, vol.IX n°2, 20051) de verstoring van de normale intestinale flora door antibioticatherapie 2) een...

28
NOSO INFO Detectie van Clostridium difficile toxines aan de hand van twee sneltesten: een evaluatie. Clostridium difficile : meer en meer een probleem Preliminaire resulaten van de nationale surveillance van accidentele bloedcon- tacten in de algemene ziekenhuizen Ervaringen van het pilootproject van de Belgische antibiotherapiebeleid- sgroepen Ballans van de activiteiten van het Henegouwse Regionaal Platform voor Ziekenhuishygiëne in 2003 – 2004 Chirurgische maskers Tuberculoseopsporing en preventie in het werkmilieu Ziekenhuishygiënische aspecten bij hematopoietische stamceltransplanta- tiepatiënten Website Wetenschappelijke agenda Richtlijnen voor de auteurs Redactieraad Abonnementen Association Belge pour l’Hygiène Hospitalière Belgische Vereniging voor Ziekenhuishygiëne Groupement pour le Dépistage, l’Etude et la Prévention des Infections Hospitalières Groep ter Opsporing, Studie en Preventie van de Infecties in Ziekenhuizen INHOUD EDITORIAAL 2 Trimestrieel : VOL. IX n° 2 2 de kwartaal 2005 Uitgifte kantoor : België - Belgique Brussel - Bruxelles X P.B. 1/3542 Verantwoordelijke uitgever : A. Simon UCL - 5490 - MBLG Hippocrateslaan 54 B – 1200 - BRUSSEL Met de steun van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Eurostation Bloc II – 1 ste verdieping Victor Hortaplein, 40/10 1060 Brussel 6 9 17 3 20 25 27 24 13 28 15 Eindelijk vakantie ! We hebben het wel verdiend… Na de vakantie, is de hervatting dikwijls een begunstigende factor bij het opstarten van nieuwe projecten. De GOSPIZ, BVZHH, de BAPCOC, het regionaal platform zullen er zeker een aantal voorstellen. Een nieuwe campagne ter bevordering van handhygiëne? We durven het hopen, het zou jammer zijn dat we op onze lauweren zouden rusten… U zal de definitieve resultaten en het commentaar in een volgende uitgave krijgen. In dit nummer, enkele actuele onderwerpen. De Canadezen zijn niet de enigen die een toename van de incidentie van diarree met Clostridium difficile waarne- men. In België zijn er tal van geriatrische afdelingen die af te rekenen hebben met epidemieën die hen soms genood- zaakt hebben om de afdeling tijdelijk te sluiten. Sneltesten voor de opsporing van de toxines van Clostridium difficile, een hulpmiddel voor de preventie van epidemische toe- standen ? De eerste Belgische gegevens ! Ongevallen met blootstel- ling aan bloed brengen een risico op besmetting met pathogene organismen zoals het humane immunodeficiën- tie virus, hepatitis B of nog hepatitis C, met zich mede. Zelfs wanneer de medewerker geen infectie ontwikkelt, betekent de periode van onzekerheid, in afwachting van de serologische controles, een belangrijke bron van stress. Daarbij, betekenen dergelijke ongevallen een niet ver- waarloosbaar kostenplaatje. Een beter inzicht in de omstandigheden waarin ongevallen ontstaan, vormt een kostbaar hulpmiddel voor het opzetten van doeltreffende preventiemaatregelen. Een prettige vakantie aan iedereen Anne Simon Op het cijfer klikken

Transcript of , vol.IX n°2, 20051) de verstoring van de normale intestinale flora door antibioticatherapie 2) een...

NO

SO IN

FODetectie van Clostridium difficile toxinesaan de hand van twee sneltesten: eenevaluatie.

Clostridium difficile : meer en meereen probleem

Preliminaire resulaten van de nationalesurveillance van accidentele bloedcon-tacten in de algemene ziekenhuizen

Ervaringen van het pilootproject vande Belgische antibiotherapiebeleid-sgroepen

Ballans van de activiteiten van hetHenegouwse Regionaal Platform voorZiekenhuishygiëne in 2003 – 2004

Chirurgische maskers

Tuberculoseopsporing en preventie in hetwerkmilieu

Ziekenhuishygiënische aspecten bijhematopoietische stamceltransplanta-tiepatiënten

Website

Wetenschappelijke agenda

Richtlijnen voor de auteurs

Redactieraad Abonnementen

Association Belge pour l’Hygiène Hospitalière Belgische Vereniging voor Ziekenhuishygiëne

Groupement pour le Dépistage, l’Etude et la Prévention desInfections HospitalièresGroep ter Opsporing, Studie en Preventie van de Infecties inZiekenhuizen

INHOUDEDITORIAAL

2

Trimestrieel : VOL. IX n° 22de kwartaal 2005Uitgifte kantoor :België - BelgiqueBrussel - Bruxelles XP.B. 1/3542Verantwoordelijke uitgever :A. SimonUCL - 5490 - MBLGHippocrateslaan 54B – 1200 - BRUSSEL

Met de steun van FODVolksgezondheid, Veiligheid van deVoedselketen en LeefmilieuEurostation Bloc II – 1ste verdiepingVictor Hortaplein, 40/101060 Brussel

6

9

17

3

20

2527

24

13

28

15

Eindelijk vakantie ! We hebben het wel verdiend…

Na de vakantie, is de hervatting dikwijls een begunstigendefactor bij het opstarten van nieuwe projecten. De GOSPIZ,BVZHH, de BAPCOC, het regionaal platform zullen erzeker een aantal voorstellen.

Een nieuwe campagne ter bevordering van handhygiëne?We durven het hopen, het zou jammer zijn dat we op onzelauweren zouden rusten… U zal de definitieve resultatenen het commentaar in een volgende uitgave krijgen.

In dit nummer, enkele actuele onderwerpen.

De Canadezen zijn niet de enigen die een toename van deincidentie van diarree met Clostridium difficile waarne-men. In België zijn er tal van geriatrische afdelingen die afte rekenen hebben met epidemieën die hen soms genood-zaakt hebben om de afdeling tijdelijk te sluiten. Sneltestenvoor de opsporing van de toxines van Clostridium difficile,een hulpmiddel voor de preventie van epidemische toe-standen ?

De eerste Belgische gegevens ! Ongevallen met blootstel-ling aan bloed brengen een risico op besmetting metpathogene organismen zoals het humane immunodeficiën-tie virus, hepatitis B of nog hepatitis C, met zich mede.Zelfs wanneer de medewerker geen infectie ontwikkelt,betekent de periode van onzekerheid, in afwachting van deserologische controles, een belangrijke bron van stress.Daarbij, betekenen dergelijke ongevallen een niet ver-waarloosbaar kostenplaatje.Een beter inzicht in de omstandigheden waarin ongevallenontstaan, vormt een kostbaar hulpmiddel voor het opzettenvan doeltreffende preventiemaatregelen.

Een prettige vakantie aan iedereen

Anne Simon

Op het cijfer klikken

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

2

Verschillende recente publicaties hebben het neteligprobleem van diarree veroorzaakt door Clostridiumdifficile (DCD) in ziekenhuisomgeving opnieuw in dekijker gezet. Een Canadese studie heeft het verbandaangetoond tussen een zeer belangrijke en significantestijging van de incidentie van DCD in dit land tijdens delaatste twee jaren (1). Belangrijker nog, de ernst van degevallen is in belangrijke mate toegenomen en sommigecijfers wijzen op een mortaliteit van 30% bij patiëntenmet de ergste vorm van pseudo-membraneuze colitis.Tijdens het laatste congres van de SHEA (Society ofHealthcare Epidemiology of America), hebben de auteursonrustwekkende en verrassende karakteristiekenaangetoond omtrent de stammen die in Canada tijdensde epidemie geïsoleerd werden : ze produceren een veelgrotere hoeveelheid van het toxine A en B dangewoonlijk het geval is, ze produceren tevens eenbijkomend toxine (“binary toxin”) en zijn resistenter tegentalrijke antibiotica, onder andere fluoroquinolones (2).Deze laatste groep wordt ervan beschuldigd de factor tezijn die de epidemie doet ontketenen(3).

Ook in België komen er alarmerende berichten binnendat er in verschillende ziekenhuiscentra, meer bepaaldin de geriatrische afdeling, oncontroleerbareepidemieën zouden woeden. Andere komen voor inCentra voor langdurig verblijf en rusthuizen.

Het is misschien niet nutteloos om even stil te staan bijde omstandigheden die C. difficile in staat stelt ompathogeen te worden : 1) de verstoring van de normale intestinale flora door

antibioticatherapie2) een besmetting met een endogene C. difficile stam

(afkomstig van een vroeger gezonde kiemdrager) ofexogene (een besmetting veroorzaakt door sporen uitde omgeving)

3) de productie van toxines die een colitis veroorzaken.De toestand van het immuun systeem van de patiëntis hierbij een belangrijke factor, dit verklaart eenoverwicht van besmettingen bij een bejaardepopulatie.

Een ziekenhuisomgeving biedt omstandigheden diegunstig zijn voor dit type van pathologie. De vaaktoegepaste antibioticatherapie wekt de gevallen op; dediarree zorgt voor een besmettelijke omgeving diederhalve een epidemie kan doen ontketenen.

De beheersing van DCD begint met een goede, snelleen prestatie gerichte diagnose. Dit veronderstelt in deeerste plaats een goede kennis van het probleem door

Clostridium difficile : meer en meer een probleem

M. Delmée

de clinici, die ertoe leidt dat er in geval vannosocomiale diarree automatisch een onderzoek vande stoelgang op Clostridium difficile wordtvoorgeschreven. Hoe gevoeliger en hoe specifieker deondernomen stappen, des te sneller de diagnose zalgesteld worden, des te sneller de patiënt zal behandeldworden - hetgeen de diarree zal doen ophouden enderhalve de besmetting van de omgeving - en dehygiënische maatregelen zo vlug mogelijk toegepastzullen worden.

Een optimale situatie wordt verkregen door eengezamenlijke opsporing van de toxines (A en/of B) in destoelgang met de kweek op “toxinogene” stammen,hetgeen verkregen wordt door bepaling van de toxinesop de geïsoleerde kolonies in geval van een positievecultuur (4). Het aantonen van de toxines in de stoelgang -hetzij door bepaling van het cytotoxisch effect, hetzijdoor immunoassay - heeft in feite een relatief lagegevoeligheid (65-80%). De cultuur op toxinogenestammen maakt het mogelijk een belangrijkepercentage van de stammen terug te vinden die nietzouden gediagnosticeerd zijn op basis vantoxinebepaling alleen, met een verspreiding in hetmilieu als gevolg.

De immuno-enzymatische testen worden onop-houdelijk verbeterd door een stijgende gevoeligheid,specificiteit en een groter gebruiksgemak. De laatste kitvan de firma Meridian maakt het mogelijk om beidetoxines A en B op te sporen en is bijzondergebruiksvriendelijk (geen centrifugering) en snel (20minuten). De resultaten die hier voorgesteld wordenzijn veelbelovend. Men wacht vol ongeduld op eenconfirmatie hiervan. Indien de prijs geen enigszinsremmende factor zou vormen, dan zouden we diezeker in onze laboratoria “met open armen” kunnenverwelkomen.

Referenties.1. Pepin J, Valiquette L, Alary ME, et al. Clostridium difficile-

associated diarrhea in a region of Quebec from 1991 to 2003 : achanging pattern of disease severity. Cmaj 2004; 171:466-72.

2. Warny, M., Pepin, J., Fang, A. et al. Increased Toxins A & BProduction in an Emerging Strain of Clostridium difficile. SHEA15th annual meeting. Los Angeles April 9-12 2005.

3. Muto CA, Pokrywka M, Shutt K, et al. A large outbreak ofClostridium difficile-associated disease with an unexpectedproportion of deaths and colectomies at a teaching hospitalfollowing increased fluoroquinolone use. Infect Control HospEpidemiol. 2005; 26:273-80.

4. Delmée M, Van Broeck J, Simon A, et al. Laboratory diagnosis ofClostridium difficile-associated diarrhoea : a plea for culture. JMed Microbiol. 2005; 54:187-191.

ORIGINEEL ARTIKEL

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

3

ORIGINEEL ARTIKEL

Detectie van Clostridium difficile toxines aan de hand van twee snel-testen: een evaluatie.O. Vandenberg1, V.Y Miendje Deyi2, S. Vanden Wijngaert1, M. Gerard3, G. Mascart2, A. Dediste1.

1 Laboratorium Microbiologie UMC Sint Pieter, 2 Laboratorium Microbiologie UMC Brugmann, 3Dienst Ziekenhuishygiëne UMC Sint Pieter

Dit onderzoek werd gedeeltelijk voorgesteld op het 15de Europees Congres van Klinische Microbiologie en Infectieuze Aandoe-ningen (ECCMID) op 2-5 april 2005.

Inleiding

Clostridium difficile is in de geïndustrialiseerde lan-den de voornaamste oorzaak van nosocomiale diar-ree (1). Er zijn drie belangrijke fasen in de ontwikke-ling van een diarree ten gevolge van Clostridiumdifficile (CDAD) : kolonisatie door de pathogenekiem verstoring van de normale darmflora en produc-tie van toxines (A en B) door C. difficile.

Een C. difficile-infectie, als complicatie van een anti-bioticatherapie, komt voornamelijk tot uiting bij vol-wassen patiënten : hoge leeftijd, langdurige hospitali-satie en immuundepressie (2). Een studie in Franseziekenhuizen toonde aan dat in 10% van de feces-monsters, die naar het laboratorium gestuurd werden,de kweek positief was voor C. difficile (3). Bij niet-gehospitaliseerde patiënten wordt het aantal CDAD’svaak onderschat. Een Australische studie toonde aandat 10% van de fecesmonsters opgestuurd door dehuisarts, positief waren wanneer er een geschiedeniswas van recente antibioticatherapie (4).

In de kindergeneeskunde ligt dit helemaal anders.Het merendeel van de geïsoleerde C. difficile bij neo-naten en jonge kinderen zijn stammen die geen toxi-nes produceren. Nochtans worden er af en toe tochtoxine B-producerende stammen gevonden bijasymptomatische kinderen. Daarnaast worden erook gevallen gemeld van pseudomembraneuze coli-tis (PC) en diarree na antibioticatherapie (AAD)

De laboratoriumdiagnose van CDAD is gebaseerd opde kweek van C. difficile in de feces, en op de detec-tie van toxine A of B. Hun cytopathogeen vermogenkan worden opgespoord aan de hand van een rechtst-reekse enting van een filtraat van feces, of doorgebruik te maken van de op de Cycloserine Cefoxi-tine Fructose Agar (CCFA) gekweekte C. difficile. Hetgrote voordeel van deze methode is zijn zeer hogegevoeligheid : 1 pg toxine B is voldoende om een

cytopathogeen effect te veroorzaken. Anderzijds moetmen wel zorgen voor het onafgebroken onderhoudvan de cellulaire lijn (2). Het opsporen van toxine antigenen in de stoelgangzou de detectie van de cytopathogeniciteit kunnenvervangen. Verscheidene commerciële testen zijnreeds beschikbaar : PremierTM C. difficile Toxin A(Meridian diagnostics) ; CytocloneTM A+B ElA, (Cam-bridge Biotech) ; Vidas C. difficile Toxin A assay(bioMérieux) ; TOX AIE TEST (TechLab, Inc.).De toegepaste procedure voor deze testen is de ELISA(Enzyme Linked Immuno Assay), waarbij men gebruikmaakt van monoclonale of polyclonale antilichamentegen toxine A of tegen toxine A én B.

De laatste jaren zijn er een aantal nieuwe testen ont-wikkeld, die snel (10-30 min), eenvoudig te manipule-ren en individueel verpakt zijn : ImmunoCard (Méri-dian Diagnostics) et C. difficile toxin A test (Oxoïd).Doch, zij sporen enkel toxine A op.Door het verschijnen van C. difficile stammen, dieenkel toxine B produceren, heeft Méridian Diagnos-tics onlangs een test ontwikkeld die simultaan toxineA en B kan detecteren (ImmunoCard toxines A et B).

Ondanks de lage prevalentie van de toxine B produce-rende stammen, waren zij toch verantwoordelijk vooreen epidemie CDAD in het UMC Brugmann (5). Omeen nieuwe epidemie te vermijden, werd er een studieopgestart, waarbij C. difficile toxin A test (Oxoïd) enImmunoCard toxines A and B (Meridian Diagnostics)worden vergeleken met de referentiemethode,gebruikt in ons laboratorium.

Methode

In de periode van januari 2004 tot en met november2004, werden alle fecesmonsters van patiënten –gehospitaliseerd in het UMC Sint-Pieter, UMC Brug-mann of in het kinderziekenhuis Koningin Fabiola –verdacht voor CDAD in de studie opgenomen.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

4

Referentiemethode

0.2 ml gefilterde feces wordt aangebracht in tweeweefselkweekplaten gecoat met Verocellen. Aan eenvan de twee tuben wordt een antitoxine toegevoegd,teneinde het neutraliserend effect op de cytopathoge-niciteit te detecteren. Na een eerste en na een tweedenacht incubatie op 37°C, worden de cellen microsco-pisch bekeken en vergeleken.De feces worden ook geënt op een CCFA bodem(Cycloserine Cefoxitine Fructose Agar). Bij een posi-tieve kweek van C. difficile wordt een nieuwe cytopa-thogeniciteitstest uitgevoerd vertrekkende van dekolonies.

Negatieve CCFA culturen waarbij een cytopathogeeneffect werd aangetoond, werden ontdooid, voorbe-handeld met alcohol (“alcoholic shock”) en opnieuwgeënt op een CCFA verrijkt met natriumtaurocholaat(T-CCFA).

Evaluatie van de sneltesten

Volgende individueel verpakte commerciële kits wer-den getest : ImmunoCard Toxins A&B - Meridian(ICTAB) en C. difficile Toxin A test – Oxoid (TAO).

Voor elk staal werden deze twee testen simultaan uit-gevoerd. Dit gebeurde aan de hand van de instructiesen de interpretaties van de fabrikant. De sensitiviteit, specificiteit, positieve en negatievevoorspellende waarden werden berekend voor elkvan de twee sneltesten, met onze referentiemethodeals gouden standaard.

Resultaten

240 fecesmonsters van 188 verschillende patiëntenwerden opgenomen in de studie.C. difficile werd gedetecteerd in 40 fecesmonsters na48 uur incubatie van de CCFA bodems. Vijf extrastammen konden worden geïsoleerd na alcoholischeshock en herenten op de T-CCFA bodems. 25 van de45 geïsoleerde C. difficile stammen vertoonden eencytopathogeen effect op de celcultuur.

Van de 25 fecesmonsters positief voor toxine, warener respectievelijk 23 en 15 positief voor de sneltesten,ImmunoCard Toxins A&B (ICTAB) en C. difficile ToxinA test (TAO) (tabel 1). Eén positief resultaat via C. dif-ficile Toxin A test kon niet worden geconfirmeerddoor de referentiemethode, en werd bijgevolg als eenvals positief resultaat geklasseerd.

Feces (Vers of bewaardop

– 70°C)

ICTAB (ToxinesA&

B) TAO

(Toxine A) Cytotoxiciteit

Cultuur op CCFA - bodem

Negatief Positief Negatief

Cultuur opT

- CCFA

Positief

Negatief Positief

Cytotoxiciteit vande

C. difficile stammen

Negatief Positief

Indien de stalen niet binnen de 24 uur geanalyseerdkonden worden, werden ze bewaard op –70°C.

Voor de diagnose van CDAD werd het algoritme vanDelmée et al. Toegepast (2)

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

5

Discussie

Globaal kan men uit deze resultaten afleiden dat detwee snelle diagnostische tests ICTAB en TAO min-derwaardig zijn aan de referentiemethode, welke decytopathogeniciteit op celculturen, rechtstreeks vanhet staal of van een C. difficile cultuur, opspoort. Van de twee sneltesten die hier geëvalueerd werden,scoorde ICTAB de hoogste sensitiviteit, specificiteit,positieve en negatieve voorspellende waarden. Ver-gelijkbare resultaten werden bekomen door hetonderzoeksteam van Van Broeck en al., met een sen-sitiviteit van 88% en een specificiteit van 99.1% voorICTAB tegen respectievelijk 66% en 98.6% voorTAO (5).

Deze test kan van groot nut zijn voor epidemiologi-sche studies, of voor vermoeden van een epidemie,waarbij een groot aantal stalen op een zo kort moge-lijke periode dienen te onderzocht worden.Gezien onze resultaten en rekening houdend met deterugbetalingmodaliteiten voor de diagnostische testsvoor CDAD, verkiezen wij, net zoals andere auteurs,de combinatie van de C. difficile cultuur en hetopsporen van toxines (6).

Nochtans kan het gebruik van de snelle diagnostischetechnieken van groot nut zijn in bepaalde gevallen,zoals voor patiënten ouder dan 65 jaar die al meerdan 72 uur gehospitaliseerd zijn (7). De testen kunnenook van groot nut zijn voor epidemiologische studies,of bij vermoeden van een epidemie, waarbij eengroot aantal stalen op een zo kort mogelijke periodedienen onderzocht te worden.

Referenties

1. Kelly CP, LaMont JT. Clostridium difficile infection. AnnuRev Med. 1998;49:375-90.

2. Delmee M. Laboratory diagnosis of Clostridium difficiledisease. Clin Microbiol Infect. 2001;7:411-6.

3. Barbut F, Corthier G, Charpak Y, Cerf M, Monteil H,Fosse T, Trevoux A, De Barbeyrac B, Boussougant Y, Tig-aud S, Tytgat F, Sedallian A, Duborgel S, Collignon A, LeGuern ME, Bernasconi P, Petit JC. Prevalence and patho-genicity of Clostridium difficile in hospitalized patients.A French multicenter study. Arch Intern Med.1996;156:1449-54.

4. Riley TV, Cooper M, Bell B, Golledge CL. Community-acquired Clostridium difficile-associated diarrhea. ClinInfect Dis. 1995;20 Suppl 2:S263-5.

5. J. Van Broeck, J. Verhaegen, D. Van Kerkhoven, B. VanMeensel, M. Delmée. [Abstract P. 1302] Multicentreevaluation of a new rapid Tox A+B test (MeridianICTAB) for the diagnosis of Clostridium difficile-associa-ted diarrhoea 15th European Congress of ClinicalMicrobiology and Infectious Diseases (ECCMID); 2-5April 2005

6. Delmee M, Van Broeck J, Simon A, Janssens M, AvesaniV. Laboratory diagnosis of Clostridium difficile-associa-ted diarrhoea: a plea for culture. J Med Microbiol. 2005;54:187-91.

7. Berrington A. Impact of mandatory Clostridium difficilesurveillance on diagnostic services. J Hosp Infect.2004;58:241-2.

Voor meer informatie over Clostridium difficile:http://www.cdc.gov/ncidod/hip/INFECT/gi.htm

SensitiviteitSpecificiteitPositieve voorspellende waardeNegatieve voorspellende waarde

C. difficile Toxin A test

60,099,593,895,4

ImmunoCard Toxins A&B

92,0100,0100,099,1

Tabel 1: Sensitiviteit, specificiteit, positieve en negatieve voorspellende waarden van de twee snelle diagnosti-sche testen.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

6

InleidingIn juni 2003 startte het WIV de surveillance vanaccidentele bloedcontacten (ABC)– ook wel prik -, snij -,bijt- en spatongevallen genoemd – bij het personeel in deziekenhuizen. Deze samenvatting wil een eersteoverzicht geven van het aantal en type prikaccidenten, deomstandigheden waarin ze gebeurd zijn, het soortmateriaal dat gebruikt werd tijdens het incident en degenomen preventiemaatregelen. Een uitgebreider rapportzal verschijnen zodra meer ziekenhuizen hunongevalgegevens hebben opgestuurd naar het WIV. Deresultaten van de medische follow-up gegevens zullenlater in een apart rapport besproken worden.

ProbleemstellingNaaldprikken, verwondingen door instrumenten enbloedspatten komen frequent voor bij het personeel inziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen en gaangepaard met niet te onderschatten consequenties oppsychisch, fysisch, juridisch en financieel vlak. Accidentele bloedcontacten betekenen een risico opblootstelling aan belangrijke micro- organismen zoalshepatitis B (HBV)-, hepatitis C (HCV)- en het humaanimmunodeficiëntie (HIV)-virus die kunnen leiden toternstige complicaties. Zelfs wanneer er achteraf geeninfectie zou blijken, mag de psychologische belasting vande werknemer door een periode van onzekerheid nietonderschat worden. Ook financieel eisen dezeongevallen hun tol (serologische tests bij slachtoffer enbronpatiënt, postexpositie profylaxis, werkverlet, enz.). De werkgever is juridisch en ethisch verplicht risico’s tebeoordelen en te voorkomen dat de zorgverstrekkersworden blootgesteld aan biologische risico’s. In het KB“Biologische agentia” van 04/08/1996 wordt ondermeeraangedrongen op een regelmatige risico-analyse, hetopzetten van preventieve maatregelen en het toepassenvan de algemene voorzorgsmaatregelen.

DoelstellingenDe surveillance wil bijdragen tot een daling van het

infectierisico van het ziekenhuispersoneel door prik-, snij-, spat-, en bijtongevallen. De resultaten kunnen helpen bijhet identificeren van de doelgroepen, risicomateriaal enrisico-activiteiten, het verbeteren van depreventiemaatregelen en het ontwikkelen van veiligermateriaal en werkprocedures. De surveillance biedt aande ziekenhuizen een gestandaardiseerde methode ominformatie m.b.t. accidentele bloedcontacten te

verzamelen en om de resultaten op te volgen in de tijd ente vergelijken met andere ziekenhuizen via eenconfidentiële terugrapportering.

MethodologieTijdens de eerste registratieperiode (start tussen 1 juni2003 en 31 mei 2004) namen 35 ziekenhuizen (sites)deel. Deelname duurde 1 jaar en was vrijwillig enkosteloos. Voor elk accidenteel bloedcontact bij hetziekenhuispersoneel, werd een gestandaardiseerdregistratieformulier ingevuld en later in een Belgischeversie van het EPINet-computerprogramma (ExposurePrevention Information Network) (Access-based)ingevoerd. De ziekenhuizen stuurden degeanonimiseerde gegevens door naar het WIV dieinstond voor de centralisatie, de analyse van de nationaledatabase en de feedback van de resultaten aan deziekenhuizen.

ResultatenAantal gerapporteerde accidentele bloedcontacten enonderrapportage

Onderstaande resultaten hebben betrekking op gegevensvan 35 (= 18% van alle Belgische algemeneziekenhuizen) van de 77 ziekenhuizen die momenteelABC registreren. De resultaten moeten dus alspreliminair beschouwd worden. Van 1 juni 2003 tot 31 januari 2005 werden er 978 ABCgeregistreerd in de surveillance in de deelnemendealgemene ziekenhuizen. Dit komt neer op gemiddeld9.9 ABC per 100 bedden per jaar (9.4 prikongevallen en0.5 spatongevallen) of 11.7 ABC per 100 bezettebedden. Er werd een grote variatie in het aantal ABC(range 2.3 – 20.0 ABC / 100 bedden per jaar) tussen deindividuele ziekenhuizen vastgesteld. Dit kan o.m. tewijten zijn aan de patiëntenmix, de ligduur, het type ende grootte van het ziekenhuis, de graad vanonderrapportering, de mate waarin menveiligheidsmateriaal gebruikt, en toepassing van dealgemene voorzorgsmaatregelen. We kunnen er dus nietautomatisch vanuit gaan dat een ziekenhuis met lageprikongevalcijfers een beter preventiebeleid heeft daneen ziekenhuis met hoge cijfers. In andere Europese EPINet-netwerken vindt mengelijkaardige cijfers. Vermoedelijk ligt het ABC-cijferechter hoger omdat veel ABC niet aangegeven worden.Om een nauwkeuriger beeld te krijgen van het aantal

Preliminaire resulaten van de nationale surveillance van accidentelebloedcontacten in de algemene ziekenhuizenE. Leens

ORIGINEEL ARTIKEL

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

7

ABC in België is een onder-rapportagestudieaangewezen.

Verpleegkundigen rapporteren het frequentstUit de resultaten blijkt dat verpleegkundigen het meestfrequent ABC rapporteren (67%). Artsen rapporteerdenslechts 7% van de ABC (slecht 3% voor prikongevallen).Bij deze beroepscategorie wordt in de literatuur vaak eenhoge onderrapportage vastgesteld. Opvallend is dat 9%van de ABC voorkwamen bij het personeel van deondersteunende diensten (vnl. schoonmaak-personeel).De overige ABC werden gemeld door studenten (7%),overig verzorgend personeel (6%), paramedischpersoneel (3%), anderen (1%).

De meeste ABC gebeuren in de patiëntenkamerDe belangrijkste plaats waar ABC gebeurden - dit geldtzowel voor de prik als spatongevallen - was in de kamervan de patiënt (38%). Dit kan verklaard worden door hetfeit dat de meeste patiëntenzorg ook daar gebeurt. In deoperatiezaal gebeurde 18% van alle ABC. Het intensiefgebruik van naalden en scherpe voorwerpen en eenverhoogde blootstelling aan bloed en anderelichaamsvochten kan hiermee te maken hebben. Twaalfprocent van de prikongevallen kwam voor buiten depatiëntenkamer (gang, verpleegpost, enz). Hetonvoorspelbaar karakter en de snelheid van zorgenkunnen de 8% ABC op spoed verklaren. De overigeongevallen gebeurden in IZ (3%), in het labo (3%), in de

consultatieruimte (3%), in wasserij enschoonmaakdiensten (2%), in de ruimten voorfunctiemetingen (2%), in dialyse-afdeling (2%), in debevallingskamer (2%), en op de afdeling psychiatrie(1%). In de categorie “anderen” (6%) werden o.a.keuken, autopsieruimte, utility-ruimte enneonatologie vermeld.

Holle naalden en scherpe voorwerpen als oorzakelijkvoorwerpDrie vierde van alle prikongevallen gebeurt met hollenaalden, zij hebben het grootste transmissierisico. IV,IM, SC en ID naalden (27%), intra-vasculaire katheter(11%) en naalden voor vacuümbloedname (10%)vormen de top drie. Bij de scherpe instrumentenwerden (niet holle) hechtingsnaalden (6%),chirurgische scalpels (6%) en lancetjes (6%) het meestfrequent gerapporteerd.

Meer dan een derde van de ABC bij verpleegkundigenkomt voor bij het gebruik van materiaal voor hettoedienen van een vloeistof – een routineklusVerpleegkundigen melden ABC die ze oplopen alsgevolg van een hele diversiteit aan activiteiten. 30%van de prikongevallen komt voor bij het gebruik vanmateriaal voor een intraveneuze, intramusculaire ofsubcutane inspuiting, of bij toediening van eenvloeistof via de inspuitpoort van een infuusleiding(Tabel 1).

OnbekendToediening vloeistofIV inspuitingVia infuusleidingIM, SC, ID inspuitingPlaatsen vanPerifeer IV lijnArteriële of centrale lijnAfname lichaamsvochtArterieel bloedVeneus bloedVinger/hielprikAndere lichaamsvochtenSnijden, knippenSnijden,knippenElectrochirurgieHechtenNaaienKlemmen/nietjes enz.AndereAfname weefselstaalBorenRecipiënt voor bewaren medicatie/staalAndereTOTAAL

%11.5

5.03.621.6

10.21.1

2.815.06.50.9

8.50.1

6.70.0

1.10.10.25.3

N99

4331186

889

24129568

731

580

91246863

Tabel 1: Oorspronkelijk doel van het oorzakelijk voorwerp van prik- of snijongeval

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

8

Gedetailleerde analyse toont aan dat het meestvoorkomende scenario van een prikongeval bijverpleegkundigen voorkomt na een injectie met een IV,IM, SC, ID naald in de kamer van de patiënt (44% tijdenshet verwijderen van de injectienaald en 24% tijdens hetopruimen). Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feitdat zij meer blootgesteld worden aan een prikrisico doorde aard van hun job en met de perceptie van hetpotentieel gevaar dat mogelijks onderschat wordt bijdeze routineklus. Het samen discussiëren tijdens eentraining over hoe een prikongeval tijdens zo’nroutineactiviteit gebeurt, kan verpleegkundigen bewustermaken van het gevaar (vooral ook bij routinewerk alsinjecties geven) en ze kunnen zo ook betrokken wordenbij het zoeken naar preventieve maatregelen. Natuurlijkmogen andere risicovolle activiteiten zoals o.a. afnamevan lichaamsvocht (25%) - waarbij het verwijderen vaneen lancet uit de houder voor glucosemeting als zeerrisicovol gebleken is - en het plaatsen van een infuus(10%) niet vergeten worden. Communicatie blijftprimordiaal bij de reductie van ABC.

Gebrekkige wegwerppraktijkenHet feit dat bijna 40% van de ongevallen gebeurt dooreen voorwerp waarvan het slachtoffer niet de originelegebruiker is en 27% van de prikongevallen gebeurttijdens het opruimen, stemt tot nadenken. Drie vierde vande prikongevallen bij het niet-verzorgend personeel(vooral schoonmaakpersoneel) gebeurde tijdens hetopruimen (waarvan 36% door zwerfnaalden). Dit houdtin dat om dit ongeval te voorkomen accent moet gelegdworden op de verantwoordelijkheid van de gebruiker ophet moment van het wegwerpen van scherpevoorwerpen. Het gedrag van de gebruiker i.p.v. hetslachtoffer moet gecorrigeerd worden.Het gaat hier voornamelijk om volgende problemengerelateerd aan gebrekkige wegwerpprocedures:overvolle naaldcontainers, naalden die door de wand vande naaldcontainer of afvalzak steken, te weinignaaldcontainers in de buurt, recapping, niet dadelijkopruimen na handeling en laten rondslingeren vannaalden op ongepaste plaatsen (Tabel 2).

Onvoldoende gebruik van naaldcontainer Het is opvallend dat in de helft van de prikongevallen ergeen naaldcontainer in de buurt was terwijl dit vantoepassing was. Mogelijks is het aantal naaldcontainersaanwezig op de afdeling te gering of zijn de containers tegroot om gemakkelijk mee te nemen in de kamer.

Recapping, een oud zeerOndanks herhaalde boodschappen waarin op het gevaarvan recapping gewezen wordt en deze praktijk afgeradenwordt, was nog 6 procent van de gerapporteerdeprikongevallen het gevolg van recapping. In 65% van derecapping-gevallen werd aangegeven dat er geennaaldcontainer in de buurt was. Het simpelweg in debuurt hebben van een naaldcontainer of het gebruik vanveiligheidsmateriaal zou het recappen overbodig maken.

Zeventig procent van de prikongevallen zijn potentieel tevoorkomen70% van de prikongevallen zijn potentieel te voorkomenals we prikongevallen tijdens de voorbereiding (1.5%),door het ontglippen van het voorwerp tijdens het gebruik(18.2%) of door het in bedwang houden van de patiënt(2.3%) en andere niet verder gespecificeerde oorzaken(8.0%) niet meetellen (Tabel 2) .

Zo kunnen bijvoorbeeld alle ABC door naalden gebruiktvoor het toedienen van een vloeistof of het afnemen vanbloed via een intraveneuze toegang voorkomen wordendoor het gebruik van naaldloos materiaal. Alleongevallen veroorzaakt door breekbaar glas kunnenvermeden worden door het glazen materiaal tevervangen door onbreekbare materialen. Niet allenaalden kunnen vermeden worden. Zo is het gebruik vannaalden soms noodzakelijk voor het doorboren van dehuid of weefsel. ABC die voorkomen na gebruik of tussende verschillende stappen van een handeling met eennoodzakelijke naald, zijn te vermijden doorveiligheidsnaalden te gebruiken die de naald beschermtna gebruik en/of de door aanpassing van dewerkprocedure. In het geval van gebrekkigewegwerpprocedures kan op locaal niveau meergedetailleerde informatie verzameld worden over deproblemen in de wegwerpcyclus, die dan geïntegreerdkunnen worden in opleiding, veiliger werkprocedures ofveiligheidscampagnes. Zo kan men feedback geven overongevallen aan de betrokken diensten waar eenprikongeval gebeurde die gerelateerd is aan gebrekkigewegwerpprocedures met als doel de gebruiker attent temaken op het gevaar dat hij voor anderen veroorzaakt enhem te motiveren veiliger om te gaan met scherpevoorwerpen. Daarnaast kan men ook personeel van deondersteunende diensten op de gevaren vanzwerfnaalden attent maken.

Preventie van ABC houdt dus niet alleen het gebruik vanveiligheidsmateriaal en aanpassingen vanwerkprocedures in, maar vraagt ook opleiding,bewustzijnscampagnes, aangepaste bestaffing eninteresse in veiligheid van het management.

Conclusie

De eerste resultaten van de nationale surveillance vooraccidentele bloedcontacten liet niet alleen toe een ruweschatting te maken van het jaarlijks aantal ABC in dedeelnemende ziekenhuizen, maar gaf ook de meestvoorkomende scenario’s voor het oplopen van een ABCen de diversiteit van ABC aan. De resultaten kunnen o.a.gebruikt worden om de specifieke locaties, handelingen,doelgroepen en risicomateriaal te identificeren enpreventieve acties te oriënteren.

Voor meer info: contacteer Eva Leens, WIV,[email protected] of consulteer http://www.nsih.be

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

9

Tabel 2 : Aantal prikgevallen volgens de handelingen tijdens de welke ze voorkwamen

Bij de voorbereidingMonteren, breken/ontglippen instrumentTijdens het gebruikOntglippen, iemand stootteIn bedwang houden van patiëntTussen verschillende stappen van procedureBij terugtrekken van naald uit rubberTijdens het verwijderenDemonteren van toestellenSorteren/afwassen/ontsmetten van herbruikbaar instrumentRecappingNa gebruik, maar voor wegwerpenTijdens het opruimenAchtergelaten scherp voorwerp op of nabij containerAchtergelaten scherp voorwerp op tafel, bed,etcBij plaatsen van voorwerp in containerVoorwerp stak uit opening containerVoorwerp doorboorde wand van containerVoorwerp stak door afvalzakAndereTOTAAL

%1.51.529.018.22.36.32.334.63.22.86.222.527.02.1

11.8

6.22.60.34.18.0

N

13

162205620

282555200

18

105

552333671890

Ervaringen van het pilootproject van de Belgische antibiothera-piebeleidsgroepenLuc Sourdeau (WIV), Michiel Costers (BAPCOC)

BAPCOC NIEUWS

Inleiding

De opkomst en verspreiding van resistentie bijbacteriën is een belangrijke bedreiging voor devolksgezondheid geworden. Dit impliceert eenverhoogd risico op therapeutisch falen, toename vande morbiditeit en de hospitalisatiekosten, en inenkele gevallen zelfs toename van de mortaliteit bijernstige infecties (1-6). Het verband tussen toenamevan de resistentie en buitensporig of ongepastgebruik van antibiotica is aangetoond (7-11).

De ernst van de situatie heeft ertoe geleid datEuropese landen acties hebben aanbevolen om dezedreiging te bedwingen (12-14). In september 1999 heeftde Belgische regering, na de conferentie van deEuropese Unie te Kopenhagen over “The microbialthreat”, het Belgian Antibiotic Policy CoordinationCommitee (BAPCOC) in het leven geroepen.BAPCOC is een federale multidisciplinaire instantie

die zich tot doel stelt het gebruik van antibiotica inBelgië te verbeteren. BAPCOC behandelt in haarwerkgroepen alle aspecten van het gebruik vanantibiotica: sensibilisering, ambulante praktijk,ziekenhuispraktijk, ziekenhuishygiëne en veterinairepraktijk.Rekening houdend met internationale aanbevelingenen plaatselijke successen werd er door dewerkgroepen voor ziekenhuishygiëne enziekenhuisgeneeskunde voorgesteld om in deBelgische ziekenhuizen multidisciplinaire groepenop te richten voor het antibioticabeleid (ABTBG) metafgevaardigden voor de antibioticatherapie (A-ABTBG) (15-20).

De Belgische regering heeft een jaarlijks budget van934 558,59 Euro toegekend aan een pilootstudie.Deze financiering heeft sinds 2002 de ondersteuningvan de activiteiten van een ABTBG mogelijk gemaaktin 36 ziekenhuizen.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

10

Deze tekst maakt de balans op van de activiteiten diehet gevolg zijn van deze financiering, met nadruk opde getroffen maatregelen.

Evaluatiemethodes

De impact van de antibiotherapiebeleidsgroep en vande afgevaardigde voor het antibioticumbeleid in de36 geselecteerde ziekenhuizen werd geëvalueerd opbasis van het dossier voor de kandidatuurstelling, devoortgangsrapporten 2003 en 2004, en eenbijkomende lijst van indicatoren en vragenlijst in2004.

Algemeen

In 35 van de 36 ziekenhuizen kan men eendoorgedreven antibioticumbeleid vaststellen. Dezeactiviteiten hadden reeds na 9 maanden (intermediairrapport 2003) aanleiding gegeven tot belangrijkestructurele verwezenlijkingen die het daaropvolgendejaar nog verder werden uitgewerkt (rapport 2004). Dit heeft zich vertaald in talrijke voorbeelden vanverbetering van de antibioticumconsumptie.

Algemene implementatie

Vergaderingen van de ABTBGDe gemiddelde frequentie van de vergaderingen vande ABTBGs is eens om de 6 weken. De behandeldeonderwerpen hebben betrekking op de verbeteringvan het antibioticumbeleid in het ziekenhuis(richtlijnen en hun implementatie, nieuweantibiotica, consumptie per afdeling, controle vanmultiresistente kiemen).De ABTBG bestaat steeds uit de afgevaardigde voorhet antibioticumbeleid, de geneesheer-ziekenhuishygiënist, de ziekenhuisapotheker, demicrobioloog en de infectioloog. De andere ledenvan de ABTBG zijn artsen die de verschillendespecialismen in het ziekenhuis vertegenwoordigen. In2004 hebben meerdere ABTBGs ervoor gekozenenkel die geneesheer-specialisten uit te nodigen diebetrokken zijn bij de specifieke onderwerpen van devergadering.

Acties ter verbetering van het antibioticumbeleid

In 2003 werden er 175 acties ondernomen waarvaner 101 reeds een meetbaar resultaat hadden. In 2004werden er 46 nieuwe objectieven als gerealiseerdgerapporteerd door de deelnemers. Minstens 147acties werden dus reeds tot een goed einde gebracht

tijdens dit pilootproject. Deze acties zijn bovendien onafhankelijk van degrootte en de aard (al dan niet universitair) van hetziekenhuis.Vergelijking tussen de dossiers voor dekandidatuurstelling en de eerste voortgangsrapporten(2003) toonde een inhaaleffect van de ‘zwakkere’kandidaten ten opzichte van de beste kandidaten(meer dan 2/3 van de ziekenhuizen kreeg in 2003 eenzeer goede beoordeling). In 2004 kregen bijna alleziekenhuizen een dergelijke gunstige beoordeling en31 van de 36 ziekenhuizen voldeden aan meer dan20 kwaliteitsindicatoren.

Implementatie van specifieke strategieënSpecifieke domeinen waar acties ondernomenwerden, zijn verstrekking van het antibioticum,koppeling van verschillende gegevens encommunicatie. De verbetering vanlaboratoriumtechnieken was reeds grotendeelsgerealiseerd vóór de start van het pilootproject enslechts enkele acties in dit domein werdengerapporteerd in 2003.

Verstrekking van het antibioticumTherapeutische richtlijnenIn 2003 werden 69 therapeutische richtlijnenherwerkt. In 2004 komt men op een totaal van 215 bijgewerkterichtlijnen, waarvan:• 148 gebaseerd op internationale en nationale

richtlijnen ; • 163 gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur;• 119 opgesteld volgens de principes van de EBM ;• 214 gebaseerd op de lokale epidemiologie.

Antibiotica met restricties voor gebruikDrieëndertig van de 36 ziekenhuizen hebbenantibiotica met restricties voor gebruik gedefiniëerd.De mediaan bedraagt 9 en het maximum 21antibiotica. Het gaat om breed-spectrum b-lactamantibiotica, glycopeptiden, chinolonen ennieuwe moleculen.

Antibioticumformularium In 2003 waren er 7 majeure aanpassingen van hetformularium. In 2004 waren er maar liefst 26waarvan 21 toegeschreven aan het pilootproject.Deze aanpassingen werden gemaakt omwille vanvolgende redenen:• harmonisatie voor verschillende sites (8);• aanpassing aan locale resistentiecijfers (10);• actualisatie (23).

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

11

Specifiek beleidIn 2004 werd er in 34 ziekenhuizen in één of anderevorm assistentie verleend bij hetantibioticumvoorschrift. In 32 van dezeziekenhuizen werd deze dienstverleningtoegeschreven aan het pilootproject.Concreet vindt men in respectievelijk 6, 14 en 10ziekenhuizen een beleid met automatische,systematische of occasionele stoporder (in 21ziekenhuizen toegeschreven aan het pilootproject) In28 ziekenhuizen past men routinematig IV-POswitch toe (in 24 ziekenhuizen toegeschreven aanhet pilootproject) en in evenveel ziekenhuizenrevisie van de behandeling na 3 dagen (in 24ziekenhuizen toegeschreven aan het pilootproject).

Koppeling van verschillende gegevens

In 2003 werden er duidelijke inspanningen geleverdom resistentiegegevens en consumptiegegevens teregistreren (respectievelijk in 31 en 35ziekenhuizen). Het gebruik van klinische gegevensen de koppeling van verschillende gegevens blekenechter zeer moeilijk.In 2004 waren 28 ziekenhuizen er toch in geslaagdverschillende gegevens te koppelen, maar dit bleefmoeilijk. Bovendien blijven de mogelijkheden tot gebruik vanklinische gegevens (met name MKG) nauwgerelateerd aan de informaticacapaciteit in deinstelling. Het is opmerkelijk dat 18 deelnemersmenen dat de toegang tot de informaticadienstenverbeterd is tijdens het pilootproject.

Communicatie

De toename van communicatiemiddelen was reedsopmerkelijk in 2003 en dit zette zich nog door in2004. Negentien instellingen schrijven dezeverbetering toe aan het pilootproject.In 2004 noteren wij :• 96 passieve methoden (mailing, informatiekrantje,

intranet) versus 49 in 2003• 71 actieve methoden (staffvergadering, zaalronde)

versus 24 in 2003• 37 gepersonaliseerde methoden (assistentie bij

het voorschrift, consultatie van de ABTBG,feedback) versus 35 in 2003.

Enkele illustratieve voorbeeldenAls gevolg van de hierboven beschrevenorganisatorische verwezenlijkingen kunnen eenaantal deelnemende ziekenhuizen reeds gegevensleveren die de verbetering van hetantibioticaverbruik in hun instelling aantonen. Dezeresultaten verdienen een meer gedetailleerdeanalyse, maar als voorbeeld stellen we hier driebijzonder sprekende gevallen voor:Figuur 1 toont de vermindering van de totaleantibioticaconsumptie en de consumptie vanamoxicilline/clavulanaat in één van de deelnemendeziekenhuizen. Figuur 2 toont de evolutie van deuitgaven voor antibiotica in één van de deelnemendeziekenhuizen. Figuur 3 toont de evolutie van deantibioticaconsumptie in een deelnemendziekenhuis met meerdere sites.

0

20

40

60

80

100

120

Totaux

Amoxi-clav

Quinolones

560000

570000

580000

590000

600000

610000

620000

630000

640000

650000

2001 2002 2003

euro sauvés

euro

0

20

40

60

80

100

120

Site I

Site II+IV

Site III+V

Ensemble

2000/12000/2

2001/12002/2

2003/12003/2

DDD/

1000

JH

DDD/

100JH

2002120023

2003120033

20041

Figuur 1 : Totalen Figuur 2 : Gespaarde euros Figuur 3 : Geheel

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

12

Conclusies

Zesentwintig van de 36 ziekenhuizen stellen reeds in2004 een verbetering van de antibioticaconsumptievast. Bovendien menen 16 instellingen reeds een ver-betering van de resistentiecijfers en 19 instellingeneen verbetering van de kwaliteit van de zorgverleningop te merken. Dit toont de doeltreffendheid van hetproject en het enthousiasme dat het teweegbrengt bijde deelnemende ziekenhuizen.We kunnen dan ook concluderen dat:k

de financiering van de ABTBGs de realisatie vantalrijke initiatieven betreffende alle aspecten vanhet antibioticumbeleid mogelijk heeft gemaakt;

k

deze acties gerealiseerd werden onafhankelijkvan de grootte of de aard van het ziekenhuis;

k

de communicatie in de ziekenhuizen verbeterdwerd ;

k

de eerste concrete resultaten het beste doen ver-moeden voor de implementatie van dezeABTBGs in alle Belgische ziekenhuizen.

Referentie1. Ioanas M, Cavalcanti M, Ferrer M, Valencia M, Agusti

C, Puig dlB et al. Hospital-acquired pneumonia:coverage and treatment adequacy of current guideli-nes. Eur Respir J 2003; 22(6):876-882.

2. Odeh R, Kelkar S, Hujer AM, Bonomo RA, Schrecken-berger PC, Quinn JP. Broad resistance due to plasmid-mediated AmpC beta-lactamases in clinical isolates ofEscherichia coli. Clin Infect Dis 2002; 35(2):140-145.

3. Sakoulas G, Moise-Broder PA, Schentag J, Forrest A,Moellering RC, Jr., Eliopoulos GM. Relationship ofMIC and bactericidal activity to efficacy of vancomy-cin for treatment of methicillin-resistant Staphylococ-cus aureus bacteremia. J Clin Microbiol 2004;42(6):2398-2402.

4. Su LH, Chiu CH, Chu C, Wang MH, Chia JH, Wu TL.In vivo acquisition of ceftriaxone resistance in Salmo-nella enterica serotype anatum. Antimicrob AgentsChemother 2003; 47(2):563-567.

5. Uttley AH, George RC, Naidoo J, Woodford N,Johnson AP, Collins CH et al. High-level vancomycin-resistant enterococci causing hospital infections. Epi-demiol Infect 1989; 103(1):173-181.

6. Woods CW, Cheng AC, Fowler VG, Jr., Moorefield M,Frederick J, Sakoulas G et al. Endocarditis caused byStaphylococcus aureus with reduced susceptibility tovancomycin. Clin Infect Dis 2004; 38(8):1188-1191.

7. Chenoweth C, Lynch JP, III. Antimicrobial resistance:implications for managing respiratory failure. CurrOpin Pulm Med 1997; 3(2):159-169.

8. Du B, Long Y, Liu H, Chen D, Liu D, Xu Y et al. Exten-ded-spectrum beta-lactamase-producing Escherichiacoli and Klebsiella pneumoniae bloodstream infec-tion: risk factors and clinical outcome. Intensive CareMed 2002; 28(12):1718-1723.

9. Fish DN, Piscitelli SC, Danziger LH. Development ofresistance during antimicrobial therapy: a review ofantibiotic classes and patient characteristics in 173studies. Pharmacotherapy 1995; 15(3):279-291.

10. Goossens H, Peetermans W, Sion JP, Bossens M. ['Evi-dence-based' perioperative antibiotic prophylaxispolicy in Belgian hospitals after a change in the reim-bursement system]. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145(37):1773-1777.

11. Gupta N, Yadav A, Choudhary U, Arora DR. Citrobac-ter bacteremia in a tertiary care hospital. Scand JInfect Dis 2003; 35(10):765-768.

12. Conclusions of the European Union Conference on'The microbial threat', 9-10 September 1998. TheCopenhagen Recommendation. Ministry of HealthMinistry of Food, Agriculture and Fisheries. Vet Res1999; 30(1):119-122.

13. (Commision Recommandation on Prudent Use ofAntimicrobial Agents in Human Medecin. OfficialJournal of the European Communities 5 2 2002 L34/13 2001.

14. (Commision Recommandation on Prudent Use ofAntimicrobial Agents in Human Medecin. OfficialJournal of the European Communities 5 2 2002 L34/13 2001.

15. Bantar C, Sartori B, Vesco E, Heft C, Saul M, Sala-mone F et al. A hospitalwide intervention program tooptimize the quality of antibiotic use: impact on pre-scribing practice, antibiotic consumption, costsavings, and bacterial resistance. Clin Infect Dis 2003;37(2):180-186.

16. Carling P, Fung T, Killion A, Terrin N, Barza M. Favo-rable impact of a multidisciplinary antibiotic manage-ment program conducted during 7 years. Infect Con-trol Hosp Epidemiol 2003; 24(9):699-706.

17. Gums JG, Yancey RW, Jr., Hamilton CA, Kubilis PS. Arandomized, prospective study measuring outcomesafter antibiotic therapy intervention by a multidiscipli-nary consult team. Pharmacotherapy 1999;19(12):1369-1377.

18. Legrand JC, Struelens M. [For rational use of antibio-tics in the hospital]. Rev Med Brux 2001; 22(1):15-25.

19. Pacey S, Warner J, Li Wan PA. A multidisciplinaryapproach to hospital-based drug cost containment. JClin Pharm Ther 1998; 23(3):203-211.

20. Saizy-Callaert S, Causse R, Furhman C, Le Paih MF,Thebault A, Chouaid C. Impact of a multidisciplinaryapproach to the control of antibiotic prescription in ageneral hospital. J Hosp Infect 2003; 53(3):177-182.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

13

Het Henegouwse regionaal platform voor Ziekenhui-shygiëne is samengesteld uit 22 ziekenhuisinstellin-gen met 40 participanten waaronder 18 geneesheerhygiënisten en 22 verpleegkundige hygiënisten.

De eerste vergadering werd in oktober 2002 georga-niseerd om kennis te maken met de leden van hetplatform en om de beoogde doelstellingen te definië-ren.Elke vergadering is erkend via een ethisch – econo-mische accreditatie op het RIZIV. Tijdens de jaren2003 en 2004 werden er jaarlijks 6 vergaderingengeorganiseerd en de behandelde onderwerpen wer-den per proces verbaal vastgelegd.

In 2003 :

k

Drie voornaamste onderwerpen werden behan-deld door drie werkgroepen :

- Standaardisatie van de procedures en voorzorgenbij isolatie

- Opsporing : welke kiemen, welke patiënten, welkemethodes ?

- Multiresistente kiemen : welke criteria en welkesurveillance ?

Deze drie onderwerpen hebben het voorwerp uitge-maakt van processenverbaal opgesteld door drie corresponderende werk-groepen, ze werden voorgesteld door geneesheerhygiënisten en verpleegkundige hygiënisten bij deComités voor Ziekenhuishygiëne van de ziekenhui-zen die lid zijn van het platform met als doelstellingde procedures in de Henegouwse ziekenhuizen testandaardiseren.

k

De doelstellingen voor het jaar 2004 werden uit-gewerkt :1. De doelstellingen voor 2004 van het Henegouwse

regionaal platform waren hoofdzakelijk gericht op

de problematiek rond MRSA besmette patiënten inrust en verzorgingstehuizen (RVT)

2. Een inventaris met adressen en contacten binnende RVT die een samenwerkingsverband hebbenmet algemene ziekenhuizen van het regionaalplatform, werd opgemaakt evenals een uitwisse-ling van transferdocumenten en bestaande verbin-dingsdocumenten tussen de algemene ziekenhui-zen die lid zijn van het regionaal platform en decorresponderende RVT. Er werd een standaarddo-cument gerealiseerd voor alle ziekenhuizen vanhet regionaal platform

3. De leden van het platform hebben zich voorgesteldals regionale referentie en werden aangeduid omcontact op te nemen met de RVT om een geogra-fische inventaris op te maken van adressen en ominteresse bij de coördinatoren van de RVT op tewekken om samen te werken met de ziekenhuizenvoor acute zorgverstrekking.

4. Een vragenlijst werd door het regionaal platformopgesteld onder de vorm van een enquête omtrentde behoeften van de RVT in geval overbrengingvan patiënten die met MRSA gekoloniseerd zijn enverwezen worden naar een Henegouwse RVT.

In 2004

k

De volgende onderwerpen werden behandelddoor de werkgroepen :

1. Synthese en afwerking van de processen verbaalvan de drie werkgroepen omtrent de standaardisa-tie van de procedures en de voorzorgen bij isola-tie, opsporing van kiemen en patiënten evenalshun handelswijze, de multiresistente kiemen,welke criteria en welke surveillance men hanteert?

2. Het inventariseren van adressen en contacten bin-nen de satelliet rusthuizen van de algemene zie-kenhuizen van het Henegouwse regionaal plat-form. Een voorstelling door elke regionalecoördinator van de gevestigde RVT contacten. De

NIEUWS VAN DE PLATFORMEN

Ballans van de activiteiten van het Henegouwse RegionaalPlatform voor Ziekenhuishygiëne in 2003 – 2004

Dr. D. Govaerts en Mevr. E. KULA, coördinatrices van het regionaal platform, CHU A. Vésale (UZH A.Vesalius) en Clinique de Grâce (Kliniek van de Barmhartigheid) te Gosselies

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

14

uitwerking van een gestandaardiseerde vragenlijstvoor het Henegouwse platform in maart 2004.Deze vragenlijst “Enquête over de behoeften vande RVT in geval van de overbrenging van een metMRSA gekoloniseerde patiënt” werd opgemaaktonder de vorm van een open vragenlijst en werdopgestuurd aan alle RVT die aangesloten zijn bijHenegouwse ziekenhuizen. De resultaten van debevraging werden meegedeeld in mei 2004 aanhet Henegouwse regionaal platform alsook aan deComités voor Ziekenhuishygiëne van de Hene-gouwse ziekenhuizen en aan de coördinatoren vande RVT die deelgenomen hebben aan de enquête.236 formulieren werden verstuurd met 41% res-pons. De analyse van de antwoorden op de vra-genlijst heeft in hoofdzaak betrekking op epide-miologische gegevens, aard van infectieuze - ofhygiëneproblemen die men ontmoet, het bestaanvan uitgeschreven verzorgingsprocedures, isolatiein eenpersoonskamer, de techniek van handhy-giëne, beschermingsmiddelen, uitstrijkjes voor deopsporing van MRSA, alsook de overbrenging vande patiënten.

3. Het uitwisselen van transferdocumenten en bes-taande verbindingsdocumenten tussen de alge-mene ziekenhuizen die lid zijn van het Hene-gouwse regionaal platform en decorresponderende rusthuizen.Een gestandaardiseerd document voor de transfervan een patiënt naar een rust - en verzorgingste-huis werd uitgewerkt voor het geheel van de zie-kenhuizen van het Henegouwse platform.

4. Het opstellen van een gestandaardiseerd documentover de preventie van nosocomiale infecties voorhet personeelMen is ervan uitgegaan dat elk ziekenhuis kon bes-chikken over een ziekenhuishygiëne map metdocumenten over de preventie van nosocomialeinfecties voor het personeel.

5. Het opstellen van een gestandaardiseerd documentover de preventie van nosocomiale infecties voorde patiëntDit document dat getiteld is “Waarom is u in isola-tie ?” werd uitgewerkt voor het geheel van de zie-kenhuizen van het Henegouwse platform.

6. Traceerbaarheid van MRSA kiemdragersSommigeziekenhuizen beschikken over een dergelijk werk-patroon dat als voorbeeld zal kunnen dienen enverspreid kan worden voor het geheel van de zie-kenhuizen van het Henegouwse platform.

7. Bacteriologische controles ter opheffing van speci-fieke voorzorgsmaatregelenEen gestandaardiseerd document voor het opspo-ren en het opheffen van specifieke voorzorgsmaa-tregelen bij volgende kiemen : MRSA, Gramnega-tieve Bacillen, Pneumococcen, Clostridiumdifficile, Salmonella/Shigella en BK, werd uitge-werkt voor het geheel van de ziekenhuizen van hetHenegouwse platform.

8. Het organiseren van een vergadering in oktober2004 betreffende Ziekenhuishygiëne in het kadervan de conventie over de samenwerking tussenRVT en ISPPC (Intercommunale van Volksgezond-heid – Santé Publique du Pays de Charleroi - voorde streek rond Charleroi), met als onderwerp deanalyse van de enquête over de behoeften van deROB – RVT in geval van patiënten die besmet en/ofgekoloniseerd zijn met multiresistente bacteriën.

k

De doelstellingen voor het jaar 2005 werden uitge-werkt :

1. Aanmoediging van de ziekenhuizen van het Hene-gouwse platform voor een algemene deelname aande nationale campagne over handhygiëne

2. Stand van zaken over de bestaande richtlijnen in deziekenhuizen van het Henegouwse platform voorZiekenhuishygiëne inzake de preventie van post-operatieve wondinfecties (onderhoud van mate-rieel, reiniging, per-operatieve voorbereiding vande huid van de patiënt)

3. Vergelijking van gegevens over antibioticaresisten-tie, surveillance van het verbruik van antibiotica,incidentie van nosocomiale septicemieën en multi-resistente kiemen (MRSA, MREA) in de ziekenhui-zen van het Henegouwse platform voor Ziekenhui-shygiëne

k

Suggesties voor het beter functioneren van de regio-nale platformen werden gedefinieerd :

1. Toekomstige toegang tot een web-site van de regio-nale en federale platformen

2. Een betere financiering van de SP-bedden en vanhet totaal bedrag dat toegekend wordt voor deadministratieve werking van het regionaal platform

3. Een betere spreiding van de behandelde onderwer-pen door de andere regionale platformen evenalsfrequentere uitwisselingen met deze platformen.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

15

15

Chirurgische maskers

F. Van Laer

ACTUALITEIT

1. Inleiding

In het artikel “Maskers, welke wanneer en hoe?” (1)

wordt ook het gebruik van chirurgische maskers bes-proken. Zoals vermeld in de literatuur (1,2) hebbendeze maskers de bedoeling om de patiënt peropera-tief te beschermen tegen micro-organismen van degezondheidswerkers (GHW) die vrijkomen tijdens hetpraten, hoesten en niezen. Anderzijds worden derge-lijke maskers ook gedragen als persoonlijke bescher-ming van de GHW tegen spatten van bloed enlichaamsvochten. Tenslotte mag een chirurgisch mas-ker de ademhaling niet bemoeilijken.Een dergelijk masker dient dus aan meerdere eisen tevoldoen. De toekomstige Europese norm EN 14683moet het de gebruiker gemakkelijker maken om hetjuiste masker te kiezen dat aan zijn behoefte voldoet.Door deze nieuwe norm zal de fabrikant/leverancierop een gestandaardiseerde wijze de kwaliteitsken-merken aan de gebruiker moeten verschaffen.

De nieuwe Europese norm voor mond-neusmaskersuitgewerkt door de werkgroep CEN/TC 205/WG 14 N327 is momenteel nog niet goedgekeurd. Vandaar datde toekomstige norm nu nog wordt aangeduid alsPrEN14683, waarbij Pr staat voor preliminair. Alge-meen wordt verwacht dat de kans klein is dat aan ditontwerp van norm nog wijzigingen zullen aange-bracht worden.

2. Testmethoden (3,4,5)

Zoals bij de ademhalingsmaskers (1) worden ook dechirurgische maskers aan een aantal testen onderwor-pen om ze op die manier te kunnen classificeren:De minimale performantie-eisen hebben betrek-king op :

a) Bacteriële filtratie-efficiëntie in vitro (BFE): Hoe hoger het BFE-percentage, hoe beter de graadvan protectie van de patiënt tegen micro-organis-men afkomstig van het operatieteam. De gemid-delde grootte van de deeltjes die in deze test wordtgebruikt bedraagt 3 micron. Bij een filtratie-effi-ciëntie van ≥ 95% wordt het masker als type Igeclassificeerd, en als type II bij een filtratie-effi-ciëntie van ≥ 98%. Een masker met hoge filterca-paciteit wordt geadviseerd bij langdurige chirurgie

b) Ademhalingsweerstand (Delta P):Hoe lager de ademhalingsweerstand, hoe hogerhet comfort voor de gebruiker. Het betekent dathet masker koeler aanvoelt en dat het gemakkelij-ker is om door te ademen. Door de lagere weers-tand zal de druk op het materiaal lager zijn zodathet masker ook beter zijn vorm zal behouden. Erzal ook minder ongefilterde lucht naast het maskerontsnappen. De ademhalingsweerstand wordt uit-gedrukt in mmH2O/cm2. Bij de niet-spatresistentemaskers (type I en II) moet de ademhalingsweers-tand ≤ 3,0 mmH2O/cm2 bedragen en ≤ 5,0mmH2O/cm2 bij de spatresistente maskers (type IRen IIR).

c) Weerstand tegen spatten: Hoe hoger de weerstand tegen spatten des te beterde gebruiker zal beschermd zijn tegen potentieelgecontamineerde spatten die vrijkomen tijdenseen chirurgische ingreep. De weerstand wordt uit-gedrukt in mm Hg. De weerstand moet minimaal120 mm Hg bedragen, hetgeen overeenkomt metde gemiddelde systolische bloeddruk. Het is debedoeling de gebruiker te beschermen tegen fijnebloedstralen die ontstaan bij ruptuur van kleinearteriën.

Classificatie volgensEuropese norm

IIRII

IIR

Ademhalingsweerstand inmmH2O/cm2

≤ 3,0≤ 5,0≤ 3,0≤5,0

Bacteriële filtratie-efficiën-tie in %

95959898

Weerstand tegen spatten inmm Hg

Niet van toepassing≥ 120

Niet van toepassing≥ 120

Samenvatting :

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

16

3. Testmethodes die niet vervat zijn in EN14683 (6)

a) Filtratiecapaciteit van partikels. Partikels kleiner dan 0,1 micron worden o.a.gevormd bij laser- en elektrochirurgie (1). Aange-paste maskers moeten gedragen worden indienmen zich wil beschermen tegen deze chirurgischerook (laserrook/diathermische rook). De ademha-lingsmaskers voor persoonlijke bescherming (EN149:2001) kunnen een barrière vormen tegenmicro-organismen in chirurgische rook. Che-mische rookdeeltjes zijn echter kleiner dan deporiegrootte van het masker. Overdruk luchtmas-kers bieden de meest optimale bescherming tegenchirurgische rook. (7)

b) Filtratiecapaciteit in functie van de tijd.Er blijken momenteel geen aanwijzigingen te zijndat de filtercapaciteit van de maskers vermindertdoor het langdurig dragen. Wel kan er zich stofophopen in de filter van een masker voor persoon-lijke bescherming, waardoor de ademhaling-sweerstand verhoogt en er lekkage rond het mas-

Classificatie volgens Europese norm

I

IR

II

IIR

Indicaties (niet-limitatief)

• Kortdurende niet-bloederige ingrepen (oogheelkunde,bepaalde NKO-ingrepen,…)

• Verzorgen van orgaantransplantatiepatiënten

• Kortdurende, bloederige ingrepen (bv. tracheotomie,vaatheelkunde,…)

• Hartkatheterisatie• Wondspoelingen• Plaatsen centraal-veneuze katheter• Intubatie• Luchtwegaspiratie• Autopsies

• Niet-bloederige ingrepen t.h.v. het bot

• Verzorgen van beenmergtransplantatiepatiënten

• Langdurige bloederige ingrepen (cardiovasculaire heel-kunde, transplantheelkunde, prothesechirurgie,…)

4. Wanneer en welk type chirurgisch masker gebruiken?

ker kan ontstaan. Chirurgische maskers zijn echterniet ontworpen om de gebruiker te beschermen,tenzij tegen spatten.

c) Bacteriële filtratie-efficiëntie in vivo. Wegens het groot aantal variaties in de wijze waa-rop een masker gedragen wordt, is een groot aan-tal testpersonen noodzakelijk, hetgeen een derge-lijke test heel duur maakt.

d) Huidcomfort.Een belangrijk element qua comfort weerspiegeltzich in de test aangaande de ademhalingsweers-tand. Het aspect huidcomfort is echter niet opge-nomen in de norm. Aangezien een masker indirect contact komt met zeer gevoelige huid, is hetnochtans belangrijk dat een masker de huid nietirriteert. Sommige materialen waaruit maskersgemaakt zijn, zijn in staat om het vocht in de uit-geademde lucht te absorberen. Hoeweel dit aspectin de norm als een voordeel wordt beschouwd, ishiervoor nochtans geen test

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

17

Tuberculoseopsporing en preventie in het werkmilieu

Dr Maryse Wanlin – Directrice Médicale du Fonds des Affections Respiratoires (FARES)Dr An AERTS – Directrice van de Vlaamse Vereniging voor Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (VRGT)

AANBEVELINGEN

INLEIDINGHet Wetenschappelijk Comité van het Belgisch Natio-naal Werk tot Bestrijding van de Tuberculose(BNWBT) heeft de richtlijnen over tuberculoseopspo-ring in het werkmilieu, die dateerden van 1997, geac-tualiseerd.

Deze herziening werd gerealiseerd in samenwerkingmet ziekenhuishygiënisten, de wetenschappelijke enberoepsverenigingen van arbeidsgezondheidskundevan België. De nieuwe richtlijnen omvatten ook eenaantal aspecten van preventie die werden uitgegevendoor de Hoge Gezondheidsraad 1 in een documentvan 1996.

De vele wijzigingen in de arbeidswetgeving tijdens delaatste jaren liggen aan de oorsprong van de herzie-ning van de richtlijnen. De wet over het “welzijn ophet werk” en de vele uitvoeringsbesluiten leggen denadruk op het belang van risicoanalyse en -beleid datdan vertaald moet worden in een globaal preventie-plan van de onderneming of instelling. De richtlijnen, waarvan hierna een overzicht, zullenbinnenkort verschijnen in het tijdschrift van Arbeid-sgezondheidskunde en Ergonomie. Zij kunnen nu algeraadpleegd worden op de websites van de VRGT(http://www.vrgt.be) en de FARES (http://www.fares.be)

CONTEXTIn België is de tuberculose sinds 1993 stabiel: de inci-dentie schommelt jaarlijks tussen 11 en 13 tuberculo-

Referenties :1. Van Laer F, Haxhe JJ. Maskers: welke, wanneer en hoe?

Noso-info, 2003; Vol. VII, n°2:4-7.2. Daha T. Het gebruik van een neus/mondmasker tijdens

een operatie. Tijdschrift voor ziekenhuishygiëne,2002;1:19.

http://www.wip.nl/ThipDocs/het_gebruik_van_een_neus.htm3. Daha T. Mondneusmaskers. Tijdschrift voor ziekenhui-

shygiëne, 2003;4:114-115. http://www.wip.nl/ThipDocs/mondneusmaskers.htm

4. Hoborn J, Bauer J. A new European Standard for surgicalface masks? The standard Newsletter, december 2003.http://www.thestandard.molnlycke.net/Files/CEN/Facemask_Newsletter.pdf

5. CEN. Surgical masks – Requirements and test methods.European Standard.Draft prEN 14683. April 2003.

6. Mölnlycke Health Care. Test methods that are not inclu-ded in EN14683.

http://www.thestandard.molnlycke.net/item.asp?id=9663&lang=2&action=print

7. Werkgroep Infectiepreventie (WIP). Infectiepreventie bijhet gebruik van laserinstrumentarium. Juni 1997.

http://www.wip.nl/free_content/Richtlijnen/Lasertherapie.pdf

sepatiënten per 100.000 inwoners. Toch rekent deWereldgezondheidsorganisatie (WGO) België tot delanden die zich in de eliminatiefase van tuberculosebevinden 2 .

In landen met lage tuberculose-incidentie werd in20023 een strategie ter bewaking en uitroeiing van detuberculose opgesteld met verschillende partners,waaronder de WGO en de Internationale Unie tegende Tuberculose (IUATLD).

Deze strategie steunt op vier pijlers die in onders-taande grafiek worden geschetst. De vroegtijdige dia-gnose en behandeling bij actieve tuberculosepatiën-ten blijft het belangrijkste element van deze piramide,maar de top ervan wordt ingenomen door het beheervan personen die blootgesteld zijn aan het infectieri-sico voor tuberculose.

ExposureGroup

MGM

Outbreak MGM

Risk group management

Vroegtijdige detectie en behandelingvan TB patiënten in de algemene bevolking

Strategie voor TB- eliminatie

toekomstigemorbiditeit

beperken

transmissiebeperken

Epidemiologische

monitoringen

onderhoud van

deskundigheid

1. Richtlijnen voor de preventie van de tuberculoseoverdracht in de gezondheidsinstellingen – april 1996.2. Tuberculose-incidentie lager dan 20 patiënten per 100.000 inwoners per jaar. 3. European Framework for tuberculosis control and elimination in countries with a low incidence. Broekmans J.,

Migliori G.B., Rieder H., Lees J., Ruutu P., Loddenkemper R., Raviglione M. Eur Respir J 2002; 19:765-775.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

18

De werkgever en de Dienst voor Preventie en Bes-cherming op het werk zijn wettelijk verantwoordelijkvoor de analyse van het tuberculoserisico van werk-nemers en voor het nemen van de nodige maatrege-len om het besmettingsrisico op het werk tot eenminimum te beperken. Het risicobeleid moet vol-gende aspecten omvatten: - het organiseren van de opsporing voor het perso-

neel met risico op tuberculose-infectie- het instellen van preventieve maatregelen om de

overdracht te beperken- het geven van gepaste informatie aan het personeel

EVALUATIE VAN HET RISICO OP TUBERCULOSE-INFECTIEHet infectierisico bij werknemers wordt idealiter geë-valueerd door de tuberculineomslagindex 4 (jaarlijksinfectierisico). In ons land zijn er spijtig genoeg geenreferentiecijfers meer beschikbaar van die omslagin-dex in de algemene bevolking. Door enkele auteurs5

wordt echter gesteld dat actieve tuberculoseopspo-ring aangewezen is in groepen werknemers van zodraze een jaarlijkse tuberculineomslagindex kennen diegroter is dan 0.5% 6. Bij gebrek aan referentiecijfers in ons land kunnenechter andere indicatoren gebruikt worden om hetrisico van personeelsleden te bepalen, zoals de tuber-culine-index 7 of het aantal nieuwe tuberculosepa-tiënten bij personeel uit gelijkaardige sectoren.

De arbeidsgeneesheer en de werkgever gaan nawelke werknemers met potentiële besmettingsbron-nen in contact komen. Bij gebrek aan Belgische dataover het risico voor tuberculose-infectie in het werk-milieu heerst er momenteel een consensus om werk-nemers arbitrair onder te verdelen in drie groepen(A,B en D) met verschillend infectierisico naargelanghet type activiteit dat ze uitoefenen. Deze consensuszal uiteraard getoetst moeten worden aan data overtuberculose-infecties op het werk, die vanaf nu verza-meld dienen te worden op een gestandaardiseerdemanier.

a. GROEP A kent een sterk verhoogd risico op tuber-culosebesmetting: tot deze groep behoren werkne-mers die activiteiten uitoefenen waardoor ze regel-

matig rechtstreeks in contact komen met een grootaantal tuberculosepatiënten of met besmette stalenvan deze patiënten. Het infectierisico van dezegroep is des te groter naarmate preventieve maatre-gelen onvoldoende of inadequaat toegepast wor-den. Personeelsleden die thuishoren in deze groepzijn onder andere: ziekenhuispersoneel (medisch,paramedisch, logistiek en onderhoud) van dediensten spoedgevallen, intensieve zorgen, long-en infectieziekten, bronchoscopie, longfunctieme-tingen en aërosoltherapie, personeel van microbio-logische laboratoria en autopsiezalen, gevangenis-bewaarders, personeel van opvangcentra voorasielzoekers, illegalen of daklozen, en anderedienstverleners die frequent in aanraking komenmet hoog risicogroepen voor tuberculose.

b. GROEP B loopt een matig verhoogd risico optuberculose-infectie: tot deze groep behoren per-soneelsleden die sporadisch in contact komen met(potentieel) besmettelijke tuberculosepatiënten ofhun besmette stalen of met een hoog risico popula-tiegroep. Tot deze groep behoren: personeel van de andereziekenhuisdiensten dan die vermeld onder (a), eve-nals bvb. personeel van bejaardeninstellingen; ookthuisverpleegkundigen, familiehulp en anderemaatschappelijk werkers die huisbezoeken doenin zones waar veel tuberculose voorkomt zoals inbepaalde deelgemeentes van Brussel en Antwer-pen behoren tot deze groep.

c. GROEP C vertoont geen groter risico voor tubercu-lose-infectie op het werk dan buiten de werkomge-ving (bvb. personeel in de voedingssector).

d. GROEP D zijn individuen met een verhoogde vat-baarheid voor het ontwikkelen van tuberculose-ziekte éénmaal ze geïnfecteerd zijn.

Het is bovendien belangrijk niet uit het oog te verlie-zen dat sommige tuberculeus geïnfecteerde werkne-mers een groter risico lopen om actieve tuberculose-ziekte te ontwikkelen doordat ze aangetast zijn doorconcomitante aandoeningen zoals HIV/AIDS, dia-betes mellitus, ernstige nierinsufficiëntie of doordatze een immuunsuppressieve behandeling innemen.De arbeidsgeneesheer dient hiervoor alert te zijn eneventueel aan te bevelen dat deze personen tewerk-

4. Tuberculineomslag: een positieve tuberculinehuidtest (THT) waarvan de induratie minstens 10 mm is toegeno-men tussen een eerste en een tweede test, uitgevoerd minder dan twee jaar geleden met dezelfde hoeveelheidtuberculine.

5. Health Canada.Canadian Tuberculosis Standards. 5th edition, 2000.6. Stagiaires, vrijwilligers, interimarissen en zelfstandigen inbegrepen. 7. Dit stemt overeen met de prevalentie van de positieve tuberculinetests in een bepaalde bevolkingsgroep. DE

Canadezen beschouwen dat vanaf 5% een actieve tuberculoseopsporing verantwoord is.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

19

gesteld worden in een omgeving met laag infectieri-sico.

Bij de risicoanalyse moet tevens rekening gehoudenworden met de preventieve maatregelen die toege-past worden om de overdracht te beperken: zo zal hetresidueel risico sterk toenemen als preventieve maa-tregelen ontoereikend worden. Bovendien is de risi-coanalyse een dynamisch proces dat geregeldherhaald dient te worden, aangezien het risico kanhet toe of afnemen naargelang de bevolking die ver-zorgt wordt op de afdeling of instelling: een grotereproportie mensen afkomstig uit hoge incidentielan-den of uit gekende risicogroepen voor tuberculose, ofhet al dan niet bestaan van actieve tuberculoseopspo-ring bij de doelgroep zijn alle factoren die het risicoop tuberculosebesmetting zullen beïnvloeden.

DE OPSPORINGArbeidsgeneeskundig onderzoek dient haar aandacht terichten naar het opsporen van de latente tuberculose-infectie en niet enkel naar de aan- of afwezigheid vantuberculoseziekte. Deze strategie biedt het voordeel datrecent geïnfecteerde personen behandeld kunnen wor-den voor latente tuberculose-infectie (LTBI) en zo hunkans op het ontwikkelen van actieve tuberculoseziektezien verkleinen. Tot de nieuwe serodiagnostische testsbeschikbaar zullen zijn in ons land, blijft de tuberculine-huidtest de voorkeurtest voor het opsporen van LTBI.Voor werknemers met vroeger gedocumenteerde LTBIkan naar tuberculoseziekte gezocht worden; de voor-keurmethode hiervoor is de longfoto. Het aantal longfo-to’s wordt echter best beperkt tot één per jaar, ook voorpersoneelsleden werkzaam in werkmilieu’s met sterkverhoogd infectierisico.

Wanneer een tuberculosepatiënt wordt vastgesteld in deinstelling, moet een contactonderzoek gebeuren rond debesmettingsbron. Deze procedure is uiteraard niet nodigwanneer het onderzoek naar LTBI tweemaal per jaar uit-gevoerd wordt, omdat een eventuele tuberculineomslagdan vastgesteld kan worden bij gelegenheid van het vol-gend periodiek onderzoek 8. Een omslag is een formeleindicatie voor het toedienen van een LTBI behandeling 9

die het risico op de tuberculoseziekte in de loop van hetverdere leven 70 tot 90% kan verminderen. Het voor-keursschema voor deze behandeling is 9 maanden iso-niazide (INH).

Het instellen van een preventieve behandeling gebeurtenkel na het uitsluiten van actieve tuberculoseziekte

(pulmonale of extra-pulmonale). Daarom wordt na eenpositieve THT altijd eerst een longfoto genomen en eenklinisch onderzoek uitgevoerd.

Bij het vaststellen van actieve tuberculoseziekte moeteen polytherapie ingesteld worden met drie tot viertuberculostatica in de intensieve fase; deze behandelingwordt in de continuatiefase aangepast naargelang deresultaten van de gevoeligheidstest van de tuberculose-bacterie.

Zelfs bij het bestaan van periodiek tuberculoseonder-zoek bij personeel, dient de arbeidsgeneesheer alert teblijven voor het eventueel optreden van symptomen ver-dacht voor tuberculose zoals een langdurige hoest dieniet beantwoordt aan therapie, vermagering, eetlustver-lies, thoraxpijn, koorts, nachtzweten, vermoeidheid….).In aanwezigheid van één of meer van deze symptomenmag uiteraard niet gewacht worden op het volgend per-iodiek onderzoek om tuberculose uit te sluiten.

PREVENTIEVE MAATREGELEN OM DE TUBERCULO-SETRANSMISSIE TE BEPERKENBij de risicoanalyse voor tuberculose moet rekeninggehouden worden met het al dan niet bestaan van ade-quate preventieve maatregelen om het residueel risico teberekenen. De belangrijkste maatregelen beogen: - goede verluchting van de werkplaats. Dat kan vaak

bereikt worden door het openen van vensters met ges-loten deur, maar een verbetering van de ventilatiemoet overwogen worden wanneer de concentratiebacteriën in de lucht potentieel hoog is (bvb. in eenisolatiekamer, bronchoscopiezaal, zaal voor aërosol-therapie, microbiologisch laboratorium…). Bij instal-latie van een systeem met permanente ventilatie moethet aantal luchtwisselingen minstens zes per uurbedragen en moet de besmette lucht naar buiten afge-voerd worden. Het gebruik van HEPA-luchtfilters iseen alternatieve oplossing. Een isolatiekamer metnegatieve druk is aangeraden voor het verzorgen vanpatiënten met multiresistente tuberculose verzorgen.

- Goede verlichting van de werkplaats door daglicht.Daar het aangetoond is dat de UV-C stralen een bacte-ricide werking hebben tegen tuberkelbacillen, kunnenUV-C systemen uitgerust met deflectors gebruikt wor-den in weinig verluchte plaatsen of plaatsen waar ven-tilatie niet mogelijk is, of in plaatsen waar de blootstel-ling aan tuberkelbacillen niet te voorzien is (lokalenvan spoedopname bvb.). UV-C lampen kunnen echtergeen vervanging zijn voor een goede ventilatie.

8. Indien longfoto: te beperken tot één per jaar. 9. Vroeger ‘preventieve behandeling’.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

20

- Isolatie van de besmettelijke tuberculosepatiënt. Hetglobaal preventieplan moet de isolatiemaatregelenduidelijk omschrijven, die toegepast moeten wordenbij verdenking voor tuberculose.

- Het dragen van een masker door de patiënt en door dewerknemer.De besmettelijke patiënt kan niet doorlopend eenmasker dragen. Dat is echter wel essentieel wanneerhij de isolatiekamer verlaat. Een masker van hetmedisch type is meestal voldoende, maar het moetvoldoende resistent zijn en niet scheuren wanneer hetdoordrenkt is met secreties. Daarom is het gebruik vaneen masker met vier lagen waarvan één “fluidshield”,aangeraden.De werknemer moet een masker dragen wanneer hijin contact komt met een besmettelijke patiënt of metzijn besmette stalen. Dat masker moet beantwoordenaan de Europese normen van individuele beschermingen is bij voorkeur één van het type FFP2. Bij contactmet patiënten met multiresistente tuberculose dienthet gebruik van FFP3 maskers overwogen te worden.

INFORMATIEWerknemers dienen adequaat ingelicht te worden overde besmettingsrisico’s op het werk. Zeker voor personenmet een aandoening die het risico op actieve tuberculo-seziekte verhoogt, is deze informatie cruciaal aangezienze tot een wijziging van de werkpost kan bijdragen. Voo-

ral een co-infectie met HIV is een sterke risicofactor voorhet ontwikkelen van tuberculose, éénmaal geïnfecteerd(Relatief Risico van 113). Bij AIDS neemt dat RR toe tot170.

Werknemers (evenals de patiënten en de bezoekers)moeten degelijk geïnstrueerd worden over het correctgebruik van het masker.

BESLUITHet beheer van personen blootgesteld aan het risico optuberculose-infectie is één van de vier pijlers van detuberculosebestrijdingsstrategie. Het is voornamelijk deverantwoordelijkheid van de werkgever, in nauwesamenwerking met de arbeidsgeneesheer.

Een risicoanalyse is hiervoor essentieel: in de toekomstzal die gebaseerd moeten worden op concrete gestan-daardiseerde data van de tuberculoseopsporing bij werk-nemers, eerder dan op de consensus die hier beschrevenwerd op basis van het type werkmilieu en werk. De risicoanalyse wordt door de werkgever vertaald ineen risicobeleid dat neergeschreven wordt in het globalepreventieplan van de onderneming en dit volgens drielijnen: opsporing, preventiemaatregelen en informatie.Het plan moet regelmatig aangepast worden in functievan de doeltreffendheid en haalbaarheid van de voorop-gestelde strategie.

InleidingHematopoietisch stamceltransplantatie wordt ook nogdikwijls beenmergtransplantatie genoemd omdat destamcellen, nodig voor de hernieuwing van bloedcel-len, afkomstig zijn uit het beenmerg. Deze behande-ling wordt toegepast bij patiënten waarbij de eigenvoorraad stamcellen onomkeerbaar verloren gegaanis, bijvoorbeeld als gevolg van leukemie. De stamcel-len worden afgenomen bij een donor die over het-zelfde weefseltype als de patiënt beschikt. Naast dezeallogene stamceltransplantatie is er ook de autologe

transplantatie. Bij deze laatste worden de eigenbloedvormende stamcellen van de patiënt die voorafwerden verzameld terug toegediend. Patiënten die een stamceltransplantatie ondergaanhebben een sterk verminderde immuniteit en alduseen verhoogde vatbaarheid voor opportunistischeinfecties. Dit zijn infecties die zelden voorkomen bijpersonen met een gezond immuunsysteem, maardeze kunnen voor stamceltransplantatiepatiëntenfataal zijn. Preventieve maatregelen, zoals een éénpersoonska-

Ziekenhuishygiënische aspecten bij hematopoietische stamcel-transplantatiepatiënten

M. Misschaert, N.Verbraeken, voor de Werkgroep Ziekenhuishygiëne NVKVV

AANBEVELINGEN

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

21

mer, het dragen van een schort, handschoenen enmasker enz..., hebben een (negatieve) impact zowelnaar beleving van patiënt en familie als naar werkbe-lasting voor ziekenhuiswerkers. Continue evaluatievan het effect van deze preventieve maatregelen isaldus een noodzaak.

Hierna volgt een overzicht van aanbevelingen ter pre-ventie van opportunistische infecties bij hematopoie-tische stamceltransplantatiepatiënten, vertaald vanuitde CDC-richtlijnen (Centers for Disease Control). Desterk (A-categorie) en algemeen (B-categorie) aanbe-volen maatregelen werden weerhouden.

PatiëntenkamerLuchtventilatie

Constructie en renovatiewerkenVoorzorgsmaatregelen

Handhygiëne

Masker,schort en handschoenen ikv.standaardvoorzorgsmaatregelen entransmissiegerichte maatregelen

Materialen

Aanbevelingen- éénpersoonskamer is aangewezen (BIII)- ziekenhuiswerkers dienen de richtlijnen te volgen m.b.t. kamer- en ven-

tilatie-ontwerp/architectuur (BIII)- preventie van vogels die toegang zoeken tot de luchtinlaat van ventilatie-

kanalen (AII)- > 12 luchtwisselingen per uur (AIII)- HEPA-filters (>0.3 micrometer) (AIII)- bij verbouwingen/reconstructie is het gebruik van mobiele HEPA-filters

aanbevolen (BIII)- het luchtventi<<<latiesysteem moet voorzien zijn van directe airflow

(BIII)- continue overdruk (> 2.5 Pa drukverschil), tenzij bij aërogene voorzorg-

smaatregelen (BIII)- iedere kamer moet voldoende geïsoleerd zijn (BIII)- kamer met zelfsluitende deuren (BIII)- de dienst moet voorzien zijn van een noodgenerator (BIII)- richtlijnen moeten aanwezig zijn om stofproductie bij het heropstarten

van het ventilatiesysteem te vermijden (BIII)- zie specifieke procedure- CDC-richtlijnen m.b.t. de preventie van nosocomiale infecties moeten

gevolgd worden (AIII)- standaardvoorzorgsmaatregelen bij contact met lichaamsvochten (AIII)- contact-, aërogene en dropletvoorzorgsmaatregelen dienen opgevolgd te

worden (AIII)- dichtbevolkte ruimten, zoals vb. een wachtzaal dienen vermeden te wor-

den (BIII)- vóór het betreden en bij het verlaten van de patiëntenkamer moeten de

handen van alle ziekenhuiswerkers ontsmet worden* (AI)- patiënten dienen een correcte handhygiëne uit te voeren, zoals handen

wassen vóór het eten, na het toilet, enz… (BIII)- als handschoenen worden gedragen, dienen ze in de patiëntenkamer

aangetrokken te worden na het wassen van de handen en uitgetrokkente worden in de patiëntenkamer waarna de handen tevens wordengewassen (AIII)

- handschoenhygiëne (AIII)- het dragen van handschoenen bij het hanteren van besmette biologische

materialen (AII)- geen juwelen of kunstnagels (BII)- gebruik van componenten bij desinfectie en sterilisatie de voldoen aan

de Europese normen en milieuwetgeving* (AIII)

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

22

Planten, speelruimten en speelgoed

ZiekenhuiswerkersBezoekers

Huid- en mondzorg bij pnt

Preventie van kathetergeassociëerdeinfecties

- inspectie door ziekenhuiswerkers van geopende en ongeopende hulp-middelen, nl. verbanden en tapes (BII)

- controle van vervaldatum van verbandmaterialen, en dergelijke,… (BIII)- geen verse of gedroogde bloemen of planten (BIII)- reiniging en/of ontsmetting van speelruimten minstens 1x per week en

wanneer nodig (BIII)- speelgoed en videocassettes die gereinigd/ontsmet en gespoeld kunnen

worden, mogen gebruikt worden (BIII)- richtlijnen moeten gevolgd worden voor het reinigen en ontsmetten en

spoelen van speelgoed (BIII)- ontsmetting en reiniging van speelgoed moet gebeuren vóór het bin-

nenbrengen van dit speelgoed op de HSCT-unit, minstens 1x per weeken zo nodig (BIII)

- pluche speelgoed dient minstens 1x per week op hoge temperaturengewassen te worden (BIII)

- specifieke voorzorgsmaatregelen bij geïsoleerde kinderen: wegwerp-baar speelgoed waar mogelijk, zoniet reiniging en ontsmetting, pluchespeelgoed en kledij dient gewassen te worden in de wasmachine vóórgebruik bij andere kinderen (BIII)

- beleid omtrent immunisatie en vaccinatie (BIII)- screeningsbeleid m.b.t. infecties voor bezoekers en vnl. kinderen (BII)- bezoekers met overdraagbare infecties mogen niet worden toegelaten

op de diensten (AII)- alle bezoekers dienen de richtlijnen omtrent handhygiëne en voorzorg-

smaatregelen in acht te nemen en uit te voeren (AII)- aantal bezoekers afhankelijk van de mogelijkheid op screening en uit-

voeren richtlijnen handhygiëne en voorzorgsmaatregelen (BIII)- dagelijks douche (Aspergillus en Legionellabesmetting) of bad tijdens

en na de transplantatie (BIII)- maak gebruik van milde/neutrale zeep (BIII)- dagelijks inspectie van de huid (BIII) (legionella en aspergillus infectie) - optimale perineale hygiëne (BIII)- na het maken van stoelgang dient het perineum gereinigd te worden,

na het urineren dient het perineum gedroogd te worden (BIII)- vermijd het gebruik van rectale thermometers, suppo’s, lavementen,

vaginale tampons*- vermijd vaginale of rectale onderzoeken*- optimale tand- en mondhygiëne gedurende zeker één jaar na de trans-

plantatie (AIII)- vóór de behandeling moeten tand- en mondevaluatie uitgevoerd wor-

den (AIII)- tand- of orale infecties moeten uitgesloten zijn (AIII)- een tijdsperiode van 10 tot 14 dagen tussen orale behandeling en het

starten van de stamceltransplantatie (AIII)- zie specifieke procedure mondzorg - zie specifieke procedure- contact met kraantjeswater ter hoogte van een CVC moet vermeden

worden (BIII)- ook bij naaldloze systemen dient contact met kraantjeswater vermeden

en een correct gebruik aanbevolen te worden (BII)

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

23

Transmissiegerichte voorzorgsmaatre-gelen

Voeding

Schoonmaak

Onderzoeken/Transport pntMeubilair

- MRSA-besmette of geïnfecteerde pnt: pas de contactvoorzorgsmaatrege-len toe (AIII), enz… .

- preventie van Legionellose en Aspergillose*- zie specifieke procedures- HACCP-normen (Hazard Analysis Critical Control Points) worden nage-

leefd- geen gezamenlijk gebruik van werkvlakken voor rauwe vis, vlees, kip,

en andere voeding of de werkvlakken worden afgewassen met warmwater en zeep tussen verschillend gebruik (AII)

- ongekookte maaltijden mogen niet in contact komen met andere voe-ding (BIII)

- handhygiëne tussen het bewerken van rauwe vis, vlees, kip, en enandere voeding, ook de hulpmiddelen hiervoor gebruikt, dienen tussen-door gereinigd te worden met warm water en zeep (AIII)

- verse voedingsproducten dienen gewassen te worden onder stromendwater (AIII)

- temperatuurmetingen voor vlees worden uitgevoerd (AII)- handhygiëne vóór en na het manipuleren van kliekjes/etensresten (AIII)- gebruik propere keukenhulpmiddelen en werkoppervlakken (AIII)- verdeel kliekjes in kleine porties en op ondiepe borden, zodat een

snelle koeling verkregen wordt (AII)- vries kliekjes terug in binnen de twee uur na bereiding/opwarming (AII)- verwijder kliekjes die langer dan twee uur op kamertemperatuur wer-

den bijgehouden (AII)- warm kliekjes terug op tot > 75°C* (AII)- kook soepen en sauzen vooraleer te serveren (AII)- volg de richtlijnen voor het koud bewaren van voeding (AII)- vermijd infecties met bacteriën, schimmels, gisten, virussen, enz… (BIII)- geen risicohoudende voedingsmiddelen, nl. rauw vlees, zeevruchten,

zachtgekookte eieren, specerijen, kazen op basis van rauwe melk,rauwe groenten, ...

- dagelijkse reiniging met speciale aandacht voor stofpreventie (BIII)- tijdens en na renovatie een grondige reiniging ter preventie van schim-

melinfecties (BIII)- patiënt draagt masker en handschoenen bij het verlaten van de kamer (BIII)- stofvrije omgeving/ goed afwasbaar, niet poreus, bestand tegen desinfec-

tie,… (BIII)

Bron : Guidelines for preventing Opportunistic infections among hematopoietic stem cell transplant recipients, 2000 (CDC).

Classificatie volgens CDC

A : sterke evidentie voor effectiviteit en klinisch relevant: sterk aanbevolen maatregelB : sterk of gematigde evidentie voor effectiviteit, maar beperkt klinisch relevant: algemeen aanbevolen maatregelI : evidentie van ten minste één goed uitgevoerde, gerandomiseerd onderzoek (randomised-controlled)II : evidentie van ten minste één klinisch onderzoek zonder randomisatie, zoals bijvoorbeeld een cohort of case gecontroleerdeanalytische studieIII : evidentie van opinies van gerespecteerde instanties, gebaseerd op klinische ervaring, beschrijvende studies of rapporten vaneen comité van experten.

* afwijking op de CDC-richtlijn.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

24

WEBSITE

Adressen om niet te vergeten

• Abstracts (résumés des articles de la littérature depuis 1994 avec une actualisation trimestrielle) disponibles àl’URL : http://www.md.ucl.ac.be/didac/hosp/intro.htm

• BAPCOC : http://www.health.fgov.be/antibiotics

• Congressen : http://nosobase.chu-lyon.fr/congres/congres.htm

• Congressen : http://www.wip.nl/congress.htm

• CDC/HICPAC : http://www.cdc.gov/ncidod/hip/DEFAULT.HTM

• Groep ter Opsporing, Studie en Preventie van Infecties in de Ziekenhuizen (GOSPIZ) : http://www.gospiz-gdepih.be

• Journal of Hospital Infection (JHI) : http://www.harcourt-international.com/journals/jhin

• Nosobase : http://nosobase.chu-lyon.fr

• Noso-info : http://www.md.ucl.ac.be/nosoinfo/intro.htm

• Site Nosobits : Hygiène Hospitalière UCL : http://www.md.ucl.ac.be/didac/hosp/intro.htm

• Infect Control and hospital Epidemiology (ICHE) : http://www.ichejournal.com/about.asp

Nieuwe adressen

Het water in de gezondheidsinstellingen : Technische gids. Ministerie van Solidariteit, Volksgezondheid en Gezin. http://nosobase.chu-lyon.fr/recommandations/Environnement/environnement.htm. Rubriek L’eau dans les éta-blissements de santé

Gids voor de evaluatie van de praktijken inzake Ziekenhuishygiënehttp://nosobase.chu-lyon.fr/recommandations/Personnel/personnel.htm, Rubriek : Hygiène Hospitalière

Hygiëne op de materniteit. Aanvevelingen. Autoëvaluatieroosters C.CLIN Ouest, 2005http://nosobase.chu-lyon.fr/recommandations/Maternite/maternite.htm Rubriek : Hygiène en maternité

Aanbevelingen voor de preventie van het infectierisico op het vlak van de tandartsbehandelingskamers in eenziekenhuisomgeving http://nosobase.chu-lyon.fr/recommandations/Odontologie/odontologie.htm Rubriek :cabinets dentairesWeldra : Preventie van de MRSA en MRS transmissie en risico op Aspergillus : http://www.gospiz-gdepih.be

Herinnering

Nosomail : privé discussieforum (inschrijving is volgens selectie maar niet gemodereerd). U kan zich in-en uit-schrijven door een bericht te versturen naar : [email protected]. Als u ingeschreven bent, U berichten [email protected] te versturen.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

25

14 SEPTEMBER 2005XVIÈME JOURNÉE ANNUELLE DU GERES."Actualités sur les risques infectieux professionnels : coqueluche, grippe aviaire, prions - Transmission virale(VIH, VHB, VHC) du soignant au soigné : point sur le risque, recommandations - La gestion des risques infec-tieux professionnels en milieu de soins".Plaats : Parijs, Frankrijk

Inlichtingen : Email : [email protected] - Website : http://geres.org

21 - 24 SEPTEMBER 200545TH INTERSCIENCE CONFERENCE ON ANTIMICROBIAL AGENTS AND CHEMOTHERAPY (ICAAC)Plaats : New Orleans (USA).

Inlichtingen : ITS. Tel : 1847 940 2155 - Fax : 1 847 940 2386 – Website : http://www.icaac.org

25 - 28 SEPTEMBER 200518TH ANNUAL CONGRESS OF THE EUROPEAN SOCIETY OF INTENSIVE CARE MEDICINE (ESICM).Plaats : Amsterdam, The Netherlands

Inlichtingen : Estelle Flament, ESICM. Tel : 32 25 59 03 55 - Fax : 32 25 27 00 62

Email : [email protected] - Website : http://www.esicm.org

6 - 7 OKTOBER 2005XVIÈMES JOURNÉES NATIONALES DE LA SIIHHFPlaats : Marseille, Frankrijk

Inlichtingen : Christine Chemorin, Présidente. Email : [email protected]

Website : http://www.siihhf.org

13 – 16 OKTOBER 2005SIXTH CONGRESS OF THE INTERNATIONAL FEDERATION OF INFECTION CONTROLPlaats : Istanboel, Turkey

Inlichtingen : http://www.ificistanbul.org

17 OKTOBER 2005STUDIEDAG VSZ (VERENIGING STERILISATIE IN HET ZIEKENHUIS).Plaats : Groot-Bijgaarden, Brussel, België

Inlichtingen : E. Goovaerts. Tel. 03/8214696 – Email : [email protected].

18 OKTOBER 20053ÈME JOURNÉE AMIÉNOISE EN HYGIÈNE HOSPITALIÈRE"Quel isolement pour quelle prévention?Plaats: Amiens, Frankrijk

Inlichtingen : Adjidé Crespin. Tel : 03 22 66 82 20 - Fax : 03 22 66 82 03-

Email : [email protected]

WETENSCHAPPELIJKE AGENDA

Gelieve ons de verschillende manifestaties die U organiseert mee te delen !

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

26

27 OKTOBER 2005LA MICROBIOLOGIE PRATIQUE : RENCONTRES INTERHOSPITALIÈRES DE LA PROVINCE DU HAINAUT"Prélèvements bactériologiques de l'environnement hospitalier: indications et modalités pratiques", Dr Byl,Plaats : Seminariezaal (verdieping 0) CHU Vésale, Montigny-le-Tilleul (12u30 – 14u00)

Inlichtingen : Dr C. Potvliege, Microbiologie, CHU Tivoli, La Louvière. Tel : 064/27.64.06

Dr D. Govaerts, Microbiologie, CHU A. Vésale, Montigny-le Tilleul. Tel : 071/92.48.30

17 NOVEMBER 200521TH SEMINAR SCIENTIFIC INSTITUTE OF PUBLIC HEALTHDiagnosis and surveillance of infectious diseasesPlaats : Brussel, Belgium

Inlichtingen : Geneviève Ducoffre. Tel. : + 32 2 642 57 77

Website : http://www.iph.fgov.be/epidemio/epien/agenda.htm

24 NOVEMBER 2005LA MICROBIOLOGIE PRATIQUE : RENCONTRES INTERHOSPITALIÈRES DE LA PROVINCE DU HAINAUT"Actualisation du diagnostic de laboratoire des Mycobactéries en 2005", Dr Dediste, Microbiologie (ULB) Plaats : Salle de séminaire (11de verdieping) CHU Tivoli, La Louvière (12u30 – 14u00)

Inlichtingen : Dr C. Potvliege, Microbiologie, CHU Tivoli, La louvière. Tel : 064/27.64.06

Dr D. Govaerts, Microbiologie, CHU A. Vésale, Montigny-le Tilleul. Tel : 071/92.48.30

1 - 2 DECEMBER 200528ÈMES JOURNÉES RÉGIONALES D'HYGIÈNE HOSPITALIÈRE ET DE PRÉVENTION DES INFECTIONSNOSOCOMIALES.-Plaats : Strasbourg., Frankrijk

Inlichtingen: Elodie Buch. Tel : 03 90 24 49 40 - Fax : 03 90 24 49 41

Email : [email protected]

1 - 2 DECEMBER 200525ÈME RÉUNION INTERDISCIPLINAIRE DE CHIMIOTHÉRAPIE ANTI-INFECTIEUSES (RICAIPlaats: Parijs, Frankrijk

Inlichtingen : Suzanne Teubner. Tel : 01 40 64 20 00 - Fax :01 40 64 27 44

Email : [email protected] - Site web http://www.ricai.org

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

27

RICHTLIJNEN VOOR DE AUTEURS

1. Noso-info is het officiële tijdschrift van deBelgische Vereniging voor Ziekenhuishygiëne(BVZH) en de Groepering voor de Opsporing, deStudie en de Preventie van Infecties in deZiekenhuizen (GOSPIZ).

2. Noso-info publiceert artikels, reviews,commentaar, informatie met betrekking totziekenhuishygiëne. Het verschijnt elke drie maandin het Frans en het Nederlands. Het heeft tot doelde verpleegkundigen, artsen, apothekers enandere ziekenhuispractici over dit domein teinformeren. Het gepubliceerd materiaal kanbestaan uit originele bijdragen of uit reeds eldersgepubliceerde informatie. In dit geval wordt deauteur veronder-steld de toelating tot publiceren aan deredactieraad van Noso-info aan te vragen, eneveneens aan het originele tijdschrift.

3. Taal. De artikels zullen in het Frans of hetNederlands voorgelegd worden, of uitzonderlijkin het Engels. Het tijdschrift kan zelf voor devertaling Frans<->Nederlands zorgen. Indien hijde vertaalde versie van het manuscript wenst teherlezen of na te zien, wordt de hoofdauteurverzocht dit schriftelijk aan de redactie te melden.

4. Aanvaarding. De artikels worden tergoedkeuring aan de redactieraad van het tijdschriftvoorgelegd. De redactieraad beslist souverein overhet aanvaarden of het verwerpen van een artikel.Hij kan eventueel aanpassingen voorstellen, dieaan het voorgelegde document aangebrachtmoeten worden. Wanneer deze wijzigingenbeperkt zijn (spellingsfouten …) kan de redactiedie zelf aanbrengen (na telefonisch overleg metde hoofdauteur).

3. Formaat van de zending. De teksten zullen inéén exemplaar gezonden worden en zullen vaneen computerdiskette vergezeld zijn, waaropteksten en tabellen in een tekstverwerkingsformaatstaan (bij voorkeur Word 6 for windows). Zemoeten naar volgend adres opgestuurd worden: A.Simon, redactiesecretariaat Noso-info, UCL–MBLG, Hippocrateslaan 5490, 1200 Brussel.Dezelfde procedure dient voor het uiteindelijkedocument gevolgd te worden. Zij kunnen tevensvia electronische post naar de redactie E-mailopgestuurd worden: [email protected]

6. De lengte van de voorgelegde teksten isonbeperkt, maar men wordt verzocht de 10gedrukte bladzijden niet te overschrijden (dubbele

interlinies, karaktertype groter dan 10 cpi). Deklassieke structuur: "inleiding, materiaal enmethoden, uitslagen, bespreking, besluit,bibliografie" zal bij voorkeur voor studies gebruiktworden In het geval van overzichtartikels zullentitels van hoofdstukken de text op een duidelijkewijze onderverdelen.

7. Tabellen zullen bij voorkeur deel uitmaken vande voorgelegde tekst. Zij zullen een nummerdragen (Romeinse cijfers).

8. Figuren mogen in het voorgelegde documentingelast worden. Een origineel van elke figuur(zonder legende) zal in elk geval op het einde vande tekst toegevoegd worden. Op de keerzijdezullen de positie (hoog-laag) en het nummer vande figuur vermeld staan. De figuren zullen eennummer dragen (Arabische cijfers).

9. De referenties zullen in de tekst aangeduidstaan, door middel van een cijfer tussen rechtehaken [ ], en zullen naargelang de alfabetischeorde van de eerste auteur genummerd worden. Inde bibliografie zullen ze volgens het hieronderbeschreven systeem vermeld staan:- Tijdschriften : Naam en initialen van alle auteurs(indien meer dan 6 auteurs, de eerste 3vermelden, gevolgd door et al). Titel van hetartikel. Tijdschrift (afkortingen van de IndexMedicus). Jaargang, volume: eerste pagina-laatstepagina. Voorbeeld: Kernodle DS, Kaiser AB.Antibiotic prophylaxis in surgery. Cur Opin InfectDis 1995; 8:275-279.- Boeken : (zoals in het voorbeeld:) Altemeier WA,Burke JF, Pruitt BA, Sandusky (eds). Manual oncontrol of infection in surgical patients, 2nd ed.Philadelphia: JB Lipincott, 1984.-Hoofdstukken van boeken : (zoals in hetvoorbeeld:) Trilla A, Mensa J. Perioperativeantibiotic prophylaxis. In: Wenzel RP, ed.Prevention and control of nosocomial infections,2nd ed. Baltimore: Williams & Wilkins, 1993:665-682.

10. Het genus en de species van microorganismenzullen in cursief gedrukt worden. Merknamen(stoffen, geneesmiddelen en materiaal) zullen inde tekst vermeden worden. Voor geneesmiddelenzal men de generische naam gebruiken. Het merkvan stoffen, geneesmiddelen en materiaal mag alsannotatie op het einde van de tekst vermeld staan.

11. De inhoud van de artikels staat alleen onderde verantwoordelijkheid van de auteurs.

N O S O - i n f o , v o l . I X n ° 2 , 2 0 0 5

28

REDACTIERAAD

K. Claeys, M. Costers, Y. Degheldre, O. Denis,A. Deschuymere, M. Gérard, J. J. Haxhe, C. Logghe, C. Potvliege, A. Simon, J.P. Sion, C. Suetens, F. Van Laer, M. Zumofen.

REDACTIE COORDINATOR

A. Simon

REDACTIESECRETARIAAT

L. De GreefUCL –MBLG 5490Hippocrateslaan, 541200 BRUSSELTél.: 02/764 54 90 Fax : 02/764 94 40E-mail: [email protected]

Noso-info publiceert artikels, briefwisseling enoverzichten met betrekking tot ziekenhuishygiëne. Ze worden door de redactieraad uitgekozen enverschijnen in het Frans en het Nederlands (vertalingverzekerd door het tijdschrift). De inhoud van deartikels staat alleen onder de verantwoordelijkheid vande auteurs

Voor inlichtingen over NVKVV Vlaamse Werkgroep ZiekenhuishygiëneMevr. K. Claeys, voorzitterMevr. S. Deprez, stafmedewerkerTel : 02/737.97.85Fax : 02/734.84.60Email : [email protected]

Voor inlichtingen over het abonnement (en de betaling) opNOSO-info, gelieve zich te richten tot de schatbewaardervan NOSO-info :

Ter attentie van Dr J.P. SIONEeuwfeestkliniek, Harmoniestraat, 682018 – ANTWERPENTel: 03/240.26.30 Fax: 03/238.72.48E-Mail: [email protected]

Persoonlijk abonnement op NOSO-info :Voor België : 25 €Op rekening Nr : 408-7090741-09NOSO-info, Harmoniestraat, 682018-AntwerpenVoor het Buitenland : 30 €Uitsluitend door bankoverschrijving

Inschrijving als lid van GDEPIH-GOSPIZ (zonder tijdschrift):

Verpleegkundigen : 25 € ÛArtsen : 50 € ÛArtsen in opleiding 25 € Û

Op rekening Nr : 431-0712901-18GDEPIH/GOSPIZ vzw, Erasmus Ziekenhuis, Brussel

Voor inlichtingen over de inschrijving op GDEPIH-GOSPIZ, gelieve zich te richten tot de secretaris vanGDEPIH-GOSPIZ :

Dr B. BYLHôpital Erasme, Route de Lennik, 808, 1070 Bruxelles.Tél.: 02/555.6643-4541 - Fax : 02/555.3912Email: [email protected]

Voor inlichtingen over ABHHGroupe infirmier francophoneMevr. P. Taminiau, voorzitterTel : 02/759.54.36Fax : 02/759.54.36

Abonnementen enlidgeld 2005

Het tijdschrift is ook op het internet beschikbaar :http://www.md.ucl.ac.be/nosoinfo/intro.htm

Redactieraad