Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6:...

11
Opdrachtkaart 1: Je gedicht heet “one- two – three” Je gaat een gedicht maken in het Engels, daarin gebruik je woorden die je vertaalt in het Nederlands, net als hierboven. Je maakt 3 strofes, de twee laatste zinnen zijn: “Engels is gek, ik heb een boek in mijn bek” . Net als het voorbeeld. Je illustreert dit gedicht met plaatjes uit tijdschriften die bij je gedicht passen.

Transcript of Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6:...

Page 1: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 1:

Je gedicht heet “one- two – three”

Je gaat een gedicht maken in het Engels, daarin gebruik je woorden die je vertaalt in het Nederlands, net als hierboven.

Je maakt 3 strofes, de twee laatste zinnen zijn: “Engels is gek, ik heb een boek in mijn bek” . Net als het voorbeeld.

Je illustreert dit gedicht met plaatjes uit tijdschriften die bij je gedicht passen.

Page 2: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 2:

Je gedicht heet: “LUI”

Maak een gedicht over dat je lui bent, let op het voorbeeld, hoe de regels rijmen.

Je maakt 2 strofes.

Je illustreert dit gedicht met een tekening met kleurpotlood, je typt je gedicht en je maakt de tekening door de tekst heen.

Page 3: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdracht kaart 3:

Neem een a-4 papiertje en ga deze eerst rondom intekenen met wasco, met bomen, in het groen. Denk eraan dat je midden niet met wasco tekent want dan

kun je er niet meer op schrijven.

Als dat af is, vul je het hele a-4tje met ecoline (blauw of groen)

Als dat droog is schrijf je het gedicht in het midden.

Je gedicht heet: “Tuinschilderij”

Je maakt 4 strofes, je gedicht moet rijmen, het moet een omschrijving zijn van wat je in de tuin ziet.

Page 4: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 4:

Je gedicht heet: “vraagje”

Elke strofe begint met “Ga je mee?”

Dan bedenk je bij iedere strofe 3 vragen, de laatste 2 regels moeten rijmen.

Anders dan het voorbeeld verzin je vragen die beginnen met dezelfde letter.

Bijvoorbeeld:

Een windje waaien

Een schaapje scheren

Een lesje leren

Je mag zelf weten hoe je dit gedicht illustreert.

Page 5: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 5:

Maak een onzin gedicht, een gedicht waarin woorden staan die niet bestaan.

Zoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen.

Page 6: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 6:

Juf heeft een stencil voor deze opdracht.

Je gedicht heet: “Als je het maar weet”

Je schrijft met de hand weetjes op een papiertje dat in het grote vakje past. Zorg dat de weetje kloppen! De zinnen moeten rijmen, kijk maar naar het voorbeeld.

Als je papiertje af is, scheur je de randjes een beetje en ga je met houtskool de randjes een beetje zwart maken en dan uitvegen met je vinger.

Plak het papiertje in het vakje en zoek uit een tijdschrift er een plaatje bij die er bij past en plak deze in het kleine vlakje.

Page 7: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 7:

Je gedicht heet “Wie is wie”

Je begint je gedicht met een strofe zoals het voorbeeld. (Deze mag je overnemen van het voorbeeld)

Dan komen er 3 strofes zoals onderstaand voorbeeld:

Een vork is geen mes

Een karaf is geen fles

Een struik is geen boom

En snel is niet sloom

En ik?

Ik ben niet zoals jij..!

De illustratie is een foto van jezelf. Deze maak je met iemand en plak je bij je gedicht. Je mag ook een grote foto van jezelf maken en het gedicht over de foto

heen schrijven.

Page 8: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 8:

Maak een gedicht over je lievelingsdier. Je gedicht telt tenminste 3 strofes.

Als illustratie maak je een tekening van je lievelings dier met houtskool. Je mag 1 kleur bordkrijt gebruiken als kleur voor de grond waar het dier op staat. Als je

tekening af is spuit je hem in met haarlak.

Page 9: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 9:

Je gedicht heet: “Betere raad”

Neem de eerste en de tweede strofe van het gedicht over zoals hij hier boven staat.

De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent? Geef je lezer een tip!

Je gaat het gedicht typen, de achtergrond van het gedicht ga je kleuren met bordkrijt, even inspuiten met haarlak, dan laat het niet meer af!

Page 10: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?

Opdrachtkaart 10:

Je gedicht heet: “Wat je kan zien, maar niet kunt horen”

Verzin 18 dingen die je kunt zien maar niet kunt horen. Typ de regels om en om met een verschillend lettertype. Je gedicht hoeft niet te rijmen, maar dat mag

wel!

Je illustreert je gedicht met plaatjes uit tijdschriften die bij je gedicht passen, je plakt de plaatje rondom je gedicht zodat je een soort lijst krijgt waar het gedicht

in staat.

Page 11: Web viewZoek op de computer een plaatje en typ je verhaal door het plaatje heen. Opdrachtkaart 6: ... De laatste strofe ga je zelf verzinnen, wat lucht op als je boos bent?