interventies.loketgezondleven.nl... · Web viewLOWAN heeft sinds januari 2018 een nieuwe regeling....

27
Bijlage 1: Beschrijving Workshop ‘Vluchtelingenkind in de klas’ Ontwikkelaar GGD Noord- en Oost- Gelderland Contactpersoon Inge Salomons, Gezondheidsbevorderaar asielzoekers en statushouders Uitvoerenden Gezondheidsbevorderaar asielzoekers/statushouders, Gezondheidsbevorderaar Niet-Westerse allochtonen, optioneel: psycholoog/pedagoog/. Doelgroep Leerkrachten basisonderwijs, pedagogisch medewerkers kinderopvang, medewerkers Centra voor Jeugd en Gezin. De doelgroep wordt niet verder gedifferentieerd; de informatie die wordt gegeven, sluit aan bij deze doelgroep. De GGD vraagt de gemeente deze doelgroep uit te nodigen. Bij de cases- bespreking wordt gedifferentieerd naar doelgroep. Er zijn cases voor de kinderopvang en voor de basisschool. Deze differentiatie sluit aan bij de suggesties die werden gedaan naar aanleiding van de eerste ronde workshops (2016-2017). Doelstellingen Deelnemers kennen het begrip ‘ ik- en wij-cultuur’ en kunnen kenmerken hiervan benoemen Deelnemers hebben kennis van interculturele competenties Deelnemers krijgen inzicht in door de cultuur bepaalde communicatiestijlen Deelnemers weten wanneer en hoe ze een tolk kunnen inschakelen Deelnemers kunnen signalen van post-traumatische stress reacties bij kinderen met verschillende leeftijden/ontwikkelingsniveau herkennen Deelnemers weten het verschil tussen post-traumatische stress en post-traumatische stressstoornis

Transcript of interventies.loketgezondleven.nl... · Web viewLOWAN heeft sinds januari 2018 een nieuwe regeling....

Bijlage 1: Beschrijving Workshop ‘Vluchtelingenkind in de klas’

Ontwikkelaar

GGD Noord- en Oost- Gelderland

Contactpersoon

Inge Salomons, Gezondheidsbevorderaar asielzoekers en statushouders

Uitvoerenden

Gezondheidsbevorderaar asielzoekers/statushouders, Gezondheidsbevorderaar Niet-Westerse allochtonen, optioneel: psycholoog/pedagoog/.

Doelgroep

Leerkrachten basisonderwijs, pedagogisch medewerkers kinderopvang, medewerkers Centra voor Jeugd en Gezin. De doelgroep wordt niet verder gedifferentieerd; de informatie die wordt gegeven, sluit aan bij deze doelgroep. De GGD vraagt de gemeente deze doelgroep uit te nodigen.

Bij de cases- bespreking wordt gedifferentieerd naar doelgroep. Er zijn cases voor de kinderopvang en voor de basisschool. Deze differentiatie sluit aan bij de suggesties die werden gedaan naar aanleiding van de eerste ronde workshops (2016-2017).

Doelstellingen

Deelnemers kennen het begrip ‘ ik- en wij-cultuur’ en kunnen kenmerken hiervan benoemen Deelnemers hebben kennis van interculturele competenties Deelnemers krijgen inzicht in door de cultuur bepaalde communicatiestijlen Deelnemers weten wanneer en hoe ze een tolk kunnen inschakelen Deelnemers kunnen signalen van post-traumatische stress reacties bij kinderen met

verschillende leeftijden/ontwikkelingsniveau herkennen Deelnemers weten het verschil tussen post-traumatische stress en post-traumatische

stressstoornis Deelnemers kennen de mogelijkheden van doorverwijzen naar JGZ Deelnemers kennen de inhoud van de toolkit ‘Vluchtelingenkind’ en weten hoe ze deze

kunnen lenen bij de GGD Deelnemers leren van de ervaringen van collega’s.

Benodigdheden

Hand-outs presentatie (vooraf uitdelen) Evaluatieformulieren en pennen (vooraf uitdelen) Beamer/laptop met werkend internet (digibord gebruiken ook mogelijk) Toolkit ‘Vluchtelingenkind in de klas’

Duur workshop

3 uur

Datum beschrijving

19 oktober 2018

Inhoudelijke beschrijving

Introductie (maximaal 15 minuten)

Dia 1

Start de bijeenkomst met het voorstellen van de trainers.

Bij kleine groepen (max 15 personen) kun je een voorstelrondje doen (naam, waar werk je, evt: heb je een speciale vraag of leerpunt)

Bij grote groepen kost voorstellen teveel tijd. Dan vragen: wie werkt in de kinderopvang, wie op een basisschool, wie op het CJG, en overige werkplekken.

Dia 2

Licht het programma toe. Noem het tijdstip dat er pauze is en noem het tijdstip dat je wilt stoppen.

Dia 3

filmpje https://www.youtube.com/watch?v=RBQ-IoHfimQ .

Bron: Save the Children

Deel 1: Intercultureel werken en communicatie (maximaal 45 minuten)

Bronnen deel 1:

Djie, K. A & Zwaan, I (2016). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Koninklijke Van Gorcum

Djie, K. A & Zwaan, I (2015). Beschermjassen op school. Assen: Koninklijke Van Gorcum Lanier, S (2012). Waarom zijn wij anders? Almere: Ethnos Goedhart, R (2018). Samenleren op een superdiverse school. Amsterdam: SWP Hoffman, E (2013). Interculturele gespreksvoering, theorie en praktijk van het TOPOI model.

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Dia 4

Het begrip cultuur lichten we toe (piramide Hofstede en Hofstede, 1998; 2010-2018): onderin de piramide zien we de menselijke natuur. Iedereen heeft aangeboren gedrag, , dit is universeel. Je ziet bijvoorbeeld dat een baby met 6 weken gaat glimlachen, of hij nou in Tokio of in Londen wordt geboren. De middelste laag is specifiek voor een groep, alles wat je met de paplepel krijgt ingegoten.

Dat wat je leert van je (groot)ouders en van je directe omgeving. Het is aangeleerd gedrag, ook wel mentale programmering genoemd. Rond je 10e jaar zijn je waarden verankerd: jouw visie op de wereld, wat je wel en niet goed vindt, dat is geïnternaliseerd. Cultuur is dynamisch. Bovenste laag van de piramide is de persoonlijkheid: ieder individu is verschillend.

Hofstede G (1998). Allemaal andersdenkenden; omgaan met cultuurverschillen. Contact, Amsterdam

https://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel/56664-vijf-dimensies-van-hofstede.html 2010 - 2018 Minskies.

Dia 5

Ik-cultuur versus wij-cultuur. Deze onderverdeling is globaal, en kun je beschouwen als een doorgaande lijn. Aan de ene kant van de lijn kun je dan de ik-cultuur zien, aan de andere kant van de lijn de wij-cultuur. Het is bekend dat ongeveer 75% van de wereldbevolking meer kenmerken heeft van de wij-cultuur. Maar je kunt je ook ergens halverwege de lijn bevinden. Syrische mensen die uit een grote stad komen, vertonen vaak meer kenmerken van een ik-cultuur dan Syrische mensen die van het platteland komen. Kenmerken van een ik-cultuur zijn dat het individu centraal staat. Zelfstandigheid, ontplooiing, assertiviteit zijn belangrijke waarden. In de wij-cultuur staat het belang van de groep voorop, en één lid van de groep is erg belangrijk voor de eer van de groep. Vaak is er sprake van grootfamilies. Gehoorzaamheid en bescheidenheid zijn belangrijke waarden. Alles moet eraan bijdragen dat je je familie niet te schande maakt. Fouten worden daardoor liever toegedekt of ontkend dan toegegeven. Hier staat tegenover dat in de ik-cultuur eerlijkheid en bekennen van schuld in hoge mate gewaardeerd worden. In een ik-cultuur is de communicatie vaak erg direct. In wij-culturen veel indirecter. Small talk is erg belangrijk aan het begin van een conversatie. Vraag bij bespreking van deze dia eens aan de zaal wie er kinderen heeft en welke waarden zij in de opvoeding willen meegeven. Vaak gaat het over ‘dat het kind zichzelf kan zijn, zichzelf kan ontplooien’, typische waarden uit een ik-cultuur ( Djie & Zwaan (2015, 2016); Lanier (2012);Goedhart, R (2018); Hoffman (2013).

Dia 6

Wij-cultuur: trouw en verplichting aan familie gaat vaak voor andere afspraken. Dat kan ook op het laatste moment nog wijzigen, doordat er een beroep vanuit de familie op iemand wordt gedaan. Van je familie ben je afhankelijk, dus je zult hen niet laten vallen. In een wij-cultuur ligt behoorlijk vast welk gedrag van je verwacht wordt (fijnmazige cultuur). In feite is er meer sprake van een extern dan een intern geweten. Als je iets doet wat niet hoort, schaam je je voor je familie. Terwijl in een schuldcultuur (ik-cultuur) de eerste neiging zal zijn om je eigen gedrag te betwijfelen: heb ik iets niet goed gedaan?

Dia 7

In de opvoeding speelt religie vaak een grote rol. Je kunt hier niet zo heel veel algemeens over zeggen, behalve dat mensen soms wel bang zijn hun kinderen aan de vrijgevochten cultuur in Nederland kwijt te raken. Thuis is er meestal minder nadruk op het vormen en geven van je eigen mening, discussie en weerwoord.

Dia 8

De verhoudingen in een familie zijn vaak anders dan in een traditioneel Nederlands gezin, waar we het kerngezin het belangrijkst vinden (ouders, kinderen). In een wij-cultuur spelen andere familieleden soms een belangrijke rol, en zij kunnen ook beslissingen nemen. Het kan interessant zijn om te weten wie de gezagsdrager in een familie is. Doordat verhoudingen binnen het gezin door een vlucht naar Nederland soms erg veranderen, kan dit spanning opleveren: bijvoorbeeld minderjarige vluchtelingen die alleen zijn gekomen en hun ouders lieten nareizen, vrouwen die de taal sneller oppikken dan mannen of eerder werk vinden (waardoor mannen hun status als familiehoofd verliezen), kinderen die hun ouders moeten helpen i.p.v. andersom etc. Belangrijk is ook dat kinderen soms moeten pendelen tussen culturen: thuis gaat het heel anders dan op school.

Dia 9

Communicatie: andere beleving van omgaan met tijd en afspraken. Een antwoord dat je krijgt van iemand uit een wij-cultuur kan minder duidelijk zijn dan wij gewend zijn. Ja betekent niet altijd ja. Nee niet altijd nee. Als je bijvoorbeeld koffie aanbiedt, kan het onbeleefd zijn om direct ja te zeggen, maar moet je eerst één of twee keer weigeren.

Dia 10

Mensen die vanuit een andere cultuur terecht komen in een nieuwe samenleving, kunnen zich ontworteld voelen en een vorm van rouw ervaren. Doordat alles wat bekend was opeens verdwenen is, grijpen mensen in stresssituaties vaak terug naar wat vertrouwd is. Dat zie je ook bij bijvoorbeeld Nederlandse emigranten in Canada: daar hangt het Delfts blauw nog aan de muren. Mensen hebben het vaak nodig om terug te grijpen naar dat vertrouwde, vóórdat ze in staat zijn om zich open te stellen voor iets nieuws. Het kan helpen om contextuele vragen te stellen: hoe deed jij de dingen altijd, met wie besprak je ze. Het kan mensen grip geven (Tjin A Die & Zwaan, 2015, 2016).

Dia 11

Als je werkt met mensen uit andere culturen is het belangrijk dat je je zelf goed kent en je eigen normen en waarden kent. Als je je bewust bent van wat jij heel belangrijk vindt, kun je dat soms ook even parkeren en proberen te wisselen van perspectief. Openstaan en oprecht nieuwsgierig zijn is het allerbelangrijkst in het contact met anderen. Het is ook belangrijk dat je weet waar jouw grens

ligt: je kunt je tot op bepaalde hoogte inleven, maar er kan een punt zijn waarin je niet mee wilt of kunt gaan. Het is altijd belangrijk om op zoek te gaan naar wat je met de ander bindt: je gezamenlijke belang ( Tjin A Die & Zwaan, 2016; Pinto, 2004). Pinto heeft de 3-stappen methode beschreven, wat richting kan geven aan succesvolle interculturele communicatie. Deze drie stappen zijn:

Het kennen van de eigen normen en waarden Kennis van de normen en waarden van de ander Omgaan met de verschillen

Pinto D. (2004) Interculturele communicatie, conflicten en management (ICCM). Bohn Stafleu van Loghum, Houten.Djie, K. a & Zwaan, I (2016). Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Koninklijke Van Gorcum

Dia 12

De facebookpagina ‘Opgroeien in Nederland’ van Pharos en GGD regio Utrecht is interessant voor Arabisch sprekenden en Tigrinya sprekenden. Er staan veel tips over de opvoeding op, in eigen taal. De content wordt gemaakt door professionals uit Syrië resp. Eritrea, i.s.m. Nederlandse zorgprofessionals.

Dia 13

Positie ouders: veel vluchtelingen zijn mensen met kinderen. Men is gevlucht om de kinderen meer toekomst te bieden en dat moeten kinderen soms ook waarmaken. De nadruk kan hierdoor sterk op de schoolprestaties van kinderen liggen. Hoe het met kinderen gaat hangt in hoge mate af van de toestand van de ouders: gaat het daarmee goed, dan kunnen ze hun kinderen ook beter ondersteunen om hun veerkracht te herwinnen.

Dia 14

Het is erg belangrijk om in te zetten op een goed contact met ouders, en de intake is daarbij cruciaal. Hoe duidelijk voor ouders de start is, bijvoorbeeld van hun kind op school, hoe soepeler het vervolg is. Het investeren in tijd met een tolk bij de intake om toe te lichten hoe het op school toegaat (tijden, pauzes, ophalen etc.), hoe effectiever het vervolg is. Hierbij is het belangrijk een tolk in te schakelen, via LOWAN of via regelingen van de gemeente of het schoolbestuur, als die bestaan. Waak ervoor om de kinderen in te zetten als tolk, omdat het om volwassen zaken kan gaan. Probeer altijd te checken of informatie is overgekomen. Niet door alleen te laten bevestigen, maar door hen te laten herhalen. Doordat je vraagt: kunt u me vertellen of ik het verhaal duidelijk genoeg verteld heb, maak je duidelijk dat het je niet gaat om onbegrip of slechte taalbeheersing van de ouders, maar leg je het bij jezelf neer.

Dia 15

Het is belangrijk om het schoolsysteem in Nederland toe te lichten, dat is niet vanzelfsprekend voor veel mensen. Veel ouders kennen een ander schoolsysteem, waar veel nadruk ligt op de gezagspositie van een leerkracht. Ook ouderbetrokkenheid is niet altijd gebruikelijk: sommige mensen denken dat er iets mis is als ze op school moeten komen praten.

Dia 16

Een huisbezoek kan helpen om in de relatie te investeren en levert de leerkracht vaak veel informatie op. Werk niet te taakgericht, maar ga eerst werken aan de relatie. Ouders waarderen het enorm als je tijd en aandacht aan hen besteed. Ook dit vergroot de efficiëntie van de toekomstige contacten.

Dia 17

LOWAN heeft sinds januari 2018 een nieuwe regeling. Het is niet meer nodig om minstens 10 vluchtelingenkinderen op school te hebben voordat een tolk kan worden ingeschakeld tegen gereduceerd tarief. Er is geen minimaal aantal kinderen meer.

Dia 18

Zie het werken met kinderen uit verschillende culturen als rijkdom: kinderen gaan de wereld beter begrijpen en leren beter omgaan met waarden en behoeften van anderen.

Dia 19

Zoek naar verbinding met de context van kinderen. Het lespakket ‘Wereldreizigers’ van Pharos geeft hier veel handvatten voor, door veel vragen en oefeningen over wie jij bent, waar je woont, hoe het bij jou thuis is etc.

PAUZE (15 minuten)

Deel 2: Casuïstiek (maximaal 45 minuten)

Dia 20

Er is casuïstiek ontwikkeld voor leerkrachten BO en medewerkers van de kinderopvang. Zie bijlage.

Geef toelichting: laat mensen in groepjes van 4 tot 6 personen de situaties uit de casuïstiek bespreken. Zoek mensen die met dezelfde leeftijdsgroep werken. Geef elkaar tips maar deel ook succeservaringen. Houd niet te star vast aan de meegegeven casuïstiek, maar laat de deelnemers desgewenst eigen ervaringen delen.

Eventueel kort plenair nabespreken.

Deel 3: Stress en trauma (maximaal 35 minuten)

Bronnen deel 3:

Coppens, L & Schneijderberg, M & Kregten, C. van (2016). Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen. Amsterdam: SWP

Schippers, M (2017). Kinderen, gevlucht en alleen. Nidos Scholten, K & Tuk, B & Veen, K. van der (2018). Handreiking vluchtelingenkinderen op school.

Utrecht: Pharos Macksoud M (1995). Kinderen met oorlogservaringen. Handreiking voor leerkrachten en

ouders. KPC, ‘s-Hertogenbosch

Dia 21

Nieuwkomerskinderen hebben vaak heel wat meegemaakt. Een vlucht, vaak een oorlogssituatie, onzekerheid over een verblijfsvergunning, verhuizingen van AZC naar AZC. We weten ook dat kinderen een grote veerkracht hebben, maar die moet wel versterkt worden (Coppens e.a. 2016; Schippers, 2017; Scholten e.a. 2018). De omgeving van het kind heeft grote invloed op de toename of afname hiervan. Juist de schoolgang met de regelmaat en voorspelbaarheid heeft een beschermende invloed op kinderen. Kinderen die gevlucht zijn, zijn gewone kinderen, die iets ongewoons hebben meegemaakt. Ze willen graag het liefst ook zo gewoon mogelijk zijn en meedoen.

Het is inzicht gevend om de film ‘De kinderen van juf Kiet’ te bekijken.

Dia 22

Het hangt af van een aantal factoren hoe een kind op een gebeurtenis reageert. De gebeurtenis zelf speelt een grote rol: wat is er precies gebeurd, en vooral: heeft het kind het met eigen ogen gezien of van horen zeggen? Een kind dat iets met eigen ogen gezien heeft en het trauma van dichtbij heeft meegemaakt zat, heeft er later vaker last van (Pynoos e.a. 1999). De leeftijd van het kind speelt een grote rol, daarover later meer. Een vermijdende copingsstijl geeft een grotere kans op problemen. De omgeving van het kind is erg belangrijk: hoe helend is die omgeving? School, structuur, regelmaat en voorspelbaarheid helpen enorm. Een grote voorspeller voor problematiek is ook hoe het met de ouders gaat: als het met hen slecht gaat, en ze zijn emotioneel minder beschikbaar, is er veel meer zorg.

Pynoos RS, Steinberg AM, Piacentini JC (1999). A developmental psychopathology model of childhood traumatic stress and intersection with anxiety disorders. Biol Psychiatry 1;46(11):1542-54.

Dia 23

Als jonge kinderen stressklachten hebben, zijn dat vaak klachten die niet heel specifiek zijn. Wat kun je zien? Per leeftijd is dat verschillend. Heel jonge kinderen kunnen reageren door heel aanhankelijk gedrag en scheidingsangst te vertonen. Overigens kan het ook voorkomen dat kinderen ‘allemans vriendjes’ worden, dat kan ook en teken van onveilige hechting zijn. Kinderen vallen soms terug in gedrag, dingen die ze eerst wel konden (zindelijk zijn), kunnen ze nu niet meer, ook wel regressie

genoemd. Het concept dood is voor jonge kinderen onbegrijpelijk. Je kunt bij kinderen ook angstig gedrag zien (Macksoud, 1995).

Dia 24

Kinderen in deze leeftijd hebben al logische herinneringen aan gebeurtenissen. Jonge kinderen in deze leeftijdsgroep kennen het begrip ‘dood’ wel: en spelen dit soms ook uit, bv in de zandbak. Het kan zijn dat ze begrafenisje spelen, maar het is ook mogelijk dat ze juist niet in de zandbak willen spelen. Het definitieve van de dood is nog niet altijd te begrijpen, maar dat begrip ontstaat wel deze jaren. Bij de jonge kinderen uit deze leeftijdsgroep kan het ‘magisch denken’ een rol spelen. Stel dat een kind van 6 boos op zijn moeder was en dacht of zei: ik wou dat jij er niet was; terwijl er kort daarna een bom is gevallen waarbij ze is omgekomen. Dan kan een kind denken dat het zijn schuld is.. Het navragen of dit het geval kan zijn geweest, is erg belangrijk om het kind goed te kunnen helpen. Het maakt veel uit hoe thuis wordt omgegaan met stressvolle gebeurtenissen. Sommige ouders denken dat het beter voor kinderen is als ze er thuis niet over spreken, omdat ze denken dat kinderen het dan vergeten. Het kan ook bescherming voor hun eigen emoties zijn. Ook zijn er ouders die aangeven bang te zijn dat hun kinderen wraakgevoelens krijgen door er teveel over te spreken. Bij andere ouders staat dag en nacht de tv met oorlogsbeelden aan. Het kan erg verschillen hoe het er thuis aan toegaat. Kinderen kunnen in spel en in tekeningen veel van hun ervaringen weergeven (Macksoud 1995).

Dia 25

Dit kunnen signalen van stress- en traumaklachten bij kinderen zijn. Vaak is er een combinatie van signalen. Veel van deze klachten komen ook voor bij andere problematiek, dat maakt de interpretatie lastig (Macksoud 1995).

Dia 26

Tieners zijn extra kwetsbaar omdat ze zich sowieso al in een overgangsfase bevinden (de puberteit). Het komt bij tieners nogal eens voor dat ze veel verantwoordelijkheid krijgen (of nemen) binnen een gezin, zeker als er een ouder ontbreekt. Extra aandacht voor oudste zoons is wenselijk. Vanuit de cultuur zijn er hoge verwachtingen. Ook door taalproblemen van de ouders kan er erg op de tiener worden geleund (Macksoud 1995).

Dia 27

Dit zijn de manieren waarop problemen van tieners geuit kunnen worden (Macksoud 1995).

Dia 28

Wat is nou een normale reacties op stress; dit noemt men post-traumatische stressreacties(DSM 5, 2014) . En trek ik als leerkracht geen beerput open als ik me bezig houd met de stress van leerlingen? Een aantal dingen is belangrijk. Je bent als leerkracht geen hulpverlener maar kunt wel signaleren. Als je iets signaleert, houd dan het volgende aan: als het bloedt moet je stelpen, maar als er een korstje opzit moet je niet krabben. Dat betekent dus ook: geen suggestieve vragen stellen, wel luisteren. Je hebt verder zeker invloed als leerkracht: je kunt kinderen helpen hun gedrag te reguleren.

Kinderen die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt, hebben het soms zelf gezien. Het kan ook zijn dat ze iets weten doordat ze het van horen zeggen hebben. Dat maakt verschil. Als je iets heel ingrijpends, van dichtbij ziet, sla je zo’n traumatische gebeurtenis op een bepaalde manier in je hersenen op. De traumatische herinneringen, beelden en gedachten kunnen op de meest ongelegen momenten opkomen, bijvoorbeeld bij een geluid of bij een voorwerp dat je herinnert aan de gebeurtenis: ook wel herbelevingen genoemd en intrusieve gedachten. Kinderen die getraumatiseerd zijn, zijn soms bijna nergens meer mee te prikkelen (hypo-arousal) of juist overprikkeld (bij het minste of geringste boos, angstig, verdrietig). Post-traumatische stressreacties zijn normale reacties ten gevolge van een abnormale gebeurtenis. Een posttraumatsiche stress stoornis is van een andere aard. Hier is behandeling bij nodig. De DSM beschrijving van een posttraumatische stressstoornis laat zien dat een kind klachten moet hebben die minimaal een maand aanhouden. Dit is in de praktijk lastig werkbaar, met kinderen die al maanden- of jarenlang in een stressvolle situatie zitten. Belangrijk is het om kinderen eerst de tijd te geven om te wennen en op verhaal te komen op de nieuwe school. De structuur en veiligheid in de klas kan hen enorm helpen. Sociale steun is erg belangrijk en, zoals bij alle ingrijpende gebeurtenissen, de psychische gesteldheid van de ouder(s) is van groot belang. Het opgroeien bij anderen, zoals een pleeggezin, kan ook langdurig schade veroorzaken (Torsten e.a. 2017) Een kind dat opgroeit bij ouders die geen hulp krijgen voor hun post-traumatische stressstoornis, kan het zwaar hebben. Bij een eerste inschatting dat dit het geval is, is overleg met experts op het gebied van traumaverwerking noodzakelijk.

Torsten s, Santavirta N, Gilman, SE (2018) Association of the World War II Finnish evacuation of children; the psychiatric hospitalization in the next generation. JAMA Psychiatry 75(1):21-27.doi:10.1001/jamapsychiatry.2017.3511

American Psychiatric Association. Het Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Boom Psychologie en psychiatrie, Amsterdam, 2014.

Dia 29

Wees optimistisch en geef het kind complimenten, waar het maar kan. Geef zoveel mogelijk structuur en wees voorspelbaar. Laat kinderen zelf zoveel mogelijk doen, waardoor het zelfvertrouwen groeit.

Dia 30

Per leeftijdsgroep zijn er specifieke tips. Bij jonge kinderen gaat het vooral om nabijheid en veilige routines, bij kinderen op de basisschool zijn de voorspelbaarheid in de dag, sociale veiligheid, de steunende leerkracht, belangrijk.

Reguleer zo nodig situaties: speelt een kind begrafenisje in de zandbak, of oorlogje, dan is dat niet vreemd. Maar duurt het te lang, of blijft een kind erin hangen, leid het dan af met ander spel. Plaats eventuele angsten in perspectief, troost en leg uit (bv bij de sirene eens per maand kan een kind erg schrikken, uitleg helpt om te begrijpen wat er aan de hand is). Voor tieners is het belangrijk dat ze bij een vertrouwenspersoon terecht kunnen. Als klachten persisteren, zorg dan dat het kind en de ouders, via de JGZ, naar de GGZ worden verwezen.

Dia 31

De meest voorkomende problemen op een rij.

Dia 32

Verwijs (in overleg met ouders) door als gedrag extreem is of patronen lang aanhouden. Denk aan nachtmerries, niet willen eten of praten, agressief gedrag, veel lichamelijke klachten, flauwvallen etc.

Dia 33

De Jeugdgezondheidszorg doet onderzoek om in te schatten of er lichamelijke factoren meespelen. Verder kan men eventueel m.b.v. een korte vragenlijst (CRIES), die een versie voor ouders en kinderen heeft, inschatten of meer hulp wenselijk is. De JGZ is bevoegd om door te verwijzen naar de GGZ.

Dia 34

Een therapie die bijvoorbeeld helpend kan zijn is EMDR (staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing: www.emdr.nl*). EMDR therapie is een behandelvorm die goed is onderzocht en effectief is bij doorgemaakt trauma. Er zijn EMDR therapeuten die in samenwerking met een tolk, kinderen kunnen helpen bij het verwerken van een trauma.

*Bepaalde gebeurtenissen kunnen diep ingrijpen in het leven van volwassenen en kinderen. Een groot deel van de

getroffenen ‘verwerkt’ deze ervaringen op eigen kracht. Bij anderen ontwikkelen zich psychische klachten. Vaak gaat het om

herinneringen aan de schokkende gebeurtenis die zich blijven opdringen, waaronder angstwekkende beelden

(herbelevingen, flashbacks) en nachtmerries. Andere klachten die vaak voorkomen zijn schrik- en vermijdingsreacties. Men

spreekt dan meestal van een ‘posttraumatische stress-stoornis’ (PTSS). EMDR is bedoeld voor de behandeling van mensen

met PTSS en andere trauma-gerelateerde angstklachten. Dit zijn klachten die zijn ontstaan als direct gevolg van een

concrete, akelige gebeurtenis, waarbij het denken eraan nog steeds een emotionele reactie oproept. Zie: www.emdr.nl.

Deel 4: Toolkit (maximaal 10 minuten)

Dia 35

Laat de toolkit zien. Mensen kunnen deze gratis drie weken lenen (en laten bezorgen met koerier) bij het Informatie- en Documentatiecentrum van GGD Noord- en Oost- Gelderland. Het is een manier om achtergrondmaterialen (boeken, factsheets) in te kijken, zodat mensen weten wat ze wel en niet zelf willen aanschaffen. Lesmaterialen kunnen goed bekeken en eventueel getest worden. Op basis daarvan weet men ook of het geschikt is voor de eigen school. Leg folders van het documentatiecentrum klaar.

Laat het filmpje van de e-learning van Augeo ‘Steun bieden aan vluchtelingenkinderen’ zien en wijs mensen erop dat ze op deze manier gratis en op een gewenst moment verdieping kunnen vinden over de thema’s die ook deze workshop aan bod zijn geweest.

Dia 36

Benoem de handreiking Vluchtelingenkinderen in de klas (2017) http://www.pharos.nl/documents/doc/handreiking_vluchtelingenkinderen_op_school.pdf

Geef een korte uitleg over het nieuwe lespakket ‘Wereldreizigers’ van Pharos (2017). Dit pakket is waardevol voor basisscholen en bestaat uit vier delen. Deel 1 geeft veel achtergrondinformatie en is voor elke school nuttig. Deel 2 geeft lessen sociaal emotionele ontwikkeling voor nieuwkomersklassen. Deel 3 geeft lessen mindfullness voor nieuwkomersklassen (en ook voor

andere klassen, een training voor de leerkracht is niet nodig). Deel 4 geeft een aantal lessen sociaal-emotionele ontwikkeling en wereldoriëntatie voor klassen waarin een aantal nieuwkomers zitten.

Dia 37

Zorg dat deelnemers ook nadien nog contact kunnen opnemen met vragen. Contactgegevens staan in de hand-out.

Overige literatuur

Aarts PGH, Visser WD. Trauma: diagnostiek en behandeling. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1999.

Akker van den E, Westmaas A. JGZ-richtlijn Begeleiding gezin bij overlijden kind. Bilthoven: RIVM, 2009.

American Psychiatric Association. Het Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). 2014.

Dijkstra IC. Living with loss. Parents grieving for the death of their child. [Thesis] Utrecht Utrecht University, 2000.

Maes J, Dillen L. Je bent wat je hebt verloren. Een hedendaagse kijk op verlies en rouw. Witsand Uitgevers bvba, Centraal Boekhuis, Culemborg, 2015.