensloeg.

In 2004 stond China op de zesde plaats als het gaat om de economie. Het passeerde hierbij Italië. Een jaar later werd ook Frankrijk voorbij gegaan. In 2006 werd de Chinese economie zelfs groter dan die van Groot-Brittannië. Hiermee kwam China op de vierde plaats te staan. Het moet de VS, Japan en Duitsland nog voor laten gaan. De Chinese economie groeit de laatste jaren maar liefst met 9% per jaar.

Deze forse economische groei leidt natuurlijk ook tot enkele problemen. Om te beginnen is het vooral de stedelijke bevolking die profiteert van de toenemende welvaart. Het platteland van China heeft hierbij een verre achterstand. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt dus groter en het centrum (steden) en periferie (platteland) wordt duidelijk zichtbaar. Hierdoor komen de achtergebleven regio’s geregeld in opstand. Dit heeft tot nadelig gevolg dat China meer politiek instabiel wordt. De overheid heeft programma’s ontwikkeld om de achtergebleven regio’s economische steun te geven. Een ander probleem is de lage waarde van de Chinese munt, de yuan. Door de grote economische vooruitgang van China is de inflatie sterk opgelopen. Een voordeel voor China is dat de export hierdoor voor een lage prijs kan worden verkocht. De concurrentiekracht van China neemt dus toe. Toch kent een lage waarde van de yuan ook een nadeel. Het importeren van producten naar China is voor de Chinezen erg hoog. Aangezien China een negatieve betalingsbalans heeft, is het belangrijk dat de yuan in waarde stijgt. Een derde probleem is dat er in China vaak een gebrek aan grondstoffen is. Een gevolg hiervan is dat fabrieken niet optimaal kunnen produceren. Aan de andere kant is er ook sprake van overproductie.

China - Economie

China is altijd een arm land geweest. Het inkomen per hoofd van de bevolking werd in 1952 op $57

geschat en voor 1997 werd het nationaal product per hoofd op $620 geschat. De individuele

consumptiestijging is tot voor kort zeer beperkt gebleven. Wel zijn met een belangrijk deel van de

besparingen de collectieve voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, enz.)

gefinancierd.

China is nog steeds een overwegend agrarisch land; naar schatting (2014) werkt ca. 35% van de

beroepsbevolking in de landbouw en ca. 29% in industrie, en ca 36% in de dienstverlening. De

huisnijverheid is nog steeds hoog ontwikkeld en een kleine industrie, met eenvoudige middelen

bedreven, behoren tot het traditionele systeem. In de 19de eeuw werd er voorzichtig begonnen met

modernisering. In kuststeden als Shanghai, Tianjin, Hankou en Kanton werd door westerse en

Japanse ondernemers een lichte industrie opgebouwd. In Mantsjoerije werd door Japan, op grond van

daar gevonden kolen en ijzererts, een zware industrie gesticht, die nu nog steeds de ruggengraat van

de moderne Chinese economie uitmaakt. Deze nieuwe activiteiten beroerden echter slechts kleine

gebieden, omdat men in het westen dacht dat China over te weinig natuurlijke hulpbronnen beschikt

die voor de wereldeconomie van belang was.

De buitenlandse handel was zeer bescheiden en de uitvoer bestond voornamelijk uit agrarische

producten en wat metalen. Van 1949 tot 1952 had de wederopbouw plaats van het productieapparaat,

dat in de oorlog tegen Japan (1937-1945) en daarna in de burgeroorlog zwaar had geleden. Het

bestrijden van de inflatie was zeer succesvol in deze periode.

In 1953 ging het eerste vijfjarenplan van start, met de nadruk op de ontwikkeling van de zware

industrie. Volgens de officiële opgaven groeide de economie in de periode 1953-1957 met ca. 8,3%

per jaar. Voor de volgende vijfjarenplannen (zes tussen 1958 en 1990) zijn slechts vage

bijzonderheden over de doelstellingen verschaft, waarbij wel duidelijk is dat de sectoren landbouw en

industrie als zwaartepunten werden beschouwd, het zogenaamde 'lopen op twee benen'. Het Grote

Sprong Voorwaarts-programma (1958-1960), waarin geprobeerd werd de groei van de moderne en

traditionele sectoren te versnellen, mislukte totaal misoogsten en de stopzetting van de hulp van de

Sovjet-Unie in 1960.

Ook de Culturele Revolutie (1966-1969), waarbij getracht werd de door Mao gepreekte permanente

revolutie te zuiveren van 'kapitalistische' en 'revisionistische' smetten, had een negatieve invloed op

de economische ontwikkeling, o.a. als gevolg van de ontwrichting van het vervoer en de doorbetaling

van lonen en premies, terwijl er in de bedrijven vaak alleen maar politieke discussies werden gevoerd

en het werk stillag.

Sinds de dood van Mao in september 1976 wordt naar politieke stabiliteit gestreefd en wordt een

pragmatische economische politiek gevolgd. Conjuncturele oververhitting en structuurproblemen van

een economisch systeem in overgang karakteriseren de recente ontwikkelingen.

Sinds 1990 wordt de economie in een snel tempo - vooral in de kustprovincies - geliberaliseerd en

geprivatiseerd. De hoge economische groei liep als gevolg van de Aziatische crisis terug tot naar

schatting 6,5%.

De Chinese economie werd in 2003 hard geraakt door de uitbraak van de gevaarlijke longziekte

SARS. De economische groei in het tweede kwartaal van 2003 bedroeg 6,7%, het laagste groeitempo

sinds 1992. SARS had vooral invloed op de dienstensector en het passagiersvervoer, dat zowel over

land als via de lucht drastisch afnam. De economie van China is de laatste tijd indrukwekkend

gegroeid. Het inkomen per hoofd van de bevolking is in 2014 gestegen tot $ 9.800 per hoofd van de

bevolking. De economische groei bedraagt de laatste 10 jaar rond de 10 % per jaar.

De landbouw vervult nog steeds een zeer belangrijke rol in China, hoewel maar 10% van China’s

oppervlakte geschikt is voor landbouwdoeleinden. Naast het kleine landbouwareaal kent de

landbouwsector nog vele problemen: de landbouwgrond per bedrijf is eigenlijk veel te klein (gemiddeld

0,1 ha), er heerst een hoge werkloosheid, er zijn onvoldoende opslag- en distributiefaciliteiten,

landbouwgrond wordt verloren aan urbanisatie en woestijnvorming, er is waterschaarste en gebrek

aan onderzoek. Ten slotte wordt de Chinese landbouw regelmatig geteisterd door natuurgeweld. Veel

geld wordt gestoken in een biotechnologieprogramma voor de ontwikkeling van landbouwproducten

met een hogere opbrengst of die veel beter bestand zijn tegen ziekten. Tevens hoopt men hierdoor

zelfvoorzienend te blijven in de landbouwproductie. Er worden ook weer pogingen ondernomen om te

komen tot een hernieuwde collectivisering om de schaalvergroting van de boerenbedrijven te

realiseren.

Eind 1956 werkte nog meer dan 90% van de boeren in collectieve bedrijven. Op dit moment zijn er

meer dan 2000 staatsboerderijen met een gemiddelde oppervlakte van 2300 ha.

De werknemers op deze bedrijven weten een 30% hoger inkomen te realiseren vergeleken met hun

collega’s van de familiebedrijfjes.

China heeft drie belangrijke landbouwgebieden:

-het gebied ten zuiden van de Yangtze, waar overvloedige regen valt en twee keer per jaar rijst

geoogst kan worden. Verder wordt hier tarwe, jute, suikerriet en subtropische producten verbouwd.

-het gebied tussen de Yangtze en de Gele Rivier (Huang-He) waar ook twee keer per jaar rijst en

tarwe geoogst kan worden.

-het gebied in het noorden, waar door het drogere klimaat maar één tarweoogst per jaar mogelijk is.

Van de voedselgranen is rijst het belangrijkst, gevolgd door tarwe, maïs en andere granen (kanliang,

een soort sorghum, gierst en gerst) en knolvruchten. Hoewel China nog steeds graan invoert, is de

import sinds de landbouwhervormingen sterk gereduceerd.

Vanaf het begin van de jaren tachtig wordt de katoensector speciaal gestimuleerd, onder andere door

ook hier prijshervormingen door te voeren en meer vrijheid toe te staan in de planning van de oogst.

Het gevolg is een toename geweest van 22% in het katoenareaal en een productieverhoging van

72%. Katoen is het voornaamste handelsgewas en grondstof voor de exporterende industrie en wordt

zowel in Zuid- als in Noord-China geteeld. Naast katoen is ook de productie van agrarische industriële

gewassen, zoals sojabonen, suiker, aardnoten, raapzaad en sesam, aanzienlijk gestegen, hoewel ook

van deze producten vaak nog grote hoeveelheden worden geïmporteerd.

Tot China's cultuurgewassen behoren verder: thee (met name uit het zuidoosten), tabak (Midden-

China en het zuiden), moerbeien, sinaasappelen, kamfer en gember (uit het zuiden). Verder is sterke

nadruk gelegd op diversificatie in de agrarische sector, door zich ook met name op bosbouw en

veehouderij te richten.

Door de grote aandacht voor de akkerbouw is de ontwikkeling van de veehouderij achtergebleven.

Toch neemt het belang van de veehouderij steeds verder toe. Van het landbouwgebied is 55%

grasland, en sinds 1979 groeit de veehouderij sneller dan de akkerbouw. Koeien, paarden, buffels en

yaks worden voornamelijk geweid op de enorme grassteppen die zich uitstrekken van de

noordoostelijke vlakte via Binnen-Mongolië tot het westen en zuidwesten.

De in geheel China meest voorkomende vorm van veehouderij is de fokkerij van kleinvee, met name

varkens (China heeft de grootste varkensstapel ter wereld).

Tussen 1949 en 1994 zou de veestapel ongeveer zijn vervijfvoudigd (van 160 miljoen naar 778

miljoen stuks vee), terwijl in het laatstgenoemde jaar 1,3 miljard stuks pluimvee werden gehouden,

vrijwel uitsluitend op de eigen grond van de boeren. Het meeste vee in China doet dienst als last- en

trekdier, want de meeste Chinezen eten vrijwel geen zuivelproducten.

De belangrijkste bosgebieden van China liggen in het noordoosten, en tungolie en teakhout zijn de

voornaamste producten. Door vele eeuwen roofbouw en illegale houtkap is grote schade toegebracht

aan het bosbestand. Sinds 1949 is ca. 86 miljoen ha land herbebost. Slechts een derde hiervan heeft

het echter overleefd. Het totaal beboste areaal bedraagt 128 miljoen ha (13,4% van China).

De overheid, die eindelijk inzag wat voor geweldige schade de erosie aan het land toebracht, heeft

zich ten doel gesteld in het jaar 2000 de bosoppervlakte vergroot te hebben tot 20% van de totale

oppervlakte. Met buitenlandse hulp is het Chinese bosareaal sinds 1997 weer behoorlijk toegenomen.

Sinds kort is de houtkap van bijzondere boomsoorten verboden.

De visserij wordt intensief beoefend op de meeste binnenwateren (ca. 5 miljoen ha) en langs

nagenoeg de hele kust.

Ook veel huishoudens houden zich bezig met het kweken van vis en/of met visvangst.

MIJNBOUW

Als één van de weinige landen ter wereld beschikt China over alle voorkomende typen mineralen in

de wereld, die trouwens allemaal staatsbezit zijn. Zowel staatsbedrijven als privébedrijven betalen

een vast percentage over de jaarlijkse inkomsten, in ruil voor het mogen exploiteren en exploreren

van de minerale rijkdommen.

Wat de voorraden delfstoffen betreft, heeft China de grootste reserve ter wereld. Zo wordt de

reserve aan kolen in China geschat op meer dan één biljoen ton, hoewel de kwaliteit in vele streken

veel te wensen overlaat. Op dit moment wordt nog ongeveer driekwart van de binnenlandse

energiebehoefte door kolen gedekt. De belangrijkste kolencentra liggen in de provincies Hebei,

Shanxi, Shandong, Jilin en Anhui; de totale productie bedroeg in 1994 1212 miljoen ton, waardoor

China tot de grootste drie kolen producerende landen ter wereld behoorde.

Grote voorraden ijzererts bevinden zich o.a. in de provincies Shanxi, Hebei en Shandong. De reserves

worden geschat op 496 miljard ton. Sinds 1996 is China de grootste producent van ruw staal ter

wereld. Het grote probleem is echter dat de ijzerertsreserves van lage kwaliteit zijn, waardoor ook

het geproduceerde ijzer en staal van slechte kwaliteit is, en nauwelijks van waarde voor d export. Het

is dan ook niet vreemd dat er jaarlijks nog miljoenen tonnen aan diverse soorten staal geïmporteerd

moeten worden. Om de productie te verbeteren en te optimaliseren worden de vele kleine ijzer- en

staalfabrieken gesloten en is het uiteindelijk de bedoeling om te komen tot maar zes grote

conglomeraten. Zij moeten op de internationale markt gaan opereren en gaan concurreren met

Zuidoost-Aziatische en westerse staalbedrijven.

Voor o.a. wolfraam, antimoon, titanium, tantalium en zware fluoriet wordt China geacht de grootste

reserves ter wereld te bezitten. De exploitatie van niet-ijzerhoudende metalen blijkt echter moeilijk,

gezien de grote hoeveelheden die hiervan moesten worden ingevoerd in de tweede helft van de

jaren zeventig (o.a. koper, aluminium, nikkel en lood). China is een belangrijke producent en

exporteur van titanium, maar ook van zeldzame metalen als vanadium, germanium, gallium en

polykristallijne siliconen.

In 1994 bedroeg de productie van ruwe aardolie 148 miljoen ton. De offshore-winning in de Golf van

Bohai in de buurt van Tianjin, waar al in 1975 olie werd gewonnen, blijkt bescheiden van omvang.

Schattingen over aardoliereserves zijn lopen zeer uiteen. Men gaat uit van een vastelandreserve van

vele miljarden tonnen en een even grote reserve voor de kust. De tot nog toe geproduceerde

aardolie bevat een hoog gehalte aan paraffine of was, wat de winning en raffinage een kostbare zaak

maakt. De petrochemische industrie is zeer belangrijk voor China, zowel voor de staatskas als voor de

leveranties aan veel industrietakken. Op dit moment kan men de binnenlandse vraag niet aan en is

daardoor gedwongen om veel petrochemische producten te importeren.

Aardgasvelden bevinden zich bij Kanton (Guangzhou), Shanghai en in de provincie Sichuan, maar erg

veel wordt er niet geproduceerd. De gasproductie vertoonde in 1979 een piek, waarna de winning

tot 1984 met 15% daalde. Men schatte toen dat het aardgasveld met 20% was afgenomen. De

meeste winning vindt plaats in Sichuan en in totaal bedraagt de aardgasvoorraad ca. 400 biljoen

kubieke meter.

Verder wordt tin, molybdeen, mangaan, lood en zink en bauxiet gewonnen. De Chinese bodem bevat

ook aanzienlijke hoeveelheden goud, platina, nikkel, titaan, grafiet, fosfor, vloeispaat en kwik.

Daarnaast zijn asbest, zwavel, zout en fosfaat van enige betekenis.

ENERGIEVOORZIENING

Door de snelle economische groei in China zal het energieverbruik in de komende decennia in een

hoog tempo toenemen. In 2001 werd 1,21 miljard ton SCE (Standard Coal Equivalent) energie

worden geproduceerd. Steenkool droeg daaraan bij met 68%, aardolie 20,2%, aardgas 3,4% en

waterkracht 8,4%.

Het energieverbruik bedroeg 1,32 miljard ton SCE, waarvan 675 steenkool, 23,5% aardolie, 2,5%

aardgas en 6,9% waterkracht.

De energiesector staat grotendeels onder controle van staatsbedrijven. In het tiende vijfjarenplan

(2001-2005) wil China zijn energievoorziening reorganiseren. Men is van plan om vóór eind 2005 het

aandeel van steenkool in niet-duurzame energie met 3,9% te verlagen. Het aandeel van aardgas en

waterkracht moet dan met 5,6% verhoogd zijn.

De olie- en aardgasreserves zijn op dit moment niet voldoende om de binnenlandse vraag te dekken

en olie en aardgas worden steeds meer geïmporteerd.

Voor wat betreft windenergie zijn er in het tiende vijfjarenplan weinig concrete plannen opgenomen.

Eind 2001 had China 27 windenergiecentrales, goed voor een geïnstalleerd vermogen van bijna

400.000 kW.

Zonne-energie lijkt meer kansen te hebben, met name in het westen van het land. Men is van plan

om daar meer dan 200 miljoen dollar te investeren. Het zonneenergiegebruik is de laatste vijf jaar

gemiddeld met 30% per jaar gestegen.

Waterkracht is in de verre toekomst de meest veelbelovende manier om niet meer van steenkool

afhankelijk hoeven te zijn. China heeft een zeer groot potentieel en het streven is om een kwart van

de totale energiebehoefte door waterkracht op te wekken.

Na 1958 zijn geen officiële cijfers gepubliceerd, maar uit incidentele gegevens en indexcijfers die af en toe zijn verstrekt, kan worden afgeleid dat grote vooruitgang is geboekt.Net als in de landbouw hebben in de industrie hervormingen plaatsgevonden. Doordat sinds de invoering van het contractsysteem met minder mensen meer wordt geproduceerd, dreigde op het Chinese platteland een zeer grote werkloosheid te ontstaan. Vestiging van industriële bedrijven in agrarische gebieden kon hier een oplossing bieden. Sinds 1978 zijn bijna 50 miljoen Chinese boeren tewerkgesteld in plattelandsbedrijven en in toeleveringsbedrijven voor de stedelijke industrie. In gebieden rond de grote steden, zoals Beijing, werkt 80% van de plattelandsbevolking al buiten de landbouwsector.De huidige politiek is gericht op het scheppen van een nieuwe klasse van ondernemers, handelaren en managers. Zo zijn in de loop van de jaren tachtig de mogelijkheden voor individuele ondernemers om een eigen bedrijf op het platteland te beginnen of om een bestaand collectief bedrijf over te nemen aanzienlijk toegenomen. De hervormingen zijn er verder op gericht de reeds bestaande rurale industriële bedrijven te verzelfstandigen.De instelling van de Speciale Economische Zones (SEZ's) waarin geëxperimenteerd wordt met nieuwe managementtechnieken, marktverhoudingen en arbeidsrelaties, is te beschouwen als een onderdeel van de open-deurpolitiek. De SEZ's moeten buitenlandse investeringen aantrekken voor exportgerichte technologisch hoogwaardige industrieën. Weliswaar is een aantal vormen van liberalisering van de Chinese economische betrekkingen met het buitenland doorgevoerd, deze gaan echter samen met de handhaving en soms versterking van een protectionistische politiek die gericht is op de ontwikkeling en modernisering van de eigen handel en industrie.In 1994 was het aandeel van de Chinese industrie in het nationaal inkomen beduidend groter dan dat van de landbouw (47% resp. 21% van het nationaal inkomen). Bovendien overtreft de totale waarde van de door de plattelandsindustrie voortgebrachte productie die van het agrarisch bedrijf. Wel werkte in 1993 nog steeds een groot aandeel van de werkbevolking in de landbouw: 61%, terwijl ca. 18% in de industrie en 21% in de andere sectoren werkzaam was.De decentralisatie van industriële complexen begon al lang vóór de plattelandshervormingen. Deels is dit geschied om het transportsysteem te ontlasten, deels uit strategische overwegingen. Bij de gedecentraliseerde industrialisatie op provincie- en districtsniveau werd eveneens getracht de bedrijfsgrootte aan te passen aan lokale omstandigheden, waarbij werd gelet op aanwezige grondstoffen, technologie en kennis. Zo is bekend dat in 1976 de helft van de industriële productie afkomstig was van betrekkelijk kleine bedrijven; voor de elektriciteits- en kolenproductie bedroeg dit aandeel een derde, voor kunstmest 70% en voor cement 60% van de totale productie.De industrie is overwegend geconcentreerd in het noordoosten en in de gebieden Beijing-Tianjin en Shanghai-Nanjing, in mindere mate in Midden-China, in het Sichuanbekken, alsmede hier en daar in het zuiden. Het belangrijkste centrum van de lichte industrie (o.a. textielbedrijven) die men verder in alle

Het Chinese handelsoverschot bereikte in 2005 een recordbedrag van 101,9 miljard dollar, drie keer zoveel als in 2004. De Chinese export steeg met meer dan 28% naar een volume van 762 miljard dollar.De belangrijkste handelspartner van China bleef de Europese Unie, gevolgd door de Verenigde Staten.

De zure lucht van economische groei

De smerigste lucht, de vuilste rivieren, de hoogste afvalbergen en de meeste eco-doden: zoals alles in China kent ook het milieuverhaal enkel superlatieven. Alles en iedereen kampt met de gevolgen van de razendsnelle economische opkomst. De regenmakers is een onderzoeksjournalistieke documentaire over de teloorgang van het Chinese milieu, verteld in portretten van vier burgeractivisten. Maker Floris-Jan van Luyn was zes jaar NRC-correspondent in China.

Met een behulpzaam gebaar wijst de vrouw in uniform naar het open treinraam. Het is hartje zomer en het staat wijd open. Het voorbijrazende landschap erachter is overdonderend in woekerend groen. De menselijk malaise is nog nooit zo ver weg geweest. Met een gangetje tachtig ziet de wereld er bepaald vriendelijk uit. Weg de lange wachtende rijen, weg de dringende massa, weg de weigerachtige bureaucratie. Het is 1989 en mijn eerste kennismaking met China. Als een verantwoordelijk wereldreiziger heb ik de verpakkingen van mijn instant noodles, gepreserveerde groenten, lycheeschillen en pakjes kokosmelk in de 56 uur van Canton naar Kunming netjes in een plastic zakje verzameld om die, bij het ontbreken van een afvalbak, later in te leveren bij de treinwacht. Maar als die even voor aankomst vriendelijk lachend haar opwachting maakt en de vragende blik in mijn ogen leest, wijst ze resoluut naar het open raam. ‘Daar is de afvalbak,’ zegt haar vinger, die voor de plechtige gelegenheid van de inspectie in een witkatoenen handschoen is gestoken.Verbijsterd reik ik de hand het zakje aan, die het pardoes door het raam richting het razende zomergroen keilt. Na gedane zaken knikt de vrouw goeiig in mijn richting, als had ze willen zeggen dat ze me graag van dienst is geweest, maar dat ik het de volgende keer gewoon zelf mag doen, en wel meteen – dus niet eerst verzamelen, maar direct door het open raam de wijde wereld van de Volksrepubliek China in.

Stof en roetTwintig jaar later is de betekenis van het open raam dat de afvalbak van China is, goed te zien. De smerigste lucht, de vuilste rivieren, de hoogste afvalbergen en de meeste eco-doden: zoals alles in China kent ook het milieuverhaal enkel superlatieven. Alles en iedereen kampt met

de gevolgen van de razendsnelle economische opkomst. Nergens is het milieuprobleem zo groot als daar. En als de wereld er nu al niet mee te maken heeft, dan krijgt zij het wel. Vervuiling immers, kent geen grenzen; aan de Amerikaanse westkust zijn de stof- en roetregens die vanuit China worden aangevoerd niet eens uitzonderlijk meer.En zo gaat een halve natie, na het stampend op gang gekomen wonder van de kapitalistische autocratie, met zwarte longen en kuchend door het leven. Met dank aan de rigide leiders van het land die zich decennialang hebben kunnen verschuilen achter het zelf aangemeten recht op vervuiling, onder het motto: het Westen heeft jarenlang vervuild ten kosten van het welzijn van de wereld – nu is de beurt aan ons.Met dat ontnuchterende gelegenheidsargument in de aanslag heeft China de afgelopen decennia grenzeloos vervuild. Totdat Chinese economen erachter begonnen te komen dat de kosten van vervuiling de baten van vooruitgang wel eens teniet zouden kunnen doen. Niet de menselijke maat, maar de economische groei heeft de doorslag gegeven. Die doet het economisch wonder kraken in z’n voegen, met een wankel fundament dat op vuilnis, en verstikkende uitstoot is gebaseerd.In die zin is de snelle opkomst van China een zegen en een vloek. Zonder de nieuwe welvaart, die vies is en vervuilt, was er nooit een Chinese milieubeweging ontstaan. En zonder die vooruitgang had China in 2008 nooit over een ministerie van Milieu, vol klinkende voornemens, beschikt.

De smaak van verf

Het gaat goed met China. Het gaat slecht met China. Dat is de dubbele realiteit van de opkomende grootmacht die China heet. Jawel, aan het straffeloos de wereld in slingeren van alles wat iemand ooit een dienst heeft bewezen, is paal en perk gesteld. En nergens in de Derde Wereld zijn de straten schoner dan in de grote steden

van China. Toch is het Chinese milieukwestie geen eenduidige verhaal. Goed en kwaad laten zich minder makkelijk traceren dan graag wordt gedacht. Het weefsel van factoren die invloed hebben op het milieu is duister en complex – behalve dan door de ogen van de burgers die er mee te maken hebben.De regenmakers gaat over zulke burgers. Die proeven de vervuiling en slapen er niet van. Die vissen, verbouwen en produceren in de zure lucht van een chemische fabriek of een vuilverbrandingsoven, en verkopen aan klanten die naderhand klagen over de smaak van verf, gezichtscrème of diesel. Voor de kuchende man van de straat zijn de nieuwe voornemens van het kakelverse milieuministerie onvoorstelbaar en vreselijk ver weg. Hij heeft leren balanceren op de overtreffende trap van uitstoot die zijn weerga niet kent. En toch wijst geen van hen beschuldigend in de richting van het centrale partijbestuur dat het tenslotte toch allemaal heeft geïnitieerd. ‘Met de leiders in Peking is niets mis,’ zegt vissersvrouw Wei Dongying in De regenmakers, met de stelligheid van een misthoorn. ‘Denk je dat ze in Peking weten wat er hier gebeurt?’Wei slaat de spijker op z’n kop. Weten ze in Peking wel wat er in het land gebeurt? Het antwoord, zo blijkt, is een verbijsterend nee. De centrale regering kondigt af en verbiedt, strijdt in woorden en in wetten, maar in de regio is haar invloed amper voelbaar. Nooit eerder heeft Peking zo weinig van doen gehad met het zorgwekkende reilen en zeilen in alle hoeken en gaten van het Groot Chinese Rijk.

Aan de hoogste biedersDe oorzaak voor die nieuwe onmacht ligt in de jaren negentig. Onder invloed van de opmars van het grootkapitaal liep de Chinese staatseconomie op haar laatste schreden. Daarom kregen de lagere overheden de opdracht voortaan zelf naar inkomsten op zoek te gaan. Dat heeft geresulteerd in een explosie van ondernemerschap, met de lokale overheid als kermisexploitant. Maar de burgers en de boeren hebben er dik voor moeten betalen: land, dat nog altijd de staat toebehoort, is aan de hoogste

bieders verpacht, en de bewoners die er dikwijls al jaren hebben gewoond en gewerkt, hebben het nakijken. Zo heeft het kunnen gebeuren dat in iedere gemeenschap zich, fabrieken in alle soorten en maten, met verschillende gradaties van vervuiling, tussen de boeren en in de buitenwijken hebben gevestigd.In het dorp van rijstboerin Chen Lifang, staat een chemische fabriek waar bestanddelen worden gemaakt voor veevoer. ‘De fabrieksbaas en de overheid spannen samen,’ zegt ze in De regenmakers. Ook al staan de lokale bestuurders niet te springen om vervuilers in de regio, het belastinggeld dat de fabrieken hen betalen, maakt veel goed. Van boerenarbeid alleen immers, is nog nooit iemand rijk geworden. Het gevolg van die trend is dat de armste regio’s van China de meeste vervuilers aantrekken. Geen lokale overheid daar die de nieuwe milieuregels uit Peking serieus neemt. Want dat is slecht voor de inkomsten, is de heersende gedachte. Zelfs de lokale milieubureaus staan machteloos. Maar dan hebben ze de milieuridders uit De regenmakers nog niet leren kennen. De in onmacht gevallen staat leunt bij de oplossing van het milieuprobleem steeds vaker op allerhande nieuwe burgerinitiatieven en het lef van de mensen die ze uitvoeren. De hoofdpersonen uit De regenmakers bevinden zich aan het front van die nieuwe aanpak en bewandelen zo het onzekere pad tussen eigen initiatief en de grillen van de bureaucratie.

Wantoestanden

Zo is het altijd gegaan. Als de centrale overheid de controle dreigde te verliezen, mocht het volk ongebreideld experimenteren om de misstanden aan de kaak de stellen – zolang het centrale gezag maar geen gevaar liep. Vanuit dat bestuurlijk falen zijn het bijvoorbeeld de Chinese onderzoeksjournalisten geweest die corruptie en andere wantoestanden aan het licht hebben gebracht. Maar altijd met de eeuwige onzekerheid in het achterhoofd van een wispelturige

totalitaire overheid, die de nieuwe vrijheden op elk gewenst moment weer een halt zou kunnen toeroepen – met alle gevolgen voor de initiatiefnemers van dien. Het is precies om die reden, dat maar zo weinig Chinezen uit de pas durven lopen. Voor Chinese burgeractivisten zoals in De regenmakers is het niet anders. Zij behoren tot de enkelingen in China die bereid zijn, op zoek naar gerechtigheid, kritiek te uiten - waarmee ze de grenzen van de beperkte vrijheid exploreren. Dat die grenzen bestaan weten ze maar al te goed. De lokale overheden zijn niet van het burgeractivisme gediend en schuwen geen geweld.Vissersvrouw Wei, rijstboerin Chen, maar ook de niet eerder genoemde internetondernemer Zhao Lei en de Binnen-Mongoolse herder Nasen, stellen allen luid en duidelijk aan de orde, waar het wat hen betreft aan schort: het zijn de falende lokale overheden die de grootste vervuilers hebben binnen

gehaald. ‘Allemaal voor een extra duit,’ zegt Wei, ‘maar de generatie na ons zit opgescheept met de onherstelbare schade.’ In China zijn dat opmerkelijke uitspraken voor een gewone sterveling. Zo opmerkelijk zelfs, dat zij daarmee stuk voor stuk de landelijke media hebben gehaald. Want ook op nationaal niveau bestaat voorzichtige bewondering voor zoveel mondigheid over zaken die iedereen aangaan, maar die bijna niemand in ernst durft aan te roeren.

Schijnvrijheden‘Zonder de media was ik nergens,’ zegt internetondernemer en burgeractiviste Zhao Lei. Waarmee ze bewijst dat ook op dit punt het totalitaire China niet is wat het lijkt. Ook moedige journalisten van eigen bodem verkennen de grenzen van het systeem. Landelijke publiciteit betekent voor Zhao en haar medeactivisten dat ze door de lokale autoriteiten knarsetandend met rust worden gelaten uit vrees voor een vingerwijzing uit Peking. Maar altijd met de wetenschap dat het elk moment weer afgelopen kan zijn – als de kritiek teveel richting het centrum van de macht beweegt, blazen de bazen van het land de schijnvrijheden meteen weer af.Ondertussen laat de massa het zich zwijgend welgevallen – de vervuiling, het onrecht en de nieuwerwetse onzekerheden – in verbazing en afwijzing over de hoogmoed van de enkele burgeractivist in hun midden. Na een leven van tegenslagen, revolutie en economische neergang, laat niemand zich de pas verworven welvaart meer ontnemen – niet voor de luxe van frisse lucht en schoon water. Corrupte ambtenaren, lokale bestuurders in geldnood, Chinese ondernemers en, niet te vergeten, de talloze buitenlandse opdrachtgevers en hun afnemers aan het thuisfront – wij dus – varen daar wel bij. Dat maakt de burgeractivisten uit De regenmakers uitzonderlijk. ‘Als mijn nageslacht de hemel aanroept, wil ik er alles aan hebben gedaan,’ zegt vissersvrouw Wei over de onzekere toekomst die haar kinderen te wachten staat. Op dat punt kan ze gerust zijn – ze hééft er alles aan gedaan. En al is hun succes bescheiden, voor de natie die berust – ‘omdat het toch niets uithaalt’ – bewijzen Wei, Chen, Zhao en Nasen het tegendeel. Opkomen voor jezelf loont: zelfs in de dictatuur die China is

Luchtvervuiling doodt 1,2 miljoen Chinezen per jaarIn een nieuwe wereldwijde studie over luchtvervuiling prijkt China met grote voorsprong bovenaan de lijst met meest vervuilde landen. In 2010 zouden er in totaal 1,2 miljoen Chinezen gestorven zijn door luchtvervuiling, goed voor 40 procent van het wereldwijde totaal. Dat meldt The New York Times.

Mensen proberen zich met mondkapjes te beschermen tegen de luchtvervuiling in Peking. Wereldwijd staat luchtvervuiling op de zevende plaats als het gaat over risico's om te sterven, met in totaal 3,2 miljoen doden wereldwijd. In China neemt luchtvervuiling echter de vierde plaats in. Daarboven staan risico's als een slechte voedselmix, hoge bloeddruk en roken.

Wegens de enorme groei van de Chinese economie werd er een enorme hoeveelheid aan vervuilende fabrieken gebouwd, en verplaatsen tientallen miljoenen Chinezen in de grote steden zich met auto's. De snelwegen zitten dan ook potdicht, en het wordt alleen maar erger. Vervuilende deeltjes in de lucht zorgen er zo voor dat 1,2 miljoen Chinezen vroeger sterven dan normaal. India, dat een gelijkaardige groei kent, heeft daarentegen 'amper' 620.000 vroegtijdige doden wegens luchtvervuiling.

Luchtvervuiling is al jaren een heikel thema in het dichtstbevolkte land ter wereld. Chinezen komen steeds meer in opstand tegen de bouw van vervuilende bedrijven, maar de communistische overheid probeert nieuwsberichten over het thema weg te filteren van het internet en uit de kranten. Delen van de studie 'De kost van vervuiling in China', uitgevoerd door de Wereldbank, moesten geschrapt worden voor publicatie.

Studie uit 2010

De nieuwe data over luchtvervuiling zijn gebaseerd op een studie uit 2010, die in december is gepubliceerd in The Lancet, een Brits medisch tijdschrift. De auteurs besloten om een aantal landen nader te onderzoeken en presenteerden hun bevindingen op internationale conferenties. De statestieken over China werden afgelopen zondag op een bijeenkomst in Peking gepresenteerd.

Vorige maand waarschuwde de in Parijs gevestigde Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling dat 'stedelijke luchtvervuiling wereldwijd tot de grootste veroorzakers van sterfte zal horen in 2050, boven vies water en gebrek aan sanitair'. De organisatie verwacht dat jaarlijks 3,6 miljoen mensen vroegtijdig zullen overlijden aan de gevolgen van luchtvervuiling, met name in China en India.

Peking, de hoofdstad van China, gehuld in een waas van mist. © REUTERS

Milieurampen bedreigen Chinese toekomstGijs Moes − 18/07/07, 00:00 Het is slecht gesteld met het milieu in China. Peking moet de goede bedoelingen nu eens omzetten in duidelijk beleid, aldus de Oeso.

Eerst de economie, dan het milieu. Dat was jarenlang het motto in China, waar de bestuurders vooral gericht waren op het verbeteren van de leefomstandigheden. Daarbij ging het om werk en welvaart, het afval en de kwaliteit van lucht en water deden minder er minder toe.

Dit beleid dreigt niet te leiden tot milieurampen in China – die rampen vinden al lang plaats. Mensen worden ziek van de vervuiling en de landbouw komt in de problemen. De schade aan het milieu slaat zo terug op de economische groei. Zelfs de Chinese overheid geeft toe dat de milieuvervuiling tientallen miljarden euro’s per jaar kost. Maar dat circa 190 miljoen Chinezen ziek zijn van de vervuiling en dat er jaarlijks 460.000 mensen aan sterven, zoals de Wereldbank heeft berekend, wil Peking niet weten.

De Oeso neemt het cijfer van de Wereldbank wel over en schetst in een rapport dat gisteren uitkwam de omvang van het probleem: de luchtvervuiling in Chinese steden behoort tot de ergste ter wereld, een derde van alle waterwegen in het land is ernstig vervuild, woestijnen breiden zich uit en honderden diersoorten worden in hun voortbestaan bedreigd. Toch slaat de club van dertig rijke industrielanden in het rapport geen alarmerende toon aan. China moet meer zijn best doen, dat is de boodschap.

Het besef dat het milieu belangrijk is, is de laatste jaren wel gegroeid in Peking. Er zijn veel wetten gekomen die natuur en milieu moeten beschermen. Maar de handhaving van die wetten laat vaak te

wensen over. Bovendien is het nieuwe beleid in de provincie nog lang niet overal doorgedrongen. Veel lokale bestuurders houden vast aan een snelle economische groei, met verwaarlozing van het milieu.

Zo moet afval sinds een aantal wetswijzigingen in 2003 en 2004 netjes verwerkt worden. Gevaarlijke restanten, bijvoorbeeld van de chemische en farmaceutische industrie, moeten gescheiden blijven van het huishoudelijk afval. Maar dat gebeurt niet. Bijna de helft van het afval wordt nog altijd gebruikt om bouwgrond op te hogen, vaak met gevaarlijke stoffen en al.

De uitstoot van broeikasgassen blijft stijgen – China is op dit vlak nu al de grootste vervuiler ter wereld. Het aantal auto’s blijft sterk groeien. Zure regen is een groeiend probleem. Van de 600 grootste steden hebben 400 te maken met een tekort aan water. Er zijn plannen om water uit het nattere zuiden naar het drogere noorden en westen te transporteren, maar dat zal niet genoeg zijn.

Als China economisch wil blijven groeien, zal het beleid meer op duurzaamheid gericht moeten zijn, aldus de Oeso. De doelstellingen voor het verminderen van vervuiling, uitstoot en afvalproductie moeten strikter worden en de handhaving moet verbeteren. Maar bovenal moet het besef dat het milieu belangrijk is, meer verspreid worden, vooral via het onderwijs.

Het wordt volgens de Oeso ook tijd dat China een echt ministerie voor milieubeleid krijgt. Het overheidsbureau dat daar sinds een jaar of tien mee bezig is, heeft die status nu nog niet. Deze suggestie is in Peking al voorzichtig omarmd – in ieder geval door de onderminister voor milieu.

Inspiratie door smog – Gesprek met Daan Roosegaarde

“Als je speelsheid verbindt met high-tech, een ondernemende nieuwsgierigheid en een overheid die bang is voor de toekomst, dan heb je een goede kans om dingen gedaan te krijgen!” Daan zegt het met glinsterende ogen, zittend in een zonnige hutong courtyard in het hartje van het oude

stadsgedeelte van Beijing. Het is bijna een cognitieve dissonantie om op één van de mooiste en schoonste dagen die we tot nu toe hebben gehad te praten over smog.Vorig jaar kwam hij op het idee om het schoonste park in Beijing te creëren met behulp van de “smogbuster”: een elektro-statische stofzuiger die de smogdeeltjes uit de lucht “zuigt” door middel van magnetisch geladen koperen spoelen.  De afwezigheid van smog in het park is in feite het design. Wat mensen in dat park gaan doen weet nog niemand, en dat maakt het park fascinerend. Maar tegelijkertijd is het daardoor alleen maar een plek, en dit was voor Daan niet genoeg.“Daarom zijn we op het idee gekomen om smog deeltjes te compressen en er high-end fashion ringen van te maken. Je geeft smog een waarde en opeens gaan sectoren zoals mode, sieraden en lifestyle zich met de smogproblematiek bemoeien! Er is 1000mᶟ vervuilde lucht nodig om één ring te maken. Oftewel: iedereen die een smog ring koopt draagt bij aan 1000m3 schone lucht.”SmoguitvindingenMet de toenemende (internationale) publiciteit rondom de smogstofzuiger en –ringen, kreeg Studio Roosegaarde vanuit de hele wereld berichten van allerlei wetenschappers, kunstenaars, artiesten, studenten e.a. met hun eigen smog-oplossingen. Bijvoorbeeld studenten die rondlopen met een soort draagbare kas gevuld met schone lucht. Uitvindingen die niet altijd zichtbaar zijn omdat de mensen niet aangesloten zijn bij een netwerk of een platform hebben waar ze gezien kunnen worden maar waarvan Daan vindt dat mensen ze wel zouden moeten kennen. Op bijna natuurlijke wijze vloeiden deze uivindingen – die in eerste instantie naar boven kwamen als bijgevolg van de publiciteit –  over in een prominente rol en werden onderdeel van het Smog project zelf: de ‘Smog Solutions’ tentoonstelling.

Hoewel het allemaal begon met de smogstofzuiger in een park in Beijing, is dit uiteindelijk de laatste fase in het Smog project geworden. Momenteel werkt Studio Roosegaarde keihard aan de smogringen, die na de zomer gelaunched worden. Met de opbrengsten worden de Smog Solutions tentoonstelling tijdens Beijing Design Week en het schoonste park in Beijing in 2015 gerealiseerd.De ontwikkeling van het Smog project dat eigenlijk amper negen maanden oud is, is een sprekend voorbeeld van wat Daan beschrijft als intuitief en fluide werken in China. “Elke keer als ik naar Beijing en Shanghai ging, kon de roadmap van het Smog project weer veranderen.” Het Smog project met de drie fasen ligt nu redelijk vast, maar dat betekent niet dat het pingpongen met China is veranderd naar bijvoorbeeld bowlen.“Met bowlen heb je een grote bal en die gooi je, rol je een hoek in en dan hoor je misschien een paar kegels vallen. Een pingpong is een klein balletje wat veel heen en weer beweegt. In China moet je pingpongen. Dat dwingt je om creatief te zijn. Ik denk dat als je met een te lineaire houding hier komt, als Nederlander die het allemaal wel weet, dan blijf je gewoon in je expatbubbel hangen, dat is helemaal niet interessant. Het gaat om interactie, dat is de sleutel tot het vinden van de waarheid of oplossing.”

Happy InfiltratorOp de vraag hoe Daan de burgemeester van Beijing zo ver heeft gekregen om een paar miljoen euro in zijn smogproject te steken, glimlacht hij en zegt: ”Ik ben een happy infiltrator en ik doe mijn huiswerk.” Aan de ene kant was er natuurlijk de vraag of het technisch gezien mogelijk was, en aan de andere kant of er interesse voor is. Het bleek de perfecte timing te zijn, aangezien de Chinese overheid eind vorig jaar een grootschalig plan heeft opgezet in de strijd tegen luchtvervuiling. Daan had al eerder de vice-president ontmoet tijdens de Beijing Design Week en met behulp van de Nederlandse Ambassade gesprekken georganiseerd. Het project kreeg een stevige duw in de rug toen Jet Bussemaker het project opnam in de onlangs ondertekende Memorandum of Understanding waarmee China de deuren voor de Nederlandse creatieve industrie verder opende voor samenwerking en uitwisseling.“We hebben ook acht minuten met president Xi gekregen toen hij in het Koninklijk Paleis was, en toen heb ik tegen hem gezegd: “I’m inspired by your smog.” Daar keek men een beetje raar van op en iedereen in de zaal werd een beetje zenuwachtig, maar dat was wel heel leuk.”

Een Collectief

In het begin hebben Daan en zijn team de meeste tijd moeten steken in het uitleggen van het Smog project om te voorkomen dat het als een belediging of kritiek werd beschouwd. Milieuvervuiling is pas sinds een paar jaar een onderwerp dat openlijk besproken kan worden in China, alhoewel het nog steeds een erg gevoelig onderwerp blijft. Daarbovenop stimuleert en creëert onze happy infiltrator een koppeling met sectoren die zich eerder niet met de smogproblematiek bezighielden. Door de verkoop van de smogringen gaan high-end sieraden liefhebbers ineens bijdragen aan het opschonen van de lucht, waardoor ze onderdeel van de oplossing worden in plaats van het probleem. Hetzelfde zie je terug in de tentoonstelling van de smog-oplossingen; uitvindingen van mensen die, volgens Daan, hiermee ook laten zien dat ze niet meer in het systeem geloven, het gaan hacken, zelf dingen gaan maken en zelf met oplossingen komen om de werkelijkheid weer begrijpelijk te maken.De echte innovatie is het creëren van een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en samen een tactiele ervaring ondergaan van hoe de toekomst zou kunnen zijn en het besef dat we daar als een collectief aan kunnen bijdragen en werken, in plaats van te zeggen “de overheid moet dit en dat oplossen”. Daan kan zich er wel iets bij voorstellen dat dit als kritiek kan worden beschouwd, angst kan opwekken en dat de burgemeester van Beijing daar wellicht een beetje zenuwachtig van wordt.

“Het rare is dat we door het gebruik van design en creativiteit erdoor heen glippen. We krijgen veel speelruimte of dwingen die af. Het kan zijn dat ze ons niet serieus nemen, of juist heel erg serieus. Dat is soms lastig te beoordelen. Het wordt nu goed opgepikt en we gaan gewoon kijken wat er gebeurt.”De grootste uitdaging die Studio Roosegaarde nu heeft is het verzamelen van genoeg smogdeeltjes voor de 1 miljoen ringen die ze gaan maken. Het park is er nog niet, de waarde van smogdeeltjes heeft het grote publiek nog niet bereikt en wie bewaart er nou vieze filters met smog?“De smog zit daar in de lucht, maar ik wil het hier, in mijn handen. Dat is op dit moment ons smogprobleem, het is ironisch. Wij hebben meer smog nodig.”

Het Prinses Amalia Windpark in de Noordzee, ter hoogte van IJmuiden. © ANP

'We kunnen de milieuproblemen oplossen'Twistgesprek De economie moet duurzamer. Energiebesparing is prima. Maar het is allemaal meer van hetzelfde. Tijd voor iets nieuws? Twistgesprek Henk Müller met milieu-econoom Aart de Zeeuw.

Groene ondernemers en groene wetenschappers, verzameld in de Groene Zaak en het Groene Brein, hebben elkaar deze week gevonden. U doet namens deze twee organisaties een oproep om haast te maken met een duurzame economie. Vanwaar die haast?'Omdat Nederland op dat vlak slaapt. Omdat in de jaren negentig de overheid voorop liep met milieuplannen, terwijl het bedrijfsleven toen afwachtend was. Nu is het omgekeerd. De Nederlandse overheid zit in een winterslaap. Het vorige kabinet deed zo weinig dat de directeur voor Milieu uit verveling is opgestapt.

'Een groot deel van het bedrijfsleven, zowel het midden- en kleinbedrijf als grotere bedrijven als DSM, Eneco en Unilever, wil vooroplopen in duurzaamheid, en ons netwerk van wetenschappers helpt bij innovatie om dat te bereiken.

'De overheid is besluiteloos en onbetrouwbaar, dus moeten wij het doen. We kunnen niet blijvend de ecologische balans verstoren, want dan is uiteindelijk geen menselijk leven meer mogelijk.'

Het einde der tijden is nabij? U bent een echte doemdenker.'Nee hoor, ik geloof niet in de apocalyps maar ik ben wel een realist en we hebben een probleem dat leuk is om op te lossen. En we kunnen het oplossen. Vroeg of laat moeten we de schade aan het

milieu, de opwarming en de vervuiling onder ogen zien.'

Ga dat in China vertellen. Al brengen we in Europa de CO2-uitstoot tot nul terug, binnen negen maanden zit de wereld dankzij China weer op hetzelfde niveau.'Klopt, de oplossing voor het CO2-probleem ligt in China. Ik spreek regelmatig Chinezen en ga binnenkort weer naar Peking. Chinezen willen economische groei, maar ze onderkennen de problemen.

'Nederland moet inzetten op nieuwe technologieën die energiebesparingen opleveren, maar vooral werken aan nieuwe, duurzame vormen van energie, zoals in Duitsland. Ook China zal die op termijn overnemen. Dat brengt hoge kosten met zich mee, maar nieuwe technologiën leveren op den duur altijd winst op. Zie Philips dat inzag dat led-verlichting de toekomst was, daar alle geld voor research in heeft gestopt en nu wereldleider is.'

Ja, omdat ze zagen dat de gloeilampen eruit gingen.'Het gaat erom dat Philips, ondanks tegenvallende resultaten in het begin, heeft volhard. Dat vereist visie. Duitsland is wel op de goede weg. Daar trekken overheid en bedrijfsleven samen op en wordt duurzame energie concurrerend gemaakt, waardoor die sector een enorme vlucht heeft genomen.'

Hoezo concurrentie? Duitsers betalen meer belasting als ze geen groene energie gebruiken en betalen daarnaast de subsidie voor groene stroom. Daar kun je niet eeuwig mee doorgaan.

'Dat hoeft ook niet. Als je tijdelijke subsidie geeft, krijg je op een gegeven moment een omslagpunt. Research gaat meer opleveren omdat er dan een grote markt voor duurzame energie is. Iedereen gaat meedoen.'

Waarom niet gewoon kernenergie? Er zijn vast wel technieken om die veilig te maken.'Vast wel, maar ik zou inzetten op zon- en windenergie. Dat is eenvoudiger en goedkoper.'

Als er te weinig wind is, moeten kolencentrales draaien, en als er te veel wind is, wordt stroom tegen dumpprijzen geleverd.'Daarom hamer ik op het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Als we zonne-energie en windenergie weten op te slaan, als we kabels ontwikkelen waardoor- als er te veel zonne-energie in Zuid-Duitsland is en geen wind in Noord-Duitsland of omgekeerd - stroom gelijkmatig kan worden verspreid, dan lopen de ontwikkelaars binnen. Nederland zet in op energiebesparing. Dat is gerommel in de marge. We moeten bestaande technologie grensverleggend maken.'

En wie gaat dat betalen? Nederland heeft niet zoals Duitsland een industriële thuismarkt.'Geld loskrijgen is nu voor iedereen een probleem. Nieuwe technologie is niet aan Nederland gebonden maar een exportproduct. Zij vereist een andere manier van denken en een overheid met een langetermijnvisie, die samen met het bedrijfsleven optrekt. Zoals in Duitsland.

'De Energiewende heeft veel discussie opgeleverd, want de eigen industrie stond niet te juichen. Die was bang voor haar concurrentiepositie. Maar de Wende heeft de Duitse economie geen windeieren gelegd, integendeel.'

Mensen eten liever plofkip dan dat ze iets meer betalen voor duurzaam.'Ja, maar waarom eigenlijk? Ze klagen over de prijs van een ei, en die prijs is de laatste decennia niet gestegen. Het is kortzichtig. Benzine is veel te goedkoop. De schade aan het milieu is niet in de olieprijs verrekend.'

Geen politicus durft dat aan.'We hebben politici met visie en durf nodig. Duitsland belast die milieuschade wel.'

De prijs van alternatieve energie kan nooit concurreren met die van olie en gas.'Als ik eerlijk ben, zullen deze vormen van energie inderdaad niet helemaal concurrend worden zonder subsidie. Maar met een technologische doorbraak, en die komt er, is het geen probleem meer. We zullen afmoeten van fossiele brandstoffen.'

Afschaffen milieusubsidies is goed voor economie en het milieu door Rick van der Ploeg en Willem Vermeend Een bont gezelschap van milieuactivisten, windlobyisten en windprofessoren is boos op het Centraal Planbureau (CPB). Begin deze maand stelde het CPB dat het bouwen van grote windmolenparken in zee de maatschappij meer kost dan het oplevert, ook als je de effecten op milieu en gezondheid meerekent. De schade wordt becijferd op ruim €5 miljard.Het CPB zegt dat deze bouw ook nauwelijks milieuwinst oplevert; als gevolg van het huidige Europese handelssysteem blijft de C02-uitstoot namelijk gelijk, ondanks die extra windmolens. Los van deze pijnlijke conclusies zijn de afgelopen jaren al een waslijst aan bezwaren tegen windenergie op land en op zee naar voren gebracht.Bovendien worden deze molens voor een groot deel gefinancierd op kosten van de belastingbetalers. Naar aanleiding van Kamervragen maakte minister Kamp vorig jaar bekend maakte dat er mogelijk €18 miljard aan overheidssubsidies wordt gestoken in windparken op zee.€200 naar hogere energierekeningDit gigantische bedrag wordt uitgesmeerd over vijftien jaar en leidt voor huishoudens in ons land tot een extra kosten post van rond de €200 per jaar in de vorm van een hogere energierekening. Deze heffing treft lagere inkomens harder dan hogere. Recent heeft de minister besloten tot goedkopere windparken waardoor dit bedrag rond de 3 miljard euro lager zal uitvallen.Maar ook voor deze parken geldt dat ze op subsidies draaien, die bovendien in hoofdzaak terecht komen in de zakken van buitenlandse leveranciers en fabrikanten. Vorig jaar hebben wij de bezwaren tegen molens kort samengevat in een column in deze krant en geconcludeerd dat we moeten stoppen met de ‘oude technologie’ van windmolens die op kosten van belastingbetalers draaien. Een adequate prijs berekenen voor CO2-uitstoot.Heffing is beter dan emissiemarktDe beste oplossing is door middel van een belasting .Een heffing werkt  beter dan een emissiemarkt,  is doelmatiger en minder vatbaar voor lobbies en subsidiezoekers.  Bovendien is het beprijzen van CO2 technologie-neutraal: het prikkelt de markt zelf de meest doelmatige manier te vinden om CO2-uitstoot te beperken.

Net als nu het CPB kregen we toen naar aanleiding van  onze column de windlobby over ons heen. Ten overvloede, we zijn in alle opzichten voorstander van duurzame energievoorzieningen, maar dan wel op een doelmatige en doeltreffende manier en niet gebaseerd op hobby’s. Wereldwijd, ook in Nederland moet vooral worden ingezet op de nieuwste technologie van zonne-energie (lichttechnologie) met vormen van geavanceerde opslagsystemen, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van elektrisch vervoer.Meer energiebesparing nodigDaarnaast is het nodig dat in ons land echt werk wordt gemaakt van energiebesparingen in huizen, fabrieken en kantoren; dat levert bovendien veel extra banen op. De keuze voor zon wordt bevestigd door internationale studies die aangeven dat de komende decennia zonne-energie zal uitgroeien tot de belangrijkste stroombron in de wereld. Al de komende tien jaar zal in steeds meer landen zonne-energie zonder subsidie kunnen concurreren met fossiele brandstoffen. Dat kan versneld worden door de bestaande directe en indirecte subsidies waarvan fossiel profiteert af te schaffen.Het subsidiesysteem schaadt de economieOok om een andere reden moeten we stoppen met inefficiënte klimaat- en milieusubsidies. Om die te kunnen uitgeven, moeten we burgers en bedrijven eerst zwaarder belasten. De praktijk laat zien dat dit rondpompen van geld, veel heffen en veel subsidies uitkeren, slecht uitpakt voor de economische groei. Een extra reden om daarmee te stoppen.Het kabinet heeft geen energie-akkoord nodig voor een effectief klimaat en energiebeleid en het zal stil worden in de wereld van het milieu- en klimaatlobbyisme. Nederland schaft zo snel mogelijk alle directe en indirecte subsidies af, zowel voor fossiel als in het kader van het klimaat- en milieubeleid. Dat levert de schatkist vele miljarden. Via lastenverlaging kan daarmee extra koopkracht voor burgers worden gefinancierd; die verlaging stimuleert de econmische groei en werkgelegenheid.De vervuiler betaaltDaarnaast gaan we in ons land voor 100% de hoofdregel hanteren dat “de vervuiler betaalt”. Fossiel energieverbruik wordt belast met een koolstofbelasting en andere vormen van milieuvervuiling met andere heffingen. Deze belastingheffing is in alle opzichten veel effectiever dan het ingewikkelde, bureaucratische en peperdure energie-akkoord en leidt bovendien tot een extra duurzame economische groei.Over het Europese handelssysteem voor CO2-emissierechten kunnen we kort zijn; de prullenbak in want het werkt niet. En het  is een naïeve gedachten dat het met welke reparaties dan ook ooit effectief zal worden. Al bij de invoering van dit systeem is er op gewezen dat de beste oplossing een Europese belasting op koolstof zou zijn.

China geeft bestaan van 'kankerdorpen' door vervuiling toeDoor: Lore Vanaudenhove

© afp. De Chinese overheid geeft voor het eerst toe dat de jarenlange milieuvervuiling als gevolg van de economische expansie bepaalde gebieden heeft omgevormd tot 'kankerdorpen'. Deze verklaring van het Chinese ministerie van Milieu staat in een vijfjarenplan om de strijd met de pollutie aan te gaan. In het document staat te lezen dat 'in de laatste jaren toxische en gevaarlijke stoffen vele milieurampen hebben veroorzaakt, die zelfs geleid hebben tot ernstige gezonheids- en sociale problemen zoals 'kankerdorpen'.

Milieuactivisten vragen al veel langer aan de regering om te erkennen dat giftige stoffen honderden kankerclusters hebben veroorzaakt en om hier iets aan te doen. In 2009 hielp onderzoeksjournalist Deng Fei nog om enkele van de ergst getroffen dorpen te plotten op een Google Map.

Een stap in de goede richtingEen van China's belangrijkste milieudeskundigen, Ma Jun, ziet een positieve evolutie in de verklaring van de overheid. 'Het erkennen van het probleem is de eerste stap en een belangrijke voorwaarde om te kunnen starten met het oplossen ervan.' Volgens haar werden milieukwesties voordien gebagatelliseerd of zelfs in de doofpot gestopt. 'Als dat zou blijven doorgaan, zouden de problemen met lucht-,water- en grondvervuiling en de impact ervan op de volksgezondheid kunnen blijven aanslepen."

Het plan van de overheid bevat een strenge aanpak in verband met het gebruik en de productie van 58 soorten toxische chemische stoffen.

Het plan kadert in de groeiende verontwaardiging in de Chinese publieke opinie over de tol op de gezondheid die de milieuvervuiling eist. Kanker is de grootste doodoorzaak in China, één op vier Chinezen sterft vandaag aan kanker. In de laatste 30 jaar is het sterftecijfer te wijten aan kanker gestegen met liefst 80 procent. Smog en watervervuilingHerhaaldelijke aanvallen van toxische smog in Peking en andere grote steden hebben de milieuproblematiek bovenaan de Chinese politieke agenda geplaatst. Deze maand nog haalde de vervuiling van de Chinese waterwegen de krantenkoppen nadat Deng Fei een oproep deed aan lezers om foto's van vervuilde rivieren in hun buurt door te sturen.

Volgens Ma Jun ontkende de overheid vroeger de link tussen milieuvervuiling en kankerclusters omdat er niet voldoende wetenschappelijk bewijs voor was. Nu dat er meer aanwijzing zijn voor een rechtstreeks verband moet China volgens haar een voorbeeld nemen aan de Verenigde Staten en Japan en voorzorgsmaatregelen nemen.'We kunnen niet zeggen dat we niets doen totdat deze verbanden 100 procent wetenschappelijk en medisch bewezen zijn.'

BibliografieBossema, W. (2015, April 21). Multinationals stelen miljarden uit Afrika. De Volkskrant.

Genootschap, K. N. (2002, December). Concept Kerndoelen Aardrijkskunde Basisvorming. Opgehaald van www.Knag.nl: http://www.knag.nl/fileadmin/img/onderwijs/Voortgezet_onderwijs/KERNDOELEN_onderbouw_knag.doc

Geukens, S. (2013, April 02). Luchtvervuiling doodt 1,2 miljoen Chinezen per jaar. Opgehaald van www.volkskrant.nl: http://www.volkskrant.nl/dossier-china/luchtvervuiling-doodt-12-miljoen-chinezen-per-jaar~a3419001/?akamaiType=FREE

Lin, M. (2014, Mei 30). Inspiratie door smog - Gesprek met Daan Roosegaarde. Opgehaald van www.china2025.nl: http://china2025.nl/inspirerende-smog-gesprek-met-daan-roosegaarde/

Luyn, F.-J. v. (2010, Maart 09). De zure lucht van economische groei. Opgehaald van www.tegenlicht.vpro.nl: http://tegenlicht.vpro.nl/nieuws/2010/maart/De-zure-lucht-van-economische-groei.html

Martijn90. (2011). De economie van China - Mens en samenleving: Internationaal. Opgehaald van www.mens-en-samenleving.info.nl: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/internationaal/79715-de-economie-van-china.html

Moes, G. (2007, Juli 18). Milieurampen bedreigen Chinese toekomst. Opgehaald van www.Trouw.nl: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1658834/2007/07/18/Milieurampen-bedreigen-Chinese-toekomst.dhtml

Müller, H. (2013, December 13). 'We kunnen het milieuprobleem oplossen'. Opgehaald van www.volkskrant.nl: http://www.volkskrant.nl/opinie/we-kunnen-de-milieuproblemen-oplossen~a3561669/

van der Ploeg, R., & Vermeend, W. (2014, Oktober 27). Afschaffen milieusubsidies is goed voor de economie en het milieu. Opgehaald van www.telegraaf.nl: http://www.telegraaf.nl/dft/nieuws_dft/23245804/__Afschaffen_milieusubsidies_is_goed_voor_economie_en_het_milieu__.html

Vanaudenhove, L. (2013, Februari 22). Chine geeft bestaan van 'kankerdorpen' door vervuiling toe. Opgehaald van www.ad.nl: http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/3398294/2013/02/22/China-geeft-bestaan-van-kankerdorpen-door-vervuiling-toe.dhtml?cw_agreed=1

Verrijp, A., & Willems, G. (2015, April 1). China - Economie. Opgehaald van www.landenweb.net: http://www.landenweb.net/china/economie/