woordenschat uitdrukkingen

Post on 26-Mar-2016

224 views 1 download

description

woordenschat bij taal in beeld groep 5 blok 5

Transcript of woordenschat uitdrukkingen

aan de slag gaan

(beginnen)

aan iemands

lippen hangen

(aandachtig luisteren)

de handen uit de

mouwen steken

(flink aanpakken,

werken)

een gat in de lucht

springen

(heel blij zijn)

een toontje lager

zingen

(minder opscheppen,

niet zo’n grote mond

hebben)

elkaar in de haren

vliegen

(ruzie maken)

ergens geen touw

aan vast kunnen

knopen

(iets niet meer

snappen)

met je mond vol

tanden staan

(niet weten wat je

moet zeggen)

zich een hoedje

schrikken

(heel erg schrikken)

zijn vuisten ballen

(de vingers naar

binnen oprollen, klaar

om te vechten )

Als een lopend

vuurtje

(heel snel)

Als een pijl uit een

boog

(met heel veel

kracht, snel)

De bloemetjes

buitenzetten

(feesten)

De wenkbrauwen

fronsen

nadenken

Door het dolle

heen zijn

(heel blij zijn)

Een kijkje nemen

(even gaan kijken)

Ergens een stokje

voorsteken

(iets niet door

laten gaan,

verbieden)

In een oogwenk

(opeens, heel

snel)

Op zijn dooie

gemak

(heel rustig)

Slapen als een

roos

(heerlijk slapen)

De benen nemen

(vluchten)

Ergens een

nachtje over

slapen

(niet meteen

beslissen)

Ergens een potje

van maken

(aanrommelen)

Honderduit

praten

(enthoustiast

praten)

Niet in zeven

sloten tegelijk

lopen

(voorzichtig zijn)

Over koetjes en

kalfjes praten

(gezellig kletsen)

Uit je duim zuigen

(iets verzinnen,

jokken)

Van de bovenste

plank

(van de beste

soort)

Wie A zegt, moet

ook B zeggen

(als je ergens aan

begint, moet je

het afmaken)

Wie niet sterk is,

moet slim zijn

(Met een list iets

bereiken)