Toegepaste SOORTENKENNIS biologie O43 DEEL 2A soortenkennis de… · Soortgroep weekdieren...

Post on 07-Oct-2020

8 views 0 download

Transcript of Toegepaste SOORTENKENNIS biologie O43 DEEL 2A soortenkennis de… · Soortgroep weekdieren...

Toegepaste

biologie

O43

2015-2016

SOORTENKENNIS

DEEL 2A

SLOBEEND

Soortgroep Eenden (Anatidae)

Hoofd-biotoop

Uiterlijke kenmerken Het mannetje heeft een groene kop, een witte borst,

roodbruine flanken, lichtblauwe voorvleugels en gele ogen.

Het vrouwtje is bruin en met een groene vleugelspiegel en

blauwe schouders.

Lengte: 44 tot 52 cm

Spanwijdte: 73 tot 82 cm

Slobeenden bouwen het nest tussen de dichte begroeiing

op de oevers, vaak op een eilandje. In de winter trekt een

gedeelte van de Nederlandse populatie naar het zuiden.

Extra foto’s

KENMERKEN SLOBEEND

MOERASWOLFSKLAUW

Soortgroep Wolfsklauwfamilie, Lycopodiaceae

Hoofd-biotoop Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op vochtige tot

vrij natte, voedselarme, zure zand- en leemgrond.

Uiterlijke kenmerken 3 tot 10 cm

De priemvormige bladeren zijn heldergroen. De

onvruchtbare bladeren zijn toegespitst

De korte, brosse stengels kruipen en worden tot 15 cm lang

Extra foto’s

KENMERKEN MOERASWOLFSKLAUW

GROTE WOLFSKLAUW

Soortgroep Wolfsklauwfamilie, Lycopodiaceae

Hoofd-biotoop Heide, bossen

Uiterlijke kenmerken 5-15 cm

De wortelende, kruipende stengels worden soms tot meer

dan 1 meter lang

De onvruchtbare bladen zijn heldergroen, vrij zacht,

lijnvormig, 3-5 mm lang, staan schuin af, zijn naar boven

gekromd, getand en lopen uit in een ongeveer even lange

witte haarpunt. De vruchtbare bladen zijn gelig, gekarteld,

driehoekig en hebben een haarpunt.

Extra foto’s

KENMERKEN GROTE WOLFSKLAUW

HEERMOES

Soortgroep Paardenstaartenfamilie, Equisetaceae

Hoofd-biotoop Plantsoenen, pioniervegetaties, grasland

Uiterlijke kenmerken 10-80 cm

De groene bladkransen van de zijtakken hebben afstaande

tanden

In het voorjaar verschijnen er stengels met sporenaren op

de top

Extra foto’s

KENMERKEN HEERMOES

LIDRUS

Soortgroep Paardenstaartenfamilie, Equisetaceae

Hoofd-biotoop Grasland, langs spoorwegen

Uiterlijke kenmerken 20 tot 60 cm

De groene, glanzende, slanke stengels zijn meestal vertakt.

Ze zijn kantig door een klein aantal ribben

Bladkransen met groene, aan de top zwarte, naar binnen

buigende tanden

Extra foto’s

KENMERKEN LIDRUS

Soortgroep Lepidochitona cinerea

Hoofd-biotoop De dieren leven op slikrijke plaatsen, vastgezogen aan hard

substraat, zoals stenen en schelpen.

Uiterlijke kenmerken De asgrauwe keverslak is grijsgroen tot bruinrood en soms

gevlekt. In het midden komt vaak een lichtere band voor.

De zoom heeft dezelfde kleuren.

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

Soortgroep Nucella lapillus

Hoofd-biotoop De soort leeft van de hoogwaterlijn in de getijdenzone tot

een waterdiepte van 40 meter.

Uiterlijke kenmerken De schelp is dikwandig en heeft bolle windingen. Er is een

spitse top en een grote laatste winding die aan de

onderkant in een kort sifokanaal uitloopt. Er is een

sculptuur van spiraalribben.

Hoogte: tot ca. 50 mm

breedte tot ca. 25 mm

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

Soortgroep Patella vulgata

Hoofd-biotoop De gewone schaalhoren is een rotsbewoner die leeft in de

getijdenzone.

Uiterlijke kenmerken De gewone schaalhoren heeft een stevige, napvormige

schelp zonder windingen die tot 60 mm hoog kan worden.

Vanaf de top stralen ongeveer 15 primaire ribben naar de

basis met ertussen vaak secundaire ribben

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

Soortgroep Carcinus maenas

Hoofd-biotoop Strandkrabben leven op zanderige en rotsachtige kusten .

Uiterlijke kenmerken mannetjes worden iets groter dan vrouwtjes. De

schaallengte bedraagt 4 tot 6 cm. De kleur is erg variabel

en varieert van bruin tot groenachtig

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

Soortgroep Littorina littorea

Hoofd-biotoop De soort leeft in en vlak onder de getijdenzone op vaste

ondergrond zoals rotsen

Uiterlijke kenmerken Deze soort heeft een zeer stevige afgerond kegelvormige

schelp met een spitse top. De hoogte van de schelp is gelijk

aan of groter dan de breedte.

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

WITTE KWIKSTAART(MOTACILLA ALBA)

http://www.vogelbescherming.nl/vogels_kijken/vogelgids/zoe

kresultaat/detailpagina/q/vogel/250

WITTE KWIKSTAART GELUID

WITTE KWIKSTAARTVERSPREIDING

Aantal broedparen: 100.000

Soortgroep Motacillidae (kwikstaarten en piepers)

Hoofd-

biotoop

Akkers, buitengebied, cultuurlandschappen, gorzen en slikken,

graslanden, oevers, park en tuin, platteland, stedelijk gebied, weiden,

weilanden.

Uiterlijke

kenmerken

• Geheel zwart, wit en grijs gekleurd.

• Zwarte pet, zwarte kin, zwart met witte vleugelstrepen.

• Dunne zwarte pootjes.

• Dunne insectensnavel.

• lengte: 16,5 – 19 cm.

Extra foto’s

WITTE KWIKSTAARTKENMERKEN

MARETAK(V ISCUM ALBUM)

MARETAKVERSPREIDING

Soortgroep Santalaceae (sandelhoutfamillie)

Hoofd-

biotoop

Zonnige plekken, op loofbomen op kalkrijke zand- en mergelgrond, groeit vaak op

appel, Canada populier, Robinia en soms op Eenstijlige meidoorn en Berk.

Uiterlijke

kenmerken

• Groene stengels, gaffelvormig vertakt.

• Geelgroene, spatelvormige en leerachtige bladeren.

• Witte bessen.

• Geelgroene bloemen.

• Tweehuizig

• Niet heliotroop. Niet zwaartekracht gebonden groei.

Extra foto’s

MARETAKKENMERKEN

PLUIMZEGGE(CAREX PANICULATA)

PLUIMZEGGE(VERSPREIDING)

Soortgroep Cyperaceae (cypergrassenfamillie)

Hoofd-

biotoop

Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, voedselrijke, zwak zure tot

kalkhoudende grond. Stilstaande wateren.

Uiterlijke

kenmerken

• 50 cm tot 100 cm hoog. Staat in dichte pollen.

• Overblijvend/éénslachtig, éénhuizig.

• Bloeit: mei en juni.

• Bladeren aan voet gootvormig naar boven toe vlakker.

• Vrij losse, pluimvormige bloeiwijze tot 20 cm. Vele eivormige aren.

• Mannelijke bloemen bovenaan, vrouwelijke onderaan.

Extra foto’s

PLUIMZEGGEKENMERKEN

ZANDZEGGE( CAREX ARENARIA )

ZANDZEGGEV ERS P REID ING

Soortgroep Cyperaceae (cypergrassenfamillie)

Hoofd-

biotoop

Zonnig tot licht beschaduwde, vaak op droge open plaatsen, licht zuur tot kalkrijk.

Heide, zeeduinen, rivierduinen, bossen, struwelen, zandverstuivingen,

Uiterlijke

kenmerken

• 10-60 cm, groeit volgens de wortelstok.

• Overblijvend/ Eenslachtig, eenhuizig

• Bloeit: april, mei, juni.

• Gootvormige bladeren

• Bloeit piramidevormig en compact, 4-15 eironde aren.

• Mannelijke bloemen bovenaan, vrouwelijke onderaan.

Extra foto’s

ZANDZEGGEKENMERKEN

STIJVE ZEGGE( CAREX ELATA )

STIJVE ZEGGE VERSPREIDING

Soortgroep Cyperaceae (cypergrassenfamillie)

Hoofd-

biotoop

Zonnige tot beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, meestal zwak zure grond en in

ondiep zoet, zelden heel zwak brak water.

Bossen, wilgenstruwelen, houtwallen, waterkanten en moerassen afgravingen grasland

zeeduinen en heide

Uiterlijke

kenmerken

• 50 – 100 cm

• Overblijvend/ éénslachtig, éénhuizig.

• Bloeit: April en Mei

• Grijsgroene bladeren

• Bloeiwijze: vrij compact, met 1 tot 3 mannelijke aren. 2-4 vrouwelijke aren.

Extra foto’s

STIJVE ZEGGEKENMERKEN

HOOFDFOTO

“PAARDENANEMOON”

Soortgroep bloemdieren

Hoofd-biotoop Vooral hoog in de getijdenzone tot ongeveer 8 meter Bij

laag water langs de waterkantvastgehecht aanbijvoorbeeld

strekdammen.leeft alleen op harde ondergrond met weinig

zandtransport.

Uiterlijke kenmerken Tot 4 centimeter hoog, tentakels tot 3 centimeter lang.

Meestal effen roodbruin, ook wel groen of bruin.

Langs de rand rond de tentakelsfelblauwe knobbels.

Extra foto’s

KENMERKEN PAARDENANEMOON

ZEEDRUIFJE/RIBKWAAL

(PLEUROBRACHIA PILEUS)

Soortgroep kwallen

Hoofd-biotoop hele Noord-Atlantische gebied, de Middellandse Zee en de

Oostzee.

Uiterlijke kenmerken 2 tot 3 cm groot.

Bolvormige tot ovale vorm.

Karakteristieke acht verticale ribben waarop er zich kleine

zwemplaatjes met trilhaartjes bevinden.

Lichaam is transparant.

Keelholte en tentakels geelachtig, roze of oranje kleur.

Lichaamsvorm lijkt op een druif.

Extra foto’s

KENMERKEN ZEEDRUIFJE

OORKWAL (AURELIA AURITA)

Soortgroep kwallen

Hoofd-biotoop Kustgebieden, zoals estuaria, fjorden en baaien.

Uiterlijke kenmerken 10 tot 40 cm groot .

Midden van het lichaam structuren zichtbaar, dit zijn de

geslachtsorganen

3 procent van de populatiesmeer dan vier van deze oren tot

9 aan toe.

Tentakels aan de onderkant van het lichaam

Extra foto’s

KENMERKEN OORKWAL

“JAPANSE OESTER”

Soortgroep Weekdieren

Hoofd-biotoop Kuststreken van Nederland en België. Zowel harde als

zachte bodem.

Uiterlijke kenmerken Eetbaar weekdier. Nauwelijks te onderscheiden van de

Portugese oester.

Onregelmatige groei van de schelp.

Grijs, wit, zwarte kleur van de schild.

Lijkt alsof het schild aangetast is ( schilferige schild )

Lijkt op een steen van ver af.

portugese oester japaanse oester

Extra foto’s

KENMERKEN JAPANSE OESTER

“GEWONE OESTER (CRASSOSTREA

GIGAS)”

Soortgroep weekdieren

Hoofd-biotoop vastgegroeid aan een hard substraat in helder, rustig zout

water

Uiterlijke kenmerken Schelp is zeer dikschalig en variabel van vorm

Meestal min of meer rond, maar soms ook meer

hoefijzervormig.

Onderste schelp is een hol bakje en de bovenste is plat

Zeer schilferige sculptuur.

Vaak onregelmatige golvende ribben aanwezig

Lengte: tot 220 mm. Meestal kleiner.

Extra foto’s

KENMERKEN GEWONE OESTER

KONIK PAARD

Soortgroep

Hoofd-biotoop graslanden

Uiterlijke kenmerken Stokmaat: 130-140 cm (pony maat)

Grijs/beige/zwart van vacht kleur

Aftekeningen: aalstreep, hoog witbeen en halve moorkop

Exterieur: hoofd is lang, breed en licht concaaf profiel

breder bij de neusgaten. Benen zijn hard en droog= weinig

vocht en vlees rond de pezen.

Extra foto’s

KENMERKEN SOORTNAAM

GROTE WEDERIK (LYSIMACHIA

VULGARIS)

Soortgroep Geleedpotige

Hoofd-biotoop Zeeduinen, moerassen

Uiterlijke kenmerken Hoogte: 60 t/m 150 cm

Bladeren: staan tegenover elkaar of in een krans van 3 of 4.

gesteeld en eirond/langwerpig en ong. 14 cm.

Bloemen: tweeslachtig, 1,5 t/m 2 cm, geel, pluim

Extra foto’s

GROTE WEDERIK (LYSIMACHIA

VULGARIS)

HENGEL (MELAMPYRUM PRATENSE)

Soortgroep Zoorgdieren

Hoofd-biotoop bossen

Uiterlijke kenmerken Hoogte: 15 – 50 sm

Bladeren: eirond tot langwerpig, 3-6 cm lang 3,5 breed en

gave rand

Bloem: twee slachtig, trosvormig, geelwit en 1,5 t/m 2 cm.

Extra foto’s

HENGEL (MELAMPYRUM PRATENSE)

KNOPIG HELMKRUID (SCROFULARIA

NODOSA)

Soortgroep

Hoofd-biotoop bossen

Uiterlijke kenmerken Hoogte: 30 – 120 cm

Bladeren: eirond tot langwerpig, dubbel of onregelmatig

gezaagd met een donkergroene kleur

Bloem: tweeslachtig, eirond in een pluim rood bruin tot

groen geel.

Extra foto’s

KNOPIG HELMKRUID (SCROFULARIA

NODOSA)

VEENPLUIS (ERIOPHORUM

ANGUSTIFOLIUM)

Soortgroep

Hoofd-biotoop heide

Uiterlijke kenmerken Hoogte: 30 – 60 cm

Bladeren: gootvorimig, 2 t/m 6 mm breed en roodachtig

aangelopen

Bloem: tweeslachtig, 3 tot 8 are, 1 rechtop staant rest

buigent

Extra foto’s

VEENPLUIS (ERIOPHORUM

ANGUSTIFOLIUM)

“ROSSE VLEERMUIS”

NYCTALUS NOCTULA

Soortgroep Zoogdieren

Hoofd-biotoop Water en moerassige open terreinen

kenmerken -Spanwijdte 32-44 cm

-Korte platte rugvacht

-2 sonartypes, één voor geringe hoogte en één voor boven

de bomen.

-Boomholten

- Eet: Grote kevers en nachtvlinders

Extra foto’s

KENMERKEN ROSSE VLEERMUIS

DWERG VLEERMUIS

PIPISTRELLUS PIPISTRELLUS

Soortgroep Zoogdieren

Hoofd-biotoop Rond bebouwing maar ieder habitat

Uiterlijke kenmerken - Meest voorkomende vleermuis in Nederland

- Vacht is bruin, jonge dieren zijn donkerder en grijzer.

Snuit, oren en vleugels zijn zwartbruin.

- Korte oorschelp, breed driehoekig.

- Spanwijdte van 18—24cm

Extra foto’s

KENMERKEN DWERGVLEERMUIS

ENGELS GRAS

ARMERIA MARITIMA

Soortgroep strandkruidfamilie

Hoofd-biotoop Grasland nabij zilt/zout water

Uiterlijke kenmerken - 5-50cm

- Kort behaarde blomstelen zijn bladloos.

- Dichtbloemige hoofdjes meestal roze, soms rood of wit

- 5 kroonbladeren

- Lijnvormige bladeren 1 nerf, gave rand

Extra foto’s

ENGELSGRAS

“TEER GUICHELHEIL”

ANAGALLIS TENELLA

Soortgroep Sleutelbloemfamilie

Hoofd-biotoop Moerassige plekken

Uiterlijke kenmerken - 5-20cm

- Kruipende stengels, vormen zoden

- Eironde bladeren kort gesteeld

- Komvormige vrucht

- Bloeit van juni tot augustus

- Roze-rode bloemen

Extra foto’s

KENMERKEN TEER GUICHELHEIL

“PONTISCHE RODODENDRON”

RHODODENDRON PONTICUM

Soortgroep Heifamilie

Hoofd-biotoop Loofbossen en bosraden

Uiterlijke kenmerken - 1-5 meter

- Kale takken

- Groene bladeren ook in de winter

- Groot, leerachtig kaal omgekeerd langwerpig

- Bloemen zijn paars, roze of witachtig of lila.

- Trompetvormige bloemen 4-6 cm

Extra foto’s

KENMERKEN PONTISCHE RODODENDRON

BUNZING

https://www.youtube.com/watch?v=qPG4KFKyTZg

Soortgroep Zoogdieren

Hoofd-biotoop Oeverbegroeiingen, droge sloten, heggen, houtwallen,

bosranden, akkerranden, rietvelden of moerasgebieden.

Uiterlijke kenmerken De bunzing behoort tot de familie der marterachtigen. De

bunzing heeft een donkerbruine vacht met een geel,

geelwitte of lichtbruine ondervacht. Op de kop heeft hij

rondom het donkere haar rond de ogen een band van witte,

gelige of grijsachtige haren, ook wel aangeduid als masker.

De bunzing heeft een kop-romp lengte van 33-45 cm.

Extra foto’s

KENMERKEN BUNZING

https://www.youtube.com/watch?v=N32mLhuhEkk

BOOMMARTER

Soortgroep Zoogdieren

Hoofd-biotoop Boomholten, konijnen-, vossen of dassenholen, tussen

boomwortels of onder takkenbossen.

Uiterlijke kenmerken De boommarter (Martes martes) is een zoogdier uit de

familie marterachtigen. De Boommarter is qua formaat als

een huiskat maar met veel kortere poten. De sterk

behaarde, volle, pluimstaart neemt bijna een derde van de

totale lengte in beslag. De kop is spits met vrij grote oren.

Poten en snuit zijn bijna altijd donkerder dan de koffie- tot

roodbruine vacht met grijsbruine ondervacht. De

Boommarter heeft een rop-romp lengte van 40 – 53 cm

Extra foto’s

KENMERKEN BOOMMARTER

STEENMARTER

https://www.youtube.com/watch?v=_bdnAm9hv98

Soortgroep Zoogdieren

Hoofd-biotoop Parklandschap, maar ook in volkomen bosloze gebieden,

steengroeven en rotsige hellingen.

Uiterlijke kenmerken De steenmarter (Martes foina) is een zoogdier uit de familie

marterachtigen. Ook de steenmarter is qua formaat als een

huiskat maar met veel kortere poten. De vacht is asgrauw

tot grijsbruin met een (grijs)witte ondervacht. De oren zijn

klein en kort behaard, de ogen zijn donker en hij heeft een

kleine snuit met roze neus en donkere snorharen. De

steenmarter heeft een kop – romp lengte van 40 – 52 cm.

Extra foto’s

KENMERKEN STEENMARTER

GULDEN SLEUTELBLOEM

Soortgroep Sleutelbloemen

Hoofd-biotoop Grasland, bossen, bosranden, struwelen, kapvlakten,

uiterwaarden, zeeduinen, rivierdijken, kanaalbermen en

wegbermen.

Uiterlijke kenmerken Het is een 15 – 30 cm hoge, overblijvende plant. De plant

bloeit van april t/m mei met gele bloemen. De bloeiwijze is

in een scherm. Het blad is spatelvormig, omgekeerd eirond

en de bladrand is getand.

Extra foto’s

KENMERKEN GULDEN SLEUTELBLOEM

SLANKE SLEUTELBLOEM

Soortgroep Sleutelbloemen

Hoofd-biotoop Grasland, ruigte, struweel en loofbossen

Uiterlijke kenmerken Het is een 15 – 30 cm hoge, overblijvende plant. De plant

bloeit van maart t/m mei met lichtgele bloemen. De

bloeiwijze is in een scherm. Het blad is spatelvormig,

omgekeerd eirond en de bladrand is getand.

Extra foto’s

KENMERKEN SLANKE SLEUTELBLOEM

WILD ZWIJN (SUS SCROFA)

Soortgroep varkens

Hoofd-biotoop Bos en open gebied

Uiterlijke kenmerken Keilers hebben slagtanden

120 tot 180 cm lang en schofthoogte 90cm

Tot 300 kilo in oost Europa en 200 in west Europa

Een worp bestaat uit 8/12 jongen

Extra foto’s

KENMERKEN WILD ZWIJN

GEWONE WATERNAVEL

Soortgroep klimopfamilie

Hoofd-biotoop Vrij algemeen in laagveengebieden, in het oosten en

midden van het land en in de duinen, zeldzaam in het

noordelijk zeekleigebied. Elders zeer zeldzaam

Uiterlijke kenmerken lengte: 5 tot 25 centimeter

Bloemen: Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke

als vrouwelijke geslachtsorganen).

Levensduur: Overblijvend

Bloeimaanden: Juli, augustus, september, oktober.

Wortels: Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels: De kruipende, draadvormige stengels zijn iets

behaard. Ze wortelen op de knopen.

Bladeren: De ronde of schildvormige bladeren zijn

gekarteld, 2 tot 4 cm lang en hebben lange stelen.

KENMERKEN GEWONE WATERNAVEL

GROTE NAVELNAVEL

Soortgroep klimopfamilie

Hoofd-biotoop Zeldzaam, maar de soort kan zich in warme zomers sterk

uitbreiden. Ingeburgerd tussen 1975 en 1999.

Uiterlijke kenmerken Afmeting: 10-30 cm.

Levensduur: Overblijvend

Bloeimaanden: Juni, juli en augustus.

Wortels: Op de knopen groeien vele, voor een deel meer

dan 5 cm lange wortels.

Stengels: De stengels zijn 3-5 mm dik.

Bladeren: De bladeren zijn breed niervormig en aan de voet

tot aan de bladsteel ingesneden. Verder zijn ze

onregelmatig vijflobbig. De middelste lob is het duidelijkst

ontwikkeld. De bladeren zijn groter dan die van Gewone

waternavel.

Bloemen: Tweeslachtig

KENMERKEN GROTE WATERNAVEL

WITTE RAPUNZEL

Soortgroep klokjesfamilie

Hoofd-biotoop Zeer zeldzaam in het westen van Noord-Brabant (ten zuiden

van Breda) en uiterst zeldzaam of verdwenen in het oosten en

midden van het land.

Rode lijst 2012. Bedreigd. Trend sinds 1950: sterk

afgenomen. Zeer zeldzaam. Oorspronkelijk inheems.

Uiterlijke kenmerken Afmeting: 30 tot 90 cm.

Levensduur: Overblijvend.

Bloeimaanden: Eind mei en juni.

Wortels: Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels: De stengels staan rechtop.

Bladeren: De bladeren zijn kaal. De wortelbladeren zijn

langgesteeld, eirond tot langwerpig en hebben een hartvormige

voet. De middelste stengelbladeren zijn langwerpig en hebben

meestal een afgeronde of zwak hartvormige voet. De bladrand

is meestal onregelmatig dubbel gezaagd tot gekarteld.

Bloemen: Tweeslachtig

KENMERKEN WITTE RAPUNZEL

STINKEND NIESKRUID

Soortgroep klimopfamilie

Hoofd-biotoop Zeldzaam. Het meest in Zuid-Limburg.

Rode lijst 2012. Thans niet bedreigd. Trend sinds 1950:

stabiel of toegenomen. Zeldzaam. Ingeburgerd tussen

1975 en 1999.

Uiterlijke kenmerken Afmeting: 30 tot 80 cm.

Levensduur: Overblijvend.

Bloeimaanden: Januari, februari, maart, april en mei.

Stengels: Bebladerde stengels met lidtekens aan de stengelvoet.

Bladeren: De wintergroene bladeren omvatten de stengel. Ze

zijn handvormig gedeeld met 3 tot 9 getande, smal

lancetvormige, niet ingesneden slippen,. Ze worden tot 30 cm

lang. De bovenste bladeren en schutbladen zijn niet ingesneden

of hebben een sterk verkleinde bladschijf. De bladeren ruiken

onaangenaam.

Bloemen: Tweeslachtig

KENMERKEN STIKEND NIESKRUID

HOOFDFOTO

HAMSTER

Soortgroep knaagdieren

Hoofd-biotoop Zuid limburg

Uiterlijke kenmerken De hamster is een middelgroot knaagdier met een korte

staart. Hij wordt 200 tot 340 millimeter groot, met een

staartje van 28 tot 60 millimeter, en een gewicht van 150

tot 460 gram.

De bovenzijde van zijn vacht is gelig bruin, met witte tot

gelige vlekken op snuit, schouders en wangen. De

onderzijde is zwart. Dit is vrij bijzonder, aangezien bij de

meeste zoogdieren de buik lichter is dan de rug.

Melanisme komt voor. Hij heeft middelgrote, behaarde oren

Extra foto’s

KENMERKEN HAMSTER

BRUINE RAT

Soortgroep knaagdieren

Hoofd-biotoop

Uiterlijke kenmerken De bijna kale staart is altijd korter dan het lichaam. De

staart heeft 160 tot 190 ringen. Het dier heeft kleine licht

behaarde oren en, in het wild, over het algemeen een ruige

grijsbruine vacht.

De vacht is aan de buikzijde lichtgrijs van kleur. In het wild

komen verscheidene variaties voor, van zwart tot bruin.

Soms zijn de voorpoten zeer licht van kleur, en heeft de

borst een witte vlek. De rat heeft een vrij korte snuit en is,

vooral voor een knaagdier, stevig gebouwd

Extra foto’s

KENMERKEN BRUINE RAT

GROOT DUINSTERRETJE

Soortgroep mossen

Hoofd-biotoop

Uiterlijke kenmerken In de duinen zie je vaak pakketjes van dit mos, bestaande

uit honderden sterretjes. Vooral na regen vallen ze goed op.

Het groeit vaak samen met purpersteeltje.

Bij droog weer rolt elk mosplantje zich op, wachtend op

betere tijden. Duinsterretjes zijn goede zandvasthouders, en

houden dus verstuiving tegen.

Extra foto’s

KENMERKEN GROOT DUINSTERRETJE

HOOFDFOTO

PARAPLUUTJESMOS

Soortgroep mossen

Hoofd-biotoop

Uiterlijke kenmerken Marchantia polymorpha kan overal gevonden waar min of

meer permanent vochtige, voedselrijke, liefst wat

verslempte bodems te vinden zijn. Dat kan in de volle zon

zijn, maar ook onderin een niet geheel gesloten vegetatie

van ruigtekruiden of langs een vochtige tuinmuur.

Behalve op echt zilte gronden gedijt Parapluutjesmos

eigenlijk op alle grondsoorten goed, vooral op plekken waar

grond bewerkt wordt. In bossen en op natuurlijke

standplaatsen komt Parapluutjesmos minder voor.

Extra foto’s

KENMERKEN PARAPLUUTJESMOS

HOOFDFOTO

VEENMOS

Soortgroep mossen

Hoofd-biotoop

Uiterlijke kenmerken veenmos vormt stevige, lichtgroene tot lichtbruine, tot 25 cm lange

planten met een stamdoormeter tussen 0,6 en 1,2 mm.

De epidermis is drielagig, de cellen bezitten gewoonlijk 1 tot

3 porieën en zijn rijk aan spiraalvormige vezels.

De stengelblaadjes zijn tot 2 mm lang en 1.4 mm breed, afgerond

tot bijna rechthoekig, met een smalle zoom van

doorschijnende hyaliene cellen.

De takken staan in bundels van drie tot zes op de stam. De top is

knopvormig, meestal duidelijker gepigmenteerd en draagt aan de

rand tot 2 cm lange, gebleekte takken. De takblaadjes zijn hol en

eivormig, 1 tot 2 mm breed. Ze bestaan uit een netwerk van in

doorsnede driehoekige groene cellen. De sporogonen zijn bijna

bolvormig.

Extra foto’s

KENMERKEN VEENMOS

“zwarte roodstaart”

Foto,s zwarte roodstaart

zwarte roodstaart

Wetenschappelijke naam: Phoenicurus ochruros)

Verblijf: trekvogel

Voedsel: Insecten en vruchten

Lengte: 14 cm lang

Duidelijk kenmerk heeft een roestrode staart

Mannetjes: roetzwart met witte vlekken op de vleugels

Vrouwtje: Het vrouwtje is minder zwart tot bruin en heeft geen witte vlekken

Gaffeltand

Kenmerken Gaffeltand

Soortgroep Sporenplant, bladmossen

Hoofd-biotoop Overal waar schaduw is

Uiterlijke kenmerken • Mos groeit op schors, steen en bodem• Licht groen• De bladeren leunen naar een kant• Maakt voortaan vrijwel nooit sporen hoopjes aan• topkapselmos

Extra foto’s

Klauwtjesmos, spec.

Klauwtjesmos, spec.

Soortgroep Sporenplant, bladmossen

Hoofd-biotoop Overal waar schaduw is

Uiterlijke kenmerken • Licht groen• Slaapmos• Lacet vormige blaadjes• Blaadjes buigen naar beneden

Extra foto’s

“Fraai Haarmos

Kenmerken Fraai Haarmos

Soortgroep Sporenplant, bladmossen

Hoofd-biotoop Arm bos

Uiterlijke kenmerken • Groeit op grof substraat• Vliesjes over sporen kapseltjes bestaan uit haren• vaak uitgestrekte donkergroene zoden• Groeit op zandgronden• topkapselmos

Extra foto’s

Gewoon sterrenmos

Kenmerken Gewoon sterrenmos

Soortgroep sporenplant, bladmossen

Hoofd-biotoop Arm bos

Uiterlijke kenmerken • Mannelijk orgaantjes lijken satertjes• Blad redelijk doorzicht• Blad gekarteld• Kleur is licht groen• Top kapselmos

Extra foto’s